Jaarpublicatie Wmo
description
Transcript of Jaarpublicatie Wmo
Resultaten over het jaar 2012
Benchmark Wmo 2013
2 Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013
3Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013
Benchmark Wmo 2013Resultaten over het jaar 2012
De Benchmark Wmo is in zes jaar tijd uitgegroeid tot het meest
complete informatie- en sturingsinstrument voor en door
gemeenten op het gebied van de Wet maatschappelijke
ondersteuning (Wmo). Elk jaar publiceren wij de belangrijkste
landelijke resultaten aan gemeenten en Wmo-raden. In deze publicatie
staan de kerncijfers uit de Benchmark Wmo. De informatie heeft
betrekking op het jaar 2012.
Door: SGBO Den HaagOnderdeel van BMC groep Amersfoort
4 Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013
1.1 Onderdelen benchmarkDe Benchmark Wmo is onderverdeeld in negen prestatievelden die in clusters worden weergegeven.
• Algemeen: beleidsparticipatie en uitgaven
• Prestatieveld 1 – Leefbaarheid en sociale samenhang
• Prestatieveld 2 – Preventieve ondersteuning jeugd
• Prestatieveld 3 – Informatie, advies en cliëntondersteuning (Kanteling)
• Prestatieveld 4 – Mantelzorg en vrijwilligers
• Prestatieveld 5 en 6 – Bevordering van deelname aan het maatschappelijke verkeer en het zelfstandig
functioneren
• Prestatievelden 7, 8 en 9 – Maatschappelijke opvang, openbare geestelijke gezondheidszorg en
verslavingsbeleid
1.2 Onderzoeken voor de benchmarkDe benchmark bestaat uit twee onderzoeken.
• De basisvragenlijst (basisbenchmark) heeft een Wmo-breed karakter. Alle negen prestatievelden komen op
hoofdlijnen aan bod. Centraal staan de Wmo-doelen ‘samenhang in beleid’ en ‘meedoen in de maatschappij’.
• Daarnaast is er een aparte vragenlijst voor het onderdeel Wmo-voorzieningen. Deze vragenlijst geeft
inzicht in de aantallen ontvangers van en uitgaven aan individuele voorzieningen en een aantal collectieve
voorzieningen die in het kader van de Kanteling steeds vaker de individuele voorzieningen vervangen.
We voeren veel klantonderzoeken uit in het kader van de Wmo. Veel gemeenten nemen deel aan zowel de
benchmark als een klantonderzoek. Wij zijn daarom in staat om het klant- en gemeenteperspectief aan elkaar te
koppelen. Dit geeft inzage in de effecten van het beleid. Dit stelt gemeenten in staat de uitvoering en organisatie
van het beleid af te stemmen op de effecten die de gemeente wil bereiken.
Het Wmo-veld is in beweging. Gemeenten hebben steeds meer (sturings)informatie nodig. De Benchmark
Wmo levert voor elk moment van de beleidscyclus nuttige informatie op over de beleidskeuzes, organisatie,
prestaties en effecten voor álle negen prestatievelden van de Wmo. Deelnemende gemeenten kunnen zich
vergelijken met collega-gemeenten die deelnemen aan de benchmark. Het doel van de Benchmark Wmo is
drieledig:
• Leren van elkaar
• Verbeteren door vergelijken
• Instrument voor horizontale verantwoording
Iedere gemeente die meedoet krijgt een benchmarkrapport dat de eigen resultaten inzichtelijk maakt en de
resultaten vergelijkt met die van andere deelnemende gemeenten. Deze publicatie laat het landelijke beeld zien
dat uit de onderzoeken naar voren komt.
1 De Benchmark Wmo
5Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013
1.3 Deelnemers aan de benchmarkDit jaar deden 107 gemeenten mee aan de Benchmark Wmo. De meeste deelnemende gemeenten (41) bevinden
zich in het westen van Nederland. Naast deze regio is ook de regio Oost met 33 deelnemende gemeenten sterk
vertegenwoordigd in de benchmark.
De meeste deelnemers (61 gemeenten) bevinden zich in grootteklasse 2: gemeenten met 20.000 tot 50.000
inwoners. Deze middelgrote gemeenten zijn in de benchmark licht oververtegenwoordigd, met name ten opzichte
van de kleine gemeenten. De deelnemende gemeenten komen uit alle delen van het land.
De participerende gemeenten vormen geen willekeurige steekproef uit alle 408 gemeenten in Nederland. De
bevindingen vanuit de Benchmark Wmo zijn dus niet generaliseerbaar naar alle Nederlandse gemeenten. Vanwege
het hoge aantal deelnemers aan de Benchmark Wmo en de toch goede verdeling over de verschillende regio’s en
grootteklassen zijn de resultaten wel indicatief voor de rest van Nederland. Uiteraard geeft het de participanten
wel een indicatie van hoe zij ten opzichte van andere gemeenten presteren in de Wmo.
Deelnemende gemeenten per onderdeel
Onderdeel Aantal deelnemers
Basisbenchmark Wmo 107
Monitor Wmo-voorzieningen 69
Verdeling grootteklassen deelnemende gemeenten
Grootteklasse % Benchmark 2012 (N) % Nederland
0 - 20.000 inwoners 16% (17) 35% (142)
20.000 - 50.000 inwoners 57% (61) 47% (193)
50.000 - 100.000 inwoners 16% (17) 11% (46)
Meer dan 100.000 inwoners 11% (12) 7% (27)
Totaal 100% (107) 100% (408)
Tabel x. Verdeling regio’s deelnemende gemeenten
Regio % Benchmark (N) % Nederland
Noord 10% (11) 15% (62)
Oost 31% (33) 21% (87)
Zuid 21% (22) 39% (159)
West 38% (41) 25% (100)
Totaal 100% (107) 100% (408)
6 Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013
Vertegenwoordiging doelgroepen in Wmo-raad
Doelgroep 2011 % ja 2012 % ja
Bewoners 87% 85%
Ouders 60% 63%
Jongeren en jongvolwassenen (16-23 jaar) 40% 41%
Inwoners fysieke beperking 95% 95%
Inwoners verstandelijke beperking 71% 71%
Inwoners psychische of psychosociale problemen 77% 84%
Mantelzorgers 86% 91%
Vrijwilligers 82% 88%
Dak- en thuislozen, verslaafden 31% 30%
OGGz-cliënten 54% 58%
Slachtoffers huiselijk geweld 20% 19%
Anders 54% 59%
2 Resultaten benchmark
2.1 Algemene resultatenWe beginnen bij een aantal algemene resultaten die niet onder een prestatieveld vallen.
Beleidsparticipatie
Het betrekken van burgers bij de voorbereiding en uitvoering van haar Wmo-beleid noemen we beleidsparticipatie.
De manier waarop ze betrokken worden varieert. Uit onze onderzoeken komt naar voren dat burgers vooral
betrokken worden bij de voorbereiding en de vorming van het beleid. In mindere mate vragen gemeenten burgers
om advies en in een enkel geval is er sprake van co-creatie.
Wmo-raad
Van de deelnemende gemeenten heeft 99% een Wmo-raad. De Wmo-raad is voor gemeenten al enige jaren de meest
gekozen partner als het gaat om het betrekken van burgers bij de Wmo-beleidsontwikkeling. Wmo-raden kunnen
bestaan uit leden die vanuit persoonlijke titel in de raad zitten of uit burgers die doelgroepen vertegenwoordigen.
Langs de lijnen van de Basisbenchmark Wmo behandelen we resultaten van de onderzoeken die we bij
gemeenten in Nederland uitvoerden. We koppelen zoveel mogelijk gegevens van de benchmark aan die van de
monitor Wmo-voorzieningen, de klantonderzoeken, mantelzorgonderzoeken en participatiemonitor. Dit geeft
een integraal beeld weer van de staat van Wmo-Nederland.
7Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013
De doelgroepen die meer vertegenwoordigd lijken te worden ten opzichte van vorig jaar zijn mantelzorgers,
vrijwilligers en inwoners met psychische of psychosociale problemen. Dak- en thuislozen, verslaafden, OGGz-
cliënten en slachtoffers van huiselijk geweld (de doelgroepen van de Wmo-prestatievelden 7, 8 en 9) zijn net als
vorig jaar het minst vertegenwoordigd in Wmo-raden. Onder de kop “anders” vulden gemeenten onder andere
ouderen, allochtonen en mensen van de kerk in.
Wmo-raden worden door de gemeenten op verschillende manieren ondersteund. Net als vorig jaar stelt 97% van
de deelnemende gemeenten een budget beschikbaar aan de Wmo-raad.
Uitgaven Wmo
In de Basisbenchmark Wmo vragen we naar de totale Wmo-uitgaven. Onder de uitgaven verstaan we de
programma- en uitvoeringskosten, inclusief de directe personeelskosten. Het betreft de uitgaven voor alle
prestatievelden. Gemeentebrede overhead en kosten voor huisvesting vallen niet onder deze uitgaven. We zien
een lichte daling in de gerealiseerde uitgaven en het gat tussen begroting en realisatie neemt aanzienlijk af.
