INDUSTRIALISATIE TOETS 487 -...
Transcript of INDUSTRIALISATIE TOETS 487 -...
INDUSTRIALISATIE Overgang naar machinale productie
TOETS
487
BRON I
Fabrieksinterieur van de suikerraffinaderij De Granaatappel in Amsterdam, circa 1840.
BRON II
Foto van suikerraffinaderij De Granaatappelin Amsterdam, circa 1900.
1 1 De afbeelding van de suikerraffinaderij De
Granaatappel van circa 1840 (I) is nog
kenmerkend voor de periode voor de
industriële samenleving. Leg dat met twee
aan bron I ontleende voorbeelden uit.
2 2 Leg uit dat de suikerraffinage, zoals die in
bron II is uitgebeeld, een goed voorbeeld is
van het industrialisatieproces in de 19de
eeuw.
3 Welke gegevens levert bron II op als je de
arbeidsomstandigheden tijdens het
industrialisatieproces wilt onderzoeken?
INDUSTRIALISATIE Groot-Brittannië
IJzer-productie
Katoenindustrie
TOETS
1510
BRON I
De productie van ruw ijzer (× 1.000 ton) in Engeland,
1720-1900.
BRON II
De Engelse export van ijzer (× 1.000 ton), 1750-
1900.
BRON III
Ontwikkeling van de Engelse katoenindustrie, 1740-1829. In de grafiek wordt de waarde van de export van
katoenen stoffen (× 1.000 £) weergegeven; daarnaast de omvang van de export van katoen als percentage
van de totale export.
1 Leg aan de hand van de bronnen I en II uit dat Engeland in de 18de en 19de eeuw een industrialisatieproces
doormaakte.
2 Ten opzichte van landen als Duitsland en de Verenigde Staten begon Engeland na 1875 zijn voorsprong
kwijt te taken. Leg uit dat je dat in de gegevens van de bronnen I en II al enigszins kunt opmaken.
3 Ontleen aan de bronnen I en II een argument voor en een argument tegen de stelling dat je de industrialisatie
als een revolutie kunt beschouwen.
4 Wat zegt bron III over de omvang en het tempo van het industrialisatieproces met betrekking tot de
katoenindustrie? Leg je antwoorden uit.
5 Wat zegt bron III over de betekenis van de katoenindustrie voor de Engelse economie? Leg je antwoord uit.
INDUSTRIALISATIE Steenkool
Revolutie
Groot-Brittannië
Duitsland
TOETS
1713
BRON
Opbrengst (in miljoenen tonnen) van de steenkool- en bruinkoolmijnen in een aantal landen tussen 1820 en 1904.
Per periode van vijf jaar is steeds het jaarlijkse gemiddelde aangegeven.
Groot- Brittannië
Frankrijk Duitsland Oostenrijk België Rusland
1820-1824 17,7 1,1 1,2 0,1 - - 1840-1844 34,2 3,5 4,4 0,5 4,1 - 1860-1864 86,3 10,0 20,8 4,1 10,2 0,1 1880-1884 158,9 20,2 65,7 17,0 17,5 3,7 1900-1904 230,4 33,0 157,3 38,8 23,3 17,3
1 Leg uit waarom in de negentiende eeuw de productie van steenkool een goede aanwijzing is voor de
industrialisatie van een land.
2 Welke conclusie kun je uit de bron trekken met betrekking tot de vraag waar het industrialisatieproces
begonnen is? Leg je antwoord uit.
3 Met behulp van de bron kun je beredeneren dat het onjuist is om de industrialisatie een revolutionair
proces te noemen. Toon dat aan.
4 Welk land maakte – op basis van de gegevens in de bron – in het laatste deel van de negentiende eeuw
de snelste industriële ontwikkeling door? Leg je antwoord uit.
INDUSTRIALISATIE Mechanisatie landbouw
Werkgelegenheid
Industrialisatieproces
TOETS
1710
BRON
In deze grafiek staat voor een viertal landen aangegeven welk percentage van de bevolking tussen 1820 en 1910 in
de landbouw werkzaam was.
1 Welke algemene conclusie kun je uit de gegevens in de bron trekken met betrekking tot de vraag hoeveel
mensen tussen 1820 en 1910 in de genoemde landen werkzaam waren in de landbouw? Leg je antwoord
uit.
2 Welke oorzaak kun je noemen voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid in de landbouw tussen 1820
en 1910?
3 Waarom kun je de gegevens in de bron gebruiken om aan te tonen dat in de vier genoemde landen in de
negentiende eeuw een industrialisatieproces plaatsvond?
4 Op grond van de bron kun je beredeneren
- in welk land het industrialisatieproces het eerst plaatsvond en
- in welk land het industrialisatieproces het snelst plaatsvond.
Maak dat voor beide punten duidelijk.
INDUSTRIALISATIE Economische groei
Urbanisatie
Sociaal-economische veranderingen
TOETS
2133
BRON I
In deze grafiek is de
ontwikkeling weergegeven van
het Bruto Binnenlands Product
(BBP) van de Verenigde Staten
en van een groot aantal landen
in West-Europa tussen 1870 en
1913. Het BBP geeft (in geld
uitgedrukt) de waarde aan van
alle in een land geproduceerde
goederen en diensten. Om een
goede vergelijking tussen landen
te kunnen maken wordt het BBP
steeds per inwoner uitgerekend.
In de grafiek is het BBP
uitgedrukt in Amerikaanse
dollars.
BRON II
Deze grafiek geeft van vier Europese landen aan welk percentage van de bevolking in 1851 en in 1911 in steden
woonde.
BRON III
De Franse journalist Victor-Eugène Ardouin-Dumazet heeft op het einde van de negentiende eeuw in zestig
delen een toeristische reisgids van Frankrijk geschreven, onder de naam 'Voyage en France'. Onderstaand
fragment gaat over de stad Lyon.
"De nabijheid van een machtig steenkolenbekken heeft nieuwe industrieën tot ontwikkeling gebracht: de stad
Lyon leefde tot die tijd uitsluitend van de zijdespinnerij en van het bankwezen; zij is één gigantische fabriek
geworden waar alle soorten producten gemaakt worden. Het aantal in de stad gevestigde kooplieden en wevers
was niet genoeg voor de nieuwe ondernemingen; men moest een beroep op mensen van buiten doen; sinds
veertig jaar trekt een constante stroom van mensen uit Savoye, de Dauphiné, Auvergne, Zwitserland en Italië
naar Lyon, de inwoners van Lyon bedelvend onder hun onophoudelijk groeiende massa. En de groei verloopt
op een regelmatige manier. Iedere dag komen nieuwe industrieën tot stand, arbeiders aantrekkend uit het
immens grote gebied waar de Rhône, de Saône, de Loire doorheen stromen."
1 Leg uit dat als gevolg van de industrialisatie de productie van goederen groeide.
2 Het is aannemelijk dat de groei van het BBP tussen 1870 en 1913 in een aantal landen een gevolg is
van de industrialisatie. Kun je nu op grond van de gegevens in bron I beweren dat deze industrialisatie
een revolutionair proces was? Leg je antwoord uit.
3 Leg uit waarom het industrialisatieproces leidde tot urbanisatie.
4 Voor Groot-Brittannië, Duitsland en Frankrijk kun je de gegevens in bron II vergelijken met die in
bron I. Kun je uit deze drie vergelijkingen de conclusie trekken dat de industrialisatie inderdaad tot
urbanisatie leidde? Leg je antwoord uit.
5 Uit de beschrijving van Ardouin-Dumazet (III) wordt duidelijk dat op het einde van de negentiende
eeuw het leven voor de inwoners van Lyon ingrijpend veranderde. Leg uit dat deze verandering zich
zowel op economisch als op sociaal gebied voordeed.
INDUSTRIALISATIE Rol van de trein
Revolutionair?
Vergelijking Europese landen
Relatie slavernij-katoenindustrie
TOETS
1817
BRON I
Onderstaande tabel geeft de groei (in kilometers) van het spoorwegnet in zeven Europese landen tussen 1840 en
1900 weer.
BRON II
Deze grafiek geeft de groei tussen 1790 en 1860 weer van
enerzijds de slavernij en anderzijds de productie van ruwe
katoen (in balen) in de Verenigde Staten weer.
1 Leg uit waarom de komst van de trein in
de negentiende eeuw aantoont dat er
toen een industrialisatieproces
plaatsvond.
2 Kun je met de gegevens uit bron I
aantonen dat het industrialisatieproces
revolutionair was? Leg je antwoord uit.
3 Met de gegevens in bron I kun je
beredeneren welke rol Duitsland ten
opzichte van andere landen speelde in
het industrialisatieproces. Toon dat aan.
4 Leg met de gegevens uit bron I over
België en Rusland uit waarom je
voorzichtig moet zijn als je deze bron
wilt gebruiken om de industriële
ontwikkeling in de negentiende eeuw te
onderzoeken.
5 Het verband tussen de gegevens over de
slavernij en de productie van ruwe
katoen in de Verenigde Staten tussen
1790 en 1860 (II) kan alleen goed
verklaard worden als je daar de opkomst
van de textielindustrie in Engeland in
diezelfde tijd bij betrekt. Maak dat
duidelijk.
INDUSTRIALISATIE Spoorwegen
Revolutionair proces?
Positieve/negatieve gevolgen
TOETS
1814
BRON I
Cartografische weergave van de uitbreiding van het
spoorwegnet in Engeland en Wales tussen 1845 en
1914.
BRON II
Onderstaande tabel bevat een aantal gegevens over de ontwikkeling van de economie van de Verenigde Staten
tussen 1870 en 1910. Het Bruto Nationaal Product is het totaal van alles wat een land in een jaar produceert,
uitgedrukt in geld.
1 Welke conclusie kun je trekken uit de kaarten
van Engeland en Wales (I)?
2 Aan de kaarten van Engeland en Wales kun je
twee argumenten ontlenen voor de stelling dat
daar een industrialisatieproces gaande was.
Beredeneer welke argumenten dat zijn.
3 Je kunt stellen dat de industrialisatie in de
negentiende eeuw een revolutionair proces was.
Ontleen aan elk van beide bronnen (I, II) een
argument voor deze stelling. Leg steeds je
antwoord uit.
4 Kies uit bron II twee gegevens die het best
duidelijk maken dat de Verenigde Staten tussen
1870 en 1910 een proces van industrialisatie
doormaakten. Leg steeds je antwoord uit.
5 Maak met steeds één voorbeeld duidelijk dat de
economische ontwikkeling van de Verenigde
Staten, zoals die blijkt uit bron II, zowel
positieve als negatieve gevolgen had.
INDUSTRIALISATIE Rol spoorwegen
Revolutionair karakter
Sociale mobiliteit
Nationaal gevoel
TOETS
2145
BRON I
Deze grafiek laat zien hoeveel kilometers
spoorlijnen in respectievelijk 1830 en 1850
waren aangelegd in de zes grootste staten
van Europa. Duitsland als staat bestond in
deze periode nog niet, daarom zijn alle
Duitse staten die later (1871) een verenigd
Duitsland gaan vormen, in deze grafiek
samengevat als 'Duitsland'.
