HUISPLATTEGRONDEN UIT HET LAAT EN MIDDEN ...

36
5 HUISPLATTEGRONDEN UIT HET LAAT- EN MIDDEN-NEOLITHICUM IN NEDERLAND E. Drenth, T.J. ten Anscher, J.C.G. van Kampen, G.R. Nobles en P.J.A. Stokkel

Transcript of HUISPLATTEGRONDEN UIT HET LAAT EN MIDDEN ...

Page 1: HUISPLATTEGRONDEN UIT HET LAAT EN MIDDEN ...

5 HUISPLATTEGRONDEN UIT HET LAAT-

EN MIDDEN-NEOLITHICUM IN NEDERLAND

E. Drenth, T.J. ten Anscher, J.C.G. van Kampen, G.R. Nobles en P.J.A. Stokkel

Page 2: HUISPLATTEGRONDEN UIT HET LAAT EN MIDDEN ...

62

HU

ISPL

ATTE

GRO

ND

EN IN

NED

ERLA

ND

1 Inleiding

Bijna vijftien jaar geleden verscheen een uitgebreid overzicht van de midden- en laat-neolithi-sche huisplattegronden die tot dan toe in Nederland waren gevonden.1 Dit overzicht presenteert niet alleen duidelijke voorbeelden, maar tevens twijfelgevallen. In totaal betreft het ca. 20 (vermeende) structuren. Zij vertegenwoordigen de Swifterbant-cultuur (ca. 5000-3900 v.Chr.)2, de Michelsberg-cultuur (ca. 4200-3800 v.Chr.), de Hazendonk-groep (ca. 3900-3500/3400 v.Chr.), de Trechterbekercultuur (de Pre-Drouwen-fase ca. 3900-3400/3350 v.Chr.; de ‘klassieke’ Westgroep van de Trechterbekercultuur ca. 3400/3350-2800/2750 v.Chr.), het Stein-Vlaardingen-complex (ca. 3400-2650/2550 v.Chr.)3, de Enkelgrafcultuur (ca. 2800-2400 v.Chr.) en de Klok-bekercultuur (ca. 2400-1900 v.Chr.).

Het gravende onderzoek in Nederland heeft sindsdien niet stilgestaan. De afgelopen tien jaar zijn bij archeologisch onderzoek tal van ontdekkingen gedaan waarbij (mogelijke) plattegronden uit het Midden- en Laat-Neolithicum aan het licht zijn gekomen. Evenals in de voorafgaande decennia zijn dit vooral opgravingen die in holoceen Nederland plaatsvinden. Aansprekende grootschalige opgravingen zijn die te Harnaschpolder bij Schipluiden4, Ypenburg5 en Barendrecht-Carnisselande6. Ook voor de pleistocene zandgronden is de dataset toegenomen; archeologisch onderzoek uitgevoerd in het kader van nieuwe woonwijken bij Veldhoven-Habraken7 en te Oerle-Zuid8 leverde subtiele, maar onmiskenbare sporen van tweebeukige gebouwplattegronden. Eenzelfde soort plattegrond is mogelijk ontdekt te Groesbeek-Hüsenhoff.9

Daarnaast heeft de laatste tijd het uitwerken van oud onderzoek een nieuwe impuls gekregen, onder meer door subsidies vanuit het onderzoeksprogramma Odyssee. Op het gebied van midden- en laat-neolithische huisplattegronden hebben deze analyses geleid tot nieuw herkende exemplaren en de revisie van bestaande interpretaties.

In deze bijdrage komt een aantal van deze nieuwe bevindingen aan bod, onder meer in de vorm van casestudy’s, die in chronologische volgorde de revue zullen passeren. Ten Anscher gaat in op de huisplattegronden van Schokland-P14, een onderzoek waarvan de resultaten in 2012 in de vorm van een proefschrift beschikbaar zijn gekomen.10 De structuren die in 2011 bij het onderzoek op de Wateringse Binnentuinen in Den Haag zijn herkend, staan centraal in de bijdrage van Stokkel. Dat er ook op de Noord-Brabantse zandgronden neolithische huisplatte-gronden herkenbaar zijn, weten we sinds 2010. Deze worden in de bijdrage van Van Kampen belicht. Het uitwerken van oud onderzoek levert eveneens verrassende ontdekkingen op, zoals Nobles laat zien. In het Odyssee-project ‘Het openen van de laat-neolithische schatkist van Noord-Holland’ zijn drie opgravingen van nederzettingen van de Enkelgrafcultuur – Keinsmer-brug, Mienakker en Zeewijk – kritisch tegen het licht gehouden, geanalyseerd en geïnterpreteerd.11Ook levert dat onderzoek nieuwe plattegronden op.

Hoofdstuk 3 schetst een algemeen beeld van de midden- en laat-neolithische huisplatte-gronden door aspecten zoals lay-out, interne ruimtelijke indeling en de locatie van de ingang onder de loep te nemen. Tot slot gaat hoofdstuk 4 kort in op kennislacunes en aandachtspunten bij toekomstig onderzoek.

1 Hogestijn & Drenth 2000; 2000/2001.2 De Swi� erbant-cultuur behoort binnen de periodisering van de Nederlandse prehistorie tot zowel het Vroeg-

Neolithicum als het Midden-Neolithicum A. 3 Dit culturele complex valt uiteen in de nauw aan elkaar verwante Stein-groep en Vlaardingen-cultuur. De term

‘Stein-Vlaardingen-complex’ is in de huidige bijdrage om de volgende reden gebruikt. Het is bij de (mogelijke) pla� egronden van Groesbeek-Hüsenhoff , Oerle-Zuid en Veldhoven-Habraken voor discussie vatbaar is tot welke van beide archeologische culturen zij gerekend moeten worden. Verder behoren de (vermeende) pla� egronden van Den Haag-Wateringse Tuinen, Haamstede-Brabers en Vlaardingen tot de Vlaardingen-cultuur. In A� . 33 is bij de culturele toewijzing van alle voornoemde structuren het begrip ‘Stein-Vlaardingen-complex’ in de mond genomen, omdat hier overkoepelend te werk gegaan is.

4 Hamburg & Louwe Kooijmans 2005/2006.5 Enderman 2008.6 Moree et al. 2011.7 Van Kampen & Van den Brink 2013. 8 Hissel et al. 2012.9 Drenth & Geerts 2013; Geerts 2012.10 Ten Anscher 2012.11 Smit et al. 2012; Kleijne et al. 2013; Theunissen et al. in voorbereiding.

Page 3: HUISPLATTEGRONDEN UIT HET LAAT EN MIDDEN ...

63

ARC

HEO

LOG

ISC

HE

SPO

REN

VAN

HET

HU

IS

2 De stand van zaken anno 2013

2.1 Inleiding E. Drenth

Hoewel door opgravingen in het afgelopen decennium de hoeveelheid midden- en laat-neoli-thische huisplattegronden fors is toegenomen, blijft het absolute aantal bescheiden. Omdat onderdak een van de basale behoeften van de mens is, zou men talloze huisplattegronden uit het Midden- en Laat-Neolithicum verwachten. Het is daarom helder dat tot op heden slechts een bijzonder klein deel van het oorspronkelijke bestand opgegraven en/of herkend is.

De hier besproken huisresten beslaan tezamen de periode van ca. 4200-1900 v.Chr. Een eenvoudige rekensom (het aantal bekende (mogelijke) plattegronden gedeeld door 2300 jaar) leert dat wij voor de tijdsspanne in kwestie ca. anderhalve huisplattegrond per honderd jaar kennen. In deze bespiegeling is dan nog niet eens de omvang van het onderzoeksgebied meegenomen.

Waarom is het aantal huisplattegronden zo gering? In de queeste naar een antwoord wordt snel duidelijk dat hiervoor verschillende redenen zijn te geven. Eerder zijn de redenen divers en moet de oorzaak worden gezocht in een combinatie van factoren. Een daarvan, en zeker niet de minste, is conservering. Het staat buiten kijf dat bodemvorming de zichtbaarheid van grondspo-ren aantast. Aangenomen mag worden dat resten van huizen, in het bijzonder de ondiep gefundeerde exemplaren, daardoor aan het archeologische oog worden onttrokken, of in elk geval moeilijk herkenbaar zijn. Het bodemsubstraat is vermoedelijk hierbij ook van belang. De kans dat grondsporen zichtbaar blijven, lijkt groter bij leemrijke dan leemarme gronden.12

Ook blijkt het cruciaal of archeologische resten zijn afgedekt. Algemeen gesproken zijn de conserveringsomstandigheden in holoceen Nederland een stuk gunstiger dan in pleistoceen Nederland. In het eerstgenoemde gebied heeft meer sedimentatie plaatsgevonden. Bovendien kent holoceen Nederland doorgaans een hogere grondwaterstand, waardoor het bodemarchief vanwege de afsluiting van zuurstof beter tegen degradatie beschermd is. Het verschil in conserveringsomstandigheden komt onder meer tot uiting in de ontdekking van (onverbrand) hout in de paalsporen die behoren tot midden- en laat-neolithische huisplattegronden. Uit pleistoceen Nederland zijn dergelijke vondsten onbekend. Maar voor het westelijke kustgebied kan worden gewezen op verscheidene sites. Een ervan is Wateringen 4, waar de wandpalen uit hout van jeneverbes zijn en de ‘binnenpalen’ van elzenhout.13 Aan deze tweedeling ligt waar-schijnlijk een bewuste keuze ten grondslag, die inspeelde op de fysieke eigenschappen en de beschikbaarheid van de grondstoffen. Jeneverbeshout staat bekend om zijn sterkte. Hout van els is zachter, maar dat staat tegenover dat deze boomsoort in de directe omgeving van de neder-zetting kon worden gevonden. Vanwege hun lengte zijn elzen bovendien geschikt voor het maken van lange palen.

Behalve conserveringsomstandigheden is onderzoeksintensiteit beeldbepalend. Voor verscheidene midden- en laat-neolithische culturen geldt dat onderzoek in de kinderschoenen staat. Het tot dusver ontbreken van huisplattegronden van de Michelsberg-cultuur bijvoorbeeld is ongetwijfeld (mede) het uitvloeisel van het feit dat het aantal opgegraven nederzettingen op de vingers van één hand te tellen is.14

Identificatie is een andere factor die speelt. De kwestie hierbij is in de eerste plaats het herkennen van structuren. De vuistregel die daarbij wordt gehanteerd, is dat de constructies een regelmatige lay-out moeten hebben. Daarbij moeten de onderlinge afstanden tussen de verschillende componenten (lees: paalsporen) regelmatig zijn. Een opgraving van nederzettings-resten behorende tot de Trechterbekercultuur en de Enkelgrafcultuur te Hunte 1 in Nedersaksen geeft echter aan dat op deze uitgangspunten het nodige af te dingen is.15 Door gunstige condities waren daar (resten van) houten palen bewaard gebleven. De palen bleken lang niet altijd regelmatig gesteld te zijn. Ter illustratie zijn hier de plattegronden van de ‘huizen’ 3 en 9 afgebeeld (Afb. 1).

12 Rensink & Theunissen 2011, 238-240.13 Raemaekers et al. 1997, 149, 158 en 159.14 Schreurs 2005. 15 Kossian 2007.

Page 4: HUISPLATTEGRONDEN UIT HET LAAT EN MIDDEN ...

64

HU

ISPL

ATTE

GRO

ND

EN IN

NED

ERLA

ND

Omdat ook vloeren (in de vorm van opgebracht leem en zand, alsmede soms een houten plaveisel) en haardplaatsen zijn aangetroffen, hoeft overigens aan de echtheid van de structuren niet te worden getwijfeld. De vraag rijst of de archeoloog sommige structuren van Hunte 1 wel (h)erkend zou hebben, indien van de gebouwen niet meer zou hebben geresteerd dan een verzameling paalsporen met onregelmatige tussenafstanden.

Anders wordt het wanneer vloeren en haardplaatsen ontbreken, zoals in het geval van Barend-recht-Carnisselande site 3, een nederzettingscomplex uit de tweede helft van het Laat-Neolithi-cum en de Vroege Bronstijd (Afb. 2). De conserveringsomstandigheden waren relatief goed, getuige de houten palen en staken die aan het licht zijn gekomen. Uit de verspreiding ervan en die van paal-/staaksporen is een huisplattegrond afgeleid, waarbij twee varianten zijn geop-perd.16 In beide reconstructies is de plattegrond wel zeer onregelmatig, hetgeen twijfel doet opkomen over de betrouwbaarheid ervan.

Om het verhaal over de problematiek van identificatie te vervolgen, soms wijst de allesporen-kaart onmiskenbaar op een plattegrond, hoewel de precieze contouren ervan niet duidelijk zijn

16 Moree et al. 2011, 52, 56 en A� . 24 t/m 26.

A B 0 1m

0 2m

Afb. 1 Huisplattegronden

3 (links) en 9 (rechts) van

Hunte 1. Herkenbaar zijn

gebieden opgehoogd met

leem en zand (gestippeld),

houten vloerdelen

en haardplaatsen

(naar: Kossian 2007).

Afb. 2 Twee verschillende

reconstructies van een

(ongeveer) N-Z gerichte

huisplattegrond te

Barendrecht-Carnisselande site

3 (naar: Moree et al. 2011).

Page 5: HUISPLATTEGRONDEN UIT HET LAAT EN MIDDEN ...

65

ARC

HEO

LOG

ISC

HE

SPO

REN

VAN

HET

HU

IS

door de grote hoeveelheid grondsporen. Dit is het geval bij de site Slootdorp-Bouwlust (Afb. 3), een nederzetting van de Trechterbekercultuur.17

Uit de verspreiding van de vele sporen laat zich weliswaar een NW-ZO gerichte plattegrond destilleren, maar bijzonderheden kunnen slechts met de nodige reserve worden gegeven.

Vermoedelijk was de plattegrond tweebeukig en had het grondplan afmetingen van ca. 11 x 4 m. Dat het beeld van deze plattegrond vertroebeld is, hangt waarschijnlijk samen met reparatie en (gedeeltelijke) herbouw van de structuur. Onder invloed van overwegend westenwinden zal vooral de westelijke lange wand van het gebouw blootgestaan hebben aan wisselende weers-omstandigheden. Daarom zullen daar voortdurend herstelwerkzaamheden zijn uitgevoerd.

Een met Slootdorp-Bouwlust vergelijkbare situatie is aangetroffen op de vindplaats S3 van de Swifterbant-cultuur, waar een ongeveer NW-ZO gerichte, rechthoekige concentratie rechthoekige palen/paalsporen is opgegraven.18 Centraal binnen deze ca. 8 x 4,5 m grote concentratie is een meermaals vernieuwde haard te voorschijn gekomen. In de verspreiding van de palen/paalsporen zijn vier à vijf rijen herkenbaar. De plek lijkt dan ook de standplaats van een hut of huis te zijn geweest, die verscheidene malen hersteld en/of opnieuw opgetrokken is. Deze herstellingen en herbouw hebben evenwel voor een vertroebeld archeologisch beeld gezorgd, want de grootte en de lay-out van de behuizingen laten zich uit de grondsporen niet exact afleiden.

Het herkennen van een gebouwplattegrond is één, maar het achterhalen van de bijhorende functie is twee. Zo heeft Hogestijn voor de welbekende plattegrond van Zeewijk-Oost diverse argumenten aangevoerd tegen een verklaring als een woon(stal)huis of veestal.19 Lanting & Van der Plicht daarentegen zien de structuur als een huisplattegrond, zonder overigens hun mening toe te lichten.20 Hier wordt de eerstgenoemde interpretatie aangehangen.

Een andere hindernis waarmee het onderzoek naar midden- en laat-neolithische huisplat-tegronden zich geconfronteerd ziet, is die van de datering. Soms staat het buiten kijf dat een plattegrond is aangetroffen, maar is de ouderdom ervan problematisch. Dit is het geval bij een afgerond-rechthoekige greppel (ca. 6,5 m x 4,5 m) met vier paalsporen op de lengteas, ingang in een van de korte zijden) die bij de opgraving van een nederzettingscomplex van de Hazendonk-groep te Schipluiden-Harnaschpolder aan het licht is gekomen (Afb. 4). Hamburg & Louwe Kooijmans vragen zich af of deze structuur jonger is.21

17 Hogestijn & Drenth 2000; 2000/2001. Zij zijn er daarbij vanuit gegaan dat de determinatie van het aardewerk door dr. J.A. Bakker correct is. Hij dateert de keramische vondsten in horizon 4/5 (volgens de typochronologische aardewerkindeling van Brindley 1986); deze conclusie is ook overgenomen door Van Heeringen & Theunissen (2001, deel 2 (Site-dossiers), 261). Onlangs zijn de keramische vondsten opnieuw bekeken door drs. S.M. Beckerman en prof. dr. D.C.M. Raemaekers en zij menen dat het aardewerk, en daarmee de site, ouder is en tot de Pre-Drouwener fase van de Trechterbekercultuur (Midden-Neolithicum A) behoort. Zij hebben inmiddels monsters ingediend voor 14C-dateringen om dit nader te onderzoeken, maar bij het schrijven van deze bijdrage waren de uitkomsten nog niet bekend. Daarom is de site Slootdorp-Bouwlust hier tot het Midden-Neolithicum B gerekend.

