HIGW Antwerpen - Home · Web viewVan de Woestijnvaders (monniken die zich tussen de 3de en 4de eeuw...

27
IV. Monniken in de woestijn 1. EEN NIEUWE BEWEGING Op het einde van de derde eeuw en zeker vanaf de vierde eeuw, op het moment dat het christendom van staatswege als godsdienst erkend wordt (‘constantijnse vrede’) 1 , zien we in de Kerk van het Nabije Oosten letterlijk en figuurlijk een nieuwe beweging op gang komen: christenen die zich uit de wereld terugtrekken om alleen of in kleine groepen te gaan leven in de woestijnen van Egypte, Palestina en Syrië. Men noemt ze ‘monniken’. De voornaamste beweegreden van deze ‘nieuwe beweging’ binnen het christendom 2 is het verlangen naar een radicale navolging van Jezus, in een tijd waarin het christendom stilaan een ‘gevestigde’ godsdienst wordt, de verwachting van de komst van Gods Rijk vervaagt en de christen helemaal dreigt op te gaan in de politieke en sociale realiteit. Het is de geschiedenis van alle hervormingsbewegingen in de Kerk: telkens wanneer de Kerk in ‘crisis’ komt, wanneer het christelijk geloof aan kracht verliest en te ‘werelds’ (in de Paulinische zin van het woord) wordt, ontstaan er bewegingen die de evangelische inspiratie in haar oorspronkelijke radicaliteit willen beleven (soms op een al te excessieve manier). “Op het moment dat de christenen door het Constantijnse Rijk erkend worden en gevaar lopen de zin van de transcendentie van Gods plan voor henzelf en voor de wereld te verliezen, op het moment dat de verwachting van het einde van de wereld en van de komst van de Heer vervaagt, verschijnen de monniken. Hun forma vitae (manier van leven) is een breuk met de wereldsheid, protest tegen de afbrokkeling van het geloof en tegen de afvlakking van het bestaan tot dat van de niet-christenen, op het moment dat het getuigenis van het martelaarschap verdwijnt, de herinnering 1 Het edict van Milaan in 313 erkent het Christendom als godsdienst (de zgn. ‘constantijnse vrede’); in 394 wordt het christendom onder Theodosius staatsgodsdienst en dus ook een factor van politieke eenheid. 2 Het verschijnsel van het monnikendom is niet met de christelijke monniken begonnen; het bestond reeds in de joodse en Griekse wereld. C HRISTELIJKE SPIRITUALITEIT 2020 2021 HIGW ANTW ERPEN 1

Transcript of HIGW Antwerpen - Home · Web viewVan de Woestijnvaders (monniken die zich tussen de 3de en 4de eeuw...

Page 1: HIGW Antwerpen - Home · Web viewVan de Woestijnvaders (monniken die zich tussen de 3de en 4de eeuw terugtrokken in de woestijnen van Palestina, Egypte en Syrië) zijn ruim 3000 gezegden,

IV. Monniken in de woestijn

1. EEN NIEUWE BEWEGING

Op het einde van de derde eeuw en zeker vanaf de vierde eeuw, op het moment dat het christendom

van staatswege als godsdienst erkend wordt (‘constantijnse vrede’) 1, zien we in de Kerk van het

Nabije Oosten letterlijk en figuurlijk een nieuwe beweging op gang komen: christenen die zich uit de

wereld terugtrekken om alleen of in kleine groepen te gaan leven in de woestijnen van Egypte,

Palestina en Syrië. Men noemt ze ‘monniken’.

De voornaamste beweegreden van deze ‘nieuwe beweging’ binnen het christendom2 is het verlangen

naar een radicale navolging van Jezus, in een tijd waarin het christendom stilaan een ‘gevestigde’

godsdienst wordt, de verwachting van de komst van Gods Rijk vervaagt en de christen helemaal

dreigt op te gaan in de politieke en sociale realiteit. Het is de geschiedenis van alle

hervormingsbewegingen in de Kerk: telkens wanneer de Kerk in ‘crisis’ komt, wanneer het christelijk

geloof aan kracht verliest en te ‘werelds’ (in de Paulinische zin van het woord) wordt, ontstaan er

bewegingen die de evangelische inspiratie in haar oorspronkelijke radicaliteit willen beleven (soms

op een al te excessieve manier).

“Op het moment dat de christenen door het Constantijnse Rijk erkend worden en gevaar

lopen de zin van de transcendentie van Gods plan voor henzelf en voor de wereld te verliezen,

op het moment dat de verwachting van het einde van de wereld en van de komst van de Heer

vervaagt, verschijnen de monniken. Hun forma vitae (manier van leven) is een breuk met de

wereldsheid, protest tegen de afbrokkeling van het geloof en tegen de afvlakking van het

bestaan tot dat van de niet-christenen, op het moment dat het getuigenis van het

martelaarschap verdwijnt, de herinnering aan het enig noodzakelijke…3”

(E. Bianchi, Si tu savais le don de Dieu, Brussel, 2001, p. 25)

Het Griekse ‘monachos’ heeft een meervoudige betekenis:

1. degene die alleen leeft

2. degene die heeft afgezien van zijn familie, het huwelijk, bezittingen

3. degene die in eenheid met anderen leeft

4. degene die ‘eenvoudig’ is

1 Het edict van Milaan in 313 erkent het Christendom als godsdienst (de zgn. ‘constantijnse vrede’); in 394 wordt het christendom onder Theodosius staatsgodsdienst en dus ook een factor van politieke eenheid.2 Het verschijnsel van het monnikendom is niet met de christelijke monniken begonnen; het bestond reeds in de joodse en Griekse wereld.3 Men noemde het monnikenwezen het ‘onbloedig martelaarschap’.

CHRISTELIJKE SPIRITUALITEIT 2020 – 2021 HIGW ANTWERPEN 1

Page 2: HIGW Antwerpen - Home · Web viewVan de Woestijnvaders (monniken die zich tussen de 3de en 4de eeuw terugtrokken in de woestijnen van Palestina, Egypte en Syrië) zijn ruim 3000 gezegden,

Twee ‘soorten’ monniken:

1. Anachoreten: diegenen die zich terugtrekken. (Heremieten: lett.: woestijnbewoners,

kluizenaars)

2. Cenobieten: groepen monniken die samen leven. Grondlegger: de koptische monnik

Pachomius (ca 292 – ca 348).

In het voetspoor van Jezus

Dat men precies naar de woestijn trekt, heeft enerzijds te maken met een reactie tegen de

wereldsheid van de Kerk, anderzijds schrijft deze beweging zich in in een lange profetische traditie:

grote profeten als Mozes, Elia, Johannes de Doper zijn in de woestijn religieus ‘volwassen’

geworden4; en natuurlijk ook Jezus, die zich in de woestijn terugtrok om de strijd aan te gaan met de

‘verleidingen’ van de duivel.

Bovendien vertelde men van Jezus dat Hij ‘geen steen had om zijn hoofd op te leggen’, geen

bezittingen had, dat Hij celibatair leefde,.. en daarin wil de monnik hem als het ware letterlijk volgen.

Een beweging naar binnen

Maar het blijft niet bij een uiterlijke navolging alleen. De beweging van het monachisme is tegelijk

ook een beweging naar binnen, naar het hart als centrum van de mens.

Net zoals bij Jezus wordt in de eenzaamheid van de woestijn een innerlijke strijd gevoerd tegen de

machten die de mens van God en de anderen willen afsnijden. In de woestijn leert de mens zichzelf

kennen: zijn verlangens naar macht en bezit, de illusies en drogredenen waarmee hij zijn ‘ik’

opblaast, de angsten en schuldgevoelens die hem verlammen, ... Een voor een worden ze

ontmaskerd, tot hij niets meer heeft om zich op te beroemen of waarmee hij zichzelf kan

rechtvaardigen, en hij naakt en met lege handen voor God staat.

Het zou een weg ten dode zijn, als de woestijn niet ook de plaats van de ontmoeting met God was.

De monnik is omwille van Jezus de woestijn in getrokken en wordt er zich bewust van zijn zwakheid,

van zijn onvermogen om werkelijk als Jezus te zijn. Elk ‘beeld’ dat hij van zichzelf heeft gemaakt

verdampt. Zich bewust van zijn onmacht en nietigheid, moet hij leren wat het betekent zich aan God

over te geven, onvoorwaardelijk op Hem te vertrouwen en alles van Hem te verwachten. In de stilte

van de uiterlijke en innerlijke woestijn leert hij luisteren naar Gods Woord, dat de monnik bijstaat in

zijn strijd tegen de ‘duivels’ en ‘demonen’; dankzij Hem zal hij ook overwinnen.

