Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet...

84
JAARVERSLAG 2012

Transcript of Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet...

Page 1: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

JAARVERSLAG 2012

Page 2: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

2

1 Amber : een algemene schets ........................................................................................................... 6 1.1 Huidige erkenningen ...................................................................................................................... 6 1.2 Raad van Bestuur en Algemene Vergadering ...................................................................... 7 1.3 Personeel ............................................................................................................................................ 8

1.4 Vorming .............................................................................................................................................. 9

2 Jaarverslag Thuisbegeleiding ........................................................................................................... 13 2.1 Inleiding ............................................................................................................................................ 13

2.2 Bezettingscijfers ............................................................................................................................ 13 2.3 TB ........................................................................................................................................................ 14

2.3.1 Aanmeldingen en (centrale) wachtlijst ........................................................................ 14 2.3.2 Jaaroverzicht van de begeleide gezinnen ................................................................... 14 2.3.3 Informatie over de in 2012 gestarte begeleidingen ............................................... 15

2.3.4 Informatie over de in 2012 beëindigde begeleidingen .......................................... 16

2.4 Jaarverslag TB25 ........................................................................................................................... 19 2.4.1 Aanmeldingen ........................................................................................................................ 19 2.4.2 Jaaroverzicht van de begeleide gezinnen ................................................................... 22

2.5 Informatie uit de registratie in Begeleiding in cijfers (Binc) voor TB en TB25...... 32 2.5.1 Kansarmoede ......................................................................................................................... 32 2.5.2 Samenwerking met andere diensten en samenlopende hulpverlening buiten

BJB ............................................................................................................................................. 33

2.5.3 Verdere hulpverlening na afloop begeleiding en nazorg ....................................... 33

2.6 Werken met Signs of Safety in 2012 .................................................................................... 34

2.6.1 Gevolgde opleidingen ......................................................................................................... 34 3 Jaarverslag Begeleid Zelfstandig Wonen ..................................................................................... 44

3.1 Inleiding ............................................................................................................................................ 44

3.2 Jaaroverzicht van de begeleide jongeren ............................................................................ 44 3.2.1 Inleiding ................................................................................................................................... 44

3.2.2 Jaaroverzicht .......................................................................................................................... 45 3.3 Inhoudelijk deel: Bevindingen na 1 jaar BZW-40 ............................................................ 60

3.3.1 Inleiding ................................................................................................................................... 60

3.3.2 Enkele bijsturingen van het theoretisch model ........................................................ 60 3.3.3 Positie van de begeleider .................................................................................................. 61

4 Jaarverslag Kwaliteit ............................................................................................................................ 65 4.1 Up-to-date houden van het kwaliteitshandboek ............................................................... 65 4.2 Gebruiksvriendelijk maken van het kwaliteitshandboek ................................................ 66

4.3 Tevredenheidsmeting .................................................................................................................. 67 4.3.1 Tevredenheidsmeting gebruikers thuisbegeleiding ................................................. 67

4.3.2 Tevredenheidsmeting verwijzers thuisbegeleiding .................................................. 75

4.3.3 Tevredenheidsmeting verwijzers TB25 ........................................................................ 76 4.3.4 Tevredenheidsmeting gebruikers BZW ........................................................................ 77 4.3.5 Tevredenheidsmeting verwijzers BZW ......................................................................... 81

4.4 Het decreet rechtspositie van de minderjarige ................................................................. 82 4.5 Vorming en extern overleg ....................................................................................................... 83 4.6 Hoe gaan we verder in 2013? .................................................................................................. 83

.

Page 3: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

3

Voorwoord

In 2012 werd het proces van organisatieontwikkeling verder gezet en nagedacht over

hoe we Amber in de toekomst vorm willen geven. Sinds november 2011 werd dit intern

proces begeleid door Els Schepens (KHLim, zelfstandige). Een focusgroep bestaande uit

teamverantwoordelijken, inhoudelijk verantwoordelijken, personeelsadministrator en

directie, vergaderde in totaal 15 keer. Met deze groep werd de grondslag gelegd voor

een nieuwe missie en visie. Om hiertoe te komen werd de organisatie zoals ze nu werkt

onder de loep genomen, werden logische niveaus in een organisatiemodel bekeken en

toegepast op Amber, werden discussies gevoerd rond waarden, inhoudelijke

streefdoelen. Principes vanuit missie/visie werden mee genomen in het vormgeven van

de organisatiestructuur. Ondertussen werd ook nagedacht over beslissingskaders en

participatieniveaus voor de diverse betrokkenen, procedures en het praktisch vormgeven

van een werkcontext.

We kunnen niet anders dan vaststellen dat deze fase van de organisatieontwikkeling op

het juiste moment kwam. Inhoudelijk sluiten de basisprincipes om onze organisatie vorm

te geven erg aan bij de evoluties die we ruimer in de maatschappij terugvinden en die

ook aan de basis liggen van het experimenteel modulair kader (van kracht sinds 1

januari 2013), nl. evolutie naar een vraaggericht werken en een waarderende benadering

en leidinggeven (oplossingskracht en competenties van mensen inzetten). Eigenlijk

komen beide evoluties samen en streven we ernaar om te evolueren naar een organisatie

waar kan geëxperimenteerd worden met flexibele trajecten voor onze cliënten, op maat

en vraag van onze cliënten en waar de personeelsleden van Amber hun talenten kunnen

inzetten en kunnen werken in een prettige werkomgeving. De voorstellen tot verandering

naar aanleiding van dit proces van organisatieontwikkeling zullen in 2013 ook effectief

gestalte krijgen.

Het zich blijven vastbijten in de doelgroep jonge kwetsbare gezinnen/tienerouders lijkt

eindelijk vruchten af te werpen in die zin dat er zich mogelijks een regulier

subsidiëringskader aandient. Het Agentschap Jongerenwelzijn lanceerde in december

2012, een projectoproep voor de opstart van een Centrum voor Integrale gezinszorg in

Vlaams-Brabant en Oost-Vlaanderen. In dit kader werd vanuit een

samenwerkingsverband tussen Monte Rosa, De Wissel en vzw Amber een projectvoorstel

voor realisatie van ‘De Shelter’ ingediend.

Page 4: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

4

Een denkgroep Shelter-beo waarin verschillende organisaties vanuit diverse sectoren

deelnemen, werkt aan een inhoudelijke verdieping van het concept en bewaakt mee de

strategische stappen die dienen gezet te worden in functie van het realiseren van dit

aanbod. ‘De Shelter’ ambieert in Vlaams Brabant een centrum te worden voor kwetsbare

jonge ouders, ingebed in een sector overschrijdende samenwerking en in het bestaand

aanbod in de regio. Binnen dit centrum willen we een engagement aangaan tot opname

en bestendigen van de begeleiding, waarbij deze begeleiding best gebeurt in de eigen

leefomgeving, zo niet steeds in actieve betrokkenheid van deze omgeving, met de regie

bij de ouder(s) zelf.

We achten hierin volgend aanbod noodzakelijk:

� zeer flexibele (op vlak van intensiteit, frequentie en duur) mobiele

contextbegeleidingen als alternatief voor of in combinatie met …

� een flexibel inzetbare residentiële gespecialiseerde setting voor gezinnen

én ondersteunend:

� een trajectbegeleiding op langere termijn voor de ouder(s)

� een expertisecentrum in dit domein voor begeleiders uit de regio. Voor het

expertisecentrum hopen we op een goede samenwerking met Farah

(expertisecentrum tot aan de bevalling) zodat wij als expertisecentrum jong

ouderschap, aanvullend kunnen zijn op hun aanbod.

In de loop van maart 2013 krijgen we al dan niet fiat om het project ook te laten starten.

De voorziene datum voor opstart is 1 april 2013. Hopelijk kunnen we u volgend jaar

verslag uitbrengen van een geslaagde opstart!

Zoals in de voorgaande jaren geeft in voorliggend jaarverslag elke werkvorm een

beschrijving van hun werking van het voorbije jaar aan de hand van cijfergegevens.

Daarenboven worden een aantal inhoudelijke thema’s eigen aan de werking toegelicht.

We danken alle personeelsleden, de leden van de Raad van Bestuur en de Algemene

Vergadering voor hun inzet en gedrevenheid!

Wij wensen u veel leesgenot!

Page 5: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

5

AMBER:

EEN ALGEMENE SCHETS

Page 6: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

6

1 Amber : een algemene schets

1.1 Huidige erkenningen

Amber onderschrijft de inhoudelijke principes van de rondzendbrief “Experimenteel

modulair kader Jongerenwelzijn”; modulering, inzetten op contextbegeleiding, sociaal

ondernemerschap, een aangepaste financiering.

Aangezien we als organisatie al een tijdje zelf onze begeleidingen zeer vraaggericht

aanbieden, leek het instappen in het Experimenteel modulair kader Jongerenwelzijn ons

de mogelijkheid te bieden om hiermee zeker op organisatorisch vlak nog verder te

experimenteren. In ons inhoudelijk werk sluiten we nu al heel erg aan bij de nood/vraag

van de cliënt en doet de begeleider al aan constante vraagverheldering door aan het

einde van elk huisbezoek te checken of hetgeen we aanbieden aansluit op zijn vraag.

Daarom hebben we ons kandidaat gesteld om in te treden vanaf begin 2013 en heeft het

Agentschap onze vorige erkenning opgeheven en is Amber vanaf 1 januari 2013 erkend

als organisatie voor bijzondere jeugdzorg die onderstaande modules aanbiedt, die

georganiseerd worden vanuit 1 afdeling:

• 16 modules contextbegeleiding, basisintensiteit (1u/week face-to-face contacten)

• 13 modules contextbegeleiding, midden intensiteit (2u/week face-to-face

contacten)

• 3 modules contextbegeleiding, hoge intensiteit (3u/week face-to-face contacten)

• 19 modules contextbegeleiding in functie van autonoom wonen, midden intensiteit

(2u/week face-to-face contacten)

• 5 modules contextbegeleiding in functie van autonoom wonen, basisintensiteit

(1u/week face-to-face contacten)

We gaan moeten bekijken hoe we de flexibele cliënttrajecten best vorm kunnen geven

over modules heen.

Wat we alleszins ambiëren is het mogelijk maken van:

• meer interne samenwerking tussen contextbegeleiding en contextbegeleiding in

functie van autonoom wonen,

• de kortdurende werkvormen tb25 en bzw-40 we als aparte module te blijven

aanbieden,

• het uitwerken van een organisatorisch kader dat flexibele cliënttrajecten faciliteert

en

• externe samenwerking met andere organisaties uitbouwen die concrete

cliënttrajecten en innovatieve trajecten mogelijk maken. De

Page 7: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

7

combinatiemogelijkheid van diverse modules, ook met modules die niet door de

eigen organisatie aangeboden worden, biedt het perspectief dat hulptrajecten juist

langer kunnen doorlopen omdat we beroep kunnen doen op een andere

organisatie die een bijkomend noodzakelijk aanbod biedt.

Onze teams hebben al veel opleiding gehad rond vraaggericht en oplossingsgericht

werken (nl. 11 daagse opleiding voor het team TB en TB25 rond ‘gezin centraal’, een

coachingstraject voor de coaches en iemand als trainer opgeleid). Ook rond signs of

safety zijn reeds enkele dagen teamvorming gevolgd en zijn er nog gepland. Bovendien

werken we al enkele jaren zeer vraaggericht, werken we al met methodieken die het

vraaggericht werken ondersteunen… begeleiders en teams zoeken actief naar manieren

om de begeleidingscontacten meer op maat in te zetten. Amber werkte dus al duidelijk in

deze lijn. Het Experimenteel modulair kader Jongerenwelzijn maakt verdere evolutie

mogelijk!

1.2 Raad van Bestuur en Algemene Vergadering

De leden van de Raad van Bestuur zijn Henri Homblé, Davy Nijs, Cindy Penninck,

Jeannine Engelbosch, Rony Timmermans (voorzitter) en Jos Vrebosch (secretaris). De

twee directieleden, Nadia Biermans en Marleen Lemmens, nemen deel als waarnemend

lid.

De Algemene Vergadering bestaat uit de leden van de Raad van Bestuur, aangevuld met

Leen Van Rensbergen, Johan Mommaerts, Lien Gaublomme, Ria Van Laer, Nadia

Biermans, Marleen Lemmens en als beschermend lid Tine Sinnaeve.

Page 8: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

8

1.3 Personeel

Personeelsbestand voor 2012:

Directie:

Marleen Lemmens: beleidsdirectie

Nadia Biermans: personeelsdirectie

Kwaliteitscoördinatie:

Katrien Van obberghen: kwaliteitscoördinator

Patrice Dewolf: kwaliteitscoördinator (vervanging)

Begeleid zelfstandig wonen:

Koen Hellinckx: teamverantwoordelijke + begeleider

Els Motmans: inhoudelijk verantwoordelijke + begeleidster

Liliane Barthélemy: begeleidster

Katrien Aerts: begeleidster

Severien Helsen: begeleidster

Sarah Polfliet: begeleidster

Leentje Beeckman: begeleidster (vervanging)

Tinneke Ceyssens: begeleidster (vervanging)

Thuisbegeleiding:

In de loop van 2012 is het team TB25 samengesmolten met het team TB

Ine Vandermolen: teamverantwoordelijke TB tot het samengaan van de teams

Kris Nelen: inhoudelijk verantwoordelijke + begeleidster

Patrice Dewolf: begeleidster

Katrien Van obberghen: begeleidster

Brunhilde Schiettecatte: teamverantwoordelijke TB25 tot het samengaan van de teams

TB en TB25, nadien teamverantwoordelijke TB

Valerie Norman: begeleidster

Leslie Gordts: begeleidster

Elke Adriaens: begeleidster

Anneleen Gorissen: begeleidster (vervanging)

Tine Willems: begeleidster (vervanging)

Page 9: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

9

Administratie:

Hilde Van de Cauter: administratief medewerkster

Monique Moerenhout: administratief medewerkster

Marleen Keymolen: administratief medewerkster

Wim Loeckx: logistiek medewerker

Erik Peeters: tijdelijke administratieve medewerker

Stagiaires in 2012:

Tine Willems: TB

Sarah Rectem: BZW

1.4 Vorming

Directie:

Griet Bouwen (Stebo), ‘Onderhoud rond organisatieontwikkeling’, 1 maart 2012:

Nadia Biermans en Marleen Lemmens

Acerta, Smart Session ‘Het Vlinderakkoord’, 7 maart 2012: Nadia Biermans

De Schommel en vzw Amber, ‘Oplossingsgericht werken’, 21 maart 2012: Nadia

Biermans en Marleen Lemmens

Integrale Jeugdhulp Vlaams-Brabant/Brussel, ‘IJH Samenspraak: vorming voor

leidinggevenden’, 16 april 2012: Marleen Lemmens

Acerta, Smart Session ‘U bent werkgever voor u het weet’, 15 mei 2012: Nadia

Biermans

Amber, BZW-40, ‘Loslaten en verbinden van pubers’, 21 mei 2012 en 18 juni 2012:

Marleen Lemmens

Agentschap jongerenwelzijn, ‘Experimenteel modulair kader binnen

Jongerenwelzijn’, 24 mei 2012: Nadia Biermans

TheO, ‘TheO: zelfsturende teams, is de (bedrijfs)wereld daar wel klaar voor?’, 7

juni 2012: Marleen Lemmens

Centrum Informatieve Spelen, ‘Actieve tools OO’, 8 juni 2012: Marleen Lemmens

Vlaams Welzijnsverbond, ‘Het vuur delen! Samen werken aan samenwerking’, 11

september 2012: Nadia Biermans, Marleen Lemmens

Acerta, Smart Session ‘Wees klaar voor de sociale inspectie’, 15 oktober 2012:

Nadia Biermans

Socialware, ‘Infosessie windows 8’, 13 oktober 2012: Nadia Biermans

Page 10: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

10

BZW:

De aanzet, ‘BZW-werking: netwerkgerichte begeleiding en intensieve

netwerkbegeleiding’, 6 februari 2012: Els Motmans, Koen Hellinckx, Sarah Polfliet en

Severien Helsen

KHLim, ‘Studiedag: oplossingsgerichte gespreksvoering’, 15 maart 2012: Katrien

Aerts, Liliane Barthélemy

Link in samenwerking met Integrale Jeugdhulp, ‘Studiedag: Niet te vatten!’, 22 maart

2012: Els Motmans, Katrien Aerts, Liliane Barthélemy, Sarah Polfliet, Koen Hellinckx

Leren Over Leven, ‘Contextuele vorming’, vijfdaagse vorming 2, 9, 16, 30 mei en 6

juni 2012: Sarah Polfliet

Bruno Hillewaere, ‘Teamvorming’, 21 mei 2012: Katrien Aerts, Liliane Barthélemy,

Sarah Polfliet, Koen Hellinckx, Severien Helsen, Els Motmans

Bruno Hillewaere, ‘Teamvorming’, 18 juni 2012: Liliane Barthélemy

Vzw Rapunzel, ‘Intake in functie van start langdurige opleiding Systemische

gezinscounseling’, 19 september 2012: Severien Helsen

Amber TB, ‘Teamvorming’, 4 oktober 2012: Liliane Barthélemy, Sarah Polfliet, Severien

Helsen, Leentje Beeckman

Debat Link, ‘Psy integratie’, 22 oktober 2012: Liliane Barthélemy

KHLim, ‘Studienamiddag: Burn out’, 13 november 2012: Sarah Polfliet en Severien

Helsen

Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet

Thuisbegeleiding:

Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’, 12, 13, 26 en 27

januari 2012; 7, 9, 10 en 21 februari 2012; 16, 21, 24, 27 maart 2012; 11, 23 mei

2012; 1, 13, 27, 29 juni 2012: Kris Nelen

KHLim, ‘Opleiding duplopopologie’, 2 en 3 februari 2012: Elke Adriaens

VUB, ‘Deelname effectiviteitsonderzoek kortdurende TB’, 14 en 28 maart 2012:

Brunhilde Schiettecatte en Leslie Gordts

Vzw De Trommel, ‘Vormingsdag ‘Hier ben ik’, 19 april 2012: Ine Vandermolen Leslie

Gordts en Anneleen Gorissen

Vzw Sporen, ‘Intervisie: werken met kinderen’, 26 april 2012: Patrice Dewolf

Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Coach de coach Gezin Centraal’, 11 mei 2012; 29 juni

2012: Kris Nelen

Vlaams Welzijnsverbond ’Radar op zelfevaluatie’, 16 mei 2012: Patrice Dewolf

Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’, 23 mei 2012

Page 11: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

11

Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen ‘Kinderen van ouders met een

afhankelijkheidsprobleem. Hoe hen ondersteunen en hun veerkracht verhogen?’