18 De Roever 2004, 34 en bijlage 1.19 Hogestijn 1997, 40-43.20 Lanting & Van der Plicht 1999/2000, 79. 21 Hamburg & Louwe Kooijmans 2005/2006, 50.

0 2m

Afb. 3 Overzicht van de paal-

en staaksporen te

Slootdorp-Bouwlust (naar:

Hogestijn & Drenth

2000/2001).

Page 6: HUISPLATTEGRONDEN UIT HET LAAT EN MIDDEN ...

66

HU

ISPL

ATTE

GRO

ND

EN IN

NED

ERLA

ND

De chronologische kwestie speelt eveneens bij een structuur te Vasse (Afb. 5). Die is niet geassocieerd met vondsten. De ouderdom moet derhalve aan de hand van andere overwegingen worden bepaald. Verlinde schrijft de structuur uit Vasse toe aan de Enkelgrafcultuur, vooral naar analogie van de zojuist genoemde plattegrond te Zeewijk-Oost.22

2.2 De huispla� egronden van Schokland-P14 T.J. ten Anscher

2.2.1 Inleiding

De vindplaats P14 ligt direct ten westen van het voormalige eiland Schokland, op een met dekzand overdekte keileemopduiking. Deze locatie die ooit aan de oever van de Overijsselse Vecht lag, is langdurig bewoond geweest. Behalve van resten uit het Laat-Paleolithicum en het Mesolithicum is er sprake van vondsten en grondsporen uit de Swifterbantcultuur (SW), de Westgroep van de Trechterbekercultuur (TRB), de Enkelgrafcultuur (EGK), de Klokbekercultuur (KB) en de Wikkeldraad-cultuur (WKD), en van geïsoleerde vondsten van de Hilversumcultuur en de Vroege IJzertijd. Deze langdurige bewoning en de goede conservering maken P14 tot een sleutelvindplaats voor deze regio.

De vindplaats is in 1957 ontdekt en grote delen zijn tussen 1982 en 1990 door het Albert Egges van Giffen Instituut voor Prae- en Protohistorische Archeologie (IPP, Universiteit van Amsterdam) opgegraven. De resultaten van deze onderzoeken zijn beschreven, geïnterpreteerd en geïntegreerd in een lijvige monografie.23 Hoofdstuk 16 ‘Paalsporen en huisplattegronden’ gaat in op de gereconstru-eerde huisplattegronden. Deze bijdrage is een beknopte samenvatting van dit hoofdstuk.

22 Drenth et al. 2008, 172.23 Ten Anscher 2012.

0 2m

0 2m

Afb. 4 Plattegrond van de

hut- of huisplattegrond uit

Schipluiden-Harnaschpolder,

behorende tot de Hazendonk-

groep? (naar: Hamburg &

Louwe Kooijmans 2005/2006).

Afb. 5 Huisplattegrond te

Vasse, behorend tot de

Enkelgrafcultuur? De pijltjes

geven de veronderstelde

ingangen aan (naar:

Verlinde 1984).

Page 7: HUISPLATTEGRONDEN UIT HET LAAT EN MIDDEN ...

67

ARC

HEO

LOG

ISC

HE

SPO

REN

VAN

HET

HU

IS

2.2.2 Beschrijving van de huispla� egronden

Het overgrote deel van de ca. 110 paalsporen van P14 was weliswaar over het algemeen in het dekzandvlak goed herkenbaar als lichtgrijs-beige vlekken (vaak ook met een donkerder, gebioturbeerde kern) of soms zelfs donkergrijszwarte vlekken, maar hun omtrekken waren, door bioturbatie sterk vervaagd en niet op de centimeter te bepalen.

Deze vaag begrensde paalsporen, waarin nooit onverkoold hout is aangetroffen, wijzen op het bestaan van substantiële, permanente constructies. Op het hoogste deel van de zandkop lijken twee tot vier huizen van hetzelfde type en met dezelfde oriëntatie gelegen te hebben (Afb. 6). Het was vanwege te zware erosie en vanwege andere postdepositionele processen onmogelijk deze plattegrondreconstructies te toetsen aan de hand van vondstverspreidingen. Hieronder worden zij voorgesteld in volgorde van waarschijnlijkheid.

De afbeeldingen 5.7 tot en met 5.10 geven een beeld per structuur, de lay-out van de paalsporen, etc. Vlak bij elkaar gelegen paalsporen, en langgerekte, opvallend grote paalsporen duiden vermoedelijk op vervangers van doorgerotte dragers.

Het oorspronkelijke loopvlak lag ter plaatse van huis 1 minimaal ca. 20-30 cm boven het niveau waarop de paalsporen zich aftekenden. Oorspronkelijk waren de palen tot hooguit 50 cm, en soms 70 cm ingegraven. Voor de andere huizen was het oorspronkelijke maaiveld niet goed te bepalen.

Afwezigheid van paalsporen is terug te voeren op vergravingen (drainagesleuven), diep ingereden tractorsporen, en bij huizen 3-4 tevens op zware erosie. Incidenteel ontbreekt een paalspoor omdat de verwachte locatie buiten het opgegraven terrein ligt.

Huisplattegrond 1 Huisplattegrond 1 (Afb. 7) is bijna compleet en het meest overtuigend. De paalsporen laten de reconstructie toe van een zuidwest-noordoost gerichte, tweebeukige huisplattegrond met paalintervallen van ca. 3-3,5 m. Huis 1 was ca. 12 m lang en 5,5 tot 6 m breed en bezat licht uitgebogen wanden. Vermoedelijk was het met een dwarswand in een voor- en een achterver-trek onderverdeeld. Eventuele ondiep ingegraven onderdelen, zoals haarden en wandgreppel-tjes, waren niet meer voorhanden.

SW/Pre-Drouwener paalspoor

overige SW/Pre-Drouwener sporen

huizen 1-4 0 15m

1

3

2

4

Afb. 6 Overzicht SW/

Pre-Drouwener paalkuilen en

overige grondsporen (naar: Ten

Anscher 2012).

0 2m

Afb. 7 Plattegrond van huis 1

(naar: Ten Anscher 2012).

Page 8: HUISPLATTEGRONDEN UIT HET LAAT EN MIDDEN ...

68

HU

ISPL

ATTE

GRO

ND

EN IN

NED

ERLA

ND

Huisplattegrond 2 Ook de plattegrond van huis 2 is vrij compleet (Afb. 8). Huis 2 was eveneens tweebeukig en zuidwest-noordoost gericht. Dit huis was ca. 13 m lang en ca. 5,5 m breed aan de zuidwestkant en 7 m breed aan de noordoostkant. Dit huis had dus een enigszins trapezoïdale plattegrond. De zijwanden waren licht uitgebogen. Ook binnen deze plattegrond zijn aanwijzingen voor een voor- en achtervertrek aangetroffen. De paalafstanden zijn met 3 tot 5 m vaak groter dan in huis 1. De grotere intervallen zijn terug te voeren op ontbrekende staanders of op het gebruik van langere verbindingsbalken.

Omdat uit de paalsporen van P14 twee huisplattegronden met identieke, zeer specifieke kenmerken te reconstrueren zijn, die bovendien goed aansluiten bij min of meer contemporaine plattegronden elders, is het onwaarschijnlijk dat het hier toevallige palenconstellaties betreft. Integendeel, dit wijst op een nauw omschreven huistraditie.

Wie beide huisplattegronden niet als hersenspinsels weg wil wuiven, kan er met moeite nog twee ontwaren. Deze plattegronden zijn wel veel problematischer vanwege het ontbreken van de meeste paalsporen. De reden om huizen 3 en 4 toch als zodanig te presenteren, is dat de palenconfiguratie de reconstructie toelaat van hetzelfde type als de huizen 1 en 2. Het blijft de vraag of dit toeval is, maar bedacht moet worden dat hier geen dichte palenzwermen voorko-men, waar naar believen plattegronden in te zien zijn.

Huisplattegrond 3Hoewel zeker de helft van de paalsporen van huis 3 ontbrak, is een plattegrondreconstructie toch mogelijk (Afb. 9). Huis 3 was tweebeukig, ca. 12 m lang, ca. 5,5 m breed en zuidwest-noord-oost gericht. Dit huis zal wel weer een dwarswand gehad hebben. De oostelijke kopgevel was licht uitgebogen terwijl de westelijke kopgevel recht geweest lijkt te zijn. Of de zijwanden ook uitgebogen waren, viel niet vast te stellen. De paalafstanden bedroegen 3 tot ruim 4 m.

Huisplattegrond 4 Huis 4 was een tweebeukig huis, 12 m lang, ca. 5,5 m breed en min of meer zuidwest-noordoost gericht (Afb. 10). Het was vermoedelijk onderverdeeld in een voor- en achtervertrek. De kopgevels lijken recht geweest te zijn. Of de langsgevels rechts of licht uitgebogen waren, is onduidelijk. De palen stonden op ca. 4 m afstand van elkaar.

0 2m

0 2m

Afb. 8 Plattegrond van huis 2

(naar: Ten Anscher 2012).

Afb. 9 Plattegrond van huis 3

(naar: Ten Anscher 2012).

Page 9: HUISPLATTEGRONDEN UIT HET LAAT EN MIDDEN ...

69

ARC

HEO

LOG

ISC

HE

SPO

REN

VAN

HET

HU

IS

De vier plattegronden hebben behalve telkens één of twee paalsporen die op een dwarswand wijzen nog een element gemeen: steeds een enkel paalspoor in het zuidoostelijke vak. Omdat dit verschijnsel telkens voorkomt, lijkt het verband te houden met de huisplattegronden. De eventuele functie is onduidelijk: Is het een element van de constructie of inrichting?

Of de huizen elkaar opvolgden, of deels gelijktijdig gestaan hebben, valt niet te achterhalen. Maar de onderlinge afstand tussen de huisplattegronden 1 en 3 zo gering dat althans die twee huizen waarschijnlijk niet strikt contemporain zullen zijn geweest.

De dragende delen van de huizen bestonden vermoedelijk uit eikenhout. Dit vermoeden is gebaseerd op veel houtskool, afkomstig van eik, die in enkele paalsporen (helaas niet van de herkende huisplattegronden) aangetroffen is.

2.2.3 Datering

Voor de datering is niet alleen gekeken naar de paalsporen die tot de herkende huisplattegron-den behoren, maar naar alle vaag begrensde paalsporen. Voor zover de vaag begrensde paalkui-len niet direct onder de moderne bouwvoor lagen, kwamen zij aan het licht onder een laat-neolithische akkerlaag. Ook werden zij regelmatig oversneden door eergetouwkrassen, en soms door zeker laat-neolithische grote kuilen en een zogenoemde vuurkuil. De akker is op zijn vroegst te dateren in de jongste fase van de EGK.24 Het is van belang te vermelden dat de zekere laat-neolithische sporen op P14 altijd scherp begrensd waren, en in het geval van kuilen, gelaagde vullingen hadden. In sommige van deze kuilen (paalkuilen en graven) was onverkoold hout van palen, stokken, schors en vlechtwerk aanwezig. De conserveringstoestand van deze laat-neolithische sporen was dus veel beter dan die van de vaag begrensde paalkuilen, waarvan sommige niet eens in het vlak met de eergetouwkrassen aan het licht kwamen, maar pas 20-30 cm lager. Dit alles duidt op een veel oudere datering van de vaag begrensde paalkuilen. Het is niet waarschijnlijk dat zij thuishoren in de Drouwener of Havelter fasen van de TRB-Westgroep, omdat daarvan relatief weinig vondsten, verspreid over de verschillende TRB-fasen, zijn aangetroffen, en nooit in een vaag begrensde paalkuil.

De weinige scherven uit de paalkuilen die zeker laat-neolithisch zijn of uit de Vroege Bronstijd stammen, moeten vanwege de eerder genoemde overwegingen intrusies zijn. Het betreft eenmaal een late WKD-scherf, driemaal zeer kleine potbekerscherfjes, en een EGK-scherfje. Hun aanwezigheid in de paalkuilen wekt nauwelijks verbazing; het vlak was sterk gebioturbeerd, onder meer door mollen.

Van de overige 205 scherven die zijn aangetroffen in 51 paalsporen met vage begrenzing, bezitten er 53 H-voegen en/of plantaardige magering. Deze zijn zeker toe te schrijven aan SW of aan de uit SW voorkomende oudste fase van de TRB-Westgroep, Pre-Drouwen. De meeste SW- en Pre-Drouwener scherven zijn niet van elkaar te onderscheiden. Op grond van magering en dikte, en soms ook vanwege vorm en versiering, is het aannemelijk dat nog eens 144 scherven ook wel in die periode thuis zullen horen. Bij de acht overige scherven die niet met zekerheid te determineren zijn, zou het behalve om SW/Pre-Drouwener scherven, eventueel ook om jonger aardewerk kunnen gaan.

De scherveninhoud is dus in zijn algemeenheid goed te rijmen met de in de vorige paragraaf beredeneerde, vroege datering van de vaag begrensde paalsporen. De aanwezigheid van enkele

24 Fase 4 volgens de chronologie van Drenth & Lanting (1991). Deze fase moet tussen ca. 2550-2400 v.Chr. worden geplaatst (Lanting & Van der Plicht 1999/2000, 35).

0 2m

Afb. 10 Plattegrond van huis 4

(naar: Ten Anscher 2012).

Page 10: HUISPLATTEGRONDEN UIT HET LAAT EN MIDDEN ...

70

HU

ISPL

ATTE

GRO

ND

EN IN

NED

ERLA

ND

jongere scherven is redelijk te verklaren. Een datering van de vaag begrensde paalsporen (althans die met scherven) in SW/Pre-Drouwen is plausibel.

Naast scherven is materiaal van andere vondstcategorieën uit de vaag begrensde paalsporen afkomstig, waaronder verbrand of verweerd runderbot uit enkele van de diepst gelegen, door DG2 afgedekte paalsporen, en verkoolde gerst.25 Deze vondsten maken waarschijnlijk dat de paalsporen niet heel vroeg binnen SW gedateerd moeten worden, maar pas na de introductie van huisdieren en van graan.26 Daarbij is aangenomen dat de vondsten over het algemeen min of meer gelijktijdige nederzettingsruis vertegenwoordigen en meestal niet als gevolg van latere bioturbatie in de paalkuilen terecht gekomen zijn. Het is wenselijk 14C-dateringen te verkrijgen van enkele van de net genoemde vondsten en van houtskool die in enkele vaag begrensde paalkuilen is gevonden.

Levert het aardewerk aanknopingspunten voor een meer precieze datering van deze grondsporen? Slechts één scherf is typologisch goed te dateren: een touwversierde scherf van een Pre-Drouwener trechterbeker. Maar ook een technologisch aspect biedt voor P14 een ingang voor de datering. Voor een afvallaag op P14 kon een interne stratigrafie gereconstrueerd worden op basis van de verhouding tussen scherven met alleen minerale magering en die met (een component) plantaardige magering. De scherfaantallen zijn voor de individuele paalsporen meestal te laag om voldoende zeggingskracht te hebben, maar als alle paalsporen gezamenlijk worden bekeken, is het beeld duidelijk. Van de 205 scherven die in redelijkheid aan SW/Pre-Drouwen te verbinden zijn, bezitten 50 ook plantaardige magering; de overige zijn uitslui-tend mineraal gemagerd. Het lage aandeel plantaardig gemagerde scherven komt overeen met dat van de scherven uit niveaus uit de Pre-Drouwener periode, wat dus goed aansluit op de genoemde vondst van een touwversierde Pre-Drouwener scherf. Dit pleit voor een datering van de paalsporen, en bij gevolg van de huisplattegronden, in Pre-Drouwen.

Toch is er een kans dat zij nu te jong gedateerd worden. Niet geheel uit te sluiten is dat de scherveninhoud is vertekend als gevolg van selectieve degradatie door vorst in de grond, waardoor een deel van de oorspronkelijke inhoud, vooral plantaardig gemagerd aardewerk, verloren is gegaan. Een voor de hand liggende tegenwerping is dat dit postdepositionele proces voor plantaardig gemagerde scherven uit grondsporen minder vernietigend zal zijn geweest dan voor dergelijk aardewerk dat op of vlak onder het loopvlak heeft gelegen. Dat mag zo zijn, maar het geeft toch te denken dat het uitgerekend de diepste SW/Pre-Drouwener grondsporen zijn die opvallen door het hoge aandeel plantaardig gemagerde scherven. Juist de scherven in die kuilen waren het best tegen grondvorst beschermd.

De eindconclusie is dat de vaag begrensde paalsporen zeer waarschijnlijk in SW/Pre-Drou-wen gedateerd moeten worden, maar niet in SW1. De meeste, inclusief die van de huisplatte-gronden, horen vermoedelijk thuis in Pre-Drouwen, maar een vroegere datering (in SW2) is niet uitgesloten.

