Het Grote Johannes Evangelie-Deel 4

download Het Grote Johannes Evangelie-Deel 4

of 455

description

Het Grote Johannes Evangelie-Deel 4

Transcript of Het Grote Johannes Evangelie-Deel 4

  • 1Het grote Johannes evangelie

    De Heer gaf dit door het innerlijke woord

    aan

    Jakob Lorber

    Deel IV

    UITGEVERIJ DE STER, GINNEKENWEG 124, 4818 JK BREDA

    Oorspronkelijke titel: 'Johannes, das grosse Evangelium' geschreven door Jakob Lorber. Dit boek is gepubliceerddoor Lorber-Verlag, Bietigheim Wurttemberg.

    Wie wat meer zou willen weten van de profeet Jakob Lorber, kan zich wenden tot deJakob Lorber Stichting voor het Nederlandse taalgebiedBurg. de Millylaan 1,7231 DP Warnsveld. Telefoon: 05750 - 21803

    Copyrights 1988 Uitgeverij De Ster - Breda

    NUGI 632Nieuweopenbaringen.nl

    Uit deze uitgave mag uitsluitend iets verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/ofopenbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm, opnamen, of op welke andere wijze ook,hetzij chemisch, elektronisch of mechanisch, na voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

    Any part of this book may only be reproduced, stored in a retrieval system and/or transmitted in any form, by print,photoprint, recording, or other means, either chemic, electronic or mechanic, with the written permission from the

    publisher

  • 2Het Grote Johannes Evangelie deel 4 - 263 hoofdstukken

    1: De ware wijsheid en het levende eerbetoon aan God.2: Het lot van de plaatsen van Palestina.3: De Heer en de negen verdronken mensen.4: Voorbereidingen voor de opwekking.5: De twijfel van Cornelius.6: De hebzucht van Judas.7: De ontrouwe dienaar van Helena.8: Uiterlijke rust en innerlijke activiteit.9: De spionnen van Herodes.10: Zinka's verdediging en zijn verslag van Johannes de doper.11: Het vriendelijke antwoord van Cyrenius.12: De gevangenneming van Johannes de doper.13: De moordaanslag op Johannes de doper.14: De opdracht van Herodes.15: De raadselachtige Romeinse volmacht.16: De vervalste volmacht van Herodes.17: De politiek van de tempelpriesters.18: De leer van de Galilese profeet.19: Zinka's opvatting over de leer van Jezus.20: Zinka en het voedselwonder.21: Het wezen van de dorst naar kennis.22: Het gezang van Raphal.23: Omgang met God door het innerlijke woord.24: De verzorging van het hart.25: Zinka vraagt verder.26: De opwekking van de twee verdronken meisjes.27: De levensgeschiedenis van de beide meisjes.28: Cyrenius herkent zijn dochters.29: De bescheiden Zinka.30: Praten en doen.31: Zelfbeschouwingen van Hebram en Risa.32: Een gebeurtenis uit Jezus' jongelingsjaren.33: De belofte van Cyrenius.34: De wet van gij moet en gij zult.35: Verschillen tussen de zielen op aarde.36: Zielsziekten en hun behandeling.37: Herstellingsoorden van zielszieken, en de zieleartsen.38: Ware gerechtigheid.39: De eeuwige grondwet van de naastenliefde.40: Het toepassen van de magnetische slaap.41: Lichamelijke en geestelijke reinheid. Genezing op afstand.42: Aankondiging van een voorbeeld van de magnetische slaap.43: Zorel vraagt om schadevergoeding.