11 juni 2012: Anneleen Gorissen

Integrale Jeugdhulp, ‘Signs of safety’, 14 en 15 juni 2012: Kris Nelen en Elke Adriaens

Els Schepens, ‘Reflectiedag over team TB25’, 28 juni 2012: Brunhilde Schiettecatte,

Leslie Gordts en Elke Adriaens

Leren Over Leven, ‘Vervolgopleiding Contextuele Hulpverlening, 2de jaar’,

september-juni 2012: Valerie Norman

De Wissel, ‘Debatlunch’, 5 oktober 2012: Kris Nelen en Brunhilde Schiettecatte

VWV, ‘Professioneel omgaan met risico’s in de kinderopvang en de jeugdhulp’,

10 oktober 2012: Brunhilde Schiettecatte

Vzw Sporen, ‘Opleiding Signs of safety’, 12 oktober 2012: Brunhilde Schiettecatte

Elke Adriaens en Leslie Gordts

Expertiseplatform Jeugdzorg, ‘Studiedag rond effectiviteit en efficiëntie in de

bijzondere jeugdzorg’, 23 oktober 2012: Leslie Gordts

Vzw Sporen, ‘Opleiding Signs of safety’, 25 oktober en 15 november 2012: Kris Nelen

Leslie Gordts, Elke Adriaens, Tine Willems (enkel 25/10) en Katrien Van obberghen

Media Train,’Mediawijsheid en ICT-methoden voor Bijzondere Jeugdzorg’, 16

november 2012: Leslie Gordts en Patrice Dewolf

Vzw De Schommel, ‘Plan vzw’, 10 december 2012: Kris Nelen

Vzw Amber, ‘Motiverende gesprekstechnieken’, 13 december 2012: Kris Nelen ,

Patrice Dewolf, Ine Vandermolen Leslie Gordts en Katrien Van obberghen

Administratie:

Acerta, Smart Session ‘U bent werkgever voor u het weet’, 15 mei 2012: Hilde Van

de Cauter,

Agentschap jongerenwelzijn, ‘Experimenteel modulair kader binnen

Jongerenwelzijn’, 24 mei 2012: Hilde Van de Cauter

Idewe, ‘EHBO bijscholing’, 1 oktober 2012: Wim Loeckx

Acerta, Smart Session ‘Wees klaar voor de sociale inspectie’, 15 oktober 2012: Hilde

Van de Cauter

Page 12: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

12

THUISBEGELEIDING

Page 13: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

13

2 Jaarverslag Thuisbegeleiding

2.1 Inleiding

Binnen de thuisbegeleiding van Amber bieden we twee werkvormen aan. In de

thuisbegeleiding met variabele duur (verder in dit jaarverslag TB genoemd) is de duur

van de begeleiding niet vooraf vastgelegd. De verwijzer verwijst een gezin naar TB voor

een periode van 1 jaar. Deze periode kan door de verwijzer zowel verlengd als ingekort

worden, afhankelijk van de evolutie in het gezin. In TB25 bieden we kortdurende

thuisbegeleiding aan gezinnen. De verwijzer verwijst een gezin naar TB25 om in 25

contacten te werken aan de belangrijkste opvoedingsdoelen van het gezin. TB25 volgt

hierbij een striktere fasering.

In 2012 zijn de begeleiders van TB en TB25 binnen Amber samen gaan werken in 1

thuisbegeleidingsteam. Voor het jaarverslag hebben we er dit jaar voor gekozen om een

aantal resultaten voor de beide werkvormen nog afzonderlijk weer te geven.

We geven in 1.2. de bezettingscijfers van beide werkvormen weer. In 1.3. geven we een

aantal resultaten van TB weer en in 1.4. bespreken we de cijfers van TB25. In 1.5.

komen de gegevens van Binc (Begeleiding in cijfers) aan bod. Hierbij maken we geen

onderscheid tussen de gegevens van TB en TB25, omdat de cijfers binnen Binc niet apart

worden verzameld. In 1.6. werken we een thema uit waar het thuisbegeleidingsteam (TB

en TB25) dit jaar verder rond aan de slag is gegaan: Signs of Safety.

2.2 Bezettingscijfers

Bij een vrije plaats wordt het volgende gezin op de wachtlijst zo snel mogelijk opgestart.

De bezetting van TB25 was 85,06%. De maandelijkse bezetting varieert tussen 65,32%

en 103,63%. TB had een gemiddelde bezetting van 99%. Dit is, in vergelijking met

vorige jaren voor TB, een hoog cijfer. Gewoonlijk hebben we een bezetting van rond de

90%. De maandelijkse bezetting varieert tussen 89% en 106%.

De percentages zijn te verklaren door de afspraak die werd gemaakt tussen Amber en de

Provinciale centrale wachtlijst waarbij in 2012 vrijgekomen TB25-plaatsen ook door TB-

toewijzingen konden worden ingevuld (bv wanneer er geen TB25 gezinnen op de

wachtlijst stonden). Dit maakte dat in 2012 TB zes maanden een bezettingsgraad van

meer dan 100% had. Ook TB25 is één maand boven de 100% gegaan.

Page 14: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

14

2.3 TB

Hieronder worden de resultaten besproken voor de werkvorm ‘thuisbegeleiding met

variabele duur’. Deze gegevens werden verzameld met behulp van ons eigen

registratiesysteem.

2.3.1 Aanmeldingen en (centrale) wachtlijst

De aanmeldingen van de gezinnen voor TB gebeuren sinds juli 2009 via de Provinciale

Centrale Wachtlijst (CWL). Als er een TB-plaats vrij komt op ons team, melden we dit

aan deze Centrale Wachtlijst en wijzen zij een gezin toe aan deze plaats zodat een

begeleiding kan opstarten

2.3.2 Jaaroverzicht van de begeleide gezinnen

In 2012 begeleidden we 32 gezinnen. Drie gezinnen hebben we het hele jaar begeleid.

Zeventien gezinnen zijn gestart in de loop van 2012 en 16 gezinnen zijn gestopt in 2012.

Bij drie gezinnen startte en stopte de begeleiding in 2012. Uitzonderlijk hebben we

gedurende 6 maanden voor 1 gezin een ‘dubbele begeleiding’ gedaan. In 2011 bereikten

we 28 gezinnen via TB.

Via deze 32 gezinnen bereikten we 92 thuiswonende kinderen. Daarnaast hebben deze

gezinnen 14 niet-thuiswonende kinderen, waar we in de meeste begeleidingen geen

contact mee hebben. In de voorbije 8 jaar bereikten we 21 tot 32 gezinnen per jaar met

49 tot 92 thuiswonende kinderen. Het aantal bereikte gezinnen én kinderen is dus in

2012 erg groot. Deze evolutie is sinds 2010 zichtbaar.

3

13 stoppers

14 starters

3 blijvers

3 starters en

stoppers

Page 15: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

15

2.3.3 Informatie over de in 2012 gestarte begeleidingen

2.3.3.1 Identificatie verwijzer

De verwijzers van de 17 opgestarte begeleidingen zijn voor 11 begeleidingen het Comité

Bijzondere Jeugdzorg Leuven en voor 6 begeleidingen de Jeugdrechtbank van Leuven.

We hebben 16 gezinnen opgestart, uitzonderlijk hebben we gedurende 6 maanden in 1

gezin een ‘dubbele begeleiding’ gedaan. Dit is dezelfde verhouding als in 2010 en 2011.

2.3.3.2 Identificatie cliënt

Van de 16 opgestarte gezinnen zijn 5 gezinnen kerngezinnen. In 3 gezinnen wonen de

kinderen bij hun alleenstaande moeder. In 5 gezinnen wonen de kinderen in een nieuw

samengesteld gezin. In 1 gezin wonen de kinderen bij hun papa. Eén kind woont bij zijn

grootouders. In één begeleiding deed de begeleidster in een echtscheidingssituatie

huisbezoeken bij beide ouders.

Er zijn 37 inwonende kinderen in de 16 gezinnen. Dit betekent gemiddeld 2,3 inwonende

kinderen per gezin. De grootte van de gezinnen varieert van 1 kind tot 5 kinderen (die in

het gezin wonen).

Jonger dan 3 jaar 4

Tussen 3 en 6 jaar 15

Tussen 7 en 12 jaar 12

Tussen 13 en 15 jaar 3

Tussen 16 en 18 jaar 2

Tussen 19 en 21 jaar 1

Totaal 37

Tabel 1: de leeftijd van de inwonende kinderen bij de opgestarte gezinnen

In de opgestarte gezinnen zijn 84% van de kinderen jonger dan 13 jaar. Het is niet onze

bedoeling ons specifiek te richten op kinderen tot 13 jaar. We blijven ons richten op

kinderen en jongeren van 0 tot 18 jaar.

Page 16: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

16

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012

Tabel 2: Percentage van de kinderen in de begeleide gezinnen jonger dan 13 jaar

van 2003 tot 2012

Naast de 37 thuiswonende kinderen horen bij de opstartende gezinnen 15 (vaak

volwassen) kinderen die niet in het gezin wonen dat wij begeleiden. Hiervan wonen bij de

start van de begeleiding 10 kinderen zelfstandig en verblijven 5 kinderen in een

pleeggezin of een residentiële setting.

Thuiswonend 37

In een pleeggezin of een MPC of een voorziening 5

Bij andere ouder 10

Totaal in de opstartende gezinnen 52

Tabel 3: Totaal aantal kinderen horend bij de opgestarte gezinnen

2.3.4 Informatie over de in 2012 beëindigde begeleidingen

2.3.4.1 Begeleidingsduur

De begeleidingsduur is voor de 16 afgesloten gezinnen erg verschillend. De gemiddelde

begeleidingsduur is 12 maanden. De begeleidingstijd varieert van 3 maanden tot 2 jaar.

Drie kwart van de begeleidingen liepen maximum 1 jaar. In 2011 was de gemiddelde

begeleidingsduur eveneens 12 maanden. In 2010, 2009 en 2008 bedroeg de gemiddelde

duur respectievelijk 14, 21 en 13 maanden.

Page 17: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

17

2 - 6 maanden 4

7 – 12 maanden 8

13 – 18 maanden /

19 - 24 maanden 4

Totaal 16

Tabel 4: begeleidingsduur voor de 16 afgesloten gezinnen

Page 18: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

18

Page 19: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

19

2.4 Jaarverslag TB25

2.4.1 Aanmeldingen

2.4.1.1 Aantal aanmeldingen

Alle aanmeldingen bij TB25 gebeuren via het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg of de

Sociale Dienst van de Jeugdrechtbank. Net als in 2011 gebeurden in 2012 alle

aanmeldingen vanuit het bestuurlijk arrondissement Leuven. De consulent beslist of het

gezin op de wachtlijst wordt geplaatst van TB25. Van zodra er een begeleidingsplaats

vrijkomt, brengt TB25 de Centrale Wachtlijst hiervan op de hoogte. De Centrale

Wachtlijst wijst een gezin toe aan deze plaats. In 2012 werden er 34 toewijzingen

gedaan bij TB25.

Toegewezen gezinnen in 2012

Consulent JRB Leuven 14

Consulent CBJ Leuven 20

Totaal 34

Tabel 1: Aantal toegewezen gezinnen in 2012 en hun verwijzer.

Na de toewijzing door de Centrale Wachtlijst neemt de consulent contact op met het

gezin en met TB25 om informatie door te geven en de intake vast te leggen. Bij 68% van

de toegewezen gezinnen in 2012 startte de TB25-begeleiding op in 2012.

In 2012 startte 26% van de toegewezen gezinnen niet op. Dit relatief hoge aantal

betekent een belasting voor het team. Het uiteindelijk toch niet opstarten van een

toegewezen gezin verlengt de periode tussen het melden van een open TB25-plaats en

het effectief starten van de begeleiding. In 2011 zijn we gestart met het op voorhand

doorgeven van vrijkomende plaatsen aan de Centrale Wachtlijst. Dit geeft de consulenten

meer tijd om het gezin te contacteren en na te gaan of ze ingaan op het TB25-aanbod.

Toch merken we dat dit in de praktijk moeilijk blijft lopen.

Twee gezinnen werden eind december 2012 toegewezen en starten pas op in 2013. Eén

toegewezen gezin staat op het eind van 2012 nog in de wachtkamer. Dit wil zeggen dat

het gezin op het moment van toewijzing niet opstart-klaar is. Het gezin wordt opnieuw

op de wachtlijst geplaatst en komt op de eerstvolgende plaats. In de loop van 2012

Page 20: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

20

werden nog drie andere gezinnen in de wachtkamer geplaatst. Deze gezinnen startten

uiteindelijk niet op.

Aantal gezinnen

aangemeld door

JRB

Aantal

gezinnen

aangemeld

door CBJ

Totaal

aantal

toegewezen

gezinnen

Opgestart in 2012 8 15 23

Beslissing ‘niet opstarten’ 3 5 8

Wachtkamer 1 0 1

Opstart in 2013 2 0 2

Totaal aantal toegewezen gezinnen 14 20 34

Tabel 2: Beslissing m.b.t. de opstart van de toegewezen gezinnen in 2012

2.4.1.2 Opgestarte begeleidingen

Er werden 28 begeleidingen opgestart in 2012. Daarvan werden 23 gezinnen ook

toegewezen in 2012. De overige 5 gezinnen werden reeds toegewezen in 2011 en staan

dus niet vermeld in Tabel 2.

In 2012 werd 32% van de opgestarte gezinnen aangemeld door de Jeugdrechtbank en

68% door het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg.

Opgestarte gezinnen in 2012

Aangemeld door consulent JRB Leuven 9

Aangemeld door consulent CBJ Leuven 19

Totaal 28

Tabel 3: Aantal opgestarte begeleidingen in 2012 en hun verwijzer.

Page 21: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

21

2.4.1.3 Niet-opgestarte begeleidingen

Een deel van de toegewezen gezinnen start uiteindelijk niet op voor een TB25-

begeleiding (zie ook 1.1.1). Tijdens de wachttijd tussen aanmelding en opstart kunnen

veranderingen in de gezinssituatie of de hulpvragen van het gezin tot gevolg hebben dat

een kortdurende begeleiding niet langer een antwoord biedt voor een gezin. De beslissing

om al dan niet op te starten wordt gemaakt door de consulent in overleg met het gezin.

Een overzicht van de redenen om niet op te starten wordt gegeven in tabel 4.

In tabel 4 zien we een verklaring voor het niet opstarten van 8 van de 34 toegewezen

gezinnen. Bij de helft van de niet opgestarte gezinnen was de reden dat het gezin geen

vraag meer had. Bij een vierde van de gezinnen werd er gekozen voor een andere

maatregel.

Aantal

gezinnen

aangemeld

door JRB

Aantal

gezinnen

aangemeld

door CBJ

Totaal

toegewezen,

niet gestarte

gezinnen

Gezin heeft geen vraag meer 1 3 4

Keuze voor andere maatregel waar plaats is

vrijgekomen (MPK, observatie...)

2 0 2

Andere 0 2 2

Totaal niet-opgestarte gezinnen 3 5 8

Tabel 4: Redenen waarom toegewezen gezinnen niet opstarten

2.4.1.4 Wachttijd van de opgestarte gezinnen

De wachttijd voor een start van een begeleiding bij TB25 wordt berekend op basis van de

tijd tussen het moment van de aanmelding op de Centrale Wachtlijst en het moment van

de opstart bij TB25. In 2012 kon 46% van de begeleidingen opstarten binnen 2 maanden

na aanmelding op de Centrale Wachtlijst. 29% van de opgestarte gezinnen moesten

langer dan 3 maanden wachten. De langste wachttijd was 5 maanden.

Page 22: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

22

Minder dan 1 maand 4

Tussen 1 en 2 maanden 9

Tussen 2 en 3 maanden 7

Tussen 3 en 4 maanden 2

Tussen 4 en 5 maanden 4

Tussen 5 en 6 maanden 2

Totaal opgestarte gezinnen 28

Tabel 5: Wachttijd tussen aanmelding op de CWL en opstart bij TB25 van de

begeleidingen opgestart in 2012

2.4.2 Jaaroverzicht van de begeleide gezinnen

Het betreft 34 begeleidingen, beëindigd in 2012. Deze begeleidingen werden opgestart

tussen juni 2011 en oktober 2012.

2.4.2.1 Identificatie gezinnen

2.4.2.1.1 Gezinssamenstelling

In 2012 vond iets meer dan een derde van de begeleidingen (38%) plaats in het

oorspronkelijke gezin. Bij iets meer dan de helft van de begeleidingen ging het om een

één-oudergezin (29% van de begeleidingen) of een nieuw samengesteld gezin (26% van

de begeleidingen). T.o.v. 2011 is het percentage kerngezinnen licht gedaald en het

percentage één-ouder- en nieuw samengestelde gezinnen licht gestegen. Opvallend is

dat er geen begeleidingen enkel in een één-oudergezin met de vader als

opvoedingsfiguur plaatsvonden. Bij twee gezinnen waren de ouders gescheiden en vond

er begeleiding plaats in zowel het milieu van vader als het milieu van moeder.

Gezinnen

aangemeld

door JRB

Gezinnen

aangemeld

door CBJ

Totaal

Oorspronkelijk gezin 4 9 13

Eén-oudergezin – moeder 1 9 10

Eén-oudergezin – vader 0 0 0

Nieuw samengesteld gezin

(partner woont minstens 3 md. in

3 6 9

Page 23: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

23

het gezin)

Bilocatie met begeleiding in beide

milieus

0 2 2

Totaal 8 26 34 gezinnen

Tabel 6: Gezinssamenstelling van de TB25-gezinnen waar begeleiding beëindigd

werd in 2012

2.4.2.1.2 Kinderen

In 2012 bereikten we in totaal 76 kinderen. Dit is gelijklopend met 2011 (71 kinderen in

begeleiding).

Kinderen uit gezinnen

aangemeld door JRB

Kinderen uit gezinnen

aangemeld door CBJ

Totaal

Aantal kinderen 12 64 76

Tabel 7: Aantal kinderen in de gezinnen waar TB25-begeleiding beëindigd werd in

2012

Net als de vorige jaren bestaat de meerderheid van de begeleide gezinnen (68%) uit één

of twee kinderen. T.o.v. 2011 is er een daling van het aantal gezinnen met meer dan vier

kinderen.

Gezinnen

aangemeld door

JRB

Gezinnen

aangemeld door

CBJ

Totaal

Gezinnen met 1 kind 6 7 13

Gezinnen met 2 kinderen 1 9 10

Gezinnen met 3 kinderen 0 4 4

Gezinnen met 4 kinderen 1 4 5

Gezinnen met 5 kinderen 0 1 1

Gezinnen met 6 kinderen 0 1 1

34

gezinnen

Tabel 8: Grootte van de gezinnen waar TB25-begeleiding beëindigd werd in 2012

Page 24: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

24

Wat de leeftijd van de begeleide kinderen betreft zien we dat iets meer dan de helft

(55%) jonger is dan 12 jaar. We zien een stijging van het aantal +12 jarigen in

begeleiding t.o.v. 2011 (45% in 2012 t.o.v. 34% in 2011). Ook bij de aangemelde

kinderen zien we een stijging van het aantal +12 jarigen. In 2012 is 56% van de

aangemelde jongeren 12 jaar of ouder (t.o.v. 28% in 2011). We zien deze tendens niet

bij TB.