2.3 De structuren van de Wateringse Binnentuinen te Den Haag P. Stokkel

2.3.1 Inleiding

In de eerste helft van 2011 is archeologisch onderzoek uitgevoerd in de Wateringse Binnentui-nen, een terrein in de Vinex-wijk Wateringse Veld, aan de zuidkant van Den Haag. Ter plaatse kwam een groot aantal paalsporen aan het licht die geassocieerd blijken met vondstmateriaal van de Vlaardingen-cultuur (3400-2650/2550 v.Chr.). Hoewel een relatief groot aantal nederzet-tingsterreinen uit deze periode in West-Nederland is onderzocht, zijn nog niet veel plattegron-den bekend. De meest bekende vindplaatsen met (vermeende) structuren zijn die van Haamste-de-Brabers27, Vlaardingen28, Leidschendam-Prinsenhof29, Leidschendam-Prinsenhof29, Leidschendam-Prinsenhof en Hekelingen III.30

25 Gehasse 1995, 63, tab.4.29.26 Raemaekers 1999, fi g.5.1. 27 Verhart 1992.28 Verhart 1992.29 Hamburg 2006. Deze confi guratie wordt geïnterpreteerd als de pla� egrond van een spieker. 30 Verhart 1990. Deze vermeende pla� egronden zijn in dit hoofdstuk verder buiten beschouwing gelaten. Want het

is bijzonder twijfelachtig of het daadwerkelijk om resten van huizen of hu� en gaat (Brinkkemper et al. 2010, 46; Hogestijn & Drenth 2000, 140; 2000/2001, 65).

Page 11: HUISPLATTEGRONDEN UIT HET LAAT EN MIDDEN ...

71

ARC

HEO

LOG

ISC

HE

SPO

REN

VAN

HET

HU

IS

De vindplaats Den Haag-Wateringse Binnentuinen ligt op de oudste strandwal van de Haagse regio. De grote hoeveelheid paalsporen, bevonden zich in het duinzand dat op deze strandwal is afgezet. Vrijwel alle paalsporen bleken vergelijkbaar in vorm en diepte te zijn. Ze zijn afkomstig van aan één zijde aangepunte, ingeslagen palen. Het spoorniveau lag onder een overstoven cultuurlaag met daarin uitsluitend neolithische artefacten. Vanwege de aard van de ondergrond (snel uitdrogend duinzand), de veelheid aan sporen en de onderzoeksmethode (zeven van de cultuurlaag in vakken van 1x1 m) werd geen groot sporenvlak aangelegd. Daarom zijn in het veld geen plattegronden herkend. Bij de uitwerking zijn echter wel regelmatigheden in de palen-zwermen ontdekt, waaruit vervolgens structuren zijn gedestilleerd. Deze zijn -gezien de lay-out en afmetingen - als huisplattegrond geïnterpreteerd. Zes daarvan lijken sterk op elkaar en kunnen wellicht tot één type worden gerekend. Eén structuur is een stuk kleiner en zal vermoe-delijk als bijgebouw gefunctioneerd hebben.

Hoewel het uitwerking van het archeologische onderzoek in de Wateringse Binnentuinen nog in volle gang is, kunnen in deze bijdrage toch de plattegronden van zeven gebouwen voor het voetlicht worden gebracht. Deze reconstructies hebben nog wel een hypothetisch en voorlopig karakter. Dat is dan ook de reden dat de structuren (nog) niet in volledig detail kunnen worden beschreven. Het ligt in de lijn der verwachting dat de definitieve rapportage binnenkort (2014) zal verschijnen.31

2.3.2 Beschrijving van de herkende structuren

Plattegrond 1Plattegrond 1 ligt relatief geïsoleerd in het sporenvlak (Afb. 11). Het is een oostnoordoost-west-zuidwest georiënteerde, lang-ovale structuur met een lengte van ca.15,5 m en een breedte van iets meer dan 3 m. Er kunnen de volgende architectonische bijzonderheden worden gegeven. Aan de beide korte uiteinden van het gebouw waren twee staanders geplaatst die het einde van de structuur vormden. Het gebouw was opgebouwd uit gekoppelde wandpalen. Stevigheid werd verkregen door het verbinden van de tegenover elkaar staande wandpalen met een dwarsverbinding. Aan de westzijde stonden de wandstijlparen 1 tot 1,50 m uit elkaar, terwijl aan de oostzijde de wandstijlparen dichter op elkaar geplaatst waren: 0,7-0,8 m. Paalsporen aan deze zijde van de plattegrond wijzen mogelijk op een binnenconstructie.

Hoewel dit niet noodzakelijk was voor de interne stevigheid van de structuur, stonden in het oosten van het gebouw wellicht twee nokstijlen. Gezien hun positie zouden deze palen echter ook bedoeld zijn geweest ter versteviging van de overbrugging tussen de wandstijlparen.

Een laatste kenmerk is een inpandige, vierpalige rechthoek. Hoe dit bouwelement heeft gefunctioneerd, is onbekend. Wel komt dit verschijnsel vaker voor in het Neolithicum, bijvoor-beeld in de EGK-structuur van Zeewijk-Oost.32

31 Stokkel & Bulten in voorbereiding.32 Drenth et al. 2008, fi g. 9..

0 4m

0 4m

Afb. 11 Plattegrond 1 te

Den Haag-Wateringse

Binnentuinen (naar: Stokkel &

Bulten in voorbereiding).

Page 12: HUISPLATTEGRONDEN UIT HET LAAT EN MIDDEN ...

72

HU

ISPL

ATTE

GRO

ND

EN IN

NED

ERLA

ND

Plattegrond 2Plattegrond 2 is herkend in een palenzwerm in het noorden van de onderzoekslocatie (Afb. 12). Hoewel een deel ervan buiten het opgravingsareaal ligt, is de sterke gelijkenis met plattegrond 1 toch onmiskenbaar. Plattegrond 2 is ca. 15,5 m lang en 2,5 m breed, terwijl de oriëntatie.oost-noordoost-westzuidwest is. Ook in dit geval bestond de dragende constructie uit gekoppelde wandpalen. Aan de westzijde van de structuur stonden de staanderpalen ca. 0,5 m uit elkaar.

Plattegrond 3Plattegrond 3 is meer intact dan plattegrond 2, al is het oostelijke deel verstoord door een recente sloot (Afb. 13). Uit de plattegrond kan een oostnoordoost-westzuidwest georiënteerd, lang-ovaalgebouw gereconstrueerd worden. De lengte ervan was ten minste 13 m, de breedte ca. 3,5 m. Gepaarde wandpalen zorgden wederom voor de dragende constructie. De wandstijl-paren hadden aan de westzijde tussenafstanden van 0,5-0,8 m. Hetzelfde magworden vermoed voor de oostzijde van het gebouw. Tussen de dragende wandpalen stonden wandpalen die minder diep gefundeerd waren. Zij hadden vermoedelijk geen dakdragende functie. In de noordelijke lange wand, ongeveer 5 m vanaf het westen, lag een ingang. Er zijn geen aanwijzin-gen voor een tegenhanger in de zuidelijke, lange zijde. Verder duiden enkele paalsporen binnen het westelijke deel van plattegrond 3 erop dat het gebouw bestond uit (functiegerelateerde?) compartimenten. Vergelijkbare waarnemingen zijn gedaan bij plattegrond 1. Overigens ligt plattegrond 3 deels over plattegrond 1.

0 4m

0 4m

0 4m

0 4m

Afb. 12 Plattegrond 2 te

Den Haag-Wateringse

Binnentuinen (naar: Stokkel &

Bulten in voorbereiding).

Afb. 13 Plattegrond 3 te

Den Haag-Wateringse

Binnentuinen (naar: Stokkel &

Bulten in voorbereiding).

Page 13: HUISPLATTEGRONDEN UIT HET LAAT EN MIDDEN ...

73

ARC

HEO

LOG

ISC

HE

SPO

REN

VAN

HET

HU

IS

Plattegrond 4Plattegrond 4 is anders dan de voorgaande configuraties (Afb. 14). De vorm is weliswaar nog steeds grofweg lang-ovaal, maar een van de lange zijden is niet convex maar recht. De oost-noordoost-westzuidwestelijke oriëntatie komt echter overeen met de bovengenoemde plattegronden. Ook qua architectuur lijkt het gebouw toch niet zo veel af te wijken. Opnieuw vormden gekoppelde wandpalen de draagconstructie van een gebouw met een grondplan van ca. 16,3 m bij 3,5 m. Er zijn voorts duidelijke aanwijzingen voor middenstaanders die tussen de wandstijlparen in gezet waren, in elk geval aan de westzijde van het gebouw.

Het is niet gemakkelijk om de onderlinge afstand tussen de wandstijlparen te bepalen. De noordzijde van de plattegrond is oversneden door een recente sloot. Onder de sloot zijn nog wel enkele sporen waargenomen, kennelijk de palen van de noordwand die het diepst ingeslagen waren. Hun onderlinge afstanden zijn telkens ca. 3 m, terwijl dit in het geval van de zuidelijke wand ca. 0,8-1 m is.

Plattegrond 5Deze oostnoordoost-westzuidwest georiënteerde plattegrond heeft twee min of meer rechte uiteinden, terwijl de wanden gebogen zijn, zodat de algehele vorm neigt naar lang-ovaal(Afb. 15). De plattegrond in kwestie is ca. 15 m lang en 4,6 m breed. De lay-out van de structuur geeft aan dat ook dit gebouw was samengesteld uit gekoppelde wandstijlen. Deze stijlparen stonden 1 tot 1,5 m uit elkaar. In de noordelijke lange zijde bevond zich een ingangspartij. De tegenoverge-legen lange wand daarentegen was, evenals in het geval van plattegrond 3, dicht. Ten zuiden van plattegrond 5 is een rij paalsporen aangetroffen die in het verlengde van de wandstijlparen liggen. Wellicht wijst dit op een uitbreiding van het gebouw. Er is verdere een noemenswaardige stratigrafische constatering gedaan: plattegrond 5 oversnijdt plattegrond 4.

0 4m

0 4m

0 4m

0 4m

Afb. 14 Plattegrond 4 te Den

Haag-Wateringse

Binnentuinen (naar: Stokkel &

Bulten in voorbereiding).

Afb. 15 Plattegrond 5 te

Den Haag-Wateringse

Binnentuinen (naar: Stokkel &

Bulten in voorbereiding).

Page 14: HUISPLATTEGRONDEN UIT HET LAAT EN MIDDEN ...

74

HU

ISPL

ATTE

GRO

ND

EN IN

NED

ERLA

ND

Plattegrond 6Ten zuidwesten van de sporencluster met de voornoemde plattegronden zijn negen paalkuilen gelegen die samen eveneens een plattegrond vormen. Wel is een deel van deze structuur in de IJzertijd opgeruimd door een zijkreek van de getijdengeul de Gantel. Welke sectie van de structuur resteert, is niet met zekerheid te zeggen, al lijkt aan de westzijde een aanzet tot een zijwand aanwezig te zijn. Ondanks het fragmentarische karakter van de plattegrond, deelt plattegrond 6 het kenmerkende element van de gekoppelde wandpalen met de overige configuraties van Den Haag-Wateringse Binnentuinen. De stijlparen stonden 1,8-2 m uit elkaar. Het gebouw is verder minstens 11 m lang en 3 m breed geweest (Afb. 16). De oriëntatie ervan is oostnoordoost-westzuidwest.

Plattegrond 7De laatste plattegrond verschilt volledig van de hierboven besproken plattegronden door de afmetingen (ca. 4,5 bij 2,2 m) en de vorm (niet lang-ovaal, maar min of meer trapezevormig (Afb. 17). De oriëntatie wijkt eveneens af: noordoost-zuidwest. Vermoedelijk bestond bij dit gebouw de dakdragende constructie uit gekoppelde wandpalen, ondersteund door één middenstaander. Voor plattegrond 7 is te Haamstede-Brabers een weliswaar iets grotere, maar verder identieke structuur herkend.33

33 Verhart 1992.

0 4m

0 4m

0 4m

0 4m

Afb. 16 Plattegrond 6 te

Den Haag-Wateringse

Binnentuinen (naar: Stokkel &

Bulten in voorbereiding).

Afb. 17 Plattegrond 7 te

Den Haag-Wateringse

Binnentuinen (naar: Stokkel &

Bulten in voorbereiding).

Page 15: HUISPLATTEGRONDEN UIT HET LAAT EN MIDDEN ...

75

ARC

HEO

LOG

ISC

HE

SPO

REN

VAN

HET

HU

IS

2.3.3 Tot besluit

Op de vindplaats Wateringse Binnentuinen is een grote hoeveelheid paalsporen aangetroffen waaruit zeven gebouwen zijn gereconstrueerd. Zij zijn niet identiek, maar zij hebben dermate sterke onderlinge overeenkomsten dat gesproken kan worden van het type Den Haag.34 Zes van de zeven gebouwen (de plattegronden 1 t/m 6) waren opgebouwd uit wandstijlparen die voor de stevigheid van de structuur zorgden. Andere overeenkomsten zijn het ovale grondplan en de afmetingen (grofweg 15 bij 3 m) en de oriëntatie (oostnoordoost-westzuidwest). Enkele plattegronden wijzen op de aanwezigheid van middenstaanders, die mogelijk geholpen hebben bij het omhooghouden van de nok. Deze middenstaanders stonden dan echter wel vrijwel altijd tussen wandstijlparen. Vooralsnog zijn de plattegronden in kwestie niet scherp gedateerd; als voorlopige ouderdom kan het begin van het derde millennium v.Chr. worden aangehouden. Zij behoren tot de Vlaardingen-cultuur35 De vindplaats Wateringse Binnentuinen duidt, tot slot, op een zekere standaardisatie binnen de bouwtraditie van deze cultuur.

2.4 De neolithische pla� egronden van Veldhoven-Habraken J.C.G. van Kampen

2.4.1 Inleiding

Lange tijd bestonden de aanwijzingen voor bewoning in het Neolithicum op de zuidelijke zandgronden uit losse vondsten, een enkel spoor en grafheuvels. De ongrijpbaarheid van deze periode werd vooral verklaard door de aanname dat duidelijke sporen niet zijn overgeleverd vanwege de slechte conserverende eigenschappen van de bodem in dit deel van Nederland. Daarnaast zou het gebrek aan sporen het gevolg zijn van het feit dat er vanaf het Holoceen nauwelijks sedimentatie heeft plaatsgevonden, waardoor vindplaatsen uit verschillende perioden nooit zijn afgedekt door natuurlijke lagen. Deze lagen zorgen in holoceen Nederland doorgaans voor een zeer goede conservering van archeologische resten.

In 2010 werd de bovenstaande kennislacune deels opgevuld. Tijdens een opgraving in het plangebied Veldhoven-Habraken werden sporen en plattegronden uit het Neolithicum aangetroffen.36Onder een plaggendek uit de Late Middeleeuwen en een akkerlaag uit de Volle Middeleeuwen zijn de resten gevonden van zes gebouwen die rond de overgang van het Midden- naar het Laat-Neolithicum dateren.

Behalve de neolithische gebouwresten zijn twaalf structuren uit de Midden-Bronstijd en een erf uit de Volle Middeleeuwen opgegraven. Ondanks dit relatief grote aantal, lagen nagenoeg de meeste huisplattegronden geïsoleerd in het vlak en was er nauwelijks sprake van oversnijdingen of recente verstoringen. Dit had als voordeel dat de gebouwplattegrond in het veld goed herkend werden en daardoor gericht konden worden onderzocht. Uiteindelijk zijn na het veldwerk slechts twee gebouwen vanaf de tekening gereconstrueerd. De sporen ervan lagen verscholen tussen de sporen van een neolithische sporen en enkele andere paalsporen.

In deze bijdrage worden de neolithische plattegronden onder de loep genomen. Eerst komen de onderzoeksgeschiedenis en de gehanteerde methoden en technieken aan de orde. Zij speelden een grote rol bij de tijdige ontdekking van de structuren. Vervolgens worden de verschillende plattegronden besproken. Tot slot zal worden ingegaan op de aard van de nederzetting.

2.4.2 De ontdekkingsgeschiedenis, methoden en technieken

Tijdens verschillende onderzoeken in het plangebied en de directe omgeving zijn er genoeg aanwijzingen aan het licht gekomen voor menselijke activiteit in het Neolithicum. Zij bestaan primair uit losse vondsten, zoals vuursteen en aardewerk. Slechts één neolithische kuil is aangetroffen bij een opgraving direct ten oosten van het plangebied.37

34 Te meer daar parallellen voor deze structuren eigenlijk ontbreken. Wel is bij de uitwerking van de EGK-nederze� ing Mienakker een ovale structuur ontdekt die qua grondplan goed overeenkomt met de pla� egronden van Wateringse Binnentuinen (zie de bijdrage van Nobles, paragraaf 2.5 ).

