Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de ...
Transcript of Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de ...
INVENTARISATIE BIOMASSASTROMEN UIT
NATUUR EN LANDSCHAP IN DE PROVINCIE
OVERIJSSEL
PROVINCIE OVERIJSSEL
14 februari 2012
075791432:A - Definitief
B02032.000286.0100
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
075791432:A - Definitief ARCADIS
1
Inhoud
1 Inleiding ____________________________________________________________________________________________ 2
1.1 Aanleiding en doelstelling ________________________________________________________________ 2
1.2 Leeswijzer __________________________________________________________________________________ 3
2 Aanpak _____________________________________________________________________________________________ 4
3 Resultaten _________________________________________________________________________________________ 9
3.1 Eindresultaten ______________________________________________________________________________ 9
3.2 Bepaling energiewaarde _________________________________________________________________ 11
3.3 Belangrijkste parameters _________________________________________________________________ 11
4 Beschrijving van biomassastromen _________________________________________________________ 13
4.1 Hout ________________________________________________________________________________________ 13
4.2 Natuurgras ________________________________________________________________________________ 13
4.3 Bermgras ___________________________________________________________________________________ 15
4.4 Riet, rietplaggen en kragge ______________________________________________________________ 15
4.5 Heide _______________________________________________________________________________________ 16
4.6 Veen ________________________________________________________________________________________ 16
5 Conclusies en aanbevelingen ________________________________________________________________ 17
5.1 Aanbod van en vraag naar biomassa ___________________________________________________ 17
5.2 Invloed van en beheer op biomassastromen __________________________________________ 18
5.3 Overige aandachtspunten _______________________________________________________________ 19
Bijlage 1 Onderbouwing resultaten ________________________________________________________________
Bijlage 2 Verslaglegging interviews _______________________________________________________________
Bijlage 3 Inventarisatie rondom Overijsselse Vecht _____________________________________________
Bijlage 4 Stakeholdersanalyse biomassa uit natuur en landschap provincie Overijssel _____
Bijlage 5 Projectenoverzicht provincie Overijssel ________________________________________________
Colofon ___________________________________________________________________________________________________
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
075791432:A - Definitief ARCADIS
2
1.1 AANLEIDING EN DOELSTELLING
Bij inrichting en beheer van natuur en landschap komt biomassa vrij, soms in aanzienlijke
hoeveelheden. Deze biomassa vormt in het huidige beheer en bij de aanleg van 'nieuwe’
natuur vaak een restproduct waarvoor geen nuttige toepassingen worden gevonden. Dit
maakt het tot een post die drukt op de beheer- en inrichtingsbudgetten van de
terreinbeheerders.
Een voorbeeld hiervan is het lopende inrichtingsproject Olde Maten waar 1.000 ha aan
nieuwe natuur wordt gecreëerd: bij de realisatie komt 800.000 m³ veen vrij en bij het
daaropvolgende beheer ontstaat nog eens een stroom van 20.000 m³ veen en plantenresten
per jaar (Bron: mondelinge mededeling DLG, 2011).
De laatste jaren zijn er steeds meer toepassingen ontwikkeld waarbij uit biomassa energie
kan worden gewonnen. Verwaarden van biomassa uit natuur en landschap kan helpen om
de kosten voor inrichting en beheer structureel te reduceren.
De provincie Overijssel heeft als
doelstelling om 20% van het provinciale
energieverbruik duurzaam te
produceren. Energie uit
biomassastromen speelt daarin een
belangrijke rol. Het streven is om 60%
van de energiedoelstelling te behalen
door energie uit biomassa te benutten.
Mest en afval zijn bekende
biomassastromen. De provincie wil
weten of de biomassa die vrijkomt uit
inrichting en beheer van natuur een substantiële bijdrage kan leveren aan het behalen van
de energiedoelstelling. Daarnaast wil de provincie weten wat de omvang en het potentieel
van die bijdrage is. Om hier invulling aan te kunnen geven, is een beeld nodig van de
bestaande biomassastromen en de mate waarin die stromen (kunnen) worden benut. Dat
beeld is op dit moment onvolledig.
Het onderzoek waarvan het voor u liggende rapport verslag doet, beoogt hierin te voorzien
door:
1. Een indicatie te geven van de verschillende biomassastromen die ontstaan bij de
inrichting en het beheer van natuur.
1 Inleiding
HOOFDSTUK
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
075791432:A - Definitief ARCADIS
3
2. Een indicatie te geven van de thans in Overijssel bestaande mogelijkheden om biomassa
uit natuur te benutten voor de opwekking van energie.
Uitgangspunten voor dit onderzoek zijn de huidige provinciale doelstellingen:
1. Binnen het programma Energiepact is biomassa de belangrijkste duurzame energiebron
voor het halen van de energiedoelstelling.
2. Ecologische doelstellingen voor behoud en versterking kwaliteit natuur en (cultuur)
landschap.
1.2 LEESWIJZER
Er is voor gekozen om de hoofdtekst beknot te houden. De gevolgde aanpak voor deze
inventarisatie wordt stapsgewijs beschreven in hoofdstuk 2.
De uiteindelijke resultaten van het onderzoek, resulterend uit bijlage 1 en 2, zijn in één tabel
in hoofdstuk 3 samengevat en kort toegelicht. Hoofdstuk 4 vat de onderzoeksresultaten per
biomassastroom samen. Hoofdstuk 5 besluit met enkele constateringen en conclusies.
Bijlage 1 ‚Onderbouwing van de resultaten‛ geeft de resultaten weer van de werkwijze
zoals deze is beschreven in hoofdstuk 2. In deze bijlage wordt uitgelegd hoe overzichtstabel
1 in hoofdstuk 3 tot stand is gekomen.
De interviews met de eigenaren/terreinbeheerders van de natuurgebieden en de
biomassaverwerkers, zijn opgenomen als bijlage 2.
Bijlage 3 geeft een weergave van praktische hoeveelheid biomassa voor het gebied van 5 km
rondom de Overijsselse Vecht. Deze is apart vermeld omdat dit een aparte opdracht betreft
buiten deze inventarisatie om voor het project ‘Ruimte voor de Vecht’. De onderbouwing
van de resultaten zijn gemakshalve meegenomen in bijlage 1.
Bijlage 4 bevat een stakeholderanalyse op het gebied van biomassa uit natuur en landschap
binnen de provincie Overijssel, uitgevoerd door T. Hoppe namens de Universiteit Twente in
het kader van project BE2.O.
Tot slot is in bijlage 5 een overzicht toegevoegd met initiatieven op het gebied van bio-
energie en uitvoering zijnde en geplande inrichtingsprojecten in de provincie Overijssel.
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
075791432:A - Definitief ARCADIS
4
Het onderzoek is uitgevoerd in zes stappen, die hieronder worden beschreven.
Bij elke stap is een stroomdiagram weergegeven met daarin een visuele weergave van de
activiteiten per stap. Bij de activiteiten staan de hoofdstukken, paragrafen en de tabellen
aangegeven. Deze refereren naar bijlage 1, of naar de hoofdtekst.
Stap 1: Bepalen hoeveelheid vrijkomende biomassastromen
Allereerst is er een keuze gemaakt voor de soorten biomassastromen die worden
meegenomen in dit onderzoek. Deze zijn ingedeeld in hoofdcategorieën en subcategorieën
Vervolgens zijn er hoofdklassen en codes voor grondgebruik geselecteerd op basis van de
LGN6 legenda (Landelijk Grondgebruik Nederland, versie 6), welke als ondergrond dienen
voor het inventariseren van de biomassastromen. Hiermee wordt een koppeling gemaakt
met de LGN6 structuur in Geografisch Informatie Systeem (GIS) van de provincie Overijssel
(‚Atlas van Overijssel‛).
Op basis van de geselecteerde typen grondgebruik wordt een verdere onderverdeling
gemaakt naar eigenaren en terreinbeheerders. Voor Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten
en Landschap Overijssel kunnen de oppervlakten in hectares op deze wijze worden
gegenereerd. Gegevens van overige terreinbeheerders en eigenaren als Overijssels
Particulier Grondbezit, Waterschappen en Provincie Overijssel (m.b.t. gegevens
bermmaaisel) waarvan geen informatie uit GIS kan worden gehaald, zijn geïnventariseerd
door middel van interviews en literatuur.
2 Aanpak
HOOFDSTUK
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
075791432:A - Definitief ARCADIS
5
Stap 1: Bepalen hoeveelheid vrijkomende
biomassastromen
B1. Bepalen soorten biomassa
Tabel 2 → Bepalen inventarisatie van soorten
biomassa met een verdere onderverdeling in
subcategorieën
B2. Bepalen hoeveelheden
B2.1. GIS-inventarisatie
B.2.1.1 Onderverdeling biomassastromen naar grondgebruik
· Tabel 3 → Onderverdeling soorten biomassa op basis van LGN6-indeling
· Tabel 4 → Integratie van tabel 2 in 3
B2.1.2. Eigenaren terreinbeheerders
Gegevens hoeveelheden van eigenaren/terreinbeheerders die met GIS kunnen
worden geïnventariseerd:
· Staatsbosbeheer (SBB)
· Natuurmonumenten (NM)
· Landschap Overijssel (LO)
Gegevens hoeveelheden van eigenaren/terreinbeheerders die met literatuur/
interviews worden geïnventariseerd:
· Overijssels Particulier Grondbezit (OPG)
· Vijf waterschappen
· Provincie Overijssel (alleen betrekking op bermmaaisel)
B2.1.3. Regionale indeling GIS-inventarisatie
Gegevens uit tabel 4 worden geïntegreerd met eigenaren/terreinbeheerders (SBB,
NM, LO) en onderverdeeld naar 3 schaalniveaus:
· Tabel 5 → Provincie
· Nationale landschappen en parken
o Tabel 6 →Nationaal landschap IJsseldelta (inclusief 85 ha buiten provinciale grens)
o Tabel 7 →Nationaal park Weerribben-Wieden
o Tabel 8 → Nationaal landschap Noordoost Twente
o Tabel 9 → Nationaal park Sallandse Heuvelrug
· Tabel 10 → 5 km rondom Overijsselse Vecht (is afzonderlijke opdracht)
B2.2. Ontbrekende hoeveelheden welke niet uit GIS kunnen worden gehaald
Tabel 11 → Gegevens ontbrekende eigenaren/terreinbeheerders (OPG, vijf
waterschappen, provincie Overijssel) verkregen via interviews en literatuur
Naar Stap 2
Stap 2: Bepalen theoretisch winbare hoeveelheden biomassa
In stap 2 worden de natuurtypen vertaald naar winbare hoeveelheden biomassa. Dit wordt
gedaan aan de hand van data uit literatuur. De bronnen die wij hiervoor hebben
geraadpleegd, zijn weergegeven in bijlage 1 met daarbij verwijzingen naar literatuur in voet-
en eindnoten. Na stap 2 beschikken we over een overzicht van theoretisch winbare
hoeveelheden biomassa, verdeeld naar natuurtypen in tonnages droge stof per jaar.
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
075791432:A - Definitief ARCADIS
6
Stap 2: Bepalen theoretisch winbare
hoeveelheden biomassa
B3. Bepalen theoretisch biomassapotentieel
Tabel 12 → Bepalen kengetallen uit literatuur voor
bepalen beschikbare hoeveelheid biomassa uitgedrukt
in ton droge stof per hectare per jaar
Naar Stap 3
De biomassastromen in deze inventarisatie zijn ook in vele andere onderzoeken
geïnventariseerd (Alterra, Stichting Probos, Natuurlijk Advies, BEON, etc.). Soms betreft het
gedeelten van de hier geïnventariseerde stromen (deelgebieden), soms ook gaat het om
inventarisaties op een schaal die de provinciegrenzen overstijgt. Daardoor zijn de resultaten
in de meeste gevallen niet vergelijkbaar met het voorliggende onderzoek. Een andere factor
die vergelijking met reeds uitgevoerd onderzoek bemoeilijkt, is het feit dat de wijze van
inventariseren veelal verschilt. Dit is het gevolg van de opzet met betrekking tot onder
andere: gebiedsindeling, eigenaren, categorieën biomassa, kengetallen voor bepalen
hoeveelheid, etc.
Stap 3: Toetsen gegevens bij eigenaren en terreinbeheerders
In stap 3 worden de gegevens uit stap 1 en 2 met behulp van interviews voorgelegd aan de
eigenaren en terreinbeheerders om ze te verifiëren en aan te vullen. In deze gesprekken
wordt ook ingegaan op:
plannen voor ontwikkeling van nieuwe natuur of ingrijpende wijzigingen in beheer die
niet in de verzamelde data tot uiting komen;
huidige verwerking van de biomassa (typen, hoeveelheden, bestemmingen);
initiatieven voor verwaarding van biomassa waar de betreffende eigenaar bij betrokken
is.
Stap 3: Toetsen gegevens bij eigenaren en terreinbeheerders
B4. Verificatie gegevens uit GIS-inventarisatie en literatuur
Toetsen en eventueel wijzigen van de gegevens uit tabel 1 t/m 12 aan de hand van gegevens uit
interviews en/of literatuur.
Gewijzigde tabellen zijn in deze paragraaf weergegeven:
· Tabel 13 Doorvoeren wijzigingen in GIS-inventarisatie provinciale schaal (tabel 5)
· Tabel 14 Doorvoeren wijzigingen in GIS-inventarisatie nationaal park Weerribben-Wieden (tabel 7)
· Tabel 15 Doorvoeren wijzigingen in kengetallen uit literatuur (tabel 12)
Naar Stap 4
Stap 4: Van theoretisch naar praktisch potentieel
In de hiervoor beschreven stappen is een inschatting van de theoretische hoeveelheid aan
biomassa uit natuur bepaald. Oftewel een hoeveelheid gebaseerd op beschikbare informatie
vanuit literatuur en kaartmateriaal. Op basis van de gegevens uit de interviews met
eigenaren en terreinbeheerders is er al een stap gemaakt richting een hoeveelheid die ook
werkelijk (praktisch) winbaar is.
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
075791432:A - Definitief ARCADIS
7
Om de praktische hoeveelheid verder te benaderen wordt per biomassastroom en per
eigenaar/terreinbeheerder de hoeveelheden vermenigvuldigd met de volgende percentages:
Het praktisch oogstbare deel.
Het ecologisch wenselijk oogstbare deel.
Het gedeelte wat beschikbaar is voor energie.
De percentages zijn bepaald aan de hand van literatuur, interviews en aannames (‘expert
judgement’). De toelichting van deze percentages staat beschreven in hoofdstuk 3. Tabel 17
geeft de werkelijke (praktische) percentages met onderbouwing weer.
Stap 4: Toetsen gegevens bij eigenaren en terreinbeheerders
B5.Van theoretisch naar praktisch potentieel
Bepalen percentages praktisch oogstbare deel, ecologisch wenselijk deel, gedeelte voor energie per
biomassastroom per eigenaar/terreinbeheerder
· Tabel 16 Rekenvoorbeeld bepalen praktisch biomassapotentieel
· Tabel 17 Percentages voor bepalen praktisch biomassapotentieel
Naar Stap 5
Stap 5: Bepalen tussenresultaten
Aan de hand van de gegevens uit de voorgaande stappen (1 t/m 4) kan worden gestart met
het bepalen van de hoeveelheid praktisch winbare biomassa in ton droge stof per jaar.
Behalve een totaal overzicht op provincieniveau (tabel 1, Hoofdstuk 3), wordt er ook inzicht
gegeven in de productie op regionaal niveau op basis van de vier nationale parken en
landschappen (tabel 18 t/m 21, bijlage 1). Daarnaast dienen deze gegevens als input voor
tabel 1.
Om tabel 1 volledig te maken, dient het ‘resterende gebied’ te worden bepaald. Het
‘resterende gebied’ (tabel 22, bijlage 1) heeft betrekking op de gebieden buiten de nationale
parken en landschappen binnen de provinciegrens.
Voor de bovenstaande vijf gebieden geldt dat alleen Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten
en Landschap Overijssel worden meegenomen, omdat deze op basis van de GIS-
inventarisatie circa 95% van deze gebieden in eigendom of beheer hebben. Van het
resterende deel kunnen de eigenaren niet uit de GIS-inventarisatie of literatuur worden
afgeleid.
De overige eigenaren en terreinbeheerders (Overijssels Particulier Grondbezit,
Waterschappen en Provincie Overijssel (m.b.t. gegevens bermmaaisel)) zijn apart op
provinciale schaal geïnventariseerd (tabel 23, bijlage 1).
In tabel 1 van hoofdstuk 3 worden alle hierboven genoemde tussenresultaten
samengevoegd.
Op verzoek van de opdrachtgever zijn de gegevens van het gebied tot 5 km aan weerszijde van de
Overijsselse Vecht afzonderlijk gepresenteerd in tabel 24 van bijlage 3. Deze gegevens worden al
meegenomen in tabel 1 op basis van de voorgaande indeling. Oftewel hierin vindt overlap plaats.
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
075791432:A - Definitief ARCADIS
8
Stap 5: Bepalen tussenresultaten
B6.Bepalen tussenresultaten
Bepalen praktisch oogstbare deel voor de gebieden van Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en
Landschap Overijssel:
· Tabel 18 → Nationaal landschap IJsseldelta (inclusief 85 ha buiten provinciale grens)
· Tabel 19 → Nationaal park Weerribben-Wieden
· Tabel 20 → Nationaal landschap Noordoost Twente
· Tabel 21 → Nationaal park Sallandse Heuvelrug
· Tabel 22 → Resterende gebieden binnen provinciaal gebied
Bepalen praktisch oogstbare deel voor de gebieden van Overijssels Particulier Grondbezit, vijf
waterschappen, en Provincie Overijssel m.b.t. bermmaaisel:
· Tabel 23 → Hoeveelheden resterende eigenaren/terreinbeheerders binnen provinciaal gebied
Naar Stap 5
Integratie van alle tussenresultaten (tabel 18 t/m 23)
Resultaat = Tabel 1, Hoofdstuk 3
Stap 6: In gesprek met verwerkingsinstallaties
Als volgende stap is onderzocht hoe het praktisch winbare potentieel zich verhoudt tot de in
Overijssel beschikbare en geplande capaciteit voor verwerking van biomassa in vergistings-
en verbrandingsinstallaties. Dit is gedaan aan de hand van de provinciale ‚Energieatlas‛ en
drie interviews met eigenaren/beheerders van verwerkingsinstallaties. De volgende partijen
zijn geïnterviewd:
Twence B.V. (Hengelo)
ROVA (Zwolle)
Fam. Hulter, Mestvergister (Anerveen)
De verslagen van de interviews zijn weergegeven in bijlage 3.
Stap 6: In gesprek met verwerkingsinstallatie
Hoofdstuk 4. Beschrijving van biomassastromen
· Beschikbare en geplande capaciteit voor verwerking van deze biomassastromen
· Overzicht is van bestaande en geplande verwerkingsinstallaties (afbeelding 1 en 2)
· Verslagen interviews (Bijlage 3)
Conclusies en aanbevelingen
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
075791432:A - Definitief ARCADIS
9
3.1 EINDRESULTATEN
In tabel 1 zijn de eindresultaten van de hoeveelheden praktisch winbare biomassa
weergegeven. Een uitgebreide toelichting van de stappen die hebben geleid tot deze tabel
zijn beschreven in hoofdstuk 2 en bijlage 1.
De laatste twee kolommen (9 en 10) van tabel 1 geven de totale hoeveelheden biomassa weer
(in ton droge stof per jaar en GJ per jaar) die geoogst kunnen worden op basis van drie
factoren waaronder het:
praktische oogstbare deel,
het ecologisch beschikbare deel
en gedeelte wat beschikbaar is voor energie.
De in tabel 1 gepresenteerde hoeveelheden zijn via een aantal stappen verkregen uit de
geschatte biomassaproductie van de verschillende terreintypen (‘klassen’ in kolom 2).
Het praktisch oogstbare deel (tabel 17, bijlage 1) is het percentage van de biomassa dat logistiek
bereikbaar is met materieel ( zaag- een oogstapparatuur, transportmaterieel). Dit percentage
is bepaald op basis van literatuur, praktijksituaties en informatie uit interviews. Het is een
‘generiek’ percentage per terreintype, dat niet is gespecificeerd per gebied.
Uit ecologisch oogpunt is het niet altijd wenselijk alle biomassa die oogstbaar is ook
werkelijk te oogsten of uit het gebied af te voeren. Voorbeelden hiervan zijn het achterlaten
van dood hout en het inrichten van broeihopen. Het ecologisch wenselijk oogstbare deel (tabel
17, bijlage 1) is het percentage dat vanuit ecologisch standpunt gezien, uit het gebied kan
worden afgevoerd. Ook dit is een generiek percentage per natuurtype, dat niet is
gespecificeerd per natuurgebied of beheerder.
Een percentage hiervan is benutbaar voor energie (tabel 17, bijlage 1). Een deel van de
biomassa kent op dit moment al een toepassing; denk hierbij aan gras dat wordt gebruikt als
veevoer (hetzij door begrazing, hetzij na oogst) en hout dat nu al door de beheerders
rechtstreeks aan particulieren wordt verkocht.
In deze inventarisatie is de keuze gemaakt om dit deel van de biomassa af te trekken van het
totale potentieel. Het resultaat van het percentage voor energie is de praktisch beschikbare
hoeveelheid (kolommen 9 en 10, tabel 1). Om de verschillende stappen te illustreren, is een
rekenvoorbeeld gegeven bij tabel 1. Daarnaast staan per kolom bij tabel 1 verwijzingen
vermeld naar de betreffende tabellen in bijlage 1 met een verdere onderbouwing van de
gegevens.
