Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van...
Transcript of Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van...
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
Jaarverslag 2015
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
Jaarverslag 2015
Dit jaarverslag is een uitgave van
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren,
Gemaksvoeding en Pluimveevlees
administrateur
Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V.
Postbus 116, 9700 AC Groningen
telefoon: (088) 0084070
www.vlep.nl
datum
16 juni 2016
Versie
1.0
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 2
Samenvatting
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en
Pluimveevlees
Postbus 116, 9700 AC Groningen
Telefoon: (088) 0084070
Internet: www.vlep.nl
E-mail: [email protected]
Bestuur
De heer J.M. van Beek
De heer P.J.M. Dobbelaar
De heer C.C.H.J. Driessen
De heer J.E. Klijn
De heer R.P. van der Kruijk
De heer D.H.M. Muusers
De heer R.K. van der Ploeg
De heer B.J. Post
De heer J.P.G.M. Trepels
De heer P.C. Vesseur
De heer J.W. Wevers
De heer G.J. Wichems
Verantwoordingsorgaan
De heer G.W.P. Biemans
Mevrouw J. van Bragt
De heer F. van Diepen
De heer O.A.H. Mars
De heer P. Peters
De heer G.J. ter Schuur
De heer R.C.J. Sevenstern
De heer P. van den Tillaart
Geschillencommissie
De heer A.A.M. Broos
De heer W. van den Beucken
De heer A.Th.M van Hulst
De heer D.A.J. Kamp
De heer N. Ruiter
De heer A.W. van Vliet
Raad van toezicht
De heer J.G.M. van Ophem
De heer M. Simon
Mevrouw M.M. Verheul
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 3
Uitvoeringsorganisatie
Pensioenbeheer
Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V., te De Meern
Vermogensbeheer
Robeco Institutional Asset Management B.V., te Rotterdam (Fiduciair beheerder)
Northern Trust, te Amsterdam (Custodian)
Adviserend actuaris
Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V., te De Meern, de heer W.H. van Straten AAG
Externe adviseur
Sprenkels & Verschuren, te Amsterdam, de heer F. Verschuren AAG
Adviseur vermogensbeheer
Sprenkels & Verschuren, te Amsterdam, de heer M. Euverman AAG
Certificerend actuaris
Aon Hewitt, te Rotterdam, de heer A.G.M. den Hartogh AAG
Externe accountant
KPMG Accountants N.V., te De Meern, de heer J.C. van Kleef RA
Compliance officer
GBA Accountants & Adviseurs, te Den Haag, de heer G.J. Mersch AA RB
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 4
Ontwikkelingen
De dekkingsgraad is de maat van de verhouding tussen de bezittingen en de verplichtingen van het pensioenfonds. De minimaal
vereiste dekkingsgraad van het pensioenfonds is 104,4%. Het fonds heeft het jaar 2015 afgesloten met een dekkingsgraad van
96,0% (op basis van de UFR) ten opzichte van 103,9% een jaar eerder. Op basis van de zuivere rentetermijnstructuur bedroeg de
dekkingsgraad eind 2015 90,0%. De beleidsdekkingsgraad bedroeg eind 2015 98,2%.
De daling van de dekkingsgraad wordt veroorzaakt door de ontwikkeling van de rente. Het beleggingsresultaat in 2015, dat 0,76%
bedraagt, heeft een beperkte positieve bijdrage geleverd aan de financiële positie van het fonds.
Een uitgebreider overzicht van de ontwikkelingen binnen het fonds komt aan bod in hoofdstuk 2.
Financieel beleid
Om aan de doelstelling van het fonds te voldoen moeten er voldoende activa worden gevormd om toekomstige pensioenuitgaven
te kunnen dekken. Het bestuur hanteert daarbij de volgende beleidsinstrumenten:
• het premiebeleid;
• het toeslagen- of indexatiebeleid;
• het beleggingsbeleid;
• de pensioenregeling.
De pensioenregeling is een uitkeringsovereenkomst die wordt gefinancierd met een doorsneepremie. Als de financiële middelen
van het fonds het toelaten, streeft het bestuur ernaar om jaarlijks de pensioenrechten van de actieve deelnemers, gewezen
deelnemers en gepensioneerden aan te passen aan de stijging van de CBS-consumentenprijsindex afgeleid. In 2015 heeft het
bestuur de toeslagambitie gewijzigd. Daardoor geldt nu voor iedereen CBS-consumentenprijsindex afgeleid. Voorheen was het
ambitieniveau voor toeslagverlening aan actieve deelnemers gelijk aan de gemiddelde loonstijging in de 4 sectoren.
Het bestuur heeft, gezien de financiële positie van het fonds, besloten om per 1 januari 2016 opnieuw geen toeslag te verlenen.
Het bestuur beoordeelt jaarlijks of de financiële middelen van het fonds toereikend zijn om de opgebouwde pensioenaanspraken
en de ingegane pensioenen te verhogen. Er bestaat geen recht op toeslagverlening en er is dus geen zekerheid of en in hoeverre
het fonds in de toekomst een toeslag kan verlenen. Het fonds reserveert namelijk geen gelden voor toekomstige toeslagen.
In hoofdstuk 3 wordt nader op het financieel beleid ingegaan.
Uitvoering van de pensioenregeling
In 2015 is het pensioenreglement op een aantal punten gewijzigd. De wijzigingen waren zowel inhoudelijk als tekstueel. De
inhoudelijke wijzigingen met gevolgen voor de deelnemers zijn in een nieuwsbrief aan de actieve deelnemers van het fonds
medegedeeld.
Met ingang van 1 oktober 2015 heeft het fonds de verplichtingen van Stichting Prepensionering Vleeswaren- en
Gemaksvoedingindustrie in liquidatie overgenomen door middel van een collectieve waardeoverdracht. De prepensioenrechten
zijn opgenomen in het reglement van het fonds.
In hoofdstuk 4 kunt u meer lezen over de pensioenregeling en de wijzigingen in de pensioenreglementen.
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 5
Oordeel raad van toezicht
De bevindingen van de raad van toezicht vindt u in hoofdstuk 5.
Oordeel verantwoordingsorgaan
Het oordeel van het verantwoordingsorgaan ten aanzien van het gevoerde beleid in 2015 treft u aan in hoofdstuk 6.
Jaarrekening
In hoofdstuk 7 presenteert het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en
Pluimveevlees de jaarrekening. In de eerste paragrafen vindt u de jaarrekening. In de paragrafen 8.3 en 8.4 volgen de
verklaringen van de certificerend actuaris en accountant van het fonds.
Kerncijfers
In bijlage 1 treft u het meerjarenoverzicht aan van de financiële gegevens.
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 6
Voorwoord
Geachte lezer,
Het doet ons genoegen u bijgaand het jaarverslag over 2015 aan te kunnen bieden.
Namens het bestuur van het pensioenfonds willen wij u graag informeren over de werkzaamheden, het beleid en de
pensioenontwikkelingen van het fonds in het jaar 2015. Het jaarverslag geeft u tevens inzicht in de financiële situatie van het
fonds. Dit jaarverslag is opgesteld in overeenstemming met de richtlijnen voor de jaarverslaggeving en de wensen van de
gebruikers.
Het jaar 2015 stond voor een belangrijk deel in het teken van het nieuwe financiële toetsingskader. Het fonds heeft de
risicohouding vastgelegd en op basis van een ALM studie het beleggingsbeleid herijkt. Ook is voor de eerste maal de
aanvangshaalbaarheidstoets uitgevoerd. De dekkingsgraad per 31 december 2014 bedroeg 103,9%. Daarmee lag de
dekkingsgraad opnieuw onder de minimaal vereiste dekkingsgraad van 104,4%. Dit betekent dat er opnieuw een herstelplan is
opgesteld en ingediend bij De Nederlandsche Bank. Op 31 december 2015 was de dekkingsgraad gedaald tot 96,0%.
Op het moment van schrijven van dit jaarverslag is de financiële situatie van het fonds verder verslechterd ten opzichte van eind
2015. Als de situatie niet verbetert, zijn aanvullende maatregelen zoals het verlagen van de pensioenen onvermijdelijk. Mogelijk
moeten de pensioenen al in 2017 worden verlaagd.
De dekkingsgraad van het fonds is gevoelig voor de renteontwikkeling. De daling van de rente gedurende het verslagjaar heeft
geleid tot een forse daling van de dekkingsgraad. De daling van de rente is voor een belangrijk deel toe te schrijven aan het
wegvallen van de 3-maands middeling van de rente per 1 januari 2015 en de invoering van de nieuwe UFR (Ultimate Forward
Rate) per 15 juli 2015. De dekkingsgraad daalde hierdoor direct met 5,3%-punt per 1 januari 2015 en met 4,5%-punt per 15 juli
2015. Het fonds gelooft dat er op lange termijn sprake is van een evenwichts-renteniveau van 3,5 á 4%, gebaseerd op een lange-
termijn inflatieverwachting, vermeerderd met verwachte lange-termijn reële groei. De actuele rentestanden zijn aanzienlijk lager
dan dit evenwichtsniveau, wat een reden is om het renterisico niet volledig af te dekken. Indien de actuele rente zich richting het
evenwichtsniveau beweegt, zal de dekkingsgraad van het fonds hiervan profiteren.
Het beleggingsrendement van het fonds bedroeg in 2015 0,76%. De dekkingsgraad van het fonds heeft in 2015 daarom niet
kunnen profiteren van goede rendementen zoals in 2014, toen het rendement 21,6% bedroeg.
De nieuwe Wet pensioencommunicatie trad op 1 juli 2015 in werking en wordt in stappen geïmplementeerd. Het doel is betere
pensioencommunicatie. Het fonds draagt zorg voor de implementatie van de wijzigingen uit hoofde van de nieuwe Wet
pensioencommunicatie. Een onderdeel hiervan is de invoering van het Pensioen 1-2-3 uiterlijk per 1 juli 2016.
Met ingang van 1 oktober 2015 heeft het fonds de prepensioenrechten van Stichting Prepensionering Vleeswaren- en
Gemaksvoedingindustrie in liquidatie (het prepensioenfonds) overgenomen door middel van een collectieve waardeoverdracht.
Deze overdracht vond plaats in het kader van de liquidatie van het prepensioenfonds.
In 2015 heeft het bestuur ook verdere invulling gegeven aan het implementeren van het integrale risicomanagement in de
uitvoering van het fonds.
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 7
Wij vertrouwen erop dat de informatie in het verslag u een goed beeld geeft van het fonds. Tot slot bedanken wij iedereen die in
het verslagjaar heeft bijgedragen aan het goed functioneren van het fonds.
Met vriendelijke groet,
namens het bestuur,
J.M. van Beek J.E. Klijn
Werkgeversvoorzitter Werknemersvoorzitter
De Meern, 16 juni 2016
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 8
Inhoud
1 Het fonds 11
1.1 Inleiding 11
1.2 Over het fonds 11
1.2.1 Naam en vestigingsplaats 11
1.2.2 Missie, visie en strategie 11
1.2.3 Samenwerkende organisaties 12
1.2.4 Externe partijen 13
1.3 Het bestuur 13
1.3.1 Samenstelling 13
1.3.2 Vergaderdata, studiedagen en overige bijeenkomsten 14
1.3.3 Voorzittersoverleg 14
1.3.4 Bestuurlijke commissies 15
1.4 Het intern toezicht 16
1.4.1 Raad van toezicht 16
1.4.2 Het verantwoordingsorgaan 16
1.5 De geschillencommissie 17
1.6 Uitbesteding 18
2 Ontwikkelingen 19
2.1 Ontwikkelingen financiële positie 19
2.2 Herstelplan 20
2.3 Wet- en regelgeving 20
2.3.1 Verhoging AOW-leeftijd 20
2.3.2 Nieuw financieel toetsingskader 20
2.3.3 Governance 21
2.3.4 Nieuwe Wet pensioencommunicatie vanaf 1 juli 2015 21
2.3.5 Overige ontwikkelingen 22
2.4 Goed pensioenfondsbestuur 22
2.5 Communicatie 27
2.5.1 Communicatiebeleid 27
2.5.2 Communicatie in 2015 27
2.6 Toezichthouder AFM en DNB 28
3 Financieel beleid 29
3.1 Inleiding 29
3.2 Nieuw financieel toetsingskader 29
3.3 Premie 30
3.4 Toeslag 31
3.5 Kosten uitvoering pensioenbeheer 32
3.6 Pensioenvermogen en voorzieningen 33
3.7 Actuariële analyse 34
3.7.1 Saldo van baten en lasten 34
3.7.2 Uitkomsten van de solvabiliteitstoets 35
3.7.3 Oordeel van de waarmerkend actuaris over de financiële positie 35
3.8 Beleggingen 35
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 9
3.8.1 Beleggingsovertuigingen (investment beliefs) 35
3.8.1 ALM-studie 37
3.8.2 Terugblik economie en financiële markten 37
3.8.3 Gevoerd Beleggingsbeleid 2015 38
3.8.4 Vooruitzichten 40
3.8.5 Maatschappelijk verantwoord beleggen 45
3.8.6 Beleggen in Nederland 48
3.9 Kosten vermogensbeheer 48
3.9.1 Totale kosten vermogensbeheer 48
3.9.2 Toelichting kosten vermogensbeheer 49
3.9.3 Aansluiting met jaarrekening 50
3.9.4 Oordeel bestuur 50
3.10 Risicoparagraaf 51
3.10.1 Governance 51
3.10.2 Risicobeoordeling 53
3.11 Financiering VPL-overgangsregeling 58
3.11.1 Schuld inzake VPL 58
3.12 Toekomstparagraaf 58
3.12.1 Stappen op weg naar een nieuw pensioenstelsel 59
4 Uitvoering van de pensioenregeling 60
4.1 Inleiding 60
4.2 De pensioenregeling 60
4.3 Wijzigingen statuten en reglementen 62
4.3.1 Statuten 62
4.3.2 Pensioenreglement 62
4.3.3 Uitvoeringsreglement 63
4.3.4 Reglement verantwoordingsorgaan 63
4.4 Slotopmerkingen 63
5 Raad van toezicht 64
5.1 Inleiding 64
5.2 Governance 64
5.3 Risicomanagement 64
5.4 Vermogensbeheer 64
5.5 Financiële opzet en evenwichtige belangenafweging 65
5.6 Aanbevelingen 65
5.7 Verklaring inzake goedkeuring van het jaarverslag en de jaarrekening 66
5.8 Reactie bestuur 66
6 Verantwoordingsorgaan 67
6.1 Verslag van het verantwoordingsorgaan 67
6.2 Bevindingen, oordeel en aanbevelingen 68
6.3 Reactie van het bestuur op het verslag van het verantwoordingsorgaan 69
7 Jaarrekening 70
7.1 Balans per 31 december 71
7.2 Staat van baten en lasten over 2015 72
7.3 Kasstroomoverzicht 73
7.4 Algemene toelichting jaarrekening 74
7.5 Toelichting op de balans 82
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 10
7.6 Toelichting op de staat van baten en lasten 105
8 Overige gegevens 112
8.1 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten 112
8.2 Gebeurtenissen na balansdatum 112
8.3 Actuariële verklaring 112
8.3.1 Opdracht 112
8.3.2 Onafhankelijkheid 112
8.3.3 Gegevens 112
8.3.4 Afstemming accountant 113
8.3.5 Werkzaamheden 113
8.3.6 Oordeel 113
8.4 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant 115
Bijlagen
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 11
1 Het fonds
1.1 Inleiding
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees (VLEP) heeft verschillende
organen, zoals het bestuur, diverse commissies het verantwoordingsorgaan en de Raad van Toezicht. Daarnaast is een aantal
externe partijen intensief bij het fonds betrokken. In dit hoofdstuk stelt het fonds de bestuursorganen en externe partijen voor.
Allereerst volgen de doelstelling en een aantal algemene gegevens van het fonds.
1.2 Over het fonds
1.2.1 Naam en vestigingsplaats
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Vleeswarenindustrie werd in 1956 opgericht op initiatief van een vertegenwoordiging uit
de bedrijfstak en is statutair gevestigd te ‘s-Gravenhage. De Gemaksvoedingindustrie, de Versvlees- en vleesbewerkende
Industrie en de Pluimveeverwerkende Industrie hebben zich respectievelijk op 1 januari 1982, 1 januari 1999 en 1 januari 2002 bij
het fonds aangesloten.
Het fonds is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel in Utrecht onder nummer 41150818. De laatste statutenwijziging vond
plaats op 2 juli 2014. In hoofdstuk 4.3 kunt u meer lezen over de statutenwijzigingen. Het fonds is aangesloten bij de
Pensioenfederatie, de belangenorganisatie voor pensioenfondsen.
1.2.2 Missie, visie en strategie
Missie
VLEP voert de pensioenregeling uit voor de werknemers van aangesloten werkgevers in de vlees-, vleeswaren-, gemaksvoeding-
en pluimveevleesindustrie. Doelstelling van het fonds is het verlenen van pensioenen aan deelnemers, gewezen deelnemers en
hun nabestaanden. VLEP belegt en beheert de pensioenpremies tegen verantwoorde risico’s en op een maatschappelijk
verantwoorde wijze.
Visie
VLEP wil voor haar deelnemers en gepensioneerden een betrouwbare en betrokken partner voor het pensioen zijn. VLEP wil een
bestendig pensioen bieden en streeft ernaar om de pensioenaanspraken en pensioenuitkering aan te passen aan de
prijsontwikkelingen.
Strategie
Om deze missie te bereiken is de strategie van VLEP:
• de risico’s die in de regeling aanwezig zijn, op een evenwichtig wijze afwegen over alle belanghebbenden;
• het betaalbaar houden van de pensioenregeling;
• het behalen van een passend rendement om in eerste instantie de nominale verplichtingen te kunnen nakomen en in de
tweede instantie om een toeslag te kunnen verlenen.
• het optimaliseren van de dienstverlening aan werkgevers en deelnemers in de bedrijfstakken;
• een heldere communicatie over de pensioenregeling, op een transparante, persoonlijke en herkenbare wijze.
In dit jaarverslag leest u wat het fonds in 2015 heeft gedaan om haar missie te vervullen.
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 12
1.2.3 Samenwerkende organisaties
Het bestuur benoemt op voordracht van de hieronder genoemde organisaties een lid van het bestuur en/ of het
verantwoordingsorgaan.
De werkgeversverenigingen die partij zijn bij de Cao’s van respectievelijk de Vleeswarenindustrie, de Gemaksvoedingindustrie, de
Versvlees- en vleesbewerkende industrie en de Pluimveeverwerkende industrie zijn:
1. De Vereniging voor de Nederlandse Vleeswarenindustrie te Zoetermeer (VNV);
Postbus 64
2700 AB Zoetermeer
telefoonnummer: (079) 363 49 20
website: www.vleeswarenindustrie.nl
2. De Algemene Kokswaren- en Snackproducenten Vereniging, te Zoetermeer (AKSV);
Postbus 64
2700 AB Zoetermeer
telefoonnummer: (079) 363 49 19
website: www.aksv.nl
3. De Centrale Organisatie voor de Vleessector, te Zoetermeer (COV);
Postbus 61
2700 AB Zoetermeer
telefoonnummer: (079) 363 49 00
website: www.cov.nl
4. Vereniging van de Nederlandse Pluimveeverwerkende Industrie, te Houten (Nepluvi).
Postbus 331
3990 GC Houten
telefoonnummer: (030) 635 52 52
website: www.nepluvi.nl
De werknemersverenigingen die partij zijn bij de Cao’s van de Vleeswarenindustrie, de Gemaksvoedingindustrie, de Versvlees- en
vleesbewerkende industrie en de Pluimveeverwerkende Industrie zijn:
1. FNV, te Amsterdam;
Postbus 8456
1005 AL Amsterdam
telefoonnummer: (0900) 96 90
website: www.fnv.nl
2. CNV Vakmensen, te Utrecht;
Postbus 2525
3500 GM Utrecht
telefoonnummer: (030) 751 10 07
website: www.cnvvakmensen.nl
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 13
3. De Unie Vakbond voor Industrie en Dienstverlening (De Unie), te Culemborg.
Postbus 400
4100 AK Culemborg
telefoonnummer: (0345) 851 851
website: www.unie.nl
1.2.4 Externe partijen
Het fonds werkt samen met de volgende externe partijen.
Uitvoeringsorganisatie
Pensioenbeheer
Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V., te De Meern
Vermogensbeheer
Robeco Institutional Asset Management B.V, te Rotterdam (Fiduciair beheerder)
Northern Trust, te Amsterdam (Custodian)
Adviserend actuaris
Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V., te De Meern, de heer W.H. van Straten AAG
Externe adviseur
Sprenkels & Verschuren, te Amsterdam, de heer F. Verschuren AAG
Adviseur vermogensbeheer
Sprenkels & Verschuren, te Amsterdam, de heer M. Euverman AAG
Certificerend actuaris
Aon Hewitt, te Rotterdam, de heer A.G.M. den Hartogh AAG
Externe accountant
KPMG Accountants N.V., te De Meern, de heer J.C. van Kleef RA
Compliance officer
GBA Accountants & Adviseurs, te Den Haag, de heer G.J. Mersch AA RB
1.3 Het bestuur
1.3.1 Samenstelling
In 2014 paste het bestuur de samenstelling aan als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet versterking bestuur
pensioenfondsen. Het bestuur koos, na overleg met sociale partners, het verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad, voor het
paritaire bestuursmodel bestaande uit twaalf bestuursleden van wie zes van werkgeverszijde, vijf van werknemerszijde en één
namens pensioengerechtigden.
De samenstelling van het bestuur is in 2015 als volgt gewijzigd:
De heer Odink is met ingang van 1 januari 2015 teruggetreden uit het bestuur. Zijn plaatsvervanger, De heer P.C. Vesseur heeft
de plaats van de heer Odink overgenomen.
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 14
In 2015 was de heer J.E. Klijn voorzitter van het fonds. De heer J.M. van Beek was gedurende het verslagjaar plaatsvervangend
voorzitter.
Het paritaire bestuur is op 31 december 2015 als volgt samengesteld:
Leden werkgevers Benoemd tot plaatsvervanger Organisatie
De heer J.M. van Beek 1 januari 2020 VNV
De heer P.J.M. Dobbelaar 1 januari 2018 COV
De heer R.P. van der Kruijk 1 januari 2022 VNV
De heer P.C. Vesseur 1 januari 2017 Nepluvi
De heer B.J. Post 1 januari 2019 AKSV
De heer G.J. Wichems 1 januari 2021 COV
Leden werknemers Benoemd tot Organisatie
De heer J.E. Klijn 1 januari 2021 FNV
De heer J.P.G.M. Trepels 1 januari 2019 De Unie
De heer J.W. Wevers 1 januari 2018 CNV Vakmensen
De heer C.C.H.J. Driessen 1 januari 2020 FNV
De heer D.H.M. Muusers 1 januari 2022 FNV
Lid pensioengerechtigden Benoemd tot Organisatie
De heer R.K. van der Ploeg 1 januari 2017 FNV
De werknemersbestuursleden hebben een bewuste keuze gemaakt om geen plaatsvervangers voor de werknemersleden te
benoemen. Voor werknemersbestuursleden zijn per 31 december 2015 geen plaatsvervangers benoemd.
1.3.2 Vergaderdata, studiedagen en overige bijeenkomsten
Het bestuur heeft in 2015 11 keer vergaderd. De vergaderingen vonden respectievelijk plaats op 8 januari, 26 januari, 3 maart, 26
maart, 15 april, 11 juni, 18 juni, 31 augustus, 24 september, 10 november en 26 november.
Daarnaast heeft het bestuur twee keer een werkgroep met sociale partners bijeengeroepen, te weten op 8 januari en 26 maart.
De werkgroepvergaderingen stonden in het kader van het nieuwe financiële toetsingskader.
De werkgroep heeft als voornaamste taak het voorbereiden van de implementatie van de wetswijzigingen en hierover advies aan
het bestuur en sociale partners te geven. De besluiten worden genomen door het bestuur en/of sociale partners.
1.3.3 Voorzittersoverleg
Het voorzittersoverleg van het fonds bestaat uit de werkgeversvoorzitter van het bestuur de heer Van Beek en de
werknemersvoorzitter de heer Klijn. Het voorzittersoverleg vindt minimaal vier keer per jaar plaats of zoveel vaker als nodig is.
Het voorzittersoverleg is op 31 december 2015 als volgt samengesteld:
Leden
De heer J.M. van Beek
De heer J.E. Klijn
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 15
1.3.4 Bestuurlijke commissies
In verband met toenemende complexiteit en de vele taken van het bestuur heeft het fonds een aantal bestuurlijke commissies
ingesteld. Deze commissies doen voorbereidend werk in kwesties waarover het bestuur een besluit moet nemen. Zij kunnen in de
voorbereidingsfase dieper ingaan op de achtergronden en consequenties van te nemen beleidsbeslissingen. Tevens kan voor
verdere uitvoering van besluiten een specifiek mandaat aan de commissies worden verleend. De leden van de bestuurlijke
commissies kunnen zich laten bijstaan door externe deskundigen. De commissies zijn altijd paritair samengesteld.
In 2015 waren de volgende bestuurlijke commissies werkzaam:
Beleggingscommissie
De beleggingscommissie ziet toe op en adviseert het bestuur over het beleggingsbeleid en de uitbesteding daarvan. De
beleggingscommissie bestaat uit vier leden van het bestuur.
De heer Driessen heeft in 2015 als aspirant-lid van de beleggingscommissie deelgenomen aan de vergaderingen.
Deze commissie vergadert minimaal 5 keer per jaar. In 2015 is de beleggingscommissie bijeengekomen op 26 januari, 3 maart,
26 mei, 7 juli, 1 september, 21 september, 12 november en 26 november.
De heer M. Euverman (Sprenkels & Verschuren) is aangesteld als onafhankelijk adviseur van de beleggingscommissie.
De beleggingscommissie is op 31 december 2015 als volgt samengesteld:
Leden
De heer J.M. van Beek
De heer P.J.M. Dobbelaar
De heer C.C.H.J. Driessen (aspirant-lid)
De heer J.E. Klijn
De heer D.H.M. Muusers
Auditcommissie
De auditcommissie ziet toe op en adviseert het bestuur over risicomanagement en de dienstverlening van de
uitvoeringsorganisatie. Met ingang van 2014 is de auditcommissie ook nauwer betrokken bij het jaarwerk.
In 2015 is de auditcommissie bijeengekomen op 19 januari, 10 maart, 1 mei, 19 mei, 10 september en 12 november.
De auditcommissie is op 31 december 2015 als volgt samengesteld:
Leden
De heer J.M. van Beek
De heer P.J.M. Dobbelaar
De heer C.C.H.J. Driessen
De heer G.J. Wichems
De heer J.P.G.M. Trepels
In 2015 is de heer R.P van der Kruijk teruggetreden uit de auditcommissie. In zijn plaats is de heer G.J. Wichems toegetreden tot
de auditcommissie.
Communicatiecommissie
De communicatiecommissie houdt zich bezig met de voorbereiding van de besluitvorming van het bestuur over het
communicatiebeleid en de inzet van communicatiemiddelen. De communicatiecommissie bestaat uit leden van het bestuur en
leden van het verantwoordingsorgaan. De communicatiecommissie vergadert op de momenten dat dit nodig wordt geacht, maar
tenminste vier keer per jaar.
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 16
In 2015 is de communicatiecommissie bijeengekomen op 29 januari, 26 mei, 10 september en 3 november.
De communicatiecommissie is op 31 december 2015 als volgt samengesteld:
Leden
De heer J.M. van Beek
De heer R.P. van der Kruijk
De heer P. Peters
De heer R.K. van de Ploeg
De heer B.J. Post
De heer P. van den Tillaart
1.4 Het intern toezicht
1.4.1 Raad van toezicht
De raad van toezicht heeft als taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in het
pensioenfonds. Het orgaan onderhoudt een actieve dialoog met het bestuur. Het is belast met het toezien op een adequate
risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur. De raad van toezicht legt verantwoording af over de
uitvoering van de taken aan het verantwoordingsorgaan. Het interne toezicht betrekt de naleving door het fonds van normen in de
Code Pensioenfondsen in haar toezicht. De raad van toezicht doet in hoofdstuk 5 verslag van haar bevindingen.
De raad van toezicht is op 31 december 2015 als volgt samengesteld:
Leden
De heer J.G.M. van Ophem
De heer M. Simon
Mevrouw M.M. Verheul
De heer Den Uyl is in 2015 afgetreden als lid van de raad van toezicht. Mevrouw M.M. Verheul is toegetreden tot de raad van
toezicht.
1.4.2 Het verantwoordingsorgaan
Het bestuur legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd. Ook de
raad van toezicht legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan. Daarnaast heeft het verantwoordingsorgaan de
bevoegdheid om een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, over het door het bestuur uitgevoerde beleid en over
beleidskeuzes voor de toekomst. Het verantwoordingsorgaan baseert zijn oordeel op het jaarverslag van het fonds, de
jaarrekening, de bevindingen van de raad van toezicht en overige informatie.
Adviesrecht
Het bestuur stelt het verantwoordingsorgaan in de gelegenheid advies uit te brengen over elk voorgenomen besluit over:
a. het beleid inzake beloningen;
b. de vorm en inrichting van het intern toezicht;
c. de profielschets voor leden van de raad van toezicht;
d. het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure;
e. het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid;
f. het wijzigen van het reglement van het verantwoordingsorgaan;
g. het vaststellen en wijzigen van het toeslagbeleid, dan wel het verlenen van toeslagen;
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 17
h. vermindering van de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten;
i. gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het fonds of de overname van verplichtingen door het fonds;
j. liquidatie, fusie of splitsing van het fonds;
k. het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst;
l. de samenstelling van de feitelijke premie en de hoogte van de premiecomponenten; en
m. het omzetten van het pensioenfonds in een andere rechtsvorm, bedoeld in artikel 18 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
Vergaderingen
Het verantwoordingsorgaan heeft in 2015 4 keer vergaderd. Daarnaast heeft het verantwoordingsorgaan 3 keer vergaderd met
een vertegenwoordiging vanuit het bestuur en 2 keer met de leden van de raad van toezicht.
Het verantwoordingsorgaan is op 31 december 2015 als volgt samengesteld:
Leden Namens Benoemd tot Organisatie
Vacature
Mevrouw J. van Bragt
De heer F. van Diepen
De heer O.A.H. Mars
De heer P. Peters
De heer G.J. ter Schuur
De heer R.C.J. Sevenstern
De heer P. van den Tillaart
werknemers
werknemers
werknemers
werknemers
pensioengerechtigden
werknemers
werknemers
pensioengerechtigden
1 juli 2016
1 juli 2018
1 juli 2016
1 juli 2016
1 juli 2018
1 juli 2018
1 juli 2018
1 juli 2016
FNV
FNV
FNV
FNV
De Unie
CNV Vakmensen
FNV
CNV Vakmensen
De heer G.W.P. Biemans werkgevers 1 juli 2018 COV
De heer Sevenstern is voorzitter van het verantwoordingsorgaan. De heer Beattie is in 2015 afgetreden als lid van het
verantwoordingsorgaan. De heer Biemans is toegetreden tot het verantwoordingsorgaan aan vertegenwoordiger van de
werkgevers. In 2016 is de heer Weltings toegetreden tot het verantwoordingsorgaan als opvolger van de heer Beattie.
Voor het verslag van het verantwoordingsorgaan verwijzen wij u naar hoofdstuk 6 van dit jaarverslag.
1.5 De geschillencommissie
Gezamenlijke geschillencommissie
Het pensioenfonds heeft met een aantal andere pensioenfondsen een groep personen benoemd waaruit de geschillencommissie
kan worden samengesteld. Als secretaris van de geschillencommissie treedt op een via Brunel Nederland B.V. aan te wijzen
jurist. De secretaris stelt in voorkomende gevallen de geschillencommissie samen uit onderstaande groep personen en informeert
het bestuur van het pensioenfonds hierover. De geschillencommissie is benoemd tot 31 december 2015. In 2016 wordt de
geschillencommissie opnieuw benoemd.
De geschillencommissie heeft tot taak het bestuur te adviseren over geschillen tussen de deelnemer en het pensioenfonds over
de uitvoering van de pensioenregeling wegens een individuele beslissing die het bestuur jegens de belanghebbende heeft
genomen. In 2015 is de geschillencommissie voor 1 dossier bij elkaar gekomen. Dit betrof een geschil dat een werkgever
aanhangig heeft gemaakt bij de commissie. De commissie heeft het geschil behandeld en in haar uitspraak het fonds in het gelijk
gesteld.
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 18
De geschillencommissie is op 31 december 2015 als volgt samengesteld:
Leden
De heer A.A.M. Broos
De heer W. van den Beucken
De heer A.Th.M van Hulst
De heer D.A.J. Kamp
De heer N. Ruiter
De heer A.W. van Vliet
1.6 Uitbesteding
Het bestuur heeft de uitvoering van het pensioenbeheer uitbesteed aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. (hierna: Syntrus
Achmea). De contractuele afspraken tussen het pensioenfonds en Syntrus Achmea zijn vastgelegd in een beheerovereenkomst.
Bij deze tweepartijenovereenkomst zijn het pensioenfonds en Syntrus Achmea partij.
Nadere afspraken over de kwaliteit van de dienstverlening zijn vastgelegd in een aparte dienstverleningsovereenkomst (DVO)
voor pensioenbeheer. De overeenkomst biedt de mogelijkheid om de bestaande dienstverlening tussentijds aan te passen of
nieuwe diensten toe te voegen. Het bestuur en de uitvoerder leggen eventuele nieuwe afspraken altijd contractueel vast.
In 2011 is de nieuwe dienstverleningsovereenkomst bekrachtigd. Syntrus Achmea heeft in 2015 elk kwartaal aan het bestuur
gerapporteerd over de DVO-afspraken over het pensioenbeheer.
Met ingang van 1 juli 2013 heeft het fonds Robeco Institutional Asset Management B.V aangesteld als integraal
vermogensbeheerder en Northern Trust als custodian en beleggingsadministrateur van het fonds. Het fonds heeft deze bedrijven
gemandateerd voor de hieraan verbonden werkzaamheden. Robeco Institutional Asset Management B.V verzorgt het integraal
beheer van de beleggingen en de afstemming daarvan ten opzichte van de verplichtingen, binnen de door het fonds vastgestelde
kaders. Daarbij maakt Robeco Institutional Asset Management B.V voor specifieke portefeuilleonderdelen gebruik van externe
vermogensbeheerders. Robeco Institutional Asset Management B.V draagt zorg voor integraal inzicht in (beleggings)risico's. De
beoordeling en monitoring van de beleggingsprocessen besteedt Robeco als integraal vermogensbeheerder uit aan Corestone,
een 100% dochter van Robeco die hierin onafhankelijk opereert.
Northern Trust draagt onder meer ook zorg voor de consolidatie van alle portefeuilleonderdelen ten behoeve van de door de
toezichthouder gewenste rapportages.
Het fonds vergewist zich van de beheersing van operationele processen bij uitbestedingspartners, onder andere doormiddel van
ISAE3402 statements of vergelijkbare documenten.
Vertegenwoordiging bestuur in klantenraad Syntrus Achmea
VLEP is binnen Syntrus Achmea vertegenwoordigd in de klantenraad. Met ingang van 1 januari 2015 is een nieuwe klantenraad
samengesteld en zijn de leden benoemd. Het belangrijkste doel van de raad is om gezamenlijk na te denken over belangrijke
thema’s in de pensioenwereld en de impact daarvan op de uitvoering. Daarnaast is de klantenraad een platform om lopende en
gewenste ontwikkelingen rondom de dienstverlening en innovaties van Syntrus Achmea te toetsen.
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 19
2 Ontwikkelingen
2.1 Ontwikkelingen financiële positie
De dekkingsgraad is de maat van de verhouding tussen de bezittingen en de verplichtingen van het pensioenfonds. De minimaal
vereiste dekkingsgraad van het pensioenfonds is 104,4%. Sinds 2008 was de dekkingsgraad veelal lager. Eind 2013 was de
dekkingsgraad gestegen tot 105,3%. In 2014 en 2015 is de dekkingsgraad echter weer gedaald. In 2015 is daarom een nieuw
herstelplan opgesteld.
Ontwikkeling dekkingsgraad 2015
Het fonds heeft het jaar 2015 afgesloten met een dekkingsgraad van 96,0% (op basis van de UFR) ten opzichte van 103,9% een
jaar eerder. Op basis van de zuivere rentetermijnstructuur bedroeg de dekkingsgraad eind 2015 90,0%.
De daling van de dekkingsgraad is met name toe te schrijven aan de gedaalde rente. Door het wegvallen van de 3-
maandsmiddeling van de rente per 1 januari 2015 daalde de dekkingsgraad met 5,3%. Een wijziging van de rentetermijnstructuur
op 15 juli 2015 zorgde voor een directe daling van de dekkingsgraad met 4,5%-punt. Het beperkte beleggingsresultaat in 2015,
dat 0,76% bedraagt, heeft de daling van de dekkingsgraad niet kunnen beperken.
Het fonds gelooft dat er op lange termijn sprake is van een evenwichts-renteniveau van 3,5 á 4%, gebaseerd op een lange-termijn
inflatieverwachting, vermeerderd met verwachte lange-termijn reële groei. De actuele rentestanden zijn aanzienlijk lager dan dit
evenwichtsniveau, wat een reden is om het renterisico niet volledig af te dekken. Indien de actuele rente zich richting het
evenwichtsniveau beweegt, zal de dekkingsgraad van het fonds hiervan profiteren.