35 Gebaseerd op 30 14C-dateringen. Deze zullen in Stokkel & Bulten (in voorbereiding) uitvoerig worden gepresenteerd.36 Van Kampen & Van den Brink 2013.37 Kooistra & Van der Weerden 2008.

Page 16: HUISPLATTEGRONDEN UIT HET LAAT EN MIDDEN ...

76

HU

ISPL

ATTE

GRO

ND

EN IN

NED

ERLA

ND

Tijdens het veldwerk in 2010 bleek direct onder het plaggendek een laag te liggen die in het noordelijk deel van het plangebied opvallend veel neolithisch materiaal, zowel aardewerk als vuursteen, bevatte. In eerste instantie werd gedacht aan een neolithische cultuurlaag. Bij de analyse van het materiaal en uit het micromorfologische en palynologische onderzoek bleek echter een verploegde laagbetreffen. Behalve neolithische scherven is daarin recenter materiaal aangetroffen, waaronder verschillende volmiddeleeuwse scherven en pollen van de haagbeuk. Deze soort komt in Nederland voor het eerst voor omstreeks het begin van de Romeinse tijd. Ondanks dat de vondsten uit deze laag niet meer in situ lagen, is dit materiaal wel van betekenis. Het grootste deel van het aardewerk en het vuursteen blijkt zich te concentreren in het noorde-lijk deel van het plangebied. Omdat de vondsten door postdepositionele processen verplaatst zijn, konden geen specifieke activiteitenzones worden vastgesteld. De concentratie in dit deel van het plangebied laat wel zien dat het nederzettingsterrein niet groter zal zijn geweest dan het nu onderzochte areaal.

Doorgaans schrijft een programma van eisen (PvE) voor dat als een concentratie vuursteen wordt aangetroffen er wordt overgeschakeld van een grote vlakdekkende opgraving naar een ‘zeefcampagne’. Daarbij wordt in vakken gezeefd tot soms enkele tientallen centimeters in de natuurlijke ondergrond. Ook in het PvE voor de opgraving Veldhoven-Habraken was plaats ingeruimd voor een dergelijk, gedegen onderzoek naar vuursteenconcentraties. Het gevaar bestond echter dat daarmee een aanzienlijk deel van de sporen verlorenzou gaan en structuren zouden in het meest gunstige geval pas tijdens de uitwerking aan het licht komen.38 Volgens het classificatieschema van Arnoldussen behoren plattegronden die op deze wijze zijn ontdekt tot klasse 3a; dit is nagenoeg de laagste betrouwbaarheidsklasse.39 Indachtig het bovenstaande is voor Veldhoven-Habraken in goed overleg besloten om van deze voorgeschreven methode af te wijken en de aanleg van grotere putten aan te houden. Dit had als voordeel dat plattegronden in hun geheel blootgelegd konden worden.Terwijl dergelijke sporen, als ze al herkenbaar zijn, doorgaans sterk uitgeloogd en licht van kleur zijn, tekenden de meeste sporen in Veldhoven-Habraken zich in het vlak scherp af tegen de lichtgele C-horizont. De vulling van de sporen bestond uit grijs tot grijsbruin matig grof, matig siltig zand. In de coupes bleken de sporen vaak minder goed zichtbaar. In veel gevallen kon de begrenzing van het spoor toch worden vastge-steld, omdat de kuilen door een dieper gelegen ijzerhoudende, lemige laag waren gegraven. Ter hoogte van het spoor was deze laag verstoord bij het graven van de kuil.

Het afwijken van het PvE betekende niet dat aan vondstverzameling geen of weinig aandacht is besteed. De vondstrijke laag boven het vlak is handmatig opgeschaafd, waarbij het vondstmateriaal nauwgezet in vakken is verzameld. Hierdoor is naderhand een betrouwbaar beeld verkregen van de verspreiding van het materiaal.

2.4.3 Beschrijving van de pla� egronden

De zes plattegronden uit Veldhoven-Habraken zijn te voorschijn gekomen binnen een gebied van ca. 5000 m2. Vijf plattegronden worden gezien als huizen. Hierbij gaat het telkens om vrij grote trapeziumvormige structuren. De gebouwen 2, 3 en 4 lagen alle op dezelfde locatie (Afb. 18). Huisplattegrond 1 bevond zich enkele tientallen meters ten zuidwesten van deze cluster en nr. 5 op enige meters ten noorden van de plattegronden 2, 3 en 4. Het zesde gebouw is het meest zuidelijke neolithische gebouw binnen het plangebied.

38 Een dergelijke werkwijze is toegepast in het geval van de site Den Haag-Wateringse Binnentuinen. Stokkel (deze publicatie) wijst erop dat de gehanteerde methode het herkennen van structuren in het veld hee� belemmerd.

39 Arnoldussen 2008, 73.

Page 17: HUISPLATTEGRONDEN UIT HET LAAT EN MIDDEN ...

77

ARC

HEO

LOG

ISC

HE

SPO

REN

VAN

HET

HU

IS

Huisplattegrond 1Deze trapeziumvormige plattegrond is ca. 26 m lang (Afb. 19). Op het breedste punt in het zuidoosten meet deze plattegrond ca. 5,8 m. In het smalste deel is het gebouw nog 4 m breed.

De plattegrond is in hoofdzaak tweebeukig. In totaal zijn er sporen van tien middenstaanders overgeleverd. Deze bevinden zich echter niet allemaal op regelmatige afstanden van elkaar. Twee exemplaren liggen in het noordwestelijke deel van de plattegrond. Tussen dit paar en de volgende sporen van middenstaanders ligt een ruimte van vijf m. Deze restanten van middenstaanders vormen een rij van zeven paalsporen met een tussenruimte van ca. 1 m. Het laatste spoor van een middenstaander ligt zes m ten zuidoosten van deze groep. Hierdoor lijken er twee open ruimtes binnen het huis aanwezig te zijn. Het ontbreken van middenstaanders in het noordwestelijk deel van de plattegrond is mogelijk het gevolg van een slechte zichtbaarheid of conservering van de sporen. Maar de ruimte in het zuidoosten lijkt een bewuste constructieve keuze in het Neolithicum te zijn. De palen in de wand ter hoogte van de open ruimte waren een stuk dieper ingegraven dan de overige wandstijlen. De daklast lijkt hier dan ook te zijn gedragen door de wanden, terwijl in het overige deel van de plattegrond de middenstaanders het gewicht droegen.

De wanden van het huis werden gevormd door palen die op regelmatige afstand van elkaar zijn geplaatst in een greppel. Opvallend aan de wandgreppel van huisplattegrond 1 is dat deze ter plekke van de grootste breedte scherp naar binnen buigt. Mogelijk heeft dit te maken met de vorm van het dak. Indien deze veronderstelling juist is, zal huis 1 zijn voorzien van een schilddak.

Huis 1

Huis 2Huis 3, 4

Huis 5

Bijgebouw

0 10m

Afb. 18 Veldhoven-Habraken:

opgravingsvlak met vijf

huisplattegronden en

plattegrond van bijgebouw

(naar: Van Kampen & Van den

Brink 2013).

0 4m

Afb. 19 Veldhoven-Habraken,

plattegrond van huis 1(naar: Van

Kampen & Van den Brink 2013).

Page 18: HUISPLATTEGRONDEN UIT HET LAAT EN MIDDEN ...

78

HU

ISPL

ATTE

GRO

ND

EN IN

NED

ERLA

ND

De locatie van de ingangen in deze plattegrond blijft onduidelijk. Ook is het onzeker of het hier een woonhuis of een woonstalhuis betreft. Het grootte van de plattegrond is een argument voor de stelling dat mens en dier onder één dak leefden. Maar bij gebrek aan andere aanwijzingen kan dit niet met zekerheid worden gesteld.

Huisplattegrond 2Huisplattegrond 2 heeft nagenoeg dezelfde afmetingen als huisplattegrond 1. Het gaat om een trapeziumvormige plattegrond met een lengte van 26,6 m (Afb. 20). Het breedste deel meet 5,9 m, het smalste deel 4,7 m. Opvallend is dat de oriëntatie van deze structuur nagenoeg hetzelfde is als die van nr. 1. Beide structuren zijn in hoofdzaak noordwest-zuidoost georiënteerd. Maar huisplattegrond 1 neigt enkele graden meer naar het westen.

De plattegrond van huis 2 is in hoofdzaak tweebeukig, waarbij de sporen van de middenstaan-ders gemiddeld 2 m uit elkaar liggen. In de noordelijke helft van het gebouw wordt de rij sporen van middenstaanders onderbroken. Hier lijkt een aparte ruimte binnen het huis te zijn gecre-eerd. Deze ruimte wordt gevormd door vier paar paalsporen die aan weerszijden van de lengteas van het huis zijn geplaatst. Een soortgelijke paalzetting is eveneens bij de plattegrond in Zeewijk-Oost aangetroffen.40 Waar de ruimte voor gediend heeft, is onduidelijk.

Naast dit ‘vertrek’ kent de plattegrond een tweede element dat te maken heeft met de interne indeling. In het zuidelijk deel van de plattegrond is een greppeltje aangetroffen, dat mogelijk onderdeel van een wandje is geweest. De greppels van de lange wanden strekken zich nog enkele meters richting het zuiden uit. Ook de rij sporen van middenstaanders loopt achter het greppeltje nog door, waardoor het laatstgenoemde spoor de plattegrond in twee delen verdeelt. Onduidelijk is of het hier de achterwand van het huis betreft of een tussenwand. In het eerstgenoemde geval bestaat het meest zuidelijke deel van de plattegrond uit de resten van een soort afdak of veranda. Een dergelijke constructie is ook bekend van de min of meer gelijktijdige nederzetting aan de Federsee bij Bad Buchau in Zuid-Duitsland.41

Huisplattegrond 3De plattegrond van huis 3 is met een minimale lengte van ca. 40 m een stuk langer dan de plattegronden van de huizen 1 en 2 (Afb. 21).42 Het trapeziumvormige grondplan van de eerstge-noemde structuur heeft een breedte van 6,4 m in het zuidoosten en 3,2 m in het noordwesten. De oriëntatie is vrijwel dezelfde als die van huisplattegrond 2, zij het dat huisplattegrond 3 enkele graden naar het noorden is gedraaid.

40 Zie ook Nobles in deze publicatie. 41 Schlichtherle 200456, .42 De westelijke wandgreppel van huispla� egrond 3 liep in het vlak nog twee m door, maar in de coupe was deze niet

duidelijk zichtbaar vandaar dat de lengte met dit voorbehoud op 40 m is gesteld.

0 4m

0 4m

Afb. 20 Veldhoven-Habraken,

plattegrond van huis 2 (naar: Van

Kampen & Van den Brink 2013).

Afb. 21 Veldhoven-Habraken,

plattegrond van huis 3 (naar: Van

Kampen & Van den Brink 2013).

Page 19: HUISPLATTEGRONDEN UIT HET LAAT EN MIDDEN ...

79

ARC

HEO

LOG

ISC

HE

SPO

REN

VAN

HET

HU

IS

Tijdens de constructie van dit huis is een deel van de sporen van huis 2 vergraven, hetgeen impliceert dat dit huis jonger is dan huis 2. De plattegrond is vrijwel geheel tweebeukig. Het meest noordelijke gedeelte ervan is eenbeukig, want sporen van middenstaanders ontbreken.

Bij het grootste deel van de plattegrond bestaan de wanden uit vrij brede greppels waarin enkele palen zijn gezet. Echter in het noorden ontbreekt deze greppel volledig en bestaat de wand uit op regelmatige afstand van elkaar geplaatste palen. Of deze constructiewijze oor-spronkelijke bovengronds zichtbaar is geweest, is onduidelijk.

Huisplattegrond 4Deze structuur is de jongste van de trapeziumvormige plattegronden (Afb. 22). De lengte ervan is bijna 32 m lang, terwijl de breedte varieert van 2,6 tot en met 6,2 m.

De oriëntatie van huisplattegrond is noordwest-zuidoost en de structuur lijkt op dit punt vooral op huisplattegrond 2.

De plattegrond zelf wijkt echter op een zeer belangrijk punt af van de andere drie trapeziumvor-mige plattegronden van Veldhoven-Habraken. Bij huisplattegrond 4 ontbreken aanwijzingen voor een wandgreppel; van de wanden resteerden slechts paalsporen die op regelmatige afstand van elkaar lagen.

Een tweede verschil is dat huisplattegrond 4 volledige tweebeukig is. In de lengte wordt de plattegrond in tweeën gedeeld door een centrale rij paalsporen (de resten van middenstaan-ders). Vermeldenswaardig is dat deze rij op twee plekken onderbroken is. Het is uitgesloten dat deze onderbrekingen het gevolg is van gebrekkig veldwerk. Er is zeer gericht en nauwgezet gezocht naar sporen. Een verschil in conservering is, gezien de goede zichtbaarheid van de overige sporen, evenmin een goede verklaring. De leemtes op de middenas lijken daarom al terug te gaan tot de bouw van het huis. Een samenhang met de binnenindeling van het gebouw is te vermoeden. Maar behalve de onderbreking van de centrale rij paalsporen zijn er geen waarnemingen gedaan die meer vertellen over het gebruik van het interieur.

Huisplattegrond 5Huisplattegrond 5 ligt even ten noorden van de huizen 2, 3 en 4. De sporen van deze plattegrond zijn een stuk ondieper en beduidend minder goed geconserveerd dan de overige neolithische sporen. Bovendien is de structuur vrijwel volledig noord-zuid georiënteerd, dit in tegenstelling tot de eerder besproken plattegronden. De interpretatie van dit gebouw als woonhuis is om deze redenen dan ook onzeker.

De onderhavige gebouwplattegrond heeft een minimale lengte van ca. 10 m (Afb. 23). Het betreft een tweebeukige constructie, waarvan vrijwel alleen de middenstaanders zijn overgele-verd. Daarnaast zijn slechts twee kleine paalsporen van de oostelijke lange wand bewaard gebleven. Deze liggen ca. 3 m verwijderd van de lengteas van het gebouw. Hieruit kan worden geconcludeerd dat het bouwsel oorspronkelijk ca. 6 m breed is geweest. Deze afmeting komt overeen met de maten van de overige huizen. Vanwege het gebrek van overige paalkuilen valt niet vast te stellen of het hier ook om een trapeziumvormige plattegrond gaat.

0 4m

0 4m

Afb. 22 Veldhoven-Habraken,

plattegrond van huis 4 (naar: Van

Kampen & Van den Brink 2013).

Afb. 23 Veldhoven-Habraken,

plattegrond van structuur 5

(naar: Van Kampen & Van den

Brink 2013).

Page 20: HUISPLATTEGRONDEN UIT HET LAAT EN MIDDEN ...

80

HU

ISPL

ATTE

GRO

ND

EN IN

NED

ERLA

ND

Als wordt aangenomen dat de oriëntatie van de gebouwplattegronden chronologische beteke-nis heeft, dan is binnen de huisplattegronden van Veldhoven-Habraken nr. 5 het jongst.

Platterond van bijgebouw De laatste neolithische structuur is een plattegrond van een bijgebouw. De kernconstructie ervan bestond uit een zestal diep gefundeerde palen die gezamenlijk een zeshoek vormen. De lengte van het gebouw bedraagt 6,35 m, de breedte 3,7 m breed (Afb. 24). Evenals de huisplat-tegronden 1 tot en met 4 is deze structuur noordwest-zuidoost georiënteerd.

De structuur in kwestie lag ongeveer 40 m ten zuidoosten van de vier grote trapeziumvormige gebouwen. Toch is er geen reden aan te nemen dat dit gebouw deel uitmaakte van een ander gelijktijdig erf of bewoningscluster. In de directe omgeving van de plattegrond zijn geen andere neolithische sporen aangetroffen. Ook het aantal neolithische vondsten neemt af richting het zuiden en oosten, waardoor het vrij zeker is dat hier geen ander erf heeft gelegen. Het meest waarschijnlijk is dat het bijgebouw direct samenhing met (het erf van) huis 1. Niet alleen is de oriëntatie van beide gebouwplattegronden identiek, maar zij liggen ze ook nog eens op dezelfde as.

Bij de functie van het bijgebouw gaan de gedachten uit naar die van opslag. Uit het macrorestenonderzoek komt naar voren dat de paalkuilen van dit gebouw in vergelijking tot de sporen van de overige gebouwen een enorme hoeveelheid verkoold graan bevatten.43 Omdat de sporen van het bijgebouw bovendien een stuk donkerder waren, rijst het vermoeden van een afgebrande opslagstructuur.

Omdat het hier de eerste plattegronden van dit type betrof, was het niet mogelijk om ze met behulp van gepubliceerde plattegronden of bruikbare parallellen goed te dateren. Daarbij leken de sporen niet bijzonder veel dateerbare vondsten te bevatten. Daarom is van elk spoor de helft van de vulling gezeefd. Uit het residu is het verkoolde materiaal verzameld. Hieruit is primair verkoold materiaal geselecteerd met een korte levensduur, zoals twijgjes, hazelnootdoppen en graankorrels en in een enkel geval een verkoolde muizenkeutel. Uiteindelijk zijn van de platte-gronden telkens twee monsters geselecteerd om door middel van een 14C-analyse gedateerd te worden. De uitkomsten van de analyses zijn weergegeven in tabel 1.