Vormen van ondersteuning Wmo-raad
2010 % ja 2011 % ja 2012 % ja
Coaching 47% 39% 28%
Deskundigheidsbevordering 80% 58% 54%
Facilitering in de vorm van gebruikmaken van
voorzieningen zoals een vergaderruimte
95% 91% 92%
Ambtelijke ondersteuning 89% 87% 81%
Budget Wmo-raad 93% 97% 97%
Vacatiegelden 70% 59% 62%
Hoogte van het budget voor de Wmo-raden per inwoner
Uitgaven Wmo-raad 2009 2010 2011 2012
Budget Wmo-raad € 0,32 € 0,28 € 0,26 € 0,22
Vacatiegelden - € 0,12 € 0,19 € 0,18
8 Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013
We hebben een splitsing gemaakt tussen gekantelde en nog niet gekantelde gemeenten. Daaruit blijkt dat zowel
de begrote als de gerealiseerde uitgaven in gekantelde gemeenten lager liggen dan in de gemeenten die niet
gekanteld zijn. De verschillen zijn indicatief en niet significant.
IV3-posten
De benchmark levert ook gegevens op over de uitgaven met betrekking tot de zogenoemde IV3-posten (zoals
die aangeleverd worden aan het CBS). Het betreft de uitgaven voor huishoudelijke verzorging, voorzieningen
gehandicapten, sociaal-cultureel werk en maatschappelijke begeleiding en advies.
Uitgaven Wmo-breed per inwoner
Uitgaven Wmo-breed 2008 2009 2010 2011 2012 2013
Begrote uitgaven voor dit jaar n.v.t.1 € 218,29 € 235,75 € 234,17 € 248,40 € 246,24
Realisatie uitgaven dit jaar € 208,77 € 230,07 € 233,16 € 252,17 € 244,77 n.v.t.
Uitgaven Wmo-breed per inwoner uitgesplitst naar gekantelde en nog niet gekantelde gemeenten
Uitgaven Wmo-breed Wel of niet gekantelde gemeenten
Wel Niet Totaal
Gemiddeld N Gemiddeld N Gemiddeld N
Begrote uitgaven 2013 € 246,24 78 € 265,92 24 € 244,77 102
Gerealiseerde uitgaven 2012 € 239,96 77 € 266,41 24 € 246,24 101
Uitgaven IV3-posten per inwoner
100
80
60
40
200
Maatschappelijke begeleiding en advies Huishoudelijke verzorging Sociaal-cultureel werk Voorzieningen gehandicapten
2009 2010 2011 2012
1 Dit is over 2008 niet uitgevraagd.
9Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013
2.2 Prestatieveld 1 – Leefbaarheid en sociale samenhang
Gemeentelijke inzet
De gemeentelijke inzet op het gebied van prestatieveld 1 meten we aan de hand van de aanwezigheid van bepaalde
acties. Over het algemeen blijft de inzet van de deelnemende gemeenten vergelijkbaar met vorig jaar.
We vragen in de Benchmark Wmo ook naar beleid op het gebied van leefbaarheid. Dit doen we in de vorm van
een aantal stellingen. Het beeld dat naar voren komt, is dat de deelnemers aan de Benchmark Wmo iets meer dan
gemiddeld in Nederland de buurt informeren en betrekken.
Activiteiten bevorderen leefbaarheid 2009 2010 2011 2012
Bevorderen van burgerparticipatie bij lokale activiteiten 98% 95% 98% 98%
Stimuleren van eigen initiatieven van burgers 93% 96% 98% 99%
Bevorderen van burgerplatforms 71% 78% 79% 77%
Bevorderen van netwerkvorming voor specifieke groepen 73% 76% 77% 83%
Zorgen voor goede buurtinformatie en buurtvoorlichting 89% 89% 93% 88%
Zorgen voor buurtbemiddeling 60% 65% 70% 71%
Bevorderen van buurtbeheer en buurttoezicht 60% 63% 72% 71%
Bevorderen dat bewoners zelf wijk-gedragscodes ontwikkelen 28% 29% 29% 36%
Bevorderen van buurt- en straatcontact activiteiten 83% 86% 90% 87%
Anders 21% 18% 27% 32%
Benchmark Wmo NL gemiddeld
(IVM)
Stelling 2010 2011 2012 2012
De gemeente heeft aandacht voor het verbeteren van de
leefbaarheid en veiligheid in de buurt
50% 50% 51% 49%
De gemeente informeert de buurt over de aanpak van
leefbaarheid en veiligheid in de buurt
47% 47% 47% 42%
De gemeente betrekt de buurt bij de aanpak van
leefbaarheid en veiligheid in de buurt
40% 41% 41% 35%
De gemeente is bereikbaar voor meldingen en klachten
over de leefbaarheid en veiligheid in de buurt
51% 53% 54% -
De gemeente reageert op meldingen en klachten over de
leefbaarheid en veiligheid in de buurt
35% 37% 39% -
De gemeente doet wat ze zegt bij het verbeteren van de
leefbaarheid en veiligheid in de buurt
30% 31% 32% -
Functioneren gemeente leefbaarheid en veiligheid (% (helemaal) mee eens)
10 Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013
De sociale samenhang meten we met de schaalscore sociale cohesie waarbij 10 positief is en 0 negatief. Het blijkt
dat de sociale samenhang bij de deelnemers aan de Benchmark Wmo over de hele linie hoger is dan het landelijk
gemiddelde. De mate van fysieke verloedering (schaalscore waarbij 10 negatief is en 0 positief) is echter ook
hoger onder de deelnemers aan de benchmark.
Benchmark Wmo NL gemiddeld
(IVM)
2009 2010 2011 2012 2012
Sociale kwaliteit (0-10) 6,6 6,6 6,7 6,6 6,2
Fysieke verloedering (10-0) 3,9 3,8 3,4 3,4 2,9
Sociale overlast (10-0) - 1,9 1,8 1,7 1,4
Aandeel inwoners dat zich wel eens onveilig
voelt in hun buurt
- 18% 19% 18% 18%
Sociale cohesie en leefbaarheid
11Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013
2.3 Prestatieveld 2 – Preventieve ondersteuning jeugdGemeenten ondersteunen jeugdigen en hun ouders bij het opgroeien en het opvoeden. Prestatieveld 2 betreft
inspanningen die de gemeenten verrichten om jongeren in hun gemeente én hun ouders te ondersteunen. Er is
hierbij vaak extra aandacht voor risicojongeren.
Faciliteiten opvoedondersteuning
Gemeenten bieden verschillende vormen van opvoedondersteuning. Wij vroegen gemeenten aan te geven welke
vormen zij faciliteerden.
We zien een sterke stijging naar bijna 100% van alle uitgevraagde faciliteiten van opvoedondersteuning. Zo bieden
bijna alle deelnemende gemeenten opvoedcursussen, individuele begeleiding en ondersteuning en school-/jeugd-
of gezinsmaatschappelijk werk aan. Ook zijn er in bijna alle deelnemende gemeenten zorgadviesteams (ZAT’s)
aanwezig en organiseren vrijwel alle gemeenten zorgcoördinatie.
Naast de toename van het aantal faciliteiten, zien we ook een toename in het gebruik van opvoedondersteuning.
We merkten ook dat het zicht op dit gebruik stijgende is en bij veel gemeenten in volle ontwikkeling.
Faciliteiten 2009
% ja
2010
% ja
2011
% ja
2012
% ja
Voorlichting 98% 99% 100% 100%
(Fysieke) plek voor opvoedondersteuning 85% 93% 98% 97%
Opvoedtelefoon of digitale opvoedondersteuning 63% 83% 95% 97%
Opvoedcursussen 92% 94% 96% 98%
Individuele begeleiding en ondersteuning 98% 98% 98% 99%
School-/jeugd-/gezinsmaatschappelijk werk 98% 99% 99% 99%
Kinderwerk en jongerenwerk 96% 99% 98% 97%
Zorg Advies Teams 99% 99% 100% 98%
Zorgcoördinatie 92% 97% 98% 99%
Anders 33% 42% 42% 53%
Faciliteiten opvoedondersteuning
Gebruik opvoedondersteuning per 1.000 inwoners
2011 2012
Aantal deelnemers cursussen en trainingen 12 17,4
Aantal deelnemers VVE-programma’s 34 41,2
Aantal gezinnen met gezinsbegeleiding 7 10,6
Vragen opvoedtelefoon 10 14,5
12 Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013
Centrum voor Jeugd en Gezin
Iedere gemeente is vanaf 2011 verplicht ten minste één Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) binnen de gemeente
te hebben. Het CJG is een herkenbaar inlooppunt waar jongeren en ouderen terechtkunnen met vragen over
opgroeien en opvoeden.
De bezoekersaantallen van de fysieke inlooppunten zijn licht toegenomen ten opzichte van 2011. Hierbij moet
worden opgemerkt dat 29% van de CJG’s het aantal bezoekers (nog) niet registreert.
Bijna twee derde van de gemeenten registreert het aantal bezoekers en een meerderheid registreert de aard van
de vragen van ouders die binnenlopen bij het CJG. Het aantal ouders die na binnenlopen bij het CJG direct een
doorverwijzingsafspraak mee krijgen is licht gedaald. Bij veel CJG’s kunnen ouders een afspraak maken zodat er
voldoende tijd is om hun vraag te bespreken.