Gezinnen

aangemeld door

JRB

Gezinnen

aangemeld door

CBJ

Totaal

0-3 jaar 2 2 4

4-11 jaar 3 8 11

12-15 jaar 2 12 14

16-17 jaar 1 3 4

18 jaar 0 1 1

34

gezinnen

Tabel 9: Leeftijd van het kind op wiens naam het dossier staat bij opstart van de

begeleiding

Kinderen uit

gezinnen

aangemeld door

JRB

Kinderen uit

gezinnen

aangemeld door

CBJ

Totaal

0-3 jaar 4 8 12

4-11 jaar 5 25 30

12-15 jaar 2 16 18

16-17 jaar 1 11 12

+18 jaar 0 4 4

76

kinderen

Tabel 10: Leeftijd van alle inwonende kinderen in gezinnen waar TB25-

begeleiding beëindigd werd in 2012

Page 25: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

25

2.4.2.1.3 Taal van het gezin

In de meeste begeleidingen (88%) spreken alle gezinsleden Nederlands. Bij een aantal

gezinnen ging de begeleiding deels in het Frans of in het Engels door.

Gezinnen

aangemeld door

JRB

Gezinnen

aangemeld door

CBJ

Totaal

Nederlands 7 23 30

Frans en Nederlands 1 2 3

Engels en Nederlands 0 1 1

34

gezinnen

Tabel 11: Taal van de gezinnen waar TB25-begeleiding beëindigd werd in 2012

2.4.2.1.4 Regio

Net als in 2011 waren ook in 2012 de verschillende regio’s vertegenwoordigd.

Gezinnen

aangemeld door

JRB

Gezinnen

aangemeld door

CBJ

Totaal

Leuven- Heverlee- Kessel-Lo-

Wilsele

1 5 6

Tienen-Hoegaarden-Boutersem-

Bierbeek-Kerkom

2 4 6

Oud-Heverlee-Huldenberg-Tervuren-

Bertem-Kortenberg-Herent-

Ottenburg

1 6 7

Aarschot-Holsbeek-Tielt-Winge-

Lubbeek

2 3 5

Haacht-Boortmeerbeek-Tremelo-

Begijnendijk-Rotselaar-Keerbergen-

Hever-Werchter

1 2 3

Diest-Scherpenheuvel-Bekkevoort 0 3 3

Landen-Glabbeek-Kortenaken-

Geetbets-Linter-Zoutleeuw

1 2 3

Page 26: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

26

Wallonië 0 1 1

Tabel 12: Regionale spreiding van de gezinnen waar TB25-begeleiding beëindigd

werd in 2012

2.4.2.2 Samenwerkingsrelatie/engagement

Een criterium om een TB25-begeleiding verder te zetten na de startfase is het hebben

van een consulterende relatie met minstens één ouderfiguur m.b.t. minstens één

doelstelling. Een consulterende relatie wil zeggen dat men een rol voor zichzelf ziet in het

oplossen van het probleem. We zien dat in de meerderheid van de begeleidingen (74%)

we een consulterende relatie hebben met het gezin.

In vier gezinnen was er sprake van een zoekende relatie. Deze gezinnen zijn bereid

zich te engageren maar leggen de oplossing van het probleem bij de ander. Bij deze vier

gezinnen werd de begeleiding voortgezet en werden de doelen (gedeeltelijk) bereikt.

Bij vier gezinnen was er sprake van een vrijblijvende relatie. Dit wil zeggen dat de

gezinsleden zelf geen probleem ervaren. Van deze vier gezinnen toonden drie gezinnen

wel nog engagement om met de begeleiding mee te werken. Bij één gezin was er vooral

bij de vader geen engagement. Deze vier begeleidingen werden vroegtijdig stopgezet.

Gezinnen

aangemeld door

JRB

Gezinnen

aangemeld door

CBJ

Totaal

Consulterende werkrelatie: gezin

is bereid zich te engageren voor een

begeleiding. Gezinsleden ervaren

problemen en formuleren een doel

voor zichzelf

5 20 25

Zoekende werkrelatie: gezin is

bereid zich te engageren voor een

begeleiding. Gezinsleden ervaren

problemen en formuleren een doel

voor de ander

1 3 4

Vrijblijvende werkrelatie met

engagement: gezin is bereid zich te

engageren voor een begeleiding.

1 3 4

Page 27: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

27

Gezinsleden ervaren zelf geen

problemen

Vrijblijvende werkrelatie zonder

engagement: niet alle gezinsleden

die nodig zijn om te werken aan de

doelen zijn bereid om zich te

engageren voor de begeleiding

1 0 1

Tabel 13: Engagement van het gezin bij het einde van de startfase in de

begeleiding

2.4.2.3 De begeleidingsthema’s

2.4.2.3.1 De opvoedingsthema’s

De aanwezigheid van opvoedingsthema’s is een indicatie voor het opstarten van een

TB25-begeleiding. Hieronder specifiëren we de domeinen waarop dit betrekking kan

hebben.

In onderstaande tabel werd één van de 34 afgesloten begeleidingen in 2012 buiten

beschouwing gelaten. Het betreft een begeleiding waarbij tijdens de startfase duidelijk

werd dat er geen nood is aan thuisbegeleiding. We hebben deze begeleiding onmiddellijk

na de startfase afgerond.

De opvoedingsaanpak van de ouder(s) kwam in alle begeleidingen aan bod. In een groot

deel van de begeleidingen (70%) werd ook gewerkt rond de communicatie in het gezin.

De gedragsproblemen van het kind was in 58% van de begeleidingen een thema. In 39%

van de begeleidingen werd gewerkt rond de veiligheid van de kinderen. Schoolproblemen

was een thema in één derde van de begeleidingen.

Gezinnen

aangemeld door

JRB

Gezinnen

aangemeld door

CBJ

Totaal

Opvoedingsaanpak van de ouder(s) 8 25 33

Gedragsproblemen van het kind 3 16 19

Communicatie in het gezin 7 16 23

Veiligheid van de kinderen 4 9 13

Page 28: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

28

Problemen op vlak van school 2 9 11

Tabel 14: Thema’s die aan bod kwamen in de begeleidingen

2.4.2.3.2 Draagkracht van het gezin

Een kortdurende thuisbegeleiding vraagt een grote investering van de gezinsleden. We

bekijken daarom bij aanvang en na de startfase of het gezin voldoende draagkracht heeft

om zich hiervoor te engageren. Ook bij de gezinnen die het engagement aangaan, zien

we dat er tijdens de begeleiding vaak problemen op andere vlakken de draagkracht van

de gezinsleden beïnvloeden. Dit kan per gezin beïnvloed worden door verschillende

factoren.

De aanwezigheid van deze bijkomende problemen hoeft geen contra-indicatie te zijn voor

de opstart van TB25. We zien dat we bij 76% van de gezinnen voldoende draagkracht

inschatten na de startfase, ondanks de aanwezigheid van andere problemen.

Gezinnen

aangemeld door

JRB

Gezinnen

aangemeld door

CBJ

Totaal

Voldoende draagkracht in gezin 6 20 26

Onvoldoende draagkracht in gezin 2 6 8

Tabel 14: Inschatting van de draagkracht van het gezin na de startfase, ondanks

de aanwezigheid van andere problemen.

Bij de begeleidingen die gestopt zijn in 2012 zien we dat het psychologisch functioneren

van de moeder, het relationeel functioneren met de huidige of vorige partner, het

algemeen functioneren en een individuele problematiek bij een kind het meeste

voorkomen. Bij slechts een beperkt aantal gezinnen waarbij TB25 start, is het cognitief

functioneren van de ouders een bijkomend probleem.

Page 29: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

29

Gezinnen

aangemeld door

JRB

Gezinnen

aangemeld door

CBJ

Totaal

Psychologisch functioneren moeder 3 11 14

Psychologisch functioneren vader 1 6 7

Cognitief functioneren moeder 1 1 2

Cognitief functioneren vader 0 3 3

Relationeel functioneren met huidige

partner

3 9 12

Relationeel functioneren met vorige

partner

2 6 8

Algemeen functioneren (bvb:

sociaal, financieel, huisvesting,

werk….)

4 6 10

Ernstig schoolprobleem (bvb: ernstig

schoolverzuim)

1 5 6

Individueel (psychiatrisch) probleem

van een kind

3 11 14

Tabel 15: Overzicht van de andere problemen aanwezig in de gezinnen op het

einde van de TB25-begeleiding

2.4.2.4 Het afsluiten van de begeleidingen

2.4.2.4.1 Reden van afsluiten

Bij de meerderheid van de gezinnen (59%) zijn de 25 begeleidingscontacten opgebruikt.

Een groot deel van de begeleidingen (41%) werd vroegtijdig gestopt. Bij iets meer dan

de helft van deze vroegtijdige stopzettingen was de reden dat de doelstellingen reeds

bereikt werden. Bij 12% van de gezinnen werd de begeleiding vroegtijdig stopgezet

omdat er geen consulterende relatie bereikt kon worden. Bij twee begeleidingen was er

onveiligheid in het gezin en geen bereidheid om hier rond te werken.

Page 30: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

30

Gezinnen

aangemeld

door JRB

Gezinnen

aangemeld

door CBJ

Totaal

25 contacten opgebruikt

6

14

20

Vroegtijdige stop, doelen werden bereikt

2

6

8

Vroegtijdige

stop,

confrontatie met

een grens

Geen consulterende relatie 0 4

4

Onvoldoende

groeimogelijkheden

omwille van een beperking

0 0 0

Balans draagkracht en

draaglast is in onevenwicht

0 0 0

Onveiligheid in het gezin

en geen bereidheid om

hier zelf aan te werken

0 2 2

Tabel 16: Reden waarom de begeleiding werd beëindigd

2.4.2.4.2 Stand van zaken bij afsluiten

In de meerderheid van de gezinnen werden de doelen volledig of gedeeltelijk bereikt. In

52% van de begeleidingen werden de doelen volledig bereikt. In 42% van de

begeleidingen werden de doelen gedeeltelijk bereikt. Bij twee begeleidingen werden de

doelen niet bereikt. Het betreft twee begeleidingen met een onveilige gezinssituatie en

geen bereidheid om hier rond te werken.

Gezinnen

aangemeld

door JRB

Gezinnen

aangemeld

door CBJ

Totaal

Doelen zijn bereikt 5 12 17

Doelen zijn gedeeltelijk bereikt 3 11 14

Doelen werden niet bereikt 0 2 2

Geen doelen (stopgezet voor 0 1 1

Page 31: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

31

veranderingsfase)

34

Tabel 17: Evaluatie van de doelen bij afsluiten van de begeleiding

2.4.2.4.3 Vervolghulpverlening en doorverwijzing

Bij iets meer dan de helft van de gezinnen was er verdere ondersteuning nodig. De

meest voorkomende doorverwijzingen zijn naar thuisbegeleiding (32% van de

doorverwijzingen) en naar een residentiële voorziening (37% van de doorverwijzingen).

Als we vergelijken met 2011 zien we een daling van het aantal doorverwijzingen naar

verdere thuisbegeleiding. In 2011 werden 36% van de TB25-begeleidingen doorverwezen

naar verdere thuisbegeleiding. In 2012 is dit nog slechts 18% van de gezinnen. In 2012

zien we wel een lichte stijging van het aantal doorverwijzingen naar een residentiële

voorziening t.o.v. 2011.

Gezinnen

aangemeld door

JRB

Gezinnen

aangemeld door

CBJ

Totaal

Er is geen doorverwijzing gebeurd

voor verdere ondersteuning voor het

gezin.

3 9 12

Er is een doorverwijzing gebeurd

voor verdere ondersteuning van het

gezin.

4 15 19

Onbekend of er verdere

ondersteuning voor het gezin werd

georganiseerd.

1 2 3

34

Tabel 18: Stappen in kader van verdere hulpverlening

Aantal gezinnen die doorverwezen werden

Thuisbegeleiding BJB 6

Individuele therapie voor kind 3

Individuele therapie ouder(s) 2

Gezinstherapie 1

Residentiële voorziening 7

Tabel 19: Overzicht van de doorverwijzingen na TB25.

Page 32: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

32

2.4.2.4.4 Nazorg

In 7 van de 34 gestopte begeleidingen werd nazorg geboden in de periode tussen het

einde van de begeleiding en de registratie.

Gezinnen

aangemeld

door JRB

Gezinnen

aangemeld

door CBJ

Totaal

Geen nazorg 7 20 27

Wel nazorg

Telefoongesprek 0 2 2

Huisbezoek 0 1 1

Meerdere contacten

(telefoon/huisbezoek)

1 3 4

Tabel 20: Overzicht van de nazorg na de TB25-begeleiding

2.4.2.4.5 Begeleidingsduur versus het aantal begeleidingscontacten

De begeleiding loopt theoretisch over 25 contacten. Indien er elke week een contact zou

plaatsvinden, betekent dit dat een begeleiding ongeveer 6 maanden zou duren. In

onderstaande grafiek zien we inderdaad een concentratie rond 25 contacten met een

begeleidingsduur tussen 20 en 30 weken. Daarnaast zien we voor een groot aantal

begeleidingen variatie wat betreft de duur en het aantal begeleidingscontacten. Bij een

groot aantal begeleidingen zien we minder contacten en een kortere begeleidingsduur.

Het vroegtijdig afbreken van de begeleiding bij bijna de helft van de gezinnen kan dit

verklaren (zie 1.2.4.1). Een andere verklaring voor de variatie in begeleidingsduur en

begeleidingscontacten vinden we in de flexibiliteit van het aanbod van deze werkvorm op

vlak van intensiteit. Ten slotte kunnen verlof en ziekte bij zowel het gezin als de

begeleider zorgen voor een langere begeleidingsduur t.o.v. het aantal contacten.

2.5 Informatie uit de registratie in Begeleiding in cijfers (Binc) voor TB en

TB25

2.5.1 Kansarmoede

Volgens de kansarmoede-indicatoren van Binc waren 44% van de door Amber

thuisbegeleiding begeleide gezinnen kansarm. Binc gebruikt zes indicatoren om

kansarmoede te meten, nl. maandinkomen, arbeidssituatie, opleiding, huisvesting,

Page 33: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

33

ontwikkeling jongere en gezondheid. Als een gezin op minstens 3 van de indicatoren

negatief scoort, wordt het als kansarm beschouwd.

2.5.2 Samenwerking met andere diensten en samenlopende hulpverlening buiten BJB

Thuisbegeleiding van Amber werkte in 2012 vooral samen met (in volgorde van

frequentie): scholen (41%), CLB’s (29 %), CGG’s (19 %), OCMW’s (14 %), sociale

huisvesting (7 %), andere voorzieningen uit de BJB (6 %) en diensten van het VAPH (6

%). Voor 18% van de thuisbegeleidingen werd in 2012 niet samengewerkt met andere

diensten. Dit betekent niet dat de begeleide gezinnen geen contacten hadden met andere

diensten, wel dat interventie van onze dienst daarbij niet nodig was.

Vaak is er gelijktijdig met thuisbegeleiding hulpverlening buiten BJB waar het gezin

beroep op doet. De meest voorkomende samenlopende hulpverlening met

thuisbegeleiding in 2012 was (in volgorde van frequentie): CLB (48 %), OCMW (32 %),

huisarts (29 %), geestelijke gezondheidszorg (24 %), sociale huisvesting (24 %),

algemeen welzijnswerk (14 %), kinder- of jeugdpsychiater (11 %), privétherapeut (11

%), schuldbemiddeling (8 %) en het VAPH (8 %). Vijfenzestig procent van de gezinnen

in begeleiding deed geen beroep op hulpverlening buiten BJB tijdens de duur van de

thuisbegeleiding.

2.5.3 Verdere hulpverlening na afloop begeleiding en nazorg

Begeleiders scoorden in 2012 voor 74% van de afgesloten begeleidingen dat vervolghulp

noodzakelijk was voor het gezin of één of meer gezinsleden. Of het gezin (of de

gezinsleden) ook gemotiveerd was voor vervolghulp en of er vervolghulp voorhanden was

werd niet geregistreerd binnen Binc.

Voor 40 % van de gezinnen waar de begeleiding afgesloten werd, was er nog contact in

nazorg met het gezin.

Page 34: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

34

2.6 Werken met Signs of Safety in 2012

2.6.1 Gevolgde opleidingen

In 2012 hebben we ervoor gekozen om ons met het team TB te verdiepen in het werken

met Signs of Safety. Hiervoor werden volgende stappen gezet:

2.6.1.1 Volgen van opleiding

- Op 14 en 15 juni 2012 organiseerde Integrale Jeugdhulp, Regio Vlaams-Brabant

en Brussel, de tweedaagse verdiepingstraining Signs of Safety,

‘Samenspraak – Perspectieven in het omgaan met verontrusting en

maatschappelijke noodzaak’ met Erik Sulkers en Sonja Parker. Dit als vervolg

op de startdag in 2011. Twee teamleden volgden deze tweedaagse. Inhoud:

- Overzicht van de fasering in het proces van veiligheidsplanning (zie

bijlage 1)

- Voorstelling van concrete methodieken binnen deze fasering:

o Methodiek ‘De drie huizen’

o Methodiek ‘Het huis van de toekomst’

o Methodiek ‘Het veilige huis’

o Het engageren van een netwerk

- Inoefenen van enkele van deze methodieken

- Concrete voorbeelden van veiligheidsplannen

- Ter voorbereiding op de opleiding van Sporen vzw koppelden bovenvermelde

teamleden de grote lijnen van de tweedaagse met Sonja Parker terug op het

inhoudelijk team TB van 4 oktober 2012. Ook enkele collega’s van het team BZW

waren hierop aanwezig.

- In oktober en november 2012 namen we met het volledige team deel aan een

driedaagse opleiding Signs of Safety, georganiseerd door Sporen vzw.

Naast het hele team TB waren er ook hulpverleners uit verschillende settings van

Sporen vzw aanwezig.

Inhoud:

Page 35: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

35

- Korte herhaling theoretisch kader

- Oefenen op het maken van risicodefinities (danger statements) in en met

het gezin a.h.v. casussen van deelnemers.

- Verzamelen en uitwisselen van risicodefinities ter inspiratie.

- Oefenen op het invullen van het planningsformulier met en in het gezin

a.h.v. casussen van deelnemers

2.6.1.2 Experimenteren met kader en methodieken van Signs of Safety

Duo-begeleiding in een lopende kortdurende thuisbegeleiding waar we expliciet gedurende een

aantal huisbezoeken wilden werken aan het thema veiligheid. Het vrijgestelde

teamlid/duo-begeleider kon ofwel meegaan op huisbezoek ofwel de vaste

begeleider ondersteunen bij de voorbereiding/nabespreking van huisbezoeken.

We zagen dit als een experiment met 1) de idee van een ‘module rond veiligheid’

binnen een lopende begeleiding en 2) de idee om deze module met twee collega’s

te doen.

Het vrijgestelde teamlid ging 2 keer mee op huisbezoek, daarnaast waren er

verschillende overlegmomenten tussen vaste begeleider en vrijgesteld teamlid.