  • 344: Het eigendomsbegrip van Zorel.45: De waarheid over Zorel.46: Zorel vraagt om vrije aftocht.47: De voorbereiding tot de magnetische slaap.48: Zorel komt tot zelfkennis.49: De reiniging van de slapende ziel.50: De bekleding van de gereinigde ziel.51: Het etherische lichaam van de ziel en haar zintuig.52: Zorels ziel op de weg van de zelfverloochening.53: Zorel in het paradijs.54: De verhouding tussen lichaam, ziel en geest.55: Zorels blik in de schepping.56: Het wezen van de mens en zijn creatieve roeping.57: De ontwikkelingsgang van de natuur.58: Oordeel niet!59: Zorels materialistische geloof.60: Zorels kritiek op moraal en opvoeding.61: Materialistische dwalingen.62: Over de terechte bescherming van eigendom.63: Zorels afkomst en verwantschap.64: Zorels verleden als slavenhandelaar.65: Zorels verontschuldigingen.66: Zorels ontuchtige misdaden.67: Cyrenius' verontwaardiging over Zorels misdaden.68: Zorels verontschuldigingen.69: Zorel als moordenaar van zijn moeder.70: Zorel rechtvaardigt zijn karakter.71: Cyrenius' verwondering over Zorels scherpzinnigheid.72: Johannes geeft Zorel advies zijn leven te beteren.73: De zucht naar kennis en de zucht naar genot.74: Het wezen van God en Zijn menswording.75: Cyrenius ontfermt zich over Zorel.76: Het geheim van het innerlijke geestesleven.77: Zorels besluit om zich te verbeteren.78: De weg naar het eeuwige leven.79: Over armoede en naastenliefde.80: De lichamelijke lust.81: Over het echte geven, dat God welgevallig is.82: Deemoed en hoogmoed.83: Opvoeding tot deemoed.84: Zorels goede voornemens.85: Zorel wordt onder de hoede gesteld van Cornelius.86: Overdreven en ware deemoed.87: Cornelius en Zorel spreken samen.88: Verschillende meningen over het wezen van de Heer.

  • 489: De lichtgevende steen van de Nijlbron.90: Ziel en lichaam.91: Verdere ontwikkeling van zielen in het hiernamaals.92: De leiding in het hiernamaals.93: De ontwikkeling van de ziel op aarde en aan gene zijde.94: De ontwikkeling van het ziele-leven.95: Het doel van het dienen.96: Inzage in de scheppingsgeheimen.97: Het juiste beoefenen van de naastenliefde.98: Het geven van geldelijke hulp.99: Over het ware en het verkeerde dienen.100: De leer van Mozes en de leer van de Heer.101: Het onkruid tussen de tarwe.102: Gedachten en hun verwezenlijking.103: De ontwikkeling van de materie.104: De zelfzucht als oorsprong van de materie.105: Het ontstaan van de zonnestelsels.106: Betekenis en ontstaan van de aarde.107: Het ontstaan van de maan.108: Het erfelijk kwaad van de eigenliefde109: Verlossing, wedergeboorte en openbaring.110: De doop. De drie-eenheid in God en mens.111: Over de voedingsvoorschriften van Mozes.112: Voorspelling van de huidige openbaringen.113: De roeping tot het innerlijke woord.114: Een blik in de wereld van de natuurgeesten.115: Jarah en de natuurgeesten.116: Het wezen, en doen en laten van de natuurgeesten.117: Een kluwen zielestof.118: Het wezen van de zuurstof.119: Raphal toont het scheppen van organische wezens.120: De verwekking bij het dier en bij de mens.121: Waarom de Heer deze onthullingen doet.122: De Heer legt het innerlijk van Judas bloot.123: De terechtwijzing van Judas.124: Over het opvoeden van kinderen.125: Over het leven van Judas Iskariot.126: De gevolgen van een verkeerde opvoeding.127: De vrees voor de dood.128: Het door de dood scheiden van ziel en lichaam.129: Het scheidingsproces van de ziel van het lichaam.130: Wat de helderziende Mathal zag bij de executie van de roofmoordenaars.131: Kritiek op de Romeinse straffen.132: Het einde van de gekruisigde roofmoordenaars.133: De vorming van de zielen van de roofmoordenaars.

