Installation and operating instructions -...

62
MAGNA3 Installation and operating instructions GRUNDFOS INSTRUCTIONS

Transcript of Installation and operating instructions -...

MAGNA3Installation and operating instructions

GRUNDFOS INSTRUCTIONS

Ne

de

rlan

ds

(NL

)

Nederlands (NL) Installatie- en bedieningsinstructies

Vertaling van de oorspronkelijke Engelse versie

INHOUDIn deze installatie- en bedieningsinstructies wordt een beschrij-ving gegeven van MAGNA3.

Paragrafen 1-5 bevatten de informatie die nodig is om het product veilig te kunnen uitpakken, installeren en starten.

Paragrafen 6-13 bieden belangrijke informatie over het product, alsmede informatie over service, probleemoplossing en afvoer van het product.

Pagina

1. Algemene informatie

1.1 Symbolen die in dit document gebruikt worden

De tekst bij de drie gevarensymbolen GEVAAR, WAARSCHU-WING en LET OP zal als volgt worden gestructureerd:

1. Algemene informatie 21.1 Symbolen die in dit document gebruikt worden 21.2 Veiligheidssymbolen op de pomp 3

2. Het product ontvangen 32.1 Het product inspecteren 32.2 Leveringsomvang 32.3 De pomp hijsen 4

3. Het product installeren 43.1 Locatie 43.2 Gereedschap 43.3 Mechanische installatie 53.4 De pomp plaatsen 53.5 Posities van schakelkast 63.6 Positie pompkop 63.7 De positie van de schakelkast wijzigen 73.8 Elektrische installatie 83.9 De voedingsspanning aansluiten 9

4. Het product in bedrijf nemen 124.1 Enkelpomp 124.2 Dubbelpomp 13

5. Het product opslaan en hanteren 135.1 Bescherming tegen vorst 13

6. Productintroductie 136.1 Toepassingen 136.2 Te verpompen vloeistoffen 136.3 Identificatie 146.4 Modeltype 156.5 Draadloze communicatie 156.6 Isolatieschalen 156.7 Keerklep 15

7. Regelfuncties 167.1 Overzicht van de instellingen 167.2 Externe aansluitingen 177.3 Ingangs- en uitgangscommunicatie 187.4 Prioriteit van instellingen 18

8. Het product instellen 218.1 Het product bedienen 238.2 Menu "Home" 238.3 Menu-overzicht 248.4 Menu Status 268.5 "Bedrijfstoestand" 268.6 Menu "Instellingen" 268.7 Instellingswaarden voor regelmodi 338.8 Menu "Assist" 388.9 Externe setpointbeïnvloeding 418.10 Nauwkeurigheid van inschatting debiet 418.11 Pompkoppen in dubbelpompen 418.12 "Beschrijving regelmethode" 428.13 "Ondersteund foutadvies" 428.14 Draadloos GENIair 42

9. Onderhoud uitvoeren aan het product 439.1 Drukverschil- en temperatuursensor 439.2 Externe sensortoestand 43

10. Problemen met het product opsporen 4410.1 Grundfos Eye bedieningsaanwijzingen 4410.2 Opsporen van storingen 45

11. Toebehoren 4711.1 Grundfos GO 4711.2 Communicatie-interfacemodule, CIM. 4711.3 Contraflenzen 5211.4 Externe sensoren 5211.5 Kabel voor sensoren 5211.6 Blindflens 5311.7 Isolatiesets voor airconditioning- en koelsystemen 53

12. Technische specificaties 5312.1 Specificaties van de sensor 54

13. Het product afvoeren 54

Lees voorafgaande aan het installeren dit document en de quick guide. De installatie en bediening moe-ten voldoen aan de lokale regelgeving en gangbare gedragscodes.

Dit apparaat kan worden gebruikt door kinderen van 8 jaar en ouder, en personen met verminderde licha-melijke, zintuiglijke of geestelijke vermogen of gebrek aan ervaring en kennis als zij onder toezicht staan of zijn geïnstrueerd in het veilige gebruik van het product en als zij de hieraan verbonden risico's begrijpen.

Kinderen mogen niet met het apparaat spelen. Het apparaat mag niet worden gereinigd en er mag geen onderhoud op worden uitgevoerd door kinderen die niet onder toezicht staan.

GEVAAR

Geeft een gevaarlijke situatie aan die, als deze niet wordt vermeden, zal resulteren in de dood of in ern-stig persoonlijk letsel.

WAARSCHUWING

Geeft een gevaarlijke situatie aan die, als deze niet wordt vermeden, zou kunnen resulteren in de dood of in ernstig persoonlijk letsel.

LET OP

Geeft een gevaarlijke situatie aan die, als deze niet wordt vermeden, zou kunnen resulteren in licht of middelzwaar persoonlijk letsel.

SIGNAALWOORD

Beschrijving van gevaar

Gevolg van negeren van waarschuwing.- Actie om het gevaar te vermijden.

Een blauwe of grijze cirkel met een wit grafisch sym-bool geeft aan dat een actie moet worden uitgevoerd.

Een rode of grijze cirkel met een diagonale balk, mogelijk met een zwart grafisch symbool, geeft aan dat een actie niet moet worden uitgevoerd of moet worden gestopt.

Als deze instructies niet in acht worden genomen, kan dit resulteren in technische fouten en schade aan de installatie.

2

Ne

de

rla

nd

s (

NL

)

1.2 Veiligheidssymbolen op de pomp

2. Het product ontvangen

2.1 Het product inspecteren

Controleer of het ontvangen product overeenkomt met wat is besteld.

Controleer of het voltage en de frequentie van het product over-eenkomen met het voltage en de frequentie van de installatielo-catie. Zie paragraaf 6.3.1 Typeplaatje.

2.2 Leveringsomvang

2.2.1 Enkelpomp met plugaansluiting

Afb. 1 Enkelpomp met plugaansluiting

De doos bevat de volgende items:

• MAGNA3 pomp

• isolatieschalen

• pakkingen

• beknopte handleiding

• veiligheidsinstructies

• één ALPHA plug.

2.2.2 Dubbelpomp met plugaansluiting

Afb. 2 Dubbelpomp met plugaansluiting

De doos bevat de volgende items:

• MAGNA3 pomp

• pakkingen

• beknopte handleiding

• veiligheidsinstructies

• twee ALPHA pluggen.

2.2.3 Enkelpomp met klemaansluiting

Afb. 3 Enkelpomp met klemaansluiting

De doos bevat de volgende items:

• MAGNA3 pomp

• isolatieschalen

• pakkingen

• beknopte handleiding

• veiligheidsinstructies

• doos met klem en kabelwartels.

2.2.4 Dubbelpomp met klemaansluiting

Afb. 4 Dubbelpomp met klemaansluiting

De doos bevat de volgende items:

• MAGNA3 pomp

• pakkingen

• beknopte handleiding

• veiligheidsinstructies

• twee dozen met klemmen en kabelwartels.

Opmerkingen of instructies die het werk eenvoudiger maken en zorgen voor een veilige werking.

Controleer de positie van de klem voordat u deze aandraait. Onjuiste plaatsing van de klem veroor-zaakt lekkage bij de pomp en schade aan de hydrau-lische onderdelen in de pompkop.

Plaats de schroef die de klem op zijn plaats houdt en draai deze tot 8 Nm ± 1 Nm aan.

Draai de schroef niet verder aan dan het opgegeven aandraaimoment ook al druipt er water van de klem. Het gecondenseerde water is zeer waarschijnlijk afkomstig uit het afvaftapgat onder de klem.

Van pompen die getest zijn met water dat anti-corro-sieve toevoegingen bevat worden de zuig- en pers-openingen met tape afgeplakt om te voorkomen dat resterend testwater in de verpakking lekt. Verwijder de tape voordat de pomp wordt geïnstalleerd.

TM

06

72

24

32

16

8Nm!

TM

06

72

25

32

16

TM

05

81

59

20

13

TM

06

67

91

23

16

3

Ne

de

rlan

ds

(NL

)

2.3 De pomp hijsen

Hijs altijd direct op aan de pompkop of de koelvinnen bij het han-teren van de pomp. Zie afb. 5.

Voor grote pompen kan het nodig zijn om hijsapparatuur te gebruiken. Plaats de hijsbanden zoals getoond in afb. 5.

Afb. 5 Correct hijsen van de pomp

Afb. 6 Incorrect hijsen van de pomp

3. Het product installeren

3.1 Locatie

De pomp is ontworpen voor opstelling binnenshuis.

3.2 Gereedschap

Afb. 7 Aanbevolen gereedschappen

Neem lokale regelgeving in acht met betrekking tot beperkingen voor handmatig ophijsen of hanteren.

TM

05

58

20

32

16

Hijs de pompkop niet op aan de schakelkast. Dat is het rode gebied van de pomp. Zie afb. 6.

TM

05

58

21

32

16

TM

05

64

72

47

12

Pos. Gereedschap Maat

1 Schroevendraaier, platte kop 0,6 x 3,5 mm

2 Schroevendraaier, platte kop 1,2 x 8,0 mm

3 Schroevendraaier, torx-bit TX10

4 Schroevendraaier, torx-bit TX20

5 Inbussleutel 5,0 mm

6 Kniptang

7 Steeksleutel Hangt af van DN maat

8 PijptangAlleen gebruikt voor pompen met moeren

0.6 x 3.5

5.0

1.2 x 8.0

TX20

TX10

2

3

4

5

6

7

8

1

4

Ne

de

rla

nd

s (

NL

)

3.3 Mechanische installatie

De reeks pompen omvat zowel versies met flens als versies met schroefdraad. Deze installatie- en bedieningsinstructies gelden voor beide uitvoeringen, maar geven een algemene beschrijving van de uitvoeringen met flensaansluiting. Als de uitvoeringen ver-schillend zijn, dan wordt de uitvoering met schroefdraadaanslui-ting afzonderlijk beschreven.

Installeer de pomp zodanig dat het leidingwerk deze niet onder spanning zet. Voor maximaal toelaatbare krachten en momenten van de leidingaansluitingen die inwerken op de pompflenzen of schroefdraadverbindingen, zie pagina 59.

U kunt de pomp rechtstreeks aan de leidingen ophangen op voor-waarde dat de leidingen de pomp ondersteunen.

Dubbelpompen zijn voorbereid op installatie aan een bevesti-gingsbeugel of op een voetplaat. Het pomphuis heeft M12 schroefdraad.

Neem de volgende vereisten in acht om een goede koeling van de motor en de elektronica te garanderen:

• Installeer de pomp op een zodanige wijze dat voldoende koe-ling wordt gegarandeerd.

• De temperatuur van de omgevingslucht mag niet hoger zijn dan 40 °C.

3.4 De pomp plaatsen

Installeer de pomp altijd met horizontale motoras.

• Pomp correct geïnstalleerd in een verticale leiding. Zie afb. 8, pos. A.

• Pomp correct geïnstalleerd in een horizontale leiding. Zie afb. 8, pos. B.

• Installeer de pomp niet met verticale motoras. Zie afb. 8, pos. C en D.

Afb. 8 Pomp geïnstalleerd met horizontale motoras

Stap Actie Afbeelding

1

De stromingsrichting door de pomp wordt door middel van pijlen op het pomphuis aan-gegeven. De stromingsrich-ting kan horizontaal of verti-caal zijn, afhankelijk van de positie van de schakelkast.

TM

05

28

62

32

16

- T

M0

5 8

45

6 3

21

6

2

Sluit de afsluiters en zorg dat het systeem niet onder druk staat tijdens het installeren van de pomp.

TM

05

28

63

32

16

3Monteer de pomp met pak-kingen in de leidingen.

TM

05

28

64

32

16

4

Uitvoering met flensaanslui-ting:Plaats moeren en bouten. Gebruik de juiste maat bou-ten overeenkomstig de systeemdruk.Zie pagina 59 voor meer informatie over aanhaalmo-menten.

Uitvoering met schroefdraad:Draai de wartelmoeren vast.

TM

05

28

65

32

16

- T

M0

5 8

45

5 3

21

6T

M0

5 2

86

6 3

21

6

Stap Actie Afbeelding

BA

DC

5

Ne

de

rlan

ds

(NL

)

3.5 Posities van schakelkast

Teneinde afdoende koeling te waarborgen, moet de schakelkast zich in horizontale positie bevinden met het logo van Grundfos in verticale positie. Zie afb. 9.

Afb. 9 Pomp met schakelkast in horizontale positie

Afb. 10 Automatische ontluchting

3.6 Positie pompkop

Als u de pompkop verwijdert voordat de pomp in het leidingwerk is geïnstalleerd, let dan vooral op bij het bevestigen van de pomp-kop aan het pomphuis:

1. Controleer visueel of de vlotterring is gecentreerd in het afdichtingssysteem. Zie afbeeldingen 11 en 12.

2. Laat de pomp met rotoras en waaier voorzichtig in het pomp-huis zakken.

3. Zorg dat het contactoppervlak van het pomphuis en dat van de pompkop in contact met elkaar zijn voordat u de klem aan-draait. Zie afb. 13.

Afb. 11 Correct gecentreerd afdichtingssysteem

Afb. 12 Incorrect gecentreerd afdichtingssysteem

Afb. 13 De pompkop aan het pomphuis bevestigen

TM

05

29

15

32

16

Voorzie dubbelpompen die in horizontale leidingen zijn geïnstalleerd bovenin het pomphuis van een automatische ontluchting, Rp 1/4. Zie afb. 10.

TM

05

60

61

32

16

TM

05

66

50

32

16

TM

05

66

51

32

16

2

Controleer de positie van de klem voordat u deze aandraait. Onjuiste plaatsing van de klem veroor-zaakt lekkage bij de pomp en schade aan de hydraulische onderdelen in de pompkop. Zie afb. 13.

TM

05

58

37

32

16

6

Ne

de

rla

nd

s (

NL

)

3.7 De positie van de schakelkast wijzigen

Het waarschuwingssymbool op de klem die de pomp-kop met het pomphuis verbindt geeft aan dat er een risico op persoonlijk letsel is. Zie de specifieke onderstaande waarschuwingen.

LET OP

Verplettering van de voeten

Licht of middelzwaar persoonlijk letsel- Laat de pompkop niet vallen bij het losdraaien van

de klem.

LET OP

Systeem onder druk

Licht of middelzwaar persoonlijk letsel- Wees voorzichtig voor ontsnappende damp bij

het losmaken van de klem.

Plaats de schroef die de klem op zijn plaats houdt en draai deze tot 8 Nm ± 1 Nm aan. Draai de schroef niet verder aan dan het opgegeven aanhaalmoment ook al druipt er water van de klem. Het geconden-seerde water is zeer waarschijnlijk afkomstig uit het aftapgat onder de klem.

Controleer de positie van de klem voordat u deze aandraait. Onjuiste plaatsing van de klem veroor-zaakt lekkage bij de pomp en schade aan de hydrau-lische onderdelen in de pompkop.

Stap Actie Afbeelding

1

Draai de schroef los in de klem die de pompkop met het pomphuis verbindt.Als u de schroef te ver los-draait, wordt de pompkop vol-ledig losgekoppeld van het pomphuis.

TM

05

28

67

32

16

2

Draai de pompkop voorzichtig in de gewenste positie.Als de pompkop vastzit, geef dan een zachte tik met een rubberen hamer. T

M0

5 2

86

8 3

21

6

3

Plaats de schakelkast in hori-zontale positie zodat het Grundfos logo in verticale positie zit. De motoras moet zich in horizontale positie bevinden.

TM

05

28

69

32

16

4

Positioneer de opening van de klem zoals weergegeven in stap 4a of 4b om rekening te houden met de afvoerope-ning in het statorhuis.

TM

05

28

70

06

12

8Nm!

5.0

4a

Enkelpomp.Plaats de klem zo dat de ope-ning naar de pijl wijst.Deze kan op 3 uur, 6 uur, 9 uur of 12 uur gepositioneerd zijn.

TM

05

29

18

32

16

4b

Dubbelpomp.Plaats de klemmen zo dat de openingen naar de pijlen wij-zen.Deze kunnen op 3 uur, 6 uur, 9 uur of 12 uur gepositio-neerd zijn.

TM

05

29

17

32

16

5

Plaats de schroef die de klem op zijn plaats houdt en draai deze tot 8 Nm ± 1 Nm aan.Draai de schroef niet opnieuw aan als condenswater vanaf de klem drupt.

TM

05

28

72

06

12

6

Breng de isolatieschalen aan.De isolatieschalen voor pom-pen in airconditioning- en koelsystemen moeten apart worden besteld.

TM

05

28

74

32

16

Stap Actie Afbeelding

8 Nm5.0

7

Ne

de

rlan

ds

(NL

)

Als alternatief voor isolatieschalen kunnen het pomphuis en de leidingen worden geïsoleerd op de wijze zoals geïllustreerd in afb. 14.

Afb. 14 Het pomphuis en de leiding isoleren

3.8 Elektrische installatie

Realiseer de elektrische aansluiting en bescherming overeen-komstig de lokale regelgeving.

Controleer of de voedingsspanning en -frequentie overeenkomen met de waarden die op het typeplaatje vermeld staan.

• Zorg ervoor dat de pomp is verbonden met een externe hoofd-schakelaar.

• De pomp heeft geen externe motorbeveiliging nodig.

• De motor beschikt over thermische beveiliging tegen lang-zame overbelasting en blokkering (IEC 34-11: TP 211).

• Wanneer de pomp via de voeding wordt ingeschakeld, zal deze na ca. 5 seconden starten.

3.8.1 Voedingsspanning

1 x 230 V ± 10 %, 50/60 Hz, PE.

De spanningstoleranties zijn bedoeld voor variaties in de net-spanning. Gebruik de spanningstoleranties niet om pompen op andere spanningen te laten draaien dan op het typeplaatje staan vermeld.

De schakelkast mag niet worden geïsoleerd of bedekt.

TM

05

28

89

32

16

WAARSCHUWING

Elektrische schok

Dood of ernstig persoonlijk letsel- Voordat u met werkzaamheden aan het product

begint, dient u er zeker van te zijn dat de elektrici-teitstoevoer is uitgeschakeld. Vergrendel de net-schakelaar in positie 0. Type en eisen zoals gespecificeerd in EN 60204-1, 5.3.2.

WAARSCHUWING

Elektrische schok

Dood of ernstig persoonlijk letsel- Sluit de pomp aan via een externe netschakelaar

met een contactopening van ten minste 3 mm voor alle polen.

- Gebruik aarding of neutralisering ter bescher-ming tegen indirect contact.

- Als de pomp is verbonden met een elektrische installatie waarbij gebruik wordt gemaakt van een elektrische stroomonderbreker (aardlek-schakelaar ELCB, verliesstroomschakelaar RCD of reststroomonderbreker RCCB) als extra bescherming, moet deze stroomonderbreker worden gemarkeerd met het eerste of met beide symbolen die hieronder worden weergegeven:

8

Ne

de

rla

nd

s (

NL

)

3.9 De voedingsspanning aansluiten

Uitvoeringen met klemaansluiting

Stap Actie Afbeelding

1

Verwijder de voor-zijde van de scha-kelkast.Verwijder de schroe-ven niet van het dek-sel.

TM

05

28

75

34

16

2

Zoek de voedings-plug en kabelwartel in het kartoonnen doosje dat wordt meegeleverd met de pomp.

TM

05

28

76

34

16

3Sluit de kabelwartel aan op de schakel-kast.

TM

05

28

77

34

16

4Trek de voedingska-bel door de kabel-wartel.

TM

05

28

78

34

16

5Strip de aders van de kabel zoals aan-gegeven.

TM

05

28

79

34

16

6Sluit de aders van de kabel aan op de voedingsplug.

TM

05

28

80

34

16

7 mm20 mm

Min. Ø 7 mm

Max. Ø 14 mm

7

Steek de voedings-plug in de male aan-sluiting op het bedie-ningspaneel van de pomp.

TM

05

28

81

34

16

8

Draai de kabelwar-tel aan.Plaats de voorzijde terug.

TM

05

28

82

34

16

Stap Actie Afbeelding

9

Ne

de

rlan

ds

(NL

)

Uitvoeringen met plugaansluitingen

Monteren van de plug

De plug demonteren

Stap Actie Afbeelding

1

Bevestig de kabel-wartel en de afdekking van de plug aan de kabel. Strip de aders van de kabel zoals aangegeven.

TM

05

55

38

32

16

2Sluit de aders van de kabel aan op de voedingsplug.

TM

05

55

39

38

12

3Buig de kabel met de aders naar boven gericht.

TM

05

55

40

38

12

4Trek de draadge-leider eruit en gooi deze weg.

TM

05

55

41

38

12

5Klik de afdekking van de plug op de voedingsplug.

TM

05

55

42

38

12

6Schroef de kabel-wartel op de voe-dingsplug.

TM

05

55

43

38

12

17 mm

12 mm

7 mm

Ø 5.5 - 10 mm

Max. 1.5 mm2

Click

Click

7

Steek de voe-dingsplug in de mannelijke aan-sluiting in de scha-kelkast van de pomp.

TM

05

84

54

23

13

Stap Actie Afbeelding

1Maak de kabelwar-tel los en verwijder deze van de plug.

TM

05

55

45

38

12

2

Trek de afdekking van de plug af ter-wijl op beide zijden wordt gedrukt.

TM

05

55

46

38

12

3

Maak de aders één voor één los door met een schroevendraaier voorzichtig op de klem te duwen.

TM

05

55

47

38

12

4

De connectoren zijn nu verwijderd van de voedings-plug.