Voorlopige feedback vanuit deze ervaring:

o Het is belangrijk om een duidelijke inleiding te geven in het gezin met

uitleg over de ‘module veiligheid’: doel ervan (aantonen aan consulent dat

kinderen veilig zijn bij jullie én jullie beschermen tegen toekomstige

beschuldigingen van andere partijen), hoeveel gesprekken dit inhoudt, wat

de plaats is van consulent en co-begeleider ,…

o Het voor onszelf invullen van het planningsformulier (= inventaris van de

bezorgheden, de krachten en de doelen) ter voorbereiding op de

gesprekken, was op zich al een uitdaging. We zochten hoe we onze

bezorgdheden concreet konden krijgen voor onszelf én hoe we dit konden

formuleren naar de ouders toe. In deze begeleiding kozen we ervoor om

de bezorgdheden te formuleren in termen van wat ouders doen/net niet

doen en in concrete, eenvoudige taal aangezien het gaat om ouders met

een beperkt mentaal vermogen.

o We merkten hoe belangrijk het is om de feiten van onveiligheid waarvoor

het gezin aangemeld is, (nogmaals) expliciet en concreet te bespreken,

ook al dateren deze al van maanden geleden en wil het gezin er zelf niet

graag op terugkomen.

Page 36: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

36

o We merkten dat het horen van bezorgdheden voor ouders meer

aanvaardbaar is als we dadelijk ook de link naar doelen (3de kolom)

maken. Zo krijgen ouders duidelijk de boodschap dat ons werk niet stopt

bij het meedelen van bezorgdheden, maar dat we hen ook willen

ondersteunen om aan de slag te gaan zodat deze bezorgdheden

verminderen en consulent voldoende gerust kan zijn over veiligheid van de

kinderen.

o In de tweede kolom van het planningsformulier (‘wat gaat goed?’) namen

we bewust enkel op wat ouders of netwerk feitelijk gedaan hebben of doen

wat het veilig maakt voor de kinderen. In dit gezin kozen we ervoor om op

een apart blad een overzicht te maken van de algemene krachten om heel

concreet te maken voor de ouders dat we hun krachten wel zien, maar dat

niet alle krachten automatisch leiden tot meer veiligheid voor de kinderen.

o We zochten naar een goede rolverdeling tussen duo-begeleider en vaste

begeleider. Voorlopig lijkt de duo-begeleider vooral belangrijk om samen

met de vaste begeleider in intern overleg het proces vast te houden. In

het gezin leidt de vaste begeleider het gesprek en is de duo-begeleider

aanwezig als observator of om in te springen op vraag van de vaste

begeleider indien deze ‘het even niet meer weet’.

Thematische werkbegeleiding voor teamleden van TB en BZW (op vraag van teamleden).

In 2012 vroegen 2 teamleden van TB thematische werkbegeleiding aan voor een

lopende thuisbegeleiding (3 interne overlegmomenten op bureau en 1 extern

overleg op het CBJ met betrokken consulent en hoofdconsulent). Met 1 teamlid

van BZW was er 1 intern overlegmoment.

Samenbrengen van materiaal over Signs of Safety. - Informatiemap Signs of Safety met niet-gedigitaliseerd materiaal (opleidingen,

literatuur, uitgebreide handleidingen voor methodieken) samenstellen

- Methodieken van Signs of Safety onderbrengen in de digitale methodiekenmap

van TB (planningsformulier, huis van de toekomst, veilige huis,

veiligheidscirkels,…) zodat ze voor iedereen gemakkelijk terug te vinden en te

gebruiken zijn. Ook een korte handleiding of richtvragen werden telkens

toegevoegd.

Page 37: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

37

Experimenteren met methodieken Voor voorbeelden hiervan verwijzen we naar de bijlage 2, ‘Planningsformulier’, en

3, ‘Het huis van de toekomst’.

Regelmatig was er op de teamvergadering een terugkoppeling met feedback over

de bovenstaande punten. Op zo’n terugkoppelingsmomenten werden ook de

voorstellen of vragen vanuit het team genoteerd en opgevolgd. Zo kwam

bijvoorbeeld het voorstel om als team verder informatie te verzamelen over de

gevolgen van emotionele onveiligheid, en deze informatie voor iedereen

beschikbaar te maken.

Amber koos er ook voor om vanaf eind oktober een teamlid vrij te stellen van 1

begeleiding om deze uren te gebruiken voor ondersteuning van het proces van

implementatie van Signs of Safety in het team én voor de uitvoering van enkele

van bovenstaande punten (1.1, 1.2 en 1.3).

2.6.1.3 Voorstel aan de verwijzers voor inhoudelijke samenwerking rond het thema

Signs of Safety

Vanuit het team stelden we de vraag aan de hoofdconsulent van het CBJ of de

verwijzers geïnteresseerd zijn om onder één of andere vorm verder inhoudelijk

samen te werken rond Signs of Safety. De voornaamste bedoeling van deze

samenwerking is komen tot een gemeenschappelijke aanpak en taal in het werken

met gezinnen in situaties van onveiligheid. Verwijzers en begeleiders hebben

elkaar nodig in het opzetten van een hulpverleningstraject en een goede

samenwerking is hierbij cruciaal. De verwijzers staan positief tegenover dit

initiatief en zijn bereid om mee te denken hoe dit vorm kan krijgen in 2013.

Bijlagen

1. Overzicht van de fasering in het proces van veiligheidsplanning

2. Geanonimiseerd ingevuld ‘huis van de toekomst’ uit lopende begeleiding

3. Geanonimiseerd ingevuld planningsformulier van duo-begeleiding

Page 38: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

38

Page 39: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

39

Page 40: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

40

Geanonimiseerd ingevuld ‘huis van de toekomst’ uit lopende begeleiding

Page 41: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

41

WAT ZIJN ONZE ZORGEN ROND

VEILIGHEID?

= Schade in het verleden en bezorgdheden

voor de toekomst

WAT IS ER AL WEL VEILIG VOOR DE

KINDEREN?

= Concrete veiligheid

WAT MOET ER GEBEUREN ZODANIG

DAT DE KINDEREN THUIS ALTIJD

VEILIG GENOEG ZIJN?

= Doelen

FYSIEKE ONVEILIGHEID

1. Mama en papa lieten Marie

1 alleen bij het te heet

water omdat ze dachten dat Marie niet alleen in

het bad kon klimmen.

� Gevaar: brandwonde.

2. Mama heft de kinderen aan 1 hand op als ze

panikeert en papa reageert hier niet op.

� Gevaar: ze doet de kinderen pijn.

3. De ouders reageren niet altijd wanneer de kinderen

gevaarlijke dingen doen zoals op zetels, stoelen en

tafels kruipen.

� Mogelijk gevaar: de kinderen kunnen zich hard

pijn doen door te vallen.

4. Marie en Jan kunnen aan messen en glazen.

� Mogelijke gevaren: de kinderen kunnen zich

pijn doen door zich te snijden.

FYSIEKE VEILIGHEID

1. De ouders schakelen meteen hulp in als 1

van de kinderen zich ernstig heeft bezeerd.

• De ouders hebben hulp gevraagd aan Oma.

• De ouders hebben dadelijk naar de dokter

gebeld.

2. Mama haalt de kinderen uit elkaar als ze

ruzie maken.

3.

4.

Wat moet er gebeuren zodanig dat de

kinderen altijd FYSIEK VEILIG genoeg zijn

thuis? 1. De ouders laten de kinderen niet alleen

zonder enige vorm van toezicht of controle.

De ouders kunnen duidelijk maken aan elkaar

wanneer ze hulp nodig hebben.

2. Mama reageert op een rustige manier als de

kinderen iets verkeerd doen of als ze panikeert.

Papa zorgt dat mama de kinderen fysiek geen pijn

doet als ze panikeert.

3. De ouders laten het niet toe dat de

kinderen op zetels, stoelen of tafels kruipen, ook

niet als ze er bij staan.

4. De ouders leggen voorwerpen waarmee de

kinderen zichzelf of iemand kunnen bezeren, op

1 De namen in dit verslag zijn geanonimiseerd.

Geanonimiseerd ingevuld planningsformulier uit duo-begeleiding

Page 42: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

42

5. Marie en Jan zijn alleen in een kamer zonder een

ouder.

� Mogelijke gevaren: de kinderen kunnen stikken

op een speelgoedje; de kinderen kunnen op de

zetel, stoelen of tafel kruipen en vallen.

5.

een veilige plaats zodat de kinderen hier niet

aankunnen.

5. Zie doel 1.

EMOTIONELE ONVEILIGHEID

6. Mama roept en vloekt op de kinderen als ze

panikeert en papa komt er niet tussen.

� Mogelijk gevaar: de kinderen verschieten van

mama haar reactie, hebben schrik en worden

bang van mama.

EMOTIONELE VEILIGHEID

6. Als mama panikeert, vinden de kinderen

troost bij papa.

Als 1 van de 2 ouders ‘omhoog’ gaat, kan de

andere ouder kalm reageren.

Wat moet er gebeuren zodanig dat de

kinderen altijd EMOTIONEEL VEILIG genoeg

zijn thuis?

6. Zie doel 2.

Page 43: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

43

BEGELEID ZELFSTANDIG

WONEN

Page 44: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

44

3 Jaarverslag Begeleid Zelfstandig Wonen

3.1 Inleiding

Wanneer we terugblikken op het werkingsjaar 2012 kunnen we bij verschillende thema’s

stilstaan. Het werkjaar 2012 stond in het teken van de opstart van BZW-40. We kregen

een erkenning voor 8 bijkomende BZW-40 plaatsen, kortdurend en vanuit een

verbindend aspect met het netwerk, naast de 16 reguliere BZW-plaatsen.

Dit jaarverslag integreert de cijfers van beide werkvormen. De registratie werd zoveel

mogelijk op elkaar afgestemd om vergelijking mogelijk te maken. De resultaten kunnen

gelezen worden in hoofdstuk 2: ‘jaaroverzicht van de begeleide jongeren’. Hoofdstuk 3:

“inhoudelijk deel” gaat dieper in op de ontwikkelingen binnen het BZW-40 project.

Naast de begeleidingen is het BZW team echter ook actief op andere domeinen.

We participeren in verschillende externe samenwerkingsverbanden (‘Link’, ‘Samenwerken

verbindt’, ‘Federatie van bzw diensten’, ‘Werkgroep huisvesting’). Deze

samenwerkingsverbanden werpen hun licht op specifieke thema’s die van toepassing zijn

op onze jongeren. Zo werd er concreet gezocht naar manieren om het recht op

informatie rond vervolghulpverlening tot uiting te laten komen. Verder werd ook gezocht

naar structurele oplossingen rond de procedures voor de aanvraag van een

studietoelage.

In het werkjaar 2011 ontstond de ‘werkgroep huisvesting’ vanuit het gebrek aan

betaalbare studio’s waar jongeren tegelijk hun domicilie-adres kunnen plaatsen. De

werkgroep wou hierop inspelen om fundamentele veranderingen/oplossingen te zoeken

voor dit probleem. Sinds januari 2012 trad een nieuwe wet in werking die onze jongeren

een prior geeft op de lijst van de sociale huisvestingsmaatschappijen.

3.2 Jaaroverzicht van de begeleide jongeren

3.2.1 Inleiding

We kozen er dit jaar voor om een nieuw registratie-systeem te ontwikkelen. Vanuit Binc

is het niet mogelijk om voldoende gegevens te verkrijgen. De registratie van vorig jaar is

niet langer accuraat om te gebruiken voor de nieuwe werkvorm BZW-40. Het nieuwe

reigstratiesysteem onderscheidt de starters van stoppers en splitst beide categorieën nog

eens op tussen de 2 werkvormen. De registratievragen werden wel op elkaar afgestemd

om vergelijking mogelijk te maken.

Page 45: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

45

Met betrekking tot een aantal domeinen blijft het mogelijk om te vergelijken met de

voorgaande jaren. Andere vragen zijn nieuw en zullen de komende jaren voor

vernieuwende gegevens zorgen. In wat volgt, geven we de informatie voor het werkjaar

2012 weer.

3.2.2 Jaaroverzicht

3.2.2.1 Algemeen

In 2012 begeleidden we in totaal 34 jongeren in de werkvorm Begeleid Zelfstandig

Wonen en BZW-40.

Er zijn 21 jongeren gestart in 2012. Dit waren er 11 in BZW en 10 in BZW-40. Hiervan

zijn 5 jongeren gestart en gestopt in 2012. Van deze 5 zijn er 3 stoppers in BZW en 2

stoppers in BZW-40

In totaal zijn er 16 jongeren gestopt met de begeleiding in 2012, waarvan 11 jongeren

reeds gestart waren in 2011. Daarnaast zijn er nog 2 jongeren die in 2012 in begeleiding

waren, maar die voor 2012 startten met BZW en waarschijnlijk in 2013 stoppen. Zij

werden noch bij de “starters”, noch bij de “stoppers” geregistreerd.

Totaal: 16

8 BZW 8 BZW-40

Tot:5

Starters Stoppers

Jongeren die zijn gestart én gestopt in 2012.

Totaal: 2

2 BZW

Jongeren in begeleiding, die noch gestart, noch gestopt zijn in 2012.

3 BZW 2 BZW-40 11 BZW

Page 46: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

46

De bezetting in 2011 was 93%. De bezetting in 2012 kan opgesplitst worden tussen de

werkvormen BZW en BZW-40. Voor BZW komen we aan een bezetting van 90,35%. Voor

BZW-40 hadden we een opstartjaar en is de bezetting van februari tot januari 2012 75%.

De totale bezetting, over beide werkvormen heen, bedraagt dan 85,83%.

Vanuit het ministerie kregen we de opdracht om de bezetting te herrekenen omwille van

het opstartjaar voor BZW-40. We moeten de bezetting van BZW-40 pas vanaf juli 2012

beginnen te tellen en niet vanaf februari 2012. Wanneer we de cijfers aanpassen, komen

we voor BZW-40 tot een bezetting van 95,65%. De totale bezetting over beide

werkvormen heen bedraagt dan 91,42%.

3.2.2.2 Info met betrekking tot de begeleidingen

3.2.2.2.1 Identificatie verwijzer

BZW BZW-40 Totaal

Comité

Bijzondere

Jeugdzorg

10 5 15

Jeugdrechtbank 1 5 6

Totaal 11 10

Bij de 21 jongeren die in 2012 hun begeleiding startten, stellen we vast dat 6 van hen

verwezen werden door consulenten van de Sociale Dienst Jeugdrechtbank (SDJ). De

overige 15 jongeren werden door consulenten van het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg

(CBJ) aangemeld. Bij BZW zien we dat de meeste jongeren (10) verwezen werden door

een consulent van het CBJ. Slechts 1 jongere werd verwezen door een consulent van de

sociale dienst Jeugdrechtbank. Bij BZW-40 is dit gelijk verdeeld.

Voor BZW-40 wordt er opvallend meer verwezen vanuit de consulenten van de Sociale

Dienst Jeugdrechtbank. Een mogelijke verklaring hiervoor kan zijn dat de dossiers van de

jeugdrechtbank via de bemiddelingscommissie doorverwezen zijn. Dit impliceert dat er

vaker ouders aanwezig zijn. Hierdoor wordt het thema verbondenheid vooropgesteld en

wordt er logischerwijs meer doorverwezen naar BZW-40.

Van de 21 jongeren werden er 15 verwezen vanuit het bestuurlijk arrondissement

Leuven. Vanuit het bestuurlijk arrondissement Brussel en Hasselt werden 2 jongeren

Page 47: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

47

verwezen, vanuit het arrondissement Turnhout en Mechelen werd 1 jongere verwezen.

Dit is een opmerkelijk verschil met de gegevens van 2011, toen werden alle 17 de

starters vanuit het bestuurlijk arrondissement Leuven verwezen.

3.2.2.2.2 Identificatie cliënt

a) Geslacht

In 2012 begeleidden we 11 jongens en 10 meisjes. Binnen de werkvormen BZW en BZW-

40 kunnen we een klein verschil vaststellen. Omwille van de beperkte cijfers kunnen we

hier echter geen hypothesen rond weergeven. In 2011 startten er meer jongens dan

meisjes: 11 jongens versus 6 meisjes.

BZW BZW-40 Totaal

meisjes 6 4 10

jongens 5 6 11

Totaal 11 10

b) Leeftijd bij de start

Er zijn 7 jongeren gestart met de begeleiding voor hun 17,5 jaar. In totaal waren 15

jongeren minderjarig op het moment dat ze startten met één van beide werkvormen.

Van de meerderjarigen waren 5 jongeren 18 jaar en was er slechts 1 jongere 19 jaar. De

verdeling ziet er dan als volgt uit:

BZW BZW-40 Totaal

16,5 jaar – 17 jaar 1 0 1

17 jaar – 17,5 jaar 3 3 6

17,5 jaar – 18 jaar 5 3 8

18 jaar – 18,5 jaar 2 3 5

18,5 jaar – 19 jaar 0 0 0

19 jaar – 19,5 jaar 0 1 1

Totaal 11 10

Wat voor ons opvalt uit deze tabel is het beperkte verschil in leeftijd tussen de beide

werkvormen. We hadden verwacht dat dit verschil groter zou zijn en er in de werkvorm

BZW-40 meer minderjarigen zouden startten dan in de werkvorm BZW.

Wanneer we deze cijfers, voor de werkvorm BZW, vergelijken met de startleeftijd van

vorig jaar, dan valt op dat deze zeer gelijklopend zijn. In 2011 waren 13 van de 17

starters minderjarig, in 2012 zijn dit er 9 van de 11.

Page 48: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

48

c) Origine

Bij de etnische afkomst stellen we vast dat er van de 21 geregistreerde starters 17 van

Belgische afkomst zijn. Verder startten er 4 jongeren die van niet-Belgische afkomst zijn.

Zij zijn van Portugese, Afghaanse, Kazakse en Congolese afkomst. Deze jongeren van

niet-Belgische afkomst worden begeleid in de werkvorm BZW.

d) Hulpverleningsverleden

We registreerden het hulpverleningsverleden van de opstartende jongeren.

BZW BZW-40 Totaal

Neen 1 0 1

Ja 8 9 17

onbekend 2 1 3

Van 1 jongere weten we dat deze geen hulpverleningsverleden heeft voor de opstart van

BZW, voor 3 jongeren zijn deze gegevens onbekend. Deze 4 jongeren zullen in de

verdere cijfers van het hulpverleningsverleden niet opgenomen worden. Voor 17 van de

21 starters is er sprake van een hulpverleningsverleden binnen of buiten de bijzondere

jeugdzorg. Opvallend is het verschil tussen BZW en BZW-40 wat mobiele hulpverlening

betreft.

HV binnen BJB BZW BZW-40

Thuisbegeleiding 0 4

Projecten binnen BJB 0 3

Residentie BJB 4 1

De projecten binnen de Bijzondere Jeugd Bijstand (BJB) betreffen alternatieve

dagbesteding en 2 begeleidingen bij Gambas.

Bij de registratie van de hulpverlening die buiten de BJB voor kwam, zijn er geen

opvallende verschillen. Bij deze cijfers valt op dat 6 van de 21 opstartende jongeren

begeleid werden binnen de psychiatrie.

Page 49: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

49

e) Onderwijs

Opvallende resultaten worden genoteerd rond dit thema:

BZW BZW-40

Nog bezig met onderwijs 11 7

Opleiding voltooid 0 0

Opleiding voortijdig

onderbroken

0 3

We stellen vast dat 18 van de 21 starters nog bezig zijn hun opleiding te voltooien. Er

zijn 2 onderwijsvormen heersend binnen deze groep; 5 jongeren volgen deeltijds

onderwijs, 8 jongeren volgen les in het beroepsonderwijs. We refereren naar puntje b

van deze rubriek om de startleeftijd van de jongeren te koppelen aan het niet voltooid

hebben van een opleiding bij de opstart.