Gebruik CJG
2011 2012
Aantal gemeenten met een CJG - 94%
Aantal bezoekers fysieke inlooppunt (per 1.000 0 t/m 22-jarigen) 12 15
Fysieke inlooppunt niet beschikbaar - 6%
Aantal bezoekers fysieke inlooppunt niet geregistreerd 32% 29%
Inrichting CJG
2011 % Ja 2012 % Ja
De baliemedewerker van het CJG-inlooppunt registreert dagelijks het
aantal bezoekers
- 63%
De baliemedewerker van het CJG-inlooppunt registreert de aard van
de vragen van ouders die binnenlopen
- 81%
Ouders die binnenlopen bij het CJG-inlooppunt krijgen meteen een
doorverwijzingsafspraak mee
67% 62%
Ouders die binnenlopen bij het CJG-inlooppunt kunnen meteen een
gesprek krijgen
90% 84%
Het interieur van het CJG-inlooppunt is uitnodigend voor de hele
doelgroep
- 73%
Alle medewerkers van het CJG-inlooppunt die klantcontacten hebben
zijn geschoold in vraagverheldering
- 84%
13Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013
Verzuim
Jeugdigen die ‘niet goed in hun vel zitten’ geven signalen af in de vorm van verzuim, schooluitval of crimineel
gedrag. Verzuim kan dus een indicatie zijn voor problematiek bij opgroeien en opvoeden.
De helft van de benchmarkgemeenten (51%) voldoet niet aan de ‘leerplichtnorm2’, die stelt dat 1 fte
leerplichtambtenaar op 3.800 leerplichtige leerlingen nodig is.
Verzuim 2009 2010 2011 2012
Aantal bureau HALT afdoeningen (per 1.000 leerplichtige
leerlingen)
0,7 0,6 1,1 0,9
Aantal processen-verbaal (per 1.000 leerplichtige leerlingen) 2,3 2,3 2,5 2,7
Aantal fte leerplichtambtenaren per 3.800 leerlingen - 0,3 0,3 0,3
Geen bureau Halt beschikbaar in gemeente of regio - - - 2%
Verzuim en verzuimbeleid per schooljaar
2 Opgesteld door Ingrado. Zie www.ingrado.nl
14 Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013
2.4 Prestatieveld 3 – Informatie, advies en cliëntondersteuningSinds de Kanteling is er een steeds belangrijkere rol weggelegd voor informatie, advies en het ondersteunen
van cliënten. Prestatieveld 3 gaat dus over de prestaties van gemeenten met betrekking tot de verandering van
werkwijze die gepaard gaat met de Kanteling. Dit prestatieveld zegt nog niets over de effectiviteit van het inzetten
op deze diensten.
Vordering Kanteling
We vroegen gemeenten hoe ver zij waren met het implementeren van nieuwe werkwijzen ten behoeve van de
Kanteling. We zien een toename van gemeenten die zeggen dat ze gekanteld zijn, maar er is nog steeds een
aanzienlijke groep gemeenten die nog moet beginnen met de brede inzet van de gekantelde werkwijze.
De Kanteling is een nieuwe manier van werken die iedere gemeente op zijn eigen manier invult. We vroegen
gemeenten welke acties zij in werking hebben gesteld met betrekking tot de Kanteling.
Vordering implementatie werkwijze Kanteling
Invoering werkwijze Kanteling 2012 % ja
De Kanteling is in 2011 grotendeels/volledig ingevoerd 13%
De Kanteling is in 2012 grotendeels/volledig ingevoerd 44%
Afgelopen jaar zijn we steekproefsgewijs en/of op basis van een pilot met de gekantelde
werkwijze gaan werken
24%
Ja, wij gaan starten in het volgende jaar 19%
Nee, dat zijn we ook niet van plan 0%
Dubbel check
Uit het klanttevredenheidsonderzoek van SGBO blijkt dat twee derde van de cliënten een persoonlijk gesprek
krijgt thuis of elders.
15Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013
Gemeenten stellen vaak in het kader van de Kanteling een competentieprofiel voor gespreksvoerders op. Bijna een
kwart van de gemeenten werkt nog niet met gespreksvoerders die aan dit profiel voldoen, terwijl bij de helft van
de gemeenten iedereen aan het profiel voldoet.
Toegang
De toegang voor burgers met een ondersteuningsvraag was traditioneel
geregeld via het Wmo-loket. Gemeenten denken nu opnieuw na over de functie
en de inrichting van het Wmo-loket onder invloed van de Kanteling en de
decentralisaties (AWBZ, Participatie en jeugd). Sommige gemeenten behouden de
centrale functie van het Wmo-loket, andere willen het loket dichter bij de burger
brengen en vormen het loket om tot wijksteunpunten. Ook zijn er gemeenten
die overwegen om de toegang dichter bij de organisaties die de ondersteuning
uitvoeren te leggen, zodat de centrale intake is verspreid en niet meer op één
punt is gelokaliseerd. Dit kan in de vorm van sociale wijkteams. De toegang tot
de Wmo met daarin de uitgangspunten van de werkwijze van de Kanteling staat
centraal bij de uitvoering van de aankomende decentralisatie AWBZ.
Stellingen in de vragenlijst over acties van de Kanteling
2012 % ja
Er is sprake (geweest) van een herijking van de prestatieafspraken met sociale partners 25%
Er is een communicatieplan beschikbaar 29%
Er is communicatie richting burgers 47%
Er is communicatie richting de doorverwijzers 36%
Samenwerkende partners nemen ook meldingen in behandeling 16%
De gemeente werkt met een gespreksleidraad waarin alle 8 resultaatgebieden zijn
opgenomen
52%
Gespreksvoerders hebben intervisie en/of casusbesprekingen 77%
Na elk gesprek wordt een gespreksverslag opgesteld 58%
De klant/burger krijgt een gespreksverslag 36%
Gemeente werkt met VNG-modelverordening gebaseerd op behalen resultaat i.p.v.
verstrekken voorzieningen
43%
Gemeente werkt met eigen verordening gebaseerd op behalen resultaat i.p.v. verstrekken
voorzieningen
32%
Meten is weten
Voor een effectieve
uitvoering van de
Kanteling is registratie en
monitoring van aantallen
cliënten erg belangrijk.
Inzicht in deze cijfers is
een vereiste om effecten
van de Kanteling te
meten.
Per 1.000 inwoners 2009 2010 2011 2012
Aantal informatie- en adviesvragen loket 126 145 108 115
Aantal aanvragen voorzieningen 43 45 45 28
Aantal ondersteuningsvragen per 1.000 inwoners
16 Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013
We zien een duidelijke terugloop van het aantal aanvragen van voorzieningen.
Gedeeltelijk komt dit doordat steeds meer gemeenten een eigen bijdrage vragen,
maar dit is tevens een duidelijke cijfermatige indicatie dat er naar andere
oplossingen gezocht wordt dan alleen een voorziening. Meer dan driekwart
van de gemeenten voerde in 2012 keukentafelgesprekken. Het aantal van deze
gesprekken loopt per gemeente sterk uiteen. 57% van de gemeenten vraagt
de mantelzorger, indien deze er is, aanwezig te zijn bij het keukentafelgesprek.
In de helft van de gemeenten wordt het aantal keukentafelgesprekken nog niet
geregistreerd. Daar waar dat wel het geval is, is het gemiddeld aantal gevoerde
keukentafelgesprekken 14 per 1.000 inwoners3.
Oplossingsrichtingen
In het keukentafelgesprek worden verschillende oplossingsrichtingen verkend: wat kan men zelf op eigen kracht, wat
kan de omgeving, welke algemene of collectieve voorzieningen zijn beschikbaar? Als laatste wordt gekeken naar de
mogelijkheid een aanvraag te doen voor een individuele voorziening. Hoe gemeenten omgaan met een oplossing
voor burgers binnen hun eigen kracht, hun eigen netwerk of doorverwijzing naar algemene voorzieningen verschilt.
Gemeenten kunnen op verschillende manieren naar de eigen kracht en/of omgeving verwijzen, maar geven indien
nodig wel ondersteuning. De verhouding van deze oplossingsrichtingen is in onderstaande tabel weergegeven.
Verwijzing naar eigen kracht/algemene voorzieningen
2012
De gespreksvoerder geeft relevante informatie en/of contactgegevens door 16%
De gespreksvoerder zorgt voor een warme overdracht naar relevante organisaties/het
netwerk
24%
De gespreksvoerder kijkt actief samen met klant naar een oplossing en begeleidt hem of
haar hiermee
34%
De gespreksvoerder bepaalt zelf wat voor acties hij of zij onderneemt 13%
Beleidsmatig is hier niets over afgesproken 12%
3 Dit gemiddelde aantal is berekend naar verhouding van de invoerdatum.
Soort oplossingen
2012
Eigen kracht (zowel eigen kracht als binnen eigen netwerk) 30%
Algemene en/of collectieve voorziening 21%
Individuele voorziening 66%
Kan geen schatting doen van soort oplossingen 64%
Dubbel check
Uit het klanttevreden-
heids onderzoek van
SGBO blijkt dat twee
derde van de cliënten een
persoonlijk gesprek krijgt
thuis of elders.
17Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013
Monitoring van effecten
Cliënten die een voorziening krijgen aangeboden moeten hier een positief effect van ondervinden. Deze effecten
worden gemonitord. De Kanteling heeft deze manier van evalueren bemoeilijkt, omdat er nu ook vragen via
het netwerk of op eigen kracht worden opgelost. Hoe bevallen deze oplossingen? Uit de benchmark blijkt dat
gemeenten vooral de complexere zorg goed evalueren en indien nodig bijsturen, maar dat ze weinig zicht hebben
op de minder complexe en in eigen kracht opgeloste problemen.
Ongeveer de helft van de gemeenten heeft zicht op de aard van de voorgestelde oplossingen uit de
keukentafelgesprekken. Bovenstaande tabel geeft de aard van de voorgestelde oplossingen weer. De percentages
tellen op tot meer dan 100, omdat een oplossing uit verschillende onderdelen kan bestaan, zoals zowel een
individuele voorziening als een algemene voorziening.
Van de benchmarkgemeenten hebben er 34 ook deelgenomen aan het klanttevredenheidsonderzoek. Hierin is de
vraag opgenomen waaruit de tevredenheid over de voorgestelde oplossing kan worden bepaald. Deze resultaten
hebben we gesplitst tussen gekantelde en nog niet gekantelde gemeenten.
Uit de cijfers blijkt dat er weinig verschil is in de tevredenheid over de geboden oplossing tussen wel en niet
gekantelde gemeenten. Veel gemeenten zijn nog op zoek naar alternatieve arrangementen. In veel gemeenten
waar een gekanteld gesprek wordt gevoerd krijgen cliënten nog de voorziening die ze in eerste instantie voor
ogen hadden.
In welke gevallen nazorg in 2012 Altijd Meestal Soms Nooit
Oplossing eigen netwerk, eigen kracht 4% 13% 49% 35%
Doorverwijzing algemene gebruikelijke voorzieningen 4% 7% 47% 42%
Oplossing algemene collectieve voorzieningen 6% 8% 54% 32%
Enkelvoudige vraag individuele voorziening 8% 19% 55% 18%
Complexe vraag individuele voorzieningen 17% 36% 40% 7%
Nazorg
Tevredenheid over de voorgestelde oplossing (Bron: Klantonderzoek)
Wel of niet gekantelde gemeenten
Wel Niet Totaal
Gemiddeld N Gemiddeld N Gemiddeld N
Zeer tevreden 19,7% 23 21,9% 11 20,4% 34
Tevreden 67,4% 23 66,7% 11 67,2% 34
Ontevreden 9,5% 23 8,4% 11 9,1% 34
Zeer ontevreden 3,4& 23 3,0% 11 3,3% 34
18 Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013
2.5 Prestatieveld 4 – Mantelzorg en vrijwilligersMantelzorgers en vrijwilligers leveren een belangrijke bijdrage aan het welbevinden van mensen met een
ondersteuningsbehoefte. De Kanteling zorgt ervoor dat er in toenemende mate een beroep gedaan zal worden op
mantelzorgers en vrijwilligers.
Mantelzorg
Mantelzorgers zorgen voor een chronisch zieke, gehandicapte of
hulpbehoevende partner, ouder, kind of ander familielid, vriend of kennis.
Maar liefst één op de vijf inwoners is mantelzorger. De mantelzorger
is een belangrijke partner voor gemeenten in het lokale zorgbeleid.
De onderstaande tabel laat zien welke vormen van ondersteuning
de deelnemende gemeenten in 2012 boden aan mantelzorgers in de
gemeente.
Respijtzorg is de tijdelijke en volledige overname van de zorg van de mantelzorger met het doel die vrijaf te geven.
Het dient als preventief middel zodat mantelzorgers de zorg kunnen blijven volhouden en als opvangmiddel bij acute
situaties, bijvoorbeeld als de mantelzorger zelf ziek is. In onderstaande tabel wordt weergegeven welk aanbod van
respijtzorg aanwezig is en of er voldoende plaatsen zijn. Het betreft een snapshot van de staat van de respijtzorg.
Uit tevredenheidsonderzoeken
onder mantelzorgers van SGBO
blijkt dat bij een kwart van de
mantelzorgers er niets is geregeld
bij uitval. De zorg of hulp wordt
dan niet meer gegeven.
Ondersteuningsfaciliteiten mantelzorgers
Faciliteiten 2012 % ja
Respijtzorg thuis 93%
Respijtzorg buitenshuis 73%
Kinderopvang 13%
Cursussen 85%
Faciliteiten 19%
Vrijstelling sollicitatieplicht 27%
Lotgenotencontact 99%
Nazorg 74%
Begeleiding/ondersteuning 97%
Activiteiten gericht op ontspanning 93%
Aanwezig? Voldoende plaatsen?
Aanwezig Voldoende
plaatsen
Onvoldoende
plaatsen
Onbekend
Vrijwillige respijtzorg thuis 95% 58% 25% 17%
Professionele respijtzorg thuis 64% 28% 6% 66%
Respijtzorg buitenshuis (structureel) 81% 35% 14% 55%
Respijtzorg buitenshuis (incidenteel) 81% 33% 15% 52%
Meerdaagse voorzieningen 57% 18% 13% 69%
Samen op vakantie 42% 19% 9% 72%
19Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013
Bijna alle gemeenten hebben de uitvoering van het mantelzorgbeleid ondergebracht bij het Steunpunt Mantelzorg.
In onderstaande tabel wordt weergegeven welke functies dit steunpunt heeft in de benchmarkgemeenten.
In 2012 kwamen er bij het Steunpunt Mantelzorg gemiddeld 8,3 vragen met betrekking tot mantelzorg binnen
per 1.000 inwoners. Het Wmo-loket kreeg gemiddeld 3,1 van dergelijke vragen per 1.000 inwoners. In de
benchmarkgemeenten staan gemiddeld 8,7 mantelzorgers per 1.000 inwoners geregistreerd bij het Steunpunt
Mantelzorg of bij de gemeente. Dit is minder dan 5% van het totale aantal mantelzorgers in Nederland.
Slechts 2% van de gemeenten geeft aan volledig zicht te hebben op zowel het aantal mantelzorgers met een
ondersteuningsbehoefte als de aard van die ondersteuningsbehoefte.
In onderstaande tabel zien we de begrote en gerealiseerde uitgaven van de deelnemende gemeenten per inwoner
in de afgelopen drie jaar.
Uit een splitsing tussen gekantelde en nog niet gekantelde gemeenten blijkt dat zowel de begrote als
gerealiseerde uitgaven aan mantelzorg in gekantelde gemeenten lager zijn dan in gemeenten die nog niet
gekanteld zijn. Deze verschillen zijn niet significant, maar geven een indicatie.
Functies Steunpunt Mantelzorg
Functie 2012 % ja
Regionale en landelijke contacten onderhouden en netwerken opbouwen 95%
Intensieve samenwerking met organisaties van cliëntondersteuners 92%
Begrip mantelzorg uitdragen/communicatie/pr 97%
Belangen behartigen van mantelzorgers 96%
Zelf nieuwe vrijwilligers werven (bijv. onder mantelzorgers) 90%
Platform organiseren 69%
Organiseren van inspraak voor mantelzorgers 58%
Behoefte-/tevredenheidsonderzoek doen onder mantelzorgers 69%
Ondersteuning bij regeltaken (bijv. mantelzorgmakelaar) 82%
2010 2011 2012 2013
Gerealiseerde uitgaven € 2,05 € 1,95 € 2,02 n.v.t.
Begrote uitgaven - € 2,13 € 2,00 € 2,12
Uitgaven mantelzorg
Wel of niet gekantelde gemeenten
Wel Niet Totaal
Gemiddeld N Gemiddeld N Gemiddeld N
Gerealiseerde uitgaven
mantelzorg in 2012 per inwoner
1,99 82 2,12 24 2,02 106
Begrote uitgaven mantelzorg in
2013 per inwoner
2,08 82 2,27 24 2,12 106
Uitgaven mantelzorg in gekantelde en nog niet gekantelde gemeenten
20 Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013
Vrijwilligers
De vrijwillige inzet van burgers is een onmisbaar deel van de samenleving en versterkt de zogenoemde ‘civil
society’. Het gaat om vrijwillige inzet, die niet voortvloeit uit gezin, familie, vrienden, overheid of het bedrijfsleven.
Gemeenten spelen een belangrijke rol in het scheppen van gunstige voorwaarden voor vrijwillige initiatieven en
het samenbrengen van partijen. Onderstaande tabel geeft weer welke vormen van ondersteuning door gemeenten
worden aangeboden.
Een steunpunt of andere ondersteuningsorganisatie waar vrijwilligers terechtkunnen voor vragen, advies of
ondersteuning is een belangrijk onderdeel van het gemeentelijk vrijwilligersbeleid. Tabel ‘Functies Steunpunt
Vrijwilligers’ geeft weer aan welke functies de ondersteuningsorganisaties invulling geven.