Ultimate Forward Rate
In 2012 is door DNB aangegeven dat de rentetermijnstructuur op basis waarvan het fonds haar verplichtingen diende te
berekenen vanaf 30 september 2012 werd gebaseerd op de UFR. De UFR is gedurende 20 jaar gelijk aan de marktrente, daarna
convergeert deze rekenrente in 40 jaar naar een hoger niveau door een gewogen middeling van de marktrente en een vaste lange
termijn rente. In de vaststelling van de UFR werd tot en met 31 december 2014 een 3-maandsmiddeling (van de marktrente)
toegepast. Deze middeling is met ingang van 1 januari 2015 komen te vervallen. Per 15 juli 2015 is een wijziging in de UFR
doorgevoerd waarbij de forwardrente (de 1-jaars rente die over 20 jaar in de markt wordt verwacht) daalde van 4,2% naar 3,3%.
Beleidsdekkingsgraad
Vanaf 2015 moet de pensioensector een andere berekeningssystematiek van de dekkingsgraad hanteren. Dit is de zogenaamde
‘beleidsdekkingsgraad’. Deze is gebaseerd op de stand van de gemiddelde dekkingsgraad over de afgelopen twaalf maanden.
Door deze middeling zal de beleidsdekkingsgraad met (enige) vertraging reageren op veranderde (markt-)omstandigheden. De
beleidsdekkingsgraad bedroeg eind 2015 98,2%.
Deze beleidsdekkingsgraad is bepalend voor:
- het moment dat het pensioenfonds in een tekortsituatie komt dan wel uit een tekortsituatie komt,
- de evaluatie van het herstelplan,
- het doorvoeren van eventuele kortingen,
- het indexatiebeleid en
- het uitvoeren van waardeoverdrachten.
Omdat de beleidsdekkingsgraad bepalend is voor het beleid van het pensioenfonds heeft het bestuur zich uitvoerig laten
informeren over de procedure en werkwijze bij het vaststellen van de maandelijkse beleidsdekkingsgraad, die ten grondslag ligt
aan de berekening van de beleidsdekkingsgraad.
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 20
Z-score
De z-score wordt ieder jaar berekend en laat het verschil zien tussen het behaalde rendement van het pensioenfonds en het
rendement van de benchmark. De z-score 2015 bedraagt 0,12. De performance toets tot en met 2015 is 1,09. Het fonds voldoet
met deze score aan de gestelde normen. Voor meer informatie over de z-score verwijzen wij u naar hoofdstuk 3.8.3 van dit
jaarverslag.
2.2 Herstelplan
De dekkingsgraad van het fonds is lager dan het vereiste niveau. Het fonds heeft, in lijn met het nieuwe financiële toetsingskader,
voor 1 juli 2015 een nieuw herstelplan ingediend bij de toezichthouder. Dit nieuwe herstelplan komt in de plaats van het oude
langetermijnherstelplan dat gold onder het oude financiële toetsingskader.
Communicatie financiële situatie
Het bestuur houdt de pensioengerechtigden, deelnemers en werkgevers door middel van een nieuwsbrief en nieuwsberichten op
de website regelmatig op de hoogte over de ontwikkeling van de dekkingsgraad. De door het pensioenfonds uitgebrachte
nieuwsbrieven staan tevens op de website van het pensioenfonds.
Crisisplan
Sinds 2011 beschikt het fonds over een crisisplan. Hierin staat beschreven welke situaties het fonds als crisissituaties ziet.
Daarnaast beschrijft het crisisplan hoe het bestuur handelt indien een crisissituatie zich voordoet. In 2015 is het crisisplan verder
aangescherpt naar aanleiding van het nieuwe financiële toetsingskader. In het crisisplan zijn in 2015 ook niet-financiële crises
opgenomen. In 2016 wordt het crisisplan verder geactualiseerd.
Waardeoverdracht niet mogelijk vanwege gedaalde dekkingsgraad
Als een werknemer van baan verandert, mag hij zijn pensioen overdragen naar zijn nieuwe pensioenfonds. Dit heet
waardeoverdracht. Als de beleidsdekkingsgraad van een pensioenfonds dat bij waardeoverdracht is betrokken lager is dan 100%,
dan mag het pensioenfonds de betreffende waardeoverdracht niet uitvoeren. De waardeoverdracht moet dan worden opgeschort.
Sinds 2008 is dit lange tijd het geval geweest voor het fonds. De dekkingsgraad van het fonds is in september 2013 boven de
100% gekomen. Sindsdien zijn de waardeoverdrachten weer opgepakt en verwerkt. Per eind september 2015 daalde de
beleidsdekkingsgraad tot onder de 100% en heeft het fonds de waardeoverdrachten weer stop moeten zetten. De verwachting is
dat waardeoverdrachten niet op korte termijn weer mogelijk zijn. De huidige actuele dekkingsgraad op basis van de UFR ligt ruim
onder de 100%. En bovendien stijgt beleidsdekkingsgraad, vanwege de middeling over 12 maanden, met enige vertraging ten
opzichte van de actuele dekkingsgraad.
2.3 Wet- en regelgeving
2.3.1 Verhoging AOW-leeftijd
AOW-leeftijd in stappen omhoog
De AOW-leeftijd gaat in stappen omhoog naar 67 jaar. In 2015 gingen de Tweede en Eerste Kamer akkoord met een versnelde
verhoging van de AOW-leeftijd. De AOW-leeftijd wordt vanaf 2016 in stappen van 3 maanden verhoogd. En vanaf 2018 in stappen
van 4 maanden. Daarmee wordt de AOW-leeftijd 66 jaar in 2018 en 67 jaar in 2021. Dat is sneller dan eerder afgesproken. Na
2021 wordt de AOW-leeftijd gekoppeld aan de levensverwachting.
2.3.2 Nieuw financieel toetsingskader
Het nieuwe Financieel Toetsingskader (nFTK) werd op 1 januari 2015 van kracht. Dat betekende dat sociale partners en het
pensioenfonds in 2015 explicietere en volledigere afspraken over pensioen maakten. Sociale partners beslissen over de inhoud
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 21
van de pensioenregeling en de bijbehorende parameters zoals de franchise en/of het maximum pensioengevend salaris. Het
bestuur zorgt voor de formele opdrachtaanvaarding.
Er was tot 1 juli de tijd om de regeling nFTK-proof te maken. Het nFTK is ook van invloed op het indexatiebeleid, het premiebeleid
en het beleggingsbeleid. Ten behoeve van het nFTK bepaalde het fonds de ambities en risicohouding. Normaal mag een fonds in
herstel niet kiezen voor een hoger risicoprofiel. Maar fondsen die op 1 januari 2015 in een tekortsituatie zaten, konden eenmalig
het beleggingsbeleid aanpassen. VLEP heeft hiervan geen gebruik gemaakt, maar heeft wel het voornemen om de
rente-afdekking afhankelijk te maken van de hoogte van de rente en de hoogte van de dekkingsgraad. Dit was één van de
uitkomsten van de ALM studie. In hoofdstuk 3 wordt nader stilgestaan bij de ALM studie.
Het nFTK is gericht op de bescherming van nominale pensioenen. Het indexatiebeleid moest zo concreet mogelijk gemaakt
worden. Het kortingsbeleid wordt ook van te voren vastgesteld. De regels voor indexeren zijn sinds 2015 wel strenger geworden.
Indexaties moeten vanaf 2015 toekomstbestendig zijn. Toekomstbestendig betekent dat niet alleen het komend jaar, maar ook
naar verwachting de daaropvolgende jaren de betreffende indexatie kan worden toegekend. Voor VLEP betekent dit dat het
verlenen van indexatie de komende jaren waarschijnlijk niet mogelijk is.
Met een haalbaarheidstoets kijkt het fonds of de afgesproken ambities worden gerealiseerd en ook of het premiebeleid voldoende
realistisch en haalbaar is. En of het pensioenfonds voldoende herstelcapaciteit heeft. Bij grote veranderingen zoals de invoering
van het nFTK, een nieuwe pensioenregeling of een andere significante wijziging voert het pensioenfonds een
“aanvangshaalbaarheidstoets” uit. Vervolgens doet het fonds ieder jaar de “jaarlijkse haalbaarheidstoets”. Zo heeft ook VLEP een
“aanvangshaalbaarheidstoets” uitgevoerd en deze tijdig ingediend bij DNB.
VLEP moest direct bij ingang van het nFTK een nieuw herstelplan maken. Uit het herstelplan bleek dat het gewenste herstel
mogelijk is zonder dat de pensioen worden verlaagd. De financiële positie is sinds het opstellen van het herstelplan verder
verslechterd, zie hiervoor ook paragraaf 3.12.
Toezichthouder De Nederlandsche Bank controleerde de implementatie van het nFTK. En beoordeelde het ingediende
herstelplan. De Nederlandsche Bank is akkoord gegaan met alle, in verband met de invoering van het nFTK, ingediende stukken.
In hoofdstuk 3 wordt de implementatie van het nFTK nader toegelicht.
Wijziging Ultimate Forward Rate
De Ultimate Forward Rate (UFR) is een modelmatige benadering van de marktrente voor pensioenverplichtingen met een termijn
langer dan 20 jaar. De UFR ging per 15 juli 2015 omlaag van 4,2% naar 3,3%. Dit betekende een lagere dekkingsgraad, hogere
premies en nog minder ruimte voor indexatie. Als de rente ongeveer gelijk blijft, dan daalt de UFR de komende tijd zelfs nog
verder. Door de nieuwe UFR moesten fondsen hun ALM-studies en de houdbaarheid van het financiële beleid vanaf 15 juli
opnieuw onder de loep nemen.
2.3.3 Governance
Pensioenfederatie publiceert nieuw model gedragscode
Op 19 januari publiceerde de Pensioenfederatie een nieuwe versie van de modelgedragscode. Het fonds heeft deze code in 2015
geïmplementeerd. De gedragscode is terug te vinden op de website van het fonds.
2.3.4 Nieuwe Wet pensioencommunicatie vanaf 1 juli 2015
De nieuwe Wet pensioencommunicatie trad op 1 juli 2015 in werking en wordt in stappen geïmplementeerd. Het doel is betere
pensioencommunicatie. Fondsen moeten de onzekerheden over pensioen beter uitleggen. En deelnemers krijgen een persoonlijk
totaaloverzicht van hun pensioen. Fondsen kunnen met digitale informatie kosten beperken.
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 22
Het Pensioen 1-2-3 is met ingang van 1 juli 2016 verplicht. Het vernieuwen van het UPO bevat zoveel verschillende formats, dat
die wijzigingen gefaseerd ingaan. Er moet nog duidelijkheid komen over de uniforme rekenmethodiek voor de scenario’s die
deelnemers inzicht geven in koopkracht en risico’s. De Pensioenfederatie is met de toezichthouder de Autoriteit Financiële
Markten (AFM) en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in gesprek over een eenvoudiger rekenmethodiek.
Pensioenfondsen moeten vanaf 2017 namelijk met deze scenario’s werken.
De AFM verwacht van fondsen realistische en begrijpelijke informatie met handelingsperspectief voor de deelnemer. Als blijkt dat
het beoogde pensioen moeilijk haalbaar is, dan verwacht de AFM dat het pensioenfonds de gevolgen hiervan op een realistische
en begrijpelijke wijze uitlegt.
2.3.5 Overige ontwikkelingen
Financial Transaction Tax (FTT)
De Europese Commissie wil een financiële transactiebelasting (FTT) om de financiële sector te dwingen bij te dragen aan het
herstel van een nieuwe crisis. Nederland doet vooralsnog hieraan niet mee. Een groep van 11 landen heeft ervoor gekozen om
via de weg van “enhanced coöperation” een FTT in te voeren. Nederland heeft zich niet bij de groep van 11 aangesloten, omdat
Nederland wil dat pensioenfondsen vrijgesteld zijn van de FTT. Verder vindt Nederland het belangrijk dat er geen disproportionele
samenloop is met de huidige bankbelasting en dat de inkomsten terugvloeien naar de lidstaten.
Europees parlement behandelt nieuwe IORP richtlijn
De lidstaten gingen in 10 december 2014 akkoord met de nieuwe Europese pensioenrichtlijn (IORP-richtlijn). Doel van deze
richtlijn is te komen tot een Europese interne markt voor pensioenen. Het Europees Parlement behandelde de richtlijn in 2015. Er
kwamen veel amendementen. In 2016 moet dit tot een afronding komen. Op basis van de laatste voorstellen komen er voorlopig
geen nieuwe kapitaalsvereisten voor pensioenfondsen en hebben de voorgestelde wijzigingen vooral betrekking op de
communicatie en de governance. Als de nieuwe voorstellen worden aangenomen, dan zullen deze voorstellen over zes jaar
opnieuw worden geëvalueerd.
2.4 Goed pensioenfondsbestuur
Het bestuur bestaat vanaf 1 juli 2014 uit twaalf bestuursleden, zes voorgedragen vanuit werkgeverszijde, vijf voorgedragen vanuit
werknemerszijde en één vertegenwoordiger van pensioengerechtigden. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit negen leden: één
lid vertegenwoordigt de werkgevers, zes leden vertegenwoordigen de werknemers en twee leden vertegenwoordigen de
pensioengerechtigden. Daarnaast is een raad van toezicht ingericht met drie onafhankelijke personen.
Code Pensioenfondsen
De Code legt de nadruk op het beïnvloeden van het gedrag van bestuurders, intern toezichthouders en belanghebbenden in de
verantwoordingsfunctie. Per orgaan zijn normen opgenomen over taak en werkwijze, samenstelling en zittingsduur, geschiktheid,
benoeming, schorsing en ontslag. Daarnaast zijn overkoepelende thema’s opgenomen. De thema’s gaan zowel over het eigen
functioneren van het fonds als van dienstverleners. Voorbeelden hiervan zijn integraal risicomanagement, communicatie en
transparantie, verantwoord beleggen, kosten, uitvoering en uitbesteding, geschiktheid, diversiteit, integer handelen en
beloningsbeleid.
Pensioenfondsen leven de Code na op basis van het pas toe of leg uit-beginsel. Een pensioenfonds past de normen van de Code
toe of zet in het jaarverslag gemotiveerd uiteen waarom een norm niet (volledig) is toegepast. Onderstaand is eerst een toelichting
opgenomen bij de naleving door het fonds van de normen uit de Code. Hierbij wordt stilgestaan bij de wijzigingen in die zijn
gerealiseerd ten opzichte van het jaarverslag 2014. Vervolgens wordt toegelicht op welke punten het fonds afwijkt van de Code.
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 23
Norm 1 tot 16: Taken en werkwijze bestuur en intern toezicht
De taken en werkwijze van het bestuur en het intern toezicht zijn vastgelegd in de diverse fondsdocumenten zoals de
reglementen, de ABTN en het geschiktheidsplan. Het fonds heeft geen beleidsplan dat periodiek getoetst wordt.
In 2015 hebben het bestuur en sociale partners in een opdrachtaanvaarding formeel vastgelegd dat het bestuur de opdracht van
sociale partners tot uitvoering van de pensioenregeling uitvoert. Ook is daarin vastgelegd dat partijen hun verhouding en
bevoegdheidsverdeling hebben vastgelegd in het uitvoeringsreglement en dat het fonds de pensioenregeling uitvoert op basis van
de doelstellingen en beleidsuitgangspunten zoals vastgelegd in het verplichtstellingsbesluit, de statuten, het pensioenreglement,
het uitvoeringsreglement en de actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn).
Het bestuur heeft in 2015 het crisisplan herzien. Daarbij is o.a. een omschrijving van de noodprocedure toegevoegd.
Norm 17 tot 22: Verantwoording afleggen
Het bestuur legt verantwoording af door inzicht te geven in beleid, besluitvormingsprocedures en de realisatie van het beleid. Er
wordt verslag gedaan over het beleid in het jaarverslag. Besluitvormingsprocedures zijn terug te vinden in de statuten. Het
transparantiedocument is op de website gepubliceerd. Daarnaast voert het bestuur doorlopend de dialoog met het
verantwoordingsorgaan. De missie, visie en strategie zijn opgenomen in dit jaarverslag.
Norm 23 tot 24: Integraal risicomanagement
Het bestuur bevordert en borgt een cultuur waarin risicobewustzijn vanzelfsprekend is en acteert hierop indien actie vereist is.
Het fonds vergewist zich van de beheersing van operationele processen bij uitbestedingspartners door middel van ISAE3402
verklaringen of vergelijkbare documenten. De integraal vermogensbeheerder heeft een onafhankelijke afdeling die, naast het
risicomanagement binnen de beleggingsstrategieën, compliance met betrekking tot beleggingsrichtlijnen uitvoert.
In 2015 is het risicomanagement van het bestuur verder uitgewerkt. De auditcommissie vervult hier een coördinerende rol in. De
verantwoordelijkheid voor de beheercyclus van (een cluster van) FIRM-categorieën wordt gedelegeerd aan de bestuurlijke
commissies. FIRM-categorieën worden periodiek besproken binnen het bestuur en worden eenmaal per jaar geëvalueerd. Het
bestuur maakt hierbij gebruik van de RisicoMaat van Syntrus Achmea Pensioenbeheer.
Op 26 januari 2016 heeft het bestuur het risicomanagementbeleidsplan en het risicomanagementjaarplan 2016 vastgesteld.
Norm 25 tot 26: Communicatie en transparantie
Het bestuur zorgt voor een adequaat communicatiebeleid door het opstellen van een communicatiejaarplan en een
communicatiebeleidsplan en zich hier aan te committeren.
Norm 27 tot 29: Verantwoord beleggen
Het bestuur legt zijn overwegingen omtrent verantwoord beleggen vast en zorg voor beschikbaarheid voor belanghebbenden.
Norm 30 tot 39: Uitvoering, uitbesteding en kosten
Het bestuur heeft een document uitbestedingsbeleid opgesteld. De kwaliteit van uitvoering wordt ieder kwartaal besproken voor
zowel pensioenbeheer als vermogensbeheer. Gemaakte kosten voor pensioenbeheer en vermogensbeheer worden jaarlijks
geëvalueerd met de uitvoerder en opgenomen in het jaarverslag.
Het bestuur heeft kennisgenomen van de klokkenluidersregelingen van de bij het fonds betrokken dienstverleners.
Norm 40 tot 44: Klachten en geschillen; onregelmatigheden
Het bestuur zorgt voor een adequate interne klachten- en geschillenprocedure en rapporteert in het jaarverslag over de
afhandeling van de geschillen. Het bestuur zorgt ervoor dat alle betrokkenen bij het fonds de mogelijkheid hebben te rapporteren
over onregelmatigheden binnen het fonds als ook bij partijen aan wie taken worden uitbesteed. Ten grondslag hieraan ligt de
incidenten- en klokkenluidersregeling van het fonds.
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 24
Norm 45 tot 47: Benoeming, ontslag en schorsing
Benoeming en ontslag van bestuur, verantwoordingsorgaan en de raad van toezicht zijn vastgelegd in statuten en reglementen.
Functieprofielen zijn getoetst aan de vereisten vanuit de Code.
Norm 48 tot 71: Geschiktheid, termijnen en diversiteit
In het geschiktheidsplan van het fonds wordt aandacht besteed aan de geschiktheid, complementariteit en continuïteit binnen het
bestuur. De geschiktheid van elk individueel bestuurslid wordt getoetst bij aantreden en gedurende het bestuurslidmaatschap. Het
eigen functioneren is voor het bestuur een continu aandachtspunt. Het bestuur evalueert periodiek het functioneren van het
bestuur als geheel en van de individuele bestuursleden.
Er wordt gestreefd naar een samenstelling waarbij de belanghebbenden op een zo evenwichtige mogelijke wijze zijn
vertegenwoordigd, maar het bestuur ook complementair is samengesteld zodat de bestuursleden competenties en invalshoeken
inbrengen die elkaar aanvullen. Het bestuur streeft er naar dat in het bestuur ten minste één man en één vrouw zitten en ten
minste één lid boven en één lid onder de veertig jaar.
Norm 71 tot 76: Integer handelen
Het bestuur, het verantwoordingsorgaan en de raad van toezicht handelen integer. Bij het in functie treden, ondertekenen zij de
gedragscode van het pensioenfonds. Ook ondertekenen ze jaarlijks een verklaring over het naleven van de gedragsregels. Op het
niet naleven van de gedragscode staan sancties.
Norm 77 tot 81: Beloningsbeleid
Het pensioenfonds voert een beheerst en duurzaam beloningsbeleid. De beloning staat in redelijke verhouding tot de gedragen
verantwoordelijkheid, die aan de functie gestelde eisen en tijdsbeslag. Het beloningsbeleid van het fonds is openbaar gemaakt op
de website.
Norm 82 tot 83: Compliance
Het bestuur is op de hoogte van de wet- en regelgeving en de gevolgen daarvan voor het pensioenfonds. Het bestuur bewaakt
tevens dat het pensioenfonds de wet- en regelgeving en interne regels naleeft.
In bepaalde gevallen wijkt het bestuur af van normen uit de Code. Hieronder treft u een overzicht van de normen waar het bestuur
gemotiveerd van afwijkt of nog actie op onderneemt.
Norm Motivering / actie
Norm 24 Bestuur houdt expliciet rekening met risico's en
legt risicoafweging vast
Het bestuur heeft het integrale risicomanagement nader
uitgewerkt in 2015. In 2016 gaat het bestuur verder met de
implementatie. De wijze waarop risico’s expliciet worden
gemaakt en afgewogen is daarbij een belangrijk speerpunt.
Norm 67 In het bestuur en het verantwoordingsorgaan
zitten tenminste één man en één vrouw
Norm 68 In het bestuur en het verantwoordingsorgaan
zitten ten minste één lid boven en één lid onder 40 jaar
Het bestuur streeft er naar dat in het bestuur en organen
ten minste één man en één vrouw zitten en ten minste één
lid boven en één lid onder de veertig jaar. Bij invulling van
vacatures weegt diversiteit mee in de
benoemingsprocedure. De eis van geschiktheid prevaleert
boven diversiteit.
Over de diversiteit binnen het bestuur en de organen heeft
het bestuur besloten om af te wijken van de Code
pensioenfondsen vanwege de eisen van geschiktheid. Het
bestuur bestaat uit twaalf mannelijke bestuursleden
allemaal boven de 40 jaar. De leden van het
verantwoordingsorgaan bestaan uit zeven mannen en één
vrouw. Alle leden van het verantwoordingsorgaan zijn
ouder dan 40 jaar.
Norm 60 Zittingsduur van een bestuurslid is maximaal 4 Het bestuur heeft besloten om de statutaire zittingsduur
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 25
jaar. Herbenoeming maximaal 2 keer van zes jaar te handhaven. Een belangrijk argument is de
bestendigheid van de samenstelling van het bestuur en het
hierdoor borgen van de deskundigheid binnen het bestuur.
Daarnaast bestaat het bestuur uit twaalf leden waarbij elk
jaar één werkgevers bestuurslid en één werknemers
bestuurslid/ bestuurslid namens gepensioneerden aftreedt.
Het bestuur heeft geen maximum gesteld aan het aantal
herbenoemingen.
Geschiktheid bestuurders
Het bestuur hecht er groot belang aan dat het pensioenfonds op deskundige wijze wordt bestuurd. Ook geeft het bestuur zich
rekenschap van de eisen die de Pensioenwet, de Wet versterking bestuur pensioenfondsen en de Beleidsregel geschiktheid 2012
stellen aan de geschiktheid van de bestuurders. Het bestuur van het pensioenfonds heeft een geschiktheidsplan waarin de kaders
van het toetsen en bevorderen van de collectieve- en individuele geschiktheid van de bestuursleden zijn geschetst. Het bestuur
gaat in het geschiktheidsplan uit van de Handreiking geschikt pensioenfondsbestuur van de Pensioenfederatie. In 2015 hebben
de bestuursleden specifieke pensioenopleidingen gevolgd op basis van het opleidingsplan. In 2015 waren bestuursleden geregeld
aanwezig bij themabijeenkomsten van de Pensioenfederatie, DNB, de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en andere partijen
zoals Robeco, Sprenkels en Verschuren en Syntrus Achmea.
Het bestuur hanteert een algemeen functieprofiel waar toekomstige kandidaten voor het bestuur aan moeten voldoen. Wanneer er
binnen het bestuur een vacature ontstaat, wordt het algemene functieprofiel aangepast met de eisen die gesteld worden aan de
specifieke functie die vacant is. Ook de voorkeur vanuit het oogpunt van diversiteit wordt hierin opgenomen. Dit functieprofiel
wordt aan de afvaardigende organisatie verstuurd. Zo zorgt het bestuur ervoor dat een pensioenfondsbestuurder vanaf de eerste
dag aan alle geschiktheidseisen voldoet.
Zelfevaluatie
Besturen moeten een procedure vaststellen voor een periodieke zelfevaluatie. Het gaat daarbij om het functioneren van het
bestuur als geheel en van de individuele bestuursleden afzonderlijk. Doel van de zelfevaluatie is de kwaliteit van het bestuur te
bewaken en /of te verbeteren. De meest recente zelfevaluatie heeft plaatsgevonden in april 2015 in de vorm van een workshop
onder begeleiding van een externe deskundige. Naar aanleiding van de zelfevaluatie heeft het bestuur een aantal acties
geformuleerd. De belangrijkste aandachtspunten waren de mandatering aan de diverse commissies, de adviezen van commissies
aan het bestuur en het gebruik van een risicoparagraaf in beleidsnotities. Ook heeft het bestuur de competentiemeting gebruikt
om de bezetting van de commissies te evalueren. In 2016 staat het bestuur nader stil bij de acties die naar voren zijn gekomen in
de zelfevaluatie.
Het bestuur is risicobewust
Pensioenfondsbesturen moeten voldoen aan alle wet- en regelgeving en controle hebben over alle risico’s die zich voordoen. De
Pensioenwet verplicht het bestuur tot het treffen van maatregelen voor een integere en beheerste bedrijfsvoering. Deze
verplichting gaat verder dan de gedragscode die het bestuur nu al heeft. Het gaat om een risicobeleid waarbij alle risico’s integraal
in kaart worden gebracht. DNB hanteert hiervoor FOCUS! Wat voortbouwt op het FIRM-model (Financiële Instellingen
Risicoanalyse Methode) waarin tien risicocategorieën zijn beschreven
Het bestuur maakt in het risicomanagement gebruik van de RisicoMaat van Syntrus Achmea. Alle commissies zijn intensief aan
de slag gegaan met het in kaart brengen van de risico’s, beheersmaatregelen en acties. De nadere uitwerking van de diverse
risicocategorieën wordt vastgelegd in de webomgeving RisicoMaat van Syntrus Achmea. Deze webomgeving is door ieder
individueel bestuurslid benaderbaar. In 2015 heeft het bestuur de RisicoMaat volledig in gebruik genomen. In januari 2016 zijn het
risicomanagementbeleidsplan en het risicomanagement jaarplan 2016 vastgesteld.
Intern toezicht
De raad van toezicht fungeert als intern toezicht van het fonds. Dit intern toezichtorgaan heeft als taak toezicht te houden op het
beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in het pensioenfonds. Het orgaan onderhoudt een actieve dialoog met
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 26
het bestuur. Het is belast met het toezien op een adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur.
De raad van toezicht legt verantwoording af over de uitvoering van de taken aan het verantwoordingsorgaan. Het interne toezicht
betrekt in zijn toezicht de naleving door het fonds van normen in de Code Pensioenfondsen. De raad van toezicht doet in
hoofdstuk 5 verslag van zijn bevindingen in dit jaarverslag.
Integriteitbeleid
De Pensioenwet verplicht het bestuur een integriteitbeleid te voeren. Het gaat om een risicobeleid, waarbij integriteitrisico’s en ook
andere risico’s in kaart worden gebracht.
Gedragscode
Het doel van de gedragscode is het stellen van regels en richtlijnen voor bestuursleden. Deze regels moeten belangenconflicten
tussen het fonds en betrokkenen in privé voorkomen. Daarnaast regelen zij hoe bestuursleden moeten omgaan met vertrouwelijke
informatie van het pensioenfonds. De gedragscode bevordert de transparantie en zorgt ervoor dat alle betrokkenen, ook voor hun
eigen bescherming, duidelijk weten wat wel en niet geoorloofd is. Elk bestuurslid verklaart schriftelijk de gedragscode te zullen
naleven. De compliance officer bewaakt de correcte naleving van de gedragscode door alle betrokkenen jaarlijks een vragenlijst te
verstrekken en te rapporteren over de naleving.
Incidenten- en klokkenluidersregeling
Het bestuur vindt het belangrijk dat degenen die financieel afhankelijk zijn van het fonds, zonder gevaar voor hun positie kunnen
rapporteren over onregelmatigheden binnen het pensioenfonds. Dit kan gaan om onregelmatigheden van algemene, operationele
en financiële aard. Het bestuur heeft hiervoor een klokkenluidersregeling opgesteld. Bij de klokkenluidersregeling gaat het om het
melden van onregelmatigheden van algemene, operationele en financiële aard.
Er kan worden gerapporteerd door leden van het bestuur, van het verantwoordingsorgaan en van de raad van toezicht en door
adviseurs van het fonds. De onregelmatigheid wordt gerapporteerd aan de voorzitter van het pensioenfonds.
Als gevolg van de invoering van het nieuwe FTK moet ieder pensioenfonds per 1 januari 2015 ook een incidentenregeling hebben.
Vanwege de samenhang heeft het fonds gekozen voor een gecombineerde incidenten- en klokkenluidersregeling. Deze is van
kracht per 1 januari 2015.
Beloningsbeleid
Het bestuur wenst een beheerst en duurzaam beloningsbeleid te voeren, dat in overeenstemming is met de doelstelling van het
fonds. Het bestuur heeft daarbij de aanbevelingen deskundig en competent pensioenfondsbestuur als referentiekader gehanteerd.
De beloningsstructuur staat in redelijke verhouding tot de gedragen verantwoordelijkheid, de aan de functie gestelde eisen en het
tijdsbeslag.
Het beloningsbeleid is op de website gepubliceerd.
Maatschappelijk verantwoord beleggen (MVB)
Het pensioenfonds geeft door middel van MVB blijk van zijn maatschappelijke betrokkenheid. Meer informatie over het beleid van
het pensioenfonds op dit gebied kunt u lezen in paragraaf 3.8.5.
Transparantiedocument
Het bestuur heeft een transparantiedocument opgesteld waarin de gemaakte keuzes en het beleid voor goed
pensioenfondsbestuur zijn vastgelegd. Het transparantiedocument is voor het laatst herzien in juni 2014 en staat op de website
van het pensioenfonds.
Wet- en regelgeving
Het bestuur ziet toe op de naleving van wet- en regelgeving door het fonds. Het bestuur is niet bekend met overtredingen van wet-
en regelgeving.
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 27
2.5 Communicatie
2.5.1 Communicatiebeleid
Het fonds besteedt veel aandacht aan goede en heldere communicatie over het beleid, ontwikkelingen op pensioengebied en de
gevolgen voor individuele deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden. Het beleid is vastgelegd in een
communicatiebeleidsplan. Daarnaast werkt het fonds de jaarlijkse doelen uit in een communicatiejaarplan. Hierin staat welke
specifieke communicatieactiviteiten voor de verschillende doelgroepen zijn gepland en op welke trends en ontwikkelingen het
fonds dat jaar nader ingaat. Belangrijk onderdeel van het communicatiebeleid is dat er op een zo duidelijk mogelijke wijze wordt
gecommuniceerd. Dit bereikt het fonds door de brieven op een eenvoudig taalniveau te schrijven zodat het voor iedereen
begrijpelijk is.
Communicatiebeleidsplan 2016 - 2018
In 2015 heeft de communicatiecommissie het beleidsplan voor 2016 – 2018 uitgewerkt. Het nieuwe beleidsplan is een verdere
uitwerking van het voorgaande beleidsplan. Het bestuur heeft het beleidsplan, met positief advies van het verantwoordingsorgaan,
vastgesteld op 26 november 2015.
2.5.2 Communicatie in 2015
De communicatie in 2015 richtte zich op de volgende speerpunten:
• Digitale communicatie
• Werkgevers centraler in de communicatie
• Vertrouwen en imago
Digitale communicatie
In 2015 was er opnieuw een actie bij de verzending van het UPO voor het verzamelen van e-mailadressen om digitale
communicatie mogelijk te maken. VLEP is in 2015 gestart met de E-nieuwsbrief voor werkgevers. In communicatie-uitingen
verwijzen we deelnemers en werkgevers door naar de website. Het bezoek aan de website is in 2015 gestegen. Dit kan voor een
deel verklaard worden door deze verwijzingen. Uit de webrapportages blijkt dat vooral ook nieuws in de media over pensioen
zorgt voor extra bezoek aan onze website. De website is verbeterd en geschikt gemaakt voor mobiele apparaten (smartphone of
tablet).
Werkgevers centraler in de communicatie
Goede informatie voor werknemers hoort bij goed werkgeverschap. Dat geldt zeker voor een arbeidsvoorwaarde als pensioen.
Om werkgevers te ondersteunen bij deze zorgplicht zet VLEP pensioenconsulenten in. De E-nieuwsbrief voor werkgevers waar
VLEP in 2015 mee is gestart helpt bij deze ondersteuning. Ongeveer 60% van de werkgevers ontvangt deze digitale nieuwsbrief.
Van de nieuwsbrief voor deelnemers die in 2015 twee keer verscheen, ontvingen alle werkgevers een werkgeversversie.
Vertrouwen en imago
Transparant en goed communiceren helpt bij het vergroten van het vertrouwen in het pensioenfonds. De wijzigingen in de
pensioenregeling per 1 januari 2015 zijn per nieuwsbrief aan de deelnemers gecommuniceerd. Hierbij zijn ook rekenvoorbeelden
gebruikt. VLEP heeft de wijzigingen naar aanleiding van het nFTK in de nieuwsbrief aan alle deelnemers toegelicht, waaronder
ook de wijziging in het toeslagbeleid. En het fonds houdt betrokkenen via de website op de hoogte van de actuele financiële
situatie. De brochure over het pensioen bij VLEP geeft een goed overzicht van de regeling. VLEP stelt een verkorte versie hiervan
ook in het Pools beschikbaar.
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 28
2.6 Toezichthouder AFM en DNB
Autoriteit Financiële Markten (AFM)
De AFM is als toezichthouder belast met het bevorderen van een zorgvuldige financiële dienstverlening aan consumenten.
Hieronder valt het bewaken van de informatie die pensioenfondsen verschaffen ten aanzien van juistheid en begrijpelijkheid en
het vaststellen van spelregels over de wijze waarop pensioencommunicatie dient plaats te vinden.
De Nederlandsche Bank (DNB)
DNB is als toezichthouder belast met het prudentieel toezicht. Dit toezicht richt zich op de financiële soliditeit van financiële
ondernemingen. Doel is bij te dragen aan de stabiliteit van de financiële sector. Het fonds legt structureel alle wijzigingen in
statuten, reglementen, actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) en de jaarstukken aan DNB voor. Tevens legt het
pensioenfonds jaarlijks uiterlijk 30 juni het jaarverslag en de daarbij behorende verslagstaten ter beoordeling aan DNB voor. Elke
maand en elk kwartaal rapporteert het pensioenfonds aan DNB over haar financiële positie inclusief de dekkingsgraad. Tevens
rapporteert het pensioenfonds DNB in maart over de uitkomsten van de evaluatie van het herstelplan over voorgaand boekjaar.
Tot slot worden benoemingen van bestuursleden vooraf ter toetsing aan DNB voorgelegd.
Contact met DNB
In het verslagjaar heeft DNB het pensioenfonds geen bezoek gebracht. Er zijn geen dwangsommen of boetes opgelegd aan het
pensioenfonds. Ook heeft DNB geen aanwijzingen gegeven, geen bewindvoerder aangesteld of bevoegdheidsuitoefening van
organen van het pensioenfonds gebonden aan toestemming. Van DNB heeft het pensioenfonds in 2015 verschillende brieven
ontvangen inzake op dat moment actuele thema’s voor pensioenfondsen. Daarnaast is het fonds geselecteerd om aan een aantal
onderzoeken deel te nemen.
Toezichtthema’s 2015 van DNB en AFM
In 2015 lette de AFM er speciaal op dat pensioenuitvoerders overzicht en inzicht geven in de hoogte en risico’s van pensioen.
DNB had de volgende toezichtthema’s voor 2015: implementatie nieuwe regelgeving FTK, evenwichtige belangenafweging bij
premievaststelling, werking wet versterking bestuur pensioenfondsen, aanhoudend lage rente en search for yield,
beleggingsrisico, beheersing markt- en renterisico, EIOPA stresstest, houdbaarheid pensioenfondsen en integriteitsrisico-
beheersing. Daarnaast schonk de toezichthouder ook aandacht aan terrorismefinanciering, sancties, corruptie /
belangenverstrengeling, AML/CFT hoog-risico-activiteiten, fiscaliteit, manipulatie van benchmarks, informatiebeveiliging en
cybercrime en transparantie.
DNB publiceerde in 2015 voor het eerst cijfers individuele pensioenfondsen
Per 1 juli 2015 wijzigde de geheimhoudingsplicht in de pensioenwetgeving. Hierdoor mag De Nederlandsche Bank (DNB)
bepaalde vergelijkbare, niet geaggregeerde statistische gegevens van individuele pensioenfondsen publiceren.
Voor de kwartaalcijfers publiceert DNB de beleidsdekkingsgraad, de vereiste dekkingsgraad, het belegd vermogen en het
kwartaalrendement.