De toetssteen van de liefde

Het gevaar bestaat dat de ‘vlucht uit de wereld’ van de monnik en de innerlijke strijd die hij voert

4 De eerste monniken worden beschouwd als leerlingen, erfgenamen en navolgers van de Bijbelse profeten.

CHRISTELIJKE SPIRITUALITEIT 2020 – 2021 HIGW ANTWERPEN 1

Page 3: HIGW Antwerpen - Home · Web viewVan de Woestijnvaders (monniken die zich tussen de 3de en 4de eeuw terugtrokken in de woestijnen van Palestina, Egypte en Syrië) zijn ruim 3000 gezegden,

beperkt blijft tot een egocentrisch bezig zijn met zichzelf, gericht op de persoonlijke ‘verlossing’, ver

weg van een vermeende boze en verderfelijke buitenwereld. Maar als het verblijf in de woestijn – bij

uitbreiding geldt dit ook voor het verblijf in de ‘woestijn’ van een klooster of abdij – geen vruchten

voortbrengt die de mensheid ten goede komen, is het een heilloze weg en kan hij niet christelijk

genoemd worden.

Immers, de toetssteen van dit leven (als specifieke vorm van navolging van Jezus), van de innerlijke

strijd die de monnik voert in de eenzaamheid van de woestijn en de beslotenheid van zijn kluis, is en

blijft uiteindelijk de liefde: de liefde voor Christus die zich vertaalt in de concrete liefde voor de mens.

Met andere woorden, een monnik – ook al is hij eenzame kluizenaar - leeft niet voor zichzelf, maar

voor de (A)ander. De dikwijls zeer harde ascese die hij zichzelf oplegt, mag geen ander doel dienen.

Dat dit niet altijd begrepen werd, blijkt uit volgende Vaderspreuk:

Aan een grijsaard5 werd gevraagd: “Hoe moet ik God vinden?” En hij sprak: “Door vasten,

nachtwaken, zware arbeid, aalmoezen, maar behalve dit alles ook door

onderscheidingsvermogen. Want ik zeg u, velen hebben hun vlees gekweld zonder

onderscheidingsvermogen en zij gingen met lege handen heen, niets bezittend. Onze mond

riekt van het vasten, de Schriften kennen wij vanbuiten en het hele psalterium van David

hebben wij voltooid, maar wat God van ons vraagt, bezitten we niet: de liefde en de

nederigheid.

Vanuit de Egyptische woestijn zullen de monniken zich in de volgende eeuwen over heel het

christelijke westen en oosten verspreiden (zie kaart). In de middeleeuwen zijn de abdijen plaatsen

van humanisering, van wetenschappelijke en technische innovaties, kunst en cultuur.

2. ANTONIUS DE GROTE (ca. 251-356)

“Adem Christus”

Vader van het christelijke monnikendom

Algemeen wordt Antonius beschouwd als de vader van het christelijke monnikendom. Hoewel

intussen afdoende is aangetoond dat hij lang niet de eerste christelijke kluizenaar en monnikenleider

was, heeft hij altijd een zeer grote populariteit genoten. Die heeft hij te danken aan de

levensbeschrijving die een groot bewonderaar maakte, de bisschop en kerkvader Athanasius van

Alexandrië (ca 295-373). Zijn leven van Antonius heeft een zeer grote invloed gehad op de

ontwikkeling van het westerse monnikendom (bv. de regel van Benedictus), maar ook op de

christelijke cultuur in het algemeen. De tekst, vooral de beschrijving van Antonius’ strijd met de

5 ‘Grijsaard’, ‘Abba’ (vader) of ‘oudvader’ genoemd: een wijze monnik, maar die daarom niet noodzakelijk oud hoeft te zijn.

CHRISTELIJKE SPIRITUALITEIT 2020 – 2021 HIGW ANTWERPEN 1

Page 4: HIGW Antwerpen - Home · Web viewVan de Woestijnvaders (monniken die zich tussen de 3de en 4de eeuw terugtrokken in de woestijnen van Palestina, Egypte en Syrië) zijn ruim 3000 gezegden,

‘duivels’ heeft ook tal van kunstenaars geïnspireerd, waaronder Hiëronymus Bosch, Salvador Dalí en

de schrijver Gustave Flaubert.

Met zijn levensbeschrijving heeft Athanasius een nieuw genre in de christelijke literatuur

geïntroduceerd, dat in de late oudheid en de Middeleeuwen zeer populair werd en een enorme

verspreiding kende: de hagiografie. Een hagiografie is een ‘stichtelijke’ beschrijving van een

heiligenleven, die bij de lezer bewondering, devotie en navolging wil opwekken. Athanasius’

levensbeschrijving van Antonius wordt algemeen beschouwd als het ultieme voorbeeld van alle

latere hagiografieën.

Geraakt door het Woord

Antonius wordt in 251 geboren in Egypte, in een christelijke familie. Wees geworden rond zijn

achttiende, hoort hij tijdens een kerkdienst een passage uit het evangelie van Matteüs, die zijn leven

helemaal zal omkeren: “Jezus zei: ‘Als u onverdeeld goed wilt zijn, ga dan uw bezit verkopen en geef

het aan de armen, en u zult een schat hebben in de hemel. Kom dan terug om mij te volgen.” (Mt 19,

21). Een andere keer werd hij geraakt door de uitspraak: “Maak je niet bezorgd over de dag van

morgen” (Mt 6, 34). Antonius verkoopt wat hij bezit en begint een ascetisch leven bij een ‘grijsaard’

in de buurt. Hij leidt er een leven van arbeid, gebed en lezing uit de Schrift.

Na een tijd trekt Antonius weg en gaat hij wonen in een verlaten graf, nadien in een oud fort in de

Thebaïs, bij Pispir. Onder de vervolgingen van Maximinus Daia, vanaf 308, wil hij martelaar worden,

maar dat wordt hem niet ‘gegund’: “De Heer bewaarde hem echter in ons en andermans belang: voor

velen zou hij leraar worden in de ascese, die hij uit de Schrift had geleerd.”6 De laatste vijftig jaar van

zijn lange leven brengt hij door op de berg Kolziem (Qolzoum), bij de Rode Zee, waar hij nu zelf het

land bewerkt en in zijn levensonderhoud voorziet. Daar komen zich ook leerlingen bij hem vestigen.

Antonius heeft dus een leven als eremiet en als cenobiet geleid. Na zijn dood zullen duizenden

monniken hem volgen. Athanasius zegt over hem dat hij ‘de woestijn bevolkt heeft.’: “Sindsdien

kwamen er ook in de bergen kluizen en werd de woestijn een stad van monniken, die hun bezittingen

hadden achtergelaten en het hemelse bestaan weerspiegelden” (Verleidingen in de woestijn, p. 23)

Abt Antonius zei: “Er komt een tijd dat de mensen ijlen, en wanneer ze iemand zien die niet

ijlt, verheffen ze zich tegen hem en ze zeggen: ‘Je ijlt’, omdat hij niet is zoals zij.”

Verleidingen in de woestijn7

Zoals Jezus een strijd in de woestijn met de duivel heeft gevoerd, moet ook Antonius vechten met de

6 Athanasius van Alexandrië, Verleidingen in de woestijn. Het leven van de heilige Antonius, vert. Vincent Hunink, Amsterdam 2002, p. 52. De tekst is geschreven rond 360.7 De volgende teksten komen uit: Athanasius van Alexandrië, Verleidingen in de woestijn. Het leven van de heilige Antonius, vert. V. Hunink, 2002.

CHRISTELIJKE SPIRITUALITEIT 2020 – 2021 HIGW ANTWERPEN 1

Page 5: HIGW Antwerpen - Home · Web viewVan de Woestijnvaders (monniken die zich tussen de 3de en 4de eeuw terugtrokken in de woestijnen van Palestina, Egypte en Syrië) zijn ruim 3000 gezegden,

demonen die hem belagen. Wanneer een mens zich in de eenzaamheid van de woestijn terugtrekt,

steken allerlei ‘demonen’ de kop op. In de strijd daartegen leert hij zichzelf kennen, in relatie met

Jezus: hoezeer hij Jezus nodig heeft om werkelijk ‘zichzelf’ te worden. Antonius zal uiteindelijk de

demonen ontmaskeren als illusies, die de mens angst aanjagen: “De demonen, zo zei hij, vertonen

zich alleen aan mensen met angst. Sla dus een kruis, ga heen en wees gerust. Laat die demonen

zichzelf maar voor de gek houden.”(22)

Vervolgens was hij weer alleen binnen met de deur dicht, zoals hij gewend was. Staan kon hij

niet vanwege de klappen van de demonen, en hij bad liggend. Na het gebed sprak hij luid:

'Hier ben ik, ik ben Antonius, ik vlucht niet voor jullie klappen! Al doen jullie nog meer, niets

"zal mij scheiden van de liefde van Christus" [Rom 8,35].' Daarop psalmodieerde hij: 'Al slaat

een leger het beleg rond mij, mijn hart zal niet vrezen' [Ps 26,3]. Dat waren de gedachten en

woorden van de asceet.

Maar de vijand die het goede haat verbaasde zich dat Antonius na die klappen nog durfde te

komen. Hij riep zijn honden bijeen en zei razend: 'Jullie zien het: noch met de geest van

ontucht, noch met klappen hebben we hem kunnen stoppen. Hij durft zich zelfs tegen ons te

verheffen! Laten we hem dus eens anders aanpakken.'

De duivel kan gemakkelijk alle gedaanten aannemen om kwaad te doen. Toen, die nacht,

maakten ze zo’n kabaal dat het leek of de hele plek stond te schudden. De vier muren van het

gebouwtje werden door de demonen als het ware opengebroken, en ze leken erdoor naar

binnen te komen. Ze waren van gedaante veranderd en verschenen nu als wilde beesten en

reptielen. Meteen was de plek vol schijnbeelden van leeuwen, beren, luipaarden, stieren,

slangen en adders, schorpioenen en wolven. En elk ervan bewoog zich op zijn eigen manier:

de leeuw brulde als om aan te vallen, de stier leek met de horens te gaan stoten, de slang

kronkelde dadelijk op hem af en de wolf wilde gaan springen. Het geheel was schrikbarend:

de woestheid van al die schijngestalten bij elkaar en het geraas van hun geluiden.

Antonius, hierdoor gegeseld en gestoken, voelde een nog heviger pijn in zijn lichaam. Maar

zonder te trillen, ja, wakker van ziel, lag hij daar. Wel moest hij kreunen van de lichamelijke

pijn, maar hij bleef nuchter in gedachten. Bijna spottend zei hij: 'Als jullie écht macht hadden,

was het genoeg als één van jullie hier kwam. Maar nu de Heer jullie heeft ontkracht, proberen

jullie mij schrik aan te jagen door je aantal. Maar het is een teken van zwakte dat jullie de

vormen van redeloze beesten aannemen!'

Zo vatte hij moed en sprak opnieuw: 'Als jullie écht iets kunnen en macht hebben gekregen

over mij, aarzel dan niet, maar val me aan! Maar als jullie niets kunnen, waarom dan al die

vergeefse moeite? Ons zegel, onze schutsmuur is het geloof in onze Heer.'

Nadat ze van alles tegen hem hadden geprobeerd knarsten ze met de tanden, want ze hielden

eerder zichzelf voor de gek dan hem.

CHRISTELIJKE SPIRITUALITEIT 2020 – 2021 HIGW ANTWERPEN 1

Page 6: HIGW Antwerpen - Home · Web viewVan de Woestijnvaders (monniken die zich tussen de 3de en 4de eeuw terugtrokken in de woestijnen van Palestina, Egypte en Syrië) zijn ruim 3000 gezegden,

Ook toen vergat de Heer Antonius' strijd niet maar kwam hem te hulp. Antonius keek

omhoog, zag het dak als het ware opengaan en een lichtstraal op zich neerkomen. Ineens

waren de demonen verdwenen: meteen was de pijn in zijn lichaam weg en was het huisje

weer heel. Hij merkte dat hij hulp ontving en herademde, bevrijd van de pijn.

(Verleidingen in de woestijn, p. 18-19)

De volgende tekst beschrijft het ontstaan van het monnikendom en de vruchtbaarheid van de

monnik:

Een kleine twintig jaar bracht hij zo op zichzelf in ascese door. Naar buiten kwam hij nooit en

hij werd maar zelden door anderen gezien. Maar veel mensen hadden het verlangen en de wil

zijn ascese na te volgen, en er kwamen ook andere bekenden, die de deur insloegen en hem

eruit probeerden te dringen. Zo trad Antonius na al die tijd naar buiten, als kwam hij uit een

heiligdom, volledig ingewijd en vervuld van God. Dat was de eerste keer dat hij uit het fort

kwam en zich aan zijn bezoekers vertoonde.

Toen zij hem zagen, stonden ze verbaasd: zijn lichaam zag er nog hetzelfde uit. Het was niet

dik geworden bij gebrek aan beweging, noch vermagerd door het vasten en de strijd met

demonen. Het was nog zoals ze het hadden gekend voordat hij zich had teruggetrokken. En

zijn ziel had nu een staat van reinheid bereikt: niet kleinmoedig van de zorgen, niet verslapt

door genot, niet ten prooi aan joligheid of melancholie. Bij het zien van de menigte werd hij

niet onrustig en het stemde hem evenmin verheugd dat hij door zo velen werd begroet. Hij

was geheel en al in balans, zoals iemand die zich laat leiden door zijn intellect en zich in zijn

natuurlijke toestand bevindt.

Door hem genas de Heer velen van de aanwezigen die aan lichamelijke ziekten leden. Ook gaf

Hij Antonius de gave van het woord. Zo kon hij vele bedroefden troosten en bij ruziemakers

weer vrede brengen, waarbij hij iedereen voorhield om niets in de wereld te stellen boven de

liefde voor Christus. In gesprekken maakte hij vaak gewag van alle goeds dat gaat komen en

van Gods liefde voor de mensen, van ‘Hem Die Zijn eigen Zoon niet spaarde, maar Hem voor

ons allen heeft overgeleverd’ [Rom 8,32], en hij bracht velen tot de keuze voor het monastiek

bestaan.

Sindsdien kwamen er ook in de bergen kluizen en werd de woestijn een stad van monniken,

die hun bezittingen hadden achtergelaten en het hemelse bestaan weerspiegelden.

Onderscheiding van de geesten

De onderscheiding van de geesten vinden we al bij Paulus (bv. Fil 1, 10 ; 1 Kor 12, 10)8. Het

levensverhaal van Antonius draait rond deze ‘gave van onderscheiding’, die de christen ontvangt bij

het doopsel en bepalend is met betrekking tot zijn relatie tot God en de ander: onderscheiden wat

8 “En dit is mijn bede: dat uw liefde steeds rijker wordt aan ware kennis en fijngevoeligheid in alles, om te kunnen onderscheiden waar het op aankomt.” (Fil 1, 10)

CHRISTELIJKE SPIRITUALITEIT 2020 – 2021 HIGW ANTWERPEN 1

Page 7: HIGW Antwerpen - Home · Web viewVan de Woestijnvaders (monniken die zich tussen de 3de en 4de eeuw terugtrokken in de woestijnen van Palestina, Egypte en Syrië) zijn ruim 3000 gezegden,

komt van de ‘goede of kwade geest’, wat leven geeft, wat niet. Hier zien we hoe Antonius de

‘demonen’ – dwz de krachten die de mens wegleiden van God en dus van echt leven - waarmee de

mens worstelt en waarvan hij slaaf wordt, ontmaskert door ze te benoemen en in verband, in

‘contact’ te brengen met God.

Uit een van zijn toespraken:

Om te beginnen moeten we dit beseffen: de demonen zijn niet gemaakt als demonen. God

heeft namelijk niets slechts geschapen. Nee, ook zij zijn als goede wezens gemaakt, maar ze

zijn weggevallen uit de hemelse wijsheid en draaien sindsdien om de aarde. De heidenen

hebben ze bedrogen met verschijningen, maar tegen ons, christenen, koesteren ze een ware

wrok. Alles brengen ze in stelling om ons maar de opgang naar de hemel te beletten, zodat

wij niet opstijgen naar de plaats vanwaar zij gevallen zijn.

Vandaar dus de noodzaak van vele gebeden en ascese, wanneer je van de geest eenmaal de

gave hebt ontvangen tot onderscheiding van geesten en het fijne van hen wilt weten: welke

van hen zijn minder kwalijk, welke juist meer, waar concentreert elk van hen zich op en hoe

kun je ze stuiten en verdrijven? Talrijk zijn hun listen en lagen en de trucs die ze uithalen. De

gelukzalige apostel en zijn mensen wisten dit alles, blijkens zijn woord: "wij kennen zijn

streken maar al te goed" [2 Kor 2,11].

Wat ons betreft, op grond van onze eigen ervaringen met hen dienen wij elkaar te verbeteren.

Ikzelf heb enige ervaring met hen, en ik praat er tegen jullie over als tegen mijn zoons.

Wanneer de demonen dus zien hoe alle christenen, in het bijzonder de monniken, graag

werken en voortgang boeken, gaan ze hen eerst belagen en beproeven met obstakels op hun

weg. Die obstakels zijn de onreine gedachten. Maar wij moeten voor hun ingevingen niet

bang zijn, want door gebed, vasten en geloof in de Heer vallen ze dadelijk weg. En toch, al zijn

ze weggevallen, ze houden niet op maar komen listig en slinks weer opzetten.

Als ze de ziel dan niet openlijk hebben kunnen bedriegen via onrein genot, vallen ze weer op

een andere manier aan. Dan vormen ze bedrieglijke verschijningen, in een poging ons angst

aan te jagen: ze veranderen van gedaante en worden als vrouwen, wilde dieren, slangen,

reuzen of een massa soldaten. Maar ook zo hoeven we hun verschijningen niet te vrezen,

want ze zijn niets en ze lossen snel op wanneer je je ommuurt met geloof en het teken van het

kruis.

(Verleidingen in de woestijn, p. 30-31)

Over de demonen:

CHRISTELIJKE SPIRITUALITEIT 2020 – 2021 HIGW ANTWERPEN 1

Page 8: HIGW Antwerpen - Home · Web viewVan de Woestijnvaders (monniken die zich tussen de 3de en 4de eeuw terugtrokken in de woestijnen van Palestina, Egypte en Syrië) zijn ruim 3000 gezegden,

“De heidenen zien de demonen voor goden aan, maar de christenen bewijzen dat het geen

goden zijn: ze vertrappen ze, verjagen ze als dwaalgeesten en bedriegers van de mensheid, in

Christus Jezus onze Heer, aan Wie de heerlijkheid zij tot in de eeuwen der eeuwen, amen”

(Verleidingen, p. 92)

“Wij hoeven maar de naam van de gekruisigde Christus te noemen of we verjagen alle

demonen, die door jullie als goden worden gevreesd. Overal waar men het teken des kruises

maakt, is de ban van magie gebroken, heeft vergif geen effect meer!

Zeg maar eens, waar zijn nu die orakels van jullie? En die Egyptische bezweringen? En die

schijnbeelden van magiërs? Wanneer is dat allemaal gestopt en buiten werking gesteld? Ten

tijde van het kruis van Christus!”

(Verleidingen, p. 78)

3. DE VADERSPREUKEN

Meesterwerkjes van menselijke en evangelische wijsheid

De vaderspreuken (apoftegmata patrum) zijn ruim drieduizend gezegden, korte verhalen en

gesprekken van en over de woestijnvaders, die in collecties bewaard zijn, alfabetisch (volgens de

naam van de oudvader9), of systematisch (volgens thema) geordend. Vruchten van een jarenlang

verblijf in de woestijn, van de confrontatie met zichzelf, zijn het pareltjes, meesterwerkjes van

evangelische en menselijke wijsheid, die een aparte plaats innemen in de geestelijke literatuur.

De spreuken gaan terug op een klein aantal Vaders, drie of vier generaties van het einde van de 3de

eeuw tot het begin van de 5de eeuw, die verbleven in een drietal woestijnen ten zuiden van

Alexandrië (Egypte): de Nitria, de Kellia (Cellen) en de Skêtis (tweederde van de spreuken ; nu: Wadi

el Natroun, zie kaart). Daarnaast de berg van Antonius, de Thebaïs (klooster van Pachomius), de

Sinaï.

De vaderspreuken hebben een zeer grote invloed gehad op de ontwikkeling van de christelijke

spiritualiteit en van het monnikenwezen. Ze werden veel gelezen en voortdurend doorgegeven; ze

zijn overgeleverd in het Grieks, Latijn, Koptisch, Syrisch, Ethiopisch, Armeens, Arabisch, Aramees,

Georgisch en in Slavische talen… Vele Kerkvaders citeren eruit.

We vinden er niets van de overdreven ascese, wonderverhalen, krachtpatserijen, die over de

woestijnmonniken de ronde deden. Hun woorden getuigen veeleer van een groot begrip voor

zwakheid en menselijk falen: “Ik ben een mens, ik heb gezondigd. Maar U bent God, U kunt

vergeven.” Of: “Men zei van de monniken van de Skêtis dat als iemand hen verraste bij een ascese,

9 De Woestijnvaders werden ‘Oudvaders’, ‘Vaders’ en ook ‘Grijsaards’ genoemd. Men sprak ze aan met ‘Abba’ (vader).

CHRISTELIJKE SPIRITUALITEIT 2020 – 2021 HIGW ANTWERPEN 1

Page 9: HIGW Antwerpen - Home · Web viewVan de Woestijnvaders (monniken die zich tussen de 3de en 4de eeuw terugtrokken in de woestijnen van Palestina, Egypte en Syrië) zijn ruim 3000 gezegden,

dat wil zeggen als iemand er op de hoogte van was, zij dat niet meer als een deugd, maar als een

zonde beschouwden.” De apoftegmata laten ook zien dat de Vaders zich steeds distantiëren van

idolatrie; met veel moeite krijgt men ‘een woord’ en dan nog wijzen ze met hun uitspraken steeds

van zichzelf weg.

Zoals de evangelische parabels zijn de vaderspreuken nooit vrijblijvend. Ze confronteren de lezer met

een werkelijkheid, Gods werkelijkheid, die een al te menselijke logica en vooringenomenheid

openbreekt en de mens voor een keuze plaatsen. Enkele voorbeelden.

“Geef mij een woord”

Daarmee beginnen dikwijls de vraaggesprekken van de monniken in de woestijn, die elkaar

regelmatig opzoeken. Men vraagt een woord van heil, een woord dat bevrijdt, benauwdheid

openbreekt, iets laat voelen van Gods liefde, een woord van bemoediging, inzicht, wijsheid. Niet

zelden gaat het bij de vraagsteller om een kwestie van leven of dood, van uiterste wanhoop.

Het ‘woord’ dat de oudvader spreekt is nooit vrijblijvend; het is een woord van ‘leven’: het brengt

iets teweeg bij de toehoorder en kan hem volledig ‘omkeren’. Men beschouwde de woorden van de

oudvaders als Gods woord: God heeft hen het charisma (de Geestesgave) van het woord gegeven,

waardoor het krachtig en levend wordt. Het heeft met andere woorden profetische kracht.

Daarom wordt er nooit zomaar gesproken. Ook dat is een thema binnen de Vaderspreuken. Zwijgen

is de regel, maar als het moet, als hun woord ‘geïnspireerd’ is, wordt er gesproken. “De Apoftegmata

zijn de vrucht van een langzame en lange ontkieming in de stilte van de woestijn.” (L. Regnault)

“Ook zei abt Poimen: Eens vroeg iemand aan abt Païsius: ‘Wat moet ik voor mijn ziel doen, want

zij is zonder gevoel en vreest God niet.’ En hij antwoordde hem: ‘Ga heen, sluit u aan bij iemand

die wel God vreest. En door in zijn nabijheid te verkeren, leert ook u God te vrezen.’”

“Een broeder vroeg abt Poimen: ‘Wat is beter, spreken of zwijgen? De grijsaard antwoordde

hem: ‘Wie spreekt om God, doet wel, en wie zwijgt om God, eveneens.’”

“Een broeder vroeg aan abt Tithoés: 'Hoe moet ik mijn hart bewaken?' De grijsaard antwoordde

hem: 'Hoe zouden wij ons hart bewaken als onze mond en onze buik wijdopen staan?'”

“Eens zei abt Sisoês openhartig: 'Houd moed! Zie, dertig jaar vraag ik God niet meer om

vergiffenis voor enige zonde; alleen dit bid ik: ‘Heer Jezus, bescherm mij tegen mijn tong!’ En

elke dag tot nu toe val ik in zonde door haar.'”

Nederigheid

CHRISTELIJKE SPIRITUALITEIT 2020 – 2021 HIGW ANTWERPEN 1

Page 10: HIGW Antwerpen - Home · Web viewVan de Woestijnvaders (monniken die zich tussen de 3de en 4de eeuw terugtrokken in de woestijnen van Palestina, Egypte en Syrië) zijn ruim 3000 gezegden,

“Een broeder die bekoord werd door onkuisheid, stond ’s nachts op, ging naar een grijsaard en

vertelde hem zijn gedachte. De grijsaard stelde hem gerust en hij keerde opgelucht naar zijn kluis

terug. Maar zie, daar viel de bekoring hem opnieuw aan; weer ging hij naar de grijsaard. Dat

deed hij herhaalde malen, en de grijsaard drukte hem niet terneer, maar sprak wat hem kon

opluchten. Hij zei hem: “Wijk niet, integendeel, telkens wanneer de duivel u bestrijdt, ontmasker

hem. Als hij zo ontmaskerd wordt, druipt hij wel af. Want de duivel van de onkuisheid vindt niets

zo onaangenaam als dat zijn werken openbaar gemaakt worden, en in niets vindt hij zo een

plezier als dat zijn gedachten verborgen blijven.”

Tot elf keer toe kwam de broeder zich bij de grijsaard beschuldigen. Tenslotte zei hij hem:

“Omwille van de liefde, zeg mij, abba, een woord.” Toen zei de grijsaard hem: “Geloof mij, mijn

kind, als God zou toelaten dat de gedachten die mijn geest kwellen ook jou zouden bezoeken, dan

zou je ze niet kunnen dragen en je zou in de afgrond terechtkomen.” Door dit woord van de

grijsaard, dankzij zijn grote nederigheid, stopte de aanval van de onkuisheid bij de broeder.”

Het Jezusgebed

Het Jezusgebed, de aanroeping van de naam Jezus, dikwijls in een korte formule - bv. “Heer Jezus,

zoon van God, ontferm u over mij zondaar” –, is een heel oude en beproefde manier van bidden, die

vandaag voornamelijk, maar niet alleen, in het Oosterse christendom gebruikelijk is.10 Voor de Vaders

is de gerichtheid op Jezus, de persoonlijke band met hem, fundamenteel. Het ‘werken aan zichzelf’

komt niet eerst, maar staat binnen de relatie met Christus. Wie zich tot Jezus wendt, wordt zeker

gered.

De kortste van alle vaderspreuken: “Abt Paulus zei: ‘Volg Jezus.’” (Het monnikenleven is een

eigen manier om Jezus na te volgen).

“Abt Elias zei eens: ‘Een grijsaard verbleef in een tempel, toen de duivels kwamen en zeiden: ‘Ga

weg van onze plaats!’ Maar de grijsaard zei: ‘Jullie hebben geen plaats.’ Toen begonnen zij

telkens opnieuw zijn palmbladeren uiteen te gooien. Maar volhardend bleef de grijsaard

verzamelen. Tenslotte greep de duivel hem bij de hand en hij sleurde hem naar buiten. Maar toen

hij bij de deur kwam, greep de grijsaard met de andere hand de deur vast en riep: “Jezus, help

me!” En terstond sloeg de duivel op de vlucht.

Dan begon de grijsaard te wenen. De Heer zei hem echter: ‘Waarom ween je?’ En de grijsaard

antwoordde: ‘Omdat ze het aandurven iemand vast te grijpen en zo te behandelen. ‘ Maar Hij

sprak tot hem: ‘Je bent nalatig geweest, want toen je Me hebt gezocht, heb je kunnen zien hoe

snel Ik me liet vinden.‘

Dit zeg ik, omdat men zich veel moet inspannen (om Jezus te vinden), en als men zich niet inspant,

kan men God niet bij zich houden. Hij immers is omwille van ons gekruisigd.’”

10 Een korte bespreking van het Jezusgebed in: B. Standaert, De Jezusruimte, 2000, p. 203-210.

CHRISTELIJKE SPIRITUALITEIT 2020 – 2021 HIGW ANTWERPEN 1

Page 11: HIGW Antwerpen - Home · Web viewVan de Woestijnvaders (monniken die zich tussen de 3de en 4de eeuw terugtrokken in de woestijnen van Palestina, Egypte en Syrië) zijn ruim 3000 gezegden,

“Abt Makarius zei: ‘Houd u met een vermorzeld hart11 bezig met de Naam van onze Heer Jezus

Christus. Laat hem uitgaan van uw lippen en tot u terugkeren. Prent hem niet door een of andere

voorstelling in uw hart, maar zorg dat u hem metterdaad aanroept met deze woorden: ‘Heer

Jezus Christus, wees mij genadig.’ In de rust van uw hart zult u zien dat de Godheid in u rust, dat

Zij de duisternis van de driften in u verjaagt en dat Zij de inwendige mens even rein maakt als

Adam, toen hij nog in het paradijs vertoefde. Dit is de gezegende Naam die de evangelist

Johannes ‘Het Licht van de wereld’ noemt, een zoetheid waarvan niemand ooit genoeg heeft, het

ware brood des levens (Joh 6,35).’”

Er is altijd vergeving mogelijk

“Ik ben een mens, ik heb gezondigd. Maar U bent God, U kunt vergeven.”

“Men vertelde van een zekere abt Apollos in de Skêtis dat hij vroeger een herder en een

woesteling was. Toen hij op het platteland een zwangere vrouw tegenkwam, zei hij onder invloed

van de duivel: ‘Ik wil toch eens zien hoe het kindje in haar schoot ligt.’ En hij sneed haar open en

zag het kindje. Maar terstond begon zijn hart hem verwijten te maken. Tot inkeer gekomen, ging

hij naar de Skêtis om de Vaders mee te delen wat hij gedaan had. Toen hoorde hij hen juist dit

psalmvers zingen: ’De dagen van onze jaren, in zichzelf, zijn zeventig jaar, maar voor de sterken

tachtig; en wat daarna komt is last en smart’ (Ps 90,10). En hij zei tot hen: ‘Ik ben nu veertig jaar

en ik heb nog geen enkel gebed gestort. Maar als ik nu nog veertig jaar te leven krijg, houd ik niet

op tot God te bidden dat Hij mijn zonden moge vergeven.’ Hij verrichtte sindsdien geen

handenarbeid, maar bad altijd aldus: ‘Ik heb gezondigd als mens, wilt U mij genadig zijn als God!’

En dit gebed werd zijn overweging, dag en nacht.

Nu woonde er een broeder bij hem en deze hoorde hem zeggen: ‘Ik heb U overlast bezorgd, Heer.

Vergeef me, dan kan ik wat tot rust komen!’ En hij kreeg de zekerheid dat God hem al zijn zonden

had vergeven, ook het gebeurde met de vrouw; maar aangaande het kind kreeg hij geen

zekerheid. Een van de oudvaders zei toen tot hem: ‘God heeft u ook het gebeurde met het kind

vergeven. Maar Hij liet u in smart achter, omdat het uw ziel voordeel bracht.’”

“Een broeder stelde abt Poimen deze vraag: ‘Ik heb een zware zonde bedreven en ik wil er drie

jaar boete voor doen.’ De grijsaard zei hem: ‘Dat is veel.’ En de broeder zei tot hem: ‘Dan

tenminste een jaar.’ En weer sprak de grijsaard: ‘Dat is veel.’ En de omstaanders zeiden: ‘Veertig

dagen dan?’ Maar opnieuw zei hij: ‘Dat is veel.’ En hij vervolgde: ‘Ik zeg u, als iemand van ganser

harte berouw heeft en de zonde verder niet meer bedrijft, dan neemt God zelfs met drie dagen

genoegen.’”

Niet oordelen, vergeven

11 Ps 51, 19: “Gij veracht een vermorzeld en vernederd hart niet.”

CHRISTELIJKE SPIRITUALITEIT 2020 – 2021 HIGW ANTWERPEN 1

Page 12: HIGW Antwerpen - Home · Web viewVan de Woestijnvaders (monniken die zich tussen de 3de en 4de eeuw terugtrokken in de woestijnen van Palestina, Egypte en Syrië) zijn ruim 3000 gezegden,

“Abt Poimèn sprak tot abt Jozef: 'Zegt u me, hoe moet ik monnik worden?' En hij zei: 'Als u

rust wilt vinden, hier en in het hiernamaals, zeg dan bij elke handeling: "Ik, wie ben ik!" en

oordeel niemand.'”

“Enkele grijsaards brachten een bezoek aan abt Poimên en zeiden hem: 'Als we zien dat de

broeders tijdens de gebedsbijeenkomst zitten te knikkebollen, wilt u dan dat we hen

aanstoten zodat ze wakker zijn voor de gebedswake?' Maar hij antwoordde hun: 'Wat mij

betreft, als ik een broeder zie knikkebollen, dan leg ik zijn hoofd op mijn knieën en ik maak

het hem gemakkelijk.'”

“Eens had een broeder in de Skétis een fout bedreven. De raad kwam bijeen en stuurde

iemand uit om ook abt Mozes uit te nodigen. Maar deze wilde niet komen. Toen stuurden ze

de priester naar hem toe. Deze zei: 'Komt u toch, de mensen zit ten op u te wachten!' Toen

stond hij op en ging, maar hij nam tevens een mand met gaatjes mee, vulde die met zand en

droeg hem op zijn rug. Zij kwamen naar buiten om hem te begroeten en zeiden: 'Wat hebt u

daar nu, Vader?' De grijsaard antwoordde: 'Mijn zonden vloeien achter mijn rug op de grond

en ik zie ze niet. En vandaag ben juist ik hierheen gekomen om over de zonden van een ander

te oordelen.' Toen zij dit hoorden, maakten ze die broeder geen verwijten meer, maar

schonken hem vergiffenis.”

“Eens kwam abt Ammonas ergens om het maal te gebruiken. Nu woonde daar een broeder

die een slechte naam had. Het trof echter zo dat de vrouw juist de cel van de broeder met de

slechte naam was binnengegaan. Toen de andere bewoners van die plaats dat vernamen,

geraakten ze in opschudding. Zij liepen te hoop om hem uit zijn kluis te verjagen. En omdat

ze wisten dat bisschop Ammonas zich ter plaatse bevond, gingen ze naar hem toe en

verzochten ze hem om met hen mee te gaan. Zodra de broeder dit vernam, verborg hij de

vrouw in een groot vat. Toen allen er waren, zag abt Ammonas wat er gebeurd was, maar

ter ere Gods hield hij de daad geheim. Hij trad daarom naar binnen en nam plaats boven op

het vat, en gelastte hen toen de kluis te doorzoeken. Nadat zij goed rondgesnuffeld hadden,

zonder echter de vrouw te vinden, zei abt Ammonas: 'Hoe kan dat nu? God moge het u

vergeven.' En na een gebed gezegd te hebben, liet hij hen allen naar buiten gaan. Toen

greep hij de hand van de broeder en sprak tot hem: 'Geef acht op uzelf, broeder.' En na deze

woorden ging hij heen.”

“Dicht in zijn buurt, te Raithoe, woonde een broeder, een Fara-niet, Arethas geheten, die

wat nalatig was in zijn monastieke beleving. Toen hij op sterven lag, zaten enkele Vaders bij

hem. De grijsaard van Raithoe zag dat hij blij en vreugdevol het lichaam verliet en, om de

broeders tot het goede op te wekken, sprak hij tot hem: 'Broeder, geloof me, wij zijn er

allemaal van op de hoogte dat u niet te vurig uw ascese beoefende. Hoe is het dan mogelijk

CHRISTELIJKE SPIRITUALITEIT 2020 – 2021 HIGW ANTWERPEN 1

Page 13: HIGW Antwerpen - Home · Web viewVan de Woestijnvaders (monniken die zich tussen de 3de en 4de eeuw terugtrokken in de woestijnen van Palestina, Egypte en Syrië) zijn ruim 3000 gezegden,

dat u zo opgeruimd heengaat?' De broeder antwoordde: 'Geloof me, Vader, u hebt de

waarheid gezegd. Maar sinds ik monnik ben geworden, herinner ik me niet dat ik ooit

iemand geoordeeld heb. Terstond, op de dag zelf, heb ik me met hem verzoend. En nu ga ik

tegen God zeggen: ‘U, Meester, hebt gezegd: oordeel niet en u zult niet geoordeeld worden’

(Lc 6,37).'Allen waren diepgetroffen, en de grijsaard zei tegen hem: 'Ga in vrede, kind, want

u bent gered zonder u uitgesloofd te hebben.'”

“Een broeder die door een andere broeder beledigd was, kwam bij abt Sisoês en sprak tot

hem; 'Ik ben door een broeder beledigd en ik wens me te wreken!' De grijsaard gaf hem een

vermaning en zei: 'Neen, kind, laat alles wat het wreken betreft liever aan God over’ (Rom

12,19). Maar hij zei: 'Ik zal niet rusten voor ik me gewroken heb.' Daarop sprak de grijsaard:

'Laten we bidden, broeder.' Hij stond op en zei: 'God, wij hebben U niet meer nodig om voor

ons te zorgen, want we zullen onszelf wel wreken.' Toen de broeder dat hoorde, viel hij de

grijsaard te voet en zei: 'Ik eis mijn recht niet meer op bij mijn broeder. Vergeef me, abba!'”

Alle Vaderspreuken komen uit:

Wijsheid uit de woestijn. Verzameld door Benoît Standaert, Tielt, 2005

Vaderspreuken (5 dln.), Monastieke cahiers, Bonheiden, 1978-79

Les Sentences des Pères du désert, Solesmes, 1966

Zie ook: G.J.M. Bartelink, De bloeiende woestijn. De wereld van het vroege monachisme, Ambo, 1993.

CHRISTELIJKE SPIRITUALITEIT 2020 – 2021 HIGW ANTWERPEN 1

Page 14: HIGW Antwerpen - Home · Web viewVan de Woestijnvaders (monniken die zich tussen de 3de en 4de eeuw terugtrokken in de woestijnen van Palestina, Egypte en Syrië) zijn ruim 3000 gezegden,

CHRISTELIJKE SPIRITUALITEIT 2020 – 2021 HIGW ANTWERPEN 1

Page 15: HIGW Antwerpen - Home · Web viewVan de Woestijnvaders (monniken die zich tussen de 3de en 4de eeuw terugtrokken in de woestijnen van Palestina, Egypte en Syrië) zijn ruim 3000 gezegden,

Bijlage

DE GOEDE MAAT ONDERSCHEIDEN12

Aan een grijsaard werd gevraagd: “Hoe moet ik God vinden?” En hij sprak: “Door vasten,

nachtwaken, zware arbeid, aalmoezen, maar behalve dit alles ook door onderscheidingsvermogen.

Want ik zeg u, velen hebben hun vlees gekweld zonder onderscheidingsvermogen en zij gingen met

lege handen heen, niets bezittend. Onze mond riekt van het vasten, de Schriften kennen wij vanbuiten

en het hele psalterium van David hebben wij voltooid, maar wat God van ons vraagt, bezitten we niet:

de liefde en de nederigheid.”13

Dit ‘woord’ is afkomstig van een van de woestijnvaders14 en vertelt ons reeds veel over hoe de

christelijke spirituele traditie tegen de ‘juiste maat’ aankijkt. De woestijnvaders staan aan de

oorsprong van het christelijke monnikendom. Vanaf de derde eeuw zien we hoe mensen zich

terugtrekken in de Egyptische woestijn om, alleen of in kleine groepen, een leven te leiden van

“vasten, nachtwaken, zware arbeid, aalmoezen”, en op die manier Jezus na te volgen. Dat ze in hun

ascese dikwijls extreem ver gingen, bewijzen de talrijke verhalen en kritische observaties - waaronder

bovenstaande – die ons zijn overgeleverd. De mens wil uitdrukking geven aan zijn religieus gegrepen

zijn en de edelmoedigheid waarmee hij God wil behagen kan soms zo onredelijk ver gaan, dat ze

ontspoort en hij daarmee zichzelf en de ander tekort doet. Hier zijn mechanismen aan het werk die

binnen de christelijke spiritualiteit – te beginnen met de Woestijnvaders - uitvoerig geanalyseerd zijn

en waaruit overigens de latere psychologische wetenschappen veel profijt getrokken hebben.

In zijn antwoord veroordeelt onze woestijnmonnik de buitensporige verstervings- en

gebedspraktijken omdat ze afleiden van datgene waar het werkelijk om gaat: de liefde en de

nederigheid, die inherent is aan de liefde. Wie God wil vinden, moet liefhebben en daarbij is de

ascese niet meer dan een middel, dat maar zin heeft voor zover ze de mens bevrijdt van zijn

egocentrisme en opent op de ander. Maar de mens dreigt voortdurend dat perspectief uit het oog te

verliezen. Steeds weer laat hij zich ‘vangen’ door zijn neiging om alles in de hand te houden en zelf de

weg naar de ander uit te zetten. In bovenstaande tekst dreigt de liefde tot (en misschien ook

vanwege) God afhankelijk gemaakt te worden van de graad van ascese die men beoefent. Hoe meer

ik vast, bid, de Schrift uit het hoofd ken.., hoe dichter ik bij God kom, hoe meer Hij mij liefheeft. We

spreken hier van ‘werkheiligheid’, die de graad van intimiteit met God afmeet aan de prestaties die

voor Hem verricht worden en aan de ‘verdiensten’ die men opbouwt. De tijd ligt nog niet lang achter

ons dat christenen werd voorgehouden dat ze ‘hun hemel moesten verdienen’, een op zich

12 Artikel verschenen in TGL 3/2012.13 B. Standaert, Wijsheid uit de woestijn, Tielt, 2005, p. 20.14 Van de Woestijnvaders (monniken die zich tussen de 3de en 4de eeuw terugtrokken in de woestijnen van Palestina, Egypte en Syrië) zijn ruim 3000 gezegden, korte verhalen en gesprekken bewaard, de ‘Apoftegmata patrum’ of ‘Vaderspreuken’.

CHRISTELIJKE SPIRITUALITEIT 2020 – 2021 HIGW ANTWERPEN 1

Page 16: HIGW Antwerpen - Home · Web viewVan de Woestijnvaders (monniken die zich tussen de 3de en 4de eeuw terugtrokken in de woestijnen van Palestina, Egypte en Syrië) zijn ruim 3000 gezegden,

onchristelijke uitspraak omdat het goede nieuws dat Jezus bracht er precies in bestaat dat er bij God

niets te verdienen valt, dat zijn liefde onvoorwaardelijk, niet aan voorwaarden gebonden is.

Een van de gevolgen van dit verdienste-denken is dat men het christelijk leven als een soort

competitie gaat beschouwen, een wedren om de beste te zijn. Men gaat levenswijzen en

levensstaten met elkaar vergelijken en rangschikken volgens een graad van ‘heiligheid’ of

‘volmaaktheid’. Zo wordt door velen het religieuze leven nog steeds als de beste en meest radicale

christelijke levenswijze beschouwd. Niet-religieuzen zijn ‘leken’ – het woord spreekt voor zich -, die

door hun leven ‘in de wereld’ niet in staat zijn om even radicaal voor God te leven. Men vergeet

daarbij dat de radicaliteit van het christen-zijn niet gebonden is aan een bepaalde levenswijze of

‘levensstaat’.15 We zien ook hier weer de ‘bekoring’ opduiken waarbij de mens formeel vastlegt

welke wegen die naar God leiden het meest geschikt zijn; en deze dan ook, al dan niet met zachte

hand, aan anderen wil opleggen …

Onderscheiding

Niemand kan voor een ander uitmaken hoe hij zich moet gedragen, hoe radicaal hij moet leven,

welke keuzes hij moet maken om Jezus te volgen op de weg naar Hem, die de bron van het bestaan

is. We hebben allen een unieke relatie met God en elk van ons zal op een unieke wijze deze relatie

tot ontwikkeling moeten brengen.16

En hier duikt het begrip ‘onderscheiding’ op waarover onze grijsaard het heeft. Ik zal moeten leren

onderscheiden welke weg ik moet gaan die mij in Gods liefde laat leven en van mij een mens van

liefde maakt. De traditie spreekt in dit verband over het onderscheiden van ‘Gods wil’, een

uitdrukking die ons niet meteen sympathiek in de oren klinkt omdat Gods wil vaak geassocieerd met

iets pijnlijks en kruisigends, iets wat ons als een zwaard van Damocles boven het hoofd hangt en in

elk geval helemaal ingaat (moet ingaan!) tegen onze eigen wil en verlangens, waar we dan zonder

meer afstand van moeten doen. Deze opvatting, die vanaf de moderne tijd het christelijk

geestesleven heeft doordrongen, verengt op een dramatische manier wat men oorspronkelijk onder

‘Gods wil’ verstond. Wat God ‘wil’ of verlangt voor een mens17, is dat hij een mens van liefde wordt,

dat hij meer mens wordt en dat kan alleen maar overeenstemmen met een zo breed mogelijke 15 Enzo Bianchi reageert scherp tegen deze ‘ophemeling’ van het religieuze leven en tegen het feit dat in officiële kerkelijke documenten uitdrukkingen als ‘(God)gewijd leven’, ‘staat van volmaaktheid’, ‘leven als een engel’ m.b.t. het religieuze leven nog steeds voorkomen. Hij wijst erop dat de radicaliteit van het christelijk leven wordt binnengebracht door het doopsel. In het doopsel zijn alle christenen ‘gewijd’, ‘gezalfd’, ‘geheiligd’. En dit kan op verschillende manieren beleefd worden. Zie zijn boek Si tu savais le don de Dieu. La vie religieuse dans l’Église, Brussel, 2001, vooral p. 42-76.16 De christelijke geestelijke auteurs beschrijven de mens ten diepste als openheid op God. Het diepste van onszelf (ons diepste ‘zelf’) is geen gesloten kern, maar verbondenheid met God, die de mens voortdurend ‘schept’ en leven geeft. Ten diepste “hangt de mens in God,” verwoordt Ruusbroec het mooi. Op deze fundamentele relatie steunt het christelijk persoonsbegrip. De mens is niet louter een individu, dat wil zeggen een exemplaar van de menselijke soort en in die zin helemaal uitwisselbaar met andere individuen; hij is een persoon, die een unieke relatie heeft met zijn Schepper en geroepen is om deze relatie, en daarmee zichzelf, op een unieke, persoonlijke manier te ontwikkelen.

CHRISTELIJKE SPIRITUALITEIT 2020 – 2021 HIGW ANTWERPEN 1

Page 17: HIGW Antwerpen - Home · Web viewVan de Woestijnvaders (monniken die zich tussen de 3de en 4de eeuw terugtrokken in de woestijnen van Palestina, Egypte en Syrië) zijn ruim 3000 gezegden,

ontplooiing van alles wat elke mens in zich aan mogelijkheden heeft. In die zin valt Gods verlangen

helemaal samen met ons diepste verlangen, met onze integrale ontplooiing en ons geluk. Daar waar

wij ‘in aanraking’ zijn met Gods verlangen, worden wij meer mens, wat ook wil zeggen: vruchtbaar in

wat we doen. En nog eens, te gronde kan niemand dat voor een ander uitmaken. Ik zal zelf mijn weg

moeten vinden en daarin mijn ‘persoonlijke maat’ moeten onderscheiden, zoals de oude auteurs

zeggen.18

Onderscheiding van de geesten

Het komt er dus op aan voeling te krijgen met wat diep in ons leeft, in verbinding te komen met de

‘plek’ waar ons verlangen en Gods verlangen samen vallen en van daaruit uit te maken welke

levenswijze daaraan het best beantwoordt. Nu is dat diepe verlangen niet zomaar gegeven; het

wordt als het ware ommuurd door tal van oppervlakkige verlangens en ‘willetjes’, die de toegang tot

Gods verlangen belemmeren. De mens is een wezen van verlangen, dat houdt hem in beweging en

drijft hem steeds verder. Maar niet elk verlangen draagt bij tot wat leven geeft; erop ingaan kan ons

en anderen klein maken. We ondervinden allemaal hoe moeilijk het is uit te maken wat leven geeft

en gelukkig maakt en wat niet, met andere woorden, welke van deze verlangens aansluiting vinden

bij Gods verlangen – en dus vruchtbaar zijn - en welke niet.

De christelijke spiritualiteit heeft hier een wijsheid opgebouwd en pedagogie ontwikkeld die men kan

samenvatten onder de noemer ‘onderscheiding der geesten’, een uitdrukking die al in het Nieuwe

Testament voorkomt, vooral bij Paulus, die de onderscheiding van de geesten als een gave van de

Geest beschouwt (bv. 1 Kor 12,10). We bekijken even wat men onder deze uitdrukking verstaat aan

de hand van twee grote figuren uit de christelijke spiritualiteit: Antonius de Grote (ca. 251-356) en

Ignatius van Loyola (1491-1556).

Antonius de Grote

Traditioneel wordt Antonius beschouwd als de vader van het monnikendom.19 Hij is een Egyptische

17 ‘Wil’ moeten we verstaan als verlangen of ‘bedoeling’, volgens de etymologische betekenis van het Griekse woord thelèma.18 Het is opvallend hoe in de belangrijkste kloosterregels, bv. deze van Augustinus en Benedictus, rekening gehouden wordt met ieders ‘persoonlijke maat’. De reden hiervoor is dat de maat van onthouding of ascese moet overeenstemmen met de maat van genade die men ontvangt. Deze genade is strikt persoonlijk en dus verschillend voor iedereen – ze kan overigens ook evolueren. Zo staat er in Benedictus’ regel m.b.t. de maat van drank: “’Ieder heeft zijn eigen gave van God gekregen, de ene deze, de andere die’, (1 Kor 7, 7) en daarom durven wij slechts met een zekere angstvalligheid de maat van voedsel voor anderen vaststellen. Als wij nu rekening houden met het onvermogen van de zwakken, zijn wij toch van mening dat één maat wijn per dag voor elkeen voldoende is. (…) Wij lezen weliswaar dat wijn bij monniken volstrekt niet past, maar omdat het vandaag de dag onmogelijk is de monniken daarvan te overtuigen, moeten we er in elk geval voor zorgen dat wij niet drinken tot verzadigens toe maar met mate (…).Waar intussen door de plaatselijke omstandigheden zelfs de genoemde hoeveelheid niet te krijgen is, maar veel minder of helemaal niets, moeten zij die er wonen God zegenen en niet mopperen. Want daar dringen wij vooral met kracht op aan, dat de monniken zich onthouden van iedere vorm van gemopper.” (Hfdst. 40)19 Wat we over Antonius weten, is te danken aan de levensbeschrijving die Athanasius van Alexandrië (ca. 295-373) maakte: Athanasius van Alexandrië, Verleidingen in de woestijn. Het leven van de

CHRISTELIJKE SPIRITUALITEIT 2020 – 2021 HIGW ANTWERPEN 1

Page 18: HIGW Antwerpen - Home · Web viewVan de Woestijnvaders (monniken die zich tussen de 3de en 4de eeuw terugtrokken in de woestijnen van Palestina, Egypte en Syrië) zijn ruim 3000 gezegden,

christen die zich in een kerkdienst zo ‘aangesproken’ weet door het evangelie over de rijke jongeling

(Mt 19, 21), dat hij alles wat hij bezit, verkoopt en als kluizenaar in de Egyptische woestijn gaat leven.

Hij leidt er een leven van gebed en handenarbeid en levert er onophoudelijk strijd tegen de

‘demonen’, die hem op alle mogelijke manieren aanzetten om zijn kluizenaarsleven op te geven.

Deze strijd leert hem de ‘onderscheiding der geesten’: hij leert uitmaken of hij in de manier waarop

hij leeft, in wat hij zegt en doet, al dan niet in de geest van Christus leeft (in de populaire geestelijke

traditie van de monniken worden de ‘goede’ en ‘slechte’ geest engelen en demonen of duivelen).

Hier wordt een terminologie ontwikkeld die bepalend is geweest voor de traditie van de

onderscheiding der geesten in de Westerse spiritualiteit. De ‘demonen’ fluisteren ‘onreine

gedachten’ in, doen verlangens en bewegingen ontstaan, brengen tot daden die tegen Gods

verlangen ingaan, en dus onmogelijk vruchtbaar kunnen zijn, ook al is er de schijn van het tegendeel.

Men leeft in illusie (“de demonen zijn niets,” zegt Antonius) of zelfbedrog.20 Het gevolg is: een

onrustige geest, innerlijke onrust, gejaagdheid, angstvalligheid, wanordelijk denken, ongevoeligheid

van hart. Kortom, de illusies in het geestelijk leven worden herkend aan een verenging van het

bewustzijn, een vernauwing van levensaandacht en angst om te handelen en verantwoordelijkheid te

nemen. Wie echt in Christus’ geest leeft ondervindt dat de levensaandacht en –intensiteit verruimt;

er is rust, kalmte, vreugde, vertrouwen, blijdschap, een niet onrustige maar zachtzinnige en kalme

geest en gemoedsrust.21

Ondanks zijn verlangen naar eenzaamheid en een teruggetrokken leven, zal Antonius’ gave van

onderscheiding niet verborgen blijven. Heel veel mensen trekken naar de woestijn om hem raad te

vragen, velen blijven ‘hangen’ en gaan leven zoals hij. Athanasius schrijft: “Zoals ik al eerder zei, bezat

hij de gave tot onderscheiding der geesten. hij kende dus hun bewegingen en de verschillende

gebieden waarop hun listen en lagen gericht zijn. En niet alleen liet hij zichzelf niet door hen van de

wijs brengen, maar hij hielp ook anderen die in hun denken last van hen ondervonden. Hij legde uit

hoe je hun aanvallen kunt afslaan en vertelde waarin hun kwade invloed zit en op welke punten ze

juist zwak zijn. Het was dan of iedereen door hem gezalfd was en vol goede moed de strijd aanbond

met de denkbeelden van de duivel en zijn demonen.”22

heilige Antonius (vert. V. Hunink), Amsterdam, 2002.20 ‘Onreine gedachten’ zijn in essentie gedachten waarmee de mens zich opblaast, zich op zichzelf beroemt, de realiteit over zichzelf ontkent, nl. dat men zonder God niets is en dat Hij de gever is van alle goeds; het zijn illusies, niet de realiteit. In die zin is ook de ‘duivel’ een illusie: hij is degene die ‘ik’ zegt en elke relatie met God als de grond van het bestaan ontkent. Over de demonen schrijft Athanasius: “De heidenen zien de demonen voor goden aan, maar de christenen bewijzen dat het geen goden zijn: ze vertrappen ze, verjagen ze als dwaalgeesten en bedriegers van de mensheid, in Christus Jezus onze Heer, aan Wie de heerlijkheid zij tot in de eeuwen der eeuwen, amen” (Id., p. 92)21 Vermeld in A. Deblaere, Gerlach Peters (1378-1411), Mysticus van de “onderscheiding der geesten”, in: R. Faesen (red.), A. Deblaere, Essays on mystical literature, Leuven, 2004, p. 99-100.22 Verleidingen…, p. 86.

CHRISTELIJKE SPIRITUALITEIT 2020 – 2021 HIGW ANTWERPEN 1

Page 19: HIGW Antwerpen - Home · Web viewVan de Woestijnvaders (monniken die zich tussen de 3de en 4de eeuw terugtrokken in de woestijnen van Palestina, Egypte en Syrië) zijn ruim 3000 gezegden,

Ignatius van Loyola

Ignatius van Loyola zal de leer van de onderscheiding der geesten verder tot ontwikkeling brengen in

zijn Geestelijke Oefeningen. Ernstig gewond geraakt bij een veldslag nabij Pamplona, moet deze

Spaanse edelman en ridder langdurig het bed houden. Het is het begin van een lang bekeringsproces,

dat uitvoerig wordt beschreven in zijn autobiografie Het verhaal van de pelgrim.23 Ignatius vertelt er

zijn levensverhaal, maar vooral het verhaal van zijn innerlijk leven: hoe hij in de gebeurtenissen van

alledag, in de dingen die hij meemaakt en de beslissingen die hij neemt, Gods ‘wil’ leert

onderscheiden door aandachtig te worden voor de ‘innerlijke bewegingen’ die in hem

teweeggebracht worden. Interessant daarbij is het feit dat hij niets achterhoudt van het leerproces

dat hij heeft doorgemaakt en de geestelijke ‘valkuilen’ waarin hij is getrapt. Fundamenteel

verschillen ze niet van wat we reeds bij de Woestijnvaders lezen. Het bewijst nog eens de unieke

relatie met God die iedere mens heeft: ook al kunnen de lectuur van geestelijke auteurs en hun

raadgevingen ons een heel eind op weg helpen, elke mens heeft een persoonlijke en unieke

geschiedenis met God, die hij helemaal moet doorleven, inclusief de misstappen.

Aanvankelijk wil Ignatius Jezus volgen door even heilig en zelfs heiliger te willen worden dan de

heiligen waarover hij op zijn ziekbed gelezen had. Voor Ignatius wil dat zeggen: hen evenaren en

overtreffen in verstervingen, boete, ascese enz. Heldendaden presteren voor God: “Wanneer hem

een bepaalde boete te binnen schoot die de heiligen verricht hadden, dan nam hij zich voor hetzelfde

te presteren en zelfs meer. In die gedachten lag heel zijn troost, en hij lette helemaal niet op iets

innerlijks. Wat nederigheid was wist hij niet, noch wat liefde was of geduld, evenmin wat

onderscheiding was waarvan deze deugden regel en maat kregen. Zijn bedoeling was enkel die grote

uiterlijke werken te presteren, omdat de heiligen ze voor de eer van God net zo gedaan hadden. Op

een andere, meer bijzondere omstandigheid lette hij niet.”24 De gelijkenis met het citaat aan het begin

van dit artikel is treffend. Ignatius wil door zich uit te sloven als het ware de hemel bestormen en God

dwingen zich aan hem over te geven, zoals hij eertijds steden of vrouwen veroverde. Met zijn

wilskrachtig temperament gaat hij daarin zo ver dat hij er niet alleen fysiek – hij zal blijven kampen

met chronische maagproblemen – maar ook geestelijk onderdoor gaat. Toenemende scrupulositeit

en steeds erger wordende gewetensangsten maken hem depressief en brengen hem aan de rand van

zelfdoding. Tot zijn eigen schade en schande moet hij ondervinden dat hij er niet in slaagt om op

eigen kracht ‘een heilige’ te worden. Het ontbreekt hem immers aan “nederigheid, liefde en geduld”

en aan “onderscheiding”, kan hij later terugblikkend schrijven.

Onderscheiding is er in de eerste plaats nodig omdat ze belet dat men slachtoffer wordt van een

tomeloze edelmoedigheid, inzet en wilskracht. Ze geeft er “regel en maat” aan. Als iemand meent

23 Ignatius van Loyola, Het verhaal van de pelgrim (vert. C. Van Buijtenen), Averbode, 2000. Het boek is geen autobiografie in de strikte zin van het woord. Ignatius vertelde zijn levensverhaal aan zijn medebroeder Luis Gonçalves da Câmara die het optekende.24 Id., p. 34-35.

CHRISTELIJKE SPIRITUALITEIT 2020 – 2021 HIGW ANTWERPEN 1

Page 20: HIGW Antwerpen - Home · Web viewVan de Woestijnvaders (monniken die zich tussen de 3de en 4de eeuw terugtrokken in de woestijnen van Palestina, Egypte en Syrië) zijn ruim 3000 gezegden,

aan Gods verlangen te beantwoorden door zich in te zetten voor een zaak die zijn gezondheid

schaadt of capaciteiten overstijgt, is het waarschijnlijk dat hij zichzelf wat wijsmaakt en in illusie leeft.

Ook in de onderscheiding hebben redelijkheid en gezond verstand hun plaats.

Maar onderscheiding heeft nog met meer te maken dan met gezond verstand. Gaandeweg leerde

Ignatius zien dat de uitzichtloze toestand waarin hij verzeild was geraakt, afkomstig was van wat hij

de ‘kwade geest’ noemt, krachten die de mens ‘verleiden’ tot verlangens en keuzes, woorden en

daden die hem – dikwijls onder het mom van het goede - uiteindelijk toch onvrij maken en

verstikken. Omgekeerd zal de ‘goede geest’ inspireren tot alles wat naar God leidt, wat levensruimte

geeft en bijdraagt tot de menselijke ontplooiing. Op basis van zijn ervaring en de geestelijke

gevoeligheid die hij ontwikkelt, en voortbouwend op de lange traditie van de onderscheiding, zal

Ignatius een methode ontwerpen – de Geestelijke Oefeningen - die de mens helpt orde aan te

brengen in zijn gedachten, verlangens en gevoelens, die hem leert te onderscheiden welke innerlijke

bewegingen van God komen en welke niet, en hem in staat stelt keuzes te maken en beslissingen te

nemen die beantwoorden aan Gods verlangen en dus ook aan zijn eigen diepste verlangen.

Tot slot

Het is eigen aan mensen dat ze zich aan diegenen van wie ze houden of aan de ‘zaak’ waarin ze

geloven helemaal willen geven. Bij uitstek is dat zo in het religieuze leven, wellicht omdat een mens

hier in zijn diepste wezen wordt ‘geraakt’ en met hart, ziel en geest betrokken is. Maar de

betrokkenheid en overgave kunnen ook dermate mateloos zijn, dat men als het ware zichzelf vergeet

en zich daarmee fysiek en psychisch tekort doet. Op geestelijk vlak is er het gevaar dat men enkel

met zichzelf bezig is en meer zichzelf zoekt dan de a(A)nder. De grote geestelijke meesters (m/v) van

de christelijke spiritualiteit hebben in dit verband steeds gepleit voor het vinden van de ‘juiste maat’,

een maat die voor iedereen verschillend is en dus nooit zomaar algemeen opgelegd kan worden. Bij

het vinden van de persoonlijke maat gaat het om meer dan een redelijke inperking binnen de

grenzen van de fysieke en psychische capaciteiten. In wezen gaat het om een onderscheidingsproces

waarin men op zoek gaat naar het verlangen van God over het eigen leven; een verlangen dat best

‘veeleisend’ kan zijn en ongekende mogelijkheden kan reveleren, maar dat, voor wie erop ingaat,

steeds de mens meer mens maakt en aansluiting vindt bij het eigen diepste verlangen.

CHRISTELIJKE SPIRITUALITEIT 2020 – 2021 HIGW ANTWERPEN 1