BRON II
Kaarten van de ontwikkeling van het spoorwegnet in Frankrijk in
de negentiende eeuw.
1 Leg uit dat de aanleg van spoorlijnen
aan de ene kant door de
industrialisatie mogelijk werd, aan de
andere kant de industrialisatie ook
bevorderd heeft.
2 Maak duidelijk dat het een punt van
discussie is om de industrialisatie als
een revolutie te beschouwen.
3 Beredeneer of de gegevens in bron I
een argument voor of een argument
tegen de stelling zijn dat je de
industrialisatie als een revolutie moet
beschouwen.
4 Beredeneer dat je met behulp van de
kaarten van Frankrijk (II) kunt stellen
dat tussen 1832 en 1870
- de mogelijkheden van Fransen om
in het leven vooruit te komen
groter werden en
- de Fransen meer het gevoel kregen
dat ze één volk vormden.
INDUSTRIALISATIE Engeland
Stoommachines
Vrouwen- en kinderarbeid
Winsten ondernemingen
TOETS
2139
BRON I
Samuel Courtauld (1793-1881) was een Engelse industrieel en de oprichter van
een van de leidende Britse textielondernemingen. In deze tabel staat de
ontwikkeling tussen 1829 en 1850 van het aantal weefmachines dat in zijn fabriek
in Halstead in bedrijf was.
Jaar Weefmachines
1829 10
106
178
243
570
1836
1838
1840
1850
BRON II
Overzicht van de
leeftijd en het
geslacht van de
arbeiders in de
fabrieken van
Samuel Cour-
tauld in Bocking
en in Halstead in
1838.
Mannen Vrouwen Totaal
mannen
en vrouwen
13 jaar
en
jonger
14 - 18
jaar
19
jaar
en ouder
totaal 13 jaar
en
jonger
14 – 18
jaar
19
jaar
en ouder
totaal
Bocking 9 6 - 15 24 93 91 208 223
Halstead 28 17 20 65 15 98 212 325 390
Totaal 37 23 20 80 39 191 303 533 613
BRON III
Overzicht van de winst van de onderneming Courtaulds
& Co. tussen 1835 en 1885 (in Britse ponden).
1 Maak duidelijk dat je bron I goed kunt
gebruiken om het industrialisatieproces in
Engeland in de eerste helft van de
negentiende eeuw te illustreren.
2 Geef twee argumenten voor de stelling dat de
gegevens in bron I geen bewijs vormen voor
het revolutionaire karakter van de
industrialisatie in Engeland.
3 Welke twee conclusies kun je uit bron II
trekken met betrekking tot het
personeelsbestand in de twee genoemde
fabrieken van Samuel Courtauld?
4 Noem twee motieven die Samuel Courtauld
gehad kan hebben om zijn personeel samen te
stellen, zoals in bron II weergegeven.
5 Beredeneer of je de onderneming van
Courtaulds op basis van de gegevens in bron
III in de periode van 1835 tot 1885 succesvol
kunt noemen.
6 Leg uit dat je de gegevens in bron II niet
zomaar mag gebruiken om een verklaring te
geven voor de ontwikkeling van de winst,
zoals weergegeven in bron III.
INDUSTRIALISATIE Wol-/katoenproductie
Loonontwikkeling
TOETS
488
BRON I
Productie van wol en katoen in Engeland,
1780-1840.
BRON II
Ontwikkeling van het werkloon van Engelse handwevers,
1814-1833.
1 De gegevens in de bron I betreffen de Engelse textielindustrie in het begin van de 19de eeuw. Hoe kun je -
tegen de achtergrond van het industrialisatieproces - de ontwikkeling van de wol- en de katoenproductie
uitleggen?
2 Ga na of de ontwikkeling van het weekloon van de handwevers (II) verklaard kan worden vanuit de
gegevens in bron I. Leg je antwoord uit.
INDUSTRIALISATIE Adam Smith
Arbeidsdeling
Sociale kwestie
TOETS
1511
BRON
De Schotse econoom Adam Smith over de arbeidsdeling, in zijn boek 'The Wealth of Nations', 1776.
"We kiezen daarvoor als voorbeeld de fabricage van spelden, een werkelijk onopvallend ambacht, dat evenwel al
dikwijls dienst deed als verklaring van de arbeidsdeling. Een arbeider die nog nooit spelden gemaakt heeft en
daartoe ook niet opgeleid is (pas de arbeidsverdeling heeft daarvan een zelfstandig beroep gemaakt), zodat hij ook
niet vertrouwd is met de daartoe ingezette machines (ook voor hun uitvinding is de arbeidsverdeling vermoedelijk
de aanleiding geweest), zou, ook als hij zeer ijverig is, per dag hooguit één, maar zeker geen twintig spelden
kunnen maken. Maar zoals de fabricage van spelden tegenwoordig bedreven wordt, is zij niet alleen als geheel een
zelfstandig beroep. Zij valt veeleer uiteen in een reeks onderscheiden bewerkingsfases, die hoofdzakelijk tot
specialisatie geleid hebben. De ene arbeider trekt de draad, de andere rekt hem uit, een derde knipt hem, een
vierde maakt er een punt aan, een vijfde slijpt de bovenkant, opdat de knop erop gezet kan worden. Ook het
maken van de knop vereist twee of drie verschillende bewerkingsfases."
1 Met welk argument verdedigde Adam Smith de invoering van arbeidsdeling?
2 Noem twee negatieve effecten van arbeidsdeling, waar Smith – gelet op zijn woorden – geen oog voor
had.
3 Adam Smith wordt beschouwd als de grondlegger van de kapitalistische economie. Waarom past de
invoering van arbeidsdeling (en de daaruit volgens Smith voortvloeiende uitvinding van machines) bij
een kapitalistische economie?
INDUSTRIALISATIE Rol van spoorwegen
Gevolgen voor de samenleving
TOETS
1798
BRON I
Schilderij van de Britse kunstenaar William Powell Frith uit 1863, getiteld 'Railway Station'.
BRON II
Reclame-poster voor prikkeldraad ('barb wire') van de firma Ellwood & Co. Het prikkeldraad was in 1873-74
uitgevonden door de veeboer Joseph Glidden uit het stadje DeKalb in de Amerikaanse staat Illinois. Op het blad
links staat onder meer: 'Sparks do not set it on fire' en 'Floods do not sweep it away'.
BRON III
Affiche van de 'London Brighton & South Coast Railway' uit 1906. Deze maatschappij verzorgde de
treinverbinding tussen Londen en een aantal plaatsen aan de kust.
1 Leg uit dat de komst van de trein enerzijds een gevolg was van de overgang naar industriële
productietechnieken, anderzijds ook weer een oorzaak was van de verdere ontwikkeling van een
industriële samenleving. Twee antwoorden dus.
2 De trein heeft in de negentiende eeuw grote gevolgen gehad voor de samenleving. Ontleen aan elk van
de drie bronnen I, II en III zo’n gevolg. Leg je antwoord steeds uit door de bron kort te bespreken.
INDUSTRIALISATIE Overgang nijverheid-industrie
Kapitalisme
Rol van de overheid
TOETS
2146
BRON I
Omstreeks 1900 gemaakte
foto van de in 1701
opgerichte blauwselfabriek
'De Blauwe Hengst' in
Westzaan. In 1833 werd in de
fabriek een stoommachine
geïnstalleerd. Blauwsel is een
product dat gebruikt wordt
om linnen te bleken; het
wordt ook gebruikt in de
papierindustrie.
BRON II
Tekening van de
garancinefabriek van M.H.
Salomonson in Capelle aan de
IJssel. De fabriek is gebouwd bij
het Kralingse Veer, waar de
Hollandse IJssel uitmondt in de
Maas. De fabriek werd in 1859
gebouwd en bood werk aan
zeventig tot honderd arbeiders.
Garancine is een geconcentreerd
pigment, dat via een speciaal
procédé uit de wortel van de
meekrapplant gewonnen werd;
de rode kleurstof werd toegepast
in de textielindustrie. Bij de
productie van garancine kwam
sterk vervuild en stinkend
afvalwater vrij.
1 Leg uit dat je met de geschiedenis van 'De Blauwe Hengst' (I) heel mooi de overgang naar een
industriële samenleving kunt toelichten. Gebruik in je uitleg elementen uit de foto.
2 Waarom kun je met de tekening van de garancinefabriek (II) veel beter de industriële samenleving
illustreren dan met de foto van de blauwselfabriek (I)?
3 Salomonson had eerst een garancinefabriek in de binnenstad van Middelburg, maar het stadsbestuur
dwong hem min of meer te vertrekken. Salomonson koos vervolgens voor het Kralingse Veer om
daar een nieuwe fabriek (II) te bouwen. Leg uit dat deze affaire iets zegt over de vraag in hoeverre de
Nederlandse economie in de negentiende eeuw een kapitalistisch karakter had door
- eerst kort aan te duiden wat we onder kapitalisme verstaan;
- vervolgens te beredeneren wat het motief van het stadsbestuur van Middelburg was om
Salomonson onder druk te zetten uit de stad te vertrekken;
- daarna te beredeneren waarom Salomonson kennelijk zonder bezwaar een nieuwe
garancinefabriek kon bouwen bij het Kralingse Veer en
- ten slotte uit te leggen wat deze gang van zaken zegt over de vraag of Nederland een
kapitalistische economie had.
INDUSTRIALISATIE Mechanisatie landbouw
Oorzaak - gevolg
TOETS
231
BRON
In 1876 verscheen in Frankrijk onderstaand affiche. Een 'faucheuse' is een maaimachine, vooral bestemd voor
gras, een 'moissonneuse' is ook een soort maaimachine, maar vooral bestemd voor graan.
1 Leg uit dat je
bovenstaand affiche
kunt gebruiken om
de gevolgen van het
industrialisatie-
proces te illustreren.
2 Leg uit dat je
bovenstaand affiche
kunt gebruiken om
aan te tonen dat de
veranderingen in de
landbouw op hun
beurt het industria-
lisatieproces bevor-
derden.
3 Geef met één aan de
bron ontleend voor-
beeld aan dat uit het
affiche blijkt dat het
veranderingsproces
in de landbouw circa
1875 nog niet
voltooid is.
INDUSTRIALISATIE Mechanisatie landbouw
Textielindustrie
Oorzaak - gevolg
TOETS
273
BRON I
In 1882 schilderde Carl Wilhelm Malchin de introductie van de
dorsmachine in Lankow, een plaats in Schwerin (een gebied in het
noordoosten van Duitsland).
BRON II
Grafiek met gegevens over de Duitse economie (1870-1913).
1 In het vak geschiedenis
is het erg belangrijk
onderscheid te maken
tussen oorzaken en
gevolgen. Maak dat
duidelijk door uit te
leggen:
a dat de situatie die het
onderwerp is van het
schilderij van
Malchin (I) een van
de oorzaken is van
de ontwikkeling die
in de grafiek (II)
wordt weergegeven;
b dat – omgekeerd - de
ontwikkeling die in
de grafiek (II) wordt
weergegeven een
oorzaak is van de
situatie die op het
schilderij van
Malchin (I) wordt
uitgebeeld.