Voor de jaarcijfers over 2014 publiceerde DNB de premie, het aantal deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden,
de toeslagverlening en de eventuele verlaging van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
Het fonds heeft in 2015 op verzoek van DNB nadere toelichting gegeven bij:
- Risicoanalyse inzake belangenverstrengeling
- Toekomstanalyse van het fonds (zie ook paragraaf 3.12)
In 2016 neemt het fonds deel aan een beleggingsonderzoek van DNB. DNB voert dit onderzoek uit onder de 20 grootste
pensioenfondsen uit de T2 categorie. Het onderzoek bestaat o.a. uit een analyse van documentatie en het interviewen van
betrokken bestuursleden en adviseurs. DNB werkt in het onderzoek met negatief geformuleerde hypotheses, die aan het eind van
het onderzoek worden verworpen of aangenomen. Het fonds verwacht medio 2016 de definitieve resultaten van het onderzoek te
ontvangen.
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 29
3 Financieel beleid
3.1 Inleiding
Het fonds wil aan zijn in paragraaf 1.2.2 omschreven doelstelling voldoen. Het is dus belangrijk dat het voldoende geld ontvangt,
zodat er altijd genoeg middelen zijn om (toekomstige) uitkeringen te kunnen betalen. Het bestuur gebruikt hiervoor de
beleidsinstrumenten premiebeleid, toeslagenbeleid, beleggingsbeleid en de pensioenregeling.
In dit hoofdstuk komen de eerste drie instrumenten aan de orde. Na het premie- en toeslagenbeleid geeft het bestuur inzicht in de
voorzieningen en reserves. Na de actuariële analyse volgt een uitleg over het beleggingsbeleid en vervolgens de risicoparagraaf.
De pensioenregeling komt aan bod in hoofdstuk 4.
3.2 Nieuw financieel toetsingskader
Per 1 januari 2015 is een nieuw toetsingskader van kracht, het nieuwe FTK. De bedoeling van het nieuwe FTK is dat het beleid
van pensioenfondsen stabieler wordt, dat grotere schokken kunnen worden opgevangen en dat meer dan tot nu toe vooraf
duidelijk is welk beleid er precies gevoerd wordt, juist in crisissituaties. Een stabieler beleid wordt bereikt door de volgende regels:
- besluiten worden gebaseerd op de beleidsdekkingsgraad. Dit is de gemiddelde dekkingsgraad over de
afgelopen 12 maanden;
- als er moet worden gekort, mag de korting over een aantal jaren (maximaal 10) worden gespreid;
- als er kan worden geïndexeerd, wordt zoveel toeslag toegekend, dat de jaren erna naar verwachting ook
(gedeeltelijk) kan worden geïndexeerd;
- de rekenrente (UFR) voor het langlopende deel van de verplichtingen is gestabiliseerd.
Voor de implementatie van het nieuwe FTK heeft het bestuur samengewerkt met sociale partners in een werkgroep. Er werd een
nieuwe ALM studie uitgevoerd waarna het bestuur zijn beleidsvoorkeuren kon vormgeven. Na afstemming met de sociale
partners, het verantwoordingsorgaan en de raad van toezicht zijn in 2015 besluiten genomen over de risicohouding en het
beleggings-, premie- en indexatiebeleid. De besluiten zijn vastgelegd in de fondsdocumenten zoals de statuten, de reglementen
en de ABTN.
Risicohouding
Als onderdeel van het nieuwe FTK heeft het pensioenfonds per 1 oktober een risicohouding vastgesteld. De risicohouding is:
- de mate waarin een fonds, na overleg met sociale partners en het verantwoordingsorgaan van het fonds, bereid is risico’s
te lopen en
- de mate waarin het fonds risico’s loopt gegeven de kenmerken van het fonds.
De risicohouding van het fonds komt voor de lange termijn tot uitdrukking in de door het fonds gekozen ondergrenzen in het kader
van de haalbaarheidstoets en voor de korte termijn in de hoogte van het vereist eigen vermogen of een bandbreedte hiervoor.
Risicohouding korte termijn
Bij de uitvoering van het feitelijke beleggingsbeleid worden bandbreedtes gehanteerd rondom het strategisch beleid. Deze
bandbreedtes zijn vertaald naar een bandbreedte voor het vereist eigen vermogen. De toegestane bandbreedte voor het vereist
eigen vermogen is vastgesteld op 18% tot 24%.
Risicohouding lange termijn
Voor de risicohouding op lange termijn heeft het bestuur ondergrenzen vastgesteld. Ondergrenzen zijn vastgesteld ten aanzien
van:
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 30
- Het verwachte pensioenresultaat vanuit de situatie dat het pensioenfonds precies beschikt over het vereist eigen vermogen
=> ondergrens van 90%.
- Het verwachte pensioenresultaat vanuit de feitelijke dekkingsgraad van het pensioenfonds => ondergrens van 85%.
- Het pensioenresultaat dat kan worden bereikt vanuit de feitelijke dekkingsgraad van het pensioenfonds in een
slechtweerscenario => maximaal toegestane afwijking ten aanzien van de gekozen ondergrens 40%.
De ondergrenzen voor het pensioenresultaat zijn vastgesteld in overleg met de sociale partners en het verantwoordingsorgaan.
De raad van toezicht is geïnformeerd over het proces en heeft hierbij zijn oordeel gegeven.
Haalbaarheidstoets
Bij het nieuwe FTK hoort ook een haalbaarheidstoets. Deze toets meet in hoeverre het pensioenfonds in staat is om op lange
termijn waardevaste pensioenen uit te keren, uitgaande van het premie-, indexatie- en beleggingsbeleid. Dit is het
pensioenresultaat. Het pensioenfonds heeft in overleg met de sociale partners, de raad van toezicht en het
verantwoordingsorgaan bepaald wat de ondergrenzen voor de haalbaarheidstoets zijn. Deze normen passen bij de wensen van
de achterban.
Aanvangshaalbaarheidstoets
Met de aanvangshaalbaarheidstoets in 2015 zijn de pensioenresultaten op het aanvangsmoment bepaald:
• De mediaan van het verwacht pensioenresultaat op fondsniveau startend vanuit een dekkingsgraad die gelijk
is aan de vereiste dekkingsgraad bedraagt 97%. Dit ligt hoger dan de vastgestelde ondergrens van 90%.
• Het verwacht pensioenresultaat op fondsniveau startend vanuit de feitelijke dekkingsgraad bedraagt 89%. Dit
ligt hoger dan de vastgestelde ondergrens van 85%.
• Het verwacht pensioenresultaat op fondsniveau startend vanuit de feitelijke dekkingsgraad bedraagt in slecht
weer (5% percentiel) 58%. De afwijking van de ondergrens (89%) bedraagt daarmee 35% en is kleiner dan
de maximaal toegestane afwijking van 40%.
Bij eventueel toekomstig uit te voeren aanvangshaalbaarheidstoetsen zullen deze ondergrenzen opnieuw worden
vastgesteld in overleg met de sociale partners en het verantwoordingsorgaan. Indien uit de jaarlijkse
haalbaarheidstoets blijkt dat de ondergrenzen worden overschreden informeert het bestuur de sociale partners en het
verantwoordingsorgaan en treedt met hen in overleg om tot passende maatregelen te komen.
Reële dekkingsgraad
In de reële dekkingsgraad wordt de verwachte stijging van de prijzen meegenomen als pensioenverplichting. Een reële
dekkingsgraad van 100% wil zeggen dat het fonds volledig kan indexeren met de prijsinflatie conform een toekomstbestendig
indexatiebeleid. Een toekomstbestendig indexatiebeleid houdt in:
1. Er mag geïndexeerd worden vanaf een beleidsdekkingsgraad van 110%.
2. Indexatie is alleen toegestaan als er voldoende vermogen is om deze indexatie ook in de toekomst te kunnen verlenen.
De reële dekkingsgraad ultimo 2015 bedraagt 78,5%.
3.3 Premie
Het fonds financiert de pensioenregeling (ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen) met een doorsneepremie. Als
pensioengrondslag gold in 2015 het pensioengevend loon met een maximum van EUR 63.540,- verminderd met een franchise (in
2015 een bedrag van EUR 11.991,-).
De premie voor de basisregeling is in 2015 vastgesteld op 20,5% (bij opbouwpercentage van 1,7%). Enkele sectoren hebben de
oplossing voor de financiering van de regeling gezocht in een verlaagd opbouwpercentage. Naast de basisregeling, int het
pensioenfonds ook premie ten behoeve van de financiering van de overgangsmaatregelen die zijn opgenomen in artikel 53 van
het pensioenreglement 2014. De hoogte van de premie alsook de verdeling van de premie tussen de basisregeling en de
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 31
overgangsregeling wordt door de sociale partners van de verschillende sectoren vastgesteld. De totale premie is in 2015 gelijk
gebleven ten opzichte van 2014.
De feitelijke (doorsnee) premie is bepaald als de voor inkoop van nieuwe aanspraken benodigde actuariële koopsom op
fondsgrondslagen en een verwacht rendement van 3,2% (16,2% van de pensioengrondslag), verhoogd met een opslag voor
inkoop van benodigde solvabiliteit (2,9% van de pensioengrondslag) en een opslag voor uitvoeringskosten (1,2% van de
pensioengrondslag).
Onderstaand de premiepercentages per sector.
SectorPremie 2015
basisregeling
Premie 2015
overgangsregelingPremie totaal 2015
Opbouwpercentage
2015
Vleeswaren 18,3% 4,5% 22,8% 1,5%
Gemaksvoeding 20,4% 4,8% 25,2% 1,7%
Versvlees 17,3% 7,2% 24,5% 1,4%
Pluimveevlees 19,05% 4,25% 23,3% 1,57%
SectorPremie 2014
basisregeling
Premie 2014
overgangsregelingPremie totaal 2014
Opbouwpercentage
2014
Vleeswaren 18,5% 4,3% 22,8% 1,6%
Gemaksvoeding 19,6% 5,6% 25,2% 1,7%
Versvlees 17,4% 7,1% 24,5% 1,5%
Pluimveevlees 19,05% 4,25% 23,3% 1,65%
Premiedekkingsgraad
De premiedekkingsgraad is de verhouding tussen de feitelijke premie en de actuarieel benodigde koopsom. Bij een
premiedekkingsgraad die lager is dan 100% heeft de premie een negatief effect op de dekkingsgraad van het fonds. Eind 2014
bedroeg de premiedekkingsgraad 110,2%. Met de invoering van het nieuwe FTK besloot het bestuur te kiezen voor maximale
premiestabiliteit en de feitelijke premie af te leiden van de gedempte kostendekkende premie die op basis van verwacht
rendement wordt vastgesteld. Met ingang van 2016 wordt de premie vastgesteld op basis van deze nieuwe methodiek. De
invoering van het nFTK en de ontwikkelingen op de financiële markten zorgden ervoor dat de premiedekkingsgraad gedaald is.
De premiedekkingsgraad van het fonds bedroeg eind 2015 91,6%. De premiedekkingsgraad is in 2015 lager dan de
dekkingsgraad ultimo 2014 (103,9%), waardoor de premie niet bijdraagt aan herstel.
3.4 Toeslag
Het fonds beslist jaarlijks of en in hoeverre een toeslag op pensioenaanspraken en pensioenrechten van de (gewezen)
deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden kan worden toegekend. Alleen als en voor zover de middelen van het
fonds toereikend zijn voor een toeslag, wordt deze toegekend. De toeslagverlening op pensioenaanspraken en pensioenrechten is
voorwaardelijk. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De
toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.
Het toeslagbeleid is gebaseerd op toekomstbestendige toeslagverlening. Het pensioenfonds verleent alleen een toeslag indien de
beleidsdekkingsgraad per 1 januari van het boekjaar van het pensioenfonds zich boven de 110% bevindt. De hoogte van de
toeslag is afhankelijk van de beleidsdekkingsgraad en de toeslagambitie. De toeslagambitie is gelijk aan het CBS-
consumentenprijsindexcijfer, alle huishoudens afgeleid, over de periode van oktober tot en met september. Het bestuur heeft per
1 juli 2015 de toeslagambitie voor actieve deelnemers gewijzigd. Met ingang van die datum is de toeslagambitie gelijk aan het
hiervoor genoemde CBS-consumentenprijsindexcijfer. Voordien was de toeslagambitie voor actieve deelnemers gelijk aan de
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 32
gemiddelde loonstijging in de verschillende sectoren. De wijziging van de toeslagambitie heeft plaatsgevonden tijdens de
implementatie van het nFTK. Door de wijziging geldt voor iedereen dezelfde toeslagmaatstaf. Het bestuur heeft hiermee een
evenwichtige afweging gemaakt tussen de belangen van actieve deelnemers en de gewezen deelnemers en gepensioneerden.
De eventueel uit het vrije vermogen toe te kennen toeslag wordt aan de hand van indexatieregels onder het FTK
(toekomstbestendig) bepaald.
Het toeslagbeleid kent eveneens een inhaaltoeslag, deze luidt als volgt:
Het bestuur kan besluiten om extra verhogingen toe te kennen indien de actuele financiële positie van het fonds dit toelaat. De
dekkingsgraad waarboven dit mogelijk is, is gebaseerd op toekomstbestendige toeslagverlening en is de grens waarbij maximale
toeslag verleend mag worden. Het verschil tussen het feitelijk aanwezige eigen vermogen (afgemeten aan de
beleidsdekkingsgraad) en het vermogen behorende bij de bovengrens dekkingsgraad kan voor een vijfde deel worden aangewend
voor inhaaltoeslagen. Er geldt een maximumtermijn van 10 jaar waarbinnen teruggekeken wordt naar de gemiste toeslagen.
3.5 Kosten uitvoering pensioenbeheer
Het bestuur maakt voor de uitvoering van de regeling diverse kosten.
De kosten van pensioenbeheer bedragen voor 2015: EUR 3.926.000. Omgerekend is dit EUR 130 per actieve deelnemer en
gepensioneerde. In paragraaf 7.6 van de jaarrekening worden deze kosten nader gespecificeerd.
Het bedrag aan uitvoeringskosten voor het pensioenbeheer bestaat uit:
2015 2014
Administratiekosten EUR 2.924.000 EUR 2.852.000
Kosten bestuur en financieel beheer EUR 1.002.000 EUR 997.000
Totaal EUR 3.926.000 EUR 3.849.000
Hieronder volgt een korte toelichting bij deze kosten.
Administratiekosten
De administratiekosten betreffen kosten die worden gemaakt voor actieve deelnemer- en pensioengerechtigden. Deze kosten
hebben betrekking op alle werkzaamheden die in de pensioenadministratie moeten worden verricht om de aanspraken juist te
administreren en de actieve deelnemer volledig te informeren. Denk hierbij aan de pensioentoekenningen, betalen uitkeringen,
verwerken waardeoverdrachten, afkoop, helpdesk, communicatie met deelnemers/gepensioneerden. Daarnaast zijn er
werkgeverskosten die betrekking hebben op de activiteiten die voortvloeien uit de contacten met de werkgever. Het gaat om
kosten voor de aanlevering en verwerking van de werknemergegevens, de aanmaak van premienota’s en de premie-incasso,
helpdesk werkgever, communicatie met werkgever. Hierbij horen ook de kosten voor het aansluiten van nieuwe werkgevers. In
vergelijking met vorig jaar zijn de kosten per actieve deelnemer en gepensioneerde gestegen. De toename van de
administratiekosten in 2015 ten opzichte van 2014 is hoofdzakelijk toe te schrijven aan het vervallen van de koepelvrijstelling voor
pensioenadministratie, waardoor pensioenuitvoerders vanaf 1 januari 2015 btw in rekening moeten brengen over hun
dienstverlening.
Kosten bestuur en financieel beheer
De kosten van bestuur en financieel beheer hebben betrekking op kosten verbonden aan het besturen van het fonds en op de
adviseurs (beiden exclusief beleggingscommissie). Ook vallen hieronder de kosten verbonden aan het toezicht van DNB, AFM,
contributie VB, actuaris, accountant, financieel beheer en juridische kosten.
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 33
3.6 Pensioenvermogen en voorzieningen
Samenvatting van de financiële positie van het fonds en ontwikkelingen gedurende het jaar
(Bedragen x EUR 1.000)
Pensioen-
vermogen
Technische
voorzieningenDekkingsgraad
EUR EUR
Stand per 1 januari 2015 2.050.980 1.973.569 103,9%
Beleggingsresultaten/rentetoevoeging 11.647 3.621 0,4%
Premiebijdragen 77.497 84.797 -0,5%
Uitkeringen -31.197 -31.187 0,1%
Wijziging markrente 0 172.368 -8,3%
Wijziging actuariële uitgangspunten 0 -42 0,0%
Overige 25.977 20.227 0,4%
---------- ---------- ----------
Stand per 31 december 2015 2.134.904 2.223.353 96,0%
De dekkingsgraad is gedaald van 103,9% ultimo 2014 naar 96,0% ultimo 2015.
Het saldo van baten en lasten kan in actuarieel opzicht als volgt worden geanalyseerd:
(Bedragen x EUR 1.000)
2015 2014
EUR EUR
Premieresultaat -7.258 6.830
Interestresultaat -164.342 -37.880
Overig resultaat 5.740 24.652
---------- ----------
-165.860 -6.398
De dekkingsgraad ultimo jaar (op basis van de jaarrekening) heeft zich de afgelopen jaren als volgt ontwikkeld:
2015 2014 2013 2012 2011
Dekkingsgraad ultimo 96,0% 103,9% 105,3% 95,9% 82,9%
Gemiddelde interest van verplichtingen 1,8% 2,1% 2,9% 2,6% 2,7%
De vereiste dekkingsgraad zoals die voortvloeit uit de solvabiliteitsvoorschriften volgens de Pensioenwet bedraagt 119,6%. Ultimo
2015 is er derhalve sprake van een tekort. Tevens is de dekkingsgraad lager dan 104,4% en is derhalve ook lager dan de
minimaal vereiste dekkingsgraad.
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 34
3.7 Actuariële analyse
3.7.1 Saldo van baten en lasten
De actuariële analyse van het saldo van baten en lasten kan als volgt worden weergegeven:
(Bedragen x EUR 1.000)
2015 2014
EUR EUR
Premieresultaat
Premiebijdragen 82.469 77.001
Pensioenopbouw -84.797 -65.737
Onttrekking uit TV voor pensioenuitvoeringskosten -1.004 -521
Pensioenuitvoeringskosten -3.926 -3.913
---------- ----------
-7.258 6.830
Interestresultaat
Beleggingsresultaten 11.647 360.486
Rentetoevoeging voorziening pensioenverplichtingen -3.621 -5.962
Wijziging marktrente -172.368 -392.404
---------- ----------
-164.342 -37.880
Overig resultaat
Resultaat op waardeoverdrachten (saldo overdacht van rechten) 2.967 -124
Resultaat op kanssystemen (overige wijzigingen) 821 3.055
Resultaat op uitkeringen -10 112
Indexering en overige toeslagen -72 100
Wijziging overige actuariële uitgangspunten 3.361 22.299
Overige baten 518 25
Overige lasten -809 -955
Resultaat uit hoofde van VPL-regeling -1.036 140
---------- ----------
5.740 24.652
Totaal saldo van baten en lasten----------
-165.860
----------
-6.398
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 35
3.7.2 Uitkomsten van de solvabiliteitstoets
Voor de berekening van het vereist eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van het standaardmodel van DNB. Het vereist
eigen vermogen voor het fonds bedraagt 19,6% van de technische voorziening. De aanwezige solvabiliteit is lager dan het
vereist eigen vermogen. Het fonds heeft daardoor een tekort.
Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt 4,4% van de technische voorziening. De aanwezige solvabiliteit is lager dan
het minimaal vereist eigen vermogen.
3.7.3 Oordeel van de waarmerkend actuaris over de financiële positie
De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien,
toereikend vastgesteld.
Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen.
Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de
Pensioenwet met uitzondering van de artikelen 131, 132 en 133. De kostendekkende premie en de gedempte
kostendekkende premie zijn vastgesteld op basis van de in 2014 geldende wet- en regelgeving.
De beleidsdekkingsgraad van het pensioenfonds op balansdatum is lager dan de dekkingsgraad bij het minimaal vereist
eigen vermogen.
Mijn oordeel over de vermogenspositie van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en
Pluimveevlees is gebaseerd op de tot en met balansdatum aangegane verplichtingen en de op dat moment aanwezige
middelen. De vermogenspositie is naar mijn mening slecht, omdat het aanwezige eigen vermogen lager is dan het minimaal
vereist eigen vermogen.
3.8 Beleggingen
3.8.1 Beleggingsovertuigingen (investment beliefs)
De investment beliefs zijn in feite de (ongeschreven) regels of criteria, waaraan pensioenfonds VLEP belang hecht bij de
inrichting en uitvoering van haar beleggingsbeleid. Met de vaststelling van investment beliefs wordt tegemoet gekomen aan
de aanbevelingen van de commissie Frijns, ten aanzien van het voeren van een transparant, evenwichtig en verantwoord
beleggingsbeleid.
Het fonds hanteert bij het beleggingsbeleid de volgende beginselen:
Strategie: Bij de inrichting van de beleggingsportefeuille wordt rekening gehouden met de kenmerken van de
pensioenverplichtingen en de ambitie van het fonds. Het beleggingsbeleid is erop gericht om in eerste instantie de nominale
verplichtingen te kunnen nakomen. In tweede instantie is het beleggingsbeleid gericht op het verlenen van indexatie. Om
deze doelstellingen te kunnen verwezenlijken, zijn de kenmerken van de pensioenverplichtingen bepalend bij de vormgeving
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 36
van het beleggingsbeleid. Omdat de beleggingsstrategie is afgestemd op de verplichtingen, dienen de
beleggingsrapportages inzicht te geven in de ontwikkeling van de beleggingen in samenhang met de ontwikkeling van de
verplichtingen.
Asset Allocatie: Asset allocatie (bèta) en de looptijd van de vastrentende waarden zijn de belangrijkste keuzes voor de
financiële ontwikkeling van het pensioenfonds. Onder asset allocatie verstaat het fonds:
1. De strategie op hoofdlijnen: weging en duratie (rentegevoeligheid) van de vastrentende waarden en weging van de
zakelijke waarden
2. De invulling van die strategie op hoofdlijnen: de wegingen en benchmarks binnen de vastrentende- en zakelijke waarden
portefeuille.
Risicopremies: Op lange termijn leveren beleggingen in zakelijke waarden een hoger verwacht rendement op dan veilige
obligaties. Extra rendement gaat wel gepaard met extra risico. Tegenover het nemen van risico door beleggen in zakelijke
waarden staat een hogere opbrengst. Vooral op lange termijn kunnen die risico’s gerechtvaardigd zijn, op korte termijn zijn
de hogere rendementen zeer onzeker. Wanneer geen risico wordt genomen, is het rendement beperkt tot het risicovrije
rendement. In dat geval zal de beleggingsportefeuille, indien volledig belegd in veilige vastrentende waarden naar
verwachting niet meer opleveren dan de nominale verplichtingen. Zakelijke waarden en meer risicovolle vastrentende
waarden worden ingezet met het doel om extra rendement te creëren ten behoeve van indexatie/herstel/langlevenrisico.
Rentevisie: Het pensioenfonds gelooft in een evenwichtsniveau van de lange rente. Het pensioenfonds gelooft dat een
realistisch (evenwichts-) renteniveau is gebaseerd op een lange termijn inflatieverwachting vermeerderd met een verwachte
lange termijn reële groei. Het pensioenfonds gelooft daarmee in een samenhang tussen (lange) rente en inflatie. Het kan zo
zijn dat het fonds onevenwichtigheden ziet in de markt waardoor de rente onrealistisch hoog of laag is. Indien de rente
aanzienlijk afwijkt van het evenwichtsniveau kan het fonds een standpunt en positie innemen. Daarbij zal het pensioenfonds
het renterisico in samenhang met de andere risico’s voor het pensioenfonds beschouwen (bijvoorbeeld het inflatierisico of
het dekkingsgraadrisico). Het pensioenfonds vaart daarbij niet op korte termijn verwachtingen.
Diversificatie: Diversificatie is van belang voor het reduceren van risico’s, maar daar zitten grenzen aan. Spreiding van de
beleggingen over verschillende beleggingscategorieën voorkomt dat “alle eieren in een mandje worden gelegd”: het leidt tot
reductie van de portefeuille risico’s, omdat daling van de ene categorie kan worden gecompenseerd door stijging van een
andere categorie. Echter, diversificatievoordelen kunnen wegvallen in extreem slechte marktomstandigheden, als vrijwel alle
categorieën tegelijk kunnen dalen. Diversificatie komt ook tot uitdrukking in het risicobudget, omdat door correlatie-effecten
de som van de afzonderlijke risico’s van de beleggingen, op totaalniveau wordt gereduceerd.
Begrip en transparantie: Het fonds belegt alleen in categorieën en strategieën die het begrijpt. Een beleggingscategorie moet
voldoende duidelijk zijn voor het fonds, voordat het overweegt erin te beleggen. Er moet voldoende begrip zijn van de
werking en risico’s zowel in kwalitatieve als kwantitatieve zin.
Actief/passief: Het fonds maakt voor elke beleggingscategorie een keuze tussen actief of passief beleggen of een combinatie
van beiden. Er is geen zekerheid dat via actief beleggen de markt kan worden verslagen. Dit geldt vooral voor beleggingen in
efficiënte markten, waarin outperformance ten opzichte van de index op langere termijn moeilijk te realiseren is. In die
gevallen kan passief beleggen een beter alternatief zijn.
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 37
Maatschappelijk verantwoord beleggen: Het fonds wil maatschappelijk verantwoord beleggen bij haar keuzes in belangrijke
mate laten meewegen. Het fonds is zich bewust van haar maatschappelijke functie en verantwoordelijkheden.
Maatschappelijk verantwoord beleggen geeft uitdrukking aan het feit dat het fonds op basis van ethische principes
bepaalde beleggingen uitsluit.
Governance: Het fonds hanteert een hoge mate van uitbesteding in de uitvoering van het beleggingsbeleid.
Het pensioenfonds beschikt niet over de mogelijkheden en vaardigheden, systemen en kennis om zelf de selectie, beheer en
risicomanagement van beleggingen op het door haar gewenste niveau uit te voeren. Daarom past hoge mate van
uitbesteding vanuit efficiency en professionaliteit goed bij het pensioenfonds.
Risicomanagement: Risicomanagement is zeer belangrijk, maar het fonds waakt voor schijnzekerheid. Risicomanagement is
vooral gericht op de risico’s die de doelstelling van het fonds in gevaar brengen en bevat zowel financiële als niet financiële
risico’s. Financiële risico’s zijn in cijfers uit te drukken, bijvoorbeeld tracking-error, risicobudget of volatiliteit. Onder niet-
financiële risico’s verstaan wij onder meer liquiditeits-, tegenpartij- of concentratierisico’s. Beiden zijn nodig om een compleet
beeld te krijgen van de risico’s van de beleggingen. Risicomaatstaven zijn gevoelig voor de aannames in de berekening,
zoals de horizon waarover ze zijn bepaald. Ook het hanteren van een tracking error of risico budget vooraf betekent niet dat
de risico’s achteraf ook binnen die maat zullen blijven. Overkwantificeren van risico’s leidt tot schijnzekerheid.
3.8.1 ALM-studie
Het bestuur heeft in 2015 een ALM-studie uitgevoerd. Het doel van deze ALM studie was om het (beleggings)risicoprofiel te
herijken en de mogelijkheden voor het optimaliseren van het strategisch beleggingsbeleid te analyseren. De ALM studie
biedt een onderbouwing voor beleidskeuzes ten aanzien van het beleggingsbeleid. De uitkomsten van de ALM studie sloten
nauw aan bij het bestaande beleggingsbeleid. Naar aanleiding van de ALM studie is het bestuur voornemens om een
dynamische renteafdekking te implementeren.
3.8.2 Terugblik economie en financiële markten
De financiële markten werden in 2015 gedomineerd door het beleid van de centrale banken én de onrust op de
grondstoffenmarkten.
De Europese Centrale Bank (ECB) begon het jaar met het aankondigen van een stevige verruiming van het monetaire
beleid. Vanaf maart ging de ECB een bedrag van € 60 miljard per maand aan staatsobligaties aankopen. Hiermee wordt
geprobeerd om de inflatie, die al tijden rondom 0% noteert, te verhogen tot circa 2%, wat formeel een ECB doelstelling is. De
inflatie is onder andere zo laag vanwege de aanhoudende daling in de olieprijzen.
De start van het opkoopprogramma had onmiddellijk effect: de rente daalde naar historisch lage niveaus, waarbij eind april
een stand van 0,07% voor de toonaangevende Duitse tienjaarsrente werd bereikt. Tegelijkertijd daalde ook de euro ten
opzichte van de Amerikaanse dollar van $ 1,16 bij de start van 2015 naar $ 1,05. Tegen de zomer speelde de Griekenland-
crisis een belangrijke rol bij een snelle stijging van zowel de rente als de euro/dollarkoers. Gedurende de rest van het jaar
bleven deze, met de nodige beweeglijkheid, rondom respectievelijk 0,60% en 1,10 liggen. Dit vertaalde zich in rendementen
op diverse Europese staatsobligaties tussen 0% en 1%, terwijl bedrijfsobligaties een licht negatief rendement hadden.
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 38
Daarnaast nam de ECB nog andere maatregelen zoals het oprekken van de begrotingsnormen en verlaging van de rente.
De maatregelen droegen bij aan een gestage toename van het consumenten- en producentenvertrouwen. Aan het eind van
het jaar stelde de ECB teleur door het steunpakket niet verder uit te breiden, wat de aanzet was voor forse koersdalingen.
Europese aandelenbeurzen sloten het jaar evenwel toch nog positief af. De rendementen liepen wel uiteen: de Italiaanse
beurs steeg 15,8%, terwijl Spanje 4,3% inleverde. De EuroStoxx 50 sloot het jaar af met een winst van 6,4%.
Minder goed ging het op de Amerikaanse aandelenbeurs. De S&P500 steeg in 2015 in dollars uitgedrukt met 1,4%. Met
name in de tweede jaarhelft waren de ogen op de Amerikaanse centrale bank gericht, die uiteindelijk een eerste rentestap
van +0,25% deed. De sterke dollar stond eerdere renteverhoging in de weg. Stijgende huizenprijzen, gematigde loonstijging
en een hogere reële koopkracht door lagere brandstofprijzen waren een stimulans voor consumentenbestedingen. Ook in de
VS bleef de inflatie laag. De energiesector in de VS had te lijden onder de sterk dalende olieprijs. Beleggers keken vooral
naar de negatieve effecten voor energie-gerelateerde ondernemingen, die vooral terug te vinden zijn in het High Yield-
segment. De risicopremies op deze obligaties liepen daarom in 2015 op. Amerikaanse High Yield obligaties behaalden dit
jaar een negatief rendement (-4,5%).
De olieprijs drukte een duidelijk stempel op de wereldwijde economische ontwikkelingen. In 2015 daalde de prijs van een vat
Brent-olie met 46% tot $ 37, terwijl de Amerikaanse tegenhanger WTI ook één derde van de prijs moest inleveren.
Belangrijkste oorzaak is het overvloedige aanbod van olie, waarbij het lijkt dat de olieproducerende landen vooral zoveel
mogelijk olie op de markt willen brengen, om zo andere landen met hogere productiekosten uit de markt te prijzen.
Olieproducenten in de VS bleken veerkrachtig door een onverwacht sterke reductie van de productiekosten waardoor
productie van olie op peil bleef, maar wel tegen een stuk lagere opbrengsten. Zet daar een tegenvallende vraag door de
groeivertraging in China en andere opkomende markten tegenover en een vrije val van de olieprijs is een feit. Een bodem in
prijs is vooralsnog niet gevonden.
Door de malaise op de grondstoffenmarkten hadden opkomende landen het in 2015 moeilijk. China heeft moeite het
gewenste groeitempo van 7% te halen. Met een onverwachte devaluatie van de Chinese munt zette het land in augustus de
financiële markten lager. In de rest van het jaar volgden nog meer maatregelen, die de zorgen over de economische
ontwikkeling in het land verder voedden. Ook andere opkomende landen hebben te lijden van de grondstoffenmalaise en
hebben ook nog hun eigen interne (politieke) problemen. Opkomende landen als groep presteerden duidelijk minder goed
dan ontwikkelde markten. In euro’s gemeten daalde de MSCI Emerging Markets in 2015 met 5,2%. De sterk presterende
Russische beurs (+26,1%) kon de daling van zwaargewichten China (-7,8%) en Brazilië (-13,3%) niet compenseren.
3.8.3 Gevoerd Beleggingsbeleid 2015
In 2015 zijn geen significante wijzigingen in het beleggingsbeleid doorgevoerd. Wel is besloten om de allocatie naar
Nederlandse woninghypotheken te vergroten. Het fonds beschouwt deze beleggingscategorie als aantrekkelijk geprijsd, bij
een gematigd risico. De additionele allocatie zal ten koste gaan van de allocatie naar bedrijfsobligaties.
De doorgevoerde aanpassingen in de periode 2012-2014 hebben geresulteerd in een goed gebalanceerde portefeuille, met
minder grote uitslagen in de relatieve performance tegen lagere kosten.
Met betrekking tot de bestaande (relatief kleine) beleggingen in niet-beursgenoteerd onroerend goed is besloten om deze
waar mogelijk af te bouwen. Dit heeft geleid tot de verkoop van de belegging in het CBRE Dutch Residential fonds. Met
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 39
betrekking tot de categorie Infrastructuur is geconstateerd, dat met name directe beleggingen potenti eel aantrekkelijk kunnen
zijn voor een pensioenfonds. Gegeven de additionele eisen die deze vorm echter stelt aan governance en risicomanagement
acht het fonds deze niet geschikt voor de eigen portefeuille. Indirecte beleggingen in infrastructuur onderscheiden zich in
risico-rendement echter minder van beursgenoteerde aandelen, zijn over het algemeen minder liquide en kennen relatief
hoge kosten. Op basis van deze overwegingen heeft het fonds besloten vooralsnog niet in infrastructuur te beleggen.
De totale portefeuille behaalde in 2015 een rendement van 0,8%, gelijk aan het rendement van de normportefeuille.
Onderstaande tabel geeft de strategische normportefeuille per ultimo 2015, met daarbij het rendement van de portefeuille en
de gehanteerde benchmark per asset categorie weer.
Door marktbewegingen zal de feitelijke portefeuille afwijken van de strategische normportefeuille. Voor deze afwijkingen zijn
limieten vastgesteld.
Er wordt geen actief asset-allocatie beleid gevoerd. Door de sterke rendementen van de aandelenmarkten in ontwikkelde
landen zijn de portefeuillegewichten van de categorieën Aandelen Wereld en Aandelen Europa gestegen tot boven die van
de strategische normportefeuille. De tegenhanger daarvan zijn kleinere portefeuillegewichten voor de vastrentende waarden
en de andere (kleinere) categorieën zoals Aandelen opkomende markten en niet -beursgenoteerd vastgoed.
Z-scores
De z-score wordt ieder jaar vastgesteld en geeft in een getal weer hoe het fonds heeft gepresteerd ten opzichte van de
gehanteerde normportefeuille. De formule voor de z-score is als volgt.
(Rf – kj) – (Rn – 0,15%)
z-score = Ej
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 40
Om de z-score te berekenen, wordt het feitelijke rendement van het fonds (Rf) gecorrigeerd voor de beleggingskosten (kj).
Het rendement van de normportefeuille (Rn) wordt, nadat het is gecorrigeerd voor de normbeleggingskosten van 0,15%, in
mindering gebracht op het feitelijke fondsrendement. Vervolgens wordt een correctie voor het genomen risico gemaakt. Dit
gebeurt door het verschil te delen door een getal voor rendementsspreiding (Ej). Het getal voor de rendementsspreiding is
gebaseerd op het percentage zakelijke waarden en het percentage vastrentende waarden dat is vastgelegd in de
normportefeuille.
Wanneer de z-score van een bedrijfstakpensioenfonds over een periode van vijf jaar onder de vastgestelde norm (0,00)
uitkomt, staat het aangesloten bedrijven onder bepaalde voorwaarden vrij een alternatief te zoeken voor het verplicht
gestelde bedrijfstakpensioenfonds in hun branche. De belangrijkste voorwaarde is een ten minste gelijkwaardige
pensioenregeling. Voorts kunnen kosten door de stichting aan de uittredende werkgever in rekening worden gebracht in
verband met verzekeringstechnisch nadeel en de behandeling van het vrijstellingsverzoek.
Tabel z-scoresJaar z-score2011 -0,932012 -0,442013 0,932014 -0,102015 0,12
Performancetoets 2011 – 2015: 1,09
De formule voor de performance toets =
Voor het bepalen van de performancetoets worden de z-scores over een periode van 5 jaar opgeteld en gedeeld door de
wortel van vijf. De performancetoets dient bij een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds hoger uit te komen dan -1,28.
Omdat het communicatietechnisch duidelijker is dat de uitkomst van de performancetoets nul of hoger moet zijn, is besloten
om bij de uitkomst van de performancetoets 1,28 op te tellen. Bij een negatief resultaat van de performancetoets (p-toets <
0) vervalt de verplichtstelling en mogen ondernemingen ervoor kiezen om hun pensioenregeling elders onder te brengen.