  • 5134: Mathal's belevenis onderweg naar de stervende vader van Lazarus.135: De rabbi probeert de oude Lazarus weer tot leven te brengen.136: De geest van Lazarus getuigt over de Messias.137: De rabbi houdt zich niet aan zijn woord.138: Het levensverhaal van de oude Lazarus.139: Verklaring van de verschijnselen bij Lazarus' dood.140: Over het stellen van dwaze vragen.141: Gods 'toorn'.142: Gods 'toorn' bij Adam en Eva.143: De zondvloed.144: Het ontstaan van rampen.145: De invloed van het kwade op het goede.146: Het wonderbare heelkruid.147: De oorzaak van warmte en koude.148: De dodelijke val van de nieuwsgierige jongen.149: De zelfmoord van de door de tempel vervloekte Esseen.150: De zieletoestand van de twee verongelukten in het hiernamaals.151: Uitleg over de ziel in het hiernamaals.152: Verschillende soorten van zelfmoord.153: Over de steen der wijzen.154: De weduwe en haar giftige sfeer.155: Slangengif als geneesmiddel.156: De dood van de weduwe en haar dochter.157: Ontwikkeling van de zielsvormen van de twee gestorven vrouwen.158: Het gif in mineralen, planten, dieren en mensen.159: De giftige aard van de weduwe en haar dochter.160: Cyrenius' twijfels over de aardse orde van zielsontwikkeling.161: Cyrenius bekritiseert Mozes' scheppingsgeschiedenis.162: De schepping van Adam en Eva.163: De viervoudige betekenis van de mozasche scheppingsgeschiedenis.164: De sleutel tot geestelijke geschriften.165: De echte leraren van het evangelie.166: Een heerlijke dageraad.167: Over het vasten.168: Simon over het moraliseren uit eigenliefde.169: Over het Hooglied van Salomo.170: De sleutel tot het begrijpen van het Hooglied.171: Simon legt enige verzen van het Hooglied uit.172: Gabi bekent zijn domheid en ijdelheid.173: Gabi's beginselen als Farizeer.174: Simons mening over de Heer.175: Simons gedachte over de Heer als mens van het mannelijk geslacht.176: De eenwording van de mens met God.177: Over doel en wezen van de zinnelijkheid.178: Over het wezen van de engelen. Hart en geheugen.

  • 6179: Het volk van Abessini en Subiet.180: De Heer zendt een bode naar de Nubische karavaan.181: De Heer spreekt met de aanvoerder van de Nubirs.182: Het verhaal van Oubratouvishar over zijn reis naar Memphis.183: De vloek van de overbeschaving van de Egyptenaren.184: De zegen van de oerkultuur bij de eenvoudige mens.185: Het verblijf van de Nubirs in Egypte.186: Oubratouvishar verlangt zekerheid over de plaats waar de Heer verblijft.187: De Nubirs herkennen de Heer.188: Overdreven deemoed.189: Oubratouvishar beschrijft zijn vaderland Nubi.190: De schat van Oubratouvishar.191: De nagereisde zwarten.192: Over het wezenlijke van Isis en Osiris.193: De grote rotstempel Jabu Simbil.194: Oubratouvishar en Jezus.195: De twijfel van de zwarten aan de goddelijkheid van de Heer.196: Oubratouvishar probeert zijn mensen van Jezus' goddelijkheid te overtuigen.197: Geestelijke voor en nadelen van de zwarten.198: De verschillen in klimaten en rassen op aarde.199: Over langzaam en snel begrip van de waarheidsleer.200: Raphal overtuigt de zwarten van de goddelijkheid van de Heer.201: Schenking van de schatten aan Cyrenius.202: De oorsprong van de Jabusimbil-tempel, de sfinx en de zuilen van Memnon.203: De zeven reuzen en de sarcofagen.204: De sterrenbeelden op de vierde parel.205: De indeling van de tijd op de vijfde parel.206: De piramiden, de obelisken en de sfinx.207: De sterrenbeelden van de zevende parel. Het verval van de Egyptischecultuur.208: Verschillende zeden.209: De ontwikkeling van het verstand en het gemoed.210: Over de onbedorven oertoestand van de mens.211: De macht van de Moren over het water.212: De macht van de Moren over de dieren.213: De macht van de Moren over planten en elementen.214: De zelfkennis van de mens.215: De uitstralende sferen van mens en zon.216: Over de invloed van de mens op huisdieren.217: De voordelen van de juiste opvoeding van de ziel.218: De macht van de volmaakte ziel.219: De werking van het zonlicht. Het menselijk oog.220: Over de wedergeboorte en de juiste opvoeding.221: Goed begrip en gedachten lezen.222: De betekenis van de uitstralende levenssfeer.