3 Resultaten
HOOFDSTUK
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
075791432:A - Definitief ARCADIS
10
Bepaling praktisch beschikbare hoeveelheid biomassa uit beheer en onderhoud van natuur in de provincie Overijssel
LGN6-indeling Soort biomassa
IJsseld
elt
a
Weerr
ibb
en
-Wie
de
n
No
ord
oo
st-
Tw
en
te
Sall
an
ds
e H
eu
velr
ug
Reste
ren
de
ge
bie
den
IJsseld
elt
a
Weerr
ibb
en
-Wie
de
n
No
ord
oo
st-
Tw
en
te
Sall
an
ds
e H
eu
velr
ug
Reste
ren
de
ge
bie
den
Code (1) Klasse (2) Biomassa (3) Subcategorieën biomassa (4) Hectares (5) Totaal in
ha (6)
Bijgroei (7) Tonnages droge stof per jaar (8) Totaal praktisch
potentieel (9)
Energie-inhoud
(10)
Nr. ha tonds/ha/jaar tonds/per jaar tonds/per jaar GJ per tonds/per
jaar
11 Loofbos Hout uit
productiebos
Spilhout 54 22 1.530 1.357 16.156 19.119
1,66 - 4,99 0 0 0 0 0 0 0
12 Naaldbos Tak- en tophout 1,2 3 1 78 77 494 651 12.8901
40 Bos in
hoogveenweidegebied Hout uit natuurbos
Spilhout
5 1.352 0 0 3.593 4.950 1,66 - 4,99
0 0 0 0 0 0 0
43 Bos in moerasgebied Tak- en tophout 1,2 0 30 0 0 13 43 8511
36 Heide
Heide
Heide
0 0 251 1.041 5.273 6.565
1,7 0 0 12 50 251 313 5.6652
37 Matig vergraste heide Heideplaggen 50 0 0 395 1.640 8.305 10.340 -
2
38 Sterk vergraste heide
42 Rietvegetatie Riet
(Overjarig) riet en rietsluiksel 498 2.427 5 0 471 3.401
2,3 315 948 3 0 298 1.564 29.4033
Rietplaggen 100 1.245 41.195 13 0 1.178 43.631 545.3884
Rietkraggen - 296 - - - 296 1.000 - 101.240 - - - 101.240 1.265.5004
45 Natuurgraslanden Natuurgras - 242 2.107 505 38 1.955 4.847 4,0 278 2.083 555 48 1.807 4.771 38.1685
1 Agrarisch gras e.o. Bermmaaisel Bermmaaisel - - - - 9.700 9.700 2,4 - - - 23.280 23.280 186.240
5
Maaisel van taluds en kaden - - - - - - - - - - 3.238 3.238 25.9045
799 6.204 2.286 2.436 37.148 1.841 145.497 1.223 2.508 41.043 192.110 2.110.009
Tabel 1
Totaaloverzicht
beschikbare hoeveelheid
biomassa uit beheer en
onderhoud van natuur in
de provincie Overijssel
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
075791432:A - Definitief ARCADIS
11
3.2 BEPALING ENERGIEWAARDE
Voor het praktisch potentieel is er tot slot een schatting gedaan van de energie-inhoud per
biomassastroom. De energiewaarden zijn berekend op basis van onderstaande
uitgangspunten. De nummering refereert aan de cijfers in de laatste kolom:
1. 19,8 GJ/tonds1: Energiewaarde bij verbranding van hout uit bos en landschap
3. 18,1 GJ/tonds1: Energiewaarde bij verbranding van heidemaaisel. Omdat de
verbrandingswaarde voor natuurgras hetzelfde is, wordt geen onderscheid gemaakt
tussen matig en sterk vergraste heide. Bij de huidige stand van de techniek zijn
heideplaggen ongeschikt voor energieproductie.
4. 18,8 GJ/tonds1: Energiewaarde bij verbranding van riet en rietsluiksel.
5. 12,5 GJ/tonds2: Voor de energiewaarde bij verbranding van rietplaggen en -kraggen zijn
de energiewaarden van gedroogde turf aangehouden. Omdat – voor zover bekend – er
geen ervaringen zijn met de verwerking van deze materialen voor energieproductie, is
onduidelijk of deze energieopbrengst werkelijk haalbaar is.
6. 8 GJ/tonds3: Energiewaarde bij vergisting van natuurgras, bermgras en gras van
waterwegen4.
De schatting van de totale energiewaarde van biomassa uit natuur komt neer op 2.110.009
GJ (2,1 PJ = Petajoule). Dit is een waarde die uitgaat van benutting van alle stromen.
Wanneer we ons beperken tot de stromen waarvoor op dit moment al technieken
operationeel zijn (hout en gras) is de potentiele energieopbrengst 264.053 GJ (0,26 PJ).
3.3 BELANGRIJKSTE PARAMETERS
Hieronder volgen enkele aannames die noodzakelijkerwijs gedaan zijn en die een relatief
groot effect kunnen hebben op de cijfers in de tabel. Wanneer de wens bestaat de marges te
verkleinen, zijn dit de parameters waar energie in moet worden gestoken.
Hout
Er heerst onduidelijkheid over de definitie ‘natuurbos’. In het algemeen wordt hier bos
onder verstaan waaruit niet wordt geoogst en vanwege ecologische doelstellingen met ‘rust‘
wordt gelaten.
Echter Staatsbosbeheer heeft in het interview aangegeven dit verschil niet te hanteren.
Dit verschil wordt echter wel gehanteerd in de LGN6 (GIS), waarbij loof- en naaldbos onder
hoofdklasse ‘bos’ vallen en bos in moeras- en hoogveengebied onder hoofdklasse ‘natuur’.
1 Pag. 40, Koppejan J., Elbersen W., Meeusen M., Bindraban P., 2009, Beschikbaarheid van Nederlandse
biomassa voor elektriciteit en warmte in 2020, Senternovem, projectnr. 200809
2 http://nl.wikipedia.org/wiki/Turf (brandstof)
3 Bron: Binas, Noordhoff Uitgevers
4 1 ton nat gras levert ca. 140 m³ biogas op. Qua verbrandingswaarde komt dit overeen met 0,65x140 m³
= 91 m³ aardgas.
De verbrandingswaarde van aardgas is ongeveer 35MJ/m³. Dit resulteert in 91 m³ x 35MJ/m³ = 3185
MJ/m³ (3,185 GJ/m³). Deze waarde is vervolgens teruggerekend naar een gasopbrengst per ton droge
stof. Uitgaande van een droge stof gehalte van 40 % is de energieopbrengst per ton droge stof 8 GJ.
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
075791432:A - Definitief ARCADIS
12
Door dit verschil in definiëren kan het voorkomen dat oppervlakten niet worden
meegenomen, terwijl er wel (snoei)hout uit wordt gehaald.
Om beter zicht te krijgen op de hoeveelheden bos waaruit geoogst kan worden, zou het
daarom zinvol zijn om deze definitie voor bepaalde gebieden onder de loep te nemen, c.q. te
herdefiniëren.
Naast hout uit onderhoud en beheer van natuurgebieden komt er ook snoeihout vrij uit
landschapselementen (singels, houtwallen, etc.) zowel in beheer van overheidsinstanties als
particulieren. Deze hoeveelheden zijn niet meegenomen in deze inventarisatie. In hoeverre
dit een bijdrage kan leveren aan energieopwekking is niet bekend. Momenteel worden al
wel op regionale schaal projecten opgezet om dergelijke biomassastromen nuttig te maken.
Een voorbeeld hiervan is het project ‚Duurzame energiewinning uit het nationaal landschap
Noordoost Twente‛ uitgevoerd door Aequator Groen & Ruimte en Welhuis
landschapsonderhoud en –advies.
Heide
Voor heide wordt een onderverdeling gemaakt in ‘heideplaggen’ en ‘heidemaaisel’.
Heideplaggen zijn nog niet bruikbaar voor energieproductie. Heidemaaisel in potentie wel,
maar kent nu deze toepassing nog niet. In het heidebeheer staat niet langjarig vast welke
vorm van beheer zal worden uitgevoerd (maaien of plaggen). Daarbij zit er een groot
verschil tussen de beheermaatregelen van de verschillende eigenaren en terreinbeheerders.
De aannames die noodzakelijkerwijs moesten worden genomen, hebben een grote invloed
op de cijfers in de tabel.
Riet
Voor de hoeveelheid vrijkomende biomassa uit rietkraggen zijn vooralsnog alleen gegevens
bekend vanuit het Nationaal Park Weerribben-Wieden, waarbij het al om grote
hoeveelheden gaat. Het is zeer wel mogelijk dat er meer gebieden in de provincie zijn waar
rietkraggen kunnen vrijkomen. Dit zouden bijvoorbeeld gebieden in de IJsseldelta kunnen
zijn.
Algemeen
De hoeveelheden in tabel 1 geven een indicatie van de hoeveelheid vrijkomende biomassa
uit beheer en onderhoud. Naast dit wordt ook ‘nieuwe’ natuur ontwikkeld. Bij het inrichten
hiervan komen in veel gevallen grote hoeveelheden biomassa vrij. Deze hoeveelheden zijn
niet meegenomen in de tabel omdat dit éénmalige hoeveelheden zijn die onregelmatig over
een lange termijn vrijkomen. Echter voor de winning van bio-energie verdient dit de
aandacht.
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
075791432:A - Definitief ARCADIS
13
4.1 HOUT
Stammen (spilhout) worden veelal afgevoerd. Tak- en tophout blijven vrijwel altijd liggen of
worden versnipperd en blijft dan alsnog achter in het gebied. De totale hoeveelheid winbaar
hout wordt geschat op 700 ton droge stof per jaar.
Op dit moment is verbranding van hout de enige commercieel beschikbare techniek naast
torrefactie. Er is zowel vraag naar gekloofd hout als naar snippers en pellets. Daarnaast
wordt ook hout verwerkt tot biocoal (Stamproy Green in Steenwijk).
De website van de provincie Overijssel (http://www.overijssel.nl/overijssel/cijfers-
kaarten/digitale-kaarten/) geeft een overzicht van biomassa verbrandingsinstallaties.
Het is niet mogelijk uit de op de site vermelde informatie de totale houtbehoefte af te leiden,
maar in ieder geval is duidelijk dat de gezamenlijke vraag naar hout de winbare
hoeveelheid in zeer ruime mate overtreft. Hierbij moet worden opgemerkt dat een deel van
de houtproductie (die buiten de geraamde hoeveelheid valt omdat deze al een bestemming
heeft) al lokaal wordt benut.
Voor hout is inmiddels een markt ontstaan waarbij de prijzen geleidelijk stijgen. Momenteel
brengen houtsnippers 15 à 40 euro per ton op, houtpellets 100 – 300 euro per ton en
gekloofd hout 200 – 300 euro per ton. De prijs wordt beïnvloed door (onder meer) de door
de kwaliteit en de oogstmethode. Oftewel hoe ‘schoon’ wordt het product bij de verwerker
aangeleverd, bijvoorbeeld hout met vervuiling veel bladeren, zand of andere brengt minder
op. Uiteraard geldt dit ook voor de andere biomassastromen.
4.2 NATUURGRAS
Voor zover natuurgras niet als veevoer wordt benut, wordt het afgevoerd naar
composteerders of wordt het beheerd door middel van begrazing. Incidenteel wordt het
geleverd aan vergistingsinstallaties. In gebieden buiten Overijssel wordt het materiaal soms
ondergewerkt op akkerbouwpercelen. Mogelijk gebeurt dit ook in Overijssel, maar tijdens
de interviews is dit niet genoemd.
De totaal beschikbare hoeveelheid natuurgras wordt geraamd op 4.700 ton droge stof per
jaar.
Voor energieopwekking uit gras is vergisting op dit moment de enige operationele techniek.
Er lopen onderzoeken naar andere opties, waarbij gras wordt ontleed in meerdere stromen
4 Beschrijving van
biomassastromen
HOOFDSTUK
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
075791432:A - Definitief ARCADIS
14
voor hoogwaardiger toepassingen (raffinage). Deze technieken zijn nog niet op commerciële
schaal beschikbaar.
De website http://www.overijssel.nl/overijssel/cijfers-kaarten/digitale-kaarten/ van de
provincie Overijssel geeft een overzicht van de actieve en geplande vergistingsinstallaties.
In totaal gaat het om veertien vergisters, waarvan zes op dit moment nog niet in bedrijf zijn.
Twaalf installaties zijn (co-)mestvergisters, twee zijn GFT-vergisters.
De totale capaciteit van de al draaiende mestvergisters voor andere stromen dan mest is
61.500 ton/jaar. Voor de vergisters die nog niet in bedrijf zijn, is dit 59.500 ton/jaar. Dit is het
minimum, omdat van vier van deze vergisters de capaciteit nog onbekend en daarom niet
meegenomen is. De twee GFT-vergisters hebben een totale capaciteit van 95.000 ton/jaar.
De beschikbare capaciteit overschrijdt in zeer ruime mate het aanbod aan natuurgras.
Natuurlijk is de capaciteit niet volledig beschikbaar, voor de GFT-vergisters geldt dat het
volume grotendeels al ‘bezet’ is door GFT-stromen. Maar ook als daar rekening mee wordt
gehouden, is er ruim voldoende capaciteit om alle natuurgras te verwerken. Of het
materiaal ook daadwerkelijk in de vergisters kan worden verwerkt, wordt in hoofdzaak
bepaald door marktfactoren. De financieel succesvolle agrarische vergisters genereren hun
winst in belangrijke mate door de marktprijzen voor biomassastromen scherp te volgen en
in te kopen wat op dat moment aantrekkelijk is. Vanuit de vergisters neemt de
belangstelling voor natuurgras toe. Dit blijkt wel uit de prijsontwikkeling van natuurgras
dat aangeboden wordt bij vergisters: moest aanvankelijk nog geld worden betaald aan de
poort, inmiddels brengt het materiaal (soms) geld op. Dit wordt ongetwijfeld mede
veroorzaakt door de prijsontwikkeling van concurrerende biomassastromen (die
aanvankelijk in ruime mate en tegen lage prijzen beschikbaar waren, maar inmiddels
schaars worden).
De prijs voor verwerking van gras in vergisters wordt bepaald door factoren als het moment
van productie, procesfactoren en kwaliteit van de biomassa. Het aanbod ‘aan de poort’ van
biomassacentrales fluctueert aanzienlijk in de loop van het jaar en wordt in belangrijke mate
bepaald door seizoensinvloeden. Wanneer een aanbieder in staat is te leveren op een
moment dat het aanbod van andere stromen afneemt, is dat gunstig.
Vergisters hebben behoefte aan een goede mix van materialen en kunnen dus niet
uitsluitend sturen op marktprijzen. Zo heeft de ROVA aangegeven behoefte te hebben aan
een zekere hoeveelheid structuurrijk materiaal, die afkomstig zou kunnen zijn uit
natuurbeheer. Ook hierbij geldt dat dan wel op het juiste moment moet worden geleverd.
Een andere procesfactor is de hoeveelheid stikstof in het gras, een te grote hoeveelheid is
ongunstig voor de microbiologie van de vergister. In dit opzicht kan toevoeging van het
schrale natuurgras gunstig zijn.
Een te grote hoeveelheid zand in het maaisel maakt het materiaal minder geschikt voor
vergisting en zal ook van invloed zijn op de prijs. De oogstmethode is dus van invloed op de
‘afzetbaarheid’ van het materiaal.
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
075791432:A - Definitief ARCADIS
15
4.3 BERMGRAS
Bermmaaisel wordt doorgaans afgevoerd naar composteerders. Een deel blijft achter in de
berm. Er lopen veelbelovende experimenten met vergisting. Vooralsnog is echter de
regelgeving belemmerend; bermmaaisel wordt beschouwd als een afvalstof en ook digestaat
dat vrijkomt bij vergisting moet als zodanig worden beschouwd. De verwachting is dat de
regelgeving op termijn gunstiger wordt.
Daarnaast leidt de huidige inzamelingstechniek tot een product dat te veel zand bevat, wat
het materiaal minder geschikt maakt voor vergisting. Een voorbeeld hiervan is het klepelen
van maaisel, waarna het wordt opgezogen. Dit brengt veel zand met zich mee. Om
bermgras toe te kunnen passen zou het op zwad moeten worden gelegd en vervolgens
worden opgeraapt.
De totale hoeveelheid bermgras van gemeentelijke, provinciale en rijkswegen is 23.000 ton
droge stof (57.500 tonnat bermmaaisel). Maaisel van taluds en kaden van waterschap
terreinen omvat 3000 ton droge stof (7.500 tonnat maaisel).
4.4 RIET, RIETPLAGGEN EN KRAGGE
Riet, dat niet geschikt is voor dakbedekking, wordt meestal verbrand in het veld. Op basis
van de ons beschikbare informatie is niet te zeggen om welke hoeveelheden het gaat.
Overigens zullen de hoeveelheden ook per jaar verschillen: als de weersomstandigheden
ongunstig zijn, wordt er minder geoogst en het jaar daarop meer verbrand.
Omdat verbranden ongewenst is, zoekt men nu naar andere oplossingen. De grootste
hoeveelheid die uit de gebieden wordt afgevoerd, gaat naar composteerders. Deze
hoeveelheid zal aanzienlijk groter worden als er geen alternatieven beschikbaar komen en
verbranden wordt verboden. De totale hoeveelheid wordt geschat op 1.500 ton droge stof
per jaar.
Er zijn verschillende ontwikkelingen en onderzoeken gaande die perspectief bieden op een
oplossing. Zo wordt momenteel onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheid van vergisting
met een voorontsluiting. Verder loopt een onderzoek dat gericht is op de verwerking van
riet tot board. Er wordt geëxperimenteerd met verbranding. Tenslotte schijnt er
belangstelling te bestaan vanuit de agrarische sector om riet te gebruiken als strooisel in
stallen.
Een groter probleem vormen de rietplaggen (44.000 ton droge stof per jaar) en kragge
(100.000 ton droge stof/jaar). Hiervoor bestaan op dit moment nog geen andere oplossingen
dan compostering of (voor de plaggen) verwerking in grondlichamen. Als lokaal nuttige
toepassingen kunnen worden gevonden, hoeft dit laatste niet bezwaarlijk te zijn.
Vooral voor de plaggen geldt dat het hoge zandgehalte vooralsnog een onoverkomelijk
probleem vormt bij de inzet voor energiedoeleinden. Voor zover ons bekend wordt nog
geen onderzoek gedaan naar oplossingen voor dit probleem. Waarschijnlijk omdat de
problematiek wordt beschouwd als dermate lastig dat men geen pogingen doet. De logistiek
vormt een bijkomstig probleem.
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
075791432:A - Definitief ARCADIS
16
4.5 HEIDE
Heide wordt of geplagd of gemaaid. De hoeveelheid heide wordt geschat op 300 ton droge
stof per jaar, de hoeveelheid heideplaggen op 10.000 ton droge stof per jaar. De schatting
wordt echter in sterke mate beïnvloed door aannames over de verdeling plaggen – heide.
Heidemaaisel wordt o.a. toegepast als materiaal voor luchtfiltering in varkenstallen,
bodemmateriaal in potstallen c.q. ligboxen en als compost. Heideplagsel blijft voor een klein
gedeelte liggen in het terrein om ecologische doeleinden. Het overgrote deel wordt
afgevoerd voor ophoging van andere terreinen. Heidemaaisel, dat ‘houtig’ materiaal is, zou
in principe geschikt moeten zijn voor verbranding, maar voor zover bekend wordt dit nog
nergens toegepast.
4.6 VEEN
In verschillende natuurontwikkelingsprojecten komt veen vrij. Het is geen constante stroom,
maar het gaat om substantiële hoeveelheden (bijvoorbeeld in de Oldematen en Wieden-
Weerribben). Vaak wordt het verwerkt in grondlichamen of tot potgrond. In principe zou
het – na droging – gebruikt moeten kunnen worden voor energieproductie in
verbrandingsinstallaties. Voor zover bekend gebeurt dit nog niet.
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
075791432:A - Definitief ARCADIS
17
Uit deze inventarisatie blijkt dat de hoeveelheid biomassa die bij beheer en ontwikkeling
van natuur in Overijssel kan worden gewonnen een energiewaarde vertegenwoordigd van
ongeveer 2 PJ (Petajoule). Hierbij zijn stromen die bij de huidige stand van de techniek nog
niet of nog niet goed in energie kunnen worden omgezet. Wanneer we ons beperken tot de
stromen waarvoor op dit moment al technieken operationeel zijn (hout en gras) is de
potentiele energieopbrengst 0,26 PJ.
In 2010 werd in Overijssel 5% van de energievraag, ruim 4 PJ, duurzaam opgewekt. Hiervan
kwam ongeveer 0,5 PJ voor rekening van houtgestookte verwarmingsinstallaties en circa 0,3
TJ voor rekening van mest- en GFT-vergisting.
Het streven van de provincie Overijssel is om het aandeel duurzame energie op termijn op
20% te brengen, waarbij 60% uit biomassa moet komen.
Wanneer de potenties voor energiewinning uit geïnventariseerde biomassastromen naast de
in 2010 gerealiseerde productie van duurzame energie wordt gezet, blijkt dat de
hoeveelheden weliswaar bij lange niet voldoende zijn om de ambities te halen, maar daar
zeker een bijdrage aan kunnen leveren. Vooral wanneer technieken worden ontwikkeld die
benutting van de stromen mogelijk maken waarvoor op dit moment nog geen oplossingen
bestaan (riet, rietplaggen, kragge, heide).