3.8.4 Vooruitzichten
Economische vooruitzichten: korte en langere termijn
Wie een positieve draai wil geven aan de economische ontwikkelingen gedurende 2015, zou de aandacht kunnen vestigen
op het feit dat het een jaar was waarbij de groeiverschillen wereldwijd verder zijn teruggelopen. Vooral het groeiherstel van
de Europese economie was hierbij krachtiger dan verwacht, waarbij een voortrekkersrol was weggelegd voor de Duitse en
Britse economieën. Niet alleen ontwikkelden de binnenlandse bestedingen zich sterker dan verwacht, maar daarnaast kreeg
de Europese economie een duwtje in de rug van de lagere euro en de lagere olieprijzen. Het verder wegebben van de
eurocrisis –ondanks de aanhoudende ‘schermutselingen’ rond het Griekse dossier- zorgde voor hernieuwde rust op de
financiële markten, wat het vertrouwen in de perifere landen eveneens ten goede kwam.
Veel verder kom je wat de positieve draai betreft echter niet. De groei convergeerde weliswaar, maar niet op het hogere
niveau waarop was gehoopt, maar op een lager niveau. Volgens de schatting van het IMF zal de groei dit jaar op 3,1%
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 41
uitkomen, de laagste groeivoet sinds het crisisjaar 2009. Deels komt dat door de tegenvallende Amerikaanse economie.
Waar de Amerikaanse economie eind vorig jaar goed gepositioneerd leek voor een groeiversnelling, kreeg de grootste
economie van de wereld last van de negatieve gevolgen van de sterk gedaalde olieprijzen (wat de olieproducerende sector
hard raakte) en de kracht van de dollar. Met name de industriële sector kwam daarmee onder druk te staan, waarbij de
consument een afwachtende houding aannam. De grootste tegenvaller was echter de verdere terugval van de groei in de
verschillende opkomende landen, met Brazilië en Rusland als negatieve uitschieters die beide negatieve groeivoeten in 2015
zullen laten zien. Binnen de opkomende landen was er een speciale rol voor de Chinese economie neergelegd, waarbij de
nodige twijfel ontstond in hoeverre de officiële groeicijfers de werkelijke groeisituatie weergaven. Ook de onrust op de
Chinese beurzen en de devaluatie van de Chinese munt zorgden voor de nodige onzekerheid. Dat de wereldwijde
grondstoffenmarkten gedurende een groot deel van het jaar onder druk stonden, leek in elk geval te bevestigen dat de groei
van de grootste grondstoffenconsument verder onder druk is komen te staan.
Dat de groei van de wereldeconomie wederom teleurstelt, roept de vraag op of het hier gaat om een eenmalige
groeiafzwakking, of dat we hier te maken hebben met een trendmatige ontwikkeling. Er zijn goede redenen om aan te nemen
dat het om een tijdelijk fenomeen gaat. Zo zien we in 2015 voornamelijk de negatieve aspecten van de sterke prijsdaling in
de oliemarkt: productiebeperkingen, lagere investeringen en opgelopen kredietrisico’s, zowel ten aanzien van
olieproducerende landen, maar ook bedrijven. Dat de deze prijsdaling slachtoffers zal (gaan) maken, daar hoeft ook zeker
niet aan getwijfeld te worden. Wat momenteel echter onderbelicht wordt is de positieve kant van de lagere olie- en
grondstoffenprijzen: de positieve impuls die er vanuit gaat voor de koopkracht van consumenten en margeverbetering van de
producenten. Anders dan de negatieve productiebeperkingen, komen deze positieve aspecten komen doorgaans pas met
een vertraging van een aantal kwartalen door in de economische cijfers. Hier komt nog eens bij dat de lage olieprijs er voor
gezorgd heeft dat deflatie wederom is teruggekeerd op de radar van de diverse centrale banken. Mede hierdoor is de ECB
aan het begin van dit jaar met een grootschalig kwantitatief verruimingsprogramma van start gegaan, terwijl het momenteel
aan het heroverwegen is hoe ze dat programma nog verder kunnen uitbreiden. Ook bij de afweging of de Amerikaanse
centrale bank, de Federal Reserve, de rente zal gaan verhogen speelt de afwezigheid van enige prijsdruk een belangrijke
rol. Wat dat aangaat hoeven we niet te vrezen voor een al te abrupte wijziging in de huidige situatie van het huidige ruime
monetaire beleid dat momenteel overal gevoerd wordt. Als laatste punt kan worden gesteld dat hoewel de zwakke olieprijs
zeker een symptoom is geweest van de afzwakking van de wereldeconomie, het daarnaast ook de directe oorzaak is van de
revolutie op het gebied van schaliegas en de overeenkomt met Iran, waarmee er structureel meer aanbod van olie op de
markt is gekomen. Een dergelijke verandering leidt altijd tot een eenmalig aanpassingsproces, niet tot een trendmatige
verlaging van de groei. Op de korte termijn (2016) kan dat nog voor de nodige onrust en onzekerheid zorgen, maar op de
langere termijn heeft het naar verwachting weinig invloed.
Al met al gaat het fonds er dan ook vanuit dat de VS en de economieën in de eurozone groeien in de komende vijf jaar naar
een trendmatig groeipad gaan terugkeren. Dat zal een geleidelijk proces zijn, waarbij de timing vooral afhangt van het herstel
van de bankensector en de arbeidsmarkt. Duidelijk is dat de VS op basis van deze twee variabelen als eerste volledig
hersteld zal zijn van de Grote Recessie, gevolgd door Europa. De groei van de Amerikaanse economie komt hierbij rond de
3% te liggen, in Europa op 2%. Deze groeiverschillen geven de verschillende stadia van de demografische ontwikkeling van
beide blokken weer. Belangrijk hierbij is dat de centrale banken liever het zekere voor het onzekere zullen nemen om het
huidige herstel vrij baan te geven en dus geen preventieve maatregelen zullen nemen om de inflatiedruk al in een vroeg
stadium te beteugelen. Vroeg of laat zal de inflatie in de VS en de eurozone daarom wel een keer iets boven het doelniveau
van 2,0% uitkomen. Natuurlijk mag de zaak niet uit de hand gaan lopen en zullen de centrale banken ongetwijfeld op de rem
trappen. Het fonds verwacht namelijk dat de Chinese groei aan het einde van deze vijf jaar zal dalen naar een beter
houdbaar niveau van 4%. De Chinese autoriteiten zullen het lagere groeitempo van de economie geleidelijk aan accepteren,
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 42
met minder nadruk op investeringen en meer op consumptie. Het proces van liberalisering verloopt voor de Chine se
economie voorzichtig en geleidelijk.
In onderstaande tabel worden de verwachtingen voor de komende 5 jaar samengevat.
Financiële markten
Ten aanzien van de rendementen op de verschillende financiële markten zijn de verwachtingen niet al te hoog gespannen.
Hoewel het zeker niet is uit te sluiten dat bepaalde beleggingscategorieën op korte termijn solide rendementen kunnen laten
zien, zijn de lange termijn vooruitzichten op zijn best gematigd. Wat dat betreft dient het jaar 2015 als een aardig voorbee ld:
wisten de meeste beleggingscategorieën gedurende het eerste kwartaal (sterk) positieve rendementen te laten zien, veel
van deze koerswinst moest nadien weer worden ingeleverd. Kijken we bijvoorbeeld naar de Nederlandse AEX, dan zien we
dat er van de 20% koerswinst die in april op de borden stond in september helemaal niets meer over was. Onrust op de
financiële markten, onzekerheid over de kracht van de Chinese economie en twijfels over het beleid van de Amerikaanse
centrale bank vormden de aanleiding voor de correctie die in het derde kwartaal plaatsvond. Volatiliteit was sowieso een
kenmerk voor de financiële markten in 2015. Eerder was er al onrust in de grondstoffenmarkten (olie), de
wisselkoersmarkten (de aanzienlijke waardedaling van de euro) en de obligatiemarkten. Met name de Duitse kapitaalmarkt
liet dit jaar een opmerkelijk patroon zien. Onder invloed van het opkoopprogramma van de ECB liet de Duitse
kapitaalmarktrente in de eerste maanden een continue daling zien, waarbij de tienjaars rente in april het historische
dieptepunt van 0,06% bereikte. In de twee maanden die volgden steeg de kapitaalmarktrente vervolgens (tijdelijk) weer tot
boven de 1%, een beweging die met veel volatiliteit gepaard ging. De verwachting dat de ECB later in het jaar me t nieuwe
maatregelen zou komen, zorgde vervolgens weer tot een hernieuwde daling van de kapitaalmarktrente.
Dergelijke volatiliteit is uiteraard op voorhand moeilijk exact te voorspellen, maar komt tegelijkertijd ook weer niet helema al
uit de lucht vallen. Een belangrijke oorzaak is de overwaardering van de verschillende beleggingscategorieën. Op het
moment dat een aandeel of een obligatie goedkoop is, zal een aanpassing van de groeiverwachting doorgaans geen al te
grote koerswijziging te laten zien. Op het moment dat alles duur is, of anders gezegd, als de verwachtingen ten aanzien van
de toekomst (meer dan) volledig verdisconteerd zijn, is het niet vreemd dat een wijziging in de groeiverwachting tot veel
grotere uitslagen op de financiële markten zullen leiden. Waardering is ook gelijk de reden waarom de verwachtingen ten
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 43
aanzien van de te behalen rendementen voor de komende jaren niet al te hoog gespannen zijn. Traditioneel kan je zeggen
dat waardering geen al te grote rol zal spelen op de korte termijn, maar op de langere termijn, en zeker met een horizon van
vijf jaar, zal een overgewaardeerde belegging een lager dan gemiddeld rendement genereren.
Bovenstaande tabel is afkomstig van de Expected Returns 2016-2020 studie van Robeco, waarbij een negatief teken
indiceert dat er een afslag van toepassing is, terwijl een positief teken juist een opslag moet opleveren. Het meest
opvallende uit deze tabel is zonder enige twijfel de -3% per jaar voor Europese staatsobligaties. Zeker als we bedenken dat
Duitse staatsobligaties over het algemeen worden gezien als een ‘risicovrije’ belegging, met een lagere volatiliteit lijkt dit een
onwaarschijnlijk laag rendement. Toch is dit een realistische schatting, als je er van uit gaat dat Duitse staatsobligaties
(zwaar) overgewaardeerd zijn, waarbij we voor de komende vijf jaar ook nog eens uitgaan van een scenario waarbij de
inflatie weer een prominentere rol zal gaan spelen. Doorgaans hangt het rendement op hoogwaardige staatsobligaties af van
twee factoren. De eerste factor is de verandering van de prijs. Een stijgende rente op obligaties weerspiegelt een dalende
prijs, wat het rendement uitholt. In het gehanteerde scenario verwachten we dat de Duitse 10-jaarsrente zal stijgen van het
huidige lage niveau van 0,5% naar een piek van 4,0% in 2020. Dit klinkt wellicht als een grote stijging, maar bij een
groeiverwachting van 2% voor de Europese economie en een inflatie van 2,5% is de verwachting dat de obligatierente stijgt
naar 4,0% zeker niet buitensporig. De tweede factor voor het rendement is de couponrente – de rente op het moment van
aankoop van de obligatie. Deze rente biedt in feite een stabiel en voorspelbaar rendement . Hoe hoger de couponrente, hoe
sterker de koersdaling kan zijn voordat sprake is van een negatief totaalrendement. Waar de Amerikaanse couponrente in de
jaren 60 nog 4% was, staat de huidige Duitse 10-jaarsrente op slechts 0,5%. Bij zo’n lage couponrente is een kleine
koersdaling voldoende om met een negatief rendement te eindigen. We moeten door deze pijn heen om terug te keren naar
historische langetermijnrendementen op obligaties van 4,5%.
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 44
Alternatieve scenario’s
De rendementen in bovenstaande tabel staan of vallen overigens bij de veronderstellingen die je maakt ten aanzien van de
macro-economische omgeving. Hoewel het fonds uitgaat van een redelijk optimistisch groeiscenario is het zeker ook
raadzaam om stil te staan bij eventuele alternatieve scenario’s. In het negatieve scenario is de wereld geen fijne plek. De
trage productiviteitsgroei van de afgelopen vijf jaar is geen teken van herstel na de Grote Recessie, maar een afspiegeling
van blijvende fundamentele veranderingen. De bevolkingsgroei heeft een hoogtepunt bereikt en op het gebied van educatie
ligt er niet veel groei meer in het verschiet. Daarnaast heeft de ongelijkheid de consumentenbestedingen geen goed gedaan
en zal de overheidsschuld op korte termijn ook een rem zetten op de groei. De economieën in de VS en de eurozone
vertragen opnieuw, waarbij deflatie een constante bedreiging vormt. Het monetaire beleid zal gericht blijven op het laten
opbloeien van de economie door middel van nieuwe kwantitatieve verruimingsprogramma's. De rente heeft namelijk geen
invloed meer op de groei, omdat die al bijna nul is. Over het algemeen is dit scenario positief voor obligaties en negatief voor
aandelen, maar faillissementen vormen wel een serieuze bedreiging voor bedrijfsobligaties met een lagere rating.
Nadrukkelijk is dit geen recessiescenario, maar meer een scenario voor aanhoudend lage groei zoals in Japan. Een meer
positief scenario is er een waarin de technologische veranderingen de boventoon zullen voeren. In plaats van dat de wereld
op weg is naar langdurige stagnatie, staan we juist aan de vooravond van een door technologie gedreven hausse. Robots,
zelfrijdende auto's, nieuwe manieren van organisatie (zoals Uber of Airbnb): de wereldeconomie staat zeker niet stil. Deze
trends zijn ontwrichtend, maar de onderliggende trend is er een van hogere groei en niet van lagere groei. In dit scenario
komt de wereldeconomie in een opwaartse spiraal terecht, waarbij dalende schuldniveaus en afnemende werkloosheid extra
groei ondersteunen. Het belangrijkste risico in dit scenario is dat de economie oververhit raakt, met een sterker
aantrekkende inflatie. In dit scenario mag worden verwacht dat de inflatie stijgt tot boven het niveau van het basisscenario,
maar het risico op ongeremde inflatie blijft beperkt: de productiviteitsgroei zal hoog zijn, terwijl centrale banken agressiever
kunnen reageren. Dit zou de 'perfect storm' zijn voor obligatiebeleggers, en dan vooral voor obligaties met een lage
beginrente. Ook aandelenbeleggers komen niet bepaald in rustig vaarwater terecht, omdat marges onder druk komen te
staan door stijgende kosten (lonen, grondstoffen en rentekosten). Daarnaast holt het ontwrichtende karakter van de nieuwe
technologische veranderingen de rendementen van huidige aandeelhouders uit. Obligaties worden dan op een gegeven
moment weer een serieuze concurrent, met rendementen van boven de 5%.
Overigens hecht het fonds meer waarschijnlijkheid aan het positieve scenario, wat blijkt uit de inschatting van de
kansverdeling (70% voor het basis scenario, 20% voor het recessiescenario en 10% voor het hoge groei scenario) in de
volgende tabel.
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 45
Conclusie
Komt er de komende 5 jaar dan echt een einde aan de rentedaling? Volgens VLEP is dit het meest waarschijnlijke scenario.
Dit zou in termen van dekkingsgraadontwikkeling goed nieuws zijn voor het fonds, ondanks de verwachte negatieve
rendementen op de vastrentende waarden portefeuille. Een verdere verlaging van de renteafdekking lijkt dan ook voor de
hand te liggen. Daarbij moet natuurlijk het totale risico dat het pensioenfonds ten opzichte van de verplichtingen loopt goed in
de gaten worden gehouden. Het huidige niveau van de dekkingsgraad biedt in het toezichtskader geen ruimte om het
risicoprofiel te verhogen. Een verhoging van het renterisico zal daarom moeten worden gecompenseerd met risicoreductie
elders in de portefeuille. Een verdere afdekking van het USD-risico per 1 februari 2016 is daarbij een voor de hand liggende
eerste stap. Nu de ergste onrust in de Euro-zone voorbij lijkt, resulteert een verdere verlagen van het valutarisico naar
verwachting in een lagere volatiliteit. Daarnaast speelt de voorgenomen uitbreiding van de belegging in Nederlandse
woninghypotheken ten laste van bedrijfsobligaties ook wat risicoruimte vrij. Deze categorie zal het naar verwachting in alle
scenario’s vergelijkbaar of beter doen dan de ‘investment grade’ credits , terwijl de kredietkwaliteit beter is. Het fonds wil de
vrijkomende risicoruimte zo mogelijk gebruiken om met het dynamisch renteafdekkingsbeleid in te spelen op de verwachte
rentestijging.
3.8.5 Maatschappelijk verantwoord beleggen
Het fonds is van mening dat maatschappelijk verantwoord beleggen bijdraagt aan het realiseren van een goed en betaalbaar
pensioen voor huidige en toekomstige generaties. Daarom besteedt het fonds waar nodig en mogelijk binnen de fiduciaire
verantwoordelijkheid aandacht aan ecologische, sociale en governance onderwerpen. Als uitgangspunt voor de invulling van
maatschappelijk verantwoord beleggen hanteert het fonds de principes van de Global Compact van de Verenigde Naties.
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 46
Deze tien principes zijn gerelateerd aan de mensenrechten, arbeidsnormen, milieu en anti-corruptie. Ze vinden hun
oorsprong in internationaal breed geaccepteerde verdragen zoals de Universele Verklaring inzake de Rechten van de Mens
en de conventies van de International Labour Organisation (ILO).
Mensenrechten
De onderneming wordt gevraagd:
1. Binnen haar invloedssfeer de internationale mensenrechten te ondersteunen en te respecteren, en
2. Zich ervan te verzekeren dat zij niet medeplichtig is aan het overtreden van de mensenrechten
Werk
De onderneming wordt gevraagd te ondersteunen:
3. De vrijheid van aansluiting bij een vakbeweging en de effectieve erkenning van het recht op collectieve
arbeidsonderhandeling;
4. Het uitbannen van elke vorm van dwangarbeid;
5. Het effectief afschaffen van kinderarbeid, en
6. Het uitbannen van discriminatie op grond van beroep of op grond van het werknemerschap.
Milieu
De onderneming wordt gevraagd:
7. Bij uitdagingen op milieugebied een op voorzorg gerichte benadering te ondersteunen;
8. Initiatieven te nemen ter bevordering van een grotere milieuverantwoordelijkheid, en
9. De ontwikkeling en verspreiding van milieuvriendelijke technologieën aan te moedigen.
Anticorruptie
De onderneming behoort:
10. Corruptie in elke vorm, inclusief afpersing en omkoping, te bestrijden.
Reikwijdte
Het fonds past het maatschappelijk verantwoord beleggen beleid op vrijwillige maar niet vrijblijvende basis toe bij het beheer
van haar gehele beleggingsportefeuille. Bij iedere beslissing wordt afgewogen op welke wijze en tegen welke kosten
verantwoord beleggen kan worden toegepast. Het verantwoord beleggen beleid beperkt zich daarbij niet strikt tot de
beleggingsportefeuille. Ook bij de selectie en aanstelling van vermogensbeheerders en tegenpartijen spelen
maatschappelijke factoren een belangrijke rol. Het fonds maakt gebruik van een integraal vermogensbeheerder. De integraal
vermogensbeheerder adviseert het fonds over het beleid ten aanzien van verantwoord beleggen en informeert het bestuur
over de implementatie van dit beleid in de beleggingsportefeuille.
Discretionair beheer versus beleggingsfonds
Het pensioenfonds heeft de strategische asset allocatie voor een belangrijk deel ingevuld met beleggingsfondsen. Dit heeft
consequenties voor de manier waarop het fonds rechtstreeks invloed heeft op het binnen de geselecteerde fondsen
gevoerde beleid ten aanzien van verantwoord beleggen. Waar het pensioenfonds bij een discretionair aandelenmandaat
bijvoorbeeld zelf direct stemrecht op een aandeelhoudersvergadering kan uitoefenen, zal dit als participant in een
beleggingsfonds niet mogelijk zijn. Ook het zelf vormgeven van uitsluitingenbeleid is niet mogelijk indien via een
beleggingsfonds wordt belegd. In het vervolg van de notitie zal daarom telkens een onderscheid worden gemaakt tussen
beleid dat betrekking heeft op discretionaire mandaten enerzijds en fondsbeleggingen anderzijds.
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 47
Nadere invulling maatschappelijk verantwoord beleggingsbeleid
Het uitgangspunt van de Global Compact wordt door het fonds binnen de beleggingsportefeuille nader ingevuld via de
‘Principles for Responsible Investing’ van de Verenigde Naties (UN-PRI).Partijen die de UN-PRI hebben ondertekend
committeren zich aan:
1) Het meenemen van zogenaamde ESG (Environmental, Social and Governance)-factoren in het beleggingsbeleid
2) Het actief invloed uitoefenen op het beleid van ondernemingen waarin wordt belegd door gebruik te maken van stemrecht
(‘voting’) of door middel van dialoog (‘engagement’)
3) Het bevorderen van transparantie van ondernemingen met betrekking tot ESG onderwerpen
Het fonds kiest bij voorkeur vermogensbeheerders die deze principes hebben ondertekend. Hiermee geeft het fonds
uitdrukking aan het belang dat het pensioenfonds hecht aan maatschappelijk verantwoord beleggen.
Meer dan 90% van de totale beleggingsportefeuille wordt beheerd door vermogensbeheerders die de UN-PRI hebben
ondertekend. Een belangrijk deel van de overige beheerders neemt ESG-factoren wel mee in het beleggingsproces of heeft
een beleid ten aanzien van maatschappelijk verantwoord beleggen.
Onderdelen maatschappelijk verantwoord beleggingsbeleid
Het verantwoord beleggingsbeleid bestaat uit de volgende onderdelen:
1) Engagement, aangaan van dialoog met ondernemingen om veranderingen te bewerkstelligen;
2) Stemmen op aandeelhoudersvergaderingen
3) Uitsluiting; zoals van bedrijven die direct betrokken zijn bij de productie van controversiële wapens en structurele
schenders van de VN Global Compact;
4) Positieve selectie daar waar mogelijk
1. Engagement
Het doel van engagement is om ondernemingen waarin het fonds heeft belegd aan te sporen tot beter gedrag. Middels
dialoog worden ondernemingen gestimuleerd om te voldoen aan internationale richtlijnen op het gebied van milieubeleid,
sociaal beleid en goed ondernemingsbestuur. Door bij fondsbeleggingen bij voorkeur te kiezen voor vermogensbeheerders
die de UN-PRI hebben ondertekend, geeft het fonds uitdrukking aan het belang dat wordt gehecht aan Engagement. Deze
principes schrijven immers ‘actief aandeelhouderschap’ (waaronder Engagement) voor. Bij discretionaire mandaten kan
gebruik worden gemaakt van een (onafhankelijke) engagement manager, die namens het fonds een dialoog aangaat met de
ondernemingen waarin rechtstreeks wordt belegd.
2. Stemmen op aandeelhoudersvergaderingen
Door als mede-eigenaar van de ondernemingen waarin wordt belegd actief gebruik te maken van stemrecht, oefent het
fonds invloed uit op het beleid van deze ondernemingen. De aandelenbeleggingen van het pensioenfonds worden
voornamelijk via beleggingsfondsen ingevuld. Deze fondsen voeren een eigen beleid ten aanzien van de manier waarop het
stemrecht wordt uitgeoefend. Door bij voorkeur te kiezen voor vermogensbeheerders die de UN-PRI hebben ondertekend,
geeft het fonds uitdrukking aan het belang dat wordt gehecht aan ‘actief aandeelhouderschap’ (waaronder het uitoefenen
van stemrecht). Bij eventuele discretionaire aandelenmandaten zal gebruik worden gemaakt van een partij die namens het
fonds stemrecht uitoefent.
3. Uitsluiting
Het fonds heeft een uitsluitingenbeleid geformuleerd. Er is een lijst vastgesteld van bedrijven die door het pensioenfonds
worden uitgesloten. Deze uitsluitingslijst wordt toegepast op de discretionair beheerde mandaten. Bij fondsbeleggingen wordt
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 48
een gecombineerde exposure naar uitgesloten bedrijven van maximaal 5% per beleggingsfonds getolereerd. Het gaat hierbij
om exposure zowel uit hoofde van aandelen- als uit hoofde van obligatiebeleggingen.
Bij fondsbeleggingen wordt in het selectieproces aandacht besteed aan het uitsluitingenbeleid van de vermogensbeheerder.
Het hebben van een dergelijk beleid, op basis waarvan ondernemingen en/of landen worden uitgesloten wegens structurele
schendingen van breed geaccepteerde maatschappelijke normen, zoals onder andere voortvloeiend uit de VN Global
Compact, wordt als een positief aspect beoordeeld.
Per kwartaal wordt de portefeuille (met ‘doorkijk’) gescreend op de uitsluitingenlijst van het fonds. Beleggingen in uitgesloten
ondernemingen worden gerapporteerd. Mochten beleggingsfondsen een gecombineerde belegging naar uitgesloten
bedrijven van meer dan 5% hebben, dan zal in overleg met de Integraal Vermogensbeheerder tot vervolgstappen worden
besloten. Met het uitsluitingenbeleid voorkomt het pensioenfonds ook dat wordt belegd in ondernemingen die clustermunitie,
of cruciale onderdelen daarvan, produceren, verkopen of distribueren. De uitsluitingslijst wordt minimaal jaarlijks herzien.
4. Positieve selectie
Door bij voorkeur te kiezen voor vermogensbeheerders die de UN-PRI hebben ondertekend, geeft VLEP aan dat het
belangrijk is, dat managers binnen het selectieproces rekening houden met ESG-factoren. Bedrijven en overheden die op
een goede manier omgaan met zaken als mensenrechten, milieu en werknemers krijgen op die manier een streepje voor ten
opzichte van bedrijven of overheden die daar minder actief mee omgaan.
3.8.6 Beleggen in Nederland
Een onderwerp in de maatschappelijke en politieke discussie over het beleggingsbeleid van pensioenfondsen is de mate
waarin pensioenfondsen in Nederland beleggen. Het fonds belegt op verschillende manier in Nederland. Van het totale
belegd vermogen is 21,9% in Nederland belegd.
3.9 Kosten vermogensbeheer
In april 2011 bracht de Autoriteit Financiële Markten (AFM) het rapport “Kosten pensioenfondsen verdienen meer aandacht”
uit. Hierin wordt gepleit voor een helder en transparant inzicht in de kosten die pensioenfondsen maken. In deze rapportage
is onder andere aandacht voor kosten op het gebied van vermogensbeheer. De Pensioenfederatie heeft dit concreet
gemaakt in november 2011 in de vorm van ‘aanbevelingen over het afleggen van verantwoording over de kosten’. In februari
2016 is er een herziene versie van de aanbevelingen gepubliceerd. In dit jaarverslag zijn deze aanbevelingen gevolgd.
3.9.1 Totale kosten vermogensbeheer
De totale kosten over 2015 bedragen EUR 8.045 duizend (2014: 7.862 duizend). Uitgedrukt in een percentage van het
gemiddeld belegd vermogen zijn de kosten 0,36% (2014: 0,42%). Hiervan zijn de geschatte transactiekosten 0,10% (2014:
0,15%) van het gemiddeld belegd vermogen.
De totale kosten zijn in 2015 hoger dan in 2014. Dit wordt veroorzaakt door de toevoeging van schattingen van overige
beheerskosten. In 2014 werden deze kosten nog niet gerapporteerd. Zonder toevoeging van de schattingen van overige
beheerskosten zijn de kosten in 2015 ongeveer EUR 800 duizend lager dan in 2014.
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 49
De kosten van de uitvoering van het vermogensbeheer zijn te onderscheiden naar de volgende kostencomponenten en
beleggingscategorieën.
(x €1.000):
Kosten per beleggingscategorie Beheerkosten Performance gerelateerde
kosten
Transactie-kosten
Totaal
Vastgoed 69 - - 69
Aandelen 3.162 - 214 3.376
Private equity 9 4 - 12
Vastrentende waarden 1.632 - 1.790 3.422
Totale kosten excl kosten overlay 4.871 4 2.005 6.879
Kosten overlay - - 250 250
totale kosten incl kosten overlay 4.871 4 2.255 7.129
Overige vermogensbeheerkosten
Kosten vermogensbeheer pensioenfonds
17 - - 17
Kosten fiduciair beheer 648 - - 648
Bewaarloon 208 - - 208
Advieskosten vermogensbeheer 43 - - 43
Totale overige vermogensbeheerkosten
915 - - 915
Totale kosten vermogensbeheer 8.045
3.9.2 Toelichting kosten vermogensbeheer
Beheerkosten
Beheerkosten betreffen de beheervergoedingen (manager fees) en overige kosten die ten laste komen van de
(fonds)belegging, zoals het bewaarloon, accountantskosten etc.
Performance gerelateerde kosten
Met uitzondering van de Private Equity belegging bevinden zich in de portefeuille van VLEP geen beleggingen waarvoor
performance gerelateerde kosten in rekening worden gebracht.
Transactiekosten
Hieronder worden de transactiekosten verantwoord die samenhangen met allocatiewijzigingen en transactiekosten die
binnen de mandaten en fondsen zijn gemaakt als onderdeel van de gevolgde strategie. Het betreft
hier voor een groot gedeelte schattingen, welke zijn gebaseerd op informatie van de managers, de pensioenfederatie en
externe partijen. Op basis daarvan zijn per fonds gemiddelde transactiekosten geschat, afhankelijk van de soort belegging
en de gevolgde strategie.
Kosten overlay
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 50
De kosten overlay betreffen de geschatte transactiekosten van de valuta-overlay.
Overige vermogensbeheerkosten
Onder de overige vermogensbeheerkosten zijn opgenomen:
- Kosten vermogensbeheer pensioenfonds: dit zijn de kosten van de beleggingscommissie in het boekjaar;
- Kosten fiduciair beheer: dit zijn de kosten voor het fiduciair beheer in het boekjaar;
- Bewaarloon: hieronder vallen de kosten van de custodian van het fonds in het boekjaar. Onder bewaarloon zijn ook
de kosten opgenomen die de custodian in rekening brengt voor de beleggingsadministratie en (FTK) rapportages;
- Kosten advies vermogensbeheer: dit zijn de kosten die het fonds maakt om advies in te winnen inzake alle aan
vermogensbeheer gerelateerde onderwerpen.
3.9.3 Aansluiting met jaarrekening
In de volgende tabel is de aansluiting tussen de jaarrekening en de presentatie volgens de aanbevelingen weergegeven:
Beheer Performance Transactie Totaal
kosten gerelateerde kosten
vergoedingen
Directe kosten, opgenomen in de -188 - - -188
jaarrekening onder beleggingskosten
Directe kosten, opgenomen in de - - - -
jaarrekening onder pensioenuitvoeringskosten
Indirecte kosten, onderdeel van de 5.974 4 2.255 8.233
directe beleggingsopbrengsten
Totale kosten 5.786 4 2.255 8.045
3.9.4 Oordeel bestuur
De totale geschatte kosten die het fonds maakt, een bedrag van ongeveer EUR 8.045 duizend (2014 EUR 7.862 duizend),
zijn noodzakelijk voor het goede beheer van het pensioen. Het bestuur realiseert zich dat dit bedrag veel geld is. Het bestuur
is kostenbewust en waar mogelijk worden besparingen gerealiseerd of uitgaven beperkt. Het bestuur maakt daarbij een
afweging tussen de kosten, het verwachte rendement en het risico. Het bestuur constateert dat de kosten voor governance
en toezicht oplopen.
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 51
3.10 Risicoparagraaf
Het pensioenfonds hanteert een integrale risicomanagementaanpak, uitgaande van onderstaande principes.
3.10.1 Governance
Het bestuur is verantwoordelijk voor het realiseren van de doelstellingen van het fonds, volgend vanuit de missi e, visie en/of
strategie van het fonds. Het bestuur bepaalt de koers van het fonds en weegt de factoren af die de koers positief of negatief
beïnvloeden. Het bestuur wordt bij het streven om de doelstellingen van het fonds te bereiken, met onzekerheden
geconfronteerd. Voor het bestuur is het van belang om vast te stellen welke mate van onzekerheid als acceptabel wordt
beschouwd (de risicotolerantie). Integraal risicomanagement stelt het bestuur in staat om op een efficiënte en effectieve
wijze om te gaan met onzekerheid en de hieraan verbonden risico’s en kansen en het beleid, de structuur de processen en
middelen en de cultuur daarop af te stemmen.
Het bestuur heeft de mogelijke risico’s van het fonds in kaart gebracht en bepaald hoe het bestuur met deze r isico’s om wil
gaan. Op basis van een actueel en volledig beeld van alle relevante risico’s kan het bestuur gepaste beheersmaatregelen
nemen en is het bestuur in control.
Voor de beheersing van de risico’s die betrekking hebben op de uitvoering van de pensioenregeling en de werkzaamheden
van het fonds, is aansluiting gezocht bij de toezichtkaders van DNB. DNB hanteert daarbij een aanpak van risicoanalyse en
risicomitigatie in haar toezicht, genaamd FOCUS!. FOCUS! bouwt voort op de Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode
(FIRM), de methodiek die sinds 2005 bij DNB in gebruik is.
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 52
FIRM onderscheidt de volgende hoofdrisicocategorieën:
• Matching-/renterisico;
• Marktrisico;
• Kredietrisico;
• Verzekeringstechnisch risico;
• Omgevingsrisico;
• Operationeel risico;
• Uitbestedingsrisico;
• IT-risico;
• Integriteitrisico;
• Juridisch risico.
De eerste vier categorieën zijn financieel van aard, de overige zijn niet-financieel. De hoofdcategorieën zijn verder onder te
verdelen naar deelrisico’s.
Risico’s worden kwalitatief (aan de hand van vooraf vastgestelde referentieschalen) beoordeeld op basis van de
waarschijnlijkheid van het optreden van het risico en de impact daarvan op het behalen van de doelstellingen. Hierbij wordt
een onderscheid gemaakt tussen het inherent risico, het residu risico en het gewenste risico.
Het inherent risico is het risico zonder rekening te houden met eventuele beheersmaatregelen die het bestuur treft om de
waarschijnlijkheid en/of impact te beperken. Het inherent risico is afhankelijk van de context waarbinnen het fonds opereert
en de doelstellingen.
Ten aanzien van het inherent risico zijn vanuit de risicotolerantie van het fonds vier mogelijke reacties:
- het risico accepteren;
- het risico reduceren door het nemen van aanvullende beheersmaatregelen;
- het risico vermijden door de activiteiten die geraakt worden door het risico te staken;
- het risico overdragen door de activiteiten die door het risico geraakt worden (deels) uit te besteden.
Het residu risico is het risico dat overblijft nadat is gereageerd op de inherente risico’s. Indien het residu risico vanuit de
risicotolerantie (nog) niet acceptabel is, worden aanvullende acties gedefinieerd om tot de gewenste risicosituatie te komen.
Risico-inschattingen, beheersmaatregelen en acties kunnen wijzigen naar aanleiding van interne en externe ontwikkelingen,
maar ook door nieuwe inzichten. Integraal risicomanagement is daardoor een continu proces van inrichten, uitvoeren,
rapporteren en bijsturen. Het bestuur maakt hierbij gebruik van een jaarplan IRM. Startpunt van het jaarplan is de jaarlijkse
evaluatie van de bestaande risicoanalyses. Tijdens deze evaluatie komen de aandachtspunten naar voren, die onderdeel uit
(moeten) maken van het jaarplan.
De aandachtspunten kunnen ontleend zijn aan:
- de dan geldende status van de risicoanalyses;
- actuele ontwikkelingen binnen of buiten het pensioenfonds;
- een noodzakelijke periodieke herijking van een (hoofd)risico;
- onderzoeken van binnen of buiten het pensioenfonds.
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 53
3.10.2 Risicobeoordeling
Matching-/renterisico
Het renterisico is het risico als gevolg van het niet gematcht zijn van activa en passiva (inclusief off-balanceposten) dan wel
inkomsten en uitgaven in termen van rentevoet, rentetypische looptijden, basisvaluta, liquiditeit typische looptijden en
gevoeligheid voor ontwikkeling in prijspeil.
Dit risico is nader onderverdeeld in rente, valuta, liquiditeit en inflatie.
Het inherent risico wordt door het bestuur als hoog ingeschat. De overall risicotolerantie met betrekking tot matching-
/renterisico is aanzienlijk. Beheersmaatregelen zien vooral op het reduceren van de impact van het risico. Het fonds houdt
voortdurend in de gaten of er ontwikkelingen zijn die zouden kunnen leiden tot wijzigingen in de mate van afdekking van
deze risico’s. Het bestuur laat zich over het al dan niet afdekken van de risico’s periodiek informeren door de fiduciair
manager.
De afdekking van het renterisico is gebaseerd op de marktwaardering van de verplichtingen. Bij de inrichting van de
beleggingsportefeuille wordt rekening gehouden met de kenmerken van de pensioenverplichtingen en de ambitie van het
fonds. Omdat de beleggingsstrategie is afgestemd op de verplichtingen, dienen de beleggingsrapportages inzicht te geven in
de ontwikkeling van de beleggingen in samenhang met de ontwikkeling van de verplichtingen. Het pensioenfonds bepaalt als
onderdeel van het risicoprofiel van de beleggingen de hoogte van de strategische renteafdekking en maakt voor de
afdekking van het renterisico gebruik van een dynamische rentestaffel.
Het pensioenfonds vindt dat het (gedeeltelijk) afdekken van de belangrijkste valutaposities het risico van de portefeuille kan
verlagen. Dit geldt in elk geval voor valuta’s die in tijden van stress als veilige vluchthaven worden gezien. Aangezien de
verplichtingen van het pensioenfonds in euro's luiden, heeft het pensioenfonds ervoor gekozen om de vastrentende waarden
voornamelijk in euro-obligaties te beleggen. Het pensioenfonds dekt de valutaposities die ontstaan door beleggingen in
effecten die luiden in USD, GBP en JPY geheel of gedeeltelijk af. De overige valutarisico’s worden niet afgedekt.