2.4.4 Datering en fasering en typologie

Tabel 1 Overzicht van de verschillende dateringen per gebouwplattegrond.

pla� egrond aard gedateerde materiaal

laboratoriumnr. 14C-datering gekalibreerde datering (m.b.v. OxCal) bij 2σ

huispla� egrond 1 hazelnoot Poz-41763 4190 ± 35 2892-2640 v.Chr.

emmertarwe Poz-41764 4140 ± 35 2875-2601 v.Chr.

huispla� egrond 2 hazelnoot Poz-41740 4180 ± 35 2889-2635 v.Chr.

hazelnoot Poz-41739 4100 ± 35 2849-2578 v.Chr.

huispla� egrond 3 emmertarwe Poz-41738 4155 ± 25 2879-2624 v.Chr.

hazelnoot Poz-41735 4120 ± 35 2872-2577 v.Chr.

huispla� egrond 4 emmertarwe Poz-41734 4195 ± 35 2895-2668 v.Chr.

hazelnoot Poz-41741 4065 ± 35 2852-2487 v.Chr.

huispla� egrond 5 naakte gerst Poz-41767 4110 ± 35 2870-2506 v.Chr.

hazelnoot Poz-41765 4030 ± 35 2832-2471 v.Chr.

pla� egrond bijgebouw naakte gerst Poz-41759 4140 ± 35 2875-2601 v.Chr.

naakte gerst Poz-41761 4120 ± 35 2872-2577 v.Chr.

43 Van Kampen & Van den Brink 2013.

0 4m

Afb. 24 Veldhoven-Habraken,

plattegrond van bijgebouw 1

(naar: Van Kampen & Van den

Brink 2013).

Page 21: HUISPLATTEGRONDEN UIT HET LAAT EN MIDDEN ...

81

ARC

HEO

LOG

ISC

HE

SPO

REN

VAN

HET

HU

IS

Opvallend aan de dateringen is dat ze algemeen chronologisch beeld geven dat homogeen is: de eerste helft van het derde millennium v.Chr. De te Veldhoven-Habraken aangetroffen materiële cultuur wijst in de richting van het Stein-Vlaardingen-complex. Een nadere toewijzing aan een van beide archeologische groepen is niet mogelijk.

FaseringUit het 14C-onderzoek komt niet duidelijk naar voren hoe lang precies de nederzetting bewoond is. Wel is waarschijnlijk dat dit niet langer is geweest dan ongeveer 300 jaar. De 14C-dateringen op zich staan geen fasering van de bewoning toe. Derhalve is voor het bepalen van het aantal bewoningsfasen behalve naar de resultaten van het 14C-onderzoek – waar mogelijk zijn deze gecombineerd - gekeken naar de oriëntatie van de plattegronden alsmede de onderlinge architectonische verschillen en de overlap tussen de structuren.44

Huisplattegrond 1 wordt gezien als de oudste structuur van Veldhoven-Habraken. De belangrijkste redenen hiervoor zijn enerzijds de oriëntatie en anderzijds de verschillen in constructie tussen de diverse huisplattegronden. Hun overlap (zie onder) geeft aan dat de oriëntatie van deze gebouwen zich waarschijnlijk telkens iets meer naar het noorden heeft verschoven. Huisplattegrond 1 is het meest naar het westen gericht en zou derhalve het oudst zijn. De meeste verwantschap qua afmetingen en vorm vertoont deze structuur met huisplatte-grond 2. Dit doet vermoeden dat de laatstgenoemde plattegrond de directe opvolger van huisplattegrond 1 is, te meer daar de nrs. 3 en 4 deels over huisplattegrond 2 heen lagen. Nr. 4 moet als de jongste van de vier trapeziumvormige gebouwplattegronden worden beschouwd. Daarop duidt de oversnijding van structuur 3 door deze huisplattegrond.

Met de bovenstaande relatieve chronologie kan gesteld worden dat zich te Veldhoven-Habraken binnen de huizenbouw een ontwikkeling heeft voltrokken. De oudste plattegronden, de nrs. 1 en 2, zijn relicten van huizen waarbij de gehele wand in een greppel stond. Bij de jongere huisplattegrond 3 is dit slechts gedeeltelijk zo en in het geval van de huisplattegronden 4 en 5, de jongste exemplaren van de vindplaats, ontbreekt een wandgreppel volledig. Kennelijk raakte de bouwtraditie van het wandgreppelhuis in de loop van de tijd in onbruik.

Tot slot, de stelling dat van de huisplattegronden nr. 5 het jongst is, berust op gecombineer-de 14C-dateringen. De oriëntatie van deze structuur zet deze bewering kracht bij. Want de structuur in kwestie benadert van de plattegronden te Veldhoven-Habraken het meest een noord-zuid richting.

TypologieVanwege het ontbreken van gelijksoortige plattegronden is het vooralsnog te vroeg om een typologie op te stellen voor deze huizen. Echter de overeenkomsten en verschillen in de trapezi-umvormige plattegronden van Veldhoven-Habraken wijzen op een langlopende en mogelijk ook breed gedragen bouwtraditie. Trapeziumvormige gebouwen komen in Nederland, maar ook daar buiten in verschillende archeologische tijdvakken voor en dan vooral in de perioden voorafgaande aan het Stein-Vlaardingen-complex.45 Qua vorm, formaat maar ook datering komt de gebouwplat-tegrond uit Zeewijk-Oost het meest in de buurt van de huisresten uit Habraken.

Vooralsnog kunnen de plattegronden van de grote tweebeukige, trapeziumvormige gebouwen uit Veldhoven-Habraken het best te karakteriseren als huisplattegronden van het type Veldhoven. Het toeval wil dat tijdens de uitwerking van deze opgraving nog een exemplaar van dit type bekend werd. Het betreft een plattegrond die is blootgelegd bij een opgraving in Oerle-Zuid, op nog geen anderhalve kilometer ten zuiden van het plangebied Veldhoven-Habra-ken (Afb. 25).46 Deze plattegrond is in het veld niet als zodanig herkend. Helaas zijn er voor de structuur geen 14C-dateringen voorhanden en ontbreken eenduidige associaties met materiële resten. Wel is in het plangebied Oerle-Zuid aardewerk van het Stein-Vlaardingen aangetroffen.

44 Zie voor een uitgebreide uitleg over de wijze van faseren Van Kampen & Van den Brink 2013, 54-55.45 Bijvoorbeeld in de Lengyel-cultuur en Rössen-cultuur (zie o.a. Müller-Karpe 1974, Taf. 29-30).Taf. 29-30).Taf46 Hissel et al. 2012, 166-167.

Page 22: HUISPLATTEGRONDEN UIT HET LAAT EN MIDDEN ...

82

HU

ISPL

ATTE

GRO

ND

EN IN

NED

ERLA

ND

2.4.5 Aard van de nederze� ing

De nederzetting te Veldhoven-Habraken is in verschillende opzichten een bijzondere site. Voor het eerst zijn duidelijke huisplattegronden uit de eerste helft van het derde millennium v.Chr. bekend geworden voor de Zuid-Nederlandse zandgronden. Bovenden zijn ze goed gedocumenteerd. Samen met de overige archeologische relicten, waaronder de overblijfselen van een bijgebouw, aardewerk en verkoold botanisch materiaal, bieden zij bovendien een inkijk in het toenmalige leven.

De aanwezigheid van vier tot vijf huisplattegronden suggereert dat de nederzetting plaatsvast was. Vooral de overlap van de huisplattegronden 2, 3 en 4 voedt deze gedachte. Hoe lang de nederzetting precies gefunctioneerd heeft, is, zoals gememoreerd, niet bekend. Te oordelen naar het 14C-onderzoek zal dit maximaal 300 jaar zijn geweest.

De bewoners van de nederzetting hebben zich onder andere gevoed met graan. Uit het onderzoek naar de verkoolde botanische macroresten uit sporen blijkt dat emmertarwe en naakte gerst zijn verwerkt binnen de woonplaats. Mogelijk dat graan hier ook werd opgeslagen. Daarnaast was er opslag in één of meer apart daarvoor gereserveerde gebouwen, zoals de botanische vondsten uit een bijgebouw leren. Vermoedelijk stonden er oorspronkelijk meer van dergelijke bouwsels, maar zijn de sporen ervan door slechte conservering niet ontdekt. In dit verband is het relevant dat het micromorfologische onderzoek indiceert dat de sporen van de neolithische huisplattegronden te Veldhoven-Habraken alle een minuscule fractie houtskool bevatten. Daardoor zijn deze sporen goed zichtbaar voor het archeologische oog. Waarschijnlijk was houtskool echter niet gelijkmatig over de nederzetting verspreid. Gelet op de dagelijkse activiteiten in en rond de huizen zal de concentratie daar het hoogst zijn en daarom zullen grondsporen zich hier beter aftekenen. Bij spiekers zullen minder activiteiten hebben plaatsge-vonden en bijgevolg zullen de sporen daar met minder houtskool opgevuld zijn en archeolo-gisch minder gemakkelijk of zelfs niet meer herkenbaar zijn. De plattegrond van het bijgebouw is een uitzondering op deze regel, omdat dit afgebrand is. De zeer donkere sporen die rijk waren aan houtskool en andersoortige verkoolde botanische resten geven hiervan blijk.

Het is aannemelijk dat graan gedurende de gehele gebruiksperiode van de nederzetting een belangrijk deel van het dieet van de bewoners vormde en in de buurt verbouwd werd. Daar komen evenwel vooral zandgronden voor, die van nature weinig vruchtbaar zijn. Het is daarom een redelijke veronderstelling dat bij langdurige akkerbouw bemesting onvermijdelijk is, wil de teelt van cultuurgewassen rendabel zijn. Gelet op de aanwijzingen dat de nederzetting te Veldhoven-Habraken langdurig – enkele decennia tot enkele eeuwen – is gebruikt, rijst dan ook het vermoe-den dat de bewoners hun akkers bemest hebben. Helaas kan deze hypothese niet onderbouwd worden met faunamateriaal. Te Veldhoven-Habraken is geen bot gevonden, hetgeen geen verbazing hoeft te wekken, want dit materiaal blijft in onverbrande staat niet lang bewaard in een zandige ondergrond. Desalniettemin vormt de combinatie van het onvruchtbare milieu, de langdurige, plaatsvaste bewoning en de aanwijzingen voor graanteelt een sterk argument om het houden van vee, wellicht runderen, te veronderstellen. Een definitief antwoord op de vraag waar en hoe deze beesten gehouden werden, is op basis van de beschikbare data niet mogelijk. Maar indien er een directe relatie was met de bemesting van akkers, dan is het houden van het vee in een stal of binnen een omheining goed denkbaar. De mest kan zo gemakkelijk worden verzameld. De mogelijkheid dat daarom mens en dier onder één dak leefden, is in dat perspectief eveneens goed mogelijk. De ruimtelijke indeling van de huisplattegronden te Veldhoven-Habraken sluit het stallen van vee zeker niet uit. Deze structuren kunnen in drie compartimenten worden opgedeeld. De haard is gelegen in het smalle deel van de huisplattegronden en daarom is het aannemelijk dat daar de mens leefde en kookte. Uit de verspreiding van het verkoolde botanische materiaal blijkt dienovereenkomstig dat de concentraties in dit deel van de plattegronden hoger zijn dan in de overige gedeelten. Het middelste deel van de huisplattegronden zou als woondeel gefungeerd kunnen hebben. Ten slotte zou de resterende ruimte, die bij de huisplattegronden 2 en 4 achter-

0 4m

Afb. 25 Oerle-Zuid,

plattegrond van een huis (naar:

Hissel et al. 2012, 166-167)

Page 23: HUISPLATTEGRONDEN UIT HET LAAT EN MIDDEN ...

83

ARC

HEO

LOG

ISC

HE

SPO

REN

VAN

HET

HU

IS

eenvolgens gemarkeerd wordt door een wandgreppel en ruimte binnen de rij sporen van midden-staanders, als stal in gebruik kunnen zijn geweest. Helaas heeft fosfaatanalyse geen uitsluitsel gegeven over de juistheid van deze hypothese.

Behalve dat de opgraving te Veldhoven-Habraken aanleiding is nieuwe werkhypothesen op te stellen, zijn er enkele artefacten verzameld die blijk geven van externe contacten. Zo is een tijdens het vooronderzoek ontdekte (gefragmenteerde) knophamerbijl een importstuk afkom-stig van de Westgroep van de Trechterbekercultuur. Daarnaast is een scherf met touwindrukken opgegraven, die duidt op connecties met de Enkelgrafcultuur.

2.4.6 Samenva� ing

De nederzetting Veldhoven-Habraken draagt bij aan een beter beeld van de bewoning en voedsel-voorziening op de Zuid-Nederlandse zandgronden in de eerste helft van het derde millennium v.Chr. De huisplattegronden zijn een primeur en geven een idee van de vorm en structuur van een nederzetting. De bewoners, zo leert het botanische onderzoek, verbouwden in elk geval graan. Dat werd vermoedelijk (ten dele) opgeslagen in één of meer apart daarvoor bestemde gebouwen. Verder zijn de opgravingsresultaten reden om de werkhypothese op te stellen dat mens en dier onder één dak leefden. Het formaat en de indeling van de huisplattegronden, de indicaties voor graanverbouw, de landschappelijke context (vooral relatief weinig vruchtbare zandgronden) en de lange gebruiksduur van de nederzetting wijzen tezamen op deze mogelijkheid.

De ontdekking van een vergelijkbare plattegrond in Oerle-Zuid geeft aan dat huizen à la Veldhoven een grotere verspreiding in het Zuid-Nederlandse dekzandgebied hebben gekend.

2.5 Huispla� egronden van de Enkelgrafcultuur in Noord-Holland G.R. Nobles

2.5.1 Inleiding

De Enkelgrafcultuur (verder EGK) wordt gedateerd tussen ca. 2800-2400 v.Chr.47 Nederzettingen van deze cultuur zijn tot op heden vooral bekend uit de provincie Noord-Holland, in het bijzonder de regio West-Friesland en de Kop van Noord-Holland.48 Het gaat – voor Nederlandse begrippen – om bijzondere vindplaatsen; ze zijn zeldzaam en bovendien goed bewaard gebleven.

Bij het onderzoek naar deze EGK-nederzettingen zijn tot op heden zeven (mogelijke) huisplattegronden aan het licht gekomen. Zij zijn opgegraven te Mienakker (gemeente Opmeer) en Winkel-Zeewijk (verder kortweg Zeewijk; gemeente Niedorp). De overige vijf structuren zijn gevonden bij Keinsmerbrug (gemeente Schagen).

Dat er tot nu toe hooguit zeven plattegronden bekend zijn, heeft verschillende redenen. Ten eerste is dit aantal het gevolg van de schaal van het veldwerk. Boorcampagnes en kleine testputten hebben weliswaar verscheidene nederzettingen aan het licht gebracht, maar op slechts enkele van deze sites is grootschaliger onderzoek verricht. Doorgaans kende het veldwerk een bescheiden omvang, omdat het werd uitgevoerd in het kader van het in situ-behoud van het bodemarchief.

Verder blijkt het bijzonder lastig overtuigende structuren te herkennen in de talloze grond-sporen, die dankzij de gunstige conserveringsomstandigheden bewaard zijn gebleven. Zelfs ondiepe indrukken, zoals die van runderhoeven,het vermoeden worden aangetroffen. Tegen deze achtergrond wekt het dan ook geen verbazing dat pas in 1990 de eerste duidelijke platte-grond is herkend, hoewel EGK-grondsporen In Noord-Holland reeds in 1929 zijn waargenomen.49

Sinds 2009 loopt het Odyssee-project ‘Het openen van de laat-neolithische schatkist van Noord-Holland’ dat zich bezighoudt met de uitwerking, geïntegreerde analyse en publicatie van drie EGK-nederzettingen, te weten: Keinsmerbrug, Mienakker en Zeewijk. Het deel over de grondsporen alsmede de ruimtelijke analyse van de materiële cultuur zijn daarbij als promotie-onderzoek in handen van de auteur. De analyses van Keinsmerbrug en Mienakker zijn inmiddels voltooid; het onderzoek naar Zeewijk is nog in volle gang. 50De zoektocht naar huisplattegron-den heeft beduidend andere resultaten opgeleverd dan eerder onderzoek, zoals het onderstaan-de leert.

47 Drenth & Lanting 1991; Lanting & Van der Plicht 1999/2000.48 Van Ginkel & Hogestijn 1997; Van Heeringen & Theunissen 2001. 49 Van Heeringen & Theunissen 2001, deel 1, 133-134. 50 Keinsmerbrug: Smit et al. 2012; Mienakker: Kleijne et al. 2013.