  • 7223: De kracht van een mens, die volmaakt is in de liefde.224: Honger naar geestelijk voedsel.225: De wonderkracht van de wedergeborenen.226: De verhouding tussen ziel en geest.227: Hersenen en ziel.228: De juiste vorming van de hersenen.229: Cyrenius vraagt om uitleg van de werking van de hersenen.230: De gevolgen van de onkuisheid.231: De zegen van een verwekking volgens de gestelde orde.232: De bouw van de menselijke hersenen.233: De samenhang van de hersenen in voor en achterhoofd.234: De verbinding van de zintuigen met de hersenen.235: Het onbedorven en het bedorven brein.236: Het ongeluk van de wereldse geleerde in het hiernamaals.237: Welke gevolgen het heeft wanneer hersenen geen geestelijk licht hebben.238: Ontwikkelingsmoeilijkheden van een wereldse ziel aan gene zijde.239: De invloed op de hersenen van een verkeerde opvoeding.240: De hersenen van een wereldse geleerde.241: De vraag naar de oorsprong van de zonde.242: Schijnbare onrechtvaardigheden bij het leiden van zielen hier en aan genezijde.243: De noodzakelijkheid van aardse beproevingen.244: De mens bepaalt zelf zijn lot.245: De zelfstandige ontwikkeling van een mensenziel.246: Waarom de vrije mensenziel zelfstandig haar volmaaktheid moet bereiken.247: Over de bezetenheid. De langzame uitbreiding van het evangelie.248: Op het juiste moment wonderen doen.249: Tekenen voor de uitbreiding van de leer van de Heer.250: Moeilijkheden bij het verbreiden van de zuivere leer.251: Het zwaard als tuchtigingsmiddel bij ongelovige volken.252: De 'Vader' en de 'Zoon' in Jezus.253: De verschijnselen bij de doop van de Heer.254: De grootte van de schepping.255: De menswording van de Heer in onze scheppingsperiode en op onze aarde.256: De uitstralende levenssfeer van de ziel en die van de geest.257: De alwetendheid van God.258: De taal van de dieren.259: Voorbeelden van de intelligentie van de dieren.260: Het gesprek met de ezel van Marcus.261: De groei van de menselijke uitstralende levenssfeer.262: De uitstralende levenslichtsfeer van Mozes en de patriarchen.263: De reden van de onthullingen van de Heer.

  • 8Hoofdstuk 1: De ware wijsheid en het levende eerbetoon aan God.[1] Wanneer Ik Mij heb opgericht en allen, die samen met Mij gedurende meer dandrie uur heerlijk hebben gesluimerd, dat ook hebben gedaan, roep Ik meteen dedrie bij Mij en vraag hun waarom ook zij zich niet gedurende die drie uur aan deversterkende slaap hebben overgegeven.[2] Mathal antwoordt: "Heer! Verhevene, Allerwijste! Wie kan er nu slapen alshij door Uw woord zo'n overmaat aan energie heeft gekregen! Wij zijn alle drie zofit alsof wij de gehele nacht heerlijk hebben geslapen! Wij hebben die drie uren zogoed mogelijk in Uw naam besteed, en dank zij Uw welwillende toestemminghebben wij dingen meegemaakt waar waarschijnlijk nog nooit een mens ook maarvan gedroomd heeft. Daarvoor danken wij U nu dan ook uit de grond van ons hart.U bent de Heer en overal bent U alleen alles in alles. U alleen zij daarom ook alonze liefde en onze diepste eerbied!" [3] IK zeg: "Goed, Ik weet wat jullie allemaalbesproken en meegemaakt hebben voor de voor jullie daartoe bestemde tijd! Maarnu jullie dat eenmaal hebben beleefd, moet je het voorlopig voor jezelf houden ener ook naderhand geen verkeerd gebruik van maken. De kinderen van deze aardebegrijpen dat niet, omdat zij niet daarvandaan komen waar jullie vandaan komen.Jullie zullen echter nog iets veel belangrijkers meemaken. Dat zal zijn als deHeilige Geest over jullie zal komen die Ik eenmaal uit de hemelen over jullie zaluitstorten. Die zal jullie pas met de gehele waarheid bekend maken! Dat zal deGeest van de liefde zijn, de Vader Zelf, die jullie zal opvoeden en leren opdat jullieallen daar kunnen komen waar Ik zal zijn.[4] Want waarlijk, Ik zeg jullie: Niemand zal bij Mij komen als de Vader hem nietbij Mij zal brengen! Om bij Mij te komen, moeten jullie allen door de Vader, dusdoor de eeuwige liefde in God, onderwezen zijn! Jullie allen moeten dus volmaaktzijn zoals de Vader in de hemel volmaakt is! Kennis of ervaring, hoe groot ook, zaljullie daar niet brengen, maar slechts de levende liefde tot God en in gelijke matetot de naaste! Daarin ligt het grote geheim van de wedergeboorte van jullie geestuit God en in God. [5] Iedereen zal echter eerst met Mij door de nauwe poort vande volstrekte zelfverloochening moeten gaan, om te worden zoals Ik ben. Iedermoet ophouden met zelf iets te zijn, om in Mij alles te kunnen worden.[6] God boven alles liefhebben, betekent: Geheel in God op en ingaan, -en denaaste liefhebben, betekent eveneens: ingaan in de naaste, omdat men hem andersnooit kan liefhebben. Een halve liefde baat noch degene die liefheeft, noch degenedie men liefheeft. [7] Als je vanaf een hoge berg naar alle kanten volledig uitzichtwilt hebben, moet je in ieder geval zijn hoogste top beklimmen, want vanaf eenlager standpunt zal er steeds een deel van het totale uitzicht onzichtbaar blijven. Zomoet dan ook alles in de liefde worden gedaan en het uiterlijke vanuit hetinnerlijke voortkomen, opdat haar vruchten aan jullie zichtbaar worden.[8] Jullie hart is een akker en de daadwerkelijke liefde is de levende zaadkorrel; debehoeftige broeders zijn de mest voor de akker. Wie van jullie veel zaadkorrels inde goed bemeste akker zal zaaien, zal ook een rijke oogst hebben. Hoe meer armenjullie zullen gebruiken als mest voor de akker, des te krachtiger zal deze mest zijn;en hoe meer goede zaadkorrels jullie zullen zaaien, des te rijker zal de oogstuitvallen. Wie rijkelijk zal zaaien, zal ook rijkelijk oogsten; wie weinig zal zaaien,