De beleggingsportefeuille is zo opgezet dat de portefeuille naar verwachting aan de liquiditeitsbehoefte van het fonds kan
voldoen. Daarom is bijvoorbeeld een groot deel van de portefeuille belegd in effecten die worden verhandeld op openbare,
gereguleerde markten. Ook zijn eisen gesteld aan de minimale marktkapitalisatie van effecten. Daarnaast is de
uitkeringenstroom van het fonds kleiner dan de premiestroom.
Het inflatierisico wordt voor een deel afgedekt door middel van het beleggen in producten die een natuurlijke
inflatiebescherming in zich herbergen. Het inflatierisico ligt voor een belangrijk deel bij de deelnemers en bij
pensioengerechtigden en gewezen deelnemers via het toeslagbeleid van het fonds. Daarnaast reduceert het besluit om het
nominale renterisico niet volledig af te dekken het inflatierisico. Immers, een toename van inflatie gaat vaak samen met
rentestijging.
In 2015 heeft het fonds te maken gehad met wijzigingen in de UFR. Het vervallen van de driemaandsmiddeling per 1 januari
2015 en de wijziging in de UFR per 15 juli 2015 zorgden voor lagere dekkingsgraden. Op basis van de ALM studie heeft het
bestuur het voorgenomen beleid geformuleerd om de renteafdekking afhankelijk te maken van de actuele rentestand en de
hoogte van de dekkingsgraad.
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 54
Marktrisico
Het marktrisico is het risico ten gevolge van het blootstaan aan wijzigingen in marktprijzen van verhandelbare financiële
instrumenten binnen een handelsportefeuille. Voor pensioenfondsen geldt dat het marktrisico alleen betrekking heeft op de
niet-rentedragende activa.
Dit risico is nader onderverdeeld in prijsvolatiliteit, marktliquiditeit en concentratie en correlatie.
Het inherent risico wordt door het bestuur als aanzienlijk ingeschat. De overall risicotolerantie met betrekking tot marktrisico
is eveneens aanzienlijk. Beheersmaatregelen zien vooral op het reduceren van de impact van het risico.
Jaarlijks stelt het bestuur, na advisering door de beleggingscommissie, aan de hand van de ALM-resultaten het
beleggingsplan vast. In het beleggingsplan vindt de invulling van de strategische normportefeuille plaats, zoals die voortkomt
uit het risicoprofiel voor het beleggingsbeleid.
De beleggingen bestaan slechts voor een klein gedeelte uit activa die niet op korte termijn in liquiditeit kunnen worden
omgezet. Via de rapportages van de vermogensbeheerder wordt inzicht gegeven in de liquiditeit van de portefeuille. In geval
van illiquide assetclasses wordt beoordeeld of spreiding over meerdere managers wenselijk is. In het jaarlijks beleggingsplan
wordt een normweging voor de verschillende asset classes en hierbinnen de invulling met beleggingsfondsen en/of
mandaten vastgelegd. Hierbij is spreiding over regio’s en sectoren een belangrijk uitgangspunt. De rapportage van de
vermogensbeheerder bevat een overzicht van de grootste exposures naar landen en sectoren.
Kredietrisico
Het risico dat een tegenpartij contractuele of andere overeengekomen verplichtingen (waaronder verstrekte kredieten,
leningen, vorderingen en ontvangen garanties) niet nakomt al dan niet als gevolg van het aan restricties onderhevig zijn van
buitenlandse beleggingsinstellingen.
Het inherent risico wordt door het bestuur als hoog ingeschat. De overall risicotolerantie met betrekking tot kredietrisico is
beperkt. Beheersmaatregelen zien op het reduceren van zowel de kans als de impact van het risico.
Het fonds let scherp op kredietwaardigheid en liquiditeit. Belangrijke aandachtspunten betreffen hierbij de door het fonds
gehanteerde derivatenconstructies in het kader van de afdekking van het rente- en valutarisico. Het fonds heeft er bewust
voor gekozen om de beleggingen in staatsobligaties te beperken tot schuldtitels uitgegeven door de meest kredietwaardige
landen. Bij aanpassingen van de strategische benchmark wordt altijd geanalyseerd wat de gevolgen daarvan voor de
spreiding over individuele debiteuren zijn. De fiduciair manager rapporteert op kwartaalbasis over de ratings van en de
exposures naar landen/regio’s en sectoren. Het tegenpartijrisico uit hoofde van derivaten wordt gemitigeerd door zorgvuldige
tegenpartijselectie en dagelijkse uitwisseling van onderpand. Bij de keuze voor een beleggingsfonds wordt altijd getoetst hoe
met tegenpartijrisico wordt omgegaan.
Verzekeringstechnisch risico
Het risico dat uitkeringen (nu dan wel in de toekomst) niet gefinancierd kunnen worden vanuit premie- en/of
beleggingsinkomsten als gevolg van onjuiste en/of onvolledige (technische) aannames en grondslagen bij de ontwikkeling en
premiestelling van de pensioenregeling.
Dit risico is nader onderverdeeld in sterfte, arbeidsongeschiktheid en concentratie en correlatie.
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 55
Het inherent risico wordt door het bestuur als aanzienlijk ingeschat. De overall risicotolerantie met betrekking tot
verzekeringstechnisch risico is beperkt. Beheersmaatregelen zien vooral op het reduceren van de kans van het risico.
Het fonds schenkt jaarlijks aandacht aan het resultaat op sterfte en arbeidsongeschiktheid. De waarmerkend actuaris stelt
jaarlijks een actuariële verklaring op en is aanwezig op de bestuursvergadering waarin de jaarstukken worden besproken.
Grondslagen worden geactualiseerd en waar nodig aangepast. Het fonds monitort de ontwikkelingen in het werkgevers- en
deelnemersbestand.
Omgevingsrisico
Het omgevingsrisico is het risico als gevolg van buiten het pensioenfonds komende veranderingen op het gebied van
concurrentieverhoudingen, belanghebbenden, reputatie en ondernemingsklimaat.
Dit risico is nader onderverdeeld in afhankelijkheid, reputatie, ondernemingsklimaat en communicatie.
Het inherent risico wordt door het bestuur als hoog ingeschat. De overall risicotolerantie met betrekking tot omgevingsrisico
is aanzienlijk. Beheersmaatregelen zien op het reduceren van zowel de kans als de impact van het risico.
Dit risico is voor het fonds zelf het minst direct te beïnvloeden. Om die reden volgt het fonds ontwikkelingen in de nabije
omgeving van het fonds op de voet. Dit betreft met name ontwikkelingen bij aangesloten werkgevers, media-aandacht voor
pensioen in algemene zin en media-aandacht voor het fonds in het bijzonder. Communicatie en engagement zijn belangrijke
instrumenten voor het fonds in de beheersing van het omgevingsrisico. Het bestuur heeft een transparantiedocument
opgesteld waarin de gemaakte keuzes en het beleid voor goed pensioenfondsbestuur zijn vastgelegd. Belanghebbenden
worden actief door het fonds geïnformeerd. Het fonds heeft een communicatiebeleidsplan opgesteld. Voor iedere doelgroep
zijn communicatiedoelstellingen geformuleerd met betrekking tot houding, kennis en gedrag. De communicatiedoelstellingen
uit het beleidsplan worden jaarlijks via een jaarplan met een begroting concreet ingevuld en door het bestuur vastgesteld.
Het fonds wil maatschappelijk verantwoord beleggen bij haar keuzes in belangrijke mate laten meewegen. Het fonds is zich
bewust van haar maatschappelijke functie en verantwoordelijkheden. Maatschappelijk verantwoord beleggen geeft
uitdrukking aan het feit dat het fonds op basis van ethische principes bepaalde beleggingen uitsluit.
Tevens bewaakt het fonds haar onafhankelijkheid bij beleidsbeslissingen en ziet erop toe dat deze beleidsbeslissingen vrij
van belangenverstrengeling worden genomen.
Operationeel risico
Het operationeel risico is het risico dat samenhangt met ondoelmatige of onvoldoende doeltreffende procesinrichting of
procesuitvoering.
Dit risico is nader onderverdeeld in (pre)acceptatie/transactie, verwerking, informatie, productontwikkeling, kosten, personeel
en fraudegevoeligheid.
Het inherent risico wordt door het bestuur als aanzienlijk ingeschat. De overall risicotolerantie met betrekking tot operationeel
risico is laag. Beheersmaatregelen zien op het reduceren van zowel de kans als de impact van het risico.
Het bestuur stelt hoge kwaliteitseisen op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit
geautomatiseerde systemen, van zowel het pensioenfonds als de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn. Het
bestuur heeft uit haar midden diverse adviescommissies ingesteld. Deze commissies worden ondersteund door externe
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 56
adviseurs. Verantwoording over het gevoerde beleid wordt afgelegd aan het verantwoordingsorgaan. Het fonds beschikt over
een geschiktheidsplan inclusief opleidingsplan. Jaarlijks evalueert het bestuur het eigen functioneren. Het fonds brengt
jaarlijks de hoofd- en nevenfuncties in kaart en nieuwe nevenfuncties moeten door betrokkenen gemeld worden. Relevante
wijzigingen in wet- en regelgeving worden afgestemd met werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers en de uitvoerders
aan wie activiteiten zijn uitbesteed.
Het fonds beschikt over een uitbestedingsbeleid, dat elke twee jaar door het bestuur wordt geëvalueerd. De kwaliteitseisen
met betrekking tot de organisaties, waaraan werkzaamheden zijn uitbesteed, vallen onder uitbestedingsrisico.
Uitbestedingsrisico
Het uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede
werkzaamheden, dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel, worden geschaad.
Dit risico is per externe uitvoerder nader onderverdeeld in continuïteit bedrijfsvoering en kwaliteit dienstverlening.
Het inherent risico wordt door het bestuur als beperkt ingeschat. De overall risicotolerantie met betrekking tot
uitbestedingsrisico is eveneens beperkt. Beheersmaatregelen zien vooral op het reduceren van de kans van het risico.
Het uitbestedingsrisico vormt een zeer belangrijk aandachtsgebied voor het fonds. Zowel het pensioenbeheer als het
vermogensbeheer is uitbesteed. Dit risico vormt als het ware de keerzijde van met name het operationeel risico, het IT-risico
en het integriteitsrisico van het fonds. Het fonds beheerst operationele risico’s zoveel mogelijk door eisen te stellen aan zijn
dienstverleners. Daarbij kan worden gedacht aan regels aangaande de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de door de
externe dienstverleners te leveren werkzaamheden en van de bij deze dienstverleners werkzame personen. Het fonds laat
zich regelmatig infomeren over de wijze waarop de externe uitvoerders deze risico’s beheersen. Hiertoe wordt gebruik
gemaakt van diverse maand-, kwartaal- en/of jaarrapportages van de externe uitvoerders. Het fonds vormt zich jaarlijks een
oordeel over de financiële gezondheid van de partijen waaraan werkzaamheden zijn uitbesteed. Van alle uitvoerders wordt
verlangd dat zij een adequate eigen integriteitregeling of een eigen gedragscode kennen die voldoet aan de eisen van het
pensioenfonds en deze opvolgen.
IT-risico
Het risico dat bedrijfsprocessen en informatievoorziening onvoldoende integer, niet continu of onvoldoende beveiligd worden
ondersteund door IT.
Het inherent risico wordt door het bestuur als beperkt ingeschat. De overall risicotolerantie met betrekking tot
uitbestedingsrisico is eveneens beperkt.
Door de volledige uitbesteding van het pensioen- en vermogensbeheer beschikt het fonds niet over een eigen IT-
infrastructuur. Voor het fonds zelf beperkt dit risico zich tot de hardware en software die leden van het bestuur en van de
bestuursorganen gebruiken voor het uitoefenen van hun functie. Het fonds verwacht van deze leden dat de IT-middelen, die
zij voor het uitoefenen van hun functie gebruiken, voldoen aan de normen die vandaag de dag aan de beheersbaarheid,
continuïteit en beveiliging van IT worden gesteld. Ten aanzien van de IT-omgeving van de externe uitvoerders steunt het
fonds op de beheersmaatregelen van de diverse dienstverleners als onderdeel van het uitbestedingsrisico.
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 57
Integriteitrisico
Het integriteitsrisico is het risico dat de integriteit van het pensioenfonds wordt beïnvloed als gevolg van niet integere,
onethische gedragingen van het pensioenfonds in het kader van wet- en regelgeving en maatschappelijke en door het
pensioenfonds opgestelde normen.
Dit risico is nader onderverdeeld in benadeling derden, voorwetenschap, witwassen, terrorismefinanciering en onoorbaar
handelen.
Het inherent risico wordt door het bestuur als beperkt ingeschat. De overall risicotolerantie met betrekking tot integriteitrisico
is laag. Beheersmaatregelen zien vooral op het reduceren van de kans van het risico.
Integer handelen is binnen het fonds verankerd in de totale compliancestructuur. Alle betrokkenen bij het fonds, zowel intern
als extern, worden geacht te voldoen aan het geheel van interne en externe wet- en regelgeving, dat op het fonds van
toepassing is. Het fonds beschikt onder andere over een gedragscode en een incidenten- en klokkenluidersregeling,
hanteert het 4-ogenprincipe en heeft een compliance-officer aangesteld die de naleving bewaakt. Het fonds beschikt over
een klachten- en geschillenregeling. Het fonds volgt de wet- en regelgeving rondom witwassen en terrorismefinanciering en
toetst bij wijzigingen in wet- en regelgeving de opvolging daarvan door de externe uitvoerders.
In 2015 heeft het fonds een uitgebreide integriteitrisicoanalyse uitgevoerd. Naar aanleiding van deze analyse heeft het
bestuur besloten in aanvulling op de reeds bestaande beheersmaatregelen de privérelaties en privébelangen in relatie tot de
zakelijke relaties van het fonds in kaart te brengen om mogelijke situaties van belangenverstrengeling te kunnen signaleren
en daarop actie te kunnen ondernemen.
Juridisch risico
Het juridisch risico is het risico samenhangend met (veranderingen in en naleving van) wet- en regelgeving, het mogelijk
bedreigd worden van de rechtspositie, met inbegrip van de mogelijkheid dat contractuele bepalingen niet afdwingbaar of niet
correct gedocumenteerd zijn.
Dit risico is nader onderverdeeld in wet- en regelgeving en aansprakelijkheid.
Het inherent risico wordt door het bestuur als beperkt ingeschat. De overall risicotolerantie met betrekking tot juridisch risico
is laag. Beheersmaatregelen zien op het reduceren van zowel de kans als de impact van het risico.
Het fonds maakt bij de opstelling van alle voor het fonds relevante juridische documenten gebruik van de diensten van daarin
gespecialiseerde partijen. Het fonds volgt de ontwikkelingen rondom wet- en regelgeving op de voet en past waar nodig het
beleid en de bijbehorende fondsdocumenten aan. Voor het bestuur is een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering
afgesloten. Contractuele verplichtingen met derden kunnen uitsluitend worden aangegaan door minimaal één door de
werkgever benoemd bestuurslid én één door de deelnemers gekozen bestuurslid tezamen.
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 58
3.11 Financiering VPL-overgangsregeling
Begin 2013 heeft het fonds besloten een bestemmingsreserve te vormen voor de financiering van de inkoop van de VPL-
overgangsrechten. In het jaarverslag over het boekjaar 2012 is de bestemmingsreserve voor de eerste maal opgenomen. In
2013 heeft het bestuur besloten om de VPL-gelden vanaf boekjaar 2013 te verantwoorden als “Schuld inzake VPL”.
3.11.1 Schuld inzake VPL
De door de sector betaalde premie voor de VPL-regeling en overige stortingen worden per sector toegevoegd aan de Schuld
inzake VPL. Voor de inkoop van pensioen vanuit de Schuld inzake VPL wordt aangesloten bij de wijze van inkoop van de
basisregeling. Voor het rendement wordt aangesloten bij het behaalde fondsrendement.
In onderstaande tabel wordt het verloop van de bestemmingsreserve in 2015 weergegeven.
(Bedragen x EUR 1.000)
Verloop schuld VPL 2015 2014
Stand 1 januari 51.646 22.077
Premie 24.428 23.212
Lasten inkoop -6.570 -830
Rendement 583 7.187
Overig 24.747
Stand 31 december 94.844 51.646
Sociale partners hebben besloten het batig saldo van PPVGI en VUVLEGRO in te zetten voor de financiering van VPL-
aanspraken. Deze baten zijn verantwoord onder de post overige. Ten aanzien van het ingebrachte batig saldo van PPVGI
geldt dat het bestuur van VLEP de mogelijkheid heeft dit saldo in te zetten ter compensatie van de voormalig deelnemers
van PPVGI indien deze onevenredig hard getroffen zouden worden door eventuele herstelmaatregelen van VLEP.
3.12 Toekomstparagraaf
In 2015 stelde het fonds een toekomstanalyse op. Directe aanleiding hiervoor was een verzoek van DNB om inzicht te geven
in de mogelijke kwetsbaarheden van het fonds. Hierbij is gekeken naar kosten per deelnemer, vergrijzing, premiestuur,
krimp, kostenvoorziening, dekkingsgraad, omvang, organisatorisch en bestuurlijk.
De conclusie van de analyse was dat voor vrijwel alle kwetsbaarheidsindicatoren geldt dat deze zich (ruim) boven het
kwetsbaarheidsniveau bevinden. Voor de kwetsbaarheidsindicator ‘dekkingsgraad’ geldt dat niet; de dekkingsgraad is relatief
laag en door de overgang naar het nFTK en de wijziging van de UFR is deze verder onder druk komen te staan. Van deze
kwetsbaarheid is het bestuur zich terdege bewust. De dekkingsgraad is op het moment van het schrijven van dit jaarverslag
dusdanig verslechterd dat het onwaarschijnlijk is dat het fonds het gewenste herstel bereikt zonder het nemen van
herstelmaatregelen zoals het verlagen van de pensioenen. Als de situatie niet verbetert, zijn deze maatregelen al in 2017
noodzakelijk.
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 59
3.12.1 Stappen op weg naar een nieuw pensioenstelsel
Het kabinet werkt aan een nieuw pensioenstelsel. Op 6 juli gaf Klijnsma vier hoofdlijnen voor een nieuw stelsel aan. En op 18
december schetste ze in een werkprogramma welke vraagstukken en oplossingsrichtingen tot de zomer van 2016 worden
onderzocht en uitgewerkt. De SER werkt de nieuwe voorkeursvariant persoonlijk pensioenvermogen met collectieve
risicodeling uit. En doet onderzoek naar de overgangsproblematiek bij het afschaffen van de doorsneesystematiek. Vier
ambtelijke werkgroepen werken de hoofdlijnen voor een nieuw pensioenstelsel uit.
1. Gedifferentieerde aanpak: een toereikend pensioen voor alle werkenden. Het kabinet vindt dat sommige werknemers te
veel pensioen opbouwen, omdat ze elders ook vermogen opbouwen. Zzp-ers bouwen geen pensioen op. Het kabinet wil dit
graag voor ze mogelijk maken, maar dat verplichten is nu nog een brug te ver.
2. Overgang naar een actuarieel correcte systematiek van pensioenopbouw. Daarmee bedoelt het kabinet de afschaffing van
de doorsneesystematiek. Het gaat dan om leeftijdsonafhankelijke doorsneepremie en pensioenopbouw. Idee is dat het
nieuwe systeem per 2020 van start gaat.
3. Naar een transparanter en eenvoudiger pensioen. Dit betekent volgens staatssecretaris Klijnsma dat de regeling in
beginsel moet uitgaan van opbouw van persoonlijke pensioenvermogens.
4. Meer ruimte voor maatwerk en keuzemogelijkheden. Het kabinet gaat de mogelijkheden verkennen. En kijkt ook naar
mogelijke combinaties van pensioen wonen en zorg.
Dit alles moet vóór de zomer van 2016 resulteren in een uitwerkingsnota met een aantal varianten. Het Centraal Planbureau
rekent die varianten door. De bedoeling van de doorrekeningen is dat de politieke partijen ze kunnen gebruiken bij het
opstellen van de verkiezingsprogramma's. Het nieuwe pensioenstelsel wordt dus een thema bij de verkiezingen in maart
2017. Het idee is nu dat het volgende kabinet dan met concrete voorstellen komt voor een nieuw toekomstbestendig
pensioenstelsel.
Volgens staatssecretaris Klijnsma is het maken van een dergelijk nieuw stelsel heel complex. Maar op weg naar een nieuw
stelsel kunnen wel alvast stappen gezet worden. Het kabinet ziet de wetsvoorstellen Variabele pensioenuitkering en
algemeen pensioenfonds als voorbeelden van stappen in de goede richting.
Het bestuur volgt alle ontwikkelingen nauwlettend en gaat er verder mee aan slag wanneer de ontwikkelingen concreter
worden.
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 60
4 Uitvoering van de pensioenregeling
4.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling van het fonds. Daarnaast komen
de wijzigingen in statuten en reglementen die in 2015 zijn doorgevoerd aan de orde.
4.2 De pensioenregeling
Pensioensysteem
Het pensioensysteem is een zogenaamde middelloonregeling. De pensioenuitkering is gebaseerd op het salaris dat
gemiddeld verdiend wordt. De pensioenuitkering betreft een levenslange uitkering en gaat in op de eerste van de maand
waarin de 67 jarige leeftijd wordt bereikt.
Toetredingsleeftijd
Een werknemer die in dienst is bij een werkgever die is aangesloten bij het pensioenfonds, neemt verplicht deel aan de
pensioenregeling. De deelname gaat in op de eerste dag van de maand waarin de werknemer 20 jaar wordt.
Pensioenleeftijd
De normale pensioenleeftijd is 67 jaar; het is mogelijk de ingangsdatum van het pensioen te vervroegen tot op zijn vroegst
58 jaar. Uitstel van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen is mogelijk tot maximaal 70 jaar.
Pensioengrondslag
Als pensioengrondslag geldt het pensioengevend loon verminderd met de franchise. De franchise bedroeg in 2015 EUR
11.991,- (2014: EUR 11.704,-). Het maximum pensioengevend salaris in 2015 bedroeg EUR 63.540,- (2014: EUR 62.018,-).
Opbouwpercentage ouderdomspensioen
De premie voor de basisregeling is in 2015 vastgesteld op 20,5% bij opbouwpercentage van 1,7%. Enkele sectoren hebben
de oplossing voor het financieringsprobleem gezocht in een verlaagd opbouwpercentage.
SectorOpbouwpercentage
2015
Vleeswaren 1,6%
Gemaksvoeding 1,7%
Versvlees 1,4%
Pluimveevlees 1,57%
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 61
VPL overgangsregeling
De deelnemers, geboren na 31 december 1949, krijgen een extra ouderdomspensioen op de pensioendatum of ultimo 2020
als zij onafgebroken tot deze datum deelnemer van het fonds VLEP zijn geweest en voldoen aan de voorwaarden in het
reglement, waaronder de voorwaarde dat er op 1 januari 2006 sprake was van deelnemerschap. Het extra
ouderdomspensioen is afhankelijk van het geboortejaar en het salaris per ultimo 2005 en de gewogen parttimefactor van
1 januari 2006 tot pensioendatum of, indien eerder, 31 december 2020.
Partnerpensioen
Het partnerpensioen bedraagt 70% van het te behalen ouderdomspensioen. Op het voor 2014 opgebouwde levenslang
partnerpensioen blijft het pensioenreglement 2006 van toepassing.
Tijdelijk partnerpensioen
Het tijdelijk partnerpensioen bedraagt 30% van het te behalen ouderdomspensioen. Het tijdelijk partnerpensioen loopt door
tot de AOW-leeftijd van de nabestaande.
Wezenpensioen
Het halfwezenpensioen bedraagt 14% van het te behalen partnerpensioen en wordt uitgekeerd tot 18 jaar of tot 27 jaar voor
studerende kinderen. Als beide ouders zijn overleden, wordt het wezenpensioen verdubbeld.
Herschikken
Op de pensioendatum heeft de (gewezen) deelnemer het recht zijn (opgebouwde) partnerpensioen geheel of gedeeltelijk om
te ruilen in een hoger ouderdomspensioen of andersom. Daarnaast heeft de (gewezen) deelnemer het recht een deel van
het ouderdomspensioen te gebruiken om het ouderdomspensioen eerder in te laten gaan dan op de pensioendatum. Uitstel
van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen is mogelijk tot maximaal 70 jaar. Tot slot heeft de (gewezen) deelnemer
bij wie het ouderdomspensioen ingaat op de pensioendatum het recht de hoogte van het ouderdomspensioen te variëren.
Premie
De premie voor de basisregeling bedraagt 20,5% van de pensioengrondslag.
Naast de basisregeling wordt er met ingang van 2012 ook premie geheven voor de financiering van de
overgangsmaatregelen. De premiepercentages die hierbij horen verschillen per sector.
SectorPremie 2015
basisregeling
Premie 2015
overgangsregelingPremie totaal 2015
Vleeswaren 18,3% 4,5% 22,8%
Gemaksvoeding 20,4% 4,8% 25,2%
Versvlees 17,3% 7,2% 24,5%
Pluimveevlees 19,05% 4,25% 23,3%
Premievrijstelling
Als een deelnemer een WIA- of WAO-uitkering ontvangt, voorziet het reglement in een premievrije opbouw. Voor de
voortzetting van de pensioenopbouw is over dit inkomensgedeelte geen bijdrage verschuldigd.
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 62
4.3 Wijzigingen statuten en reglementen
De statuten, het pensioenreglement en het uitvoeringsreglement van het fonds zijn in 2015 aangepast. Daarnaast zijn er
nieuwe reglementen opgesteld.
4.3.1 Statuten
De statuten van het pensioenfonds zijn per 1 juli 2015 als volgt gewijzigd:
- De beleidsdekkingsgraad is opgenomen in artikel 3 lid 3.
- In artikel 8 is de rol van de raad van toezicht bij het benoemen van bestuursleden ook herbenoemen toegevoegd.
- In artikel 11 is toegevoegd dat het verantwoordingsorgaan een bindende voordracht doet voor (her)benoeming van
een lid van de raad van toezicht.
De akte van statutenwijziging is op 17 juli 2015 bij de notaris gepasseerd.
4.3.2 Pensioenreglement
Het pensioenreglement is in 2015 gewijzigd. De wijzigingen waren zowel inhoudelijk als tekstueel. De inhoudelijke
wijzigingen met gevolgen voor de deelnemers zijn in een nieuwsbrief aan de actieve deelnemers van het fonds meegedeeld.
Reglementering gewijzigde opbouwpercentages
De gewijzigde opbouwpercentages per 1 januari 2015 voor de sectoren Vlees en Pluimveevlees zijn opgenomen in het
pensioenreglement.
Reglementering verlaging aanspraken op extra ouderdomspensioen
De sociale partners hebben ook in 2014 uitvoerig gesproken over de financiering van de VPL-overgangsregeling. Sociale
partners hebben hiertoe maatregelen getroffen die hun weerslag vinden in pensioenreglement 2015. Sociale partners in de
Pluimveevleessector hebben besloten de VPL-aanspraken per 1 januari 2015 verder te verlagen met 6%. Sociale partners in
de Vleeswarenindustrie hebben besloten om de VPL-aanspraken per 1 januari 2015 met 18% te verlagen. Dit besluit van
sociale partners Vleeswaren is later teruggedraaid naar aanleiding van nieuwe afspraken over de financiering van de VPL-
aanspraken.
Bijzonder partnerpensioen
Het bestuur heeft de wettelijke mogelijkheid tot terugvloeien van het bijzonder partnerpensioen naar de deelnemers indien de
gewezen partner komt te overlijden, aangegrepen om deze mogelijk op te nemen in het pensioenreglement.
Tijdelijk partnerpensioen (pensioenreglement 2002)
Het bestuur heeft besloten om de einddatum van het tijdelijk partnerpensioen in het pensioenreglement 2002 (voor
deelnemers geboren voor 1950) te wijzigen in de datum waarop de nabestaande de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. In het
pensioenreglement 2014 was dit reeds doorgevoerd.
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 63
Prepensioen
Met ingang van 1 oktober 2015 is het pensioenreglement 2014 gewijzigd door het opnemen van enkele artikelen m.b.t. de
collectieve waardeoverdracht van de prepensioenrechten van PPVGI naar VLEP.
4.3.3 Uitvoeringsreglement
In het uitvoeringsreglement is, naar aanleiding van het nFTK, een aantal wijzigingen doorgevoerd per 1 juli 2015. Deze
wijzigingen betroffen de wijze waarop de premie wordt vastgesteld, het toeslagbeleid, het herstelbeleid en het kortingsbeleid.
4.3.4 Reglement verantwoordingsorgaan
Per 1 januari 2015 is het reglement verantwoordingsorgaan als volgt gewijzigd:
- Het adviesrecht van het verantwoordingsorgaan is verduidelijkt in artikel 8. Het adviesrecht over de samenstelling
van de feitelijke premie en de hoogte van de premiecomponenten is onder sub l toegevoegd.
4.4 Slotopmerkingen
Hierna is het verslag opgenomen van de raad van toezicht en het verantwoordingsorgaan. Na deze rapportages volgt de
jaarrekening waarin de financiële gegevens over het boekjaar 2015 staan vermeld.
Tot slot danken wij iedereen die in het verslagjaar heeft bijgedragen aan het goed functioneren van de stichting.
De Meern, 16 juni 2016
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
De heer J.M. van Beek De heer J.E. Klijn
Werkgeversvoorzitter Werknemersvoorzitter
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 64
5 Raad van toezicht
5.1 Inleiding
De raad van toezicht heeft haar bevindingen en aanbevelingen gerapporteerd aan het verantwoordingsorgaan.
Het intern toezicht richt zich op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in het pensioenfonds. Het intern
toezicht ziet in ieder geval toe op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur.
Het intern toezicht vormt zich ook een oordeel over het functioneren van het bestuur. In 2015 heeft de raad van toezicht zich
gericht op de thema’s governance, uitbesteding en risicomanagement, vermogensbeheer, financiële opzet en evenwichtige
belangenafweging en communicatie.
De raad heeft haar eigen functioneren door middel van een zelfevaluatie getoetst aan de hand van een vragenlijst van de VITP.
5.2 Governance
De raad constateert dat de vergadermethodiek, per kwartaal met omvangrijke agenda’s èn het ontbreken van een formele
portefeuilleverdeling, leidt tot een zware belasting van het dagelijks bestuur. De besluitvorming door het bestuur is daarmee
minder effectief.
Wel is in 2015 verder invulling gegeven aan de commissiestructuur. De raad vraagt aandacht voor de effectiviteit en reikwijdte
van de auditcommissie vanwege de brede taakstelling van deze commissie, waarin eveneens het jaarwerk èn IRM
onderwerpen worden behandeld.
Het bestuur werkt nog met algemene functieprofielen.
5.3 Risicomanagement
De raad is van mening dat het door het bestuur vastgestelde Beleidsplan Integraal RisicoManagement een goede basis is voor
het risicomanagement van het bestuur. Wel vraagt de raad aandacht voor een goede bestuurlijke inbedding, het volledige
bestuur is verantwoordelijk en bij alle bestuursonderwerpen zou meer aandacht gegeven kunnen worden aan de risico’s die met
de gevraagde besluitvorming gepaard gaat.
5.4 Vermogensbeheer
Het fonds heeft een duidelijke structuur neergezet qua vermogensbeheer. De rollen van fiduciair beheerder, fondsselectie en
beleggingsadviseur zijn helder, alsmede de bevoegdheden van bestuur en beleggingscommissie. Voor de raad zijn echter
heldere evaluatiecriteria en –momenten niet zichtbaar.
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 65
Ook wordt, onder meer in beleggingsplan en jaarverslag, aandacht besteed aan de gemaakte beleggingskeuzes. Er zijn heldere
beleggingsbeginselen geformuleerd, de keuzes van de beleggingscategorieën en de verdeling tussen actief en passief
beleggen zijn onderbouwd.
Bij de selectie van interne fondsen wordt een stevige onderbouwing gevraagd, concrete eisen ontbreken echter.
Het geformuleerde MVB beleid is erg algemeen omschreven, een eigen, bij het fonds passend, karakter ontbreekt.
5.5 Financiële opzet en evenwichtige belangenafweging
De financiële opzet van het fonds is opnieuw vastgesteld. Daarbij is een afweging gemaakt van de samenhang tussen ambitie,
premie en risico en is in het bestuur een discussie gevoerd over de belangen van alle bij het fonds betrokken partijen, echter
zonder vooraf afgestemde uitgangspunten en een kwantificering van hoe de verschillende beslissingen uitpakken voor de
diverse groepen. Ook worden de overwegingen rond de evenwichtige belangenbehartiging en de besluitvorming niet schriftelijk
vastgelegd.
5.6 Aanbevelingen
De raad heeft een aantal aanbevelingen geformuleerd die aansluiten bij de hiervoor weergegeven bevindingen.
Dit betreft allereerst de vergaderstructuur en besluitvorming. De raad ziet graag een evaluatie van de vergaderstructuur en de
besluitvorming in het bestuur. Blijvende aandacht voor een effectieve besluitvorming is noodzakelijk, waarbij de kern van de
discussie en de afwegingen in de notulen worden vastgelegd. Het is wenselijk een aparte IRM-commissie in te richten, los van
de Auditcommissie. Hierbij passen ook specifieke functieprofielen en een competentiematrix.
Voor een effectief risicomanagement beveelt de raad aan dat het bestuur als geheel zich actief bemoeit met het
risicomanagement, en dat bij de besluitvorming alle mogelijke risico’s worden betrokken en dat de risico’s bij de jaarlijkse
risicoanalyse worden gemonitord.
Bij het beleggingsbeleid is het wenselijk dat het bestuur heldere evaluatiecriteria en –momenten hanteert die formeel vastgelegd
zijn die bij de periodieke beoordeling van de uitbestedingspartijen gebuikt kunnen worden. Daarnaast acht de raad het wenselijk
dat het bestuur concrete eisen formuleert bij de selectie van interne fondsen van de uitbestedingspartij.
Het geformuleerde MVB beleid kan verder worden verdiept en meer specifiek worden ingevuld.
Tot slot beveelt de raad aan dat het bestuur bij besluiten de evenwichtige belangenafweging nadrukkelijk meeweegt, ook op een
kwantitatieve wijze, met van te voren besproken criteria. Daarnaast is het wenselijk de kern van de discussie en de afwegingen
vast te leggen in notulen.
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 66
5.7 Verklaring inzake goedkeuring van het jaarverslag en de
jaarrekening
De raad van toezicht van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
verklaart, conform het gestelde in artikel 3, lid 6 van het Reglement van de raad van toezicht, goedkeuring te verlenen aan het
besluit tot vaststelling van het jaarverslag 2015 en de jaarrekening 2015.
De Meern, 16 juni 2016
Namens de raad van toezicht van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en
Pluimveevlees
De heer M. Simon
Voorzitter raad van toezicht
5.8 Reactie bestuur
Het bestuur dankt de raad van toezicht voor haar inzet en haar waardevolle bevindingen, conclusies en aanbevelingen. Het
bestuur zal het rapport bespreken in de bestuursvergadering en de aanbevelingen opnemen op de agenda van het bestuur
De Meern, 16 juni 2016
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
De heer J.M. van Beek De heer J.E. Klijn
Werkgeversvoorzitter Werknemersvoorzitter
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 67
6 Verantwoordingsorgaan
6.1 Verslag van het verantwoordingsorgaan
Het verantwoordingsorgaan van het fonds bestaat uit vertegenwoordigers van deelnemers, pensioengerechtigden en
werkgevers. De verhouding tussen het aantal leden namens werknemers en pensioengerechtigden is een afspiegeling van
hun vertegenwoordiging in het pensioenfonds. Het verantwoordingsorgaan bestaat sinds 1 juli 2014 uit 9 leden: 6 leden
namens werknemers, 2 leden namens pensioengerechtigden en 1 lid namens werkgevers.
Het verantwoordingsorgaan heeft in 2015 4 keer vergaderd. Verder heeft het verantwoordingsorgaan, 3 keer overlegd met
een vertegenwoordiging vanuit het bestuur en 2 keer met de raad van toezicht. In november was er een dag scholing voor
het verantwoordingsorgaan.
Het verantwoordingsorgaan is op 31 december 2015 als volgt samengesteld:
Leden Namens Benoemd tot Organisatie
Vacature
Mevrouw J. van Bragt
De heer F. van Diepen
De heer O.A.H. Mars
De heer P. Peters
De heer G.J. ter Schuur
De heer R.C.J. Sevenstern
De heer P. van den Tillaart
werknemers
werknemers
werknemers
werknemers
pensioengerechtigden
werknemers
werknemers
pensioengerechtigden
1 juli 2016
1 juli 2018
1 juli 2016
1 juli 2016
1 juli 2018
1 juli 2018
1 juli 2018
1 juli 2016
FNV
FNV
FNV
FNV
De Unie
CNV Vakmensen
FNV
CNV Vakmensen
De heer G.W.P. Biemans werkgevers 1 juli 2018 COV
De heer Sevenstern is voorzitter van het verantwoordingsorgaan en de heer Peters vicevoorzitter. De heer Beattie (FNV) is
in het voorjaar van 2015 om gezondheidsredenen afgetreden als lid van het verantwoordingsorgaan. De heer Biemans
(COV) is in het voorjaar toegetreden tot het verantwoordingsorgaan als vertegenwoordiger van de werkgevers. In 2016 is de
heer Weltings toegetreden tot het verantwoordingsorgaan als opvolger van de heer Beattie.