De 3 jongeren die hun opleiding voortijdig beëindigden, bevinden zich allen binnen de

werkvorm BZW-40. Zij behaalden als hoogst geslaagde opleiding het 2e jaar leercontract,

het 4e middelbaar en het 3e middelbaar.

f) Statuut en inkomsten

In aanvulling op de cijfers van het vorige onderdeel kunnen we stellen dat 18 jongeren

student zijn. Van de 3 andere jongeren zijn er 2 niet-uitkeringsgerechtigd en heeft er 1

tijdelijk werk. Studenten hebben per definitie geen inkomsten wanneer ze starten binnen

één van beide werkvormen, met uitzondering van 1 jongere die deeltijds onderwijs

koppelt aan deeltijds werken. De overige 14 minderjarige starters genieten een

onderhoudstoelage.

Van de 6 meerderjarige starters hebben 4 jongeren geen inkomsten bij de start van de

begeleiding, 1 jongere had een OCMW leefloon en 1 jongere had inkomen uit werk.

g) Delicten/druggebruik

BZW BZW-40 Totaal

Geen delicten 6 6 12

Wel delicten 4 4 8

Onbekend 1 0 1

Van de 21 starters zijn er 8 jongeren die delicten pleegden die ook geregistreerd zijn bij

de politie. Het gaat voornamelijk over delicten tegen personen en drugsdelicten.

Page 50: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

50

Wat drugsgebruik betreft, stellen we vast dat er evenveel gebruikers (8) zijn als niet-

gebruikers (9). Van 4 jongeren weten we na de opstart niet zeker of ze wel of niet

gebruiken.

3.2.2.2.3 Verblijfplaats en huisvesting jongere

Omwille van het vernieuwen van het registratiedocument zijn een aantal vragen

verschoven. De eerste eigen woonsituatie met de aard van huurcontract en huurprijs

werd vorig jaar bij de startregistratie geregistreerd, dit jaar bij de eindregistratie. Dit

heeft als gevolg dat er jongeren over de beide jaren heen dubbel geregistreerd zijn.

Verder is het belangrijk om te weten dat de registratie hier over gaat van de starters van

2012 naar de stoppers van 2012. Dit wil zeggen dat het over andere jongeren en

begeleidingen gaat. Slechts 2 jongeren hadden zowel hun start als einde van de

begeleiding in 2012. Punt a) verblijfplaats bij de start, heeft nog betrekking op de

starters van 2012. Vanaf punt b) schakelen we over naar de stoppers van 2012. Voor de

werkvorm BZW-40 is er sprake van 2 stoppers, die hun begeleiding niet voltooiden. We

willen hun gegevens hier graag kort bundelen omdat ze niet accuraat zijn om in de

verdere bespreking op te nemen.

In de werkvorm BZW-40 heeft slechts 1 jongere alleen gewoond. Zij had een

appartement op de privémarkt als eerste eigen woonsituatie. Zij betaalde tussen de 300-

325 euro huur en woonde gedurende de hele begeleiding op dit appartement. De andere

jongere verbleef bij zijn grootouders. Voor hem kunnen we rond huisvesting verder dus

geen gegevens opnemen.

Verbijfplaats bij start

Bij de start van de begeleiding (starters 2012) woonden 13 jongeren in hun gezin, bij

mama of bij familie (bijvoorbeeld bij de tante of de grootouders). Daarnaast woonden

drie jongere in bij vrienden, 1 jongere woonde bij zijn/haar partner. Bij de start woonden

vier jongeren alleen. Deze 4 jongeren worden allen begeleid in de werkvorm BZW. Ook

woonde 1 jongere van BZW-40 bij de start bij vrienden en dit is doorheen de begeleiding

niet veranderd. Vanuit het netwerk vertrekken, is een voorwaarde voor de opstart van

BZW-40. Van hieruit konden we dus verwachten dat deze jongeren nog niet alleen

woonden bij de opstart van de begeleiding.

Page 51: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

51

In een overzicht ziet dat er uit als volgt:

BZW BZW-40

Gezin 2 Mama 5

Familie 4 Maternale grootouders 1

Vrienden 1 Paternale grootouders 1

Woont reeds alleen 4 Partner 1

Vrienden 2

Totaal 11 10

Duur van de fase voorafgaand aan het zelfstandig wonen

In tegenstelling tot vorig jaar, zien we dit jaar 2 grote groepen: 6 jongeren woonden

alleen bij de start van de begeleiding, 5 jongeren hebben 3 maanden of meer moeten

wachten op een studio. Slechts 1 jongere zit tussen deze 2 uitersten in en had 6-7 weken

nodig om een studio te vinden. Er ontbreken 2 jongeren in deze telling, 1 jongere heeft

nooit alleen gewoond. Van 1 jongere ontbreken de gegevens.

In september 2011 heeft vzw Amber initiatief genomen om een Werkgroep Huisvesting

te organiseren voor verschillende voorzieningen (zie jaarverslag 2011). In januari 2012

werd er een besluit van de Vlaamse regering goedgekeurd. In dit besluit staan de

voorrangsregels van de sociale huisvestingsmaatschappijen opgesomd. Jongeren met

een BZW statuut krijgen voorrang op een sociale woning en komen bovenaan de

wachtlijst terecht. Omdat de starters van 2012 hier gebruik van konden maken maar nog

niet gestopt zijn in 2012 hebben we nog geen eindregistratie met deze gegevens.

Slechts 3 jongeren, in de werkvorm BZW, die hun begeleiding in 2012 beëindigden,

kenden ook hun opstart in 2012. Dit impliceert dat het decreet rond sociale huisvesting

voor de overige 10 jongeren nog geen voordeel opleverde voor hun eerste woonsituatie.

Woonsituatie

Uit onderstaande tabel blijkt dat 14 van de 16 jongeren alleen gewoond hebben tijdens

de begeleiding. In de eerste rij kan je zien dat 12 van deze 14 jongeren op het einde van

de begeleiding nog steeds alleen wonen. De 2 jongeren die nooit alleen gewoond hebben,

zullen verder niet opgenomen worden in de bespreking. Over de jongere binnen BZW-40

Page 52: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

52

werd in de inleiding van het stuk verblijfplaats en huisvesting kort een weergave

gemaakt.

BZW BZW-40 Totaal

De jongere woont

momenteel nog

steeds alleen

11 1 12

De jongere heeft

alleen gewoond

maar woont op het

einde van de

begeleiding niet

meer alleen

2 0 2

De jongere heeft

nooit alleen

gewoond

1 1 2

Totaal 14 2 16

De eerste eigen woonsituatie van de stoppers 2012 kan kort omschreven worden. Van de

13 jongeren zijn er 3 die een kamer huurden. De grootste groep, 9 jongeren, huurde een

studio en 1 jongere huurde een kamer in een gemeenschapshuis.

Van de 14 stoppende jongeren in 2012 blijkt voor 8 jongeren de eerste eigen

woonsituatie ook de laatste te zijn. Voor de overige 5 jongeren vond er een verhuis

plaats tijdens de begeleidingsperiode.

Opvallend is dat 10 jongeren huurden op de private markt. Slechts 2 jongeren konden al

genieten van een contract bij de sociale huisvestingsmaatschappijen, 1 jongere had een

contract bij een sociaal verhuurkantoor.

Huurprijzen van de woonsituatie

De huurprijzen van deze woningen (exclusief extra kosten aan elektriciteit, gas en water)

variëren. Een overzicht kan dit verduidelijken:

BZW 2012 BZW 2011

Tot 150 euro 1 2

Tussen 200 – 225

euro

1 1

Page 53: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

53

Tussen 225 – 250

euro

2 0

Tussen 250 – 300

euro

0 2

Tussen 300 – 350

euro

4 1

Tussen 350 – 375

euro

2 0

Tussen 375 – 400

euro

2 2

Vanaf 400 euro en

meer

1 8

Totaal 13 16

De jongere die minder dan 150 euro per maand betalen, zijn studenten die gebruik

maken van een gesubsidieerd kot via de universiteit van Leuven.

Ondanks de verschillende registratieperiode kunnen we opmerken dat er duidelijk minder

jongeren zijn die 400 euro of meer betalen als huurprijs voor hun studio. We kunnen hier

geen hypothesen over formuleren omwille van het aantal jongeren dat in beide

kolommen geregistreerd is.

3.2.2.2.4 Begeleidingsgegevens

Begeleidingsduur

Voor BZW-40 kunnen we hier heel kort over zijn. We voorzien een begeleidingsduur van

40 weken, eventueel verlengd met een trajectbegeleiding van 10 weken. De maximum

duur zou dan op 50 weken moeten liggen. De 2 jongeren waarvoor BZW-40 werd

afgerond, stapten vroegtijdig uit het project. De totale begeleidingsduur ligt bij hen op 14

en 17 weken.

De begeleidingsduur voor de werkvorm BZW kunnen we als volgt weergeven:

BZW

3-4 maanden 1

4-5 maanden 1

5-6 maanden 1

9-10 maanden 2

Page 54: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

54

11-12 maanden 3

12-13 maanden 1

16-17 maanden 1

18-19 maanden 2

Meer dan 24 maanden 2

Totaal 14

Er zijn 3 begeleidingen die minder dan 6 maanden geduurd hebben. De korte duur heeft

te maken met het afbreken van de begeleiding omwille van een plaatsing en demotivatie

van de jongeren. De begeleiding die 6 maanden duurde, werd wel positief afgerond.

Verder zien we dat er 6 begeleidingen tussen 9 maanden en een jaar duurden. Dan is er

weer een kleine kloof van 4 maanden. Er zijn 3 begeleidingen die schommelen tussen de

16-19 maanden. Onderaan de kolom zien we nog 2 begeleidingen die meer dan 24

maanden geduurd hebben nl. 27 en 29 maanden. Deze jongeren stelden telkens nieuwe

doelstellingen waardoor er gekozen werd voor halfjaarlijkse verlengingen. Omwille van

gepleegde feiten werd 1 van deze 2 jongeren nog eens een half jaar verlengd.

We komen aan een gemiddelde begeleidingsduur van 14 maanden voor begeleidingen

afgerond in 2012.

Een overzicht van de gemiddelde begeleidingsduur van de voorbije jaren:

2012 14 maanden

2011 14 maanden

2010 10,4 maanden

2009 9,5 maanden

2008 10,9 maanden

2007 8 maanden

2006 14 maanden

2005 12,5 maanden

Nazorg en vervolghulpverlening

Uit onderstaande tabel kunnen we afleiden dat nazorg steeds wordt aangeboden maar er

slechts bij 5 van de 16 begeleidingen effectief afspraken gemaakt worden.

BZW BZW-40 Totaal

Ja, er wordt geen

nazorg 6 0 6

Page 55: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

55

aangevraagd

Ja, er werden

contacten gepland 1 1 2

Ja, er werden

concreet afspraken

gemaakt er werden

voorlopig geen

contacten gepland

2 1 3

Ja, er werden geen

afspraken gemaakt

maar de nazorg

werd wel

aangeboden

5 0 5

Totaal 14 2

Wat de doorverwijzing naar vervolghulpverlening betreft, zien we dat hier meer beroep

op wordt gedaan. Slechts voor 4 begeleidingen werd er geen vervolghulpverlening

uitgewerkt.

Er wordt het meest samengewerkt met het JAC en het OCMW om vervolghulp aan te

bieden.

Het OCMW is ook tijdens de begeleiding al een betrokken partij omdat jongeren vanaf 18

jaar bij hen leefloon aanvragen. Op het einde van de begeleiding blijkt dat 10 van de 16

stoppers leefloon krijgt. Dit maakt hen een logische partij in kader van

vervolghulpverlening.

BZW BZW-40 Totaal

Neen, er werd geen

vervolghulpverlening

uitgewerkt

4 0 4

JAC 5 1 6

BZW bij het JAC 2 1 3

OCMW 7 1 8

Residentieel CAW 0 1 1

Residentiële

psychiatrie

0 1 1

Ambulante

psychiatrie

1 0 1

Privétherapeut 2 0 2

Page 56: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

56

3.2.2.2.5 Netwerk en begeleidingsthema’s

In 2012 werden de eerste begeleidingen van BZW-40 opgestart. Van bij de start van de

begeleiding wordt hier nauw samengewerkt met het netwerk in kader van de

doelstellingen van jongeren en de begeleidingsthema’s. De jaarregistratie geeft ons een

zicht op de aanwezigheid van dit netwerk en de thema’s waarop ze actief zijn. We kozen

er voor om het netwerk en de begeleidingsthema’s voor beide werkvormen te

registreren. We geven een samenvatting van de resultaten zonder mogelijke conclusies

weer te geven. Omwille van de complexiteit van deze registratie willen we het document

voor volgend jaar optimaliseren.

Er werd een onderscheid gemaakt tussen 3 soorten netwerk:

- Geëngageerd netwerk

Dit zijn netwerkleden die zich vast opgeven bij het intakegesprek om samen met

de jongere na te denken over de doelstellingen voor de jongere en/of zichzelf.

- Betrokken netwerk

Dit zijn netwerkleden die ingeschakeld worden om te helpen bij de verwezenlijking

van de doelen van de jongere of zijn geëngageerd netwerk. Toch hebben deze

netwerkleden zelf geen engagement binnen de begeleiding uitgesproken.

- Andere relevante personen:

Dit zijn netwerkleden die belangrijk zijn voor de jongere in de begeleiding.

Mogelijks komen zij voor in de doelstellingen van de jongere, maar zij nemen

noch een geëngageerde, noch een betrokken houding aan.

De begeleidingsthema’s worden onderverdeeld in 2 groepen:

1. Voorbereiding op het zelfstandig wonen:

Administratie, Financiën, Dagbesteding, Huisvesting, Huishouden, Gezondheid,

Geen van bovenstaande.

2. Loslaten in verbondenheid:

Communicatie, contact met context, emotionele thema’s, geen van bovenstaande.

Bij de interpretatie van de cijfers is het belangrijk om te weten dat 1 persoon zich voor

meerdere thema’s kan engageren.

Geïntegreerde netwerkleden en hun begeleidingsthema’s

In de onderstaande tabel zien we het verschil tussen de werkvorm BZW en BZW-40 wat

het geëngageerde netwerk betreft. Het is niet zo verrassend dat er voor jongeren in

Page 57: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

57

BZW-40 meer netwerk geëngageerd is. Dit is één van de voorwaarden om met de

begeleiding te kunnen starten. Voor de 11 starters van BZW werden 4 netwerkfiguren

opgegeven. Voor de 10 starters van BZW-40 werden 13 netwerkfiguren geregistreerd.

BZW BZW-40

Moeder 2 7

Vader 1 3

Broer(s) 0 1

Zus(sen) 1 0

Grootouder(s) 0 1

Pleegouders 0 1

Totaal 4 13

Deze netwerkleden engageren zich voor verschillende begeleidingsthema’s. Er is een

groot verschil in het aantal thema’s die 1 persoon opneemt. Voor de werkvorm BZW

neemt elk geëngageerd netwerklid 1 begeleidingsthema op zich. Voor de werkvorm BZW-

40 nemen de 13 netwerkleden 38 thema’s voor hun rekening en komt iedere persoon

aan een gemiddelde van 3 thema’s. Deze cijfers zijn uiteraard relatief aangezien de

begeleid(st)er hun hierbij kan ondersteund hebben. Dagbesteding, financiën en

administratie zijn de 3 thema’s waarvoor het netwerk zich het vaakst engageert.

BZW BZW-40

Administratie 1 7

Financiën 1 5

Dagbesteding 0 6

Huisvesting 1 4

Huishouden 0 4

Gezondheid 0 1

Totaal 3 27

BZW BZW-40

Communicatie 0 5

Contact met

context

1 4

Emotionele

thema’s

0 2

Totaal 1 11

Page 58: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

58

Betrokken netwerkleden en hun begeleidingsschema’s

Wanneer we de cijfers van het betrokken netwerk voor beide werkvormen bekijken,

stellen we vast dat deze gelijkaardig zijn als deze van het geëngageerde netwerk. De

personen die deel uitmaken van het netwerk veschuiven wel. Bij het geëngageerde

netwerk is er voornamelijk sprake van gezinsleden, voor het betrokken netwerk worden

de gezinsleden uitgebreid met familieleden, vrienden en kennissen.

BZW BZW-40

Moeder 2 0

Vader 1 4

Partner 0 1

Grootouder(s) 1 2

Tante’s en/of

nonkels

0 1

Vriend(en)/

kenis(sen)

0 3

Stiefmoeder 0 1

Medestudenten 0 1

Andere 0 1

Totaal 4 14

Er zijn 5 netwerkleden die jongeren ondersteunen met het netwerkthema huishouden.

Huisvesting komt op de tweede plaats. Deze thema’s verschillen met de thema’s die

geëngageerde netwerkleden opnemen. De 18 betrokken netwerkleden ondersteunen de

jongere met 21 begeleidingsthema’s, ongeveer 1 thema per persoon.

BZW BZW-40

Administratie 0 2

Financiën 0 1

Dagbesteding 0 2

Huisvesting 0 3

Huishouden 2 3

Gezondheid 0 1

Totaal 2 12

BZW BZW-40

Communicatie 1 1

Page 59: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

59

Contact met

context

0 2

Emotionele

thema’s

0 2

Totaal 1 5

Andere netwerkleden

Wat het aantal andere netwerkleden betreft zien we dat de werkvorm BZW de overhand

neemt. Wat opvalt is de aard van netwerkleden, ook hier gaat het voornamelijk over

gezindsleden en vrienden of partner.

BZW BZW-40

Moeder 1 1

Vader 1 0

Broer(s) 1 2

Zus(sen) 2 1

Partner 2 1

Vriend(en)/

kennis(sen)

1 1

Totaal 8 6

Algemene conclusie netwerkleden

Wat de netwerkleden betreft stellen we vast dat de cijfers volledig in de lijn van onze

verwachtingen liggen. De geëngageerde en betrokken netwerkleden vinden we vooral

terug bij BZW-40 begeleidingen. De groep andere netwerkleden is het grootst voor de

werkvorm BZW. We willen wel aandacht hebben voor de netwerkleden die voor de

werkvorm BZW werden opgegeven in alle 3 de categorieën. Onze rol als begeleider kan

een belangrijke rol spelen om deze netwerkleden meer te betrekken bij de begeleiding.

Over onze rol als begeleider kan je meer terugvinden in het derde deel van dit

jaarverslag: bevindingen 1 jaar BZW-40.

Page 60: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

60

3.3 Inhoudelijk deel: Bevindingen na 1 jaar BZW-40

3.3.1 Inleiding

In het jaarverslag 2011 kondigden we aan dat het BZW-aanbod zou uitgebreid worden

met een nieuw erkende vorm van kortdurende BZW voor 8 jongeren. Dit nieuwe en

experimentele begeleidingsaanbod kreeg de naam ‘BZW-40’, wat staat voor ‘Begeleid

Zelfstandig Wonen (BZW) in verbinding (-) in 40 weken (40)’. Een BZW-40 begeleiding

start thuis in het netwerk waar de adolescent verblijft. Er wordt in de begeleiding bewust

een periode ingebouwd om de jongere thuis te laten vertrekken op een manier die hijzelf

en zijn netwerk ervaren als goed en verbindend. Zo blijft het netwerk ook nauwer

betrokken en geëngageerd eenmaal de jongere effectief zelfstandig woont.