2 Ontleen aan zijn
schilderij (I) hoe Mal-
chin het industrialisatie-
proces interpreteerde.
3 Door de gegevens in de
grafiek (II) juist te
interpreteren kun je een
uitspraak doen over de
groei van de textielsector
ten opzichte van andere
sectoren van de Duitse
economie. Leg dat uit.
INDUSTRIALISATIE Rol spoorwegen
Statistische gegevens
Maatstaven economische groei
TOETS
2115
BRON I
Deze grafiek geeft aan hoe de totale lengte van het spoorwegnet (in mijlen) in vier Europese landen zich tussen
1840 en 1900 ontwikkelde.
BRON II
Deze grafiek geeft aan hoe tussen 1840 en 1900 in vier Europese landen de lengte van het spoorwegnet (in mijlen)
toenam per 100.000 km².
BRON III
Deze grafiek geeft aan hoe tussen 1840 en 1900 in vier Europese landen de lengte van het spoorwegnet (in
mijlen) zich ontwikkelde per miljoen inwoners.
1 Noem twee redenen waarom de aanleg van spoorwegen het industrialisatieproces in de negentiende
eeuw heeft bevorderd.
2 Als je de lengte van het spoorwegnet als maatstaf neemt voor de snelheid van het
industrialisatieproces, welke conclusie kun je dan op dit punt uit bron I trekken?
3 Het perspectief op het industrialisatieproces kan veranderen wanneer je een andere maatstaf gaat
hanteren. Toon dat aan door
- eerst te beredeneren voor welk land de bronnen II en III het in bron I geschetste beeld het meest
corrigeren en
- daarna op grond van de bronnen I, II en III te beredeneren welk land de meest evenwichtige
ontwikkeling van het industrialisatieproces heeft meegemaakt.
1840 1860 1880 1900
Austria-Hungary 144 4,543 18,507 36,330
France 496 9,167 23,089 38,109
Germany 469 11,089 33,838 51,678
Great Britain 2,390 14,603 25,060 30,079
Italy 20 2,404 9,290 16,429
Russia 27 1,626 22,865 53,234
INDUSTRIALISATIE Spoorwegen
TOETS
16
BRON I
Onderstaande tabel toont de ontwikkeling van de lengte van het spoorwegnet (in kilometers) in zes
Europese landen tussen 1840 en 1870.
BRON II
Onderstaande grafiek geeft de relatieve lengte van het
spoorwegnet in zes Europese landen weer tussen 1840 en 1870.
1 Leg uit waarom je de
ontwikkeling van het spoorwegnet
als een belangrijke aanwijzing
voor de ontwikkeling van het
industrialisatieproces als geheel
kunt beschouwen.
2 Welke conclusie kun je
vervolgens uit bron I trekken voor
de verspreiding van de
industrialisatie over Europa tussen
1840 en 1900? Leg je antwoord
uit.
3 Bron II werkt met precies
dezelfde gegevens als bron I: het
aantal kilometers spoorweg. Hoe
moet je dan verklaren dat in de
grafiek van bron II het 'aandeel'
Groot-Brittannië steeds verder
afneemt?
4 In bron II worden zes landen met
elkaar vergeleken wat betreft de
lengte van het spoorwegnet. Met
welk aardrijkskundig gegeven
zouden de gegevens in deze bron
eigenlijk gecorrigeerd moeten
worden om een juiste vergelijking
te kunnen maken?
INDUSTRIALISATIE Rol spoorwegen
Economische gevolgen
Sociale gevolgen
TOETS
489
BRON I
Geïnvesteerd kapitaal en opbrengsten van de spoorwegen in Groot-Brittannië, 183—1912.
kapitaal
(in miljoenen £)
totale lengte spoor-lijnen
(in mijlen)
Opbrengsten
(in miljoenen £)
1830 98
1842 1.938 4,8
1850 235 6.084 12,7
1860 327 9.069 24,4
1870 503 13.562 42,9
1880 695 15.563 62,8
1890 860 17.281 76,8
1900 1.136 18.680 101,0
1912 1.290 20.038 124,0
BRON II
Bericht in het blad 'The Economist', 1845.
"Het bezit van spoorwegaandelen is een nieuw verschijnsel in de economie van Engeland, hetgeen voor
commerciële gevoelens in het huiselijk leven van duizenden heeft gezorgd."
BRON III
De Schot Sydney Smith over het reizen per trein.
"Reizen per trein is een verrukkelijke verbetering in het leven van de mens. De mens is een vogel geworden; hij
kan langer en sneller vliegen dan een jan-van-gent. Mammie snelt zestig mijl in twee uur naar de pijnlijke vinger
van haar vervoegende en verbuigende schooljongen. De vroeg opgestane Schot scheert zich in de ochtendmist van
het Noorden, en eet zijn avondpap in het [Londonse] Piccadilly voor zonsondergang (…) Alles is dichtbij, alles in
onmiddellijk – tijd, afstand en vertraging zijn verdwenen."
BRON IV
Vraag naar arbeidskrachten bij de aanleg van spoorwegen in
Groot-Brittannië.
aantal
mijlen
spoorlijn
in
aanbouw
aantal bij de
aanleg betrokken
arbeiders als %
van alle arbeiders
totaal aan de
arbeiders bij de
spoorwegbouw
betaalde lonen
(in miljoenen £)
1839 1.000 50.000 1% 2 – 2,5
1847 3.500 250.000 4% 16
Gemiddeld aantal arbeiders, tewerkgesteld bij de aanleg
van spoorwegen 1831-1870: 60.000
BRON V
Aantal vaste arbeidsplaatsen bij
spoorwegmaatschappijen in Groot-
Brittannië, 1850-1910.
jaar aantal werknemers
1850 56.000
1856 100.000
1875 250.000
1890 350.000
BRON VI
Fragment uit een artikel in de 'Railway Times',
1837.
"De spoorwegen hebben voor elkaar gekregen wat
de wijd vermaarde MAATSCHAPPIJ VOOR DE
VERSPREIDING VAN NUTTIGE KENNIS, met
haar lange rij van nobele en minder nobele
beschermheren en haar goedkope tijdschriften en
goedkope encyclopedieën (…) nooit heeft kunnen
bewerkstelligen; zij hebben de rasechte Londoner
ALMOST geleerd onderscheid te maken tussen een
ploeg en een eg, en om een aardappel aan zijn
stengel te herkennen."
BRON VIII
Fragment uit een rapport van de 'Officers of the
Railway Department' aan de 'Board of Trade', 1842.
"De spoorlijnen in de industriegebieden van
Yorkshire en Lancashire, in de steenkoolgebieden
van het Noorden en in Schotland zijn in hoge mate
afhankelijk van derde-klas passagiers, die door alle
of bijna alle treinen worden vervoerd tegen een
gemiddelde prijs van 0.5 tot 6.0 pence per mijl (…)
Als het mooi weer is maken eerbiedwaardige
handelslieden, kantoorklerken enz. in aanzienlijke
mate gebruik van de derdeklas rijtuigen; maar het
overgrote deel van de half miljoen derdeklas
passagiers die in de loop van een jaar over deze lijn
vervoerd worden, vormt de echte arbeidersklasse,
wevers, steenhouwers, metselaars, timmerlieden,
monteurs en arbeiders van allerlei slag, van wie
sommigen vroeger per wagen plachten te reizen,
maar de meesten te voet (…)
In één opzicht is op een opmerkelijke manier
gebruik gemaakt van de mogelijkheden die
spoorverbindingen bieden. In het geval van een
aantal stakingen, toen er veel werk was, zijn
groepen werklieden in London aangeworven en naar
Manchester vervoerd (...)
Het is zeer de vraag of op deze belangrijke
verbindingen de belangen van de eigenaren hen er
ooit toe zullen brengen de ontwikkeling van
derdeklas vervoer op grote schaal aan te moedigen.
Het stemt evenwel tot voldoening vast te stellen dat
er een groeiende bereidheid onder
spoorwegmaatschappijen is om, onder deze
omstandigheden, per dag tenminste één trein ter
beschikking te stellen, waarmee de armere
bevolkingsgroepen tegen gereduceerde tarieven
vervoerd kunnen worden."
BRON VII
Productie van steenkool in Groot-Brittannië, 1830-
1890, in miljoenen tonnen. In 1840 werd van de
totale steenkoolproductie 1,5 % gebruikt voor
transport, in 1887 was dat 12,5 %.
BRON IX
Tarieven voor vervoer van een ton vracht door
het kanaal van Hull naar Manchester.
voor de
komst van
de
spoorwegen
na 1840
graan, meel etc. 120 p 65 p
katoen 152½ p 100 p
industrie-
producten
225 p 120 p
1 De komst van de spoorwegen heeft, onder
andere in Groot-Brittannië, grote
economische en sociale gevolgen voor de
samenleving gehad. Ga van elk van de
bovenstaande bronnen I t/m IX afzonderlijk
na welk(e) gevolg(en) daarin te ontdekken
valt(-len). Maak bij elk antwoord steeds
duidelijk of het om een economisch of een
sociaal gevolg gaat.
INDUSTRIALISATIE Groei industrie
Verschillen tussen landen
Statistische gegevens
Lonen arbeiders
TOETS
439
BRON I
Capaciteit (in duizenden PK's) van alle stoommachines, 1840-1896.
1840 1850 1860 1870 1880 1888 1896
Engeland 620 1290 2450 4040 7600 9300 13700
Duitsland 40 260 850 2480 5120 6200 8080
Frankrijk 90 270 1120 1850 3070 4520 5920
Oostenrijk 20 100 330 800 1560 2150 2510
België 40 70 160 350 610 810 1180
Rusland 20 70 200 920 1740 2240 3100
Italië 10 40 50 330 500 830 1520
Spanje 10 20 100 210 470 740 1180
Zweden 0 0 20 100 220 300 510
Nederland 0 10 30 130 250 340 600
EUROPA 860 2240 5540 11570 22000 28630 40300
BRON II
Ontwikkeling van de weeklonen en de arbeidsduur in de Twentse textielindustrie, 1880-1900.
1880 1890 1900
arbeiders kraskamer ƒ 5.40 ƒ 6.00 ƒ 7.50
spinners mules - ƒ 10.50 ƒ 12.00
wevers op 4 touwen met hulp ƒ 8.10 ƒ 8.40 ƒ 9.00
wevers op 2 touwen zonder hulp ƒ 5.40 ƒ 5.60 ƒ 6.00
Stokers ƒ 8.00 ƒ 9.00 ƒ 10.50
werkuren per week 67,5 63 60
1 Leg uit waarom bron I in zijn algemeenheid het industrialisatieproces in Europa goed illustreert.
2 Waarom is juist de capaciteit van de stoommachine een goede maatstaf om de voortgang van het
industrialisatieproces vast te stellen?
3 Welke conclusie kun je uit bron I trekken als het gaat om de voorsprong van Engeland op de overige
landen tussen 1840 en 1896? Licht je antwoord toe.
4 Welke conclusie kun je uit bron I trekken als het gaat om het industrialisatieproces in Nederland? Licht je
antwoord toe.
5 Waarom kun je België - onder meer op grond van de cijfers in bron I - in de 19de eeuw een belangrijke
industriële mogendheid noemen?
6 Ontleen aan bron II twee argumenten voor de stelling dat de positie van de arbeiders in de periode 1880-
1900 vooruit ging.
7 Waarover ontbreken in bron II gegevens om met zekerheid te kunnen stellen dat de Twentse textiel-
arbeiders er tussen 1880 en 1900 op vooruit gingen? Leg je antwoord uit.
INDUSTRIALISATIE Overgang naar
industriële samenleving
Urbanisatie
Gelaagdheid
TOETS
2143
BRON I
Chromolithografie van de Belgische
kunstschilder Florimond Van Acker,
getiteld 'Gent en de tuinbouw'. Van
Acker maakte dit werk in 1909.
BRON II
Schilderij van de Franse schilder Edouard
Cortès, getiteld 'St. Denis'. Cortès maakte dit
werk in 1905. Saint Denis is een voorstad van
Parijs.
1 Zowel Van Acker (I) als Cortès (II) laten in hun kunstwerken zien dat in het begin van de twintigste
eeuw West-Europa aan de ene kant een industriële samenleving vormde, maar aan de andere kant nog
niet in alle opzichten. Wijs in elk van beide werken eerst een element aan dat wijst op het bestaan van
een industriële samenleving, vervolgens steeds een element dat nog herinnert aan de samenleving van
voor de industrialisatie.
2 De industriële samenleving vormde een gelaagde samenleving. Beredeneer dat je die gelaagdheid kunt
aantonen met de werken van Van Acker (I) en Cortès (II).
3 Welk kunstwerk, dat van Van Acker (I) of dat van Cortès (II), lijkt het meest positief ten opzichte van de
industriële samenleving te staan? Geef een motivering voor je keuze.
INDUSTRIALISATIE Relatie mens-machine
Gelaagde samenleving
TOETS
2134
BRON I
Schilderij van de Franse
kunstenaar Fernand Cormon,
getiteld 'La forge' (een 'forge' is een
ijzersmelterij). Cormon maakte het
schilderij in 1891.
BRON II
Schilderij van de Schotse
kunstenaar William
Kennedy, getiteld 'Stirling
Station'. Kennedy maakte
het schilderij in 1887-
1888.
1 Cormon wilde met 'La forge' (I) een beeld geven van de rol van de arbeider ten opzichte van de machine
in de zware industrie. Beredeneer met verwijzingen naar het schilderij hoe hij die rol zag.
2 Ontleen aan zijn schilderij (I) of Cormon positief of negatief over het industrialisatieproces dacht. Leg je
antwoord uit.
3 Kennedy schilderde met 'Stirling Station' (II) wel de industriële samenleving, maar niet de wereld van de
industrie-arbeiders. Leg beide delen van deze bewering uit met verwijzingen naar het schilderij.
INDUSTRIALISATIE Veranderingen dagelijks leven
Reclame
Concurrentie
TOETS
2167
BRON I
De Canadese firma Burrow, Stewart & Milne
maakte omstreeks 1899 deze reclame voor haar
'Victory Oil Stove'.
BRON II
Reclame-affiche voor fietsen van het Franse merk
'Liberator', omstreeks 1899 gemaakt.
1 De industrialisatie bracht veel veranderingen in het leven van de mensen. Leg van beide bronnen (I, II)
uit welke verandering in het leven van mensen daaruit blijkt.
2 De fietsen in bron II kregen als merknaam 'Liberator', verwijzend naar het Latijnse woord 'liber', dat 'vrij'
betekent. Leg uit waarom in de industriële samenleving deze merknaam goed gekozen is.
3 Leg uit waarom juist in de industriële maatschappij reclame heel belangrijk werd.
4 Reclame moet mensen aanspreken. Noem uit elk van beide bronnen (I, II) twee elementen die duidelijk
bedoeld waren om de aandacht van kopers te trekken.
INDUSTRIALISATIE Industriële samenleving
Houding t.o. industrialisatie
Toename welvaart arbeiders
TOETS
2173
BRON I
In de periode voor de Eerste Wereldoorlog waren
in de Verenigde Staten de zogenaamde 'dime
novels' populair, boekjes met een spannend of
romantisch verhaal die maar een paar centen
kosten. Hieronder staat het omslag van zo'n 'dime
novel' uit 1902.
BRON II
Affiche uit 1895 van de Franse onderneming 'Chemin de
Fer du Nord', die mensen wil interesseren om de
wereldtentoonstelling in Amsterdam te bezoeken.
1 Beide bronnen (I, II) kun je in verband brengen
met de industriële samenleving, zoals die zich op
het einde van de negentiende eeuw ontwikkeld
had. Toon dat voor beide afzonderlijk aan.
2 Welke van de bronnen I en II laat duidelijk zien
positief tegenover de industriële samenleving te
staan, welke probeert daar juist niet de nadruk op
te leggen? Leg in beide gevallen je antwoord uit.
3 Omstreeks 1900 begon ook de arbeidersklasse
heel langzaam te profiteren van de toenemende
welvaart. Welk van beide bronnen (I, II)
probeerde daarop in te spelen? Leg je antwoord
uit.
"De adelaar vloog omhoog boven het luchtschip. Jack liet het schip plotseling een aantal meters omhoog komen. De adelaar liet het kind los, dat viel. Fritz stond op het dak van de dekhut, klaar om het te vangen."
INDUSTRIALISATIE Kapitalisme
Reclame
Aantasting natuur
TOETS
1818
BRON
Tussen 1893 en 1917 bestond in Chicago de 'Sunny Brook and Creek Distillery', eigendom van de familie
Rosenfield. Voor hun whisky maakten zij onder meer het volgende reclame-affiche.
1 Leg uit waarom reclame een belangrijke rol ging spelen toen in de negentiende eeuw het industriële
kapitalisme tot ontwikkeling kwam. Geef eerst een korte omschrijving van het kapitalisme en beantwoord
daarna de vraag.
2 De steeds verder uitbreidende industriesteden leidden in de negentiende eeuw ook tot negatieve reacties.
Leg uit dat Rosenfield Bros. & Co. met dit affiche op de negatieve gevoelens over de oprukkende
industrie probeerden in te spelen. Verwijs in je antwoord naar het affiche.
INDUSTRIALISATIE Mechanisering
Urbanisatie
Sociale kwestie
TOETS
1770
BRON I
Afbeelding van de 'Bessemer converter', een machine
om ruwijzer om te zetten in staal. Hij werd
halverwege de negentiende eeuw uitgevonden door de
Engelse ingenieur Henry Bessemer.
BRON II
Houtsnede van de Duitse kunstenaar Georg Koch uit
1872.
1 Bovenstaande bronnen (I, II) kun je gebruiken als illustratie bij twee aspecten van het
industrialisatieproces: mechanisatie en urbanisatie. Leg eerst uit dat je in bron I de mechanisatie kunt
herkennen en in bron II de urbanisatie en maak vervolgens duidelijk dat de beide aspecten met elkaar
samenhangen. Je antwoord moet dus uit drie delen bestaan.
2 Stel dat je een spreekbeurt moet houden over de 'sociale kwestie' en dat je daarbij afbeeldingen op een
scherm mag projecteren. Leg van beide bronnen (I, II) afzonderlijk uit waarom je deze goed kunt gebruiken
bij je voordracht. Uit je antwoord moet duidelijk worden dat je weet wat we onder de 'sociale kwestie'
verstaan.
INDUSTRIALISATIE Nederland
Groei industrie
Statistische gegevens
TOETS
442
BRON I
In Nederland opgestelde stoommachines en hun vermogen, 1853-1895.
aantal vermogen (in pk's)
1853 364 6.537
1863 1.066 -
1872 1.815 21.403
1883 3.519 44.603
1895 4.728 68.278
BRON II
Beroepsbevolking van Nederland per sector, 1802-1909, in percentages.
1802 1849 1889 1909
landbouw, visserij, jacht 44 44 33 28
nijverheid, industrie 2 24 29 32
dienstensector 54 29 36 38
overig 0 3 2 2
1 Waarom maken de gegevens in bron I duidelijk dat ook in Nederland een industrialisatieproces op gang
kwam?
2 Welke conclusie kun je uit bron I trekken voor de periode van de jaren '70 van de vorige eeuw? Leg je
antwoord uit.
3 Waarom kun je uit bron II afleiden dat Nederland in de 19de eeuw industrialiseerde?
4 Ga met behulp van de gegevens uit bron II na of de stelling klopt dat Nederland in de 19de eeuw geen
echt geïndustrialiseerde samenleving werd. Leg je antwoord uit.
INDUSTRIALISATIE Groei industrie
Rol spoorwegen
Statistische gegevens
TOETS
444
BRON
Gegevens over de ontwikkeling van de wereldeconomie in de 19de eeuw.
wereldhandel
(in miljoenen £)
spoorwegrails
(× 1000 mijl)
productie van
steenkool
(in miljoenen ton)
productie van
ruw ijzer
(in miljoenen ton)
1830 450 3 35 2
1850 800 22 80 5
1870 2100 135 200 13
1890 3500 390 440 25
1 Leg uit dat uit de gegevens uit bovenstaande tabel blijkt dat er in de 19de eeuw sprake was van een
Industriële Revolutie.
2 Welke conclusie kun je aan de tabel ontlenen als je de eerste en de tweede helft van de 19de eeuw met
elkaar vergelijkt? Leg je antwoord uit.
3 Bovenstaande tabel geeft cijfers over de aanleg van spoorwegen enerzijds, over de productie van
steenkool en ijzer anderzijds. Leg uit dat hier in tweeërlei opzicht een verband tussen bestaat.
INDUSTRIALISATIE Revolutionair karakter
Economische groei
Urbanisatie
TOETS
2142
BRON I
Onderstaande grafiek geeft de groei weer, in
procenten, van het Bruto Binnenlands Product
(BBP) in de wereld van de 11de tot en met de 20ste
eeuw. Het BBP is de totale omvang van de
productie van goederen en diensten in een land;
om een vergelijking tussen landen mogelijk te
maken wordt het BBP van een land gedeeld door
het aantal inwoners. In de grafiek zijn de BBP’s
van alle landen in de wereld bij elkaar opgeteld.
BRON II
In deze grafiek wordt, voor de periode
1871-1910, weergegeven hoe de Duitse
bevolking is verdeeld over gemeentes, die
naar inwonertal onderscheiden worden.
1 Welke conclusie kun je trekken uit bron I als de 19de en de 20ste eeuw gaat vergelijken met de daaraan
voorafgaande eeuwen?
2 Waarom zou de industrialisatie een goede verklaring kunnen zijn voor het verschil tussen de periodes
voor en na 1800 in bron I?
3 Welk proces deed zich volgens bron II tussen 1871 en 1910 in Duitsland voor? Leg je antwoord uit met
verwijzingen naar de bron.
4 Leg uit dat de verandering, die zich volgens bron II tussen 1871 en 1910 in Duitsland voordeed,
verklaard kan worden vanuit het industrialisatieproces.
5 Je kunt van mening verschillen over de vraag of de industrialisatie een revolutionair karakter had.
Beredeneer of de bronnen I en II een ondersteuning vormen voor de stelling dat de industrialisatie een
revolutionair karakter had. Je moet voor beide bronnen afzonderlijk antwoord geven.
INDUSTRIALISATIE Urbanisatie
Industriële samenleving
Gelaagdheid
Verkeer
TOETS
2140
BRON I
Panoramafoto van de Fürtherstraße in de Duitse stad Neurenberg in 1865.
BRON II
Panoramafoto van de Fürtherstraße in de Duitse stad Neurenberg in 1905.
1 Een vergelijking van de twee foto's (I, II) van de Fürtherstraße in Neurenberg maakt duidelijk dat deze
stad tussen 1865 en 1905 veranderde in een industriële samenleving. Ontleen aan de foto's drie
verschillende gegevens om deze bewering te ondersteunen.
2 Een historicus die de foto uit 1905 (II) kritisch bekijkt, zou tot de conclusie kunnen komen dat hier een
onjuist of onvolledig beeld van de stedelijke industriële samenleving wordt gegeven. Noem twee
argumenten die deze historicus zou kunnen gebruiken om zijn conclusie te ondersteunen.
INDUSTRIALISATIE Groei industrie
Gelaagdheid
Sociale kwestie
Statistische gegevens
TOETS
440
BRON I
Verdeling van de beroepsbevolking in de Verenigde Staten 1820-1950, in procenten.
landbouw,
visserij
en bosbouw
mijnwezen fabrieken en
bouwvakken
transport,
handel en
geldwezen
vrije beroepen,
overheids- en
andere diensten
1820 72,0 - - - -
1860 59,9 1,6 18,5 7,5 12,5
1870 50,8 1,6 23,5 11,5 12,8
1880 50,5 1,8 23,2 12,1 12,2
1890 43,1 2,0 26,3 14,9 13,5
1900 38,0 2,6 28,0 16,9 14,4
1910 32,0 2,9 29,2 19,6 16,3
1920 27,6 3,0 31,7 22,0 15,7
1930 22,6 2,3 29,5 25,9 19,5
1940 18,3 2,2 30,9 25,8 22,8
1950 11,6 1,7 35,7 27,0 23,8
BRON II
Ontwikkeling van de reële lonen van arbeiders in België, 1846-1885 (1852-1854 = 100).
mijnwerkers andere basisindustrieën
1846 94,5 95,2
1870 144,4 133,0
1873 186,2 140,6
1877 124,2 125,7
1885 150,7 160,3
1 Leg uit waarom tabel I een goede illustratie vormt van het industrialisatieproces in de Verenigde Staten.
2 Noem 2 veranderingen in de gelaagdheid van de bevolking, die veroorzaakt zijn door de in tabel I
weergegeven ontwikkeling. Leg je antwoord uit.
3 Welke algemene conclusie valt er uit bron II te trekken als het gaat om de situatie van de Belgische
arbeiders in de 19de eeuw? Leg je antwoord uit.
4 Welke conclusie valt er uit bron II te trekken als je de situatie van de Belgische mijnwerkers vergelijkt
met die van de arbeiders in de andere basisindustrieën? Leg je antwoord uit.
5 Ga aan de hand van bron II na in welke periode België door een economische crisis werd getroffen. Leg je
antwoord uit.
6 Beoordeel aan de hand van bron I of er in de Verenigde Staten in diezelfde tijd ook sprake was van een
economische crisis. Leg je antwoord uit.
INDUSTRIALISATIE Groei industrie
Verschillen per land
Arbeidsomstandigheden
Vrouwen-/kinderarbeid
TOETS
443
BRON I
Overzicht van de productie van steenkool (in miljoenen ton), 1800-1910.
1800 1841 1855 1871 1890 1910
Engeland 10 35 66 117 185 269
Duitsland 1 3 29 70 153
Frankrijk 1 3 8 29 26 38
België 4 4 12 14 23
BRON II
Een professor over de gevolgen van de mechanisatie van de arbeid.
"U hebt waarschijnlijk wel eens gehoord van de Jacquard-weefstoel. Het is een prachtige uitvinding. De machine
kan de ingewikkeldste patronen weven. Het verbluffende is nu dat de wever daarbij niets aan de machine hoeft te
manipuleren, want een vernuftig mechanisme zorgt ervoor dat het patroon automatisch tot stand komt. Het werk
van de wever is dus veel mechanischer geworden. De intelligentie die hij voordien moest gebruiken om het patroon
over te brengen op de stoel, is nu als het ware op de machine overgegaan. Tevoren profiteerde de ambachtsman
van de bij de arbeid aan te wenden intelligentie. Nu is het de ondernemer, want hij is de eigenaar van de machine.
De nieuwe situatie bezorgt de ambachtsman dus twee nadelen."
BRON III
Overzicht van de arbeiders in de Britse katoenindustrie, 1835.
Mannen Vrouwen Jeugdigen
(13-18 jaar)
Kinderen onder de
13 jaar
Engeland 50.675 53.410 53.843 24.164
Wales 250 458 354 89
Schotland 6.168 12.403 10.442 4.082
Ierland 1.553 847 436
TOTAAL 58.053 67.824 65.486 28.771
1 Leg uit waarom voor de negentiende eeuw de steenkoolproductie een goede maatstaf is voor de omvang
van de industrialisatie.
2 Welke conclusie kun je uit bron I trekken als je het industrialisatieproces in Engeland en Duitsland tussen
1800 en 1910 met elkaar vergelijkt? Leg je antwoord uit.
3 "De nieuwe situatie brengt de ambachtsman dus twee nadelen." (II) Leg uit welke twee nadelen de
invoering van machines als de Jacquard-weefstoel voor de ambachtlieden met zich meebracht.
4 Welke twee verschillende conclusies kun je met betrekking tot de Britse katoenindustrie uit bron III
trekken? Licht je antwoord toe.
5 In welk opzicht ondersteunen de gegevens in bron III de opmerkingen van de professor over de situatie
van de wevers (II)? Leg je antwoord uit.
INDUSTRIALISATIE Stoommachine
Revolutionair proces
Nieuwe vormen van energie
Reclame
TOETS
1592
BRON I
In deze grafiek staat de ontwikkeling van de door
stoommachines geleverde energie in een aantal Europese
landen tussen 1840 en 1888 (in duizenden PK’s).
BRON II
Reclamebriefkaart voor Philips gloeilampen
(1911).
1 Leg uit waarom de stoommachine het begin vormde van de industriële manier van produceren.
2 De industrialisatie kun je een revolutionair proces noemen. Leg uit dat je met behulp van bron I kunt
aantonen dat deze stelling juist is, maar met behulp van dezelfde bron I ook kunt beredeneren dat deze
stelling onjuist is. Twee antwoorden dus.
3 Bron I geeft je inzicht wat betreft de industrialisatie in verschillende Europese landen. Welke conclusie
kun je wat betreft het industrialisatieproces uit deze bron trekken over
a Groot-Brittannië;
b Duitsland.
Leg steeds je antwoord uit.
4 Je kunt bron II gebruiken om verschillende aspecten van de industriële samenleving te illustreren.
a Leg uit dat je bron II kunt gebruiken om aan te tonen dat in de industriële economie steeds
nieuwe vormen van energie gebruikt worden.
b Leg uit dat je met bron II kunt aantonen waarom in een kapitalistische economie het maken van
reclame steeds belangrijker wordt. Begin je antwoord met een omschrijving van het begrip
kapitalisme, beredeneer daarna vanuit deze omschrijving het belang van reclame in het
kapitalisme.
INDUSTRIALISATIE Kapitalisme
Reclame
Gelaagdheid
Rol van de vrouw
TOETS
1541
BRON
De Amerikaanse onderneming Eastman Kodak Co. Liet in 1904 deze advertentie verschijnen.
1 Maak duidelijk dat deze advertentie
laat zien dat de Amerikanen in een
industriële samenleving leefden.
2 Veel industriële samenlevingen
kregen een kapitalistisch karakter.
Waarom ging reclame daar een
belangrijke rol in spelen?
3 Voor veel mensen had de
industrialisatie ook schaduwzijden.
Hoe maakt deze advertentie dat
duidelijk?
4 Leg met twee elementen uit deze
advertentie uit dat deze gericht was
op de midden- en bovenlaag van de
Amerikaanse samenleving.
5 Welke informatie levert deze bron op
als je een onderzoek doet naar de rol
van de vrouw rond 1900? Leg je
antwoord uit.
INDUSTRIALISATIE Groot-Brittannië
Revolutionair karakter
Bevolkingsdichtheid
Steenkoolwinning
Handel
TOETS
1698
BRON
Twee kaartjes die veranderingen als gevolg van de industrialisatie in Groot-Brittannië weergeven.
1 Het belangrijkste onderwerp van de twee kaartjes is de bevolkingsdichtheid in de verschillende regio's
van Groot-Brittannië vanaf circa 1700. Beoordeel of de verschuivingen op dit gebied rechtvaardigen om
van een 'revolutie' te spreken (zoals de bron doet). Leg je antwoord uit.
2 Volgens het rechter kaartje van de bron bevinden de grootste bevolkingsconcentraties zich vooral in
gebieden waar steenkool gewonnen wordt. Leg uit dat er een verband bestaat tussen deze twee gegevens.
3 De handel was voor het begin van de industrialisatie, maar ook nog gedurende het industrialisatieproces
een belangrijke bestaansbron voor veel Britten. Ga na of de kaartjes een ondersteuning van deze bewering
vormen. Leg je antwoord uit.
INDUSTRIALISATIE Groot-Brittannië
Scheepvaart
Openbaar vervoer
Mobiliteit
Stadsverlichting
TOETS
1680
BRON
Onderstaande prent verscheen in 1897 in de Britse pers naar aanleiding van
het zestigjarig regeringsjubileum van koningin Victoria.
1 Op grond van deze prent (bron 8) kun je vaststellen wat tussen 1837 en
1897 volgens de Britse pers de belangrijkste ontwikkeling in de Britse
samenleving is geweest. Maak dat duidelijk door:
- eerst elk van de drie uitgebeelde veranderingen te bespreken en
- daarna aan te geven onder welke gemeenschappelijke noemer deze
drie veranderingen vallen.
INDUSTRIALISATIE Groei industrie/transport
Arbeidsdeling
Statistische gegevens
TOETS
441
BRON I
De Schot Adam Smith over het werk in een speldenfabriek, 1776.
"Door de manier, waarop dit werk is georganiseerd, is het verdeeld in een aantal handelingen, waarvan de meeste
evenzeer een bijzonder handwerk zijn. Eén arbeider rolt een draad uit, een tweede trekt hem recht, een derde snijdt
hem in stukjes, een vierde maakt er een punt aan, een vijfde vijlt hem aan de top waar de knop aan moet komen.
Het maken van de knop vereist twee of drie verschillende handelingen; ook het opzetten is een werk op zichzelf,
evenals het wit maken der spelden; zelfs het steken der spelden in het papier is een afzonderlijk werk.
Ik zag een kleine fabriek waar slechts tien mannen werkten, van wie sommigen twee of drie bewerkingen hadden
te verrichten. Maar hoewel de fabriek zeer arm was en dus over slechte machines beschikte, konden zij, wanneer
zij hard werkten, ongeveer 12 pond spelden per dag maken. In een pond gaan ongeveer 4.000 spelden. Deze tien
arbeiders konden dus samen 48.000 spelden per dag maken. Maar als zij afzonderlijk en onafhankelijk van elkaar
hadden gewerkt, had ieder van hen nog geen 20 spelden per dag kunnen maken."
BRON II
Tonnage van in- en uitgeklaarde zeeschepen te Rotterdam, 1846-1868:
binnengekomen vertrokken
aantal tonnage ballast aantal tonnage ballast
1846 1823 365.641 3.5% 1913 354.162 74.9%
1847 1808 385.957 2.7% 1976 402.222 21.4%
1848 1610 327.823 4.2% 1785 346.852 16.6%
1849 1903 374.828 4.2% 2092 412.803 14.0%
1850 1940 393.393 3.5% 2098 429.834 14.6%
1851 2127 469.196 10.3% 2095 466.952 20.8%
1852 2173 503.627 5.4% 2334 533.007 23.7%
1853 1909 445.885 8.4% 2092 476.681 23.0%
1854 2095 486.513 6.6% 2261 508.905 21.6%
1855 2247 513.971 4.9% 2471 559.517 29.9%
1856 2381 559.585 4.9% 2339 611.780 24.6%
1857 2595 649.140 3.1% 2617 668.006 26.1%
1858 2730 678.671 0.8% 2827 713.913 24.2%
1859 2314 620.533 1.2% 2463 648.247 19.1%
1860 2449 637.839 1.2% 2785 747.828 20.1%
1861 2865 709.163 1.7% 2648 738.512 23.7%
1862 2503 716.170 0.8% 2658 768.511 20.9%
1863 2359 702.822 2.6% 2661 768.630 18.1%
1864 2360 761.641 4.7% 2477 832.022 11.2%
1865 2459 853.450 6.8% 2630 923.636 13.9%
1866 2488 853.248 2.7% 2579 896.968 13.8%
1867 2572 939.157 1.7% 2737 995.717 18.4%
1868 2483 940.521 2.4% 2687 982.717 13.4%
1 Leg uit welk aspect van de Industriële Revolutie Smith in bovenstaande bron I beschrijft.
2 Waarom was de invoering van het door Smith (I) beschreven aspect bevorderlijk voor het
industrialisatieproces? Twee argumenten noemen.
3 Toon aan dat Smith in bovenstaand fragment (I) een eenzijdige kijk op de industrialisatie heeft, met
andere woorden leg uit waar hij wèl en waar hij géén oog voor heeft.
4 Welke algemene conclusie kun je uit bron II trekken met betrekking tot de ontwikkeling van Rotterdam
als zeehaven? Verklaar je antwoord.
5 Leg uit waarom deze tabel (II) ook gebruikt kan worden om de ontwikkeling van de gehele Nederlandse
economie te illustreren.
6 Behalve tot een algemene conclusie (vraag 5) leidt deze bron (II) ook tot conclusies op detailpunten.
Beoordeel of voor de Rotterdamse haven in de periode 1846-1868 de invoer of de uitvoer belangrijker
was. Leg je antwoord uit.
7 Welke conclusie kun je trekken met betrekking tot de omvang van de koopvaardijschepen in de periode
1846-1868? Leg je antwoord uit.
INDUSTRIALISATIE Arbeidsmigratie
Rol spoorwegen
Prijsontwikkeling
Zeil-/stoomschepen
TOETS
486
BRON I
Verhouding tussen de stedelijke en de plattelandsbevolking in % in de Verenigde Staten en Nederland, 1830-1910.
VERENIGDE STATEN NEDERLAND
stad platteland stad platteland
1830 39 61
1840 11 89
1870 26 74
1890 35 65 45 55
1910 46 54 50 50
BRON II
Aanleg van spoorwegen in Europa, 1840-1880.
BRON III
Indexcijfers (1910/1914 = 100) van de prijzen van consumptiegoederen in de Verenigde Staten, 1850-1890.
producten algemeen landbouwproducten kleding
1865 185 148 266
1870 135 112 179
1875 118 99 141
1880 100 80 128
1885 85 72 105
1890 82 71 103
1895 71 62 79
1900 82 71 95
1905 88 79 96
1910 103 104 104
BRON IV
Verscheepte tonnages, onderverdeeld naar zeil- en stoomschepen, in duizenden tonnen, 1850-1890.
1850 1880 1890
zeil stoom zeil stoom zeil stoom
Engeland 3.396 168 3.851 2.936 2.936 5.042
Verenigde Staten 1.540 45 1.206 146 749 197
Frankrijk 674 13 641 277 444 499
Duitsland 965 215 709 723
1 Leg uit dat de bronnen II en IV direct duidelijk maken dat er in de negentiende eeuw sprake was van een
'industriële revolutie'. Behandel beide bronnen afzonderlijk en laat duidelijk zien wat we onder de
'Industriële Revolutie' verstaan.
2 Waarom kun je indirect ook bron I beschouwen als een illustratie van de Industriële Revolutie?
3 Ontleen aan bron I een overeenkomst en een verschil tussen de Verenigde Staten en Nederland met
betrekking tot het industrialisatieproces. Leg je antwoord uit.
4 Bron III geeft de ontwikkeling van de prijzen in de Verenigde Staten tussen 1865 en 1910 weer. Hoe hebben
deze prijzen zich tussen 1865 en 1910 ontwikkeld? Verwerk de gegevens in bron III in je antwoord. Geef
voor de ontwikkeling van deze prijzen ook een uitleg.
INDUSTRIALISATIE Demografische veranderingen
Gelaagdheid
TOETS
485
BRON I
Gegevens over de beroepsbevolking in Duitsland, in percentages, 1867-1913.
1867 1913
landbouw 51,5 34,5
ambachten en industrie 27,1 37,8
verkeer, handel, banken etc. 7,1 15,0
huishoudelijke diensten 8,8 5,0
overig (w.o. overheid en leger) 5,4 7,6
BRON II
Cartografische weergave van de bevolkingsdichtheid en van de spreiding van mijnbouw en industrie in Duitsland,
circa 1870.
BRON III
Schematische weergave van de sociale verhoudingen in Duitsland voor en na de industriële revolutie.
1 Leg met behulp van de gegevens uit bron I uit dat zich tussen 1867 en 1913 in Duitsland een
industrialisatieproces voltrok. Neem in je antwoord twee gegevens uit de tabel op.
2 Beoordeel aan de hand van de twee kaartjes (II) of er een relatie bestaat tussen de spreiding van de
bevolking en de spreiding van mijnbouw en industrie in Duitsland. Leg je antwoord uit.
3 Het kaartje over de bevolkingsdichtheid in Duitsland (II) geeft de situatie rond het jaar 1870 aan. Geef
nu met behulp van de gegevens uit bron I antwoord op de vraag welke bevolkingsontwikkeling zich tot
het jaar 1913 voorgedaan zal hebben in de gebieden met minder dan 40 en in die met meer dan 150
inwoners per km2. Leg in beide gevallen je antwoord uit.
4 De beide schema's in bron III geven de veranderingen in de sociale verhoudingen in Duitsland weer als
gevolg van het industrialisatieproces. Noem nu drie veranderingen, die je aan deze schema's kunt
ontlenen; leg deze telkens uit met gegevens uit de bronnen I en/of II.
INDUSTRIALISATIE Mechanisatie landbouw
Gevolgen platteland
Demografie
Transport
TOETS
1599
BRON
Tekening van een dorsmachine uit een in 1881 verschenen Frans woordenboek. Het onderschrift luidt: 'Een
Damey dorsmachine met een recht onder de dorsmachine geplaatste tredmolen.'
1 Leg uit wat we verstaan onder een 'industriële samenleving'.
2 Beredeneer of je de bron kunt gebruiken als een illustratie van de industriële samenleving. Gebruik twee
aan de bron ontleende argumenten in je antwoord.
3 De industrialisatie heeft grote gevolgen gehad voor het platteland. Maak dat duidelijk voor wat betreft:
- het aantal inwoners van het platteland;
- de bereikbaarheid van het platteland.
Leg steeds je antwoord uit.
INDUSTRIALISATIE Revolutionair proces
Machtsverhoudingen Europa
TOETS
1563
BRON
Deze grafiek laat een overzicht zien van de machinale productiecapaciteit, gemeten in PK's, van een aantal
Europese staten tussen 1840 en 1888.
1 Geef op grond van deze bron een argument voor en een argument tegen de stelling dat de industrialisatie in
de 19de eeuw een revolutionair proces was. Leg steeds je antwoord uit.
2 Tussen 1850 en 1900 vond in een Europa een ingrijpende verandering in de internationale politieke
machtsverhoudingen plaats. Geef aan, steeds met een uitleg:
a welke die verandering in de politieke machtsverhoudingen was:
b welke aanwijzing je in de bron voor de oorzaak van deze verandering in de politieke
machtsverhoudingen in Europa kunt vinden en
c of je deze aanwijzing als een feit of een als een hypothese beschouwt.
INDUSTRIALISATIE Kapitalisme
Reclame
Toename welvaart
TOETS
2170
BRON I
Advertentie van de Amerikaanse
'Great Western' spoorweg-
maatschappij uit 1876. Deze
maatschappij exploiteerde een
spoorlijn, die bij de Niagara-
watervallen over een 'suspension
bridge' (hangbrug) liep, de eerste
ter wereld waar treinen over reden.
BRON II
Reclame uit de Verenigde Staten
voor 'Ayer's Hair Vigor', een soort
shampoo. Deze advertentie
verscheen op het einde van de
negentiende eeuw.
1 Leg in het kort uit wat we onder kapitalisme verstaan.
2 Eén van de gevolgen van het kapitalisme was dat de hoeveelheid reclame in de tweede helft van de
negentiende eeuw enorm toenam. Maak duidelijk dat er een verband bestaat tussen het kapitalisme en
het maken van reclame.
3 Beide bronnen (I, II) zijn gemaakt in het laatste deel van de negentiende eeuw. Welke bron (I of II)
geeft de indruk dat er nog geen sprake is van een geïndustrialiseerde samenleving, welke (I of II) juist
wel. Ondersteun je antwoord steeds met een verwijzing naar de bron.
4 Beredeneer van beide bronnen (I en II) dat je ze kunt gebruiken om te laten zien dat in de tweede helft
van de negentiende eeuw de welvaart toenam.
INDUSTRIALISATIE Kapitalisme
Reclame
Toename welvaart
Rol van de vrouw
TOETS
2164
BRON I
Reclame-affiche voor fietsen van het merk 'Mercier',
dat in de periode voor de Eerste Wereldoorlog in
Frankrijk verscheen.
BRON II
Reclame-affiche van de Franse
spoorwegmaatschappij 'Chemins de Fer du Nord'
voor reizen naar de Belgische bronnenbadplaats Spa.
Het affiche verscheen in de periode voor de Eerste
Wereldoorlog.
1 Leg uit dat de opkomst van de kapitalistische economie sinds het einde van de negentiende eeuw leidde
tot een enorme toename van reclame.
2 In beide affiches (I, II) speelt een vrouw een belangrijke rol om mensen te bewegen om hun geld uit te
geven aan een bepaald product. Bedenk bij elk van beide affiches een tweetal hypotheses waarom de
maker ervan zo'n belangrijke rol aan de vrouw toekende.
3 Geef een argument voor én een argument tegen de stelling dat uit beide affiches (I, II) blijkt dat in de
periode voor de Eerste Wereldoorlog als gevolg van de industrialisatie de welvaart aanzienlijk was
toegenomen. Verwijs in je antwoord ten minste één maal naar elk van beide affiches.
INDUSTRIALISATIE Groot-Brittannië
Duitsland/Verenigde Staten
Kolonies
Landbouw
TOETS
1986
BRON I
In onderstaande grafiek wordt voor de periode 1750-1900
aangeven hoe de omvang van productie van de nijverheid
en de industrie in een achttal landen zich tot elkaar
verhield. Met 'Habsburg Empire' wordt Oostenrijk-
Hongarije bedoeld.
BRON II
Tussen 1780 en 1860 groeide de productiviteit van de
economie van Groot-Brittannië sterk. Onderstaande
grafiek geeft aan hoe groot het relatieve aandeel van een
aantal sectoren van de economie in deze groei was.
'Worsteds' zijn kamgarens (gemaakt van schapewol), deze
zijn van een veel hogere kwaliteit dan de gewone 'woolens'.
1 Leg uit dat uit bron I blijkt dat de productie
in landen die een proces van industrialisatie
doormaakten steeg in verhouding tot
andere landen.
2 Beredeneer dat uit bron I blijkt dat de
industrialisatie weliswaar in Groot-
Brittannië begint, maar ook dat deze
voorsprong in de loop van de negentiende
eeuw afneemt.
3 Onder historici bestaat discussie over de
vraag of het bezit van kolonies een
voorwaarde is voor een snelle
industrialisatie. Leg uit dat bron II een
argument bevat dat de opvatting van de
voorstanders van deze stelling ondersteunt
en bron I een argument tegen deze stelling.
4 Uit bron II blijkt dat tussen 1780 en 1860
de landbouw een zeer belangrijke bijdrage
leverde aan de groei van de Britse
economie. Leg nu uit
- dat aan de ene kant deze groei
samenhing met het industrialisatie-
proces in Groot-Brittannië,
- maar dat aan de andere kant deze groei
niet leidde tot meer werkgelegenheid in
de landbouw.
INDUSTRIALISATIE Productiestijging
Mechanisatie van de arbeid
Nederland
Tweede Industriële Revolutie
TOETS
1989
BRON I
Om de economie van verschillende landen met elkaar te
kunnen vergelijken rekenen economen de waarde van de
totale productie van een land naar de waarde die per
inwoner geproduceerd wordt. Onderstaande grafiek
vergelijkt de ontwikkeling van deze waarde per hoofd van
de bevolking tussen 1500 en het uitbreken van de Eerste
Wereldoorlog (1914) voor zeven gebieden, in Amerikaanse
dollars.
BRON II
Tabel met gegevens over de Nederlandse (beroeps)bevolking en het aantal
krachtwerktuigen in de Nederlandse nijverheid tussen 1850 en 1890.
1850 1860 1880 1890
Paardenmolens 1930 1710 910 570 Windmolens 3050 3400 3120 1790 Watermolens 470 500 250 160 Stoommachines 290 820 2740 3930 Gasmotoren - - 10 20 TOTAAL 5740 6430 7030 6470 Beroepsbevolking in de nijverheid (× 1000)
300
326
482
Bevolking Nederland (× 1000)
3100 3300 4000
1 Welk gevolg van het industrialisatieproces
maakt grafiek I duidelijk? Leg je antwoord
uit.
2 De oorzaak van de ontwikkeling die in
grafiek I zichtbaar wordt, kun je niet direct
uit de bron afleiden. Beredeneer dat deze
oorzaak de mechanisatie van de arbeid is
geweest.
3 Leg uit dat bron II duidelijk maakt dat na
1850 in Nederland een industrialisatieproces
op gang kwam. Gebruik twee verschillende
gegevens uit de bron om je antwoord aan te
tonen.
4 Uit bron II blijkt dat enerzijds het aantal
mensen dat in Nederland in de industrie
werkzaam was steeg (in verhouding sneller
dan de hele bevolking), maar dat tussen
1880 en 1890 het aantal krachtwerktuigen
daalde. Beredeneer dat je deze schijnbare
tegenstelling met behulp van de gegevens in
bron II kunt verklaren.
5 Vanaf 1880 komt in de geïndustrialiseerde
wereld een proces op gang dat wel de
'Tweede Industriële Revolutie' genoemd
wordt. Welke aanwijzing hiervoor kun je
aan bron II ontlenen? Leg je antwoord uit.
INDUSTRIALISATIE Wetenschappelijke Revolutie
Mechanisatie landbouw
Veranderingen in de arbeid
Technologisering samenleving
Negatieve gevolgen
TOETS
1722
BRON I
Schilderij van Thomas Valentine Robins uit 1859, getiteld: 'Opening Ceremony of the Royal Albert Bridge,
Saltash, with a Paddle Steamer Passing Underneath'.
BRON II
Schilderij van William Wyld uit 1852, getiteld: 'Manchester from Kensal Moor'.
BRON III
Schilderij van James Nasmyth uit 1871, getiteld: 'A Steam Hammer at Work'.
1 Leg uit dat je het industrialisatieproces in de negentiende eeuw onder meer kunt verklaren vanuit de
Wetenschappelijke Revolutie en de mechanisatie van de landbouw. Twee antwoorden dus.
2 De drie schilders van bovenstaande schilderijen (bronnen I, II en III) hebben ieder de industrialisatie
verbeeld, maar wel vanuit verschillende perspectieven:
- de industrialisering van de arbeid;
- de technologisering van de samenleving;
- de negatieve aspecten van de industrialisatie.
Geef aan welk schilderij het best bij elk van de genoemde perspectieven past. Leg steeds je antwoord
uit.
INDUSTRIALISATIE Eerste/Tweede Industriële Revolutie
Visie kunstenaars
TOETS
1987
BRON I
In 1805 maakten Philip de Loutherbourg en William Picket deze prent,
getiteld: 'Iron Works, Colebrookdale'.
BRON II
Omstreeks 1920 verscheen in
Frankrijk dit reclame-affiche
van Peugeot. De leeuw was
het symbool van deze firma,
zoals terug te vinden in het
logo op haar producten.
1 Beide bronnen (I, II) kun je gebruiken om het
industrialisatieproces in Europa te illustreren.
Tussen beide afbeeldingen zit wel ruim
honderd jaar. Toon aan dat je dit tijdsverschil
in de beide bronnen kunt aanwijzen. Gebruik
voor je antwoord uit elk van beide bronnen
twee aanwijzingen.
2 Kunstenaars kunnen in hun werk ook laten zien
hoe zij over bepaalde verschijnselen en/of
ontwikkelingen denken. Ga van beide bronnen
(I, II) na hoe de makers over het
industrialisatieproces dachten. Ondersteun je
antwoord steeds met een verwijzing naar de
bron.
INDUSTRIALISATIE Van agrarische naar industriële
samenleving
Reclame
Kapitalisme
Visie kunstenaars
TOETS
1990
BRON I
De Duitse kunstschilder Adolph Menzel (1815-1905) maakte in 1875
dit schilderij, getiteld 'Eisenwalzwerk'.
BRON II
Reclameposter uit 1883 van de Amerikaanse firma Deering & Co.
voor hun 'All-Steel Binder', een machine die het koren niet alleen
maait, maar ook tot schoven samenbindt. Linksonder staat: 'Harvest
isn’t what it used to be'.
1 Met behulp van de bronnen I en
II kun je goed illustreren dat
vanaf circa 1750 een overgang
plaatsvond van een agrarische
naar een industriële samenleving.
Leg dat uit.
2 Een van de kenmerken van de
industriële samenleving vanaf
circa 1880 is de toename van de
hoeveelheid reclame; bron II is
daar een voorbeeld van. Leg uit
dat je deze poster als middel om
reclame te maken zowel met de
opkomst van het kapitalisme als
met de voortschrijdende techni-
sche mogelijkheden kunt
verbinden.
3 Kunstenaars kunnen in hun werk
ook laten zien wat hun opvatting
over hun onderwerp is.
Beredeneer welke van de twee
bronnen (I, II) het industria-
lisatieproces vooral als een
revolutionair gebeuren ziet en
welke juist ook nog de band met
het verleden wil benadrukken.
INDUSTRIALISATIE Urbanisatie
TOETS
109
BRON
In de laatste jaren van de negentiende eeuw verscheen onderstaand reclame-affiche voor de Engelse
badplaats Blackpool.
1 Geef een argument voor de stelling dat je aan dit affiche kunt ontlenen dat Engeland een
geïndustrialiseerde samenleving was.
2 De opkomst van badplaatsen als Blackpool hangt nauw samen met het proces van urbanisatie in de
negentiende eeuw. Leg dat verband met een verwijzing naar de bron uit.
INDUSTRIALISATIE Technologisering maatschappij
Vrouwenemancipatie
TOETS
537
BRON
In 1888 verscheen in Duitsland dit reclame-affiche van AEG, een
onderneming die zich richtte op de toepassing van elektriciteit.
1 Met welk proces in de
negentiende eeuw moet je dit
affiche verbinden?
2 Toon met drie verschillende
beeldelementen uit de bron
aan hoe AEG (of in ieder
geval de maker van dit
affiche) tegen deze
ontwikkeling aankeek.
3 Je zou het AEG-affiche
kunnen zien als een uiting
van de opkomende
emancipatie van de vrouw.
Geef een argument voor én
een argument tegen deze
stelling.
INDUSTRIALISATIE Kapitalisme
TOETS
1815
BRON I
Andrew Carnegie (1835-1919)
emigreerde vanuit Schotland naar
de Verenigde Staten en werkte
zichzelf op van eenvoudig arbeider
tot eigenaar van de 'Carnegie Steel
Company', de grootste Amerikaanse
staalindustrie circa 1900. In 1889
schreef hij het artikel 'The Gospel of
Wealth', waaruit hieronder een
fragment volgt.
"De wet van de concurrentie (…)
Zij is er; we kunnen haar niet
ontwijken; er is niets gevonden wat
haar zou kunnen vervangen; en
terwijl de wet soms hard kan zijn
voor het individu, is zij het beste
voor het volk, omdat zij garandeert
dat op elk terrein de beste zal
overleven. Als omstandigheden
waaraan wij onszelf moeten
aanpassen, aanvaarden en
verwelkomen wij daarom grote
ongelijkheid wat betreft sociaal
milieu, de concentratie van
ondernemingen, industriële en
commerciële, in de handen van
weinigen en de wet van de
concurrentie tussen deze, die niet
alleen voordelig is, maar van
wezenlijk belang voor de
toekomstige vooruitgang van het
volk."