Het jaar 2015 was het eerste volle jaar dat het verantwoordingsorgaan in haar nieuwe rol heeft gefunctioneerd. De leden
hebben veel energie gestoken in de positionering van het verantwoordingsorgaan. Het was ook voor het bestuur en de
pensioenuitvoeringsorganisatie wennen aan de nieuwe verhoudingen binnen het pensioenfonds.
Gedurende het jaar heeft het verantwoordingsorgaan de agenda van de successievelijke bestuursvergaderingen besproken,
voor zover de onderwerpen op die agenda tot de taken en verantwoordelijkheden van het verantwoordingsorgaan behoren.
Op herhaald uitdrukkelijk verzoek van het verantwoordingsorgaan aan het bestuur alsmede de
pensioenuitvoeringsorganisatie maakt laatstgenoemde sinds medio 2015 een selectie uit de agendapunten ten behoeve van
het verantwoordingsorgaan. Op die wijze is het niet noodzakelijk om alle vergaderstukken, die vaak vele honderden pagina’s
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 68
omvatten, en vaak pas enkele dagen voor de vergadering ter beschikking worden gesteld, door te nemen. Hiermee wordt de
kwaliteit van werken van het verantwoordingsorgaan gewaarborgd.
Het verantwoordingsorgaan heeft gedurende het jaar meerdere keren haar zorg uitgesproken over de met enige regelmaat
opduikende kleine slordigheden aan de zijde van de pensioenuitvoeringsorganisatie. Het verantwoordingsorgaan gaat er
vanuit dat de door de pensioenuitvoeringsorganisatie toegezegde verbeteringen blijvend zullen worden doorgevoerd.
Bij de beoordeling van de vergaderstukken heeft het verantwoordingsorgaan, als vertegenwoordiger van werknemers,
gepensioneerden, slapers en werkgevers, met name oog voor een aantal thema’s:
• evenwichtige belangenbehartiging;
• marktconforme regeling en premiestelling;
• communicatie;
• kwaliteit van besturen en werkwijze van het fonds.
Daar waar nuttig of nodig wijst het verantwoordingsorgaan het bestuur op deze belangrijke thema’s.
Als het verantwoordingsorgaan door het bestuur om advies wordt gevraagd, probeert het verantwoordingsorgaan dit ook nog
voor de bestuursvergadering te geven. Dat lukt niet altijd, gezien de tijdsdruk. Het verantwoordingsorgaan heeft het bestuur
geadviseerd om een advies-jaarplanning dan wel advies-agenda op te stellen. Dit zal een effectievere samenwerking ten
goede komen.
6.2 Bevindingen, oordeel en aanbevelingen
In het verslagjaar waren dekkingsgraad en rentestand, zoals bijna overal in pensioenland, de dwingende, om niet te zeggen
bijna verlammende thema’s. Doordat de rentestand zo historisch laag is, zakt de dekkingsgraad steeds verder weg. Wij zijn
er van overtuigd dat het bestuur, en alle andere betrokkenen, er alles aan doen om de waarde van het fonds zo veel als
mogelijk in stand te houden. Desondanks keken wij met het bestuur telkens kritisch naar de stand van zaken en een mogelijk
lange termijn herstelplan. Het verantwoordingsorgaan is met het bestuur van mening dat het verlagen van pensioenen indien
enigszins mogelijk voorkomen moet worden.
Het verantwoordingsorgaan is van mening dat het bestuur in 2015:
• een degelijk en goed beleid heeft gevoerd;
• heeft gehandeld in overeenstemming met de statuten en reglementen;
• voldoende invulling heeft gegeven aan de beheersing van de diverse risico’s;
• over het verslagjaar op degelijke wijze verantwoording aflegt in het jaarverslag.
Gegeven de omstandigheden blijft het pensioenfonds in een uiterst roerig werkveld prima overeind, zoals uit het jaarverslag
2015 blijkt. Wel vragen wij de aandacht van de pensioenuitvoeringsorganisatie voor een stukje performance verbetering.
Het verantwoordingsorgaan is van mening dat de informatiestroom, met name documenten, vanuit het bestuur naar het
verantwoordingsorgaan anders georganiseerd dient te worden om zodoende de kwaliteit van werken te kunnen waarborgen.
Het verantwoordingsorgaan adviseert het bestuur om te werken aan een tijdiger informatie-/documentenstroom. Daarbij
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 69
adviseert het verantwoordingsorgaan het bestuur ook om tot een advies-jaarplan of –agenda te komen om de bestuurlijke
samenwerking te versterken.
Tot slot beveelt het verantwoordingsorgaan de communicatie met alle betrokkenen bij het fonds graag aan in de aandacht
van het bestuur. In deze tijden, waarin zaken snel en vaak veranderen, is heldere en vooral tijdige communicatie essentieel
voor de acceptatie van die veranderingen.
Het verantwoordingsorgaan is het bestuur, met name de voorzitters, en de pensioenuitvoeringsorganisatie dankbaar voor de
geleverde inspanningen ten bate van het pensioenfonds. Er wordt een consistent beleid gevoerd, hoe moeilijk de
omstandigheden, de toezichthouder zeker niet uitgesloten, het soms ook maken.
De Meern, 19 mei 2016
Namens het verantwoordingsorgaan van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en
Pluimveevlees
De heer R.C.J. Sevenstern
Voorzitter verantwoordingsorgaan
6.3 Reactie van het bestuur op het verslag van het
verantwoordingsorgaan
Aangezien het verantwoordingsorgaan van oordeel is dat het handelen van het bestuur in 2015 in overeenstemming is
geweest met de statuten en reglementen, het bestuur in 2015 een consistent beleid heeft gevoerd, voldoende invulling heeft
gegeven aan de beheersing van de diverse risico’s en over het verslagjaar op degelijke wijze verantwoording aflegt in het
jaarverslag, heeft het bestuur geen opmerkingen over het oordeel.
Het bestuur bedankt het verantwoordingsorgaan voor zijn aandacht en aanbevelingen.
De Meern, 16 juni 2016
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
De heer J.M. van Beek De heer J.E. Klijn
Werkgeversvoorzitter Werknemersvoorzitter
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 70
7 Jaarrekening
In dit hoofdstuk presenteert het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding
en Pluimveevlees statutair gevestigd te ‘s-Gravenhage de jaarrekening over boekjaar 2015 eindigend op 31 december 2015.
In hoofdstuk 8 Overige gegevens volgen de verklaringen van de certificerend actuaris en van de accountant van het
pensioenfonds.
De in dit hoofdstuk vermelde bedragen zijn in duizenden euro’s, tenzij anders is aangegeven.
1 7.1 BALANS PER 31 DECEMBER
(na voorgestelde bestemming van het saldo van baten en lasten)
(x € 1.000)
2015 2014
ACTIVA
Beleggingen voor risico fonds (1)
Vastgoedbeleggingen 6.148 14.780
Aandelen 869.022 818.186
Vastrentende waarden 1.301.728 1.256.549
Derivaten 13.579 -
Overige beleggingen 36.873 15.324
2.227.350 2.104.839
Vorderingen en overlopende activa (2) 4.981 4.456
Overige activa (3) 3.342 4.675
2.235.673 2.113.970
PASSIVA
Stichtingskapitaal en reserves (4) -88.449 77.411
Technische voorzieningen (5) 2.223.353 1.973.569
Langlopende schulden (uit hoofde van VPL) (6) 94.834 51.646
Overige schulden en overlopende passiva (7) 5.935 11.344
2.235.673 2.113.970
(*) De nummering verwijst naar de toelichting
2015 2014
Dekkingsgraad op basis van FTK (in %)
Aanwezige dekkingsgraad 96,0 103,9
Beleidsdekkingsgraad 98,2 -
___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________71
2 7.2 STAAT VAN BATEN EN LASTEN OVER 2015
2015 2014
BATEN
Premiebijdragen risico pensioenfonds (van werkgevers enwerknemers) (8) 89.039 77.831
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds (9) 11.647 360.486
Overige baten (10) 518 25
101.204 438.342
LASTEN
Pensioenuitkeringen (11) 31.197 30.092
Pensioenuitvoeringskosten (12) 3.926 3.913
Mutatie technische voorzieningen (13)
Pensioenopbouw 84.797 65.737
Indexering en toeslagen of verlagingen 72 -100
Rentetoevoeging 3.621 5.962
Onttrekkingen voor pensioenuitkeringen en uitvoeringskosten -30.183 -29.683
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten 15.685 -4.877
Wijziging marktrente 172.368 392.404
Wijziging actuariële uitgangspunten -42 -22.299
Inkoop uit hoofde van VPL-regeling 7.606 690
Overige wijzigingen -4.140 -3.055
249.784 404.779
Saldo overdrachten van rechten risico pensioenfonds (14) -18.652 5.001
Overige lasten (15) 809 955
267.064 444.740
Saldo van baten en lasten -165.860 -6.398
2015 2014
Bestemming van het saldo van baten en lasten
Beleidsreserve -165.860 -6.398
___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________72
3 7.3 KASSTROOMOVERZICHT
(x € 1.000)
Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode.
2015 2014
Kasstroom uit pensioenactiviteiten
Ontvangen premiebijdragen risico fonds (inclusiefVPL) 106.943 105.588
Ontvangen waardeoverdrachten risicopensioenfonds 2.542 6.855
Betaalde pensioenuitkeringen -31.152 -30.052
Betaalde waardeoverdrachten risico pensioenfonds -2.960 -12.040
Betaalde pensioenuitvoeringskosten -3.989 -3.857
Ontvangen en betaalde overige baten en lasten -302 215
Ontvangsten in zake VPL gelden 20.376 -
91.458 66.709
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten
Ontvangen inzake verkopen beleggingen 1.416.425 1.861.744
Betaald inzake aankopen beleggingen -1.546.171 -1.941.324
Ontvangen directe beleggingsopbrengsten 22.372 23.183
Overige ontvangsten en betalingen inzakebeleggingen 14.384 -6.285
Betaalde kosten van vermogensbeheer 199 -2.617
-92.791 -65.299
Mutatie liquide middelen -1.333 1.410
Samenstelling geldmiddelen
2015 2014
Liquide middelen per 1 januari 4.675 3.265
Mutatie liquide middelen -1.333 1.410
Liquide middelen per 31 december 3.342 4.675
___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________73
4 7.4 ALGEMENE TOELICHTING JAARREKENING
Inleiding
Het doel van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees, statutair
gevestigd te ’s-Gravenhage, (hierna “het fonds”), is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan
gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden. Het fonds geeft invulling aan de uitvoering van
de pensioenregeling van de in de branche verplicht gestelde aangesloten werkgevers.
De in dit hoofdstuk vermelde bedragen zijn in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld.
Overeenstemmingsverklaring
De Jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9
Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving.
Het bestuur heeft op 16 juni 2016 de jaarrekening opgemaakt.
Vergelijking met voorgaand jaar
De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van het voorgaand
jaar, met uitzondering van de toegepaste schattingswijzigingen zoals opgenomen in paragraaf "schattingswijzigingen".
Schattingswijzigingen
Wijzigingen in het financieel toetsingskader
Driemaands middeling: De methode van de driemaands middeling van de rente voor de waardering van de
pensioenverplichtingen is per 1 januari 2015 komen te vervallen. Dit heeft geleid tot een verhoging van de voorziening
pensioenverplichtingen van € 106.743. Dit resultaat is via de Staat van Baten en Lasten als last in de post wijziging
marktrente in het verslagjaar verantwoord. Het effect op de dekkingsgraad per 31 december 2015 is 4,4%.
UFR-systematiek: Het niveau van de UFR was vastgesteld op 4,2%. Met ingang van 15 juli 2015 is de nieuwe UFR van
toepassing. Deze wordt vastgesteld op basis van de gerealiseerde maandelijkse '20-jaars forward rentes' in de
voorgaande 10 jaren. Dit heeft geleid tot een verhoging van de voorziening pensioenverplichtingen van € 88.716. Dit
resultaat is via de Staat van Baten en Lasten als last in de post wijziging marktrente in het verslagjaar verantwoord. Het
effect op de dekkingsgraad per 31 december 2015 is 3,7%.
Zowel het effect van het vervallen van de driemaandsmiddeling per 1 januari 2015 als het effect van de aanpassing van
de UFR-systematiek in de rentetermijnstructuur per 15 juli zijn per 31 december 2015 in het verloop van de technische
voorzieningen 2015 opgenomen.
ALGEMENE GRONDSLAGEN
Opname van een actief of een verplichting
Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar
het fonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de
balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van
middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Verantwoording van baten en lasten
Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel,
samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden,
waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het
economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting,
heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.
___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________74
Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle
risico's met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de
verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans
opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de
toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties
worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post "nog af
te wikkelen transacties". Deze post kan zowel een actief als een passief zijn.
Saldering van een actief en een verplichting
Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien
sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te
wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen
financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd
opgenomen.
Schattingen en veronderstellingen
De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en
schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde
waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten.
De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen
worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, en in toekomstige perioden waarvoor de herziening
gevolgen heeft.
Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen
Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen.
Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief transactiekosten, provisies, valutakoersverschillen e.d., worden als
beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen.
Vreemde valuta
Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro's tegen de koers per balansdatum. Deze
waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde
valuta's worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. Alle valutakoersverschillen zijn verwerkt in de staat van
baten en lasten.
31-12-2015 31-12-2014
CHF 1,087 1,202
DKK 7,463 7,446
GBP 0,737 0,776
JPY 130,676 145,079
NOK 9,615 9,072
SEK 9,158 9,473
USD 1,086 1,210
___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________75
SPECIFIEKE GRONDSLAGEN
Beleggingen
Algemeen
De beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde, slechts indien de reële waarde van een belegging niet
betrouwbaar kan worden vastgesteld, vindt waardering plaats op basis van geamortiseerde kostprijs. Overlopende activa
en passiva alsmede liquiditeiten vermogensbeheer worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Het verschil tussen
reële waarde en nominale waarde is bij deze activa en passiva in het algemeen gering.
Participaties in beleggingspools en -instellingen die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden
gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor die onderliggende beleggingen (look-through benadering).
Bij gemengde beleggingsfondsen wordt aangesloten bij de hoofdcategorie, bepaald op basis van reële waarde.
Vorderingen en schulden uit beleggingen welke samenhangen met een specifieke beleggingscategorie worden onder
beleggingsdebiteuren dan wel -crediteuren opgenomen in de betreffende beleggingscategorie.
Financiële instrumenten worden gebruikt ter afdekking van beleggingsrisico's en het realiseren van het vastgelegde
beleggingsbeleid. De derivatenposities zijn opgenomen als een afzonderlijke beleggingscategorie. Derivaten die deel
uitmaken van een beleggingsfonds zijn opgenomen in de beleggingscategorie waarin dit beleggingsfonds is gerubriceerd.
Vastgoedbeleggingen
Beursgenoteerde vastgoedfondsen worden gewaardeerd tegen de reële waarde, zijnde de beurskoers per balansdatum.
Niet-beursgenoteerde beleggingen in vastgoedfondsen worden gewaardeerd op het aandeel in de reële waarde van de
onderliggende beleggingen. Indien de waarderingsgrondslagen van vastgoedfondsen afwijken, wordt de waardering zo
mogelijk aangepast aan de waarderingsgrondslagen van het pensioenfonds.
Aandelen
Aandelen worden gewaardeerd tegen reële waarde. Van beursgenoteerde aandelen is dit de beurswaarde. Voor niet
beursgenoteerde participaties in aandelenfondsen is dit de intrinsieke waarde, die de reële waarde van de onderliggende
beleggingen representeert.
Vastrentende waarden
Vastrentende waarden worden gewaardeerd tegen reële waarde inclusief opgelopen rente. Van ter beurze genoteerde
vastrentende waarden is dit de beurswaarde per balansdatum. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in
vastrentende waardenfondsen is dit de intrinsieke waarde, die de reële waarde van de onderliggende beleggingen
representeert.
Participaties in beleggingsfondsen die beleggen in hypothecaire leningen worden gewaardeerd tegen reële waarde. De
reëlee waarde is berekend door middel van de “discounted cash flow”-methode (hierna: DCF-model). Bij de reële waarde
berekening is uitgegaan van een aantal parameters c.q. veronderstellingen met betrekking tot de disconteringsvoet en de
verwachte kasstroom.
De disconteringsvoet bestaat uit een basisrente gelijk aan de euroswapcurve plus opslagen voor type onderpand, soort
financiering en risicocategorie. De verwachte kasstroom is de te ontvangen rente en aflossing op basis van het gewogen
gemiddelde moment van ontvangst inclusief het vervroegd aflossingsrisico. De gehanteerde parameters in het DCF-
model zijn ultimo boekjaar geactualiseerd.
Derivaten
Derivaten worden gewaardeerd tegen reële waarde, te weten de relevante marktnotering of, als die er niet is, de waarde
die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen.
Derivaatcontracten met een negatieve waarde worden in de balans onder de overige schulden en overlopende passiva
verantwoord.
___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________76
Securities lending
Het fonds neemt deel aan een securities-lendingprogramma, waarbij bepaalde effecten voor een korte periode worden
uitgeleend aan andere marktpartijen. Beleggingen die in het kader van een securities-lendingcontract worden uitgeleend,
blijven deel uitmaken van de balans en worden gewaardeerd conform de grondslag voor waardering en resultaatbepaling
zoals die geldt voor deze beleggingen.
Als onderpand ontvangen geldmiddelen worden opgenomen onder beleggingen. Indien als onderpand ontvangen
geldmiddelen zijn herbelegd, worden deze beleggingen opgenomen onder de desbetreffende beleggingencategorie. De
schuld uit hoofde van de ontvangen zekerheden is opgenomen onder de overige schulden. Indien uit hoofde van een
securities-lendingprogramma beleggingen als zekerheid zijn ontvangen worden deze beleggingen en de daarmee
samenhangende verplichtingen niet in de balans van het pensioenfonds opgenomen maar in de toelichting vermeld.
Vorderingen en overlopende activa
Vorderingen en overlopende activa worden bij de eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na de eerste
verwerking worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen
sprake is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van
oninbaarheid.
Overige activa
Onder meer worden hieronder de liquide middelen opgenomen voor zover dit banktegoeden betreft welke onmiddellijk
opeisbaar zijn. Liquide middelen worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Zij worden onderscheiden van tegoeden
in verband met beleggingstransacties. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd
onder de beleggingen.
Stichtingskapitaal en reserves
Algemeen
Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het
vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het fonds en risico deelnemers en
overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn
opgenomen.
In de toelichting wordt opgenomen het krachtens de Pensioenwet minimaal vereiste eigen vermogen volgens de in het
Besluit financieel toetsingskader (FTK) voorgeschreven berekeningsmethodiek als het surplusvermogen.
Beleidsreserve
De Beleidsreserve is bedoeld om alle niet-beleggingsrisico’s op te vangen. Dit betreft onder andere operationele risico’s,
inflatierisico en actuariële risico’s. Deze algemene reserve wordt gevoed door het resultaat, nadat de beleggingsreserve
op het juiste niveau is gebracht.
___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________77
Technische voorzieningen
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds
De voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds wordt gewaardeerd op reële waarde. De reële waarde wordt
bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met
de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de
opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toeslag)toezeggingen.
De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. Per 1
januari 2015 wordt de nieuwe door DNB voorgeschreven Ultimate Forward Rate (UFR) gehanteerd. De mogelijkheid om
de zogenaamde driemaandsmiddeling van de rente toe te passen, is vanaf 1 januari 2015 komen te vervallen. Het
financiële effect van deze wijziging is toegelicht bij de schattingswijzigingen.
Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds is uitgegaan van het op de balansdatum
geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door
het bestuur besloten of op de opgebouwde pensioenaanspraken toeslagverlening kan worden toegepast. Alle per
balansdatum bestaande toeslagbesluiten (ook voor toeslagbesluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex ante
condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen.
Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met
invaliditeit op basis van de contante waarde van de toekomstige opbouw waarvoor vrijstelling is verleend wegens
arbeidsongeschiktheid.
Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen,
waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen.
De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen per 31
december 2015:
Overlevingstafels
Prognosetafel AG2014 (startjaar 2016), waarbij de sterftekansen zijn vermenigvuldigd met een factor om het verschil
tussen de ervaringssterfte van het fonds en de algehele sterfte in de generatietafel tot uitdrukking te brengen. De door het
fonds gehanteerde ervaringssterfte is gebaseerd op de populatie van het fonds, jaarlijks gemonitord en is in 2014 herzien.
Partnerfrequentie
Voor de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen voor nog niet ingegane partnerpensioenen wordt
uitgegaan van een partnerfrequentie van 100%. Na de pensionering neemt de reservering af met de verwachte
sterftekansen van de partner.
Leeftijdsverschil man-vrouw
De leeftijd van de vrouwelijke respectievelijk mannelijke partner van de deelnemer is 3 jaar lager respectievelijk hoger
gesteld dan die van de deelnemer.
Voorziening voor uitgesteld wezenpensioen
De lasten van nog niet ingegaan wezenpensioen zijn gesteld op 5% van de lasten van het nog niet ingegaan
partnerpensioen; bij de vaststelling van de lasten ter zake van ingegaan wezenpensioen wordt verondersteld dat het
pensioen moet worden uitgekeerd tot de 18-jarige leeftijd, waarbij geen rekening wordt gehouden met sterftekansen.
Voorziening voor toekomstige excassokosten
Voor de dekking van toekomstige kosten wordt de netto voorziening verhoogd met 2,2%.
Voorziening voor toekomstige pensioenopbouw arbeidsongeschikten
Voor (gewezen) deelnemers is 90% van de contante waarde van de toekomstige pensioenopbouw in de voorziening
pensioenverplichtingen opgenomen.
IBNR
Deze bedraagt 0,7% van de som van de pensioengrondslagen van vorig jaar en van het huidige boekjaar.
___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________78
Onvindbaren
Voor pensioen dat nog niet is ingegaan (ouderdomspensioen vanaf pensioeningangsdatum en partnerpensioen van reeds
overleden deelnemers) omdat de deelnemer/partner onvindbaar is of niet reageert, wordt de reservering vanaf de
beoogde ingangsdatum de eerste 4 jaar volledig in stand gehouden.
Langlopende schulden (uit hoofde van VPL)
De VPL overgangsregelingen zijn door CAO partijen vastgesteld en opgenomen in het pensioenreglement. De
overgangsregelingen worden uitgevoerd door het fonds.De langlopende schuld uit hoofde van VPL betreft de
gefactureerde premie VPL. Hieraan worden de beleggingsresultaten toegevoegd, de inkoopsom van de extra
pensioenaanspraken wordt onttrokken aan deze schuld.
De verwerking van de VPL regeling vindt op de hiervoor beschreven wijze plaats teneinde vermenging van
pensioenvermogen met VPL-gelden tegen te gaan.
Overige schulden en overlopende passiva
Overige schulden en overlopende passiva worden bij de eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na de eerste
verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen
sprake is van transactiekosten).
Dekkingsgraad
De (nominale) dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de
kortlopende schulden en minus de langlopende schulden uit hoofde van VPL te delen op de technische voorzieningen
zoals opgenomen in de balans.
Reële beleidsdekkingsgraad
In de reële beleidsdekkingsgraad wordt de verwachte stijging van de prijzen meegenomen als pensioenverplichting. Een
reële beleidsdekkingsgraad van 100% wil zeggen dat het fonds volledig kan indexeren met de prijsinflatie conform een
toekomstbestendig indexatiebeleid. Een toekomstbestendig indexatiebeleid houdt in dat er mag geïndexeerd worden
vanaf een beleidsdekkingsgraad van 110% en is alleen toegestaan als er voldoende vermogen is om deze indexatie ook
in de toekomst te kunnen verlenen.
Onder het FTK is de beleidsdekkingsgraad leidend voor alle beleidsmaatregelen. De beleidsdekkingsgraad is het
gemiddelde van de dekkingsgraad van de afgelopen 12 maanden en is daarmee minder afhankelijk van dagkoersen.
GRONDSLAGEN VOOR DE RESULTAATBEPALING
Algemeen
Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben. De in de staat van baten en
lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen
voor beleggingen en de voorzieningen pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten
worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat.
Premiebijdragen van (werkgevers en werknemers)
Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te
brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen. Premies zijn
toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Beleggingsresultaten
(In)directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________79
Indirecte beleggingsopbrengsten
Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen
en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde
waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen,
worden als indirecte beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Aankoopkosten zijn verwerkt in
de reële waarde van de beleggingen. Verkoopkosten worden verantwoord als onderdeel van de herwaarderingen.
Directe beleggingsopbrengsten
Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten, dividenden en soortgelijke
opbrengsten.
Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling.
Kosten van vermogensbeheer
Onder kosten van vermogensbeheer worden de externe en de daaraan toegerekende interne kosten verstaan.
Verrekening van kosten
Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten,
provisies, valutaverschillen e.d.
Pensioenuitkeringen
De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen
zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben.
Pensioenuitvoeringskosten
De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Mutatie technische voorzieningen voor risico pensioenfonds
Pensioenopbouw
De pensioenopbouw is de contante waarde van de pensioenaanspraken die toegekend zijn in het boekjaar.
Rentetoevoeging
De pensioenverplichtingen worden contant gemaakt tegen de nominale marktrente op basis van de door DNB
gepubliceerde rentetermijnstructuur. De interesttoevoeging wordt tegen de rekenrente primo boekjaar berekend over de
beginstand en de mutaties gedurende het jaar.
Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten
Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de technische
voorziening. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van
de financiering van de pensioenen in de verslagperiode.
Jaarlijks wordt 2,2% van de pensioenopbouw en de inkomende waardeoverdrachten toegevoegd aan de technische
voorziening ten behoeve van de pensioenuitvoeringskosten. Daarnaast valt 2,2% van de uitkeringen, afkopen en
uitgaande waardeoverdrachten vrij uit de technische voorziening ten behoeve van pensioenuitvoeringskosten
(excassokosten).
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
Hieronder zijn opgenomen de aan het verslagjaar toe te rekenen overdrachtswaarde van de overgenomen respectievelijk
overgedragen pensioenaanspraken met betrekking tot de actuariële waarde.
___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________80
Wijziging marktrente
Jaarlijks wordt per 31 december de actuele waarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de
actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt hieronder verantwoord.
Tevens zijn per 31 december 2015 achtereenvolgens de volgende aanpassingen in de rentetermijnstructuur (RTS)
verwerkt: het vervallen van de driemaandsmiddeling en de aanpassing van de UFR van 4,2% naar 3,2%. Voor verdere
toelichting wordt verwezen naar de toelichting in de grondslagen inzake schattingswijzigingen.
Saldo overdrachten van rechten
De post saldo overdrachten van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel
overgedragen pensioenverplichtingen.
Overige baten en lasten
De overige baten en lasten worden opgenomen voor de aan het verslagjaar toe te rekenen bedragen.
GRONDSLAGEN KASSTROOMOVERZICHT
Het kasstroomoverzicht is opgesteld overeenkomstig de directe methode. Alle ontvangsten en uitgaven worden hierbij als
zodanig gepresenteerd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten en
beleggingsactiviteiten.
___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________81
5 7.5 TOELICHTING OP DE BALANS
(x € 1.000)
ACTIVA
1. Beleggingen voor risico fonds
Verloopoverzicht per beleggingscategorie
Vastgoedbeleggingen Aandelen
Vastrentendewaarden Derivaten
Overigebeleggingen Totaal
Stand per 1 januari 2015 14.780 818.186 1.256.549 -8.556 15.324 2.096.283
Aankopen - 30.987 1.478.572 56.458 2.490 1.568.507
Verkopen -9.289 -55.943 -1.351.193 - - -1.416.425
Overige mutaties 79 -9 -36.002 - 21.548 -14.384
Waardemutaties 578 75.801 -46.198 -38.022 -2.489 -10.330
Stand per 31 december 2015 6.148 869.022 1.301.728 9.880 36.873 2.223.651
Bij: Valutaderivaten met een negatieve waarde 3.699
2.227.350
Vastgoedbeleggingen Aandelen
Vastrentendewaarden Derivaten
Overigebeleggingen Totaal
Stand per 1 januari 2014 31.582 721.386 898.470 2.275 10.360 1.664.073
Aankopen 2.693 775.735 1.138.832 24.064 - 1.941.324
Verkopen -19.835 -814.296 -1.027.613 - - -1.861.744
Overige mutaties 15 -229 1.535 - 4.964 6.285
Waardemutaties 325 135.590 245.325 -34.895 - 346.345
Stand per 31 december 2014 14.780 818.186 1.256.549 -8.556 15.324 2.096.283
Bij: Valutaderivaten met een negatieve waarde 8.556
2.104.839
In de aankopen boekjaar 2015 vastrentende waarden is een bedrag opgenomen van € 22.336 inzake overgekomen
stukken vanuit de Stichting Prepensionering Vleeswaren- en Gemaksvoedingindustrie in liquidatie (hierna PPVGI) als
gevolg van de collectieve waardeoverdracht en liquidatiesaldo.
Van het totaal van de beleggingen is een bedrag van € 94.834 verantwoord onder de VPL-regeling (2014: € 51.646). Dit
saldo wordt niet separaat belegd en maakt onderdeel uit van de totale beleggingen.
Overige mutaties betreft de mutaties in de vorderingen, schulden en liquide middelen in zake beleggingen.
___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________82
Onderpand met betrekking tot derivaten
Het pensioenfonds belegt in derivaten. Afhankelijk van de waarde van de derivaten ontvangt of verstrekt het fonds
onderpand. Bij een positieve waarde van de derivaten ontvangt het fonds onderpand, bij een negatieve waarde verstrekt
het fonds onderpand.
Het fonds heeft ultimo 2015 € 2.770 aan onderpand ontvangen in de vorm van liquiditeiten (2014: € 6.102 verstrekt) . Dit
ontvangen onderpand is verantwoord als schuld onder de overige beleggingen.
Reële waarde
Afgezien van de beleggingsvorderingen en -schulden zijn de beleggingen van het pensioenfonds gewaardeerd tegen
reële waarde per balansdatum. Het is over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de reële waarde binnen een
aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen
op balansdatum benadert de reële waarde.
Voor de meerderheid van de beleggingen van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen.
Echter, bepaalde beleggingen zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -
technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. Op basis van de
boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
Genoteerdemarktprijzen
Onafhankelijketaxaties
NCWberekeningen
Anderemethoden Totaal
Per 31 december 2015
Vastgoedbeleggingen 94 - - 6.054 6.148
Aandelen 295.573 - - 573.449 869.022
Vastrentende waarden 1.175.675 - 126.053 - 1.301.728
Derivaten - - - 9.880 9.880
Overige beleggingen 36.873 - - - 36.873
Totaal 1.508.215 - 126.053 589.383 2.223.651
Genoteerde marktprijzen Beleggingen met genoteerde marktprijzen worden verhandeld op een actieve markt. Hieronder
vallen aandelen en obligaties.
Netto contante waardeberekeningen (NCW) wordt gehanteerd voor de hypotheken portefeuille.
Andere methoden voor fondsbeleggingen (niet beursgenoteerd) wordt de waardering bepaald op basis van de laatst
ontvangen fondsrapportages. Voor € 589 miljoen (2014: € 540 miljoen) aan beleggingen betreft de netto
vermogenswaarde.
Genoteerdemarktprijzen
Onafhankelijketaxaties
NCWberekeningen
Anderemethoden Totaal
Per 31 december 2014
Vastgoedbeleggingen 8.259 - - 6.521 14.780
Aandelen 276.483 - - 541.703 818.186
Vastrentende waarden 1.187.263 - 69.286 - 1.256.549
Derivaten - - - -8.556 -8.556
Overige beleggingen 15.324 - - - 15.324
Totaal 1.487.329 - 69.286 539.668 2.096.283
___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________83
Schatting van reële waarde
Vastgoed
Het deel van de waarde aan vastgoedbeleggingen dat is opgenomen op basis van waarderingsmodellen en -technieken
betreft indirect vastgoed. Zoals bij de grondslagen staat vermeld is de waarde gebaseerd op de taxatiewaarde. De eerste
waardering is verkrijgingsprijs inclusief transactiekosten. Deze taxaties worden verricht door verscheidene externe
erkende taxateurs. Iedere externe taxateur hanteert, binnen de algemene richtlijnen zoals binnen de branche gelden,
eigen uitgangspunten. De richtlijnen binnen de branche geven aan dat voor de waardebepaling in dit geval moet worden
uitgegaan van de verkoopwaarde van een object met als doelstelling om met het object huurinkomsten te genereren. Als
basis wordt hiervoor een contante waardeberekening gebruikt van de toekomstige kasstromen.
Aandelen
Aandelen, worden gewaardeerd tegen reële waarde. Van ter beurze genoteerde aandelen is dit de beurswaarde. Voor
niet ter beurze genoteerde participaties in aandelenfondsen is dit de intrinsieke waarde, die de reële waarde van de
onderliggende beleggingen representeert.
Vastrentende waarden
Het deel van de vastrentende waarden waarvan de reële waarde op basis van schatting wordt vastgesteld, betreft
hypotheken. De berekeningsgrondslag staat vermeld in de algemene toelichting op de grondslagen.
Derivaten
Bij de schatting van de reële waarde van derivaten wordt uitgegaan van verwachte toekomstige kasstromen.
Vastgoedbeleggingen
De vastgoed beleggingen kunnen als volgt worden gespecificeerd:
31-12-2015 31-12-2014
Specificatie naar soort:
Indirect vastgoed 6.054 14.765
Beleggingsdebiteuren 94 15
6.148 14.780
Aandelen
31-12-2015 31-12-2014
Specificatie naar soort:
Aandelenbeleggingsfondsen 868.875 818.030
Beleggingsdebiteuren 147 156
869.022 818.186
___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________84
Vastrentende waarden
De vastrentende waarden kunnen als volgt worden gespecificeerd:
31-12-2015 31-12-2014
Specificatie naar soort:
Directe vastrentende waarden
Staatsobligaties 353.570 258.157
Bedrijfsobligaties (credits) 333.468 349.279
Indirecte vastrentende waardenbeleggingen
LDI Fonds 480.744 537.686
Hypothekenfonds 124.648 68.233
Obligaties (high yield) 32.375 30.271
Overige
Beleggingsdebiteuren 12.624 23.059
Beleggingscrediteuren -35.701 -10.136
1.301.728 1.256.549
Er kunnen effecten worden uitgeleend waarvoor het fonds een leenvergoeding ontvangt. Hierbij wordt het juridische
eigendom van de betreffende effecten tijdelijk overgedragen aan externe partijen. Ultimo 2015 zijn geen effecten
uitgeleend (2014: geen effecten uitgeleend).
Derivaten
31-12-2015 31-12-2014
Specificatie naar soort:
Valutaderivaten 9.880 -8.556
Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt dat
derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De
portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de
door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden.
Het pensioenfonds gebruikt discretionaire derivaten uitsluitend om het valutarisico af te dekken. Eén van de belangrijkste
risico’s bij derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen
voldoen.
Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen.
Bovendien geldt dat altijd wordt gewerkt met onderpand.
Er wordt uitsluitend gebruik gemaakt van valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten
waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen
een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden
valutarisico’s afgedekt.
___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________85
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2015:
Type contractContract-omvang Activa Passiva
Valutaderivaten 1.191.056 13.579 3.699
De looptijd van de derivaten is korter dan een jaar.
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2014:
Type contractContract-omvang Activa Passiva
Valutaderivaten 348.504 - 8.556
Overige beleggingen
De overige beleggingen kunnen als volgt worden gespecificeerd:
31-12-2015 31-12-2014
Specificatie naar soort:
Beleggingsbanken 39.643 9.204
Cash collateral -2.770 6.120
36.873 15.324
Door het fonds wordt niet belegd in premiebijdragende (aangesloten) ondernemingen.
___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________86
2. Vorderingen en overlopende activa
31-12-2015 31-12-2014
Vorderingen op werkgevers 2.868 3.084
Nog te factureren premie 1.769 1.337
Waardeoverdrachten 50 -
St. Prepensionering voor de Vleeswarenindustrie en de Gemaksvoedingindustrie 242 33
St. Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector - 2
Te vorderen uitkeringen 6 -
Overige vorderingen 46 -
4.981 4.456
Bij de waardering van vorderingen wordt rekening gehouden met het risico van oninbaarheid door hiervoor een
voorziening in aftrek te brengen op het saldo van de uitstaande vorderingen. Voor gelijksoortige posten met gelijksoortige
risico’s wordt gezamenlijk een schatting gemaakt van verliezen en risico’s op balansdatum. Deze systematiek om de
voorziening vast te stellen wordt gerekend tot de statische methode.
Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
31-12-2015 31-12-2014
Nadere specificatie 'Vorderingen op werkgevers'
Werkgevers 6.352 6.403
Voorziening dubieuze debiteuren -3.484 -3.319
2.868 3.084
In 2015 is een bedrag van € 809 gedoteerd aan de voorziening (2014: toevoeging € 955). Er werd een bedrag van € 644
aan premies over voorgaande jaren als oninbaar afgeschreven (2014: € 86).
3. Overige activa
31-12-2015 31-12-2014
Liquide middelen 3.342 4.675
Onder de liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen die onmiddellijk dan wel
op korte termijn opeisbaar zijn. Bankrekeningen die beheerd worden door de vermogensbeheerder zijn onder de overige
beleggingen opgenomen.
Er zijn geen kredietfaciliteiten van toepassing.