Vanaf februari 2012 zijn we gestart met de eerste begeleidingen van jongeren en hun

netwerk in BZW-40. Voor 12 jongeren startten we een BZW-40 begeleiding op, wat

opmerkelijk mag genoemd worden in een opstartjaar!

Het voorbije jaar hebben we getracht het theoretisch concept om te zetten in de praktijk

van het begeleidingswerk. Deze praktijkervaring gecombineerd met enkele cijfers uit de

jaarregistratie leidden tot verschillende bevindingen, en tot bijsturingen van het

theoretisch model. We hebben ervoor gekozen om enkele bijsturingen van ons model

kort toe te lichten, en één belangrijke bevinding rond de positie van de begeleider te

bespreken.

3.3.2 Enkele bijsturingen van het theoretisch model

Om het netwerk niet te veel te belasten, hadden we er oorspronkelijk voor gekozen om

voor de opstart van een begeleiding in BZW-40 geen kennismakingsgesprek te houden

zoals we dat wel doen bij de reguliere BZW begeleidingen. We merkten echter dat het

moeilijk was onze specifieke aanpak in de begeleiding pas voor te stellen tijdens het

intakegesprek. We deden om die reden bijna altijd een kennismakingsgesprek voor de

intake waarin we de inhoud van de begeleidingsvorm toelichtten. Op die manier

probeerden we bovendien de opstartcriteria te toetsen en onze aanmeldingen uit te

zuiveren. We hebben dan ook beslist om toch systematisch kennismakingsgesprekken te

doen. Ook merkten we dat de aanmeldingscriteria om te starten met een begeleiding in

BZW-40 exact moeten toegepast worden. Zo is het belangrijk dat de jongere nog bij het

geëngageerde netwerk inwoont, of slechts in time-out ergens anders verblijft. Het is

moeilijker om het accent op ‘een goed vertrek’ en ‘verbondenheid’ te leggen als de

Page 61: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

61

jongere reeds definitief een andere woonplaats heeft gevonden, zelfs als er een

geëngageerd netwerk is waar de jongere vandaan komt.

Daarnaast stelden we vast dat we enige flexibiliteit moesten inbouwen in ons

begeleidingsaanbod.

De vooropgestelde fasering in weken was moeilijk hanteerbaar. De termijn waarin

jongeren effectief zelfstandig gaan wonen, varieert immers enorm afhankelijk van het

voorbereidend proces van de jongere en zijn netwerk, maar ook van de tijd die nodig is

om een woning te vinden. De fasering werd dan ook herleid tot drie begeleidingsfases die

schommelen in duur. De eerste essentiële begeleidingsfase in BZW-40 is erop gericht te

werken aan doelen die de jongere en zijn netwerk opstellen in het kader van het

toekomstig vertrek van de adolescent. De tweede begeleidingsfase bestaat erin te

werken aan het effectief zelfstandig wonen van de jongere. Fase één en twee bestrijken

een duur van negen maanden. Aansluitend is er een mogelijkheid van drie maanden

trajectbegeleiding wanneer de jongere tijdelijk nog ondersteuning nodig heeft of wil

verwezen worden naar vervolghulpverlening.

Ook dienden we flexibel om te springen met het te verwachten engagement van het

netwerk. Zo kan er een grote bereidheid zijn van een lid uit het netwerk om zich te

engageren maar is de draagkracht te beperkt om dat in praktijk om te zetten. Het

oplaaien van conflicten kan er ook voor zorgen dat netwerkleden (tijdelijk) hun

engagement terugschroeven, waardoor de begeleiding eerder lijkt op een reguliere bzw-

begeleiding.

Het flexibel omspringen met de invulling van een begeleiding is eigen aan het

vraaggericht en op maat werken. Toch willen we een goed evenwicht bewaren en er over

waken dat een te grote flexibiliteit niet te veel afwijkt van de essentie van BZW-40.

Tot slot is het belangrijk om te vermelden dat de manier van werken in BZW-40 door de

begeleiders als heel positief ervaren wordt. Hoewel we nog maar één jaar geleden

gestart zijn en we vaak moeten zoeken naar nieuwe methodieken, geloven de

begeleiders allemaal heel erg in het opzet van de begeleidingen, namelijk bewust tijd

maken voor verbinding. Tevens doet deze nieuwe manier van werken een frisse wind

waaien in de reguliere BZW begeleidingen, zowel wat betreft het gebruik van

methodieken als het creatief zoeken naar hulpbronnen in het netwerk van de jongeren.

3.3.3 Positie van de begeleider

Uit de cijfers van de startjaarregistratie was één van de opvallendste en te verwachten

vaststellingen dat er meer netwerkleden geëngageerd en betrokken zijn in BZW-40

Page 62: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

62

begeleidingen dan in BZW-begeleidingen2. Als gevolg hiervan hebben we gemerkt dat we

als BZW-40-begeleider een andere positie innemen dan in de reguliere BZW-

begeleidingen. Dit verschil hebben we in de begeleidingspraktijk ook heel duidelijk

gevoeld en werd ook geregeld opnieuw besproken in het maandelijks “BZW-40-overleg”.

We stellen vast dat we in BZW-begeleidingen veel samen doen met de jongere in

begeleiding om hem op die manier te leren hoe hij iets kan aanpakken (bijvoorbeeld: een

woning zoeken, koken enz.). Daarnaast doen we voornamelijk individuele psychosociale

begeleiding, bij gebrek aan een geëngageerd en betrokken netwerk of omdat de jongere

afstand wil van zijn netwerk. Samen met de BZW-jongere proberen we te zoeken naar

manieren om het verleden een plaats te geven en een zelfstandig leven in het heden en

de toekomst op te bouwen. Eventueel denken we na over hoe de jongere contact kan

leggen of behouden met betekenisvolle figuren uit zijn leven.

Begeleidingen bij BZW-40 starten in het netwerk waarin de jongere verblijft, met een

duidelijk uitgesproken engagement van jongere én netwerk. De begeleider focust m.a.w.

op het activeren van de jongere en zijn netwerk zodat zijzelf kunnen nadenken over

doelstellingen en hier samen aan kunnen werken. Dit vertaalt zich voornamelijk in

gesprekken rond communicatie en interactie tussen de adolescent en zijn netwerk, in

functie van het bereiken van de doelstellingen. Een fictief, maar realistisch voorbeeld kan

het verschil verduidelijken.

Voorbeeld

Jan en Toon hebben beiden het perspectief om autonoom te gaan wonen, elk vanuit een

andere begeleidingsvorm. We schetsen in grote lijnen de start van de begeleiding.

• Jan, jongere in begeleiding bij BZW:

Jan, 17 jaar, is enig kind. Jan zijn mama is overleden. Met zijn papa leeft hij al jaren in

conflict omwille van het alcoholprobleem van vader. Beide partijen zien het niet meer

zitten om in de nabije toekomst te investeren in hun onderlinge relatie. Tijdens de intake

vraagt de begeleider of Jan een netwerk heeft dat met hem kan nadenken over hulp bij

het zelfstandig wonen. Papa is echter niet bereid om vaak gesprekken te hebben met de

begeleider, want er is al veel hulpverlening geweest. Papa wil wel nog af en toe

langskomen als hij apart woont. Jan en papa willen graag dat er zo snel mogelijk rust

komt voor hun beiden en dit door apart te wonen. Jan kan nergens terecht als tijdelijke

tussenoplossing, dus zullen we meteen starten met het zoeken van een woning voor Jan.

Samen met de begeleider leert Jan hoe hij zelf woningen kan opzoeken, en ze gaan

samen woningen bezichtigen.

2 Geëngageerd en betrokken netwerk: zie uitleg bovenstaand.

Page 63: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

63

• Toon, jongere in begeleiding bij BZW-40:

Toon, 17 jaar, is enig kind. Toon zijn mama is overleden. Met zijn papa leeft hij al

jarenlang in conflict sinds zijn vader een nieuwe vriendin heeft. Toon wil om die reden

apart wonen. Wel hebben ze een duidelijk engagement uitgesproken om na te denken

over een goed vertrek. Samen met Toon en het netwerk zullen we uitzoeken wat hun

doelstellingen zijn en wat ze belangrijk vinden om een vertrek zo goed mogelijk voor te

bereiden. Toon en papa zijn een termijn overeen gekomen waarin ze de overgang naar

zelfstandigheid willen organiseren. De volgende doelstelling wordt dan ook het zoeken

van een woning voor Toon. De focus van de begeleider zal hierbij niet zozeer liggen op

het aanleren hoe Toon de woning kan vinden, dan wel op het zoeken van Toon en zijn

vader naar een geschikte persoon die Toon hierbij kan helpen. Uiteindelijk wordt beslist

dat Toon samen met zijn grootvader een nieuwe woonst gaat zoeken. Toon en opa

hebben echter snel conflicten als ze lange tijd onder hun twee zijn. Er wordt dan ook

afgesproken dat ze vier keren per week samen gedurende 10 minuten studio’s opzoeken.

Het verloop hiervan wordt na enige tijd besproken met de begeleider.

Dit verschil in positie van de begeleider wordt ook opgemerkt door andere BZW-diensten

die een netwerkgerichte begeleidingsvorm voorzien. We hebben naar aanleiding van de

uitbreidingsronde van 2012 de intervisie voor BZW-diensten georganiseerd met ons

team. Meerdere BZW-diensten hebben ook gekozen om een erkenning aan te vragen

voor een kortdurende werkvorm waarin ze uitgesproken aandacht hebben voor het

betrekken van de context in een BZW-begeleiding. De andere diensten doen dit op basis

van geplande netwerkoverlegmomenten met een netwerk dat wordt samengesteld door

de jongere zelf. Deze methode is geïnspireerd op “Eigen Kracht Conferentie”3. Hoewel dat

een ander uitgangspunt is dan bij BZW-40, staat opnieuw het activeren van de jongere

én zijn netwerk centraal waardoor de positie van de begeleider verandert. Er is dus wat

dat betreft een evolutie merkbaar bij verschillende BZW-diensten in de sector van de

Bijzondere Jeugdzorg.

3 EIGEN KRACHT CONFERENTIE, Wat is een eigenkracht conferentie, Internet, z.d.

http://www.eigen-kracht.be/Wat

Page 64: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

64

KWALITEIT

Page 65: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

65

4 Jaarverslag Kwaliteit

Inleiding

Sinds het najaar van 2010 is vzw Amber bezig met een grondige organisatieontwikkeling.

Dit houdt in dat een focusgroep, met een vertegenwoordiger uit alle teams, samen met

een externe deskundige systematisch en doelgericht nadenken over de verdere

ontwikkeling van onze organisatie. In de loop van 2012 kreeg deze

organisatieontwikkeling steeds concreter vorm. De hoofddoelstelling in 2013 is dan ook

een nieuwe kwaliteitsvolle organisatiestructuur en een geleidelijk implementeren hiervan.

Binnen deze organisatieontwikkeling willen we een betere integratie van kwaliteit in de

organisatie bereiken. Rond de plaats van kwaliteit in de organisatie werd in 2012 niet

afzonderlijk nagedacht binnen het Overleg Kwaliteit. We hebben ervoor gekozen om de

integratie van kwaliteit mee te nemen binnen deze totale organisatieontwikkeling. Wel

volgde de kwaliteitscoördinator een studiedag (Radar op zelfevaluatie) waar nuttige

adviezen gegeven werden omtrent de plaats van kwaliteit in een organisatie. Vanuit

deze studiedag werd ook het belang van zelfevaluatie in de verf gezet. Naar aanleiding

van deze studiedag hebben we op het Overleg Kwaliteit overwogen om terug een

zelfevaluatie te doen aan de hand van een model zoals Proza. Aangezien de

organisatieontwikkeling op zich reeds een grondige zelfevaluatie van de voorziening

inhoudt, hebben we er uiteindelijk voor gekozen geen parallel proces van zelfevaluatie te

starten. Dit om verwarring te vermijden. Vanuit het Overleg Kwaliteit blijven we ons

binnen de thema’s die wel aan bod komen kritisch en evaluerend opstellen met het oog

op een voortdurende verbetering van onze werking op kwaliteitsniveau.

In 2012 legden we vanuit het Overleg Kwaliteit de nadruk op de jaarlijks terugkomende

zaken. Centraal hierbij stonden de tevredenheidsmeting, het up-to-date houden van het

kwaliteitshandboek en het gebruiksvriendelijk maken van het kwaliteitshandboek. Net als

in 2011 kwam het Overleg Kwaliteit maandelijks in plaats van tweemaandelijks samen.

Dit om de zaken beter te kunnen vasthouden.

4.1 Up-to-date houden van het kwaliteitshandboek

Net zoals vorige jaren hebben we ook in 2012 een aantal teksten en procedures uit het

kwaliteitshandboek herwerkt. Welke overlegorganen en medewerkers voornamelijk

betrokken worden bij de herziening van het onderdeel hangt af van de inhoud. In 2012

Page 66: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

66

herwerkte Idee6 (overlegorgaan bestaande uit de inhoudelijke verantwoordelijken uit de

verschillende teams en de beleidsdirectie) de teksten rond het VTO-beleid en de

participatie van de betrokken partijen in de hulp- en dienstverlening. Een aantal teksten

werden hoofdzakelijk bekeken op het Overleg Kwaliteit waarbinnen de verschillende

teams vertegenwoordigd zijn. De vertegenwoordigers zijn de link tussen het Overleg

Kwaliteit en de verschillende teams. De mate waarin de teams zelf betrokken worden

bekijken we per onderdeel op het Overleg Kwaliteit. Het blijft een evenwichtsoefening om

de teams voldoende te betrekken zonder ze te overbelasten.

De volgende onderdelen kwamen in 2012 aan bod op het Overleg Kwaliteit. We pasten

de tekst rond inspraak van gebruikers aan. Bij het herwerken van dit onderdeel gaven we

extra aandacht aan volgende thema’s: het vraag- en oplossingsgericht werken, het

centraal stellen van de doelstellingen van de cliënten én oog hebben voor de veiligheid

van de minderjarige, inspraak van de cliënt bij het beslissen van de setting en de

frequentie van de huisbezoeken en het Decreet Rechtspositie van de Minderjarige. De

klachtenprocedure die we in 2011 grondig herwerkt hadden, kwam nog even aan bod. Bij

het overlopen van de procedure op de teams kwam de vraag om een soort

klachtenwegwijzer voor de teamverantwoordelijken op te stellen. We maakten een

document met de te volgen stappen door de teamverantwoordelijke als er een klacht

binnenkomt. Naar aanleiding hiervan verduidelijkten we nog een aantal zaken in de

klachtenprocedure zelf. Daarnaast actualiseerden we verschillende procedures die

rechtstreeks betrekking hebben op de hulpverlening. Aangezien deze procedures

verschillen van werkvorm tot werkvorm, splitsten we deze op per werkvorm (zie ook

1.1.2). In 2012 herzagen we de procedures ‘samenstellen en gebruiken van het dossier’

en ‘onthalen van gebruikers’. Tot slot herbekeken we de procedure ‘evalueren van de

hulp- en dienstverlening op organisatieniveau’.

4.2 Gebruiksvriendelijk maken van het kwaliteitshandboek

In 2011 waren we gestart met het opsplitsen van het kwaliteitshandboek per werkvorm.

Dit met als doel het kwaliteitshandboek beter bruikbaar te maken voor de medewerkers.

We ervaren dat dit vooral zinvol is voor de procedures die betrekking hebben op de

hulpverlening zelf (bijvoorbeeld de procedure rond het opstellen en gebruiken van het

handelingsplan). Deze procedures verschillen van werkvorm tot werkvorm. Door het

opsplitsen van het kwaliteitshandboek valt overbodige informatie weg. Medewerkers

kunnen zo sneller de voor hun relevante procedure terugvinden.

Page 67: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

67

Net als in 2011 koppelden we het opsplitsen van de procedures aan het up-to-date

houden van het kwaliteitshandboek. Onderdelen van het kwaliteitshandboek die in 2012

aan bod kwamen (zie 1.1.1) splitsten we indien aangewezen op per werkvorm.

Onderdelen van het kwaliteitshandboek die gemeenschappelijk zijn voegen we toe aan de

verschillende kwaliteitshandboeken. We blijven ervoor kiezen zowel een digitale als een

papieren versie te behouden. Een papieren kwaliteitshandboek blijft voor veel

medewerkers een meerwaarde hebben naar gebruiksgemak.

Doorheen het herwerken van de procedures merkten we dat het opsplitsen per werkvorm

de herwerking compliceert. We willen in 2013 bekijken hoe we de herwerking van deze

procedures zo efficiënt mogelijk kunnen laten verlopen.

Naast het opsplitsen van het kwaliteitshandboek voor de verschillende werkvormen

besteedden we extra aandacht aan de manier waarop de onderdelen van het

kwaliteitshandboek geschreven worden. We streven hierbij naar vlotte leesbaarheid en

overzichtelijkheid.

4.3 Tevredenheidsmeting

4.3.1 Tevredenheidsmeting gebruikers thuisbegeleiding

4.3.1.1 Doelgroep en afname

In de periode van 1 juli 2011 tot en met 1 augustus 2012, werd de thuisbegeleiding van

38 gezinnen afgesloten. We deden thuisbegeleiding met variabele duur (TB) bij 10

gezinnen en kortdurende thuisbegeleiding (TB25) bij 28 gezinnen. In één gezin werd in

deze periode zowel TB25 als TB afgesloten. Het team opteerde daarom om bij dit gezin

enkel hun tevredenheid met betrekking tot de laatste begeleiding (namelijk TB) te

registreren.

De tevredenheidsmeting bij Amber thuisbegeleiding werd minimum drie maanden na

afsluiting van de begeleiding of na de overgang van TB25 naar TB afgenomen. Er werd

een aparte vragenlijst afgenomen bij alle opvoedingspersonen betrokken in een

begeleiding. In totaal werden 63 opvoedingspersonen gecontacteerd om deel te nemen

aan de tevredenheidsmeting (TB: 15 personen; TB25: 48 personen). Hiervan hebben we

36 reacties ontvangen (TB: 6 personen; TB25: 30 personen). Dit betekent een respons

van in totaal 57 procent (TB: 40%; TB25: 63%).

Page 68: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

68

De vragenlijst voor deze tevredenheidsmeting bevat 14 meerkeuze vragen (met de

mogelijkheid om hun antwoord per vraag toe te lichten), twee open vragen en één

schaalvraag. De tevredenheidsmeting werd elektronisch (online), per post of tijdens een

huisbezoek afgenomen. Zes tevredenheidsmetingen namen we via huisbezoek af (TB: 1,

TB25: 5) en we ontvingen 21 elektronische reacties (TB: 5, TB25: 16) en negen reacties

per post (TB: 0; TB25: 9).