Ondersteuningsfaciliteiten voor vrijwilligers
Faciliteiten 2012 % ja
Kinderopvang 6%
Deskundigheidsbevordering 91%
Faciliteiten (parkeerkaarten, kortingspassen, et cetera) 10%
Vrijstelling sollicitatieplicht 18%
Vrijwilligersonderscheiding/prijzen/vrijwilliger van het jaar 78%
Cursussen voor medewerkers van een vrijwilligersorganisatie 85%
Informatie over wet- en regelgeving 91%
Cursussen voor individuele vrijwilligers 76%
Wervingscampagne 90%
Reiskostenvergoeding 24%
Administratieve ondersteuning 28%
Financiële middelen voor ondersteuning 40%
Hulp bij organisatie 73%
Functie 2012 % ja
Bemiddelen en makelen van vrijwilligers en organisaties 97%
Bemiddelen en makelen van maatschappelijke stages 93%
Bemiddelen en makelen van bedrijven (Maatschappelijk Betrokken Ondernemen) 65%
Belangenbehartiging 79%
Promoten van het vrijwilligerswerk 96%
Verminderen regeldruk bij vrijwilligersorganisaties 67%
Frontoffice/backoffice organiseren 52%
Behoefte-/tevredenheidsonderzoek onder vrijwilligersorganisaties 58%
Regionale en landelijke contacten onderhouden en netwerken opbouwen 90%
Platform organiseren 69%
Samenwerking met het mantelzorgsteunpunt 91%
Onderzoek doen onder vrijwilligers 58%
Organiseren van inspraak door vrijwilligers 46%
Functies Steunpunt Vrijwilligers
21Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013
De uitgaven van de gemeenten aan de ondersteuning van de vrijwillige sector blijven de afgelopen jaren gelijk.
We zien ook in de begrote uitgaven voor 2013 geen stijging van de geplande investeringen.
Onderstaande tabel geeft de uitgaven per inwoner aan vrijwilligerswerk in gekantelde en nog niet gekantelde
gemeenten weer. De verschillen zijn indicatief en niet significant.
Uitgaven 2010 2011 2012 2013
Gerealiseerde uitgaven € 2,66 € 2,50 € 2,44 n.v.t.
Begrote uitgaven - € 2,93 € 2,58 € 2,51
Uitgaven ondersteuning vrijwilligerswerk per inwoner
Wel of niet gekantelde gemeenten
Wel Niet Totaal
Gemiddeld N Gemiddeld N Gemiddeld N
Gerealiseerde uitgaven
vrijwilligers in 2012 per inwoner
€ 2,52 81 € 2,16 24 € 2,44 105
Begrote uitgaven vrijwilligers
in 2013 per inwoner
€ 2,61 81 € 2,16 24 € 2,51 105
Gerealiseerde en begrote uitgaven vrijwilligers
22 Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013
2.6 Prestatieveld 5 en 6 - Algemene en individuele maatregelen ter bevordering van deelname aan het maatschappelijke verkeer en het bevorderen van het zelfstandig functioneren
De resultaten uit dit hoofdstuk komen voornamelijk uit de monitor Wmo-voorzieningen.
Eigen bijdrage
Steeds meer gemeenten heffen een eigen bijdrage om de uitgaven voor de individuele voorzieningen beheersbaar
te houden. De eigen bijdrage mag voor alle individuele voorzieningen worden toegepast, behalve voor een rolstoel.
De wet stelt uiterste grenzen aan het heffen van eigen bijdragen. Bijna alle gemeenten hanteren deze grenzen in hun
beleid, zodat ze maximaal gebruik kunnen maken van de mogelijkheden van de eigen bijdrageregeling.
Uitgaven
De totale uitgaven voor de Wmo-voorzieningen bestaan uit uitvoeringskosten en programmakosten. De
uitvoeringskosten zijn de directe personeelskosten, de kosten voor externe indicatie en overige kosten die
gerelateerd zijn aan de uitvoering en geen betrekking hebben op de voorziening zelf. Onder de programmakosten
vallen de kosten voor hulp bij het huishouden en de Wrv-voorzieningen: Woonvoorzieningen, rolstoelen,
individuele vervoersvoorzieningen en collectief vervoer. Het grootste deel van de uitgaven is voor de hulp bij
het huishouden. In vergelijking met 2011 zien we dat naar verhouding iets meer uitgaven naar de hulp bij het
huishouden gaan en minder naar de Wrv-voorzieningen.
2009
% ja
2010
% ja
2011
% ja
2012
% ja
Hulp bij het huishouden 99% 100% 99% 100%
Roerende zaken 32% 40% 58% 82%
Onroerende woonvoorziening 47% 52% 71% 89%
Individuele vervoersvoorziening 33% 39% 59% 80%
Eigen bijdragen voor individuele voorzieningen
2008 2009 2010 2011 2012
Inkomsten € 11,24 € 11,64 € 13,85 € 16,93 € 18,87
Inkomsten uit eigen bijdragen voor individuele voorzieningen
Uitgaven
Wmo-voorzieningen
Uitvoeringskosten
Programmakosten: Aandeel HH
Programmakosten: Aandeel Wrv
25%
12%
63%
23Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013
De uitgaven voor de uitvoering beslaan 12% van het totaal. Dat is ongeveer hetzelfde deel als in voorgaande jaren.
We zien we dat de ontwikkeling dat gemeenten meer zelf indiceren zich nog steeds doorzet. Gemiddeld indiceren
gemeenten 90% van de aanvragen voor hulp bij het huishouden zelf; voor hulpmiddelen is dit 87%. Vorig jaar waren
deze cijfers respectievelijk 85% en 82%. Vrijwel alle gemeenten laten de keukentafelgesprekken voeren door de
Wmo-consulent en bijna de helft van de deelnemende gemeenten voert alle gesprekken bij de cliënten thuis.
De programmakosten vertonen een flinke stijging in 2010 door de wetswijziging met betrekking tot de inzet van
alfahulpen. Daarna stabiliseren de uitgaven in 2011. Tot en met 2011 zijn de uitgaven aan de Wrv-voorzieningen
redelijk constant. In 2012 zien we met name bij deze post een flinke daling. In combinatie met de licht stijgende
inkomsten lijkt er in 2012 sprake te zijn van een nog sterkere daling in de netto-uitgaven.
Uit de benchmark blijkt dat 72% van de programmakosten naar huishoudelijke hulp gaat.
2008 2009 2010 2011 2012
Uitvoeringskosten € 18,89 € 17,41 € 17,53 € 17,75 € 18,07
- Directe personeelskosten € 14,23 € 13,40 € 14,09 € 14,69 € 15,97
- Externe indicatiekosten € 2,98 € 2,51 € 1,90 € 1,63 € 1,14
- Overige uitvoeringskosten € 2,14 € 1,36 € 1,48 € 1,60 € 0,97
Ontwikkeling uitvoeringskosten per inwoner
2008 2009 2010 2011 2012
Programmakosten € 122 € 130 € 137 € 137 € 129
- Hulp bij het huishouden € 78 € 77 € 91 € 96 € 93
- Wrv-voorzieningen € 46 € 45 € 45 € 43 € 36
Ontwikkeling programmakosten per inwoner
Programmakosten
uitgesplist HH natura
HH pgb
Woonvoorzieningen
Rolstoelen (incl. sportvoorzieningen)
Individuele vervoersvoorzieningen
Collectief vervoer
9%
8%
5%
6%
12%60%
24 Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013
Door de gemeenten te splitsen in wel of niet gevoerde keukentafelgesprekken maken we een onderscheid tussen wel of
niet gekanteld. In onderstaande tabel zijn de verschillen opgenomen. De gekantelde gemeenten geven gemiddeld minder
uit aan het programma, hulp bij huishouden en Wrv-voorzieningen. Deze verschillen zijn indicatief en nog niet significant.
Aanvragen
We merken dat mede door de Kanteling de werkprocessen en registratiesystemen van gemeenten steeds meer
uiteenlopen. Ook het moment waarop een vraag van een burger (melding) een formele aanvraag voor een
individuele voorziening wordt, verschilt per gemeente.
Uit bovenstaande tabel blijkt dat het aantal nieuwe aanvragen voor hulp bij het huishouden en Wrv-voorzieningen
blijft teruglopen. Mogelijke oorzaak zijn de eigen bijdragen voor de verschillende voorzieningen waardoor mensen
terughoudend zijn in het aanvragen van een voorziening. Ook de Kanteling kan een rol spelen. Op basis van
een melding volgt (meestal) een keukentafelgesprek. In dat gesprek worden verschillende oplossingsrichtingen
verkend: wat kan men op eigen kracht, wat kan de omgeving, welke algemene of collectieve voorzieningen zijn
beschikbaar? Als laatste wordt gekeken naar de mogelijkheid om een aanvraag te doen voor een individuele
voorziening.
Om te beoordelen in hoeverre de Kanteling een rol speelt bij de hierboven genoemde daling in aanvragen hebben
we een uitsplitsing gemaakt tussen gekantelde en nog niet gekantelde gemeenten. Voor onderstaande tabel
hebben we de gegevens uit de basisbenchmark gebruikt. Uit deze gegevens blijkt dat het aantal aanvragen IV in
gekantelde gemeenten met gemiddeld 26,01 per 1.000 inwoners lager is dan in nog niet gekantelde gemeenten.
Daar is sprake van gemiddeld 36,79 aanvragen per 1.000 inwoners.