___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________87
PASSIVA
4. Stichtingskapitaal en reserves
Mutatieoverzicht eigen vermogen
Beleidsreserve
Stand per 1 januari 2015 77.411
Uit bestemming saldo van baten en lasten -165.860
Stand per 31 december 2015 -88.449
Stand per 1 januari 2014 83.809
Uit bestemming saldo van baten en lasten -6.398
Stand per 31 december 2014 77.411
31-12-2015
In %
31-12-2014
In %
Solvabiliteit
Aanwezig vermogen (pensioenvermogen) 2.134.904 96,0 2.050.980 103,9
Af: technische voorzieningen 2.223.353 100,0 1.973.569 100,0
Eigen vermogen -88.449 -4,0 77.411 3,9
Af: vereist eigen vermogen 403.387 18,1 305.078 15,5
Vrij vermogen -491.836 -22,1 -227.667 -11,6
Minimaal vereist eigen vermogen 97.733 4,4 87.771 4,4
Aanwezige dekkingsgraad 96,0 103,9
Beleidsdekkingsgraad 98,2 -
Voor het bepalen van het vereist eigen vermogen (de solvabiliteitstoets) maakt het fonds gebruik van het
standaardmodel. Het bestuur acht het gebruik van het standaardmodel passend voor de risico's van het fonds. De
uitkomsten van de solvabiliteitstoets zijn opgenomen onder toelichting Risicobeheer.
De dekkingsgraad is als volgt berekend: (Totale activa -/- schulden) / Technische voorzieningen * 100%.
Het pensioenvermogen is als volgt berekend:
pensioenvermogen = pensioenverplichtingen+ stichtingskapitaal en reserves.
De beleidsdekkingsgraad is het gemiddelde van de dekkingsgraad van de afgelopen 12 maanden.
Als het eigen vermogen lager is dan het minimale vereiste eigen vermogen bevindt het fonds zich in een situatie van
dekkingstekort. Indien het eigen vermogen lager is dan het vereiste eigen vermogen, maar wel tenminste gelijk is aan het
minimale vereiste eigen vermogen, bevindt het fonds zich in een situatie van reservetekort.
De solvabiliteit van het fonds is niet toereikend. Er is zowel sprake van een reservetekort als van een dekkingstekort. Voor
de berekening van het vereist eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van het standaard model van DNB.
___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________88
Herstelplan
Per 1 januari 2015 was de beleidsdekkingsgraad lager dan de dekkingsgraad behorende bij het vereist eigen vermogen.
Het fonds verkeerde dus in een situatie van reservetekort. Het fonds heeft daarom een herstelplan moeten opstellen,
waaruit blijkt dat het reservetekort binnen 12 jaar (dus uiterlijk ultimo 2026) wordt opgeheven. Zolang het fonds een
reservetekort heeft, zal er jaarlijks een nieuw herstelplan worden opgesteld. De herstelperiode zal in 2015 12 jaar
bedragen, in 2016 11 jaar en in de jaren daarna 10 jaar. De eventuele te nemen kortingen zullen worden uitgesmeerd
over een periode van 10 jaar.
De beleidsdekkingsgraad was per 1 januari 2015 eveneens lager dan de dekkingsgraad behorende bij het minimaal
vereist eigen vermogen. Het fonds verkeerde dus ook in een situatie van dekkingstekort. Indien het fonds zich 5
achtereenvolgende jaren (gerekend vanaf 1 januari 2015) in een dekkingstekort bevindt, zal er een korting worden
doorgevoerd om het dekkingstekort op te heffen.
Uit het herstelplan van 2015 blijkt dat er geen korting hoeft te worden toegepast om eind 2026 uit reservetekort te komen.
Ook is er geen sprake van een korting om het dekkingstekort op te heffen.
In 2015 heeft de aanwezige dekkingsgraad zich ten opzichte van het herstelplan als volgt ontwikkeld:
Werkelijk2015
%
Herstelplan2015
%
Dekkingsgraad per 1 januari 103,9 103,9
Premie -0,5 -1,0
Uitkeringen 0,1 0,1
Verandering van de rentetermijnstructuur -8,3 -5,2
Rendement op beleggingen 0,4 3,5
Overige oorzaken en kruiseffecten 0,4 -
Dekkingsgraad per 31 december 96,0 101,3
De dekkingsgraad herstelplan 2015, is de verwachtte dekkingsgraad volgens het herstelplan ingediend op 30 juni 2015.
Op basis van het in 2015 ingediende herstelplan heeft het bestuur geconcludeerd dat een korting in 2015 niet
noodzakelijk is.
Toelichting op de ontwikkeling van de dekkingsgraad en de evaluatie van het herstelplan:
De dekkingsgraad bedroeg op 31 december 2015 96,0% en liep daarmee achter op het herstelplan dat uitgaat van
101,3% op die datum.
Als gevolg van het verschil tussen de ontvangen premies en de actuarieel benodigde inkoop voor nieuwe aanspraken
gedurende het jaar neemt de dekkingsgraad af met 0,5%.
De verandering van de rentetermijnstructuur gedurende 2015 leverde een daling van de dekkingsgraad op van 8,3%.
Het feitelijk rendement op de totale beleggingsportefeuille was 7,9% lager, dan het benodigde rendement voor de
technische voorzieningen voor het jaar 2015. Het rendement op beleggingen heeft geleid tot een stijging van 0,4% van de
dekkingsgraad.
Overige oorzaken en kruiseffecten heeft geleid tot een daling van de dekkingsgraad met 0,4%. Hiermee was in het
nieuwe herstelplan geen rekening gehouden. De mutatie 'Overige oorzaken en kruiseffecten' betreft 0,3% overige
resultaten en 0,1% kruiseffecten.
___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________89
5. Technische voorzieningen
Mutatieoverzicht technische voorzieningen
2015 2014
Stand per 1 januari 1.973.569 1.568.790
Pensioenopbouw 84.797 65.737
Indexering en toeslagen of verlagingen 72 -100
Rentetoevoeging 3.621 5.962
Onttrekkingen voor pensioenuitkeringen en uitvoeringskosten -30.183 -29.683
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten 15.685 -4.877
Wijziging marktrente 172.368 392.404
Wijziging actuariële uitgangspunten -42 -22.299
Inkoop uit hoofde van VPL-regeling 7.606 690
Overige wijzigingen -4.140 -3.055
Stand per 31 december 2.223.353 1.973.569
Voor een toelichting op de verschillende posten wordt verwezen naar de toelichting op de verschillende posten uit de
staat van baten en lasten.
Specificatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds:
31-12-2015 31-12-2014
Actieve deelnemers 1.081.223 958.125
Gewezen deelnemers 610.866 526.738
Pensioentrekkenden 483.522 446.308
Netto pensioenverplichtingen 2.175.611 1.931.171
Toekomstige kosten uitvoering pensioenregeling 47.742 42.398
2.223.353 1.973.569
Naar hun aard hebben de technische voorzieningen in het algemeen een langlopend karakter.
___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________90
Korte beschrijving van de pensioenregeling
De pensioenregeling luidt op hoofdlijnen als volgt:
- Regeling
Uitkeringsovereenkomst in de vorm van een middelloonregeling. De toetredingsleeftijd is 20 jaar en de
pensioenleeftijd is 67 jaar;
- Pensioengevend loon
Vast salaris inclusief vaste toeslagen per 1 januari, indien van toepassing verhoogd met provisie en
overwerkvergoeding voorgaand jaar. Het pensioengevend loon is gemaximeerd, in 2015 €63.540
(2014: € 62.018);
- Pensioengrondslag
Het pensioengevend loon verminderd met de franchise. De franchise wordt jaarlijks door het bestuur
vastgesteld. In 2015 bedraagt die franchise € 11.991 (2014: € 11.704);
- Opbouwpercentage
- Vlees: 1,4% van de pensioengrondslag (2014: 1,5%)
- Vleeswaren 1,5% van de pensioengrondslag (2014: 1,6%)
- Gemaksvoeding 1,7% van de pensioengrondslag (2014: 1,7%)
- Pluimveevlees 1,57% van de pensioengrondslag (2014: 1,65%)
- Ouderdomspensioen
Het ouderdomspensioen is gelijk aan de som van de jaarlijks vastgestelde pensioengrondslagen
vermenigvuldigd met de relevante opbouwpercentages (inclusief eventueel verleende indexaties);
- Nabestaandenpensioen
70% van het te behalen ouderdomspensioen;
- Tijdelijk nabestaandenpensioen
30% van het te behalen ouderdomspensioen;
- Wezenpensioen
Voor ieder kind 14% van het ouderdomspensioen;
- Premievrijstelling
Bij een arbeidsongeschiktheid (WIA) van 35% of meer wordt de pensioenopbouw premievrij geheel of
gedeeltelijk voortgezet; bij een arbeidsongeschiktheid:
- van meer dan 65% een opbouw van 100%;
- tussen 45% en 65% een opbouw van 50%;
- tussen 35% en 45% een opbouw van 40%;
In geval van een WAO-uitkering, ook bij een arbeidsongeschiktheid:
- tussen 25% en 35% een opbouw van 30%;
- tussen 15% en 25% een opbouw van 20%;
- Toeslagen
Er wordt naar gestreefd om, als de middelen het toelaten, de opgebouwde pensioenen en de ingegane
pensioenen jaarlijks aan te passen. Het streefniveau van de aanpassing van de pensioenaanspraken van
de ingegane pensioenen is gelijk aan het CBS-consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens afgeleid. Voor
de voorwaardelijke toeslagen is geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald.
- Uitruilmogelijkheden
Op de pensioendatum heeft de (gewezen) deelnemer het recht zijn nabestaandenpensioen geheel of
gedeeltelijk om te ruilen in een hoger ouderdomspensioen;
De (gewezen) deelnemer kan het ouderdomspensioen eerder laten ingaan en de hoogte hiervan laten
variëren.
___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________91
Pensioensysteem
De pensioenregeling wordt gefinancierd door middel van een reglementaire doorsneepremie.
De doorsneepremie is in 2015 voor elke sector anders. De hoogte van de doorsneepremie van de basisregeling is slechts
afhankelijk van het opbouwpercentage van de betreffende sector, waardoor onderlinge solidariteit tussen de sectoren
gewaarborgd blijft. De doorsneepremies in 2015 worden weergegeven in onderstaand overzicht.
Sector Basisregeling VPL-regeling TotaalVersvlees 17,30% 7,20% 24,50%Vleeswaren 18,30% 4,50% 22,80%Gemaksvoeding 20,40% 4,80% 25,20%Pluimveevlees 19,05% 4,25% 23,30%
Toeslagverlening
Het fonds beslist jaarlijks of en in hoeverre een toeslag op pensioenaanspraken en pensioenrechten van de
(gewezen) deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden kan worden toegekend. Alleen als en
voor zover de middelen van het fonds toereikend zijn voor een toeslag, wordt deze toegekend. De
toeslagverlening op pensioenaanspraken en pensioenrechten is voorwaardelijk. Voor deze voorwaardelijke
toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit
beleggingsrendement gefinancierd.
Het toeslagbeleid is gebaseerd op toekomstbestendige toeslagverlening. Het pensioenfonds verleent alleen
een toeslag indien de beleidsdekkingsgraad per 1 januari van het boekjaar van het pensioenfonds zich
boven de 110% bevindt. De hoogte van de toeslag is afhankelijk van de beleidsdekkingsgraad en de
toeslagambitie. De toeslagambitie is gelijk aan het CBS-consumentenprijsindexcijfer, alle huishoudens
afgeleid, over de periode van oktober tot en met september. De eventueel uit het vrije vermogen toe te
kennen toeslag wordt aan de hand van indexatieregels onder het FTK (toekomstbestendig) bepaald.
Het bestuur heeft, gezien de financiële positie van het fonds, besloten om per 1 januari 2016 geen toeslag
te verlenen.
___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________92
6. Langlopende schulden (uit hoofde van VPL)
De VPL overgangs regelingen zijn door CAO partijen vas tges teld en opgenom en in het pens ioenreglem ent.
De overgangs regelingen worden uitgevoerd door het fonds . De specificatie van de langlopende schuld
inzake VPL is per sector als volgt:
Versvlees Vleeswaren Gem aks Plu im vee Totaal
voeding
Stand per 1 januari 2015 27.930 4.638 11.587 7.491 51.646
Ontvangen prem ie 12.868 3.762 3.783 4.014 24.427
Overige s tortingen * 4.259 8.756 6.246 5.486 24.747
Toekenningen (prem iebijdrage) -4.631 -597 -891 -451 -6.570
Rendem ent 274 85 129 96 584
Stand per 31 decem ber 2015 40.700 16.644 20.854 16.636 94.834
Versvlees Vleeswaren Gem aks Plu im vee Totaal
voeding
Stand per 1 januari 2014 12.171 992 6.221 2.693 22.077
Ontvangen prem ie 12.006 3.431 3.906 3.869 23.212
Overige s tortingen - - - - -
Toekenningen (prem iebijdrage) -156 -334 -276 -64 -830
Rendem ent 3.909 549 1.736 993 7.187
Stand per 31 decem ber 2014 27.930 4.638 11.587 7.491 51.646
* Overige stortingen; Sociale partners hebben besloten het batig saldo naar aanleiding van het
voorgenomen liquidatiebesluit van PPVGI € 17.601 en VUVLEGRO € 4.259 in te zetten voor de
financiering van VPL-aanspraken. Deze baten zijn verantwoord onder de post overige stortingen. Ten
aanzien van het ingebrachte batig saldo van PPVGI geldt dat het bestuur van VLEP de mogelijkheid
heeft dit saldo in te zetten ter compensatie van de voormalig deelnemers van PPVGI indien deze
onevenredig hard getroffen zouden worden door eventuele herstelmaatregelen van VLEP.
Daarnaast is er een bedrag van een werkgever ontvangen van € 2.886 die op basis van een
bestuursbesluit met terugwerkende kracht is aangesloten op de overgangsregeling.
___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________93
7. Overige schulden en overlopende passiva
31-12-2015 31-12-2014
Uitkeringen - 8
Derivaten met negatieve waarde 3.699 8.556
Beleggingskosten 218 207
Belastingen en premies sociale verzekeringen 661 620
Schulden aan werkgevers 420 158
Waardeoverdrachten 18 812
Administratiekosten 766 767
Accountantskosten 73 46
Actuariskosten 43 37
Overige schulden 37 133
5.935 11.344
Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________94
Risicobeheer en derivaten
Solvabiliteitsrisico
Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico's. De
belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze
doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de reële waarde van de
pensioenverplichtingen.
Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over
voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van
algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de
solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de werkgevers en
deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslag van opgebouwde
pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en
pensioenrechten moet verminderen.
De in de balans verantwoorde beleggingen naar beleggingscategorie zijn niet gelijk aan de afzonderlijke
beleggingscategorieën in deze Risicoparagraaf. Dit wordt veroorzaakt doordat in deze paragraaf het doorkijk-principe
wordt toegepast. Het verschil per ultimo boekjaar is in onderstaande tabel nader gekwantificeerd:
Beleggingen per 31-12-2015 Vastgoed Aandelen Vastrentende Derivaten Overige Totaal
waarden
Balans 6.148 869.022 1.301.729 9.880 36.872 2.223.651
Aanpassingen 'doorkijk-principe'
Derivaten in beleggingsfondsen - -8.658 -19.532 69.220 -41.030
Beleggingsdebiteuren/-crediteuren -94 -147 23.077 - -22.836
Totaal correctie 'doorkijk-principe' -94 -8.805 3.545 69.220 -63.866
Risicoparagraaf 6.054 860.217 1.305.274 79.100 -26.994 2.223.651
Beleggingen per 31-12-2014 Vastgoed Aandelen Vastrentende Derivaten Overige Totaal
waarden
Balans 14.780 818.186 1.256.549 -8.556 15.324 2.096.283
Aanpassingen 'doorkijk-principe'
Vastgoed in aandelenbeleggingsfonds 41 -41 - - -
Derivaten in beleggingsfondsen - -4.874 -34.647 39.521 -
'Doorkijk' High Yield fonds - 157 -628 - 471
Beleggingsdebiteuren/-crediteuren -15 -156 -12.924 - 13.095
Liquide middelen in beleggingsfondsen - -14.358 -1.082 - 15.440
Totaal correctie 'doorkijk-principe' 26 -19.272 -49.281 39.521 29.006
Risicoparagraaf 14.806 798.914 1.207.268 30.965 44.330 2.096.283
___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________95
31-12-2015 31-12-2014
Het tekort op FTK-grondslagen is als volgt:
Technische voorziening (FTK-waardering) 2.223.353 1.973.569
Buffers:
S1 Renterisico 128.335 109.376
S2 Risico zakelijke waarden 293.240 213.381
S3 Valutarisico 23.626 81.098
S4 Grondstoffenrisico - -
S5 Kredietrisico 51.606 13.169
S6 Verzekeringstechnisch risico 76.505 70.084
S7 Liquiditeitsrisico - -
S8 Concentratierisico - -
S9 Operationeel risico - -
S10 Actief beheerrisico 26.441 24.026
Diversificatie effect -196.366 -206.056
Totaal S (vereiste buffers) 403.387 305.078
Vereist vermogen (artikel 132 Pensioenwet) 2.626.740 2.278.647
Aanwezig vermogen (totaal activa - schulden) 2.134.904 2.050.980
Tekort -491.836 -227.667
Het pensioenfonds heeft ter afdekking van risico’s derivatencontracten afgesloten. Hiermee is bij het bepalen van de
vereiste buffers rekening gehouden. Bij de berekening van de buffers past het pensioenfonds het standaard model van
DNB toe, waarbij uitgegaan wordt van het vereist vermogen in evenwichtsituatie, gebaseerd op de strategische asset mix.
Het bestuur heeft op 29 november 2012 besloten dat het liquiditeitsrisico, concentratierisico en operationeel risico
marginaal wordt geacht en bij de berekening van het eigen vermogen op nihil wordt gesteld.
De toename van het vereist eigen vermogen ten opzichte van vorig jaar is met name het gevolg van de gewijzigde
rekenregels en de nieuwe UFR (zonder driemaandsmiddeling) in het kader van het nieuwe financieel toetsingskader
(nFTK).
Beleid en risicobeheer
Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico's. Deze
beleidsinstrumenten betreffen:
- beleggingsbeleid
- premiebeleid
- toeslagbeleid.
De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten
ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALM-
studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende
beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario's.
De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als
basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de
uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste
(beleggings)risico's. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten.
___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________96
Marktrisico's (S1 - S4)
Het marktrisico omvat het renterisico, het prijs(koers)risico en het valutarisico. Marktrisico omvat de mogelijkheden voor
winst of verlies en door een verandering van marktfactoren. Marktfactoren kunnen bijvoorbeeld marktprijzen zijn van
aandelen, grondstoffen, vastgoed en private equity (prijsrisico), maar ook valutakoersen (valutarisico) of rentes
(renterisico).
De strategie van het fonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen. Het
marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerst in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De
overallmarktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur.
De mate waarin de beleggingsportefeuille van het fonds gevoelig is voor het prijs- en renterisico is in de volgende alinea
weergegeven, vervolgens worden de risico's die het fonds loopt nader toegelicht.
S1 Renterisico
Het renterisico is het risico dat de waarden van de vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen wijzigen als
gevolg van veranderingen in de marktrente.
De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. De duration geeft aan hoeveel procent bij
benadering de reële waarde van een belegging of verplichting verandert bij een parallelle verschuiving van de rentecurve.
Een hoge duration geeft een hoge gevoeligheid voor veranderingen in de rente weer.
Balanswaarde
31-12-2015
Duration Balanswaarde
31-12-2014
Duration
Vastrentende waarden (voor derivaten) 1.301.728 8,5 1.243.626 10,8
Duration van de vastrentende waarden (naderivaten) 1.374.666 15,1 1.243.626 11,1
Technische voorziening (FTK-waardering) 2.223.353 22,7 1.973.569 22,1
Op balansdatum is de duration van de beleggingen aanzienlijk korter dan de duration van de verplichtingen. Er is
derhalve sprake van een zogenaamde “duration-mismatch”. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van
beleggingen minder snel daalt dan de waarde verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur) daalt, de
dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van
de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt.
Het beleid van het fonds is gericht op het verkleinen van de 'duration-mismatch'. Het renterisico is voor circa 40%
gereduceerd door middel van de beleggingen in de obligatieportefeuille en een belegging in een liabilty driven investment
fonds. De afdekking van het renterisico wordt gebaseerd op basis van de marktwaardering van de verplichtingen (zonder
UFR).
Met ingang van 1 januari 2016 is het bestuur voornemens een dynamische renteafdekking te hanteren, waarbij de mate
van afdekking afhankelijk is van de 20-jaars rente en de actuele stand van de dekkingsgraad (o.b.v. UFR).
___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________97
De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt:
31-12-2015
in %
31-12-2014
in %
Resterende looptijd < 1 jaar 201.144 15,4 116.972 9,7
Resterende looptijd > 1 en < 5 jaar 257.295 19,7 199.376 16,5
Resterende looptijd > 5 jaar 846.835 64,9 890.920 73,8
1.305.274 100,0 1.207.268 100,0
S2 Risico zakelijke waarden
Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren
gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden
gewaardeerd tegen reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden
verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico wordt
gemitigeerd door diversificatie. Hieronder wordt de diversificatie van de vastgoed beleggingen en aandelen
gespecificeerd.
31-12-2015
In %
31-12-2014
In %
Specificatie vastgoed beleggingen naar aard:
Woningen - - 6.516 44,0
Participaties in vastgoedmaatschappijen 6.054 100,0 8.290 56,0
6.054 100,0 14.806 100,0
31-12-2015
In %
31-12-2014
In %
Specificatie vastgoed beleggingen naar regio:
EU-landen 6.054 100,0 14.806 100,0
31-12-2015
In %
31-12-2014
In %
Specificatie aandelen naar sector:
Financiële dienstverlening 183.689 21,4 156.854 19,6
Industrie en dienstverlening 88.236 10,1 73.558 9,2
Energie 44.646 5,2 51.531 6,5
Informatie technologie 144.209 16,8 112.046 14,0
Consument 195.709 22,8 160.050 20,0
Basismaterialen 39.548 4,6 40.657 5,1
Telecom 32.848 3,8 27.937 3,5
Nutsbedrijven 21.464 2,5 22.730 2,9
Farmacie en gezondheidszorg 109.853 12,8 83.914 10,5
Overig 15 - 69.637 8,7
860.217 100,0 798.914 100,0
___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________98
31-12-2015
In %
31-12-2014
In %
Specificatie aandelen naar regio:
Nederland 17.497 2,0 9.739 1,2
Andere EU-landen 185.131 21,6 226.838 28,4
Noord-Amerika 499.931 58,1 417.431 52,3
Overig 157.658 18,3 144.906 18,1
860.217 100,0 798.914 100,0
S3 Valutarisico
Het valutarisico is het risico dat de waarde van een financieel instrument zal fluctureren als gevolg van veranderingen in
valutawisselkoersen.
Het totaalbedrag van de gehele beleggingsportefeuille dat buiten de euro wordt belegd bedraagt ultimo 2015 circa
€ 808.631 (2014: € 771.333). Van dit bedrag is 49,5% (2014: 45,2%) afgedekt naar de euro. Per einde boekjaar is de
waarde van de uitstaande valutatermijncontracten € 400.427 (2014: € 348.504)
Het pensioenfonds dekt de valutaposities die ontstaan door beleggingen in effecten die luiden in USD voor 50% af, in
GBP en JPY geheel af. De overige valutarisico's worden niet afgedekt. Het valutarisico wordt in onderstaande tabel
weergegeven.
De vreemde valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven:
Positie voorafdekking
Valuta-derivaten
Nettopositie naafdekking 2015
Nettopositie naafdekking 2014
EUR 1.405.140 400.427 1.805.567 1.682.010
USD 551.369 -258.472 292.897 297.644
GBP 60.564 -60.064 500 -7.119
CHF 21.959 - 21.959 19.848
HKD 20.782 - 20.782 18.481
JPY 68.459 -72.011 -3.552 -6.233
SEK 9.218 - 9.218 6.708
NOK 2.458 - 2.458 2.187
AUD 18.737 - 18.737 19.052
CAD 14.757 - 14.757 17.918
Overige 40.328 - 40.328 45.787
2.213.771 9.880 2.223.651 2.096.283
___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________99
S5 Kredietrisico
Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van
tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die
obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito's worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-
derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars.
Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het
risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten
waardoor het fonds financiële verliezen lijdt.
Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming
van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het pensioenfonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand
en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten; het hanteren van prudente verstrekkingnormen
bij hypothecaire geldleningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het pensioenfonds enkel belegd in
markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt
belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Door het pensioenfonds wordt alleen gewerkt
met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het pensioenfonds adequaat
worden afgedekt door onderpand. Er wordt gebruik gemaakt van dagelijkse waarderingen.
Het pensioenfonds dekt de valutaposities die ontstaan door beleggingen in effecten die luiden in USD voor 50% en in
GBP en JPY voor 100% af. De overige valutarisico’s worden niet afgedekt.
31-12-2015
In %
31-12-2014
In %
Specificatie vastrentende waarden naar sector:
Nederlandse overheidsinstellingen 277.645 21,3 293.904 24,3
Buitenlandse overheidsinstellingen 511.266 39,1 465.151 38,6
Overigen 516.363 39,6 448.213 37,1
1.305.274 100,0 1.207.268 100,0
31-12-2015
In %
31-12-2014
In %
Specificatie vastrentende waarden naar regio:
Mature markets 1.303.870 99,9 1.201.379 99,5
Emerging markets 1.404 0,1 5.889 0,5
1.305.274 100,0 1.207.268 100,0
Beleggingen waarvan de uitgevende partij is gevestigd in Azië (exclusief Japan), Latijns Amerika of Rusland worden
gerekend tot de regio 'Emerging Markets'.
Beleggingen uit de beleggingsportefeuille waarvan van uitgevende partijen in overige landen zijn gevestigd, worden
gerekend tot beleggingen in 'Mature markets'.
___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________100
Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille kan het volgende overzicht
worden gegeven:
31-12-2015
In %
31-12-2014
In %
AAA 755.057 57,8 369.845 30,7
AA 61.444 4,7 343.592 28,5
A 180.351 13,8 217.851 18,0
BBB 128.946 9,9 149.028 12,3
BB 19.669 1,5 22.712 1,9
B 16.338 1,3 16.072 1,3
Lower than B 1.447 0,1 931 0,1
Not rated 142.022 10,9 87.237 7,2
1.305.274 100,0 1.207.268 100,0
Not rated betreft hoofdzakelijk het hypothekenfonds € 124.648 (2014: € 68.233) en liquiditeiten.
S6 Verzekeringstechnisch risico
Langlevenrisico
Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van
de technische voorziening. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van
de pensioenverplichting.
Door toepassing van Prognosetafel AG2014 met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico
nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen.
Overlijdensrisico
Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen
waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen.
Arbeidsongeschiktheidsrisico
Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij
invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen (schadereserve). Voor dit risico wordt jaarlijks een
risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het
resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Het beleid van het fonds is om het
overlijden- en arbeidsongeschiktheidsrisico niet te herverzekeren.
Toeslagrisico
Het fonds beslist jaarlijks of en in hoeverre een toeslag op pensioenaanspraken en pensioenrechten van de (gewezen)
deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden kan worden toegekend. Alleen als en voor zover de middelen
van het fonds toereikend zijn voor een toeslag, wordt deze toegekend. De toeslagverlening op pensioenaanspraken en
pensioenrechten is voorwaardelijk. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen
premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.
Het toeslagbeleid is gebaseerd op toekomstbestendige toeslagverlening. Het pensioenfonds verleent alleen een toeslag
indien de beleidsdekkingsgraad per 1januari van het boekjaar van het pensioenfonds zich boven de 110% bevindt. De
hoogte van de toeslag is afhankelijk van de beleidsdekkingsgraad en de toeslagambitie.
In 2015 zijn, gezien de dekkingsgraad van het fonds, geen toeslagen verleend.
___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________101
S7 Liquiditeitsrisico
Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in
liquide middelen. Hierdoor kan het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen voldoen. Waar de overige
risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico wordt
beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de
liquiditeitsposities. Er wordt eveneens rekening gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten
zoals premies. Inzake het liquiditeitsrisico wordt vermeld dat het pensioenfonds in haar beleggingsportefeuille over
voldoende obligaties beschikt die onmiddellijk zonder waardeverlies te gelde kunnen worden gemaakt om eventuele
onvoorziene uitstroom van geldmiddelen te financieren.
S8 Concentratierisico
Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen,
moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Als grote post wordt
aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Concentratierisico is gemeten naar concentratie
van een land of bij een tegenpartij. Dit betreft per 31 december 2015 de volgende posten:
31-12-2015 31-12-2014
Duitsland (Staat) 477.412 369.845
Nederland (Staat) 261.850 293.904
In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt.
Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of
tegenpartijen.
Een portefeuille van beleggingen die sterk sectorgebonden is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico
lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico.
Bij de bepaling van het vereist vermogen past het pensioenfonds het standaardmodel van de DNB toe. In dat model wordt
het concentratierisico vooralsnog op nihil gesteld.
___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________102
S9 Operationeel risico
Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het
verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het pensioenfonds beheerst door het
stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne
organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen, enzovoorts. Deze kwaliteitseisen
worden periodiek getoetst door het bestuur.
Systeemrisico
Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren
functioneert waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde
kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar.
Actief beheer risico (S10)
Onder actief beheer worden afwijkende posities in portefeuilles verstaan die worden ingenomen ten opzichte van de
strategische portefeuilles. De mate van actief beheer wordt doorgaans bepaald aan de hand van de tracking error. De
tracking error meet de mate van afwijking tussen het rendement van een beleggingsportefeuille en het rendement op een
benchmarkportefeuille. Een lagere tracking error impliceert dat het feitelijke rendement dicht bij de gekozen benchmark
ligt, terwijl een hoge tracking error aangeeft dat het rendement duidelijk van een benchmark afwijkt. Een hogere tracking
error impliceert daarmee een hogere mate van actief risico.
Het VEV voor actief beheer wordt bepaald als het maximale verlies door actief beheer voor de categorie aandelen mature
markets dat met een waarschijnlijkheid van 2,5% zal optreden. Dit verlies wordt bepaald met behulp van de
(ex-ante) tracking error. In de berekening van de impact van actief beheer op het VEV worden ook de betreffende kosten
expliciet meegenomen.
Verbonden partijen
Transacties met bestuurders
Inzake de beloning van bestuurders wordt verwezen naar de toelichting op de Pensioenuitvoeringskosten. Er zijn geen
leningen verstrekt aan, noch is er sprake van vorderingen op, (voormalige) bestuurders. Twee bestuurders nemen deel
aan de pensioenregeling van het pensioenfonds, op basis van voorwaarden in het pensioenregeling.
___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________103
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
Langlopende contractuele verplichtingen
Het fonds heeft per 1 januari 2011 een administratieovereenkomst gesloten met Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V.
met een onbepaalde looptijd. Met het bestuur zijn afspraken gemaakt over de vergoedingensystematiek. Deze
systematiek bestaat zowel uit vaste als variabele componenten.
Het fonds heeft overeenkomsten van vermogensbeheer gesloten met Robeco Institutional Asset Management B.V. met
een onbepaalde looptijd. Daarnaast is er een overeenkomst voor administratie- en custodiandienstverlening met Northern
Trust. Met het bestuur zijn afspraken gemaakt over de vergoedingensystematiek. Deze systematiek bestaat uit variabele
componenten die afhankelijk zijn van het belegd vermogen.
Investering- en stortingsverplichtingen
Vooruitlopend op verwachte inkomende kasstromen bestaan per balansdatum de volgende investerings- en
stortingsverplichtingen (zogenaamde voorbeleggingen):
31-12-2015 31-12-2014
Hypothekenfonds 111.500 -
Private equity - 192
111.500 192
Voorwaardelijke verplichtingen
Per jaareinde lopen er geen juridische procedures tegen het pensioenfonds en heeft het pensioenfonds tevens geen
juridische procedures aangespannen tegenover derden.
Verstrekte zekerheden en garanties
Er zijn geen zekerheden en garanties afgegeven.
___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________104
6 7.6 TOELICHTING OP DE STAAT VAN BATEN EN LASTEN
(x € 1.000)
8. Premiebijdragen risico pensioenfonds (van werkgevers en werknemers)
2015 2014
Werkgevers- en werknemersgedeelte 81.314 74.684
Excedent 1.155 1.512
FVP bijdragen - 805
82.469 77.001
Inkoopsom toekenning VPL aanspraken 6.570 830
89.039 77.831
De totale bijdrage van werkgever en werknemers aan de basisregeling bedraagt per sector het volgende percentage van
de loonsom: Versvlees 17,3%, Vleeswaren 18,3%, Gemaksvoeding 20,4% en Pluimvee 19,05%.(2014; Versvlees 17,4%,
Vleeswaren 18,5%, Gemaksvoeding 19,6% en Pluimvee 19,05%).
De feitelijke premie is bepaald als de voor inkoop van nieuwe aanspraken benodigde actuariële koopsom op
fondsgrondslagen en een verwacht rendement van 3,2%, verhoogd met een opslag voor inkoop van benodigde
solvabiliteit (2,9% van de pensioengrondslag) en een opslag voor uitvoeringskosten (1,2% van de pensioengrondslag).
De kostendekkende, gedempte en feitelijke premie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt:
2015 2014
Kostendekkende premie 103.136 83.757
Gedempte premie 58.939 58.906
Feitelijke premie 82.469 77.001
De kostendekkende premie is gebaseerd op de marktrente (nominale rentetermijnstructuur van 31 december 2014
gepubliceerd door DNB) en is exclusief de onvoorwaardelijke inkoop VPL. Het bestuur heeft de gedempte premie
vastgesteld op 4,5% rekenrente. De feitelijke premie is in 2015 hoger dan de gedempte premie.
De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende
premie is als volgt:
2015 2014
Kosten pensioenopbouw 86.519 66.959
Pensioenuitvoeringskosten 3.926 3.913
Solvabiliteitsopslag 13.410 13.587
Mutatie technische voorzieningen voor incassokosten -719 -702
103.136 83.757
___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________105
De samenstelling van de gedempte premie is als volgt:
2015 2014
Kosten pensioenopbouw 48.253 46.300
Pensioenuitvoeringskosten 3.926 3.913
Solvabiliteitsopslag 7.479 9.395
Mutatie technische voorzieningen voor incassokosten -719 -702
58.939 58.906
De kosten pensioenopbouw betreffen de kosten van de jaarinkoop van de pensioenaanspraken inclusief de kosten voor
premievrijstelling voor nieuwe arbeidsongeschiktheidsgevallen. De toeslagverlening is voorwaardelijk en daarom geen
onderdeel van de kosten pensioenopbouw. De pensioenuitvoeringskosten volgen uit de staat van baten en lasten. De
solvabiliteitsopslag 2015 wordt berekend door het percentage vereist vermogen per 31 december 2014 te
vermenigvuldigen met de kosten pensioenopbouw.
Er is geen sprake van premiekortingen dan wel premieopslagen.
De samenstelling van de feitelijke premie(exclusief onvoorwaardelijke inkoop VPL)
2015 2014
Actuarieel benodigde koopsom 74.442 77.001
Opslag voor uitvoeringskosten 4.972 -
Opslag voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid 3.055 -
82.469 77.001
9. Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
2015
Directebeleggings-opbrengsten
Indirectebeleggings-opbrengsten
Kosten vanvermogens-
beheer Totaal
Vastgoed beleggingen - 578 - 578
Aandelen 840 75.801 73 76.714
Vastrentende waarden 20.031 -46.198 110 -26.057
Derivaten - -38.022 1 -38.021
Overige beleggingen 1.501 -2.489 4 -984
22.372 -10.330 188 12.230
Af: Rendementstoerekening VPL -583
11.647
___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________106
2014
Directebeleggings-opbrengsten
Indirectebeleggings-opbrengsten
Kosten vanvermogens-
beheer Totaal
Vastgoed beleggingen 193 325 -23 495
Aandelen 2.119 135.590 -770 136.939
Vastrentende waarden 20.500 242.506 -1.059 261.947
Derivaten - -34.895 -3 -34.898
Overige beleggingen 371 2.819 - 3.190
23.183 346.345 -1.855 367.673
Af: Rendementstoerekening VPL -7.187
360.486
De kosten van vermogensbeheer omvatten de kosten die door de custodian en vermogensbeheerder(s) direct bij het
fonds in rekening zijn gebracht. Deze kosten bestaan voor € 472 uit beheervergoedingen (2014: € 1.938), advieskosten
€ 56 (2014 € 0) en overige kosten € 43 (2014: -83 ). Daarnaast is in het verslagjaar een rebate fee van de
vermogensbeheerder ontvangen van € 759 (2014: € 0).
De daling van de directe beleggingskosten wordt veroorzaakt doordat het pensioenfonds ultimo 2014 het aantal fiducair
vermogensbeheerders heeft teruggebracht.
10. Overige baten
2015 2014
Interest 23 25
Uitgestelde vut gelden Vuvlegro 448 -
Overige 47 -
518 25
11. Pensioenuitkeringen
2015 2014
Ouderdomspensioen 23.830 22.065
Partnerpensioen 6.665 6.314
Wezenpensioen 219 223
Afkopen 384 1.490
Prepensioen 99 -
31.197 30.092
De post afkopen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan € 462,88 (2014: € 458,06) per jaar overeenkomstig
de Pensioenwet (artikel 66).