TM

05

55

48

38

12

Stap Actie Afbeelding

Click

x 3

Max 0.8 x 4

10

Ne

de

rla

nd

s (

NL

)

3.9.1 Aansluitschema

Afb. 15 Voorbeeld van een motor met plugaansluiting en netschakelaar, reservezekeringen en aanvullende beveiliging

Afb. 16 Voorbeeld van een motor met plugaansluiting en netschakelaar, reservezekeringen en aanvullende beveiliging

TM

03

23

97

32

16

L

NL

N

Externe schakelaar

Zekering

Aardlekscha-kelaar

TM

05

52

77

37

12

Externe schakelaar

Zekering

Aardlekscha-kelaar

Zorg ervoor dat de zekering is afgestemd op het typeplaatje en de lokale voorschriften.

Sluit alle kabels aan in overeenstemming met de lokale voorschriften.

Zorg ervoor dat alle kabels hittebestendig zijn tot 75 °C.

Installeer alle kabels volgens EN 60204-1 en EN 50174-2:2000.

11

Ne

de

rlan

ds

(NL

)

4. Het product in bedrijf nemen

4.1 Enkelpomp

Schakel de pomp pas in wanneer het systeem met vloeistof is gevuld en volledig is ontlucht. Bovendien dient de vereiste mini-male voordruk beschikbaar te zijn aan de zuigzijde van de pomp. Zie paragraaf 12. Technische specificaties.

De pomp is zelfontluchtend via het systeem en het systeem moet worden ontlucht op het hoogste punt.

Het aantal in- en uitschakelingen via de voeding mag niet meer dan vier per uur bedragen.

Stap Actie Afbeelding

1Schakel de voedingsspanning naar de pomp in.De pomp wordt na circa 5 seconden ingeschakeld in de modus "AUTOADAPT".

TM

05

28

84

06

12

2Bedieningspaneel bij eerste inschakeling.Na een paar seconden vertoont het display van de pomp de opstartgids.

TM

05

28

85

32

16

3

De opstartgids begeleidt u door de algemene instellingen van de pomp, zoals taal, datum en tijd.

Als u de toetsen van het bedieningspaneel gedurende 15 minuten niet aanraakt, gaat het display in slaapmodus. Als u een knop aanraakt, wordt het scherm "Home" weerge-geven.

TM

05

28

86

32

16

4

Wanneer de algemene instellingen zijn uitgevoerd, kies dan de gewenste regelmodus of laat de pomp draaien in de modus AUTOADAPT.Zie paragraaf 7. Regelfuncties voor aanvullende instellin-gen.

TM

05

28

87

32

16

0/Off

1/On

12

Ne

de

rla

nd

s (

NL

)

4.2 Dubbelpomp

Afb. 17 MAGNA3 D

Als u de tweede pompkop niet op de voedingsbron hebt aange-sloten, wordt waarschuwing 77 weergegeven op het display. Zie afb. 18.

Sluit de tweede pompkop aan en schakel de pomp opnieuw in.

Afb. 18 Waarschuwing 77

5. Het product opslaan en hanteren

5.1 Bescherming tegen vorst

6. Productintroductie

De MAGNA3 bestaat uit een complete serie circulatiepompen met geïntegreerde regelaar waarmee de pompcapaciteit aan de actuele systeemeisen kan worden aangepast. In veel systemen zorgt dit voor een aanzienlijke verlaging van het stroomverbruik, minder ruis van thermostatische radiatorkranen en vergelijkbare inrichtingen en een verbeterde controle over het systeem.

U kunt de gewenste opvoerhoogte instellen op het bedieningspa-neel.

6.1 Toepassingen

De pomp is bedoeld voor het rondpompen van vloeistoffen in de volgende systemen:

• verwarmingssystemen

• huishoudelijke systemen voor warm tapwater

• airconditioning- en koelsystemen.

U kunt de pomp ook gebruiken in de volgende systemen:

• grondwarmtepompsystemen

• zonnewarmtesystemen.

6.2 Te verpompen vloeistoffen

De pomp is geschikt voor dunne, schone, niet-bijtende en niet-explosieve vloeistoffen, die geen vaste delen of vezels bevatten die de pomp mechanisch of chemisch kunnen aantas-ten.

Bij verwarmingssystemen dient het water te voldoen aan de eisen van geaccepteerde normen met betrekking tot waterkwaliteit in verwarmingssystemen, bijv. de Duitse norm VDI 2035.

De pompen zijn tevens geschikt voor huishoudelijke warmwater-systemen.

Wij adviseren u dringend pompen van roestvast staal te gebrui-ken in huishoudelijke warmwatertoepassingen om corrosie te ver-mijden.

In huishoudelijke warmwatersystemen adviseren we u de pomp alleen te gebruiken voor water met een hardheid van minder dan ongeveer 14 °dH.

In huishoudelijke warmwatersystemen adviseren we om de vloei-stoftemperatuur lager dan 65 °C te houden om het risico op kalk-aanslag te voorkomen.

TM

05

88

94

28

13

Controleer of de tweede pompkop is aangesloten op de voedingsbron.

2.1

.5.1

.0.0

Sta

tus

Als de pomp tijdens vorst niet in bedrijf is, neemt u maatregelen om vorstschade te voorkomen.

Houd u aan de lokale wetgeving betreffende het materiaal van het pomphuis.

Verpomp geen bijtende vloeistoffen.

Verpomp geen explosieve, ontvlambare of brandbare vloeistoffen.

13

Ne

de

rlan

ds

(NL

)

6.2.1 Glycol

U kunt de pomp gebruiken voor het verpompen van mengsels van water en glycol van maximaal 50 %.

Voorbeeld van een mengsel van water en ethyleenglycol:

Maximale viscositeit: 50 cSt ~ mengsel van 50 % water / 50 % ethyleenglycol bij -10 °C.

De pomp heeft een vermogensbegrenzer die tegen overbelasting beschermt.

Het verpompen van mengsels van water en ethyleenglycol is van invloed op de maximale curve en vermindert de capaciteit, afhan-kelijk van het mengsel van water en ethyleenglycol en de vloei-stoftemperatuur.

Om te voorkomen dat het ethyleenglycolmengsel wordt afgebro-ken moeten temperaturen worden vermeden die de nominale vloeistoftemperatuur overschrijden en moet de bedrijfstijd bij hoge temperaturen worden geminimaliseerd.

Reinig en spoel het systeem door voordat u het ethyleenglycol-mengsel toevoegt.

Voorkom corrosie of kalkaanslag door regelmatig het ethyleengly-colmengsel te controleren en aan te passen. Als verdere verdun-ning van de geleverde ethyleenglycol is vereist, volgt u de instructies van de glycolleverancier.

Afb. 19 Verpompte vloeistoffen, schroefdraaduitvoering

6.3 Identificatie

6.3.1 Typeplaatje

Afb. 20 Voorbeeld van typeplaatje

* Voorbeeld van productiecode: 1326. De pomp is vervaardigd in week 26, 2013.

Afb. 21 Productiecode op verpakking

Bij toevoegingen met een dichtheid en/of kinemati-sche viscositeit die hoger ligt dan die van water neemt de hydraulische capaciteit af

TM

05

84

57

23

13

TM

05

59

81

43

12

Pos. Beschrijving

1 Productnaam

2 Model

3 Productiecode, PC, jaar en week*

4 Serienummer

5 Productnummer

6 Land waar de goederen vervaardigd zijn

7 Beschermingsklasse

8 Energie Efficiëntie Index, EEI

9 Onderdeel, conform EEI

10 Temperatuurklasse

11 Minimale stroom [A]

12 Maximale stroom [A]

13 Minimaal vermogen [W]

14 Maximaal vermogen [W]

15 Maximale systeemdruk

16 Spanning [V] en frequentie [Hz]

17 QR-code

18 CE-keurmerk en certificaten

19 Naam en adres van fabrikant

TM

06

66

92

32

16

14

Ne

de

rla

nd

s (

NL

)

6.4 Modeltype

Deze installatie- en bedieningsinstructies omvatten alle modellen. De modelversie staat aangegeven op het typeplaatje. Zie afb. 22.

Afb. 22 Modeltype op het product

U kunt de verschillende modelversies bekijken in het boekje van de MAGNA3.

6.5 Draadloze communicatie

Het draadloze gedeelte van dit product is een klasse 1-apparaat en kan overal in de EU-lidstaten zonder beperkingen worden gebruikt.

Bedoeld gebruik

Deze pomp is uitgerust met een radio voor afstandsbediening.

De pomp kan communiceren met Grundfos GO en met andere MAGNA3 pompen van hetzelfde type via de ingebouwde radio.

6.6 Isolatieschalen

Isolatieschalen zijn alleen verkrijgbaar voor enkelpompen.

Beperk het warmteverlies door het pomphuis en de leidingen te isoleren. Zie afbeeldingen 23 en 14.

• Isolatieschalen voor pompen in verwarmingssystemen worden met de pomp meegeleverd.

• Isolatieschalen voor pompen in airconditioning- en koelsyste-men, tot -10 °C, moeten apart worden besteld. Zie paragraaf 11.7 Isolatiesets voor airconditioning- en koelsystemen.

Door het aanbrengen van isolatieschalen worden de pompafme-tingen groter.

Afb. 23 Isolatieschalen

Pompen voor verwarmingssystemen worden in de fabriek uitge-rust met isolatieschalen. Verwijder de isolatieschalen voordat u de pomp installeert.

6.7 Keerklep

Als een keerklep in het leidingsysteem wordt geplaatst, moet wor-den gezorgd dat de ingestelde minimale persdruk van de pomp steeds hoger is dan de sluitdruk van de klep. Zie afb. 24. Dit is met name belangrijk in de regelmode voor proportionele druk met verminderde opvoerhoogte bij laag debiet.

Afb. 24 Keerklep

TM

05

87

98

32

16

Beperk het warmteverlies vanaf het pomphuis en de leidingen.

TM

05

28

59

32

16

TM

05

30

55

09

12

15

Ne

de

rlan

ds

(NL

)

7. Regelfuncties

7.1 Overzicht van de instellingen

U kunt alle instellingen uitvoeren op het bedieningspaneel van de pomp of met de Grundfos GO.

Menu Submenu Aanvullende informatie

"Gewenste waarde" Zie paragraaf 8.6.1 "Gewenste waarde".

"Bedrijfswijze" Zie paragraaf 8.6.2 "Bedrijfswijze".

• "Normaal"

• "Stop"

• "Min."

• "Max."

"Regelmethode" Zie paragraaf 8.6.3 "Regelmethode".

• "AUTOADAPT" Zie paragraaf "AUTOADAPT".

• "FLOWADAPT" Zie paragraaf "FLOWADAPT".

• "Prop. druk" Zie paragraaf "Prop. druk".

• "Const. druk" Zie paragraaf "Const. druk".

• "Const. temp." Zie paragraaf "Const. temp.".

• "Temp.-verschil" Zie paragraaf "Temp.-verschil".

• "Const. curve" Zie paragraaf "Const. curve".

"Regelaarinstellingen" • "Regelaarversterking Kp" Zie paragraaf 8.6.4 "Regelaarinstellingen".

• "Integrale actietijd regelaar Ti"

"FLOWLIMIT" Zie paragraaf 8.6.5 "FLOWLIMIT".

• "Stel de FLOWLIMIT in"

"Automatisch nachtbedrijf" Zie paragraaf 8.6.6 "Automatisch nachtbedrijf".

• "Niet actief"

• "Actief"

"Analoge ingang" Zie paragraaf 8.6.7 "Analoge ingang".

• "Functie van analoge ingang" Zie paragraaf "Functie van analoge ingang".

• "Eenheid"

• "Sensorbereik, min.-waarde"

• "Sensorbereik, max.-waarde"

• "Elektrisch signaal"

"Relaisuitgangen" Zie paragraaf 8.6.8 "Relaisuitgangen".

• "Relaisuitgang 1"

• "Relaisuitgang 2"

"Setpoint-beïnvloeding"Zie paragraaf 8.7 Instellingswaarden voor regel-modi.

• "Functie externe gew. waarde" Zie paragraaf "Functie externe gew. waarde".

• "Temperatuurbeïnvloeding" Zie paragraaf "Temperatuurbeïnvloeding".

"Buscommunicatie" Zie paragraaf 8.7.2 "Buscommunicatie".

• "Pompnummer" Zie paragraaf "Pompnummer".

"Geforceerde lokale modus" Zie paragraaf "Geforceerde lokale modus".

• "Inschakelen"

• "Uitschakelen"

"Algemene instellingen" Zie paragraaf 8.7.3 "Algemene instellingen".

• "Taal" Zie paragraaf "Taal".

"Multipompsysteem" • "Stel datum en tijd in" Zie paragraaf "Stel datum en tijd in".

• "Eenheden" Zie paragraaf "Eenheden".

• "Instellingen in-/uitschakelen" Zie paragraaf "Instellingen in-/uitschakelen".

• "Alarm/ Waarsch. Instellingen" Zie paragraaf "Alarm/ Waarsch. Instellingen".

• "Geschiedenis wissen" Zie paragraaf "Geschiedenis wissen".

• "Home-scherm definiëren" Zie paragraaf "Home-scherm definiëren".

• "Schermhelderheid" Zie paragraaf "Schermhelderheid".

• "Herstel fabrieksinstellingen" Zie paragraaf "Herstel fabrieksinstellingen".

• "Geef opstartgids weer" Zie paragraaf "Geef opstartgids weer".

16

Ne

de

rla

nd

s (

NL

)

7.2 Externe aansluitingen

Afb. 25 Bedradingsschema voor uitvoeringen met klemaansluiting

Afb. 26 Bedradingsschema voor uitvoeringen met plugaansluiting

TM

05

60

60

23

13

- T

M0

5 3

34

3 2

31

3

Max.

250 V AC2 A AC1

Min.

5 V DC20 mA

Max.

24 V DC

22 mA

0 - 10 V DC

4 - 20 mA

I

NC N0 CS/SMI

MA

IN24V

Vcc Signal

Vcc Signal

L N

Pos. 3

Pos. 2

Pos. 1

TM

05

85

39

24

13

17

Ne

de

rlan

ds

(NL

)

De aansluitklemmen van uitvoeringen met plugaansluiting ver-schillen van uitvoeringen met klemaansluiting, maar kunnen wel dezelfde functie en aansluitopties hebben.

Betreffende de eisen voor signaaldraden en signaalopnemers, zie paragraaf 12. Technische specificaties.

Gebruik afgeschermde kabels voor externe in-/uitschakeling, digi-tale invoer, sensor- en setpointsignalen.

Sluit afgeschermde kabels als volgt af van de aardeaansluiting:

• Uitvoeringen met klemaansluiting:Verbind de kabelafscherming met de aarde via de digitale ingangsklem. Zie afb. 25.

• Uitvoeringen met plugaansluiting:Verbind de kabelafscherming met de aarde via een kabelklem. Zie afb. 26.

7.3 Ingangs- en uitgangscommunicatie

• RelaisuitgangenAlarm-, gereed- en bedrijfsmelding via signaalrelais.

• Digitale ingang

– In- en uitschakeling (S/S)

– Minimale curve (MI)

– Maximale curve (MA).

• Analoge ingang0-10 V of 4-20 mA stuursignaal.Te gebruiken voor externe regeling van de pomp of als senso-ringang voor de regeling van het externe setpoint.De 24 V-voeding van pomp naar sensor is een optie en wordt doorgaans gebruikt waneer er geen externe voeding voorhan-den is.

7.4 Prioriteit van instellingen

De externe signalen voor gedwongen regeling zullen de beschik-bare instellingen op het bedieningspaneel van de pomp of met de Grundfos GO beperken. U kunt de pomp echter altijd op maxi-male pompcurve bedrijf zetten of uitschakelen op het bedienings-paneel van de pomp of met de Grundfos GO.

Als twee of meer functies tegelijkertijd worden geactiveerd, werkt de pomp volgens de instelling met de hoogste prioriteit.

De prioriteit van de instellingen is zoals weergegeven in de onderstaande tabel.

Voorbeeld: Als de pomp door een extern signaal gedwongen is uitgeschakeld, dan kan met het bedieningspaneel van de pomp of met de Grundfos GO de pomp alleen op maximale curve inge-steld worden.

7.4.1 Relaisuitgangen

Zie afb. 25, pos. 1.

De pomp heeft twee signaalrelais met een potentiaalvrij wissel-contact voor externe storingsindicatie.

U kunt de functie van het signaalrelais instellen op "Alarm", "Gereed" of "Bedrijf" op het bedieningspaneel of met de Grundfos GO.

De relais kunnen worden gebruikt voor uitgangen van maximaal 250 V en 2 A.

WAARSCHUWING

Elektrische schok

Licht of middelzwaar persoonlijk letsel- Aparte aders die zijn aangesloten op voedings-

klemmen, uitgangen NC, NO, C en start/stop-ingang moeten van elkaar en van de voeding worden gescheiden door verstevigde iso-latie.

Zorg ervoor dat alle kabels hittebestendig zijn tot 75 °C.

Installeer alle kabels volgens EN 60204-1 en EN 50174-2:2000.

Sluit alle kabels aan in overeenstemming met de lokale voorschriften.

WAARSCHUWING

Elektrische schok

Dood of ernstig persoonlijk letsel- Aparte ingangsvoltages van externe apparatuur

moeten via verstevigde isolatie worden geschei-den van stroomvoerende onderdelen.

Prioriteit

Mogelijke instellingen

Bedienings-paneel of

Grundfos GO

Externe sig-nalen

Bussignaal

1 "Stop"

2 "Max. curve"

3 "Stop"

4 "Stop"

5 "Max. curve"

6 "Min. curve"

7 "Inschakelen"

8 "Max. curve"

9 "Min. curve"

10 "Min. curve"

11 "Start"

De alarmrelais worden niet geactiveerd door waar-schuwingen.

Gebruik C en NC voor storingssignalen aangezien hierdoor serieverbindingen van meer relais en detec-tie van storingen in signaalkabels mogelijk zijn.

18

Ne

de

rla

nd

s (

NL

)

Afb. 27 Relaisuitgang

De functies van de signaalrelais staan vermeld in de onder-staande tabel:

Fabrieksinstellingen van relais:

7.4.2 Digitale ingangen

Zie afb. 25, pos. 2.

U kunt de digitale ingang gebruiken voor externe regeling van in-/uitschakeling of geforceerde maximale of minimale curve.

Als geen externe aan/uit-schakelaar is aangesloten, moet de doorverbinding tussen klemmen start-stop (S/S) en massa ( ) worden gehandhaafd. Deze aansluiting is de fabrieksinstelling.

Afb. 28 Digitale ingang

Externe start-stop

U kunt de pomp in- en uitschakelen via de digitale ingang.

TM

05

33

38

12

12

Contactsymbool Functie

NC NC

NO NO

C Algemeen

Signaalrelais Alarmmelding

Niet geactiveerd:• De voedingsspanning is uitgeschakeld.• De pomp heeft geen storing waargenomen.

Geactiveerd:• De pomp heeft een storing waargenomen.

Signaalrelais Gereedmelding

Niet geactiveerd:• De pomp heeft een storing waargenomen en

kan niet meer werken.• De voedingsspanning is uitgeschakeld.

Geactiveerd:• De pomp is uitgeschakeld, maar is gereed

om te werken.• De pomp werkt.

Signaalrelais Bedrijfsmelding

Niet geactiveerd:• De voedingsspanning is uitgeschakeld.

Geactiveerd:• De pomp werkt.

Relais Functie

1 Bedrijfsmelding

2 Alarmmelding

NC NO C NC NO C

Bedrijf

"alarm"

Relais 1 Relais 2

1 32NC NO C1 32

NC NO C

1 2 3NC NO C

1 32NC NO C1 32

NC NO C

1 2 3NC NO C

1 32NC NO C1 32

NC NO C

1 2 3NC NO C

TM

05

33

39

12

12

Contactsymbool Functie

MA

Maximale curve100 % toerental

MI

Minimale curve

S/S Start-stop

Verbinding met de massa

Start-stop

Normaal bedrijfFabrieksinstelling met doorverbinding tussen

start-stop en .

Stop

S/SMI

MA

Aan/uit-timer

Start-stop

S/S

Q

H

S/S

Q

H

19

Ne

de

rlan

ds

(NL

)

Extern geforceerde maximale of minimale curve

U kunt de pomp dwingen om volgens de maximale of minimale curve te werken via de digitale ingang.

Selecteer de functie van de digitale ingang op het bedieningspa-neel van de pomp of met de Grundfos GO.

7.4.3 Analoge ingang

Zie afb. 25, pos. 3.

U kunt de analoge ingang gebruiken voor de aansluiting van een externe sensor om temperatuur of druk te meten. Zie afb. 31.

U kunt sensortypen met 0-10 V of 4-20 mA signaal gebruiken.

U kunt ook de analoge ingang gebruiken voor een extern signaal voor de regeling vanuit een gebouwenbeheersysteem of verge-lijkbaar besturingssysteem. Zie afb. 32.

• Als de ingang wordt gebruikt voor de warmte-energiemeter, installeert u een temperatuursensor in de retourleiding.

• Als de pomp in de retourleiding van het systeem is geïnstal-leerd, moet de sensor in de aanvoerleiding worden geïnstal-leerd.

• Als de regelmodus bij constante temperatuur is geactiveerd en de pomp in de aanvoerleiding van het systeem is geïnstal-leerd, installeert u de sensor in de retourleiding.

• Als de pomp in de retourleiding van het systeem is geïnstal-leerd, kunt u de ingebouwde temperatuursensor gebruiken.