Het doel van de tevredenheidsmeting is om zicht te krijgen op inhoudelijke en

procesmatige krachten en werkpunten van de begeleidingen ter bijsturing van onze

werking. In wat volgt, is voornamelijk getracht algemene elementen te benoemen die

helpend of storend kunnen zijn in een begeleiding. Om een duidelijk overzicht van deze

elementen te bieden, hebben we gezocht naar een algemeen kader waarin de feedback

van de gezinnen een plaats kan vinden. Het pizzamodel van Lambert (1999) sluit hierbij

aan. Volgens dit model is een therapeutische verandering een functie van vier factoren.

Deze factoren zijn ‘cliënt- en omgevingsfactoren’ (40%: karakteristieken van de

cliënt zoals zijn motivatie, intelligentie, steun van de omgeving), ‘therapeutische

relatie’ (30%: band tussen de therapeut en de cliënt zoals deze wordt beleefd door de

cliënt), ‘specifieke model- en techniekfactoren’ (15%: het therapeutisch model en

de gebruikte technieken, contact met derden en gespreksvaardigheden) en ‘hoop en

resultaatsverwachtingen’ (15%: het besef van de cliënt dat hij in behandeling is, hoop

op verandering, enz.). In functie van de tevredenheidsmeting kiezen we ervoor om de

eerste factor, in het bijzonder cliënt- en omgevingsfactoren, niet te bevragen vermits we

hier in de begeleidingen niet rechtstreeks een invloed op hebben.

4.3.1.2 Resultaten

In onderstaande resultaten integreren we al de verzamelde gegevens in drie categorieën,

namelijk (1) therapeutische relatie, (2) specifieke model- en techniekfactoren en (3)

hoop en resultaatsverwachtingen. Hierbij categoriseren we de antwoorden enerzijds in

positieve kenmerken en anderzijds in werkpunten en suggesties.

Positieve kenmerken

Met betrekking tot de eerste categorie, ‘therapeutische relatie’, is het duidelijk dat de

gezinsleden heel erg tevreden zijn over de houding van de begeleider. Enkele

positieve kenmerken die hierbij aangehaald worden zijn het respect, enthousiasme,

eerlijkheid, openheid, begrip, vriendelijkheid, oprechtheid, professionaliteit en het

inzichts- en doorzettingsvermogen van de begeleider. Op de meerkeuzevraag ‘ik vind dat

de begeleider op een respectvolle en correcte manier omging met mij en mijn gezin’,

Page 69: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

69

antwoordde 81 procent van de opvoedingspersonen dat ze ‘wel akkoord’ zijn en 11

procent dat ze ‘eerder wel akkoord’ zijn. Verder ervaren de gezinsleden de (telefonische)

bereikbaarheid van de begeleider tijdens de begeleiding ook als positief (62%: wel

akkoord; 27%: eerder wel akkoord). De tevredenheid over de bereikbaarheid van de

begeleider na de begeleiding is minder uitgesproken: 46 procent wel akkoord en 38

procent eerder wel akkoord. Tot slot geven alle gezinsleden aan dat de begeleider op een

correcte manier omgaat met informatie over hun gezin (73% wel akkoord; 24%

eerder wel akkoord; 0% (eerder) niet akkoord; 3% geen antwoord).

De tweede categorie, ‘specifieke model- en techniekfactoren’, is verder opgedeeld in drie

subcategorieën: methodische competenties, contact met derden en

gespreksvaardigheden.

Wat de methodische competenties betreft, maken we een onderscheid tussen

inhoudelijke en procesmatige factoren. Met betrekking tot de inhoudelijke methodische

competenties, geeft 59% van de gezinsleden aan dat ze in de begeleiding hebben

gewerkt aan hun opvoedingsvragen. 30% van de gezinsleden zijn eerder akkoord

met deze stelling. Vier opvoedingspersonen nuanceren dat ze in de begeleiding eerst aan

veiligheidsdoelen hebben gewerkt alvorens zich te richten op eigen opvoedingsvragen. Er

wordt hierbij ook frequent aangehaald dat ze tevreden zijn dat de opvoedingsdoelen

worden gekozen in dialoog met de begeleider. Met betrekking tot TB25, appreciëren

enkele gezinsleden dat er op een zeer korte tijd intensief wordt gewerkt naar een

bepaald doel. Veel gezinsleden zijn tevreden over de gekregen adviezen rond

opvoeding. De adviezen die hierbij het vaakst worden benoemd zijn gericht op regels en

afspraken, belonen, straffen en negeren, dagstructuur, activiteiten met de kinderen

(aangepast aan leeftijd) en communicatietechnieken in het gezin. Verschillende

gezinsleden zijn ook tevreden over de gebruikte methodieken in de begeleiding, met

het werkplan als voorbeeld. Respectievelijk 73 en 21 procent is tevreden en eerder

tevreden met de gekregen uitleg over de werking van thuisbegeleiding. Wat betreft

doorverwijzing, appreciëren gezinsleden dat er in de begeleiding aandacht gaat naar de

noden van alle gezinsleden en naar de voorbereiding op de overstap naar een andere

hulpverleningsvorm. Verder vinden enkele gezinsleden het ook positief om in de

begeleiding expliciet stil te staan bij hun kwaliteiten als opvoeder. Tot slot wordt het

als positief ervaren dat de opgestelde verslagen samen met de gezinsleden gelezen

worden en dat ze hiervan een kopie ontvangen. 70 procent van de gezinsleden weet

voldoende wat er in de verslagen staat (en 24% is eerder akkoord met deze stelling).

Respectievelijk 59 en 35 procent gaat akkoord en eerder akkoord met de stelling ‘de

mening van de gezinsleden over de te zetten en gezette stappen in de begeleiding komt

duidelijk naar voor in de verslagen’.

Page 70: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

70

De belangrijkste clusters die terugkomen met betrekking tot de procesmatige

methodische competenties zijn de planning van de huisbezoeken, het betrekken van

andere personen in de begeleiding, de gehanteerde oplossingsgerichte visie en de

praktische steun van de begeleider. In verband met de huisbezoeken, zijn de meeste

gezinsleden tevreden over de flexibiliteit van de begeleider in het plannen of verzetten

van een huisbezoek. 67 procent van de gezinsleden gaat akkoord met de stelling ‘het

aantal huisbezoeken per week wordt aangepast aan de noden van de gezinsleden op het

moment’ (24% is eerder akkoord). De voorspelbaarheid van de huisbezoeken, namelijk

één huisbezoek per week, is tevens een positief kenmerk. Over het betrekken van

andere personen, zoals gezinsleden en familieleden, zijn alle opvoedingspersonen

tevreden (54% wel akkoord; 43% eerder wel akkoord; 0% (eerder) niet akkoord; 3%

geen antwoord). Het wordt bijvoorbeeld als positief ervaren dat de begeleider rekening

houdt met alle kinderen en niet enkel het kind op wiens naam het dossier staat, dat de

begeleider rekening houdt met de privacy van het gezin als er bezoek is en dat de

begeleider met de context van het gezin werkt. Enkele gezinsleden benadrukken hierbij

hoe belangrijk het voor hen is om iedereen die bij het gezin woont, mee te engageren.

Ook de gehanteerde oplossingsgerichte visie wordt door verscheidene gezinsleden

aangehaald als een positief kenmerk van de begeleiding. Enerzijds zijn de mensen

tevreden dat er in de begeleiding wordt gezocht naar een oplossing voor problematische

situaties en anderzijds vinden ze het fijn dat ze in de begeleiding bekrachtigd worden in

wat ze goed doen. Verder geven de gezinnen aan dat het samen zoeken naar

oplossingen die passend zijn voor het gezin, helpend is. Tenslotte wordt de praktische

steun van de begeleider ook als positief ervaren, bijvoorbeeld vervoer naar een

oudercontact, enz.

Wat het ‘contact met derden’ betreft, lijken de gezinsleden het belangrijk te vinden dat

ze voldoende uitleg krijgen over het doel hiervan. Verschillende opvoedingspersonen zijn

tevreden dat ze door de begeleider ondersteund werden in het contact leggen met

andere hulpverleners. Samenvattend zien we dat 57 procent van de opvoedingspersonen

akkoord zijn met de stelling ‘de ouders zijn tevreden over de manier waarop de

begeleider hen heeft betrokken bij contacten met andere hulpverleners’ (35% is eerder

wel akkoord).

Met betrekking tot de laatste subcategorie, ‘gespreksvaardigheden’, zien we dat

gezinsleden het belangrijk vinden dat de begeleider in gesprek gaat met alle gezinsleden

(en niet enkel de ouders). Verder lijken gezinsleden het te appreciëren dat een

begeleider verwacht dat gezinsleden naar elkaar luisteren en met elkaar praten tijdens

een huisbezoek.

Page 71: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

71

Ook de categorie ‘hoop en resultaatsverwachtingen’ lijkt veel te betekenen voor de

gezinsleden. Vooral het zien van resultaat zorgt voor een grote tevredenheid.

Gezinsleden spreken hier over het leren van nieuwe technieken, veranderingen zien die

blijven werken en het creëren van een positieve sfeer in huis. 60 procent van de

opvoedingspersonen geeft aan dat ze in de begeleiding nieuwe vaardigheden hebben

geleerd in verband met de opvoeding van hun kinderen. 27 procent van de

opvoedingspersonen gaat ‘eerder wel akkoord’ met deze stelling. Meer dan de helft van

de opvoedingspersonen hebben ook meer vertrouwen gekregen in hun eigen

kunnen als opvoeder ten gevolge van de begeleiding (54% wel akkoord; 24% eerder

wel akkoord). Twee opvoedingspersonen leggen een verband tussen een groter

vertrouwen in zichzelf als opvoeder enerzijds en meer inzicht in en tips rond opvoeding

anderzijds.

Werkpunten en suggesties

Betreffende de ‘therapeutische relatie’, geeft respectievelijk drie en twee procent van de

gezinsleden aan dat ze eerder niet tevreden en niet tevreden zijn over de manier

waarop de begeleider omgaat met hun gezin. Met betrekking tot de

bereikbaarheid van de begeleider tijdens de begeleiding melden enkele

gezinsleden dat ze hun begeleider telefonisch moeilijk bereikbaar vinden. Hieraan

verbonden, is acht procent van de gezinsleden niet tevreden over de bereikbaarheid van

de begeleider na de begeleiding (3% eerder niet akkoord). In kader van nazorg stellen

verschillende gezinsleden voor dat het wenselijk is dat de begeleider telefonische

contactgegevens doorgeeft bij de afronding van de begeleiding en dat hij af en toe

telefoneert. Er zijn geen werkpunten naar voren gekomen wat betreft de manier waarop

de begeleider omgaat met informatie over het gezin. Met betrekking tot deze

categorie, suggereren enkele gezinsleden tot slot dat het soms nodig is om strenger te

zijn (bijvoorbeeld tegen mensen met een drankprobleem) en dat we een manier dienen

te vinden om jongeren te overtuigen om deel te nemen aan gesprekken wanneer hij of

zij daar geen zin in heeft.

Binnen de inhoudelijke methodische competenties van de categorie ‘specifieke model- en

techniekfactoren’, benoemen de gezinsleden weinig werkpunten. Hoewel zes procent van

de gezinsleden aangeven dat ze in de begeleiding eerder niet of helemaal niet hebben

gewerkt aan hun opvoedingsvragen, verduidelijken ze niet waarom dit is. Ditzelfde

geldt voor de meerkeuzevragen rond de uitleg over de werking van thuisbegeleiding

en de verslagen. Met betrekking tot de gekregen adviezen rond opvoeding,

suggereren twee gezinsleden dat de begeleiding voor hen misschien effectiever was

Page 72: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

72

indien deze meer was aangepast aan de leeftijd van hun kind(eren). Hiernaast adviseert

één gezinslid dat werkplannen als methodiek meteen gebruikt moet worden. Tot slot

merkt één gezinslid op dat de voorstellen tot doorverwijzing soms (te) drastisch zijn.

Wat de procesmatige methodische competenties van de categorie ‘specifieke model- en

techniekfactoren’ betreft, komen verschillende elementen terug die door enkele

gezinsleden als negatief wordt ervaren. Een werkpunt dat naar voren komt heeft

betrekking op de duur van een huisbezoek. Vijf gezinsleden vinden dat een huisbezoek

soms te lang duurt en dat er niet altijd rekening wordt gehouden als ze hun grens hierin

aangeven. Eén opvoedingspersoon geeft ook aan dat hij één huisbezoek per week te veel

vindt en de thuisbegeleiding ervaart als inbreuk op zijn privéleven. Verder is

respectievelijk acht en vijf procent van de gezinsleden eerder niet tevreden en niet

tevreden over het moment dat thuisbegeleiding start in hun gezin. Verschillende

gezinnen willen dat de thuisbegeleiding sneller opstart (onder andere om escalatie thuis

te voorkomen). Daartegenover zegt één gezinslid dat er thuis veel minder problemen

waren tegen dat de begeleiding startte. Bovendien is één gezinslid ontevreden over het

feit dat de begeleiding stopte wanneer zijn kind 18 werd, met een verhoogde tijdsdruk

tot gevolg. Hieraan verbonden zien we een verschil in tevredenheid over de duur,

frequentie en intensiteit van de thuisbegeleiding naargelang de werkvorm (namelijk

TB of TB25). Met betrekking tot TB worden er geen werkpunten aangehaald.

Verschillende gezinsleden vinden echter dat TB25 langer moet duren (bijvoorbeeld omdat

er onvoldoende tijd is om rond alle problemen te werken) en dat de intensieve werkvorm

te veel tijdsdruk inhoudt. De startfase mag voor één gezinslid sneller gaan, terwijl een

ander gezinslid vindt dat dit uitgebreider dient te gebeuren. Hij adviseert hierbij dat de

thuisbegeleider het kind of de jongere observeert in een voor hem of haar natuurlijke

context (bijvoorbeeld op school, op de voetbal, dansles, enz.) zodanig dat er een beter

beeld gevormd wordt van hem of haar. Tot slot suggereert één gezinslid dat het

wenselijk zou zijn als de afbouwfase meer geleidelijk gebeurt: bijvoorbeeld van

wekelijks contact naar om de 14 dagen naar maandelijks enzovoort.

Betreffende het contact met derden worden geen werkpunten of suggesties aangehaald.

In verband met gespreksvaardigheden, vraagt één gezinslid dat een incident eerst samen

wordt uitgepraat alvorens hierover drastische beslissingen te nemen (bv. met betrekking

tot doorverwijzing). We willen hierbij opmerken dat we enkel drastische beslissingen

nemen als we inschatten dat dit nodig is in kader van de veiligheid van de gezinsleden.

Met betrekking tot de categorie ‘hoop en resultaatsverwachtingen’ is het tot slot

opvallend dat 16 procent van de opvoedingspersonen eerder niet akkoord en drie procent

niet akkoord gaat met de stelling ‘ouders hebben meer vertrouwen gekregen in hun

Page 73: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

73

eigen kunnen. Ze voelen zich sterker als opvoeder’. Geen enkele persoon licht echter toe

waarom ze niet akkoord zijn met deze stelling. Twee gezinnen geven aan dat ze wel

positieve veranderingen zagen tijdens de begeleiding zelf, maar dat het terug verergerd

is sinds de begeleiding is gestopt. Eén opvoedingspersoon merkt hierbij op dat enkele

gezinsleden extra hun best deden om zo snel mogelijk van de begeleiding af te zijn met

als gevolg dat alles maar tijdelijk heeft geholpen.

Algemeen besluit

Vanuit de meerkeuze- en de open vragen, vatten we samen dat de ouderfiguren de

gekregen thuisbegeleiding over het algemeen als positief ervaren.

Samenvattend onderscheiden de ouderfiguren de volgende drie grootste krachten:

- De respectvolle houding van de begeleider;

- De correcte manier waarop de begeleider omgaat met informatie over het gezin;

- De manier waarop andere personen, zoals gezinsleden en familieleden, worden

betrokken in de begeleiding.

Als we het procentueel bekijken, zijn er geen grote werkpunten ter bijsturing van de

werking van thuisbegeleiding. In de open vragen worden de volgende aandachtspunten

het frequentst aangehaald door de ouderfiguren:

- De begeleider is meer bereikbaar na de stop van de begeleiding;

- De begeleider respecteert de gezinsleden hun grens met betrekking tot de duur van

een huisbezoek;

Een aandachtspunt dat de ouderfiguren heel frequent naar voren brengen is het starten

van de begeleiding op het moment dat het gezin hulp nodig heeft. Hoewel we hier als

voorziening zelf geen rechtstreekse invloed op kunnen uitoefenen vinden we het

belangrijk dit te signaleren.

De tevredenheid van de gezinsleden wordt tevens bekrachtigd aan de hand van de

schaalvraag (die peilt naar de algemene tevredenheid van de cliënten over

thuisbegeleiding). In de onderstaande figuur zien we dat 81 procent van de gezinsleden

een score tussen 8 en 10 geeft (27% score 10; 24% score 9; 30% score 8) en 13

procent een score van 6 of 7 (8% score 7; 5% score 6). Eén gezinslid geeft een score

van 1 en één gezinslid heeft de vraag niet beantwoord.

Page 74: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

74

Figuur 1: Aantal antwoorden per antwoordcategorie op de vraag “Op een schaal van 0 tot

10, hoe tevreden ben je over de thuisbegeleiding?”

4.3.1.3 Verbeterprojecten

• Nazorg: het team thuisbegeleiding maakt afspraken over de manier waarop nazorg

concreet ingevuld kan worden. Bijvoorbeeld, nemen we standaard maandelijks

contact op met gezinnen gedurende een bepaalde periode of nemen we enkel contact

op op vraag van de gezinnen zelf? Waar liggen de grenzen met betrekking tot de

inhoudelijke invulling van deze nazorg?

• Duur van een huisbezoek: dit willen we bekijken in team in kader van het

Experimenteel Modulair Kader. Dit kader, dat op Amber vzw geïmplementeerd wordt

vanaf 1 januari 2013, komt tegemoet aan verschillende aandachtspunten die uit deze

tevredenheidmeting naar voren komen. Hierbij krijgt de begeleider meer ruimte om

flexibel om te gaan met de frequentie, duur en intensiteit van huisbezoeken. Dit heeft

tevens tot doel om beter te kunnen aansluiten bij de noden (opvoedingsvragen) van

de gezinnen.

• Naar aanleiding van het Experimenteel modulair kader Jongerenwelzijn en het

samenvoegen van het team TB en het team TB25, dient de tevredenheidsmeting

verder aangepast te worden. Hierbij hebben we zowel aandacht voor inhoudelijke

(Wat willen we concreet bevragen?) als procesmatige (Wie bevragen we? Via welk

Page 75: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

75

medium?) factoren. We vinden het bijvoorbeeld belangrijk om ook de tevredenheid

van jongeren te meten en willen dit aandachtspunt meenemen bij de aanpassing van

de tevredenheidsmeting.

4.3.2 Tevredenheidsmeting verwijzers thuisbegeleiding

Voor de tevredenheidsmeting van de verwijzers maken we sinds november 2008 gebruik

van de uniforme tevredenheidsmeting voor consulenten die tot stand kwam op het

Overlegplatform Bijzondere Jeugdbijstand van het Arrondissement Leuven. In deze

tevredenheidsmetingen worden tien gesloten vragen gesteld en drie open vragen. De

kwaliteitscoördinator verstuurt de vragenlijst na het beëindigen van de begeleiding via

mail naar de consulent.

