Wat zijn de werkelijke kosten van het onderwijs in het hbo? Jan Willem Bruins
HINA [S AFRIKA - POLITIEKlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/442/RUG01-001786442... · 2012. 3....
Transcript of HINA [S AFRIKA - POLITIEKlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/442/RUG01-001786442... · 2012. 3....
Universiteit Gent
Academiejaar 2010 - 2011
CHINA’S AFRIKA - POLITIEK
Promotor: Prof. dr. Bart Dessein
Verhandeling voorgelegd aan de Faculteit
der Letteren en Wijsbegeerte, tot het
verkrijgen van de graad van Master in de
Oosterse talen en culturen door
Melissa De Boeck
1
Inhoudsopgave
Voorwoord......................................................................................................................... 3
Inleiding…………………………………………………………………………………………………………………………… 4
1. Van politieke strategie naar economische relevantie…………………………………………………...... 5
1.1 De beginjaren van de Volksrepubliek China………………………………………………………………. 5
1.2 Zhou Enlai op safari…………………………………………………………………………………………………… 8
1.3 De jaren ’70: de lancering van China’s Derde Wereld beleid…………………………………….10
1.4 De jaren ’80: transitie van geopolitiek naar economie…………………………………………….. 11
1.5 Post-Tiananmen: hernieuwde toenadering tot Afrika……………………………………………… 13
2. De 21ste eeuw: oprichting van het Sino-Afrikaanse samenwerkingsforum…………………….. 17
2.1 Het eerste Forum: Beijing 2000 Ministeriële Conferentie…………………………………………17
2.2 Het tweede Forum: Addis Ababa 2003 Ministeriële Conferentie…………………………….. 18
2.3 De 2006 Beijing Topconferentie……………………………………………………………………………….18
2.4 Het vierde forum: Sharm el-Sheik 2009 Miniseriële Conferentie…………………………….. 19
3. De Sino-Afrikaanse relatie…………………………………………………………………………………………….. 21
3.1 Politiek……………………………………………………………………………………………………………………. 21
3.1.1 Het principe van non-interventie…………………………………………………………………. 22
3.1.2 Het Chinese ontwikkelingsmodel………………………………………………………………….24
3.1.3 De Taiwan – kwestie……………………………………………………………………………………. 26
3.1.4 De Verenigde Naties……………………………………………………………………………………. 28
3.2 Economie………………………………………………………………………………………………………………… 29
3.2.1 Zoektocht naar grondstoffen………………………………………………………………………..29
3.2.2 Nieuwe exportmarkten……………………………………………………………………………….. 33
3.2.3 Nieuwe investeringsmogelijkheden…………………………………………………………….. 35
3.3 Hulpverlening…………………………………………………………………………………………………………..37
3.3.1 Gebrek aan officiële statistieken…………………………………………………………………. 38
3.3.2 De instrumenten van China’s hulpverlening………………………………………………… 38
3.3.2.1 Renteloze en concessionele leningen…………………………………………………….. 39
3.3.2.2 Subsidies en technische bijstand……………………………………………………………. 40
3.3.2.3 Schuldverlichting…………………………………………………………………………………… 41
2
4. Verschillende stemmen over China’s Afrika-politiek…………………………………………………….. 43
4.1 De Westerse kritiek: China’s Afrika-politiek een vorm van neokolonialisme?............. 43
4.2 China’s antwoord: een “win-win partnerschap”……………………………………………………… 50
4.3 Afrikaanse percepties over China’s aanwezigheid in Afrika……………………………………… 54
5. Conclusie………………………………………………………………………………………………………………………. 64
Bijlagen…………………………………………………………………………………………………………………………… 67
Bijlage 1: Propagandaposters van de Volksrepubliek China in de jaren ’60………………… 67
Bijlage 2: Schema “Beijing Consensus” versus “Washington Consensus”…………………… 69
Bijlage 3: Grafiek China’s import uit en investeringen naar Afrika………………………. ……..70
Bijlage 4: Tabel van de belangrijkste olieleveranciers van China …………………………………71
Bibliografie……………………………………………………………………………………………………………………… 72
a. Boeken………………………………………………………………………………………………………………….72
b. Wetenschappelijke artikels, krantenartikels, rapporten en officiële speeches………73
c. Chinese artikels …………………………………………………………………………………………………….79
d. Websites……………………………………………………………………………………………………………….80
3
Voorwoord
Hierbij stel ik mijn scriptie China’s Afrika-politiek voor. Dit eindwerk is het resultaat van
vier jaar studies. Het heeft veel doorzettingsvermogen en stress gevergd, maar ik ben er
uiteindelijk toch in geslaagd om het af te werken. Bij deze wil ik dan ook een heleboel
mensen bedanken die mij hebben geholpen om dit alles te realiseren.
Als eerste wil ik mijn promotor, Prof. dr. Bart Dessein, bedanken voor zijn
medewerking en bereidwilligheid om deze scriptie tot een goed einde te brengen. Hij heeft
me een heleboel tips gegeven en mij bijgestuurd waar dit nodig was. Ook wil ik hem
bedanken voor het nalezen van de eerste versie van mijn scriptie, zijn ideeën en feedback
hebben mij goed geholpen.
Daarnaast wil ik dr. Mathieu Torck bedanken die steeds bereid was om mijn vragen
over de structuur en opmaak van mijn scriptie te beantwoorden. Alsook onze Chinese
lectrice, mevrouw Yang Anhong, die mij heeft geholpen met het verwerken van het Chinese
materiaal.
Natuurlijk wil ik ook nog mijn mama bedanken voor de kans die ze mij heeft gegeven
om verder te studeren. Ondanks een aantal moeilijke periodes, stond ze telkens voor mij
klaar en heeft ze mij gesteund om verder te zetten en mijn studies tot een goed einde te
brengen.
Daarnaast wil ik nog mijn vrienden bedanken voor de noodzakelijke ontspanning en
het geduld die ze voor mij dit jaar hebben opgebracht. Ik zat vaak dagen te werken aan mijn
thesis waardoor ik ze vaak heb afgewimpeld, daarom wil ik hen zeker bedanken voor hun
begrip en steun.
4
Inleiding
China’s aanwezigheid in Afrika wordt de laatste jaren steeds groter. China is op zoek
naar nieuwe markten en hulpbronnen om haar snel groeiende economie te kunnen
handhaven. Bovendien is China sinds 2009 Afrika’s belangrijkste handelspartner en bestaat
er een heuse economische samenwerkingsrelatie tussen beide partijen. Deze aanwezigheid
is niet onopgemerkt gebleven. Het Westen maakt zich steeds meer zorgen over China’s
invloed in Afrika en uit veel kritiek. Sommige westerlingen spreken zelfs in verband met
China’s Afrika-politiek over “Neokolonialisme”. De Chinezen daarentegen beschouwen de
Sino-Afrikaanse betrekkingen als een strategisch partnerschap tussen gelijke partners en een
samenwerking die voor beide partijen evenveel oplevert. In mijn scriptie “China’s Afrika-
politiek” wil ik deze problematiek behandelen. Eerst zal ik proberen om de ontwikkeling van
de moderne China-Afrika relatie (sinds de oprichting van de Volksrepubliek China) te
schetsen. Daarna zal ik onderzoeken hoe de Chinezen aanwezig zijn in Afrika, wat hen
motiveert, en wat de gevolgen zijn van hun acties. Vervolgens zal ik de Westerse en Chinese
standpunten over de Sino-Afrikaanse relaties naast elkaar brengen, deze in detail gaan
onderzoeken en zal ik proberen achterhalen wat nu de werkelijke situatie van China in Afrika
is. Tot slot zal ik ook het Afrikaanse perspectief in overweging nemen. Ik hoop door de visies
van deze drie partijen, het Westen, China en Afrika, een objectief beeld te krijgen over
China’s Afrika-politiek.
5
1. Van politieke strategie naar economische relevantie
1.1 De beginjaren van de Volksrepubliek China
Vanaf de oprichting van de Volksrepubliek in 1949 was Mao Zedong 毛泽东
verantwoordelijk voor het bepalen van de koers van China’s binnen - en buitenlandse beleid.
Eén gebied waarin Mao overheerste was China’s politiek tegenover de Derde Wereld. China
beschouwde de Derde Wereld als de belangrijkste kracht in de strijd tegen het kolonialisme,
imperialisme en neokolonialisme, en identificeerde zich met deze landen op basis van een
gemeenschappelijk verleden van onderdrukking door en verzet tegen de koloniale machten.1
Er zijn twee pijlers waarop Mao zijn Derde Wereld beleid heeft gebaseerd: hij wou de Derde
Wereld verenigen in de strijd tegen het imperialisme van de Verenigde Staten en de Sovjet-
Unie, en hij wou de volkeren van Afrika, Azië en Latijns-Amerika samenbrengen om een
nieuwe internationale orde te vormen.2 Om dit te bereiken bracht Mao eind jaren ’40 de
“theorie van de intermediaire zone” 中间地带理论 (zhongjian didai lilun) naar voren. Deze
stelt dat in de naoorlogse internationale politiek er een uitgestrekte “intermediaire zone”
bestond die nog niet gecontroleerd werd door één van de twee supermachten en die diende
als belangrijkste bron van concurrentie tussen deze twee machten. China behoorde volgens
Mao ook tot deze “intermediaire zone”, een visie die hij vasthield zelfs nadat de
Volksrepubliek een strategisch bondgenootschap aanging met de Sovjet-Unie.3 Deze theorie
vormde de basis voor Mao’s beroemde “Drie Werelden Theorie” 三个世界理论 (san ge
shijie lilun)4 van de jaren ’70, waarin Mao stelde dat men in de strijd tegen het imperialisme
enkel kan rekenen op de landen en volkeren van de Derde Wereld.
Deze interesse in de Derde Wereld beperkte zich echter niet enkel tot verbale uitingen,
maar manifesteerde zich ook in wezenlijke activiteiten op het Afrikaanse continent. De
1 Yahuda Michael B., China’s role in world affairs, Londen: Taylor & Francis, 1978, p.156.
2 Kim Samuel S., The Third World in Chinese world policy, Princeton: Princeton University Press, 1989, p.5-6.
3 Qiang Zhai, The dragon, the lion & the eagle: Chinese-British-American relations, 1949-1958, Kent: Kent State
University Press, 1994, p.10. 4 Volgens de “Drie Werelden Theorie” die ontwikkeld is door Mao Zedong wordt de wereld politiek en
economisch verdeeld in drie werelden: de supermachten (de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie), de bondgenoten van de supermachten en de niet-gebonden naties van de derde wereld (Afrika, Latijns-Amerika en Azië waaronder ook China). Zijn theorie was verschillend met die ontwikkeld in het Westen. Volgens de Westerse theorie bestaat de eerste wereld uit de Verenigde Staten en zijn bondgenoten, de tweede wereld zijn de Sovjet-Unie en haar bondgenoten, en de derde wereld wordt gevormd door de neutrale en niet-gebonden landen. Cfr. “Chairman Mao Zedong’s Theory on the Division of the Three Worlds and the Strategy of Forming an Alliance against an Opponent”, Ministry of Foreign Affairs of the PRC, 2000, http://www.fmprc.gov.cn/ eng/ziliao/3602/3604/t18008.htm.
6
Chinese overheid gaf aan de Afrikaanse volkeren politieke, economische en militaire steun in
hun strijd voor onafhankelijkheid en tegen apartheid, ongeacht hun sociaal systeem en
ideologie. China hoopte zo bondgenoten te vinden voor haar strijd tegen het imperialisme.5
De Derde Wereld vormde aldus een belangrijke arena voor China’s buitenlands beleid.
De onmiddellijke oorsprong van China’s interesse in de Derde Wereld kan worden
getraceerd tot de jaren ’50. Deze periode werd gekenmerkt door een interactieve
samenwerking tussen China en de Sovjet-Unie, wat de initiële koers van China’s buitenlands
beleid en gedrag bepaalde. Ook was het de periode van de Koreaanse Oorlog die China in
een direct conflict plaatste met de Verenigde Staten. China beschouwde de VS als de
grootste imperialistische macht en als haar belangrijkste tegenstander.6 De hoofdfunctie van
China’s Derde Wereld beleid was dan ook een poging om een anti-Amerikaans front te
bouwen tegen de Amerikaanse politieke en militaire omsingeling, met andere woorden het
opstellen van een strategie om zich te beschermen tegen de druk van de Verenigde Staten.
Aanvankelijk concentreerde China zich op de gebieden van Zuid – en Zuidoost – Azië, maar
China’s deelname aan de Afro-Aziatische conferentie in april 1955, de Bandung Conferentie,
toonde ook de Chinese interesse in Afrika aan.7 China's betrokkenheid in Afrika kan dus
gedateerd worden vanaf deze conferentie, dewelke het begin inluidde van China's
samenwerking met Afrika. Het doel van deze conferentie was het aanmoedigen van
economische en culturele samenwerking tussen Afrikaanse en Aziatische landen en
weerstand te bieden aan het kolonialisme of neokolonialisme van de Verenigde Staten, de
Sovjet-Unie of andere naties. Het belangrijkste contact dat toen door China gemaakt werd
was dat met de Egyptische President Nasser. De ontwikkeling van dit contact heeft er
uiteindelijk voor gezorgd dat Egypte in mei 1956 het eerste Afrikaanse land werd dat de
Volksrepubliek China officieel erkende.8
De volgende belangrijke ontwikkeling in China’s opkomende Derde Wereld beleid vond
plaats in de jaren ’60. Twee gebeurtenissen hebben de oriëntatie van China’s buitenlands
beleid sterk beïnvloed: het Chinees–Russische conflict en de verhoogde
dekolonisatiebewegingen in het Afrikaanse continent. China’s conflict met Rusland zorgde
5 He Wenping, “Moving forward with the time the evolution of China’s African policy”, Workshop on China-
Africa Relations: Engaging the International Discourse, 2006, p.4. 6 Van Ness Peter, Revolution and Chinese foreign policy, Berkeley: University of California Press, 1970, p.61.
7 Yu George T., “China and the Third World”, Asian Survey, vol.17, nr.11, 1977, p. 1037-1038.
8 Tareq Y. Ismael, “The People’s Republic of China and Africa”, The Journal of Modern African Studies, vol.9,
nr.4, 1971, p.507.
7
ervoor dat China geconfronteerd werd met een tweede grote tegenstander, de Sovjet-Unie.
Het sociaal imperialisme9 van de Sovjet-Unie begon te rivaliseren met het imperialisme van
de Verenigde Staten als China’s grootste vijand. Een doel van China’s Derde Wereld beleid
was de Derde Wereld mobiliseren tegen het expansionisme van de Sovjet-Unie. De Chinese
overheid was ervan overtuigd dat als de Derde Wereld zou georganiseerd worden, dat een
dergelijke macht China zou kunnen voorzien van een zekere graad van bescherming tegen de
druk van de Sovjet-Unie. In de jaren ’70 werd dan ook de organisatie van een antisovjet
verenigd front in de Derde Wereld een belangrijke doelstelling van het Chinese buitenlandse
beleid. De identificatie van de Sovjet-Unie als de meest dominante wereldmacht hield de
Verenigde Staten echter niet weg van China’s aandacht. De VS bleef beschuldigd worden dat
ze zocht naar werelddominantie en bleef een belangrijke tegenstander van de
Volksrepubliek China. 10
De dekolonisatiebeweging in Afrika was een tweede belangrijke gebeurtenis die
invloed heeft gehad op China’s buitenlandse politiek. Ze symboliseerde de desintegratie van
de dominante Westerse wereldorde en de nieuwe assertiviteit van de Afrikaanse volkeren.
De gevolgen van deze ontwikkelingen hebben geleid tot een hernieuwde zoektocht van
China naar de formulering van een Derde Wereld beleid. Het geherformuleerde beleid
bevatte twee primaire doelstellingen: China’s zoektocht naar het doorbreken van het
isolement opgelegd door zowel de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten, en China’s steun
voor de organisatie van een nieuwe internationale orde. China’s nieuw beleid werd formeel
aangekondigd in 1965 en kan als volgt worden samengevat:
“*…+Taking the entire globe, if North America and Western Europe can be called "the cities of the world," then Asia, Africa and Latin America constitute "the rural areas of the world." Since World War II, the proletarian revolutionary movement has for various reasons been temporarily held back in the North American and West European capitalist countries, while the people's revolutionary movement in Asia, Africa and Latin America has been growing vigorously. In a sense, the contemporary world revolution also presents a picture of the encirclement of the cities by the rural areas. In the final analysis, the whole cause of world revolution hinges on the revolutionary struggles of the Asian, African and Latin American people who make up the overwhelming majority of the
9 Het sociaal imperialisme is een marxistische term om personen, partijen of naties te beschrijven als
“socialistisch in woorden, en imperialistisch in daden”. Deze term werd door Mao Zedong gebruikt als kritiek op de Sovjet-Unie. Mao stelde dat de Sovjet een imperialistisch macht is geworden onder een socialistische façade. Cfr. Eley Geoff, “Defining Social Imperialism: Use and Abuse of an Idea”, Social History, vol.1, nr.3, 1976, p.265-290. 10
Prybyla Jan S., “Communist China’s Economic Relations with Africa 1960-1964”, Asian Survey, vol.4, nr.11, 1964, p.1135-1143.
8
world population. The socialist countries should regard it as their internationalist duty to support the people’s revolutionary struggles in Asia, Africa, and Latin America.*…+”
11
De Derde Wereld vormde nu het middelpunt van de globale revolutionaire beweging,
vechtend tegen de dominantie van de traditionele machten van Noord-Amerika en West-
Europa.12
1.2 Zhou Enlai op safari
Zhou Enlai 周恩来13 zijn “westelijke expeditie” naar Afrika was de grootste
diplomatieke inspanning van Beijing buiten de communistische wereld. Aangekomen in een
periode waarin China openlijk gebroken had met Rusland, maar ook nog steeds op
gespannen voet stond met de Verenigde Staten, India en de meeste andere landen,
markeerde ze een keerpunt in het buitenlands beleid van Beijing en waarschijnlijk in de
gehele postoorlog structuur van internationale relaties.14 De Partij riep op om samen te
komen tegen het revisionisme en imperialisme van de wereld. China zocht naar
bondgenoten15 om het grootst mogelijke verenigde front te vormen in de strijd tegen de
corrumperende revisionistische invloed van Rusland en de imperialistische onderdrukking
van de Verenigde Staten. Volgens China was Afrika het belangrijkste centrum van strijd, het
centrum van de revolutie.16
Van 14 december 1963 tot 4 februari 1964 maakte Zhou Enlai zijn eerste rondreis door
Afrika. Vergezeld door Minister van Buitenlandse Zaken Chen Yi 陈毅17 bezocht hij tien
Afrikaanse landen: Algerije, Marokko, Tunesië, Ghana, Mali, Guinee, de Verenigde Arabische
Republiek, Soedan, Ethiopië en Somalië. Zijn tweede reis was van maart tot april 1965, hij
11
Lin Piao, “Long live the Victory of People’s war!”, Peking Review, nr.36, 1965, p.24. 12
Yu George T., 1977, p.1038. 13
Zhou Enlai (1898-1976) was de eerste premier van de Volksrepubliek China en behield deze positie tot aan zijn dood in januari 1976. Zhou was een belangrijke figuur in de ontwikkeling van de Chinese economie en in de herstructurering van de Chinese samenleving. Zhou diende van 1949 tot 1958 ook als de Chinese minister van Buitenlandse Zaken, en pleitte voor vreedzame co-existentie. Cfr. Barnouin Barbara, Yu Changgen, Zhou Enlai: a political life, Hong Kong: The Chinese University Press, 2006. 14
Adie W. A. C., “Chou En-lai on Safari”, The China Quarterly, nr.18, 1964, p.174-194. 15
China’s zoektocht naar bondgenoten om te strijden tegen het imperialisme van de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie is ook duidelijk te zien in de propagandaposters die in die periode werden verspreid. In bijlage 1 vindt u hier een aantal voorbeelden van. 16
Yin Chengde尹承德, “Zhou Enlai zongli yu Zhong Fei guanxi” 周恩来总理与中非关系 (Premier Zhou Enlai en de Sino-Afrikaanse relaties), Guoji Wenti Yanjiu, nr.6, 2006, p.1. 17
Chen Yi (1901-1972) was een Chinees communistische militaire bevelhebber en politicus. Na de stichting van de Volksrepubliek China, werd Chen burgemeester van Shanghai. Hij diende ook als vice-premier van 1954 tot 1972 en als minister van Buitenlandse Zaken van 1958 tot 1972. Tijdens de Culturele Revolutie kreeg hij veel kritiek, maar hij bleef lid van het Centrale Comité. Cfr. Lee Khoon Choy, Pioneers of modern China: understanding the inscrutable Chinese, Singapore: World Scientific, 2005, p.212-213.
9
bezocht Algerije en Egypte. Zijn derde bezoek aan Afrika was in juni 1965, toen bezocht hij
Tanganyika en Egypte.18 Zhou Enlai probeerde om vrienden te winnen en de weg vrij te
maken voor verdere Chinese handelsmissies en ambassades. Hij poogde dus om de relatie
tussen China en Afrika te versterken. Ook wou hij een tweede Bandung Conferentie
aanbevelen. Beijing hoopte dat een dergelijke conferentie een keerpunt zou kunnen vormen
in de strijd tegen het kolonialisme, maar deze conferentie is er echter nooit gekomen.19 Zhou
Enlai verkeerde in Afrika echter niet in een sterke positie. De Afrikaanse landen, in
tegenstelling tot enkele landen in Azië, vielen buiten China’s invloedssfeer en waren dus
moeilijk te overtuigen om het Chinese kamp te kiezen. De Afrikaanse staten speelden China
uit tegen de Verenigde Staten, de Sovjet-Unie, Groot-Brittannië en Frankrijk, maar China kon
het niet de moeite waard maken voor de meeste Afrikaanse staten om hun banden te
verbreken met deze landen en hun lot aan China toe te vertrouwen. Het had geen zin dat
China probeerde druk te leggen op de Afrikanen met haar standpunten tegen Joegoslavië,
Rusland of de Verenigde Staten, die met veel Afrikaanse landen goede relaties
onderhielden.20
Niet in staat om steun te verkrijgen op specifieke onderwerpen, viel Zhou terug op een
reeks van verbale formules die aanvaardbaar waren voor zowel de Chinese als Afrikaanse
leiders, formules die ze elk op hun eigen manier konden interpreteren. Hij stelde de vijf
principes van vreedzame co-existentie 和平共处五项原则 (heping gongchu wu xiang
yuanze) en acht principes die China’s buitenlandse hulpverlening sturen voor. De vijf
principes van vreedzame co-existentie zijn: wederzijds respect voor soevereiniteit en
territoriale integriteit; non-agressie; non-interventie in elkaars binnenlandse zaken;
gelijkheid en wederzijds voordeel; en vreedzame co-existentie.21 De acht principes van
China’s hulpverlening zijn: 1. Bijstand aan het buitenland moet verleend worden volgens het
principe van gelijkheid en wederzijds voordeel, en mag niet beschouwd worden als een
eenzijdige toekenning. Volgens de Chinese overheid moet bijstand wederzijds zijn; 2. Bij het
geven van hulpverlening respecteert China strikt de soevereiniteit van de ontvangende
18
Lawrance Alan, China’s foreign relations since 1949, Londen: Routledge, 1975, p.171. 19
Taylor Ian, China and Africa: engagement and compromise, Londen: Taylor & Francis, 2006, p.24 -25. 20 Adie W. A. C., 1964, p.179. 21
Cai Wu 蔡武, “Heping gongchu wu xiang yuanze de lishi yiyi he xianshi zhidao yiyi” 和平共處五項原則的
歷史意義和現實指導意義 (De grote historische betekenis en de praktische betekenis van de vijf principes van
vreedzame co-existentie), Dangdai Shijie, vol.6, 2004, p.4-13.
10
landen en eist geen bijkomende voorwaarden; 3. Om de schuldenlast van het ontvangende
land te verlichten, geeft de Chinese overheid economische steun in de vorm van renteloze of
laagrentende leningen en kan de termijn van terugbetaling uitgesteld worden wanneer het
nodig is; 4. Het doel van de Chinese hulpverlening is niet het ontvangende land afhankelijk
maken van China, maar het land helpen geleidelijk te ontwikkelen op basis van
zelfredzaamheid en zelfstandige economische ontwikkeling; 5. In het kader van de Chinese
hulpverleningsprojecten doet China haar best om snel resultaten te boeken door middel van
kleine investeringen. Zo kunnen de regeringen van de ontvangende landen hun inkomen
vergroten en geld accumuleren; 6. De Chinese overheid biedt de beste kwaliteitsapparatuur
en materiaal aan uit eigen productie en tegen internationale marktprijzen. Als het materiaal
niet voldoet aan de overeengekomen specificaties en kwaliteit, dan zal de overheid zich
ertoe verbinden deze te vervangen; 7. Bij het geven van technische bijstand verzekert de
Chinese overheid dat ze deze technologie zal onderwijzen aan de ontvangende landen tot ze
deze volledig beheersen; 8. De deskundigen die de Chinese overheid stuurt naar het
ontvangende land om te helpen bij de uitvoering van bouwprojecten, moeten hetzelfde
worden betaald als de eigen deskundigen van het ontvangende land. Ze krijgen geen
speciale behandeling of voordelen. 22 Deze principes vormen de basis voor het ontwikkelen
van de Sino-Afrikaanse relaties tot op vandaag23 en hebben de houding van de Afrikaanse
leiders tegenover China aanzienlijk veranderd. Zhou Enlai en Afrika geraakten het eens: om
een wereldoorlog te voorkomen is het noodzakelijk om te strijden tegen de imperialistische
politiek van agressie en oorlog, en moet kolonialisme en imperialisme volledig worden
geliquideerd. Toch had Zhou’s reis niet het succes verworven dat China ervan had verwacht,
maar niettemin beschouwde Zhou zijn trip als het begin van een vruchtbare relatie met het
Afrikaanse continent.24
1.3 De jaren ’70: de lancering van China’s Derde Wereld beleid
De invloed van Beijing op het continent werd echter belemmerd, niet alleen door
Moskou en Washington, maar ook door China’s interne zwakte. In de jaren ’70, na de twee
22 Rotberg Robert I., China into Africa: trade, aid, and influence, Washington: Brookings Institution Press, 2008,
p.26-27. 23 Wen Jiabao, “Carrying Forward the Five Principles of Peaceful Coexistence in the Promotion of Peace and
Development”, Chinese Journal of International Law, vol.3, nr.2, 2004, p.363-368. 24
Deshpande Govind P., Gupta Harmala Kaur, United Front against imperialism: China’s foreign policy in Africa, Bombay: Somaiya Publications, 1986, p.83-85.
11
valse starten in de jaren ’50 en ’60 samen met de tijdelijke onderbreking als gevolg van de
Culturele Revolutie, werd China’s Derde Wereld beleid uiteindelijk gelanceerd.25
Het beleid werd uiteengezet op basis van China’s nieuwe wereldvisie26, waarin de
wereld politiek en economisch verdeeld wordt in drie primaire eenheden: de supermachten
(de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie); de andere geïndustrialiseerde landen en tevens
bondgenoten van de grootmachten (West-Europa en Japan); en de ontwikkelingslanden van
Afrika, Latijns-Amerika en Azië. China definieerde zichzelf als deel van de Derde Wereld,
dewelke ze beschouwt als de belangrijkste revolutionaire kracht in de strijd tegen het
imperialisme.27 China riep de Derde Wereld op om een verenigd front te vormen tegen de
supermachten. De doelstellingen van het Derde Wereld beleid en China’s visie op de wereld
werden vóór het elfde congres van de Chinees Communistische Partij in augustus 1977
zorgvuldig aangegeven door Hua Guofeng 华国锋28:
“*…+Chairman Mao's thesis differentiating the three worlds gives a correct orientation to the present international struggle and clearly defines the main revolutionary forces, the chief enemies, and the middle forces that can be won over and united, enabling the international proletariat to unite with all the forces that can be united to form the broadest united front in the class struggle against the chief enemies of the world arena.*…+”
29
China’s doel om zich te verzetten tegen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie en om
een nieuwe internationale orde te creëren die voornamelijk bestaat uit landen van de Derde
Wereld was nu eindelijk operationeel.30
1.4 Jaren ’80: transitie van geopolitiek naar economie
In de jaren ’80 werd het Afrikaanse continent steeds minder belangrijk voor China’s
buitenlandse politiek. Er kwam stilaan een einde aan de Koude Oorlog en China’s
moderniseringprojecten vereisten buitenlandse investeringen en technologische bijstand.
25
Yu George T., 1977, p.1036-1048. 26
Deze nieuwe wereldvisie werd geconstrueerd op basis van Mao Zedong’s Theorie van de Drie Werelden. Cfr. Redactie van de Renmin Ribao, “Chairman Mao’s Theory of the Differentiation of the Three Worlds is a Major Contribution to Marxism-Leninism”, Peking Review, 1977, nr.45. 27
Yu George T., “Africa in Chinese Foreign Policy”, Asian Survey, vol.28, nr.8, 1988, p.854. 28
Na de dood van Zhou Enlai in 1976 volgde Hua Guofeng hem op als premier van de Volksrepubliek China. Maanden later,na de dood van Mao Zedong, werd Hua verkozen tot Mao's opvolger. Hij bracht de culturele revolutie tot een einde en verdrong de politieke macht van de Bende van Vier. Maar omdat hij bleef aandringen om de maoïstische lijn voort te zetten, werd hij een paar jaar later aan de kant geschoven door Deng Xiaoping. Cfr. Fontana Dorothy Grouse, “Background to the Fall of Hua Guofeng”, Asian Survey, vol.22, nr.3, 1982, p.237-260. 29
Hua Guofeng, “Eleventh National Congress of Chinese Communist Party”, China Report, vol.13, nr.6, 1977, p.57-84. 30
Yu George T., 1977, p.1038-1039.
12
Hoewel de Chinese ambtenaren continu spraken over het belang van Zuid-Zuid
samenwerking31, was Beijing in realiteit voornamelijk geïnteresseerd in het onderhouden
van nauwe relaties met die landen waaruit ze economisch voordeel kon halen. Dit stond in
schril contrast met China’s positie van de jaren ’60 en ’70, de Maoïstische propaganda
verdween, en de “socialistische modernisering” van Deng Xiaoping 邓小平32 vereiste
economische investeringen en een niet-conflictueuze aanpak in de internationale politiek.
Hierdoor werden de relaties met de Verenigde Staten, West-Europa en Japan een prioriteit
in het buitenlands beleid van China.33
Na 1978 was China’s buitenlandse politiek grotendeels gewijd aan het bevorderen van
de economische modernisering die begonnen is onder Deng Xiaoping. China verminderde
haar steun aan Afrika om haar eigen economische ontwikkeling te kunnen handhaven. In
haar buitenlands beleid vertaalde dit zich door het promoten van internationale stabiliteit en
economische uitwisseling. Afrika was er niet in geslaagd om zijn economie efficiënt te
ontwikkelen of om zich open te stellen tot de internationale markt. Dit pleitte tegen de
doelstellingen van China’s buitenlands beleid. Economie werd nu voor het eerst een
belangrijke drijfveer in China’s internationale betrekkingen. China’s economische aandacht
was voornamelijk gericht op Japan en de Verenigde Staten, waardoor de Sino-Afrikaanse
handel verder marginaliseerde. Dit gebrek aan aandacht voor Afrika en de effecten van de
modernisering zorgden ervoor dat de Chinese steun aan Afrika in het algemeen
31
Zuid-zuid samenwerking refereert naar de economische samenwerking tussen de landen van het Zuiden, zoals China, India, Brazilië en Afrika. Arme landen vinden eerder goedkope en duurzame oplossingen voor hun problemen in andere ontwikkelingslanden dan in het rijke Noorden. De ontwikkeling van handelsrelaties tussen deze landen doorbreekt dan ook hun afhankelijkheid van het Noorden. Cfr. Le Pere Garth, Shelton Garth, China, Africa and South Africa: South – South co-operation in a global era, Midrand: Institute for Global Dialogue, 2007. 32
In 1978 kondigde Deng Xiaoping officieel zijn “vier moderniseringen” aan die het begin inluidden van de hervormingsperiode. De vier moderniseringen waren op vlak van landbouw, industrie, nationale defensie en wetenschap & technologie. Deze moderniseringen werden ontworpen om van China een grote economische macht te maken. De hervormingen benadrukten voornamelijk economische zelfstandigheid. De Volksrepubliek China besloot om het moderniseringsproces te versnellen door het openstellen van de Chinese markten voor buitenlandse handelaren. Door deel te nemen aan een dergelijke exportgeleide groei was China in staat om haar economische ontwikkeling te versnellen door middel van buitenlandse investeringen, een meer open markt, toegang tot geavanceerde technologieën en managementervaring. Cfr. Naughton Barry, “Deng Xiaoping: The Economist”, The China Quarterly, vol.135, 1993, p.491-514. 33
Taylor Ian, “China’s Foreign Policy towards Africa in the 1990s”, The Journal of Modern African Studies, vol.36, nr.3, 1998, p.443-444.
13
achteruitging of stagneerde. China’s snel groeiende economie in de jaren ’80 zorgde aldus
voor een marginalisatie van het Afrikaanse continent.34
Deze trend werd nog versterkt door de Sino-Sovjet toenadering in midden jaren ’80. In
navolging van het “onafhankelijk buitenlands beleid”35 van Beijing, dat China op gelijke
hoogte plaatste met de twee supermachten, werd Afrika’s positie in China’s
conceptualisering van het internationale systeem verzwakt. China zag het continent niet
langer als een ruimte waarin ze met de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie moest strijden
voor invloed. Dergelijk beleid had China gevoerd in de jaren ’70, maar nu laat China zich
voornamelijk leiden door haar economische belangen. Afrika werd niet langer beschouwd
als een twistgebied, en als gevolg daarvan verminderde China’s aandacht voor het
Afrikaanse continent. Maar deze neergang van China’s interesse in Afrika veranderde na
1989.36
1.5 Post-Tiananmen: hernieuwde toenadering tot Afrika
Na 4 juni 1989 onderging China’s buitenlands beleid een grote herevaluatie. De
protesten en de daaropvolgende schietpartij in de buurt van het Plein van de Hemels Vrede
天安门广场 (Tian’anmen Guangchang) in Beijing resulteerde in een ernstige crisis in China’s
relatie met het Westen. Nochtans werd Beijing in de jaren ’80 gunstig behandeld door de
westerse media die hoopte dat China zich zou omvormen tot een Chinese imitatie van het
Westerse zelfbeeld. Dit kwam vooral door China’s moderniseringsbeleid. Maar het
hardhandige optreden in juni maakte hier abrupt een einde aan.37
Voor de eerste keer sinds de dood van Mao, werd de westerse kritiek over China’s
schendingen van de mensenrechten een belangrijk onderwerp in het buitenlands beleid van
de Volksrepubliek China.38 Afrika reageerde echter minder fel op de gebeurtenissen van
Tiananmen. Bijvoorbeeld de Angolese Minister van Buitenlandse Zaken heeft zijn steun
34
Naughton Barry, “The Foreign Policy Implications of China’s Economic Development Strategy”, in Robinson Thomas W., Shambaugh David L. (uitgs.), Chinese foreign policy: theory and practice, New York: Oxford University Press, 1995, p.47-70. 35
De onafhankelijke buitenlandse politiek betekende een verschuiving van een confronterende naar een verzoenende aanpak tegenover de buitenlandse mogendheden. Cfr. Roy Denny, China’s foreign relations, Lanham MD: Rowman & Littlefield, 1998, p.34. 36
Taylor Ian, 1998, p.444-445. 37
Taylor Ian, 1998, p.446-447. 38
Copper John F., “Peking’s Post-Tienanmen Foreign Policy: The Human Rights Factor”, in Lin Bih-Jaw, Myers James T. (uitgs.), Contemporary China in the Post-Cold War Era, Columbia: University of South Carolina Press, 1996, p.328.
14
uitgedrukt voor de kordate acties die China heeft gevoerd om de contrarevolutionaire
opstand de kop in te drukken, alsook de President van Namibië Sam Nujoma heeft naar het
Chinese leger een telegram met felicitaties gestuurd. Het voorval op het Tiananmen-plein
had dus niet dezelfde invloed op de relatie met de Derde Wereld als die met het Westen. Dit
heeft China’s houding tegenover de landen van de Derde Wereld sterk gewijzigd. Terwijl
China haar relatie met Afrika in de jaren ’80 had verwaarloosd, hadden de Chinezen in de
jaren ‘90 een hernieuwde aandacht voor het Afrikaanse continent. Als gevolg hiervan,
werden de Afrikaanse landen een belangrijke hoeksteen in het buitenlands beleid van
Beijing.39
De redenen voor deze reactie op de gebeurtenissen van juni 1989 door de Derde
Wereld, en in het bijzonder door de Afrikaanse naties, kunnen worden samengevat in drie
essentiële punten: in eigenbelang van de Afrikaanse elites die bedreigd worden door de
democratiseringprojecten van het Westen; solidariteit en wrok van de Derde Wereld op de
nieuw imperialistische inmenging in de aangelegenheden van een medeontwikkelingsland;
en het inzicht dat openlijke kritiek over Beijing een einde zou kunnen maken aan de Chinese
ontwikkelingshulp. Het eerste punt is elementair. Een groot aantal Afrikaanse staatshoofden
zijn aan de macht gekomen zonder inspraak van het volk. Elke vorm van massamobilisatie
tegen een verankerde elite vormt een bedreiging voor de Afrikaanse leiders om als soort van
voorbeeld te dienen voor het Afrikaanse volk. De Afrikaanse staatshoofden hadden dus
schrik om hun machtspositie te verliezen door gelijkaardige volksopstanden in hun land.
De Chinezen waren ervan overtuigd dat de westerse kritiek diende als middel
waarmee het Westen de snelle modernisering van China wou vertragen, een overtuiging die
ze deelde met veel Afrikaanse leiders. Dit vertaalde zich in een diep wantrouwen door de
Chinese en Afrikaanse leiders tegenover elke vorm van kritiek op hun regimes op grond van
wat zij beschouwden als westerse normen rond thema’s zoals mensenrechten en
democratie.40 De Chinezen leggen bij de mensenrechten een andere nadruk die door veel
Afrikaanse leiders worden gedeeld. Op vlak van mensenrechten benadrukt China de
collectieve rechten, het recht op leven en het recht op ontwikkeling. Het Westen
39
Taylor Ian, 1998, p.446-447. 40
Melville Chris, Owen Olly, “China and Africa: a new era of South-South Cooperation”, openDemocracy, 2005, http://www.opendemocracy.net/globalization-G8/south_2658.jsp.
15
daarentegen hecht meer aandacht aan de democratische rechten van het individu.41 Veel
Afrikaanse regeringen beschouwden de nadruk die het Westen legt op de mensenrechten
als een voorwendsel om China’s ontwikkeling te ondermijnen en om tussen te komen in haar
moderniseringpad. China en Afrika geloofden aldus dat er een soort van “samenzwering”
was om de economische groei van de ontwikkelingslanden te vertragen.42
Natuurlijk was de Chinese hulpverlening en ontwikkelingshulp in Afrika ook een
belangrijke factor voor de Afrikanen om zich stil te houden rond het Tiananmen – incident.
We mogen niet vergeten dat van 1956 tot en met 1987, China Afrika had voorzien van bijna
4.783 miljoen dollar aan economische hulp en bijstand. Deze bron van hulpverlening zouden
de afrikanen niet graag verliezen.43
China veroordeelde alle buitenlandse kritiek op haar binnenlands beleid als inmenging
in haar zaken en schending van de nationale soevereiniteit van China. Beijing nam aanstoot
aan de nieuw gevonden kritiek van het Westen over de mensenrechtensituatie en aan de
inmenging in haar binnenlandse zaken. Als gevolg begon China haar contacten te verbreden
met de Derde Wereld in een poging om zich te verzetten tegen de Westerse kritiek. Typisch
voor dit diplomatieke offensief was het aanbieden van hulpverlening aan de Afrikaanse
landen. Eén van de voorbeelden waarbij China zijn uitnodiging voor politiek begrip
combineerde met financiële beloningen was de toekenning van 12 miljoen dollar aan
Mozambique tijdens het bezoek van de Chinese Minister van Buitenlandse Zaken Qian
Qichen 钱其琛44 in 1989. Beijing wou op die manier bondgenoten en sympathieke
medewerkers winnen. Een dergelijk beleid was een snel en relatief goedkope manier
waarmee Beijing landen zou kunnen belonen die China hadden bijgestaan tijdens de crisis in
1989, net zoals het vastleggen van relaties voor de toekomst.45
Het was duidelijk dat het principe van non-interventie in de staatssoevereiniteit een
belangrijk thema is geworden in China’s buitenlands beleid. Een dergelijke houding was een
herbevestiging van de “Vijf Principes van Vreedzame Co-existentie” die waren geformuleerd
41
Sun Yongsheng 孙勇胜, Sun Jingxin 孙敬鑫, “Xinzhiminzhuyi lun yu Zhongguo waijiao yingdui” ‘新殖民主义
论’与中国外交 应对 (‘Neokolonialisme’ en China’s diplomatieke antwoord), Qinghai Shehui Kexue, nr.5, 2010, p.45-50. 42
Taylor Ian, 1998, p.447-449. 43
Taylor Ian, 1998, p.449. 44
Qian Qichen (geboren in 1928) is een Chinees politicus en diplomaat. Hij was de Chinese Minister van Buitenlandse Zaken van 1988 tot 1998. Cfr. Leung Pak-Wah, Political leaders of modern China: a biographical dictionary, Westport, Connecticut: Greenwood Publishing Group, 2002, p.129-130. 45
Taylor Ian, 1998, p.449-450.
16
in de jaren ’50 als basis voor de buitenlandse betrekkingen van Beijing. Deze “soft power”
aanpak46 was zeer aantrekkelijk voor autoritaire regimes die zelf bekritiseerd worden voor
hun niet-democratische en repressieve praktijken. Beijing zag Afrika als een groep van
gelijkgestemde nationale elites op wie China kon rekenen voor steun in de internationale
arena. Afrika en China moeten samenwerken tegen de nieuwe hegemoon de Verenigde
Staten. China gaf aan de Afrikaanse staten wat ze nodig hadden, namelijk begrip voor in
plaats van inmenging in hun binnenlands beleid.
Op economisch vlak nam China zich voor om de ontwikkeling van Afrika te
ondersteunen en om geleidelijk commerciële banden met Afrika op te bouwen. Dit kan deels
gezien worden als een soort van beloning voor de Afrikaanse steun na 1989 en deels als
gevolg van China’s erkenningstrijd met Taiwan (zie paragraaf 3.1.3 p.25). Dit heeft zich
gemanifesteerd via grote aantallen van joint ventures, Chinese investeringen en
economische interactie. De nadruk op handel en economische samenwerking begon de Sino-
Afrikaanse interactie te domineren. China ziet Afrika als een continent met een groot
economisch potentieel. China’s buitenlands beleid tegenover Afrika wordt dan ook steeds
meer economisch van aard. Op politiek vlak blijft Afrika belangrijk wanneer het gaat om de
vertrouwde thema’s van staatssoevereiniteit, stabiliteit en non-interventie, maar economie
wordt toch de belangrijkste drijfkracht voor het ontwikkelen van de Sino-Afrikaanse relaties.
Deze Chinese houding van het aangaan van nauwe economische samenwerkingsrelaties met
de Afrikaanse landen en het principe van non-interventie is de hoeksteen geworden van
Beijing’s Afrika-beleid tot op vandaag.47
46
Deze ‘soft power’ is historisch eigen aan China. Al reeds vanaf de periode van handel op de zijderoute, waren China’s relaties met andere staten gebaseerd op invloed in plaats van op open conflict en directe kolonisatie (de zogenaamde tribuutrelaties). De vraag die we ons echter moeten stellen is of China deze soft power aanpak kan blijven hanteren in een veranderend landschap thuis en op het continent? Cfr. Naidu Sanusha, “China-African Relations in the 21st century: A “win-win” relationship”, in Lee Margaret C., Melber Henning, Naidu Sanusha, Taylor Ian (uitgs.), China in Africa, Current African Issue, nr.33, p.42. 47
Taylor Ian, 1998, p.450.
17
2. De 21ste eeuw: oprichting van het Sino-Afrikaanse samenwerkingsforum
Na de koude oorlog onderging de internationale situatie grote veranderingen. Voor
een groot aantal ontwikkelingslanden was het problematisch om een nieuwe internationale
politieke en economische orde op te richten. Ze hadden het tevens moeilijk om met de
uitdagingen van de economische globalisering om te gaan en om hun legitieme rechten en
belangen te beschermen. Eind jaren ’90 stelden een aantal Afrikaanse landen voor om een
contactmechanisme met China te ontwikkelen zodat ze hun samenwerking en overleg in de
nieuwe situatie konden versterken. China zelf werd geconfronteerd met een snelle
economische groei en was continu op zoek naar nieuwe handelspartners om haar
economische ontwikkeling te kunnen handhaven. China vond dan ook de ontwikkeling van
een dergelijk mechanisme een uitstekend idee, en besloot om het voorstel van de Afrikaanse
staten in te willigen. Daarom richtte de Volksrepubliek China in oktober 2000 het Sino-
Afrikaanse samenwerkingsforum (FOCAC) op.48
Het is een officieel forum waarbij Chinese en Afrikaanse ministers samenkomen met
als doel een dialoog te creëren tussen beide partijen zodat ze hun economische en politieke
samenwerking kunnen versterken. 49 Door middel van multilateraal overleg willen China en
Afrika vrede en ontwikkeling in de wereld promoten, willen ze economische uitwisseling en
coördinatie versterken, willen ze hun gemeenschappelijke positie op enkele internationale
vraagstukken uiten, en willen ze gezamenlijk de hoofdlijnen van hun toekomstige
samenwerking uitwerken.50 De oprichting van het FOCAC was dus een belangrijke stap voor
de Chinese overheid om haar samenwerkingsrelaties met het Afrikaanse continent verder te
versterken en te consolideren in het nieuwe millennium.
2.1 Het eerste forum: Beijing 2000 Ministeriële Conferentie
Het eerste forum werd gehouden in Beijing van 10 tot 12 oktober, en richtte zich op
twee belangrijke thema’s: het promoten en opbouwen van een rechtvaardige en billijke
internationale orde en het versterken van de Sino-Afrikaanse samenwerking op vlak van
economische en sociale ontwikkeling. Het forum bereikte consensus over verscheidene
48
Taylor Ian, The Forum on China-Africa Cooperation (FOCAC), Taylor & Francis e-Library, 2011, p.20-35. 49
Naidu Sanusha, “The Forum on China-Africa Cooperation (FOCAC): What Does the Future Hold?”, China Report, vol.43, nr.3, 2007, p.283-284. 50 Li Weijian李伟建, Zhang Zhongxiang张忠祥, Zhang Chun张 春, Zhu Ming祝 鸣, “Mai xiang xin de shinian:
Zhong Fei hezuo luntan kechixufazhan yanjiu” 迈向新的十年: 中非合作论坛可持续发展研究 (Naar een nieuw
decennium: een studie naar de duurzame ontwikkeling van het FOCAC), Xiya Feizhou, nr.9, 2010, p.5-6.
18
onderwerpen en resulteerde in de goedkeuring van twee belangrijke beleidsdocumenten:
“De Beijing Verklaring” en “Het Samenwerkingsprogramma voor sociale en economische
ontwikkeling”.51 Ook werd er besloten dat er om de drie jaar een ministeriële conferentie zal
worden gehouden afwisselend in China of Afrika.52
2.2 Het tweede forum: Addis Ababa 2003 Ministeriële Conferentie
Van 15 tot 16 december 2003 vond in Addis Ababa, Ethiopië, het tweede FOCAC
plaats. Deze bijeenkomst had als belangrijkste taak om de beleidsdocumenten van het
eerste forum te herzien en om nieuwe ideeën en maatregelen te genereren om de
samenwerking op vlak van human resources, landbouw, infrastructuur, investeringen en
handel te verdiepen. Het forum werd afgesloten met de goedkeuring van het “Addis Ababa
actieplan 2004-2006” dat als leidraad zou dienen voor de samenwerking tussen de twee
partijen en dat verdere plannen stelt voor handel, schuldverlichting en ontwikkeling. Dit
document vertoont ook duidelijk de eensgezindheid van beide partijen over een aantal
politieke kwesties en internationale vraagstukken, en bevat samenwerkingsplannen voor de
komende drie jaar.53
2.3 De 2006 Beijing Topconferentie
Aangekondigd als China’s “Jaar van Afrika”54, werd 2006 een historisch jaar voor de
Sino-Afrikaanse betrekkingen. In november 2006 hield China de “Beijing Top” en de “Derde
Ministeriële Conferentie van het FOCAC” die voor het eerst bijgewoond werden door
staatshoofden en hooggeplaatste vertegenwoordigers van 48 Afrikaanse landen die
diplomatieke banden heeft met de Volksrepubliek China. 55 Op deze bijeenkomst werd er
een nieuwe verklaring opgemaakt waarin uitgeroepen wordt tot de oprichting van een
nieuw type van strategisch partnerschap tussen China en Afrika op basis van politieke
gelijkheid, wederzijds vertrouwen, economische win-win-samenwerking en culturele
uitwisseling. 56 Deze historische top opende brede perspectieven voor het verdiepen van de
Sino-Afrikaanse samenwerking, en stelde een voorbeeld voor Zuid – Zuid – coöperatie. Deze 51
Deze en andere beleidsdocumenten die goedgekeurd zijn op het forum zijn terug te vinden op de officiële website van het FOCAC: http://www.focac.org. 52
Enuka Chuka, “The Forum on China-Africa cooperation (FOCAC): A Framework for China’s re-engagement with Africa in the 21st century”, e-BANGI, vol.6, nr.2, 2011, p.192. 53
Enuka Chuka, 2011, p.192-193. 54
Het was de vijftigjarige verjaardag van de Sino-Afrikaanse samenwerking. In 1956 was Egypte het eerste Afrikaanse land dat een diplomatieke relatie aanging met de Volksrepubliek China. 55
King Kenneth, “The Beijing China-Africa Summit of 2006: The New Pledges of Aid to Education in Africa”, China Report, vol.43, nr.3, 2007, p.337-339. 56
Guo Sujian, Hua Shiping, New dimensions of Chinese foreign policy, Lanham: Lexington Books, 2007, p.32.
19
conferentie wordt beschouwd als mijlpaal in de Sino-Afrikaanse relaties en vormt de basis
voor elke verdere vorm van samenwerking met het Afrikaanse continent.57
2.4 Het vierde forum: Sharm el-Sheik 2009
In november 2009 verzamelden ongeveer vijftig Afrikaanse landen zich aan de
Egyptische badplaats Sharm el-Sheikh voor de vierde ministeriële top. Op de
openingsceremonie maakte Premier Wen Jiabao 温家宝58 acht nieuwe maatregelen bekend
om de Sino-Afrikaanse samenwerking te versterken. Volgens deze maatregelen zal China
Afrika helpen om een financieringscapaciteit op te bouwen, zal ze 10 miljard dollar aan
concessionele leningen59 verstrekken om de Afrikaanse import te bevorderen, en zal ze de
Chinese financiële instellingen helpen bij het opzetten van een speciale lening ten bedrage
van 1 miljard dollar voor de kleine en middelgrote Afrikaanse ondernemingen. Voor de
zwaar verschuldigde en minst ontwikkelde landen in Afrika, zou China de schulden op de
renteloze staatsleningen die vervallen tegen het einde van 2009 annuleren. Alsook zal China
projecten voor schone energie in Afrika opbouwen, zal ze met Afrika gezamenlijke
wetenschappelijke en technologische projecten uitvoeren, en zal ze Afrika hulp bieden op
vlak van gezondheid, medische zorg, human resources en onderwijs. De implementatie van
deze maatregelen en China’s gemaakte beloftes op het forum van 2009 zullen geëvalueerd
worden op de vijfde ministeriële bijeenkomst die zal gehouden worden in Beijing in 2012.60
Het FOCAC heeft aldus bewezen een belangrijk platform en contactmechanisme te zijn
voor de versterking van de Sino-Afrikaanse samenwerking en solidariteit, en een belangrijk
instrument voor het beschermen van de gemeenschappelijke belangen. Via dit forum tracht
de Chinese overheid met de Afrikaanse landen stevige economische samenwerkingsrelaties
te ontwikkelen om zo de eigen en de Afrikaanse economie te versterken. Het FOCAC is aldus
57
Yang Fuchang 杨福昌, “Zhong Fei hezuo luntan Beijing fenghui dui Zhong Fei guanxi de shenyuan yingxiang:
xie zai Beijing fenghui yi zhounian” 中非合作论坛北京峰会对中非关系的深远影响:写在北京峰会一周年 (De verreikende invloed van de Beijing Summit van het Sino-Afrikaanse samenwerkingsforum: geschreven op de eerste verjaardag van de Beijing Summit), West Asia & Africa, nr.12, 2007, p.5-6. 58 Wen Jiabao is de huidige premier van de Volksrepubliek China . Hij volgde op 16 maart 2003 Zhu Rongji op als premier van China onder president Hu Jintao. Hij werd hiermee de tiende premier van China sinds de oprichting van de VRC in 1949. Cfr. http://www.chinavitae.com/biography/21. 59
“*…+ Met de term ‘concessioneel’ wordt bedoeld dat de rente die de betrokken landen op deze leningen dienen te betalen lager ligt dan de rente die ze op de kapitaalmarkten voor soortgelijke leningen zouden moeten betalen *…+”. Cfr. Cuyvers L., Kerremans B., Internationale economische organisaties, Leuven: Garant, 2005, p.89. 60
Taylor Ian, 2011, p.81-93.
20
een weerspiegeling van China’s hedendaagse Afrika-politiek, en zal ook een belangrijk
instrument blijven voor het verstevigen van de Sino-Afrikaanse relaties in de toekomst.
21
3 De Sino-Afrikaanse relatie
3.1 Politiek
We hebben gezien dat China’s Afrika-politiek door de jaren heen veel veranderd is.
Terwijl haar beleid tot de jaren ’70 voornamelijk geopolitiek gemotiveerd werd, is de Chinees
buitenlandse politiek vandaag hoofdzakelijk economisch van aard. Natuurlijk mogen we
economie niet los zien van politiek, China maakt gebruik van bepaalde beleidslijnen
waardoor ze het aantrekkelijk maakt voor de Afrikaanse staten om zich economisch te
verbinden met China. Voornamelijk het principe van non-interventie spreekt Afrika enorm
aan. China legt ook geen bijkomende politieke condities op aan de Afrikaanse staten in ruil
voor haar steun, ze stelt dat de soevereiniteit van de Afrikaanse landen niet mag aangetast
worden en zal zich daarom ook niet inmengen in hun binnenlandse zaken. De enige
uitzondering op China’s “afwijzing” van politieke eisen is de kwestie Taiwan, het
zogenaamde één-China-principe 一个中国政策 (yi ge Zhongguo zhengce) (zie paragraaf
2.1.3). Door haar economische groei heeft China een grote behoefte aan natuurlijke hulp –
en energiebronnen die ze zoekt in de Afrikaanse landen. Aanvankelijk voerde China enkel
handel met die Afrikaanse staten die diplomatieke betrekkingen hebben met de
Volksrepubliek China. Maar China’s honger naar grondstoffen heeft ervoor gezorgd dat
China niet altijd even strikt vasthield aan het “één-China-principe”. Vaak dreef ze toch
handel met Afrikaanse landen die een diplomatieke relatie hebben met Taiwan en die de
Volksrepubliek China dus niet officieel erkennen.
Het hedendaags Afrika-beleid van de Volksrepubliek China is erop gericht solidariteit
en economische samenwerking met de Afrikaanse landen te versterken. China wil de lange
traditie van Sino-Afrikaanse vriendschap voortzetten, ze wil vertrekken vanuit de
fundamentele belangen van zowel de Chinese als Afrikaanse volkeren, en wil een strategisch
partnerschap ontwikkelen gebaseerd op politieke gelijkheid, wederzijds vertrouwen,
economische win-win samenwerking en culturele uitwisseling. Dit is duidelijk te zien in de
speech van Wen Jiabao op de vierde ministeriële conferentie in Sharm el-Sheikh in 2009:
“*…+ This conference gives us the opportunity to renew friendship and explore ways to further cooperation.*…+ ,Africa and China- have worked together to build the new type of strategic partnership featuring political equality and mutual trust, economic win-win cooperation and cultural exchanges.*…+ I am convinced that as long as China and Africa go hand in hand with an enterprising spirit and cooperate on the basis of equality and mutual benefit, we will seize opportunities and
22
overcome challenges to take the new type of China-Africa strategic partnership to a new level, and make China-Africa friendship and cooperation even more fruitful.*…+”
61
De algemene beginselen en doelstellingen van China’s hedendaagse Afrika-politiek zijn:
• Oprechtheid, vriendschap en gelijkheid. China respecteert de Afrikaanse landen in de
keuze van hun eigen ontwikkelingspad, en steunt de Afrikaanse landen in hun
inspanningen om te versterken door middel van eenheid.
• Wederzijds voordeel en gemeenschappelijke welvaart. China helpt Afrikaanse landen
met hun economische ontwikkeling en met de opbouw van hun natie. Ze werkt samen
met Afrika op vlak van economische en sociale ontwikkeling, en bevordert de
gemeenschappelijke welvaart van beide partijen.
• Wederzijdse ondersteuning en nauwe coördinatie. China wil de samenwerking met
Afrika in de Verenigde Naties en andere multilaterale systemen versterken door elkaars
voorstellen te steunen, en wil verder beroep blijven doen op de internationale
gemeenschap om meer aandacht te geven op vragen met betrekking tot vrede en
ontwikkeling in Afrika.
• Van elkaar leren en zoeken naar een gemeenschappelijke ontwikkeling. China en Afrika
willen van elkaar leren, willen steunen op elkaars ervaring in bestuur en ontwikkeling, en
willen samenwerking en uitwisseling op gebied van onderwijs, wetenschap, cultuur en
gezondheid versterken. China wil ook de Afrikaanse landen steunen in hun inspanningen
om de capaciteitsopbouw te versterken, en wil samen met Afrika duurzame ontwikkeling
bevorderen.62
Uit deze beginselen zien we dat China in feite nog steeds vasthoudt aan de vijf principes van
vreedzame co-existentie die in de jaren ’50 door premier Zhou Enlai zijn gedefinieerd. De
principes zelf zijn niet wezenlijk veranderd maar wel de strategie om deze principes te
realiseren. 63
3.1.1 Het principe van non-interventie
Een belangrijke pijler van China’s buitenlands beleid is het principe van non-interventie
in binnenlandse zaken 不干涉内政原则 (buganshe neizheng yuanze). Dit betekent dat China 61
Wen Jiabao, “Building the New Type of China-Africa Strategic Partnership”, speech van Wen Jiabao op de openingsceremonie van de vierde ministeriële conferentie van het FOCAC, Sharm el-Sheikh, 2009, www.focac.org/eng/dsjbzjhy/zyjh/t627391.htm. 62
“China’s African Policy”, 2006, http://www.fmprc.gov.cn/eng/zxxx/t230615.htm. 63
Davies Penny, China and the End of Poverty in Africa: Towards Mutual Benefit?, Zweden: Diakonia & Eurodad, 2007, p.41-42.
23
geen politieke en economische druk uitoefent op de regeringen die ze steunt. Dit verschilt
sterk met de “conditionele aanpak” van het Westen. Beijing stelt dat non-interventie een
noodzakelijke voorwaarde is voor het opbouwen van een harmonieuze wereld. Dit
standpunt ligt aan de basis van China’s buitenlands beleid sinds de formulering van de vijf
principes van vreedzame co-existentie in de jaren ’50.64
China onderhoudt diplomatieke betrekkingen met, en moedigt staatsbedrijven aan te
investeren in, de grondstofrijke gebieden van Afrika. Ze biedt hulp en militaire uitrusting aan
Afrikaanse landen ongeacht de stijl of kwaliteit van hun bestuur en ongeacht hun
mensenrechtensituatie. Dit zijn nochtans de twee belangrijkste overwegingen die de G8-
landen en de Internationale Financiële Instellingen integreren in hun besluitvorming voor
het al dan niet aanbieden van steun aan landen. Om voor steun in aanmerking te komen
moeten de landen transparantie verbeteren, anticorruptie strategieën uitvoeren, en
vooruitgang in het democratiseringsproces maken. De Chinese aanpak laat echter bepaalde
Afrikaanse regeringen toe om de eisen die worden gesteld door het Internationale
Monetaire Fonds (IMF)65, de Wereldbank66 en andere donors te verwerpen. Angola, Tsjaad,
Soedan en Zimbabwe zijn hier voorbeelden van.67
Er zijn drie algemene redenen waarom China het non-interventie principe belangrijk
vindt. Ten eerste, het non-interventie beleid is diep ingeworteld in China’s historische
ervaring van westerse inmenging. Om die reden wil China zich niet inmengen in de
binnenlandse politiek van de Afrikaanse landen. Dus door haar eigen ervaringen met
64 Pehnelt Gernot, Abel Martin, “China’s Development Policy in Africa”, Report for the South African Institute of
International Affairs, 2007, p.16. 65
Het Internationale Monetaire Fonds (IMF) is een organisatie van 187 landen die globale monetaire samenwerking en veilige financiële stabiliteit bevordert, de internationale handel vergemakkelijkt, hoge werkgelegenheid en duurzame economische groei bevordert, en armoede vermindert over de hele wereld. Het IMF werd samen met de Wereldbank in 1944 met het systeem van Bretton Woods opgericht in het kader van de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog. Ze heeft een rol gespeeld in het vormen van de wereldeconomie na Wereldoorlog II. Cfr. http://www.imf.org/external/. 66
De Wereldbank is het grootste instituut voor ontwikkelingssamenwerking in de wereld. Het verstrekt leningen aan de ontwikkelingslanden met als voornaamste doel het bestrijden van armoede. Ze helpen mensen zichzelf en hun omgeving te helpen door het verstrekken van middelen, het delen van kennis, capaciteitsopbouw en het smeden van partnerschappen in de publieke en private sector. Ze is opbebouwd uit twee unieke ontwikkeling instellingen die in handen zijn van 187 landen: de Internationale Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (IBRD) en de Internationale ontwikkelingsassociatie (IDA). Elke instelling speelt een andere maar gezamenlijke rol in het bevorderen van inclusieve en duurzame globalisering. De IBRD streeft naar een vermindering van armoede in de midden-inkomenslanden en kredietwaardige armere landen, terwijl de IDA zich richt op de armste landen van de wereld. De Wereldbank is opgericht in 1944 en heeft zijn hoofdkwartier in Washington. Cfr. http://www.worldbank.org/. 67
Pehnelt Gernot, Abel Martin, 2007, p.16-19.
24
inmenging door buitenlandse staten, is het respecteren van de soevereiniteit van het land
een belangrijke voorwaarde geworden van China’s buitenlands beleid. Ten tweede, China wil
zich niet inmengen in het binnenlands beleid van andere landen omdat ze haar eigen
politieke problemen in Taiwan en Tibet beschouwt als interne zaken. Als China zich zou
moeien met andere landen, zou dit kunnen leiden tot inmenging in hun eigen beleid. Ten
derde, het principe is gebaseerd op China’s ervaring om te ontwikkelen volgens haar eigen
nationale situatie zonder de oplegging van condities uit het buitenland. China heeft met
succes haar eigen ontwikkelingspad gekozen en vindt dat Afrika deze mogelijkheid ook moet
genieten.68
3.1.2 Het Chinese ontwikkelingsmodel
De Chinees Communistische Partij heeft een model ontworpen die volgens haar aan de
basis ligt van het economisch succes van China. We mogen dit model echter niet zien als een
statisch, onveranderlijk systeem. China heeft sinds 1949 geëxperimenteerd met
verschillende ontwikkelingsmodellen. Aanvankelijk gebruikten de Chinezen het Sovjetmodel,
de zogenaamde planeconomie. Het eerste vijfjarenplan was een succes, maar nadien daalde
de economische groei onophoudelijk. In de jaren ’80 begon China met het opbouwen van
haar nieuw economisch model, de socialistische markteconomie. In dit model bepaalt de
staat via haar staatsbedrijven de richting van de economie. Privéondernemingen worden wel
aangemoedigd, maar de prioriteit ligt bij de rendabiliteit van de staatsondernemingen en de
economische ontwikkeling van de staat. Dit model heeft geleid tot een uitzonderlijk grote
economische groei en kreeg steeds meer aandacht van andere ontwikkelingslanden zoals
o.a. Afrika.69 Het is dan ook niet verwonderlijk dat Afrika zich aangetrokken voelt tot het
Chinese ontwikkelingsmodel. China is er immers in geslaagd om in een betrekkelijk korte
periode en aan een nog nooit eerder geziene snelheid succesvol economische hervormingen
door te voeren. Ook is China erin geslaagd om van een zwak en een niet zo ontwikkeld land
de andere ontwikkelingslanden voorbij te steken om één van de leidinggevende economieën
te worden.70 Veel Afrikaanse staten keren zich daarom meer en meer naar Beijing in een
zoektocht naar inspiratie en ideeën voor economische ontwikkeling. China vormt voor Afrika
68
Zhang Zhongxiang 张忠祥, “Shi xi Zhongguo dui Feizhou waijiao zhong de buganshe neizheng yuanze” 试析
中国对非洲外交中的不干涉内政原则 (Een analyse van China’s non-interventie principe in de diplomatieke
betrekkingen met Afrika), Xiya Feizhou, nr.1, 2010, p.11-16. Davies Penny, 2007, p.13-14. 69 Bramall Chris, Chinese economic development, Londen: Taylor & Francis, 2008, p.323-544. 70
He Wenping, “The Balancing Act of China’s Africa Policy”, China Security, vol.3, nr.3, 2007, p.30-31.
25
een model voor economische vooruitgang. De snelle economische groei van China heeft
ervoor gezorgd dat het Chinese ontwikkelingsmodel naar voren wordt geschoven en dat de
Afrikaanse staten het Chinese model beschouwen als een alternatief voor de traditionele
westerse partners71, een alternatief voor de “Washington Consensus”72. Het Chinese model
wordt daarom ook vaak de “Beijing Consensus”73 genoemd, een begrip die naar voren is
gebracht door Cooper Ramo74.
De “Beijing Consensus” streeft naar een duurzame en stabiele ontwikkeling onder de
bescherming van de staat waarvan de soevereiniteit wordt gerespecteerd. Ze is een
voorstander van stabiliteit en ontwikkeling, in tegenstelling tot de “Washington Consensus”
die oproept tot hervormingen voorafgaand75 aan het ontwikkelingsproces.76 De “Beijing
Consensus” is verankerd in het idee dat het collectieve belang altijd boven de individuele
belangen gaat. Eén ontwikkelingsdoel is om de samenleving als geheel te verbeteren. Het
articuleert een strategie van bottum-up ontwikkeling die gekenmerkt wordt door zijn
innovatieve en snel veranderende karakter. Bottum-up betekent letterlijk “van onderen naar
boven” en verwijst naar een benadering of methode waarbij de dingen van onderuit groeien.
Als een land als geheel wil ontwikkelen moet ze vertrekken vanuit de onderlaag van de
bevolking.
De “Beijing Consensus” kijkt verder dan enkel economische ontwikkeling en overweegt
ook dimensies die verwijzen naar “politiek, kwaliteit van het leven en het globale
71 Ji Yushan 纪玉山, Dai Shuanping 代栓平, “Cong “Huashengdun gongshi” dao “Beijing gongshi”: zai fazhan
zhong fansi” 从“华盛顿共识”到“北京共识”:在发展中反思 (Van “Washington Consensus” naar “Beijing Consensus”: reflecties over het ontwikkelingsproces), Zhonggong Tianjinshi wei dangxiao xuebao, nr.3, 2007, p.63-68. 72 De belangrijkste politieke dimensies van het Washington Consensus model zijn het benadrukken van democratie en goed bestuur. De Washington-consensus belichaamt het neoliberale denken: liberalisering en deregulering van de economie. In dit model wordt veel waarde gehecht aan de rol van de particuliere sector en het streven naar vrijere markten. Dat impliceert dat er leningen en hulp worden geboden, maar onder strikte voorwaarden. Cfr. Van Dijk Meine Pieter, “China’s aanwezigheid in Afrika”, Economische Statistische Berichten, 2007, p.586. 73
In de bijlage heb ik een schema toegevoegd met de belangrijkste verschillen tussen de “Beijing Consensus” en de “Washington Consensus”. Zie bijlage 2 p.69. 74
Joshua Cooper Ramo was de jongste buitenlandse redacteur van het magazine “Time”. Hij is een gerespecteerd specialist op het gebied van buitenlandse politiek, en heeft gewerkt met onder andere Henry Kissinger, Tony Blair en Alan Greenspan. Hij woont en werkt afwisselend in Beijing, Kyoto en Santa Fe. Hij is bekend voor het naar voren brengen van het begrip “de Beijing Consensus” via het boek “The Beijing Consensus” die hij geschreven heeft in 2004. Cfr. http://www.uitgeverijcontact.nl/a-268joshua_ cooper_ramo.html. 75
Volgens de “Washington Consensus” moet een land eerst democratie en goed bestuur invoeren voordat ze het ontwikkelingsproces kan beginnen. 76
Chaponnière Jean-Raphaël, “L’aide chinoise à l’Afrique: origines, modalités et enjeux”, Économie Politique, nr.38, 2008, p.25.
26
machtsevenwicht”.77 Het doel is om door middel van een model van duurzaamheid en
gelijkheid dat ook ten goede zal zijn voor de armste rand van de bevolking de plaats van een
ontwikkelingsland in de internationale arena te organiseren en te versterken, en om de
stabiliteit die nodig is om de hervormingen te voltooien te bevorderen.78 Een ander aspect
heeft betrekking met de kwestie van “zelfbeschikking”, een belangrijk concept om het land
te verdedigen tegen meer machtige staten. Zelfbeschikking is het recht op eigen keuzen en
zelfstandigheid. Een land moet zelf zijn ontwikkelingspad kiezen op basis van zijn huidige
nationale condities. Ten slotte is de ontwikkeling ook gebaseerd op toepassing en gebruik
van de meest geavanceerde technologieën. Kennisgeleide groei79 en innovatieve ideeën zijn
de motor van dit nieuw ontwikkelingsmodel dat gericht is op het regelen van ongekende
uitdagingen in China.80
De “Beijing Consensus” kan niet zomaar worden toegepast op alle landen; evenmin
beweert het universaliteit te bezitten. Toch is dit model aantrekkelijk voor andere zuidelijke
landen omdat het een ontwikkelingstraject belooft dat de nationale kenmerken en politieke
keuzes beschermt, en een onafhankelijke plaats garandeert in de mondiale
machtsverhoudingen.81 China legt haar model niet op aan andere landen. Ze gaat ervan uit
dat de beste manier voor ontwikkeling is dat landen hun eigen ontwikkelingspad kiezen op
basis van hun eigen nationale situatie. Mensen omzetten naar de Chinese ideeën is volgens
de Chinezen volledig naast de kwestie.82
3.1.3 De Taiwan – kwestie
De opvallende uitzondering van China’s afwijzing van politieke eisen is het “één China
principe”, waarbij Beijing aandringt dat zij de enige legitieme vertegenwoordiger is van
China. Met de terugkeer van Hong Kong onder Chinese controle op 1 juli 1997 blijft Taiwan
het belangrijkste deel van China dat niet politiek geïntegreerd is in het vasteland. Het
voorkomen van Taiwan’s onafhankelijkheid werd dan ook een belangrijke doelstelling van
China’s buitenlands beleid. China wil verhinderen dat landen Taiwan diplomatiek erkennen. 77
Ramo Joshua Cooper, The Beijing Consensus, Londen: Foreign Policy Centre, 2004, p.12. 78
Ramo Joshua Cooper, 2004, p.21-23. 79
Ramo Joshua Cooper, 2004, p.15. 80
Ramo Joshua Cooper, 2004, p.12. 81
Li Xing, “Paradigm Shift, From “Washington Consensus” to “Beijing Consensus”, in Kwesi Kwaa Prah (uitg.), Afro-Chinese Relations: Past, Present and Future. CASAS Book Series N°45, Kaapstad: The Centre for Advanced Studies of African Society, 2007, p.119. 82
Pan Wei, “The Chinese Model of Development”, presentation at Foreign Policy Centre, 2007, http://fpc.org.uk/fsblob/ 888.pdf.
27
Het Afrikaanse continent werd daarom een slagveld voor de erkenningstrijd. Bovendien
zorgde de economische kwetsbaarheid van Afrika en de vermindering van de Westerse
financiële bijstand aan het continent voor concurrentie tussen China en Taiwan voor het
verkrijgen van Afrikaanse diplomatieke en politieke steun. De grote veranderingen in het
internationale politieke systeem en de vergrote relevantie van economische macht in
buitenlandse zaken na de koude oorlog verbeterde de onderhandelingspositie van Taipei in
de zoektocht naar Afrikaanse erkenning. Door enkele van de armste Afrikaanse landen voor
vele jaren te overladen met geld is Taiwan erin geslaagd om diplomatieke erkenning te
verkrijgen van verschillende Afrikaanse landen. Dit verminderde het internationale
isolement en de politieke onzekerheid van Taiwan. In de vrees dat Taiwan’s succes in het
verkrijgen van internationale erkenning zal uitmonden in het uitroepen van
onafhankelijkheid reageerde Beijing door het lanceren van een eigen diplomatiek offensief
in Afrika. China beschuldigde Taiwan dat ze de vriendschap tussen Beijing en de Afrikaanse
landen ondermijnt en dat ze een gelddiplomatie voert. China benadrukt dat de Sino-
Afrikaanse vriendschap is gebaseerd op een stevig fundament en dat China en Afrika elkaar
nodig hebben. Ondanks het voor China onmogelijk was om financieel met Taiwan te
concurreren zorgde China’s economische groei ervoor dat ze economische hulp kon bieden
aan de Afrikaanse staten. Bovendien zijn veel Afrikaanse landen zoals Nigeria en Kenia
gevoelig voor internationale veroordelingen over schendingen van de mensenrechten en zijn
daarom gewillig om China te omarmen, ten dele als gevolg van China’s non-interventie
beleid. Aanvankelijk gaf China enkel steun aan die landen die de Volksrepubliek China
officieel erkenden. Maar de race voor diplomatieke erkenning tussen Taipei en Beijing is niet
langer het belangrijkste element in de Afrika-strategie van de Volksrepubliek. Dit komt
doordat Beijing in de afgelopen jaren aanzienlijk meer succes had in het overtuigen van de
Afrikaanse landen om hun erkenning weg te schuiven van Taiwan.83 In 1998 brak Zuid-Afrika
zijn diplomatieke banden met Taipei en erkende de Volksrepubliek China. In 2004 herstelde
Senegal zijn diplomatieke relatie met Beijing voor de derde keer, gevolgd door Liberia in
2005 en Tsjaad in 2006. De strategie om Taiwan diplomatiek te marginaliseren geniet dus
succes, des te meer sinds Beijing nu ook zoals Taipei (en misschien gemakkelijker door haar
enorm economisch potentieel) de macht van het chequeboekje kan hanteren, wat lang het
83
Taylor Ian, “Taiwan’s foreign policy and Africa: the limitations of dollar diplomacy”, Journal of Contemporary China, vol.11, nr.30, 2002, p.125-140.
28
enige voorrecht was van de Taiwanese regering.84 Vandaag zijn er slechts vier Afrikaanse
landen85 van de drieënvijftig die Taiwan officieel erkennen. Door China’s behoefte aan
grondstoffen om haar snel groeiende economie te handhaven, voert China toch handel met
deze landen. Dit toont aan dat China niet altijd even strikt vasthoudt aan het “één-China-
principe” en dat China’s economische motieven primeren.
3.1.4 De Verenigde Naties
De dimensie van de Verenigde Naties blijft een belangrijk onderdeel van China’s Afrika-
politiek. De Afrikaanse landen alleen representeren één derde van het lidmaatschap van de
Verenigde Naties. Bij de stemming op de Veiligheidsraad steunt China op de Afrikaanse
staten om haar bij te staan als het gaat over onderwerpen zoals mensenrechten. China
speelt aldus de “Afrika-kaart” om diplomatieke steun te verkrijgen. Bijvoorbeeld in het
verleden heeft de Verenigde Staten verschillende voorstellen gebracht tegen China met
betrekking tot haar mensenrechtensituatie. De Afrikaanse naties, die 15 van de 53 zetels
bekleden bij de Mensenrechtencommissie, hebben China geholpen bij het blokkeren van
deze voorstellen. China kon dergelijke voorstellen nooit verslagen hebben zonder de steun
van Afrika.86
Daarnaast biedt China aan de Afrikaanse landen “een diplomatiek pakket” aan door
haar dubbele status van ontwikkelingsland en grote macht om haar gewicht te laten voelen
in de internationale arena. China ziet het als haar plicht om, als enige ontwikkelingsland die
permanent lid is van de Veiligheidsraad, te spreken namens alle ontwikkelingslanden en in
het bijzonder namens de Afrikaanse staten. Door zich op te stellen als de leider van de
ontwikkelingslanden, behartigt China de belangen van de Afrikaanse en andere
ontwikkelingslanden in de Verenigde Naties.87 Dit is duidelijk te zien in een speech van
president Hu Jintao op een bijeenkomst van de VN-Veiligheidsraad in 2005:
“*…+ we should pay closer attention to African concerns and increase the Council's commitment accordingly. This meeting of ours should renew the pledges we have made to Africa, prod the Council to increase its input in Africa, listen more attentively to the concerns and propositions of African countries and take into full account their fervent wishes for peace, development and
84
Niquet Valérie, “La stratégie africaine de la Chine”, Politique Etrangère, nr.2, 2006, p.361. 85
Deze landen zijn: Burkina Faso, Democratische Republiek Sao Tomé en Principe, Swaziland en Gambia. Cfr. http://www.mofa.gov.tw. 86
He Wenping, 2007, p.26-28. 87
Aning Kwesi, Lecoutre Delphine, “China’s ventures in Africa”, African Security Review, vol.17, nr.1, 2008, p.43-44.
29
cooperation so that the African people in their hundreds of millions can truly benefit from the care and support of the international community.*…+”
88
3.2 Economie
China heeft de snelst groeiende economie in de wereld, met een jaarlijkse groei van 8
à 9%. Om deze groei te kunnen handhaven heeft China dringend nood aan natuurlijke hulp-
en energiebronnen. China ziet het Afrikaanse continent dan ook als de perfecte
handelspartner die in deze behoefte kan voorzien. De handelsomvang tussen China en Afrika
is de laatste jaren razendsnel gestegen. In 2000 bedroeg het onderlinge handelsvolume 8
miljard dollar en nam toe tot 73 miljard dollar in 2009. Dit cijfer is grotendeels het gevolg
van de groeiende Chinese import van Afrikaanse olie, maar ook de stijgende vraag naar
consumentengoederen als gevolg van het toegenomen welvaartsniveau in Afrika heeft
hierbij een belangrijke rol gespeeld.
China’s economische relatie met Afrika uit zich op drie belangrijke vlakken: China’s
zoektocht naar energiebronnen; nieuwe exportmarkten; en nieuwe
investeringsmogelijkheden voor Chinese bedrijven89. De Chinese import vanuit Afrika betreft
in de eerste plaats grondstoffen en olie, terwijl haar export voornamelijk bestaat uit
gefabriceerde goederen, zoals industriële producten, elektrische apparatuur, textiel en
huishoudelijke producten. Het is ook opvallend dat China’s voornaamste handelspartners de
Afrikaanse landen zijn met de grootste oliereserves.90
3.2.1 Zoektocht naar grondstoffen
De snel groeiende economie van China heeft nood aan een constante toevoer van
grondstoffen. China’s eigen grondstoffenproductie is niet meer voldoende om haar
groeiende economie te onderhouden. China gaat daarom in andere landen op zoek naar
leveranciers van grondstoffen. Het Afrikaanse continent heeft nog steeds een grote voorraad
aan grondstoffen en vormt dus een uitstekende handelspartner voor China. Ruwe olie en
metaalertsen domineren China’s grondstoffeninvoer. Naarmate de inkomens stijgen en
landbouwgrond schaarser wordt, zal ook China’s vraag naar landbouwproducten zoals vlees
en hout toenemen. Afrika’s aandeel in de Chinese invoer van grondstoffen is de afgelopen
88
“Statement by President Hu Jintao of China at the UN Security Council Summit”, 15 september 2005, http://www.fmprc.gov.cn/eng/wjdt/zyjh/t213089.htm. 89
In bijlage heb ik een gafiek toegevoegd met China’s import uit en investeringen naar Afrika. Bijlage 3, p.70. 90
Van de Looy Judith, de Haan Leo, “Africa and China: A Strategic Partnership?”, Strategic Analysis, vol.30, nr.3, 2006, p.564.
30
jaren tot 4 à 3% gestegen. China koopt in Afrika voornamelijk olie, metaal, hout, katoen en
landbouwproducten.91
China’s snelle economische ontwikkeling vereist enorme niveaus van energie om zijn
groei te ondersteunen. De Chinese overheid is daarom op zoek naar nieuwe leveranciers om
aan haar oliebehoefte te voldoen, om haar bronnen te diversifiëren en energiezekerheid te
bereiken.92 Het Internationaal Energie Agentschap schat dat de Chinese olie-import zal
groeien van 3.5 miljoen vaten per dag in 2006 tot 13.1 miljoen vaten in 2030. De groeiende
vraag is niet enkel een gevolg van de uitbreiding van de economie, maar ook van een
algemeen rijkere Chinese samenleving met een toenemende vraag naar
consumptiegoederen zoals auto’s en koelkasten. Er wordt geschat dat de Chinese vraag naar
olie zal stijgen met 156% tussen de jaren 2001 en 2025.93 China importeert op dit moment
ongeveer de helft van haar ruwe olie uit het Midden-Oosten, en dat percentage zal naar
verwachting groeien in de komende decennia. Toch heeft de omvang van de Chinese
energiebehoefte China gedwongen om nieuwe markten aan te boren. In Afrika, waar er
onlangs nieuwe reservoirs gevonden zijn, heeft China alle mogelijke kansen op succes
wanneer het gaat om de exploitatie van nieuwe bronnen. Afrika bezit ongeveer 8% van ’s
werelds oliereserves en 11% van de totale olieproductie in de wereld. Er wordt geschat dat
de productie zal stijgen met 6% per jaar. Volgens analisten bezit het continent nog veel
onontdekte reserves. Als gevolg daarvan probeert China haar olie-import op het continent te
verhogen. Ze krijgt nu één derde van haar olie-import uit Afrika, dit is 9% van de totale
export van het continent.94 China’s grootste leveranciers in Afrika zijn Angola, Kongo,
Equatoriaal-Guinea en Soedan, maar ontvangt ook leveringen uit Tsjaad, Nigeria, Algerije en
Gabon.95 De Afrikaanse leiders bieden goede voorwaarden aan en de meeste van de olie
wordt gevonden buiten de kust wat voordelig is voor het laden van tankers en biedt een
zekere mate van stabiliteit in de olieproductie. Hoewel deze handel in olie een positief effect
heeft op de handelsbalans, heeft het ook een aantal nadelen. De productie van olie vereist
91
Trinh Tamara, Voss Silja, Dyck Steffen, “China’s commodity hunger: implications for Africa and Latin America”, Deutsche Bank Research, 2006, p.1. 92
Shi Chunlian石春连, Wang Pubiao王普彪, “Lun goujian lianghao de Zhong Fei shiyou maoyi guanxi” 论构建
良好的中非石油贸易关系 (Het opbouwen van goede olierelaties tussen China en Afrika), Journal of the Zhongnan University of Economics and Law, nr.2, 2007, p.49. 93
Vines Alex, “China in Africa: A mixed blessing?”, Current History, vol.106, nr.700, 2007, p.214-215. 94
Hanson Stephanie, “China, Africa, and Oil”, Council on Foreign Relations, 2008, http://www.cfr.org/ publication/9557/China_africa_and_oil.html. 95
In bijlage heb ik een schema van de 5 belangrijkste olieleveranciers van China toegevoegd. Bijlage 4, p.71.
31
voornamelijk kapitaalinvesteringen en arbeiders zijn niet nodig in grote aantallen.
Bovendien, in landen waar de olie overvloedig is, neigen regeringen om zich voornamelijk te
concentreren op de renderende oliesector en verwaarlozen vaak de andere sectoren.
Eveneens wordt corruptie vermeld als een vaak voorkomend probleem. De nood aan
energiebronnen zal in de toekomst nog groter worden, waardoor het bovenvermeld
scenario steeds gangbaarder zal worden.96
China is ook een belangrijke importeur van metaalertsen zoals ijzererts, mangaan, lood
en chroom. De Chinese invoer varieert tussen 32 à 54% van de totale wereldimport. De
meeste van deze onedele metalen worden gebruikt in de productie van staal. De Chinese
staalindustrie is een snelgroeiende industrietak in China en heeft een grote behoefte aan
een stabiele toevoer van metaalertsen. China is uitgegroeid tot ’s werelds op één na
grootste staalimporteur naast de Verenigde Staten, maar de groei in de binnenlands ijzer –
en staalindustrie zal mogelijk de vraag naar metalen verder verhogen. Zuid-Afrika is China’s
belangrijkste exporteur van ijzererts en andere metaalsoorten.97
Een andere natuurlijke hulpbron dat China moet importeren vanuit Afrika ter
ondersteuning van haar eigen economische groei is hout. Tot voor kort, werd de vraag naar
hout vervuld door de binnenlandse houthakkers. Echter in 1998 overstroomde de Yangzi
rivier wat resulteerde in 2500 slachtoffers en miljarden dollars aan schade. Na deze
overstromingen verbood de Chinese regering houthakken in grote delen van China, en
begonnen ze met het beschermen van haar gezonde bossen en het herbeplanten van
bosgebieden die in het verleden waren gerooid voor de landbouw. Deze maatregelen
werden getroffen om verdere grootschalige rampen, zoals de overstromingen in 1998, te
voorkomen. Door de interne druk was China genoodzaakt om hout vanuit andere landen te
importeren en de invoer van industrieel hout is meer dan verdrievoudigd sinds 1993.98 China
importeert veel hout uit de bossen van Kameroen, Kongo, Equatoriaal-Guinea, Gabon en
Liberia. Maar in Kameroen is de export van illegale houtkap opgelopen tot 50% van de totale
uitvoer van hout, en in Kongo, Equatoriaal-Guinea en Liberia is dit cijfer gestegen tot 90%.
De houtsoorten die worden geëxporteerd worden niet aangegeven in de nationale
96
van de Looy Judith, de Haan Leo, p.564-569. 97
Trinh Tamara, Voss Silja, Dyck Steffen, 2006, p.4-5. 98
van de Looy Judith, de Haan Leo, 2006, p.564-569.
32
handelsstatistieken, waardoor het onmogelijk is om de werkelijke impact ervan vast te
stellen.99
China is ook ’s werelds grootste exporteur van textiel en kleding. Ondanks haar eigen
binnenlandse productie, moet China toch nog katoen importeren om aan de vraag van haar
textielindustrie te voldoen. Maar door de lage productiekosten in China is het moeilijk om te
voorspellen hoe de vraag naar katoen zal evolueren. De grootste exporteur van katoen naar
China is de Verenigde Staten. Maar het aandeel van de Afrikaanse landen zoals Burkina Faso,
Benin, Mali, Guinee, Nigeria, Togo en de Centraal-Afrikaanse Republiek die katoen
exporteren naar China, is toegenomen sinds midden jaren ’90.
Hoewel olie en mineralen de belangrijkste grondstoffen zijn die China invoert vanuit
Afrika, is China ook geïnteresseerd in het importeren van voedsel om haar eigen populatie te
voeden. De Chinese vraag naar landbouwgrondstoffen is de laatste jaren sterk aan het
stijgen wat het gevolg is van het hogere inkomen per hoofd en de stijgende vraag naar eiwit
en vlees.100 China’s import van landbouwproducten is sinds 2000 meer dan verdubbeld, en
zal waarschijnlijk verder stijgen in de toekomst. Door de snelle verstedelijking en het daaruit
voortvloeiende verlies van landbouwgrond, alsook bodemerosie en dreigende
watertekorten, wordt China’s landbouwsector geconfronteerd met groeiende problemen.
Het waterprobleem is het grootst in China. Ongelijke verdeling van regenval, grondwater en
oppervlaktewater zorgen voor verzilting van de grond. Woestijnen verspreiden zich
ongeveer drieduizend kilometer per jaar. Vandaar dat het telen van gewassen die veel
irrigatie nodig hebben steeds moeilijker wordt in China.101 Zelfvoorziening zal in de toekomst
voor China dan ook praktisch onhaalbaar worden, waardoor de import van
landbouwproducten waarschijnlijk nog verder zal stijgen. China investeert momenteel in de
landbouw, visserij en aanverwante secundaire productie van de Afrikaanse landen, en heeft
reeds contracten gesloten met Sierra Leone, Gabon en Namibië die de Chinese vissers
99
Buttler Tina, “Timber hungry China moves into Africa”, 20 april 2005, http://news.mongabay.com/2005/ 0420x-tina_buttler.html. 100
Hsin-Hui Hsu, Wen S. Chern, Gale Fred, “How will rising income affect the structure of food demand?”, in Gale Fred (uitg.), China’s Food and Agriculture: Issues for the 21
st Century, Agriculture Information Bulletin,
nr.775, 2005, p.10-14. 101
Brown Lester R., Halweil Brian, “China’s water shortage could shake world food security”, World Watch, 1998, p.10-18.
33
toestaan om te vissen in hun kustwateren. Daarnaast huren ze landbouwgronden in Zambia,
Tanzania en Zimbabwe.102
Door de Chinese economische groei is Afrika dus een belangrijke exporteur van
grondstoffen naar China geworden. We hebben gezien dat naast olie en mineralen, Afrika
ook hout, katoen en voedsel exporteert naar China. Hoewel deze grondstoffen ook een
zeker belang hebben voor de Chinese economie is olie toch de voornaamste grondstof die
China importeert vanuit het Afrikaanse continent. Zonder olie kan immers geen enkele
economie draaien.
3.2.2 Nieuwe exportmarkten
Afrika is niet enkel een belangrijk exporteur van grondstoffen, maar vormt ook een
belangrijke afzetmarkt voor de Chinese goederen. Hoewel de Afrikaanse markt relatief klein
is voor consumptiegoederen, was China toch in staat om een markt te vinden voor haar
goedkope goederen. Volgens een Chinese handelspecialist zijn de Chinese producten
uitermate geschikt voor de Afrikaanse markt omwille van de lage prijzen en bevredigende
kwaliteit.103
Veel van de producten worden geproduceerd in de Chinese staatsfabrieken en worden
verkocht via een groeiend netwerk van handelsposten in de Afrikaanse steden en platteland.
Het aantal Chinese handelaren in Afrika is toegenomen sinds de jaren ’60, toen de Chinezen
zich op grote schaal vestigden in Afrika. In 1949 waren er ongeveer 27 000 Chinezen in Afrika
en dit aantal is gegroeid naar 130 000 in 1999. De meeste van deze handelaren vestigden
zich in Mauritius, Madagaskar en Zuid-Afrika. Maar volgens waarnemers wordt ook het
aantal Chinezen in West-Afrika steeds groter. Deze handelaren importeren Chinese
goederen die aantrekkelijk geprijsd zijn voor de Afrikaanse markt waar de koopkracht
beperkt is. Afrikaanse ondernemers verhogen hun winstmarges door het weghalen van de
tussenschakels. Dit is het geval in bijna alle Afrikaanse landen, waardoor de Afrikaanse markt
overspoeld wordt met goedkope Chinese producten.104
Afrika vormt voor de Chinezen aldus een nieuwe en interessante markt door zijn vele
potentiële klanten voor de goedkope Chinese producten. De ingevoerde goederen betreffen
voornamelijk huishoudelijke gebruiksvoorwerpen, mechanische en elektrische producten,
102
van de Looy Judith, de Haan Leo, 2006, p.568-569. 103
Mi Yasai 米亚赛, “Fawang Feizhou” 展望非洲 (Vooruitzichten in Afrika), Jinchukou jingliren zazhi, nr.12,
2009, p.I0005. 104
van de Looy Judith, de Haan Leo, 2006, vol.30, nr.3, pp.569-572.
34
cosmetica, parfumerie, textiel en kleding. Ook focust China zijn export hoofdzakelijk op de
landen met grote populaties, bijvoorbeeld Zuid-Afrika, Nigeria, Egypte, Marokko en Algerije.
Deze vijf landen, met in Afrikaanse normen een relatief hoge koopkracht, zijn samen goed
voor 58% van de Afrikaanse import uit China.105
Eén van de belangrijkste grondstoffen die China exporteert naar Afrika is textiel, een
sector waarin ze in staat is om te concurreren met Afrika als gevolg van de lage loonkosten.
De Chinese textielexport zorgt echter ook voor heel wat bezorgdheid in Afrika. In feite
ondermijnt de export van Chinese textiel de lokale Afrikaanse productie en de groei van
Afrika’s eigen textielexport. De negatieve impact op de Afrikaanse export is het gevolg van
het einde van het “Multi Vezel Akkoord” (MFA)106, die landen zoals de Verenigde Staten
toeliet om quota’s te plaatsen op de kleding – en textielimport van bepaalde landen. Onder
dit systeem heeft de Verenigde Staten lang quota’s geplaatst op China. In 2000 hebben de
Verenigde Staten en 48 Afrikaanse staten het “Afrikaanse Groei en Opportuniteitsverdrag
(AGOA)”107 opgesteld, dat de Afrikaanse staten volledige toegang verschafte aan de
Amerikaanse markt.108 Textiel werd één van de snelst groeiende exportindustrieën onder
AGOA, met snel groeiende industrieën in Lesotho, Swaziland, Ghana, Oeganda, Kenia, en in
het bijzonder in Zuid-Afrika. Chinese investeerders richtten fabrieken op in Lesotho en
Swaziland om te profiteren van de AGOA overeenkomst en kregen hierdoor belastingvrije
toegang tot de Amerikaanse markten. Op deze manier kon China de Amerikaanse en
Europese quota’s op textiel vermijden. Wanneer de MFB op 1 januari 2005 werd beëindigd,
besloot China om de fabrieken te sluiten en liet duizenden mensen werkloos achter. Alsook
105
van de Looy Judith, de Haan Leo, p.569-572. 106
Het “Multi Vezel Akkoord” (MFA) werd ontworpen om quota’s op te stellen op het niveau van textiel – en kledinginvoer van ‘ontwikkelingslanden’ naar ‘ontwikkelde landen’, voornamelijk om de bedrijven in de geïndustrialiseerde landen te beschermen. Want ontwikkelingslanden hebben op gebied van textielproductie meer voordelen omwille van hun lage loonkosten. Ook regelde het MFA het niveau van markttoegang voor de invoer uit ontwikkelingslanden, sommige zeer arme landen verkregen zelfs belastingvrije markttoegang. Cfr. Koekkoek K.A., Mennes L.B.M., “Some Potential Effects of Liberalizing the Multi Fibre Arrangement”, in Mennes L. B. M., Kol Jacob (uitgs.), European Trade Policies and the Developing World, Londen: Routledge, 1987, p.197-224. 107
De “African Growth and Opportunity Act” werd in mei 2000 door het Amerikaans congres goedgekeurd. Het doel van deze regelgeving was om de economieën van Subsahara – Afrika te ondersteunen en om de economische relatie tussen de Verenigde Staten en Afrika te verbeteren. Cfr. Office of the United States Trade Representative, African Growth and Opportunity Act: an implementation guide, New York: Nova Publishers, 2006. 108
Morris Mike, “China’s Dominance of Global Clothing and Textiles: Is preferential Trade Access an Answer for Sub-Saharan Africa?”, IDS Bulletin, vol.37, nr.1, 2006, p.89-97.
35
konden de Afrikaanse exporteurs de concurrentie niet meer aan met China. De productie is
immers veel goedkoper in China zelf en dus ook meer winstgevend.109
3.2.3 Nieuwe investeringsmogelijkheden
Buitenlandse directe investeringen (BDI) in Afrika kennen tegenwoordig een erg snelle
groei. Tussen 2004 en 2006 is de BDI naar het continent verdubbeld, en bereikte 35.5 miljard
dollar in 2006. Maar deze groei is niet gelijk verdeeld onder de investeerders. Terwijl het
grootste BDI – aandeel in Afrika afkomstig is van Europa, de Verenigde Staten en Zuid-Afrika,
ontwikkelden de Aziatische landen zich de laatste jaren tot krachtige investeerders op het
continent. Hoewel op globale schaal China’s buitenlandse investeringen nog steeds klein zijn,
worden ze alsmaar belangrijker voor de Afrikaanse economieën. Vandaag staat China op de
vierde plaats onder de Aziatische investeerders in Afrika in termen van BDI – aandeel (na
Singapore, India, en Maleisië). Hoewel de Chinese investeringen in de oliesector de grootste
aandacht verkrijgen, stijgen China’s investeringen in alle sectoren van de economie.110
De huidige groei van Chinese investeringen in Afrika is pas in 2001 op gang gekomen,
wanneer China toetrad tot de Wereldhandelsorganisatie en tegelijkertijd een wet uitbracht
die Chinese bedrijven aanmoedigde om te investeren in het buitenland.111 Chinese
buitenlandse investeringen waren bijna onbestaand tot aan Deng Xiaoping’s hervormingen
van de late jaren ’70. Overzeese investeringen dienden enkel als onderdeel van staat
gesponsorde ontwikkelingsbijstand of hadden de bedoeling om handel te faciliteren. Als
gevolg van het veranderende politieke discours in China tegenover de wereld, stond de
Chinese overheid in augustus 1979 aan enkele staatsondernemingen toe om overzee te
investeren. Deze politieke verandering werd het startpunt voor de groeiende Chinese
investeringen, en samen met de economische groei van de laatste drie decennia zorgde het
voor een basis voor zowel de opkomst als de groei van Chinese BDI.112
Maar de hervormingen hebben echter niet direct geleid tot een groei in BDI. Chinese
investeringen waren voor vele jaren een onbeduidende buitenlandse economische activiteit.
Enkel vanaf midden jaren ’80, wanneer de overheid begon met een liberalisatieproces,
startte de groei van de Chinese BDI. Hoewel enkele Chinese investeringen plaatsvonden in
109
Lyman Princeton, “China’s rising role in Africa”, presentation to the US-China Commission, 21 juli 2005. 110
Kragelund Peter, “Knocking on a Wide-open Door: Chinese Investments in Africa”, Review of African Political Economy, vol.36, nr.122, 2009, p.481-483. 111
Kragelund Peter, 2009, p.482-483. 112
Kragelund Peter, 2009, p.485-486.
36
de jaren ‘90, was de determinerende factor voor hun groeiende wereldwijde belang het
zogenaamde “Ga naar buiten beleid” 走出去战略 (zou chuqu zhanlüe) geïmplementeerd
door de Chinese overheid in 2001 om Chinese ondernemingen te transformeren in
internationale competitieve spelers.113 Dit beleid maakt procedures meer BDI-vriendelijk.
Het gaf aan bepaalde bedrijven belastingvoordelen, goedkope leningen, indirecte subsidies
en verschillende types van steun van Chinese staatinstituties.114 Dit beleid heeft ervoor
gezorgd dat heel veel Chinese bedrijven, zowel staatsbedrijven als private ondernemingen,
begonnen te investeren en zich te vestigen in Afrika. De spreiding van Chinese bedrijven in
Afrika werd aldus mogelijk gemaakt door de steun en begeleiding van de Chinese staat.
Zowel staats - als private bedrijven hebben geprofiteerd van dit “Ga naar buiten beleid”.
Ongeacht de eigenaar structuur, zijn deze bedrijven de instrumenten van China’s
buitenlands beleid. De overheid speelt een centrale rol in het bepalen van de
investeringsactiviteiten van de ondernemingen. Dit komt omdat hun transnationale
activiteiten toegang verlenen tot de natuurlijke hulpbronnen en tot nieuwe markten. China’s
“Ga naar buiten beleid” is echter niet de enige manier waarmee de Chinese staat zijn
ondernemingen steunt. China heeft een hele reeks van initiatieven in beweging gebracht om
Chinese bedrijven te overtuigen en te steunen om te investeren in Afrika. De Chinese
overheid moedigt aldus de Chinese bedrijven aan om te investeren in Afrika en zal verder
leningen en kredieten verstrekken.115
Chinese bedrijven zijn geïnteresseerd in Afrika omwille van de overvloed aan
natuurlijke hulpbronnen, de enorme ongerepte markten, het gebrek aan concurrenten en de
mogelijkheid om te internationaliseren. In 2004 waren bijna 700 Chinese bedrijven actief in
49 Afrikaanse landen. Chinese staatsbedrijven investeren voornamelijk in olie, mijnen,
visserij, landbouw, hout, edele metalen en infrastructuur, evenals in sectoren die het
Westen heeft verwaarloosd omdat ze minder winstgevend zijn, zoals bijvoorbeeld
investeringen in de Zambiaanse kopermijnen.116 Ook hebben Chinese bedrijven geprofiteerd
van het feit dat een aantal grondstofrijke Afrikaanse landen werden vermeden door
113
Bellabona Poala, Spigarelli Francesca, “Moving from Open Door to Go Global: China goes on the world stage”, International Journal of Chinese Culture and Management, vol.1, nr.1, 2007, p.93-107. 114
Ren Lixiang 任立湘, “Zou chuqu zhanlüe” 走出去”战略 (De ga buiten – strategie), Fendou, nr.5, 2001, p.44. 115
Chan Sarah, “China’s Outward Direct Investment: Expanding Worldwide”, China: An International Journal, vol.1, nr.2, 2003, p.273-301. 116
Haglund Dan, “Regulating FDI in weak African states: a case study of Chinese copper mining in Zambia”, J. of Modern African Studies, vol.46, nr.4, 2008, p.547-575.
37
Westerse investeerders als gevolg van politieke instabiliteit en slecht bestuur. In 2004 waren
de Chinese investeringen in Afrika goed voor meer dan 900 miljoen dollar. Dit is ongeveer
6% van de totale investeringen in Afrika. Niet verrassend is dat China investeert in de
Afrikaanse landen waarvan ze haar natuurlijke hulpbronnen heeft. In 2004 waren olie-
exporterende landen zoals Algerije, Libië, Nigeria en Soedan goed voor 54% van de totale
Chinese investeringen. Andere landen die ook een relatief groot aandeel verkregen waren
Ethiopië, Botswana en Zambia.117
3.3 Hulpverlening
China is een belangrijke bron van hulpverlening voor het Afrikaanse continent. De
Chinese ontwikkelingshulp helpt de Afrikaanse staten met het opbouwen van de
noodzakelijke infrastructuur. Infrastructuur vormt namelijk een noodzakelijke voorwaarde
voor succesvolle economische ontwikkeling.118
China weigert de label van “donor” en beschouwt haar hulpverlening als wederzijdse
assistentie tussen Zuidelijke landen. China presenteert zichzelf als het grootste
ontwikkelingsland die de andere ontwikkelingslanden, en in het bijzonder de Afrikaanse
staten, steunt in de ontwikkeling van hun land. Haar solidariteit met Afrika is gebaseerd op
een gedeeld gevoel van onderdrukking door de Westerse machten in de 19de en 20ste eeuw.
Op basis van deze gemeenschappelijke ervaringen is China ervan overtuigd dat ze
gemakkelijker kan meeleven met de Afrikaanse aspiraties dan de westerse landen. Naast
hun politieke en historische legitimiteit, kunnen de Chinezen verwijzen naar hun economisch
succes: tussen 1978 en 2007 zorgde hun economische groei voor een verhoging van het
inkomen per hoofd met een factor 7 en een vermindering van het aantal mensen dat leeft
met minder dan één dollar per dag met 500 miljoen. Ondanks haar spectaculaire groei
kampt China nog steeds met ontwikkelingsproblemen. China is zelf nog steeds een ODA119
begunstigde, en is daarom meer gevoelig voor de verwachtingen van de Afrikaanse landen
dan de westerse donoren.120
117
van de Looy Judith, de Haan Leo, 2006, p.572-573. 118 van Dijk Meine Pieter, “Introduction: objectives of and instruments for China’s new presence in Africa”, in
van Dijk Meine Pieter (uitg.), The New Presence of China in Africa, Amsterdam University Press, 2009, p.15. 119
ODA staat voor officiële ontwikkelingshulp, dit is de overdracht van leningen en giften van overheden naar ontwikkelingslanden. Het zijn alle overheidstransacties die tot doel hebben rechtstreeks de economische en sociale ontwikkeling en de welvaart in de ontwikkelingslanden te bevorderen. Cfr. http://stats.oecd.org /glossary/detail.asp?ID=6043. 120
Chaponnière Jean-Raphaël, “Chinese aid to Africa, origins, forms and issues”, in van Dijk Meine Pieter (uitg.),
The New Presence of China in Africa, Amsterdam: Amsterdam University Press, 2009, p.60-67.
38
3.3.1 Gebrek aan officiële statistieken
De meeste donors publiceren data, in vele gevallen zelfs gedetailleerde data, over hun
hulpverlening. China daarentegen verschaft geen officiële statistische gegevens. China’s
gebrek aan transparantie is niet de enige reden voor deze attitude. Ten eerste, de overheid
wordt geconfronteerd met een echt probleem: om haar statistieken te centraliseren, moet
ze de weerstand van een verzuilde overheid overwinnen waarbij hulpverlening geregeld
wordt door verschillende ministeries, alsook door de provincies en steden. Ten tweede, de
Chinese overheid vreest dat dergelijke statistieken binnenlands verzet tegen hulpverlening
zouden uitlokken. Waarom zou de Chinese overheid hulp bieden aan buitenlandse landen in
plaats van aan hun eigen provincies? Niet alleen zijn de westelijke provincies van China
armer dan de kustprovincies, maar tot 2005 heeft de centrale overheid de situatie van de
provincies verergerd door het terugtrekken van de sociale sectoren en het verlaten van de
provincies die nu zelf moeten instaan voor de dekking van de uitgaven voor onderwijs en
gezondheidszorg. De provincies krijgen steeds meer verantwoordelijkheid, wat gunstig is
voor de rijkere kustprovincies maar nadelig is voor de armere provincies. In een land waar
het maatschappelijke middenveld steeds meer een actieve rol speelt, zou de overheid dus
terughoudend kunnen zijn om gegevens over steun te publiceren. Ten slotte, wil de Chinese
overheid de publicatie van statistieken vermijden die de steun per begunstigd land aangeeft,
omdat dit ongelijke behandeling zou onthullen en vragen zou kunnen oproepen bij de
hulpontvangende landen.121
3.3.2 De instrumenten van China’s hulpverlening
Tot 1995 verleende China enkel hulp in de vorm van subsidies (voornamelijk voor
gezondheidszorg en onderwijs) en renteloze leningen voor constructiewerken. Sindsdien
verstrekt ze ook leningen aan concessionele voorwaarden. De renteloze leningen en
concessionele hulp hebben ervoor gezorgd dat China regelmatig schuldverlichting toeliet.
Chinese hulpverlening gebeurt dus in de vorm van subsidies, renteloze en concessionele
leningen, en schuldverlichting.122
121
Chaponnière Jean-Raphaël, 2009, p.60-67. 122
Reisen Helmut, “Is China Actually Helping Improve Debt Sustainability in Africa?”, G – 24 Policy Brief, nr.9, 2007, p.1-2.
39
3.3.2.1 Renteloze en Concessionele leningen
China’s steun aan Afrika wordt gedomineerd door concessionele leningen en
exportkredieten via het ministerie van Handel 商务部 (Shangwu bu) 123 en de Chinese EXIM
bank 中国进出口银行 (Zhongguo jinchukou yinhang)124. De leningen van de Volksrepubliek
China aan Afrika, die naar verluidt jaarlijks met 35% toegenomen zijn tussen 2001 en 2005,
zijn voornamelijk gebruikt om infrastructurele projecten te financieren in meer dan 35
Afrikaanse landen. Afrika rapporteerde dat tussen 2002 en 2007 de totale waarde van
China’s hulp aan Afrika 33 miljard dollar bedroeg, waarvan 54% in verband stond met
infrastructuur en openbare werken, 28.5% te maken had met de ontginning of productie van
natuurlijke hulpbronnen en 2.5% ging naar humanitaire activiteiten, technische en militaire
bijstand (15% was niet gespecificeerd). In vele gevallen, en voornamelijk wanneer het
ontvangende land niet kredietwaardig is, kunnen leningen terugbetaald worden in natura
(olie of grondstoffen).125
Een belangrijke speler voor het verstrekken van leningen aan de Afrikaanse staten is de
Chinese EXIM Bank. Deze bank heeft op zijn minst 6.5 miljard dollar aan leningen
goedgekeurd voor Afrika, waarvan de meeste voor infrastructuurinvesteringen dienden. De
leningen van deze bank zijn vaak onderdeel van grotere samenwerkingsverbanden tussen
China en Afrikaanse landen, waaronder handelsovereenkomsten, uitvoer van wapens,
uitwisseling van studenten en de aanwezigheid van vredestroepen.126 Projecten die
123
Het Ministerie van handel van de Volksrepubliek China, voorheen het Ministerie van Buitenlandse Handel en
Economische Samenwerking对外贸易 经济 合作 部(dui wai maoyi jingji hezuo bu), is een uitvoerend orgaan van de Chinese regering. Zij is verantwoordelijk voor het formuleren van het beleid inzake buitenlandse handel, export en import, directe buitenlandse investeringen, consumentenbescherming, concurrentie op de markt en onderhandelingen over bilaterale en multilaterale handelsovereenkomsten. De huidige minister van handel is
Chen Deming 陈德铭. Cfr. http://english.mofcom.gov.cn/. 124
De Chinese Export-Import Bank werd opgericht in 1994. Deze bank staat onder de directe leiding van de Chinese regering. China EXIM bank is een overheidsbank die dezelfde internationale ratings geniet als China’s soevereine ratings. Het hoofdkantoor is gevestigd in Beijing. Als een belangrijke kracht in de bevordering van buitenlandse handel en economie, alsook als een belangrijk onderdeel van het financiële systeem, heeft de EXIM bank opgetreden als een belangrijk kanaal voor de financiering van Chinese import, export, bouwcontracten, en overzeese investeringen. Ondertussen is de bank ook een belangrijke doorlening bank van buitenlandse overheidsleningen en de enige bank voor China’s concessionele leningen. Hierdoor speelt ze een grotere rol in het bevorderen van ontwikkeling van China’s exportgerichte economie. Cfr. http://english.eximbank.gov.cn/profile/intro.html. 125
Lum T., Fischer H., Granger J.G., Leland A., “China’s Foreign Aid Activities in Africa, Latin America and South-East Asia”, United States Congressional Research Service report for Congress, 2009, p.11. 126
Bosshard Peter, “China’s Role in Financing African Infrastructure”, International Rivers Network, 2007, http://www.internationalrivers.org/files/ChinaEximBankAfrica.pdf.
40
ondersteund worden door dergelijke zachte leningen moeten worden goedgekeurd door het
Chinese Ministerie van Handel en door de ontvangende overheid. Volgens de Chinese EXIM
Bank worden deze concessionele leningen voornamelijk gebruikt om elektronische
producten, apparatuur, hightech producten, diensten en materialen uit China te kopen. De
rol die het Ministerie van Handel speelt bij de goedkeuring van concessionele leningen geeft
aan dat commerciële belangen een belangrijke motivatie zijn voor China’s buitenlandse
hulpbeleid. Volgens de regels van de EXIM Bank moet ten minste 50% van de materialen
afkomstig zijn uit China. Door het verstrekken van deze leningen zorgt China aldus voor
economische verbintenissen met de hulpontvangende landen. De Afrikaanse regering dient
een verzoek in bij deze bank. Na een evaluatie door het Chinese Ministerie van Handel
tekent de regering een raamovereenkomst. Na de uitvoering van het overeengekomen
project geven de Chinese bedrijven hun facturen aan de projecteigenaar, die ze op zijn beurt
doorgeeft via zijn overheid aan de EXIM Bank voor betaling. De Afrikaanse regeringen
betalen vervolgens de interest en de hoofdsom af aan de EXIM Bank. Deze
financieringsprocedure probeert corruptieproblemen te beperken.127 Daarnaast biedt de
EXIM Bank ook financieringspakketten aan voor infrastructuurontwikkeling, het zogenaamde
“Angola model”. In dergelijk pakket, stelt de Chinese overheid een Chinees bouwbedrijf aan
om infrastructuurprojecten te ondernemen die gefinancierd worden door de EXIM Bank. In
ruil geeft de Afrikaanse regering een Chinees mijnbouw – of oliebedrijf de toestemming om
natuurlijke hulpbronnen te ontginnen (ofwel door het aanbieden van aandelen in een
nationaal bedrijf of door het geven van mijnbouwvergunningen). De opbrengsten van de
mijnbouw zullen eerst de investeringen vergoeden en later de infrastructuur gerelateerde
lening. Door uitvoering van deze regeling dekt de EXIM Bank het soevereiniteitsrisico van het
land.128
3.3.2.2 Subsidies en technische bijstand
Subsidies die toegekend worden door de Chinese regering worden vaak uitbetaald in
natura door middel van diverse projecten zoals ze door het hulpontvangende land
aangevraagd worden. De Chinese regering geeft voorkeur aan dergelijke subsidies. Dit is niet
te verwonderen als we de vroegere cash uitbetalingen door de traditionele donoren aan
127
Moss Todd, Rose Sarah, “China ExIm Bank and Africa: New Lending, New Challenges”, Centre for Global Development Notes, 2006. 128
Foster Vivien, Butterfield William, Chen Chuan, “Building bridges: China’s growing role as infrastructure financier for Sub-Saharan Africa”, Trends and Policy Option Series, World Bank Publications, nr.5, 2009, p.55.
41
Afrika nagaan. Vaak werden de gelden niet gebruikt voor wat ze bedoeld waren. In Zambia
bijvoorbeeld kregen de subsidies de vorm van kantoorapparatuur en drukpers. Zimbabwe
heeft landbouwmachines en irrigatieapparatuur ontvangen, en in Ghana heeft China
bijstand verleend voor de opleiding van ambtenaren en militaire hulp. China verleent ook
technische bijstand aan het Afrikaanse continent. Er is een regelmatige instroom van
Chinese leraren, medisch personeel, en agrarische deskundigen naar Afrika. Technische
bijstand uit China komt vaak voor in de vorm van kant en klare joint ventures die zorgen
voor een versterking van de relatie en voor verdere samenwerking.129
De achterliggende redenering is gebaseerd op het idee dat wanneer een Afrikaans land
hulp nodig heeft en het project kan identificeren waarvoor ze de steun nodig heeft, het
eenvoudiger is voor de hulpverlener om gewoon het project te leveren in plaats van alleen
de overdracht van gelden. Dit voorkomt de mogelijkheid dat een corrupt land de gelden
achterhoudt, en geeft aan de hulpverlener controle over de aanbestedingsprocedure en de
kwaliteit van het geleverde project.130
De landen die de meeste van deze ‘gelden’ ontvangen zijn Angola, Equatoriaal-Guinea,
Gabon, Republiek Kongo en Nigeria. Het is opmerkelijk dat al deze landen olieproducerende
of andere grondstofexporterende landen zijn.131
3.3.2.3 Schuldverlichting
Schuldverlichting is een andere vorm van hulpverlening waarmee China nauwe banden
probeert te ontwikkelen met de Afrikaanse staten. Op het FOCAC in 2009 kondigde premier
Wen Jiabao aan dat China alle renteloze staatsleningen van de armste en minst ontwikkelde
landen zal annuleren tegen het einde van 2009. Het exacte bedrag van de bilaterale schuld
die daadwerkelijk is geannuleerd tot op heden is moeilijk te benaderen door het gebrek aan
officiële statistieken (zie paragraaf 3.3.1). Volgens het Internationale Monetaire Fonds heeft
China sinds de oprichting van het FOCAC meer dan 1.3 miljard dollar aan schulden
vergeven.132 Voornamelijk zijn het de minst ontwikkelde landen die profiteren van deze
Chinese vrijgevigheid, zoals de Democratische Republiek Kongo, Ethiopië, Mali, Senegal,
129
McCormick Dorothy, “China & India as Africa’s New Donors: The Impact of Aid on Development”, Review of African Political Economy, vol.35, nr.15, 2008, p.73-92. 130
Davies Martyn, Edinger Hannah, Tay Natasya, Naidu Sanusha, “How China delivers development assistance to Africa”, Research paper for the Department for International Development, University of Stellenbosch: Centre for Chinese Studies, 2008, p.11. 131
van Dijk Meine Pieter, 2009, p.15-17. 132
Wang Jian-Ye, Bio-Tchané Abdoulaye, “Africa’s Burgeoning Ties with China”, Finance and Development, vol.45, nr.1, 2008, p.5.
42
Togo, Rwanda, Guinee en Oeganda. China’s schuldverlichting betreft voornamelijk de
annulering van renteloze leningen en in mindere mate de afschrijving van concessionele
leningen.133
De Volksrepubliek China is dus een belangrijke bron van hulpverlening voor het
Afrikaanse continent. Het is opvallend dat de meeste Afrikaanse landen die steun ontvangen
van China landen zijn met grote oliereserves en met grote voorraden grondstoffen. China’s
steun aan Afrika is sterk verbonden met haar economische belang in Afrika. China probeert
dus via haar hulpverlening de economische samenwerkingsrelaties met de Afrikaanse staten
te versterken en zo een betere toegang te verkrijgen tot de grondstoffen van het Afrikaanse
continent.
133
Davies Martyn, Edinger Hannah, Tay Natasya, Naidu Sanusha, 2008, p.11-12.
43
4. Verschillende stemmen over China’s Afrika-politiek
4.1 Westerse kritiek: China’s Afrika-politiek een vorm van neokolonialisme?
De samenwerking tussen China en Afrika krijgt in de internationale gemeenschap
steeds meer aandacht. Het Westen maakt zich zorgen over de groeiende Chinese
aanwezigheid op het Afrikaanse continent en uit veel kritiek over China’s Afrika-beleid.
Sommige westerlingen spreken zelfs in verband met de Afrika-politiek van China over
“Neokolonialisme”134. Bijvoorbeeld de voormalig Britse Minister van Buitenlandse Zaken Jack
Straw135 zei tijdens zijn bezoek aan Nigeria in 2006 dat de Chinese activiteiten in Afrika niet
zo verschillend zijn met de acties die Groot-Brittannië 150 jaar geleden heeft gevoerd. Hij
beschouwt China als één van de tien grote uitdagingen136 waarmee Afrika in de komende
jaren zal worden geconfronteerd. China is volgens hem een nieuwe koloniale macht die de
Afrikaanse landen gebruikt om toegang te krijgen tot Afrikaanse grondstoffen, en hierbij
geen rekening houdt met democratie, goed bestuur en mensenrechten.137 China zou dus
enkel eigen politieke en economische belangen nastreven en zou geen rekening houden met
de belangen van het Afrikaanse volk.
De meeste zorgen over de Sino-Afrikaanse betrekkingen concentreren zich op China’s
non-interventie beleid. Dit beleid zou volgens het Westen ondemocratische en repressieve
regimes versterken en ondersteunen, en zou de strijd tegen corruptie en voor goed bestuur
ondermijnen. Doordat China hulp verleent zonder bijkomende condities, zou China de
inspanningen van het Westen om goed bestuur, mensenrechten en democratie in de
Afrikaanse landen te bevorderen ondermijnen.138 “Human Rights Watch”139 beweert dat
134
Neokolonialisme is een term die gebruikt wordt om een beleid te beschrijven waarbij een ontwikkeld land economische en politieke middelen gebruikt om haar invloed te laten gelden in de onderontwikkelde landen of gebieden. Met ander woorden politieke controle door een externe macht over een land dat in theorie soeverein en onafhankelijk is, in het bijzonder door de dominantie van haar economie. Cfr. http://www. tititudorancea.com/z/neocolonialism.htm. 135
John Whitaker Straw, beter bekend als Jack Straw, is een politicus van de Britse Labour Party. Hij diende tot 2010 als minister van justitie en was eerder minister van binnenlandse zaken, minister van buitenlandse zaken en voorzitter van het Lagerhuis. Cfr. http://www.jackstrawmp.org.uk. 136
De tien grote uitdagingen waarmee Afrika in de komende jaren volgens Jack Straw zal geconfronteerd worden zijn: armoede, goed bestuur, vrede, strijd tegen terrorisme, emigratie, criminaliteit, drugs, energiezekerheid, klimaatverandering (het behoud van bossen), Islam, en China. Cfr. Straw Jack, “Dix grands enjeux pour les pays africains”, Le Monde, 23 februari 2006. 137
Straw Jack, 2006. 138
Taylor Ian, “Sino-African Relations and the Problem of Human Rights”, African Affairs, vol.107, nr.426, 2008, p.63-65. 139
Human Rights Watch is één van de grootste onafhankelijke organisaties in de wereld die gewijd is aan de verdediging en bescherming van de mensenrechten. Ze strijdt voor meer rechtvaardigheid en veiligheid voor
44
China’s Afrika-beleid niet alleen een deel van Afrika’s slechtste mensenrechtenmisbruikers
overeind houdt, maar ook de inspanningen van andere Afrikaanse leiders om meer respect
voor de mensenrechten te bevorderen verzwakt. 140 Ook “Amnesty International” heeft
betoogd dat China een nadelig effect heeft op de mensenrechten in de Afrikaanse landen.
China zou door het omgaan met repressieve regimes en door voorkeur te geven aan
commerciële en economische belangen in plaats van aan mensenrechten het voor deze
regimes mogelijk maken om aan middelen te geraken die ze anders niet zo gemakkelijk
zouden kunnen verkrijgen.141
China’s opvatting dat de soevereiniteit van een land niet mag aangetast worden, en
dat men zich dus niet mag inmengen in het binnenlands beleid van een andere staat is heel
aantrekkelijk voor de Afrikaanse landen. Veel Afrikaanse leiders zijn aan de macht gekomen
door staatsgrepen en kunnen hun macht enkel behouden door het gebruik van geweld.
Sommige Afrikaanse staatshoofden steunen dus op controle en patronage eerder dan op het
opbouwen van een democratische en stabiele staat. Ook is despotisme onlosmakelijk
verbonden aan het vergaren van rijkdom. Patrimoniale macht kan enkel in stand gehouden
worden door middel van toe-eigening van staatsmiddelen. Dictators hebben middelen nodig
om hun machtspositie te behouden en om politieke bondgenoten te verzamelen. Dergelijke
leiders beschouwen China dus als een interessant alternatief voor het Westen. China legt
immers geen voorwaarden op voor haar steun in tegenstelling tot de Westerse landen die
enkel steun geven als de landen zich inzetten voor het bevorderen van democratie, goed
bestuur en mensenrechten. De Afrikaanse staten zijn dus meer geneigd om samen te werken
met China dan met de Westerse landen, omdat ze op die manier sancties die opgelegd zijn
door de internationale gemeenschap kunnen ontlopen.142 In tegenstelling tot het Westen is
China dus een partner dat zich niet inmengt in hun beleid en een discours biedt rond
mensenrechten en soevereiniteit die patrimoniale leiders kunnen omarmen als een middel
om hun eigen macht te legitimeren en Westerse inmenging af te weren. Op vlak van
mensenrechten bekritiseert het Westen voornamelijk China’s relatie met Soedan, Zimbabwe
de mensen over de hele wereld. Ze is opgericht in 1978 en heeft haar hoofdzetel in New York. Cfr. http:// www.hrw.org/en/about. 140
Human Rights Watch, “China-Africa Summit: Focus on Human Rights, Not Just Trade: Chinese Leadership Should Pressure Sudan, Zimbabwe on Human Rights”, New York, 2006, http://www.hrw.org/en/ news/2006/11/01/china-africa-summit-focus-human-rights-not-just-trade. 141
“China and Africa: For better or for worse?”, Integrated Regional Information Networks, 27 juni 2006, http://www.speroforum.com/a/4194/China-and-Africa-For-better-or-for-worse. 142
He Qinglian, “The Sino-African Cooperation Against Human Rights”, China Rights Forum, nr.1, 2007, p.41-42.
45
en Angola. Het Westen gelooft dat China door haar samenwerking met deze landen ook
deze dictatorlanden steunt.143
Een andere belangrijke vorm van kritiek is dat China Afrika binnentreedt om de
Afrikaanse grondstoffen te plunderen. Men gaat ervan uit dat dit samengaat met de
continue groei van de Chinese economie en met China’s grote behoefte aan energiebronnen
om haar binnenlandse vraag te kunnen bevredigen. China investeert dus voortdurend in
Afrika omwille van haar nood aan natuurlijke hulpbronnen zoals olie, metalen, enz.
Bovendien zou China bij het ontginnen van de natuurlijke hulpbronnen de bescherming van
het lokale milieu en de bescherming van de fundamentele rechten en voorrechten van de
lokale bevolking negeren. Daarnaast is er ook een grote bezorgdheid over de impact van de
Chinese export naar Afrika op de lokale producenten en handelaren, evenals over de
kwaliteit ervan. China wordt ervan beticht dat ze de Afrikaanse markt bezet met haar
goedkope goederen. Het betreft hier voornamelijk een grote groei van textielexport naar de
Afrikaanse landen. Dit tastte de ontwikkeling van de lokale spin – en weefbedrijven ernstig
aan, veroorzaakte het faillissement van een groot aantal lokale ondernemingen, leidde tot
werkloosheid en vormde een bedreiging voor de soevereiniteit van de lokale economie.144
Bovendien is er tussen China en Afrika een groot handelsdeficit ontstaan. China importeert
niet alleen grondstoffen uit Afrika om haar eigen economie te handhaven, maar exporteert
ook veel afgewerkte producten naar de Afrikaanse markten.145 Gezien het feit dat China’s
import afkomstig is uit zeer weinig Afrikaanse landen (vijf Afrikaanse landen zijn goed voor
meer dan 75% van de totale invoer uit Afrika in 2005) en omdat de Afrikaanse bedrijven in
China echter geen markt vinden voor hun consumptiegoederen, lopen de meeste Afrikaanse
landen een tekort op de handelsbalans met China. Afrika’s import uit China groeit dus sneller
dan zijn export, waardoor de handel tussen beide partijen niet evenwichtig verloopt. China’s
exportgerichte economie heeft dus een grote impact gehad op Afrika’s handelsdeficit met
China.146
143
Breslin Shaun, Taylor Ian, “Explaining the Rise of ‘Human Rights’ in Analyses of Sino-African Relations”, Review of African Political Economy, vol.35, nr.115, 2008, p.11-15. 144
Sun Yongsheng, Sun Jingxin, 2010, p.45-46. 145
Kaplinsky Raphael, McCormick Dorothy, Morris Mike, “The Impact of China on Sub-Saharan Africa”, Institute of Development Studies Working Paper, nr.291, 2007, p.290. 146
Gu Jing, Humphrey John, “The Impact of Africa on China”, African Economic Research Consortium Working Paper No.ADWP-05, 2007, p.8.
46
Verder worden de Chinese ondernemingen bekritiseerd omdat ze hun eigen arbeiders
gebruiken in gebieden waar werkloosheid reeds hoog is. De migratie van Chinese arbeiders
zal de hoge werkloosheidsgraad in de Afrikaanse landen verslechteren en zal de lokale
arbeidsmarkt ondermijnen. Dit staat in contrast met de Westerse investeerders die enkel
managers en ingenieurs hebben meegebracht en die in plaats van eigen mankracht
hoofdzakelijk lokale arbeiders hebben aangenomen.147 De Chinese bedrijven nemen liever
hun eigen personeel mee. Ze spreken dezelfde taal, hebben dezelfde cultuur, dezelfde
gewoontes en zijn dus gemakkelijker om met samen te werken. De Chinese ondernemingen
nemen hun eigen arbeidsmentaliteit en werkwijzen mee uit China, en negeren de lokale
gewoontes en methodes.148 Bovendien discrimineren zij openlijk de Afrikaanse arbeiders en
gedragen ze zich zeer vijandig tegen vakbonden en organisaties die zich inzetten voor de
rechten van de werknemer.149 He Jianping, een legendarische Chinese zakenman die zijn
fortuin maakte in Mozambique waarschuwde zijn Chinese collega’s:
“*…+ For example in the world’s one of the least developed African country, Mozambique, laborers law stipulates when the enterprise employs the staff of local residents surpassing 50 people, the staff has the power to establish the trade union. The legal protects labor union has the right to organize strikes, and regards "the right" as "the general right (basic power to participate work)". In this country, we often see because many Chinese capitals enterprises had not dealt well with the relations between laborers and employers, the strike and the demonstration had been bred, even the blood conflict, finally makes mutually wounded. Because some Chinese enterprises at the beginning of entering Africa insufficiently understood local laborers law, so as to hold negative attitude towards employees’ behavior of request for the organization of trade union, caused the workers stroke, the enterprises’ production suspended, and incidents are unceasing, the moment talking about African investment experiences, many Chinese entrepreneurs have "troublesome" feeling.*…+”
150
Zijn punt kan worden gevalideerd door een incident in Zambia op 15 oktober 2010,
toen Afrikaanse arbeiders in een Chinese kopermijn in Afrika in staking gingen, en een hoger
loon en betere werkomstandigheden eisten. De staking veranderde in een rel. Lokale media
meldden dat een Chinese manager op de menigte had geschoten en slachtoffers had
147
Thorborg Marina, “Business as Usual or Yellow Man’s Burden Chinese Labour and Development Policies in Africa”, paper presented at the 12
th EADI General Conference Global Governance for Sustainable Development:
The Need for Policy Coherence and New Partnerships, 2008, p.2, http://www.eadi.org/fileadmin/Documents/ Events/General_Conference/2008/paper_Thorborg.pdf. 148
Taylor Ian, “China’s relations with Nigeria”, The Round Table: The Commonwealth Journal of International Affairs, vol.96, nr.392, 2007, p.631-645. 149
Mohan Giles, Kale Dinar, “The invisible hand of South-South globalization: Chinese migrants in Africa”, unpublished Report for the Rockefeller Foundation prepared by The Development Policy and Practice Department, 2007, p.17. 150
He Jianping, “African Investment Experience Discussion”, TCDC UPDATE, nr.1, 2006, http://en.ecdc.net.cn/ events/tcdc0601/en/tcdc6.htm.
47
gemaakt. De Chinese onderneming werd gedwongen om het geschil te beslechten.151
Daarnaast zijn ook verschillende bedrijven en uitzendbureaus aangeklaagd door ontevreden
werknemers. Sommige van deze rechtszaken werden gedekt door de media, wat op hun
beurt meer rechtszaken stimuleerden. Als gevolg hiervan probeerde China de rol van haar
diplomaten te herdefiniëren in het bemiddelen van arbeidsconflicten. Ook is het Nationale
Volkscongres begonnen om het wetgevende proces te versterken in functie van de
bescherming van zijn eigen burgers in de ambassades. Hoewel dit proces niet noodzakelijk
zal leiden tot erkenning van de rechten van de werknemers, zal het toch helpen om de vaak
ongeregelde arbeidspraktijken die gevoerd worden door Chinese bedrijven in Afrika te
regelen.152
Daarnaast is er vanuit het Westen ook een groeiende bezorgdheid over het milieu in
Afrika. De activiteiten van de Chinese ondernemingen zouden de Afrikaanse omgeving
vernietigen. Het Westen wijst op de noodzaak voor China om in haar investeringspraktijken
meer aandacht te besteden aan de bescherming van het milieu.153 Bijvoorbeeld Paul
Wolfowitz154, voormalig president van de Wereldbank, bekritiseert China’s gebrek aan
respect voor milieunormen in haar investeringsprojecten. Hij zegt dat de Chinese banken
leningen verstrekken aan Afrika die niet conform zijn met de internationaal erkende
principes van het milieu en sociaal risicobeheer155. Chinese banken verstrekken leningen
zonder een analyse te maken van de eventuele ecologische – en sociale gevolgen, met
inbegrip van de mensenrechten, van het te financieren project.156 De meeste kritiek op vlak
151
“Zambia probes shooting of workers at China-run mine”, 16 oktober 2010, http://www.bbc.co.uk/news/ world-africa-11558741. 152 Gong Sasha, “Chinese workers in Africa”, Unpublished paper presented at the conference Rethinking Africa’s
‘China Factor’: Identifying Players, Strategies, and Practices, 2007, http://www.globalization-africa.org/ papers/80.pdf. 153
Lönnqvist Linda, “China’s Aid to Africa: Implications for civil society”, INTRAC Policy Briefing Paper 17, Oxford: International NGO Training and Research Centre, 2007, p.5. 154
Paul Wolfowitz, geboren in New York in 1943, is een Amerikaanse politicus uit het kamp van de republikeinen. Op 1 juni 2005 trad hij in dienst als tiende president van de Wereldbank. Bij de Wereldbank hield hij zich vooral bezig met “goed bestuur”. Een corrupte bank kan geen hulp krijgen van de bank. Op 5 april 2007 eiste de staforganisatie van de Wereldbank omwille van een intern schandaal zijn ontslag. Cfr. “Profile: Paul Wolfowitz”, 17 mei 2007, http://news.bbc.co.uk/2/hi/americas/1564448.stm. 155 Sociaal risicobeheer (SRM) is een conceptueel raamwerk opgesteld door de Wereldbank. SRM bestaat uit openbare maatregelen die bedoeld zijn om individuen, huishoudens en gemeenschappen te helpen bij het beheer van inkomensrisico’s. Het heeft als doel de kwetsbaarheid te verminderen, de consumptie te verbeteren en het eigen vermogen te versterken, terwijl ook wordt bijgedragen aan economische ontwikkeling. Cfr. Holzmann Robert, Jørgensen Steen, “Social Risk Management: A New Conceptual Framework for Social Protection, and Beyond”, International Tax and Public Finance, vol.8, nr.4, 2001, p.529-556. 156
Wolfowitz Paul, “Il ne faut pas que le Chine commette en Afrique les erreurs passées de la France et des Etats-Unis”, Les Echos, 23 oktober 2006.
48
van milieu gaat over de bouw van waterkrachtcentrales. Bij dergelijke bouwprojecten zou
China de internationale criteria voor milieubescherming niet respecteren. Dit heeft gezorgd
voor periferie van de rivierbassin en heeft er ook voor gezorgd dat de lokale bevolking moest
migreren om plaats te maken voor het project. De rivierecologie ontvangt dus schade. 157
Bijvoorbeeld, er is grote bezorgdheid geuit over het Merowe Dam project in Soedan dat één
van de grootste waterkrachtprojecten is met een capaciteit van 1250 megawatt. De 174
kilometer lange stuwmeer met een oppervlakte van 476 kilometer zal ernstige sociale en
milieueffecten teweegbrengen. Er zijn reeds vijftigduizend mensen uit de vruchtbare
Nijlvallei verdreven naar dorre woestijnen om plaats te maken voor de dam.158 Protesten
tegen deze gedwongen migratie werden door de lokale overheid onderdrukt, en heeft zelfs
enkele slachtoffers geëist.159 Bij het uitvoeren van dergelijke projecten zou China specifieke
normen, criteria en maatregelen moeten treffen om de mogelijke nadelige gevolgen voor
het milieu te kunnen beoordelen. Als China geen hogere standaard gaat inlossen is er de
angst dat er een milieu – en sociale race naar de bodem160 zou kunnen plaatsvinden, omdat
China projecten financiert die door westerse agentschappen afgewezen worden als gevolg
van ecologische en sociale aspecten. Omgekeerd kunnen Westerse financiële instellingen de
concurrentie van de Chinese banken gebruiken om hun eigen normen te verlagen.161
Ook maakt het Westen zich zorgen over China’s goedkope leningen aan Afrika.
Dergelijke leningen zouden op lange termijn de schuldenlast van de Afrikaanse landen
kunnen vergroten.162 Het Chinese leenbeleid zou de inspanningen die het Westen hebben
157
McDonald Kristen, Bosshard Peter, Brewer Nicole, “Exporting dams: China’s hydropower industry goes global”, Journal of Environmental Management, vol.90, supplement 3, 2009, p.S294-S302. 158
Askouri Ali, “China’s investment in Sudan: displacing villages and destroying Communities”, in Manji Firoze, Marks Stephen (uitgs.), African Perspectives on China in Africa, Nairobi en Oxford: Fahamu, 2007, p.78-81. 159
Hildyard Nicholas, The Corner House, “Neutral? Against What? Bystanders and Human Rights Abuses: The case of Merowe Dam”, Sudan Studies, nr.37, 2008, p.6-7. 160
De “Race to the bottom” hypothese werd aanvankelijk geformuleerd in de context van lokale competitie voor investeringen en jobs binnen federale staten met gedecentraliseerde verantwoordelijkheden voor de omgeving. Critici beweren dat de toegenomen concurrentie in handel en buitenlandse directe investeringen kan leiden tot verlaging van de milieunormen en regelgeving. Regeringen die proberen om hoge normen te handhaven zullen hun inspanningen zien ondermijnd worden door het bestaan van minder strenge regelgeving elders, en dit zal leiden tot een algehele verlaging van het milieu op internationaal niveau. Cfr. “Is Globalization Causing a “Race to the Bottom” in Environmental Standards?”, World Bank Briefing Papers Part 4, april 2000, http://www1.ximb.ac.in/users/fac/Shambu/Sprasad.nsf/dd5cab6801f1723585256474005327c8/e78490ff090249d06525730c0030abf9/$FILE/AssessingGlobalizationP4.pdf. 161
Bosshard Peter, “China Dams the World”, World Policy Journal, vol.26, nr.4, 2009, p.50-51. Bosshard Peter, “China’s Environmental Footprint in Africa”, SAIIA China in Africa Policy Briefing, Kaapstad: South African Institute of International Affairs, nr.3, 2008, p.10. 162
Michael Phillips, “G-7 to Warn China over Costly Loans to Poor Countries,” The Wall Street Journal, 15 september 2006, p.A2.
49
geleverd om de schuldenlast in Afrika te verminderen ondermijnen. De vrees is dat de
Chinese leningen kunnen resulteren in een herstel van Afrika’s grote schuldenlast.163 In
oktober 2006 heeft Paul Wolfowitz zijn zorg uitgedrukt over het feit dat veel van Afrika’s
armste landen opnieuw een zware schuldenlast kunnen ontwikkelen als gevolg van de
onvoorwaardelijke leningen die door de Chinese banken worden verstrekt. Hij zei:
"[...]There is a real risk of seeing countries that have benefited from debt relief become heavily indebted once more.*...+”164
Natuurlijk wordt China’s betrokkenheid op het Afrikaanse continent in het Westen,
ondanks de kritieken, ook positief beoordeeld. China heeft immers bijgedragen aan de
positieve economische groei van de Afrikaanse landen en heeft meegeholpen aan de
verbetering van de Afrikaanse infrastructuur. De traditionele donoren waarderen het feit dat
China haar verantwoordelijkheid heeft genomen. In het bijzonder China’s streven naar een
versterkt multilateralisme wordt hoog in het vaandel genomen, zoals bijvoorbeeld de
oprichting van het Centrum voor Internationale Armoedebestrijding165 in 2004 om de
dialoog tussen China en andere ontwikkelingslanden en tussen China en de internationale
organisaties te versterken. Op de Beijing Top riep China op voor meer steun voor de
Afrikaanse landen, evenals voor vreedzame oplossing van conflicten en wederopbouw in
postconflict landen. Deze eisen zijn ook in het belang van de westerse gemeenschap. De
raakvlakken tussen de programmatische aanpak van de Europese Unie en China’s Afrika-
beleid komen nauwelijks aan bod in de internationale gemeenschap. Maar over het
algemeen blijft het Westen sceptisch over China’s invloed op de Afrikaanse ontwikkeling.166
163
Brookes Peter, “Into Africa: China’s Grab for Influence and Oil”, Heritage Lectures, The Heritage Foundation, nr.1006, 2007, p.4. 164
Rowan Callick, “Wolfowitz Holds Beijing to Account over Africa,” The Australian, 25 oktober 2006, http://www.theaustralian.com.au/news/world/wolfowitz-holds-beijing-to-account-over-africa/story-e6frg6so-1111112412780. 165
Het Centrum voor Internationale Armoedebestrijding in China (IPRCC), gevestigd in Beijing, is in december 2004 opgericht op initiatief van de Chinese overheid, het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (UNDP) en andere international organisaties. Het IPRCC biedt een platform voor het delen van kennis, informatie-uitwisseling en internationale samenwerking op vlak van armoedebestrijding en ontwikkeling. Cfr. http://www.iprcc.org. 166
Tull Denis M., “China in Africa: European Perceptions and Responses to the Chinese Challenge”, SAIS Working Papers in African Studies, 2008, p.5-7.
50
4.2 China’s antwoord: een “win-win-partnerschap”
China hecht duidelijk veel belang aan het weerleggen van de beschuldiging dat het aan
kolonialisme of neokolonialisme zou doen. Talrijke artikels en verklaringen in de Chinese
pers gaan hiertegen in. China ziet haar samenwerking met Afrika als een strategisch
partnerschap die gebaseerd is op wederzijds voordeel, politieke gelijkheid, culturele
uitwisseling en economische win-win samenwerking. China zet een lange traditie van
vriendschap voort en vertrekt vanuit de fundamentele belangen van zowel de Chinese als
Afrikaanse volkeren. Ze voert in geen geval een neokolonialisme.167 Op een persconferentie
in Cairo op 18 juni 2006 vroeg een journalist aan Premier Wen Jiabao wat zijn standpunt is
over het feit dat het Westen de Sino-Afrikaanse relaties beschouwt als neokolonialisme, hij
zei:
“*...+ You can never label China as "Neo-colonialism".[...]The Chinese nation understands the sufferings brought about by colonialism and is deeply aware that we must fight against colonialism. *…+The cooperation is carried out in an open and transparent manner. Such cooperation is normal and benefits both sides.*…+”168
Eén van China’s argumenten is dat ze zelf in het verleden slachtoffer is geweest van
kolonialisme en dat ze dus een gemeenschappelijk verleden deelt met Afrika.169 De Sino-
Afrikaanse samenwerking is voordelig voor beide partijen en is in overeenstemming met de
gemeenschappelijke belangen en wensen van beide kanten. China drijft niet enkel handel
met de Afrikaanse landen, maar biedt ook steun en ontwikkelingshulp. De Chinese
activiteiten in Afrika kunnen volgens China dan ook in geen geval beschouwd worden als
neokolonialisme.170 Raadslid Dai Bingguo 戴秉国 heeft tijdens een bezoek aan Zambia in
2010 gezegd dat:
“[...] China will unswervingly follow the principle of mutual respect, equal treatment, mutually beneficial cooperation, and common development when handling the relations with Africa. [...] China will never follow the old path of western colonialism and
167 Ya Fei 雅菲, "‘Xinzhiminzhuyi’ maozi kou bu dao Zhongguo tou shang" ‘新殖民主义’帽子扣不到中国
头上 (De hoed ‘Neokolonialism’ kan niet worden gezet op China's hoofd), Guoji Jiaoliu, nr.2, 2007, p.11. 168
“Premier Wen Jiabao Holds Press Conference in Egypt”, 18 juni 2006, http://eg.chineseembassy.org/ eng/zxxx/t258924.htm. 169
“Top Chinese legislator says China-Africa friendship trend of history”, 22 mei 2011, http://news.xinhuanet. com/ english2010/china/2011-05/22/c_13887300.htm. 170 He Wenping 贺文萍, "Zhong Fei hezuo huli gongying de shizheng fenxi" 中非合作互利共赢的实证分析
(Emperische analyse van de wederzijds voordelige en win-win Sino-Afrikaanse samenwerking), Ya Fei Zhongheng, nr.6, 2009, p.45.
51
imperialism, since we have no such a policy or desire, nor is it even in our tradition or gene to do so. What we cherish is a sincere heart of friendship with our African friends.[...]”171
China ziet haar relatie met Afrika als een oprechte vriendschap, en wijst er vaak op dat
in haar samenwerking met Afrika ze altijd de nadruk heeft gelegd op infrastructuur,
landbouw, onderwijs, gezondheidszorg en andere sociale programma’s. Dikwijls vermeld
China de verschillende projecten die ze in Afrika heeft gevoerd om op die manier te
benadrukken dat ze in Afrika zeker geen neokolonialisme voert, zoals landbouwprojecten,
infrastructuur, scholen, ziekenhuizen, wegen, spoorwegen, medische teams,
telecommunicatienetwerken, enzovoort. Ze benadrukt dat de Sino-Afrikaanse samenwerking
niet enkel gericht is op energie en grondstoffen. De samenwerking is uitgebreider dan dat en
heeft betrekking op gebieden zoals politiek, economie, handel, technologie, onderwijs,
culturele uitwisseling, enzovoort. Ze heeft zeker niet enkel te maken met deals over energie
en natuurlijke hulpbronnen.172 Ook op het FOCAC in 2009 heeft China benadrukt dat ze in de
komende drie jaar nieuwe maatregelen zal treffen die zullen bijdragen tot de ontwikkeling
van Afrika en voordeel zullen brengen aan het Afrikaanse volk, zoals bijvoorbeeld projecten
voor schone energie, gezamenlijke projecten voor wetenschappelijk en technologisch
onderzoek, het openen van de Chinese markt voor Afrikaanse producten, het uitwisselen
van landbouwtechnologie, het sturen van medisch materiaal, het bouwen van medische
centra voor preventie en behandeling van malaria, het verhogen van het aantal Chinese
studiebeurzen naar Afrika, enzovoort.173 China gelooft dat de implementatie van deze
nieuwe maatregelen elke vorm van neokolonialisme verwijderd.174
China is ervan overtuigd dat het voornamelijk de verschillen in denkwijzen tussen het
Westen en China zijn die geleid hebben tot de onophoudende Westerse kritiek over China’s
Afrika-beleid. Bijvoorbeeld, op vlak van mensenrechten legt China nadruk op de collectieve
rechten, het recht op leven en het recht op ontwikkeling. Het Westen daarentegen hecht
meer aandacht aan de democratische rechten van het individu. Op vlak van ontwikkeling
vindt China dat men zijn eigen pad moet kiezen op basis van zijn huidige nationale toestand.
171
“Remarks by State Councilor Dai Bingguo at dinner Hosted by the Vice President of Zambia”, 27 juli 2010, http://www.fmcoprc.gov.mo/eng/news/t721613.htm. 172 “Keynote Speech by H.E. Zhang Jun, Ambassador of R.R.China to the Netherlands, on China-Africa Relations
at the CDA-EFF Conference” , 9 oktober 2010, http://www.chinaembassy.nl/eng/xwdt/t760499.htm. 173
“Forum on China-Africa Cooperation Sharm El Sheikh Action Plan (2010-2012)”, 12 november 2009, http://www.focac.org/eng/dsjbzjhy/hywj/t626387.htm. 174
Sun Yongsheng, Sun Jingxin, 2010, p.47.
52
Het Westen wil echter liever haar eigen ontwikkelingsmethode opdringen (“Beijing
Consensus” versus “Washington Consensus”). Op vlak van soevereiniteit staat China voor het
principe van “non-interventie” in binnenlandse zaken. Volgens het Westen gaan de
mensenrechten de soevereiniteit ten boven. De westerse landen willen zich inmengen in de
zogenaamde “mislukte staten”175 en willen de principes van goed bestuur vooruitduwen.
Onder deze omstandigheden, omdat China geen bijkomende condities vooropstelt bij haar
hulpverlening aan Afrika, wordt ze door het Westen beschuldigd dat ze in de Afrikaanse
landen corruptie heeft aangemoedigd, dat ze de Westerse inspanningen om democratie in
Afrika in te voeren heeft vernietigd, enzovoort. Daarnaast heeft de Westerse opvatting dat
China een neokolonialisme zou voeren in Afrika volgens China een duidelijk politiek doel. De
Westerse landen vrezen namelijk dat ze verder zullen vervreemden van hun Afrikaanse
partners en hun greep op de grondstofrijke gebieden van Afrika zullen verliezen. Volgens
China uit het Westen kritiek over de Sino-Afrikaanse samenwerking enkel omdat ze haar
eigen belangen op het Afrikaanse continent wil beschermen. China beschouwt de Westerse
kritiek als een poging van de Westerse landen om een breuk te veroorzaken in de Sino-
Afrikaanse relaties en om de eigen positie in Afrika te versterken.176
China is zich echter bewust van de groeiende invloed dat dit negatieve beeld heeft op
de relaties tussen China en Afrika. Over het algemeen zijn Chinese onderzoekers het eens,
de Sino-Afrikaanse handelsrelatie is positief voor beide partijen, maar toch geven ze toe dat
de relatie op bepaalde vlakken toch voor problemen kan zorgen, zoals het gebrek aan sociale
verantwoordelijkheid in bedrijven, het handelsdeficit dat Afrika is opgelopen door de
onevenwichtige handelsverhouding tussen Afrika en China, arbeidsconflicten,
milieuproblemen, enzovoort. De Chinese overheid heeft maatregelen genomen om deze
problemen tegen te gaan.177 Bijvoorbeeld Chinese bedrijven worden aangespoord om meer
175 De term ‘mislukte staat’ wordt vaak gebruikt voor een staat die faalt in haar fundamentele
verantwoordelijkheden als soevereine staat en wordt gekenmerkt door sociale, politieke en economische mislukking. De meest gebruikte criteria zijn: verlies van monopolie op geweld, afwezigheid van staatsgezag, mate van democratie, respect voor de mensenrechten, aantal vluchtelingen en daklozen, enz. Sinds 2005 wordt er elk jaar door “The Fund For Peace” een index van de mislukte staten gepubliceerd. Maar deze lijst beoordeelt slechts soevereine staten op basis van lidmaatschap van de Verenigde naties. Cfr. http://www. fundforpeace.org. 176
Sun Yongsheng, Sun Jingxin, 2010, p.47. 177
Li Zehua李泽华, Zhao Xian赵贤, “Xifang dui Zhongguo zai Feizhou huodong de zhize、yingxiang ji wo guo de
dui ce jianyi” 西方对中国在非洲活动的指责、影响及我国的对策建议 (De invloed en kritiek van het Westen
aangaande China’s activiteiten in Afrika, en de tegenargumenten van China), Sixiang Zhanxian, vol.35, nr.2, 2009, p.121-122.
53
bewust te zijn van hun sociale verantwoordelijkheden.178 In een artikel in “China Economy
Weekly” 中国经济周刊 (Zhongguo jingji zhoukan)179, een tijdschrift dat gepubliceerd wordt
door de Communistische Partij, zei Cheng Siwei 成思危, Vicevoorzitter van het Permanent
Comité van het Volkscongres, dat de Chinese bedrijven in de toekomst strengere
gedragscodes zullen moeten naleven en dat bij het niet naleven van hun sociale
verantwoordelijkheden juridische sancties kunnen volgen, met inbegrip van het naleven van
de lokale arbeidswetgeving en veiligheidsnormen.180 De Nationale Ontwikkeling en
Hervorming Commissie 国家发展和改革委员会 (Guojia Fazhan he Gaige Weiyuanhui)181 en
het Ministerie van Handel in China houden zich bezig met het promoten van maatschappelijk
verantwoord ondernemen en met het bestuderen van de OESO-Richtlijnen voor
Multinationale Ondernemingen182. Als zodanig zijn ze met een voorstel gekomen dat alle
directieleden van grote Chinese bedrijven verplicht cursussen moeten volgen over
maatschappelijk verantwoord ondernemen. Verder heeft China tijdens de Beijing Top in
2006 erop gewezen dat ze grote prioriteit zal geven aan de Afrikaanse bezorgdheid in
verband met milieubescherming en duurzame ontwikkeling. In het Actieplan van 2006 roept
China op om maatregelen te treffen voor klimaatverandering, waterhuishouding, bestrijding
van woestijnvorming, biodiversiteit en andere gebieden van milieubescherming. China vindt
dat toezicht op alle niveaus en door alle betrokken partijen een noodzaak is geworden om
duurzame ontwikkeling te bevorderen. Daarnaast onderneemt China ook pogingen om zich
beter te assimileren met de lokale Afrikaanse bevolking. Ze zorgt ervoor dat de Afrikanen en
Chinezen meer contact hebben met elkaar zodat ze elkaars cultuur leren kennen en elkaar
178 Yang Baorong 杨宝荣, “Huli shuangying gongtong fazhan: “Zhong Fei guanxi 60 nian huigu yu zhanwang”
yantaohui jiyao” 互利双赢共同发展‚中非关系60年回顾与展望‛研讨会纪要 (Win-win en
gemeenschappelijke ontwikkeling: samenvatting van het onderzoeksforum “Het terugkijken en het vooruitzicht van 60 jaar Sino-Afrikaanse relaties”), Xiya Feizhou, nr.1, 2010, p.71-72. 179
“China Economy Weekly” is het huidige weekblad over de binnenlandse economie van China dat gepubliceerd wordt door de Communistische Partij. Cfr. http://www.ceweekly.cn/Common/English.html. 180
“Companies lacking social responsibility criticized”, 29 januari 2007, http://news.xinhuanet.com/ english/2007-01/29/content_5669299.htm. 181
De Nationale Ontwikkeling en Hervorming Commissie (NDRC) is een overheidsorgaan en heeft een controlerende taak over de Chinese economie. De belangrijkste functies van de NDRC zijn het bestuderen en formuleren van een beleid voor economische en sociale ontwikkeling, het evenwicht van de economische ontwikkeling handhaven, en het herstructureren van China’s economisch systeem. Cfr. http://en.ndrc.gov.cn/. 182 De OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen zijn aanbevelingen van de regeringen aan de ondernemingen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen. Alle landen die deze richtlijnen hebben onderschreven, verbinden er zich toe de richtlijnen te promoten en toe te zien op de naleving ervan door multinationale ondernemingen. Cfr. http://economie.fgov.be/nl/ondernemingen/leven_onderneming/ Maatschappelijk_verantwoord_ondernemen/OESO-richtlijnen_multinationals/.
54
dan ook beter begrijpen. Bijvoorbeeld de oprichting van de Confucius instituten in Afrika is
een poging om de taal, informatie en culturele kloof te overbruggen. Ook een toenemend
aantal Chinese bezoekers aan Afrika helpen om deze gepercipieerde culturele kloof te
overbruggen. Verder stimuleert de Chinese overheid ook toerisme naar de Afrikaanse
landen. Door aan 26 Afrikaanse landen de status van toegestane reisbestemming te geven,
verwacht men dat er 1 miljoen Chinese toeristen naar Afrika zullen reizen tegen 2020, in
vergelijking met de 110 000 Chinezen in 2005.183
China ziet dus in dat de Sino-Afrikaanse samenwerking niet helemaal perfect is, ze
geeft toe dat er zich inderdaad enkele problemen voordoen en neemt maatregelen om deze
problemen op te lossen. De bestempeling “Neokolonialisme” vindt ze echter overdreven,
China voert in geen geval neokolonialistische praktijken in Afrika. In tegendeel China is ervan
overtuigd dat haar partnerschap met Afrika een economische win-win samenwerking is die
de belangen behartigd van zowel het Afrikaanse als Chinese volk.
4.3 Afrikaanse percepties over China’s aanwezigheid in Afrika
In het onderzoek naar de Sino-Afrikaanse relaties wordt het Afrikaanse standpunt vaak
vergeten. Nochtans is onderzoek naar de Afrikaanse attitude noodzakelijk om de relatie
tussen China en Afrika te begrijpen. Het gaat immers over de samenwerking tussen China en
Afrika, en de gevolgen van die samenwerking op het Afrikaanse continent. Het is echter
moeilijk om een eenduidig antwoord te krijgen. China handelt namelijk niet samen met één
enkel land maar met verschillende landen van het Afrikaanse continent. Bovendien heeft ze
met elk van deze landen een andere soort relatie en met sommige Afrikaanse landen heeft
ze zelfs geen relatie. In mijn onderzoek naar het Afrikaanse perspectief baseer ik mij
voornamelijk op uitspraken die gemaakt zijn door Afrikaanse leiders tijdens interviews of op
het Sino-Afrikaanse Samenwerkingsforum. Zoals eerder vermeld is dit forum een collectief
dialoogmechanisme tussen Afrikaanse en Chinese leiders, en vormt dus een belangrijke bron
voor onderzoek naar het Afrikaanse standpunt.
We hebben gezien dat de samenwerking tussen China en Afrika door een aantal
westerlingen bestempeld wordt als “Neokolonialisme”. China zou volgens hen enkel
samenwerken met de Afrikaanse landen om greep te krijgen op de grondstofrijke gebieden
183 “Keynote Speech by H.E. Zhang Jun, Ambassador of R.R.China to the Netherlands, on China-Africa Relations
at the CDA-EFF Conference” , 9 oktober 2010, http://www.chinaembassy.nl/eng/xwdt/t760499.htm.
55
van Afrika en om energiezekerheid te bereiken. Ze stellen zelfs dat China de Afrikaanse
grondstoffen plundert. Maar hoe denkt Afrika hierover? Zien zij China’s aanwezigheid op het
Afrikaanse continent ook als een vorm van “Neokolonialisme of beschouwen zij de relatie,
net zoals China, als een strategisch partnerschap die voordelig is voor beide partijen. Een
journalist van het persbureau “Xinhua”184 vroeg tijdens een interview aan Francois Bozizé
Yangouvonda185, President van de Centraal-Afrikaanse Republiek, hoe hij denkt over de
Westerse kritiek en in eerste plaats over de bestempeling “neokolonialisme”. Hij zei:
“*…+I think some people did say that. They have their freedom of speech. But in terms of my
country, Central Africa, what we see is the Chinese are helping us build our hospitals and schools. What should we choose? Are they the results of Neo-colonialism or just real and tangible benefits from our cooperation? I think it is not necessary for me to comment here. But what I just said was all real and tangible. China's cooperation projects with Central Africa were all real and tangible and they directly improved the livelihood of the Central African people.*…+”
186
Ook Naomi Ellen Majinda187, Hoge Commissaris van de Republiek Botswana in
Singapore, woonachtig in Beijing, gaf tijdens een interview met “Xinhua” haar mening over
China’s zogenaamde neokolonialisme. Ze zei:
“*…+ In my opinion, it is "partnership cooperation" but not the "neocolonialism" for us African people, we see China as our partner. The investment from China has benefited and continues to benefit our local people in many ways. We are looking forward to more areas of cooperation between Africa and China.*…+”
188
Daarnaast heeft ook Abdoulaye Wade189, President van Senegal, een artikel
geschreven waarin hij duidelijk zijn standpunt over “China’s neokolonialisme” weergeeft:
184
“Xinhua” (Nieuw China) is de officiële staatspers van de Volksrepubliek China. Ze is het grootste persagentschap van de Volksrepubliek. Cfr. http://www.xinhuanet.com/english2010/. 185
Francois Bozize Yangouvonda is geboren in Mouila, Gabon, in 1946. Hij heeft aan verschillende militaire scholen in Frankrijk gestudeerd. Tussen 1973 en 1982 diende hij achtereenvolgens als hoofd van het Ministerie van Defensie van de Centraal-Afrikaanse Republiek, commandant van de luchtmacht, plaatsvervangend hoofd van de Generale Staf, minister van defensie, en minister van informatie en cultuur. In 1996 werd hij benoemd tot hoofd van de Generale Staf van de gewapende strijdkrachten. In maart 2003 werd hij president van de Centraal-Afrikaanse Republiek. In augustus 2004 bracht Bozize een werkbezoek aan China. En op uitnodiging van president Hu Jintao bracht hij van 9 tot 15 september 2009 een staatsbezoek aan de Volksrepubliek China. Cfr. http://www.focac.org/eng/fzsz/rwz/t619308.htm. 186
Guan Yanbin, Cui Peng, Wang Xi, “Interview: Central African President Francois Bozizé Yangouvonda. Central African President welcomes Chinese investors”, China-Africa Trade and Economic Cooperation Special, nr.1, 2010, p.4. 187
Naomi Ellen Majinda is sinds 2006 Hoge Commissaris van Botswana in Singapore. Cfr. http://www.kln.gov. my/web/guest/home. 188
Cai Qianru, “Botswanian ambassador: “Partnership cooperation”, not “neo-colonialism””, China-Africa Trade and Economic Cooperation Special, nr.2, 2010, p.5. 189
Abdoulaye Wade is geboren in 1926 in Kébémer, Senegal. Hij is een Senegalese advocaat en professor die in 2000 de derde president van Senegal werd. Hij is tevens leider van de Senegalese Democratische Partij, een
56
“*…+ We can't say China loots Senegal when the Chinese government helps us upgrade electricity network to make electricity available to four million Senegalese people. We can't say China exploits Senegalese people when the Chinese government offers us agricultural techniques to accelerate the development of Senegalese agriculture and helps us grow enough food to feed our own people. We can't say China plunders African resources when Chinese companies establish bus assembly factories in Senegal and provide convenient and safe public transport facilities for the west African people. On the contrary, I'd like to ask the people who do nothing for us but criticizing and slandering -- what are they doing when Chinese engineers did feasibility studies on the establishment of power stations in Senegal.*…+”
190
De Afrikanen beschouwen de Sino-Afrikaanse samenwerking dus niet als een vorm van
neokolonialisme zoals door het Westen wordt gepostuleerd. Ze zien China als een
belangrijke handelspartner die meehelpt aan de ontwikkeling van de Afrikaanse landen.
China biedt steun en zorgt voor de nodige infrastructuur. Ze voert in geen geval een
neokolonialisme in Afrika. De Afrikanen vinden deze kritiek op China ongegrond en een
poging om de Sino-Afrikaanse relatie te ondermijnen. Dit is duidelijk te zien in een uitspraak
van Pius Msekwa191, vicevoorzitter van de Revolutionaire Partij van Tanzania, hij zei:
“*…+ “China threat” drummed up by the Western world was entirely groundless and essentially it was born out of jealousy towards China’s influence. The African people showed strong antipathy to this hostile propaganda, which attempts to set back the relations between Africa and China.*…+”
192
Vaak wordt de westerse kritiek op China’s aanwezigheid in de Afrikaanse landen
beschouwd als poging om voor hen te denken. De Afrikaanse staten vinden dat ze voor
zichzelf kunnen uitmaken wat hun relatie met China betekent en wat goed is voor hun land.
Bijvoorbeeld Donald Kaberuka193, president van de Afrikaanse Ontwikkelingsbank194, zei:
liberale politieke partij die is aangesloten bij de Liberale Internationale. Cfr. Hesseling G., Senegal/Gambia, Amsterdam: KIT Publishers, 2007, p.59-63. 190
Wade Abdoulaye, “Accusing China of plundering African resources groundless”, China-Africa Trade and Economic Cooperation Special, 2010, nr.2, p.4. 191
Pius Msekwa, geboren in 1935, was de vicevoorzitter van de partij Chama Cha Mapinduzi (de Revolutionaire Partij van Tanzania) in 2009. Dit is de regerende partij in Tanzania. Cfr. http://www.tcd.or.tz/. 192
“Africa Says “No” to “China Threat” – Interview with the Vice Chairman Msekwa of the Revolutionary Party of Tanzania”, 28 december 2009, www.focac.org/eng/zxxx/t648396.htm. 193
Donald Kaberuka is geboren in Byumba, Rwanda in 1951. Hij is een economist en de huidige president van de Afrikaanse Ontwikkelingsbank. Hij heeft jaren in de banksector en internationale handel gewerkt. In oktober 1997 werd hij minister van financiën en economische planning van Rwanda. Deze positie behield hij acht jaar. In juli 2005 werd hij verkozen als president van de Afrikaanse Ontwikkelingsbank. Cfr. http://www.afdb.org/en/about-us/structure/presidents-corner/biography. 194
De Afrikaanse Ontwikkelingsbank is opgericht in 1964. Ze heeft als doel economische en sociale ontwikkeling in Afrika te bevorderen. Ze verstrekt leningen en subsidies aan Afrikaanse regeringen en private ondernemingen om te investeren in de Afrikaanse landen die lid zijn van de Afrikaanse Ontwikkelingsbank Groep. Ze wordt gefinancierd door de aangesloten regeringen en heeft als doel armoede te verminderen en duurzame ontwikkeling te bevorderen. De bank is momenteel gevestigd in Tunis, Tunesië. Cfr. http://www.afdb.org/en/.
57
“Of course they {the Chinese} have their mercantile interest. That is normal,*…+ My take on this is
that it is Africa and Africans who should try to define and influence the relationship.*…+”195
Een belangrijk aspect van de Sino-Afrikaanse samenwerking is het beginsel van gelijke
rechten en wederzijds respect. Dit aspect wordt enorm gewaardeerd door de Afrikaanse
landen. Afrikaanse staten voelen zich door China serieus genomen als een onafhankelijke
partner. Ze worden door China niet beschouwd als begunstigden van steun, maar als
handelspartners. Politieke voorwaarden, afgezien van de aanvaarding van het één-China-
principe, bestaan niet. Dit staat in contrast met de westerse donoren die voor hun steun
altijd condities opleggen, zoals goed bestuur, democratie en respect voor de
mensenrechten. China’s respect voor de soevereiniteit van de staat evenals het feit dat
China steun verleent zonder bijkomende condities en zonder inmenging in de binnenlandse
zaken van de Afrikaanse landen wordt door Afrika enorm geapprecieerd. Bijvoorbeeld
Timothy Thahane196, Minister van Financiën uit Lesotho, op de jaarlijkse lentevergadering
van het Internationale Monetaire Fonds en de Wereldbank in april 2011 zei:
“*…+ Unlike what some people have claimed, we welcome Chinese investment, as it does not infringe on our sovereignty.*…+”
197
De westerse klachten dat de Chinese financiële steun zonder bijkomende condities de
inspanningen om goed bestuur te bevorderen ondermijnt worden door de Afrikaanse landen
afgescheept. Bijvoorbeeld, tijdens een interview met de “Financial Times”198 in februari 2007
zei Meles Zenawi199, Eerste Minister van Ethiopië wiens eigen mensenrechtensituatie200
zware kritiek verduurt, het volgende:
195
Wallis William, “Drawing the contours of a new world order”, Financial Times Special Report: Africa-China Trade, 2008, p.2. 196
Timothy Tim Thahane is geboren in 1940 in Leribe, Lesotho. Sinds 2002 is hij de Minister van Financiën en Ontwikkelingsplanning van Lesotho. Cfr. http://Is.China-embassy.org/eng/li/IP/t580799.htm. 197
“Africa: West Has No Right to Accuse China’s Aid to Africa of “Exploitation””, 26 april 2011, www.focac.org/eng/ mtsy/t818044.htm. 198
De “Financial Times” is een organisatie die nieuws en informatie verstrekt over de bedrijfswereld en economie. Ze wordt erkent voor haar autoriteit, integriteit en nauwkeurigheid op vlak van verslaggeving. Ze biedt een breed scala van essentiële diensten aan de groeiende internationaal georiënteerde zakenmensen. Ze biedt uitgebreide nieuwsverslagen, commentaren, data en analyses van de globale bedrijfswereld. Cfr. http://www.ft.com. 199
Meles Zenawi is geboren in 1955 in Adwa, in het noorden van Ethiopië. Hij studeerde vanaf 1972 geneeskunde aan de universiteit van Addis Abeba. Na de vestiging van de communistische dictatuur van Mengistu Haile Mariam brak hij in 1975 zijn studie af, keerde hij terug naar Ethiopië en sloot zich aan bij de “Tigray People’s Liberation Front (TPLF)”. In 1985 kwam hij aan het hoofd van deze beweging en vanaf 1989 voerdt hij een brede coalitie van Ethiopische oppositiegroeperingen aan. In mei 1991 slaagde deze coalitie erin het regime-Mengistu omver te werpen. Van 1991 tot 1995 was Zenawi president van Ethiopië. En sinds augustus 2000 is hij eerste minister van Ethiopië. Cfr. http://www.ethioembassy.org.uk/facts%20about%20 ethiopia/biography%20ato%20meles%20zenawi.htm.
58
“*…+I think it would be wrong for people in the west to assume that they can buy good governance in Africa. Good governance can only come from inside. It cannot be imposed from outside. People can have illusions of doing so but the reality is that it never works. What the Chinese have done is explode that illusion. That doesn’t in any way weaken the need for democracy and good governance in Africa. It does not in any way endanger the reforms of good governance and democracy in Africa. Because only those that were home grown ever had a chance of success. And the Chinese support does not threaten this home grown effort at reform. They are not forcing anybody to be
undemocratic.*…+”201
Afrika is het “big brother” – gedrag van het Westen moe. De strijd voor goed bestuur,
democratie en tegen corruptie kan niet worden opgelegd van buitenaf, maar moet
uiteindelijk van binnenuit komen. China ondermijnt de inspanningen om goed bestuur te
bevorderen niet, ze respecteert de Afrikaanse landen in het oplossen van de eigen nationale
problemen. Het feit dat China helpt, waar anders niemand zou helpen, is volgens Afrika
uiteindelijk zeer toe te juichen. Ook Seyoum Mesfin202, de nieuwe Ethiopische ambassadeur
in China en voormalig minister van buitenlandse zaken, verwierp dergelijke kritiek. Volgens
hem helpt de relatie met China Afrika om armoede te bestrijden en heeft het continent
nood aan samenwerking zonder politieke condities. Op een afsluitende persconferentie van
de Beijing Top in 2006, zei hij:
"*…+This has nothing to do with turning a blind eye to the predicaments of Africa. *…+ It is to promote human values, including human rights. Is not the right to development a human rights issue? […+"
203
Voornamelijk zijn vraag of het recht op ontwikkeling ook geen kwestie is van
mensenrechten, is een vraag die door vele Afrikaanse landen wordt onderschreven. China
helpt de Afrikaanse landen met het ontwikkelen van hun land. China draagt niet enkel bij tot
economische ontwikkeling, maar zorgt ook voor de nodige infrastructuur, wegennetwerken,
ziekenhuizen, scholen, elektriciteit, enz. Het is dus terecht opgemerkt dat ontwikkeling
verbonden is met mensenrechten. De ontwikkeling van een land kan immers zorgen voor
200
Hoewel Zenawi aanvankelijk door westerse politici gesteund werd, kwamen er later steeds meer berichten over schendingen van de mensenrechten. De regering zou strafkampen voor politieke gevangenen drijven. Daarnaast kreeg de regering veel kritiek voor de grensoorlog met Eritrea en de inmenging in de Somalische burgeroorlog. Ook heeft hij na de verkiezingen in 2005 veel oppositieleden en journalisten laten oppakken voor hun kritiek op het regime, alsook heeft hij hard opgetreden tegen demonstranten die protesteerden tegen zijn herverkiezing. Cfr. East Roger, Thomas Richard, Profiles of people in power: the world’s government leaders, Londen: Routledge, 2003, p.168-169. 201
“Financial Times Interview: Meles Zenawi, Ethiopian prime minister”, 6 februari 2007, http://www.ft.com/ cms/s/0/4db917b4-b5bd-11db-9eea-0000779e2340.html#ixzz1MbVdG6kq. 202
Seyoum Mesfin Gebredingel (geboren in 1949) is een Ethiopische politicus en diplomaat. Van 1991 tot september 2010 was hij de Ethiopische minister van buitenlandse zaken. Sindsdien is hij de Ethiopische ambassadeur in de Volksrepubliek China. Cfr. http://www.ethioembassy.org.uk/Facts%20About%20Ethiopia/ Biography%20Ato%20Seyoum%20Mesfin.htm. 203
Chen Aizhu, Beck Lindsay, “Chinese-African Summit Yields $1.9 Billion in Deals”, 2006, http://www.washingtonpost.com/wp-dyn/content/article/2006/11/05/AR2006110500742.html.
59
verbeterde levensomstandigheden, en dus ook voor een verbetering van de
mensenrechtensituatie. Abdoulaye Wade, President van Senegal, zei hierover het volgende:
"*…+ With direct aid, credit lines and reasonable contracts, China has helped African nations build
infrastructure projects in record time – bridges, roads, schools, hospitals, dams, legislative buildings,
stadiums and airports. In many African nations, including Senegal, improvements in infrastructure have played important roles in stimulating economic growth. These are improvements, moreover, that stay in Africa and raise the standards of living for millions of Africans, not just an elite few.*…+”
204
Een andere Westerse kritiek is dat China haar ontwikkelingsmodel aan de Afrikaanse
landen oplegt. We hebben reeds gezien dat China hierop reageert door te stellen dat ze
geen model oplegt, maar dat ze de Afrikaanse landen steunt in het kiezen van hun eigen
ontwikkelingsmodel, een model die past binnen hun eigen nationale situatie. Maar hoe
denkt Afrika hierover? Tijdens een interview met het persbureau “Nieuw China”, zei Francois
Bozizé Yangouvonda, President van Centraal Afrika, het volgende:
“*…+ China's development has proved that once a nation stands up, all development is possible. China has broken all the world's records in its development of less than half a century. About 25 to 30 years ago, I also went to China when it was still in the time of "the Gang of Four". Comparing China then and look at China now, particularly after my visit to China last year, indeed, China's changes are very huge. I think China has set up a very good example for African countries without an estuary like Central Africa. We want to learn from China and at the same time we congratulate China for it great achievement.*…+”
205
De Afrikanen zien het Chinese ontwikkelingsmodel als inspiratie voor de eigen
ontwikkeling, ze hebben niet het gevoel dat China haar model oplegt. Ze bewonderen
China’s snelle ontwikkeling en het feit dat China deze ontwikkeling heeft bereikt door eigen
inspanningen. Tevens willen ze leren van China’s ervaringen om hun eigen ontwikkeling te
realiseren. De Chinese ontwikkeling vormt dus een belangrijke bron van inspiratie voor de
Afrikaanse landen.
Een andere Westerse kritiek is dat China met haar goedkope leningen de schuldenlast
van de Afrikaanse landen verzwaard. Sinds de Beijing Top in 2006 heeft China bijstand,
concessionele leningen en preferentiële kredieten verleend aan de Afrikaanse landen tegen
lage interestvoeten. Op de jaarlijkse lentevergadering van het Internationale Monetaire
Fonds en de Wereldbank in april 2011, sprak Ngata Ngoulou, Minister van Financiën en
Budget uit Tsjaad, over deze problematiek:
204
Wade Abdoulaye, “Time for the west to practice what it preaches”, Financial Times Special Report: Africa-China Trade, 2008, p.5. 205
Guan Yanbin, Cui Peng, Wang Xi, 2010, p.4.
60
“*…+ What is more important is that African countries’ debt burden at present is manageable. This makes a big difference for us. Even if the Western criticism on China made some sense in a certain way, I still do not think it a bad thing for Africa. We borrow for our industrialization projects and the profits from them will repay the debts.*…+”
206
Hij erkent wel dat China’s goedkope leningen voor bepaalde problemen kunnen
zorgen, maar vindt China’s leningen geen slechte zaak voor de ontwikkeling van Afrika. China
biedt aan Afrika degelijke en goedkope financieringen voor de broodnodige en kostelijke
infrastructuur.207
In het algemeen wordt China’s groeiende aanwezigheid op het Afrikaanse continent
door de Afrikanen positief onthaald. Toch zijn er ook een aantal kritische stemmen onder
hen. De meeste twijfels concentreren zich op de superieure concurrentie van de Chinese
bedrijven op de Afrikaanse lokale markten. Het tekort op de handelsbalans met China groeit,
en sommige industrietakken, zoals de textiel – en meubelindustrie komen onder druk te
staan. Bovendien vormt de grote instroom van goedkope consumptiegoederen uit China niet
alleen een probleem voor de Afrikaanse industrieën, maar gaat ook vaak ten koste van de
lokale handelaars.208 Bijvoorbeeld Dipak Patel209, de voormalige Zambiaanse Minister van
Handel, maakt zich zorgen over de instroom van Chinese goederen in Zambia:
“*…+the influx of Chinese products came too quickly for industries to cope. Zambia, like many African countries,*…+ could not compete with the wave of goods from China. We are simply not competitive in the way we produce our goods, so technically it is hard to say that Chinese imports are hurting
us.*…+The key ,to revive the manufacturing sector-is to extract more value out of the country’s
natural resources, forcing copper buyers from China to manufacture more products in Zambia.*…+”
210
De Afrikaanse landen erkennen de problemen van de handelsstructuur met China,
maar benaderen deze voorzichtig. Door middel van dialoog en onderhandeling met de
Chinese overheid willen ze de situatie verbeteren, en duurzame samenwerkingsrelaties
ontwikkelen. Ondanks de bedreiging die de instroom van Chinese goederen vormt op de
206
“Africa: West Has No Right to Accuse China’s Aid to Africa of “Exploitation””, 26 april 2011, www.focac.org/eng/ mtsy/t818044.htm. 207
“China’s attraction: ‘Very good’ loans for Malawi, Africa Part III”, The Maravi Post, 1 mei 2011, http://www.maravipost.com/business-and-finance/investments/5079-chinas-attraction-very-good-loans-for-malawi-africa-part-iii.html. 208
Hofmann Katharina, Kretz Jürgen, Roll Michael, Sperling Sebastian, “Contrasting Perceptions: Chinese, African, and European Perspectives on the China-Africa Summit”, in Friedrich-Ebert-Stiftung (uitg.), Internationale Politik und Gesellschaft, 2007, p.84-85. 209
Dipak Patel is in 1953 geboren in Lusaka, Zambia. Hij is een politicus die lang gediend heeft zowel als wetgever als minister van handel en industrie. Cfr.http://www.oecd.org/speaker/0,3438,en_21471361_34225293_34741018_1_1_1_1,00.html. 210
MacNamara Will, Green Matthew, “Pros and cons of importing”, Financial Times Special Report: Africa-China Trade, 2008, p.4.
61
lokale Afrikaanse markten, worden China’s goedkope goederen toch door vele Afrikanen
geapprecieerd. Bijvoorbeeld Emmanuel Mba Allo, ambassadeur van Gabon in China, zei
tijdens een interview met Xinhua op 21 september 2009:
"*…+ Taking Gabon for example, due to the limitation of the purchasing power of the ordinary citizens, the Chinese commodities which are of low price yet good quality are more competitive than the products from the west. The inflow of Chinese products has helped improve the living quality of the Gabonese people.*…+”
211
Ook Abdelkadsir Mohamed Irro, Minister van Handel van Somalië, prees op het FOCAC
de Chinese producten voor hun goede kwaliteit en betaalbaarheid, en vindt dat de Chinese
goederen, in vergelijking met andere producten uit de rest van de wereld, “meer
aantrekkelijk” zijn voor de Somalische bevolking.212
Verder maken een aantal Westerse en Afrikaanse landen zich zorgen over het feit dat
de Chinese bedrijven hun eigen arbeiders gebruiken in gebieden waar werkloosheid reeds
hoog is. Veel Afrikaanse landen hebben een hoge werkloosheidsgraad en willen dat de
Chinese ondernemingen meer lokale werknemers inhuren. Vakbonden in verschillende
landen hebben verklaringen afgegeven waarin ze de Chinezen beschuldigen van het
wegnemen van lokale werkgelegenheid en het schenden van lokale arbeidsnormen.213
Bijvoorbeeld, de Zuid-Afrikaanse vakbond COSATU214 bekritiseerde in een persbericht in
2006 China’s eigen arbeidssituatie, en waarschuwde de Afrikaanse landen om hun arbeiders
te beschermen. In het rapport stond:
“*…+ In addition China's own record on labour standards and human rights is pathetic. Its rapid economic growth is regrettably underpinned by violations of the fundamental rights of workers' and human rights. *…+ We also reiterate the call we have made that all agreements signed between South Africa and other countries must include a clause that commits the parties to respect the core
211
“Gabonese Ambassador to China: Never Putting Neo-Colonialism Label on China’s Assistance to Africa”, 23 september 2009, http://www.focac.org/eng/jlydh/sjzs/t619112.htm. 212
Warsameh Abdurrahman, “Somalia Upbeat about Trade Relations with China”, 15 september 2009, http://www.focac.org/eng/mtsy/t619744.htm. 213 Gong Sasha, “Chinese workers in Africa”, unpublished paper presented at the conference Rethinking Africa’s
‘China Factor’: Identifying Players, Strategies, and Practices, 27 april 2007, http://www.globalization-africa.org/papers/80.pdf. 214
Het Congres van Zuid-Afrikaanse Vakbonden (COSATU) werd, na vier jaar gesprekken tussen vakbonden tegen apartheid en voor een niet-raciale, niet-seksistische en democratisch Zuid-Afrika, in december 1985 uiteindelijk gelanceerd. Bij de oprichting hadden ze minder dan een half miljoen arbeiders georganiseerd in 33 vakbonden, vandaag hebben ze ongeveer twee miljoen arbeiders die aangesloten zijn. Ze behoort tot één van de snelst groeiende vakbondbewegingen in de wereld. Haar belangrijkste strategische doelstellingen zijn: verbetering van de materiële omstandigheden van hun leden en de werkende bevolking als geheel, het ongeorganiseerde organiseren, en de participatie van de werknemers in de strijd voor vrede en democratie waarborgen. Cfr. http://www.cosatu.org/za/show.php?Id=925.
62
labour standards of the International Labour Organisation, human rights and protection of the environment.*…+”
215
Daarnaast zijn er Afrikaanse landen die het probleem van China’s invloed op de lokale
arbeidsmarkt inzien, maar dit probleem zelf nog niet hebben ondervonden. Bijvoorbeeld, in
mei 2010 vroeg een journalist van “Xinhua” aan de Liberiaanse President, Ellen Johnson
Sirleaf216, naar de arbeidssituatie van de Chinese ondernemingen in Liberia. Hij vroeg of ze
een bedreiging vormen voor de lokale arbeid:
“*…+ So far, we have not discovered that kind of reported situation in Liberia yet. But we should also pay attention. Liberia will also cooperate with international society to prevent such events from happening in Liberia. Liberia will learn from what has happened in other countries. We don't want to see those nontechnical labor forces to come to work in Liberia. We have already had them. We are expecting more training opportunities and protect local labor force and cherish their local
resources.*…+”217
Hierin is duidelijk dat Liberia zelf nog geen druk heeft ondervonden van de Chinese
ondernemingen op de lokale arbeidsmarkt, maar wel het probleem erkent. Liberia leert van
de situatie in andere landen en zal maatregelen treffen om haar arbeiders te beschermen.
Ook de Zimbabwaanse ambassadeur in China, Frederick M. Shava, gaf tijdens een interview
met “Xinhua” zijn mening over deze problematiek:
“*…+ As far as I'm concerned, there are no such problems faced by Chinese investors in Zimbabwe. Zimbabwe's labor market is governed and regulated by the country's Labor Act, This Act also provides for resolution of conflicts. Chinese investment is growing in the country. We welcome it because it creates employment for our people and improves standard of living of its employees.*…+”
218
We zien dus dat de Afrikaanse landen het probleem niet wegschuiven. Ze erkennen dat
deze problematiek zich voordoet in sommige landen, maar vertrouwen op hun eigen
reguleringen om dergelijke problemen te vermijden.
De groeiende Chinese aanwezigheid op het Afrikaanse continent wordt door de
Afrikaanse staten dus betrekkelijk positief onthaald. Ook zij beschouwen de Sino-Afrikaanse
samenwerkingsrelaties als een strategisch en vruchtbaar partnerschap dat zeker niet het
label “Neokolonialisme” verdient. Toch worden er een aantal zorgen geuit, voornamelijk op
215
“China – Africa Trade Agreements”, COSATU Press Statement, 7 november 2006, http://www.cosatu. org.za/show.php?ID=1096&cat=MediaCentre. 216
Ellen Johnson Sirleaf is de 24ste en huidige President van Liberia. Ze diende als Minister van Financiën onder President William Tolbert van 1979 tot 1980. In 2005 werd ze de eerste verkozen vrouwelijke president van Liberia en in januari 2006 begon ze haar ambtstermijn. Cfr. http://www.emansion.gov.lr/content.php?sub= President's%20Biography&related=The%20President. 217
“Interview: Liberian President Ellen Johnson Sirleaf. We’re not afraid of so-called “Neo-colonialism””, China-Africa Trade and Economic Cooperation Special, nr.1, 2010, p.5. 218
Cai Qianru, “Interview Zimbabwe Ambassador: Looking for more cooperation”, China-Africa Trade and Economic Cooperation Special, nr.4, 2010, p.9.
63
vlak van de instroom van Chinese arbeiders en goederen op het continent. Maar de
Afrikanen uiten dergelijke kritiek voorzichtig. Afrika is er namelijk van overtuigd dat ze het
hoofd kan bieden aan de mogelijke problemen die zich kunnen voordoen, en dat ze door
middel van overleg en dialoog met de Chinese overheid de mogelijk probleemsituaties kan
oplossen. Afrika bekritiseert in geen geval de Chinese activiteiten op het continent in
dezelfde mate als het Westen. De Afrikaanse staten appreciëren de Chinese steun en
samenwerking, en zouden zeker geen einde willen maken aan dit partnerschap.
64
5. Conclusie
We hebben gezien dat het Afrikaanse continent steeds een belangrijke plaats innam in
China’s buitenlands beleid. Aanvankelijk beschouwde China Afrika als een belangrijke
bondgenoot in de strijd tegen de imperialistische politiek van de Verenigde Staten en de
Sovjet-Unie. China wou samen met de Derde Wereld een verenigd front bouwen tegen de
supermachten en een nieuwe internationale orde vormen. Maar deze politiek veranderde in
de jaren ’80, China’s snel groeiende economie zorgde ervoor dat de Chinese overheid zich in
de internationale arena voornamelijk liet leiden door economische motieven. Door de
continue groei van de Chinese economie heeft China een grote behoefte aan
energiebronnen om haar binnenlandse vraag te kunnen bevredigen. China is daarom op
zoek naar stevige samenwerkingsrelaties met andere landen, en in het bijzonder de
Afrikaanse landen, zodat haar economie zich kan blijven ontwikkelen. Het FOCAC is hier een
belangrijk instrument in gebleken. Chinese en Afrikaanse leiders komen op dit forum samen
om een strategisch partnerschap te ontwikkelen die voordelig is voor beide partijen. Het
FOCAC, dat een weerspiegeling is van China’s hedendaags Afrika-beleid, is er dus op gericht
om de economische ontwikkeling van beide partijen te vergroten.
China’s Afrika-politiek heeft dus door de jaren heen grote veranderingen ondergaan.
Terwijl China’s beleid aanvankelijk gedomineerd werd door geopolitieke motieven, is
vandaag economie de belangrijkste drijfveer geworden in China’s internationale
betrekkingen.
China’s aanwezigheid op het Afrikaanse continent is niet onopgemerkt gebleven. We
hebben gezien dat het Westen zich grote zorgen maakt over China’s invloed in Afrika en veel
kritiek uit. Sommige westerlingen spreken zelfs in verband met China’s Afrika-politiek over
“Neokolonialisme”. Maar is deze kritiek wel altijd gegrond? Het Westen is niet helemaal
onpartijdig, ook zij heeft belangen in Afrika die moeten behartigd worden. De Westerse
landen vrezen namelijk dat ze hun greep op de grondstofrijke gebieden van Afrika zullen
verliezen. Ze bekritiseren China dat ze niet begaan is met het welzijn van het Afrikaanse volk,
dat ze enkel eigen belangen nastreeft, en dat ze alleen economische banden aangaat met
Afrika om haar eigen economische groei te stimuleren en om haar binnenlandse vraag naar
grondstoffen te kunnen bevredigen. Maar in welke mate verschilt dit met wat het Westen
doet in Afrika. China’s gedrag is in feite niet zo verschillend met andere staten. Ook de
65
Westerse landen zijn voornamelijk geïnteresseerd in de grondstoffen en energiebronnen van
het Afrikaanse continent. Het zou belachelijk zijn te stellen dat de Westerse landen enkel
sympathie nastreven, dit zou hen immers niets opleveren. Beide partijen streven duidelijke
economische en strategische doelen na. Toch stelt het Westen ook legitieme vragen over
China’s relatie met Afrika, zoals bijvoorbeeld vragen over mensenrechten, democratie,
corruptie, China’s non-interventie principe of het feit dat de Chinese overheid geen
bijkomende condities vooropstelt voor haar hulpverlening aan Afrika. Maar sommige
Westerse academici focussen zich te veel op de negatieve aspecten van de Sino-Afrikaanse
betrekkingen en vergeten vaak de positieve gevolgen van China’s acties in Afrika. China is
nochtans mede verantwoordelijk voor de economische ontwikkeling van een aantal
Afrikaanse landen en verleent bovendien ook veel steun en ontwikkelingshulp. De Chinezen
daarentegen spreken voornamelijk over wederzijdse vriendschap, win-win situatie, een
strategisch partnerschap tussen gelijke partners en een samenwerking die voor beide
partijen evenveel oplevert. Ondanks ze inzien dat de Sino-Afrikaanse samenwerking
geconfronteerd wordt met een aantal problemen, spreken ze zelden over de negatieve
gevolgen van hun handelingen. Om die reden moeten we ook heel kritisch zijn tegenover de
Chinese uitspraken over de Sino-Afrikaanse relaties. Bij het analyseren van het Afrikaanse
standpunt hebben we gezien dat de groeiende Chinese aanwezigheid op het Afrikaanse
continent betrekkelijk positief onthaald wordt. Ook de Afrikanen beschouwen de Sino-
Afrikaanse samenwerkingsrelaties als een strategisch en vruchtbaar partnerschap dat zeker
niet het label “Neokolonialisme” verdient. Eventuele kritieken op China’s activiteiten in
Afrika worden zeer voorzichtig aangehaald. Ze waarderen de Chinese steun en
samenwerking en zouden zeker geen einde willen maken aan dit partnerschap.
Het is zeer moeilijk om conclusies te trekken over de langetermijngevolgen van China’s
betrokkenheid in Afrika. We kunnen immers niet weten hoe de relatie tussen China en Afrika
zich in de toekomst zal ontwikkelen. Het is echter wel duidelijk dat de Chinese aanpak heel
verschillend is met het Westen, maar daarom niet slechter. De samenwerking met China
biedt de Afrikaanse landen heel wat voordelen. China heeft stevige economische
samenwerkingsrelaties opgebouwd met de Afrikaanse landen en helpt hen met het
ontwikkelen van hun land. De Afrikaanse landen zijn lang onbeduidende spelers geweest in
de internationale economie, maar het lijkt erop dat de Sino-Afrikaanse betrekkingen
“effectief een einde zouden kunnen maken aan de decennialange marginalisering van Afrika
66
in de wereldeconomie”219. Natuurlijk doen er zich ook een aantal problemen voor, zoals de
eerder vermelde arbeidsconflicten, het dreigende handelsdeficit in Afrika en de eventuele
milieuproblemen die de Chinese investeringen met zich mee kunnen brengen. We hebben
gezien dat de Chinese overheid maatregelen treft om aan dergelijke uitdagingen het hoofd
te bieden. De Chinezen moeten wel uitkijken dat het niet “bij beloftes blijft, ze moeten hun
woorden ook omzetten in daden”220, anders zou dit onvermijdelijk kunnen leiden tot nog
meer kritiek. Bovendien zijn dergelijke problemen niet enkel de verantwoordelijkheid van de
Chinese regering, ook Afrika moet zijn verantwoordelijkheid opnemen om de uitdagingen
waarmee ze geconfronteerd worden aan te pakken.221
219
Kynge James, “China blurs bipolar view of the world”, Financial Times, 2009, http://www.ft. com/cms/s/0/7a7e2894-d4ea-11de-8ec4-00144feabdc0.html#axzz1NNDa2lon. 220
Vandepitte Marc, “China in Afrika: neokolonialisme of win-winsituatie?”, 2011, http://www. dewereldmorgen.be/artikels/2011/05/20/china-in-afrika-neokolonialisme-win-winsituatie. 221
Vandepitte Marc, 2011.
67
Bijlagen
Bijlage 1: Propagandaposters van de Volksrepubliek China in de jaren ‘60
Jieri zhi ye 节日之夜 (Nacht van de viering), poster van de Volksrepubliek China, 1964. In deze poster
verenigen de volkeren van Azië, Afrika en Latijns-Amerika zich in de strijd tegen de hurkende figuur
Nonkel Sam die een atoombom vasthoudt. Het gebruikt van nucleaire wapens hebben bijgedragen
tot de verdeling van macht tussen de Eerste en Derde Wereld. Het jaar 1964 wordt ook gekenmerkt
door het begin van de oorlog in Vietnam. China roept op om zich samen te verzetten tegen de
imperialistische grootmacht, de Verenigde Staten. Cfr. http://courses.washington.edu/globasia/
wordpress/2010/09/week-4/.
Jianjue zhichi Yazhou Feizhou Ladingzhou renmin de fandi douzheng 坚决支持亚洲非洲拉丁美洲
人民的反帝斗争 (Ondersteun sterk de anti-imperialistische strijd van de volkeren van Latijns-
Amerika, Afrika en Azië), poster van de Volksrepubliek China, ca.1964. Ook hier zijn het de
68
gewapende volkeren van Azië, Afrika en Latijns-Amerika die in opstand komen tegen het Amerikaans
imperialisme. Cfr. http://chineseposters.net/gallery/theme-06.php.
Quan Shijie renmin tuanjie qilai! Dadao Mei di! Dadao Su xiu! 全世界人民团结起来! 打倒美帝!
打倒苏修 (Volkeren van de hele wereld verenig u! Weg met het imperialisme van de Verenigde
Staten! Weg met het revisionisme van de Sovjet-Unie!), poster van de Volksrepubliek China, jaren
’60. China roept op om de volkeren van Azië, Afrika en Latijns-Amerika, en de Arabieren te steunen in
hun strijd tegen de Sovjet en de Verenigde Staten. Cfr. http://debrisson.free.fr/posters.html.
69
Bijlage 2: Schema “Beijing Consensus” versus “Washington Consensus”
Bron: Van Dijk Meine Pieter, “China’s aanwezigheid in Afrika”, Economische Statistische Berichten, 2007, p.586.
70
Bijlage 3: Grafiek China’s import uit en investeringen naar Afrika
Bron: Wallis William, Burgis Tom, “Continent drives a harder bargain”, Africa-China Trade Financial
Times Special Report, 2010, p.1.
71
Bijlage 4: Tabel van de belangrijkste olieleveranciers van China
De volgende tabel geeft informatie over de vijf belangrijkste Afrikaanse olieleveranciers van China.
Met uitzondering van Soedan, zijn de Westerse oliemaatschappijen de grootste spelers.
Bron: Zhao Shelly, “The Geopolitics of China-African Oil”, China Briefing, 2011, http://www.china-
briefing.com/new/2011/04/13/the-geopolitics-of-china-african-oil.html.
72
Bibliografie
a. Boeken:
Askouri Ali, “China’s investment in Sudan: displacing villages and destroying Communities”, in Manji Firoze, Marks Stephen (uitgs.), African Perspectives on China in Africa, Nairobi en Oxford: Fahamu, 2007, p.78-81.
Barnouin Barbara, Yu Changgen, Zhou Enlai: a political life, Hong Kong: The Chinese University Press, 2006.
Bramall Chris, Chinese economic development, Londen: Taylor & Francis, 2008, p.323-544.
Chaponnière Jean-Raphaël, “Chinese aid to Africa, origins, forms and issues”, in van Dijk Meine Pieter (uitg.), The New Presence of China in Africa, Amsterdam: Amsterdam University Press, 2009, p.60-67.
Copper John F., “Peking’s Post-Tienanmen Foreign Policy: The Human Rights Factor”, in Lin Bih-Jaw, Myers James T. (uitgs.), Contemporary China in the Post-Cold War Era, Columbia: University of South Carolina Press, 1996, p.328.
Cuyvers L., Kerremans B., Internationale economische organisaties, Leuven: Garant, 2005, p.89.
Davies Penny, China and the End of Poverty in Africa: Towards Mutual Benefit?, Zweden: Diakonia & Eurodad, 2007, p.41-42.
Deshpande Govind P., Gupta Harmala Kaur, United Front against imperialism: China’s foreign policy in Africa, Bombay: Somaiya Publications, 1986, p.83-85.
East Roger, Thomas Richard, Profiles of people in power: the world’s government leaders, Londen: Routledge, 2003, p.168-169.
Foster Vivien, Butterfield William, Chen Chuan, Building bridges: China’s growing role as infrastructure financier for Sub-Saharan Africa, Trends and Policy Option Series, Washington: World Bank Publications, nr.5, 2009, p.55.
Guo Sujian, Hua Shiping, New dimensions of Chinese foreign policy, Lanham: Lexington Books, 2007, p.32.
Hesseling G., Senegal/Gambia, Amsterdam: KIT Publishers, 2007, p.59-63.
Hofmann Katharina, Kretz Jürgen, Roll Michael, Sperling Sebastian, “Contrasting Perceptions: Chinese, African, and European Perspectives on the China-Africa Summit”, in Friedrich-Ebert-Stiftung (uitg.), Internationale Politik und Gesellschaft, Bonn: Friedrich-Ebert-Stiftung, 2007, p.84-85.
Hsin-Hui Hsu, Wen S. Chern, Gale Fred, “How will rising income affect the structure of food demand?”, in Gale Fred (uitg.), China’s Food and Agriculture: Issues for the 21st Century, Washington: Agriculture Information Bulletin – United States Department of Agriculture, nr.775, 2002, p.10-14.
Kim Samuel S., The Third World in Chinese world policy, Princeton: Princeton University Press, 1989, p.5-6.
Koekkoek K.A., Mennes L.B.M., “Some Potential Effects of Liberalizing the Multi Fibre Arrangement”, in Mennes L. B. M., Kol Jacob (uitgs.), European Trade Policies and the Developing World, Londen: Routledge, 1987, p.197-224.
73
Lawrance Alan, China’s foreign relations since 1949, Londen: Routledge, 1975, p.171.
Lee Khoon Choy, Pioneers of modern China: understanding the inscrutable Chinese, Singapore: World Scientific, 2005, p.212-213.
Le Pere Garth, Shelton Garth, China, Africa and South Africa: South – South co-operation in a global era, Midrand: Institute for Global Dialogue, 2007.
Leung Pak-Wah, Political leaders of modern China: a biographical dictionary, Westport, Connecticut: Greenwood Publishing Group, 2002, p.129-130.
Li Xing, “Paradigm Shift, From “Washington Consensus” to “Beijing Consensus”, in Kwesi Kwaa Prah (uitg.), Afro-Chinese Relations: Past, Present and Future. CASAS Book Series N°45, Kaapstad: The Centre for Advanced Studies of African Society, 2007, p.119.
Naidu Sanusha, “China-African Relations in the 21st century: A “win-win” relationship”, in Lee Margaret C., Melber Henning, Naidu Sanusha, Taylor Ian (uitgs.), China in Africa, Current African Issue, Zweden: Nordiska Afrikainstitutet, nr.33, 2007, p.42.
Naughton Barry, “The Foreign Policy Implications of China’s Economic Development Strategy”, in Robinson Thomas W., Shambaugh David L. (uitgs.), Chinese foreign policy: theory and practice, New York: Oxford University Press, 1995, p.47-70.
Office of the United States Trade Representative, African Growth and Opportunity Act: an implementation guide, New York: Nova Publishers, 2006.
Qiang Zhai, The dragon, the lion & the eagle: Chinese-British-American relations, 1949-1958, Kent: Kent State University Press, 1994, p.10.
Ramo Joshua Cooper, The Beijing Consensus, Londen: Foreign Policy Centre, 2004, p.12.
Rotberg Robert I., China into Africa: trade, aid, and influence, Washington: Brookings Institution
Press, 2008, p.26-27.
Roy Denny, China’s foreign relations, Lanham MD: Rowman & Littlefield, 1998, p.34.
Taylor Ian, China and Africa: engagement and compromise, Londen: Taylor & Francis, 2006, p.24 -25.
Taylor Ian, The Forum on China-Africa Cooperation (FOCAC), Taylor & Francis e-Library, 2011, p.20-35.
van Dijk Meine Pieter, “Introduction: objectives of and instruments for China’s new presence in Africa”, in van Dijk Meine Pieter (uitg.), The New Presence of China in Africa, Amsterdam: Amsterdam University Press, 2009, p.15.
Van Ness Peter, Revolution and Chinese foreign policy, Berkeley: University of California Press, 1970, p.61.
Yahuda Michael B., China’s role in world affairs, Londen: Taylor & Francis, 1978, p.156.
b. Wetenschappelijke artikels, krantenartikels, rapporten en officiële speeches:
Titels:
“Africa Says “No” to “China Threat” – Interview with the Vice Chairman Msekwa of the Revolutionary Party of Tanzania”, 28 december 2009, www.focac.org/eng/zxxx/t648396.htm.
74
“Africa: West Has No Right to Accuse China’s Aid to Africa of “Exploitation””, 26 april 2011, www.focac.org/eng/ mtsy/t818044.htm.
“Chairman Mao Zedong’s Theory on the Division of the Three Worlds and the Strategy of Forming an Alliance against an Opponent”, Ministry of Foreign Affairs of the PRC, 2000, http://www.fmprc.gov.cn /eng/ziliao/3602/3604/t18008.htm.
“China – Africa Trade Agreements”, COSATU Press Statement, 7 november 2006, http://www.cosatu. org.za/show.php?ID=1096&cat=MediaCentre.
“China and Africa: For better or for worse?”, Integrated Regional Information Networks, 27 juni 2006, http://www.speroforum.com/a/4194/China-and-Africa-For-better-or-for-worse.
“China’s African Policy”, 2006, http://www.fmprc.gov.cn/eng/zxxx/t230615.htm.
“China’s attraction: ‘Very good’ loans for Malawi, Africa Part III”, The Maravi Post, 1 mei 2011, http://www.maravipost.com/business-and-finance/investments/5079-chinas-attraction-very-good-loans-for-malawi-africa-part-iii.html.
“Companies lacking social responsibility criticized”, 29 januari 2007, http://news.xinhuanet.com/ english/2007-01/29/content_5669299.htm.
“Financial Times Interview: Meles Zenawi, Ethiopian prime minister”, 6 februari 2007, http://www.ft.com/ cms/s/0/4db917b4-b5bd-11db-9eea-0000779e2340.html#ixzz1MbVdG6kq.
“Forum on China-Africa Cooperation Sharm El Sheikh Action Plan (2010-2012)”, 12 november 2009, http://www.focac.org/eng/dsjbzjhy/hywj/t626387.htm.
“Gabonese Ambassador to China: Never Putting Neo-Colonialism Label on China’s Assistance to Africa”, 23 september 2009, http://www.focac.org/eng/jlydh/sjzs/t619112.htm.
“Interview: Liberian President Ellen Johnson Sirleaf. We’re not afraid of so-called “Neo-colonialism””, China-Africa Trade and Economic Cooperation Special, nr.1, 2010, p.5.
“Is Globalization Causing a “Race to the Bottom” in Environmental Standards?”, World Bank Briefing Papers Part 4, april 2000, http://www1.ximb.ac.in/users/fac/Shambu/Sprasad.nsf/dd5cab6801f17 23585256474005327c8/e78490ff090249d06525730c0030abf9/$FILE/AssessingGlobalizationP4.pdf.
“Keynote Speech by H.E. Zhang Jun, Ambassador of R.R.China to the Netherlands, on China-Africa Relations at the CDA-EFF Conference” , 9 oktober 2010, http://www.chinaembassy.nl/eng/xwdt/t760 499.htm.
“Premier Wen Jiabao Holds Press Conference in Egypt”, 18 juni 2006, http://eg.chineseembassy.org/ eng/zxxx/t258924.htm.
“Profile: Paul Wolfowitz”, 17 mei 2007, http://news.bbc.co.uk/2/hi/americas/1564448.stm.
“Remarks by State Councilor Dai Bingguo at dinner Hosted by the Vice President of Zambia”, 27 juli 2010, http://www.fmcoprc.gov.mo/eng/news/t721613.htm.
“Statement by President Hu Jintao of China at the UN Security Council Summit”, 15 september 2005, http://www.fmprc.gov.cn/eng/wjdt/zyjh/t213089.htm.
“Top Chinese legislator says China-Africa friendship trend of history”, 22 mei 2011, http://news.xin huanet.com/ english2010/china/2011-05/22/c_13887300.htm.
75
“Zambia probes shooting of workers at China-run mine”, 16 oktober 2010, http://www.bbc.co.uk/ news/ world-africa-11558741.
Auteurs:
Adie W. A. C., “Chou En-lai on Safari”, The China Quarterly, nr.18, 1964, p.174-194.
Aning Kwesi, Lecoutre Delphine, “China’s ventures in Africa”, African Security Review, vol.17, nr.1, 2008, p.43-44.
Bellabona Poala, Spigarelli Francesca, “Moving from Open Door to Go Global: China goes on the world stage”, International Journal of Chinese Culture and Management, vol.1, nr.1, 2007, p.93-107.
Bosshard Peter, “China Dams the World”, World Policy Journal, vol.26, nr.4, 2009, p.50-51.
Bosshard Peter, “China’s Environmental Footprint in Africa”, SAIIA China in Africa Policy Briefing, Kaapstad: South African Institute of International Affairs, nr.3, 2008, p.10.
Bosshard Peter, “China’s Role in Financing African Infrastructure”, International Rivers Network, 2007, http://www.internationalrivers.org/files/ChinaEximBankAfrica.pdf.
Breslin Shaun, Taylor Ian, “Explaining the Rise of ‘Human Rights’ in Analyses of Sino-African Relations”, Review of African Political Economy, vol.35, nr.115, 2008, p.11-15.
Brookes Peter, “Into Africa: China’s Grab for Influence and Oil”, Heritage Lectures, Washington: The Heritage Foundation, nr.1006, 2007, p.4.
Brown Lester R., Halweil Brian, “China’s water shortage could shake world food security”, World Watch, 1998, p.10-18.
Buttler Tina, “Timber hungry China moves into Africa”, 20 april 2005, http://news.mongabay.com/ 2005/ 0420x-tina_buttler.html.
Cai Qianru, “Botswanian ambassador: “Partnership cooperation”, not “neo-colonialism””, China-Africa Trade and Economic Cooperation Special, nr.2, 2010, p.5.
Cai Qianru, “Interview Zimbabwe Ambassador: Looking for more cooperation”, China-Africa Trade and Economic Cooperation Special, nr.4, 2010, p.9.
Chan Sarah, “China’s Outward Direct Investment: Expanding Worldwide”, China: An International Journal, vol.1, nr.2, 2003, p.273-301.
Chaponnière Jean-Raphaël, “L’aide chinoise à l’Afrique: origines, modalités et enjeux”, Économie Politique, nr.38, 2008, p.25.
Chen Aizhu, Beck Lindsay, “Chinese-African Summit Yields $1.9 Billion in Deals”, 2006, http://www.washingtonpost.com/wp-dyn/content/article/2006/11/05/AR2006110500742.html.
Davies Martyn, Edinger Hannah, Tay Natasya, Naidu Sanusha, “How China delivers development assistance to Africa”, Research paper for the Department for International Development, University of Stellenbosch: Centre for Chinese Studies, 2008, p.11.
Eley Geoff, “Defining Social Imperialism: Use and Abuse of an Idea”, Social History, vol.1, nr.3, 1976, p.265-290.
76
Enuka Chuka, “The Forum on China-Africa cooperation (FOCAC): A Framework for China’s re-engagement with Africa in the 21st century”, e-BANGI, vol.6, nr.2, 2011, p.192.
Fontana Dorothy Grouse, “Background to the Fall of Hua Guofeng”, Asian Survey, vol.22, nr.3, 1982, p.237-260.
Gong Sasha, “Chinese workers in Africa”, unpublished paper presented at the conference Rethinking Africa’s ‘China Factor’: Identifying Players, Strategies, and Practices, 2007, http://www.globalization-africa.org/papers/80.pdf.
Gu Jing, Humphrey John, “The Impact of Africa on China”, African Economic Research Consortium Working Paper No.ADWP-05, 2007, p.8.
Guan Yanbin, Cui Peng, Wang Xi, “Interview: Central African President Francois Bozizé Yangouvonda. Central African President welcomes Chinese investors”, China-Africa Trade and Economic Cooperation Special, nr.1, 2010, p.4.
Haglund Dan, “Regulating FDI in weak African states: a case study of Chinese copper mining in Zambia”, J. of Modern African Studies, vol.46, nr.4, 2008, p.547-575.
Hanson Stephanie, “China, Africa, and Oil”, Council on Foreign Relations, 2008, http://www.cfr.org/ publication/9557/China_africa_and_oil.html.
He Jianping, “African Investment Experience Discussion”, TCDC UPDATE, nr.1, 2006, http://en.ecdc. net.cn/ events/tcdc0601/en/tcdc6.htm.
He Qinglian, “The Sino-African Cooperation Against Human Rights”, China Rights Forum, nr.1, 2007, p.41-42.
He Wenping, “Moving forward with the time the evolution of China’s African policy”, Workshop on China-Africa Relations: Engaging the International Discourse, 2006, p.4.
He Wenping, “The Balancing Act of China’s Africa Policy”, China Security, vol.3, nr.3, 2007, p.30-31.
Hildyard Nicholas, The Corner House, “Neutral? Against What? Bystanders and Human Rights Abuses: The case of Merowe Dam”, Sudan Studies, nr.37, 2008, p.6-7.
Holzmann Robert, Jørgensen Steen, “Social Risk Management: A New Conceptual Framework for Social Protection, and Beyond”, International Tax and Public Finance, vol.8, nr.4, 2001, p.529-556.
Hua Guofeng, “Eleventh National Congress of Chinese Communist Party”, China Report, vol.13, nr.6, 1977, p.57-84.
Human Rights Watch, “China-Africa Summit: Focus on Human Rights, Not Just Trade: Chinese Leadership Should Pressure Sudan, Zimbabwe on Human Rights”, New York, 2006, http://www.hrw. org/en/ news/2006/11/01/china-africa-summit-focus-human-rights-not-just-trade.
Kaplinsky Raphael, McCormick Dorothy, Morris Mike, “The Impact of China on Sub-Saharan Africa”, Institute of Development Studies Working Paper, nr.291, 2007, p.290.
King Kenneth, “The Beijing China-Africa Summit of 2006: The New Pledges of Aid to Education in Africa”, China Report, vol.43, nr.3, 2007, p.337-339.
Kragelund Peter, “Knocking on a Wide-open Door: Chinese Investments in Africa”, Review of African Political Economy, vol.36, nr.122, 2009, p.481-483.
77
Kynge James, “China blurs bipolar view of the world”, Financial Times, 2009, http://www.ft.com/ cms/s/0/7a7e2894-d4ea-11de-8ec4-00144feabdc0.html#axzz1NNDa2lon.
Lin Piao, “Long live the Victory of People’s war!”, Peking Review, nr.36, 1965, p.24.
Lönnqvist Linda, “China’s Aid to Africa: Implications for civil society”, INTRAC Policy Briefing Paper 17, Oxford: International NGO Training and Research Centre, 2007, p.5.
Lum T., Fischer H., Granger J.G., Leland A., “China’s Foreign Aid Activities in Africa, Latin America and South-East Asia”, United States Congressional Research Service report for Congress, 2009, p.11.
Lyman Princeton, “China’s rising role in Africa”, presentation to the US-China Commission, 21 juli 2005.
MacNamara Will, Green Matthew, “Pros and cons of importing”, Financial Times Special Report: Africa-China Trade, 2008, p.4.
McCormick Dorothy, “China & India as Africa’s New Donors: The Impact of Aid on Development”, Review of African Political Economy, vol.35, nr.15, 2008, p.73-92.
McDonald Kristen, Bosshard Peter, Brewer Nicole, “Exporting dams: China’s hydropower industry goes global”, Journal of Environmental Management, vol.90, supplement 3, 2009, p.S294-S302.
Melville Chris, Owen Olly, “China and Africa: a new era of South-South Cooperation”, openDemocracy, 2005, http://www.opendemocracy.net/globalization-G8/south_2658.jsp.
Michael Phillips, “G-7 to Warn China over Costly Loans to Poor Countries,” The Wall Street Journal, 2006, p.A2.
Mohan Giles, Kale Dinar, “The invisible hand of South-South globalization: Chinese migrants in Africa”, unpublished Report for the Rockefeller Foundation prepared by The Development Policy and Practice Department, 2007, p.17.
Morris Mike, “China’s Dominance of Global Clothing and Textiles: Is preferential Trade Access an Answer for Sub-Saharan Africa?”, IDS Bulletin, vol.37, nr.1, 2006, p.89-97.
Moss Todd, Rose Sarah, “China ExIm Bank and Africa: New Lending, New Challenges”, Centre for Global Development Notes, 2006.
Naidu Sanusha, “The Forum on China-Africa Cooperation (FOCAC): What Does the Future Hold?”, China Report, vol.43, nr.3, 2007, p.283-284.
Naughton Barry, “Deng Xiaoping: The Economist”, The China Quarterly, vol.135, 1993, p.491-514.
Niquet Valérie, “La stratégie africaine de la Chine”, Politique Etrangère, nr.2, 2006, p.361.
Pan Wei, “The Chinese Model of Development”, presentation at Foreign Policy Centre, 2007, http://fpc.org.uk/fsblob/888.pdf.
Pehnelt Gernot, Abel Martin, “China’s Development Policy in Africa”, Report for the South African Institute of International Affairs, 2007, p.16.
Prybyla Jan S., “Communist China’s Economic Relations with Africa 1960-1964”, Asian Survey, vol.4, nr.11, 1964, p.1135-1143.
78
Redactie van de Renmin Ribao, “Chairman Mao’s Theory of the Differentiation of the Three Worlds is a Major Contribution to Marxism-Leninism”, Peking Review, 1977, nr.45.
Reisen Helmut, “Is China Actually Helping Improve Debt Sustainability in Africa?”, G – 24 Policy Brief, nr.9, 2007, p.1-2.
Rowan Callick, “Wolfowitz Holds Beijing to Account over Africa,” The Australian, 2006, http://www.theaustralian.com.au/news/world/wolfowitz-holds-beijing-to-account-over-africa/story-e6frg6so-1111112412780.
Straw Jack, “Dix grands enjeux pour les pays africains”, Le Monde, 23 februari 2006.
Taylor Ian, “China’s Foreign Policy towards Africa in the 1990s”, The Journal of Modern African Studies, vol.36, nr.3, 1998, p.443-444.
Taylor Ian, “Taiwan’s foreign policy and Africa: the limitations of dollar diplomacy”, Journal of Contemporary China, vol.11, nr.30, 2002, p.125-140.
Taylor Ian, “China’s relations with Nigeria”, The Round Table: The Commonwealth Journal of International Affairs, vol.96, nr.392, 2007, p.631-645.
Taylor Ian, “Sino-African Relations and the Problem of Human Rights”, African Affairs, vol.107, nr.426, 2008, p.63-65.
Thorborg Marina, “Business as Usual or Yellow Man’s Burden Chinese Labour and Development Policies in Africa”, paper presented at the 12th EADI General Conference Global Governance for Sustainable Development: The Need for Policy Coherence and New Partnerships, 2008, http://www.eadi.org/fileadmin/Documents/ Events/General_Conference/2008/paper_Thorborg.pdf.
Trinh Tamara, Voss Silja, Dyck Steffen, “China’s commodity hunger: implications for Africa and Latin America”, Deutsche Bank Research, 2006, p.1.
Tull Denis M., “China in Africa: European Perceptions and Responses to the Chinese Challenge”, SAIS Working Papers in African Studies, 2008, p.5-7.
Van de Looy Judith, de Haan Leo, “Africa and China: A Strategic Partnership?”, Strategic Analysis, vol.30, nr.3, 2006, p.564.
Van Dijk Meine Pieter, “China’s aanwezigheid in Afrika”, Economische Statistische Berichten, 2007, p.586.
Vandepitte Marc, “China in Afrika: neokolonialisme of win-winsituatie?”, 2011, http://www. dewereldmorgen.be/artikels/2011/05/20/china-in-afrika-neokolonialisme-win-winsituatie.
Vines Alex, “China in Africa: A mixed blessing?”, Current History, vol.106, nr.700, 2007, p.214-215.
Wade Abdoulaye, “Time for the west to practice what it preaches”, Financial Times Special Report: Africa-China Trade, 2008, p.5.
Wallis William, “Drawing the contours of a new world order”, Financial Times Special Report: Africa-China Trade, 2008, p.2.
Wallis William, Burgis Tom, “Continent drives a harder bargain”, Africa-China Trade Financial Times Special Report, 2010, p.1.
79
Wang Jian-Ye, Bio-Tchané Abdoulaye, “Africa’s Burgeoning Ties with China”, Finance and Development, vol.45, nr.1, 2008, p.5.
Warsameh Abdurrahman, “Somalia Upbeat about Trade Relations with China”, 2009, http://www.focac.org/eng/mtsy/t619744.htm.
Wen Jiabao, “Building the New Type of China-Africa Strategic Partnership”, speech van Wen Jiabao op de openingsceremonie van de vierde ministeriële conferentie van het FOCAC, Sharm el-Sheikh, 2009, http://www.focac.org/eng/dsjbzjhy/zyjh/t627391.htm.
Wen Jiabao, “Carrying Forward the Five Principles of Peaceful Coexistence in the Promotion of Peace and Development”, Chinese Journal of International Law, vol.3, nr.2, 2004, p.363-368.
Wolfowitz Paul, “Il ne faut pas que le Chine commette en Afrique les erreurs passées de la France et des Etats-Unis”, Les Echos, 2006.
Yu George T., “Africa in Chinese Foreign Policy”, Asian Survey, vol.28, nr.8, 1988, p.854.
Yu George T., “China and the Third World”, Asian Survey, vol.17, nr.11, 1977, p. 1037-1038.
Zhao Shelly, “The Geopolitics of China-African Oil”, China Briefing, 2011, http://www.china-briefing.com/new/2011/04/13/the-geopolitics-of-china-african-oil.html.
c. Chinese artikels:
Cai Wu 蔡武, “Heping gongchu wu xiang yuanze de lishi yiyi he xianshi zhidao yiyi” 和平共處
五項原則的 歷史意義和現實指導意義 (De grote historische betekenis en de praktische betekenis
van de vijf principes van vreedzame co-existentie), Dangdai Shijie, vol.6, 2004, p.4-13.
He Wenping 贺文萍, "Zhong Fei hezuo huli gongying de shizheng fenxi" 中非合作互利共赢的
实证分析 (Emperische analyse van de wederzijds voordelige en win-win Sino-Afrikaanse
samenwerking), Ya Fei Zhongheng, nr.6, 2009, p.45.
Ji Yushan 纪玉山, Dai Shuanping 代栓平, “Cong “Huashengdun gongshi” dao “Beijing gongshi”: zai
fazhan zhong fansi” 从‚华盛顿共识‛到‚北京共识‛:在发展中反思 (Van “Washington
Consensus” naar “Beijing Consensus”: reflecties over het ontwikkelingsproces), Zhonggong Tianjinshi wei dangxiao xuebao, nr.3, 2007, p.63-68.
Li Weijian 李伟建, Zhang Zhongxiang 张忠祥, Zhang Chun 张春, Zhu Ming 祝鸣, “Mai xiang xin de
shinian: Zhong Fei hezuo luntan kechixufazhan yanjiu” 迈向新的十年:中非合作论坛
可持续发展研究 (Naar een nieuw decennium: een studie naar de duurzame ontwikkeling van het
FOCAC), Xiya Feizhou, nr.9, 2010, p.5-6.
Li Zehua 李泽华, Zhao Xian 赵贤, “Xifang dui Zhongguo zai Feizhou huodong de zhize、yingxiang ji
wo guo de dui ce jianyi” 西方对中国在非洲活动的指责、影响及我国的对策建议 (De invloed en
kritiek van het Westen aangaande China’s activiteiten in Afrika, en de tegenargumenten van China), Sixiang Zhanxian, vol.35, nr.2, 2009, p.121-122.
Mi Yasai 米亚赛, “Fawang Feizhou” 展望非洲 (Vooruitzichten in Afrika), Jinchukou jingliren zazhi,
nr.12, 2009, p.I0005.
Ren Lixiang 任立湘, “Zou chuqu zhanlüe” 走出去‛战略 (De ga buiten – strategie), Fendou, nr.5,
2001, p.44.
80
Shi Chunlian 石春连, Wang Pubiao 王普彪, “Lun goujian lianghao de Zhong Fei shiyou maoyi guanxi”
论构建 良好的中非石油贸易关系 (Het opbouwen van goede olierelaties tussen China en Afrika),
Journal of the Zhongnan University of Economics and Law, nr.2, 2007, p.49.
Sun Yongsheng 孙勇胜, Sun Jingxin 孙敬鑫, “Xinzhiminzhuyi lun yu Zhongguo waijiao yingdui”
‘新殖民主义 论’与中国外交 应对 (‘Neokolonialisme’ en China’s diplomatieke antwoord),
Qinghai Shehui Kexue, nr.5, 2010, p.45-50.
Ya Fei 雅菲, "‘Xinzhiminzhuyi’ maozi kou bu dao Zhongguo tou shang" ‘新殖民主义’帽子扣不到中国 头上 (De hoed ‘Neokolonialism’ kan niet worden gezet op China's
hoofd), Guoji Jiaoliu, nr.2, 2007, p.11.
Yang Baorong 杨宝荣, “Huli shuangying gongtong fazhan: “Zhong Fei guanxi 60 nian huigu yu
zhanwang” yantaohui jiyao” 互利双赢共同发展‚中非关系60年回顾与展望‛研讨会纪要(Win-
win en gemeenschappelijke ontwikkeling: samenvatting van het onderzoeksforum “Het terugkijken en het vooruitzicht van 60 jaar Sino-Afrikaanse relaties”), Xiya Feizhou, nr.1, 2010, p.71-72.
Yang Fuchang 杨福昌, “Zhong Fei hezuo luntan Beijing fenghui dui Zhong Fei guanxi de shenyuan
yingxiang: xie zai Beijing fenghui yi zhounian” 中非合作论坛北京峰会对中非关系的深远影响:写在
北京峰会一周年 (De verreikende invloed van de Beijing Summit van het Sino-Afrikaanse
samenwerkingsforum: geschreven op de eerste verjaardag van de Beijing Summit), West Asia & Africa, nr.12, 2007, p.5-6.
Yin Chengde 尹承德, “Zhou Enlai zongli yu Zhong Fei guanxi” 周恩来总理与中非关系 (Premier Zhou
Enlai en de Sino-Afrikaanse relaties), Guoji Wenti Yanjiu, nr.6, 2006, p.1.
Zhang Zhongxiang 张忠祥, “Shi xi Zhongguo dui Feizhou waijiao zhong de buganshe neizheng
yuanze” 试析中国对非洲外交中的不干涉内政原则 (Een analyse van China’s non-interventie
principe in de diplomatieke betrekkingen met Afrika), Xiya Feizhou, nr.1, 2010, p.11-16.
d. Websites: http://chineseposters.net/gallery/theme-06.php.
http://www.chinavitae.com/biography/21.
http://courses.washington.edu/globasia/ wordpress/2010/09/week-4/.
http://debrisson.free.fr/posters.html.
http://economie.fgov.be/nl/ondernemingen/leven_onderneming/Maatschappelijk_verantwoord_ondernemen/OESO-richtlijnen_multinationals/.
http://www.emansion.gov.lr/content.php?sub=President's%20Biography&related=The%20President.
http://en.ndrc.gov.cn/.
http://english.eximbank.gov.cn/profile/intro.html.
http://english.mofcom.gov.cn/.
http://Is.China-embassy.org/eng/li/IP/t580799.htm.
http://stats.oecd.org /glossary/detail.asp?ID=6043.
81
http://www.afdb.org/en/.
http://www.afdb.org/en/about-us/structure/presidents-corner/biography.
http://www.ceweekly.cn/Common/English.html.
http://www.cosatu.org/za/show.php?Id=925.
http://www.ethioembassy.org.uk/facts%20about%20ethiopia/biography%20ato%20meles%20zenawi.htm.
http://www.ethioembassy.org.uk/Facts%20About%20Ethiopia/Biography%20Ato%20Seyoum%20Mesfin.htm.
http://www.focac.org/eng/fzsz/rwz/t619308.htm.
http://www.ft.com.
http://www.fundforpeace.org.
http://www.hrw.org/en/about.
http://www.imf.org/external/.
http://www.iprcc.org.
http://www.jackstrawmp.org.uk.
http://www.kln.gov.my/web/guest/home.
http://www.mofa.gov.tw.
http://www.oecd.org/speaker/0,3438,en_21471361_34225293_34741018_1_1_1_1,00.html.
http://www.tcd.or.tz/.
http://www.tititudorancea.com/z/neocolonialism.htm.
http://www.uitgeverijcontact.nl/a-268-joshua_cooper_ramo.html.
http://www.worldbank.org/.
http://www.xinhuanet.com/english2010/.