2009 2010 2011 2012
Nieuwe aanvragen HH 12,0 10,9 9,2 7,9
- % afgewezen aanvragen HH 5,9% 4,9% 5,0% 4,5%
Nieuwe aanvragen Wrv 23,2 21,9 19,2 16,3
- % afgewezen aanvragen Wrv 10,2% 9,1% 10,5% 8,1%
Aantal nieuwe aanvragen voor hulp bij het huishouden en Wrv-voorzieningen per 1.000 inwoners
Wel of niet gekantelde gemeenten
Wel Niet Totaal
Gemiddeld N Gemiddeld N Gemiddeld N
Programmakosten € 125,93 33 € 146,78 10 € 130,78 43
Hulp bij het huishouden € 90,38 43 € 104,96 11 € 93,35 54
Wrv-voorzieningen € 35,23 35 € 39,91 10 € 36,27 45
25Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013
Ook voor de cijfers uit de monitor Wmo-voorzieningen hebben we een splitsing gemaakt tussen gekantelde en nog
niet gekantelde gemeenten. Onderstaande tabel brengt de aanvragen Wrv-voorzieningen en het aantal aanvragen
Hulp bij het huishouden in beeld. Ook hier zien we dat het aantal aanvragen in gekantelde gemeenten lager ligt.
Wel of niet gekantelde gemeenten
Wel Niet Totaal
Gemiddeld N Gemiddeld N Gemiddeld N
Aanvragen IV
vanuit basis benchmark
26,01 76 36,79 22 28,43 98
Aantal aanvragen IV gesplitst in wel of niet gekantelde gemeente
Wel of niet gekantelde gemeenten
Wel Niet Totaal
Gemiddeld N Gemiddeld N Gemiddeld N
Totaal ingediende aanvragen
Wrv-voorzieningen vanuit
Wmo-voorzieningen
21,55 46 22,52 11 21,74 57
Totaal ingediende aanvragen
Hulp bij het huishouden vanuit
Wmo-voorzieningen
16,95 44 17,99 11 17,16 55
Totaal aantal ingediende Wrv en HH aanvragen gesplitst in wel of niet gekantelde gemeenten
Wel of niet gekantelde gemeenten
Wel Niet Totaal
Gemiddeld N Gemiddeld N Gemiddeld N
Totaal toegekende aanvragen
Wrv-voorzieningen vanuit
Wmo-voorzieningen
16,06 46 16,64 11 16,17 57
Totaal toegekende aanvragen
Hulp bij het huishouden vanuit
Wmo-voorzieningen
12,10 44 16,54 11 12, 99 55
Totaal aantal toegekende Wrv en HH aanvragen gesplitst in wel of niet gekantelde gemeenten
26 Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013
Algemene voorzieningen
Door de Kanteling worden algemene voorzieningen steeds belangrijker. Binnen bijna alle gemeenten zijn
tegenwoordig wel voorzieningen beschikbaar als maaltijdservice, zowel aan huis als op een gezamenlijke locatie,
klussendienst, sociale alarmering, boodschappendienst en dagbesteding. De wijkbus en kortingspas voor
activiteiten zijn nog niet in alle gemeenten gemeengoed.
Algemene voorzieningen worden in steeds grotere mate aangeboden door particulieren. De gemeente is niet in
alle gevallen financieel betrokken bij de algemene voorziening.
We vroegen ook naar het gebruik en de uitgaven van deze ondersteunende diensten. Niet alle gemeenten hebben
hier zicht op. In de totale groep zien we dat meer gemeenten financieel betrokken zijn bij de maaltijdendienst en
klussendienst. Daarentegen geven ze minder uit aan deze voorzieningen dan in 2011.
Aanwezigheid algemene voorzieningen
Algemene voorziening 2010 % ja 2011 % ja 2012 % ja
Maaltijdservice aan huis 88% 96% 98%
Maaltijdservice op gezamenlijke locatie 71% 93% 94%
Klussendienst 73% 91% 98%
Wasserette 75% 35% 34%
Sociale alarmering 40% 93% 93%
Boodschappendienst 74% 86% 93%
Dagbesteding 80% 91% 94%
Wijkbus - - 54%
Kortingspas voor activiteiten - - 31%
Financiële betrokkenheid algemene voorzieningen
2011 % Ja 2012 % Ja
Maaltijdservice aan huis 52% 56%
Maaltijdservice op gezamenlijke locatie 55% 63%
Klussendienst 66% 79%
Wasserette 11% 5%
Sociale alarmering/telefooncirkel 45% 45%
Boodschappendienst 42% 39%
Dagbesteding 68% 64%
Wijkbus - 36%
Kortingspas voor activiteiten - 27%
27Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013
Individuele voorzieningen
Hulp bij het huishouden is een omvangrijke kostenpost binnen de individuele voorzieningen (72%). De uitgaven
in 2010 lieten een forse stijging zien ten opzichte van 2009. Deze stijging werd voornamelijk veroorzaakt door de
hogere tarieven die de gemeenten in 2010 hanteerden. In 2011 zette deze stijging zich voort, maar was de stijging
minder groot. In 2012 laten de uitgaven voor hulp bij het huishouden voor het eerst een lichte daling zien. In
onderstaande figuur is te zien hoe de uitgaven voor hulp bij het huishouden zich sinds 2008 hebben ontwikkeld.
We onderscheiden twee vormen van huishoudelijke hulp: in natura en hulp via een persoonsgebonden budget
(pgb). Daarnaast onderscheiden we eenvoudige hulp (HH1) en hulp bij het huishouden inclusief de organisatie
daarvan (HH2). HH1 is voordeliger dan HH2. De daling van de uitgaven voor hulp bij het huishouden wordt deels
veroorzaakt door een verschuiving van het aantal uren van HH2 naar eenvoudige hulp (HH1) en deels door minder
uren pgb.
Ontwikkeling uitgaven Huishoudelijke hulp per inwoner en per cliënt
€ 120,00
€ 100,00
€ 80,00
€ 60,00
€ 40,00
€ 20,00
€ 0,00
€ 4.000,00
€ 3.500,00
€ 3.000,00
€ 2.500,00
€ 2.000,00
€ 1.000,00
€ 500,00
€ 0,00
2008 2008
Per inwoner Per cliënt
2010 20102012 20122009 20092011 2011
2008 2009 2010 2011 2012
Aantal geleverde uren HH1 zorg in natura 1.959 2.113 2.308 2.536 2.622
Aantal geleverde uren HH2 zorg in natura 1.566 1.350 1.345 1.001 932
Aantal geleverde uren HH pgb - - 767 840 750
Cliënten met pgb N.v.t. 16% 17% 18% 17%
Onderscheid informele/formele hulp N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. 25%
Aantal nieuwe toekenningen 14,2 11,2 10,0 8,4 6, 4
Kengetallen hulp bij het huishouden per 1.000 inwoners
28 Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013
Het dalende aantal nieuwe toekenningen per 1.000 inwoners voor hulp bij het huishouden (6,4) wordt deels
verklaard doordat in 2012 de herindicaties buiten beschouwing worden gelaten. Nemen we de herindicaties mee,
dan wordt het aantal nieuwe toekenningen per 1.000 inwoners 7,5. Dit is nog steeds een afname ten opzichte van
2011, die met name veroorzaakt lijkt te worden doordat men minder snel voor hulp in aanmerking komt.
Woonvoorzieningen, rolstoelen, vervoersvoorzieningen
Eerder zagen we al dat de uitgaven voor Woonvoorzieningen, rolstoelen en vervoersvoorzieningen (Wrv-
voorzieningen) in 2012 met € 36,- per inwoner beduidend lager lagen dan in 2011 (€ 43,-). In onderstaande figuur
is de ontwikkeling van de uitgaven onderverdeeld in de vier onderliggende categorieën: woonvoorzieningen,
rolstoelen (inclusief sportvoorzieningen), individuele vervoersvoorzieningen en het collectief vervoer.
In 2012 zien we voor alle Wrv-voorzieningen een daling van de uitgaven, behalve voor het collectief vervoer. De
uitgaven voor individuele vervoersvoorzieningen per inwoner liggen voor het eerst lager dan de uitgaven voor het
collectief vervoer (€ 11,83 per inwoner )
Cliënttevredenheid over hulp bij het huishouden
Uit de klantonderzoeken van SGBO blijkt dat cliënten hun hulp bij het huishouden gemiddeld met
een 7,8 waarderen. Dit rapportcijfer is al sinds 2008 onveranderd. Doorslaggevende factoren voor de
cliënttevredenheid zijn de kwaliteit van het schoonmaakwerk en de inzet van de medewerker.
Ontwikkeling uitgaven Wrv-voorzieningen per inwoner
€ 16,-
€ 14,-
€ 12,-
€ 10,-
€ 8,-
€ 6,-
€ 4,-
€ 2,-
0
2006 2008 2010 2011 20122007 2009
Woonvoorzieningen
Rolstoelen (incl. sportvoorziening)
Individuele vervoersvoorzieningen
Collectief vervoer
Uitgaven WRV-
voorzieningen per
type voorziening
Woningaanpassing
Verhuizing en inrichting
Rolstoelen (incl. sportvoorzieningen)
Scootmobielen/open buitenwagens
Geldsomverstekkingen/fin. tegemoetkomingen
Overige individuele vervoersvoorzieningen
Collectief vervoer
19%
2%
32%
7%
5%
19%
16%
29Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013
Woonvoorzieningen
De uitgaven aan woonvoorzieningen dalen sinds 2008 en deze daling zet sterker door in 2012. Eenvoudige vragen
lijken steeds vaker door de burger zelf te worden opgelost. Ook sturen gemeenten meer op andere oplossingen,
zoals verhuizen in plaats van kostbare woningaanpassingen. Per woonvoorziening zijn de kosten wel toegenomen,
omdat de simpele aanpassingen steeds vaker zelf opgelost lijken te worden, terwijl de meer ingrijpende
aanpassingen door gemeenten nog wel worden vergoed.
