Is het woord een werkwoord? JA NEE NEE · Hoor je een -t of -p aan het eind van een woord? Volg dan...
6
Verlengingsregel Hoor je een -t of -p aan het eind van een woord? Volg dan deze stappen. Is het woord een werkwoord? Dan mag je dit stappenplan Wat hoor je aan het eind? NIET gebruiken. t p Maak het woord langer. Maak het woord langer. Hoor je -t? Hoor je -p? Schrijf -t. Schrijf -d. Schrijf -p. Schrijf -b. kat hond kip krab Woord + woord = samengesteld woord ■ ■ Schrijf bij elke prent het goede woord. ■ ■ Voeg de woorden samen. ■ ■ Schrijf het samengestelde woord op. + + = + + = + + = + + = JA NEE NEE JA NEE JA 1 hand boek handboek zak geld zakgeld voet pad voetpad brood zak broodzak T7 Rem 28: samengestelde woorden waarbij je aan het eind een -t hoort 57 © De Taalkanjers Spelling 3, Plantyn Remediëring toetsen
Transcript of Is het woord een werkwoord? JA NEE NEE · Hoor je een -t of -p aan het eind van een woord? Volg dan...
Verlengingsregel
Hoor je een -t of -p aan het eind van een woord?Volg dan deze stappen.
Is het woord een werkwoord?
JA NEE
Dan mag je dit stappenplan Wat hoor je aan het eind?
NIET gebruiken.
t p
Maak het woord langer. Maak het woord langer.
Hoor je -t? Hoor je -p?
JA NEE JA NEE
Schrijf -t. Schrijf -d. Schrijf -p. Schrijf -b. kat hond kip krab
Woord + woord = samengesteld woord
■■ Schrijf bij elke prent het goede woord.■■ Voeg de woorden samen.■■ Schrijf het samengestelde woord op.
+
+ =
+
+ =
+
+ =
+
+ =
JA NEE
NEEJA NEE JA
1
hand boek handboek
zak geld zakgeld
voet pad voetpad
brood zak broodzak
T7 Rem 28: samengestelde woorden waarbij je aan het eind een -t hoort
57© De Taalkanjers Spelling 3, Plantyn Remediëring toetsen
Vragen staat vrij
■ Schrijf de woorden op.■ Op de plaats van het vraagteken schrijf je t of d.
fietsban? voe?stap
kan?lijn wasman?
ba?muts rech?hoek
broo?kruimel lan?kaar?
tafelpoo? schoolkran?
Ik zeg het zo
■ Gebruik elk woord in een goede zin.■ Op de plaats van het vraagteken schrijf je t of d.
hoof?pijn
ba?kamer
gou?vis
nach?zoen
■ Een foutje mag. Schrijf het hier eenmaal goed. Vertel me hoe je het doet!
2
fietsband voetstap
kantlijn wasmand
badmuts rechthoek
broodkruimel landkaart
tafelpoot schoolkrant
3
hoofdpijn; zinnen zijn eigen antwoord
badkamer
goudvis
nachtzoen
Hoe deed ik de taak?
Ik denk Juf/Meester vindt
58 Remediëring toetsen © De Taalkanjers Spelling 3, Plantyn
< < >
> < >
Les 120 • Getallen Getallenkennis
Kleiner dan of groter dan? Gebruik de juiste symbolen.
301 299 87 308 710 701
590 905 909 990 450 405
Wat is de waarde van de gekleurde cijfers in de getallen?
876 De waarde van 7 is … 973 De waarde van 9 is …
281 De waarde van 2 is … 634 De waarde van 3 is …
309 De waarde van 9 is … 273 De waarde van 7 is …
Welk getal is het?
3 E + 5 H + 7 T ‡ … 6 T + 8 E + 2 H ‡ …0 E + 7 H + 0 T ‡ … 4 T + 2 H + 1 E ‡ …
Zet de rijen verder. Je mag op de boogjes de sprongen noteren.
315 330 345 360 375 390
717 719 721 723 725 727
285 280 290 285 295 290
Welke getallen horen bij de stippen? Noteer ze.5
4
3
2
1
© Plantyn – Zo gezegd, zo gerekend!
Thema 10 – Boeken en tijdschriften22
729
ofofof
70200
9
THE
.
.
.
573700
268241
937
ofofof
9003070
HTT
.
.
.
+ 15 + 15 + 15 + 15 + 15
+ 2 + 2 + 2 + 2 + 2
– 5 + 10 – 5 + 10 – 5
370 400 420 460 500 530 570
806 810 815 818 821 825
200275 25100550 450 375
.
.
. . . . .
. . .
. . . .
Vul een passend getal in.
688 < … … < 405
… > 864 345 > …
… < … … > …
Vul in.
604 Het cijfer van de honderdtallen is …. 931 De waarde van 3 is
290 Het cijfer van de eenheden is …. De waarde van 9 is
847 Het cijfer van de ______________________________________________ is 4. De waarde van 1 is
Vervolledig.
743 = … H + … T + … E 6 H + 8 T + 3 E = …
109 = … H + … T + … E 4 E + 7 H + 0 T = …
852 = … H + … T + … E 4 T + 1 E + 6 H =
Plaats de getallen op de getallenas.
320
350 400 410
330 350 400 410380
700 705 715
715 670 690 705
685 690670
501 496 499 505
503500499 501 505496
4
3
2
1
© Plantyn – Zo gezegd, zo gerekend!
Thema 10 – Boeken en tijdschriften 23
(keuze)
700
802900801
123789
400
987
60
tientallen
391
ofofof
30900
1
THE
.
.
.
718
405
392
683704641
© Plantyn, Mechelen - De Basis voor Wereldoriëntatie 3a - leerwerkboek
Natuur
1 Wat doe jij als ...
Het weerpraatje
weersverschijnsel
Oei, het bliksemt!
Oef, aprilse grillen!
Foei, maartse buien!
Wat een hittegolf!
een prachtige regenboog
Brr... een sneeuwstorm!
Ik drink veel water.
Ik kleed mij warm.
Ik neem mijn paraplu.
Ik schuil niet onder een boom.
Ik kijk en bewonder.
Ik blijf binnen.
Dit kun je al
Je kunt vertellen hoe mensen zich aanpassen aan zomer-, herfst-, winter-
en lenteweer.
Dit kun je straks
Je kunt vertellen wat mensen doen bij opvallende weersverschijnsels.
© Plantyn, Mechelen - De Basis voor Wereldoriëntatie 3a - leerwerkboek
Natuur
2 Elk seizoen heeft zijn weertje.
In welk seizoen past het weertje? Kruis aan.
Lente
21 maart – 20 juni
Zomer
21 juni – 20 september
Herfst
21 september – 20 december
Winter
21 december – 20 maart
bliksem
aprilse grillen
maartse buien
hittegolf
regenboog
sneeuwstorm