Page 24: HUISPLATTEGRONDEN UIT HET LAAT EN MIDDEN ...

84

HU

ISPL

ATTE

GRO

ND

EN IN

NED

ERLA

ND

2.5.2 De pla� egronden gepubliceerd dan wel bekend vóór het Odyssee-project

Thans volgt een korte bespreking van de (vermeende) huisplattegronden die bij aanvang van het Odyssee-project ‘Het openen van de laat-neolithische schatkist van Noord-Holland’ reeds bekend waren.

MienakkerVoor Mienakker is door Hogestijn & Drenth een rechthoekige plattegrond gepubliceerd, waarbij als afmetingen ca. 6 x 3,5 m zijn gegeven (Afb. 26).51 Drie wanden bestaan uit paalsporen met regelmatige tussenafstanden, waarbij twee duidelijke hoeken in het zuiden herkenbaar zijn. De korte zijde in het noordoosten ontbreekt echter of is in elk geval incompleet. Als verklaring geven voornoemden de aanleg van een sloot in de Middeleeuwen, waarbij dit deel verloren van de plattegrond zou zijn gegaan.

De opgravingsdocumentatie spreekt van een tweede plattegrond, die pas onlangs is gepubli-ceerd.52 De vorm ervan is langovaal, de lengte ca. 16,5 m en de grootste breedte ca. 4 m (Afb. 27).

51 Hogestijn & Drenth 2000/2001, 61. 52 Nobles 2013,

0 1m

0 5m

Afb. 26 Links: Opgraving

overzicht (zonder

koeienhoefindrukken). Rechts:

vermeende huisplattegrond

van de site Mienakker (naar:

Drenth et al. 2008, 157).

Afb. 27 Huisplattegrond te

Mienakker (MKII; kopie van

ROB-veldtekening; naar:

Nobles 2013, 186).

Page 25: HUISPLATTEGRONDEN UIT HET LAAT EN MIDDEN ...

85

ARC

HEO

LOG

ISC

HE

SPO

REN

VAN

HET

HU

IS

ZeewijkDe opgravingen die hier aan het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw zijn gedaan, brachten verscheidene paalsporen aan het licht; soms was een restant van de houten paal zelf aanwezig. Een aantal daarvan, blootgelegd op de deellocatie Zeewijk-Oost, vormt een licht trapeziumvormige, tweebeukige structuur van ca. 22 x 7 m (Afb. 28). Opvallend is het voorko-men van een vierpalige rechthoek in het interieur.53 Vanwege de gebouwplattegrond is de site in archeologische kringen welbekend. In verscheidene publicaties duikt de configuratie op, zoals in Whittle’s Europe in the Neolithic.54 Vanwege de constructiewijze verschilt de structuur van de andere Noord-Hollandse EGK-plattegronden. Er zijn relatief grote palen van regelmatige vorm gebruikt, die in de regel aan weerszijden in de wanden op regelmatige afstand werden begeleid door kleinere palen. Op de lengteas van het gebouw waren vijf palen neergezet, waarbij de beide buitenste exemplaren tevens deel uitmaakten van de buitenwand. De functie van de inpandige vierpalige rechthoek, die mogelijk verbonden was met onderdelen van de buitenwand, is onduidelijk. Aanwijzingen dat het een interne ruimtelijke onderverdeling voorstelt, zijn niet gevonden.55 De ingang wordt verondersteld zich te hebben bevonden in de enigszins bredere kopse kant. Hier zouden twee deurpalen aanwezig zijn geweest, waarvan een tevens onderdeel zou zijn geweest van de centrale palenrij.

De ligging van de structuur aan de rand van de cultuurlaag, een laag die door archeologen vaak wordt gebruikt als indicatie van de nederzettingsomvang, is markant te noemen. De meningen over de functie van het gebouw zijn niet eensluidend. Er is enerzijds gesteld dat het een huis was.56 Anderzijds zou het gebouw gediend hebben voor ceremoniële of rituele activiteiten.57

Van een tweede huisplattegrond die gevonden is te Zeewijk-West, bestaat tot op heden slechts een geschematiseerde voorstelling. 58 De tweebeukige, rechthoekige configuratie meet ca. 12-14 x 3,5-4,5 m. In het kader van het Odyssee-project zal de betrouwbaarheid van deze plattegrond onder de loep worden genomen.59

53 Hogestijn 1997.54 Whi� le 1996, 238.55 Drenth et al. 2008, 157-158.56 Lanting & Van der Plicht (1999/2000, 79). Zij geven echter voor hun verklaring geen argumenten.57 Drenth et al. (2008, 157-158); Van Ginkel & Hogestijn (1997, 116); Hogestijn (1997, 40-42); Hogestijn & Drenth (2000,

139; 2000/2001, 62). Daarbij worden als argumenten aangevoerd: het ontbreken van huishoudelijk afval ter plekke, de afwezigheid van enige relevante fosfaataanrijking binnen de pla� egrond, de ligging van de structuur in de

periferie van de site en de regelmatige bouwwijze.58 Van Ginkel & Hogestijn 1997,112. 59 Nobles in voorbereiding.

0 4m

Afb. 28 De plattegrond

van Zeewijk-Oost (naar:

Nobles 2012).

Page 26: HUISPLATTEGRONDEN UIT HET LAAT EN MIDDEN ...

86

HU

ISPL

ATTE

GRO

ND

EN IN

NED

ERLA

ND

2.5.3 De nieuw ontdekte pla� egronden

De voornaamste resultaten van de analyses die tot dusver zijn uitgevoerd in het kader van het Odyssee-project ‘Het openen van de laat-neolithische schatkist van Noord-Holland’ zijn de volgende.

Keinsmerbrug De vindplaats Keinsmerbrug, opgegraven in 1986, was de site waarmee het Odysseeproject begon. Het bleek een kleine woonplek te zijn van ca. 300 m2 , met een 10-15 cm dikke cultuur-laag. Deze cultuurlaag is voor het verzamelen van de arte- en ecofacten in vakken opgegraven en de paalsporen, kuilen en de indrukken van runderhoeven onder deze laag zijn gedocumen-teerd. Tijdens het veldwerk is duidelijk geworden dat de sporen en mobilia over een groter oppervlak verspreid waren dan verwacht en de opgravingsstrategie is dan ook aangepast om ook dit deel van de site te kunnen opgraven.

Uit de dichtheid aan paalsporen kon met de ‘klassieke’ paalsporenanalyse geen duidelijke plattegrond van een huis of een andersoortig gebouw worden herkend. Maar dat er één of meer gebouwen gestaan moesten hebben, lag zeer voor de hand. Dankzij de toepassing van verschil-lende technieken voor ruimtelijke analyse kan dit beeld worden bijgesteld. Daarbij biedt vooral de variatie in vondstdichtheden van de verschillende materiaalcategorieën duidelijke aankno-pingspunten in combinatie met de spoorgegevens. Door de informatie over de vondsten uit de cultuurlaag te koppelen aan de gegevens over het onderliggende sporenniveau zijn activiteits-zones beter in beeld te brengen. Die plekken vormen een belangrijke leidraad bij het herkennen van plattegronden. Zo zijn twee elkaar oversnijdende structuren (als Kmb N1 respectievelijk Kmb N2 aangemerkt) aan het licht gekomen (Afb. 29).60 Beide zijn als de overblijfselen van huizen te zien, waarin per structuur tot veertien personen konden slapen. Met deze plattegronden als referentiekader zijn nog drie mogelijke structuren geïdentificeerd (Kmb C, Kmb S1 en Kmb S2).

Kmb N1 meet in het vlak ca. 14 x 7 cm en heeft een trapezoïdale grondvorm met afgeronde hoeken. De lengteas werd gevormd door vier palen, een lijn die zich naar de hoeken van het huis toe in tweeën splitst. Deze constructiewijze was waarschijnlijk bedoeld geweest het dak in deze secties van het huis (mede) te dragen.

60 Nobles 2012, 180-182.

0 2m

Afb. 29 Huisplattegronden te

Keinsmerbrug: KmbN1 (rood),

KmbN2 (groene stippellijn),

KmbC (blauw), KmbS1 (geel),

KmbS2 (paarse stippellijn)

(naar: Nobles 2012).

Page 27: HUISPLATTEGRONDEN UIT HET LAAT EN MIDDEN ...

87

ARC

HEO

LOG

ISC

HE

SPO

REN

VAN

HET

HU

IS

De lengte van Kmb N2 is ca. 15 m, de breedte ca. 8 m. Deze structuur werd nagenoeg op dezelfde plaats als Kmb N1 gebouwd. De centrale rij palen van Kmb N2 had in vergelijking een afwijking van 10° naar het noorden. Het is aannemelijk dat bij de bouw ervan een deel van KmB N1 is hergebruikt. Activiteitengebieden, die gebaseerd zijn op verschillen in vondstdichtheden, laten zich binnen de zone met Kmb N1 en Kmb N2 onderscheiden. Een studie naar de verspreiding van visresten leert bijvoorbeeld dat er een opeenhoping is in een van de hoeken van Kmb N1.

Zoals gezegd zijn uit de paalsporen mogelijk nog drie huisplattegronden te destilleren. Daarbij zijn binnen Kmb C (tweebeukig; lang-ovaal grondplan; ca. 11,75 x 5,8 m) sporen van een geërodeerde haard ontdekt, terwijl de andere twee vermeende, zuidelijk gelegen configuraties (Kmb S1 en Kmb S2), als zij inderdaad huisplattegronden zijn, ten dele zijn opgegraven.

MienakkerHet recente onderzoek met betrekking tot Mienakker levert een gedeeltelijk ander beeld op dan eerdere studies (zie boven).61 Afb. 30 laat zien dat er twee structuren hebben gestaan. Van de oudste (MK II) resteert een langovale tweebeukige plattegrond (ca. 16,5 x 4 m), waarbij de wanden zijn opgebouwd uit gepaarde paalsporen, met uitzondering van de afgeronde uiteinden. De wand bestaat daar uit een enkele rij paalsporen. Het aangetroffen materiaal is duidelijk geassocieerd met deze structuur. Het aangetroffen materiaal duidt op huishoudelijke activitei-ten. Op basis hiervan is deze plattegrond geïnterpreteerd als een huis.De andere plattegrond (MKI), voorheen beschreven als de resten van een huis of hut62, is beduidend langer dan destijds werd gedacht. Er bestaat geen associatie met het vondst-materiaal op de vindplaats. Stratigrafisch is deze structuur jonger dan MKII.

In de nieuwe interpretatie is MKI een trapezoïdale structuur van ca. 22 x 6 m. De ingang bevond zich in de bredere kopse kant en is herkend aan de hand van twee relatief grote paalga-ten. Een centrale rij paalsporen is mogelijk aanwezig, maar als gevolg van de grote hoeveelheid paalgaten niet goed te ontwaren. De resten van een menselijk skelet, gelegen in een vlakgraf, bevinden zich centraal in het gebouw nabij de bredere kopse kant. De stratigrafie indiceert dat de aanleg van het graf tot de jongste activiteiten op de vindplaats behoorde. Verder wijzen de stratigrafische bevindingen op een directe samenhang met MKI. Hetzelfde doet de centrale ligging van het graf binnen deze structuur. Omdat MKI bovendien niet geassocieerd is met arte- of ecofacten, is de conclusie dat deze structuur samenhing met de bovengenoemde begraving. Kortom, MKI lijkt de plattegrond van een dodenhuis of een andersoortige funeraire constructie te zijn.

61 Nobles 2013.62 Hogestijn 1992, 202

Afb. 30 Mienakker. Overzicht

van de plattegronden: MK II =

huisplattegrond; MK I =

funeraire structuur (naar:

Nobles 2013).

Page 28: HUISPLATTEGRONDEN UIT HET LAAT EN MIDDEN ...

88

HU

ISPL

ATTE

GRO

ND

EN IN

NED

ERLA

ND

Een vergelijking van MK I met de plattegrond van Zeewijk-Oost toont dat zij verscheidene kenmerken delen, zoals afmetingen en oriëntatie (Afb. 31). Bovendien blijkt dat de veronder-stelde ingangen zich op dezelfde plaats hebben bevonden. Deze gelijkenissen zetten de interpretatie van de structuur van Zeewjk-Oost als ceremonieel of ritueel gebouw kracht bij.

2.5.4 Tot besluit

De huidige bijdrage leert dat dankzij moderne analysetechnieken verscheidene EGK-structuren zijn herkend. Vooral voor de provincie Noord-Holland zijn meer plattegronden te verwachten, omdat hier verscheidene nog niet opgegraven, goed geconserveerde nederzettingen liggen. Om deze plattegronden te herkennen, zijn dan wellicht wel uitgebreide analyses nodig zoals die voor Keinsmerbrug en Mienakker zijn uitgevoerd.

De sites Keinsmerbrug en Mienakker laten zien dat alleen door integrale samenwerking van diverse archeologische specialisten het potentieel dat dergelijke vindplaatsen bieden ten volle kan worden benut.63 Dit geldt vanzelfsprekend ook voor huisplattegronden. Multidisciplinair onderzoek stelt de archeoloog in staat om verder te gaan dan simpelweg het vaststellen van structuren. Het maakt het mogelijk te doorgronden wat zich in nederzettingen en de bijbeho-rende gebouwen afspeelde en wat de rol van huis en bewoner in de samenleving was.

63 Smit et al. 2012.

0 2m

Afb. 31 MKI en de plattegrond

van Zeewijk-Oost over elkaar

gelegd, waarbij de laatst-

genoemde plattegrond 5,42° in

oostelijke richting is gedraaid

(naar: Nobles 2013). De noordpijl

heeft betrekking op MKI.

Page 29: HUISPLATTEGRONDEN UIT HET LAAT EN MIDDEN ...

89

ARC

HEO

LOG

ISC

HE

SPO

REN

VAN

HET

HU

IS

3 Overeenkomsten en verschillen tussen de huisplattegronden E. Drenth

Het algemene beeld dat op basis van de bovenstaande bijdragen over P14, Den Haag-Wateringse Tuinen, Veldhoven-Habraken en Noord-Holland ontstaat, is dat de huizen in het Midden- en Laat-Neolithicum van Nederland tweebeukig waren en een lang-ovaal trapezoïdaal of een min of meer rechthoekig grondplan kenden. Dit beeld wordt versterkt door de overige (mogelijke) huisplattegronden uit deze periode die te Nederland zijn ontdekt (tabel 2). Ook zij zijn tweebeu-kig en hun grondplan is rechthoekig of van een nauw aanverwante vorm, zoals structuren uit Wateringen 4 en Haamstede-Brabers illustreren (Afb. 32 en 5.33).64Bovendien sluiten de Neder-landse plattegronden qua uitleg en grondplan naadloos aan op hetgeen elders in het noorden en noordwesten van continentaal Europa is waargenomen. Ook daar zijn vooral resten van tweebeukige, min of meer rechthoekige huizen aan het licht gekomen.65

Ondanks de voornoemde homogeniteit is er ook sprake van diversiteit. Stokkels bijdrage aan dit artikel geeft aan dat niet alle huizen tweebeukig hoeven te zijn geweest. Van Kampen heeft in het bovenstaande gewezen op de aanzienlijke grootteverschillen binnen de huisplattegronden van het Stein-Vlaardingen-complex.66 Afbeelding 34 laat zien dat de afmetingen van de midden- en laat-neolithische huisplattegronden inderdaad sterk uiteenlopen. Zo zijn er verscheidene voorbeelden die nog geen 10 m lang zijn, naast exemplaren met een lengte van meer dan 20 m.

64 Voor de duidelijkheid, alleen de algemeen geaccepteerde, overtuigende en matig tot goed dateerbare exemplaren met een redelijk tot goed begrensbaar grondplan zijn opgenomen. Dit betekent onder meer dat van de bovengenoemde sites Barendrecht-Carnisselande site 3 afvalt, terwijl Slootdorp-Bouwlust en Swi� erbant-S3 zijn wel opgenomen. Verder ontbreekt de pla� egrond van Hazerswoude-Rijndijk (Diependaele & Drenth 2010, A� . 6); deze is slechts deels opgegraven.

65 Hogestijn & Drenth 2000, 147-148; 2000/2001, 75; beide met verdere verwijzingen.66 Vgl. Drenth & Geerts 2013, 132

0 2m

0 2m

Afb. 32 Plattegrond uit

Wateringen 4, behorend tot de

Hazendonk-groep (naar:

Raemaekers et al. 1997).

Afb. 33 Plattegrond 1 uit

Haamstede-Brabers, behorend

tot de Vlaardingen-cultuur

(naar: Verhart 1992).

Page 30: HUISPLATTEGRONDEN UIT HET LAAT EN MIDDEN ...