Hieronder volgt een aantal conclusies en aanbevelingen. Deels volgen deze uit de
inventarisatie, deels uit de interviews (bijlage 2), deels zijn ze ook gestoeld op contacten en
ervaringen buiten dit onderzoek.
5.1 AANBOD VAN EN VRAAG NAAR BIOMASSA
De totale capaciteit van biomassaverbrandingsinstallaties in Overijssel overschrijdt het
aanbod van hout dat uit deze inventarisatie naar voren is gekomen ruimschoots. Dit is het
hout dat thans nog geen toepassing kent, dus hetzij niet geoogst wordt, hetzij achter blijft in
het veld. Ten overvloede wordt er op gewezen dat in deze inventarisatie het hout dat vrij
komt en zou kunnen komen uit houtwallen en solitaire bomen niet is meegenomen.
De vraag naar hout is geen beperkende factor. Gezien de prijsontwikkeling mag verwacht
worden dat op termijn grotere hoeveelheden hout uit de natuur zullen worden geoogst.
Binnen Overijssel is de bestaande verwerkingscapaciteit in vergisters in principe voldoende
om al het vrijkomende gras uit natuurbeheer te verwerken. Of deze capaciteit ook werkelijk
beschikbaar is, wordt in belangrijke mate bepaald door marktwerking waarbij de kwaliteit
van het aangeboden materiaal alsmede het tijdstip waarop het wordt aangeboden van
5 Conclusies en
aanbevelingen
HOOFDSTUK
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
075791432:A - Definitief ARCADIS
18
belang zijn. Wat dit betreft zou veel bereikt kunnen worden door in het natuurbeheer
rekening te houden met deze aspecten. Enerzijds door de oogstmethode zodanig te kiezen
dat een optimale kwaliteit wordt verkregen, anderzijds door verzamelpunten in te richten,
waar grotere hoeveelheden gras worden verzameld, desnoods voorbewerkt en ingekuild.
Overjarig riet en rietsluiksel blijven op dit moment onbenut en worden nog in het veld
verbrand. De indruk is dat voldoende initiatieven ontplooid worden om nuttige
toepassingen voor het materiaal te ontwikkelen. Op dit moment lopen verschillende
projecten, waarin gekeken wordt naar het optimaliseren van de logistiek en naar de
benutbaarheid van deze biomassastromen voor energieproductie, maar ook voor de
vervaardiging van board en karton. Het zal echter wel enkele jaren duren tot de technieken
die nu worden ontwikkeld operationeel zijn.
Voor enkele grote biomassastromen zijn de opties voor verwerking beperkt: hierbij gaat het
om veen, kragge en (in mindere mate) heideplaggen. Verwerking tot potgrond en compost
zijn, naast storten of verwerking in grondlichamen, op dit moment de enige opties.
Er lopen nog weinig of geen projecten waarin de haalbaarheid van energieopwekking uit
deze stromen wordt onderzocht. Staatsbosbeheer heeft tijdens het interview aangegeven dat
er momenteel onderzoek wordt gedaan voor de mogelijke verwerking van rietkraggen voor
energieopwekking binnen het nationaal park Weerribben-Wieden.
Het zou de moeite waard kunnen zijn op dit vlak te stimuleren. Ook zou creativiteit los
gemaakt kunnen worden door bij de aanbesteding van natuurontwikkelingsprojecten
duurzaamheidsaspecten als gunningscriterium mee ten nemen.
5.2 INVLOED VAN EN BEHEER OP BIOMASSASTROMEN
Voor biomassastromen als hout en gras geldt dat niet zozeer het gebrek aan
verwerkingstechnieken of verwerkingscapaciteit het probleem vormt, maar dat de
belemmeringen veel meer van logistieke aard zijn. Daarnaast geldt dat oogsttechnieken op
dit moment niet zijn gericht op optimalisatie van de kwaliteit van de gewonnen biomassa.
Het verdient de aanbeveling om in het natuurbeheer meer aandacht te besteden aan deze
aspecten. Wat betreft de winning van het materiaal, zou meer aandacht kunnen worden
besteed aan ‘schone’ winning, dus voorkomen van storende factoren als zand in gras en
bladeren in hout.
Daarnaast zouden bij nieuwe en wellicht bij sommige bestaande gebieden verzamelpunten
kunnen worden aangelegd. Bij grotere gebieden zouden centrale verwerkingseenheden
kunnen worden ingericht, waar materialen zo nodig worden voorbewerkt (bijvoorbeeld
gehakseld) en worden opgeslagen (ingekuild) tot het moment waarop het materiaal op de
markt wordt gebracht. Met relatief beperkte aanpassingen zoals oogstfrequentie,
tussenopslag en voorbewerking kan een betere kwaliteit worden verkregen. Dit zal de
kosten van de handelingen als zodanig verhogen, maar de indruk is dat de totale kosten van
de oogst kunnen worden verlaagd als de handelingen goed op elkaar worden afgestemd en
de hoeveelheden geoogst en op de markt te zetten materiaal maar groot genoeg zijn. Zo is
een hakselaar duur en vaak te zwaar om in te zetten in natuurgebieden. Maar als een depot
wordt ingericht en de hakselaar pas wordt ingezet als het depot gevuld is, zouden de kosten
per ton verwerkt materiaal acceptabel kunnen zijn.
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
075791432:A - Definitief ARCADIS
19
De praktisch beschikbare hoeveelheid biomassa die uit een natuurgebied kan worden
afgevoerd zonder afbreuk te doen aan de ecologische waarden, kan niet in zijn
algemeenheid worden aangegeven. Deels heeft dit natuurlijk te maken met de grote
diversiteit van de natuurgebieden, deels echter ook met de visie van de beheerder; van
persoon tot persoon kunnen de meningen verschillen. De hoeveelheid biomassastromen die
op dit moment in de gebieden blijft liggen, wordt in ieder geval niet alleen bepaald door
ecologische overwegingen. Kosten en opbrengsten spelen zeker een rol.
De hoeveelheden biomassa die uit de gebieden kunnen worden geoogst, wordt in
belangrijke mate bepaald door de beheerdoelstelling. De inrichting van het terrein en de
oogsttechnieken zijn hier een afgeleide van.
Het college van GS heeft opdracht om te bezien in welke mate het natuur- en
landschapsbeheer efficiënter vorm gegeven kan worden met behoud van slagkracht.
Aanbevolen wordt om energiedoelstellingen mee te nemen in het opstellen van nieuwe
beheer- en inrichtingsplannen en energiedoelstellingen mee te nemen in de aanpassing van
bestaande beheerplannen.
5.3 OVERIGE AANDACHTSPUNTEN
Het ligt in de lijn der verwachting dat de komende jaren andere vormen van hergebruik
beschikbaar zullen komen, zoals productie van karton en board. Deze opties zullen
concurreren met energieproductie.
Bij natuurontwikkelingsprojecten speelt nuttig gebruik van biomassastromen over het
algemeen nog geen rol van betekenis. De praktijk is dat het thema te laat wordt ingebracht,
waardoor het geen rol meer kan spelen in de planvorming. In het stadium van de
aanbesteding kan het nog wel worden ingebracht als EMVI-criterium.
Duurzaamheidaspecten zoals hergebruik van biomassa, kan als fictieve korting mee worden
genomen.
Winning en verwaarding van biomassa als middel om beheerkosten te verlagen, lijkt te
passen binnen de nieuwe doelstelling van Natuurmonumenten. Staatsbosbeheer begeeft
zich al langer op dit terrein, aanvankelijk vooral met hout, maar de laatste tijd ook met
natuurgras en rietkraggen.
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
075791432:A - Definitief ARCADIS
---Stap 1: Bepalen hoeveelheid vrijkomende biomassastromen---
B1. SOORTEN BIOMASSASTROMEN
Voor het bepalen van de hoeveelheden vrijkomende biomassa uit natuur en landschap is de
volgende indeling aangehouden:
Biomassa Subcategorieën biomassa
Spilhout5 -
Tak- en tophout1
-
Natuurgras -
Riet (overjarig) riet
Rietsluiksel
Rietplaggen (vaste bodem)
Rietkraggen (trilveen)
Heide Heideplaggen
Bermmaaisel Maaisel uit bermen, taluds en kaden
Biomassa uit stedelijk groen en baggerspecie zijn in deze verkenning buiten beschouwing
gelaten omdat deze buiten de opdracht van dit onderzoek vallen.
B2. HOEVEELHEDEN BIOMASSA
B.2.1. GIS-INVENTARISATIE
B.2.1.1. ONDERVERDELING BIOMASSASTROOM NAAR GRONDGEBRUIK
Om een GIS-inventarisatie uit te voeren van de hierboven genoemde biomassastromen,
waarbij we de hoeveelheden in hectares bepalen, wordt er een onderverdeling gemaakt naar
grondgebruik typen volgens de LGN66. In tabel 2 is door ons een selectie aangeven van de
gehanteerde gebruikstypen. In tabel 3 zijn de hierboven genoemde biomassastromen
gekoppeld aan de grondgebruiktypen uit tabel 2.
Code Hoofdklasse Subgroep Klasse
1 Agrarisch gebied Agrarisch gras (e.o.)
11 Bos
Loofbos
12 Naaldbos
36
Natuur
Heidegebied
Heide
37 Matig vergraste heide
38 Sterk vergraste heide
40 Hoogveen Bos in hoogveengebied
42 Moeras Rietvegetatie
5 Blz. 8, Kuiper L., de Lint S., 2008, Binnenlands biomassapotentieel: Biomassa uit natuur, bos,
landschap, stedelijk groen en houtketen, Ecofys Netherlands B.V.
6 Hazeu G.W., Schuiling C., Dorland G.J., Oldengarm J., Gijsbertse H.A., 2010, Landelijk
Grondgebruikbestand Nederland versie 6 (LGN6), Vervaardiging, nauwkeurigheid en gebruik, Alterra,
Alterra-rapport 2012, 132 blz.
BIJLAGE 1 Onderbouwing resultaten
Tabel 2
Soorten biomassa
Tabel 3
Legenda LGN6-bestand
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
075791432:A - Definitief ARCADIS
Code Hoofdklasse Subgroep Klasse
43 Bos in moerasgebied
45 Natuurgraslanden
Klasse (LGN6) Biomassa Subcategorieën biomassa
Agrarisch gras (e.o.) Bermmaaisel Maaisel van bermen, taluds en
kaden
Loofbos Hout uit productiebos Spil-, tak- en tophout
Naaldbos
Bos in hoogveengebied Hout uit natuurbos Spil-, tak- en tophout
Bos in moerasgebied
Heide
Heide Heide en heideplaggen Matig vergraste heide
Sterk vergraste heide
Rietvegetatie Riet Riet, rietsluiksel, rietplaggen en
-kraggen
Natuurgraslanden Natuurgras -
Bermmaaisel kon niet door middel van een GIS-inventarisatie worden bepaald.
Hoeveelheden zijn bepaald aan de hand van literatuur en interviews.
B.2.1.2. EIGENAREN EN TERREINBEHEERDERS
Naast de indeling op basis van de grondgebruiktypen wordt de verkregen data gekoppeld
aan kadastrale informatie. Hierdoor wordt inzichtelijk gemaakt wie de eigenaar of
beheerder is van de biomassastromen. Om het grootste potentieel aan biomassa uit natuur
en landschap in kaart te brengen, worden de volgende organisaties onderscheden:
Staatsbosbeheer (SBB)
Natuurmonumenten (NM)
Landschap Overijssel (LO)
Overijssels particulier grondbezit (OPG)
Waterschap Reest en Wieden
Waterschap Velt & Vecht
Waterschap Groot Salland
Waterschap Rijn en IJssel
Waterschap Regge en Dinkel
Provincie Overijssel (PO)
Voor Staatbosbeheer, Natuurmonumenten en Landschap Overijssel is er binnen de
provincie Overijssel kadastrale informatie digitaal beschikbaar. Voor OPG en de
waterschappen is er geen kadastrale informatie via GIS te genereren. De provincie Overijssel
is meegenomen voor het weergeven van de hoeveelheid bermmaaisel. Deze wordt bepaald
aan de hand van literatuur. Om voor de overige organisaties inzichtelijk te krijgen hoeveel
biomassa er vrijkomt bij beheer en inrichting, wordt de hoeveelheden bepaald door middel
van interviews. De ontbrekende hoeveelheden zijn weergegeven in hoofdstuk B2.2.
Tabel 4
Onderverdeling biomassa
naar grondgebruik type
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
075791432:A - Definitief ARCADIS
B.2.1.3. REGIONALE INDELING GIS-INVENTARISATIE
De GIS inventarisatie wordt op verschillende schaalgroottes uitgevoerd.
Allereerst wordt er een inventarisatie uitgevoerd op provinciale schaal (figuur 1 en tabel 5).
De tweede indeling bestaat uit een selectie van de nationale landschappen en parken (figuur
2 en tabel 6 t/m 9), waarvoor de volgende gebieden zijn geselecteerd:
Nationaal park Weerribben-Wieden;
Nationaal park Sallandse Heuvelrug;
Nationaal landschap IJsseldelta;
Nationaal landschap Noordoost-Twente;
De derde indeling bestaat uit de omgeving van 5 km rondom de Overijsselse Vecht (figuur 3
en tabel 10). Deze inventarisatie is een afzonderlijke opdracht. De eindresultaten zijn weergegeven in
bijlage 3. Daarbij worden deze gegevens al meegenomen in de resterende gebieden.
Tabel 5 is geen optelsom van de hoeveelheden uit tabellen 6 t/m 10, omdat in tabel 5 de
‘resterende gebieden’7 van Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer en Landschap Overijssel
zijn meegenomen.
Vanwege de stap om de hoeveelheden uit GIS eerst te verifiëren, worden pas in tabel 22 en
23 de resterende hoeveelheden binnen de provincie (incl. overige
eigenaren/terreinbeheerders) meegenomen.
7 De resterende gebieden hebben betrekking op de regio’s buiten de nationale parken en landschappen,
binnen de provinciegrens van Overijssel
Figuur 1
Provincie Overijssel
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
075791432:A - Definitief ARCADIS
Provincie Overijssel
Staatsbosbeheer Natuurmonumenten Landschap Overijssel
Biomassa Hoeveelheden hectares in eigendom/beheer (ha) Totaal
Hout uit productiebos 6.110 1.609 2.554 10.273
Hout uit natuurbos 1.025 660 282 1.967
Heide 2.551 876 1.900 5.327
Riet 1.642 1.776 34 3.452
Natuurgras 1.266 699 911 2.876
IJsseldelta (incl. 85 ha IJsseldeltagebied buiten provinciale grens
Staatsbosbeheer Natuurmonumenten Landschap Overijssel
Biomassa Hoeveelheden hectares in eigendom/beheer (ha) Totaal
Hout uit productiebos 28 26 0 54
Hout uit natuurbos 4 1 0 5
Heide 0 0 0 0
Riet 171 315 12 498
Natuurgras 163 57 22 242
Tabel 5
GIS-inventarisatie gehele
provincie voor
Staatsbosbeheer,
Natuurmonumenten en
Landschap Overijssel
Figuur 2
Nationale parken en
landschappen in Overijssel
Tabel 6
GIS-inventarisatie
nationaal landschap
IJsseldelta
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
075791432:A - Definitief ARCADIS
Noordoost Twente
Staatsbosbeheer Natuurmonumenten Landschap Overijssel
Biomassa Hoeveelheden hectares in eigendom/beheer (ha) Totaal
Hout uit productiebos 685 502 343 1.530
Hout uit natuurbos 0 0 0 0
Heide 135 20 96 251
Riet 2 3 0 5
Natuurgras 411 0 94 505
Sallandse Heuvelrug
Staatsbosbeheer Natuurmonumenten Landschap Overijssel
Biomassa Hoeveelheden hectares in eigendom/beheer (ha) Totaal
Hout uit productiebos 928 429 0 1.357
Hout uit natuurbos 0 0 0 0
Heide 672 369 0 1.041
Riet 0 0 0 0
Natuurgras 12 26 0 38
Tabel 7
GIS-inventarisatie
Nationaal Park
Weerribben-Wieden
Weerribben-Wieden
Staatsbosbeheer Natuurmonumenten Landschap Overijssel
Biomassa Hoeveelheden hectares in eigendom/beheer (ha) Totaal
Hout uit productiebos 6 16 0 22
Hout uit natuurbos 719 633 0 1.352
Heide 0 0 0 0
Riet 1.191 1.483 0 2.674
Natuurgras 49 199 0 248
Tabel 8
GIS-inventarisatie
Nationaal Landschap
Noordoost Twente
Tabel 9
GIS-inventarisatie
Nationaal Park Sallandse
Heuvelrug
Figuur 3
5 km rondom Overijsselse
Vecht
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
075791432:A - Definitief ARCADIS
Overijsselse Vechtdal
Staatsbosbeheer Natuurmonumenten Landschap Overijssel
Biomassa Hoeveelheden hectares in eigendom/beheer (ha) Totaal
Hout uit productiebos 1.671 296 643 2.610
Hout uit natuurbos 8 0 0 8
Heide 117 26 175 318
Riet 119 0 14 133
Natuurgras 670 76 226 972
B.2.2. ONTBREKENDE HOEVEELHEDEN
In deze paragraaf zijn de ontbrekende hoeveelheden weergegeven voor de vijf
waterschappen, Overijssels Particulier Grondbezit en bermmaaisel binnen de provincie
Overijssel. Zoals eerder is vermeld is er geen kadastrale informatie beschikbaar om deze
hoeveelheden te koppelen in GIS. In de onderstaande tabellen zijn de ontbrekende
hoeveelheden weergegeven.
Hierbij moet worden vermeld dat voor sommige hoeveelheden geldt dat deze op basis van
aannames (‘expert judgement’) zijn ingevuld. Voor welke hoeveelheden dit geldt, is in de
tabel aangegeven.
Daarnaast zijn de hoeveelheden vrijkomende biomassastromen van de vijf waterschappen
gebaseerd op de gebieden binnen de grenzen van de provincie Overijssel (zie figuur 4).
Tabel 10
GIS-inventarisatie 5 km
rondom Overijsselse Vecht
Figuur 4
Ligging waterschappen
t.o.v. provinciale grens
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
075791432:A - Definitief ARCADIS
Wate
rsch
ap
Reest
en
Wie
den
Wate
rsch
ap
Velt
en
Vech
t
Wate
rsch
ap
Gro
ot
Sall
an
d
Wate
rsch
ap
Rijn
en
IJssel
Wate
rsch
ap
Reg
ge
en
Din
kel
Overi
jssels
Part
icu
lier
Gro
nd
bezit
Pro
vin
cie
Overi
jssel
Biomassa Ton(nat) per jaar Hectares per jaar
Hout uit
productiebos
- - - - - 8.846**
Hout uit
natuurbos
1.025 - - - - 2.983**
Heide - - - - - 731***
Riet - - - - - 171***
Natuurgras - - - -- - 619***
Bermmaaisel 3.700 3.000 996 400* - 9.7008
Bronvermeldingen, tabel 11:
*Is onbekend of dit alleen maaisel betreft, wordt hier wel zo aangehouden
**Bij OPG is wel een verdeling bekend van bos op basis van vijf regio’s binnen de provincie Overijssel.
Aan de hand daarvan is de verdeling tussen hout uit productiebos en natuurbos gebaseerd op de
verschillen in de verhoudingen productie- en natuurbos zoals weergegeven voor de nationale parken
en landschappen (tabel 6 t/m 9). De hoeveelheid in hectares wat in eigen gebruik (woonbestemming,
tuin, etc.) is of is verpacht zijn niet meegenomen.
***Alleen de hoeveelheid hectares aan natuur is bekend. Op basis van de verdeling van OPG van vijf
regio’s binnen de provincie Overijssel, zijn zelf de verhoudingen bepaald voor de hoeveelheden aan riet
(11%), heide (48%) en natuurgras (41%) t.o.v. de verhoudingen zoals weergegeven bij de nationale
parken en landschappen. De hoeveelheid in hectares wat in eigen gebruik (woonbestemming, tuin, etc.)
is of is verpacht zijn niet meegenomen
----Stap 2: Bepalen theoretisch winbare hoeveelheden biomassa---
B3. BEPALING THEORETISCH BIOMASSAPOTENTIEEL
Om te bepalen hoeveel biomassa er theoretisch beschikbaar is voor energie, dienen de
hoeveelheden omgezet te worden in tonnages droge stof per jaar. Om tot deze
hoeveelheden te komen, dienen er vooraf een aantal kengetallen te worden bepaald. De
benodigde gegevens hangen af van de vooraf beschikbare informatie (0-situatie). Toelichting
hierop volgt uit tabel 12.
Voor het opzoeken van de ontbrekende gegevens wordt er gebruik gemaakt van de
literatuur welke met een verwijzing bij het kengetal staan aangegeven. Indien er geen
verwijzing bij het getal staat vermeld, is deze afgeleid van de getallen met verwijzing.
8 Blz. 2 (tabel 1): Berg van den D., Meuleman B., 2003, Verkennend onderzoek naar mogelijkheden voor
de inzet van bermgras in Overijssel voor duurzame energieopwekking, BTG biomass technology group
BV, eindrapport, Project No. 1146
Tabel 11
Hoeveelheden biomassa
op basis van interviews en
literatuur
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
075791432:A - Definitief ARCADIS
Nadat de gegevens bekend zijn worden deze, indien mogelijk, getoetst aan de huidige
praktijk tijdens de interviews met de eigenaar of beheerder
In tabel 12 zijn de kengetallen weergeven, welke nodig zijn voor het bepalen van de
hoeveelheid droge stof in tonnages. De kengetallen zijn gebaseerd op de soorten biomassa
(en subcategorieën) zoals deze zijn weergegeven in tabel 2.
Bijgroei
(m³/ha/
jaar)
Bijgroei
(tonds/
m³)
Bijgroei
(tonds/ha/
jaar)
Bijgroei
(tonnat/ha/
jaar)
Bijgroei
(tonnat/ jaar)
Vocht-
gehalte
(%)
Bijgroei
(tonds/
jaar)
Spilhout 3,2-9,61 0,52
2 1,66-4,99 - - -
Tak- en
tophout
1,52
0,82
1,2 - - -
Natuurgras - - 5,61
- - -
(Overjarig) riet
en rietsluiksel
- - 6,01
- - -
Rietplaggen 2.0003 - 100
3 - - -
Rietkraggen 6.2133
- 3113
- - -
Heide 1,72
Heideplaggen - - 502
- - -
Bermmaaisel - - 2,24 5,64 - 60%
4
Maaisel van
taluds en
kaden
Gegevens
waterschap5
60%6
Bronvermeldingen, tabel 12:
1 Blz. 12-16, 29: Tolkamp, G.W., C.A. van den Berg, G.J. Nabuurs en A.F. Olsthoorn, 2006.
Kwantificering van beschikbare biomassa voor bio-energie uit Staatsbosbeheerterreinen. Wageningen,
Alterra, Research Instituut voor de Groene Ruimte, Alterra, Alterra-rapport 1380. 46 blz.
2 Blz. 23-28, 32 (tabel 10): Spijker, J.H., H.W. Elbersen, J.J. de Jong, C.A. van den Berg en C.M. Niemeijer,
2007. Biomassa voor energie uit de Nederlandse natuur. Wageningen, Alterra, Alterra-rapport 1616, 61
blz.
3 Blz. 7: Jansen P. A.G., Kuiper L.C., 2004, Praktijkexperiment ‘Duurzame energie uit rietplaggen’,
Stichting Probos.
4 Blz. 3, 3 (tabel 2): Berg van den D., Meuleman B., 2003, Verkennend onderzoek naar mogelijkheden
voor de inzet van bermgras in Overijssel voor duurzame energieopwekking, BTG biomass technology
group BV, eindrapport, Project No. 1146.
5 Gegevens van de hoeveelheid nat en droog maaisel verkregen uit interviews.
6 Gemiddelde van nat (45%) en droog maaisel (75%): Wiersma T., Kolkman I., 2009,
Biomassaonderzoek Vijf Noordelijke waterschappen, E Kwadraat advies BV, projectnr. 100427.
Tabel 12
Bepaling tonds/ha/jaar
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
075791432:A - Definitief ARCADIS
---Stap 3: Toetsen gegevens bij eigenaren en terreinbeheerders---
B4. VERIFICATIE GEGEVENS GIS-INVENTARISATIE EN LITERATUUR
Nu de hoeveelheden door middel van de GIS-inventarisatie bepaald zijn en de kengetallen
via de literatuur zijn opgezocht, is de volgende stap om deze te toetsen aan de huidige
praktijk. Via de beschikbare informatie uit interviews met eigenaren en terreinbeheerders
worden de voorgaande gegevens getoetst. Naar aanleiding hiervan worden de tabellen 5, 9
en 12 bijgewerkt. Voor de hoeveelheden in de tabellen 6, 7, 8 en 10 zijn vanuit de interviews
geen wijzigingen doorgevoerd. Deze worden daarom hier buiten beschouwing gelaten.
Tabel 11 is al gebaseerd op gegevens vanuit interviews.
Hieronder zijn de vorige tabellen weergegeven, met daarin de wijzigingen in het rood
aangegeven.
Provincie Overijssel
Staatsbosbeheer Natuurmonumenten Landschap Overijssel
Biomassa Hoeveelheden hectares in eigendom/beheer (ha) Totaal
Hout uit productiebos 6.110 1.609 2.554 2.5467
10.273
10.265
Hout uit natuurbos 1.025 660 282 1.967
Heide 2.551 876 1.900 5.327
Riet 1.642 1.776 34 3.452
Natuurgras 1.266 699 911 2.876
Bronvermelding, tabel 13
7 Bron: mevr. A. Kamerling, Landschap Overijssel.
Weerribben-Wieden
Staatsbosbeheer Natuurmonumenten Landschap Overijssel
Biomassa Hoeveelheden hectares in eigendom/beheer (ha) Totaal
Hout uit productiebos 6 16 0 22
Hout uit natuurbos 719 633 0 1.352
Heide 0 0 0 0
Riet 1.191 1.1098 1.483 1.318
8 0 2.674
2.427
Natuurgras 49 7458
199 1.3628
0 248
2.107
Rietkraggen 2128
848
296
Bronvermelding, tabel 14
8 Blz. 26 (bijlage 2): Biomassa Weerribben-De Wieden, Huidige situatie en potentieel voor
biomassa, oogst en logistiek, Natuurlijk Advies.
Bijgroei
(m³/ha/
jaar)
Bijgroei
(tonds/
m³)
Bijgroei
(tonds/ha/
jaar)
Bijgroei
(tonnat/ha/
jaar)
Bijgroei
(tonnat/ jaar)
Vocht-
gehalte
(%)
Bijgroei
(tonds/
jaar)
Spilhout 3,2-9,6i
0,52ii
1,66-4,99 - - -
Tak- en
tophout
1,5ii
0,8 0,29 1,2 - - -
Tabel 13
Toetsing GIS-
inventarisatie gehele
provincie
Tabel 14
Toetsing GIS-
inventarisatie Nationaal
Park Weerribben-Wieden
Tabel 15
Toetsing kengetallen
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
075791432:A - Definitief ARCADIS
Bijgroei
(m³/ha/
jaar)
Bijgroei
(tonds/
m³)
Bijgroei
(tonds/ha/
jaar)
Bijgroei
(tonnat/ha/
jaar)
Bijgroei
(tonnat/ jaar)
Vocht-
gehalte
(%)
Bijgroei
(tonds/
jaar)
Natuurgras - - 5,6 4,09
- - -
(Overjarig) riet
en rietsluiksel
- - 6,0 2,310
- - -
Rietplaggen 2.000iii
- 100iii
- - -
Rietkraggen 6.213iii
- 311 1.0009
- - -
Heide 1,7ii
Heideplaggen - - 50ii
- - -
Bermmaaisel - - 2,24 5,6iv
- 60%iv
Maaisel van
taluds en
kaden
Gegevens
waterschapv
60%vi
Bronvermelding, tabel 15
9 Bron: dhr. F. van Hedel, Staatsbosbeheer.
10 Groot R., 2010: Blz.26 (bijlage 2), 1e tabel, kolom ‚Hoeveelheid per Ha (ton vers maaisel)‛,
getallen (5 + 1,5+ 2)/3 x 0,8 (20% vochtgehalte).
---Stap 4: Van theoretisch naar praktisch potentieel---
B5. VAN THEORETISCH NAAR PRAKTISCH POTENTIEEL
In de hiervoor beschreven stappen is een inschatting van de theoretische hoeveelheid aan
biomassa bepaald. Oftewel een hoeveelheid gebaseerd op beschikbare informatie vanuit
literatuur en kaartmateriaal. Op basis van de gegevens uit de interviews met eigenaren en
terreinbeheerders is er al een stap gemaakt richting een meer praktische hoeveelheid.
Om de praktische hoeveelheid verder te benaderen gaan we deze vermenigvuldigen met de
volgende percentages:
Het praktisch oogstbare deel.
Het ecologisch wenselijk oogstbare deel.
Het gedeelte wat beschikbaar is voor energie.
Hierbij moet worden opgemerkt dat ook in het praktisch potentieel meerdere hiaten
overblijven. Ook hier worden de percentages bepaald op praktijkervaringen en aannames.
Daarbij zijn deze niet voor elk gebied gelijk. Hieronder geven we een toelichting op de
onderbouwing van de drie percentages.
Het praktisch oogstbare deel (tabel 16, 17) is het percentage van de biomassa dat logistiek
bereikbaar is met materieel (zaag- een oogstapparatuur, transportmaterieel). Dit percentage
is bepaald op basis van literatuur, praktijksituaties en informatie uit interviews. Het is een
‘generiek’ percentage per terreintype, dat niet is gespecificeerd per gebied.
Uit ecologisch oogpunt is het niet altijd wenselijk alle biomassa die oogstbaar is ook
werkelijk te oogsten of uit het gebied af te voeren. Voorbeelden hiervan zijn het achterlaten
van dood hout en het inrichten van broeihopen. Het ecologisch wenselijk oogstbare deel (tabel
16, 17) is het percentage dat vanuit ecologisch standpunt gezien, uit het gebied kan worden
afgevoerd. Ook dit is een generiek percentage per natuurtype, dat niet is gespecificeerd per
natuurgebied of beheerder.
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
075791432:A - Definitief ARCADIS
Een percentage hiervan is benutbaar voor energie (tabel 16, 17). Een deel van de biomassa kent
op dit moment al een toepassing; denk hierbij aan gras dat wordt gebruikt als veevoer
(hetzij door begrazing, hetzij na oogst) en hout dat nu al door de beheerders rechtstreeks
aan particulieren wordt verkocht. In deze inventarisatie is de keuze gemaakt om dit deel
van de biomassa af te trekken van het totale potentieel. Het resultaat van het percentage
voor energie is de praktisch beschikbare hoeveelheid. Hieronder is een rekenvoorbeeld
gegeven van de wijze waarop bovenstaande resulteert in een praktische hoeveelheid aan
biomassa welke beschikbaar is voor energie.
Theoretisch
beschikbare
hoeveelheid
biomassa
Praktisch
oogstbare deel
Ecologisch
wenselijk
oogstbare deel
Gedeelte
beschikbaar
voor energie
Praktisch
beschikbare
hoeveelheid
biomassa voor
energie
10.000 tonds/jaar
=
100%
7.500 tonds/jaar
=
75% van totaal
4.500 tonds/jaar
=
60% van 75%
2,250 tonds/jaar
=
50% van 60%
2.250 tonds/jaar
=
22,5% van totaal
In de volgende tabel worden voor alle eigenaren en terreinbeheerders de percentages
bepaald. De percentages zijn bepaald aan de hand van literatuur, interviews en eigen
aannames. Voor elke percentage is aangeven hoe deze is onderbouwd. Boven de getallen
staan in de kolommen aangegeven welk getal betrekking heeft op welke eigenaren en
terreinbeheerders (zie afk.: SBB, NM, LO, OPG, PO en vijf Waterschappen).
Biomassa Subcate-
gorieën
biomassa
Praktisch oogstbare
deel
Ecologisch wenselijk
oogstbare deel
Beschikbaar voor
energie
% % %
SBB NM LO OPG* SBB NM LO OPG* SBB NM LO OPG*
Hout uit
productie-
bos
Spilhout 951
106
57
013
Tak- en
tophout
951
106
57
5014
Hout uit
natuurbos
Spilhout 702
108
09
57
013
10015
013
Tak- en
tophout
702
108
09
57
508,
14
10015
5014
Heide
Heide 703
510
8016
Heide-
plaggen
703
5 7
907, 17
Riet
(Overjarig)
riet en
rietsluiksel 504
557
10018
Riet-
plaggen
511
10019
Riet-
kraggen
1005
1005
10019
Natuurgras - 704
9512
907
4012
5020
5024
Prov. O. Watersch. Prov. O. Watersch. Prov. O. Watersch.
Berm-
maaisel
Berm-
maaisel
10021
10022
10023
Tabel 16
Rekenvoorbeeld bepaling
Tabel 17
Onderbouwing percentage
praktisch
biomassapotentieel voor
energie
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
075791432:A - Definitief ARCADIS
Biomassa Subcate-
gorieën
biomassa
Praktisch oogstbare
deel
Ecologisch wenselijk
oogstbare deel
Beschikbaar voor
energie
% % %
SBB NM LO OPG* SBB NM LO OPG* SBB NM LO OPG*
Maaisel
van taluds
en kaden
10021
10022
10023
*Voor Overijssels Particulier Grondbezit (OPG) zijn alleen de hoeveelheden in hectares bekend. Wat
betreft percentages conform de bovenste indeling zijn te weinig gegevens beschikbaar om hiervoor een
goede inschatting van de hoeveelheden te maken. Gemakshalve worden de percentages van Landschap
Overijssel aangehouden om toch een indicatie te geven.
Bronvermeldingen, tabel 17:
1 In Tolkamp et al (2006) wordt uitgegaan van 100% oogstbaar. Onze schatting is dat er altijd wel een
klein percentage is wat logistiek niet haalbaar is om te oogsten. Daarom wordt er met 95% gerekend
2 Eigen aanname, met als uitgangspunt dat natuurbos minder goed bereikbaar is als een productiebos
3 Blz. 12 (tabel 1): Tolkamp, G.W., C.A. van den Berg, G.J. Nabuurs en A.F. Olsthoorn, 2006.
Kwantificering van beschikbare biomassa voor bio-energie uit Staatsbosbeheerterreinen. Wageningen,
Alterra, Research Instituut voor de Groene Ruimte, Alterra, Alterra-rapport 1380. 46 blz.
4 Kuiper, L. en Caron, G., 2003, Energetische benutting van biomassa uit natuurterreinen, In: Vakblad
Natuurbeheer, 42, 1, p. 3-9.
5 Hier wordt het percentage op 100% gehouden, omdat de vermelde hoeveelheid in hectares ook het
gedeelte is wat in één jaar geoogst dient te worden om het gebied open te houden. Dit is ook vanuit
ecologisch oogpunt.
6 Hier is aangenomen dat jaarlijks 10% van het productiebos vanuit ecologisch oogpunt beschikbaar is
om te kappen of is uit te dunnen met betrekking tot beheer.
7 Percentage verkregen door middel van interview met mevr. A. Kamerling van Landschap Overijssel.
Percentage wordt ook aangenomen voor overige terreinbeheerder(s).
8 Staatbosbeheer maakt geen onderscheid tussen definities ‘natuurbos’ en ‘productiebos’. Hiervoor
wordt daarom hetzelfde percentage aangehouden.
9 Tot op heden wordt er geen hout geoogst uit natuurbos.
10 Blz. 31: Spijker, J.H., H.W. Elbersen, J.J. de Jong, C.A. van den Berg en C.M. Niemeijer, 2007. Biomassa
voor energie uit de Nederlandse natuur. Wageningen, Alterra, Alterra-rapport 1616, 61 blz.
11 Hier wordt aangenomen dat 5% van het totale areaal aan riet jaarlijks wordt geplagd. E.e.a. gebaseerd
op het percentage van het plaggen van heide.
12 Percentage verkregen door middel van interview met dhr. F. van Hedel van Staatsbosbeheer.
13 Hout wordt nu afgevoerd naar een houthandel of verkocht als brandhout (of overige doeleinden).
14 Aangenomen dat 50% van het tak- en tophout meegaat als brandhout, waarbij het overige blijft liggen
wat in theorie beschikbaar is voor andere doeleinden.
15 Indien beheersdoelstellingen wijzigen, waarbij het gedeelte wat zou kunnen worden geoogst, dan is
hier vooralsnog geen bestemming voor. Aangenomen dat 50% van het tak- en tophout meegaat als
brandhout, waarbij het overige blijft liggen wat in theorie beschikbaar is voor andere doeleinden.
16 Er is weinig informatie beschikbaar wat betreft de toepassingen van heidemaaisel. Vanuit een
interview met Staatsbosbeheer is bekend dat heidemaaisel ook wordt toegepast als filtermateriaal voor
varkensstallen. Verder is bekend dat heidemaaisel wordt afgevoerd voor verwerking tot compost.
Daarnaast wordt het materiaal gebruikt om verstuiving van paden tegen te gaan en wordt het soms
toegepast in potstallen. In dit onderzoek wordt aangenomen dat het gedeelte dat aangewend wordt
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
075791432:A - Definitief ARCADIS
voor productie van compost ook kan worden toegepast als biomassa voor energie. Voor het resterende
percentage van 20% wordt uitgegaan dat hiervoor andere toepassingen zijn.
17 90% wordt afgevoerd voor o.a. het ophoging van akkers. 10% blijft liggen in het terrein t.b.v.
ecologisch doelstellingen. Hier wordt aangenomen dat het percentage van 90% ook beschikbaar zou
kunnen zijn voor andere doeleinden, waaronder biomassa voor energie (nog even los van de vraag of
dit materiaal zich daarvoor leent).
18 Gebaseerd op informatie uit het Nationaal Park Weerribben-Wieden wordt overjarig riet en
rietsluiksel verbrand omdat het niet wenselijk om te laten liggen en vanuit logistiek oogpunt moeilijk
bereikbaar is. Aangenomen wordt dat wanneer het logistiek geen probleem meer is om het weg te
halen, dat het vrijkomende materiaal beschikbaar is voor energie.
19 De afzetmarkt voor rietplaggen- en kraggen is beperkt, waarbij het materiaal voornamelijk blijft
opgeslagen in depots (zie ook: Jansen et al, 2004). Op basis hiervan wordt aangenomen dat het materiaal
100% beschikbaar is voor ander doeleinden.
20 Zijn geen gegevens bij Natuurmonumenten bekend, aangenomen wordt dat 50% van het areaal een
andere toepassing heeft.
21 Aangenomen wordt dat de betreffende bermen, taluds, en kaden bereikbaar zijn.
22 Aangenomen wordt dat de betreffende bermen, taluds, en kaden vanuit onderhoud, veiligheid en
beheer dienen te worden onderhouden. Ecologie speelt in minder belangrijke rol, daarom wordt hier
100% aangehouden.
23 De vrijkomende hoeveelheden wordt afgevoerd als afval of als compost. Aanname is dat deze dan
ook beschikbaar kunnen zijn voor biomassa voor energie.
24 Aangenomen wordt dat 50% wordt verwerkt als veevoer of wordt begraasd.
---Stap 5: Berekenen tussenresultaten---
B6. Bepalen tussenresultaten
Aan de hand van de gegevens uit de voorgaande hoofdstukken (B1 t/m B5) kan worden
gestart met het bepalen van de hoeveelheid biomassa in ton droge stof per jaar. Alvorens de
tabel in hoofdstuk 3 op provinciale schaal kan worden ingevuld, dienen eerst de gegevens
uit de nationale parken en landschappen en het resterende gebied te worden bepaald.
De volgende gebieden worden in tabel onderscheiden:
Nationaal landschap IJsseldelta (Tabel 18).
Nationaal park Weerribben-Wieden (Tabel 19).
Nationaal landschap Noordoost-Twente (Tabel 20).
Nationaal park Sallandse Heuvelrug (Tabel 21).
Resterend gebied binnen de provincie (Tabel 22).
Voor de bovenstaande vijf gebieden geldt dat alleen Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten
en Landschap Overijssel worden meegenomen, omdat deze circa 95% van deze gebieden in
eigendom/beheer hebben. Voor het overige percentage zijn de eigenaren en
terreinbeheerders niet bekend en daarom niet meegenomen.
De overige eigenaren en terreinbeheerders (Overijssels Particulier Grondbezit,
Waterschappen en Provincie Overijssel m.b.t. gegevens bermmaaisel) zijn apart op
provinciale schaal geïnventariseerd (Tabel 23).
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
075791432:A - Definitief ARCADIS
In tabel 1 zijn alle hierboven genoemde tussenresultaten samengevoegd, waarna de totale
hoeveelheid aan ton droge stof per jaar voor natuurtypen binnen de provincie Overijssel,
voor alle eigenaren en terreinbeheerders, wordt weergegeven.
Voor de resultaten van het gebied 5 km rondom de Vecht wordt verwezen naar bijlage 3 (Tabel 24).
Deze inventarisatie is een afzonderlijke opdracht. Daarbij worden de gegevens meegenomen in de
resterende gebieden.