___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________107
12. Pensioenuitvoeringskosten
2015 2014
Administratiekosten 2.924 2.852
Accountantskosten 73 74
Bestuurskosten 384 433
Controle- en advieskosten 365 375
Contributies en bijdragen 170 169
Overig 10 10
3.926 3.913
Administratiekosten
De toename van de administratiekosten in 2015 ten opzichte van 2014 is hoofdzakelijk toe te schrijven aan het vervallen
van de koepelvrijstelling voor pensioenadministratie, waardoor pensioenuitvoerders vanaf 1 januari 2015 btw in rekening
moeten brengen over hun dienstverlening.
Bestuurskosten
Onder de bestuurskosten zijn onder andere ook de kosten van het verantwoordingsorgaan en raad van toezicht
opgenomen.
2015 2014
Accountantskosten
Controle van de jaarrekening 69 70
Andere controlewerkzaamheden 4 4
73 74
Deze werkzaamheden zijn zowel in 2015 als 2014 uitgevoerd door KPMG Accountants N.V.
In bovenstaande opstelling is de methode gehanteerd waarbij wordt opgegeven de in het boekjaar ten laste gebrachte
totale honoraria voor onderzoek van de jaarrekening en verslagstaten en de totale honoraria voor andere
controleopdrachten, uitgevoerd door de externe accountant.
Personeelsleden
Bij het fonds zijn geen werknemers in dienst. De pensioenuitvoering is volledig uitbesteed aan Syntrus Achmea
Pensioenbeheer.
Bezoldiging bestuurders
De transacties met bestuurders hebben betrekking op de vergoedingen voor de werkzaamheden verband houdende met
de bestuurs- en commissievergaderingen. De vergoedingen bestaan uit een vaste vergoeding, reiskosten en overige
bestuurskosten 2015: € 297 (2014: € 350). Afgezien hiervan zijn geen bezoldigingen toegekend.
___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________108
13. Mutatie technische voorzieningen
Pensioenopbouw
Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de
voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en
nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling.
Er heeft tevens inkoop plaatsgevonden inzake de VPL-regeling.
Indexering en toeslagen of verlagingen
Deze post bestaat uit de lasten van de in het boekjaar toegekende toeslagen uit hoofde van de voorwaardelijke
toeslagverlening, dan wel verlaging uit hoofde van korting van aanspraken. Het bestuur heeft in het boekjaar besloten
geen toeslagen toe te kennen, dan wel verlaging van aanspraken door te voeren.
Het resultaat op toeslagen betreft mutaties met terugwerkende kracht waarbij een toeslag of verlaging van aanspraken uit
het verleden wordt verleend.
Rentetoevoeging
De voorziening pensioenverplichtingen is in het boekjaar opgerent met 0,181% (2014: 0,379%). Dit is de éénjaarsrente uit
de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur per 31 december 2014.
Onttrekking pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten
Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening
pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten
behoeve van de financiering van de verwachte pensioenuitkeringen in de verslagperiode.
Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en
opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft
het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte uitvoeringskosten in de verslagperiode.
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
Onder toelichting 14 is de wijziging uit hoofde van overdracht van rechten opgenomen.
Wijziging marktrente
Jaarlijks wordt per 31 december de actuele waarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de
actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt hieronder verantwoord.
Tevens zijn per 31 december 2015 achtereenvolgens de volgende aanpassingen in de rentetermijnstructuur (RTS)
verwerkt: het vervallen van de driemaandsmiddeling en de aanpassing van de UFR van 4,2% naar 3,2%. Voor verdere
toelichting wordt verwezen naar de toelichting in de grondslagen inzake schattingswijzigingen.
Wijziging overige actuariële uitgangspunten
De actuariële grondslagen en/of methoden worden periodiek beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de
berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe
actuariële deskundigheid.
Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, langleven en arbeidsongeschiktheid
met werkelijke waarnemingen voor zowel de gehele bevolking als specifiek voor de populatie van het pensioenfonds.
De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces,
waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het pensioenfonds. Het effect van deze
wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien.
Vanaf boekjaar 2014 is de grondslag voor overlevingskansen gebaseerd op de Prognosetafel 2014 van het Actuarieel
Genootschap (AG). De AG-Prognosetafel 2014 houdt rekening met de voorzienbare trend in overlevingskansen van de
gehele Nederlandse bevolking. De algemene sterftekansen die volgen uit de tafel worden voor het fonds gecorrigeerd in
verband met ervaringssterfte.
___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________109
Inkoop uit hoofde van VPL-regeling
De inkoop van aanspraken vindt plaats op basis van de grondslagen voor de premie van de basisregeling, voor 2015 is
dat op basis van een verwacht rendement van 3,2% en een solvabiliteitsopslag van 4,4%.
Overige wijzigingen
2015 2014
Resultaat op kanssystemen:
Resultaat op sterfte -2.923 -2.241
Resultaat op arbeidsongeschiktheid -86 929
Resultaat op mutaties 2.188 -1.743
Overige mutaties -3.319 -
-4.140 -3.055
Het resultaat op mutaties is het verslagjaar € 2.188 (2014: -1.743), dit bestaat uit:
- resultaat op pensioneren -668 (2014: -224)
- resultaat op uitruil € 370 (2014: € 343)
- resultaat op overige mutaties kanssystemen -1.890 (2014: € 1.624)
Het resultaat op overige mutaties kanssystemen bestaat uit correcties op overnameboekingen, uitruilmutaties en inkoop
VPL. Deze mutaties zijn deels veroorzaakt doordat bij de conversie in 2014 een aantal aanspraken is geconverteerd naar
67, welke later zijn teruggedraaid door mutaties met een datum van voor de conversie als gevolg van bijvoorbeeld
uitgaande waardeoverdrachten.
Overige mutaties van -3.319 (2014: € 0) bestaan uit:
- vrijval van de technische voorziening voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid met € 2.059. Dit in verband met
lagere opbouwpercentages vanaf 1 januari 2016
- Herrekening van VPL rechten € 1.260
14. Saldo overdrachten van rechten risico pensioenfonds
2015 2014
Individuele inkomende waardeoverdrachten -1.132 -5.790
Collectieve inkomende waardeoverdrachten -19.797 -
Uitgaande waardeoverdrachten 2.277 10.791
-18.652 5.001
2015 2014
Wijziging technische voorziening inzake overdracht van rechten:
Toevoeging aan de technische voorzieningen 18.412 5.266
Onttrekking aan de technische voorzieningen -2.727 -10.143
15.685 -4.877
2015 2014
Het resultaat op de waardeoverdrachten is als volgt:
- de overgenomen pensioenverplichting -2.517 -524
- de overgedragen pensioenverplichting -450 648
-2.967 124
___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________110
Een inkomende waardeoverdracht betreft de ontvangst van het pensioenfonds of de pensioenverzekeraar van de vorige
werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn
opgebouwd. Een uitgaande waardeoverdracht betreft de overdracht aan het pensioenfonds of de pensioenverzekeraar
van de nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de
ontslagdatum zijn opgebouwd. De ontvangen koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra
pensioenaanspraken.
Het positieve resultaat op de inkomende waardeoverdrachten wordt veroorzaakt door het resultaat op de collectieve
waardeoverdrachten van € 2.623. In 2015 zijn er 2 collectieve waardeoverdrachten geweest:
- de overdracht van prepensioenrechten vanuit Stichting Prepensionering Vleeswaren- en Gemaksvoedingindustrie
(PPVGI)
- inkoop van extra pensioen vanuit uitdeling van het batig saldo van Stichting Vrijwillig Uittreden voor de
Pluimveeverwerkende Industrie (Svupi)
De toevoeging aan de technische voorziening bedroeg € 17.174. Het positieve resultaat op deze waardeoverdrachten
wordt veroorzaakt door de solvabiliteitsopslag op de inkoopsom.
15. Overige lasten
2015 2014
Dotatie voorziening dubieuze debiteuren 809 955
Belastingen
De activiteiten van het fonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting.
Vaststelling van de jaarrekening door het bestuur
Het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees heeft de
jaarrekening vastgesteld in de vergadering van 16 juni 2016.
De Meern, 16 juni 2016
J.M. van Beek J.E. Klijn
Werkgeversvoorzitter Werknemersvoorzitter
___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________111
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 112
8 Overige gegevens
8.1 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van
baten en lasten
Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het
fonds. De bestemming is nader uitgewerkt in de ABTN.
Het voorstel resultaatbestemming 2015 is opgenomen in de paragraaf van de staat van baten en lasten in de jaarrekening.
8.2 Gebeurtenissen na balansdatum
Er hebben zich verder geen relevante gebeurtenissen na balansdatum voorgedaan.
8.3 Actuariële verklaring
Aan: Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
8.3.1 Opdracht
Door Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees te 's-Gravenhage is aan
Aon Hewitt Nederland cv de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet
over het boekjaar 2015.
8.3.2 Onafhankelijkheid
Als waarmerkend actuaris ben ik onafhankelijk van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren,
Gemaksvoeding en Pluimveevlees, zoals vereist conform artikel 148 van de Pensioenwet. Ik verricht geen andere
werkzaamheden voor het pensioenfonds. Omdat Aon Hewitt Nederland cv beschikt over een door de toezichthouder
goedgekeurde gedragscode, is het toegestaan dat andere actuarissen en deskundigen aangesloten bij Aon Hewitt
Nederland cv wel andere werkzaamheden verrichten voor het pensioenfonds.
8.3.3 Gegevens
De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid
van het bestuur van het pensioenfonds.
Voor de toetsing van de technische voorzieningen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op
de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening.
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 113
8.3.4 Afstemming accountant
Op basis van de door mij en de accountant gehanteerde Handreiking heeft afstemming plaatsgevonden over de
werkzaamheden en de verwachtingen bij de controle van het boekjaar. Voor de toetsing van de technische voorzieningen en
voor de beoordeling van de vermogenspositie als geheel heb ik de materialiteit bepaald op € 10.000.000. Met de accountant
ben ik overeengekomen om geconstateerde afwijkingen boven € 500.000 te rapporteren. Deze afspraken zijn vastgelegd en
de uitkomsten van mijn bevindingen zijn met de accountant besproken.
Ik heb voorts gebruik gemaakt van de door de accountant in het kader van de jaarrekeningcontrole onderzochte
basisgegevens. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de
betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn
oordeel van belang zijn.
8.3.5 Werkzaamheden
Ter uitvoering van de opdracht heb ik, conform mijn wettelijke verantwoordelijkheid zoals beschreven in artikel 147 van de
Pensioenwet, onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds
verstrekte basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb
aanvaard.
Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht heb ik onder meer onderzocht of:
• de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn
vastgesteld;
• de kostendekkende premie voldoet aan de gestelde wettelijke vereisten;
• het beleggingsbeleid in overeenstemming is met de prudent-personregel.
Voorts heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Daarbij heb ik mij gebaseerd op de
tot en met balansdatum aangegane verplichtingen en de op dat moment aanwezige middelen en is mede het financieel
beleid van het pensioenfonds in aanmerking genomen.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen
onjuistheden van materieel belang bevatten.
De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel
Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
8.3.6 Oordeel
De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien,
toereikend vastgesteld.
Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen.
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 114
Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de
Pensioenwet met uitzondering van de artikelen 131, 132 en 133. De kostendekkende premie en de gedempte
kostendekkende premie zijn vastgesteld op basis van de in 2014 geldende wet- en regelgeving.
De beleidsdekkingsgraad van het pensioenfonds op balansdatum is lager dan de dekkingsgraad bij het minimaal vereist
eigen vermogen.
Mijn oordeel over de vermogenspositie van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en
Pluimveevlees is gebaseerd op de tot en met balansdatum aangegane verplichtingen en de op dat moment aanwezige
middelen. De vermogenspositie is naar mijn mening slecht, omdat het aanwezige eigen vermogen lager is dan het minimaal
vereist eigen vermogen.
Drs. A.G.M. den Hartogh, AAG
verbonden aan Aon Consulting Nederland cv
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het Bestuur en de Raad van Toezicht van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
Verklaring over de jaarrekening 2015
Oordeel
Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees per 31 december 2015 en van het resultaat over 2015, in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW).
Wat we gecontroleerd hebben
Wij hebben de jaarrekening 2015 van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees (de Stichting) te ‘s-Gravenhage gecontroleerd.
De jaarrekening bestaat uit:
1 de balans per 31 december 2015;
2 de staat van baten en lasten over 2015; en
3 de toelichting met een overzicht van de belangrijke grondslagen voor financiële verslaggeving en
overige toelichtingen.
De basis voor ons oordeel
Wij hebben onze controle uitgevoerd volgens het Nederlands recht, waaronder ook de Nederlandse controlestandaarden vallen. Onze verantwoordelijkheden op grond hiervan zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening.
Wij zijn onafhankelijk van de Stichting zoals vereist in de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (ViO) en andere voor de opdracht relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Verder hebben wij voldaan aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).
Wij vinden dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.
Controleaanpak
Samenvatting
Materialiteit
Afwijkingen kunnen ontstaan als gevolg van fraude of fouten en zijn materieel indien redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze, afzonderlijk of gezamenlijk, van invloed kunnen zijn op de economische beslissingen die gebruikers op basis van deze jaarrekening nemen. De materialiteit beïnvloedt de aard, timing en omvang van onze controlewerkzaamheden en de evaluatie van het effect van onderkende afwijkingen op ons oordeel.
Op basis van onze professionele oordeelsvorming hebben wij de materialiteit voor de jaarrekening als geheel bepaald op EUR 10,5 miljoen. Voor de bepaling van de materialiteit wordt uitgegaan van het pensioenvermogen per 31 december 2015 (0,5%). Wij beschouwen het pensioenvermogen als de meest geschikte benchmark, omdat het pensioenvermogen een bepalende factor is in de berekening van de beleidsdekkingsgraad die de financiële positie van de Stichting weergeeft. Wij houden ook rekening met afwijkingen en/of mogelijke afwijkingen die naar onze mening voor de gebruikers van de jaarrekening om kwalitatieve redenen materieel zijn.
Wij hebben met het Bestuur afgesproken dat wij aan het Bestuur en de Raad van Toezicht tijdens onze controle geconstateerde afwijkingen boven de EUR 500 duizend rapporteren aan hen alsmede kleinere afwijkingen die naar onze mening om kwalitatieve redenen relevant zijn.
Goedkeurende controleverklaring
Materialiteit Materialiteit van EUR 10,5 miljoen 0,5% van het pensioenvermogen
Kernpunten
Schattingsonzekerheid in de waardering van beleggingen
Schattingsonzekerheid in de waardering van de technische voorzieningen
Uitbesteding van bedrijfsprocessen aan dienstverleners
De Stichting heeft de administratie van de beleggingen uitbesteed aan Northern Trust Corporation en de administratie van de hypotheekbeleggingen bij Syntrus Achmea Real Estate en Finance B.V. De pensioenadministratie is uitbesteed aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. De jaarrekening wordt opgesteld op basis van informatie over de beleggingen en beleggingsopbrengsten die is verstrekt door Northern Trust Corporation en Syntrus Achmea Real Estate en Finance B.V. en informatie over de technische voorzieningen, premiebijdragen en pensioenuitkeringen en overige financiële posten die is verstrekt door Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V.
Gegeven onze eindverantwoordelijkheid voor het oordeel zijn wij verantwoordelijk voor het verwerven van inzicht in de aard en de significantie van de door de dienstverleners verleende diensten en in het effect ervan op de voor de controle relevante interne beheersing van de Stichting. Op basis hiervan identificeren wij de risico’s op een afwijking van materieel belang en zetten wij controlewerkzaamheden op en voeren wij deze uit om op deze risico’s in te spelen.
Bij de uitvoering van onze controle maken wij gebruik van de werkzaamheden en bevindingen die andere onafhankelijke accountants uitvoeren op de voor de Stichting relevante interne beheersingsmaatregelen van Northern Trust Corporation, Syntrus Achmea Real Estate en Finance B.V. en Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. in de specifiek daarvoor opgestelde (SOC-1 en ISAE 3402-type II) rapportages.
Onze controlewerkzaamheden bestaan uit het bepalen van de minimaal verwachte interne beheersingsmaatregelen en het bespreken van de beheersomgevingen bij de dienstverleners met vertegenwoordigers van de dienstverleners. Op basis daarvan evalueren wij, en bespreken wij met de andere onafhankelijke accountant, de in de ISAE 3402-rapportage beschreven interne beheersingsmaatregelen, verrichte werkzaamheden ter toetsing van de effectieve werking gedurende 2015 en de uitkomsten daarvan. Ook beoordelen wij de evaluatie door het Bestuur van de kwaliteit van de uitbesteding aan Northern Trust Corporation, Syntrus Achmea Real Estate en Finance B.V. en Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V.
Wij hebben eigen gegevensgerichte analyses uitgevoerd waarbij wij de uitkomsten van directe beleggingsopbrengsten, premiebijdragen en uitkeringen hebben getoetst op basis van verwachtingen die wij zelf hiervoor hebben ontwikkeld. Wij hebben met deelwaarnemingen beleggingen, beleggingsstromen, mutaties in de pensioenadministratie, premiebijdragen en uitkeringen met brondocumentatie bij de dienstverlener onderzocht.
Een onafhankelijk accountant van Syntrus Achmea Real Estate en Finance B.V heeft de informatie inzake hypotheekbeleggingen ten behoeve van de jaarrekening van.de Stichting gecontroleerd. Gegeven onze eindverantwoordelijkheid voor het oordeel bij de jaarrekening zijn wij verantwoordelijk voor de aansturing van, het toezicht op en de uitvoering van de controlewerkzaamheden van deze accountant. In dit kader hebben wij de accountant schriftelijke instructies gegeven omtrent de aard en omvang van de uit te voeren werkzaamheden. De accountant heeft, op basis van onze instructie, de controle uitgevoerd met een materialiteit van EUR 600 duizend, zijnde 0,5% van de totale hypotheekbeleggingen en daarbij ook bijzondere aandacht besteed aan het hierna genoemde kernpunt van onze controle voor de waardering van beleggingen met schattingen.
De accountant heeft zijn bevindingen aan ons gerapporteerd. Wij hebben de rapportage geëvalueerd, de bevindingen met de accountant besproken, het controledossier van de accountant beoordeeld en aanvullende eigen controle werkzaamheden uitgevoerd waaronder het vaststellen van de aansluiting van de vermogensbeheerrapportage met de financiële administratie en de jaarrekening van de stichting.
Door bovengenoemde werkzaamheden op de uitbestede bedrijfsprocessen en aanvullende eigen werkzaamheden, hebben wij voldoende en geschikte controle-informatie met betrekking tot de
beleggingen, beleggingsstromen en -opbrengsten, (mutaties in) deelnemergevens en aanspraken die resulteren in (wijzigingen in) de technische voorzieningen, premiebijdragen en uitkeringen verkregen.
De kernpunten van onze controle
In de kernpunten van onze controle beschrijven wij zaken die naar ons professionele oordeel het meest belangrijk waren tijdens onze controle van de jaarrekening. De kernpunten van onze controle hebben wij met het Bestuur gecommuniceerd, maar vormen geen volledige weergave van alles wat is besproken.
Wij hebben onze controlewerkzaamheden met betrekking tot deze kernpunten bepaald in het kader van de jaarrekeningcontrole als geheel. Onze bevindingen ten aanzien van de individuele kernpunten moeten in dat kader worden bezien en niet als afzonderlijke oordelen over deze kernpunten.
Schattingsonzekerheid in de waardering van beleggingen
Omschrijving
De beleggingen zijn een significante post op de balans van de Stichting en worden gewaardeerd op marktwaarde. Uit noot 5.1 bij de toelichting op de jaarrekening blijkt dat voor EUR 715 miljoen (32%) van de beleggingen van de Stichting de waardering gebaseerd is op andere methoden (beleggingsfondsen en derivaten) en nettocontantewaardeberekeningen (hypotheken). Het bepalen van de marktwaarde voor deze beleggingen is complex(er) en bevat subjectieve schattingselementen.
In de toelichting in noot 4 geeft de Stichting de gehanteerde waarderingsgrondslagen weer. In noot 5.1 zijn de gehanteerde waarderingsmethoden en belangrijke veronderstellingen voor waardering van de beleggingen uiteengezet, inclusief onzekerheden.
Het maken van de schattingen vergt een hoge mate van oordeelsvorming van het Bestuur, waarbij gebruik wordt gemaakt van modellen. Gezien de invloed hiervan op de waardering van de beleggingen, het resultaat, het eigen vermogen en de beleidsdekkingsgraad vormde de waardering van beleggingen met behulp van schattingen een kernpunt in onze controle.
Onze aanpak
Het evalueren van de waarderingsgrondslagen en vaststellen van de juistheid en toereikendheid van de toelichtingen vormde onderdeel van onze werkzaamheden.
Voor individueel significante beleggingen, beheerd via Northern Trust Corporation, waarvoor de waardering tot stand komt met behulp van schattingen, maken wij gebruik van de beheersmaatregelen die zijn ingericht bij de custodian (Northern Trust Corporation) en die onderdeel zijn van de SOC 1 rapportage (waarbij een goedkeurend assurancerapport van de accountant is afgegeven). Deze relevante beheersmaatregelen zijn gericht op het onafhankelijk toetsen van de betrouwbaarheid van de waardering en gegevensaanlevering door fondsmanagers aan de custodian.
Daarnaast hebben wij de aansluiting vastgesteld tussen de financiële administratie en actuele financiële rapportages van custodian. Vervolgens hebben wij de waardering van beleggingen gebaseerd op afgeleide marktwaarderingen, nettocontantewaardeberekeningen en andere geschikte waarderingsmodellen onderzocht.
De waardering van beleggingen in beleggingsfondsen hebben wij getoetst aan de hand van recente, door andere onafhankelijke accountants gecontroleerde jaarrekeningen. Wij hebben hierbij onder meer aandacht besteed aan consistentie met de waarderingsgrondslagen van de Stichting ten opzichte van die van het beleggingsfonds alsmede de strekking van de verklaring van de andere onafhankelijke accountants. Significante afwijkingen zijn door ons nader onderzocht.
Tot aan de datum van onze controleverklaring hebben wij voor EUR 495 miljoen (22,2%) van de niet-beursgenoteerde beleggingscategorieën de waardering niet kunnen toetsen aan, door een accountant gecontroleerde jaarrekeningen, voorzien van een goedkeurende controleverklaring. Wij hebben hier aanvullende werkzaamheden op uitgevoerd met gebruik making van een eigen waarderingsspecialist om de schattingsonzekerheid te reduceren. Onze waarderingsspecialist heeft de gehanteerde waarderingen vergeleken
Schattingsonzekerheid in de waardering van beleggingen
met zelfstandig verkregen openbare marktinformatie van onafhankelijke bronnen. Significante verschillen zijn door ons nader onderzocht.
Voor hypothecaire beleggingen waarvan de waardering gebaseerd is op nettocontantewaardeberekeningen heeft de accountant van Syntrus Achmea Real Estate en Finance B.V. zijn bevindingen met betrekking tot zijn controle op de vermogensrapportage aan ons gerapporteerd. Wij hebben de rapportage geëvalueerd, de bevindingen met de accountant besproken en een dossierreview op het controledossier van de accountant verricht. Wij hebben vastgesteld dat de gecontroleerde vermogensbeheerrapportage aansluit met de financiële administratie en de jaarrekening.
Voor beleggingen in derivaten hebben we de door de Stichting verkregen waardering van tegenpartijen onderzocht met gebruikmaking van een eigen waarderingsspecialist. Hierbij hebben wij de geschiktheid van de gehanteerde rekenmodellen geevalueerd, inputgegevens aangesloten met objectieve brongegevens en de rekenkundige juistheid getoetst. De brongegevens, waaronder marktgegevens, hebben wij kritisch beschouwd en vergeleken met zelfstandig verkregen openbare marktinformatie van onafhankelijke bronnen. Significante verschillen hebben wij nader onderzocht.
Onze observatie
Wij hebben vastgesteld dat de gehanteerde waarderingsgrondslagen en gehanteerde waarderingsmethodieken voor de beleggingen in overeenstemming zijn met de geldende verslaggevingsregels en geschikt zijn om te kunnen komen tot een marktwaarde van deze beleggingen.
De waardering van beleggingen is op evenwichte wijze bepaald overeenkomstig de gehanteerde waarderingsgrondslagen en methodieken.
Wij hebben eveneens geconstateerd dat de toelichtingen op de beleggingen adequaat zijn.
Schattingsonzekerheid in de waardering van de technische voorzieningen
Omschrijving
De technische voorzieningen zijn een significante post op de balans van de Stichting en worden gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De waardering van de technische voorziening komt tot stand door middel van een berekening waarin aanspraakgegevens van deelnemers met behulp van belangrijke schattingen over levensverwachtingen, kostenniveaus en arbeidsongeschiktheid worden vertaald naar verwachte toekomstige kasstromen (uitkeringen). De kasstromen worden contant gemaakt tegen de marktrente (rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB). Het Bestuur heeft in noot 5.1 de waarderingsgrondslagen en veronderstellingen voor de technische voorzieningen opgenomen. In noot 7 (risicoparagraaf) is de gevoeligheid van de berekening van de technische voorzieningen voor schattingen uiteengezet, inclusief onzekerheden. Het maken van de schattingen vergt een hoge mate van oordeelsvorming van het Bestuur, waarbij gebruik wordt gemaakt van actuariële modellen en het Bestuur zich laat adviseren door actuarieel deskundigen. Gezien complexiteit en de invloed hiervan op de hoogte van de technische voorzieningen, het resultaat, het eigen vermogen en de beleidsdekkingsgraad vormde de waardering van de technische voorzieningen een kernpunt in onze controle.
Onze aanpak
Het evalueren van de waarderingsgrondslagen en vaststellen van de juistheid en toereikendheid van de toelichtingen vormde onderdeel van onze werkzaamheden.
Bij onze controle maken wij gebruik van de werkzaamheden van de certificerend actuaris die door van de Stichting is aangesteld. Wij hebben bij aanvang van de controle en bij afronding afstemming gehad met de
Schattingsonzekerheid in de waardering van de technische voorzieningen
certificerend actuaris over de te volgen controleaanpak, de attentiepunten bij de controle en de uitkomsten van de controle.
Wij hebben de door het Bestuur gehanteerde schattingsmethoden en veronderstellingen geëvalueerd. Hierbij hebben wij de consistentie, prudentie en actualiteit van de schattingsmethode en veronderstellingen betrokken. Wij hebben de onderbouwing van de veronderstellingen door het Bestuur geëvalueerd aan de hand van een toetsing van de historische betrouwbaarheid daarvan en algemeen geactualiseerde uitgangspunten zoals overlevingskansen. De hanteerde schattingsmethoden en veronderstellingen hebben wij besproken met de certificerend actuaris. Onze werkzaamheden omvatten verder het evalueren van de uitkomst van de actuariële analyse van het resultaat in relatie tot eerder gemaakte schattingen en kasstroomprojecties. Bij de uitvoering van deze werkzaamheden hebben wij gebruik gemaakt van een eigen actuaris.
Onze observatie
Wij vinden de waardering van de technische voorzieningen evenwichtig bepaald en de toelichting toereikend.
Verantwoordelijkheden van het Bestuur en de Raad van Toezicht voor de jaarrekening
Het Bestuur is verantwoordelijk voor het opmaken en het getrouw weergeven van de jaarrekening alsmede voor het opstellen van bestuursverslag, beiden in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. In dit kader is het Bestuur verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing die het Bestuur noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fouten of fraude.
Bij het opmaken van de jaarrekening moet het Bestuur afwegen of de Stichting in staat is om haar werkzaamheden in continuïteit voort te zetten. Op grond van genoemd verslaggevingsstelsels moet het Bestuur de jaarrekening opmaken op basis van de continuïteitsveronderstelling, tenzij het Bestuur het voornemen heeft om de Stichting te liquideren of de bedrijfsactiviteiten te beëindigen of als beëindiging het enige realistische alternatief is. Het Bestuur moet gebeurtenissen en omstandigheden waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of de onderneming haar bedrijfsactiviteiten in continuïteit kan voortzetten, toelichten in de jaarrekening.
De Raad van Toezicht is verantwoordelijk voor het uitoefenen van toezicht op het proces van financiële verslaggeving van de Stichting.
Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening
Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van een controleopdracht dat wij daarmee voldoende en geschikte controle-informatie verkrijgen voor het door ons af te geven oordeel.
Onze controle is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van zekerheid waardoor het mogelijk is dat wij tijdens onze controle niet alle fouten en fraude ontdekken.
Voor een nadere beschrijving van onze verantwoordelijkheid ten aanzien van een controle van de jaarrekening verwijzen wij naar de website van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA). www.nba.nl/standaardteksten-controleverklaring.
Verklaring betreffende overige door wet- of regelgeving gestelde vereisten
Verklaring betreffende het bestuursverslag en de overige gegevens
Wij vermelden op basis van de wettelijke verplichtingen onder Titel 9 Boek 2 BW (betreffende onze verantwoordelijkheid om te rapporteren over het bestuursverslag en de overige gegevens):
dat wij geen tekortkomingen hebben geconstateerd naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de door Titel 9 Boek 2 BW vereiste overige gegevens zijn toegevoegd;
dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening.
Utrecht, 16 juni 2016
KPMG Accountants N.V.
J.C. van Kleef RA
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 122
Bijlage 1 Meerjarenoverzicht
Financiële gegevens
Aantallen en percentages
2015 2014 2013 2012 2011
Aangesloten werkgevers 1.179 1.140 1.121 1.136 1.119
Deelnemers
• Actieve deelnemers 21.597 20.773 19.290 18.738 18.849
• Arbeidsongeschikte deelnemers 891 978 962 944 916
Gewezen deelnemers (slapers) 58.230 52.219 52.523 49.810 47.396
Gepensioneerden:
• Ouderdomspensioen 5.515 5.252 4.883 4.503 4.164
• Partnerpensioen 2.148 2.090 2.035 2.002 1.938
• Wezenpensioen 163 172 166 156 158
In verslagjaar in voorziening verwerkte toeslag
op pensioen en pensioenaanspraken (%)
• Deelnemers toeslag per 31 december (%) 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
• Gepensioneerden en slapers (%) 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
Vermogenssituatie en solvabiliteit (Bedragen x EUR 1.000)
2015 2014 2013 2012 2011
Kapitaal en reserves -88.449 77.411 83.809 -65.243 -260.973
Technische voorzieningen 2.223.353 1.973.569 1.568.790 1.581.909 1.529.718
Aanwezige dekkingsgraad (%) 96,0% 103,9 105,3 95,9 82,9
Vereiste dekkingsgraad (%) 119,6% 115.5 120,3 117,4 118,5
Gemiddelde rekenrente (%) 1,8% 2,1 2,9 2,6 2,7
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 123
Pensioenuitvoering (Bedragen x EUR 1.000)
2015 2014 2013 2012 2011
Feitelijke premie 107.216 100.213 96.204 94.286 66.870
Feitelijke premie (excl. VPL) 82.469 77.001 84.400 81.257 66.177
Feitelijke premie Gemaksvoeding (%)* 25,2 25,2 25,2 25,2 19
Feitelijke premie Versvlees (%)* 24,5 24,5 24,5 24,5 16
Feitelijke premie Pluimvee (%)* 23,3 23,3 23,3 23,3 17
Feitelijke premie Vleeswaren (%)* 22,8 22,8 22,8 22,8 20
Kostendekkende premie 103.136 83.757 95.607 89.484 79.385
Gedempte premie 58.939 58.906 61.502 56.355 59.220
Pensioenuitvoeringskosten 3.926 3.913 3.647 3.022 3.989
Uitkeringen 31.197 30.092 27.385 25.895 24.079
* Premie vanaf 2012 is inclusief premie voor de VPL-overgangsregeling
Beleggingsportefeuille (Bedragen x EUR 1.000)
2015 2014 2013 2012 2011
Beleggingen 2.223.651 2.096.283 1.664.073 1.518.143 1.264.648
Vastgoedbeleggingen 6.148 14.780 16.245 34.039 32.573
Aandelen 869.022 818.186 736.723 563.466 453.721
Vastrentende waarden 1.301.728 1.256.549 908.830 918.580 700.060
Derivaten* 9.880 -8.556 2.275 2.058 77.573
Overige beleggingen 36.879 15.324 - - 721
*: In bovenstaande tabel zijn de positieve en negatieve derivaten per saldo opgenomen
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 124
Beleggingsperformance
2015 2014 2013 2012 2011
Beleggingsrendement (%) 0,8 21,6 5,8 15,3 4,8
Benchmark (%) 0,8 21,9 4,6 15,8 6,0
Z-score 0,12 -0,10 0,93 -0,44 -0,93
Verloopoverzicht deelnemers
Actieven SlapersArbeids-
ongeschiktenGepensioneerd Totaal
Stand per 1 januari 2015 20.773 52.219 978 7.513 81.483
Van slaper naar actief
914 -914 - - -
Van actief naar slaper -3.261 3.261 - - -
Arbeidsongeschiktheid -88 -76 164 - -
Revalidering 5 178 -183 - -
Pensionering -236 -808 -61 450 -655
Toetreding 3.551 4.361 - 313 8.225
Overlijden -33 -123 -7 -266 -429
Waardeoverdracht -9 -121 - - -130
Afkoop emigratie / klein pensioen - -87 - -146 -233
Beëindiging tijdelijke uitkering - - - -29 -29
Overige oorzaken -19 340 - -9 312
Stand per 31 december 2015 21.597 58.230 891 7.826 88.544
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 125
Bijlage 2 Begrippenlijst
ABTN (Actuariële en bedrijfstechnische nota)
Pensioenfondsen dienen te werken volgens een ABTN. Hierin zijn de financiële opzet van een pensioenfonds en de
grondslagen waarop deze berust, gemotiveerd omschreven.
ALM (Asset Liability Management)
Een methode om modelmatig de samenstelling van de strategische beleggingsportefeuille te bepalen, rekening houdend met
de pensioenverplichtingen.
APP (Actuariële Principes Pensioenfondsen)
Regelgeving omtrent de financiering van pensioenen, wordt gevolgd door nFTK.
Benchmark
Vergelijkingsmaatstaf. Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van een beleggingsportefeuille worden
afgezet.
Corporate Governance
Goed ondernemerschap; onder andere integer en transparant handelen door het bestuur, alsmede goed toezicht hierop. Ook
het afleggen van verantwoording over het uitgevoerde beleid en het toezicht hierop valt eronder.
Dekkingsgraad
De waarde van het pensioenvermogen uitgedrukt als percentage van de waarde van de pensioenverplichtingen. De
dekkingsgraad wordt als graadmeter beschouwd voor de mate van zekerheid dat de toegezegde pensioenen ook
daadwerkelijk kunnen worden uitbetaald.
Deposito
Tegoed bij een bankinstelling, waarover eerst na verloop van een overeengekomen tijdsduur (maximaal 2 jaar) kan worden
beschikt.
Derivaat
Financieel contract waarvan de waarde is afgeleid van een andere (onderliggende) waarde, zoals een aandeel, obligatie of
grondstof. Bijvoorbeeld: futures, swaps.
Duration
Gewogen gemiddelde looptijd van een lening. Maatstaf om de prijsgevoeligheid van de lening te bepalen voor
renteveranderingen.
Franchise
Vrijgesteld bedrag. Over dit deel van het pensioengevend loon worden geen aanspraken opgebouwd.
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 126
FTK (Financieel Toetsingskader)
Stelsel van De Nederlandsche Bank voor in de toekomst te hanteren waarderingsmethoden.
High Yield
Hoogrenderende obligaties, uitgegeven door ondernemingen met een lage kredietwaardigheid.
Outperformance
Er wordt een beter resultaat behaald dan de benchmark.
Pensioenresultaat
Een maatstaf voor koopkrachtbehoud van het pensioen: som van de verwachte uitkeringen conform het beleid van het
pensioenfonds gedeeld door de som van de verwachte uitkeringen zonder korten en altijd indexeren.
Rekenrente
Fictief rendementspercentage dat het belegde vermogen in de toekomst wordt geacht op te brengen.
Rentedekking
Financieringsvorm waarin de betaalde premies gelijk zijn aan de contante waarde van de aanspraak die in dat jaar begint.
Solvabiliteit
Het vermogen dat op langere termijn aanwezig moet zijn om de verplichtingen te kunnen nakomen.
STAR (Stichting van de Arbeid)
Een landelijk overlegorgaan van de centrale organisaties van zowel werkgevers als werknemers in Nederland.
Sterftegrondslag
Berekeningsmethode gebaseerd op een statisch overzicht van sterftekansen per leeftijd van een bepaalde groep personen.
Swap
Ruil van het rendement op een vastgestelde referentiewaarde tegen een variabele rente gedurende een vastgestelde
looptijd.
Swaption
Een swap waarbij de eigenaar van de swaption het recht heeft, maar niet de verplichting, om een swap tegen vooraf
bepaalde voorwaarden af te sluiten op of binnen een bepaald tijdstip.
Underperformance
Er wordt een slechter resultaat behaald dan de benchmark.
Vastrentende waarden
Beleggingssoort waarover in beginsel een vaste rentevergoeding en een vaste looptijd geldt, zoals obligaties, onderhandse
leningen en hypotheken.
________________________________________________________________________________________________________
Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 127
VPV (Voorziening Pensioen Verplichtingen)
De passiva van het pensioenfonds, gelijk aan de waarde van de pensioenverplichtingen.
Vrijstelling
Vrijstelling van de verplichte deelneming aan de pensioenregeling van het bedrijfstakpensioenfonds.
Waardeoverdracht
Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van een tot zeker moment opgebouwde
pensioenaanspraak, in het geval de deelnemer verandert van werkgever of verzekeraar.
Z-score
Mate waarin het werkelijke rendement van een pensioenfonds afwijkt van het rendement van de door het bestuur
vastgestelde normportefeuille.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees