Ichtus Kringenbundel 2014-2015 - Wie is het?

89
presenteert WIE IS HET? Bijbelstudies voor kringen 2014-2015 Redactie: Tom De Craene (Ichtus Vlaanderen), Wouter Van Hoof (Ichtus Vlaanderen), Judith Verduijn (student Ichtus Gent), Naomi Apers (Ichtus Vlaanderen), Christophe Deferme (Ichtus Gent), Sem Thomas (Ichtus Vlaanderen), David Van Acker (afgestudeerd), Lara Creemers (afgestudeerd), Elias Verhalle (Ichtus Gent), Hester

description

 

Transcript of Ichtus Kringenbundel 2014-2015 - Wie is het?

presenteert

WIE IS HET?Bijbelstudies voor kringen

2014-2015

Redactie: Tom De Craene (Ichtus Vlaanderen), Wouter Van Hoof (Ichtus Vlaanderen), Judith Verduijn (student Ichtus Gent), Naomi Apers (Ichtus Vlaanderen), Christophe Deferme (Ichtus Gent), Sem Thomas (Ichtus Vlaanderen), David Van Acker (afgestudeerd), Lara Creemers (afgestudeerd), Elias Verhalle (Ichtus Gent), Hester van der Steen (Ichtus Kortrijk), Korneel Coenen (Ichtus Hasselt), Gijsbert Steenbeek (Ichtus Vlaanderen).

Eindredactie: Tom De Craene

Inhoudsopgave

Inleiding...............................................................3

Zelf een Bijbelstudie maken.................................4

Manuscriptstudie..................................................5

Lectio Divina........................................................8

1 // Genesis 22:1-19............................................9

2 // Lucas 9:18-36..............................................15

3 // Ezechiel 47:1-12..........................................21

4 // Psalm 22......................................................27

5 // Romeinen 6 en 7.........................................30

6 // Mattheus 25.................................................35

7 // Lucas 2........................................................40

8 // Genesis 3.....................................................47

9 // Lucas 4........................................................52

10 // Efeziërs 4...................................................58

11 // I Korinthiers 11:17-34................................64

12 // Matteüs 3...................................................68

Gebruikte bronnen.............................................72

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 2

Inleiding

Tijdens het academiejaar 2014-2015 heeft Ichtus Vlaanderen als jaarthema ‘Wie is het?’. We willen stilstaan bij Jezus als Redder, Jezus als mens en Jezus als deel van de drie-eenheid! Maar ook Jezus als historisch persoon en rebel, Jezus als de verwachte Messias uit het Oude Testament die niet aan de verwachtingen voldeed, Jezus de leraar en Jezus die opkwam voor de zwakken. Jezus als Heer! Jezus die in geen enkel plaatje past en die altijd nog nieuwe kantjes heeft. We hopen dat jullie in jullie groepen, in jullie kringen door deze teksten Jezus mogen ontmoeten, opnieuw mogen ontmoeten en verrast mogen zijn. We hopen dat jullie nieuwe aspecten van Hem mogen ontdekken en bevestigd (of uitgedaagd) mogen worden in wat je reeds van Hem wist. Maar we hopen dat jullie Hem zeker ook leren zien, kennen en erkennen als Heer. Want als Hij dat is, dan heeft Hij iets, zo niet alles, te zeggen. Over je leven, over je studiekeuze, over je studiedomein, over je vrijetijdsbesteding en je financiën, over je al je doen en laten.

We hebben bij de selectie van de Bijbelgedeeltes1 teksten gekozen die verschillende aspecten van de persoon van Jezus aan bod laten komen, zowel vanuit het Oude als vanuit het Nieuwe Testament. Er zijn twaalf Bijbelstudies opgenomen in deze bundel. We beseffen dat veel Ichtusgroepen geen 12 kringstudies hebben. We hopen dat wanneer jullie een selectie moeten maken, dat jullie ook moedig zijn en ook tekstgedeeltes nemen die jullie minder goed kennen.

Bij het voorbereiden hebben wij een beperkte selectie van commentaren op de Bijbel gebruikt. Het is gevaarlijk om al snel te verdwalen in een grote hoeveelheid. We raden ook aan een paar goede commentaren te zoeken en die grondig te raadplegen bij het voorbereiden van de studie (uiteraard na zelf grondig met de tekst bezig te zijn geweest). Elke tekst is door iemand anders voorbereid. We hebben geprobeerd enigszins eenheid te presenteren, maar uiteraard zijn er duidelijke verschillen tussen de studies. We hopen dat dit niet als een hindernis, maar eerder als een rijkdom mag ervaren worden.

1 Alle Bijbelteksten komen uit de Nieuwe Bijbelvertaling tenzij anders vermeld.

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 3

Zelf een Bijbelstudie maken

Hieronder zijn telkens een paar opties geformuleerd om een Bijbelstudie aan te pakken, maar je kunt hier gerust ook zelf creatief mee omgaan. Een goede manier van aanpak is:

Bestudeer de tekst grondigIn de hele IFES-beweging (de wereldwijde koepelorganisatie waar Ichtus lid van is) staat “inductieve” Bijbelstudie voorop als dé manier om een Bijbeltekst te benaderen. Dat betekent dat je vanuit de tekst vertrekt om zo tot de kern te komen en niet omgekeerd. Hoewel deze bundel al een kern lijkt te suggereren, adviseren we je toch om telkens te starten met de Bijbeltekst en niet met ons advies/onze ideeën. Pas nadat je zelf de tekst bestudeerd hebt, kun je gebruik maken van commentaren, bevindingen van anderen en deze bundel. Een goeie manier om de voorbereidende studie te doen is de “manuscriptmethode” (zie verder).

Haal de kern uit de tekstAls je goed weet wat de kern van de tekst die je zult bestuderen is, zul je veel gemakkelijker tot die kern kunnen komen tijdens de kring. Niet alleen kun je doelgerichter werken, je kunt ook gemakkelijker beslissen over zijsprongen die zich tijdens de avond aanbieden.

Denk na over hoe je met je kring tot die kern kunt komenErg veel kringleiders maken de fout te denken dat zodra de exegese (=tekstuitleg) gedaan is, de kring geslaagd zal zijn. Dit klopt niet. Na het bepalen van de kern is het erg belangrijk na te denken over hoe je samen met je kring tot die kern zult komen: welke werkvormen wil je gebruiken? Heel wat mensen denken dat het eenvoudigst is om een onderwijsleergesprek te doen (vraag en antwoord), maar dit is zowat de moeilijkste werkvorm die bestaat omdat het erg moeilijk is in te schatten wat de kringleden zullen antwoorden. Vaak komen antwoorden waar je niet op voorbereid bent en op zulke moment is het niet gemakkelijk om goede vragen te verzinnen om alsnog tot de kern te komen. Het beste is werkvormen gebruiken waarbij je als kringleider zelf zo weinig mogelijk aan het woord bent.

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 4

Manuscriptstudie

Een manier om de Bijbel te bestuderen die je voor elke passage kunt gebruiken, maar ook erg zinvol is ter voorbereiding van het leiden van een kring, is de “manuscriptmethode” die bestaat uit drie stappen.

ObservatieKrijg in deze fase grip op het verhaal (wat zegt de schrijver?). Druk de tekst af. Laat voldoende witruimte rond de tekst, maar ook tussen de regels. Als je kunt, laat alle alinea- en versnummers weg.

Overloop de tekst en probeer alles aan te duiden wat opvalt, wat vragen oproept, wat op structuur duidt, wat vaak terugkeert, … Gebruik pennen, gekleurde potloden om woorden te markeren, de structuur van het stuk in kaart te brengen, thema’s en verbindingen aan te geven.

Hieronder volgen nog een aantal tips voor vragen.

Vraag als een journalist Spoor de verbindingen op Leef je in in de tekst Wie? Wat? Waar? Wanneer? Hoe?

Herhalingen Overeenkomsten Contrasten Oorzaak – gevolg Van het algemene naar

het bijzondere Van het bijzonder naar

het algemene Hoofdgedachten Bijgedachten

Wat zie je, hoor je, ruik je, voel je?

Word een persoon in de tekst

Wat voor soort literatuur is dit? Een verhaal? Een dialoog? Poëzie? Commentaar van de schrijver?2 Het komt voor dat er meer dan één soort in het Bijbelgedeelte voorkomt.

Markeer signaalwoorden: want, omdat, daarom, sinds, zodat, maar, dus, enz. Markeer logische eenheden in de tekst (welke stukken horen bij elkaar?)

eenheid in thema, tijd, plaats, gedachte, actie, enz. Noteer datgene wat je in de tekst je speciaal opvalt, dingen die onverwacht of

ongewoon zijn, of die vragen/verbazing/onbegrip/irritatie bij je oproepen. Zijn er verwijzingen naar, of associaties met andere Bijbelteksten? Lees die

teksten in hun context (niet alleen de verzen zelf) en vraag je af waarom ze hier worden aangehaald.

Vind je iets in de tekst dat vragen oproept? Iets wat je irriteert, je verbaast of waar je moeite mee hebt? Schrijf het op!

InterpretatieIn deze fase probeer je de volgende vraag op de lossen: wat wil deze tekst communiceren? Wat betekenen alle observaties die je gemaakt hebt? Wat is de kerngedachte van deze tekst?2 Het genre of het soort tekst bepaalt mee de manier waarop je de tekst best benadert.

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 5

Centraal staat deze opdracht: Formuleer de betekenis van de tekst door antwoord te geven op de vraag wat de auteur met de tekst wil zeggen.

De volgende vragen kunnen je daarbij helpen: Formuleer vragen naar aanleiding van de dingen die je opvielen in de tekst. Formuleer vragen over de taalkundige en inhoudelijke relaties die je hebt

gevonden. Bijvoorbeeld: waarom herhaalt de auteur dit woord? Waarom gebruikt hij dit contrast? Handige vragen zijn “waarom (...) ?” en “wat is de betekenis van (...) ?”

Kijk nog eens naar de taalkundige en inhoudelijke relaties die je in de tekst hebt gevonden. Wat zijn de hoofdverbindingen en de hoofdonderwerpen in het gedeelte?

Concentreer je op de cruciale vragen. Dat zijn vragen die (1) uit de tekst zelf voortkomen; (2) over een groot deel van het gedeelte gaan; en (3) te maken hebben met de hoofdgedachte van het tekstgedeelte.

Probeer nu de vragen te beantwoorden. Maak daarbij in de eerste plaats gebruik van de tekst zelf, daarna van de directe context van de tekst binnen het Bijbelboek (m.a.w. de omliggende gedeeltes), daarna van de verwijzingen naar andere Bijbelgedeelten en tot slot van een Bijbels woordenboek, een commentaar, uitleg die in Bijbels wordt gegeven en andere hulpmiddelen.

Stel jezelf de ‘big question’: Welke boodschap wil de auteur overdragen aan de oorspronkelijke lezers? Wat zijn volgens jou de hoofdpunten, of hét hoofdpunt van dit gedeelte? Waarom staat deze passage hier?

Probeer de hoofdgedachte van de tekst samen te vatten in één zin.

Applicatie (toepassing)In de laatste fase wordt nagedacht over het belang van de Bijbeltekst en de kerngedachte voor het ons leven. Dat kan gaan om een praktische opdracht (iets wat gedaan moet worden) of om een transformatieve opdracht (iets wat veranderd moet worden) of om een informatieve opdracht (kennis die toeneemt), etc. Probeer je er niet te gemakkelijk vanaf te maken door enkel toepassingen te formuleren die je niet veel kosten. Weet dat de Bijbel primair geschreven is aan groepen mensen (volk en kerk), dus de opdrachten zijn doorgaans in de eerste plaats opdrachten die we samen moeten doen, de persoonlijke opdracht volgt hier veelal uit.

Centraal staat deze opdracht: Verbindt het gedeelte met je eigen leven en de wereld waarin wij leven.

De volgende vragen kunnen daarbij helpen: Zie je verbindingen tussen de tekst en je eigen leven en onze wereld?

(Bijvoorbeeld: herken je je in een van de hoofdrolspelers in de tekst, waar raakt de boodschap van het gedeelte jouw leven?)

Heb je het idee dat God specifiek jouw kring of tot jou spreekt met betrekking tot een aspect van jullie/je leven?

Zijn er concrete geboden, beloften, voorbeelden of anti-voorbeelden in de tekst die je iets te zeggen hebben?Zijn er concrete stappen die als reactie op dit gedeelte moeten gezet worden? Wees daarin eerlijk en duidelijk. (Neem zeker een agenda om zaken op te schrijven en kom hier op terug tijdens een volgende keer dat je elkaar als kring ontmoet)

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 6

Komt hierin iets naar voren wat van belang is voor mijn relatie met andere mensen, voor onze kring, onze gemeente of onze samenleving?

Zijn er dingen die we, individueel of als groep, concreet ter hand moeten nemen?

Wat heeft deze tekst jullie/je te zeggen over God? Heeft deze tekst iets te zeggen hoe ik leef, denk, handel als student? Werpt

deze tekst een nieuw licht op mijn studiedomein en de vragen die daar spelen?

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 7

Lectio Divina

Een tweede methode die erg de moeite loont en die bij elke Bijbeltekst kan gebruikt worden, is de lectio divina. Dit is een eerder bezinnende, intuïtieve Bijbellezing. Soms benaderen we de Bijbel te kennisgericht en laten we God te weinig tot ons hart spreken. Deze methode is erg goed om dit tegen te gaan. Eén iemand leidt de kring. De andere hebben geen Bijbel nodig, maar luisteren.

Stap 1: Lees de tekst een eerst keer voor. Doe dit rustig. Wees na het lezen van de tekst even stil zodat de tekst goed kan doordringen.

Stap 2: Zeg tegen de groep: “Denk tijdens de volgende lezing na of er iets is wat opvalt. Dat kan een woord, een zinsdeel of een zin zijn. Als er niet opvalt is dat geen probleem.3” Lees de tekst een tweede keer hardop voor. Wees even stil en laat daarna iedereen om beurt delen wat opviel (als er iets opviel). Wees als kringleider streng: laat de kringleden enkel kort delen wat opvalt en niets meer (dus ook geen uitleg erbij).

Stap 3: Geef je groep bij de derde lezing de vraag mee: “Vraag je nu eens af waarom dit opvalt. Heel vaak is dit omdat er een link is tussen de Bijbeltekst en ons leven. Is er een link met je leven? Opnieuw is het geen probleem als je geen link vindt.” Lees de tekst een derde keer. Wees even stil en laat daarna iedereen om beurt kort delen wat de link is. Hou als kringleider in het oog dat de leden dit bondig doen. Grijp zo nodig in.

Stap 4: Zeg tegen de groep: “Is er iets wat God jou wil duidelijk maken met deze tekst? God spreekt nog altijd tot ons door de Bijbel en dat doet Hij misschien nu. Soms spreekt God niet onmiddellijk of begrijpen we Hem niet. Het is geen probleem als het (nog) niet duidelijk is of God iets wil zeggen en wat Hij wil zeggen.” Lees de tekst een vierde keer. Wees even stil en laat daarna iedereen om beurt kort delen wat God hen wil zeggen met deze tekst. Hou opnieuw als kringleider in het oog dat de kringleden dit bondig doen.

Stap 5: Je kunt eerst de tekst nog een vijfde keer lezen, maar dit hoeft niet. Neem uitgebreid de tijd om voor elkaar en wat er gezegd en gedeeld is te bidden.

3 Benadruk dit, zodat niemand zich ongemakkelijk voelt wanneer er niets opvalt. Dat kan ook gebeuren en dat is geen drama.

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 8

1 // Genesis 22:1-19

Bijbelgedeelte1 Enige tijd later stelde God Abraham op de proef. ‘Abraham!’ zei hij. ‘Ik luister,’ antwoordde Abraham. 2 ‘Roep je zoon, je enige, van wie je zoveel houdt, Isaak, en ga met hem naar het gebied waarin de Moria ligt. Daar moet je hem offeren op een berg die ik je wijzen zal.’ 3 De volgende morgen stond Abraham vroeg op. Hij zadelde zijn ezel, nam twee van zijn knechten en zijn zoon Isaak met zich mee, hakte hout voor het offer en ging op weg naar de plaats waarover God had gesproken. 4 Op de derde dag zag Abraham die plaats in de verte liggen. 5 Toen zei hij tegen de knechten: ‘Blijven jullie hier met de ezel. Ikzelf ga met de jongen verder om daarginds neer te knielen. Daarna komen we naar jullie terug.’ 6 Hij pakte het hout voor het offer, legde het op de schouders van zijn zoon Isaak en nam zelf het vuur en het mes. Zo gingen zij samen verder. 7 ‘Vader,’ zei Isaak. ‘Wat wil je me zeggen, mijn jongen?’ antwoordde Abraham. ‘We hebben vuur en hout,’ zei Isaak, ‘maar waar is het lam voor het offer?’ 8 Abraham antwoordde: ‘God zal zich zelf van een offerlam voorzien, mijn jongen.’ En samen gingen zij verder. 9 Toen ze waren aangekomen bij de plaats waarover God had gesproken, bouwde Abraham daar een altaar, schikte het hout erop, bond zijn zoon Isaak vast en legde hem op het altaar, op het hout. 10 Toen pakte hij het mes om zijn zoon te slachten. 11 Maar een engel van de HEER riep vanuit de hemel: ‘Abraham, Abraham!’ ‘Ik luister,’ antwoordde hij. 12 ‘Raak de jongen niet aan, doe hem niets! Want nu weet ik dat je ontzag voor God hebt: je hebt mij je zoon, je enige, niet willen onthouden.’ 13 Toen Abraham opkeek, zag hij een ram die met zijn horens verstrikt was geraakt in de struiken. Hij pakte het dier en offerde dat in de plaats van zijn zoon. 14 Abraham noemde die plaats ‘De HEER zal erin voorzien’. Vandaar dat men tot op de dag van vandaag zegt: ‘Op de berg van de HEER zal erin voorzien worden.’ 15 Toen sprak de engel van de HEER opnieuw vanuit de hemel tot Abraham. 16 Hij zei: ‘Ik zweer bij mijzelf – spreekt de HEER: Omdat je dit hebt gedaan, omdat je mij je zoon, je enige, niet hebt onthouden, 17 zal ik je rijkelijk zegenen en je zo veel nakomelingen geven als er sterren aan de hemel zijn en zandkorrels op het strand langs de zee, en je nakomelingen zullen de steden van hun vijanden in bezit krijgen. 18 En alle volken op aarde zullen wensen zo gezegend te worden als jouw nakomelingen. Want jij hebt naar mij geluisterd.’ 19 Daarna ging Abraham terug naar zijn knechten. Samen gingen ze weer op weg naar Berseba, en daar bleef Abraham wonen.

AchtergrondinformatieOns tekstgedeelte zit midden in de verhalenreeks van de aartsvaders (eerste drie eeuwen van het tweede millennium voor Christus4: Abraham, Isaak en Jakob. Die reeks begint met de roeping van Abraham uit Ur naar een land dat God hem tonen zal. Abraham komt uit een land in Mesopotamië dat polytheïstisch was en hij trekt naar een regio die hier ook door gekenmerkt wordt. Hoewel God zich meer en meer aan hem laat zien als de enige God mogen we nooit vergeten dat het kennen van één God die alle aspecten van het leven omvat revolutionair was. We mogen ook niet vergeten dat God op dit punt in het verhaal nog veel over zichzelf te openbaren heeft, denk maar aan de wet 4 Carson, D. A., France, R. T., Motyer, J. A. eds., New Bible Commentary. 4rd ed. (Leicester: InterVarsity Press, 1994), 22.

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 9

op de berg Sinaï5. God openbaart zich aan de aartsvaders als een persoonlijk God en dit kwam het eerst tot uiting in het sluiten van een verbond in Genesis 15.Genesis betekent zoveel als ‘origine’, ‘afkomst’, ‘begin’. Niet enkel wordt het begin van het universum belicht, maar ook van de wereld, van de mens en hier ook van het volk Israel. En de theologie van heel dit stuk (hoofdstukken 12-50) is samen te vatten in de eerste 3 verzen van hoofdstuk 12 waar God Abram oproept zijn land te verlaten, waar hem vele nakomelingen worden beloofd, een volk. Hem wordt zegen toegezegd en hij zal tot zegen zijn6.

Verduidelijking

1God: er staat in vers 1 niet het Yahweh of El Shaddai, maar ‘de God’. Vermits lohim meervoud is, kan dit vertaald worden als ‘de goden’. De enige andere keer dat dit onderwerp met dit werkwoord (testen) wordt gebruikt in de Pentateuch is in Exodus 20:20 (in dit gedeelte gaat het duidelijk wel over Yahweh). Hier zou het kunnen terugwijzen naar ‘die God’, dus naar de vorige verwijzing, nl. in Genesis 21:33 waar el olam ofwel God de volhardende, God de blijvende wordt gebruikt. Er worden dus gevoelens van stabiliteit en zekerheid opgeroepen, deze gevoelens worden nu onder spanning gezet7.

2Offer je zoon: hoewel God recht heeft op het leven als soeverein God, verbieden de Oudtestamentische profeten en wetten kinderoffers (we weten niet hoe oud Isaak hier is: oud genoeg om hout te dragen en jonger dan 37, want dan sterft zijn moeder). Dit impliceert een spanning in deze tekst. Maar de Oudtestamentische verboden impliceren ook dat het gebruik bleef bestaan en dat Abraham vertrouwt was vanuit zijn context met dit soort praktijken8. Wat ook opvalt is dat er deze keer geen beloftes worden gedaan door God, dit in tegenstelling tot de vorige verhalen.

Op de proef stellen: waarom stelt God op de proef, zeker als alwetend god? God stelt wel vaker op de proef in het Oude Testament en dan wordt er veelal gehoorzaamheid getest. Als we de verhaallijn hier respecteren, dan dringt de vraag zich op: wie heeft er baat bij deze test, wie leert er hier iets?

De Moria: Dit zou een heuvelachtig gebied rond Jeruzalem kunnen zijn (cfr. 2 Kronieken 3:1), maar Abraham wist dat deze bebost waren, dus in dit geval zou het niet nodig zijn geweest om zelf hout mee te nemen9.

3Vroeg: We zien geen reactie van Abraham op Gods heftige verzoek. De tekst geeft ons geen verklaring hiervoor, dus we weten niet of er één was en het is dus gevaarlijk om hier te veel in te zoeken, toch kan het vragen oproepen. We zien in andere hoofdstukken (12, 16, 20 en 21) dat Abraham niet al te veel problemen heeft om familieleden op te offeren10. Het gebrek aan reactie kan ook gelezen worden in het licht van zijn mogelijke vertrouwdheid (zie eerder) met

5 Ibid., 21.6 Ibid., 56.7 Walton, J.H., The NIV Application Commentary: Genesis, (Grand Rapids, MI: Zondervan, 2001).8 Chavalas, M.W., Matthews, V.H. & Walton, J.H., The IVP Bible Background Commentary. Old Testament, (Downers Grove: Intervarsity Press, 2000), 53.9 Walton, J.H., The NIV Application Commentary: Genesis, (Grand Rapids, MI: Zondervan, 2001).

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 10

kinderoffers. We kunnen in zijn vroege opstaan en het ontbreken van een reactie ook gehoorzaamheid lezen. Maar wederom, de tekst zwijgt in deze, dus laten we voorzichtig zijn.

5Daarna komen we terug: wat gebeurt er hier? Liegt Abraham tegen de knechten, uit hij twijfel of moeten we hier geloof en vertouwen in lezen?

7Wat wil je me zeggen: in andere vertalingen (bijv. HSV, NBG en Willibrord) staat er ‘hier ben ik’ en dat is de zelfde manier waarop Abraham tegen God spreekt in vers 1 en 11.

8Samen gingen ze verder: Isaak heeft na de uitleg van Abraham nog vertrouwen. Net als in vers 6 gaan ze samen verder en ook de manier waarop Abraham met Isaak omgaat getuigt van liefde en respect (cfr. vers 7).

11Een engel van de Heer: het onbepaald lidwoord kan hier verwarrend zijn, maar in andere vertalingen staat er wel ‘de’, dit is ook consistent met vers 15. De engel van de Heer is in de Bijbel een hemels wezen dat door God gestuurd wordt als persoonlijke vertegenwoordiger of als woordvoerder. In veel passages valt hij bijna samen met God en spreekt hij als God zelf in de eerste persoon11, zoals hier ook het geval is.

12Nu: de tekst geeft aan dat Abraham iets leert over gehoorzaamheid door wat er gebeurt, maar dat het vooral God is die iets leert en dat deze test in de eerste plaats bedoeld was voor God. God kan in zijn alwetendheid natuurlijk niet meer cognitieve kennis vergaren, maar de tekst geeft wel aan dat God iets leert. Maar er kan hier sprake zijn van affectieve kennis. Net zoals we soms tegen onze geliefden moeten zeggen dat we van hen houden zodat ze het ‘weten’, zo ‘wist’ God nu iets meer over Abraham. Nu weet God dat Abraham de man is die zijn beloftes kan dragen12, want hij was kennelijk bereid op God te vertrouwen zonder het tastbare bewijs van de belofte; hij offerde bijna de belofte zelf13.

13Ram geofferd in plaats van Isaak: waarom was dit nodig? Hoewel het niet helemaal duidelijk is uit de tekst waarom Abraham alsnog een dier moet offeren, biedt dit verhaal wel een model voor het offeren van een dier in plaats van een mens. Hierdoor wordt er een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de cultische praktijken van Israël en die van andere culturen14.

14De Heer zal voorzien: uit andere vertalingen komt ook het aspect naar voren dat God zich hier laat kennen. In het vorige stuk liet God zich kennen als el olam, de God van het grote plaatje. Maar hier is Hij ook de God van het moment en van 10 Hamilton, M.W., The Transforming Word. One volume commentary on the Bible, (Abilene: Abilene Christian University Press, 2009), 124.11 Wood, D. R. W. & Marshall, I. H., New Bible Dictionary, 3rd ed. (Leicester, England; Downers Grove, IL: InterVarsity Press, 1996), 37.12 Fretheim, T.E., "God, Abraham, and the Abuse of Isaac," Word & World 15, no. 1 (1995): 54.13 Walton, J.H., The NIV Application Commentary: Genesis, (Grand Rapids, MI: Zondervan, 2001).14 Chavalas, M.W., Matthews, V.H. & Walton, J.H., The IVP Bible Background Commentary. Old Testament, (Downers Grove: Intervarsity Press, 2000), 53.

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 11

de acute nood. Dit was nieuw voor Abraham die een polytheïstische achtergrond had waar er een god was voor elk aspect van het leven. God laat zich hier meer en meer kennen als de enige God die alle aspecten van het leven omvat15.

16Dit (vers 16-18) zijn de laatste woorden die God tot Abraham spreekt, dit zijn gewichtige woorden.

18Steden van vijanden: hierin zit een spanning met de belofte van zegen voor alle volken (cfr. hoofdstuk 12 en vers 18).

Veel van wat er in de belofte hier staat, is ook aanwezig in de vorige keren dat God Abraham zaken beloofde, maar hier is toch net iets bijzonders gebeurd, Abraham heeft namelijk gehoorzaamt zonder dat er een belofte aan vast hing. Deze wordt pas hier bevestigd na het gehoorzamen.

19Daarna ging Abraham terug: in tegenstelling tot vers 5, 6 en 8 wordt Isaak hier niet vermeld. De tekst zegt niet dat Isaak niet met Abraham meeging, maar het feit dat Isaaks naam hier niet staat, terwijl hij toch tot driemaal toe geïmpliceerd is in vorige verzen kan vragen oproepen. We moeten voorzichtig zijn, maar sommige commentatoren stellen zich de vraag of de impact van heel dit gebeuren voor Isaak niet te groot is geweest16.

Plaats binnen ‘Wie is het?’Deze tekst wordt vaak gelinkt aan de Vader die de Zoon offerde. Deze tekst biedt inderdaad parallellen om over Jezus’ offer na te denken.

KerngedachteGod wil zien of Abraham de man is die de beloften kan volvoeren en of Abraham van Hem houdt om wie Hij is (niet slechts omwille van wat hij kan krijgen). Abraham doorstaat de test door zijn vertrouwen op God te stellen en God voorziet.

Mogelijke vragenO = observatie, I = interpretatie, A = applicatie (toepassing)

Traceer de verschillende personages in deze passage. (O) Duid alle herhalingen aan die je vindt in de tekst. (O) Wat roept er vragen op bij je? (O) Welke emoties roept deze tekst bij je op? (O) Welk genre is dit? (OI) Waarom stuurt God Abraham naar Moria dat drie dagreizen ver ligt? (I) Er wordt op de proef gesteld. Wat staat er op het spel? Voor wie (wat voor

Abraham en wat voor God?) (I) Waarom test God Abraham? (I) Lees II Koningen 3 en/of Hebreeën 11:17-19 en/of Lukas 18: 18-30. Welk licht

werpen deze teksten op ons gedeelte? (I) Wat is het kernvers? Argumenteer (I) Waarom staat deze tekst hier? Wat is de rol van deze tekst in het grote

verhaal van de aartsvaders? Wat was het doel van de auteur? (I)15 Walton, J.H., The NIV Application Commentary: Genesis, (Grand Rapids, MI: Zondervan, 2001).16 Fretheim, T.E., "God, Abraham, and the Abuse of Isaac," Word & World 15, no. 1 (1995): 53.

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 12

Wat zijn de grote thema’s in deze passage? (I) Probeer het eens te worden over 1 zin die volgens jullie dit stuk goed

samenvat (I) Heb je iets nieuws geleerd over God, over jezelf? (A) Werpt deze tekst een nieuw licht op beloftes van God? Zo ja, welk? (A) Hou je van God voor wie Hij is? Los van wat Hij beloofd heeft, van wat Hij

gedaan heeft, van wat Hij voor je kan doen? Bespreek (A) In welke gebieden van je leven vind jij het moeilijk om je vertrouwen op God

te stellen? (A) Zijn er pedagogen, theologen, leerkrachten, geschiedkundigen, psychologen,

orthopedagogen, … in je kring? Vraag hen hoe zij naar deze tekst kijken vanuit hun vakgebied. (A)

Werkvormen

1) Personages: Verdeel de personages (God/engel van de Heer, Isaak en Abraham) onder je kringleden en laat hen de tekst voorlezen. Let hierbij op intonatie. Laat hen uitleggen (beargumenteerd vanuit de tekst (O) of het begrijpen van de tekst (I)) waarom ze deze intonatie hebben gekozen.

2) Geloof: Heb als inleiding een gesprek. Vraag wat men verstaat onder de term ‘geloof’. Wat voor synoniemen associeert met hiermee? wat voor karaktereigenschappen linkt men aan ‘geloof’? Wat voor gevoelens associeert men met ‘geloof’? Je kan hier later op terugkomen wanneer je vragen hebt rond Abraham.

3) Schilderijen: Zoek ‘Offer van Isaak’ door Rembrandt en ‘Offer van Isaak’ door Christian Wilhelm Ernst Dietrich (http://bibleartists.wordpress.com/2011/01/25/near-sacrifice-of-isaac/). Na je vragen welk van deze twee schilderijen je kringleden de beste weergave vinden van dit verhaal, laat hen telkens argumenteren vanuit de tekst. Dit kan een observatie-oefening zijn, maar ook helpen bij de interpretatie.

4) Lied: Luister naar het lied ‘If heaven was never promised’ (http://www.youtube.com/watch?v=ThaduxuGmWc) van Andrea Crouch. Kan je dit ook zeggen (A)?

5) Muziek: Luister en kijk naar een bewerking van dit Bijbelgedeelte door Benjamin Britten en geniet (A).- http://www.youtube.com/watch?v=dwneW1n30Y8- http://www.youtube.com/watch?v=09_jieEwM_s

6) Actua: Er is de afgelopen jaren veel in het nieuws geweest over (kinder)misbruik (verwaarlozing, fysiek geweld, seksueel misbruik, machtsmisbruik). Sommigen vinden deze tekst spreken van misbruik van Isaak (door Abraham en/of God). Wat vind je van deze stelling na het bestuderen van deze tekst? Hoe zou je hierop reageren?

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 13

2 // Lucas 9:18-36

Bijbelgedeelte18 Toen Jezus eens aan het bidden was en alleen de leerlingen bij hem waren, stelde hij hun de vraag: ‘Wie zeggen de mensen dat ik ben?’ 19 Ze antwoordden: ‘Johannes de Doper, maar anderen zeggen Elia, en weer anderen beweren dat een van de oude profeten is opgestaan.’ 20 Hij zei tegen hen: ‘En wie ben ik volgens jullie?’ Petrus antwoordde: ‘De door God gezonden messias.’21 Hij beval hun op strenge toon dat tegen niemand te zeggen. 22 Hij zei: ‘De Mensenzoon zal veel moeten lijden en door de oudsten, de hogepriesters en de schriftgeleerden worden verworpen en gedood, maar op de derde dag zal hij uit de dood worden opgewekt.’23 Tegen allen zei hij: ‘Wie achter mij aan wil komen, moet zichzelf verloochenen en dagelijks zijn kruis op zich nemen en mij volgen. 24 Want ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen; maar wie zijn leven verliest omwille van mij, zal het behouden. 25 Wat heeft een mens eraan als hij de hele wereld wint, maar zichzelf verliest of schaadt? 26 Wie zich schaamt voor mij en mijn woorden, zal merken dat de Mensenzoon zich ook voor hem schaamt, wanneer hij komt in de stralende luister die hemzelf, de Vader en de heilige engelen omgeeft. 27 Ik verzeker jullie dat sommigen die hier aanwezig zijn niet zullen sterven voor ze het koninkrijk van God hebben gezien.’28 Ongeveer acht dagen nadat hij dit had gezegd ging hij met Petrus, Johannes en Jakobus de berg op om te bidden. 29 Terwijl hij aan het bidden was, veranderde de aanblik van zijn gezicht en werd zijn kleding stralend wit. 30 Opeens stonden er twee mannen met hem te praten: het waren Mozes en Elia, 31 die in hemelse luister verschenen waren. Ze spraken over het levenseinde dat hij in Jeruzalem zou moeten volbrengen. 32 Petrus en de beide anderen waren in een diepe slaap gevallen; toen ze wakker schoten, zagen ze de luister die Jezus omgaf en de twee mannen die bij hem stonden. 33 Toen de mannen zich van hem wilden verwijderen, zei Petrus tegen Jezus: ‘Meester, het is goed dat wij hier zijn, laten we drie tenten opslaan, een voor u, een voor Mozes en een voor Elia,’ maar hij wist niet wat hij zei. 34 Terwijl hij nog aan het spreken was, kwam er een wolk aandrijven, die een schaduw over hen wierp; ze werden bang toen de wolk hen omhulde. 35 Er klonk een stem uit de wolk, die zei: ‘Dit is mijn Zoon, mijn uitverkorene, luister naar hem!’ 36 Toen de stem verstomd was, was Jezus weer alleen. Ze zwegen over het voorval en vertelden in die tijd aan niemand wat ze hadden gezien.

Achtergrondinformatie

GenreEvangelieën vallen moeilijk onder te brengen in een genre, al zijn ze het best te omschrijven als biografie. Onder een biografie van toen moeten we niet hetzelfde in gedachten houden als nu, de accenten die men toen legde en wat men toen belangrijk vond om te vermelden, komt niet per se overeen.

AuteurLucas is de auteur van het evangelie van Lucas en van het boek Handelingen. Het is uit de eerste verzen van het evangelie duidelijk dat Lucas geen ooggetuige was van alles wat hij opschrijft. Wel blijkt uit diezelfde verzen dat zijn rechtstreekse bronnen in het neerschrijven van Jezus’ leven heel wat

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 14

ooggetuigen omvatten. Verder is het heel waarschijnlijk dat Lucas geen jood was en dat hij daarmee de enige niet-joodse auteur van het NT is17.

DoelgroepDe brief is rechtstreeks gericht aan ene Theofilus. We weten eigenlijk zo goed als niets over hem. Uit de eerste verzen van het evangelie van Lucas wordt het duidelijk dat hij al heel wat vernomen had en dat hij eerder nood had aan het opnieuw bevestigen van wat hij reeds gehoord had. Men vermoed dat hij al christen was, maar dat hij terecht kwam in een post-joodse groepering waarbij hij zich begon af te vragen of hij er wel thuis hoorde. De reden waarom dit gedacht wordt is dat er zeker in Handelingen een grote nadruk ligt op de leer dat het evangelie er ook is voor de heidenen, voor de niet-joden18.

Centrale thema’s in LucasVerhalen die uniek zijn in Lucas gaan over Gods plan. Hij maakt hierbij gebruikt van de tijd van beloften, die begint in het OT en eindigt bij Johannes de Doper, en de tijd van vervulling die start met Jezus’ bediening hier op aarde en loopt tot Jezus terugkomst.

Structuur Bijbelboek + plaats passage daarin1:1 - 4 – proloog1:5-1 - 2:52 – kindsheidverhalen3:1 - 4:13 – het optreden van Johannes de doper en Jezus kwalificaties voor zijn bediening4:13 - 9:50 – Jezus’ optreden en verkondiging in Galilea: De openbaring van Jezus9:51 - 19:44 – De reis naar Jeruzalem19:45 - 24:53 – Jeruzalem: de onschuldige gedood en opgestaan

Onze passage bevindt zich in een sleutelpositie ten opzicht van het hele evangelie volgens Lucas. Jezus’ optreden en verkondiging in Galilea komt tot een einde. Jezus is klaar met zichzelf te openbaren. Hij heeft zijn koninkrijk aan de leerlingen verkondigd en ze zijn nu klaar om te begrijpen met wie ze te maken hebben. Na deze passage legt Jezus veel meer nadruk op de toekomst en kondigt hij zijn lijden nog een aantal keren aan om hen voor te bereiden op wat komen zal. In onze passage legt Jezus voor de eerste keer uit wat er zal gebeuren en wat hun aandeel hierin moet zijn. Dat wordt op de berg bevestigd door zijn Vader in de hemel. In Marcus 8:27-9:13 en Mattheus 16:13-17:13 vind je de parallelpassages van dit gedeelte.

Verduidelijking

18 en 19Er is hier een duidelijke parallel met de verzen 7 tot 9 van hetzelfde hoofdstuk.

20 en 21Het verbod van Jezus om te spreken over Petrus’ antwoord, lijkt erop te wijzen dat de leerlingen nog niet goed weten wat het inhoudt dat Jezus de door God gezonden Messias is. Dat blijkt ook uit het daaropvolgende vers, waarin Jezus net dit uitlegt. Uit de parallelgedeeltes in Matteüs en Marcus blijkt bovendien dat Petrus (en de andere leerlingen) niet begreep dat Jezus volledig God was. Hij vindt het namelijk nodig om Jezus terecht te wijzen wanneer hij zijn eerste 17 Bock, D. L., Luke, IVPNTCS, (Downers Grove, IL: IVP, 1994), 16.18 Ibid., 18.

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 15

lijdensaankondiging doet. Wat ze wel geloven is dat Jezus Gods nieuwe weg brengt om tot hem te komen. Ze geloven dat Hij de lang voorspelde Messias is, maar zien zijn goddelijkheid slechts gedeeltelijk. Het moet door de rest van zijn bediening duidelijk worden dat Hij God is. Jezus is niet de boodschapper, maar de boodschap19.

23-27“De kern van discipelschap is nederigheid voor God. Deze nederigheid drukt zich uit door zelfverloochening. Dagelijkse je kruis opnemen en Jezus volgen betekend om te leven zoals hij deed. Hij diende en gaf hemzelf dagelijks zelfs tot het punt van de culturele schande bestaande uit het dragen van afwijzing aan het kruis. We moeten met andere woorden bereid zijn om afwijzing als een gegeven te aanvaarden. Alles wat Jezus na dit gedeelte onderwijst onderstreept dit punt.”20

De belofte die Jezus hier maakt wijst hier voornamelijk op de leerlingen die hem in zijn volledige glorie zullen zien tijdens de verheerlijking op de berg, maar daarnaast verwijst het ook op de leerlingen die aanwezig waren bij Pinksteren. Ze deelden in het voorsmaakje van het aanbreken van Gods koninkrijk (Hand. 2:30-36).

28De tijdsaanduiding toont aan dat het hier opvolgende verband houdt met wat er ongeveer 8 dagen daarvoor gebeurde en gezegd werd. Het aantal dagen is verschillend in de twee andere evangeliën. Dit wordt in verband gebracht met de joodse feesten. De 6 tot 8 dagen durende week zou slaan op het Loofhuttenfeest waarbij de verheerlijking op de berg het einde van dat feest is21.

29-37Er is veel gediscussieerd over de aanwezigheid van Mozes en Elia. Het meest waarschijnlijke is dat Mozes wijst op Mozes die Jezus aankondigt als profeet en oproept om hem te luisteren (Hand. 3:22) terwijl Elia wijst op het aanbreken van de laatste dagen en de hoop die daarmee gepaard gaat. Johannes is zo’n figuur. (Luc. 1:16-17). Wat hier gebeurt, is de aankondiging van de nieuwe Exodus (i.e. bevrijving van onderdrukking), of Jezus’ vertrek naar Jeruzalem (zie vers 51 van dit hoofdstuk). Dit is een verwijzing naar Jezus’ dood en Hemelvaart. De leerlingen begrijpen niet wat er gebeurt, want zij zien Jezus als een ander belangrijk figuur naast Mozes en Elia22.

“De gedaanteverandering is bidden. Het wordt zichtbaar wat er gebeurt als Jezus met de Vader spreekt: Hij wordt zozeer innerlijk één met de Vader dat Jezus zelf licht van het licht wordt. Wat hij van binnenuit is, en wat Perus in zijn belijdenis had proberen uit te drukken, is op dit moment ook met de zintuigen waarneembaar: Jezus bestaat in het licht van God, Jezus is zelfs als Zoon het licht.”23

Petrus wil dit moment vasthouden en stelt daarom voor om drie tenten/hutten te bouwen. Hij toont hiermee aan dat hij nog niet begrijpt hoe Jezus’ relatie is tot de andere twee. De stem uit de wolk maakt het duidelijk. Ze moeten luisteren naar Jezus, zijn uniciteit begrijpen en zijn roeping en bestemming om te lijden.

19 Ibid., 166-167.20 Ibid., 170.21 Ratzinger, J. Jezus van Nazareth, (Tielt: Lannoo NV, 2007), 282-283.22 Darrell L. Bock. Luke, IVPNTCS, (Downers Grove, IL: IVP, 1994), 172-173.23 Ratzinger, Joseph, Jezus van Nazareth, (Tielt: Lannoo NV, 2007), 285.

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 16

Het is nu niet de tijd om te feesten en het feest te rekken. Het is de tijd van instructies, antwoord en actie24.

Plaats binnen ‘Wie is het?’Het is bij deze passage niet moeilijk om de link te leggen naar het jaarthema. De vraag ‘Wie is Jezus’ staat hier centraal. Hij openbaart zich als de Messias. Als we het hebben over Jezus dan beschrijft dit tekstgedeelte een sleutelmoment in de manier waarop Hij zich aan de wereld openbaart. Hij spreekt over de weg die Hij zal gaan en de weg die zijn leerlingen moeten gaan en Hij wordt hierin bevestigd door de Vader.

KerngedachteJezus is de Messias die zijn koninkrijk komt brengen met kracht. Deze kracht bestaat uit het feit dat Hij komt om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen (Mc. 10:45). Ook wij worden opgeroepen om op dezelfde manier met kracht zijn koninkrijk vorm te geven. Het gaat dus niet om de kracht van wonderen of regeren met sterke hand, maar de kracht van dienen en ons leven geven omwille van het evangelie.

Mogelijke vragenO = observatie, I = interpretatie, A = applicatie (toepassing)

Welke personages worden genoemd in dit gedeelte en wat komen we over hen te weten? (O)

Wat zijn de gelijkenissen en de verschillen met de parallelpassages: Mc. 8:27-9:10 en Mat. 16:13-17:13? (O)

Wat betekent het volgens Jezus om hem te volgen? (O) Wat kenmerkt zijn leerlingen (O)

Welke herhalingen merk je op? (O) Deel deze passage in volgens gebeurtenissen en geeft elke gebeurtenis een

titel. (O/I) Wat wordt er over Mozes en Elia gezegd en waarom maken zij deel uit van

dit gedeelte? (OI) Wat verstaan de leerlingen onder ‘de door God gezonden Messias’? (I) Waarom verbiedt Jezus hen op strenge toon tegen iemand iets te zeggen? (I) Op de vraag wie Jezus is wordt 4 keer antwoord gegeven. Het 1ste antwoord

wordt door de leerlingen gegeven, maar geeft het perspectief weer van de omstanders. Het 2de antwoord wordt ook door de leerlingen gegeven, maar dan vanuit hun eigen opvattingen. Het derde antwoord wordt door Jezus gegeven. En het laatste antwoord wordt door een stem uit de hemel gegeven. Duidt de 4 antwoorden aan en vergelijk ze met elkaar. (O/I) Hoe zou jouw antwoord luiden? (A) Wat zou het antwoord van jouw kerk/ichtusgroep zijn? (A)

Waarom is het voorstel dat Petrus doet in vers 33 vreemd? (I) Wat betekent het voor de leerlingen om hun leven te verliezen en hun leven

te behouden? (I) Wat is de centrale vraag in dit gedeelte? (O) En wat is het antwoord daarop?

(I) Wat is jouw antwoord op die vraag (A)

24 Bock, D. L., Luke, IVPNTCS, (Downers Grove, IL: IVP, 1994), 173-174.

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 17

Wat betekent het voor ons als student in ons vakgebied om ons leven te verliezen omwille van Jezus? Wat betekent het om ons kruis te dragen? (I/A)

Waarom zegt de stem uit de wolk in v. 35: “ Luister naar hem!”? Waarop slaat dit? Wat moeten ze te horen krijgen? (O/I)

Jezus gaat de berg op om mijn vader te ontmoeten. Hoe en waar ontmoet jij de Vader? Wat is jouw berg (A)

Werkvormen

1) Film: Laat het filmpje ‘A tale of three kings ‘ zien. Dit is een filmpje van UCCF (de IFES-beweging van het Verenigd Koninkrijk), gemaakt om studenten aan het denken te zetten over hoe ze Jezus zien. Dit is een ideale inleiding om de vraag te stellen hoe je kringleden Jezus zien.https://www.youtube.com/watch?v=-wvRmaHjHqI&list=UUDkgy8rZkoiCN3H8IZsKa5w

2) Film: Laat het filmpje van de student alpha course zien. Een straatinterview met de vraag: ‘Wie is Jezus’. http://www.youtube.com/watch?v=FeOhZRqOSxA

3) Interview: Als je genoeg tijd hebt, dan kun je ook zelf een straatinterview houden met dezelfde vraag of je kringleden ter voorbereiding van je kringstudie vragen om aan minimum 5 verschillende niet-gelovige mensen te vragen wie Jezus is.

Stel dat je aan je klasgenoten, buren, mede-ichtianen en anderen zou vragen om Jezus te omschrijven. Wat zouden ze dan antwoorden? Probeer ze vervolgens in groepen te delen volgens het antwoord dat ze geven. (Laat het filmpje zien van voxpop student alpha: https://www.youtube.com/watch?v=UirbPC8VQ-M) Kijk nu naar de tekst. Welke overeenkomsten en verschillen merk je met de antwoorden dat de mensen geven?

4) Tekening: Maak een tekening die het best beschrijft hoe jij Jezus ziet. Dat mag heel abstract zijn, maar ook heel concreet. Wat zou je antwoorden als iemand je vraag om te antwoorden op de vraag wie Jezus is? Kijk nu naar de tekst welk antwoord de leerlingen geven op de vraag wie Jezus is. Wat verstaan de leerlingen onder de door God gezonden Messias? Waarom vraagt God hen om hier met niemand over te spreken?

3) Naspelen: Speel het gedeelte na. Roep je leerlingen (je kringleden) om met je mee de berg op te gaan (Je kunt ook gebruik maken van het dak van een gebouw misschien zelfs het stadscentrum). Neem daar tijd om individueel te bidden en na te denken over hoe jij Jezus aan anderen zou omschrijven. Deel dit met minimum 2 anderen van je kring. Ga daarna opnieuw apart zitten met de vraag of dit beeld wel in overeenstemming is met hoe Jezus zijn kracht laat zien in de schrift? Misschien heb je net als de leerlingen een verkeerd beeld van wie Jezus is? Bespreek tot slot waar jou focus zou moeten liggen als we de focus van de Messias weten? Ga opnieuw de berg af.

4)Verdeel je kring in 4 groepjes. Geef ieder groepje een verschillend stuk van het Bijbelgedeelte. Groep 1 (verzen 18 en 19), groep 2 (verzen 20 en 21), groep 3 (vers 22) en groep 4 (vers 35). Laat ieder groepje een antwoord formuleren op de vraag wie Jezus is, vertrekkend vanuit het antwoord dat voor hen ligt.

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 18

5) Citaat: Lees het volgende citaat uit ‘Jezus van Nazareth’ van Joseph Ratzinger, Paus Benedictus de 16de,:“In deze zin zijn er ook in onze tijd gangbare meningen van “mensen” die iets over Christus hebben gehoord, Hem misschien zelfs wetenschappelijk bestudeerd hebben, maar Hem niet ontmoet hebben in zijn heel unieke en totaal andere eigenheid. Karl Jaspers heeft Jezus naast Socrates, Boeddha en Confucius beschreven als een van de vier toonaangevende mensen in de geschiedenis, en daarmee zijn fundamentele betekenis erkend voor de zoektocht naar de ware mens. Jezus blijft daarmee echter een van degenen die in een categorie thuishoren, een categorie die hen kan definiëren en ook kan inperken. Het is algemeen gangbaar tegenwoordig, om Jezus te zien als een van de grote godsdienststichters in de wereld. Hun is een diepe Godservaring ten deel gevallen. Daardoor kunnen ze andere mensen, die die ‘religieuze begaafdheid’ missen, vertellen over God en hen als het ware meenemen in wat zij in hun Godservaring beleefd hebben. Toch blijft dat altijd een menselijke Godservaring, die Gods oneindige werkelijkheid weerspiegelt in een eindige en beperkte menselijke geest. Dat blijft een partiële, ook door context van tijd en ruimte beperkte vertaling van het goddelijke. Het woord ‘ervaring’ duidt enerzijds op een werkelijk raken aan het goddelijke, maar tegelijk ook op de beperking van het menselijk subject. Elk menselijk subject kan maar een beperkt deel van de totale werkelijkheid bij zich binnenlaten, en die moet dan ook nog geduid worden. Iemand die deze gangbare mening is toegedaan, kan Jezus weliswaar liefhebben, en Hem zelfs tot gids voor het eigen leven nemen. Maar de ‘Godservaring’ van Jezus waarin men deelt, blijft uiteindelijk toch betrekkelijk en beperkt, en moet aangevuld worden met Godservaringen die men waarneemt bij andere grote religieuze figuren. In deze visie blijft uiteindelijk de mens, het individuele subject, de maat van alle dingen. De Individuele mens bepaalt wat hij uit de verschillende Godservaringen overneemt, wat hem helpt of wat hem vreemd is. Er is geen echte betrokkenheid.Tegenover de mening van de mensen staat de kennis, belijdenis van de leerlingen.25

Dit citaat handelt over de eerste groep die de vraag (Wie is Jezus?) beantwoordt in de Bijbelpassage, namelijk ‘de mensen’. Vind je dit herkenbaar? Wat zouden mensen in je buurt, klas… antwoorden op deze vraag? Wat is er nodig voor hen om een beter, vollediger beeld van Jezus te krijgen?

25 Ratzinger, J., Jezus van Nazareth, (Tielt: Lannoo NV, 2007), 273-274.

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 19

3 // Ezechiel 47:1-12

Bijbelgedeelte1 Toen bracht de man mij terug naar de ingang van de tempel. Daar zag ik water onder de drempel van de tempel vandaan komen. Het stroomde naar het oosten, want de voorkant van de tempel lag op het oosten. Het water liep van onder de rechter buitenmuur van de tempel, ten zuiden van het altaar, naar beneden. 2 Hij nam mij door de noordpoort mee naar buiten en we liepen buitenom naar de oostelijke buitenpoort. Daar zag ik het water aan de rechterkant eruit sijpelen. 3 Met een meetlint in zijn hand ging de man naar het oosten, en hij mat 1000 el. Daar liet hij mij door het water waden: het water kwam tot mijn enkels. 4 Hij mat nog eens 1000 el en liet me weer door het water waden: het water kwam tot mijn knieën. Hij mat nog eens 1000 el en liet me er weer door waden: het water kwam tot mijn heupen. 5 Hij mat nog eens 1000 el en toen was het water een rivier waar ik niet doorheen kon waden. Het water was zo hoog dat je er alleen in zwemmen kon, het was een ondoorwaadbare rivier. 6 De man zei tegen mij: ‘Zie je dat, mensenkind?’ en hij liet mij terugkomen op de oever van de rivier. 7 Toen ik weer terug was, zag ik op de oevers van de rivier aan weerskanten heel veel bomen. 8 Hij zei tegen mij: ‘Dit water stroomt door de oostelijke landstreek, dan naar beneden de Jordaanvallei in, en mondt uit in de Dode Zee. Wanneer het de zee in stroomt wordt het water daar zoet. 9 Het zal er wemelen van levende wezens, overal waar de rivier stroomt komt leven, er zal vis zijn in overvloed. Als dit water in de Dode Zee aankomt wordt het water daar zoet; overal waar de rivier stroomt komt leven. 10 Van Engedi tot En-Eglaïm zullen er vissers staan, en er zullen droogplaatsen voor netten zijn. Er zullen net zo veel soorten vis zijn als in de Grote Zee. 11 Alleen de moerassen en de poelen worden niet zoet, die blijven vol staan met zout water. 12 Aan de oevers van de rivier zullen allerlei vruchtbomen opkomen, waarvan de bladeren niet zullen verwelken en de vruchten niet zullen opraken; elke maand zullen ze vrucht dragen. Het water stroomt immers uit het heiligdom. De vruchten zullen eetbaar zijn en de bladeren geneeskrachtig.’

Achtergrondinformatie

De naam Ezechiël betekent ‘moge God sterk maken26.

Om Ezechiël goed te begrijpen, moeten we iets meer weten over de ballingschap. De Babylonische ballingschap: Toen de Assyriërs het noordelijke rijk van Israël vernietigden in 721 v. Chr. werden vele overlevenden gedeporteerd naar Mesopotamië. Hoeveel ballingen er waren en hoe deze gemeenschap georganiseerd was is onbekend. Het psychologisch trauma veroorzaakt door de gedwongen verplaatsing ver van hun thuisland en tot midden in een vreemde en intimiderende samenleving moet een effect gehad hebben op velen van hen. Het zal een grote schok geweest zijn voor de Judeeërs dat ook zij ‘ver van de Heer’ gebracht konden worden (Ezechiël 11:15) een zinsnede die zij gebruikt hadden voor ballingen van het noordelijke rijk27.De ballingschap van de Judeeërs in Babylon wordt geteld vanaf 597 v. Chr. toen de legers van Nebukadnezzar voor het eerst mensen gevangen namen. Ezechiël

26 Wright, C. J. H. The Message of Ezekiel, (Nottingham: IVP, 2001), 17.27 Arnold, B. T. & Williamson, H. G. M. Dictionary of the Old Testament. Historical Books, (Downers Grove, IL: IVP, 2005), 526.

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 20

hoorde bij deze eerste gedeporteerden en zijn boodschap kwam eerst naar de ballingen die hoopten dat ze spoedig zouden terugkeren. Toen Nebukadnezzar in 597 v. Chr. koning Zedekiah installeerde veranderde dit echter niet iets wezenlijks aan Juda’s status, want al sinds de tijd van Hizkia was het een vazalstaat geweest. Het belangrijke omslagpunt ligt veeleer in 586, toen de tempel vernietigd werd. Het nieuws dat dit gebeurt was is een sleutelmoment in de prediking van Ezechiël aan zijn mede-ballingen. Hun hoop op een spoedig einde van de ballingschap werd zo de grond in geboord. De ballingschap wordt misschien het best gesymboliseerd door het verlies van het tempelgerief, met de implicatie dat buitenlanders en hun goden superieur waren aan Jahweh28.

Ezechiël trad op in de zesde eeuw voor Christus, aan het begin van de Babylonische ballingschap29. In 597 voor Christus begon de ballingschap van de mensen van Juda in Babylon. Toen namen de legers van Nebuchadnezzar hen gevangen30. Jojakin gaf in 597 Jeruzalem over aan de Babyloniërs. Hijzelf werd vergezeld door 10.000 staatslieden, soldaten en handwerkslieden verbannen (2 koningen 24:14) 31. Ezechiël was bij deze gedeporteerden en zijn boodschap kwam eerst voor mensen in ballingschap die hoopten dat ze spoedig mochten terugkeren32. Ezechiël werd tot priester opgeleid, maar in plaats van te mogen dienen in de tempel werd hij verbannen. Toen hij dertig werd, de leeftijd waarop hij zijn taak als priester opgenomen zou hebben, heeft God hem geroepen om Hem als profeet te dienen33.

De ondergang en het herstel van Israël en Juda zijn de belangrijkste thema’s van het boek Ezechiël. In 722 voor Christus was Israël al door de Assyriërs veroverd. Het boek Ezechiël geeft als verklaring voor de verwoesting en de ballingschap aan dat ze en straf van God zijn voor de zonden van het volk. Het vereren van andere goden was de grootste zonde34.Een ander belangrijk thema in Ezechiël is de bezorgdheid en acties van God omwille van zijn naam35.

Plaats in het boekEzechiël kan in vijf secties opgedeeld worden36:H1-5 Ezechiël krijgt de opdracht te profeteren.H6-24

Profetieën: schuld en ondergang van Israël en Juda.

H25-32

Ondergang van omringende volken.

H33-39

Herstel van Juda en Israël.

H40-48

Visioen: toekomstige nieuwe tempel in Jeruzalem.

28 Carson, D. A., France, R. T., Motyer, J. A. eds., New Bible Commentary. 4rd ed. (Leicester: InterVarsity Press, 1994), 33. 29 Jongerenbijbel. Inleiding bij Ezechiël. NBV, 1024-1025.30 Carson, D. A., France, R. T., Motyer, J. A. eds., New Bible Commentary. 4rd ed. (Leicester: InterVarsity Press, 1994), 33.31 Alexander, P. & Alexander, D., Handboek bij de Bijbel. (Utrecht: Kok), 461. 32 Carson, D. A., France, R. T., Motyer, J. A. eds., New Bible Commentary. 4rd ed. (Leicester: InterVarsity Press, 1994), 33.33 Alexander, P. & Alexander, D., Handboek bij de Bijbel. (Utrecht: Kok), 461.34 Jongerenbijbel. Inleiding bij Ezechiël. NBV, 1024-1025.35 Wright, C. J. H. The Message of Ezekiel, (Nottingham: IVP, 2001), 36.36 Jongerenbijbel. Inleiding bij Ezechiël. NBV, 1024-1025.

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 21

Het belang van hoofdstuk 40-48 wordt uitgelegd in twee verzen. Hoofdstuk 43: 10-11: “Mensenkind, vertel het volk van Israël over de tempel, zodat ze zich schamen over hun wandaden, en laat ze het model nameten. Als ze zich schamen over alles wat ze hebben gedaan, maak hen dan bekend met de indeling en het ontwerp van de tempel, met de uitgangen en de ingangen, kortom met de hele indeling, en met alle bepalingen en voorschriften. Schrijf alles voor hen op, opdat zij het nauwgezet uitvoeren.”. De Israëlieten worden gevraagd het plan van de tempel te overdenken. Als ze zich schamen over hun vroegere acties, dan moeten ze aangemoedigd worden de bijbehorende wetten en voorschriften op te volgen. Er wordt niet expliciet gezegd dat ze de tempel zouden moeten herbouwen volgens het plan dat hier gegeven wordt37.

Hoofdstuk 47 is het vervolg van een rondleiding die Ezechiël krijgt door de tempel, hij heeft juist de offerkeukens gezien (46: 19-24) wanneer hij terug naar de ingang van de tempel wordt gebracht (47:1). In hoofdstuk 43 heeft Ezechiël gezien hoe God terugkeerde naar zijn tempel. Hij ging deze binnen door de oostpoort, waarna deze gesloten werd en het verboden werd de tempel via de oostpoort te betreden, behalve voor de koning (hoofdstuk 44: 1-3).

GenreEzechiël is grotendeels profetisch. Om Ezechiël goed te kunnen begrijpen moeten we inzien dat, zoals bij alle profeten, dit geen theologisch handboek is. Het is het woord van God aan een beschadigde rest van het volk in ballingschap die onderging wat de theologen van die tijd onmogelijk geleken had. De belofte van herstel is niet langer gebonden aan eerdere inkeer van de mensen, maar een actie van Gods genade leidt tot bekering. Velen hebben Ezechiël 40-48 gereduceerd tot een priesterlijk ritueel, maar zien daarbij het eschatologisch karakter van deze hoofdstukken over het hoofd38.

Verduidelijking

Hoofdstuk 47Yahweh’s terugkeer naar de tempel zou samengaan met Israëls terugkeer naar het land. Omdat het land zo misbruikt was en het de mensen als het ware uitgebraakt had tot in ballingschap, daarom moest het land zelf ook gereinigd worden. Het onrecht van het verleden zou vervangen moeten worden door gelijkheid en harmonie onder de mensen, zodat God bij hen zou kunnen blijven verblijven. Dat was Ezechiëls droom39.

1Tempel: De ballingen werden bemoedigd in hun verdriet door de visie van een nieuwe Tempel die aan Ezechiël gegeven werd. De tempel van Salomo vertolkte de religieuze en nationale identiteit van Israël. De plaats en het ontwerp spraken van Yahweh’s aanwezigheid en haar pracht bracht tastbaar bewijs van Zijn gunst. In de historische Bijbelboeken geeft de tempel een referentiepunt aan voor Israëls trouw aan Yahweh en zij geeft zicht op Israëls begrip van de kosmos en de plaats van Israël daar in. In 967 had Salomo de tempel gebouwd40.

37 Carson, D. A., France, R. T., Motyer, J. A. eds., New Bible Commentary. 4rd ed. (Leicester: InterVarsity Press, 1994), 743.38Arnold, B. T. & Williamson, H. G. M. Dictionary of the Old Testament. Historical Books, (Downers Grove, IL: IVP, 2005), 526.39 Wright, C. J. H. The Message of Ezekiel, (Nottingham: IVP, 2001), 355-359.

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 22

3-61000 el = 525 m

5Rivier: Er zijn overeenkomsten met Ezechiëls eerdere visioen van het dal van de beenderen. Dezelfde droomachtige opeenvolging, dezelfde aandacht voor details, dezelfde wonderlijke transformatie en dezelfde dynamische kracht die bij God zelf vandaan vloeit.

Het is belangrijk dat het visioen van een levengevende, genezende rivier juist voor het verhaal over de grenzen en opdeling van het land komt. Voordat de mensen er opnieuw konden wonen, moest het land zelf gereinigd en genezen worden. Door Israëls zonden en door Gods oordeel van ballingschap, was het land een plaats van vloek en dood geworden. Nu zou het opnieuw een plaats worden van zegen en leven, van voedsel en gezondheid, zoals het altijd bedoelt was.

Ten tweede is de bron van belang. De rivier komt rechtstreeks uit de aanwezigheid van God. Daarom kan ze leven geven en onderhouden, want dit zijn gaven van God.

Ten derde kunnen we zien dat de rivier van Ezechiël deel uitmaakt van een grotere Bijbelse beeldspraak, die hem voorafgaat en volgt. De eerste belangrijke rivier in de bijbel is de rivier die door de tuin van Eden stroomt en dan opdeelt in vier grote rivieren. Het idee van een rivier die in en uit Jeruzalem stroomt, de stad van God, sprak ook tot de verbeelding van sommige psalmisten. Ook Joël en Zacharia spreken van een rivier die uit Jeruzalem stroomt41.

Zoals zo vaak bij bijbels profetisch symbolisme heeft Ezechiëls rivier verschillende lagen van betekenis. Voor de ballingen sprak de rivier van een omkeer van de vloek, dood en onvruchtbaarheid van de ballingschap door hun terugkeer naar het land als mensen in Gods gunst en onder zijn zegen. Verder sprak het van de ware bron van alle leven en genezing, de aanwezigheid van de levende God in zijn heiligdom. Voor zij die geloven in de Messias, Jezus, spreekt de River van levend water van het voortdurend opborrelen van Gods Geest die leven en zegen schenkt aan de gelovige hier en nu en uitvloeit naar anderen. We moeten herinneren dat alle vernieuwing voortvloeit uit Gods genade vanuit Gods aanwezigheid en dat het niet iets is dat wij kunnen bewerkstelligen of besturen. Uiteindelijk spreekt de rivier van leven, in Ezechiël en openbaring, ook over de nieuwe schepping, waarin God de vloek van de aarde voor altijd zal hebben opgeheven en waarin Hij in levengevende overvloed bij de door Hem verloste mensen, verzameld uit alle volken, zal wonen42.

10En Gedi= Een stad aan de westkust van de dode zee43. Saul zonderde zich hier af. En Eglaim= Zou noordelijk van En Gedi kunnen liggen44. Het betekent fontein van de twee kalveren. Bevindt zich ergens bij de dode zee, waar is niet bekend.

40 Arnold, B. T. & Williamson, H. G. M. Dictionary of the Old Testament. Historical Books, (Downers Grove, IL: IVP, 2005), 929.41 Wright, C. J. H. The Message of Ezekiel, (Nottingham: IVP, 2001), 355-359.42 Ibid., 355-359.43 Carson, D. A., France, R. T., Motyer, J. A. eds., New Bible Commentary. 4rd ed. (Leicester: InterVarsity Press, 1994), 743.44 Ibid., 743-744.

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 23

Plaats binnen ‘Wie is het?’De link met het jaarthema ‘wie is het?’ kan gelegd worden doordat in het Nieuwe Testament Jezus zichzelf in woord en in daad identificeert als degene die levend water geeft, als de koning die terugkeert, als de aankondiging van het einde van de ballingschap. Dit is echter niet de eerste of enige betekenis van Ezechiël 47 en er dient zeker ook aandacht besteed te worden aan het achterhalen van de betekenis van deze profetie in de tijd van Ezechiël. Verder is het van belang dat de tempel een plaats was waar God woont en een plaats waar verzoening met God bewerkstelligd wordt door de offerdienst, beide zijn ook van toepassing op Jezus. Openbaring 22 baseert zich deels op Ezechiël 47, waardoor de betekenis ervan wordt vergroot.

KerngedachteGod geeft overvloedig. Het is een herhaling van zijn belofte uit Leviticus 26: “dan zal ik ook weer denken aan mijn land vers 42”

Mogelijke vragenO = observatie, I = interpretatie, A = applicatie (toepassing)

Waar liggen de plaatsen En Gedi en En Eglaim? (O) Hoe stroomt het water? (O) Wie was Ezechiël? (OI) Wat en waar is de grote zee?? (OI) Waar staat een altaar in de tempel? (O) Wat is de context? Wat gebeurt ervoor? (O) Is de drempel van de tempel van belang? (O/I) Waarom? (I) Wie is de man? (O/I) Welke genre is dit? (O/I) Waarom wordt de rivier dieper en dieper? (O/I) Wat is het belang van de plaatsen En Gedi en En Eglaim? (I) Is het oosten belangrijk? Waarom? (I) In welke tijden heeft deze profetie betekenis? (I) Wat was de betekenis van deze profetie voor de Israëlieten in

ballingschap? (I) Wat is het belang van de tempel? (I) Waarom blijven de poelen en moerassen zout? (I) Is het iets negatiefs dat de poelen en moerassen zout blijven? Waarom? (I) Wat is het doel van deze tekst? (I) Wat symboliseert het water? (I) Verwachtten Ezechiël en de Israëlieten dat de tempel herbouwt zou

worden volgens het plan dat God hen gaf in Ezechiël 40- 48? (I) Is er een verband met Genesis 2? (I) Wat is het verband? (I). Is er een connectie tussen het water hier en Johannes 4? (I) Is er een verband met Johannes 7: 37-39? (I) Is er een verband met Openbaring 22? Wat is het verband? (I) Is er een verband met Joel 4: 18? (I) Wat is het verband? (I) Is er een verband met Zacharia 14:8? Wat is het verband? (I). Wat betekent deze tekst voor jou leven? (A) Waar in je omgeving zie je zoute poelen en moerassen? (A) Waar kun jij een bron van levengevend water zijn? (A)

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 24

Werkvormen

1) Tekenen: Laat je kringleden tekenen hoe het water loopt. Dit zal helpen bij de observatie.

2) Sleutelwoorden: Onderstreep alle woorden die meermaals voorkomen. Bespreek vervolgens wat het belang van deze sleutelwoorden is. Deze oefening helpt bij observatie en bij interpretatie.

3) Linken: Verdeel de groep in twee- of drietallen en laat hen onderzoeken wat de verbanden zijn tussen:Ezechiël 47 en Joh. 7: 37-39Ezechiël 47 en Openbaring 22Ezechiël 47 en Joh. 4. Ezechiël 47 en Gen 2. Ezechiël 47 en Ezechiël 43: 10-11Ezechiël 47 en Leviticus 26.

De eerste vijf teksten uit deze oefening laten zien dat Ezechiëls profetie deel uitmaakt van een overkoepelende Bijbelse beeldspraak. Dit helpt bij interpretatie. De laatste twee teksten geven een beter inzicht in de betekenis van deze tekst voor de Israëlieten in ballingschap. Ook dit helpt bij interpretatie.

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 25

4 // Psalm 22

Bijbelgedeelte1 Voor de koorleider. Op de wijs van De hinde van de dageraad. Een psalm van David.

2 Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten? U blijft ver weg en redt mij niet, ook al schreeuw ik het uit. 3 ‘Mijn God!’ roep ik overdag, en u antwoordt niet, ’s nachts, en ik vind geen rust. 4 U bent de Heilige, die op Israëls lofzangen troont. 5 Op u hebben onze voorouders vertrouwd; zij hebben vertrouwd en u verloste hen, 6 tot u geroepen en zij ontkwamen, op u vertrouwd en zij werden niet beschaamd. 7 Maar ik ben een worm en geen mens, door iedereen versmaad, bij het volk veracht. 8 Allen die mij zien, bespotten mij, ze schudden meewarig het hoofd: 9 ‘Wend je tot de HEER! Laat hij je verlossen, laat hij je bevrijden, hij houdt toch van je?’ 10 U hebt mij uit de buik van mijn moeder gehaald, mij aan haar borsten toevertrouwd, 11 bij mijn geboorte vingen uw handen mij op, van de moederschoot af bent u mijn God. 12 Blijf dan niet ver van mij, want de nood is nabij en er is niemand die helpt. 13 Een troep stieren staat om mij heen, buffels van Basan omsingelen mij, 14 roofzuchtige, brullende leeuwen sperren hun muil naar mij open. 15 Als water ben ik uitgegoten, mijn gebeente valt uiteen, mijn hart is als was, het smelt in mijn lijf. 16 Mijn kracht is droog als een potscherf, mijn tong kleeft aan mijn gehemelte, u legt mij neer in het stof van de dood. 17 Honden staan om mij heen, een woeste bende sluit mij in, zij hebben mijn handen en voeten doorboord. 18 Ik kan al mijn beenderen tellen. Zij kijken vol leedvermaak toe, 19 verdelen mijn kleren onder elkaar en werpen het lot om mijn mantel. 20 HEER, houd u niet ver van mij, mijn sterkte, snel mij te hulp. 21 Bevrijd mijn ziel van het zwaard, mijn leven uit de greep van die honden. 22 Red mij uit de muil van de leeuw, bescherm mij tegen de horens van de wilde stier. U geeft mij antwoord. 23 Ik zal uw naam bekendmaken, u loven in de kring van mijn volk. 24 Loof hem, allen die de HEER vrezen, breng hem eer, kinderen van Jakob, wees beducht voor hem, volk van Israël. 25 Hij veracht de zwakke niet, verafschuwt niet wie wordt vernederd, hij wendt zijn blik niet van hem af, maar hoort zijn hulpgeroep. 26 Van u komt mijn lofzang in de kring van het volk, mijn geloften los ik in bij wie u vrezen. 27 De vernederden zullen eten en worden verzadigd. Zij die hem zoeken, brengen lof aan de HEER. Voor altijd mogen jullie leven! 28 Overal, tot aan de einden der aarde, zal men de HEER gedenken en zich tot hem wenden. Voor u zullen zich buigen alle stammen en volken. 29 Want het koningschap is aan de HEER, hij heerst over de volken. 30 Wie op aarde in overvloed leven, zullen aanzitten en zich voor hem buigen. Ook zullen voor hem knielen wie in het graf zijn neergedaald, wie hun leven niet konden behouden. 31 Een nieuw geslacht zal hem dienen en aan de kinderen vertellen van de Heer; 32 aan het volk dat nog geboren moet worden zal het van zijn gerechtigheid verhalen: hij is een God van daden.

AchtergrondinformatieHet Bijbelboek Psalmen bestaat uit een verzameling van 150 liederen. Ze werden geschreven door verschillende schrijvers waaronder David, in

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 26

verschillende periodes. Ze werden ook gebruikt in de liturgie en de aanbidding in de tempel45.

Psalm 22 is volgens het opschrift geschreven door David. Het is niet duidelijk over welk moment in zijn leven hij schrijft in deze psalm. Hoewel deze psalm start met een ervaring van David, gebruikt Jezus de eerste zin van de psalm wanneer Hij aan het kruis hangt.

Verduidelijking

1Op ‘De hinde van de dageraad’. Dit verwijst naar een onbekend lied.

13Basan was een vruchtbare regio ten oosten van de Jordaan, waar onder andere schapen werden gehouden. Stieren waren een gevaar in de regio, soms kwamen ze zelfs tot in de straten van de stad46.

14Leeuwen werden gehouden voor de jacht en voor executies. Een leeuw kan ook symbool staan voor intriges aan het hof47.

15Ontwricht zijn al mijn beenderen. Of ook wel: botten die verspreid liggen na een aanval van wilde dieren. Dit werd ook als bedreiging tegen een vijand gezegd48.

17Het woord ‘honden’ wordt hier gebruikt als scheldwoord49.

Ze hebben mijn handen en voeten doorboord. Letterlijk: mijn handen zijn als die van een leeuw, dus vervormd als klauwen of verschrompeld50.

26Mijn geloften zal ik nakomen. Dit kan wijzen op: Wanneer iemand een offer bracht in de tempel was een deel bestemd voor een feestmaal voor ander andere de armen51.

Plaats binnen ‘Wie is het?’Wanneer we op zoek zijn naar wie Jezus is, is zijn dood aan het kruis en zijn opstanding een essentieel moment om te bestuderen. De psalm waarvan Jezus

45 Carson, D. A., France, R. T., Motyer, J. A. eds., New Bible Commentary. 4rd ed. (Leicester: InterVarsity Press, 1994), 486-487.46 Chavalas, M.W., Matthews, V.H. & Walton, J.H., The IVP Bible Background Commentary. Old Testament, (Downers Grove: Intervarsity Press, 2000), 523.47 Ibid., 523.48 Ibid., 523-52449 Ibid., 524.50 Ibid., 524.51 Carson, D. A., France, R. T., Motyer, J. A. eds., New Bible Commentary. 4rd ed. (Leicester: InterVarsity Press, 1994), 500.

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 27

aan het kruis de eerste zin uitroept, toont ons iets van hoe Jezus dit moment beleefde en welke consequenties het heeft.

KerngedachteHet hoofdpersonage wordt door God verlaten en door mensen bespot en roept voor zijn naderende dood God aan. God verhoort hem en redt hem. Daarop volgt een lofzang die tot in de hele wereld gehoord zal worden en alle volken op alle plaatsen en alle tijden zal verzamelen bij God om voor hem te knielen. Deze psalm wordt met betekenis opgeladen omdat Jezus hem gebruikt en op zichzelf toepast.

Mogelijke vragenO = observatie, I = interpretatie, A = applicatie (toepassing)

Welke personen en groepen worden er genoemd in de psalm? (O) Probeer een indeling te maken. (O) Vat kort samen wat er allemaal met het hoofdpersonage van de psalm

gebeurt. (O) Wat is het kantelmoment in deze psalm? Wat gebeurt ervoor en erna? Onderstreep woorden als maar en want. Waarom staan ze hier? (O, I). Wat zegt deze psalm over hoe Jezus zichzelf zag? (I) Wat zegt deze psalm over wat Jezus allemaal verstond onder zijn taak hier

op aarde? (I) Als dit er allemaal bij hoort, wat zegt dat dan over onze taak als Ichtusgroep? (A)

Wie zijn die verschillende groepen die worden genoemd na het kantelmoment? (I)

Als wij deel uitmaken van dat nieuwe geslacht (vers 31) dat beschreven wordt in deze psalm, wat voor consequenties heeft dit voor ons als Ichtusgroep? (A)

Werkvormen

1) Tijdslijn: maak een tijdslijn (heden, verleden, toekomst) en zet alle gebeurtenissen, gedachten, uitspraken van het hoofdpersonage hierop.

2) Tekening: Vanaf vers 23 wordt een beeld gecreëerd van nieuwe wereld onder Gods heerschappij. Maak alleen of samen een tekening van dit beeld. Waar zou je jezelf in deze tekening plaatsen?

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 28

5 // Romeinen 6 en 7

Bijbelgedeelte6 1 Betekent dit nu dat we moeten blijven zondigen om de genade te laten toenemen? 2 Dat in geen geval. Hoe zouden wij, die dood zijn voor de zonde, nog in zonde kunnen leven? 3 Weet u niet dat wij die gedoopt zijn in Christus Jezus, zijn gedoopt in zijn dood? 4 We zijn door de doop in zijn dood met hem begraven om, zoals Christus door de macht van de Vader uit de dood is opgewekt, een nieuw leven te leiden. 5 Als wij delen in zijn dood, zullen wij ook delen in zijn opstanding. 6 Immers, we weten dat ons oude bestaan met hem gekruisigd is omdat er een einde moest komen aan ons zondige leven: we mochten niet langer slaven van de zonde zijn. 7 Wie gestorven is, is rechtens vrij van de zonde. 8 Wanneer wij met Christus zijn gestorven, geloven we dat we ook met hem zullen leven, 9 omdat we weten dat hij, die uit de dood is opgewekt, niet meer sterft. De dood heeft geen macht meer over hem. 10 Hij is gestorven om een einde te maken aan de zonde, voor eens en altijd; en nu hij leeft, leeft hij voor God. 11 Zo moet u ook uzelf zien: dood voor de zonde, maar in Christus Jezus levend voor God. 12 Laat de zonde dus niet heersen over uw sterfelijke bestaan, geef niet toe aan uw begeerten. 13 Stel uzelf niet langer in dienst van de zonde als een werktuig voor het onrecht, maar stel uzelf in dienst van God. Denk aan uzelf als levenden die uit de dood zijn opgewekt en stel uzelf in dienst van God als een werktuig voor de gerechtigheid. 14 De zonde mag niet langer over u heersen, want u staat niet onder de wet, maar leeft onder de genade. 15 Betekent dit nu dat we vrijuit mogen zondigen omdat we niet onder de wet staan, maar onder de genade leven? Absoluut niet. 16 Wanneer u zich als slaaf in iemands dienst stelt, weet u toch dat u hem moet gehoorzamen? Wanneer u de zonde dient, leidt dat tot de dood; wanneer u God gehoorzaamt, leidt dat tot vrijspraak. 17 Maar God zij gedankt: u was slaven van de zonde, maar nu gehoorzaamt u van ganser harte de leer waaraan u zich hebt toevertrouwd, 18 en bevrijd van de zonde hebt u zich in dienst gesteld van de gerechtigheid. 19 Ik druk me zo gewoon mogelijk uit, omdat het anders uw begrip te boven gaat. Zoals u zich ooit in dienst stelde van zedeloosheid en onrecht om een wetteloos leven te leiden, zo stelt u zich nu in dienst van de gerechtigheid om heilig te leven. 20 Toen u nog slaven van de zonde was, was u niet gebonden aan de gerechtigheid. 21 Wat hebt u daarmee geoogst? Dingen waarvoor u zich nu schaamt, want ze leiden tot de dood. 22 Maar nu, bevrijd van de zonde en in dienst van God, oogst u toewijding aan hem en zelfs het eeuwige leven. 23 Het loon van de zonde is de dood, maar het geschenk van God is het eeuwige leven in Christus Jezus, onze Heer.

7 1 Weet u dan niet, broeders en zusters – ik spreek immers tot mensen die de wet kennen –, dat de wet alleen gezag over een mens heeft zolang hij leeft? 2 Een getrouwde vrouw is door de wet gebonden aan haar man zolang hij leeft, maar wanneer hij sterft is zij van deze verplichting ontslagen. 3 Als ze zich zolang haar man in leven is met iemand anders inlaat, noemt men haar overspelig. Maar sterft haar man, dan is ze niet langer aan de wet gebonden, dan pleegt ze geen overspel wanneer ze de vrouw van een andere man wordt. 4 Zo bent ook u, broeders en zusters, dood voor de wet dankzij de dood van Christus en behoort u nu een ander toe: hem die uit de dood is opgewekt. Ons leven moet vrucht dragen voor God. 5 Toen we ons nog lieten leiden door onze eigen wil, werd ons

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 29

bestaan beheerst door zondige hartstochten die de wet in ons opriep en droeg het alleen vrucht voor de dood. 6 We waren aan de wet geketend, maar nu zijn we bevrijd; we zijn dood voor de wet, zodat we niet meer de oude orde van de wet dienen, maar de nieuwe orde van de Geest. 7 Moeten we nu vaststellen dat de wet hetzelfde is als de zonde? Absoluut niet. Ik ben me echter pas door de wet bewust geworden van de zonde. Ik zou immers niet weten wat begeerte was als de wet niet zei: ‘Zet uw zinnen niet op wat van een ander is.’ 8 Maar de zonde heeft van het gebod gebruikgemaakt om begeerten in mij op te wekken, want zonder de wet is de zonde krachteloos. 9 Eens leefde ik zonder de wet, maar door de komst van het gebod kwam de zonde tot leven 10 en daardoor stierf ik. Het gebod, dat tot leven had moeten leiden, bleek juist tot mijn dood te leiden. 11 De zonde heeft gebruikgemaakt van het gebod: ze heeft mij misleid en mij door het gebod gedood. 12 Kortom, de wet zelf is heilig en de geboden zijn heilig, rechtvaardig en goed. 13 Is het dan het goede dat mij heeft gedood? Natuurlijk niet, het is de zonde. Maar om mij te doden heeft ze van het goede gebruikgemaakt; alleen zo kon duidelijk worden wat de zonde is. Door het gebod te gebruiken laat de zonde zien hoe verderfelijk ze is. 14 Wij weten dat de wet het werk van de Geest is, maar door mijn natuur ben ik uitgeleverd aan de zonde. 15 Wat ik doe, doorzie ik niet, want ik doe niet wat ik wil, ik doe juist wat ik haat. 16 Maar wanneer mijn daden in strijd zijn met mijn wil, dan erken ik dat de wet goed is. 17 Dan ben ik het niet die handelt, maar de zonde die in mij heerst. 18 Immers, ik besef dat in mij, in mijn eigen natuur, het goede niet aanwezig is. Ik wíl het goede wel, maar het goede doen kan ik niet. 19 Wat ik verlang te doen, het goede, laat ik na; wat ik wil vermijden, het kwade, dat doe ik. 20 Maar wanneer mijn daden in strijd zijn met mijn wil, ben ik daar niet zelf de oorzaak van, maar de zonde die in mij heerst. 21 Ik ontdek in mij de wetmatigheid dat het kwade zich aan mij opdringt, ook al wil ik het goede doen. 22 Innerlijk stem ik vol vreugde in met de wet van God, 23 maar in alles wat ik doe zie ik die andere wet. Hij voert strijd tegen de wet waarmee ik met mijn verstand instem en maakt van mij een gevangene van de wet van de zonde, die in mij leeft. 24 Wie zal mij, ongelukkig mens, redden uit dit bestaan dat beheerst wordt door de dood? 25 Dat doet God! Dank aan hem door Jezus Christus, onze Heer. Met mijn verstand onderwerp ik mij aan de wet van God, maar door mijn natuur onderwerp ik mij aan de wet van de zonde.

Achtergrondinformatie

GenreEr wordt hier een brief gelezen. Een brief is meestal gericht aan iemand of in het geval van de Bijbel: aan een hele gemeente. Brieven worden vaak geschreven met een specifiek doel, in dit geval zit de gemeente duidelijk met een vraag, waar Paulus dan verder op in gaat. De gemeente van Rome vormt de doelgroep van deze brief en in die gemeente waren er vele bekeerde joden. Daarnaast mag zeker ook niet vergeten worden dat Paulus zelf een farizeeër was52.

52 Carson, D. A., France, R. T., Motyer, J. A. eds. New Bible Commentary. 4th ed. (Leicester: InterVarsity Press, 1994), 1115-1117.

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 30

Verduidelijking

WetDit woord komt veelvuldig terug in deze passage. Als betekenis moet er vooral van uit gegaan worden dat het hier gaat om de 5 wetboeken van Mozes (De Pentateuch ofwel Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium)53.

DoodHet gebruik van het woord ‘dood’ heeft binnen de brief aan de Romeinen verschillende betekenissen. In hoofdstuk 6 vers 1 – 14 wordt de dood gelinkt met bevrijd zijn van de invloed van de zonde. In hoofdstuk 6 vers 15 - 23 verschuift de betekenis naar bevrijd zijn van de invloed van de Wet.

De ‘dood’ betekent hier hoogstwaarschijnlijk gedoopt zijn. Omdat je bij de doop een eerste maal sterft en terug tot leven komt met Jezus54.

Daarnaast is er ook de betekenis van dood zijn, als in het eeuwige leven verliezen. Dit is bv. het geval in Romeinen 6 vers 23.

GerechtigheidDit is een heel complex begrip. Concreet in de context van Romeinen worden er 3 betekenissen toegekend aan gerechtigheid:

1) het ultieme gerechtigheid (‘final righteousness’), eeuwig leven.2) het huidige leven in Christus (d.m.v. rechtvaardiging).3) het rechtvaardige leven, dat een kenmerk is van een christen55.

Plaats binnen ‘Wie is het?’Jezus is de man die ervoor gezorgd heeft dat de wetten hun rol kunnen vervullen, eerder dan dat de wetten de zonde deden toenemen. Jezus vervulde de wet en daarmee bevrijdde Hij de mensen van het juk van de zonde, maar bracht hen onder het ‘juk’ van de genade. De mensheid zal altijd een meester dienen en Jezus maakte het mogelijk dat wij als zondige mensen, toch God weer konden kiezen als onze meester.

KerngedachteGod voorziet genade voor de zonden van de mens, maar dit verleent je geen vrijgeleide tot zondigen. Door het voorbeeld van Jezus te volgen krijg je een vernieuwd zicht op de wet zoals God het bedoelde.

Mogelijke vragenO = observatie, I = interpretatie, A = applicatie (toepassing)

Tel eens hoeveel keer de woorden dood, zonde en wet voorkomen. (O) Wie is ‘wij’? (O)

53 Carson, D. A., France, R. T., Motyer, J. A. eds. New Bible Commentary. 4th ed. (Leicester: InterVarsity Press, 1994), 1137.54 Ibid., 1115-1119, 1132-1139 en Osborne, R. O. Romans, IVPNTCS, (Downers Grove, IL: Intervarsity Press, 2004), 154.55 Osborne, R. O. Romans, IVPNTCS, (Downers Grove, IL: Intervarsity Press, 2004), 154, 161.

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 31

Welke rol bedeelt Paulus toe aan God, Jezus, Geest en de mens in deze passages? (O)

Waarom zouden die woorden (dood, zonde en wet) zo vaak herhaald worden? (O)

Wat is de wet? (OI) Maakt Paulus een onderscheid tussen de seculiere wet en de goddelijke

wet? (O/I) Hoe kijkt Paulus in deze tekst naar de wet? (O/I) Wat is in deze tekst het verschil zijn tussen een gebod en een wet? (I) “De zonde heeft gebruikgemaakt van het gebod” Hoezo dan? Hoe kan iets

slechts als de zonde gebruik maken van iets goeds als het gebod? (I) Hoe kunnen we leven naar die nieuwe orde van de Geest? (I/A) Hoe kunnen we omgaan met onze zondige natuur? (A) Als jij een land zou hebben, welke wetten zou je dan invoeren om Paulus

te ondersteunen bij zijn pleidooi? (A)

Werkvormen

1) Selecteer: Dit is een lang Bijbelstuk waarbij heel wat denkwerk verricht zal moeten worden. Neem best 1 van de 2 hoofdstukken. Om alles vlot te laten verlopen is het ook aangeraden te beginnen vanuit het kernvers van het hoofdstuk voorafgaand aan het hoofdstuk dat je gekozen hebt voor je kring. Paulus schrijft heel onderwijzend, dus hij herhaalt vaak wat hij in het voorgaande hoofdstuk heeft besloten. Concreet zal dit één van de volgende 2 situaties opleveren:

- Er wordt vertrokken vanuit hoofdstuk 5 (Rom. 5 v 19-21) om vervolgens hoofdstuk 6 te bespreken

- Voor hoofdstuk 7 begint hij al met een herhaling van wat Paulus besloot aan het einde van hoofdstuk 6 (Rom. 7 v 1-6)

Het is heel belangrijk dat er een goede basis gelegd wordt, want indien die ontbreekt, dan kan de rode draad van de Bijbelstudie verloren gaan in discussies. Houd daarom in gedachten: Paulus probeert iets duidelijk te maken en anticipeert hierbij constant op welke vragen die gesteld zouden kunnen worden. Het is aan te raden om te beginnen vanuit de vragen die Paulus zelf aandraagt.

2) Wetten: Zoek op voorhand een paar wetten op uit de Pentateuch en laat je kringleden nagaan aan welke wetten ze al dan niet beantwoorden. Op deze manier kun je hen deels laten ervaren hoe het moet geweest zijn voor de eerste bekeerde joden.

3) Samenvatten: Nadat iedereen de tekst gelezen heeft, zet je de kringleden in een cirkel. Laat de eerste het eerste vers samenvatten in zijn/haar eigen woorden en doorvertellen aan de volgende. Dit zal helpen om de moeilijke concepten, het argument, de gedachtegang beter te vatten.

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 32

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 33

6 // Matteüs 25

Bijbelgedeelte1 Dan zal het met het koninkrijk van de hemel zijn als met tien meisjes die hun olielampen hadden gepakt en eropuit trokken, de bruidegom tegemoet. 2 Vijf van hen waren dwaas, de andere vijf waren wijs. 3 De dwaze meisjes hadden wel hun lampen gepakt, maar geen extra olie. 4 De wijze meisjes hadden behalve hun lampen ook olie in kruiken bij zich. 5 Omdat de bruidegom op zich liet wachten, werden ze allemaal slaperig en dommelden ze in. 6 Midden in de nacht klonk er luid geroep: “Daar is de bruidegom! Kom, ga hem tegemoet.” 7 Dat wekte de meisjes en ze brachten hun olielampen in orde. 8 De dwaze meisjes zeiden tegen de wijze: “Geef ons wat van jullie olie, want onze lampen gaan al uit.” 9 De wijze meisjes antwoordden: “Nee, straks is er nog te weinig voor ons en jullie samen. Zoek liever een verkoper en koop zelf olie.” 10 Terwijl zij op olie uit waren, arriveerde de bruidegom, en zij die klaarstonden gingen met hem naar binnen voor het bruiloftsfeest, waarna de deur gesloten werd. 11 Enige tijd later kwamen ook de andere meisjes. Ze riepen: “Heer, heer, laat ons binnen!” 12 Maar hij antwoordde: “Ik ken jullie werkelijk niet.” 13 Wees dus waakzaam, want jullie weten niet op welke dag en op welk tijdstip hij komt. 14 Of het zal zijn als met een man die op reis ging, zijn dienaren bij zich riep en het geld dat hij bezat aan hen in beheer gaf. 15 Aan de een gaf hij vijf talent, aan een ander twee, en aan nog een ander één, ieder naar wat hij aankon. Toen vertrok hij. Meteen 16 ging de man die vijf talent ontvangen had op weg om er handel mee te drijven, en zo verdiende hij er vijf talent bij. 17 Op dezelfde wijze verdiende de man die er twee had gekregen er twee bij. 18 Degene die één talent ontvangen had, besloot het geld van zijn heer te verstoppen: hij begroef het. 19 Na lange tijd keerde de heer van die dienaren terug en vroeg hun rekenschap. 20 Degene die vijf talent ontvangen had, kwam naar hem toe en overhandigde hem nog vijf talent erbij met de woorden: “Heer, u hebt mij vijf talent in beheer gegeven, alstublieft, ik heb er vijf talent bij verdiend.” 21 Zijn heer zei tegen hem: “Voortreffelijk, je bent een goede en betrouwbare dienaar. Omdat je betrouwbaar bent gebleken in het beheer van een klein bedrag, zal ik je over veel meer aanstellen. Wees welkom bij het feestmaal van je heer.” 22 Ook degene die twee talent ontvangen had, kwam naar hem toe en zei: “Heer, u hebt mij twee talent in beheer gegeven, alstublieft, ik heb er twee talent bij verdiend.” 23 Zijn heer zei tegen hem: “Voortreffelijk, je bent een goede en betrouwbare dienaar. Omdat je betrouwbaar was in het beheer van een klein bedrag, zal ik je over veel meer aanstellen. Wees welkom bij het feestmaal van je heer.” 24 Nu kwam ook degene die één talent ontvangen had naar hem toe, hij zei: “Heer, ik wist van u dat u streng bent, dat u maait waar u niet hebt gezaaid en oogst waar u niet hebt geplant, 25 en uit angst besloot ik uw talent te begraven; alstublieft, hier hebt u het terug.” 26 Zijn heer antwoordde hem: “Je bent een slechte, laffe dienaar. Je wist dus dat ik maai waar ik niet heb gezaaid en oogst waar ik niet heb geplant? 27 Had mijn geld dan bij de bank in bewaring gegeven, dan zou ik bij terugkomst mijn kapitaal met rente hebben terugontvangen. 28 Pak hem dat talent maar af en geef het aan degene die er tien heeft. 29 Want wie heeft zal nog meer krijgen, en wel in overvloed, maar wie niets heeft, hem zal zelfs wat hij heeft nog worden ontnomen. 30 En die nutteloze dienaar, gooi die eruit, in de uiterste duisternis, waar men jammert en knarsetandt.” 31 Wanneer de Mensenzoon komt, omstraald door luister en in gezelschap van alle engelen, zal hij plaatsnemen op zijn glorierijke troon. 32 Dan zullen alle volken voor hem worden samengebracht

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 34

en zal hij de mensen van elkaar scheiden zoals een herder de schapen van de bokken scheidt; 33 de schapen zal hij rechts van zich plaatsen, de bokken links. 34 Dan zal de koning tegen de groep rechts van zich zeggen: “Jullie zijn door mijn Vader gezegend, kom en neem deel aan het koninkrijk dat al sinds de grondvesting van de wereld voor jullie bestemd is. 35 Want ik had honger en jullie gaven mij te eten, ik had dorst en jullie gaven mij te drinken. Ik was een vreemdeling, en jullie namen mij op, 36 ik was naakt, en jullie kleedden mij. Ik was ziek en jullie bezochten mij, ik zat gevangen en jullie kwamen naar mij toe.” 37 Dan zullen de rechtvaardigen hem antwoorden: “Heer, wanneer hebben wij u hongerig gezien en te eten gegeven, of dorstig en u te drinken gegeven? 38 Wanneer hebben wij u als vreemdeling gezien en opgenomen, u naakt gezien en gekleed? 39 Wanneer hebben wij gezien dat u ziek was of in de gevangenis zat en zijn we naar u toe gekomen?” 40 En de koning zal hun antwoorden: “Ik verzeker jullie: alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan.” 41 Daarop zal hij ook de groep aan zijn linkerzijde toespreken: “Jullie zijn vervloekt, verdwijn uit mijn ogen naar het eeuwige vuur dat bestemd is voor de duivel en zijn engelen. 42 Want ik had honger en jullie gaven mij niet te eten, ik had dorst en jullie gaven me niet te drinken. 43 Ik was een vreemdeling en jullie namen mij niet op, ik was naakt en jullie kleedden mij niet. Ik was ziek en zat in de gevangenis en jullie bezochten mij niet.” 44 Dan zullen ook zij antwoorden: “Heer, wanneer hebben wij u hongerig gezien of dorstig, als vreemdeling of naakt, ziek of in de gevangenis, en hebben wij niet voor u gezorgd?” 45 En hij zal hun antwoorden: “Ik verzeker jullie: alles wat jullie voor een van deze onaanzienlijken niet gedaan hebben, hebben jullie ook voor mij niet gedaan.” 46 Hun staat een eeuwige bestraffing te wachten, de rechtvaardigen daarentegen het eeuwige leven.’

Achtergrondinformatie

Het evangelie van Matteüs heeft veel gelijkenissen met het evangelie van Marcus. Hij heeft het evangelie van Marcus gebruikt als raamwerk om zijn evangelie te schrijven. Matteüs heeft de brede opzet van Marcus overgenomen, maar heeft er zijn eigen structuur aan gegeven56.

Waar Marcus eerder de menselijkheid van Jezus benadrukt, ziet Matteüs Jezus als de Koning der Joden, als degene die de beloften van de profeten vervult. Dit maakt hij al meteen bij het begin van evangelie duidelijk door te beginnen met de stamboom van Jezus om zo zijn koninklijkheid te benadrukken57.

Matteüs haalt meer aan uit het Oude Testament dan de andere schrijvers van de evangeliën en geeft veel randinformatie mee. Eén van zijn favoriete uitdrukkingen is “zo ging in vervulling wat gezegd is door de profeten.” Deze zin komt wel dertien keer voor in het verhaal van Jezus’ geboorte. Dit is ook één van de redenen waarom Matteüs als eerste in het Nieuwe Testament is opgenomen ondanks dat het niet als eerste evangelie geschreven is.De belangrijkste reden dat Matteüs zoveel verwijst naar het Oude Testament, is dat hij zijn evangelie vooral schreef voor pas bekeerden ( in zijn tijd vooral Joden) waar Marcus eerder

56 Keener, C. S. The IVP New Testament Background Commentary, (Downers Grove, IL: InterVarsity Press, 1993).57 Ibid.,.

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 35

schrijft voor mensen die nog niet overtuigd zijn van wie Jezus is. Joden in zijn tijd kenden het Oude Testament met zijn profetieën zeer goed58.

Naast de vele aanhalingen uit het oude testament heeft het hele Matteüs evangelie ook een zeer duidelijk joods karakter. Matteüs wilde de deur naar de Joden open houden, hij wilde hen laten beseffen dat de volgelingen van Jezus het Oude Testament niet afwezen en dat ze ook hun joodse wortels niet uit het oog waren verloren. Hij was zelf een Jood en net als Paulus had hij een diep verlangen dat de Joden tot geloof in hun Messias zouden komen.Ondanks dit alles schreef Matteüs zijn evangelie zeker niet uitsluitend voor Joden, hij wijst er ook op dat Jezus ook kwam voor heidenen, hij haalt dit verschillende keren aan en laat ook de negatieve opmerkingen die Jezus maakte aan het adres van de Joden niet weg59.

Verduidelijking

1Matteüs spreekt bewust van het koninkrijk van de hemel en niet van het koninkrijk van God zoals in de andere evangeliën. Hij doet dit omdat Joden nooit zouden spreken over het koninkrijk van God omdat ze bang zouden zijn om de naam van God oneerbiedig te gebruiken60.

1-12Een bruidsmeisje zijn was een grote eer. Niet voldoende voorbereid zijn of niet binnen mogen op het feest was voor jonge vrouwen een ware nachtmerrie. Na de eerste feestdag verlaten de bruidsmeisjes de bruid om de bruidegom te gaan halen en hem daarna naar het huis van de bruidegom te begeleiden. De dwaze meisjes misten de tocht terug naar het huis van de bruidegom die gepaard ging met de feestelijke dansen en gezangen61.

14-30Dat talent was de meest waardevolle munt. Het was het gewicht aan edelmetaal dat een volwassene kon dragen. In de Oudheid had een talent de grootste geldwaarde.  Een talent was 6000 zilveren drachmen waard. Dat komt dus neer op 6000 daglonen62.

34-40Deze parabel beschrijft daden van genade die wij allemaal dagelijks kunnen doen voor mekaar. Deze daden zijn niet afhankelijk van rijkdom of intelligentie, het zijn eenvoudigweg daden die elke mens vrij kan geven en ontvangen. We hebben geen excuus om degene rondom ons die in nood zijn te verwaarlozen. Jezus wijst ons hier op onze persoonlijke verantwoordelijkheid, hier en nu63.

58 Keener, C. S. The IVP New Testament Background Commentary, (Downers Grove, IL: InterVarsity Press, 1993).59 Ibid.,.60 Pawson, D. Sleutels tot de Bijbel, (Putten: Opwekkingslectuur, 2007).61 Keener, C. S. The IVP New Testament Background Commentary, (Downers Grove, IL: InterVarsity Press, 1993).62 www.bijbelseplaatsen.nl, www.dirkzwagerarie.be63 Life Application Study Bible, (Carol Stream, IL: Tyndale House Publishers, 1995).

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 36

Plaats binnen ‘Wie is het?’In dit Bijbelgedeelte wordt de nadruk gelegd op Jezus als koning die terug zal komen om te oordelen en zijn volk op te eisen. Zijn rechtvaardigheid staat centraal, Hij weet wat je doet, maar ook wat je kiest niet te doen. Hij zal terug komen in majesteit en luister, maar niemand zal weten wanneer.

KerngedachteJezus schudt zijn omstaanders en ons hier wakker om stil te staan bij wie we zijn en wat we doen. Hij weerlegt excuses om niets of te weinig te doen met wat we ontvangen hebben. Jezus roept ons op om, ongeacht onze situatie, Hem te dienen en te gebruiken wat we ontvangen. De tijd dat Jezus terug komt kan elk moment aanbreken, hoe wil je dat Hij je aantreft?

Mogelijke vragenO = observatie, I = interpretatie, A = applicatie (toepassing)

Wie spreekt er? (O) Tegen wie wordt er gesproken? (O) Welke tekstdelen kan je onderscheiden? (O) Wat denk je dat er bedoeld wordt met geen extra olie meenemen? (I) Waarom gebruikt Jezus twee verschillende parabels en niet één? (I) Waarom gebruikt Jezus deze voorbeelden? (I) Wat wordt er bedoeld met maaien waar niet gezaaid is en oogsten waar

niet geplant is? (I) Wie zijn de onaanzienlijkste in onze maatschappij? (IA) Wat zou in onze maatschappij kunnen gelijk staan aan vertrekken zonder

extra olie? (IA) Hoe ga je jou bruidegom (Jezus) tegemoet? (A) Waarin doe je enkel het strikt noodzakelijke? (neem je enkel een lamp

mee) (A) Hoe hoop je dat Jezus je aantreft wanneer Hij terug komt? (A) Welke extra talenten kan je aan je meester geven wanneer Hij terug

komt? (A)

Werkvormen

1) Ijsbreker: Denk na over wat je kan doen voor iemand anders in je omgeving waarmee je die persoon kan helpen. Misschien kan je grootmoeder wel hulp gebruiken met boodschappen doen. Of moet een vriend/vriendin zijn/haar kot opruimen? Als je zoiets hebt gevonden, sta er dan even bij stil hoe snel je iets wist, en waarom je dit nog niet hebt gedaan.

2) Groepen: Verdeel de kringleden in drie groepen, geef 1 groep van vers 1 t.e.m. 13, een tweede groep van 14 t.e.m. 30 en een derde groep van 31 t.e.m. 46. Laat de groepen opvallende reacties, gebeurtenissen oplijsten en de linken leggen met mekaars Bijbelgedeelten. Help de groep om linken te leggen met hun eigen leven, maak het heel erg concreet. Je kan dit doen door uitgebreid tijd te maken voor interpretatievragen.

3) Inleefvraag ter afsluiting: Wat zou Jezus gedacht hebben toen Hij Thomas en Judas uitzond (Matteüs 9:37 en 10:8)? Ze zouden hem achteraf verraden en niet geloven, wat zouden de mensen die hen aan de deur gehad hebben gedacht

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 37

hebben toen ze hoorde wat ze gedaan hadden? Jezus stuurt hen desondanks toch uit om te gebruiken wat ze hebben gekregen, te vertellen wat ze gehoord hadden. Laat de groep opschrijven wat hen nog tegenhoudt om zich ten volle te laten gebruiken door God. Geef tijd om te bidden voor de zaken en laat hen erna de briefjes opfrommelen en zo ver mogelijk weggooien. Er is geen geldig excuus meer om niet bruikbaar te zijn.

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 38

7 // Lucas 2

Bijbelgedeelte1 In die tijd kondigde keizer Augustus een decreet af dat alle inwoners van het rijk zich moesten laten inschrijven. 2 Deze eerste volkstelling vond plaats tijdens het bewind van Quirinius over Syrië. 3 Iedereen ging op weg om zich te laten inschrijven, ieder naar de plaats waar hij vandaan kwam. 4 Jozef ging van de stad Nazaret in Galilea naar Judea, naar de stad van David die Betlehem heet, aangezien hij van David afstamde, 5 om zich te laten inschrijven samen met Maria, zijn aanstaande vrouw, die zwanger was. 6 Terwijl ze daar waren, brak de dag van haar bevalling aan, 7 en ze bracht een zoon ter wereld, haar eerstgeborene. Ze wikkelde hem in een doek en legde hem in een voederbak, omdat er voor hen geen plaats was in het nachtverblijf van de stad. 8 Niet ver daarvandaan brachten herders de nacht door in het veld, ze hielden de wacht bij hun kudde. 9 Opeens stond er een engel van de Heer bij hen en werden ze omgeven door het stralende licht van de Heer, zodat ze hevig schrokken. 10 De engel zei tegen hen: ‘Wees niet bang, want ik kom jullie goed nieuws brengen, dat het hele volk met grote vreugde zal vervullen: 11 vandaag is in de stad van David jullie redder geboren. Hij is de messias, de Heer. 12 Dit zal voor jullie het teken zijn: jullie zullen een pasgeboren kind vinden dat in een doek gewikkeld in een voederbak ligt.’ 13 En plotseling voegde zich bij de engel een groot hemels leger dat God prees met de woorden: 14 ‘Eer aan God in de hoogste hemel en vrede op aarde voor alle mensen die hij liefheeft.’ 15 Toen de engelen waren teruggegaan naar de hemel, zeiden de herders tegen elkaar: ‘Laten we naar Betlehem gaan om met eigen ogen te zien wat er gebeurd is en wat de Heer ons bekend heeft gemaakt.’ 16 Ze gingen meteen op weg, en troffen Maria aan en Jozef en het kind dat in de voederbak lag. 17 Toen ze het kind zagen, vertelden ze wat hun over dat kind was gezegd. 18 Allen die het hoorden stonden verbaasd over wat de herders tegen hen zeiden, 19 maar Maria bewaarde al deze woorden in haar hart en bleef erover nadenken. 20 De herders gingen terug, terwijl ze God loofden en prezen om alles wat ze gehoord en gezien hadden, precies zoals het hun was gezegd. 21 Toen er acht dagen verstreken waren en hij besneden zou worden, kreeg hij de naam Jezus, die de engel had genoemd nog voordat hij in de schoot van zijn moeder was ontvangen. 22 Toen de tijd was aangebroken dat ze zich overeenkomstig de wet van Mozes rein moesten laten verklaren, brachten ze hem naar Jeruzalem om hem aan de Heer aan te bieden, 23 zoals is voorgeschreven in de wet van de Heer: ‘Elke eerstgeboren zoon moet aan de Heer worden toegewijd.’ 24 Ook wilden ze het offer brengen dat de wet van de Heer voorschrijft: een koppel tortelduiven of twee jonge gewone duiven. 25 Er woonde toen in Jeruzalem een zekere Simeon. Hij was een rechtvaardig en vroom man, die uitzag naar de tijd dat God Israël vertroosting zou schenken, en de heilige Geest rustte op hem. 26 Het was hem door de heilige Geest geopenbaard dat hij niet zou sterven voordat hij de messias van de Heer zou hebben gezien. 27 Gedreven door de Geest kwam hij naar de tempel, en toen Jezus’ ouders hun kind daar binnenbrachten om met hem te doen wat volgens de wet gebruikelijk is, 28 nam hij het in zijn armen en loofde hij God met de woorden: 29 ‘Nu laat u, Heer, uw dienaar in vrede heengaan, zoals u hebt beloofd. 30 Want met eigen ogen heb ik de redding gezien 31 die u bewerkt hebt ten overstaan van alle volken: 32 een licht dat geopenbaard wordt aan de heidenen en dat tot eer strekt van Israël, uw volk.’ 33 Zijn vader en moeder waren verbaasd over wat er over hem werd gezegd. 34 Simeon zegende hen en zei tegen Maria, zijn moeder: ‘Weet wel dat velen in

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 39

Israël door hem ten val zullen komen of juist zullen opstaan. Hij zal een teken zijn dat betwist wordt, 35 en zelf zult u als door een zwaard doorstoken worden. Zo zal de gezindheid van velen aan het licht komen.’ 36 Er was daar ook een profetes, Hanna, de dochter van Fanuel, uit de stam Aser. Ze was hoogbejaard; vanaf haar huwbare leeftijd had ze zeven jaar met haar man geleefd, 37 en ze was nu al vierentachtig jaar weduwe. Ze was altijd in de tempel, waar ze God dag en nacht diende met vasten en bidden. 38 Op dat moment kwam ze naar hen toe, bracht hulde aan God en sprak over het kind met allen die uitzagen naar de bevrijding van Jeruzalem. 39 Toen ze alles overeenkomstig de wet van de Heer hadden gedaan, keerden ze terug naar Galilea, naar hun woonplaats Nazaret. 40 Het kind groeide op, werd sterk en was begiftigd met wijsheid; Gods genade rustte op hem. 41 Zijn ouders gingen jaarlijks voor het pesachfeest naar Jeruzalem. 42 Toen hij twaalf jaar was, maakten ze weer hun gebruikelijke pelgrimstocht. 43 Na afloop van het feest vertrokken ze naar huis, maar Jezus bleef in Jeruzalem achter zonder dat zijn ouders het wisten. 44 In de veronderstelling dat hij zich bij het reisgezelschap bevond, reisden ze een hele dag voordat ze hem overal onder hun verwanten en bekenden begonnen te zoeken. 45 Toen ze hem niet vonden, keerden ze terug naar Jeruzalem om hem daar te zoeken. 46 Na drie dagen vonden ze hem in de tempel, waar hij tussen de leraren zat, terwijl hij naar hen luisterde en hun vragen stelde. 47 Allen die hem hoorden stonden versteld van zijn inzicht en zijn antwoorden. 48 Toen zijn ouders hem zagen, waren ze ontzet, en zijn moeder zei tegen hem: ‘Kind, wat heb je ons aangedaan? Je vader en ik hebben met angst in het hart naar je gezocht.’ 49 Maar hij zei tegen hen: ‘Waarom hebt u naar me gezocht? Wist u niet dat ik in het huis van mijn Vader moest zijn?’ 50 Maar ze begrepen niet wat hij tegen hen zei. 51 Hij reisde met hen terug naar Nazaret en was hun voortaan gehoorzaam. Zijn moeder sloot alles wat er met hem gebeurd was in haar hart. 52 Jezus groeide verder op en zijn wijsheid nam nog toe. Hij kwam steeds meer in de gunst bij God en de mensen.

Achtergrondinformatie

AuteurDe auteur van het evangelie van Lucas en van Handelingen is één en dezelfde persoon. Hij noemt nergens zijn naam, maar een aantal plaatsen in zijn verslag wijzen op zijn identiteit. In de eerste plaats was Lucas geen ooggetuige64. Daarnaast lijkt het erop dat hij een reisgenoot van Paulus was65. De vroege kerk heeft al snel de naam Lucas aan deze auteur gegeven66. Waarschijnlijk is Lucas geen jood, maar een heiden, dit kunnen we niet zeker weten, maar als het zo is, dan is Lucas de enige niet-joodse auteur die aan de Bijbel bijgedragen heeft. Dit “gives a pluralistic perspective to the ministry of Jesus and [it] explains why Gentile issues are so central for him [Luke]”67.

Context en publiekHet evangelie van Lucas is geen losstaand boek. Het is het eerste van twee delen die handelen over het leven van Jezus en de vroege kerk, kortweg het 64 Lucas zegt in de eerste 4 verzen (Lc 1:1-4) dat hij ooggetuigenverslagen heeft verzameld en daar een verslag van geschreven heeft. Dit is dus geen eigen ooggetuigenverslag. Bock, D. L., Luke, IVPNTCS, (Downers Grove, IL: IVP, 1994), 17. 65 Dit blijkt uit de ‘wij vorm’ in Hnd 16:10-17, 20:5-15, 21:1-18, 27:1, 28:16. Ibid., 17.66 Bekend als metgezel en dokter van Paulus uit Col 4:14. Waarschijnlijk is hij al vanaf 120 AD met grote unanimiteit als auteur van het evangelie en de handelingen genoemd. Carson, D. A., France, R. T., Motyer, J. A. eds. New Bible Commentary. 4th ed. (Leicester: InterVarsity Press, 1994), 1137.67 Bock, D. L., Luke, IVPNTCS, (Downers Grove, IL: IVP, 1994), 18.

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 40

begin van het christendom68. Beide volumes zijn geadresseerd aan dezelfde persoon, Theofilus. Deze persoon is verder onbekend. Uit een diepere blik op de inhoud van zowel het evangelie als de handelingen kunnen we wellicht afleiden wat deze Theofilus bezig hield, of minstens wat Lucas hem wou duidelijk maken. Het thema van ‘ook heidenen zijn welkom’ doet vermoeden dat Theofilus een heiden was, waarschijnlijk al christen, die zich afvroeg wat hij deed in een religie met Joodse oorsprong. Mogelijks stelde hij zich vragen zoals: Hoor ik hier thuis? Is dit echt Gods gemeente? Heeft Hij echt alle naties geroepen? Hoe moeten we alle tegenslagen (van het kruis tot de moeite van de eerste kerk) interpreteren?69

Thema’sLucas is een uitzonderlijk auteur onder de evangelisten. Hij was om te beginnen literair aangelegd. Bovendien was hij zich, meer dan anderen, ervan bewust dat hij een historicus was. Daarom komen er regelmatig concrete plaats-, tijds-, en persoonsaanduidingen voor in Lucas’ evangelie. Als dokter was hij ook geschoold, hij wilde daarom de intellectuele, meerbepaald theologische consequenties van Jezus’ leven belichten, voornamelijk het feit dat omdat Jezus gekomen is voor ‘de verlorenen’, Hij dus ook gekomen is voor de heidenen. Ten slotte blijkt uit het evangelie ook Lucas’ pastorale bezorgdheid. Hij maakt meer dan duidelijk dat je Jezus niet kunt volgen zonder inspanning, Gods genade is voor iedereen, maar zij is niet goedkoop70.

Meer dan in andere evangelies legt Lucas een nadruk op het ‘plan van God’. Lucas maakt vanaf het begin duidelijk dat alles gebeurd is volgens Gods plan. Dit komt in Lucas 2 uitvoerig aan bod (Lc 2:9-14, 30-32, 34-35). Het plan van God wordt ook duidelijk door een tweedeling in ‘belofte’ en ‘vervulling’ die bij Lucas duidelijk is. De belofte van God is aanwezig in het Oude Testament, tot en met Johannes de doper (7:28, 16:16-17). Ook in hoofdstuk 2 worden door Simeon en Hanna nog beloften gemaakt met betrekking tot Jezus. Uiteindelijk worden al deze beloften ingelost met Jezus’ bediening, lijden en opstanding en verdergezet in zijn kerk (Handelingen)71.

StructuurBOEKLucas wordt algemeen opgedeeld als volgt:

A. 1:1-4 VoorwoordB. 1:5-2:52 Jezus als kindC. 3:1-4:13 Johannes en JezusD. 4:14-9:50 Bediening in GallileaE. 9:51-19:10 Reis naar Jeruzalem72

F. 19:11-21:38 Onderwijs in JeruzalemG. 22:1-24:53 Dood en opstanding van Jezus73

TEKSTDe tekst die in deze studie behandeld wordt kan als volgt worden opgedeeld

68 Carson, D. A., France, R. T., Motyer, J. A. eds. New Bible Commentary. 4th ed. (Leicester: InterVarsity Press, 1994), 978.69 Bock, D. L., Luke, IVPNTCS, (Downers Grove, IL: IVP, 1994),18 en 30.70 Carson, D. A., France, R. T., Motyer, J. A. eds. New Bible Commentary. 4th ed. (Leicester: InterVarsity Press, 1994), 978.71 Bock, D. L., Luke, IVPNTCS, (Downers Grove, IL: IVP, 1994), 20-21.72 Alternatief: 9:51-19:44 = Reis naar Jeruzalem; 19:45-24:53 = Gebeuren in Jeruzalem. Ibid., 27. 73 Carson, D. A., France, R. T., Motyer, J. A. eds. New Bible Commentary. 4th ed. (Leicester: InterVarsity Press, 1994),980-981.

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 41

Deel Passage Jezus als…I. a. setting (1-5) Historisch

b. geboorte (6-7) Mensc. herders (8-20) Messias

II. a. setting (21-24) Mensb. Simeon (25-35) Messiasc. Hanna (36-39) Messias

III. a. Setting (40-42) Mensb. Tempel (43-52) Zoon van God, Leraar

SitueringDe passage die in deze studie behandeld wordt situeert zich ergens tussen 6BC en 4AD, dit kan gedateerd worden door de census (of volkstelling) onder toezicht van gouverneur Quirinus waarvan in vv1-2 sprake is74. Deze census is historisch te situeren en diende waarschijnlijk om iedereen te registreren voor de belastingen. Door dit te doen op basis van plaats van afkomst kwamen de Romeinen met deze onpopulaire actie tegemoet aan de Joodse traditie en gebruiken75.

De afstand die Jozef en Maria aflegden van Nazareth tot Bethlehem was ongeveer 100 km, 3 dagreizen; de afstand naar Jeruzalem later in het hoofdstuk is ongeveer 85 km76. Deze afstanden werden naar alle waarschijnlijkheid niet alleen afgelegd. Het was gevaarlijk op de wegen en bovendien was Jozef niet de enige van zijn familie in Nazareth. Families leefden en reisden in die tijd vaak samen, we moeten dit zien als een groep van gemakkelijk 100 mensen, ouders, kinderen, (achter)neven en nichten, ooms, tantes, grootouders enzovoort77.De tijdspanne van de eerste twee delen (geboorte en opdracht in de tempel) beslaat 40 dagen. De gebeurtenissen 12 jaar later (Jezus in de tempel) beslaan 10 dagen.Uit al de data die Lucas geeft is het zeer gemakkelijk de situering van hoofdstuk 2 te maken. De passage is duidelijk gekaderd in tijd en ruimte, duidelijk geordend met ijkpunten en concrete informatie over personages. Het is voor een lezer uit Lucas’ tijd goed en zelf na te gaan over wie het ging en of zijn verhaal wel correct is.

Verduidelijking

21De besnijdenis op acht dagen is door God opgedragen aan Abraham en zijn nageslacht in Gen.17:12. Jozef en Maria volgen hiermee volledig de Joodse traditie.

22De reiniging wordt opgedragen in Lev. 12. Na de bevalling was een vrouw voor 7 dagen onrein, daarna moest ze nog 33 dagen wachten en op de 40e dag moest ze zich in de tempel laten reinigen en een offer brengen. Dit doet Maria volledig volgens de wet van Mozes. Het offer dat ze brengen is dat van de mensen die geen ram kunnen veroorloven, dit identificeert Jezus met de armen. Maria is

74 Deze datering is niet volledig duidelijk. zie voetnoot in Bock, D. L., Luke, IVPNTCS, (Downers Grove, IL: IVP, 1994), 54-55.75 Bock, D. L., Luke, IVPNTCS, (Downers Grove, IL: IVP, 1994), 54.76 Ibid., 54.77 Flaptekst van Randolph Richards, E. R. & O’Brien, B. J. Misreading Scripture with Western Eyes. Removing Cultural Blinders to Better Understand the Bible, (Downers Grove, IL: IVP).

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 42

niet verplicht om ook haar baby mee te nemen naar de tempel. Door dit wel te doen tonen ze hun vroomheid. Jezus is omringt door mensen die hun geloof serieus nemen (dit blijkt ook uit het feit dat hij met zijn familie jaarlijks een pelgrimstocht maakte naar Jeruzalem)78.

25-40De mensen die Jezus opmerken in de tempel zijn nederige oude mensen met een gevestigde reputatie van rechte wandel en godsvrucht. Dit zijn niet zomaar toevallige gebeurtenissen, maar ontmoetingen die Jezus’ leven ankeren in deze wereld en binden aan mensen.

42In de Mishnah, de verzameling van wijsheden en wetuitleggingen door verschillende Joodse rabbijnen, wordt de leeftijd van 12 jaar gezien als het begin van het religieuze leven door middel van de bar-mitsvah. Voor zover de Mishnah al op Jezus’ tijd van toepassing was, kunnen we dus hierin een reden zien waarom deze gebeurtenissen op 12 jaar en niet op 11 of 13 jarige leeftijd gebeuren79.

Plaats binnen ‘geloof in de wereld’Wie is Jezus in deze tekst? - Jezus is in deze tekst een:- Historisch persoon- Leraar- Mens- Zoon van God- Messias(zie ook structuur van de tekst onder ‘Achtergrond’)

KerngedachteJezus kwam als mens naar de wereld en wordt al meteen herkend als een bijzonder mens, de Messias van God. (belangrijkste is deel II)

Mogelijke vragenO = observatie, I = interpretatie, A = applicatie (toepassing)

In welke tijd speelt dit verhaal zich af? (O) Waar speelt het verhaal zich af? (O) Wat is het belang van deze plaatsen?

(I) Wie zijn de personages? (O) Welke namen worden aan Jezus gegeven? (O) Welke emoties komen voor in de tekst? (O/I) Wie zijn ‘allen die het hoorden’ (v18)? (O/I) Wat leer je over Jezus’ ouders? (O/I) Wie wordt bedoeld met ‘alle mensen

die Hij liefheeft’ (v14)? (I) Wat wil de achtergrond van de mensen die Jezus ontmoeten (herders, Simeon, Hanna, leraars) zeggen over Jezus (I)?

Waarom zegt Simeon iets persoonlijk aan Maria? Waarom Maria? (I) Wat is het ‘huis van mijn vader’? (I)

78 Bock, D. L., Luke, IVPNTCS, (Downers Grove, IL: IVP, 1994), 58.79 Ibid., 62.

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 43

Was Jezus zich al vanaf het begin bewust van zijn roeping of heeft God hem die langzamerhand geopenbaard door een nauwe wandel met Hem? (I)

Was Jezus ongehoorzaam? (I) Wie zijn degenen die ‘ten val zullen komen of juist zullen opstaan’? (I) En

wie zijn dit nu? (A) Hoe kunnen wij de herders navolgen en Jezus opzoeken om hem met

eigen ogen te zien (persoonlijk ontmoeten & ervaren)? (A) Prijs en loof God om je ontmoeting met Jezus. (A) Simeon werd door de Geest naar Jezus toe gedreven, hoe kunnen wij die

openheid voor onszelf realiseren? (A) Wat bewaren wij in ons hart en waar denken we over na? In hoeverre

koesteren we, verwonderen we ons over, overdenken we, of reflecteren we over Jezus? (A)

Wie is Hanna in jouw omgeving/kerk, hoe sta jij tegenover die persoon? (A)

Werkvormen

Het is mogelijk om in een kring niet het hele hoofdstuk te behandelen, maar slechts één of twee van de drie delen (zie structuur van de tekst onder ‘Achtergrond’). Probeer in ieder geval dit gedeelte (deel II) te behandelen, dit is het meest rijke met betrekking tot het jaarthema. Daarenboven is het aan te raden om dit gedeelte niet tijdens de kerstperiode te behandelen, Dit zou de aandacht ongewenst focussen op het verhaal van de geboorte en niet het geheel, zeker aangezien deel II het meest relevant is in het kader van het jaarthema. Het gaat in deze studie niet om de geboorte van Jezus, maar om de manier waarop Lucas Jezus schetst en wat we over Jezus kunnen leren in deze tekst.

1) Inleven: Bedeel aan ieder kringlid voor de eerste lezing een rol. Laat ze terwijl je de tekst voorleest zich proberen inbeelden hoe die persoon zich voelt. Stel vragen als ‘wat denk je?’, ‘wat gebeurt er met je?’, ‘wat voel je?’, ‘wat doe je?’, ‘hoe reageer je?’. Lees indien nodig de tekst tweemaal en bezorg daarna pas iedereen een exemplaar.Laat nu ieder personage als in een ooggetuigenverslag geven van wat hij/zij heeft beleefd. Laat je kring dit met zoveel mogelijk emotie en passie hervertellen, niet passief! Vraag na elk ooggetuigenverslag aan de andere kringleden wat ze ervan vonden. Wat was goed overgebracht (elementen uit tekst (O), emoties uit tekst(O), terechte toevoegingen(I))? Wat was minder goed overgebracht (elementen uit de tekst vergeten/onvolledig (O), emoties uit de tekst vergeten (O), onterechte toevoegingen (I))?

Hanteer de volgende verdeling, afhankelijk van hoeveel leden je in je kring hebt. Je bent vrij om extra personages toe te voegen:1 Maria (1)2 Jozef3 Omstaander4 Lucas5 Jezus6 Maria (2)7 Omstaander (2)

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 44

8 Maria (3)9 Omstaander (3)

2) Jaarthema: Tijdens de interpretatie, of beter nog na de kring, schrijf je op een blad de nummers 10, 20, 30, 40, 50. Daag je kringleden uit om de vijf belangrijkste kenmerken van Jezus die in deze tekst aan bod komen te vinden.