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
075791432:A - Definitief ARCADIS
Bepaling praktisch beschikbare biomassa: IJsseldelta
Sta
ats
bo
sb
eh
eer
Natu
urm
on
um
en
ten
La
nd
sch
ap
Overi
jssel
Sta
ats
bo
sb
eh
eer
Natu
urm
on
um
en
ten
La
nd
sch
ap
Overi
jssel
Sta
ats
bo
sb
eh
eer
Natu
urm
on
um
en
ten
La
nd
sch
ap
Overi
jssel
Sta
ats
bo
sb
eh
eer
Natu
urm
on
um
en
ten
La
nd
sch
ap
Overi
jssel
Hoeveelheid
biomassa
Bijgroei Praktisch
oogstbare deel
Ecologisch
wenselijk
oogstbare deel
Beschikbaar
voor energie
Totaal
praktisch
potentieel
LGN6-
Code
Biomassa Subcategorieën
biomassa
Hectares (ha) tonds/
ha/jaar
% % % tonds/jaar
11, 12 Hout uit
productiebos
Spilhout 28 26 0 1,66-4,99 95 10 5 0 0
Tak- en tophout 28 26 0 1,2 95 10 5 50 3,1
40, 43 Hout uit
natuurbos
Spilhout 4 1 0 1,66-4,99 70 10 0 0 0 100 0 0
Tak- en tophout 4 1 0 1,2 70 10 0 5 50 100 50 0,2
36,
37, 38 Heide
Heide 0 0 0 1,7 70 5 80 0
Heideplaggen 0 0 0 50 70 5 90 0
42 Riet
(Overjarig) riet en
rietsluiksel
171 315 12 2,3
50
55 100 315,0
Rietplaggen 171 315 12 100 5 100 1.245,0
Rietkraggen - - - 1.000 100 100 100 -
45 Natuurgras - 163 57 22 4,0 70 95 90 40 50 50 278,0
Tabel 18
Praktisch potentieel regio
IJsseldelta
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
075791432:A - Definitief ARCADIS
Bepaling praktisch beschikbare biomassa: Weerribben-Wieden
Sta
ats
bo
sb
eh
eer
Natu
urm
on
um
en
ten
La
nd
sch
ap
Overi
jssel
Sta
ats
bo
sb
eh
eer
Natu
urm
on
um
en
ten
La
nd
sch
ap
Overi
jssel
Sta
ats
bo
sb
eh
eer
Natu
urm
on
um
en
ten
La
nd
sch
ap
Overi
jssel
Sta
ats
bo
sb
eh
eer
Natu
urm
on
um
en
ten
La
nd
sch
ap
Overi
jssel
Hoeveelheid
biomassa
Bijgroei Praktisch
oogstbare deel
Ecologisch
wenselijk
oogstbare deel
Beschikbaar
voor energie
Totaal
praktisch
potentieel
LGN6-
Code
Biomassa Subcategorieën
biomassa
Hectares (ha) tonds/
ha/jaar
% % % tonds/jaar
11, 12 Hout uit
productiebos
Spilhout 6 16 0 1,66-4,99 95 10 5 0 0
Tak- en tophout 6 16 0 1,2 95 10 5 50 1,0
40, 43 Hout uit
natuurbos
Spilhout 719 633 0 1,66-4,99 70 10 0 0 0 100 0 0
Tak- en tophout 719 633 0 1,2 70 10 0 5 50 100 50 30,0
36,
37, 38 Heide
Heide 0 0 0 1,7 70 5 80 0
Heideplaggen 0 0 0 50 70 5 90 0
42 Riet
(Overjarig) riet en
rietsluiksel
1.109 1.318 0 2,3 - -
11* 22* -
948,0
Rietplaggen 1.109 1.318 0 100 - - 41.195,0
Rietkraggen 212 84 0 1.000 - - 22* 65* - 101.240,0
45 Natuurgras - 745 1.362 0 4,0 - - 26* 24* - 2.083,0
Toelichting tabel 19
* In het rood gearceerde getallen wijken bewust af van de vooraf vastgestelde percentages. Hiervoor zijn betrouwbaardere cijfers beschikbaar op basis van het rapport van R.
Groot (2010). Er is geen onderverdeling bekend op basis van onze categorieën. Dit is dan ook weggelaten.
Tabel 19
Praktisch potentieel
Weerribben-Wieden
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
075791432:A - Definitief ARCADIS
Bepaling praktisch beschikbare biomassa: Noordoost Twente
Sta
ats
bo
sb
eh
eer
Natu
urm
on
um
en
ten
La
nd
sch
ap
Overi
jssel
Sta
ats
bo
sb
eh
eer
Natu
urm
on
um
en
ten
La
nd
sch
ap
Overi
jssel
Sta
ats
bo
sb
eh
eer
Natu
urm
on
um
en
ten
La
nd
sch
ap
Overi
jssel
Sta
ats
bo
sb
eh
eer
Natu
urm
on
um
en
ten
La
nd
sch
ap
Overi
jssel
Hoeveelheid
biomassa
Bijgroei Praktisch
oogstbare deel
Ecologisch
wenselijk
oogstbare deel
Beschikbaar
voor energie
Totaal
praktisch
potentieel
LGN6-
Code
Biomassa Subcategorieën
biomassa
Hectares (ha) tonds/
ha/jaar
% % % tonds/jaar
11, 12 Hout uit
productiebos
Spilhout 685 502 343 1,66-4,99 95 10 5 0 0
Tak- en tophout 685 502 343 1,2 95 10 5 50 78,0
40, 43 Hout uit
natuurbos
Spilhout 0 0 0 1,66-4,99 70 10 0 0 0 100 0 0
Tak- en tophout 0 0 0 1,2 70 10 0 5 50 100 50 0
36,
37, 38
Heide
Heide 135 20 96 1,7 70 5 80 12,0
Heideplaggen 135 20 96 50 70 5 90 395,0
42 Riet
(Overjarig) riet en
rietsluiksel
2 3 0 2,3
50 55 100
3,0
Rietplaggen 2 3 0 100 5 100 13,0
Rietkraggen - - - 1.000 100 100 100 -
45 Natuurgras - 411 0 94 4,0 70 95 90 40 50 50 555,0
Tabel 20
Praktisch potentieel regio
Noordoost Twente
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
075791432:A - Definitief ARCADIS
Bepaling praktisch beschikbare biomassa: Sallandse Heuvelrug
Sta
ats
bo
sb
eh
eer
Natu
urm
on
um
en
ten
La
nd
sch
ap
Overi
jssel
Sta
ats
bo
sb
eh
eer
Natu
urm
on
um
en
ten
La
nd
sch
ap
Overi
jssel
Sta
ats
bo
sb
eh
eer
Natu
urm
on
um
en
ten
La
nd
sch
ap
Overi
jssel
Sta
ats
bo
sb
eh
eer
Natu
urm
on
um
en
ten
La
nd
sch
ap
Overi
jssel
Hoeveelheid
biomassa
Bijgroei Praktisch
oogstbare deel
Ecologisch
wenselijk
oogstbare deel
Beschikbaar
voor energie
Totaal
praktisch
potentieel
LGN6-
Code
Biomassa Subcategorieën
biomassa
Hectares (ha) tonds/
ha/jaar
% % % tonds/jaar
11, 12 Hout uit
productiebos
Spilhout 928 429 0 1,66-4,99 95 10 5 0 0
Tak- en tophout 928 429 0 1,2 95 10 5 50 77,0
40, 43 Hout uit
natuurbos
Spilhout 0 0 0 1,66-4,99 70 10 0 0 0 100 0 0
Tak- en tophout 0 0 0 1,2 70 10 0 5 50 100 50 0
36,
37, 38 Heide
Heide 672 369 0 1,7 70 5 80 50,0
Heideplaggen 672 369 0 50 70 5 90 1.640,0
42 Riet
(Overjarig) riet en
rietsluiksel
0 0 0 2,3
50 55 100
0
Rietplaggen 0 0 0 100 5 100 0
Rietkraggen - - - 1.000 100 100 100 -
45 Natuurgras - 12 26 0 4,0 70 95 90 40 50 50 48,0
Tabel 21
Praktisch potentieel regio
Sallandse Heuvelrug
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
075791432:A - Definitief ARCADIS
Bepaling praktisch beschikbare biomassa: Resterende gebieden in provincie Overijssel
Sta
ats
bo
sb
eh
eer
Natu
urm
on
um
en
ten
La
nd
sch
ap
Overi
jssel
Sta
ats
bo
sb
eh
eer
Natu
urm
on
um
en
ten
La
nd
sch
ap
Overi
jssel
Sta
ats
bo
sb
eh
eer
Natu
urm
on
um
en
ten
La
nd
sch
ap
Overi
jssel
Sta
ats
bo
sb
eh
eer
Natu
urm
on
um
en
ten
La
nd
sch
ap
Overi
jssel
Hoeveelheid
biomassa
Bijgroei Praktisch
oogstbare deel
Ecologisch
wenselijk
oogstbare deel
Beschikbaar
voor energie
Totaal
praktisch
potentieel
LGN6-
Code
Biomassa Subcategorieën
biomassa
Hectares (ha) tonds/
ha/jaar
% % % tonds/jaar
11, 12 Hout uit
productiebos
Spilhout 4.463 636 2.211 1,66-
4,99
95 10 5 0 0
Tak- en tophout 4.463 636 2.211 1,2 95 10 5 50 242,0
40, 43 Hout uit
natuurbos
Spilhout 302 26 282 1,66-
4,99
70 10 0 0 0 100 0 0
Tak- en tophout 302 26 282 1,2 70 10 0 5 50 100 50 13,0
36,
37, 38 Heide
Heide 1.965 793 1.784 1,7 70 5 80 216,0
Heideplaggen 1.965 793 1.784 50 70 5 90 7.154,0
42 Riet
(Overjarig) riet en
rietsluiksel
278 0 22 2,3
50 55 100
190,0
Rietplaggen 278 0 22 100 5 100 750,0
Rietkraggen - - - 1.000 100 100 100 -
45 Natuurgras - 410 111 815 4,0 70 95 90 40 50 50 1.027,0
Tabel 22
Praktisch potentieel
resterende gebieden
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
075791432:A - Definitief ARCADIS
Bepaling praktische beschikbare biomassa: Overige eigenaren en terreinbeheerders
Pro
vin
cie
Overi
jssel
Overi
jssels
Part
icu
lier
Gro
nd
bezit
Wate
rsch
ap
Reest
en
Wie
de
n
Wate
rsch
ap
Velt
en
Vech
t
Wate
rsch
ap
Gro
ot
Sallan
d
Wate
rsch
ap
Rijn
en
IJssel
Wate
rsch
ap
Reg
ge
en
Din
kel
Overijssels particulier
grondbezit
Overijssels particulier
grondbezit
Overijssels particulier
grondbezit
Hoeveelheid biomassa Vochtgehalte Bijgroei Praktisch oogstbare deel Ecologisch wenselijk
oogstbare deel
Beschikbaar voor energie Totaal praktisch
potentieel
LGN6-
Code
Biomassa Subcategorieën
biomassa
Hectares
(ha)
Tonnat/jaar % tonds/
ha/jaar
% % % tonds/jaar
11, 12 Hout uit
productiebos
Spilhout - 8.84
6
- - - - - - 1,66-
4,99
95 5 0 0
Tak- en tophout - 8.84
6
- - - - - - 1,2 95 5 50 252,0
40, 43 Hout uit natuurbos
Spilhout - 2.98
3
- - - - - - 1,66-
4,99
70 0 0 0
Tak- en tophout - 2.98
3
- - - - - - 1,2 70 0 50 0
36,
37, 38 Heide
Heide - 731 - - - - - - 1,7 70 5 80 35,0
Heideplaggen - 731 - - - - - - 50 70 5 90 1.151,0
42 Riet
(Overjarig) riet en
rietsluiksel
- 171 - - - - - - 2,3
50
55 100 108,0
Rietplaggen - 171 - - - - - - 100 5 100 428,0
Rietkraggen - 171 - - - - - - 1.000 100 100 100 -
45 Natuurgras - - 619 - - - - - - 4,0 70 90 50 780,0
Prov. O./Watersch. Prov. O./Watersch. Prov. O./Watersch.
1 Bermmaaisel
Bermmaaisel - - - - - - - - 2,4 100 100 100 23.280,0
Maaisel van taluds
en kaden
- - 3.700 3.000 996 400* ** 60 - 100 100 100 3.238,0
Toelichting tabel 23
*Is onbekend of dit alleen maaisel betreft
**Geen tonnages kunnen bepalen
Tabel 23
Praktisch potentieel
resterende eigenaren en
terreinbeheerders
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
075791432:A - Definitief ARCADIS
BIJLAGE 2 Verslaglegging interviews
VERSLAG
ARCADIS NEDERLAND BV
Zendmastweg 19
Postbus 63
9400 AB Assen
Tel 0592 392 111
Fax 0592 353 112
www.arcadis.nl
DIVISIE WATER
Pagina
1/1
Onderwerp:
Beschikbaarheid biomassastromen uit terreinen
Natuurmonumenten
Projectnummer:
B02032.000286.0100
Afdeling:
Inrichting & Gebiedsplannen
Ons kenmerk:
:
Plaats/datum bespreking:
Zwolle, 3 oktober 2011
Verslagnummer:
B02032.000286.0100
Opgesteld door:
M.W. Winkel
Verzenddatum:
18 oktober 2011
Aanwezig:
Jos Bisschops (Natuurmonumenten)
Martin Winkel (ARCADIS)
Afwezig: Kopieën aan:
Actie door: Nummer: Verslag:
1 Achtergrond gesprek
ARCADIS inventariseert voor de Provincie Overijssel de hoeveelheid
biomassa die vrijkomt en potentieel kan vrijkomen bij natuurbeheer. Als
onderdeel van dit project worden de geïnventariseerde gegevens uit GIS
voorgelegd aan de eigenaren/terreinbeheerders om ze te toetsen en aan te
vullen.
2 Natuurmonumenten
§ De heer Bisschops geeft aan dat voor de verificatie van de GIS
inventarisatie van ARCADIS vooralsnog geen gegevens beschikbaar
zijn. Dergelijke informatie is wel beschikbaar maar vergt een wat
grondiger analyse. Het vergt enige inspanning van
Natuurmonumenten om deze informatie te verzamelen en dat zou
kunnen indien de meerwaarde voor Natuurmonumenten in dit
project meer helder is gemaakt.
§ Biomassastromen als natuurgras, snoeihout, heide, en riet kunnen
interessant zijn voor energieopwekking. Meer concreet onderzoek
hiernaar voor wat betreft de beschikbaarheid is vanuit
Natuurmonumenten gewenst. Ook t.a.v. vraag en aanbod.
§ Natuurmonumenten is wel bereid om andere benaderingen van
beheer te onderzoeken en eventueel toe te gaan passen, waarbij o.a.
een verdienmodel centraal staat. Binnen bestaande natuurterreinen
zijn de mogelijkheden niet zo zeer voor handen, maar als realisatie
van nieuwe natuur zou het interessant kunnen zijn, om een buffer
rondom oude waardevolle natuurgebieden te kunnen krijgen.
§ Ecologisch waardevolle bossen dienen ongeveer 30% aan dood hout
Ons kenmerk:
:
Verslagnummer:
B02032.000286.0100Pagina
2/2
Actie door: Nummer: Verslag:
te kennen. .
§ Er zijn een aantal locaties waar mogelijk éénmalig veel hout gaat
vrijkomen, onder andere bij Landgoed Eerde waar ca. 1 hectare aan
parkbossen wordt hersteld. De verwaarding van dat hout staat nog
volop ter discussie.
§ Wat betreft nieuwe EHS gronden ligt het momenteel stil. nieuwe
natuur via een verdienmodel op basis van biomassa is zeer de moeite
waard om te verkennen.
§ Natuurmonumenten staat dus open voor een andere aanpak van
inrichten van nieuw natuurgebied (in bestaande terreinen ziet men
niet zoveel kans) waarbij biomassa een onderdeel wordt in de wijze
van effectief inrichten. Een idee dat de heer Bisschops spontaan
oppert is een inrichting waarbij natuur en de winning van biomassa
voor energie worden gecombineerd in de vorm van een nieuwe stijl
rabattenbos, waarbij de rabbatten vervangen worden door paden om
efficiënt het hakhout te kunnen oogsten. Op deze wijze ontstaat een
tijdelijk vorm van natuur met een cyclus van 10 jaar die als buffer
voor ammoniak e.d. kan dienen rondom meer kwetsbare bestaande
natuur. Natuurmonumenten zou graag budget willen om een
business case op te zetten waarbij er een concreet rekenmodel wordt
opgesteld waarin vraag en aanbod op elkaar kunnen worden
afgestemd. Dit zou men graag met het bedrijfsleven en/of de
provincie Overijssel gezamenlijk willen oppakken.
§ Verder is het interessant om te kijken naar andere wijzen van
logistiek, zoals per trein of water (bijv. zie spoorlijn door gebied in
Salland). Valt daar per spoor hakhout of maaisel via goederenvervoer
te combineren door speciale laadpunten in te richten en naar Almelo
te laten rijden. Hetzelfde kan ook gelden voor scheepvaart (bijv.
vegetatie langs Twentekanaal).
3 Aanvullende informatie beheereenheid Zuid Twente (NM)
Onderstaande informatie is verkregen via email contact met dhr. J.W. in
’t Veld, beheerder bij Natuurmonumenten.
§ Graslanden worden verpacht, gehooid en afgevoerd.
§ Heide percelen 2 ha. plaggen per jaar (1000 kuub plagsel wordt
afgevoerd naar bouwlanden)
§ Bij het maaien van heide en vergraste heide wordt in de toekomst ca.
6000 kg maaisel afgevoerd (project ’t Lankheet)
§ Dunningshout uit bos wordt afgevoerd en verkocht (100-150 kuub
per jaar)
VERSLAG
ARCADIS NEDERLAND BV
Zendmastweg 19
Postbus 63
9400 AB Assen
Tel 0592 392 111
Fax 0592 353 112
www.arcadis.nl
DIVISIE WATER
Pagina
1/1
Onderwerp:
Beschikbaarheid biomassastromen uit terreinen
Staatbosbeheer
Projectnummer:
B02032.000286.0100
Afdeling:
Inrichting & Gebiedsplannen
Ons kenmerk:
:
Plaats/datum bespreking:
Deventer, 12 september 2011
Verslagnummer:
B02032.000286.0100
Opgesteld door:
M.W. Winkel
Verzenddatum:
6 oktober 2011
Aanwezig:
Frank van Hedel (Staatsbosbeheer)
Martin Winkel (ARCADIS)
Afwezig: Kopieën aan:
Actie door: Nummer: Verslag:
1 Achtergrond gesprek
ARCADIS inventariseert voor de Provincie Overijssel de hoeveelheid
biomassa die vrijkomt en potentieel kan vrijkomen bij natuurbeheer. Als
onderdeel van dit project worden de geïnventariseerde gegevens uit GIS
voorgelegd aan de terreinbeheerders om ze te toetsen en aan te vullen.
getoetst bij de eigenaren/terreinbeheerders.
In navolging op bovenstaande zijn een aantal aanvullende vragen
gesteld.
2 Staatsbosbeheer
Onderstaande vragen zijn besproken
ARCADIS: Komen de gegenereerde hoeveelheden aan biomassa uit onze GIS
inventarisatie uitgedrukt in hectare (ha) , m3 per ha en ton/m3, overeen met uw
eigen gegevens?
Staatsbosbeheer:
§ De 0,8 ton ds per m3 voor tak- en tophout wijkt af van de beschikbare
literatuur. In de praktijk ligt deze gemiddeld wat lager op 0,2 ton
droge stof per m3.
§ De hectares voor natuurgraslanden kloppen aardig. De opbrengst in
ton droge stof zal in de praktijk gemiddeld richting de 4 ton ds/ha/jaar
gaan.
§ Voor riet wijken de oogst inschattingen in hectare af van de GIS
inventarisatie. In de Weerribben-Wieden komen andere tonnages van
een hectare. Zie hiervoor het rapport van dhr. R. Groot van
Natuurlijk Advies
Ons kenmerk:
:
Verslagnummer:
B02032.000286.0100Pagina
2/2
Actie door: Nummer: Verslag:
§ Heide geen indicatie of betrouwbare cijfers.
§ SBB heeft de intentie om in de Weerribben-Wieden 25 ha per jaar aan
rietkraggen te oogsten. De omvang van de vrijkomende biomassa
wordt geschat op 250.000m3 met een vochtgehalte van 90%, wat
neerkomt op 25.000 ton droge stof per jaar.
Hierbij wordt uitgegaan van een cyclus van ca. 20 jaar.
§ Voor natuurgras, droog van het land, wordt gerekend met 30% droge
stofgehalte
§ Riet in de winter bevat ca. 85% droge stofgehalte
§ Riet in de zomer bevat ca. 30% droge stofgehalte
ARCADIS: Kunnen de verpachte gronden ook meegenomen worden in het totaal
aan theoretisch en praktisch vrijkomende biomassa voor Staatsbosbeheer?
Staatsbosbeheer:
§ Ja, voor deze gronden gelden dezelfde omstandigheden, maar de hier
vrijkomende biomassa wordt vaak toegepast in de landbouw. Dit
staat hoger op de ladder van Lansink dan een energietoepassing
ARCADIS: De gegenereerde cijfers gaan uit van het praktisch oogstbare
gedeelte, oftewel datgene wat logistiek bereikbaar is. Kunt u op basis hiervan
aangeven wat van dit gedeelte oogstbaar is vanuit ecologisch oogpunt?
Staatsbosbeheer:
Bij Staatsbosbeheer worden nauwelijks harde definities en verschillen
voor productie- en natuurbos gehanteerd. Normaal gesproken wordt per
bos gekeken of en in welke hoeveelheden oogst/onderhoud wenselijk en
noodzakelijk is.
§ Het ecologisch wenselijke deel voor natuurgras is bijna 100%, omdat
er naar gestreefd wordt bijna alle terreinen te maaien.
§ Voor het riet dat in de zomer wordt geoogst geldt 100% als ecologisch
wenselijk. Riet dat in de winter wordt gemaaid is ca. 50% bestemd
voor productieriet. Voor het overige gedeelte (ca. 50%) is het
ecologisch wenselijk om af te voeren.
ARCADIS:
a. Welk percentage van de nu vrijkomende biomassastromen wordt al afgevoerd
uit uw gebieden?
b. Kunt u hierbij onderscheid maken naar bestemmingen, dus naar wie de
biomassa wordt afgevoerd? (verwerkers, stortplaatsen, boeren, etc.)
c. Kunt u aangeven welk gedeelte nu al wordt omgezet naar energie? (hoeveel en
soort)
Staatsbosbeheer:
a/b/c.
§ Ongeveer 40% (schatting) van het oogstbare deel is beschikbaar als
biomassa. Het overgrote deel van deze biomassa bestaat uit hout en
natuurgras
Hout wordt toegepast in verbrandingsinstallaties voor energie
(Natuur)gras wordt toegepast als brandstof voor vergisters.