U kunt het type sensor (0-10 V of 4-20 mA) wijzigen op het bedie-ningspaneel of met de Grundfos GO.

Afb. 29 Analoge ingang voor externe sensor, 0-10 V

Afb. 30 Analoge ingang voor externe sensor, 4-20 mA

U kunt de pompcapaciteit optimaliseren door externe sensoren te gebruiken in de volgende situaties:

Afb. 31 Voorbeelden van externe sensoren

Zie paragraaf 11.4 Externe sensoren voor verdere details.

Afb. 32 Voorbeelden van extern signaal voor de regeling via BMS of PLC

Maximale curve

Normaal bedrijf

Maximale curve

Minimale curve

Normaal bedrijf

Minimale curveT

M0

5 3

22

1 0

61

2T

M0

5 2

94

8 0

61

2

MA

Q

H

MA

Q

H

MI

Q

H

MI

Q

H

signal

sensor

Vcc

24V IN

signal

sensor

Vcc

24V IN

signal

sensor

Vcc

I

24V IN

Functie of regelmodus Sensortype

Warmte-energiemeter Temperatuursensor

Constante temperatuur Temperatuursensor

Proportionele druk Druksensor

TM

TM

06

72

37

34

16

Pos. Sensortype

1Gecombineerde temperatuur- en druksensor, Grundfos type RPI T2.1/2" aansluiting en 4-20 mA signaal.

2Druksensor, Grundfos type RPI.1/2" aansluiting en 4-20 mA signaal.

TM

05

28

88

06

12

24V IN

Vcc Signaal

1

2

24V

BMSPLC

20

Ne

de

rla

nd

s (

NL

)

8. Het product instellen

SysteemtoepassingSelecteer de vol-

gende regelmodus

Aanbevolen voor de meeste verwarmingssystemen, vooral bij systemen met relatief grote drukverliezen in de distributieleidingen. Zie de beschrijving onder proportionele druk.

Bij vervangingssituaties waarbij het werkpunt op basis van proportionele druk onbekend is.

Het werkpunt moet binnen het AUTOADAPT bedrijfsbereik liggen. Tijdens bedrijf past de pomp zich automatisch aan de actuele systeemkarakteristieken aan.

Deze instelling zorgt voor een minimaal energieverbruik en geluidsniveau van de kleppen, zodat de bedrijfskos-ten worden verlaagd en het comfort wordt verhoogd.

AUTOADAPT

De regelmodus FLOWADAPT is een combinatie van AUTOADAPT en FLOWLIMIT.

Deze regelmodus is geschikt voor systemen waarbij een maximaal debiet, FLOWLIMIT, gewenst is. De pomp bewaakt het debiet continu, en past het debiet continu aan, waardoor wordt gezorgd dat de geselecteerde FLOWLIMIT niet wordt overschreden.

Aanbevolen voor hoofdpompen in boilertoepassingen waarbij een voortdurende stroming door de boiler nodig is. Geen extra energie wordt gebruikt om te veel vloeistof in het systeem te pompen.

Bij systemen met menglussen kunt u de regelmodus gebruiken om het debiet in elke lus te regelen.

Voordelen:

• Voldoende water voor alle lussen bij piekbelasting als u elke lus hebt ingesteld op het juiste maximale debiet.

• Het benodigde debiet voor elke zone (benodigde warmte-energie) wordt bepaald door het debiet van de pomp. U kunt deze waarde nauwkeurig instellen in de FLOWADAPT regelmodus zonder smoorkleppen te gebruiken.

• Wanneer het debiet lager wordt ingesteld dan de instelling van de inregelafsluiters, dan zal de pomp een lagere capaciteit leveren in plaats van energie te verliezen door tegen een inregelafsluiter te pompen.

• Koeloppervlakken in aircosystemen kunnen bij hoge druk en laag debiet werken.

FLOWADAPT

Aanbevolen bij systemen met relatief grote drukverliezen in de distributieleidingen en in airconditioning- en koel-systemen.

• Tweepijps verwarmingssystemen met thermostaatkleppen en het volgende:

– zeer lange distributieleidingen

– sterk gesmoorde inregelafsluiters

– drukverschilregelaars

– grote drukverliezen in die delen van het systeem waardoor de totale hoeveelheid water stroomt, bijvoor-beeld boiler, warmtewisselaar en distributieleidingen tot aan de eerste verdeler.

• Transportpompen in systemen met grote drukverliezen in het primaire circuit.

• Airconditioningsystemen met het volgende:

– warmtewisselaars, fancoils

– koelplafonds

– koelende oppervlakten.

Proportionele druk

Aanbevolen bij systemen met relatief kleine drukverliezen in de distributieleidingen.

• Tweepijps verwarmingssystemen met thermostaatkleppen en het volgende:

– ontworpen voor natuurlijke circulatie

– kleine drukverliezen in die delen van het systeem waardoor de totale hoeveelheid water stroomt, bijvoor-beeld boiler, warmtewisselaar en distributieleidingen tot aan de eerste verdeler, of gewijzigd in een systeem met hoog temperatuurverschil tussen aanvoerleiding en retourleiding, bijvoorbeeld districtsverwarming.

• Vloerverwarmingssystemen met thermostaatkleppen.

• Eenpijps verwarmingssystemen met thermostaat- of balanskleppen.

• Transportpompen in systemen met een klein drukverlies in het primaire circuit.

Constante druk

Bij verwarmingsystemen met een constante systeemkarakteristiek, bijvoorbeeld huishoudelijke warmwatersyste-men, kan de regeling van de pomp op basis van een constante temperatuur van de retourleiding van belang zijn.

U kunt FLOWLIMIT gebruiken met het voordeel om het maximale circulatiedebiet te regelen.

Constante tempera-tuur

Selecteer deze regelmodus als de pompcapaciteit moet worden geregeld aan de hand van een temperatuurver-schil in het systeem waarin de pomp is geïnstalleerd.

Deze regelmodus vereist een externe temperatuursensor naast de interne.

Temperatuurverschil

H

Q

H

Q

H

Q

Hset

Hset

2

H

Q

H

Q

H

Q

∆t

21

Ne

de

rlan

ds

(NL

)

Als een externe regelaar is geïnstalleerd, dan is de pomp in staat om te veranderen van één constante curve naar een andere, afhankelijk van de waarde van het externe signaal.

U kunt de pomp ook instellen op bedrijf volgens de maximale of minimale curve, zoals een ongeregelde pomp:

• Gebruik de maximale pompcurve in perioden waarbij een maximaal debiet nodig is. Deze bedrijfsmodus is bij-voorbeeld geschikt bij prioriteit voor warm water.

• Gebruik de minimale pompcurve in perioden waarbij een minimaal debiet nodig is. Deze bedrijfsmodus is bij-voorbeeld geschikt voor handmatige nachtverlaging indien automatische nachtverlaging niet gewenst is.

Constante curve

In systemen met pompen die parallel zijn gekoppeld.

De functie voor meerdere pompen maakt regeling van twee tot vier enkelpompen die parallel zijn gekoppeld en dubbelpompen mogelijk zonder het gebruik van externe regelaars. Zie paragraaf 8.8.3 "Multipomp instelling". De pompen in een multipompsysteem communiceren met elkaar via de draadloze GENIair-verbinding.

Menu "Assist""Multipomp instel-

ling"

SysteemtoepassingSelecteer de vol-

gende regelmodus

H

Q

22

Ne

de

rla

nd

s (

NL

)

8.1 Het product bedienen

Afb. 33 Bedieningspaneel

8.1.1 Menustructuur

De pomp beschikt over een opstartgids die wordt gestart wanneer u de eerste keer opstart. Na de opstartgids verschijnen de vier hoofdmenu's op het display. Zie paragraaf 7. Regelfuncties.

"Home"

Dit menu geeft een overzicht van maximaal vier door de gebrui-ker gedefinieerde parameters met shortcuts of een capaciteits-curve. Zie paragraaf 8.2 Menu "Home".

Status

Dit menu toont de status van de pomp en het systeem, en ook waarschuwingen en alarmmeldingen. Zie paragraaf 8.4 Menu Status.

"Instellingen "

Dit menu geeft toegang tot alle instellingsparameters. U kunt een gedetailleerde instelling van de pomp uitvoeren in dit menu. Zie paragraaf 8.6 Menu "Instellingen".

"Assist"

Dit menu geeft ondersteuning bij de instellingen van de pomp, geeft een korte omschrijving van de regelmodi en geeft advies bij storingen. Zie paragraaf 8.8 Menu "Assist".

8.2 Menu "Home"

Navigatie

"Home"

Druk op om naar het menu "Home" te gaan.

Menu "Home", fabrieksinstelling

• Shortcut naar instellingen voor de regelmodus

• Shortcut naar instellingen voor het setpoint

• "Geschat debiet"

• "Opvoerhoogte".

Navigeer op het display met of en wissel tussen de twee shortcuts met of .

U kunt het beginscherm Home definiëren. Zie paragraaf "Home-scherm definiëren".

8.2.1 Pictogrammen voor beginscherm

LET OP

Heet oppervlak

Licht of middelzwaar persoonlijk letsel- Bij hoge vloeistoftemperaturen kan het pomphuis

zo heet worden dat, om verbranding te voorkomen, alleen het bedieningspaneel aangeraakt mag wor-den.

TM

05

38

20

16

12

Knop Functie

Gaat naar het menu "Home".

Gaat terug naar het vorige display.

Navigeert tussen hoofdmenu's, displays en cijfers.Wanneer het menu wordt gewijzigd, toont het dis-play altijd het bovenste display van het nieuwe menu.

Navigeert tussen submenu's.

Slaat gewijzigde waarden op, reset storingen en vergroot het betreffende veld.

U kunt geen instellingen uitvoeren in dit menu.

Un

de

f-0

10

Symbool Beschrijving

Functie voor automatische nachtinstelling is inge-schakeld.

Instellingen zijn vergrendeld. U kunt geen instel-lingen wijzigen vanaf het scherm.

De pomp bevindt zich in de externe modus, bij-voorbeeld via veldbus.

Het multipompsysteem is actief.

Hoofdpomp in een multipompsysteem.

Slave-pomp in een multipompsysteem.

Geforceerde lokale modus is actief.U kunt de pomp niet instellen op de externe modus, bijvoorbeeld via veldbus.

23

Ne

de

rlan

ds

(NL

)

8.3 Menu-overzicht

Status "Instellingen" "Assist"

"Bedrijfstoestand" "Gewenste waarde" "Ondersteund pomp instellen"

"Bedrijfmethode, van" "Bedrijfswijze" "Pomp instellen"

"Regelmethode" "Normaal" "Datum en tijd instellen"

"Pompprestatie" "Stop" "Datumformaat, datum en tijd"

"Max. curve en werkpunt" "Min." "Alleen datum"

"Resulterende gewenste waarde" "Max." "Alleen tijd"

"Vloeistoftemperatuur" "Regelmethode" "Multipomp instelling"

"Snelheid" "AUTOADAPT" "Setup, analoge ingang"

"Bedrijfsuren" "FLOWADAPT" "Beschrijving regelmethode"

"Stroom- en energieverbruik" "Prop. druk" "AUTOADAPT"

"Stroomverbruik" "Const. druk" "FLOWADAPT"

"Energieverbruik" "Const. temp." "Prop. druk"

"Waarschuwing en alarm" "Delta T" "Const. druk"

"Actuele waarschuwing of alarm" "Const. curve" "Const. temp."

"Waarschuwingslog" "Regelaarinstellingen (niet model A)" "Temp.-verschil"

"Waarschuwingslog 1 tot 5" "Regelaarversterking Kp" "Const. curve"

"Alarmlog" "Integrale actietijd regelaar Ti" "Ondersteund foutadvies"

"Alarmlog 1 tot 5" "FLOWLIMIT" "Geblokkeerde pomp"

"Warmte-energ.meter" "FLOWLIMIT-functie inschakelen" "Pompcommunicatiefout"

"Warmtevermogen" "Stel de FLOWLIMIT in" "Interne fout"

"Warmte-energie" "Automatisch nachtbedrijf" "Interne sensorfout"

"Geschatte debiet" "Analoge ingang" "Droogloop"

"Volume" "Functie van analoge ingang" "Geforceerd pompen"

"Urenteller" "Eenheid" "Onderspanning"

"Temperatuur 1" "Sensorbereik, min.-waarde" "Overspanning"

"Temperatuur 2" "Sensorbereik, max.-waarde" "Hoge motortemperatuur"

"Temp.-verschil" "Elektrisch signaal" "Externe sensorfout"

"Werklog" "Relaisuitgangen" "Hoge vloeistoftemperatuur"

"Bedrijfsuren" "Relaisuitgang 1" "Com.ft. dubbelpomp"

"Trendgegevens" "Relaisuitgang 2"

"Werkpunt in de tijd" "Niet actief"

"3D met weergave van (Q, H, t)" "Gereed"

"3D met weergave van (Q, T, t)" "Alarm"

"3D met weergave van (Q, P, t)" "Bedrijf"

"3D met weergave van (T, P, t)" "Setpoint-beïnvloeding"

"Geïnstalleerde modules" "Functie externe gew. waarde"

"Datum en tijd" "Temperatuurbeïnvloeding"

"Datum" "Buscommunicatie"

"Tijd" "Pompnummer"

"Pompidentificatie""Geforceerde lokale modus"

"Multipompsysteem" "Inschakelen"

"Bedrijfstoestand" "Uitschakelen"

"Bedrijfmethode, van" "Algemene instellingen"

"Regelmethode" "Taal"

"Systeemprestatie" "Stel datum en tijd in"

"Werkpunt" "Selecteer datumformaat"

"Resulterende gewenste waarde" "Stel datum in"

"Systeemidentificatie" "Selecteer tijdformaat"

"Stroom- en energieverbruik" "Stel tijd in"

"Stroomverbruik" "Eenheden"

"Energieverbruik" "SI- of US-eenheden"

"Andere pomp 1, multipompsys." "Aangepaste eenheden"

"Andere pomp 1, multipompsys." "Druk"

"Drukverschil"

"Opvoerhoogte"

24

Ne

de

rla

nd

s (

NL

)

"Niveau"

"Debiet"

"Volume"

"Temperatuur"

"Temp.-verschil"

"Elektrisch vermogen"

"Elektrische energie"

"Verwarmingsvermogen"

"Warmte-energie"

"Instellingen in-/uitschakelen"

"Alarm/ Waarsch. Instellingen"

"Droogloop (57)"

"Interne sensorfout (88)"

"Interne fout (157)"

"Geschiedenis wissen"

"Wis werklog"

"Warmte-energiegeg. wissen"

"Energieverbruik wissen"

"Home-scherm definiëren"

"Type Home-scherm selecteren"

"Lijst met gegevens"

"Grafische illustratie"

"Inhoud Home-scherm definië-ren"

"Lijst met gegevens"

"Grafische illustratie"

"Schermhelderheid"

"Helderheid"

"Herstel fabrieksinstellingen"

"Geef opstartgids weer"

25

Ne

de

rlan

ds

(NL

)

8.4 Menu Status

Navigatie

"Home" > Status

Druk op en ga naar het menu "Status" met .

Menu Status

Dit menu geeft de volgende statusinformatie:

• "Bedrijfstoestand"

• "Pompprestatie"

• "Stroom- en energieverbruik"

• "Waarschuwing en alarm"

• "Warmte-energ.meter"

• "Werklog"

• "Geïnstalleerde modules"

• "Datum en tijd"

• "Pompidentificatie"

• "Multipompsysteem".

Navigeer tussen submenu's met of .

8.5 "Bedrijfstoestand"

Navigatie

"Home" > Status > "Bedrijfstoestand"

"Bedrijfstoestand"

• "Bedrijfmethode, van"

• "Regelmethode".

In dit voorbeeld werkt de pomp in normale bedrijfsmodus in een multipompsysteem.

De status in de submenu's biedt informatie over de pompinstellin-gen en andere bedrijfsparameters.

Navigeer tussen de submenu's met of .

8.6 Menu "Instellingen"

Navigatie

"Home" > "Instellingen"

Druk op en ga naar het menu "Instellingen" met .

Menu "Instellingen"

Dit menu geeft de volgende opties voor instellingen:

• "Gewenste waarde"

• "Bedrijfswijze"

• "Regelmethode"

• "Regelaarinstellingen", niet model A

• "FLOWLIMIT"

• "Automatisch nachtbedrijf"

• "Analoge ingang"

• "Relaisuitgangen"

• "Setpoint-beïnvloeding"

• "Buscommunicatie"

• "Algemene instellingen".

Navigeer tussen de submenu's met of .

8.6.1 "Gewenste waarde"

Navigatie

"Home" > "Instellingen" > "Gewenste waarde"

"Gewenste waarde"

Stel de gewenste waarde overeenkomstig het systeem in.

Instelling:

1. Druk op [[OK].

2. Kies het cijfer met en en pas aan met of .

3. Druk op [OK] om op te slaan.

Een te hoge instelling kan lawaai in het systeem veroorzaken, terwijl een te lage instelling kan resulteren in onvoldoende ver-warming of koeling in het systeem.

2.1

.0.0

.0.0

Sta

tus

2.1

.1.0

.0.0

Be

dri

jfsm

od

us

3.1

.0.0

.0.0

In

ste

llin

ge

n3

.1.1

.0.0

.0 G

ew

en

ste

wa

ard

e

Regelmodus Meetunit

Proportionele druk m, ft

Constante druk m, ft

Constante temperatuur °C, °F, K

Constante curve %

26

Ne

de

rla

nd

s (

NL

)

8.6.2 "Bedrijfswijze"

Navigatie

"Home" > "Instellingen" > "Bedrijfswijze"

"Bedrijfswijze"

• "Normaal"De pomp werkt overeenkomstig de geselecteerde regelmo-dus.

• "Stop"De pomp wordt uitgeschakeld.

• "Min."Gebruik de minimale pompcurve in perioden waarbij een mini-maal debiet nodig is. Deze bedrijfsmodus is bijvoorbeeld geschikt voor handmatige nachtverlaging indien u geen auto-matische nachtverlaging wilt gebruiken.

• "Max."Gebruik de maximale pompcurve in perioden waarbij een maximaal debiet nodig is. Deze bedrijfsmodus is bijvoorbeeld geschikt voor systemen met prioriteit voor warm water.

Instelling:

1. Selecteer bedrijfsmodus met of .

2. Druk op [OK] om op te slaan.

U kunt de pomp ook instellen op bedrijf volgens de maximale of minimale curve, zoals een ongeregelde pomp. Zie afb. 34.

Afb. 34 Maximale en minimale curves

8.6.3 "Regelmethode"

Navigatie

"Home" > "Instellingen" > "Regelmethode"

"Regelmethode"

• "AUTOADAPT"

• "FLOWADAPT"

• "Prop. druk" (proportionele druk)

• "Const. druk" (constante druk)

• "Const. temp." (constante temperatuur)

• "Temp.-verschil" (temperatuurverschil)

• "Const. curve".

Instelling:

1. Selecteer regelmodus met of .

2. Druk op [OK] om de regelmodus in te schakelen.

U kunt het setpoint voor alle regelmodi behalve AUTOADAPT en FLOWADAPT instellen in het submenu "Gewenste waarde" onder "Instellingen" wanneer u de gewenste regelmodus hebt geselec-teerd.

U kunt alle regelmodi behalve "Const. curve" combineren met automatische nachtverlaging. Zie paragraaf 8.6.6 "Automatisch nachtbedrijf".

U kunt ook de functie FLOWLIMIT combineren met de laatste vijf regelmodi die hiervoor genoemd zijn. Zie paragraaf 8.6.5 "FLOWLIMIT".

3.1

.2.0

.0.0

Be

dri

jfsw

ijze

TM

05

24

46

511

1

H

Q

Max.

Min.

3.1

.3.0

.0.0

Re

ge

lme

tho

de

Stel de bedrijfsmodus in op "Normaal" voordat een regelmodus kan worden geactiveerd.

27

Ne

de

rlan

ds

(NL

)

"AUTOADAPT"

De regelmodus AUTOADAPT past continu de pompcapaciteit aan overeenkomstig de actuele systeemkarakteristiek.

Handmatige instelling van het setpoint is niet mogelijk.

Afb. 35 AUTOADAPT

Wanneer de regelmodus AUTOADAPT is geactiveerd, schakelt de pomp in met de fabrieksinstelling, Hfab = Hset1, wat overeenkomt met ongeveer 55 % van de maximale opvoerhoogte, en past daarna de capaciteit aan A1 aan. Zie afb. 35.

Wanneer de pomp een lagere opvoerhoogte op de maximale curve registreert, A2, dan selecteert de functie AUTOADAPT auto-matisch een overeenkomstig lagere regelcurve, Hset2. Als de kleppen in het systeem sluiten, past de pomp zijn capaciteit aan A3 aan.

De regelmodus AUTOADAPT is een vorm van regeling met propor-tionele druk waarbij de regelcurves een vaste oorsprong hebben, Hauto_min.

De regelmodus AUTOADAPT is speciaal ontworpen voor verwar-mingssystemen en wordt niet aanbevolen voor airco- en koelsy-stemen.

Om AUTOADAPT te resetten, raadpleegt u paragraaf "Herstel fabrieksinstellingen".

"FLOWADAPT"

Als u FLOWADAPT selecteert, werkt in de pomp in AUTOADAPT en wordt ervoor gezorgd dat het debiet nooit de ingevoerde waarde voor FLOWLIMIT overschrijdt.

Het instelbereik voor FLOWLIMIT is 25 t/m 90 % van het maximale debiet van de pomp.