Rolstoelen
De daling van uitgaven voor rolstoelen is in 2010 al ingezet en zet zich voort in 2012. Ook het aantal nieuw
toegekende rolstoelen is in 2012 met 24% gedaald, terwijl het aantal uitstaande rolstoelen op een vergelijkbaar
niveau blijft als in de voorgaande jaren. De daling van de uitgaven kan mogelijk verklaard worden door lagere
inkoopprijzen. Ook zien we dat gemeenten de onderhoudscontracten herzien en periodiek onderhoud vervangen
door onderhoud/reparatie op ‘verzoek’. Dit verklaart de daling in de nieuwe toekenningen echter niet. Mogelijk
wordt bij de toekenning vaker gekeken naar incidenteel gebruik, dat niet onder de Wmo valt. Een andere
mogelijkheid is de opkomst van de tweedehandsmarkt. Het is tegenwoordig makkelijker om zelf tweedehands een
(goede) rolstoel te kopen. Een andere mogelijke verklaring voor de daling van het aantal nieuwe toekenningen is
de terughoudendheid van burgers vanwege ‘verhalen’ over eigen bijdragen. Deze zijn echter niet van toepassing
voor rolstoelen, maar mogelijk weten burgers dit niet.
2008 2009 2010 2011 2012
Uitgaven woonvoorzieningen € 13,59 € 12,95 € 12,62 € 11,12 € 8,46
Woningaanpassingen en roerende
woonvoorzieningen
N.v.t. € 11,89 € 11,78 € 10,77 € 7,31
Vergoedingen voor verhuizing en inrichting € 0,83 € 0,97 € 0,85 € 0,87 € 0,64
Aantal verstrekte woonvoorzieningen
per 1.000 inwoners
6,8 7,0 7,4 6,0 4,2
Uitgaven per inwoner en aantal verstrekte woonvoorzieningen
Levensloopbestendig bouwen
Van de benchmarkgemeenten voert 88% beleid op het terrein van levensloopbestendig en/of aanpasbaar
bouwen. Dit zal op de lange termijn de vraag naar woningaanpassingen (19% van de Wrv-voorzieningen
uitgaven) doen dalen. Het aantal gemeenten dat zicht heeft op het aandeel levensloopbestendige woningen of
aangepaste of aanpasbare woningen is echter klein. Zo’n 40% van de gemeenten heeft zicht op het aandeel
aangepaste of aanpasbare huurwoningen en 50% op het aandeel levensloopbestendige huurwoningen. Er is
beduidend minder zicht op het aandeel aangepaste, aanpasbare of levensloopbestendige koopwoningen, dat
ligt zo tussen de 20% en 25%. Door gebrek aan deze kennis is het lastig om te zoeken naar passende woningen.
30 Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013
Vervoersvoorzieningen
Binnen de Wmo maken we een onderscheid tussen individuele en collectieve
voorzieningen. De scootmobiel valt onder individueel vervoer, naast overige
individuele vervoersvoorzieningen in natura (bruikleenauto’s, driewielfietsen
en dergelijke) en geldsomverstrekkingen (kilometervergoeding, taxigebruik,
autoaanpassingen).
De uitgaven voor individueel vervoer per inwoner zijn
in 2012 met € 10,52 beduidend lager dan voorgaande
jaren. Deze daling is te herleiden naar het steeds
minder toekennen van nieuwe scootmobielen. Steeds
meer gemeenten vragen een eigen bijdrage voor de
scootmobiel en bovendien wordt het gebruik van de
scootmobiel beter en actiever gemonitord.
Rolstoelen 2008 2009 2010 2011 2012
Uitgaven rolstoelen € 9,39 € 9,21 € 8,98 € 8,41 € 7,10
Aantal nieuwe rolstoelen – 3,6 4 3,4 2,6
Aantal uitstaande rolstoelen per 1.000 inwoners 11,5 13,0 12,1 12,2 12,0
Uitgaven per inwoner en aantallen voor rolstoelen
2008 2009 2010 2011 2012
Uitgaven individuele vervoersvoorzieningen per
inwoner
€ 13,94 € 14,22 € 12,84 € 12,33 € 10,52
- Waarvan scootmobielen N.v.t. € 7,63 € 8,08 € 8,10 € 6,05
- Aantal nieuwe scootmobielen 2,2 2,5 2,4 2,3 1,8
Aantal uitstaande individuele
vervoersvoorzieningen per 1.000 inwoners
15,9 20,3 16,3 13,6 16,3
- Waarvan scootmobielen 7,6 8,9 8,2 8,0 7,9
- Herverstrekkingen
(rolstoelen/ scootmobielen)
52/54 65/68
Uitgaven voor individuele vervoersvoorzieningen
Uit het klantonderzoek
van SGBO blijkt dat 88%
van de ondervraagden de
scootmobiel dagelijks of
wekelijks gebruikt.
Creatieve oplossingen individueel vervoer
We zien een forse stijging van het aantal
herverstrekte rolstoelen en scootmobielen.
Steeds meer gemeenten kiezen ervoor
om rolstoelen en/of scootmobielen op een
collectieve wijze te verstrekken.
31Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013
Collectief vervoer
De uitgaven voor het collectief vervoer zijn de enige Wrv-uitgaven die dit jaar niet dalen, ze blijven
nagenoeg gelijk. Dit geldt ook voor het aantal uitstaande collectieve vervoersvoorzieningen. 87% van de
benchmarkgemeenten heeft een collectief vervoerssysteem.
2008 2009 2010 2011 2012
Uitgaven collectief vervoer € 11,10 € 10,32 € 11,79 € 11,72 € 11,83
Aantal collectieve vervoersvoorzieningen per
1.000 inwoners
37,8 34,6 39,5 35,5 35,1
Uitgaven per inwoner en aantallen voor collectief vervoer
Waardering voor collectief vervoer
Het rapportcijfer voor collectief vervoer is dit jaar wederom een 7,1. In 2008 was het rapportcijfer nog een 6,7.
32% van de ondervraagden gebruikt dagelijks of wekelijks het collectief vervoer. De wachttijden en omrijtijden
hebben de grootste invloed op het rapportcijfer van het collectief vervoer en de prijs de minste.
Toegankelijkheid
Steeds meer gemeenten hebben schriftelijke afspraken gemaakt om de fysieke toegankelijkheid van ruimten,
gebouwen en openbaar vervoer voor mensen met beperkingen te bevorderen. De tevredenheid over de
toegankelijkheid wordt nog niet zo vaak gemeten. Van de gemeenten doet 57% dit voor openbare gebouwen,
55% voor openbare ruimten, 40% meet de tevredenheid over de toegankelijkheid in het openbaar vervoer en
een kwart over de toegankelijkheid van private gebouwen met een publieke functie. Dit lijkt echter wel gestegen
te zijn ten opzichte van vorig jaar (beleid).
Klanttevredenheid over de toegankelijkheid
De tevredenheid over de toegankelijkheid wordt nog niet zo vaak gemeten. Uit het klantonderzoek Wmo van
SGBO blijkt dat 83% van de cliënten met een scootmobiel soms of vaak problemen met de openbare ruimte
ervaart en 64% ervaart soms of vaak problemen met openbare gebouwen. Voor cliënten met een rolstoel zijn
deze cijfers respectievelijk 85% en 68%.
32 Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013
2.7 Prestatievelden 7, 8 en 9 – Maatschappelijke opvang, openbare geestelijke gezondheidszorg en verslavingsbeleid
Gemeenten hebben met de Wmo de verantwoordelijkheid voor kwetsbare mensen binnen hun grenzen. Er zijn in
de Wmo drie prestatievelden opgenomen rond deze bijzondere doelgroepen:
• Prestatieveld 7: het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang en het voeren van beleid
ter bestrijding van geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer is gepleegd.
• Prestatieveld 8: het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden
van psychosociale hulp bij rampen.
• Prestatieveld 9: het bevorderen van verslavingsbeleid.
Maatschappelijke opvang
Beschikbare plaatsen maatschappelijke opvang in de regio
Het percentage gemeenten dat aangeeft dat er voldoende plaatsen maatschappelijke opvang in de regio zijn,
komt uit op 61%. Dat komt overeen met het percentage in het jaar ervoor, toen het wat lager uitviel dan in 2010
en 2009. We zien een lichte stijging van het aantal gemeenten dat aangeeft de spreiding van voorzieningen niet
gezamenlijk met de centrum- of regiogemeente uit te voeren. 24% in 2011, 31% in 2012.
Samenwerking tussen centrumgemeenten en regiogemeenten
De verantwoordelijkheid voor deze doelgroep is toebedeeld aan 43 centrumgemeenten voor de verslavingszorg en
maatschappelijk opvang en 35 centrumgemeenten voor de vrouwenopvang. Daarin werken de centrumgemeenten
samen met omliggende regiogemeenten, die zelf verantwoordelijk zijn voor de preventie, signalering en nazorg na
opvang of begeleiding. Een goede samenwerking tussen centrum- en regiogemeente is belangrijk voor de juiste
ondersteuning voor kwetsbare personen in gemeente en regio.