Ons kenmerk:
:
Verslagnummer:
B02032.000286.0100Pagina
3/3
Actie door: Nummer: Verslag:
Natuurgras is, in tegenstelling tot de huidige informatie, wel een
aantrekkelijke brandstof voor vergisters.
§ Van die 40% zal in de toekomst ook een steeds kleiner deel omgezet
worden in energie, omdat niet-houtig materiaal steeds meer wordt
ingezet als duurzame grondstof voor andere processen (bijv.
kartonindustrie)
§ 60% van de vrijkomende biomassa gaat naar de agrarische sector.
§ Heide komt weinig voor op de markt als biomassa of anderszins.
Echter het materiaal zou wel toepasbaar kunnen zijn in de
energiesector.
Heide wordt al wel toegepast als filtermateriaal in varkensstallen
ARCADIS: Indien uw organisatie biomassa afvoert, welke tarieven worden
hierbij gehanteerd door de acceptant of verwerker?
Staatsbosbeheer:
§ Hier is geen eenduidig antwoord op te geven. Uitgangspunt is dat de
oogst en logistiek van onze biomassa betaald moet kunnen worden
uit de opbrengst om een duurzame basis te hebben voor levering.
Maar verder hangt het veel af van kwaliteit, transportafstanden en op-
en overslag.
ARCADIS: Is uw organisatie betrokken bij initiatieven op het gebied van
energieproductie uit biomassa?
b. Verwacht u nog door u geïnitieerde projecten waarbij er sprake zal zijn van
vrijkomende biomassastromen? (herinrichtingproject, onderhoud,..)
c. Zo ja, welke partijen zijn bij deze projecten/initiatieven betrokken? (publieke
en/of private partijen)
Staatsbosbeheer:
a.
§ Voor het nationaal park Weerribben-Wieden worden toepassingen
onderzocht voor het op een kosten efficiënte manier transporteren
van biomassa uit het gebied. De vrijkomende biomassa wordt
vooralsnog toegepast voor energieproductie.
§ Voor het bovenstaande moet worden opgemerkt dat er binnen 5 jaar
een verschuiving plaats vindt richting de toepassing van biomassa
voor andere toepassingen dan energie. Dit geldt ook voor andere
terreinen van Staatsbosbeheer.
b.
§ Er worden te allen tijde mogelijkheden gezocht om biomassastromen
rendabel te maken
Ons kenmerk:
:
Verslagnummer:
B02032.000286.0100Pagina
4/4
Actie door: Nummer: Verslag:
c.
§ Hierbij wordt samenwerking gezocht met biomassaverwerkers op
verschillende schaalgroottes.
Daarnaast vindt er samenwerking plaats met chemiebedrijven voor
het onderzoeken van verwerking van biomassa in andere producten
dan energie.
Verder zijn er samenwerkingsverbanden met energiebedrijven,
ingenieursbureaus en aannemers. Een voorbeeld hiervan is het project
‘Rietimpuls’ in de Weerribben-Wieden
VERSLAG
ARCADIS NEDERLAND BV
Zendmastweg 19
Postbus 63
9400 AB Assen
Tel 0592 392 111
Fax 0592 353 112
www.arcadis.nl
DIVISIE WATER
Pagina
1/1
Onderwerp:
Verwerkingscapaciteit biomassa uit natuurbeheer
Projectnummer:
B02032.000286.0100
Afdeling:
Inrichting & Gebiedsplannen
Ons kenmerk:
:
Plaats/datum bespreking:
Anerveen, 26 september 2011
Verslagnummer:
3
Opgesteld door:
ing. M.W. Winkel MSc
Verzenddatum:
7 oktober 2011
Aanwezig:
Jan Hulter (MestvergisterAnerveen)
Martin Winkel (ARCADIS)
Afwezig: Kopieën aan:
Actie door: Nummer: Verslag:
Achtergrond gesprek
ARCADIS inventariseert voor de provincie Overijssel de hoeveelheid
biomassa die vrijkomt en potentieel kan vrijkomen bij natuurbeheer.
Als onderdeel van dit project wordt ook verkend welk deel van deze
biomassa momenteel wordt verwerkt in installaties voor opwekking van
energie
Interview
Wat zijn uw verwerkingstechnieken voor biomassa? (op dit moment en
voorziene ontwikkelingen in de toekomst)
Biovergistingsinstallatie:
§ Verwerking van organische afvalstromen en restproducten;
§ Vaste en vloeibare mest (kippen, geiten en varkens)
§ Verwachting is dat suikerbieten ook nog een rol kunnen gaan spelen
als biomassa.
Overige bedrijfstakken (de verdere ontwikkeling van):
§ Grasraffinage om te komen van gras tot houtachtige vezel, vloeibare
kunstmest en een vloeibare stroom voor vergisten
§ Telen van eendenkroost en verwerken tot eiwitten
§ Groen Gasinjectie in aardgasnet
§ Optimalisatie van het vergistingsproces
§ Drogen van restproducten en digistaat
§ Biogas hubs
§ Verwerken GFT
§ Mestraffinage tot water en kunstmest
§ Lokale restproducten verwerken tot lokale producten
Ons kenmerk:
:
Verslagnummer:
3Pagina
2/2
Actie door: Nummer: Verslag:
§ CO2 rechten produceren
§ Mestverwerking en mest export
§ Groene stroom productie
§ Benutten van restwarmte ( verwarmen refaja ziekenhuis te
Stadskanaal )
Wat is uw verwerkingscapaciteit (op dit moment en voorziene ontwikkelingen in
de toekomst)
§ De vergistingsinstallatie in Anerveen heeft een capaciteit van 25.000
ton te verwerken biomassa per jaar.
Heeft u capaciteit beschikbaar voor verwerking van biomassa uit natuurbeheer?
(nu en in de toekomst).
§ Ja, er is ruimte voor verwerking van biomassa uit natuurbeheer.
Als u capaciteit beschikbaar had, welke van de biomassastromen zouden dan door
u verwerkt kunnen worden?
§ (Natuur)gras is nagenoeg de enige biomassastroom die geschikt zou
kunnen zijn voor de vergister. De ander genoemde stromen zijn of te
droog waardoor er te weinig gas in zit. Voor bijvoorbeeld plaggen en
kraggen is het zandgehalte te hoog.
§ Bermgras zou een goed aanvulling kunnen zijn, mits de definiëring
van bermgras als afvalstof opnieuw bekeken zou kunnen worden.
Daarbij geeft de huidige oogsttechniek problemen, doordat het gras
wordt geklepeld en opgezogen. Bij het opzuigen gaat er veel zand
mee waardoor de vergister dit niet meer kan verwerken.
Welke eisen zou u stellen aan deze stromen (vochtgehalte, versheid, hakselmaat,
etc)
§ Hoe verser het product hoe beter (50 - 80 %).
§ Hakselmaat van max. 30 mm
§ Stikstofgehalte i.v.m. bacterieleven in de vergister
§ Het materiaal dient zo weinig mogelijk zand te bevatten, dit is funest
voor de vergister. De wijze van oogsten is van belang.
Welk verwerkingstarief zou gelden?
§ Tarieven is om en nabij €10,- per ton
§ Tarieven voor biomassa van naweide percelen van boeren waarin
gras en mest door elkaar verspreid ligt, worden voor €0,- per ton
opgehaald. Alleen de uren voor hakselen en transport worden hier
gerekend.
We willen graag een indruk krijgen van de ‘aantrekkelijkheid’ van deze stromen.
In welke mate concurreren biomassastromen uit natuurbeheer met andere
biomassastromen?
§ Vooralsnog vindt er geen concurrentie plaats met andere
biomassastromen. Het is maar net hoe de prijzen van gras
concurreren met andere stromen.
Wat geschikt, beschikbaar en goedkoop is krijgt voorrang t.o.v.
andere stromen.
Ons kenmerk:
:
Verslagnummer:
3Pagina
3/3
Actie door: Nummer: Verslag:
Met wat voor initiatieven houd u zich bezig?
§ Alleen biovergisting, waarbij stroom geleverd wordt aan het net.
Het restproduct uit de vergister, genaamd digistaat, dient als
mestproduct voor in de agrarische sector.
VERSLAG
ARCADIS NEDERLAND BV
Zendmastweg 19
Postbus 63
9400 AB Assen
Tel 0592 392 111
Fax 0592 353 112
www.arcadis.nl
DIVISIE MILIEU & RUIMTE
Pagina
1/2
Onderwerp:
Verwerkingscapaciteit biomassa uit natuurbeheer
Projectnummer:
B02032.000286.0100.
Afdeling:
Milieu & Ruimte
Ons kenmerk:
:
Plaats/datum bespreking:
Zwolle, 7 september 2011
Verslagnummer:
1
Opgesteld door:
Matthijs Wetterauw
Verzenddatum:
5 oktober 2011
Aanwezig:
Ronald Colenbrander (ROVA)
Matthijs Wetterauw (ARCADIS)
Afwezig: Kopieën aan:
Actie door: Nummer: Verslag:
Achtergrond gesprek
ARCADIS inventariseert voor de provincie Overijssel de hoeveelheid
biomassa die vrijkomt en potentieel kan vrijkomen bij natuurbeheer. Als
onderdeel van dit project wordt ook verkend welk deel van deze
biomassa momenteel wordt verwerkt in installaties voor opwekking van
energie.
ROVA
ROVA exploiteert samen met HVC een vergister in Zwolle. Groen gas
wordt geleverd aan het net, restmateriaal wordt afgezet als compost. De
capaciteit van de vergister is zo’n 45.000 ton biomassa per jaar. Daarnaast
voert ROVA nog biomassa door naar andere verwerkers die het
materiaal verwerken tot biobrandstoffen, elektriciteit en compost.
De installatie in Zwolle verwerkt hoofdzakelijk GFT. Pilots om
bermmaaisel (2.000 tot 4.000 to per jaar) en structuurrijk materiaal (3.000
tot 4.000 ton per jaar), zoals plantsoenafval te verwerken, lopen. Zowel
het maaisel als het snoeiafval zijn in de gebieden waar ROVA actief is
beschikbaar. Het snoeiafval wordt toegevoegd om een goede werking
van de het proces te bewerkstelligen; dit vergt een bepaalde hoeveelheid
structuurrijk materiaal.
Zoals aangegeven verwerkt ROVA naast GFT een hoeveelheid
bermmaaisel en snoeiafval uit eigen beheer. Nadeel is dat dit materiaal in
een relatief korte periode vrijkomt; de stroom is niet afgestemd op de
behoefte van de vergister. Het moet dus opgeslagen worden, wat kosten
Ons kenmerk:
:
Verslagnummer:
1Pagina
2/2
Actie door: Nummer: Verslag:
R. Colenbrander
M. Wetterauw
met zich meebrengt en ook niet gunstig is voor de gasopbrengst. Mede
om deze reden heeft ROVA binnenkort een gesprek met Het Overijssels
Landschap over verwerking van enkele duizenden tonnen gras uit
natuurbeheer. Wellicht kan de aanlevering van dit materiaal worden
afgestemd op de behoefte van de vergister, waardoor een beter in de tijd
gespreide aanvoer ontstaat.
De verwerkingscapaciteit van ROVA voor materiaal uit natuurbeheer is
vooralsnog beperkt tot de stroom die nodig is voor optimalisatie van het
proces. ‘Hoofdtaak’ blijft de verwerking van GFT. Er zijn op dit moment
geen concrete plannen voor uitbreiding van de verwerkingscapaciteit.
R. Colenbrander vraag aan het Overijssels Landschap op ARCADIS mag
worden geïnformeerd over de resultaten van het gesprek.
M. Wetterauw vraagt de provincie Overijssel of de VAR een exemplaar
van het eindrapport kan krijgen
VERSLAG
ARCADIS NEDERLAND BV
Zendmastweg 19
Postbus 63
9400 AB Assen
Tel 0592 392 111
Fax 0592 353 112
www.arcadis.nl
DIVISIE WATER
Pagina
1/1
Onderwerp:
Verwerkingscapaciteit biomassa uit natuurbeheer
Projectnummer:
B02032.000286.0100
Afdeling:
Inrichting & Gebiedsplannen
Ons kenmerk:
:
Plaats/datum bespreking:
Hengelo, 23 september 2011
Verslagnummer:
2
Opgesteld door:
ing. M.W. Winkel MSc
Verzenddatum:
29 september 2011
Aanwezig:
Frank Siebelt (Twence)
Martin Winkel (ARCADIS)
Afwezig: Kopieën aan:
Actie door: Nummer: Verslag:
Achtergrond gesprek
ARCADIS inventariseert voor de provincie Overijssel de hoeveelheid
biomassa die vrijkomt en potentieel kan vrijkomen bij natuurbeheer.
Als onderdeel van dit project wordt ook verkend welk deel van deze
biomassa momenteel wordt verwerkt in installaties voor opwekking van
energie
Interview
Wat zijn uw verwerkingstechnieken voor biomassa? (op dit moment en
voorziene ontwikkelingen in de toekomst)
De huidige verwerkingstechnieken van biomassa naar energie en warmte
bestaan uit een vergistingsinstallatie, een verbrandingsinstallatie en een
groencompostering. De vergistingsinstallatie is vorige week donderdag
officieel geopend.
Vergistingsinstallatie
§ De vergistingsinstallatie is geïntegreerd met de bestaande
composteerinstallatie. Hierin wordt organische materiaal ‘droog’
vergist. De installatie kan ook zogeheten ‘over-datum materiaal’
verwerken waarbij het organisch materiaal van de verpakking wordt
gescheiden.
§ De huidige verwerkingstechnieken zijn voor traditionele
biomassastromen. Of de installatie geschikt is voor rietkraggen en
-plaggen en heideplaggen zijn niet bekend, maar vergisting van deze
stromen lijkt onwaarschijnlijk.
§ Indien er behoefte is naar andere technieken om bijvoorbeeld
bovenstaande biomassastromen te verwerken dan is Twence bereid
Ons kenmerk:
:
Verslagnummer:
2Pagina
2/2
Actie door: Nummer: Verslag:
om hiervoor nieuwe technieken te onderzoeken. Mogelijk kan het bio-
energiepark hierin een rol spelen (zie verderop).
Biomassa verbrandingsinstallatie
§ De Biomassa Elektriciteits Centrale (BEC) van Twence wekt
elektriciteit op door verbranding van organische afvalmaterialen,
voornamelijk B-hout (geverfd en behandeld hout), houtige niet-
composteerbare delen uit de composteringsinstallaties en de grove
delen uit het groenafval.
§ Of de installatie geschikt is voor rietkraggen en -plaggen en
heideplaggen hangt af van verder onderzoek naar het materiaal.
Vooraf kan worden vastgesteld dat het zandgehalte en vochtgehalte
een bepalende factor is in de mate van verwerking.
Groencompostering
§ Twence composteert diverse groenafvalstromen, zoals blad, gras,
snoeihout.
Afval energiecentrale
§ Brandbaar afval, dat niet kan worden gescheiden of hergebruikt,
wordt verbrand in de afvalenergiecentrale. Een deel van het
brandbaar huishoudelijk restafval wordt als biogeen beschouwd.
Twence verwerkt gen monostromen biomassa in de
afvalenergiecentrale.
Toekomstige verwerkingsmogelijkheden
§ De ambitie van Twence is om in de toekomst meer duurzame energie
te produceren, onder andere door de verwerking van biomassa. Dat
kan ook in decentrale, relatief kleine installaties. Diverse
verwerkingstechnieken en een variëteit aan biomassasoorten komen
mogelijk in aanmerking. O.a. technologische ontwikkelingen en
marktontwikkelingen zullen mede bepalend zijn.
Wat is uw verwerkingscapaciteit (op dit moment en voorziene ontwikkelingen in
de toekomst)
§ De vergistingsinstallatie heeft een capaciteit van circa 50.000 ton GFT
en ander organisch afval per jaar. De composteringsinstallatie heeft
een capaciteit van ca. 120.000 ton per jaar.
§ BEC: ca.160.000 ton/jaar
Heeft u capaciteit beschikbaar voor verwerking van biomassa uit natuurbeheer?
(nu en in de toekomst).
§ Ja, zowel in de vergister als in de BEC is capaciteit beschikbaar voor
eventuele ander biomassastromen.
§ Voor de BEC is op dit moment en in de toekomst de vraag naar
afvalhout groter dan het aanbod;
Ons kenmerk:
:
Verslagnummer:
2Pagina
3/3
Actie door: Nummer: Verslag:
§ De vergister heeft genoeg aanbod, echter de spreiding over het jaar is
divers. Indien er teveel aanbod is dan wordt het materiaal opgeslagen
of gecomposteerd.
Als u capaciteit beschikbaar had, welke van de biomassastromen zouden dan door
u verwerkt kunnen worden?
§ Vooralsnog de traditionele stromen
§ Indien, na verder onderzoek, andere stromen mogelijk zijn
(rietkraggen, plaggen, etc.) zouden deze in aanmerking kunnen
komen.
§ In beginsel kan alle biomassa duurzaam verwerkt worden. Truc is om
de beste techniek bij de juiste stroom te vinden.
Welke eisen zou u stellen aan deze stromen (vochtgehalte, versheid, hakselmaat,
etc)
§ Het materiaal dat in de vergister gaat, wordt verkleind en zoveel
mogelijk ontdaan van storende stoffen. Hierbij betreft het vooral GFT
en niet houtige biomassa.
§ De BEC kan grote houtige niet-composteerbare delen en grove delen
groenafval aan. Het brandbare materiaal wordt eerst verkleind tot
stukken van maximaal 50 centimeter. In de meeste gevallen heeft het
materiaal bij levering al deze afmetingen. Mocht dat niet geval zijn
dan vermaalt een shredder (versnipperaar) het materiaal op de juiste
maat.
Welk verwerkingstarief zou gelden?
§ Tarieven voor compostering van groenafval variëren van €20,- tot
€25,- per ton
§ Tarieven voor biomassa voor de vergister en BEC zijn o.a. afhankelijk
van de afmeting van:
• het materiaal;
• de gehalten aan chloor en zware metalen;
• hoeveelheid zand;
• concurrentie in de markt.
Hiervoor is geen exacte prijs voor aan te geven.
§ In zijn algemeenheid geldt dat de tarieven voor biomassa sterk onder
druk staan door toenemende verwerkingscapaciteit en technologische
ontwikkelingen.
We willen graag een indruk krijgen van de ‘aantrekkelijkheid’ van deze stromen.
In welke mate concurreren biomassastromen uit natuurbeheer met andere
biomassastromen?
§ Vooralsnog vindt er geen concurrentie plaats met andere
biomassastromen. De verwerkingscapaciteit is voldoende. Bij de BEC
is het aanbod kleiner dan de vraag. Hier zit nog wel rek in.
§ Het aanbod van biomassastromen uit natuurbeheer is op het moment
nog vrij summier, omdat deze logistiek nogal versnipperd liggen en
het aanbod in verhouding tot GFT niet groot is. Biomassastromen
Ons kenmerk:
:
Verslagnummer:
2Pagina
4/4
Actie door: Nummer: Verslag:
kunnen soms goedkoper geïmporteerd worden (N-Amerika) dan uit
landschapsonderhoud verkregen worden.
Met wat voor initiatieven houdt u zich bezig?
§ Twence onderzoekt de mogelijkheid voor de bouw van kleinere
biomassacentrales (o.a. vergistinsinstallaties). Deze kunnen decentraal
worden ingezet op plaatsen waar een groot aanbod is van organisch
afval. Zo wordt lokaal de keten gesloten. Twence levert dan
ondersteuning, onder meer in de vorm van kennis, of kan een rol
spelen in de levering van biomassa en de productie van energie.
§ Twence biedt de mogelijk aan kleine bedrijven om zich te
ontwikkelen in nieuwe technieken voor energieopwekking: bio-
energiepark. Hiervoor is een terrein beschikbaar naast de locatie van
Twence in Hengelo. Op deze wijze wordt de mogelijkheid geboden
om gebruik te maken van de aanwezige biomassa op het terrein en
van voorzieningen en vergunningen.
Verslaglegging informatie per e-mail en telefonisch contact
Staa
tsb
osb
eh
ee
r
Nat
uu
rmo
nu
me
nte
n
Landschap Overijssel Ove
rijs
sels
Par
ticu
lie
r G
ron
db
ezi
t
Waterschap Reest en Wieden Waterschap Velt en Vecht Waterschap Groot Salland Waterschap Rijn en IJssel Waterschap Regge en Dinkel
1 Komen de gegenereerde hoeveelheden aan biomassa uit onze GIS inventarisatie (zie bijlage 2), uitgedrukt in hectare (ha) ,
m3 per ha en ton/m3 , overeen met uw eigen gegevens?
Mocht u niet over vergelijkbare gegevens beschikken, kunt u dan aangeven of de gehanteerde omrekenfactoren
(gevoelsmatig) juist zijn? Het gaat hierbij om de productie van biomassa per hectare en de oogstbare fractie hiervan.
• Hout: 2828 ha
• Natuurgras: 1900 ha
• Riet: onbekend
• Heide: 911 ha
• Normen voor hout uit bos lager dan voor hout
uit landschapselementen is zeker correct. • Beide
normen wat aan de hoge kant.
• Hout snoeiafval: ca. 1025 ton/jaar
• Kroos bij gemalen: ca. 475 ton/jaar
• Maaisel: ca. 3700 ton/jaar
Zijn geen gegevens bekend.
Bij ons waterschap gaan we uit van een afvoer
van maaisel van ca. 3000 ton (5% van totaal) op
jaarbasis.
• LGN 6 code 1 (Agrarisch gras), herkomst:
Waterkering, 60 ha, 16.6 ton/ha.
• LGN 6 code 6 (Zoet water), herkomst:
Watersysteem, 1000 ha, 7.9 ton/ha
• Voor enkele watergangen waar 2 x per jaar
wordt gemaaid is de vrijkomende hoeveelheid
maaisel bepaald. Dit ligt gemiddeld rond de 2
kg/m² (=0,2 ton/m3).
• In dit deel van het waterschap wordt jaarlijks
rond de 400 ton afgevoerd
2600 km aan watergangen met verschillende
breedtes.
2 De gegenereerde cijfers gaan uit van het praktisch oogstbare gedeelte, oftewel datgene wat logistiek bereikbaar is.
Kunt u op basis hiervan aangeven wat van dit gedeelte oogstbaar is vanuit ecologisch oogpunt?
• Hout uit bos: zeer weinig, einddoel van een
groot aantal van onze bossen is dat er niet meer
geoogst gaat worden. Op dit moment dus
misschien 0-5% per jaar oogstbaar uit bossen.
• Hout uit landschapselementen: blijven sterker
onder beheer, 5-10% per jaar oogstbaar uit
landschapselementen.
• Natuurgras: ca. 90% per jaar oogstbaar.
• Riet: ca. 50-60% per jaar oogstbaar, overjarig
riet is interessant voor fauna.
• Heide: 5% per jaar is oogstbaar door plaggen.
Groot percentage blijft liggen vanuit ecologisch
oogpunt (percentage onbekend)
• Tijdens de winter-snoeiwerkzaamheden
worden de takken / snippers ter plaatse verwerkt
(habitat flora/fauna)
Het waterschap maait voor de doorstroming van
water. Er wordt rekening gehouden met de flora-
en faunawet middels prioritering van
watergangen.
Onbekend Geen antwoord Geen antwoord
3 a. Welk percentage van de nu vrijkomende biomassastromen wordt al afgevoerd uit uw gebieden? Er wordt niets afgevoerd (blijft liggen of wordt
versnipperd)
• Het krooshek-vuil bij de gemalen wordt 1 of 2
keer per jaar opgehaald en deels afgevoerd naar
een compostering en het restvuil naar de
vuilverwerking
• Afvoeren van maaisel langs de wegberm is
mogelijk en wordt door de gemeente afgevoerd
(wel geschikt voor biomassa)
Een groot deel van het maaisel blijft op de
onderhoudspaden liggen (ontvangstplicht),
slechts een zeer gering percentage wordt
afgevoerd. Grove schatting is minder dan 5%.
Waterkering 100%, watersysteem 20% • Bij de kleinere watergangen worden de
vrijkomende hoeveelheden maaisel op de
naastliggende percelen neergelegd
(ontvangstplicht);
• Bij de grotere watergangen met een smal
onderhoudspad erlangs wordt het vrijkomende
maaisel op dit pad verkleind, waarna het hier
verteerd;
• Bij de grotere watergangen met een breed
onderhoudspad erlangs wordt het vrijkomende
maaisel afgevoerd
• Niet alles is geschikt om af te voeren.
• Veel waterlopen kunnen alleen bereikt worden
via aanliggende percelen
• De waterlopen die wel afgevoerd worden,
hebben een drie meter breed pad of het maaisel
wordt verwijderd via het water
b. Kunt u hierbij onderscheid maken naar soorten biomassa? • maaisel
• houtachtige begroeiing
Gaat om maaisel dat vrijkomt van
onderhoudspaden en taluds van watergangen.
zie antw. 3a • maaisel
• houtachtige begroeiing
c. Kunt u hierbij onderscheid maken naar bestemmingen, dus naar wie de biomassa wordt afgevoerd? (verwerkers,
stortplaatsen, boeren, etc.)
Maaisel blijft liggen (ontvangstplicht) of wordt
versnipperd
• Het maaisel moet worden ontvangen door de
aangrenzende eigenaar
• Afvoeren van maaisel door/langs de percelen is
technisch moeilijk
Maaisel dient afgevoerd te worden naar een
erkende verwerker.
• Al het maaisel wordt nu afgevoerd naar
verwerkers
• Op dit moment verwerkt het waterschap nog
niet heel veel maaisel op het land. In een gedeelte
van ons beheersgebied ligt het nu op
onderhoudspaden van 1.50 meter breed, dit kun
je nagenoeg niet afvoeren, in het andere gedeelte
ligt het op het talud.
Waarom wij maaisel nu in het land gaan leggen is
dat de kaderrichtlijn water vraagt om een
ecologisch gezond water (dus weinig
voedingstoffen) waardoor het maaisel uit het
profiel gehaald moet worden en er op basis van
de Keur en waterwet een ontvangstplicht is voor
Maaisel wordt afgevoerd naar
groenverwerkingslocaties
• Voor een groot deel van de waterlopen is er een
ontvangstplicht bij de aanliggende eigenaren.
• De waterlopen die afgevoerd worden, worden
op twee manieren verwerkt.
1. Maaisel wordt opgeladen door aanliggende
eigenaar en op zijn terreinen verwerkt.
2. Maaisel wordt verzameld door het
waterschap. Verwerking van het maaisel
gebeurd door een erkend
verwerkingsbedrijf.
• Bij houtachtige begroeiing wordt afhankelijk
van de bereikbaarheid het hout verzameld en
afgevoerd ( haardhout, klompenhout en
snippers). Indien dit niet mogelijk is wordt het d. Kunt u aangeven welk gedeelte nu al wordt omgezet naar energie? (hoeveel en soort) Zie antwoord 3a en b Niet van toepassing Nee. 0 Geen antwoord Geen antwoord
4 Indien uw organisatie biomassa afvoert, welke tarieven worden hierbij gehanteerd door de acceptant of verwerker? • Hout uit bos: wordt voor betaald, prijs van vele
factoren afhankelijk.
• Hout uit landschapselementen: wordt voor
betaald, prijs van vele factoren afhankelijk.
• Natuurgras: voor afvoeren van maaisel wordt
betaald:
€ 19,- per ton ophalen
€ 29,- per ton ophalen + verwerken .
Vaak kleine hoeveelheden en moeilijk bereikbare
plekken.
• Riet: onbekend
• Heide: onbekend
Niet van toepassing Voor 2010 was dit € 19,- /m³ voor het afvoeren en
verwerken van het maaisel.
Afhankelijk van de samenstelling varieert de prijs
tussen de 20 en 50 euro per ton
De prijs wordt vooral bepaalt door de volgende
twee aspecten:
- transport naar verwerkingslocatie, bij een
transportafstand van 30 kilometer, kost het
transport net zo veel als het verwerken. bij
grotere afstanden is het zelfs duurder dan de
verwerking.
- vervuilingsgraad van het maaisel; maaisel uit
stedelijk gebied heeft een groot deel zwerfvuil in
zicht dit maakt het verwerken zeer veel duurder.
Poorttarief van € 15,00 tot € 25,00 per ton € 24,- /ton voor het afvoeren en verwerken van
het maaisel.
Gestelde vragen Verkregen antwoorden
• Hout uit bos: verschilt sterk. Soms zijn er grote
ingrepen, soms slechts dunning (ca. 5%). Bij grote
dunningen wordt het hout afgevoerd naar de
houthandel, bij kleine dunningen wordt het hout
verkocht als brandhout.
• Hout uit landschapselementen: 100% wordt
afgevoerd. Verkocht als brandhout.
• Natuurgras: 100% wordt afgevoerd. 95% van de
terreinen wordt verpacht (afvoer door begrazing
of maaien en afvoeren). 5% door onszelf gemaaid
(afvoer door boeren of markt).
• Riet: onbekend
• Heide: 90% van plagsel wordt afgevoerd (vaak
verwerkt in akkers in de buurt). 10% blijft achter
voor fauna.
• Bermmaaisel: onbekend.
Zie
ver
sla
g i
nte
rvie
w
OP
G h
eeft
gee
n v
erd
ere
gege
ven
s b
esch
ikb
aar
Zie
ver
sla
g i
nte
rvie
w
14-2-2012
5 a. Is uw organisatie betrokken bij initiatieven op het gebied van energieproductie uit biomassa? • Bijdrage aan Mooi Nederland project Welhuis
en Aequator "Duurzame energiewinning uit
Nationaal Landschap Noordoost Twente".
• Samenwerking met Twence m.b.t. biomassa
analyses en doelstelling tot strategische
samenwerking.
• Samenwerking met Bio-energiecluster Oost
Nederland.
• Bijdrage aan onderzoek UT Twente naar
mobiele energie-verwerking.
• Contacten met BeGreen voor mogelijk opzetten
praktijkpilot.
Niet van toepassing Onbekend Nee, niet actief Op diverse fronten actief om berm- en
slootmaaisel in te zetten voor de energiebehoefte
• projecten: wkk-Rekken; vergisting in
Winterswijk, Etten en Olburgen;
Het waterschap Regge en Dinkel is in het kader
van duurzaamheid betrokken bij een aantal
projecten waarbij maaisel wordt omgezet naar
energie of als een andere grondstof.
b. Verwacht u nog door u geïnitieerde projecten waarbij er sprake zal zijn van vrijkomende biomassastromen?
(herinrichtingproject, onderhoud,..)
Niet van toepassing Onbekend Ja het areaal aan watersysteem zal aanzienlijk
groter worden (in meest optimale scenario
verdubbelen)
Waterschap is bezig met een
uitvoeringsprogramma voor de opgaven uit de
Kaderrichtlijn water en nationaal
bestuursakkoord water. Met name het
bestuursakkoord vraagt meer ruimte om extreme
hoeveelheden water goed op te kunnen vangen.
De ruimte die hiervoor nodig is wordt ook benut
voor de ecologische doelen vanuit de
kaderrichtlijn water.
nieuwe mogelijkheden worden onderzocht Geen antwoord
c. Zo ja, welke partijen zijn bij deze projecten/initiatieven betrokken? (publieke en/of private partijen) Niet van toepassing Onbekend • LTO: afzetten maaisel bij agrariër als
bodemverbeteraar
• Gemeente Kampen: afzetten maaisel bij
agrariërs als bodemverbeteraar
• Onderzoek naar mogelijke pilot projecten m.b.t.
bio-energie met o.a. ROVA en bio liquid
Geen antwoord Geen antwoord
• Boetelerveld: 20 ha bos kappen en plaggen.
• Soeslo: vijver/poel opschonen.
Zie
ver
sla
g i
nte
rvie
w
OP
G h
eeft
gee
n v
erd
ere
gege
ven
s b
esch
ikb
aar
Zie
ver
sla
g i
nte
rvie
w
14-2-2012
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
075791432:A - Definitief ARCADIS
Voor toelichting op de onderbouwing van deze resultaten wordt verwezen naar bijlage 1.
BIJLAGE 3 Inventarisatie rondom Overijsselse Vecht
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
075791432:A - Definitief ARCADIS
Bepaling praktisch beschikbare biomassa: Overijsselse Vecht
Sta
ats
bo
sb
eh
eer
Natu
urm
on
um
en
ten
La
nd
sch
ap
Overi
jssel
Sta
ats
bo
sb
eh
eer
Natu
urm
on
um
en
ten
La
nd
sch
ap
Overi
jssel
Sta
ats
bo
sb
eh
eer
Natu
urm
on
um
en
ten
La
nd
sch
ap
Overi
jssel
Sta
ats
bo
sb
eh
eer
Natu
urm
on
um
en
ten
La
nd
sch
ap
Overi
jssel
Hoeveelheid
biomassa
Bijgroei Praktisch
oogstbare deel
Ecologisch
wenselijk
oogstbare deel
Beschikbaar
voor energie
Totaal
praktisch
potentieel
LGN6-
Code
Biomassa Subcategorieën
biomassa
Hectares (ha) Tonds/
ha/jaar
% % % Tonds/jaar
11, 12 Hout uit
productiebos
Spilhout 1.671 296 643 1,66-
4,99
95 10 5 0 0
Tak- en tophout 1.671 296 643 1,2 95 10 5 50 112,0
40, 43 Hout uit
natuurbos
Spilhout 8 0 0 1,66-
4,99
70 10 0 0 0 100 0 0
Tak- en tophout 8 0 0 1,2 70 10 0 5 50 100 50 0,3
36, 37, 38 Heide Heide 117 26 175 1,7 70 75 80 15,0
Heideplaggen 117 26 175 50 70 5 90 501,0
42 Riet
(Overjarig) riet en
rietsluiksel
119 0 14 2,3
50
55 100 84,0
Rietplaggen 119 0 14 100 5 100 333,0
Rietkraggen - - - 1.000 100 100 100 -
45 Natuurgras - 670 76 226 4,0 70 95 90 40 50 50 1.099,0
Tabel 24
Praktisch potentieel 5 km
rondom Overijsselse Vecht
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
075791432:A - Definitief ARCADIS
BIJLAGE 4 Stakeholdersanalyse biomassa uit natuur en landschap provincie Overijssel
1
Stakeholderanalyse biomassa uit natuur en landschap Overijssel
Uitgevoerd door: Thomas Hoppe, 16 november 2011, In het kader van project BE2.O Onderzoeksinstituut: Twente Centre for Studies in Technology and Sustainable Development (CSTM), Universiteit Twente
Introductie
In dit overzicht zijn stakeholders omschreven en van toelichting voorzien op het gebied van biomassa
uit natuur en landschap in Overijssel (met nadruk op de regio Twente) met als doel
energieopwekking. Het overzicht is tot stand gekomen naar aanleiding van een bureaustudie en een
reeks verkennende interviews aan de hand van open einde-vragenlijsten met vertegenwoordigers
van stakeholders (ook met betrokkenen van lopende projecten in Overijssel, o.a. Noordoost Twente).
In dit overzicht worden per actor diens doelstelling(en), hulpbronnen, macht in
besluitvormingsprocessen, voordelen en barrières ten aanzien van deelname in de bio-energieketen
vermeld. Het gaat hierbij om de volgende partijen:
1. boeren en andere particuliere grondeigenaren in buitengebieden;
2. lokale aannemers en verwerkers;
3. gemeenten;
4. de provincie Overijssel;
5. Twence;
6. financiers;
7. Twente Milieu;
8. eindgebruikers van bio-energie;
9. netbeheerders (inzake distributie van duurzame warmte);
10. natuur- en landschapsbeheerders;
11. de Rijksoverheid.
2
Beschrijving van stakeholders
A1. Actor: boeren en andere particuliere grondeigenaren in buitengebieden
Doelstelling: onderhoud van erf, eigen bedrijfsvoering rendabel draaiende houden, schaduwwerking
en onkruid voorkomen.
Hulpbronnen: biomassa (snoeihout en maaisel).
Macht in besluitvormingsprocessen: toestemming verlenen om biomassa van erf door derden te
laten benutten. (Voldoende) Aanbod van biomassa genereren.
Voordelen van deelname in de bio-energieketen: biomassa(afval)stromen die voorheen niet werden
gewaardeerd (of alleen als afvalstroom waar men transportkosten voor moest rekenen om er van af
te komen), kunnen nu als grondstof voor energieopwekking worden gewaardeerd. Financieel-
economisch betekent dit een netto-vooruitgang (al was het maar dat onderhoud mogelijkerwijs door
een ander kan worden gedaan en door een ander (tegen gereduceerde kosten) kan worden
afgevoerd).
Barrières voor verdere deelname in bio-energieprojecten: Het blijkt moeilijk om particulieren te
overtuigen zich te committeren aan langjarige contracten voor levering van biomassa aan
verwerkers. Kennis over voordelen van biomassalevering is beperkt en het ontbreekt vaak aan
‘knowhow’. Daarnaast heerst er een conservatieve cultuur (angst voor vernieuwing, bedreiging van
bestaande werkwijze(n), angst om anderen toegang te verlenen op eigen erf/domein) en bestaat er
weerzin om nieuwe biomassa-oogstwijze(n) te gaan toepassen (tenzij ander dit voor zijn rekening
neemt). Traditionele (lokale) contacten worden heel belangrijk gevonden; met name het contact met
de aannemer (verwerker) die de biomassa afneemt. Voordat particulieren een contract
ondertekenen, dienen zij eerst te worden ontzorgd. Er bestaat veel aarzeling onder hen op dit
gebied.
Voor boeren staat hun primaire bedrijfsvoering voorop (vnl. veeteelt, ten dele gewassen
verbouwen); hoewel houtwallen tot schaduwwerking leiden (hetgeen als nadelig wordt beschouwd),
is snoeien geen prioriteit (voorwaarde om biomassa te leveren). Houtwallen op boerenerven worden
regelmatig verwaarloosd. Tevens bestaat wantrouwen andere partijen op het eigen terrein/erf aan
de slag te laten gaan: “Eigen grond is heilig.” Ten aanzien van bio-energie op de boerderij is men ook
wantrouwig: “Eerst zien, dan geloven.” Een ander probleem ligt in gewoontegedrag: heel veel
biomassa uit natuur en landschap wordt door de eigenaar/beheerder in de open lucht verbrand.
Weer een ander probleem is dat een ongedefinieerde hoeveelheid biomassa naar het buitenland
verdwijnt voor consumptie daar (verkocht door particulieren zelf of via aannemers). Hier is weinig
bekend over.
3
A2. Actor: lokale aannemers en verwerkers
Doelstelling: Biomassa verwerken (voor hoogwaardige dan wel laagwaardige benutting óf voor
export). Exploitatie rondkrijgen. Winstmaximalisatie (theoretisch gezien).
Hulpbronnen: Kapitaal om biomassa te verzamelen en te verwerken. Kennis, ‘knowhow’. Regionaal
(of groter) netwerk van partijen in de keten. Investeringsvermogen. NB. Zeer afhankelijk van langjarig
gegarandeerde stroom biomassa met vastgestelde prijs door leveranciers.
Macht in besluitvormingsprocessen: lokaal of regionaal oligopolie om biomassa af te nemen (hoewel:
sterke concurrentie met Twence). Mogelijkheid om te willen en kunnen investeren in kapitaal om
biomassa te verwerken (dan wel te verzamelen). Indien verwerker niet investeert, dan investeren
andere partijen ook niet (leidt tot ‘deadlock’ voor lokale markt).
Voordelen van deelname in de bio-energieketen: Aanvullende manier om biomassareststromen op
exergetisch laagwaardige manier nog te kunnen benutten door energie op te wekken en te verkopen
(als aanvullende bron van inkomsten). Wellicht zijn er eveneens andere manieren om deze
biomassastromen op hoogwaardiger manier te benutten.
Optimaliseren van biomassa-omzet in regio. Kans om bedrijf(-svoering) te vergroten. Creëren van
nichemarkt en optimalisatie ervan. Expertise opbouwen en deze op korte en middellange termijn
exploiteren. Op wetgeving vooruit lopen. In aanmerking komen voor subsidies, certificatie,
belastingvoordelen. Vergroten van exportmogelijkheden voor biomassarestromen.
Barrières voor verdere deelname in bio-energieprojecten: Lokale aannemers en verwerkers zijn
afhankelijk van een voldoende op lange termijn gegarandeerd aanbod van leveranciers biomassa
(tegen een vastgestelde prijs, die anders dan de meeste biomassa stromen niet fluctueert en veel
onzekerheden met zich meebrengt). Afhankelijk van toezegging subsidies om onrendabele toppen te
compenseren van investeringen in duurzame energie-installaties (alhoewel dit voor hout gestookte
installaties schijnt mee te vallen). Concurrentie met hoogwaardiger mogelijkheden voor benutting
van biomassa dan energieopwekking.
Het ontbreekt bij lokale aannemers aan kennis en ‘knowhow’ hoe logistiek te organiseren en
duurzame energie op efficiënte en effectieve wijze op te wekken en te verkopen (m.u.v. Bruins en
Kwast). Transport is (vermoedelijk) een hoge kostenpost en kan bij lange afstanden tussen producent
en verwerker tot onevenredig hoge uitstoot van broeikasgassen ten aanzien van de vermeden
emissies door duurzame energieopwekking [dit argument is niet genoemd, maar is vermoedelijk wel
aan de orde; nader uitzoeken]. Inter-organisationele factoren spelen vermoedelijk ook een rol
(vastlegging in beleid bedrijfsvoering, managementaspecten, standaardwerkprocedures, e.a.).
Concurrentie met grote regionale spelers (zoals Twence) in het aanbod van biomassa is een
belangrijke beperkende factor. Schaalvoordelen van grote installaties (ook vanwege bij-verbranding)
spelen er een belangrijke rol.
Voor verbanding van biomassa (droge stof) gelden strenge kwaliteitseisen (geen bladeren, geen zand
of andere vormen van vervuiling). Dit leidt tot bewerking van de biomassagrondstof vooraf, waarbij
de kosten óf voor de producent/leverancier dan wel voor de verwerker zijn (of verdeling van kosten).
4
A3. Actor: gemeenten
Doelstelling: onderhoud van stadsgroen en groen in buitengebied naar behoren uitvoeren.
Hulpbronnen: Wettelijke toestemmingsvereisten (kapverordening, Wabo). Budget om (waarschijnlijk
uit het budget voor lokaal klimaatbeleid, SLOK) lokale pilots mee te ondersteunen (zoals de
gemeente Wierden, maar zie ook deelname van vier gemeenten in project N.O. Twente).
Gemeentelijke groendienst. Kennis, ‘knowhow’ van gemeentelijke groendiensten (optimalisatie
verzameling biomassa). Belangrijke partner in subsidieaanvragen. Binnen de gemeentelijke
organisatie speelt de klimaatcoördinator een belangrijke rol. Hij/zij dient verschillende gemeentelijke
diensten (en hun wethouders) mee te krijgen en ervoor te zorgen dat zij hun inspanningen
afstemmen. Een andere hulpbron vormen de afspraken (en inspraak) die gemeenten hebben met de
groenafvalverwerker (bijvoorbeeld Twente Milieu).
Voordelen van deelname in de bio-energieketen: (Meer) Opbrengsten uit verkoop van (deel van)
biomassa stadsgroen en uit buitengebieden (hogere prijs die wordt geboden door andere afnemers
dan de centrale afnemer Twente Milieu / Twence). De gemeente zou de opgewekte energie kunnen
gebruiken voor verwarming van openbare gebouwen (of faciliteiten die zij beheren, zoals
zwembaden, sporthallen, openbare scholen, e.a.).
Macht in besluitvormingsprocessen: Met name inzet van groendiensten, vergunningverlening, inzet
van budget en capaciteit om lokale of regionale projecten te ondersteunen. Ook belangrijk:
aandeelhouderschap in Twence (en daarmee ‘medezeggenschap’ in strategie groen afval verwerking
Twence). Keuze om hoeveelheid opgewekte energie af te nemen en te gebruiken. Tot voor kort ging
biomassa van gemeenten (GFT en snoeiafval) via Twente Milieu naar Twence (respectievelijk voor
vergisting en bijverbranding) en was daarbij dus afhankelijk voor de prijs die Twence bood (in haar
regionale monopolie; idem dito Rova voor Salland en West-Overijssel).
Barrières voor verdere deelname in bio-energieprojecten: Kennistekort, budget, (wellicht) bijbrengen
nieuwe werkwijzen binnen groendienst, coördinatie van diensten (en tussen hun wethouders), erop
toezien dat lokale partijen gemaakte afspraken naleven. Kappen en snoeien is beperkt mogelijk; dit
hangt af van het seizoen (november t/m maart) en het weer (bij sneeuwval niet mogelijk).
A4. Actor: provincie Overijssel
Doelstelling: Bio-energie stimuleren binnen kaders provinciaal bestuur. Provinciale en regionale
economieën versterken.
Hulpbronnen: Budget en beleidsinstrumentarium programmaplan Energiepact, deelprogramma Bio-
energie en Investeringsfonds duurzame energie. Ondersteuning van lokale projecten. Smeden van
vitale coalities die in aanmerking kunnen komen voor subsidies. Monitoren van biomassapotentieel.
Macht in besluitvormingsprocessen: Ruimtelijke toestemming inzake vergunningstelsels (Wabo) en
vergunning ex Wm (voor ingebruikname bio-energie-installatie). Daarnaast macht verbonden aan
inzet economische beleidsinstrumenten (subsidies voor haalbaarheidsstudies, bijdrage in regionale
projecten, Investeringsfonds).
5
Voordelen van deelname in de bio-energieketen: bijdrage aan behalen klimaatdoelstelling
programmaplan Energiepact. Versterken provinciale (en regionale) economie(ën).
Barrières voor verdere deelname in bio-energieprojecten: afhankelijkheid van andere partijen op
lokaal niveau. Beperkingen om biomassapotentieel te bepalen (van technische aard, dankzij
privacywetgeving, afhankelijkheid van derde partijen, en onenigheid over juridische definities). De
betrouwbaarheid van deze gegevens laat te wensen over. Hoewel natuur- en landschapsbeheerders
en de provincie Overijssel over vele contacten beschikken wordt geconstateerd dat er veel ‘eilandjes’
bestaan wat betreft lopende lokale en regionale initiatieven.
A5. Actor: Twence
Doelstelling: Deels behalen van klimaatdoelstellingen Twentse gemeenten (gemeenten zijn
aandeelhouder Twence). Vergroten regionale markt voor bio-energie. Kostprijs biomassa liefst
stabiel en laag houden. Regionale markt voor afvalverwerking behouden en aandeel in duurzame
energie vergroten.
Hulpbronnen: bestaande infrastructuur, verbrandingsinstallatie (en andere relevante installaties en
kapitaal op locatie). Grootte van installatie om energie op te wekken (vanwege schaalvoordelen
waarmee concurrentievoordeel ontstaat). Huidige beleidsstimuli die bij-verbranden stimuleren (EU-
richtlijn, nu ook landelijk beleid) dat op biomassamarkt tot voordeel leidt ten opzichte van andere
bioconversielijnen (bij energieproducenten). De schaalgrootte is een ook voordeel wat betreft de
kans om de SDE+-subsidie gehonoreerd te krijgen (waarin grote installaties een betere kans op
honorering hebben dan kleine installaties).
Macht in besluitvormingsprocessen: Vrijwel regionaal monopolie in afzet van biomassa uit natuur en
landschap (en gemeentelijk afval biomassa uit snoeien). Als biomassaverwerker hanteert Twence
strenge eisen voor de kwaliteit van biomassa (geen bladeren, geen zand of andere vormen van
vervuiling; vloeit voort uit milieuwetgeving).
Voordelen van deelname in de bio-energieketen: Duurzaam imago. Betreden van
energienichemarkt(en). Vergroten productiecapaciteit duurzame energie.
Barrières voor verdere deelname in bio-energieprojecten: Opkomende concurrentie van andere
afnemers van biomassa. Twente Milieu is niet meer verplicht gemeentelijke biomassastromen alleen
aan te bieden aan Twence. Voor Twence is het kwijtraken van deze monopoliepositie reden om te
willen investeren in innovatieve technieken waarmee nichemarkten te betreden zijn (bijv. energie
opwekken door GFT te vergisten, e.a.). Twence werpt lokale en regionale biomassamarkten (uit
natuur en landschap) ook barrières op door haar schaalgrootte en daarmee concurrentievoordeel (en
niet te vergeten het concurrentievoordeel van goedkoop bij-verbranden energie op te wekken). Ook
is van ingewijden bekend dat Twence biomassa importeert om het bij te verbranden in haar
afvalcentrale en daar groene elektriciteit en duurzame warmte uit te genereren.
6
A6. Actor: financiers
Doelstelling: krediet verstrekken aan ondernemers die in duurzaamheid investeren, en beloven een
gunstig rendement in het vooruitzicht te hebben. Wel duurzaam en innovatief, maar niet met te veel
risico’s.
Hulpbronnen: kredietverstrekking.
Macht in besluitvormingsprocessen: weigeren van kredietverstrekking betekent voor de ondernemer
dat een installatie om energie op te wekken uit biomassa niet doorgaat.
Voordelen van deelname in de bio-energieketen: groen imago en de hoop op een duurzame
investering (met rendement).
Barrières voor verdere deelname in bio-energieprojecten: Risico’s die gepaard gaan met
investeringen in bio-energieprojecten (te lange terugverdientijden, kans op mislukken projecten, niet
sluitende business cases). Hout gestookte installaties schijnen overigens rendabel geëxploiteerd te
kunnen worden (wordt minder riskant gevonden dan vergistingsinstallaties). In de praktijk is eigenlijk
alleen de Rabobank financier. Dankzij de economische crisis en slechte ervaringen is het momenteel
lastig voor ondernemers om krediet te krijgen om te investeren in duurzame energie-installaties.
A7. Actor: Twente Milieu
Doelstelling: Afvalstromen uit Twente gemeenten verzamelen en tegen een goede prijs verkopen aan
afnemers.
Hulpbronnen: Afvalstromen van Twentse gemeenten (waaronder snoeihout en andere droge
biomassa; GFT laten we hier buiten beschouwing). In de verzameling van afvalstromen heeft Twence
een regionaal monopolie.
Macht in besluitvormingsprocessen: regionaal monopolist van gemeentelijke afvalstromen. Bepaalt
zelf aan wie de afvalstromen verkocht worden (degene die de hoogste prijs biedt). Vroeger ging alles
naar Twence, maar dat is niet meer het geval.
Voordelen van deelname in de bio-energieketen: Meer dan vroeger krijgt droge biomassa waarde
(als grondstof om energie op te wekken dan wel als grondstof hoogwaardiger benutting in de
cascade).
Barrières voor verdere deelname in bio-energieprojecten: door marktwerking kan regionale
biomassa buiten de regio Twente verkocht worden door Twente Milieu wanneer daar een hogere
prijs wordt geboden.
7
A8. Actor: Eindgebruikers bio-energie
Doelstelling: duurzame warmte gebruiken voor een prijs die niet meer is dan voor conventionele
warmte (groene elektriciteit is voor de opwekker van energie zelf en wordt direct op het net
geleverd; daarom laten we het in deze analyse buiten beschouwing).
Hulpbronnen: Geld (meer willen betalen voor duurzame warmte dan conventionele warmte, indien
aan de orde; veel woonwijken en bedrijventerreinen zijn al duurzaam aangelegd of hebben
parkmanagement, zodat gebruikers / bewoners eigenlijk geen andere keuze hebben dan aansluiting
op het duurzame warmtenet).
Macht in besluitvormingsprocessen: Doorgaans weinig (besluit over aansluiting is al genomen door
projectontwikkelaar, gemeente en netbeheerder). Indien eindgebruikers opdrachtgever zijn bij de
bouw van hun (nieuwbouw-)woning of bedrijfspand dan kan de invloed groter zijn. In de bestaande
situatie kunnen eindgebruikers (huurders) door middel van instemmingsregels (bijv. 70% bij
grootschalige renovatie van huurwoningen) invloed uitoefenen en projectvoortgang tegenhouden
wanneer zij er geen netto voordeel uit denken te behalen (bijvoorbeeld wanneer zij vermoeden dat
de niet-meer-dan-anders-norm niet gehaald gaat worden).
Voordelen van deelname in de bio-energieketen: Groen imago. Mogelijk lagere energierekening dan
bij gebruik van conventionele energie. Opwaardering bedrijfspand of woning met hoog(er)
energielabel, hetgeen zich (hopelijk) vertaalt in de prijs van het pand bij verkoop.
Barrières voor verdere deelname in bio-energieprojecten: veel institutionele barrières (wet- en
regelgeving; deze worden nog lastiger met invoering van de nieuwe Woningwet en Warmtewet).
Eindgebruikers hebben weinig middelen in handen om invloed uit te oefenen. Ze zijn erg afhankelijk
van andere partijen (ook van aannemers en installateurs die niet altijd goed werk leveren). Ze zijn
vaak ook slecht geïnformeerd, niet gemotiveerd, en huiverig om in iets te investeren waar ze niet
bekend mee zijn en waarmee de revenuen pas op (middel-)lange termijn contant worden gemaakt.
A9. Actor: Netbeheerder (inzake distributie duurzame warmte)
Doelstelling: Warmtenetten rendabel exploiteren (het gaat hier om kleine lokale warmtenetten, niet
om conventionele aardgasnetwerken).
Hulpbronnen: Bestaande pijpleidingen en andere relevante infrastructuur. Geld. Kennis, expertise.
Macht in besluitvormingsprocessen: Belangrijk. Sinds de Splitsingswet hebben netbeheerders een
belangrijke verantwoordelijkheid in de distributie van gas en warmte. De energieproducent en
afnemers van bio-energie zijn afhankelijk van de eisen die de netwerkbeheerder stelt. Voor de
netbeheerder is het belangrijk dat de warmte de juiste kwaliteit heeft en dat niet vergaand hoeft te
worden mee geïnvesteerd in nieuwe infrastructuur (hetgeen (co-)financiering door verwerkers,
afnemers of overheden noodzakelijk maakt).
Voordelen van deelname in de bio-energieketen: Imago. Afzetgarantie bij langjarige contracten.
8
Barrières voor verdere deelname in bio-energieprojecten: Vrees voor toenemend onderhoud. Vrees
voor een te grote (structurele) investering in pijpleidingen (terwijl anderen daar de revenuen van
krijgen). Vrees voor slechte kwaliteit warmte (hetgeen tot bewerking en hoge kosten leidt).
A10. Actor: Natuur- en landschapsbeheerders
Doelstelling: Natuurgebied en cultuurlandschap beheren, zodat de duurzame en ecologische waarde
van deze gebieden gewaarborgd blijven. Natuur- en landschapsbeheerders (SBB,
Natuurmonumenten, Landschap Overijssel, e.a.) worden gefinancierd uit donaties van leden en
subsidiestromen van overheden (de rijksoverheid en de provincie) [nalopen of dit klopt]. Doordat de
financiering voor natuur- en landschapsbeheer ‘opdroogt’, zijn beheerders genoodzaakt naar andere
inkomstbronnen op zoek te gaan. Benutting van biomassa voor energieopwekking (en
hoogwaardiger benutting in de cascade) zou als aanvullende inkomstenbron kunnen dienen.
Niettemin mag het oogsten van biomassa niet ten koste gaan van duurzame en ecologische waarden
van beheerde terreinen (m.n. landschappen, bossen en houtwallen).
Hulpbronnen: natuur- en landschapsbeheerders zijn eigenaar van grote hoeveelheden biomassa
(hout (droge stof), hoogwaardige biomassa). Zij hebben toegang tot een groot netwerk van partijen
die bezig zijn met landschapsbeheer en houtverwerking (ngo’s, gemeenten, provincie, rijksoverheid,
lokale particulieren, verwerkers, recreanten). Belangrijk is ook link met recreanten (de belangrijkste
‘klant’; NB. Opinievorming onder het publiek).
Macht in besluitvormingsprocessen: toegang tot grote hoeveelheden biomassa kunnen eventueel
worden geblokkeerd.
Voordelen van deelname in de bio-energieketen: Exploitatie van landschapsbeheer kan op een meer
rendabele wijze plaatsvinden.
Barrières voor verdere deelname in bio-energieprojecten: In de praktijk blijkt het lastig biomassa uit
natuur en landschap te oogsten (verschilt echter per stroom). Bestaande regelgeving (Boswet, Flora-
en faunawet), angst voor kaalslag en teloorgang van ecologische waarden van beheerde terreinen
(vnl. wantrouwen ten aanzien van aannemers die om financieel-technische redenen in een kort
tijdbestek zoveel mogelijk biomassa willen oogsten zonder oog te hebben voor de ecologische en
cultuurhistorische waarden van natuur en landschap; daarbij bestaat de vrees dat de
herstelcapaciteit van het bos/landschap aangetast wordt).
Bosbeheer wordt sterk bepaald door prijsstimuli. Dit maakt duurzaam beheer lastig. Bovendien is
duurzaam beheer (en zeker omgang met biomassastromen voor energieopwekking) niet voldoende
ingebed met onderhoud en omgangswerkwijzen van natuur- en landschapsbeheerders. Dit blijkt ook
het feit dat veel biomassa uit natuur en landschap in de open lucht verbrand dan wel verkeerd wordt
opgeslagen (om het nog als hoogwaardige grondstof voor verwerking te kunnen gebruiken).
Een ander probleem is dat een onbekende hoeveelheid biomassa naar het buitenland verdwijnt voor
consumptie aldaar. Natuur- en landschapsbeheerders beschikken niet over voldoende
handhavingscapaciteit om illegale kap (e.a. vormen van biomassaverzameling) te voorkomen.
9
Niet alle natuur- en landschapsbeheerders staan even open ten aanzien van de mogelijkheid
reststromen te gaan benutten voor energieopwekking.
Hoewel de natuur- en landschapsbeheerders (en de provincie Overijssel) over vele contacten
beschikken wordt geconstateerd dat er veel ‘eilandjes’ bestaan wat betreft lopende lokale en
regionale initiatieven.
A11. Actor: rijksoverheid
Doelstelling: Het collectief belang behartigen. Er zijn verschillende doelstellingen op verschillende
maatschappelijke (beleids-)terreinen die relevant zijn voor het vraagstuk over biomassa uit natuur en
landschap voor opwekking van energie: natuur- en landschapsbeheer (programma ‘Mooi Nederland’,
subsidies voor landschapsbeheer, regelgeving natuurbescherming), milieu- en afvalregulering
(normering verbranding, afvalstromen, vergunning ex Wm, e.a.), stimuleringsbeleid duurzame
energie (subsidies: SDE+, EIA, VAMIL). Rijksagentschappen, zoals DLG en Agentschap NL, zijn ook
betrokken en hebben een ondersteunende rol (om partijen bij elkaar te brengen, coalities te
smeden, scenario’s te ontwikkelen, studies uit te voeren, e.a.).
Hulpbronnen: Verschillende beleidsprogramma’s met hun sets van beleidsinstrumenten: vnl.
regulering, subsidies.
Macht in besluitvormingsprocessen: vnl. normering en toekenning van subsidies voor hout gestookte
installaties die groene elektriciteit opwekken.
Voordelen van deelname in de bio-energieketen: Doelstellingen van verschillende beleidsterreinen
bereiken (zie ook doelstellingen).
Barrières voor verdere deelname in bio-energieprojecten: barrières in regelgeving die met name
belangen van andere partijen raken in hun pogingen om hun doelen te bereiken.
Vragen die volgen uit de stakeholderanalyse:
1) Via welke partijen gaat biomassa naar Twence?
2) Aan wie levert Twente Milieu tegenwoordig biomassa uit het Twentse landschap en wat is de
zeggenschap van Twentse gemeenten daarin?
3) Via welke partijen gaat biomassa naar het buitenland en om wat voor hoeveelheden gaat het
daarbij?
4) Hoeveel biomassa wordt er geïmporteerd in Overijssel met als doel bij-verbrand te worden in
afvalcentrales?
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
075791432:A - Definitief ARCADIS
(Bron: Provincie Overijssel)
Het overzicht van initiatieven en projecten zijn niet limitatief. Voor de actuele stand van
zaken wordt verwezen naar de internetsite van de provincie Overijssel
(http://www.overijssel.nl/thema's)
Initiatieven bio-energie
1. Energie en ruimtelijke kwaliteit. Onderzoek onder meer in IJsseldelta naar
landschappelijke inpassing van installaties voor biovergisting. Deze opdracht leidt tot
een Handboek voor ruimtelijke inpassing.
2. Vermarkting van biomassa uit bestaande landschapselementen in het Nationale
Landschap Noordoost Twente.
3. Rietimpuls ondersteunt de regionale rieteconomie in de Weerribben-Wieden.
4. IMG Steenwijkerland: met drie energieprojecten: warmtenetwerk Eeserwold (biomassa
en aardwarmte), biogasleidingproject Steenwijk (mestvergisting) en Energieregio (met
ROVA en andere gemeenten).
5. Haalbaarheidsstudie energieproductie uit biomassa afkomstig uit de Wieden en
Weerribben (ARCADIS e.a.), met subsidie provincie.
6. Haalbaarheidsonderzoek regionale rietketen (LTO Noord projecten), met subsidie
provincie.
7. Haalbaarheidsstudie voor het drogen van natte biomassa (Grassfuel, Sustec, Eneco),
met subsidie provincie.
8. Project Liederholthuis, waar boeren natuurgras inzamelen dat na voorbewerking
vergist kan worden bij Jansen Wijhe, met subsidie provincie.
9. Programma Natuur verdient beter (LNL), diverse projecten.
10. Energiepact, deelprogramma duurzame energie uit biomassa, diverse projecten.
BIJLAGE 5 Projectenoverzicht provincie Overijssel
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
075791432:A - Definitief ARCADIS
Inrichtingsprojecten natuur en landschap
Natuur
1. Inrichting 1000 ha ‘nieuwe natuur’ Oldematen
Water
1. ‘De Doorbraak’: aanleg beek en ecologische verbindingszone tussen Sallandse
Heuvelrug en Noordoost-Twente (werkzaamheden tot 2015)
2. Uiterwaarden Olst: Natuurontwikkeling, meer veiligheid tegen hoog water,
bodemsanering
Landelijk gebied (Groen: prioriteit in uitvoering)
1. Azelerbeek (Provincie Overijssel)
2. Dalmsholte (Waterschap Groot Salland)
3. Diepenheim (gemeente Hof van Twente)
4. Dortherbeek
5. Eelen en Rhaan (provincie Overijssel)
6. Engbertsdijksvenen (provincie Overijssel)
7. Enschede-Noord (gemeente Enschede)
8. Enschede-Zuid (gemeente Enschede)
9. Enter (provincie Overijssel)
10. Gooiermars (gemeente Deventer)
11. Haaksbergen
12. Losser (provincie Overijssel)
13. Noordwest Overijssel (provincie Overijssel)
14. Olst-Wesepe (provincie Overijssel)
15. Oud-Ootmarsum-Nutter (gemeente Dinkelland)
16. Raalte-zuid (gemeente Raalte)
17. Rijssen (provincie Overijssel)
18. Saasveld-Gammelke (provincie Overijssel)
19. Staphorst/Reestdal (gemeente Staphorst)
20. Tubbergen (gemeente Tubbergen)
21. Varsen (gemeente Ommen)
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
075791432:A - Definitief ARCADIS
INVENTARISATIE BIOMASSASTROMEN UIT NATUUR EN LANDSCHAP IN DE PROVINCIE OVERIJSSEL
OPDRACHTGEVER:
Provincie Overijssel
STATUS:
Definitief
AUTEUR:
Martin Winkel
GECONTROLEERD DOOR:
Matthijs Wetterauw
VRIJGEGEVEN DOOR:
Matthijs Wetterauw
14 februari 2012
075791432:0.4
ARCADIS NEDERLAND BV
Zendmastweg 19
Postbus 63
9400 AB Assen
Tel 0592 392 111
Fax 0592 353 112
www.arcadis.nl
Handelsregister 9036504
Colofon
©ARCADIS. Alle rechten voorbehouden. Behoudens
uitzonderingen door de wet gesteld, mag zonder schriftelijke
toestemming van de rechthebbenden niets uit dit document
worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door
middel van druk, fotokopie, digitale reproductie of anderszins.