De fabrieksinstelling van de FLOWLIMIT is het debiet waarbij de AUTOADAPT fabrieksinstelling overeenkomt met de maximale curve. Zie afb. 36.

Stel de waarde voor FLOWLIMIT niet lager in dan het ingestelde werkpunt.

Afb. 36 FLOWADAPT

"Prop. druk"

De opvoerhoogte wordt verlaagd bij afnemende waterbehoefte en verhoogd bij een toenemende waterbehoefte. Zie afb. 37.

Het setpoint kan worden ingesteld met een nauwkeurigheid van 0,1 meter. De opvoerhoogte tegen een gesloten klep is gelijk aan het setpoint.

Afb. 37 Proportionele druk

"Const. druk"

Wij adviseren deze regelmodus als de pomp een constante druk moet leveren, onafhankelijk van het debiet in het systeem. Zie afb. 38.

Afb. 38 Constante druk

TM

05

24

52

13

12

A1: Oorspronkelijk werkpunt.

A2: Lagere geregistreerde opvoerhoogte op de maxi-male curve.

A3: Nieuw werkpunt na regeling AUTOADAPT.

Hset1: Oorspronkelijke instelling van het setpoint.

Hset2: Nieuw setpoint na regeling AUTOADAPT.

Hfab: Zie paragraaf 8.7 Instellingswaarden voor regel-modi.

Hauto_min: Een vaste waarde van 1,5 m.

TM

05

33

34

12

12

H

Q

Hauto_min

Hfac

A1

A3 A2

Hset1

Hset2

H

Q

Qmax90 %Qmax25 %

Hauto_min

Hfac

Qfac

Instelbereik

TM

05

24

48

12

12

TM

05

24

49

03

12

H

Q

Hset

Hset

2

H

Q

28

Ne

de

rla

nd

s (

NL

)

"Const. temp."

Deze regelmodus zorgt voor een constante temperatuur. Con-stante temperatuur is een regelmodus voor comfort die u kunt gebruiken in huishoudelijke warmwatersystemen om het debiet te regelen teneinde een constante temperatuur in het systeem te houden. Zie afb. 39. Als u deze regelmodus gebruikt, installeert u geen inregelafsluiters in het systeem.

Als de pomp in de retourleiding is geïnstalleerd, installeert u een temperatuursensor in de retourleiding van het systeem. Installeer deze sensor zo dicht mogelijk bij de verbruiker, bijvoorbeeld een radiator of warmtewisselaar.

We adviseren u om de pomp in de aanvoerleiding te installeren.

Als de pomp in de retourleiding van het systeem is geïnstalleerd, kunt u de ingebouwde temperatuursensor gebruiken. Installeer in dat geval de pomp zo dicht mogelijk bij de verbruiker, bijvoor-beeld een radiator of warmtewisselaar.

De regelmodus met constante temperatuur vermindert ook het risico op bacteriegroei, bijvoorbeeld Legionella, in het systeem.

Sensorbereik:

• minimaal -10 °C

• maximaal 130 °C.

Om te zorgen dat de pomp in staat is om te regelen adviseren we u om het sensorbereik in te stellen tussen -5 en +125 °C.

Afb. 39 Constante temperatuur

"Temp.-verschil"

Deze regelmodus zorgt voor een constante daling in termpera-tuurverschil tussen verwarmings- en koelsystemen.

De regelmodus voor temperatuurverschil is beschikbaar vanaf model B. De modelversie staat aangegeven op het typeplaatje. Zie afb. 22.

In deze regelmodus handhaaft de pomp een constant tempera-tuurverschil tussen de pomp en de externe sensor. Zie afbeeldin-gen 40 en 41.

Afb. 40 Temperatuurverschil

Afb. 41 Temperatuurverschil

De constanten van de regelaar, oftewel de versterkingsfactor, Kp, en de integratietijd ,Ti, zijn in de fabriek ingesteld op een verster-kingsfactor van 1 en een integratietijd van 8 seconden. In som-mige gevallen moet u de instellingen wijzigen afhankelijk van de toepassing en de regelparameter. Zie paragraaf 8.6.4 "Regelaarinstellingen".

"Const. curve"

U kunt de pomp instellen op bedrijf op basis van een constante curve, zoals bij een ongeregelde pomp. Zie afb. 42.

U kunt het gewenste toerental instellen als % van het maximale toerental in het bereik van minimaal tot 100 %.

Afb. 42 Constante curve

Als u het toerental van de pomp hebt ingesteld op het bereik tus-sen minimum en maximum, worden het vermogen en de druk beperkt als de pomp werkt op de maximale curve. Dit betekent dat de maximale capaciteit kan worden bereikt op een lager toe-rental dan 100 %. Zie afb. 43.

Afb. 43 Vermogen- en drukbeperkingen die van invloed zijn op de maximale curve

TM

05

24

51

511

1T

M0

5 2

45

1 5

111

Het is noodzakelijk om een externe temperatuursen-sor te installeren.

H

Q

H

Q

∆t

TM

05

82

36

211

3T

M0

5 2

44

6 0

31

2T

M0

5 4

26

6 2

21

2

t

H

Q

H

Q

Min.

30%

50%

70%

90%

Beperkte maximale curve

Torentalinstelling van min. tot 100 %

29

Ne

de

rlan

ds

(NL

)

8.6.4 "Regelaarinstellingen"

Een verandering van de waarden voor versterkingsfactor en inte-gratietijd is van invloed op alle regelmodi. Als u de regelmodus wijzigt in een andere regelmodus, verandert u de waarden voor versterkingsfactor en integratietijd in de fabrieksinstellingen.

Fabrieksinstellingen voor alle overige regelmodi:De versterkingsfactor, Kp, is gelijk aan 1.

De integratietijd, Ti, is gelijk aan 8.

Onderstaande tabel toont de aanbevolen instellingen van de regelaar:

Als u een ingebouwde temperatuursensor gebruikt als een van de sensoren, moet u de pomp zo dicht mogelijk bij de verbruiker installeren.

1) Bij verwarmingssystemen heeft een toename in pompcapaci-teit een stijging in temperatuur bij de sensor tot gevolg.

2) Bij koelsystemen heeft een toename in pompcapaciteit een daling in temperatuur bij de sensor tot gevolg.

3) Ingebouwde temperatuursensor.

L1: Afstand in meter tussen pomp en verbruiker.

L2: Afstand in meter tussen verbruiker en sensor.

Richtlijnen voor het instellen van de PI-regelaar

Voor de meeste toepassingen zorgt de fabrieksinstelling van de regelconstanten, versterkingsfactor en integratietijd, voor opti-male pompwerking. Voor sommige toepassingen kan een aan-passing van de regelaar echter nodig zijn.

Het setpoint wordt weergegeven in afbeeldingen 44 en 45. Zie het menu "Assist" in paragraaf 8.8.1 "Ondersteund pomp instel-len" voor nadere informatie over de instelling.

Afb. 44 "Regelaarversterking Kp"

Afb. 45 "Integrale actietijd regelaar Ti"

Ga als volgt te werk:

1. Verhoog de versterkingsfactor tot de motor instabiel wordt. Instabiliteit kan worden waargenomen door te kijken of de gemeten waarde begint te fluctueren. Bovendien is instabiliteit te horen wanneer het geluid van de motor op en neer begint te gaan.Sommige systemen zoals temperatuurregelingen reageren langzaam, wat betekent dat het verscheidene minuten kan duren voordat de motor instabiel wordt.

2. Stel de versterkingsfactor in op de helft van de waarde waarbij de motor instabiel werd.

3. Verlaag de integratietijd tot de motor instabiel wordt.

4. Stel de integratietijd in op tweemaal de waarde waarbij de motor instabiel werd.

Vuistregels

Verhoog de versterkingsfactor als de regelaar te langzaam rea-geert.

Demp het systeem door de versterkingsfactor te verlagen of de integratietijd te verhogen als het systeem op en neer gaat of instabiel is.

Model A:

Gebruik Grundfos GO om de regelaarconstanten versterkingsfac-tor en integratietijd te wijzigen. U kunt alleen positieve waarden instellen.

Model B en C:

Wijzig de regelaarinstellingen met behulp van het display of met Grundfos GO. U kunt zowel positieve als negatieve waarden instellen.

Systeem/toepassing

Kp

TiVerwar-mingssy-steem1)

Koelsy-steem2)

0,5 - 0,510 + 5

(L1 + L2)

- 0,510 + 5

(L1 + L2)

0,5 - 0,5 30 + 5L2

t

L2 [m]

Δt

L2 [m]

3)

L2 [m]

t

un

de

f-0

79

un

de

f-0

80

30

Ne

de

rla

nd

s (

NL

)

8.6.5 "FLOWLIMIT"

Navigatie

"Home" > "Instellingen" > "FLOWLIMIT"

"FLOWLIMIT"

• "FLOWLIMIT-functie inschakelen"

• "Stel de FLOWLIMIT in".

Instelling:

1. Om de functie te activeren: selecteert u "Actief" met of en drukt u op [OK].

2. Druk op [OK] om de FLOWLIMIT in te stellen.

3. Kies het cijfer met en en pas aan met of .

4. Druk op [OK] om op te slaan.

Afb. 46 FLOWLIMIT

U kunt de functie FLOWLIMIT combineren met de volgende regel-modi:

• "Prop. druk"

• "Const. druk"

• "Const. temp."

• "Const. curve".

Een debiet-beperkende functie zorgt ervoor dat het debiet nooit de ingevoerde waarde voor FLOWLIMIT overschrijdt.

Het instelbereik voor FLOWLIMIT is 25 t/m 90 % van de Qmax van de pomp.

De fabrieksinstelling van de FLOWLIMIT is het debiet waarbij de AUTOADAPT fabrieksinstelling overeenkomt met de maximale curve. Zie afb. 36.

8.6.6 "Automatisch nachtbedrijf"

Navigatie

"Home" > "Instellingen" > "Automatisch nachtbedrijf"

"Automatisch nachtbedrijf"

Om de functie te activeren, selecteert u "Actief" met of en drukt u op [OK].

Als u de automatische nachverlaging hebt ingeschakeld, schakelt de pomp automatisch tussen normaal bedrijf en nachtverlaging (bedrijf op laag vermogen). De omschakeling is afhankelijk van de temperatuur van de aanvoerleiding.

De pomp schakelt automatisch over op nachtverlaging wanneer de ingebouwde sensor in de aanvoerleiding binnen ongeveer twee uur een temperatuurdaling van meer dan 10 tot 15 °C meet. De temperatuurdaling moet ten minste 0,1 °C/min bedragen.

Omschakeling naar normaal bedrijf vindt plaats zonder tijdsver-traging als de temperatuur ongeveer 10 °C gestegen is.

U kunt automatisch nachtbedrijf niet instellen als de pomp zich in de modus voor constante druk bevindt.

3.1

.5.0

.0.0

FL

OW

LIM

ITT

M0

5 2

44

5 1

21

2

H

Q

Qmax

Qlimit

90 %Qmax25 %

Instelbereik

3.1

.6.0

.0.0

Au

tom

atis

ch n

ach

tbe

dri

jf

31

Ne

de

rlan

ds

(NL

)

8.6.7 "Analoge ingang"

In dit menu kunt u een analoge ingang instellen, zoals een tem-peratuursensor, om de functie voor warmte-energiemeting te acti-veren. Zie afb. 57.

Navigatie

"Home" > "Instellingen" > "Analoge ingang"

"Analoge ingang"

• "Functie van analoge ingang"

• "Eenheid"

• "Sensorbereik, min.-waarde"

• "Sensorbereik, max.-waarde"

• "Elektrisch signaal".

"Functie van analoge ingang"

Kies de functie van ingang, bijvoorbeeld warmte-energiemeting, als voorbeeld hieronder.

Navigatie

"Home" > "Instellingen" > "Analoge ingang" > "Functie van ana-loge ingang"

• "Niet actief"

• "Drukverschilregeling"

• "Constante temperatuurregeling"

• "Drukverschilregeling"

• "Warmte-energ.meter"

• "Externe setpoint-beïnvloeding"

Instelling:

1. Selecteer bedrijfsmodus met of .

2. Druk op [OK] om de functiemodus in te schakelen.

Als u de functie van de ingang hebt geselecteerd, geeft u de sen-sorparameters op door de juiste waarden in te vullen bij eenheid, sensorbereik enz.

U kunt ook de analoge ingang instellen via het menu "Assist", waarbij een wizard u door elke stap van de configuratie leidt. Zie 8.8.5 "Setup, analoge ingang".

8.6.8 "Relaisuitgangen"

Navigatie

"Home" > "Instellingen" > "Relaisuitgangen"

"Relaisuitgangen"

• "Relaisuitgang 1"

• "Relaisuitgang 2".

U kunt de relaisuitgangen instellen op de volgende waarden:

• "Niet actief"

• "Gereed"

• "Alarm"

• "Bedrijf".

De pomp beschikt over twee signaalrelais voor een potentiaalvrije alarm-, gereed- en bedrijfsmelding. Zie paragraaf 7.4.1 Relaisuitgangen voor nadere informatie.

Stel de functie van de signaalrelais, alarmmelding (fabrieksinstel-ling), gereedmelding en bedrijfsmelding, in op het bedieningspa-neel van de pomp.

De uitgang is elektrisch gescheiden van de rest van de regelaar.

Het signaalrelais wordt als volgt bediend:

• "Niet actief"Het signaalrelais is gedeactiveerd.

• "Gereed"Het signaalrelais is actief wanneer de pomp werkt, of wanneer de pomp gestopt is maar gereed is om te werken.

• "Alarm"Het signaalrelais wordt samen met het rode signaallampje op de pomp geactiveerd.

• "Bedrijf"Het signaalrelais wordt samen met het groene signaallampje op de pomp geactiveerd.

3.1

.7.0

.0.0

An

alo

g in

pu

t3

.1.7

.1.0

.0 F

un

ctie

va

n in

ga

ng

3.1

.12

.0.0

.0 R

ela

isu

itga

ng

en

32

Ne

de

rla

nd

s (

NL

)

8.7 Instellingswaarden voor regelmodi

De instellingswaarden voor FLOWADAPT en FLOWLIMIT worden aangegeven als percentage van Qmax, maar de waarde moet worden ingevoerd in m3/h in het menu "Instellingen".

Het maximale debiet is een theoretische waarde die overeenkomt met H is gelijk aan 0. Het werkelijke maximale debiet is afhanke-lijk van de systeemkarakteristieken.

De werkgebieden voor regel via proportionele druk en constante druk worden weergegeven op het afzonderlijke datablad in het MAGNA3 databoekje.

Bij werking met constante curve kunt u de pomp regelen tussen minimum en 100 %. Het regelbereik is afhankelijk van het mini-male toerental, het vermogen en de druklimieten van de pomp.

Pomptype

AUTOADAPTHfab

Qmax

FLOWADAPT en FLOWLIMIT

Qfab Qmax 90 %

[m] [m3/h] [m3/h] [m3/h]

MAGNA3 25-40 (N) 2,5 8 3,7 7,2

MAGNA3 25-60 (N) 3,5 10 5,0 9,0

MAGNA3 25-80 (N) 4,5 11 5,5 9,9

MAGNA3 25-100 (N) 5,5 12 6,1 10,8

MAGNA3 25-120 (N) 6,5 13 6,2 11,7

MAGNA3 (D) 32-40 (F) (N) 2,5 9 5,0 8,1

MAGNA3 (D) 32-60 (F) (N) 3,5 11 5,9 9,9

MAGNA3 (D) 32-80 (F) (N) 4,5 12 6,4 10,8

MAGNA3 (D) 32-100 (F) (N) 5,5 13 6,7 11,7

MAGNA3 32-120 (N) 6,5 13 6,2 11,7

MAGNA3 (D) 32-120 F (N) 6,5 23 12,0 20,7

MAGNA3 (D) 40-40 F (N) 2,5 16 7,5 14,4

MAGNA3 (D) 40-60 F (N) 3,5 19 10,5 17,1

MAGNA3 (D) 40-80 F (N) 4,5 22 13,0 19,8

MAGNA3 (D) 40-100 F (N) 5,5 24 15,0 21,6

MAGNA3 (D) 40-120 F (N) 6,5 29 16,0 26,1

MAGNA3 (D) 40-150 F (N) 8,0 32 18,0 28,8

MAGNA3 (D) 40-180 F (N) 9,5 32 15,0 28,8

MAGNA3 (D) 50-40 F (N) 2,5 22 13,0 19,8

MAGNA3 (D) 50-60 F (N) 3,5 29 17,0 26,1

MAGNA3 (D) 50-80 F (N) 4,5 31 17,0 27,9

MAGNA3 (D) 50-100 F (N) 5,5 34 18,0 30,6

MAGNA3 (D) 50-120 F (N) 6,5 39 19,0 35,1

MAGNA3 (D) 50-150 F (N) 8,0 42 20,0 37,8

MAGNA3 (D) 50-180 F (N) 9,5 45 19,0 40,5

MAGNA3 (D) 65-40 F (N) 2,5 33 18,0 29,7

MAGNA3 (D) 65-60 F (N) 3,5 40 24,0 36

MAGNA3 (D) 65-80 F (N) 4,5 45 25,0 40,5

MAGNA3 (D) 65-100 F (N) 5,5 48 26,0 43,2

MAGNA3 (D) 65-120 F (N) 6,5 52 30,0 46,8

MAGNA3 (D) 65-150 F (N) 8,0 61 40,0 54,9

MAGNA3 (D) 80-40 F 2,5 49 32,0 44,1

MAGNA3 (D) 80-60 F 3,5 58 37,0 52,2

MAGNA3 (D) 80-80 F 4,5 66 40,0 59,4

MAGNA3 (D) 80-100 F 5,5 69 47,0 62,1

MAGNA3 (D) 80-120 F 6,5 74 48,0 66,6

MAGNA3 (D) 100-40 F 2,5 55 40,0 49,5

MAGNA3 (D) 100-60 F 3,5 63 43,0 56,7

MAGNA3 (D) 100-80 F 4,5 73 50,0 65,7

MAGNA3 (D) 100-100 F 5,5 79 52,0 71,1

MAGNA3 (D) 100-120 F 6,5 85 57,0 76,5

33

Ne

de

rlan

ds

(NL

)

8.7.1 "Setpoint-beïnvloeding"

Navigatie

"Home" > "Instellingen" > "Setpoint-beïnvloeding"

"Setpoint-beïnvloeding"

• "Functie externe gew. waarde"

• "Temperatuurbeïnvloeding".

"Functie externe gew. waarde"

Een extern signaal van 0-10 V of 4-20 mA signaal regelt het toe-rental van de pomp tussen minimum en 100 % in een lineaire functie. Zie afb. 47.

Als de analoge ingang is ingesteld op externe setpointbeïnvloe-ding, wordt de externe setpointfunctie automatisch geactiveerd met "Lineair met MIN". Zie paragraaf 7.4.3 Analoge ingang.

Afb. 47 "Functie externe gew. waarde", 0-10 V

Het regelbereik is afhankelijk van het minimale toerental, het ver-mogen en de druklimieten van de pomp.

U kunt de analoge ingang configureren voor een externe set-pointfunctie in "Instellingen" of in het menu "Assist". Zie paragraaf 7.4.3 Analoge ingang.

"Temperatuurbeïnvloeding"

Als deze functie is geactiveerd in de regelmodus op basis van proportionele druk of constante druk, dan wordt het setpoint voor de opvoerhoogte verlaagd naar gelang de vloeistoftemperatuur.

U kunt de temperatuurbeïnvloeding instellen om te werken bij vloeistoftemperaturen lager dan 80 °C of 50 °C. Deze tempera-tuurgrenzen worden Tmax. genoemd. Het setpoint wordt verlaagd ten opzichte van de ingestelde opvoerhoogte, die gelijk is aan 100 %, volgens de onderstaande karakteristieken.

Afb. 48 "Temperatuurbeïnvloeding"

In bovenstaand voorbeeld is Tmax., gelijk aan 80 °C, geselec-teerd. De actuele vloeistoftemperatuur Tactueel zorgt ervoor dat het setpoint voor de opvoerhoogte verlaagd wordt van 100 % naar Hactueel.

Voor temperatuurbeïnvloeding moet aan de volgende voorwaar-den worden voldaan:

• regelmodus op basis van proportionele druk, constante druk of constante curve

• pomp in de aanvoerleiding geïnstalleerd

• systeem met temperatuurregeling via de aanvoerleiding.

Temperatuurbeïnvloeding is geschikt voor de volgende systemen:

• Systemen met variabele debieten (bijvoorbeeld tweepijps ver-warmingssystemen) waarbij de activering van de temperatuur-beïnvloedingsfunctie zorgt voor een verdere verlaging van de pompcapaciteit in perioden met een geringe warmtevraag en daardoor een gereduceerde temperatuur in de aanvoerleiding.

• Systemen met een bijna constante volumestroom (bijv. één-pijpsverwarmingssystemen en vloerverwarmingssystemen) waarbij verschillen in warmtebehoefte niet kunnen worden geregistreerd als wijzigingen in de opvoerhoogte, hetgeen wel het geval is bij tweepijpsverwamingssystemen. Bij zulke syste-men kunt u alleen de pompcapaciteit bijstellen door de tempe-ratuurbeïnvloedingsfunctie te activeren.

Selectie van maximale temperatuur

Bij systemen met een benodigde temperatuur van de aanvoerlei-ding van:

• tot en met 55 °C: selecteer een maximale temperatuur gelijk aan 50 °C.

• boven 55 °C: selecteer een maximale temperatuur gelijk aan 80 °C.