4.3.2.1 Afname

We verstuurden 15 tevredenheidsmetingen. Hiervan ontvingen we 7 ingevulde

exemplaren.

4.3.2.2 Resultaten

Positieve punten

De consulenten zijn over alle bevraagde onderwerpen tevreden tot zeer tevreden. Dit wil

zeggen dat zij tevreden zijn over de opnameprocedure, de bereikbaarheid van de

begeleiders, de frequentie van de informatie aan de consulenten, de doelgerichtheid van

de informatie, de formele overlegmomenten, de tijdigheid en inhoud van verslagen, het

naleven van afspraken tussen begeleiders en consulenten, de inspraak van cliënten in het

begeleidingsproces en de aangeboden begeleiding van de door hen verwezen cliënt.

Negatieve punten

De consulenten noteerden geen negatieve punten in de tevredenheidsmeting voor TB.

4.3.2.3 Verbeterproject

Uit bovenstaande resultaten concluderen we als team dat we voor dit jaar op basis van

de tevredenheidsmeting bij de consulenten geen verbeterprojecten kunnen weerhouden.

Page 76: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

76

4.3.3 Tevredenheidsmeting verwijzers TB25

4.3.3.1 Afname

Er werden 31 tevredenheidsmetingen verstuurd. We hebben 20 tevredenheidsmetingen

ingevuld terug ontvangen.

4.3.3.2 Verwerking van de resultaten

Positieve punten

De consulenten geven in hun tevredenheidsmeting aan vooral tevreden tot zeer tevreden

te zijn wat betreft de werking van TB25. Wat betreft bereikbaarheid, tijdigheid en inhoud

van verslagen, frequentie en doelgerichtheid van informatie, formele overlegmomenten,

naleven van afspraken, inspraak van cliënten in het begeleidingsproces en aangeboden

begeleiding. Eén consulent was over één begeleiding eerder tevreden over heel de lijn.

Op de open vragen reageren consulenten onder meer met: “Een vlotte samenwerking

met de begeleidster.” “Op korte termijn heel wat werk verricht in het gezin!” “Bedankt

voor de fijne samenwerking! Vlotte en duidelijke communicatie, sterke begeleiding!” “De

aanklampendheid en het blijven duiden van de probleemsituatie, ondanks de

weerstand….” “De samenwerking, het maken van afspraken, de verslaggeving”. “Een

zeer goede en dankbare begeleiding geweest, de ouders hebben de begeleiding ten volle

benut, de begeleidster heeft goed ingespeeld op de noden en vragen van het gezin,

samen hebben ze een zeer positieve weg afgelegd.” “Groot engagement en een

professionele inzet van de begeleidster en een goede samenwerking en het nodige

overleg met consulent.”

Negatieve punten

De consulenten haalden geen items aan waarover ze niet tevreden zijn.

4.3.3.3 Verbeterprojecten

We hebben geen verbeterprojecten weerhouden naar aanleiding van de verwerking van

de tevredenheidsmetingen van consulenten.

Page 77: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

77

4.3.4 Tevredenheidsmeting gebruikers BZW

Het afnemen van de tevredenheidsmetingen bij Begeleid Zelfstandig Wonen, zowel

binnen de werkvorm BZW als BZW-40, gebeurt in 2 fasen:

TVM cliënten deel 1: na handelingsplanbespreking voor BZW en BZW-40

TVM cliënten deel 2: na eindbespreking voor BZW

De verwerking van de tevredenheidsmeting gebeurt door een medewerker die de

resultaten van de enquêtes anoniem verzamelt en verwerkt. De resultaten worden

nadien besproken op het Overleg Kwaliteit en op de teamvergadering. Er worden enkele

aandachtspunten besproken en verbeterpunten voor het komende werkjaar

geformuleerd. Op die manier trachten we onze samenwerking met jongeren en

consulenten verder te optimaliseren.

Omwille van de opstart van het project BZW-40 hebben we ervoor gekozen om de

tevredenheidsmeting aan te passen. Dit heeft tot gevolg dat er van september 2011 - juli

2012 voor BZW gewerkt werd met de tevredenheidsmeting van vorig jaar. Vanaf juli

2012 werden de nieuwe/digitale tevredenheidsmetingen afgenomen, dit voor beide

werkvormen.

De eindmeting werd nog niet aangepast, aangezien er tot september 2012 geen afnames

waren voor BZW-40.

4.3.4.1 Deel 1

Deel 1 van de tevredenheidsmeting bij cliënten wordt afgenomen meteen na de

bespreking van het handelingsplan. De vragenlijst werd afgenomen door een

medewerker die de jongere niet kent omdat deze meer emotionele afstand heeft ten

opzichte van de jongere. Zo werd de kans verkleind dat de jongere een sociaal wenselijk

antwoord gaf op de gestelde vragen.

Er zijn 24 tevredenheidsmetingen afgenomen van de 24 jongeren die een bespreking

hadden van het handelingsplan in de periode vanaf augustus 2011 t.e.m. juli 2012. Van

enkele jongeren werd de tevredenheidsmeting pas in september afgenomen en dus niet

na de handelingsplan bespreking. Dit omwille van het nieuwe document en afwezigheden

binnen het team.

Page 78: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

78

De oude vragenlijst bestaat enkel uit gesloten vragen. Voor de nieuwe vragenlijst hebben

we gekozen voor een toevoeging van een schaalvraag en 3 open vragen. Dit zorgt ervoor

dat 8 jongeren geen open vragen hebben gekregen. Bij de verwerking van de resultaten

dient men hier rekening mee te houden.

4.3.4.1.1 Resultaten

Positieve punten

- De jongeren van BZW en BZW-40 geven aan tevreden te zijn over de informatie

die ze kregen tijdens het kennismakingsgesprek en dat ze een duidelijk beeld

kregen van wat BZW of BZW-40 inhoud.

- De jongeren zijn tevreden dat ze een brochure kregen.

- Zowel bij BZW als BZW-40 geven de meeste jongeren aan dat ze de mogelijkheid

hadden om vragen te stellen.

- De jongeren vinden dat er voldoende werd stilgestaan bij eigen verwachtingen,

verwachtingen van het netwerk en verwachtingen van de begeleiding.

- Specifiek werd er door een aantal jongeren aangehaald dat er goed naar hen

geluisterd werd en dat ze het goed vinden dat ze hun eigen mening mogen

hebben.

- Tot slot zijn alle jongeren van BZW en BZW-40 het ermee eens dat de begeleider

oog heeft voor alle partijen in de begeleiding. Slechts één iemand binnen BZW-40

geeft aan dat dit niet het geval is.

Verbeterpunten

- Zeven van de 16 jongeren geven aan dat bij de verwachtingen van de consulent

onvoldoende werd stilgestaan.

- Bij BZW werd de opmerking gegeven dat in de verlofperiodes beter

gecommuniceerd zou kunnen worden tussen collega’s onderling over financiën.

Hiernaast werd aangegeven dat het niet zo gemakkelijk is om de begeleider te

kunnen contacteren aangezien er gebruik gemaakt wordt van een

gemeenschappelijke gsm.

4.3.4.1.2 Verbeterprojecten

Er kan worden besloten dat over een consequente afname op dit moment nog steeds

geen sprake is. Zelfs niet in het nieuwe systeem waarbij slechts één iemand

verantwoordelijk is over de afname van de vragenlijst. Dit is onder meer het gevolg

van een samenloop van omstandigheden, afwezigheden, opstart van een nieuwe

werkvorm en de aanpassing van de vragenlijst. Aangezien de tevredenheidsmeting

Page 79: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

79

toch een belangrijke barometer is voor de kwaliteit van onze begeleiding streven we

ernaar om meer aandacht te besteden aan een consequente afname. Verder kunnen

we uit de opmerkingen van de jongeren besluiten dat de communicatie tijdens

verlofperiodes tussen de verschillende begeleiders verbeterd kan worden (bv over

financiën). Ook rond de bereikbaarheid van de begeleider kwam een opmerking.

Hierin hebben we als team besloten om duidelijker naar de jongeren te

communiceren dat er tijdens verlofperiodes collega’s bereikbaar zijn. Net door niet

met een individuele gsm te werken zijn we bereikbaarder dan dat we tijdens

verlofperiodes een andere nummer moeten doorgeven.

Verder is het belangrijk dat we tijdens de eerste begeleidingsweken voldoende

aandacht besteden aan het duidelijk stellen van de verwachtingen van de consulent

want zowel bij BZW als BZW-40 werd door bijna de helft van de jongeren opgemerkt

dat dit momenteel onvoldoende duidelijk is. We stellen ons als team hierbij de vraag

of het de doelstellingen zijn die niet duidelijk zijn of het kader waarbinnen we in de

begeleiding aan doelstellingen kunnen werken?

4.3.4.2 Deel 2

Deel 2 van de tevredenheidsmeting bij cliënten wordt afgenomen meteen na de

bespreking van het eindverslag. Ook dit wordt gedaan door een medewerker die niet

betrokken is op de jongere. Zoals eerder aangegeven is deze meting niet van toepassing

op BZW-40.

Er worden in het 2de deel van deze tevredenheidsmeting gesloten vragen gesteld.

Daarnaast stellen we drie open vragen en één schaalvraag.

Er zijn tien tevredenheidsmetingen afgenomen van de achttien jongeren die een

afsluitend gesprek hadden in de periode vanaf augustus 2011 en juli 2012. Ook dit is een

te klein aantal tevredenheidsmetingen om algemene conclusies uit te trekken.

Van acht jongeren werden geen tevredenheidsmetingen afgenomen bij het afsluiten van

de begeleiding. De reden hiervoor is onbereikbaarheid omwille van de tijdspanne tussen

het afsluiten van de begeleiding en de afname van de tevredenheidsmeting. Hierdoor zijn

vele gsm-nummers niet meer in werking.

Page 80: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

80

4.3.4.2.1 Resultaten

Positieve punten aan de hand van het pizzamodel van Lambert

De algemene tevredenheid van de jongeren werd bevraagd aan de hand van een

schaalvraag waarbij 0 staat voor helemaal niet tevreden en 10 voor zeer tevreden.

Negen van de 10 jongeren scoorden hun algemene tevredenheid met een 8, 9 of 10.

Slechts één jongere geeft de begeleiding een 6 waardoor het lijkt dat deze minder

tevreden is dan de rest maar nog steeds tevreden. Wanneer we nakijken welke uitleg

hij geeft aan deze score lezen we ‘ altijd stond er iemand klaar’. Deze jongere heeft

verder ook geen opmerkingen. Vanuit de eigen invulling is de jongere dan toch

tevreden.

Therapeutische relatie

- De jongeren geven aan dat er op een correcte manier wordt omgegaan met de

persoonlijke informatie die Amber ter beschikking heeft en dat er ook op een

respectvolle manier met hen wordt omgegaan.

- Verder ervaren jongeren hetgeen besproken wordt met de begeleid(st)er als steun

en hulp.

- Ook vinden de jongeren dat de begeleid(st)er voldoende aandacht en tijd besteed

aan hen en dat ze voldoende bereikbaar en beschikbaar is

- Bijna alle jongeren geven aan dat ze voldoende bij andere begeleiders terecht

kunnen bij afwezigheid van hun persoonlijke begeleider.

- Ook bij de open vragen geven enkele jongeren aan dat ze veel steun en zorg

ontvingen gedurende de begeleiding.

Model en techniek / specifieke therapeutische factoren/ methodiek en vaardigheden

Methodische competenties

- De bevraagde jongeren geven aan dat ze op de hoogte zijn van de

klachtenprocedure van Amber. Ze geven allemaal aan dat ze bij iemand terecht

kunnen met hun klachten als het nodig is.

- Negen van de tien jongeren geven aan dat ze voldoende richting kunnen geven

aan de begeleiding.

- Alle jongeren geven aan dat doorheen de begeleiding aanspraak wordt gedaan op

hun zelfstandigheid en dit vinden ze een goede methode.

- De ondervraagde jongeren ervaren dat ze voldoende inspraak hebben gedurende

hun begeleiding binnen BZW.

Page 81: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

81

- Negen van de tien jongeren geven aan dat de begeleider regelmatig bevraagd hoe

de begeleiding voor de jongere is en dit vinden ze een goede methode.

- Ook uit de open vragen kwamen enkele positieve methodische competenties naar

voor zoals altijd klaar staan en helpen, leren om zelfstandig te zijn, het bijleren

van vaardigheden met betrekking tot administratie, het bieden van financiële

steun en toekomstgericht werken.

Contact met derden

De jongeren ervaren dat ze hun mening mogen geven over welke belangrijke anderen

betrokken worden in de begeleiding en op welke manier dat dit gebeurt. Ook vinden

ze dat ze voldoende betrokken worden bij de contacten die de begeleider heeft met

andere diensten zoals school, OCMW, CBJ, SDJ,….

Verbeterpunten en suggesties van jongeren

Slechts één iemand geeft aan niet voldoende bij andere begeleiders terecht te kunnen

bij afwezigheid van hun persoonlijke begeleider.

4.3.4.2.2 Verbeterprojecten

Aangezien er enkel een vragenlijst werd afgenomen na de eindbespreking bij BZW

cliënten zullen er ook enkel voor deze begeleidingsvorm verbeterprojecten besproken

worden.

Voor BZW dient de periode tussen het einde van de begeleiding en de afname van de

tevredenheidsmeting zo kort mogelijk gehouden te worden. Dit omdat we merken dat

jongeren na een langere periode minder bereikbaar zijn en hierdoor lopen we een

groot aantal metingen mis (8 van de 18).

4.3.5 Tevredenheidsmeting verwijzers BZW

4.3.5.1 Afname

Net zoals bij thuisbegeleiding maken we sinds november 2008 gebruik van de uniforme

tevredenheidsmeting voor consulenten die tot stand kwam op het Overlegplatform

Bijzondere Jeugdbijstand van het Arrondissement Leuven.

Page 82: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

82

Er werden 17 tevredenheidsmetingen verstuurd en 11 tevredenheidsmetingen werden

ingevuld terug ontvangen.

4.3.5.2 Resultaten

Positieve punten

De consulenten zijn op alle opgegeven onderwerpen tevreden tot zeer tevreden. Dit wil

zeggen dat zij tevreden zijn over de opnameprocedure, de frequentie van de informatie,

de doelgerichtheid van de informatie, de formele overlegmomenten, de inhoud van

verslagen, het naleven van afspraken tussen begeleiders en consulenten, de inspraak

van cliënten in het begeleidingsproces en de aangeboden begeleiding van de door hen

verwezen cliënt.

Negatieve punten

De consulenten hebben geen punten aangehaald waarover ze niet tevreden waren.

4.3.5.3 Verbeterprojecten

We hebben geen verbeterprojecten weerhouden naar aanleiding van de verwerking van

tevredenheidsmetingen van consulenten.

4.4 Het decreet rechtspositie van de minderjarige

In 2012 was het Decreet Rechtspositie van de Minderjarige geen groot thema. Zaken die

reeds goed lopen, blijven we behouden. In 2011 was er reeds voor elke werkvorm een

tekst rond de rechten van de minderjarige, specifiek toegepast op de werkvorm. Deze

teksten bleven we gebruiken en verfijnden we waar nodig. Ook het memory-spel om op

een speelse wijze jongere kinderen informatie te geven over hun rechten bleven we

gebruiken. Verder blijven we aandacht hebben om nieuwe medewerkers zo goed

mogelijk te informeren over het Decreet. De kwaliteitscoördinator brengt jaarlijks nieuwe

medewerkers samen om hen op de hoogte te brengen over kwaliteit met daarbinnen

uitleg over het Decreet Rechtspositie van de Minderjarige. We doen dit onder meer aan

de hand van een tekst waarin alle rechten uit het Decreet uitgelegd worden en hoe we dit

toepassen op Amber.

In 2012 herwerkten we de teksten rond inspraak en participatie in het

kwaliteitshandboek. Hierbij hielden we rekening met het Decreet en integreerden we de

Page 83: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

83

bovenvermelde reeds gemaakte evoluties in de praktijk. Binnen thuisbegeleiding geven

we expliciet aandacht aan het bevragen van kinderen en jongeren rond hun

doelstellingen. We bundelden binnen een methodiekenmap verschillende methodes

hierrond.

Verder blijft er ruimte op het Overleg Kwaliteit om vragen rond het Decreet aan te

pakken. In 2012 maakten we ook met alle teams opnieuw afspraken rond het vernietigen

van dossiers. Tot slot hielden we een update van het modeldossier met oog voor de

rechten van de minderjarige.

4.5 Vorming en extern overleg

De kwaliteitscoördinator volgde de studiedag ‘Radar op zelfevaluatie’. Tijdens deze dag

werden er verschillende modellen van zelfevaluatie aangereikt en geïllustreerd met

praktijkvoorbeelden. Er was ook ruimte om eigen ervaringen uit te wisselen in kleine

groepjes. De theoretische kaders die aan bod kwamen gaven ook handvaten m.b.t. de

plaats van kwaliteit in de organisatie.

4.6 Hoe gaan we verder in 2013?

Voor vzw Amber wordt 2013 een jaar van verandering en vernieuwing. Twee grote

evoluties, de organisatieontwikkeling en het instappen in het Experimenteel Modulair

Kader, beïnvloeden de kwaliteitswerking. Organisatorisch krijgt kwaliteit een nieuwe,

meer geïntegreerde plaats in de voorziening. Inhoudelijk moeten we bekijken wat de

implicaties zijn voor het kwaliteitshandboek.

In 2013 besteden we extra aandacht aan het Decreet Rechtspositie van de Minderjarige.

In functie van de geplande inspecties in het voorjaar maken we een overzicht van wat we

reeds doen. We willen de voorbereiding voor deze inspectie aangrijpen om op basis van

hiaten verbeteracties te plannen.

Ook de jaarlijks terugkomende zaken komen in 2013 aan bod. Het up-to-date houden

van het kwaliteitshandboek met het uitgebreid herzien van een aantal onderdelen

koppelen we opnieuw aan het verder gebruiksvriendelijk maken van het

kwaliteitshandboek. Hierbij zoeken we ook hoe we op een efficiëntere manier procedures

die verschillend zijn voor de verschillende werkvormen kunnen herzien. We werken

Page 84: Jaarverslag 2012 · Amber TB, ‘Motiverende gespreksvoering’, 13 december 2012: Sarah Polfliet Thuisbegeleiding: Buro Bolt/CKG De Schommel, ‘Train de trainer Gezin Centraal’,

84

verder aan de procedures voor BZW-40, een nieuwe werkvorm binnen vzw Amber sinds

2011. De tevredenheidsmeting blijven we afnemen bij onze cliënten. We verfijnen waar

nodig de procedure en formuleren verbeterpunten vanuit de resultaten.

Tot slot nemen we in 2013 vanuit vzw Amber deel aan een intervisiegroep rond kwaliteit.

Dit om onze kwaliteitswerking te toetsen en input te krijgen vanuit andere organisaties.

Deze intervisiegroep wordt georganiseerd vanuit jeudgzorg Emmaüs.