BRON II
In 1903 publiceerde het tijdschrift 'Puck' deze cartoon van Louis
Dalrymple over Carnegie. Carnegie staat op een kaart van (een
gedeelte van) de Verenigde Staten.
1 Leg uit dat Carnegie in 'The Gospel of Wealth' (I) het kapitalisme verdedigde.
2 Uit zijn woorden (I) kun je afleiden hoe volgens Carnegie iemand in een kapitalistische economie aan zijn
armoedig bestaan kon ontkomen. Leg uit welke redenering Carnegie gevolgd zal hebben.
3 In zijn latere jaren besteedde Carnegie een aanzienlijk deel van het fortuin dat hij verdiend had aan
liefdadigheidsprojecten, onder meer aan de stichting van openbare bibliotheken. Leg uit dat deze houding
paste in zijn denkbeelden over het kapitalisme (I). Je kunt de stichting van bibliotheken als voorbeeld
gebruiken.
4 Leg uit hoe Dalrymple over de activiteiten van Carnegie dacht. Verwijs in je antwoord naar zijn cartoon (II).
INDUSTRIALISATIE Oorzaken
Engeland
TOETS
1738
BRON
Edward Baines (1800-1890), een van de eerste onderzoekers van het industrialisatieproces, schreef in 1835 het
boek 'The History of the Cotton Manufacture in Great Britain'. Het volgende fragment komt uit dit boek.
"Engeland heeft ook geprofiteerd van de rampspoed van andere landen en van de onverdraagzaamheid van andere
regeringen. In verschillende perioden hebben de Vlaamse en Franse protestanten, die uit hun geboorteland
verdreven waren, hun toevlucht gezocht in Engeland en hebben zij de hen verleende bescherming terugbetaald
door takken van nijverheid te bedrijven en te onderwijzen, waarin de Engelsen toentertijd minder deskundig
waren dan hun buren. De oorlogen die in verschillende tijden de rest van Europa verwoest hebben, en vooral die
welke volgden op de Franse Revolutie (toen in Engeland mechanisatie tot de meest wonderbaarlijke gevolgen
leidde), brachten de voortgang van de verbeteringen in de productiewijzen tot stilstand en lieten Engeland
jarenlang zonder concurrent. Tezelfdertijd behield de Engelse vloot de heerschappij op zee en onder deze
bescherming breidde de handel van dit land zich uit tot op niet eerder geziene schaal en bracht zij een stevige
band tot stand tussen de producenten van Lancashire en hun klanten in de meest ver weggelegen gebieden.
Wanneer de aldus opgesomde natuurlijke, politieke en toevallige oorzaken in samenhang bekeken worden, dan
kan het geen verrassing zijn dat Engeland in het produceren van goederen een grote voorsprong op de rest van de
wereld heeft verkregen."
1 Baines beschreef in zijn boek de effecten die de komst van gevluchte protestanten op de economie
hadden. Leg in eigen woorden uit welke die effecten waren.
2 Volgens Baines kun je de oorzaken van de vroege industrialisatie van Engeland onderscheiden in
natuurlijke, politieke en toevallige. In welke categorie zal hij de komst van de protestantse vluchtelingen
geplaatst hebben? Leg je antwoord uit.
3 Maak duidelijk dat Baines in bovenstaande bron twee politieke oorzaken noemt van de voorsprong van
Engeland op industrieel gebied op de rest van Europa. Let er op dat je in je uitleg aantoont dat het om
politieke oorzaken gaat.
4 In bovenstaande bron noemt Baines geen voorbeelden van natuurlijke oorzaken van het
industrialisatieproces in Engeland. Geef zelf daarvan een voorbeeld.
INDUSTRIALISATIE Vergelijking landen
Energieverbruik
Ontbossing
TOETS
1596
BRON
In onderstaande grafiek wordt het gebruik van energie in de Engelse economie weergegeven tussen 1561 en 1859;
voor Italië tussen 1861 en 1870.
1 Leg uit waarom je met bovenstaande grafiek goed het industrialisatieproces in Engeland kunt uitleggen.
2 Beredeneer met behulp van de grafiek dat de economische ontwikkeling van Italië, gezien vanuit het
perspectief van het energieverbruik, zeker 300 jaar achterloopt op die van Engeland.
3 Waarom kun je stellen dat het aandeel van menselijke energie in 1850-1859 zowel is gelijkgebleven als
achteruitgegaan? Verwijs in beide gevallen naar de grafiek.
4 In de loop der eeuwen heeft in Engeland een geweldige ontbossing plaatsgevonden. Hoe kun je dit in de
bron terugvinden?
INDUSTRIALISATIE Consumptiemaatschappij
TOETS
174
BRON I
Schematisch overzicht van een aantal nieuwe producten in de Verenigde Staten in de negentiende eeuw.
BRON II
Bladzijde uit de catalogus van het Amerikaanse postorderbedrijf
Sears Roebuck, jaren '90 van de negentiende eeuw.
1 Leg van de bronnen I en II
uit waarom je ze kunt
gebruiken om duidelijk te
maken dat de industriali-
satie leidde tot een
consumptiemaatschappij.
INDUSTRIALISATIE Revolutionair karakter
Gevolgen landbouw
Kapitalisme
TOETS
1589
BRON I
In onderstaande tabel staan gegevens over het nationaal inkomen
van Groot-Brittannië. Vermeld is steeds het percentage dat een
bepaalde sector van de economie bijdraagt aan dat nationaal
inkomen.
1801 1811 1821 1831 1841 1851 1861 1871 Landbouw, visserij, bosbouw
32,5 35,5 26,1 23,4 22,1 20,3 17,8 14,2
Industrie, mijnbouw, bouw
23,4 20,8 31,9 34,4 34,4 34,3 36,5 38,1
Handel, transport
17,4 16,6 15,9 17,3 18,4 18,7 19,6 22,0
BRON II
In 1898 verscheen in een Franse krant onderstaande advertentie
van de firma Nassivet & Cie uit Nantes, waarin onder andere
dorsmachines ('machines à battre les grains') op stoom ('à vapeur')
aanbevolen worden.
1 Leg met behulp van bron I uit dat
Groot-Brittannië in de negentiende
eeuw een proces van industria-
lisatie doormaakte.
2 Ontleen aan bron I een argument
voor én een argument tegen de
stelling dat de industrialisatie in
Groot-Brittannië een revolutionair
karakter had.
3 Leg uit dat je met behulp van bron
II kunt aantonen dat het industria-
lisatieproces ook gevolgen had
voor de landbouw.
4 Waardoor maakten de verande-
ringen in de landbouw als gevolg
van het industrialisatieproces op
hun beurt een verdere
industrialisatie mogelijk?
5 Leg uit waardoor juist de
kapitalistische economie leidde tot
een stormachtige groei van de
reclame. Begin je antwoord met
een korte omschrijving van het
kapitalisme en werk vervolgens de
opdracht uit. Verwijs in je
antwoord naar bron II.
INDUSTRIALISATIE Stoommachines
Duitsland
Groot-Brittannië
Verenigde Staten
Frankrijk
TOETS
1929
BRON I
Capaciteit van alle in bedrijf zijnde stoommachines in een zestal
landen tussen 1840 en 1896. De capaciteit is weergegeven × 1.000
PK (paardenkracht, eenheid van energie).
BRON II
Overzicht van de waarde van de industriële productie van een
zestal landen tussen 1800 en 1888, weergegeven in miljoenen
Britse ponden.
1 Leg uit waarom de capaciteit van
alle stoommachines tezamen een
goed beeld geeft van het
industrialisatieproces in een
bepaald land.
2 Welke conclusie kun je uit bron I
trekken als je voor de gehele
periode 1840-1896 Duitsland
vergelijkt met Groot-Brittannië?
3 Uit bron II blijkt dat de Franse
industriële productie gedurende de
negentiende eeuw in absoluut
opzicht wel groeide, maar in
relatief opzicht juist niet, terwijl die
van de Verenigde Staten in beide
opzichten groei vertoonde.
Beredeneer de juistheid van alle
onderdelen van deze stelling.
INDUSTRIALISATIE Eerste/Tweede fase industrialisatie
Reclame
Rol van de vrouw
Imperialisme
TOETS
2020
BRON I
Affiche uit 1893 van de Franse firma Panhard &
Levassor voor nieuwe motoren, die gas of olie als
brandstof gebruiken.
BRON II
Affiche voor Van Rijn’s Mosterd uit de periode
1900-1910.
1 Leg uit dat het affiche van Panhard & Levassor (I)
- geschikt is om het industrialisatieproces in de negentiende eeuw te illustreren,
- maar niet past bij de eerste fase van dat industrialisatieproces.
2 Beredeneer waarom industrialisatie en kapitalisme in de negentiende eeuw leidden tot een zeer sterke
toename van reclame.
3 In reclame kun je vaak de heersende waarden en normen uit een bepaald tijdvak terugvinden. Maak
duidelijk dat je in de bronnen I en II aanwijzingen kunt vinden over hoe rond 1900 gedacht werd over de
rol van de vrouw en over het bezit van een koloniaal rijk.
INDUSTRIALISATIE Veranderingen beroepsbevolking
Veranderingen wereldeconomie
TOETS
2154
BRON I
Grafieken die de veranderingen in de
beroepsbevolking in de Verenigde Staten
tussen 1870 en 1910 weergeven.
BRON II
Grafieken die aangeven hoe het aandeel
in de wereldeconomie van de
verschillende regio's in de wereld tussen
1870 en 1913 veranderde.
1 Het industrialisatieproces wordt vaak
omschreven als de uitstoot van
arbeidskrachten uit de landbouw en de
opname van arbeidskrachten door de
industrie. Leg uit dat je met bron I de
juistheid van deze omschrijving voor wat
betreft de Verenigde Staten tussen 1870 en
1910 zowel kunt bevestigen als ontkennen.
2 In welk opzicht kun je de groei tussen
1870 en 1913 van het aandeel van Noord-
Amerika in de wereldeconomie (bron II)
verklaren met gegevens uit bron I?
3 Een aantal West-Europese regeringen,
onder wie de Nederlandse, was er vast van
overtuigd dat koloniale bezittingen van
levensbelang waren voor hun economie.
Beredeneer of zij in de gegevens van bron
II een ondersteuning van die overtuiging
gevonden kunnen hebben.
INDUSTRIALISATIE Kapitalisme
Monopolies
Socialisme
TOETS
2285
BRON
Het Amerikaanse blad 'The
Wasp' publiceerde op 19
augustus 1882 deze tekening,
getiteld 'The Curse of
California'. Links staat 'Railroad
Monopoly', op de vlag van het
schip staat 'Wheat Export'. Op de
vlag op het gebouw staat 'Nob
Hill', de wijk van San Francisco
die de eigenaren van de Central
Pacific Railroad opkochten om
daar herenhuizen te bouwen.
1 Leg uit waarom het kapitalisme het industrialisatieproces bevorderde.
2 De tekenaar van de bron wilde met zijn tekening de keerzijde van het kapitalisme laten zien, maar was
waarschijnlijk geen aanhanger van het socialisme. Licht beide onderdelen van deze bewering toe, steeds
met een verwijzing naar de bron.