U kunt de functie voor temperatuurbeïnvloeding niet gebruiken bij airco- en koelsystemen.

3.1

.15

.0.0

.0 S

etp

oin

t-b

eïn

vlo

ed

ing

Bereik

4-20 mA [0-100 %]

0-10 V [0-100 %]

Regeling

0-20 % bijv. 0-2 VSetpoint is gelijk aan mini-mum.

20-100 % bijv. 2-10 VSetpoint is gelijk van mini-mum tot setpoint.

TM

05

32

19

12

12

3.1

.15

.10

.0 F

un

ctie

ext

ern

e g

ew

. w

aa

rde

rpm

V

Min.

0 2

Max.

10

TM

05

30

22

12

12

H

T [°C]

30 %

20 50 80

100 %

Hactual

Tactual

H

Q

34

Ne

de

rla

nd

s (

NL

)

8.7.2 "Buscommunicatie"

Navigatie

"Home" > "Instellingen" > "Buscommunicatie"

"Buscommunicatie"

• "Pompnummer"

• "Geforceerde lokale modus"

"Pompnummer"

Navigatie

"Home" > "Instellingen" > "Buscommunicatie" > "Pompnummer"

"Pompnummer"

U kunt een uniek nummer toewijzen aan de pomp. Dit maakt het mogelijk om onderscheid te maken tussen pompen in geval van buscommunicatie.

"Geforceerde lokale modus"

U kunt tijdelijk externe opdrachten van een gebouwenbeheersy-steem negeren om lokale instellingen uit te voeren. Nadat u "Geforceerde lokale modus" hebt uitgeschakeld, maakt de pomp opnieuw verbinding met het netwerk als deze een externe opdracht ontvangt van het gebouwenbeheersysteem.

Navigatie

"Home" > "Instellingen" > "Buscommunicatie" > "Geforceerde lokale modus"

"Geforceerde lokale modus"

• "Inschakelen"

• "Uitschakelen".

8.7.3 "Algemene instellingen"

"Taal"

Navigatie

"Home" > "Instellingen" > "Algemene instellingen" > "Taal"

"Taal"

Het display kan in elk van de volgende talen worden weergege-ven:

• Bulgaars

• Kroatisch

• Tjechisch

• Deens

• Nederlands

• Engels

• Estlands

• Fins

• Frans

• Duits

• Grieks

• Hongaars

• Italiaans

• Japans

• Koreaans

• Letlands

• Litouws

• Pools

• Portugees

• Roemeens

• Russisch

• Servisch

• Vereenvoudigd Chinees

• Slowaaks

• Sloveens

• Spaans

• Zweeds

• Turks

• Oekraïens.

Meeteenheden worden automatisch gewijzigd in overeenstem-ming met de gekozen taal.

Instelling:

1. Selecteer de taal met en .

2. Druk op [OK] om de taal in te schakelen.

3.1

.18

.0.0

.0 B

usc

om

mu

nic

atie

3.1

.18

.1.0

.0 P

om

pn

um

me

r3

.1.1

8.2

.0.0

Ge

forc

ee

rde

loka

le m

od

us

3.1

.19

.1.0

.0 T

aa

l

35

Ne

de

rlan

ds

(NL

)

"Stel datum en tijd in"

Navigatie

"Home" > "Instellingen" > "Algemene instellingen" > "Stel datum en tijd in"

"Stel datum en tijd in"

• "Selecteer datumformaat"

• "Stel datum in"

• "Selecteer tijdformaat"

• "Stel tijd in".

Stel de real-time klok in dit menu in.

"Selecteer datumformaat"

• "JJJJ-MM-DD"

• "DD-MM-JJJJ"

• "MM-DD-JJJJ".

Instelling:

1. Selecteer "Stel datum in".

2. Druk op [[OK].

3. Kies het cijfer met en en pas aan met of .

4. Druk op [OK] om op te slaan.

"Selecteer tijdformaat"

• "UU:MM 24-uurs klok"

• "UU:MM am/pm 12-uurs klok".

Instelling:

1. Selecteer "Stel tijd in".

2. Druk op [[OK].

3. Kies het cijfer met en en pas aan met of .

4. Druk op [OK] om op te slaan.

"Eenheden"

Navigatie

"Home" > "Instellingen" > "Algemene instellingen" > "Eenheden"

"Eenheden"

• "SI- of US-eenheden"

• "Aangepaste eenheden".

In dit menu kunt u kiezen tussen SI- en US-eenheden. De instel-ling kan algemeen worden uitgevoerd voor alle parameters of worden aangepast voor elke afzonderlijke parameter.

• "Druk"

• "Drukverschil"

• "Opvoerhoogte"

• "Niveau"

• "Debiet"

• "Volume"

• "Temperatuur"

• "Temp.-verschil"

• "Vermogen"

• "Energie".

Instelling:

1. Selecteer parameter en druk op [OK].

2. Selecteer eenheid met of .

3. Druk op [[OK].

Als u SI- of US-eenheden hebt geselecteerd, worden de aange-paste eenheden opnieuw ingesteld.

"Instellingen in-/uitschakelen"

Navigatie

"Home" > "Instellingen" > "Algemene instellingen" > "Instellingen in-/uitschakelen"

"Instellingen in-/uitschakelen"

In dit display kunt u de mogelijkheid om instellingen uit te voeren uitschakelen.

Selecteer "Uitschakelen" met of en druk op [OK].

De pomp is nu vergrendeld voor instellingen. Alleen het display "Home" is beschikbaar.

U kunt de pomp ontgrendelen en instellingen mogelijk maken door gelijktijdig ten minste 5 seconden lang op en te druk-ken of de instellingen opnieuw in te schakelen in het menu.

3.1

.19

.2.0

.0 S

tel d

atu

m e

n t

ijd in

3.1

.19

.3.0

.0 E

en

he

de

n

3.1

.19

.4.0

.0 I

nst

elli

ng

en

in-/

uits

cha

kele

n

36

Ne

de

rla

nd

s (

NL

)

"Alarm/ Waarsch. Instellingen"

Navigatie

"Home" > "Instellingen" > "Algemene instellingen" > "Alarm/ Waarsch. Instellingen"

"Instellingen"

• "Droogloop (57)"

• "Interne sensorfout (88)"

• "Interne fout (157)"

"Droogloop (57)"

• "Inschakelen"

• "Uitschakelen"

De droogloopdetectie is standaard uitgeschakeld op alle pompen vanaf productiecode 1529. De productiecode staat vermeld op het typeplaatje. Schakel de droogloopfunctie in als het risico op drooglopen bestaat.

"Interne sensorfout (88)"

• "Inschakelen"

• "Uitschakelen"

In het geval van een sensorprobleem in verband met de kwaliteit van de vloeistof, kan de pomp in de meeste situaties met bevredi-gende capaciteit blijven doorwerken. In dergelijke situaties kunt u "Interne sensorfout (88)" uitschakelen.

"Interne fout (157)"

• "Inschakelen"

• "Uitschakelen"

Als de real-time klok buiten werking is, bijvoorbeeld omdat de batterij leeg is, wordt een waarschuwing weergegeven. U kunt de waarschuwing uitschakelen.

"Geschiedenis wissen"

Navigatie

"Home" > "Instellingen" > "Algemene instellingen" > "Geschiede-nis wissen"

"Geschiedenis wissen"

• "Wis werklog"

• "Warmte-energiegeg. wissen"

• "Energieverbruik wissen".

In dit menu kunt u gegevens uit de pomp verwijderen, bijvoor-beeld als de pomp naar een ander systeem wordt verplaatst of als nieuwe gegevens nodig zijn vanwege wijzigingen aan het systeem.

Instelling:

1. Selecteer submenu en druk op [OK].

2. Selecteer "Ja" met of en druk op [OK] of druk op om af te breken.

"Home-scherm definiëren"

Navigatie

"Home" > "Instellingen" > "Algemene instellingen" > "Home-scherm definiëren"

"Home-scherm definiëren"

• "Type Home-scherm selecteren"

• "Inhoud Home-scherm definiëren".

In dit menu kunt u het display "Home" instellen om maximaal vier door de gebruiker gedefinieerde parameters of een grafische afbeelding van een capaciteitscurve weer te geven.

"Type Home-scherm selecteren"

1. Selecteer "Lijst met gegevens" of "Grafische illustratie" met of .

2. Druk op [OK] om op te slaan.

Ga naar "Inhoud Home-scherm definiëren" om de inhoud te spe-cificeren.

"Inhoud Home-scherm definiëren"

1. Druk op [OK] om '"Lijst met gegevens" in te stellen. Een lijst met parameters verschijnt op het display.

2. Selecteer of deselecteer met [OK].

De geselecteerde parameters worden hieronder weergegeven. Het pijltjespictogram geeft aan dat de parameter aan het menu "Instellingen" is gekoppeld, en werkt als een shortcut voor snelle instellingen.

1. Druk op [OK] om '"Grafische illustratie" in te stellen.

2. Selecteer de gewenste curve.

3. Druk op [OK] om op te slaan.

3.1

.19

.12

.0.0

Ala

rm-

en

wa

ars

chu

win

gsi

nst

elli

ng

en

3.1

.19

.5.0

.0 G

esc

hie

de

nis

wis

sen

3.1

.19

.6.0

.0 H

om

e-s

che

rm d

efin

iëre

nIn

ho

ud

Ho

me

-sch

erm

de

finië

ren

37

Ne

de

rlan

ds

(NL

)

"Schermhelderheid"

Navigatie

"Home" > "Instellingen" > "Algemene instellingen" > "Schermhel-derheid"

"Helderheid"

1. Druk op [[OK].

2. Stel de helderheid in met en .

3. Druk op [OK] om op te slaan.

"Herstel fabrieksinstellingen"

Navigatie

"Home" > "Instellingen" > "Algemene instellingen" > "Herstel fabrieksinstellingen"

"Herstel fabrieksinstellingen"

U kunt de fabrieksinstellingen herstellen en de huidige instellin-gen overschrijven. Alle gebruikersinstellingen in de menu's "Instellingen" en "Assist" worden teruggezet naar de fabrieksin-stellingen. Dit geldt ook voor taal, eenheden, mogelijke instelling van analoge ingang, multipompfunctie enz.

Selecteer "Ja" met of en druk op [OK] om de huidige instel-lingen te vervangen door de fabrieksinstellingen.

"Geef opstartgids weer"

Navigatie

"Home" > "Instellingen" > "Algemene instellingen" > "Geef opstartgids weer"

"Geef opstartgids weer"

De opstartgids wordt automatisch gestart als u de pomp voor het eerst inschakelt.

U kunt de opstartgids altijd op een later tijdstip uitvoeren via dit menu. De opstartgids begeleidt de gebruiker door de algemene instellingen van de pomp, zoals taal, datum en tijd.

U kunt de opstartgids uitvoeren door "Ja" te selecteren met of en op [OK] te drukken.

8.8 Menu "Assist"

Navigatie

"Home" > "Assist"

Druk op en ga naar het menu "Assist" met .

Menu "Assist"

Dit menu biedt het volgende:

• "Ondersteund pomp instellen"

• "Datum en tijd instellen"

• "Multipomp instelling"

• "Setup, analoge ingang"

• "Beschrijving regelmethode"

• "Ondersteund foutadvies".

Het menu "Assist" begeleidt de gebruiker door de instelling van de pomp. In elk submenu is er een gids die de gebruiker bij de instelling van de pomp begeleidt.

8.8.1 "Ondersteund pomp instellen"

Dit menu leidt u door de complete pompinstelling, beginnent met een presentatie van de regelmodi en eindigend met de instelling van het setpoint.

8.8.2 "Datum en tijd instellen"

Zie paragraaf "Stel datum en tijd in".

3.1

.19

.7.1

.0 H

eld

erh

eid

3.1

.19

.10

.1.0

He

rste

l fa

bri

eks

inst

elli

ng

en

3.1

.19

.11

.0.0

Ge

ef

op

sta

rtg

ids

we

er

Ass

ist

38

Ne

de

rla

nd

s (

NL

)

8.8.3 "Multipomp instelling"

Navigatie

"Home" > "Assist" > "Multipomp instelling"

1. Volg de stapsgewijze handleiding om de multipompinstelling te voltooien.

2. Controleer de ingevoerde waarden.

3. Druk op [OK] om te bevestigen en de instellingen te activeren.

Multipompfunctie

De multipompfunctie maakt regeling mogelijk van enkelpompen die parallel gekoppeld zijn en dubbelpompen zonder het gebruik van externe regelaars. De pompen in een multipompsysteem communiceren met elkaar via de draadloze GENIair-verbinding.

Pompsysteem:

• Dubbelpomp.

• Twee enkelpompen parallel gekoppeld. De pompen moeten van hetzelfde type zijn en dezelfde capaciteit hebben. Voor elke pomp is een keerklep in serie met de pomp nodig.

U kunt een multipompsysteem instellen vanaf een geselecteerde pomp. Dit is dan de hoofdpomp.

Afb. 49 Enkelpompen parallel gekoppeld

Controleer het display om de hoofdpomp in een multipompsy-steem te identificeren. Zie afb. 50 en Pictogrammen voor begin-scherm.

Afb. 50 De hoofdpomp in een multipompsysteem identificeren

Een dubbelpomp wordt in de fabriek ingesteld op multipompfunc-tie. Hier wordt pompkop I gedefinieerd als hoofdpomp.

Afb. 51 Dubbelpompen

Controleer het typeplaatje om de hoofdpomp te identificeren. Zie afb. 52.

Afb. 52 De hoofdpomp bij een dubbelpomp identificeren

"Wisselend bedrijf"

Afb. 53 "Wisselend bedrijf"

Wisselend bedrijf fungeert als bedrijfsmodus voor bedrijf/reserve en is mogelijk met twee pompen van dezelfde capaciteit en het-zelfde type die parallel met elkaar zijn verbonden. Het hoofddoel van de functie is te waarborgen dat elke pomp een gelijk aantal werkuren krijgt en ervoor te zorgen dat de reservepomp het over-neemt als de bedrijfspomp wordt uitgeschakeld vanwege een alarm.

"Back-upbedrijf"

Afb. 54 "Back-upbedrijf"

Reservebedrijf is mogelijk met twee pompen van dezelfde capaci-teit en hetzelfde type die parallel met elkaar zijn verbonden. Voor elke pomp is een keerklep in serie met de pomp nodig.

Eén pomp is continu in bedrijf. De reservepomp wordt elke dag gedurende korte tijd ingeschakeld om te voorkomen dat deze vastloopt. Als de bedrijfspomp door een storing uitvalt, wordt automatisch de reservepomp ingeschakeld.

Un

de

f-0

83

Se

lect

mu

lti p

um

p f

un

ctio

nT

M0

67

49

8 3

51

6T

M0

6 7

49

9 3

51

6T

M0

6 7

50

0 3

51

6

TM

06

68

90

25

16

TM

06

75

01

35

16

TM

06

75

02

35

16

XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXP/N: XXXXXXXXS/N: XXXXXXXXPC: XXXXModel: X

IP XXX TF XXX

Grundfos Holding A/S, DK - 8850 Bjerringbro, Denmark

Made in Germany

XXXX

XXXX

I1 [A] P1 [W] MPa

I is gedefinieerd als hoofdpomp.

39

Ne

de

rlan

ds

(NL

)

"Cascadebedrijf"

Afb. 55 "Cascadebedrijf"

Cascade-bedrijf zorgt dat de pompcapaciteit automatisch wordt aangepast aan het gebruik door de pompen in of uit te schakelen. Het systeem draait dus zo energiezuinig mogelijk met een con-stante druk en een beperkt aantal pompen.

Als een dubbelpomp werkt in de modus met constante drukrege-ling, start de tweede pomp op 90 % van de maximale capaciteit. De tweede pomp wordt automatisch uitgeschakeld als deze niet langer nodig is om aan de vraag van het systeem te voldoen. Als beide pompen in bedrijf zijn, werken deze op hetzelfde toerental.

Pompsysteem:

• Stel de regelmodus moet in op "Const. druk" of "Const. curve".

"Geen multipompfunctie"

Afb. 56 "Geen multipompfunctie"

De pompen werken als enkelpompen.

8.8.4 Externe verbindingen in een multipompsysteem

De volgende externe verbindingen hoeven alleen tot stand te worden gebracht bij de hoofdpomp:

• analoge ingang

• digitale ingang

• communicatie-interfacemodule, CIM.

Als u een slave-pomp wilt bewaken, installeert u ook een commu-nicatie-interfacemodule op de slave-pomp.

Stel het volgende in op zowel hoofdpomp als slave-pomp:

• RelaisVan model B. Configureer op zowel hoofd- als slave-pomp.

• Bedrijfsmodus, regelmodus en setpointDeze modi zijn systeemparameters en worden gedeeld door de twee pompen.

• Warmte-energiemeterDe warmte-energiemeter werkt op systeemniveau. Daarom geven beide pompen de warmte-energie voor het systeem aan, niet voor de individuele pomp.

8.8.5 "Setup, analoge ingang"

Dit menu leidt u door de instelling van de analoge ingangen, bij-voorbeeld een temperatuursensoringang naar een warmte-ener-giemeter.

Navigatie

"Home" > "Assist" > "Setup, analoge ingang"

1. U kunt de sensoringang activeren door "Warmte-energ.meter" te selecteren met of en op [OK] te drukken.

2. Volg de stapsgewijze handleiding om de instelling van de sen-soringang te voltooien. Begin met de weergave van de eenhe-den en eindig met de samenvattingsoverzicht.

3. Controleer de ingevoerde waarden.

4. Druk op [OK] om te bevestigen en de instellingen te activeren.

8.8.6 "Warmte-energ.meter"

De warmte-energiemonitor is een bewakingsfunctie die het ver-bruik van warmte-energie binnen een systeem berekent. De inge-bouwde schatting van het debiet die is vereist voor de berekening heeft een onnauwkeurigheid van ± 10 % van het maximale debiet. Ook de temperatuurmetingen die nodig zijn voor de bere-kening zijn niet helemaal nauwkeurig, afhankelijk van het sensor-type. Daarom kunt u de waarde voor de warmte-energie niet gebruiken voor factureringsdoeleinden. De waarde is echter per-fect voor optimalisatiedoeleinden om buitensporige energiekos-ten ten gevolge van onbalans in het systeem te voorkomen.

De warmte-energiemeter vereist dat een extra temperatuursensor wordt gemonteerd in de aanvoer- of retourleiding, afhankelijk van waar de pomp is geplaatst.

Afb. 57 MAGNA3 met ingebouwde warmte-energiemeter

TM

06

74

98

35

16

TM

06

75

03

35

16

Wa

rmte

-en

erg

.me

ter

un

de

f-1

47

TM

05

53

67

36

12

t

kWh

F

t R

40

Ne

de

rla

nd

s (

NL

)

"Warmte-energie"

Navigatie

"Home" > "Status" > "Warmte-energ.meter" > "Warmte-energie"

"Warmte-energie"

U kunt zowel verwarming als koeling meten in hetzelfde systeem. Als een systeem wordt gebruikt voor zowel verwarming als koe-ling, worden automatisch twee tellers weergegeven op het dis-play.

De tijdstempel van de datum geeft het meest recente gebruik van de specifieke teller aan.

De waarde van "meest recente jaar (2)" geeft de laatste 52 opeenvolgende weken aan waarin de pomp van stroom is voor-zien. De gebruiker kan deze waarde handmatig terugzetten.

8.9 Externe setpointbeïnvloeding

Externe setpointbeïnvloeding wordt gewoonlijk gebruikt voor het regelen van het toerental volgens een setpoint met behulp van een 0-10 V-signaal.

Volg de stapsgewijze handleiding om de instelling van de sensor-ingang te voltooien. Begin met de weergave van de eenheden en eindig met de samenvattingsoverzicht.

1. Controleer de ingevoerde waarden.

2. Druk op [OK] om te bevestigen en de instellingen te activeren.

3. Ga terug naar het menu "Instellingen" en zoek naar "Functie externe gew. waarde".

4. Kies de functie "Lineair met MIN". Zie paragraaf "Functie externe gew. waarde".

8.10 Nauwkeurigheid van inschatting debiet

De interne sensor maakt een schatting van het verschil in druk tussen de inlaat- en uitlaatopening van de pomp. De meting is geen directe meting van het drukverschil, maar via kennis van het hydraulische ontwerp van de pomp kunt u een schatting maken van het drukverschil door de hele pomp heen. Het toerental en het vermogen bieden een directe schatting van het huidige werk-punt van de pomp.

Het berekende debiet heeft een nauwkeurigheid die wordt gespe-cificeerd als +/- xx% van Qmax. Hoe lager het debiet binnen de pomp, des te minder nauwkeurig de meting is. Zie ook paragraaf 8.8.6 "Warmte-energ.meter".

Voorbeeld:

Afb. 58 Qmax

1. MAGNA3 65-60 heeft een Qmax van 40 m3/u.Gewoonlijk betekent een nauwkeurigheid van 5 % een onnauwkeurigheid van 2 m3/u voor Qmax+/- 2 m3/h.

2. Deze nauwkeurigheid geldt voor het hele QH-gebied. Als de pomp 10 m3/u aangeeft, is de meting 10 +/- 2 m3/h.

3. Het debiet kan 8-12 m3/u bedragen.

Bij gebruik van een mengsel van water en ethyleenglycol neemt de nauwkeurigheid af.

Als het debiet minder dan 10 % van Qmax is, wordt op het display een laag debiet weergegeven.

8.11 Pompkoppen in dubbelpompen

Het huis van de pomp met dubbelkop heeft een flapklep aan de perszijde. De flapklep dicht de poort van het inactieve pomphuis af om te voorkomen dat de verpompte vloeistof terugstroomt naar de zuigzijde. Zie afb. 59. Vanwege de flapklep is er een verschil in hydraulica tussen de twee pompkoppen. Zie afb. 60.

Afb. 59 Huis van pomp met dubbelkop met flapklep

Afb. 60 Verschil in hydraulica tussen de twee pompkoppen

2.1

.6.2

.0.0

Wa

rmte

-en

erg

ie

TM

05

24

48

511

1T

M0

6 1

56

5 2

51

4T

M0

6 1

56

6 2

51

4

H

Q

Max.

Min.

Qmax

H

Q

Rechter pompkop

Linker pompkop

41

Ne

de

rlan

ds

(NL

)

De onderstaande tabel toont de nauwkeurigheid in debiet van het volledige MAGNA3 assortiment. De standaard nauwkeurigheid wordt weergegeven plus de meest ongunstige waarde.

8.12 "Beschrijving regelmethode"

In dit menu wordt elk van de mogelijke regelmodi beschreven.

8.13 "Ondersteund foutadvies"

Dit menu biedt advies en correctieve acties in het geval van pompstoringen.

8.14 Draadloos GENIair

De pomp is ontworpen voor multipompverbinding via de draad-loze GENIair-verbinding. De ingebouwde draadloze GENI-air-module maakt communicatie mogelijk tussen pompen en met Grundfos GO zonder het gebruik van uitbreidingsmodules:

• Multipompfunctie.Zie paragraaf 9. Onderhoud uitvoeren aan het product.

• Grundfos GO.Zie paragraaf 11.1 Grundfos GO.

PomptypeQmax

Enkelpomp en linker pompkop van dubbel-pomp

Rechter pompkop van dubbelpomp

5 % standaard10 % ongunstigste

geval7 % standaard

12 % ongunstigste geval

[m3/h] [m3/h] [m3/h] [m3/h] [m3/h]

MAGNA3 25-40 (N) 8 0,4 0,8 - -

MAGNA3 25-60 (N) 10 0,5 1,0 - -

MAGNA3 25-80 (N) 11 0,55 1,1 - -

MAGNA3 25-100 (N) 12 0,6 1,2 - -

MAGNA3 25-120 (N) 13 0,65 1,3 - -

MAGNA3 (D) 32-40 (F) (N) 9 0,45 0,9 0,63 1,08

MAGNA3 (D) 32-60 (F) (N) 11 0,55 1,1 0,77 1,32

MAGNA3 (D) 32-80 (F) (N) 12 0,6 1,2 0,84 1,44

MAGNA3 (D) 32-100 (F) (N) 13 0,65 1,3 0,91 1,56

MAGNA3 32-120 (N) 13 0,65 1,3 - -

MAGNA3 (D) 32-120 F (N) 23 1,15 2,3 1,61 2,76

MAGNA3 (D) 40-40 F (N) 16 1,3 1,6 1,12 1,92

MAGNA3 (D) 40-60 F (N) 19 1,45 1,9 1,33 2,28

MAGNA3 (D) 40-80 F (N) 22 1,1 2,2 1,54 2,64

MAGNA3 (D) 40-100 F (N) 24 1,2 2,4 1,68 2,88

MAGNA3 (D) 40-120 F (N) 29 1,45 2,9 2,03 3,48

MAGNA3 (D) 40-150 F (N) 32 1,6 3,2 2,24 3,84

MAGNA3 (D) 40-180 F (N) 32 1,6 3,2 2,24 3,84

MAGNA3 (D) 50-40 F (N) 22 1,1 2,2 1,54 2,64

MAGNA3 (D) 50-60 F (N) 29 1,45 2,9 2,03 3,48

MAGNA3 (D) 50-80 F (N) 31 1,55 3,1 2,17 3,72

MAGNA3 (D) 50-100 F (N) 34 1,7 3,4 2,38 4,08

MAGNA3 (D) 50-120 F (N) 39 1,95 3,9 2,73 4,68

MAGNA3 (D) 50-150 F (N) 42 2,1 4,2 2,94 5,04

MAGNA3 (D) 50-180 F (N) 45 2,25 4,5 3,15 5,40

MAGNA3 (D) 65-40 F (N) 33 1,65 3,3 2,31 3,96

MAGNA3 (D) 65-60 F (N) 40 2,0 4,0 2,80 4,80

MAGNA3 (D) 65-80 F (N) 45 2,25 4,5 3,15 5,40

MAGNA3 (D) 65-100 F (N) 48 4,4 4,8 3,36 5,76

MAGNA3 (D) 65-120 F (N) 52 2,6 5,2 3,64 6,24

MAGNA3 (D) 65-150 F (N) 61 3,05 6,1 4,27 7,32

MAGNA3 (D) 80-40 F 49 2,45 4,9 3,43 5,88

MAGNA3 (D) 80-60 F 58 2,9 5,8 4,06 6,96

MAGNA3 (D) 80-80 F 66 3,3 6,6 4,62 7,92

MAGNA3 (D) 80-100 F 69 3,45 6,9 4,83 8,28

MAGNA3 (D) 80-120 F 74 3,7 7,4 5,18 8,88

MAGNA3 (D) 100-40 F 55 2,75 5,5 3,85 6,60

MAGNA3 (D) 100-60 F 63 3,15 6,3 4,41 7,56

MAGNA3 (D) 100-80 F 73 3,65 7,3 5,11 8,76

MAGNA3 (D) 100-100 F 79 3,95 7,9 5,53 9,48

MAGNA3 (D) 100-120 F 85 4,25 8,5 5,95 10,20

42

Ne

de

rla

nd

s (

NL

)

9. Onderhoud uitvoeren aan het product

Voorafgaand aan de demontage

9.1 Drukverschil- en temperatuursensor

De pomp is uitgerust met een drukverschil- en temperatuursen-sor. De sensor bevindt zich in het pomphuis in een kanaal tussen de zuig- en persaansluiting. De sensoren van dubbelpompen zijn verbonden met hetzelfde kanaal en de pompen registreren daar-door hetzelfde drukverschil en dezelfde temperatuur.

Via een kabel verstuurt de sensor een elektrisch signaal voor het drukverschil door de pomp en voor de vloeistoftemperatuur naar de regelaar in de schakelkast.

Bij een storing aan de sensor, blijft de pomp de laatste meting van de sensor gebruiken en werkt deze op basis van deze infor-matie. In eerdere softwareversies, model A, werkte de pomp op maximaal toerental bij een sensorstoring.

Als de storing is verholpen, blijft de pomp werken op basis van de ingestelde parameters.

De drukverschil- en temperatuursensor biedt aanzienlijke voorde-len:

• directe terugkoppeling op het display van de pomp

• complete beheersing van de pomp

• meting van de pompbelasting voor nauwkeurige en optimale regeling waardoor een hogere energie-efficiëntie wordt bereikt.

9.2 Externe sensortoestand

Bij een ontbrekend sensorsignaal:

• Pompen die zijn vervaardigd vóór week 4, 2016: De pomp werkt op het maximale toerental.

• Pompen die zijn vervaardigd na week 4, 2016: De pomp werkt op 50 % van het nominale toerental.

WAARSCHUWING

Elektrische schok

Dood of ernstig persoonlijk letsel.- Controleer of andere pompen of bronnen geen

doorstroming forceren door de pomp zelfs als de pomp is gestopt. Hierdoor werkt de motor als generator, waardoor spanning wordt opgebouwd in de pomp.

WAARSCHUWING

Elektrische schok

Dood of ernstig persoonlijk letsel.- Schakel de voedingsspanning gedurende mini-

maal 3 minuten uit voordat u werkzaamheden gaat uitvoeren aan het product.

- Vergrendel de netschakelaar in positie 0. Type en eisen zoals gespecificeerd in EN 60204-1, 5.3.2.

43

Ne

de

rlan

ds

(NL

)

10. Problemen met het product opsporen

10.1 Grundfos Eye bedieningsaanwijzingen

Signalen van Grundfos Eye

De bedrijfsstatus van de pomp wordt weergegeven door het Grundfos Eye op het bedieningspaneel bij communicatie met een afstandsbediening.

Grundfos Eye Aanduiding Oorzaak

Er branden geen lampjes.De stroom is uitgeschakeld.De pomp werkt niet.

Twee tegenover elkaar gelegen groene signaal-lampjes draaien in de draairichting van de pomp.

De stroom is ingeschakeld.De pomp werkt.

Twee tegenover elkaar gelegen groene signaal-lampjes branden continu.

De stroom is ingeschakeld.De pomp werkt niet.

Eén geel signaallampje draait in de draairichting van de pomp.

Waarschuwing.De pomp werkt.

Eén geel signaallampje brandt continu.Waarschuwing.De pomp is gestopt.

Twee tegenover elkaar gelegen rode signaal-lampjes knipperen gelijktijdig.

Alarm.De pomp is gestopt.

Eén groen signaallampje in het midden brandt continu in aanvulling op een andere aanduiding.

Op afstand bediend.De Grundfos GO heeft momenteel toegang tot de pomp.

Aanduiding Beschrijving Grundfos Eye

Het groene signaallampje in het midden knippert vier maal snel.

Dit is een feedbacksignaal dat wordt afgegeven door de pomp om de eigen identificatie te waarborgen.

Het groene signaallampje in het midden knippert continu.

Grundfos GO of een andere pomp probeert met de pomp te communiceren. Druk op [OK] op het bedie-ningspaneel van de pomp om communicatie toe te staan.

Het groene signaallampje in het midden brandt continu.

Afstandsbediening met Grundfos GO via radio. De pomp communiceert met Grundfos GO via een draad-loze verbinding.

44

Ne

de

rla

nd

s (

NL

)

10.2 Opsporen van storingen

Reset een storingsmelding op één van de volgende manieren:

• Wanneer u de oorzaak van de storing hebt verwijderd, gaat de pomp terug naar normaal bedrijf.

• Als de storing uit zichzelf verdwijnt, wordt de storingsmelding automatisch gereset.

• De oorzaak van de storing wordt opgeslagen in het alarmlog-boek van de pomp.

LET OP

Systeem onder druk

Licht of middelzwaar persoonlijk letsel- Voordat de pomp wordt gedemonteerd, tapt u het

systeem af of sluit u de afsluitkleppen aan beide zijden van de pomp. De verpompte vloeistof kan gloeiend heet zijn en onder hoge druk staan

Als de voedingskabel beschadigd is, dient deze door de fabrikant, haar servicepartner of door andere gekwalificeerde persoon vervangen te wor-den.

WAARSCHUWING

Elektrische schok

Dood of ernstig persoonlijk letsel.- Schakel de voedingsspanning gedurende mini-

maal 3 minuten uit voordat u werkzaamheden gaat uitvoeren aan het product. Vergrendel de netscha-kelaar in positie 0. Type en eisen zoals gespecifi-ceerd in EN 60204-1, 5.3.2.

WAARSCHUWING

Elektrische schok

Dood of ernstig persoonlijk letsel.- Controleer of andere pompen of bronnen geen

doorstroming forceren door de pomp zelfs als de pomp is gestopt.

45

Ne

de

rlan

ds

(NL

)

Waarschuwings- en alarmco-des

StoringAutomatische

reset en herstartCorrigerende acties

"Pompcommunicatiefout" (10)"Alarm"

Communicatiestoring tussen verschillende onderdelen van de elektronica.

Ja

Vervang de pomp of neem contact op met Grundfos Service.Controleer of de pomp in de turbinestand werkt. Zie code (29) "Geforceerd pompen".

"Geforceerd pompen" (29)"Alarm"

Andere pompen of bronnen dwingen stroming door de pomp heen, zelfs als de pomp is gestopt en uitgeschakeld.

Ja

Schakel de pomp uit met de hoofdschakelaar. Als het lampje in de Grundfos Eye brandt, werkt de pomp in de geforceerde pompstand.Controleer het systeem op defecte keerkleppen en vervang deze zo nodig.Controleer het systeem op correcte positie van keerkleppen etc.

"Onderspanning" (40, 75)"Alarm"

De voedingsspanning naar de pomp is te laag.

JaControleer of de voedingsspanning binnen het gestelde bereik ligt.

"Geblokkeerde pomp" (51)"Alarm"

De pomp is geblokkeerd. JaDemonteer de pomp, en verwijder vreemde voorwerpen of vervuilingen die voorkomen dat de pomp draait.

"Droogloop" (57)"Alarm"

Geen water aan de zuigzijde van de pomp, of het water bevat te veel lucht.

Nee

Zuig de pomp aan en ontlucht de pomp vooraf-gaand aan het opnieuw opstarten. Controleer dat de pomp goed werkt. Zo niet, vervang de pomp, of neem contact op met Grundfos Ser-vice.

"Hoge motortemperatuur (64)""Alarm"

De temperatuur in de statorwik-kelingen is te hoog.

NeeVervang de pomp of neem contact op met Grundfos Service.

"Interne storing" (72 en 155)"Alarm"

Interne storing in de elektronica van de pomp.Onregelmatigheden in de voe-dingsspanning kunnen tot alarm 72 leiden.

Ja

Mogelijk is er sprake van turbinestroming in de toepassing waardoor een stroming door de pomp wordt geforceerd.Controleer of de sensor is geblokkeerd door sedimenten. Dit kan gebeuren als het medium verontreinigingen bevat.Vervang de pomp of neem contact op met Grundfos Service.

"Interne fout" (84 en 157)"Waarschuwing"

Storing in de pompelektronica. -

Controleer of de turbinestand aanwezig is in de toepassing.Vervang de pomp of neem contact op met Grundfos Service.

"Overspanning" (74)"Alarm"

De voedingsspanning naar de pomp is te hoog.

JaControleer of de voedingsspanning binnen het gestelde bereik ligt.

"Communicatiefout, dubbele kop pomp" (77)"Waarschuwing"

De communicatie tussen pomp-koppen is verstoord of verbro-ken.

-Controleer of de tweede pompkop van stroom wordt voorzien of is aangesloten op de voe-dingsbron.

"Interne sensorfout" (88)"Waarschuwing"

De pomp ontvangt een signaal van de inwendige sensor dat buiten het normale bereik ligt.

-

Controleer of de plug en kabel op de juiste wijze in de sensor zijn aangesloten. De sensor bevindt zich aan de achterzijde van het pomp-huis.Vervang de sensor of neem contact op met Grundfos Service.

"Externe sensorfout" (93)"Waarschuwing"

De pomp ontvangt een signaal van de externe sensor dat bui-ten het normale bereik ligt.

-

Komt het ingestelde elektrische signaal (0-10 V of 4-20 mA) overeen met het uitgangssignaal van de sensor?Zo niet, wijzig de instelling van de analoge ingang, of vervang de sensor door één die over-eenkomt met de instelling.Controleer de sensorkabel op beschadigingen.Controleer de kabelaansluiting aan de pomp en aan de sensor. Corrigeer de aansluiting, indien nodig. Zie paragraaf 9.1 Drukverschil- en tem-peratuursensor.De sensor is verwijderd, maar de analoge ingang is niet gedeactiveerd.Vervang de sensor of neem contact op met Grundfos Service.

De alarmrelais worden niet geactiveerd door waar-schuwingen.

46

Ne

de

rla

nd

s (

NL

)

11. Toebehoren

11.1 Grundfos GO

De pomp is ontworpen voor draadloze of infraroodcommunicatie met Grundfos GO. Grundfos GO maakt instelling van functies mogelijk en geeft toegang tot statusoverzichten, technische pro-ductinformatie en actuele bedrijfsparameters.

Grundfos GO is verkrijgbaar in de Apple App Store en Google Play.

Grundfos GO vervangt de Grundfos R100 afstandsbediening. Dit betekent dat alle producten die worden ondersteund door de R100 ook worden ondersteund door Grundfos GO.

U kunt Grundfos GO gebruiken voor het volgende:

• Uitlezen van bedrijfsinformatie.

• Uitlezen van waarschuwingen en alarmmeldingen.

• Instellen van regelmodus.

• Instellen van setpoint.

• Selecteren van extern setpointsignaal.

• Toekennen van pompnummer om onderscheid te maken tus-sen pompen die verbonden zijn via GENIbus.

• Selecteren van functie voor digitale ingang.

• Genereren van rapporten in PDF.

• Ondersteuningsfunctie.

• Multipompinstelling.

• Weergave van relevante documentatie.

Voor functie en aansluiting op de pomp, zie de afzonderlijke installatie- en bedieningsinstructies voor het gewenste type van de Grundfos GO instelling.

11.2 Communicatie-interfacemodule, CIM.

De pomp kan communiceren via de draadloze GENIair -erbinding of een communicatiemodule.

Hierdoor kan de pomp communiceren met andere pompen en met verschillende soorten netwerkoplossingen.

Met Grundfos communicatie-interfacemodules kan de pomp wor-den verbonden met standaard veldbusnetwerken.

Afb. 61 Gebouwenbeheersysteem, GBS, met vier parallel ver-bonden pompen

Een communicatie-interfacemodule is een uitbreidingsmodule voor communicatie.

De communicatie-interfacemodule maakt gegevensoverdracht mogelijk tussen de pomp en een extern systeem, bijvoorbeeld een gebouwenbeheersysteem of SCADA-systeem.

De communicatie-interfacemodule communiceert via veldbuspro-tocollen.

De volgende communicatie-interfacemodules zijn beschikbaar:

De draadloze communicatie tussen de pomp en de Grundfos GO is versleuteld als beveiliging tegen mis-bruik.

TM

05

27

10

06

12

Een gateway is een apparaat dat de overdracht ondersteunt van gegevens tussen twee verschillende netwerken op basis van verschillende communicatie-protocollen.

Module Veldbusprotocol Productnummer

CIM 050 GENIbus 96824631

CIM 100 LonWorks 96824797

CIM 150 PROFIBUS DP 96824793

CIM 200 Modbus RTU 96824796

CIM 250 GSM/GPRS 96824795

CIM 270 GRM 96898815

CIM 300 BACnet MS/TP 96893770

CIM 500 Ethernet 98301408

47

Ne

de

rlan

ds

(NL

)

11.2.1 Beschrijving van communicatie-interfacemodules

Module Veldbusprotocol Beschrijving Functies

CIM 050

TM

06

72

38

34

16

GENIbus

CIM 050 is een Grundfos communica-tie-interfacemodule die wordt gebruikt voor communicatie met een GENI-bus-netwerk.

CIM 050 beschikt over klemmen voor de GENIbus-aansluiting.

CIM 100

TM

06

72

79

34

16

LonWorks

CIM 100 is een Grundfos communica-tie-interfacemodule die wordt gebruikt voor communicatie met een Lon-Works-netwerk.

CIM 100 beschikt over klemmen voor de LonWorks-aansluiting.Er worden twee LED's gebruikt om de actu-ele status van de CIM 100 communicatie aan te geven.Eén LED wordt gebruikt om de juiste aan-sluiting op de pomp aan te geven en de andere wordt gebruikt om de status van de LonWorks communicatie aan te geven.

CIM 150

TM

06

72

80

34

16

PROFIBUS DP

CIM 150 is een Grundfos communica-tie-interfacemodule die wordt gebruikt voor communicatie met een PROFI-BUS-netwerk.

CIM 150 beschikt over klemmen voor de PROFIBUS DP-aansluiting.Er wordt gebruikgemaakt voor DIP-schake-laars om de lijnafsluiting in te stellen.Twee hexadecimale draaischakelaars wor-den gebruikt om het PROFIBUS DP-adres in te stellen.Er worden twee LED's gebruikt om de actu-ele status van de CIM 150-communicatie aan te geven.Eén LED wordt gebruikt om de juiste aan-sluiting op de pomp aan te geven en de andere wordt gebruikt om de status van de PROFIBUS-communicatie aan te geven.

CIM 200

TM

06

72

81

34

16

Modbus RTU

CIM 200 is een Grundfos communica-tie-interfacemodule die wordt gebruikt voor communicatie met een Modbus RTU-netwerk.

CIM 200 beschikt over klemmen voor de Modbus-aansluiting.Er worden DIP-schakelaars gebruikt om pariteits- en stopbit te selecteren, de over-drachtssnelheid te selecteren en de lijnaf-sluiting in te stellen.Twee hexadecimale draaischakelaars wor-den gebruikt om het Modbus-adres in te stellen.Er worden twee LED's gebruikt om de actu-ele status van de CIM 200-communicatie aan te geven.Eén LED wordt gebruikt om de juiste aan-sluiting op de pomp aan te geven en de andere wordt gebruikt om de status van de Modbus-communicatie aan te geven.

CIM 250

TM

06

72

82

34

16

GSM/GPRS

CIM 250 is een Grundfos communica-tie-interfacemodule die wordt gebruikt voor GSM- of GPRS-communicatie.CIM 250 wordt gebruikt om te commu-niceren via een GSM-netwerk.

CIM 250 heeft een SIM-kaartsleuf en een SMA-verbinding met de GSM-antenne.CIM 250 heeft tevens een interne back-upbatterij. Er worden twee LED's gebruikt om de actuele status van de CIM 250-communicatie aan te geven. Eén LED wordt gebruikt om de juiste aansluiting op de pomp aan te geven en de andere wordt gebruikt om de status van de GSM-/GPRS-communicatie aan te geven.Opmerking: De SIM-kaart wordt niet mee-geleverd met de CIM 250. De SIM-kaart van de serviceprovider moet data-/faxservice ondersteunen voor gebruik van de oproepservice vanuit PC Tool of SCADA. De SIM-kaart van de serviceprovider moet GPRS-service ondersteunen voor gebruik van de Ethernet-service vanuit PC Tool of SCADA.

48

Ne

de

rla

nd

s (

NL

)

CIM 270

TM

06

72

82

34

16

Grundfos Remote Management

CIM 270 is een Grundfos GSM- of GPRS-modem die wordt gebruikt voor communicatie met een Grundfos Remote Management systeem.Hiervoor is een GSM-antenne, een SIM-kaart en een contract met Grund-fos vereist.

Met CIM 270 hebt u altijd en overal waar een internetverbinding beschikbaar is draadloze toegang tot uw account, bijvoor-beeld via een smartphone, tablet-pc, laptop of computer. Waarschuwingen en alarmen kunnen per e-mail of sms naar uw mobiele telefoon of computer worden verzonden. U krijgt een compleet statusoverzicht van het volledige Grundfos Remote Management systeem. Hierdoor kunt u service en onder-houd plannen op basis van actuele bedrijfs-gegevens.

CIM 300

TM

06

72

81

34

16

BACnet MS/TP

CIM 300 is een Grundfos communica-tie-interfacemodule die wordt gebruikt voor communicatie met een BACnet MS/TP-netwerk.

CIM 300 beschikt over klemmen voor de BACnet MS/TP-aansluiting.Er worden DIP-schakelaars gebruikt om de overdrachtssnelheid te selecteren en het klantspecifieke Device Object Instance Number te selecteren.Twee hexadecimale draaischakelaars wor-den gebruikt om het BACnet adres in te stel-len.Er worden twee LED's gebruikt om de actu-ele status van de CIM 300-communicatie aan te geven.Eén LED wordt gebruikt om de juiste aan-sluiting op de pomp aan te geven en de andere wordt gebruikt om de status van de BACnet-communicatie aan te geven.

CIM 500

TM

06

72

83

34

16

Ethernet

CIM 500 is een Grundfos communica-tie-interfacemodule die wordt gebruikt voor gegevensoverdracht tussen een industrieel Ethernet-netwerk en een Grundfos-product.CIM 500 ondersteunt verschillende industriële Ethernet-protocollen:• PROFINET• Modbus TCP• BACnet/IP• EtherNet/IP

CIM 500 ondersteunt verschillende industri-ele Ethernet-protocollen. CIM 500 wordt geconfigureerd via de ingebouwde webser-ver, met behulp van een standaardweb-browser op een pc.Zie het specifieke functionele profiel op de bij de Grundfos CIM-module geleverde DVD-ROM.

Module Veldbusprotocol Beschrijving Functies

49

Ne

de

rlan

ds

(NL

)

11.2.2 Een communicatie-interfacemodule installeren

WAARSCHUWING

Elektrische schok

Dood of ernstig persoonlijk letsel.- Controleer of andere pompen of bronnen geen

doorstroming forceren door de pomp zelfs als de pomp is gestopt. Hierdoor werkt de motor als generator, waardoor spanning wordt opgebouwd in de pomp.

WAARSCHUWING

Elektrische schok

Dood of ernstig persoonlijk letsel.- Schakel de voedingsspanning gedurende mini-

maal 3 minuten uit voordat u werkzaamheden gaat uitvoeren aan het product. U dient er zeker van te zijn dat de voedingsspanning niet per ongeluk kan worden ingeschakeld.

- Het moet mogelijk zijn om de netschakelaar in positie 0 vast te zetten. Type en eisen zoals gespecificeerd in EN 60204-1, 5.3.2.

Stap Actie Afbeelding

1Uitvoeringen met klemaansluiting:Verwijder de voorzijde van de schakelkast.

TM

05

28

75

34

16

2Uitvoeringen met plugaansluiting:Open de voorzijde.

TM

05

84

58

34

16

3 Schroef de aardverbinding los.T

M0

6 6

90

7 3

41

6

4Plaats de communicatie-interfacemodule zoals weerge-geven en klik deze vast.

TM

05

29

14

34

16

50

Ne

de

rla

nd

s (

NL

)

11.2.3 Grundfos Remote Management

Grundfos Remote Management is een eenvoudig te installeren, voordelige oplossing voor draadloze bewaking en beheer van Grundfos-producten. Het is gebaseerd op een centraal gehoste database en een webserver met draadloze gegevensverzameling via GSM- of GPRS-modem. Het systeem vereist alleen een inter-netverbinding, een webbrowser, een Grundfos Remote Manage-ment modem en een antenne, alsmede een contract met Grund-fos dat u toestaat Grundfos pompsystemen te bewaren en beheren.

U hebt altijd en overal waar een internetverbinding beschikbaar is draadloze toegang tot uw account, bijvoorbeeld via een mobiel apparaat. Waarschuwingen en alarmen kunnen per e-mail of sms naar uw mobiele apparaat worden verzonden.

Neem contact op met Grundfos voor Grundfos Remote Manage-ment contract.

11.2.4 Hergebruik van communicatie-interfacemodules

Een communicatie-interfacemodule in een CIU-eenheid die samen met de Grundfos MAGNA Series 2000 wordt gebruikt, kan worden hergebruikt in de MAGNA3. Configureer de module opnieuw voordat u de CIM-module gaat gebruiken in de pomp. Neem contact op met Grundfos.

Afb. 62 Hergebruik van communicatie-interfacemodule

5Draai de schroef vast waarmee de communicatie-inter-facemodule is bevestigd en breng de aardverbinding aan.

TM

05

29

12

34

16

6Voor verbinding met veldbusnetwerken: zie de afzonder-lijke installatie- en bedieningsinstructies voor de gewenste communicatie-interfacemodule.

TM

05

29

13

34

16

Stap Actie Afbeelding

Toepassing BeschrijvingProduct-nummer

CIM 270

Grundfos Remote ManagementHiervoor is een contract met Grundfos en een SIM-kaart ver-eist.

96898815

GSM-antenne voor montage op het dak

Antenne voor gebruik boven op metalen kasten.Vandalismebestendig.Kabel van 2 meter.Quad band voor wereldwijd gebruik.

97631956

GSM-antenne voor montage op het bureau

Antenne voor algemeen gebruik, bijvoorbeeld binnen in kunststof kasten.Te bevestigen met meegeleverd dubbelzijdig kleefband.Kabel van 4 meter.Quad band voor wereldwijd gebruik.

97631957

TM

05

29

11 1

31

2

51

Ne

de

rlan

ds

(NL

)

11.3 Contraflenzen

Contraflenzensets bestaan uit twee flenzen, twee pakkingen en bouten en moeren waarmee de pomp in alle gewenste leidingen kan worden geïnstalleerd. Zie het MAGNA3 databoekje, para-graaf Accessoires, voor juiste afmetingen en productnummer.

11.4 Externe sensoren

11.4.1 Temperatuursensor

11.4.2 Druksensor

11.5 Kabel voor sensoren

Sensor TypeMeetbereik

[bar]Meetbereik

[°C]

Uitvoer zen-der

[mA]

Voeding[VDC]

Procesaan-sluiting

Product-nummer

Gecombineerde druk- en temperatuursensor

RPI T2 0-16 -10 tot +120 4-20 0-10 G 1/2 98355521

Sensor Type FabrikantMeetbereik

[bar]Sensoruitvoer

[mA]Voeding

[VDC]Procesaansluiting

Product-nummer

Druksensor RPI Grundfos

0 - 0,6

4-20 12-30 G 1/2

97748907

0 - 1,0 97748908

0 - 1,6 97748909

0 - 2,5 97748910

0 - 4,0 97748921

0 - 6,0 97748922

0-12 97748923

0-16 97748924

BeschrijvingLengte

[m]Productnummer

Afgeschermde kabel 2,0 98374260

Afgeschermde kabel 5,0 98374271

52

Ne

de

rla

nd

s (

NL

)

11.6 Blindflens

Een blindflens wordt gebruikt om de opening af te dekken wan-neer één van de pompen van een dubbelpomp is verwijderd voor service, om ononderbroken bedrijf van de andere pomp mogelijk te maken. Zie afb. 63.

Afb. 63 Positie van blindflens

11.7 Isolatiesets voor airconditioning- en koelsystemen

U kunt enkelpompen voor airconditioning- en koelsystemen uit-rusten met isolatieschalen. Een set bestaat uit twee schalen gemaakt van polyurethaan (PUR) en een zelfklevende afdichting voor nauwsluitende montage.

De afmetingen van de isolatieschalen voor pompen in airconditio-ning- en koelsystemen verschillen van die van de isolatieschalen voor pompen in verwarmingssystemen.

Isolatieschalen voor enkelpompen in verwarmingssystemen wor-den met de pomp meegeleverd.

12. Technische specificaties

Voedingsspanning

1 x 230 V ± 10 %, 50/60 Hz, PE.

Motorbeveiliging

De pomp heeft geen externe motorbeveiliging nodig.

Beschermingsklasse

IPX4D (EN 60529).

Isolatieklasse

F.

Relatieve luchtvochtigheid

Maximum 95 %.

Omgevingstemperatuur

0 tot +40 °C.

Tijdens transport: -40 tot +70 °C.

Temperatuurklasse

TF110 (EN 60335-2-51).

Vloeistoftemperatuur

Continu: -10 tot +110 °C.

RVS pompen in huishoudelijke warmwatersystemen:

In huishoudelijke warmwatersystemen adviseren we om de vloei-stoftemperatuur lager dan 65 °C te houden om het risico op kalk-aanslag te voorkomen.

Systeemdruk

De maximaal toelaatbare systeemdruk staat vermeld op het type-plaatje van de pomp:

PN 6: 6 bar / 0,6 MPa

PN 10: 10 bar / 1,0 MPa

PN 16: 16 bar / 1,6 MPa.

Testdruk

De pompen zijn bestand tegen testdrukken zoals aangegeven in EN 60335-2-51. Zie hieronder.

• PN 6: 7,2 bar

• PN 10: 12 bar

• PN 6/10: 12 bar

• PN 16: 19,2 bar.

Tijdens normaal bedrijf mag de pomp niet worden gebruikt bij hogere drukken dan op het typeplaatje vermeld staan.

De druktest is uitgevoerd met water met anti-corrosieve toevoe-gingen bij een temperatuur van 20 °C.

TM

05

59

94

43

12

Pomptype Productnummer

MAGNA3 32-40/60/80/100 (F)MAGNA3 40-40/60 F

98159373

MAGNA3 32-120 FMAGNA3 40-/80/100/120/150/180 FMAGNA3 50-40/60/80/100/120/150/180 FMAGNA3 65-40/60/80/100/120/150 FMAGNA3 80-40/60/80/100/120 FMAGNA3 100-40/60/80/100/120 F

98159372

Pomptype Productnummer

MAGNA3 25-40/60/80/100/120 (N) 98354534

MAGNA3 32-40/60/80/100/120 (N) 98354535

MAGNA3 32-40/60/80/100 F (N) 98354536

MAGNA3 32-120 F (N) 98063287

MAGNA3 40-40/60 F (N) 98354537

MAGNA3 40-80/100 F (N) 98063288

MAGNA3 40-120/150/180 F (N) 98145675

MAGNA3 50-40/60/80 F (N) 98063289

MAGNA3 50-100/120/150/180 F (N) 98145676

MAGNA3 65-40/60/80/100/120/150 F (N) 96913593

MAGNA3 80-40/60/80/100/120 F 98134265

MAGNA3 100-40/60/80/100/120 F 96913589

De actuele voordruk plus pompdruk tegen een geslo-ten klep dient lager te zijn dan de maximaal toelaat-bare systeemdruk.

53

Ne

de

rlan

ds

(NL

)

Minimale voordruk

De volgende relatieve minimale voordruk moet beschikbaar zijn aan de instroomopening van de pomp tijdens bedrijf om cavitatie-geluid en schade aan de pomplagers te voorkomen.

In het geval van dubbel bedrijf moet de vereiste relatieve voor-druk worden verhoogd met 0,1 bar / 0,01 MPa vergeleken met de vermelde waarden voor enkelpompen of dubbelpompen in enkel bedrijf.

De relatieve minimale voordrukken gelden voor pompen die lager dan 300 meter boven zeeniveau staan opgesteld. Voor hoogtes van meer dan 300 meter moet de vereiste relatieve voordruk wor-den verhoogd met 0,01 bar / 0,001 MPa per 100 meter hoogte. De MAGNA3 pomp is alleen goedgekeurd voor een hoogte van 2000 meter boven zeeniveau.

Geluidsbelasting

De geluidsbelasting van de pomp is lager dan 43 dB(A).

Lekstroom

Het netfilter veroorzaakt tijdens bedrijf een lekstroom naar de aarde. De lekstroom is minder dan 3,5 mA.

Verbruik wanneer de pomp is uitgeschakeld

4 tot 10 W, afhankelijk van activiteit, zoals uitlezen van het dis-play, gebruiken van Grundfos GO, uitvoeren van interactie met modules enz.

4 W als de pomp is uitgeschakeld en er geen activiteit is.

Ingangs- en uitgangscommunicatie

Vermogensfactor

Uitvoeringen met klemaansluitingen hebben een ingebouwde actieve PFC (vermogensfactor) die een cos φ geeft van 0,98 tot 0,99.

De uitvoeringen met plugaansluiting hebben ingebouwde pas-sieve PFC, met spoel en weerstanden, hetgeen waarborgt dat de stroom die aan het net wordt onttrokken in fase is met de span-ning. De stroom is bij benadering sinusoïdaal, hetgeen resulteert in een cos φ van 0,55 tot 0,98.

12.1 Specificaties van de sensor

12.1.1 Temperatuur

13. Het product afvoerenDit product is ontworpen met de afvoer en hergebruik van materi-alen in gedachten. De volgende gemiddelde afvoerwaarden gel-den voor alle uitvoeringen van de pompen:

• 85 % recycling

• 10 % verbranding

• 5 % stort.

Voer dit product of delen ervan af op een milieuverantwoorde wijze in overeenstemming met de lokale regelgeving.

Zie de informatie over einde levensduur op www.grundfos.com voor meer informatie.

Wijzigingen voorbehouden.

De waarden in de onderstaande tabel gelden voor enkelpompen en dubbelpompen in enkel bedrijf.

MAGNA3DN

Vloeistoftemperatuur

75 °C 95 °C 110 °C

Voordruk[bar] / [MPa]

25-40/60/80/100/100 0,10 / 0,01 0,35 / 0,04 1,0 / 0,10

32-40/60/80/100/120 0,10 / 0,01 0,35 / 0,04 1,0 / 0,10

32-120 F 0,10 / 0,01 0,50 / 0,05 1,1 / 0,11

40-40/60 F 0,10 / 0,01 0,35 / 0,04 1,0 / 0,10

40-80/100 F 0,10 / 0,01 0,50 / 0,05 1,1 / 0,11

40-120/150/180 F 0,10 / 0,01 0,40 / 0,04 1,0 / 0,10

50-40/60/80 F 0,10 / 0,01 0,10 / 0,01 0,7 / 0,07

50-100 F 0,10 / 0,01 0,50 / 0,05 1,1 / 0,11

50-120 F 0,10 / 0,01 0,40 / 0,04 1,0 / 0,10

50-150/180 F 0,20 / 0,02 0,60 / 0,06 1,2 / 0,12

65-40/60/80/100 F 0,20 / 0,02 0,60 / 0,06 1,2 / 0,12

65-120 F 0,10 / 0,01 0,50 / 0,05 1,1 / 0,11

65-150 F 0,40 / 0,04 0,80 / 0,08 1,2 / 0,12

80-40/60/80/100/120 F 0,50 / 0,05 0,90 / 0,09 1,5 / 0,15

100-40/60/80/100/120 F 0,50 / 0,05 0,90 / 0,09 1,5 / 0,15

Twee digitale ingangen

Extern potentiaalvrij contact.Contactbelasting: 5 V, 10 mA.Afgeschermde kabel.Circuitweerstand: Maximaal 130 Ω.

Analoge ingang4-20 mA, belasting: 150 Ω.0-10 VDC, belasting: Meer dan 10 kΩ.

Twee relaisuitgan-gen

Intern potentiaalvrij wisselcontact.Maximale belasting: 250 V, 2 A, AC1.Minimale belasting: 5 VDC, 20 mA.Afgeschermde kabel, afhankelijk van sig-naalniveau.

24 VDC voedingMaximale belasting: 22 mACapacitieve belasting: Minder dan 470 μF

Temperatuurbereik tijdens bedrijf Nauwkeurigheid

-10 tot +35 °C ± 4 °C

+35 tot +90 °C ± 2 °C

+90 tot +110 °C ± 4 °C

54

Bij

lag

e

Bijlage 1

Dimensions

Afb. 1 Dimensions, single-head pumps, threaded versions

Afb. 2 Dimensions, single-head pumps, flanged versions

TM

05

79

38

20

13

Pump typeDimensions [mm]

L1 L5 L6 B1 B2 B4 B6 B7 H1 H2 H3 H4 D1 G

MAGNA3 25-40 (N) 180 158 190 58 111 69 90 113 54 185 239 71 25 1 1/2

MAGNA3 25-60 (N) 180 158 190 58 111 69 90 113 54 185 239 71 25 1 1/2

MAGNA3 25-80 (N) 180 158 190 58 111 69 90 113 54 185 239 71 25 1 1/2

MAGNA3 25-100 (N) 180 158 190 58 111 69 90 113 54 185 239 71 25 1 1/2

MAGNA3 25-120 (N) 180 158 190 58 111 69 90 113 54 185 239 71 25 1 1/2

MAGNA3 32-40 (N) 180 158 190 58 111 69 90 113 54 185 239 71 32 2

MAGNA3 32-60 (N) 180 158 190 58 111 69 90 113 54 185 239 71 32 2

MAGNA3 32-80 (N) 180 158 190 58 111 69 90 113 54 185 239 71 32 2

MAGNA3 32-100 (N) 180 158 190 58 111 69 90 113 54 185 239 71 32 2

MAGNA3 32-120 (N) 180 158 190 58 111 69 90 113 54 185 239 71 32 2

TM

05

79

38

20

13

Pump typeDimensions [mm]

L1 L5 L6 B1 B2 B4 B6 B7 H1 H2 H3 H4 D1 D2 D3 D4 D5

MAGNA3 32-40 F (N) 220 158 220 58 111 69 100 110 65 185 250 82 32 76 90/100 140 14/19

MAGNA3 32-60 F (N) 220 158 220 58 111 69 100 110 65 185 250 82 32 76 90/100 140 14/19

MAGNA3 32-80 F (N) 220 158 220 58 111 69 100 110 65 185 250 82 32 76 90/100 140 14/19

MAGNA3 32-100 F (N) 220 158 220 58 111 69 100 110 65 185 250 82 32 76 90/100 140 14/19

MAGNA3 40-40 F (N) 220 158 220 58 111 69 105 105 65 199 264 83 40 84 100/110 150 14/19

MAGNA3 40-60 F (N) 220 158 220 58 111 69 105 105 65 199 264 83 40 84 100/110 150 14/19

55

Bijla

ge

Afb. 3 Dimensions, single-head pumps, flanged versions

TM

05

52

91

20

13

Pump typeDimensions [mm]

L1 L5 B1 B2 B4 B6 B7 H1 H2 H3 H4 D1 D2 D3 D4 D5

MAGNA3 32-120 F (N) 220 204 84 164 73 106 116 65 301 366 86 32 76 90/100 140 14/19

MAGNA3 40-80 F (N) 220 204 84 164 73 106 128 65 304 369 83 40 84 100/110 150 14/19

MAGNA3 40-100 F (N) 220 204 84 164 73 106 128 65 304 369 83 40 84 100/110 150 14/19

MAGNA3 40-120 F (N) 250 204 84 164 73 106 128 65 304 369 83 40 84 100/110 150 14/19

MAGNA3 40-150 F (N) 250 204 84 164 73 106 128 65 304 369 83 40 84 100/110 150 14/19

MAGNA3 40-180 F (N) 250 204 84 164 73 106 128 65 304 369 83 40 84 100/110 150 14/19

MAGNA3 50-40 F (N) 240 204 84 164 73 127 127 71 304 374 97 50 102 110/125 165 14/19

MAGNA3 50-60 F (N) 240 204 84 164 73 127 127 71 304 374 97 50 102 110/125 165 14/19

MAGNA3 50-80 F (N) 240 204 84 164 73 127 127 71 304 374 97 50 102 110/125 165 14/19

MAGNA3 50-100 F (N) 280 204 84 164 73 127 127 72 304 376 97 50 102 110/125 165 14/19

MAGNA3 50-120 F (N) 280 204 84 164 73 127 127 72 304 376 97 50 102 110/125 165 14/19

MAGNA3 50-150 F (N) 280 204 84 164 73 127 127 72 304 376 97 50 102 110/125 165 14/19

MAGNA3 50-180 F (N) 280 204 84 164 73 127 127 72 304 376 97 50 102 110/125 165 14/19

MAGNA3 65-40 F (N) 340 204 84 164 73 133 133 74 312 386 94 65 119 130/145 185 14/19

MAGNA3 65-60 F (N) 340 204 84 164 73 133 133 74 312 386 94 65 119 130/145 185 14/19

MAGNA3 65-80 F (N) 340 204 84 164 73 133 133 74 312 386 94 65 119 130/145 185 14/19

MAGNA3 65-100 F (N) 340 204 84 164 73 133 133 74 312 386 94 65 119 130/145 185 14/19

MAGNA3 65-120 F (N) 340 204 84 164 73 133 133 74 312 386 94 65 119 130/145 185 14/19

MAGNA3 65-150 F (N) 340 204 84 164 73 133 133 74 312 386 94 65 119 130/145 185 14/19

MAGNA3 80-40 F 360 204 84 164 73 163 163 96 318 413 115 80 128 150/160 200 19

MAGNA3 80-60 F 360 204 84 164 73 163 163 96 318 413 115 80 128 150/160 200 19

MAGNA3 80-80 F 360 204 84 164 73 163 163 96 318 413 115 80 128 150/160 200 19

MAGNA3 80-100 F 360 204 84 164 73 163 163 96 318 413 115 80 128 150/160 200 19

MAGNA3 80-120 F 360 204 84 164 73 163 163 96 318 413 115 80 128 150/160 200 19

MAGNA3 100-40 F 450 204 84 164 73 178 178 103 330 433 120 100 160 170 220 19

MAGNA3 100-60 F 450 204 84 164 73 178 178 103 330 433 120 100 160 170 220 19

MAGNA3 100-80 F 450 204 84 164 73 178 178 103 330 433 120 100 160 170 220 19

MAGNA3 100-100 F 450 204 84 164 73 178 178 103 330 433 120 100 160 170 220 19

MAGNA3 100-120 F 450 204 84 164 73 178 178 103 330 433 120 100 160 170 220 19

56

Bij

lag

e

Afb. 4 Dimensions, twin-head pumps, threaded versions

Afb. 5 Dimensions, twin-head pumps, flanged versions

TM

05

79

39

20

13

Pump typeDimensions [mm]

L1 L5 L7 B1 B3 B4 B5 H1 H2 H3 D1 G M3

MAGNA3 D 32-40 180 158 35 58 400 179 221 54 185 239 32 2 1/4

MAGNA3 D 32-60 180 158 35 58 400 179 221 54 185 239 32 2 1/4

MAGNA3 D 32-80 180 158 35 58 400 179 221 54 185 239 32 2 1/4

MAGNA3 D 32-100 180 158 35 58 400 179 221 54 185 239 32 2 1/4

TM

05

52

94

36

12

Pump typeDimensions [mm]

L1 L2 L3 L4 L5 L7 B1 B3 B4 B5 B6 B7 H1 H2 H3 D1 D2 D3 D4 D5 M M3

MAGNA3 D 32-40 F 220 73 120 85 158 35 58 400 179 221 130 260 69 185 254 32 76 90/100 140 14/19 M12 Rp 1/4

MAGNA3 D 32-60 F 220 73 120 85 158 35 58 400 179 221 130 260 69 185 254 32 76 90/100 140 14/19 M12 Rp 1/4

MAGNA3 D 32-80 F 220 73 120 85 158 35 58 400 179 221 130 260 69 185 254 32 76 90/100 140 14/19 M12 Rp 1/4

MAGNA3 D 32-100 F 220 73 120 85 158 35 58 400 179 221 130 260 69 185 254 32 76 90/100 140 14/19 M12 Rp 1/4

MAGNA3 D 32-120 F 220 97 90 50 204 50 84 502 210 294 130 260 68 300 368 32 76 90/100 140 14/19 M12 Rp 1/4

MAGNA3 D 40-40 F 220 53 140 60 158 15 58 452 211 241 130 260 76 199 275 40 84 100/110 150 14/19 M12 Rp1/4

MAGNA3 D 40-60 F 220 53 140 60 158 15 58 452 211 241 130 260 76 199 275 40 84 100/110 150 14/19 M12 Rp1/4

MAGNA3 D 40-80 F 220 53 140 60 204 15 84 502 210 294 130 260 76 303 379 40 84 100/110 150 14/19 M12 Rp 1/4

MAGNA3 D 40-100 F 220 53 140 60 204 15 84 502 210 294 130 260 76 303 379 40 84 100/110 150 14/19 M12 Rp 1/4

MAGNA3 D 50-40 F 240 48 160 45 204 45 84 515 221 294 130 260 75 304 379 50 102 110/125 165 14/19 M12 Rp 1/4

MAGNA3 D 50-60 F 240 48 160 45 204 45 84 515 221 294 130 260 75 304 379 50 102 110/125 165 14/19 M12 Rp 1/4

MAGNA3 D 50-80 F 240 48 160 45 204 45 84 515 221 294 130 260 75 304 379 50 102 110/125 165 14/19 M12 Rp 1/4

57

Bijla

ge

Afb. 6 Dimensions, twin-head pumps

TM

05

53

66

20

13

Pump typeDimensions [mm]

L1 L2 L3 L4 L5 B1 B3 B4 B5 B6 B7 H1 H2 H3 D1 D2 D3 D4 D5 M M3

MAGNA3 D 40-120 F 250 58 155 75 204 84 512 220 294 130 260 69 303 372 40 84 100/110 150 14/19 M12 Rp 1/4

MAGNA3 D 40-150 F 250 58 155 75 204 84 512 220 294 130 260 69 303 372 40 84 100/110 150 14/19 M12 Rp 1/4

MAGNA3 D 40-180 F 250 58 155 75 204 84 512 220 294 130 260 69 303 372 40 84 100/110 150 14/19 M12 Rp 1/4

MAGNA3 D 50-100 F 280 175 75 75 204 84 517 223 294 130 260 75 304 379 50 102 110/125 165 14/19 M12 Rp 1/4

MAGNA3 D 50-120 F 280 175 75 75 204 84 517 223 294 130 260 75 304 379 50 102 110/125 165 14/19 M12 Rp 1/4

MAGNA3 D 50-150 F 280 175 75 75 204 84 517 223 294 130 260 75 304 379 50 102 110/125 165 14/19 M12 Rp 1/4

MAGNA3 D 50-180 F 280 175 75 75 204 84 517 223 294 130 260 75 304 379 50 102 110/125 165 14/19 M12 Rp 1/4

MAGNA3 D 65-40 F 340 218 92 92 204 84 522 228 294 130 260 77 312 389 65 119 130/145 185 14/19 M12 Rp 1/4

MAGNA3 D 65-60 F 340 218 92 92 204 84 522 228 294 130 260 77 312 389 65 119 130/145 185 14/19 M12 Rp 1/4

MAGNA3 D 65-80 F 340 218 92 92 204 84 522 228 294 130 260 77 312 389 65 119 130/145 185 14/19 M12 Rp 1/4

MAGNA3 D 65-100 F 340 218 92 92 204 84 522 228 294 130 260 77 312 389 65 119 130/145 185 14/19 M12 Rp 1/4

MAGNA3 D 65-120 F 340 218 92 92 204 84 522 228 294 130 260 77 312 389 65 119 130/145 185 14/19 M12 Rp 1/4

MAGNA3 D 65-150 F 340 218 92 92 204 84 522 228 294 130 260 77 312 389 65 119 130/145 185 14/19 M12 Rp 1/4

MAGNA3 D 80-40 F 360 218 102 102 204 84 538 244 294 130 260 97 318 415 80 128 150/160 200 19 M12 Rp 1/4

MAGNA3 D 80-60 F 360 218 102 102 204 84 538 244 294 130 260 97 318 415 80 128 150/160 200 19 M12 Rp 1/4

MAGNA3 D 80-80 F 360 218 102 102 204 84 538 244 294 130 260 97 318 415 80 128 150/160 200 19 M12 Rp 1/4

MAGNA3 D 80-100 F 360 218 102 102 204 84 538 244 294 130 260 97 318 415 80 128 150/160 200 19 M12 Rp 1/4

MAGNA3 D 80-120 F 360 218 102 102 204 84 538 244 294 130 260 97 318 415 80 128 150/160 200 19 M12 Rp 1/4

MAGNA3 D 100-40 F 450 243 147 147 204 84 551 252 299 135 270 103 330 434 100 160 170 220 19 M12 Rp 1/4

MAGNA3 D 100-60 F 450 243 147 147 204 84 551 252 299 135 270 103 330 434 100 160 170 220 19 M12 Rp 1/4

MAGNA3 D 100-80 F 450 243 147 147 204 84 551 252 299 135 270 103 330 434 100 160 170 220 19 M12 Rp 1/4

MAGNA3 D 100-100 F 450 243 147 147 204 84 551 252 299 135 270 103 330 434 100 160 170 220 19 M12 Rp 1/4

MAGNA3 D 100-120 F 450 243 147 147 204 84 551 252 299 135 270 103 330 434 100 160 170 220 19 M12 Rp 1/4

58

Bij

lag

e

1. Flange forces and momentsMaximum permissible forces and moments from the pipe connections acting on the pump flanges or threaded connections are indicated in fig. 7.

Afb. 7 Forces and moments from the pipe connections acting on the pump flanges or threaded connections

* The values also apply to pumps with threaded connection.

The above values apply to cast-iron versions. For stainless-steel versions, the values can be multiplied by two according to the ISO 5199 standard.

2. Tightening torques for boltsRecommended tightening torques for bolts used in flanged con-nections:

TM

05

56

39

40

12

Force[N]

Moment[Nm]

Diameter DN Fy Fz Fx ΣFb My Mz Mx ΣMb

25* 350 425 375 650 300 350 450 650

32* 425 525 450 825 375 425 550 800

40 500 625 550 975 450 525 650 950

50 675 825 750 1300 500 575 700 1025

65 850 1050 925 1650 550 600 750 1100

80 1025 1250 1125 1975 575 650 800 1175

100 1350 1675 1500 2625 625 725 875 1300

Bolt dimension Torque

M12 27 Nm

M16 66 Nm

59

60

Gru

nd

fos

be

dri

jve

n

ArgentinaBombas GRUNDFOS de Argentina S.A.Ruta Panamericana km. 37.500 Centro Industrial Garin1619 Garín Pcia. de B.A.Phone: +54-3327 414 444Telefax: +54-3327 45 3190

AustraliaGRUNDFOS Pumps Pty. Ltd. P.O. Box 2040 Regency Park South Australia 5942 Phone: +61-8-8461-4611 Telefax: +61-8-8340 0155

AustriaGRUNDFOS Pumpen Vertrieb Ges.m.b.H.Grundfosstraße 2 A-5082 Grödig/Salzburg Tel.: +43-6246-883-0 Telefax: +43-6246-883-30

BelgiumN.V. GRUNDFOS Bellux S.A. Boomsesteenweg 81-83 B-2630 Aartselaar Tél.: +32-3-870 7300 Télécopie: +32-3-870 7301

BelarusПредставительство ГРУНДФОС в Минске220125, Минскул. Шафарнянская, 11, оф. 56, БЦ «Порт»Тел.: +7 (375 17) 286 39 72/73Факс: +7 (375 17) 286 39 71E-mail: [email protected]

Bosnia and HerzegovinaGRUNDFOS SarajevoZmaja od Bosne 7-7A,BH-71000 SarajevoPhone: +387 33 592 480Telefax: +387 33 590 465www.ba.grundfos.come-mail: [email protected]

BrazilBOMBAS GRUNDFOS DO BRASILAv. Humberto de Alencar Castelo Branco, 630CEP 09850 - 300São Bernardo do Campo - SPPhone: +55-11 4393 5533Telefax: +55-11 4343 5015

BulgariaGrundfos Bulgaria EOODSlatina DistrictIztochna Tangenta street no. 100BG - 1592 SofiaTel. +359 2 49 22 200Fax. +359 2 49 22 201email: [email protected]

CanadaGRUNDFOS Canada Inc. 2941 Brighton Road Oakville, Ontario L6H 6C9 Phone: +1-905 829 9533 Telefax: +1-905 829 9512

ChinaGRUNDFOS Pumps (Shanghai) Co. Ltd.10F The Hub, No. 33 Suhong RoadMinhang DistrictShanghai 201106PRCPhone: +86 21 612 252 22Telefax: +86 21 612 253 33

COLOMBIAGRUNDFOS Colombia S.A.S.Km 1.5 vía Siberia-Cota Conj. Potrero Chico,Parque Empresarial Arcos de Cota Bod. 1A.Cota, CundinamarcaPhone: +57(1)-2913444Telefax: +57(1)-8764586

CroatiaGRUNDFOS CROATIA d.o.o.Buzinski prilaz 38, BuzinHR-10010 ZagrebPhone: +385 1 6595 400 Telefax: +385 1 6595 499www.hr.grundfos.com

GRUNDFOS Sales Czechia and Slovakia s.r.o.Čajkovského 21779 00 OlomoucPhone: +420-585-716 111

DenmarkGRUNDFOS DK A/S Martin Bachs Vej 3 DK-8850 Bjerringbro Tlf.: +45-87 50 50 50 Telefax: +45-87 50 51 51 E-mail: [email protected]/DK

EstoniaGRUNDFOS Pumps Eesti OÜPeterburi tee 92G11415 TallinnTel: + 372 606 1690Fax: + 372 606 1691

FinlandOY GRUNDFOS Pumput AB Trukkikuja 1 FI-01360 Vantaa Phone: +358-(0) 207 889 500

FrancePompes GRUNDFOS Distribution S.A. Parc d’Activités de Chesnes 57, rue de Malacombe F-38290 St. Quentin Fallavier (Lyon) Tél.: +33-4 74 82 15 15 Télécopie: +33-4 74 94 10 51

GermanyGRUNDFOS GMBHSchlüterstr. 3340699 ErkrathTel.: +49-(0) 211 929 69-0 Telefax: +49-(0) 211 929 69-3799e-mail: [email protected] in Deutschland:e-mail: [email protected]

GreeceGRUNDFOS Hellas A.E.B.E. 20th km. Athinon-Markopoulou Av. P.O. Box 71 GR-19002 Peania Phone: +0030-210-66 83 400 Telefax: +0030-210-66 46 273

Hong KongGRUNDFOS Pumps (Hong Kong) Ltd. Unit 1, Ground floor Siu Wai Industrial Centre 29-33 Wing Hong Street & 68 King Lam Street, Cheung Sha Wan Kowloon Phone: +852-27861706 / 27861741 Telefax: +852-27858664

HungaryGRUNDFOS Hungária Kft.Park u. 8H-2045 Törökbálint, Phone: +36-23 511 110Telefax: +36-23 511 111

IndiaGRUNDFOS Pumps India Private Limited118 Old Mahabalipuram RoadThoraipakkamChennai 600 096Phone: +91-44 2496 6800

IndonesiaPT. GRUNDFOS POMPAGraha Intirub Lt. 2 & 3Jln. Cililitan Besar No.454. Makasar, Jakarta TimurID-Jakarta 13650Phone: +62 21-469-51900Telefax: +62 21-460 6910 / 460 6901

IrelandGRUNDFOS (Ireland) Ltd. Unit A, Merrywell Business ParkBallymount Road LowerDublin 12 Phone: +353-1-4089 800 Telefax: +353-1-4089 830

ItalyGRUNDFOS Pompe Italia S.r.l. Via Gran Sasso 4I-20060 Truccazzano (Milano)Tel.: +39-02-95838112 Telefax: +39-02-95309290 / 95838461

JapanGRUNDFOS Pumps K.K.1-2-3, Shin-Miyakoda, Kita-ku, Hamamatsu431-2103 JapanPhone: +81 53 428 4760Telefax: +81 53 428 5005

KoreaGRUNDFOS Pumps Korea Ltd.6th Floor, Aju Building 679-5Yeoksam-dong, Kangnam-ku, 135-916Seoul, KoreaPhone: +82-2-5317 600Telefax: +82-2-5633 725

LatviaSIA GRUNDFOS Pumps Latvia Deglava biznesa centrsAugusta Deglava ielā 60, LV-1035, Rīga,Tālr.: + 371 714 9640, 7 149 641Fakss: + 371 914 9646

LithuaniaGRUNDFOS Pumps UABSmolensko g. 6LT-03201 VilniusTel: + 370 52 395 430Fax: + 370 52 395 431

MalaysiaGRUNDFOS Pumps Sdn. Bhd.7 Jalan Peguam U1/25Glenmarie Industrial Park40150 Shah AlamSelangor Phone: +60-3-5569 2922Telefax: +60-3-5569 2866

MexicoBombas GRUNDFOS de México S.A. de C.V. Boulevard TLC No. 15Parque Industrial Stiva AeropuertoApodaca, N.L. 66600Phone: +52-81-8144 4000 Telefax: +52-81-8144 4010

NetherlandsGRUNDFOS NetherlandsVeluwezoom 351326 AE AlmerePostbus 220151302 CA ALMERE Tel.: +31-88-478 6336 Telefax: +31-88-478 6332E-mail: [email protected]

New ZealandGRUNDFOS Pumps NZ Ltd.17 Beatrice Tinsley CrescentNorth Harbour Industrial EstateAlbany, AucklandPhone: +64-9-415 3240Telefax: +64-9-415 3250

NorwayGRUNDFOS Pumper A/S Strømsveien 344 Postboks 235, Leirdal N-1011 Oslo Tlf.: +47-22 90 47 00 Telefax: +47-22 32 21 50

PolandGRUNDFOS Pompy Sp. z o.o.ul. Klonowa 23Baranowo k. PoznaniaPL-62-081 PrzeźmierowoTel: (+48-61) 650 13 00Fax: (+48-61) 650 13 50

PortugalBombas GRUNDFOS Portugal, S.A. Rua Calvet de Magalhães, 241Apartado 1079P-2770-153 Paço de ArcosTel.: +351-21-440 76 00Telefax: +351-21-440 76 90

RomaniaGRUNDFOS Pompe România SRLBd. Biruintei, nr 103 Pantelimon county IlfovPhone: +40 21 200 4100Telefax: +40 21 200 4101E-mail: [email protected]

RussiaООО Грундфос Россияул. Школьная, 39-41Москва, RU-109544, Russia Тел. (+7) 495 564-88-00 (495) 737-30-00Факс (+7) 495 564 8811E-mail [email protected]

Serbia Grundfos Srbija d.o.o.Omladinskih brigada 90b11070 Novi Beograd Phone: +381 11 2258 740Telefax: +381 11 2281 769www.rs.grundfos.com

SingaporeGRUNDFOS (Singapore) Pte. Ltd.25 Jalan Tukang Singapore 619264 Phone: +65-6681 9688 Telefax: +65-6681 9689

SlovakiaGRUNDFOS s.r.o.Prievozská 4D 821 09 BRATISLAVA Phona: +421 2 5020 1426sk.grundfos.com

SloveniaGRUNDFOS LJUBLJANA, d.o.o.Leskoškova 9e, 1122 LjubljanaPhone: +386 (0) 1 568 06 10Telefax: +386 (0)1 568 06 19E-mail: [email protected]

South AfricaGRUNDFOS (PTY) LTDCorner Mountjoy and George Allen RoadsWilbart Ext. 2Bedfordview 2008Phone: (+27) 11 579 4800Fax: (+27) 11 455 6066E-mail: [email protected]

SpainBombas GRUNDFOS España S.A. Camino de la Fuentecilla, s/n E-28110 Algete (Madrid) Tel.: +34-91-848 8800 Telefax: +34-91-628 0465

SwedenGRUNDFOS AB Box 333 (Lunnagårdsgatan 6) 431 24 Mölndal Tel.: +46 31 332 23 000Telefax: +46 31 331 94 60

SwitzerlandGRUNDFOS Pumpen AG Bruggacherstrasse 10 CH-8117 Fällanden/ZH Tel.: +41-44-806 8111 Telefax: +41-44-806 8115

TaiwanGRUNDFOS Pumps (Taiwan) Ltd. 7 Floor, 219 Min-Chuan Road Taichung, Taiwan, R.O.C. Phone: +886-4-2305 0868Telefax: +886-4-2305 0878

ThailandGRUNDFOS (Thailand) Ltd. 92 Chaloem Phrakiat Rama 9 Road,Dokmai, Pravej, Bangkok 10250Phone: +66-2-725 8999Telefax: +66-2-725 8998

TurkeyGRUNDFOS POMPA San. ve Tic. Ltd. Sti.Gebze Organize Sanayi Bölgesi Ihsan dede Caddesi,2. yol 200. Sokak No. 20441490 Gebze/ KocaeliPhone: +90 - 262-679 7979Telefax: +90 - 262-679 7905E-mail: [email protected]

UkraineБізнес Центр ЄвропаСтоличне шосе, 103м. Київ, 03131, Україна Телефон: (+38 044) 237 04 00 Факс.: (+38 044) 237 04 01E-mail: [email protected]

United Arab EmiratesGRUNDFOS Gulf DistributionP.O. Box 16768Jebel Ali Free ZoneDubaiPhone: +971 4 8815 166Telefax: +971 4 8815 136

United KingdomGRUNDFOS Pumps Ltd. Grovebury Road Leighton Buzzard/Beds. LU7 4TL Phone: +44-1525-850000 Telefax: +44-1525-850011

U.S.A.GRUNDFOS Pumps Corporation 17100 West 118th TerraceOlathe, Kansas 66061Phone: +1-913-227-3400 Telefax: +1-913-227-3500

UzbekistanGrundfos Tashkent, Uzbekistan The Repre-sentative Office of Grundfos Kazakhstan in Uzbekistan38a, Oybek street, TashkentТелефон: (+998) 71 150 3290 / 71 150 3291Факс: (+998) 71 150 3292

Addresses Revised 09.08.2017

98091805 1216

ECM: 1199282 The

nam

e G

rund

fos,

the

Gru

ndfo

s lo

go, a

nd b

e t

hin

k i

nn

ov

ate

are

regi

ster

ed tr

adem

arks

ow

ned

by G

rund

fos

Hol

ding

A/S

or G

rund

fos

A/S,

Den

mar

k. A

ll rig

hts

rese

rved

wor

ldw

ide.

© C

opyr

ight

Gru

ndfo

s H

oldi

ng A

/S

www.grundfos.com