Gevraagd naar de samenwerking tussen beiden bij enkele concrete activiteiten blijkt dat de samenwerking
meer opschuift van ‘grotendeels’ gezamenlijk’ naar ‘enigszins’ gezamenlijk. Dat geldt voor het vaststellen van
de doelen in de regio, het verkrijgen van het zicht op de problematiek van de doelgroep en het overleg met
woningcorporaties over het voorkomen van huisuitzettingen. Het omgekeerde doet zich voor bij het spreiden van
opvangvoorzieningen in de regio. Het lijkt erop dat egiogemeenten zich onafhankelijker zijn gaan opstellen ten
opzichte van centrumgemeenten in de voorbereiding op de decentralisatie van de functie begeleiding.
33Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013
Regiobinding
Bijna driekwart van de deelnemende centrumgemeenten werkt volgens het principe van regiobinding en hiervan
maakt 83% gebruik van de handreiking landelijke toegankelijkheid en regiobinding van de VNG. Van personen die
zich melden bij de opvang wordt verlangd dat zij sociale en economische binding met een regio hebben (gehad)
(inschrijving GBA, plaats van geboorte, woonplaats familie) en ook eerdere contacten met hulp en zorgverlening.
Taakverdeling en samenwerking regio en gemeenten
Er tekent zich een duidelijkere taakverdeling af in de activiteiten die uitgevoerd worden door gemeenten, de
regio of door gemeenten en regio. De regio stelt voorzieningen vrouwenopvang beschikbaar en organiseert
het Steunpunt Huiselijk Geweld. Gemeenten en regio ondernemen gezamenlijk actie als het gaat om
ketensamenwerking, casusoverleg, werken met casemanagers en voorlichting geven over huiselijk geweld.
Samenwerking Politie en Steunpunt Huiselijk Geweld
De samenwerking tussen het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) en de politie vormt een belangrijke schakel in de
ketenaanpak van huiselijk geweld. Wanneer een melding van huiselijk geweld niet leidt tot een aangifte, kan het
SHG in sommige gevallen al wel positief interveniëren in het huishouden. Bij 77% van de deelnemende gemeenten
geeft de politie meldingen van huiselijk geweld altijd of vaak door aan het SHG. In bijna een kwart van de gevallen
gebeurt dat niet of soms.
Regiobinding en centrumgemeenten Maatschappelijke Opvang
2012 % ja
Wordt er in de opvanginstellingen in de regio gewerkt volgens het principe van
regiobinding?
72%
Wordt door instellingen in de regio gebruikgemaakt van de handreiking landelijke
toegankelijkheid en regiobinding van de VNG?
83%
Registreren instellingen binnen de regio hoeveel personen op grond van deze handreiking
aan een andere regio worden overgedragen? Of hoeveel personen de regio overgedragen
krijgt? Gemiddelde = alle ja's
52%
Is er sprake van een warme (=begeleide) overdracht van personen die aan een andere regio
worden overgedragen?
Altijd = 5%
Meestal = 68%
Soms = 23%
Nooit = 5%
34 Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013
Meldingen en huisverboden
De bovengenoemde aantallen lijken een stijgende lijn te vertonen. Hieruit kunnen we niet zonder meer afleiden
dat er sprake is van een toename. De aandacht voor huiselijk geweld en het steunpunt kunnen eveneens de
oorzaak zijn van een grotere bereidheid tot melden.
Voldoende plaatsen vrouwenopvang?
Ruim een derde van de deelnemende gemeenten rapporteert een tekort aan opvangplaatsen in de regio. Bijna
twee op de drie deelnemende gemeenten (65%) geven aan dat er voldoende plaatsen voor vrouwenopvang in de
regio zijn. Dit cijfer is de afgelopen jaren vrijwel gelijk gebleven.
Openbare Geestelijke Gezondheidszorg
Zicht op de doelgroepen
Ruim de helft van alle gemeenten heeft geen of enigszins zicht op de verschillende doelgroepen zoals dakloze
vrouwen en mannen, verslaafden, zorgwekkende zorgmijders en mensen in nazorgtrajecten.
Zicht op de uitstroom
Een groot deel van de gemeenten (75%) zegt geen of enigszins zicht te hebben op de uitstroom uit de opvang van
inwoners met OGGz-problematiek. Hetzelfde geldt in ongeveer dezelfde mate voor GGZ-cliënten, vrouwen in de
vrouwenopvang en verslaafden. Hier is ten opzichte van de voorgaande jaren nauwelijks verandering in gekomen.
Afspraken in de regio
Niet alleen de samenwerking tussen gemeenten is belangrijk voor een effectief OGGz-beleid, ook de gemeente
en de verschillende zorg- en welzijnsorganisaties moeten elkaar goed weten te vinden en afspraken maken. 50%
van de deelnemende gemeenten heeft prestatieafspraken met OOGz-aanbieders in de gemeente gemaakt. Lokaal
treffen de zorgorganisaties en de gemeente elkaar in een zorgnetwerk. Van de deelnemende gemeenten geeft
90% aan een lokaal zorgnetwerk te hebben dat actief is gericht op casuïstiekbespreking. Hierin wordt door de
leden van het netwerk gezocht naar een passende zorgaanbieder voor reeds opgespoorde kwetsbare personen.
Meldingen huiselijk geweld, huisverbod en huisuitzettingen per 10.000 inwoners
2009 2010 2011 2012
Aantal meldingen huiselijk
geweld bij het Advies- en
Steunpunt
(vraag 7.2a)
13,4 13,8 16,9
Aantal meldingen huiselijk
geweld bij de politie
(vraag 7.2b)
30,2 26,2 35,6
Aantal huisverboden
(vraag 7.2c)
1,2 1,4 1,5 1,8
Aantal huisuitzettingen
(vraag 10.2)
2,8 3,1 2,8 2,7
35Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013
Afspraken over begeleid wonen met corporaties
Steeds meer deelnemende gemeenten maken afspraken met woningcorporaties over het voorkomen van
huisuitzettingen en het beschikbaar stellen van woningen voor begeleid wonen voor verschillende doelgroepen.
Centrumgemeenten maken op deze terreinen meer afspraken met woningcorporaties dan regiogemeenten.
Welke nazorg krijgen OGGz-cliënten?
Het sluitstuk op effectief OOGz-beleid is het verlenen van nazorg aan personen na opname, behandeling
of contact met reguliere zorgverleners. Hiermee voorkomt men terugval en kan verdere deelname aan de
samenleving bevorderd worden. In onderstaande tabel wordt weergegeven welke vormen van nazorg in de
deelnemende gemeente worden aangeboden.
Ruim driekwart van de deelnemende gemeenten biedt praktische ondersteuning. Ook financiële regelingen gericht
op de participatie en maatjesprojecten worden vaak genoemd.
Verslavingsbeleid
We zien dat sommige voorzieningen zoals ‘het vangnet bemoeizorg’ en ‘de toeleiding naar zorg’ meer en
meer gezamenlijk door centrum- en regiogemeenten worden verzorgd. Andere voorzieningen, zoals een
‘time-out voorziening’ of ‘verslaafdenopvang’ worden bij uitstek door de centrumgemeente geregeld. Dit is in
overeenstemming met de taakverdeling tussen centrum- en regiogemeenten. Daarbij worden laagdrempelige en
meer preventieve voorzieningen door alle gemeenten geboden en de specialistische voorzieningen, zoals een
time-out voorziening of een gebruikersruimte, door centrumgemeenten.
Afspraken met woningcorporaties beschikbaarheid begeleid wonen
2010 % ja 2011 % ja 2012 % ja
Dak- en thuislozen 49% 51% 56%
Vrouwen uit de vrouwenopvang 42% 44% 52%
GGZ-cliënten 45% 49% 51%
Verslaafden 37% 42% 46%
Ex-gedetineerden 47% 53% 55%
2012 % ja
Overdrachtsgesprek met gemeente, behandelende instelling en de cliënt 36%
Informatiepakket voor wie terugkeert na behandeling of begeleiding 11%
Financiële regelingen gericht op participatie, zoals sport en cultuur 64%
Maatjesproject, -databank of –makelaar 59%
Een ervaringsdeskundige in het Wmo-loket 17%
Praktische ondersteuning, bijvoorbeeld bij administratie en huisvesting 78%
Anders 58%
37Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013
ColofonOktober 2013
SGBO
Telefoon: 070 - 310 38 83
E-mail: [email protected]
www.benchmarkwmo.nl
www.tevredenheidsonderzoekenwmo.nl
www.sgbo.nl
BMC
Telefoon: 033 - 496 52 00
E-mail: [email protected]
www.bmc.nl
Postadres
Postbus 490
3800 AL AMERSFOORT
Vormgeving
Lisette Poelhekken
Redactie
Anita Mitra
Samenstelling
Angid Pons
Nico Brinkman
Maaike Woertel
Krijn Pons
38 Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013
39Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013
TELEFOON
033 - 496 52 00
WEBSITE
www.bmc.nl
TELEFOON
070 - 310 38 83
WEBSITE
www.sgbo.nl