90

HU

ISPL

ATTE

GRO

ND

EN IN

NED

ERLA

ND

Tot de laatstgenoemde categorie behoren onder andere plattegronden van het Stein-Vlaardingen-complex die te Oerle-Zuid en Veldhoven-Habraken zijn opgegraven. Met uitzondering van huisplat-tegrond 4 te Veldhoven-Habraken hebben zij alle een wandgreppel, die als standsporen dienden waarin palen werden geplaatst. Door dit kenmerk vormen deze structuren binnen de hier besproken plattegronden een select gezelschap. Wellicht getuigen zij van uitheemse invloeden. Ongeveer gelijktijdige configuraties zijn bekend uit de Deûle-Escaut-groep in Noord-Frankrijk en Zuidwest-België; onder meer te Houplin-Ancoisne en Waardamme restanten van wandgreppelhuizen opgegraven.67 De min of meer gelijktijdige Trechterbekercultuur kende eveneens wandgreppelhui-zen. Zij zijn weliswaar niet in Nederland blootgelegd, maar wel in Nedersakse (Flögeln68 en Pennigbüttel).69 Zoals Van Kampen eerder in deze bijdrage uit de doeken heeft gedaan, wijst een fragment van een knophamerbijl onder de vondsten uit Veldhoven-Habraken op contacten met de Trechterbekercultuur. Een zeer recente ontdekking geeft echter aan dat ook de mogelijkheid bestaat dat de huisplattegronden van Oerle-Zuid en Veldhoven-Habraken vertegenwoordigers zijn van een langdurige, inheemse bouwtraditie binnen Zuid-Nederland. Te Well-Aijen werd in 2012 een plattegrond opgegraven van een waarschijnlijk tweebeukig, ongeveer rechthoekig wandgreppel-huis.70 Te oordelen naar het geassocieerde aardewerk en twee 14C-dateringen moet de structuur aan het einde van het Vroeg-Neolithicum B worden geplaatst (ca. 4350-4300 v.Chr).

67 Achtereenvolgens Joseph et al. 2011 en Demeyere et al. 2006.68 Zimmermann 2000.69 Assendorp 2000.70 Mooren et al. in druk.71 Als bronnen zijn de hoofdstukken van Ten Anscher, Van Kampen, Nobles en Stokkel alsmede tabel 2 in deze

bijdrage gebruikt. Sommige pla� egronden zijn oorspronkelijk (waarschijnlijk) langer geweest. Zie derhalve de tekst voor nadere informatie. A� eelding 34 gee� voor P14 één pla� egrond van 12 x 5,5 m, terwijl er twee exemplaren met die afmetingen zijn ontdekt.

0

1

2

3

4

5

6

7

8

9

0 5 10 15 20 25 30 35 40

max

imal

e br

eedt

e (m

)

grootste lengte (m)

S3; Swi�erbant-cultuur

Ypenburg-locatie 4; Hazendonk-groep

Schipluiden-Harnaschpolder; Hazendonk-groep?

Groesbeek-Hüsenhoff; Stein-Vlaardingen-complex

Veldhoven-Habraken; Stein-Vlaardingen-complex

Slootdorp-Bouwlust; Trechterbekercultuur (Midden-Neolithicum B)

Mienakker; Enkelgrafcultuur

Vlaardingen; late Enkelgrafcultuur of vroege Klokbekercultuur

P14; Swi�erbant-cultuur/Pre-Drouwener Trechterbekercultuur

(Midden-Neolithicum A)

Wateringen 4; Hazendonk-groep

Den Haag-Wateringse Binnentuinen; Stein-Vlaardingen-complex

Oerle-Zuid; Stein-Vlaardingen-cultuur

Vlaardingen; Stein-Vlaardingen-complex

Keinsmerbrug; Enkelgrafcultuur

Vasse; Enkelgrafcultuur?

Afb. 34 Maximale lengte en

breedte van de midden- en

laat-neolithische huisplatte-

gronden.

Page 31: HUISPLATTEGRONDEN UIT HET LAAT EN MIDDEN ...

91

ARC

HEO

LOG

ISC

HE

SPO

REN

VAN

HET

HU

IS

Tabe

l 2 O

verz

icht

van

ver

sche

iden

e (m

ogel

ijke)

mid

den-

en

laat

-neo

lithi

sche

hui

spla

tteg

rond

en u

it N

eder

land

en

enke

le v

an h

un k

enm

erke

n. H

et g

aat h

ier o

m e

xem

plar

en d

ie n

iet b

espr

oken

zijn

inde

bijd

rage

n va

n Te

n An

sche

r, Va

n Ka

mpe

n, N

oble

s en

Sto

kkel

.

naam

site

date

ring

en

arch

eolo

gisc

he c

ultu

urvo

rm g

rond

plan

en

bijz

onde

rhed

en

over

lay-

out

groo

tste

leng

te e

n m

axim

ale

bree

dte

(afg

eron

d op

hal

ve

en h

ele

met

ers)

posi

tie to

egan

gre

fere

ntie

s

Swi�

erba

nt-S

3M

idde

n-N

eolit

hicu

m A

: Sw

i� er

bant

-cul

tuur

min

of m

eer r

echt

hoek

ig;

aant

al b

euke

n ?

max

imaa

l 8 x

4,5

1on

duid

elijk

De

Roev

er 2

004,

34

en b

ijlag

e 1

Schi

plui

den-

Har

nasc

hpol

der

Mid

den-

Neo

lithi

cum

A:

Haz

endo

nk-g

roep

?af

gero

nd re

chth

oeki

g;

twee

beuk

ig; w

andg

repp

el a

anw

ezig

6,5

x 4

,5op

enin

g in

de

oost

elijk

e ko

rte

zijd

e va

n de

wan

dgre

ppel

Ham

burg

& L

ouw

e Ko

oijm

ans

2005

/200

6, 4

9-50

en

fi g. 3

.2, 3

.14-3

.16

Ypen

burg

-loc

atie

4,

huis

pla�

egr

ond

1M

idde

n-N

eolit

hicu

m A

: H

azen

donk

-gro

epla

ng-o

vaal

tot a

fger

ond-

rech

thoe

kig;

tw

eebe

ukig

10 x

4,5

on

duid

elijk

Ende

rman

200

8; H

ouke

s &

Bru

ning

200

8

Ypen

burg

-loc

atie

4,

huis

pla�

egr

ond

2M

idde

n-N

eolit

hicu

m A

: H

azen

donk

-gro

epon

geve

er re

chth

oeki

g (e

vent

ueel

met

tr

apez

ium

vorm

ige

kort

e ui

tein

den)

; tw

eebe

ukig

9 x

4 on

duid

elijk

Ende

rman

200

8; H

ouke

s &

Bru

ning

200

8

Ypen

burg

-loc

atie

4,

huis

pla�

egr

ond

3M

idde

n-N

eolit

hicu

m A

: H

azen

donk

-gro

eplic

ht tr

apez

oïda

al to

t rec

htho

ekig

; tw

eebe

ukig

8

x 4

ondu

idel

ijkEn

derm

an 2

008;

Hou

kes

& B

runi

ng 2

008

Wat

erin

gen

4M

idde

n-N

eolit

hicu

m A

: H

azen

donk

-gro

epaf

gero

nd-r

echt

hoek

ig;

twee

beuk

ig11

x 4

on

duid

elijk

Raem

aeke

rs e

t al.

1997

Sloo

tdor

p-Bo

uwlu

stM

idde

n-N

eolit

hicu

m B

: Tr

echt

erbe

kerc

ultu

ur(a

fger

ond-

)rech

thoe

kig;

tw

eebe

ukig

; doo

r her

bouw

en

repa

ratie

is d

e pr

ecie

ze v

orm

m

oeili

jk v

ast t

e st

elle

n

11 x

4on

duid

elijk

Hog

estij

n &

Dre

nth

2000

; 200

0/20

01

Gro

esbe

ek-H

üsen

hoff

Mid

den-

Neo

lithi

cum

B:

Stei

n-Vl

aard

inge

n-co

mpl

exm

in o

f mee

r rec

htho

ekig

; éé

n ko

rte

zijd

e m

ogel

ijk c

onve

x 17

x 5

of 1

0 x

52on

duid

elijk

Dre

nth

& G

eert

s 20

13; G

eert

s 20

12, 2

3 en

A�

. 4.2

Haa

mst

ede-

Brab

ers,

pl

a� e

gron

d 1

Laat

-Neo

lithi

cum

A:

Vlaa

rdin

gen-

cultu

urlic

ht tr

apez

oïda

al;

twee

beuk

ig

9 x

4ge

zien

de

afst

ande

n tu

ssen

de

wan

dpal

en é

én o

f tw

ee

inga

ngen

in d

e no

orde

lijke

la

nge

wan

d

Verh

art 1

992

Haa

mst

ede-

Brab

ers,

pl

a� e

gron

d 2

Laat

-Neo

lithi

cum

A:

Vlaa

rdin

gen-

cultu

uraf

gero

nd-r

echt

hoek

ig;

twee

beuk

ig7,

5 x

4on

duid

elijk

Verh

art 1

992

Vlaa

rdin

gen,

pla�

egr

ond

1La

at-N

eolit

hicu

m A

: Vl

aard

inge

n-cu

ltuur

3

onge

veer

rech

thoe

kig;

tw

eebe

ukig

10

/11,5

x 6

,54

ondu

idel

ijkVa

n Be

ek 19

90, s

pec.

124;

; Gla

sber

gen

& E

� em

a, in

: Gla

sber

gen

et a

l. 19

66, 5

6 en

fi g.

31;

Ver

hart

1992

, 89-

90 e

n fi g

. 16

Vlaa

rdin

gen,

pla

� eg

rond

2La

at-N

eolit

hicu

m A

: Vl

aard

inge

n-cu

ltuur

lang

-ova

al to

t afg

eron

d-re

chth

oeki

g;

twee

beuk

ig

9,5

x 3

ondu

idel

ijkVa

n Be

ek 19

90, 1

71-1

72 e

n fi g

. 96-

97; V

erha

rt 19

92,

89-9

1 en

fi g. 1

7

Vass

eLa

at-N

eolit

hicu

m A

: En

kelg

rafc

ultu

ur?

min

of m

eer r

echt

hoek

ig, d

e en

e ko

rte

zijd

e af

gero

nd, d

e an

dere

eni

gszi

ns

conc

aaf

30 x

8tw

ee te

geno

ver e

lkaa

r gel

egen

in

gang

en in

de

lang

e w

ande

n en

een

der

de in

gang

in d

e af

gero

nde

kops

e ka

nt?

Dre

nth

et a

l. 20

08, 1

72; V

erlin

de 19

84

Vlaa

rdin

gen

Laat

-Neo

lithi

cum

A o

f B:

late

Enk

elgr

afcu

ltuur

of

vroe

ge K

lokb

eker

cultu

ur

(afg

eron

d-)re

chth

oeki

g;

twee

beuk

ig; v

orm

kor

te

zijd

en o

nbek

end

(min

imaa

l?) 6

x 3

5on

duid

elijk

Bakk

er in

: Van

Reg

tere

n-Al

tena

et a

l. 19

62, 2

32-2

35;

Van

Beek

1990

, 172

en

fi g. 9

8

1 In

afb

eeld

ing

34 is

uitg

egaa

n va

n de

ze m

axim

ale

afm

etin

gen.

2 D

aarb

ij is

de

kort

e va

riant

het

mee

st a

anne

mel

ijk (z

ie D

rent

h &

Gee

rts

2013

) en

dien

over

eenk

omst

ig z

ijn in

Afb

. 34

de a

fmet

inge

n va

n 10

x 5

m o

pgen

omen

.3

Mog

elijk

beg

on d

e be

won

ing

op d

eze

site

reed

s aa

n he

t ein

de v

an h

et M

idde

n-N

eolit

hicu

m B

. 4

In A

fb. 3

3 is

bij

de le

ngte

uitg

egaa

n va

n 10

m.

5 H

et is

mog

elijk

dat

dez

e pl

atte

gron

d oo

rspr

onke

lijk

lang

er w

as e

n zi

ch v

oort

zett

e in

het

aan

gren

zend

e, o

nopg

egra

ven

deel

van

de

site

(zie

Van

Bee

k 19

90, f

ig. 5

3 en

98)

.

Page 32: HUISPLATTEGRONDEN UIT HET LAAT EN MIDDEN ...

92

HU

ISPL

ATTE

GRO

ND

EN IN

NED

ERLA

ND

Behalve dat er exemplaren met en zonder wandgreppels zijn, blijkt dat er verschillen zijn tussen de midden- en laat-neolithische huisplattegronden wat het verloop van de lange en korte zijden betreft. Zij kunnen zowel recht als enigszins convex dan wel concaaf zijn.

Bij ongeveer tweederde van de (vermeende) midden- en laat-neolithische huisplattegronden die uit Nederland bekend zijn, ontbreken architectonische aanwijzingen voor een interne onderverdeling. Eerder is reeds uit de doeken gedaan wat de bevindingen in dezen voor de vindplaatsen P14, Den Haag-Wateringse Binnentuinen, Veldhoven-Habraken en de EGK-sites in Noord-Holland zijn. Van de overige sites – zij zijn in tabel 1 genoemd – scoren op het bewuste kenmerk alle negatief, met één tot drie uitzonderingen. Plattegrond 1 te Haamstede-Brabers valt op door de ongeveer centrale verdieping van de vloer (Afb. 33). In het westelijke deel van deze depressie en het direct aangrenzende, onverdiepte gebied zijn talrijke paal- en staaksporen gevonden. Een aantal daarvan vormt een rechthoek. Omdat juist naast de ingraving een haard te voorschijn is gekomen, moet het woongedeelte vermoedelijk in de westelijke helft van de plattegrond worden gezocht. Waartoe de rest van het huis diende, valt niet te zeggen. Verder is wellicht de tweede huisplattegrond uit Haamstede-Brabers in compartimenten onderverdeeld (Afb. 35). De relatieve dichtheid aan paalsporen in de noordelijke helft duidt daar misschien op. Tot slot willen wij erop wijzen dat ingeval van Vasse de centrale rij palensporen zich niet over de gehele lengte van de plattegrond voortzet (Afb. 5). In ongeveer het zuidelijke kwart is deze afwezig. Moet dit beschouwd worden als een indicatie voor een aparte binnenruimte?

Uit het databestand zijn geen vaste regels af te leiden inzake de positie van de toegang tot het huis. Veelal is deze niet te traceren.

Enderman komt op grond van bouwtechnische overwegingen tot de slotsom dat de drie plattegronden van Ypenburg-locatie 4 zonder uitzondering resten zijn van huizen met een schilddak (Afb. 36).72 Met betrekking tot huisplattegrond 2 merkt hij op dat deze sterk lijkt op de structuur die te Wateringen 4 is ontdekt.73 Hij veronderstelt dan ook in het laatste geval een schilddak. Dit in tegenstelling tot Raemaekers et al., die het huis ‘bekronen’ met een zadeldak.74

De studie van Enderman betekent overigens niet dat elk midden- en laat-neolithisch huis een schilddak had. Verhart reconstrueert de behuizingen 1 en 2 te Haamstede-Brabers als gebouwen met een zadeldak (Afb. 37).75 Daarin krijgt hij bijval van Enderman.76

4 Kennislacunes en toekomstig onderzoek E. Drenth

Er zijn tal van kennislacunes op het gebied van de midden- en laat-neolithische huisplattegronden in Nederland. Hierboven zijn reeds verscheidene expliciet benoemd dan wel impliciet aan de orde gekomen. Tot besluit van deze bijdrage willen wij de tot dusver onopgeloste kwestie van het al dan niet samenleven onder één dak door mens en vee eruit lichten. Weliswaar zijn uit Nederland talloze botten van midden- en laat-neolithische runderen, varkens, schapen en/of geiten bekend,

72 Enderman 2008.73 Enderman 2008, 117.74 Raemaekers et al. 1997, 149.75 Verhart 1992, fi g. 11 en 13.76 Enderman 2008, 117.

0 2m

Afb. 35 Plattegrond 2 uit

Haamstede-Brabers, behorend

tot de Vlaardingen-cultuur

(bron: Verhart 1992).

Page 33: HUISPLATTEGRONDEN UIT HET LAAT EN MIDDEN ...

93

ARC

HEO

LOG

ISC

HE

SPO

REN

VAN

HET

HU

IS

maar concrete en overtuigende aanwijzingen voor woonstalhuizen zijn tot op heden niet gevonden.77Daarbij moet bijvoorbeeld gedacht worden aan sporen van stalboxen binnen huisplat-tegronden. Het is dan ook de vraag of te Veldhoven-Habraken relicten van woonstalhuizen zijn opgegraven. In het bovenstaande is dit onder meer op basis van het forse formaat van de platte-gronden geopperd. Maar de beschikbare archeologische data zijn niet van dien aard dat gelijk-waardige alternatieve verklaringen kunnen worden uitgesloten. Bijvoorbeeld dat de behuizingen uitsluitend door mensen bewoond werden en dat deze sociale groepen relatief groot waren. In deze zienswijze zijn de afmetingen van de huisplattegronden te Veldhoven-Habraken een directe afspiegeling van het aantal menselijke bewoners. Maar omdat momenteel voor deze hypothese even zo veel, of zo men wil even zo weinig, doorslaggevende argumenten aangevoerd kunnen worden als voor Van Kampens woonstalhuizen-hypothese is het zaak dat toekomstig onderzoek zich richt op het verkrijgen van meer uitsluitsel. Fosfaatanalyse en - ingeval van gunstige conserve-ringsomstandigheden - mijtenonderzoek kunnen daarbij helpen.

77 Zie Brinkkemper et al. 2010 en Drenth et al. 2008 voor een archeozoölogisch overzicht van achtereenvolgens de Vlaardingen-cultuur en de EGK.

0 2mB

0 2m

A

Afb. 36 Reconstructie van

twee huisplattegronden

(nummers 1 en 3, respectieve-

lijk A en B) te Ypenburg-locatie

4) (naar: Enderman 2008).

0 2m

Afb. 37 Reconstructie van

plattegrond 1 te Haamstede-

Brabers (naar: Verhart 1992);

zie voor de plattegrond Afb. 33.

Page 34: HUISPLATTEGRONDEN UIT HET LAAT EN MIDDEN ...

94

HU

ISPL

ATTE

GRO

ND

EN IN

NED

ERLA

ND

Literatuur

Anscher, T.J. ten, 2012: Leven met de Vecht. Schokland-P14 en de Noordoostpolder in het Neolithicum en de Bronstijd, Zutphen.

Arnoldussen S., 2008: A Living Landscape. Bronze Age settlement sites in the Dutch river area (c. 2000-800 BC), Leiden.

Assendorp, J.J., Die Bauart der trichterbecherzeitlichen Gebäude von Pennigbüttel, Niedersachsen, in: R. Kelm (red.): Vom Pfostenloch zum Steinzeithaus. Archäologische Forschung und Rekonstruktion jungsteinzeitlicher Haus- und Siedlungsbefunde im nordwestlichen Mitteleuropa, Heide, 116-125.

Beek, B.L. van, 1990: Steentijd te Vlaardingen, Leidschendam en Voorschoten. De vondstverspreiding in Laat-Neolithische nederzetttingen in het Hollandse kustgebied, Amsterdam.

Brindley, A.L., 1986: The typochronology of TRB West Group Pottery, Palaeohistoria 28, 93-132.Brinkkemper, O., E. Drenth & J.T. Zeiler, 2010: De voedseleconomie van de Vlaardingen-cultuur in

Nederland. Een algemeen overzicht. Westerheem special nr. 2: Vlaardingen-cultuur, 26-51.Demeyere, F., J. Bourgeois, Ph. Crombé & M. Van Strydonck, 2006: New evidence of the (Final)

Neolithic occupation of the sandy lowlands of Belgium: the Waardamme “Vijvers” site, West-Flanders, Archäologisches Korrespondenzblatt, 36, 179-194.

Diependaele, S. & E. Drenth, 2010: Archeologisch onderzoek te Hazerswoude-Rijndijk (gemeente Rijnwoude, provincie Zuid-Holland). Een nederzetting van de Vlaardingen-cultuur nabij de Oude Rijn, Westerheem special nr. 2: Vlaardingen-cultuur, 134-146.

Drenth, E., O. Brinkkemper & R.C.G.M. Lauwerier, 2008: Single Grave Culture Settlements in the Netherlands: the state of affairs anno 2006, in: W. Dörfler & J. Müller (red.), Umwelt – Wirtschaft - Siedlungen im dritten vorchristlichen Jahrtausend Mitteleuropas und Südskandinaviens, Neumünster (Offa-Bücher N.F. 84), 149-181.

Drenth, E. & Geerts, 2013: Een midden-neolithische huisplategrond geassocieerd met imitaties van trechterbekeraardewerk te Groesbeek (NL)?, Notae Praehistoricae 33, 127-137.

Drenth, E. & Lanting, A.E. 1991: De chronologie van de Enkelgrafcultuur in Nederland: enkele voorlopige opmerkingen, Paleo-aktueel 2, Groningen, 42-46.Paleo-aktueel 2, Groningen, 42-46.Paleo-aktueel

Enderman, M., 2008: Huisreconstructies, in: H. Koot, L. Bruning & R.A. Houkes (red.), Ypenburg-locatie 4. Een nederzetting met grafveld uit het Midden-Neolithicum in het West-Nederlandse kustgebied, Leiden, 111-117.

Geerts, R.C.A., 2012: Sporen en structuren, in: R.C.A. Geerts & H.A.P. Veldman (red.), Romeinse bewoning tussen ijzertijdgraven. Een archeologische opgraving te Groesbeek – Hüsenhoff, – Hüsenhoff, – HüsenhoffAmersfoort (ADC Rapport 2687), 21-53.

Gehasse, E.F., 1995: Ecologisch-archeologisch onderzoek van het Neolithicum en de Vroege Bronstijd in de Noordoostpolder met de nadruk op vindplaats P14 gevolgd door een overzicht van de bewoningsgeschiedenis en de bestaanseconomie binnen de Holocene Delta, Amsterdam.

Ginkel, E., van & J.W.H. Hogestijn, 1997: Bekermensen aan zee. Vissers en boeren in Noord-Holland, 4500 jaar geleden, Abcoude (Archeologische Publicatie Provincie Noord-Holland 2).

Glasbergen, W., J.A. Bakker, E.C.L. During Caspers, W.A. Ettema, P.J. van der Feen, C.R. Hooijer, C.H. Japing, H. de Waard & M.R. Walvius, 1966 (2e druk): De neolithische nederzettingen te Vlaardingen (Z.H.), in: W. Glasbergen & W. Groenman-van Waateringe (red.): In het voetspoor van A.E. van Giffen, Groningen, 41-65, 157-159, 173.

Hamburg, T.D., 2006: Neolithische bewoningsresten te Leidschendam. Begeleiding, Inventariserend Veldonderzoek (IVO) en Opgraving (DO) Leidschendam-Prinsenhof, Leiden (Archol rapport 59).

Hamburg, T.D. & L.P. Louwe Kooijmans, 2005/2006: Features, in: L.P. Louwe Kooijmans & P.F.B. Jongste (red.), Schipluiden. A Neolithic settlement on the Dutch North Sea coast c. 3500 cal BC, Leiden (Analecta Praehistorica Leidensia 37/38), 39-65.

Heeringen, R.M. van & E.M. Theunissen, 2001: Kwaliteitsbepalend onderzoek ten behoeve van duurzaam behoud van neolithische terreinen in West-Friesland en de Kop van Noord-Holland,Amersfoort (Nederlandse Archeologische Rapporten 21).

Page 35: HUISPLATTEGRONDEN UIT HET LAAT EN MIDDEN ...

95

ARC

HEO

LOG

ISC

HE

SPO

REN

VAN

HET

HU

IS

Hissel, M., B. ter Steege, J. Verspay, J. Hendriks, E. Stoffels, T. Moesker & S. Hoss, 2012: Een inheems-Romeinse nederzetting in Oerle-Zuid (gemeente Veldhoven) Definitief archeologisch onderzoek in plangebied ‘Zilverackers’, gemeente Veldhoven, deelgebied Oerle-Zuid, Amsterdam (Diachron-publicatie 50).

Hogestijn, J.W.H., 1992. Functional differences between some settlements of the Single Grave Culture in the northwestern coastal area of the Netherlands, in: M. Buchvaldek & C. Strahm (red.), Die kontinentaleuropäischen Gruppen der Kultur mit Schnurkeramik., Praag (Praehistorica XIX)XIX)XIX , 199-205.

Hogestijn, J.W.H., 1997: Enkele resultaten van het archeologische onderzoek op twee woonplaatsen van de Enkelgrafcultuur bij Winkel in de Groetpolder, in: D.P. Hallewas, G.H. Scheepstra & P.J. Woltering (red.): Dynamisch landschap. Archeologie en geologie van het Nederlandse kustgebied, Assen, 27-45.

Hogestijn, J.W.H. & E. Drenth, 2000: The TRB culture ‘house-plan’ of Slootdorp-Bouwlust and other known ‘house-plans’ from the Dutch Middle and Late Neolithic: a review, in: R. Kelm (red.): Vom Pfostenloch zum Steinzeithaus. Archäologische Forschung und Rekonstruktion jungsteinzeitlicher Haus- und Siedlungsbefunde im nordwestlichen Mitteleuropa, Heide, 126-54.

Hogestijn, J.W.H. & E. Drenth, 2000/2001: In Slootdorp stond een Trechterbeker-huis? Over midden- en laat-neolithische huisplattegronden uit Nederland, Archeologie 10, 42-79.

Houkes, R.A. & L. Bruning, 2008: Grondsporen en structuren, in: H. Koot, L. Bruning & R.A. Houkes (red.), Ypenburg-locatie 4. Een nederzetting met grafveld uit het Midden-Neolithicum in het West-Nederlandse kustgebied, Leiden, 79-110.

Joseph, F., M. Julien, E. Leroy-Langelin, Y. Lorin & I. Praud, 2011: L’architecture domestique des sites du IIIe millénaire avant notre ère dans le Nord de la France, in: F. Bostyn, E. Martial & I. Praud (red.), Le Néolithique du Nord de la France dans son contexte européen: habitat et économie aux 4e et 3e millénaires avant notre ère, Buire-le-Sec (Revue Archéologique de Picardie No spécial 28-2011), 249-273.

Kampen, J.C.G. van & V.B. van den Brink, 2013: Archeologisch onderzoek op de Habraken te Veldhoven. Twee unieke nederzettingen uit het Laat Neolithicum en de Midden Bronstijd en een erf uit de Volle Middeleeuwen, Amsterdam (Zuidnederlandse Archeologische Rapporten 52).

Kleijne, J.P., O. Brinkkemper, R.C.G.M. Lauwerier, B.I. Smit & E.M. Theunissen (red.), A Matter of Life and Death at Mienakker (the Netherlands). Behavioural Variability in a Dynamic Landscape: Amersfoort (Nederlandse Archeologische Rapporten 45).

Kooistra, M.J. & J.F. van der Weerden, 2008: Veldhoven, Habraken-Fase 2. Opgraving, ’s-Hertogenbosch (BAAC-rapport A-08.0021).

Kossian, R., 2007: Hunte 1. Ein mittel- bis spätneolithischer und frühbronzezeitlicher Siedlungsplatz am Dümmer, Ldkr. Diepholz (Niedersachsen). Die Ergebnisse der Ausgrabungen des Reichsamtes für Vorgeschichte in den Jahren 1938 bis 1940, Hannover (Veröffentlichungen der archäologischen Sammlungen des Landesmuseums Hannover 52).

Lanting, J.N. & J. van der Plicht, 1999/2000: De 14C-chronologie van de Nederlandse pre- en protohistorie, III: Neolithicum, Palaeohistoria 41/42, 1-110.

Louwe Kooijmans, L.P., 1993: Wetland exploitation and upland relations of prehistoric communities in the Netherlands, in: J. Gardiner (red.), Flatlands and Wetlands: Current Themes in East Anglian Archaeology, Norwich (East Anglian Archaeology Report 50), 71-116.

Mooren, J.R., E. Drenth, L.A. Tebbens & A. Müller, in druk: A Neolithic settlement from the second half of the fifth millennium BC at Well-Aijen (prov. of Limburg, the Netherlands). An interim report, in: Th. Terberger & A. Kotula (red.), From Early to Middle Neolithic in northern and northwestern Europe (werktitel), Greifswald.

Moree, J.M., C.C. Bakels, S.B.C. Bloo, D.C. Brinkhuizen, R.A. Houkes, P.F.B. Jongste, M.C. van Trierum, A. Verbaas & J.T. Zeiler, 2011: Barendrecht-Carnisselande: bewoning van een oeverwal vanaf het Laat Neolithicum tot in de Midden-Bronstijd, BOORbalans 7, 15-154.

Müller-Karpe, H., 1974: Geschichte der Steinzeit, Weimding.Nobles, G. R., 2012: Spatial Analysis, in: B.I. Smit, O. Brinkkemper, J.P. Kleijne, R.C.G.M. Lauwerier

& E.M. Theunissen (red.), A Kaleidoscope of Gathering at Keinsmerbrug. Late Neolithic Behavioural Variability in a Dynamic Landscap. Amersfoort (Nederlandse Archeologische Rapporten 43), 149-210.

Page 36: HUISPLATTEGRONDEN UIT HET LAAT EN MIDDEN ...

96

HU

ISPL

ATTE

GRO

ND

EN IN

NED

ERLA

ND

Nobles, G. R., 2013: Spatial Analysis, in: J.P. Kleijne, O. Brinkkemper, R.C.G.M. Lauwerier, B.I. Smit & E.M. Theunissen (red.), A Matter of Life and Death at Mienakker (the Netherlands). Behavioural Variability in a Dynamic Landscape. Amersfoort (Nederlandse Archeologische Rapporten 45), 185-240.

Nobles, G. R., in voorbereiding: Spatial Analysis, in: E.M. Theunissen et al. (red.), Zeewijk (the Netherlands). Late Neolithic Behavioural Variability in a Dynamic Landscape (werktitel), Amersfoort

Raemaekers, D.C.M., 1999: The Articulation of a ‘New Neolithic’. The meaning of the Swifterbant Culture for the process of neolithisation in the western part of the North European Plain (4900-3400 BC), Leiden (Archaeological Studies Leiden University 3).

Raemaekers, D.C.M., C.C. Bakels, B. Beerenhout, A.L. van Gijn, K. Hänninen, S. Molenaar, D. Paalman, M. Verbruggen & C. Vermeeren, 1997: Wateringen 4: A Settlement of the Middle Neolithic Hazendonk 3 Group in the Dutch Coastal Area, Analecta Praehistorica Leidensia 29, 143-191.

Regteren-Altena, J.F. van, J.A. Bakker, A.T. Clason, W. Glasbergen, W. Groenman-van Waateringe & L.J. Pons, 1962: The Vlaardingen culture (III). Helinium II, 215-243.

Rensink, E. & L. Theunissen, 2011. Op zoek naar het onzichtbare? Middenneolithische huisplattegronden op de zuidelijke zandgronden, in: H.M. van der Velde, N.L. Jaspers, E. Drenth & H.T. Scholte Lubberink (red.), Van graven in de prehistorie en dingen die voorbijgaan. Leiden, 229-243.

Roever, de J.P., 2004: Swifterbant-aardewerk. Een analyse van de neolithische nederzettingen bij Swifterbant, 5e millennium voor Christus, Groningen (Groningen Archaeological Studies 2).

Schlichtherle, H., 2004: Große Häuser - kleine Häuser. Archäologische Befunde zum Siedlungswandel am neolithischen Federsee, in: J. Köninger & H. Schlichtherle (red.), Ökonomischer und ökologischer Wandel am vorgeschichtlichen Federsee. Archäologische und naturwissenschaftliche Untersuchungen. Freiburg i. Br. (Hemmenhofener Skripte 5), 13-56.

Schreurs, J., 2005: Het Midden-Neolithicum in Zuid-Nederland, in: J. Deeben, E. Drenth, M.-F. van Oorsouw & L. Verhart (red.), De steentijd van Nederland, Meppel (Archeologie 11/12), 301-332.

Smit, B.I., O. Brinkkemper, J.P. Kleijne, R.C.G.M. Lauwerier & E.M. Theunissen (red.), 2012: A Kaleidoscope of Gathering at Keinsmerbrug. Late Neolithic Behavioural Variability in a Dynamic Landscape, Amersfoort (Nederlandse Archeologische Rapporten 43).

Stokkel, P.J.A. & E.E.B. Bulten, voorbereiding: Een Vlaardingen-nederzetting in de Wateringse Binnentuinen (werktitel), Den Haag (Haagse Oudheidkundige Publicaties).

Theunissen, E.M., et al. (red.), in voorbereiding: Zeewijk (the Netherlands). Late Neolithic Behavioural Variability in a Dynamic Landscape (werktitel), Amersfoort

Verhart, L.B.M., 1990: Refitting and the problems of simultaneous habitation: the Hekelingen example, in: E. Cziesla, S. Eikhoff, N. Arts & D. Winter (red.), The Big Puzzle. International Symposium on Refitting Stone Artefacts, Bonn, 569-582.

Verhart, L.B.M., 1992: Settling or trekking? The Late Neolithic house plans of Haamstede-Brabers and their counterparts, Oudheidkundige Mededelingen uit het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden 72, 73-99.

Verlinde, A.D. 1984: Bronstijd- en andere sporen in de opgraving van 1982 te Vasse, gem. Tubbergen, ’t Inschrien 16, 7-17.

Whittle, A.W.R., 1996: Europe in the Neolithic. The creation of new worlds, Cambridge.Zimmermann, W.H., 2000: Die trichterbecherzeitlichen Häuser von Flögeln-Eekhöltjen im

nördlichen Elbe-Weser-Gebiet, in: R. Kelm (red.): Vom Pfostenloch zum Steinzeithaus. Archäologische Forschung und Rekonstruktion jungsteinzeitlicher Haus- und Siedlungsbefunde im nordwestlichen Mitteleuropa, Heide, 111-115.