Dit kun je doen volgens het principe van de ronde ‘het collectief geheugen’ uit de populaire quiz ‘de slimste mens ter wereld’. Laat de kring in willekeurige volgorde een antwoord suggereren. Afhankelijk van hoe ‘makkelijk’ of ‘voor de hand liggend’ het antwoord is, is dit 10, 20, 30, 40, 50 punten waard, zoals in ‘de slimste mens ter wereld’. De vijf kenmerken die in ‘Plaats in het jaarthema’ zijn opgelijst zijn geordend volgens deze verdeling. (50 Historisch persoon, 40 Leraar, 30 Mens, 20 Zoon van God, 10 Messias). Probeer dit niet competitief te laten worden, het is de bedoeling om op een eerder ludieke manier het onderste uit de kan te halen en een duidelijke link met het jaarthema te leggen, eerder dan te peilen wie het beste heeft opgelet.

3) Schilderijen: Laat de kringleden vijf schilderijen bekijken met een gebeurtenis uit dit hoofdstuk op afgebeeld.

Merk op dat de Jezusfiguur, een pasgeboren kind, er telkens erg groot en volwassen uit ziet. Dit is niet uit incompetentie van de schilder. Zou het kunnen dat de schilder hiermee de tekst interpreteert en op deze manier Jezus al vanop jonge leeftijd extreme wijsheid en goddelijkheid toedicht.

Is dit een geldige interpretatie volgens de tekst?Betekent dit dan dat Jezus vanaf het begin al volledig bewust was van zijn identiteit en roeping of is dit hem gaandeweg door wandel met God geopenbaard?

1) Giovanni Bellini: Opdracht in de Tempel2) Alexet Yegorov: Simeon the Righteous3) Ambrogio Lorenzetti: Opdracht in de Tempel4) Gerolamo Romanino: Presentation of Jesus5) Peter Paulus Rubens: Presentation of Jesus

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 45

8 // Genesis 3

Bijbelgedeelte1 Van alle in het wild levende dieren die God, de HEER, gemaakt had, was de slang het sluwst. Dit dier vroeg aan de vrouw: ‘Is het waar dat God gezegd heeft dat jullie van geen enkele boom in de tuin mogen eten?’ 2 ‘We mogen de vruchten van alle bomen eten,’ antwoordde de vrouw, 3 ‘behalve die van de boom in het midden van de tuin. God heeft ons verboden van de vruchten van die boom te eten of ze zelfs maar aan te raken; doen we dat toch, dan zullen we sterven.’ 4 ‘Jullie zullen helemaal niet sterven,’ zei de slang. 5 ‘Integendeel, God weet dat jullie de ogen zullen opengaan zodra je daarvan eet, dat jullie dan als goden zullen zijn en kennis zullen hebben van goed en kwaad.’ 6 De vrouw keek naar de boom. Zijn vruchten zagen er heerlijk uit, ze waren een lust voor het oog, en ze vond het aanlokkelijk dat de boom haar wijsheid zou schenken. Ze plukte een paar vruchten en at ervan. Ze gaf ook wat aan haar man, die bij haar was, en ook hij at ervan. 7 Toen gingen hun beiden de ogen open en merkten ze dat ze naakt waren. Daarom regen ze vijgenbladeren aan elkaar en maakten er lendenschorten van. 8 Toen de mens en zijn vrouw God, de HEER, in de koelte van de avondwind door de tuin hoorden wandelen, verborgen zij zich voor hem tussen de bomen. 9 Maar God, de HEER, riep de mens: ‘Waar ben je?’ 10 Hij antwoordde: ‘Ik hoorde u in de tuin en werd bang omdat ik naakt ben; daarom verborg ik me.’ 11 ‘Wie heeft je verteld dat je naakt bent? Heb je soms gegeten van de boom waarvan ik je verboden had te eten?’ 12 De mens antwoordde: ‘De vrouw die u hebt gemaakt om mij terzijde te staan, heeft mij vruchten van de boom gegeven en toen heb ik ervan gegeten.’ 13 ‘Waarom heb je dat gedaan?’ vroeg God, de HEER, aan de vrouw. En zij antwoordde: ‘De slang heeft me misleid en toen heb ik ervan gegeten.’ 14 God, de HEER, zei tegen de slang: ‘Vervloekt ben jij dat je dit hebt gedaan, het vee zal je voortaan mijden, wilde dieren wenden zich af; op je buik zul je kruipen en stof zul je eten, je hele leven lang. 15 Vijandschap sticht ik tussen jou en de vrouw, tussen jouw nageslacht en het hare, zij verbrijzelen je kop, jij bijt hen in de hiel.’ 16 Tegen de vrouw zei hij: ‘Je zwangerschap maak ik tot een zware last, zwoegen zul je als je baart. Je zult je man begeren, en hij zal over je heersen.’ 17 Tegen de mens zei hij: ‘Je hebt geluisterd naar je vrouw, gegeten van de boom die ik je had verboden. Vervloekt is de akker om wat jij hebt gedaan, zwoegen zul je om ervan te eten, je hele leven lang. 18 Dorens en distels zullen er groeien, toch moet je van zijn gewassen leven. 19 Zweten zul je voor je brood, totdat je terugkeert tot de aarde, waaruit je bent genomen: stof ben je, tot stof keer je terug.’ 20 De mens noemde zijn vrouw Eva; zij is de moeder van alle levenden geworden. 21 God, de HEER, maakte voor de mens en zijn vrouw kleren van dierenvellen en trok hun die aan. 22 Toen dacht God, de HEER: Nu is de mens aan ons gelijk geworden, nu heeft hij kennis van goed en kwaad. Nu wil ik voorkomen dat hij ook vruchten van de levensboom plukt, want als hij die zou eten, zou hij eeuwig leven. 23 Daarom stuurde hij de mens weg uit de tuin van Eden om de aarde te gaan bewerken, waaruit hij was

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 46

genomen. 24 En nadat hij hem had weggejaagd, plaatste hij ten oosten van de tuin van Eden de cherubs en het heen en weer flitsende, vlammende zwaard. Zij moesten de weg naar de levensboom bewaken.

Achtergrondinformatie80

De eerste vijf boeken, Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium, van de Bijbel worden al eeuwen als eenheid gezien. Deze eenheid wordt Tora (Wet) genoemd in joodse kringen en Pentateuch in academische literatuur. De Pentateuch werd traditioneel aan Mozes toegeschreven, hoewel er in de verschillende boeken kleine aanwijzingen zijn dat ze ook wel eens later geschreven kunnen zijn. Geen van de boeken zelf noemt Mozes als auteur. Er is inmiddels veel discussie geweest over de schrijver(s) van de Pentateuch en de bronnen die zij hadden en tot op de dag van vandaag lijkt er geen algemene consensus te zijn over de auteurschap van de Pentateuch en daarmee Genesis. Vanwege de discussie rond auteurschap, of zelfs de datering van het boek, is het lastig om conclusies te trekken over wie de eerste en oorspronkelijke lezers van Genesis waren. We kunnen wel zeggen dat het boek een belangrijke rol speelt in de geschiedschrijving van het ontstaan van het Joodse volk. Daarmee is het boek een belangrijke inleiding in de Pentateuch en de rest van het Oude Testament.

De naam Genesis is via het Latijn vanuit het Grieks in onze taal gekomen. Het betekend iets als ‘ontstaan’ of ‘wording’. Van oorsprong droeg het boek de naam bereshiet wat het Hebreeuws is voor ‘in het begin’, de eerste woorden van het boek. Genesis lijkt uit twee belangrijke hoofddelen te bestaan: de eerste elf hoofdstukken over de oer geschiedenis en de rest over de aartsvaders. Voor Genesis 3 focussen we ons meer op de eerste elf hoofdstukken. Deze hoofdstukken samen zijn veel korter dan de rest van Genesis en lijken meer inleidend te zijn op de rest van Genesis, de Pentateuch en de Bijbel in zijn geheel. Het bied de lezer het wereldbeeld aan van waaruit de rest gelezen wordt. Dit wereldbeeld staat vaaks haaks op andere verhalen en mythes uit de oudheid. De auteur wil meegeven dat het verhaal van God en de schepping anders is dan wat andere om ons heen geloven. Het begint in de eerste drie hoofdstuk met een verschil in het verlangen van God met zijn schepping en het handelen van de mens in die schepping. De overige negen hoofdstukken geven duidelijke voorbeelden van de problemen die hieruit ontstaan, zowel op individueel vlak als ook de maatschappij in zijn geheel. Vanaf de verhalen van Abraham zien we concrete acties en verbonden tussen God en de mens om tot een oplossing te komen. De betekenis van dit boek en Genesis 3 is belangrijker dan een discussie over de historiciteit ervan. Zonder in te gaan op wat wel en niet exact gebeurd is wil God ons iets meegeven met deze eerste hoofdstukken in de Bijbel. Deze boodschap is te vinden met mensen die geloven dat de eerste elf hoofdstukken geschiedenis is en met hen die er een puur symbolische waarde aangeven. Probeer in de kring dan ook geen discussie over de waarde van deze tekst in de geschiedschrijving te voeren, maar meer op de waarde van deze tekst in de beschrijving van de verhoudingen tussen God, de mens en de rest van de schepping te focussen.

80 Wenham, G. J. World Biblical Commentary. Genesis 1-15, (Waco, TX: Word Books Publisher, 1987) en Paul, M.J., van den Brink, G. & Bette, J. C. Bijbelcommentaar Genesis, Exodus. Studiebijbel Oude Testament, (Veenendaal: Centrum voor Bijbelonderzoek, 2004).

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 47

Verduidelijking

De slang verheft zich tot het niveau van de mens in de eerste vers en lijkt als vanzelfsprekend te kunnen spreken. Hij begint de vrouw te verleiden. De man doet niet mee aan het gesprek, maar lijkt er wel bij te staan. In het betoog van de slang gebruikt hij waarheden en onwaarheden. De vrouw neemt dit over en verzwakt Gods gebod om niet van de boom van de kennis van goed en kwaad te eten. God had dit gebod aan de man gegeven, dus misschien dat de slang daarom bewust de vrouw aansprak, die het gebod enkel via de man kent. De gevolgen van het eten van de vrucht zijn echter anders dan verwacht. De kennis brengt ook verlies van onschuld en naïviteit mee. Dan komt de stem van God, die vraagt waar de mens is. God weet wel waar de mens is, maar geeft hem een kans om eerlijk te zijn. Toch is niemand eerlijk, de schuld wordt doorgeschoven. Het is duidelijk dat God ontzet is over wat er gebeurd is. De relatie tussen God en mens, mensen onderling en tussen mens en de natuur is aangetast. De man wordt als eerste ondervraagt, maar krijgt als laatste zijn vonnis. De slang wordt als eerste vervloekt en moet op zijn buik kruipen. Dit staat tegenover de verheffing van de slang in het eerste vers. Er komt ook vijandschap tussen de mens en de slang. De mens kan de kop van de slang vermorzelen en de slang kan in de hiel terugbijten. Hierin zit al een stuk proto-evangelie, de moeder aller beloften. Voor de man en zijn vrouw klonk het echter minder positief, zij kenden de heilsgeschiedenis niet zoals wij dat doen. Het oordeel voor de vrouw en de man tast hun onderlinge relatie aan en die van de man en zijn taak (2:15). Omdat de mens nu meer op God lijkt, stelt God nieuwe grenzen aan. De tuin wordt verboden terrein. Hoewel het voor ons gebruikelijk is om de twee mensen uit dit verhaal Adam (wat in het Hebreeuws gewoon ‘mens’ betekent) en Eva te noemen doet de tekst dit niet. Eva krijgt pas op het eind haar naam. Het is dus ook vanuit de tekst wijs om voorzichtig om te gaan met deze namen. Door te spreken over ‘mens’, ‘man’ of ‘vrouw’ kunnen we ons beter identificeren met deze twee.

Plaats binnen ‘geloof in de wereld’De eerste hoofdstukken van Genesis creëren een goed kader waarbinnen de rest van de Bijbel gelezen kan worden. De mens wordt in Genesis 3 neergezet als ongehoorzaam. Mensen zijn bereid het verkeerde te kiezen in de hoop er beter uit te komen, wat Gods woede opwekt. Het verhaal beschrijft wat vaak de oorsprongszonde of de zondeval wordt genoemd, de allereerste zonde. Zonde is niet perse het doen van slechte daden, maar een ongehoorzame houding. Elk mens is bereid ongehoorzaam te zijn in de hoop er beter uit te komen. Dit brengt een zware breuk in de relatie tussen God en de mens, maar ook tussen mensen onderling en hun omgeving. Het overbruggen van deze breuk is een belangrijk thema in de rest van de Bijbel en met name in het leven van Jezus. Jezus leven laat zien hoe we kunnen leven zonder slechte daden en zijn sterven en opstanding geven de mogelijkheid om te ontsnappen aan een ongehoorzame, zondige houding. Genesis 3 geeft een kader waarbinnen we de noodzaak tot redding kunnen begrijpen.

KerngedachteDe mens wou aan God gelijk te zijn en ontvingen Gods straf hiervoor.

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 48

Mogelijke vragenO = observatie, I = interpretatie, A = applicatie (toepassing)

Wie spelen een rol in dit verhaal en waar speelt het zich af? (O) Hoe zou je de tekst in alinea’s verdelen? Waar zijn de witregels en

waarom? (O) Wie treden er met elkaar in dialoog? (O) Waar in het verhaal zit het kantelmoment? Vanaf wanneer hadden en

vrouw en de mens door dat de beloften van de slang niet zouden uitkomen? (O)

Op welke manier wordt God steeds benoemd, door wie en waarom op die manier? (O/I)

God heeft eerder aan de mens gezegd dat hij niet van een boom mocht eten met de volgende woorden: “Van alle bomen in de tuin mag je eten, maar niet van de boom van de kennis van goed en kwaad; wanneer je daarvan eet, zul je onherroepelijk sterven.” Op welke manier wordt dit gebod verdraait in het gesprek tussen de slang en de vrouw? (O/I)

Waarom is het erg om naakt te zijn en hadden de mens en de vrouw dat niet eerder door? (I)

Tegenwoordig moet een straf altijd gelinkt zijn aan de misdrijf. Een kind dat op school op een tafel schrijft moet als straf de tafels poetsen. De vervloekingen van God hebben weinig met verleiden of eten te maken. Welke betekenis kunnen we achter deze vervloekingen zoeken? Wat zegt dit nu over de slang, de vrouw of de man? (I)

De schrijver had nog nooit van Jezus gehoord. Toch heeft de christelijke traditie vaak een link gelegd tussen Jezus en het zaad dat de kop van de slang zou verbrijzelen. Doet deze lezing de tekst recht? (I)

Op welke manier hopen wij door ongehoorzaamheid beter te worden? (A) De verbroken relaties tussen God en mens, mensen onderling en de mens

en de natuur, hoe zien we dat in onze wereld? (A) Op welke manier kan onze Ichtusgroep een rol spelen in het helen van die

relaties? (A)

Werkvormen

1) Schilderijen: De zondeval is in veel schilderijen een belangrijk thema. Via Google zijn er al heel wat te vinden. Vergelijk met de kring enkele van deze kunstwerken en voer een gesprek hoe deze schilderijen het verhaal weergeven. Lijken er verschillen tussen het verhaal in de Bijbel en die op het doek? Worden er bepaalde accenten gelegd en waarom? Hoe denken jullie dat de schilder naar de zondeval kijkt? Welke bijzonderheden vallen nog meer op? Verwijs steeds naar de tekst. Deze oefening kan helpen bij zowel observatie als interpretatie

2) Kranten: Het verhaal in Genesis 3 geeft een kader waarbinnen we het reddende werk van Jezus beter kunnen begrijpen. Zoek krantenartikelen waarin verbroken relaties op verschillende vlakken duidelijk wordt. Plak deze op een kader, of aan de randen van een groot papier. Daarbinnen kunnen jullie als kring iets maken dat de redding duidelijk maakt. Een tekening of schilderij van een crucifix, of juist artikelen die hoop brengen. Als andere kringen dit ook doen kunnen jullie deze eindwerken vergelijken.

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 49

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 50

9 // Lucas 4

Bijbelgedeelte1-2 Vervuld van de heilige Geest trok Jezus weg van de Jordaan, en geleid door de Geest zwierf hij veertig dagen rond in de woestijn, waar hij door de duivel op de proef werd gesteld. Al die tijd at hij niets, en toen de veertig dagen verstreken waren, had hij grote honger. 2 [1–2] 3 De duivel zei tegen hem: ‘Als u de Zoon van God bent, beveel die steen dan in een brood te veranderen.’ 4 Maar Jezus antwoordde: ‘Er staat geschreven: “De mens leeft niet van brood alleen.”’ 5 Toen bracht de duivel hem naar een hooggelegen plaats en liet hem in een en hetzelfde ogenblik alle koninkrijken van de wereld zien. 6 De duivel zei tegen hem: ‘Ik geef u de macht over dat alles en ook de roem die ermee gepaard gaat, want ik kan daarover beschikken en ik geef het aan wie ik wil; 7 als u in aanbidding voor mij neervalt, zal dat allemaal van u zijn.’ 8 Maar Jezus antwoordde: ‘Er staat geschreven: “Aanbid de Heer, uw God, vereer alleen hem.”’ 9 De duivel bracht Jezus naar Jeruzalem en zette hem op het hoogste punt van de tempel, en hij zei tegen hem: ‘Als u de Zoon van God bent, spring dan naar beneden. 10 Want er staat geschreven: “Zijn engelen zal hij opdracht geven om over u te waken.” 11 En ook: “Op hun handen zullen zij u dragen, zodat u uw voet niet zult stoten aan een steen.”’ 12 Maar Jezus antwoordde: ‘Er is gezegd: “Stel de Heer, uw God, niet op de proef.”’ 13 Toen de duivel Jezus aan al deze beproevingen had onderworpen, ging hij voor een tijd bij hem vandaan. 14 Jezus keerde, gesterkt door de Geest, terug naar Galilea. Het nieuws over hem verspreidde zich in de hele streek. 15 Hij gaf onderricht in de synagogen en werd door allen geprezen. 16 Hij kwam ook in Nazaret, waar hij was opgegroeid, en volgens zijn gewoonte ging hij op sabbat naar de synagoge. Toen hij opstond om voor te lezen, 17 werd hem de boekrol van de profeet Jesaja overhandigd, en hij rolde hem af tot de plaats waar geschreven staat: 18 ‘De Geest van de Heer rust op mij, want hij heeft mij gezalfd. Om aan armen het goede nieuws te brengen heeft hij mij gezonden, om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan blinden het herstel van hun zicht, om onderdrukten hun vrijheid te geven, 19 om een genadejaar van de Heer uit te roepen.’ 20 Hij rolde de boekrol op, gaf hem terug aan de dienaar en ging weer zitten; de ogen van alle aanwezigen in de synagoge waren op hem gericht. 21 Hij zei tegen hen: ‘Vandaag hebben jullie deze schrifttekst in vervulling horen gaan.’ 22 Allen betuigden hem hun bijval en verwonderden zich over de genaderijke woorden die uit zijn mond vloeiden, en ze zeiden: ‘Dat is toch de zoon van Jozef?’ 23 En hij zei tegen hen: ‘Ongetwijfeld zullen jullie me dit gezegde voorhouden: Geneesheer, genees uzelf. Doe alles waarvan wij gehoord hebben dat het in Kafarnaüm gebeurd is, ook hier in uw vaderstad.’ 24 Hij vervolgde: ‘Luister, ik zeg jullie dat geen enkele profeet welkom is in zijn vaderstad. 25 Maar ik zeg het jullie zoals het is: in de tijd van Elia, toen de hemel drie jaar en zes maanden lang gesloten bleef en er in het land een grote hongersnood uitbrak, waren er veel weduwen in Israël. 26 Toch werd Elia niet naar een van hen gezonden, maar naar een weduwe in Sarepta bij Sidon. 27 En in de tijd van de profeet Elisa waren er veel mensen in Israël die leden aan huidvraat. Toch werd niemand van hen gereinigd, maar wel de Syriër Naäman.’ 28 Toen de aanwezigen in de synagoge dit hoorden, ontstaken ze in grote woede. 29 Ze sprongen op en dreven hem de stad uit, naar de rand van de berg waarop hun stad gebouwd was, om hem in de afgrond te storten. 30 Maar hij liep midden tussen hen door en vertrok. 31 Hij ging naar Kafarnaüm, een stad in Galilea, waar hij de inwoners steeds op sabbat onderwees. 32 Ze waren diep

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 51

onder de indruk van zijn onderricht, want hij sprak met gezag. 33 Er was in de synagoge iemand die bezeten was door een geest, een onreine demon, en deze schreeuwde luidkeels: 34 ‘Aaah! Wat hebben wij met jou te maken, Jezus van Nazaret? Ben je gekomen om ons te vernietigen? Ik weet wel wie je bent, de heilige van God.’ 35 Maar Jezus sprak hem streng toe en zei: ‘Zwijg en ga uit hem weg!’ De demon smeet de man op de grond en ging uit hem weg zonder hem te verwonden. 36 Allen waren verbijsterd. Ze bespraken het voorval met elkaar en zeiden: ‘Wat zijn dat voor dingen die hij zegt? Hoe komt het dat hij het gezag en de macht heeft om onreine geesten zijn bevelen te geven zodat zij de mensen verlaten?’ 37 Het nieuws over hem verspreidde zich overal in de streek. 38 Na het verlaten van de synagoge ging hij naar het huis van Simon. Simons schoonmoeder had hoge koorts, en ze vroegen Jezus om haar te helpen. 39 Hij boog zich over haar heen en sprak de koorts bestraffend toe. Die verliet haar, en meteen stond ze op en begon voor hen te zorgen. 40 Toen de zon was ondergegaan, brachten de mensen al hun zieken naar hem toe, aan welke kwaal ze ook leden. Hij legde hun een voor een de hand op en genas hen. 41 Hij dreef ook veel demonen uit, die schreeuwden: ‘Jij bent de Zoon van God!’ Hij sprak hen bestraffend toe en verbood hun iets te zeggen; ze wisten immers dat hij de messias was. 42 Bij het aanbreken van de dag vertrok hij en ging naar een eenzame plaats. De mensen gingen hem zoeken, en toen ze hem gevonden hadden probeerden ze hem ervan te weerhouden bij hen weg te gaan. 43 Maar hij zei tegen hen: ‘Ook in de andere steden moet ik het goede nieuws over het koninkrijk van God brengen, want daarvoor ben ik gezonden.’ 44 En hij maakte dat goede nieuws bekend in de synagogen van Judea.

AchtergrondinformatieDeze passage komt uit het Bijbelboek Lucas, of vollediger gezegd “het evangelie volgens Lucas”. Het begrip evangelie komt oorspronkelijk uit het Grieks en betekent “de goede boodschap”81 waarmee gewezen wordt op het reddende ingrijpen van God doorheen het lijden en sterven van Jezus Christus.

In de loop van de tijd is het begrip evangelie uitgegroeid tot een genre: de evangeliën. Hiermee worden de 4 eerste boeken van het Nieuwe Testament bedoeld. Deze boeken zijn elk genoemd naar hun schrijvers: Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes. De boeken zijn onafhankelijk van elkaar ontstaan maar het is wel duidelijk dat ze gedeeltelijk uit dezelfde bronnen hun informatie hebben gehaald (zoals ooggetuigenverslagen en teksten)82.

Elk van deze evangeliën heeft een eigen karakter, daar de auteurs voor voor een bepaald publiek en ze hebben het leven en de persoon van Jezus elk op een eigen manier benaderd. Het gevolg is dat de evangeliën elkaar aanvullen83.

Lucas was een arts, hij was een ontwikkeld man en dat zien we terug in de schrijfstijl en het woordgebruik van het boek. Lucas was van Griekse afkomst, daarmee was hij als enige van de evangelieschrijvers niet-joods (ofwel heiden). Het boek Lucas is het meest uitgebreide van de 4 evangeliën. Naast dit evangelie schreef hij ook het boek Handelingen84.

81 Darrell L. Bock, Luke, IVPNTCS, (Downers Grove, IL: IVP, 1994), 82-98.82 Ibid., 82-95; Ramaker-Scheinhardt, R. Het Leven. Practische lessen uit Het Boek, (Heereveen: Jongbloed, 2005), 1394; Pawson, D. Sleutels tot de Bijbel, (Putten: Opwekkingslectuur, 2007), 973-1011 en Aebi, E. Korte inleiding tot de Bijbelboeken, (Culemborg: Internationale Bijbelbond, 1978), 116-119. 83 Ibid., 82-95; Ibid., 1394; Ibid., 973-1011 en Ibid., 116-119.

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 52

In het begin van het evangelie (Lucas 1:1-3) geeft Lucas aan dat hij het als zijn taak ziet om “...alles van af de aanvang nauwkeurig na te gaan en deze gebeurtenissen in ordelijke vorm voor u hooggeachte Theofilus, op schrift te stellen, om u te overtuigen van de betrouwbaarheid van de zaken waarin u onderricht bent.” Met andere woorden heeft Lucas een onderzoek uitgevoerd om alle gebeurtenissen op een chronologische manier te beschrijven. Lucas hecht veel belang aan de betrouwbaarheid van de informatie, zo geeft hij tijdsperiodes aan door bijvoorbeeld aan te geven welke vorsten er op dat moment heersten (zie bijvoorbeeld Lucas 3:1-2).

Hij richt zich zijn verhaal aan een zekere Theofilus. Wie dit was, is niet met zekerheid bekend. Dit zou een persoon geweest kunnen zijn, maar Theofilus betekent in het Grieks “vriend van God” wat inhoud dat het boek eigenlijk geschreven is voor een ruimere doelgroep en ook voor de niet-Joden85.

Lucas begint bij de aankondigingen en geboortes van Johannes en Jezus. Vervolgens staat hij stil bij het optreden van Johannes die de mensen oproept tot bekering (terugkeer tot God en zijn wetten) en vooruitwijst naar de komst van de Messias.

Hierna begint hoofdstuk 4, Jezus trekt, vervult van de Geest, de woestijn in en wordt er verzocht door Satan. Na 40 dagen en nachten komt hij gesterkt door de Geest terug en begint hij zijn verkondigingen in Galilea en omstreken. Lucas beschrijft enkele van zijn optredens in Nazareth en Kafarnaüm.

In de rest van het boek wordt beschreven hoe Jezus zijn leerlingen roept, hoe Hij verder onderwijs geeft en mensen geneest. Halverwege geeft Jezus zijn leerlingen de opdracht om zijn werk verder te zetten en zijn onderricht komt steeds meer in het teken te staan van zijn opdracht op aarde. Lucas eindigt met de beschrijving van het lijden en sterven van Jezus en zijn opstanding86.

Verduidelijking87

Dit gedeelte begint met “Vervuld door de geest,...” (Zie ook laatste verzen van hoofdstuk 3) Jezus wordt vlak hiervoor gedoopt door Johannes de Doper. Dat Jezus “vervuld van de Geest,..” en “geleid door de Geest” was geeft ook aan dat God wilde dat Jezus naar de woestijn ging.

In het eerste deel lezen we dat Jezus niet at. Vasten is een traditie die we ook vandaag de dag nog kennen. Het feit dat Jezus honger had is een duidelijke aanwijzing dat Hij net als wij mens was.

Een synagoge is een religieuze plaats voor de joden. Hier werd aan het begin van de sabbat een samenkomst gehouden. Die kende een vaste structuur die 84 Ramaker-Scheinhardt, R. Het Leven. Practische lessen uit Het Boek, (Heereveen: Jongbloed, 2005), 139485 Ibid., 1394; Pawson, D. Sleutels tot de Bijbel, (Putten: Opwekkingslectuur, 2007), 973-1011 en Aebi, E. Korte inleiding tot de Bijbelboeken, (Culemborg: Internationale Bijbelbond, 1978), 116-119.86 Aebi, E. Korte inleiding tot de Bijbelboeken, (Culemborg: Internationale Bijbelbond, 1978), 116-119.87 Darrell L. Bock, Luke, IVPNTCS, (Downers Grove, IL: IVP, 1994), 82-98; Ramaker-Scheinhardt, R. Het Leven. Practische lessen uit Het Boek, (Heereveen: Jongbloed, 2005), 1394; Pawson, D. Sleutels tot de Bijbel, (Putten: Opwekkingslectuur, 2007), 973-1011 en Aebi, E. Korte inleiding tot de Bijbelboeken, (Culemborg: Internationale Bijbelbond, 1978), 116-119.

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 53

bestond uit een aantal standaardgebeden en enkele schriftlezingen. Er werd een ‘kerkelijk’ jaar gevolgd waarbij iedere sabbat eigen Schriftgedeeltes had, een uit de Thora (Genesis tot Deuteronomium) en een gedeelte uit de profeten. Het was de taak van de spreker om de link tussen beide delen te leggen.

Jesaja 61:1-2 is een profetie en de luisteraars zijn verbaast over Jezus woorden. Nu is dat niet vreemd want Jezus beweert hier dat Hij gezalfd is met de Heilige Geest, dat hij een profeet is (goede nieuws te brengen heeft hij Mij gezonden) en dat hij de Messias is (herstel, vrijheid, genadejaar,...) De joden waren bekend met de inhoudelijke betekenis van dit gedeelte omdat het refereert aan gebruiken die ze kenden.

Jezus gebruikt een gezegde om aan te geven dat voor iemand die niet wil geloven, die God niet wil leren kennen wonderen niet genoeg zullen zijn. Hij illustreert dit nog met 2 voorbeelden:

- Elia, een voorbeeld van de Oud-Testamentische profeten, die zo vaak afgewezen werden binnen het eigen volk

- Elisa, het voorbeeld dat aangeeft hoe in de geschiedenis (1 Koningen 17-18 en 2 Koningen 5:1-14) het volk van God afdwaalde en wat de gevolgen daar van waren.

Dit is een waarschuwing, de Joden worden hier opgeroepen om te geloven. Ook legt Lucas in zijn evangelie juist op deze voorbeelden de nadruk om vooruit te wijzen dat Jezus nieuws ook voor de heidenen is.

Plaats binnen ‘Wie is het?’We zien in dit stuk Jezus’ mens-zijn en zijn goddelijkheid in wat Hij zegt en doet. Hij laat zien hoe Hij in relatie staat tot de Vader en de Geest en toont aan zich in de traditie te plaatsen, door de tekstgedeeltes die Hij aanhaalt.

KerngedachteJezus was mens en God! Ook Hij had Gods kracht nodig om stand te kunnen houden en zijn taak uit te voeren hier op aarde. Om vervult te raken van die kracht zocht Hij tijd om met zijn Vader door te brengen. Door de tekst die Hij voorleest op zichzelf te betrekken en uit te leggen, laat Hij zien hoe Hij zijn bediening ziet en wat Hij verstaat onder redding.

Mogelijke vragenO = observatie, I = interpretatie, A = applicatie (toepassing)

Welke structuur herken je in deze tekst? (O) Wat valt je in deze tekst op? Wat roept vragen op? (O) Waarom trekt Jezus zich terug in de woestijn? En waarom gaat hij later

naar een eenzame plaats? (O/I) Wat kunnen wij hiervan leren? (A) Waarom at Jezus 40 dagen en nachten niet? (O/I) Wat betekent het dat Jezus vervuld werd van de heilige geest? (I) Waarom deed de duivel moeite om Jezus op de proef te stellen? (O/I) Hoe

reageert Jezus hierop? (O) En waarom? (I) De passage uit Jesaja:

o Waarom leest Jezus een passage uit Jesaja? (O/I)o Wat betekent de passage van Jesaja? (I)

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 54

o Waarom reageren de mensen hier zo verwonderd op Jezus reactie? (I)

o Hoe zou je zelf reageren? (A) o Op welke manier gingen de woorden van Jesaja in vervulling? (I)

Heeft de duivel werkelijk waar de macht over alles? (I) Waarom gebruikt Jezus voorbeelden van Elia en Elisa? (I/O) Waarom

reageren de mensen hier zo boos op? (I) Waarom wilden de mensen in Kafarnaüm hem daar houden? (O/I) Lucas haalt verschillende keren aan dat Jezus nieuws brengt en

onderricht geeft. Welk nieuws? (O) Of waarover geef Jezus onderricht? (O)

Hoe wordt Jezus gesterkt door in de woestijn te verblijven? (O/I) Waarom legt Jezus de demon het zwijgen op? (O/I) Waarom noemt de demon Jezus de Heilige van God? (I) Waarom is een profeet niet welkom in zijn vaderstad? (I/O) Waarom doet

Jezus in Nazareth niet de wonderen en tekenen die hij in andere plaatsen doet? (O/I)

Wat betekent het dat Jezus de Messias is? (O/I/A) Welke verschillende emoties tref je aan doorheen het verhaal? (O/I) Hoe kunnen wij gesterkt worden? (A)

Werkvormen

1) Spelletjes: Inleidende spelletjes waarmee je de deelnemers kan laten zien dat ze er ‘alleen niet geraken’

o Doktertje in de knoopo Geblinddoekt door de ruimte lopeno Iedereen krijgt een opdracht en 1 persoon werkt tegen of heeft een

andere opdracht en krijgt geen hulp.

2) (Voor)lezen: lees de tekst grondig (voorlezen helpt om goed te luisteren en te volgen)

o Leg de tekst weg; wat blijft je bij? Wat valt je op? Waar gaat de tekst over?

o Maak een onderverdeling in de tekst? Waarom zo? (Je kan gerust met een deel verder werken, vooral het eerste deel is goed om veel uit te halen)

3) Verloop: Hier kan je gebruik maken van gerichte vragen. Houd voor jezelf voor ogen welk doel je wilt bereiken binnen de applicatie.

o Kies een gebeurtenis uit (bv, Jezus gaat naar de woestijn om verzocht te worden) en laat de leden nadenken over hoe deze gebeurtenis van invloed is op het verdere van het verhaal.

4) Jezus mens en God: Probeer een lijst te maken met alles wat Jezus doet en maak een onderverdeling tussen wat hij doet als mens en als God. Het zal moeilijk zijn om alles ‘uit elkaar’ te trekken. Dit mag zeker de conclusie zijn want Jezus is zowel God als mens.

5) Wandeling met God: Een individuele wandeling om God te zoeken, schrijf een aantal vragen op papier (gerelateerd aan de OIA vragen) die persoonlijk gericht zijn en geef ieder lid een blaadje mee.

o Vb: als ik om mij heen kijk waar zie ik God?

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 55

o Vb: Hoe kan God mij sterken in mijn geloof en mijn dagelijks leven?o Vb: wat betekent het voor mij dat Jezus God/mens/Messias/... is?o Vb: waar kan ik tijd en ruimte vinden om God te zoeken in mijn

dagelijks leven?

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 56

10 // Efeziërs 4

Bijbelgedeelte1 Ik, die gevangenzit omwille van de Heer, vraag u dan ook dringend de weg te gaan die past bij de roeping die u hebt ontvangen: 2 wees steeds bescheiden, zachtmoedig en geduldig, en verdraag elkaar uit liefde. 3 Span u in om door de samenbindende kracht van de vrede de eenheid te bewaren die de Geest u geeft: 4 één lichaam en één geest, zoals u één hoop hebt op grond van uw roeping, 5 één Heer, één geloof, één doop, 6 één God en Vader van allen, die boven allen, door allen en in allen is. 7 Aan ieder van ons is genade geschonken naar de maat waarmee Christus geeft. 8 Daarom staat er: ‘Toen hij opsteeg naar omhoog, voerde hij gevangenen mee en schonk hij gaven aan de mensen.’ 9 ‘Hij steeg op’ – wat betekent dat anders dan dat hij ook is afgedaald naar wat lager ligt, naar de aarde? 10 Hij die is afgedaald is dezelfde als hij die opsteeg, tot boven de hemelsferen, om alles met zijn aanwezigheid te vullen. 11 En hij is het die apostelen heeft aangesteld, en profeten, evangelieverkondigers, herders en leraren, 12 om de heiligen toe te rusten voor het werk in zijn dienst. Zo wordt het lichaam van Christus opgebouwd, 13 totdat wij allen samen door ons geloof en door onze kennis van de Zoon van God een eenheid vormen, de eenheid van de volmaakte mens, van de tot volle wasdom gekomen volheid van Christus. 14 Dan zijn we geen onmondige kinderen meer die stuurloos ronddobberen en met elke wind meewaaien, met wat er maar verkondigd wordt door mensen die tot alles in staat zijn wanneer ze anderen listig en doortrapt op een dwaalspoor willen brengen. 15 Dan zullen we, door ons aan de waarheid te houden en elkaar lief te hebben, samen volledig toe groeien naar hem die het hoofd is: Christus. 16 Vanuit dat hoofd krijgt het lichaam samenhang, en wordt het ondersteund en bijeengehouden door alle gewrichtsbanden. Ieder deel draagt naar vermogen bij tot de groei van het lichaam, dat zo zichzelf opbouwt door de liefde. 17 Op gezag van de Heer zeg ik u dus met klem: ga niet langer de weg van de heidenen met hun loze denkbeelden. 18 In hun geest heerst duisternis en ze zijn vervreemd van het leven met God, omdat ze hem niet kennen en hun hart voor hem gesloten hebben. 19 Afgestompt als ze zijn, geven ze zich over aan losbandigheid en storten ze zich in allerlei zedeloze praktijken. 20 Maar zo hebt u Christus niet leren kennen! 21 U hebt toch over hem gehoord, u hebt toch onderricht over hem gekregen? Door Jezus wordt duidelijk 22 dat u uw vroegere levenswandel moet opgeven en de oude mens, die te gronde gaat aan bedrieglijke begeerten, moet afleggen, 23 dat uw geest en uw denken voortdurend vernieuwd moeten worden 24 en dat u de nieuwe mens moet aantrekken, die naar Gods wil geschapen is in waarachtige rechtvaardigheid en heiligheid. 25 Leg daarom de leugen af en spreek de waarheid tegen elkaar, want wij zijn elkaars ledematen. 26 Als u boos wordt, zondig dan niet: laat de zon niet ondergaan over uw boosheid, 27 geef de duivel geen kans. 28 Laat wie steelt niet meer stelen, maar eerlijk de kost verdienen door zelf hard te werken om iets weg te kunnen geven aan wie het nodig heeft. 29 Laat geen vuile taal over uw lippen komen, maar alleen goede en waar nodig opbouwende woorden, die goeddoen aan wie ze hoort. 30 Maak Gods heilige Geest niet bedroefd, want hij is het stempel waarmee u gemerkt bent voor de dag van de verlossing. 31 Laat alle wrok en drift en boosheid varen, alle geschreeuw en gevloek, en alle kwaadaardigheid. 32 Wees goed voor elkaar en vol medeleven; vergeef elkaar zoals God u in Christus vergeven heeft.

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 57

AchtergrondinformatieEr is grote academische onenigheid over de vraag of de Efezenbrief authentiek van Paulus is. De voornaamste argumenten, zowel ter verdediging van het Paulinisch auteurschap als bij het in twijfel trekken, draaien rond taal & stijl, theologie en de gelijklopende inhoud van Efezen met Kolossenzen.

Taal & stijlHet woordgebruik in Efeze verschilt soms met de brieven waarvan het Paulinisch auteurschap algemeen aanvaard wordt: het woord duivel in plaats van andere termen voor de ‘tegenstander’, de bijstelling ‘de geliefde’ bij Christus, en een genuanceerder woord voor het hemelse88. Anderzijds komen er gemiddeld niet meer nieuwe woorden, die maar eenmaal in het Nieuwe Testament voorkomen,89 voor in Efezen dan in de andere boeken van het Nieuwe Testament. Efezen bestaat ook uit langere zinnen dan de andere brieven (maar dat kan ten dele liggen aan de moderne punctuatie van de Griekse teksten, die een latere toevoeging is.)

TheologieHet kerkbegrip in Efezen overstijgt de notie van een locale kerk. In de andere brieven waar Paulus gebruik maakt van het metafoor als lichaam, wordt Christus nooit gespecificeerd als hoofd van de Kerk. Evenwel is het goed mogelijk dat dit een latere ontwikkeling is Paulus’ gedachtegang en hoeft dan ook niet te wijzen op de inmenging van een andere auteur90.

Vergelijking met KolossenzenDe parallellen tussen de inhoud van de Kolossenzenbrief en Efezenbrief zijn zeer nauw. Bijgevolg veronderstelt men vaak een literaire afhankelijkheid van Efezen op Kolossenzen. Echter, er kan ook geargumenteerd worden dat Kolossenzen afhankelijk is van Efezen. Bovendien is er ook de derde optie dat de twee brieven niet van elkaar afhankelijk zijn, maar veel op elkaar lijken omdat ze kort opeenvolgend, vanuit eenzelfde mindset van de auteur geschreven zijn91.

D.A. DeSilva vat de status van het debat goed samen: “[…] Pauline authorship has been challenged on a number of fronts, though the case has not been made sufficiently well to convince a large minority of scholars. Either position faces serious obstacles, and it is best to conclude that there are no easy resolutions of this particular question (however much scholars on both sides might represent the solution as clear and undisputable!).”92

In deze studie gaan we uit van het traditionele Paulinisch auteurschap.

Het doel van de Efezenbrief is makkelijker samen te vatten. De brief is een aansporing tot eenheid en goed gedrag. Zoals DeSilva aangeeft: “Most interpreters […] agree that the purpose of Ephesians is to remind the Christians of some central and distinctive features of their identity, and to keep encouraging them to pursue their distinctive values and behaviors that characterize this group.”93

88 DeSilva, D.A., An Introduction to the New Testament. (Illinois: InterVarsity Press, 2004), 717.89 cf. Carson, D.A., Moo, D.J., Morris L., An Introduction to the New Testament. (Grand Rapids: Zondervan, 1992), 308.90 DeSilva, D.A., An Introduction to the New Testament. (Illinois: InterVarsity Press, 2004), 718.91 Ibid., 719-720.92 DeSilva, D.A., An Introduction to the New Testament. (Illinois: InterVarsity Press, 2004), 721.93Ibid., 723.

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 58

Aangezien het kerkbegrip in de Efezenbrief de notie van een locale kerk overstijgt is het mogelijk dat het beoogde publiek van de Efezenbrief uit meer bestond dan één kerk in Efeze. In die visie is Efezen een ‘circular letter’, een brief die rondgestuurd werd aan de kerken in en rond Efeze?94 Ook hierover is geen volledige consensus, maar het zou een goede verklaring geven voor de veralgemenende toon van de brief die weinig specifieke problemen binnen een specifieke kerk lijkt aan te stippen.

Verduidelijking

1Gevangen: Paulus zat in een gevangenis in Rome op het eind van leven omtrent het jaar 6095.

2-3Vergelijkbare deugden worden met liefde in verband gebracht in 1 Korinthiërs 13:4-1396.

4-6De opsomming van één lichaam, één geest, één hoop, één Heer, één geloof, één doop, één God en Vader is zevenledig. Die zevenledigheid kan opgevat worden als een benadrukking van de alomtegenwoordigheid van God. Deze opsomming is een uitbreiding van een belangrijk gebed uit deze periode gebaseerd op Deut.6:4 (“De HEER, jullie God, de HEER is één”). Dit gebed stond bekend als de Shema (Jisraël) – vertaalbaar als “Hoor (Israël)”, de twee woorden waarmee Deut.6:4 beginnen97.

7Aan ieder van ons: Nadat Paulus de nadruk gelegd heeft op de eenheid die de gemeente verbindt, vestigt hij nu de aandacht op het belang van Christus’ genade voor elk individu in de gemeente98.

8-10Het citaat in vers 8 komt uit Psalm 68:19. Deze psalm gaat over Gods triomf na een veldslag, waarbij Hij giften krijgt van de gevangenen. Echter in de manier waarop Paulus dit vers citeert, verandert de betekenis naar de gaven die God aan de mensen (zijn volk, de Kerk) geeft99.

11-12De gaven die God dan geeft, worden hier niet voorgesteld als vaardigheden (zoals profetie, wijsheid, etc. in 1Korinthiërs 12) maar als mensen/functies (apostelen, profeten, evangelieverkondigers, etc.) Deze mensen krijgen de vaardigheden om daarmee het lichaam van Christus op te bouwen.

13

94 Eén van de suggesties opgesomd in Carson, D.A., Moo, D.J., Morris L., An Introduction to the New Testament (Grand Rapids: Zondervan, 1992), 310.95 Carson, D.A., Moo, D.J., Morris L., An Introduction to the New Testament. (Grand Rapids: Zondervan, 1992), 309.96 Levine, A. & Brettler, M. Z., The Jewish Annotated New Testament. (Oxford: Oxford University Press, 2011), 349.97 Ibid., 350.98 Liefield, W.L., Ephesians. (Illinois: InterVarsity Press, 1997), 100.99 Ibid., 101.

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 59

Het doel waarnaar de verdeling van functies moet opbouwen, is tweeledig: enerzijds wordt de eenheid van de gemeenschap terug benadrukt, anderzijds wordt daar het element van volwassenheid (of maturiteit) aan toegevoegd. Die volwassenheid houdt natuurlijk ook verantwoordelijkheid in.

14Paulus waarschuwt tegen dwaalleringen. Soms worden deze dwaalleringen in verband gebracht met bepaalde tendensen van de hellenistische filosofie (zoals de ‘sofistiek’), maar het kan evengoed, zo niet waarschijnlijker, gaan over kerkinterne kwesties.

15-16Het hoofd is niet enkel een symbool voor gezag of autoriteit, maar werd ook metaforisch gebruikt voor een bron van groei100.

17-19Paulus trekt een scherp contrast tussen de levensstijl van de heidenen en van de leden van de kerk. De groep van de heidenen wordt hier geconstrueerd als ‘de ander’, de contrasterende ander. Ze vormen een voorbeeld van hoe het niet moet. Door gebruik te maken van simpele tegenstellingen moedigt Paulus de gemeente aan om een verantwoordelijk en rechtschapen pad te gaan.

20-24De simpele tegenstellingen tussen heiden en volger van Christus worden hier verder uitbreid met de aanmoediging om de oude mens101 (of het oude zelf) af te leggen en de nieuwe mens (of het nieuwe zelf), een nieuwe identiteit in Christus, op te nemen . Vernieuwing is het sleutelbegrip dat deze verzen samenvat.

25-32Paulus vervolgt met verscheidene morele aansporingen: Geen leugens verspreiden. Niet toelaten dat woede of frustratie je tot zonde brengt. Niet stelen. Niet kwaadspreken. De Heilige Geest niet bedroefd maken. Eindigend met een oproep tot zachtaardigheid en vergevingsgezindheid.

28Het Griekse woord voor duivel, diabolos, laat zich vertalen als, o.a., kwaadspreker of aanklager. In dit vers krijgt de duivel de rol van een aanklager die mensen verleidt tot het omzetten van woede in schadelijk gedrag.

29In de Joodse traditie werd vaak gewaarschuwd tegen kwaadspreken ofwel de “kwaadaardige tong” (Hebr. lashon ha-ra), onder andere in de Talmoed en in de regels van de Qumrangemeenschap102.

Plaats binnen ‘Wie is het?’Het lichaam van Christus, zijnde de Kerk, krijgt eenheid door toe te groeien naar het hoofd van het lichaam, zijnde Christus.

100 Liefield, W.L., Ephesians. (Illinois: InterVarsity Press, 1997), 110.101 De begrippen ‘oude mens’ en ‘nieuwe mens’ zijn een getrouwere weergaver van de Griekse brontekst (waar gesproken wordt van de palaios anthrôpos en de kainos anthrôpos).102 Levine, A. & Brettler, M. Z., The Jewish Annotated New Testament. (Oxford: Oxford University Press, 2011), 351.

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 60

KerngedachtePaulus wijst op het belang van eenheid in Christus voor de kerk en haar leden en koppelt daar zowel individuele als gezamenlijke morele gevolgen aan. Vernieuwing in Christus leidt tot een nieuw leven met een ander gedragspatroon.

Mogelijke vragenO = observatie, I = interpretatie, A = applicatie (toepassing)

Waarin ziet Paulus het belang van eenheid. Waar blijkt de nadruk op eenheid nog van belang in Paulus’ redenering(O)

Wat roept er vragen op bij je? (O) Welke waarschuwingen maakt Paulus? (O) Tot welke vormen van rechtschapen gedrag roept Paulus op? (O) Markeer alle bij- en voegwoorden. Hoe is Paulus’ argument opgebouwd? (O/I) Wat is het nut van verzen 8-9 in Paulus’ argument? (I) Hoe verhouden de concepten ‘lichaam van Christus’ en ‘Christus als het hoofd

van het lichaam’ zich tot elkaar? (O/I) Hoe schetst Paulus de heidenen in vers 17 en verder? Wat denk jij over die

representatie? (Is het waarheidsgetrouw? Overgeneraliseert Paulus?) – Hoe zijn deze vragen relevant voor het retorische punt dat Paulus wil maken? (O/I)

Waarom zou Paulus deze brief schrijven? (I) Welke thema’s komen in dit tekstgedeelte aan bod? (I) Hoe verhoudt de visie op het lichaam van Christus in deze tekst zich tot de

visie in 1 Korinthiërs? (I) Wat betekent eenheid voor onze kerken? (A) Een voortdurende vernieuwing van denken en het aantrekken van de nieuwe

mens: hoe vul jij dit in? (A) Waar worden we met leugen en boosheid in ons eigen leven geconfronteerd?

(A)

Werkvormen

1) Individu vs. Gemeenschap: Neem 2 bladen met op het ene blad het begrip ‘Individu’ centraal en op het andere blad ‘Gemeenschap’. Lees dan aandachtig de tekst (opnieuw) door en noteer op elk wat blad de zaken die respectievelijk aan het individu of het collectief gericht worden.

2) Close reading: Deel de tekst op in 3 of 4 delen (e.g.1-16, 17-24 en 25-32) en maak 3 of 4 kleine groepjes in de kring. Elk groepje observeert de tekst aandachtig (bijvoorbeeld door voegwoorden en bijwoorden te markeren) en deelt daarna hun bevindingen met de rest van kring.

3) Lichaam: Vraag aan je kringleden om hun eigen vaardigheden in te schatten en om op basis daarvan te zeggen welk(e) lichaamsde(e)l(en) voor hen het/de belangrijkste is/zijn. Zo kun je verder gaan met de vragen: “Op welke manier verhoud jij je ten opzichte van het hele lichaam?” “Hoe verhoud jij je ten opzichte van het hoofd?” Het kan nuttig zijn om dan ook in je bespreking van de studie degelijke aandacht te besteden aan de metaforen in de tekst.

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 61

4) Gebed: Naar aanleiding van de aandacht voor verbanden tussen individu en gemeenschap in de tekst kunnen de kringleden gebedspunten formuleren voor zowel hun eigen levens als voor het welzijn van de gemeenschap. Daarbij kan je kleinere groepjes vormen of puntjes delen met de gehele kring en ook met de gehele kring bidden. (Probeer bij de keuze voor 1 van deze vormen rekening te houden met hoe de kring er zich bij voelt.)

5) Lectio Divina: Zowel het gehele hoofdstuk als een deel van het hoofdstuk kunnen hiervoor gebruikt worden. Voor uitleg over Lectio Divina, zie de inleiding van deze bundel.

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 62

11 // I Korintiërs 11: 17-34

Bijbelgedeelte17 Nu ik u toch aanwijzingen geef: ik kan u niet prijzen om uw samenkomsten. Die doen meer kwaad dan goed. 18 Om te beginnen: ik hoor dat u bij uw samenkomsten in de gemeente partijen vormt. Tot op zekere hoogte geloof ik dat ook. 19 Het is onvermijdelijk dat er partijvorming onder u is, zodat duidelijk wordt wie van u betrouwbaar is. 20 Alleen, u komt niet samen om de maaltijd van de Heer te vieren. 21 Van wat u hebt meegebracht eet u alleen zelf, zodat de een honger heeft en de ander dronken is. 22 Hebt u soms geen eigen huis waar u kunt eten en drinken? Of veracht u de gemeente van God en wilt u de armen onder u vernederen? Wat moet ik hierover zeggen? Moet ik u soms prijzen? Dat doe ik in geen geval. 23 Want wat ik heb ontvangen en aan u heb doorgegeven, gaat terug op de Heer zelf. In de nacht waarin de Heer Jezus werd uitgeleverd nam hij een brood, 24 sprak het dankgebed uit, brak het brood en zei: ‘Dit is mijn lichaam voor jullie. Doe dit, telkens opnieuw, om mij te gedenken.’ 25 Zo nam hij na de maaltijd ook de beker, en hij zei: ‘Deze beker is het nieuwe verbond dat door mijn bloed gesloten wordt. Doe dit, telkens als jullie hieruit drinken, om mij te gedenken.’ 26 Dus altijd wanneer u dit brood eet en uit de beker drinkt, verkondigt u de dood van de Heer, totdat hij komt. 27 Daarom maakt iemand die op onwaardige wijze van het brood eet en uit de beker van de Heer drinkt, zich schuldig tegenover het lichaam en het bloed van de Heer. 28 Laat daarom iedereen zichzelf eerst toetsen voordat hij van het brood eet en uit de beker drinkt, 29 want wie eet en drinkt maar niet beseft dat het om het lichaam van de Heer gaat, roept zijn veroordeling af over zichzelf. 30 Daarom zijn er onder u veel zwakke en zieke mensen en zijn er al velen onder u gestorven. 31 Als we onszelf zouden toetsen, zouden we niet worden veroordeeld. 32 Maar nu velt de Heer zijn oordeel over ons en wijst hij ons terecht, opdat we niet samen met de wereld zullen worden veroordeeld. 33 Daarom, broeders en zusters, wees gastvrij voor elkaar wanneer u samenkomt voor de maaltijd. 34 Wie honger heeft kan beter thuis eten. Dan leiden uw samenkomsten tenminste niet tot uw veroordeling. De overige zaken zal ik regelen wanneer ik kom.

Achtergrondinformatie103

Paulus schreef deze eerste brief aan de gemeente in Korinte toen hij in Efeze was, dit moet rond het jaar 54 of 55 zijn geweest. De gemeente in Korinte was een 4 à 5 jaar eerder door hem gesticht.

Het is Paulus ter ore gekomen (zie eerder in de brief) dat er zich verschillende problemen voordoen in de gemeente. In de brief lijst hij deze op en voorziet hij de gemeente van zijn eigen antwoord. De wantoestanden bij het avondmaal zijn dus zeker niet het enige waar de jonge gemeente mee te kampen heeft. Er zijn gevallen van onderlinge ruzies, er zijn rechtsgeschillen tussen broeders. Er zijn er enerzijds mensen die een losbandig leven leiden (incest, bezoek aan prostituees, verkeerde opvattingen van christelijke vrijheid) terwijl andere gemeenteleden juist tot in het extreme afzien van alle vormen van genot. Tevens heeft de gemeente hem een brief gestuurd, waarin zijn raad werd gevraagd bij bepaalde kwesties, betreffende het huwelijk en het

103 Alexander, P. & Alexander, D., Handboek bij de Bijbel. (Utrecht: Kok), 589-595 en Peels, H.G.L. & van Houwelingen, P.H.R. Studiebijbel in perspectief (Heerenveen: Jongbloed, 2009), 1513-1541.

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 63

vrijgezellenbestaan, voedsel dat aan vreemde goden is gewijd, positie van de vrouw bij de eredienst, geestelijke gaven en de betekenis van de opstanding uit de dood.

De oud-Griekse stad Korinte was een strategisch gelegen stad, een handelscentrum dat ten opzichte van zowel de Aegeïsche als de Adriatische zee gunstig gelegen was. Een wereldstad, waar Grieken, Romeinen, Aziaten, Egyptenaren, Syriërs en Joden woonden. De ideale kans om het evangelie verder te verspreiden dus! Maar de stad stond ook bekend om haar onzedelijkheid, er was indertijd zelfs een zegswijze over ‘leven als een Korintiër’.

De meeste gemeenteleden kwamen uit een niet-Joodse achtergrond, het Griekse denken speelde dan ook een belangrijke rol in Korinte. Er wordt vanuit gegaan dat dat de reden is waarom deze problemen zich voordoen. In het Griekse denken, wordt veel belang gehecht aan het geestelijke, het stoffelijke heeft hierbij weinig waarde. De Korintiërs meenden dat ze in de Geest de toekomstige werkelijkheid nu al bezaten, het maakte ethisch gezien dus niet uit wat ze met hun lichaam deden. Daarom voelde de ene zich vrij naar de hoeren te gaan en negeerden anderen hun lichamelijkheid en seksualiteit.

Verduidelijking

In vers 18 en 19 spreekt Paulus over partijvorming. Dit komt steeds terug doorheen de brief die Paulus schrijft. Het gaat hierbij om mensen die beweren bij Paulus, Apollos, Petrus of Christus te horen. Er is verdeeldheid onder de gemeenteleden, Paulus zegt hierover in hoofdstuk 3 dat ze zich op die manier niet onderscheiden van anderen. Op zich vindt Paulus het prima als er over bepaalde dingen kan worden gediscussieerd, zodat ook duidelijk wordt wie onbetrouwbaar is en dwaalleer verkondigt.

De Korintiërs hielden er hun eigen gewoontes op na wat het avondmaal betreft. Het was de bedoeling dat iedereen zou meenemen wat ze konden missen en dat dan alles gedeeld werd. Paulus legt er in vers 23 de nadruk op dat hij dit niet zelf verzonnen heeft, maar dat Jezus zelf het avondmaal heeft ingesteld. In de praktijk was het echter zo dat de rijken al begonnen te schransen nog voor de armen waren aangekomen. Zoals Paulus het vrij letterlijk zegt: de armen hadden tekort en de rijken waren dronken.

Het is niet duidelijk over welke gebeurtenissen het in vers 30 concreet gaat, maar hij bedoelt waarschijnlijk dat de slagen die de gemeente treffen, degenen die zich onwaardig gedragen tot nadenken zouden moeten stemmen.

In vers 31 en 32 wordt duidelijk dat als wij onszelf niet toetsen, dat God het zal doen. Als we ons echter bewust zijn van onze zonden en gebreken, vergeeft Hij ons. Deze gedachte komt niet enkel in het Nieuwe Testament terug, maar kun je ook al terugvinden in het Oude Testament. David heeft het erover in Psalm 32:5: hij dekte zijn zonde niet toe en God vergaf hem. In Spreuken 28:13 beweert de schrijver dat je vergeven wordt als je je zonden toegeeft en vermijdt.

Het avondmaal is niet enkel een tijd waarin we herdenken wat Jezus voor ons heeft gedaan, niet enkel een tijd van introspectie en onszelf toetsen. Het is ook een moment van hoop, waarbij we ernaar uitkijken dat Jezus zal terugkeren. Over die hoop gaat het ook in vers 26.

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 64

Plaats binnen ‘Wie is het?’Wanneer we stilstaan bij wie Jezus is, is het wijs ook stil te staan bij de maaltijd die Hij heeft ingesteld en te zien welke dimensies hier aan gekoppeld zijn.

KerngedachteHet avondmaal draait niet om onszelf, maar om het herdenken van Jezus Christus offer. Het is belangrijk om hier respectvol mee om te gaan en niet ‘onwaardig’ deel te nemen aan het eten van het brood en het drinken van de beker.

Mogelijke vragenO = observatie, I = interpretatie, A = applicatie (toepassing)

Wat roept vragen op in de tekst? (O) Wat loopt er allemaal mis? (O) Waar gaat het vooral over? (O/I) Wat is het avondmaal? Waarom vieren wij het? (O/I) Wat zou Paulus precies bedoelen met ‘op onwaardige wijze?’ (I) Wat is ‘jezelf toetsen’? (I) Waarom moeten wij dat precies doen? Wat is het gevolg als we het niet

doen? (I) Waarover gaat het in vers 31 en 32? (I) (zie ook bij ‘verduidelijking’) Hoe nemen wij op onwaardige wijze deel aan het avondmaal? Hoe kunnen

we dat voorkomen? (I/A) Toets je jezelf dan ooit? (A)

Werkvormen

1) Avondmaal: We vieren samen het avondmaal en gaan hierbij onszelf toetsen. Dit wel in het licht van de hoop die we in vers 31 en 32 gevonden hebben. Iedereen sluit zijn ogen en de kringleider leest een aantal vragen voor, langzaam en met een beetje tijd tussen de vragen door. Het is de bedoeling dat de kringleden hierover mediteren/bidden. Dit hoeft geen zwaar, ernstig moment te worden waardoor iedereen zich slecht gaat voelen. ’t Is ook niet noodzakelijk de bedoeling dat dit ‘toetsen’ de kringleden ervan weerhoudt deel te nemen aan het avondmaal. Houd bij het vieren van het avondmaal rekening met de kerkelijke diversiteit in je kring. Benadruk dat het vooral belangrijk is te beseffen dat het om het lichaam van de Heer gaat, zich ervan bewust te worden dat er nog wat werk is, maar je wel voor te nemen ermee aan de slag te gaan.

- Is er een zonde in mijn leven, waar ik mee zou moeten breken?- Is er iemand die ik nog moet vergeven?- Betrek ik God bij alle aspecten in mijn leven of hou ik vaak zelf de

touwtjes in handen?- Vertrouw ik God?- Hoe kijk ik naar andere mensen?- Heb ik liefde of kritiek voor anderen?- Eet ik me vol, terwijl er anderen honger lijden?- Wat kan ik nog voor anderen doen?

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 65

Lees hierna vers 23-26 nogmaals voor terwijl je het brood en de wijn doorgeeft. Iedereen voelt zich nu waarschijnlijk een beetje slecht, dus eindig met een extra focus op vers 26. Het avondmaal is ook een tijd van hoop, een tijd waarin wij ernaar uitkijken dat Jezus binnenkort terug zal komen!

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 66

12 // Matteüs 3

Bijbelgedeelte1 In die tijd trad Johannes de Doper op in de woestijn van Judea. Hij verkondigde: 2 ‘Kom tot inkeer, want het koninkrijk van de hemel is nabij!’ 3 Dit was de man over wie de profeet Jesaja sprak toen hij zei: ‘Luid klinkt een stem in de woestijn: “Maak de weg van de Heer gereed, maak recht zijn paden.”’ 4 Johannes droeg een ruwe mantel van kameelhaar met een leren gordel; hij voedde zich met sprinkhanen en wilde honing. 5 Uit Jeruzalem, uit heel Judea en uit de omgeving van de Jordaan stroomden de mensen toe, 6 en ze lieten zich door hem dopen in de rivier de Jordaan, terwijl ze hun zonden beleden. 7 Toen hij zag dat veel farizeeën en sadduceeën op zijn doop afkwamen, zei hij tegen hen: ‘Addergebroed, wie heeft jullie wijsgemaakt dat je veilig bent voor het komende oordeel? 8 Breng liever vruchten voort die een nieuw leven waardig zijn, 9 en denk niet dat je bij jezelf kunt zeggen: Wij hebben Abraham als vader. Want ik zeg jullie: God kan uit deze stenen kinderen van Abraham verwekken! 10 De bijl ligt al aan de wortel van de boom: iedere boom die geen goede vrucht draagt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen. 11 Ik doop jullie met water ten teken van jullie nieuwe leven, maar na mij komt iemand die meer vermag dan ik; ik ben zelfs niet goed genoeg om zijn sandalen voor hem te dragen. Hij zal jullie dopen met de heilige Geest en met vuur; 12 hij houdt de wan in zijn hand, hij zal zijn dorsvloer reinigen en zijn graan in de schuur bijeenbrengen, maar het kaf zal hij verbranden in onblusbaar vuur.’ 13 Toen kwam Jezus vanuit Galilea naar de Jordaan om door Johannes gedoopt te worden. 14 Maar Johannes probeerde hem tegen te houden met de woorden: ‘Ik zou door u gedoopt moeten worden, en dan komt u naar mij?’ 15 Jezus antwoordde: ‘Laat het nu maar gebeuren, want het is goed dat we op deze manier Gods gerechtigheid vervullen.’ Toen stemde Johannes ermee in. 16 Zodra Jezus gedoopt was en uit het water omhoogkwam, opende de hemel zich voor hem en zag hij hoe de Geest van God als een duif op hem neerdaalde. 17 En uit de hemel klonk een stem: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, in hem vind ik vreugde.’

Achtergrondinformatie

Matteüs heeft zijn evangelie geschreven door gebruik te maken van het raamwerk en de inhoud van het evangelie van Marcus. Hierdoor zijn er sterke overeenkomsten met dit evangelie en worden er zelfs dezelfde verwoordingen gebruikt. In tegenstelling tot Marcus, die zijn evangelie schreef voor niet-gelovigen, heeft Matteüs zijn evangelie geschreven voor pas bekeerde Joden. Hij beschreef Jezus daarom eerder als Koning der Joden i.p.v. Zoon des Mensen, zoals Marcus in zijn evangelie doet104. Matteüs was een Joodse tollenaar in Kapernaüm. Hierdoor is zijn evangelie het meest compleet en het meest systematisch verslag van het leven van Jezus. Zijn ordelijk denken als accountant zien we hier duidelijk terug. Hij heeft het evangelie van Marcus aangepast en aangevuld door gebruik te maken van Marcus’ evangelie, andere bronnen en zijn eigen waarneming. Op deze manier heeft hij een eigen vorm en doel gegeven aan zijn evangelie105. Omdat Matteüs zelf Jood was, haalt hij meer aan uit het Oude Testament (O.T.). Het O.T. werd door alle Joden helemaal geleerd, Matteüs bezat dus enorm veel

104 Pawson, D. Sleutels tot de Bijbel, (Putten: Opwekkingslectuur, 2007), 945-946.105 Pawson, D. Sleutels tot de Bijbel, (Putten: Opwekkingslectuur, 2007), 945-947.

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 67

kennis over het O.T. Hij geeft duidelijk aan wanneer Jezus een profetie uit het O.T. in vervulling laat gaan. Op deze manier liet hij zien aan Joden dat Jezus degene uit de profetieën was. Hiervoor haalt hij veel citaten en verwijzingen aan uit het O.T106. Het valt op dat Marcus zijn evangelie start met de doop van Jezus door Johannes de doper, terwijl Matteüs eerder begint: Jezus’ stamboom en geboorte gaan zijn doop vooraf. Op deze manier creëert hij al een sfeer van verwachting wanneer Jezus op het toneel van de geschiedenis verschijnt. Hier geeft hij ook aan dat Jezus het kind uit de profetieën is107. Matteüs’ boek is duidelijk opgedeeld in 11 delen: een inleiding (geboorte, doop, verzoeking), 5 redevoeringen telkens onderbroken door een handeling van Jezus en een afsluiting (dood en opstanding). De handelingen van Jezus tussen de redevoeringen zijn bedoeld om zijn woorden te benadrukken. De redevoeringen lopen parallel met de vijf wetboeken van Mozes, wat de Joodse lezers laat zien dat Jezus een nieuwe wet presenteert108.

Verduidelijking

3Dit vers verwijst naar Jesaja 40:3

4Johannes’ vreemde, wilde kledij wordt niet zomaar expliciet vermeldt. Het wijst op zijn nederige levensstijl om God te prijzen. Door een dieet van sprinkhanen en wilde honing als enige zoetstof vermeed hij onrein voedsel zoals staat in Leviticus 11:21-22. Wat Johannes in dit verhaal draagt is hetzelfde als wat Elia droeg in zijn tijd (2 Koningen 1:8)109.

7Farizeeën en Sadduceeën zijn beide religieuze groepen. Farizeeën zijn eerder religieus gericht, terwijl sadduceeën zich politiek richten. Vroeger ging er een verhaal rond dat sommige slangen zichzelf uit de moeder aten als geboorte. Hij scheldt ze uit als kinderen van adders voor moordenaars van hun moeder110.

9Vele Joden dachten toen dat de rechtvaardigheid van Abraham alle Joden redde111.

11Het vuur waarmee Jezus doopt wordt op verschillende manieren geïnterpreteerd. Aan de ene kant kan het wijzen op het oordeel dat Hij over alle niet-gelovigen velt. Aan de andere kant kan het wijzen op het zuiveren van zilver en goud volgens Maleachi 3:2-3.

106 Ibid., 947-949.107 Ibid., 947-948.108 Ibid., 949-950.109 New King James StudyBible., (Carol Stream, IL: Tyndale Publishers, 2006), 1674 en Keener, C. S. The IVP New Testament Background Commentary, (Downers Grove, IL: InterVarsity Press, 1993), 52.110 Ibid.111 Ibid.

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 68

In die tijd was degene die de sandalen droeg van iemand anders de laagste slaaf, omdat sandalen onrein waren112.

12Een wan is een mand waarmee men koren scheidt in kaf en stro, om het slechte kaf weg te zeven113.

13-15Jezus moet niet gedoopt worden zoals andere mensen: Hij heeft geen zonden om te belijden. Jezus wordt gedoopt door de heilige Geest van God op dit moment (Gods gerechtigheid)114.

16-17In deze verzen wordt duidelijk gemaakt dat God, Jezus en de Heilige Geest niet enkel één zijn, maar zich ook apart kunnen voordoen115.

Plaats binnen ‘Wie is het?’

Jezus is binnen dit verhaal zowel degene die doopt met de heilige Geest en met vuur, als Gods geliefde zoon waarin Hij vreugde vindt. De nadruk in dit verhaal ligt vooral op dat Jezus degene is die het oordeel over mensen zal vellen. Hij houdt de wan en de bijl in zijn handen.

Kerngedachte

We zien hier dat Johannes de Doper mensen doopt met water. Hij zegt echter niet dat dit het belangrijkste is. De doop die Jezus je kan geven gaat veel verder dan die van Johannes. Enkel Jezus kan je dopen met de heilige Geest en met vuur. Johannes brengt ook herhaaldelijk volgende boodschap aan: breng goede vruchten voort.

Mogelijke vragenO = observatie, I = interpretatie, A = applicatie (toepassing)

Wanneer en waar speelde dit tafereel zich af? (O) Waartoe moeten mensen zich keren? (O) Welke personages komen allemaal voor in dit gedeelte? (O) Wat gebeurt er allemaal, som de opeenvolging van gebeurtenissen op. (O) Welke beeldspraak wordt er allemaal gebruikt? (O) Wat betekenen deze

beelden? (I) Wist Jezus dat Johannes aan het dopen was?(OI) Wat betekent addergebroed? (OI) Waarom moeten mensen tot inkeer komen?(I) Kenden de mensen de heilige Geest al?(I) Waarom noemt Johannes de farizeeën en sadduceeën addergebroed? (I)

112 Ibid., 1674-1675 en 53.113 http://nl.wikipedia.org/wiki/Wan_%28mand%29114 New King James StudyBible., (Carol Stream, IL: Tyndale Publishers, 2006), 1674-1675 en Keener, C. S. The IVP New Testament Background Commentary, (Downers Grove, IL: InterVarsity Press, 1993), 53.115 Ibid.

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 69

Wat is het vuur dat drie keer vermeld wordt?(I) Welke vruchten zijn een nieuw leven waardig?(I) Waarom duikt Abraham plots in de tekst op?(I) Wat is de doop van vuur waar Johannes het over heeft? (I) Waarom draagt Johannes zulke rare kledij en waarom wordt het vermeld?

(I) Waarom laat Jezus zich dopen? (I) Wat kunnen wij doen om goede vruchten voort te brengen? (A) Johannes toonde zijn leven met God door zich nederig te kleden en te

voeden, hoe kunnen wij tonen aan de wereld dat ook wij kinderen van God zijn? (A)

Het volk beleed hun zonden terwijl ze gedoopt werden in de Jordaan. Beleid jij je zonden ook nog regelmatig? (A)

Werkvormen

1) Ijsbreker: Trustfall. Het werkt als volgt: iemand sluit zijn ogen en laat zich vallen met zijn armen gekruisd zodat hij/zij zich niet kan ondersteunen. Achter hem/haar staat iemand die deze persoon opvangt voordat die op de grond valt. Het is de bedoeling dat de persoon die zich laat vallen degene achter hem/haar vertrouwt.

De link met de tekst is dat als je je in het water laat vallen (dopen), dat je laat zien dat je vertrouwt op degene die je doopt, op Jezus.

2) Personages: Verdeel de personages in het verhaal onder de kring. Iedereen krijgt 1 personage. Hun doel is om naar het verhaal te luisteren en je in te beelden hoe hun personage het verhaal beleeft en ziet. De kringleider leest het verhaal voor. Iedereen kan nu vertellen hoe hij het Bijbelfragment ervaren heeft.

Personen: Johannes, het volk, farizeeën en sadduceeën, Mattheüs

3) Zonden belijden: Geef de kring een papiertje en een pen en geef ze 10-15 minuten de tijd om na te denken over de zonden die ze nog niet beleden hebben. Zet een kaars in het midden, zodat iedereen zijn zonden kan verbranden, om aan te tonen dat God ze vergeven heeft. Sluit af in gebed.

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 70

Gebruikte bronnen

Aebi, E. Korte inleiding tot de Bijbelboeken. Culemborg: Internationale Bijbelbond, 1978.

Alexander, P. & Alexander, D. Handboek bij de Bijbel, Utrecht, Kok, 2002.

Arnold, B. T. & Williamson, H. G. M. eds. Dictionary of the Old Testament. Historical Books. Downer Grove, IL: InterVarsity Press, 2005.

Bock, D. L. Luke. IVPNTCS. Downers Grove, IL: InterVarsity Press, 1994.

Carson, D. A., France, R. T., Motyer, J. A. eds. New Bible Commentary. 4th ed. Leicester: InterVarsity Press, 1994.

Carson, D.A., Moo, D.J., Morris L., An Introduction to the New Testament. Grand Rapids: Zondervan, 1992.

Chavalas, M. W., Matthews, V. H & Walton, J. H. eds. The IVP Old Testament Background Commentary. Downers Grove, IL: InterVarsity Press, 2000.

DeSilva, D.A. An Introduction to the New Testament. Illinois: InterVarsity Press 2004.

Hamilton, M. W. ed. The Transforming Word. One Volume Commentary on the Bible. Abiline, TX: Abilene Christian University Press, 2009.

Jongerenbijbel. NBV

Keener, C. S. The IVP New Testament Background Commentary. Downers Grove, IL: InterVarsity Press, 1993.

Levine, A. & Brettler, M. Z. The Jewish Annotated New Testament. Oxford: Oxford University Press, 2011.

Liefield, W.L., Ephesians. IVPNTCS. Illinois: InterVarsity Press, 1997

Life Application Study Bible. Carol Stream, IL: Tyndale House Publishers, 1995.

New King James Study Bible. Carol Stream, IL: Tyndale Publishers, 2006.

Osborne, G. R. Romans. IVPNTCS. Downers Grove, IL: InterVarsity Press, 2004.

Paul, M.J., van den Brink, G. & Bette, J. C. Bijbelcommentaar Genesis, Exodus. Studiebijbel Oude Testament. Veenendaal: Centrum voor Bijbelonderzoek, 2004.

Ramaker-Scheinhardt, R. Het Leven. Practische lessen uit Het Boek. Heereveen: Jongbloed, 2005.

Randolph Richards, E. R. & O’Brien, B. J. Misreading Scripture with Western Eyes. Removing Cultural Blinders to Better Understand the Bible. Downers Grove: Intervarsity Press, 2012.

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 71

Ratzinger, J. Jezus van Nazareth. Tielt: Lannoo NV, 2007.

Pawson, D. Sleutels tot de Bijbel. Putten: Opwekkingslectuur, 2007.

Peels, H.G.L. & van Houwelingen, P.H.R. Studiebijbel in perspectief . Heerenveen: Jongbloed, 2009.

Walton, J. H. The NIV Application Commentary: Genesis. Grand Rapids, MI: Zondervan, 2001.

Wood, D. R. W. & Marshall, I. H. New Bible Dictionary. 3rd ed. Leicester, England; Downers Grove, IL: InterVarsity Press, 1996.

Wenham, G. J. World Biblical Commentary. Genesis 1-15. Waco, TX: Word Books Publisher, 1987.

Wright, C. J. H. The Message of Ezekiel. The Bible Speaks Today. Nottingham: InterVarsity Press, 2001.

www.bijbelseplaatsen.nl, laatst gecheckt 7-10-2014

www.dirkzwagerarie.be, laatst gecheckt 7-10-2014http://nl.wikipedia.org/wiki/Wan_%28mand%29, laatst gechekt op 23-10-2014

“Wie is het?” – 2014 © Ichtus Vlaanderen 72