  • 9zal echter ook weinig oogsten. [9] De hoogste wijsheid is daarin gelegen, dat julliewijs worden door de vurigste liefde. Alle kennis heeft geen zin zonder de liefde!Doe daarom niet zoveel moeite om veel kennis te vergaren, maar om veelliefde tegeven, dan zal de liefde je geven wat geen kennis je ooit kan geven! Het is goeddat jullie drien die drie uur zo ijverig hebben besteed aan de veelzijdige verrijkingvan jullie kennis en ervaring, maar als zodanig zou je ziel daar weinig aan hebben.Maar als jullie in het vervolg net zo ijverig je tijd zullen offeren aan de liefde voorje naaste, zal n dag al van groot nut zijn voor jullie zielen![10] Wat baat het jullie voor Mij, als jullie haast buiten jezelf zouden raken vanverbazing over Mijn macht, grootheid en ondoorgrondelijke heerlijkheid, terwijl ervoor jullie deur arme broeders en zusters zouden schreien van honger, dorst enkou? Hoe rampzalig en zonder enig nut zou een luidkeels jubel en lofgezang ter ereen tot roem van God zijn, als daardoor de ellende van de arme broeder overstemdzou worden! Wat baten alle kostbare en schitterende offers in de tempel, als voorhaar deur een arme broeder van honger omkomt?[11] Daarom moet jullie weetgierigheid vr alles gericht zijn op de ellende van jearme broeders en zusters; breng hun hulp en troost! Dan zullen jullie in nbroeder die je hebt geholpen, meer vinden, dan wanneer je alle sterren zou zijnafgereisd en Mij met engelentongen zou hebben geprezen![12] Waarlijk, Ik zeg jullie, alle engelen, alle hemelen en alle werelden met al hunwijsheid kunnen jullie in der eeuwigheid niet geven wat je kunt bereiken als je eenbroeder die in nood verkeerde, met al je kracht en al je middelen echt hebtgeholpen! Niets is hoger en staat Mij nader, dan alleen maar de waredaadwerkelijke liefde! [13] Als je tot God bidt en tijdens het bidden de klacht vanje arme broeder niet hoort die tijdens je gebedsuur bij je om hulp is komen vragen,laat dan je nodeloos misbaar vervloekt zijn! Want Mijn eer bestaat uit de liefde - enniet uit holle klanken uitje mond![14] Jullie moeten niet zijn zoals Jesaja heeft gesproken: 'Zie, dit volk eert mij metde lippen, maar zijn hart is verre van mij!' Als jullie tot Mij bidden, moet je dat inde geest en geheel waarachtig doen! Want God is een Geest en kan slechts in geesten waarheid aanbeden worden. [15] Het werkelijke, Mij alleen welgevallige,geestelijke gebed bestaat daarom niet uit het bewegen van de tong, de mond en delippen, maar alleen in de voortdurende uitoefening van de liefde. Wat baat het je,als je het graf van een profeet met vele ponden goud versierd hebt, maar daarbij destem van je lijdende broeder hebt genegeerd?! Denk je, dat Mij dat zou bevallen?Dwaas! Je zult door Mij met vertoomde blikken aangezien worden, omdat jeterwille van een dode, de stem van een levende hebt genegeerd!"

    Hoofdstuk 2: Het lot van de plaatsen van Palestina.[1] "Kijk, Ik heb er al in voorzien, dat de plaatsen die wij nu bezoeken reedsbinnen honderd jaar niet meer zullen bestaan, opdat daarmee in de toekomst geente grove afgoderij bedreven zal worden![2] Mijn Nazareth zal men niet meer vinden, maar wel een ander achter hetgebergte, westelijk van hier. Genezareth zal ophouden te bestaan, slechts Tiberias

  • 10

    aan deze zijde van de zee zal blijven. Caesarea Philippi, waar we nu zijn, is alverdwenen, maar er zal er een blijven boven het meer, waar de Jordaan vandaankomt, en een in het westen niet ver van de grote zoutzee, in de buurt van Tyrus enSidon. Van het land Samaria zal slechts het gedeelte van hier in zuidelijke richtingtot aan de grote zee blijven bestaan, het kleine deel dat meer naar het oosten ligt,met het echte Sichar en de echte berg Horeb, zal ophouden te bestaan, en de laterenakomelingen zullen het zoeken en niet ver van de grote zee vinden. Maar het zalniet meer zijn dan een naam en een ongenaakbare berg, en geen waarheid. En zozal het ook gaan met Jeruzalem en nog heel veel plaatsen van het Beloofde land,dat herhaaldelijk in een woestenij veranderd zal worden.[3] Onthoud dit allemaal goed, want zo zal het gebeuren opdat de mensen niet teveel de stem van hun arme broeders en zusters door het verafgoden van dezeplaatsen zullen negeren! Het zal hen allen in verwarring brengen! In het verkeerdeNazareth zullen zij Mijn huis zoeken en het zal hun duizelen, want het echteNazareth zal al gauw nadat Ik opgevaren zal zijn naar Mijn rijk, van de aardbodemworden verdelgd.[4] Wie naar het vergankelijke zoekt, zal ook het vergankelijke vinden en daaraansterven, wie echter het ware Nazareth in het hart zal zoeken zal het in iedere armebroeder vinden, en een waar Bethlehem in iedere arme zuster![5] Er zullen tijden komen waarin de mensen van ver hierheen zullen reizen endeze plaatsen zullen zoeken. De namen zullen wel blijven bestaan - maar deplaatsen niet! Ja, de volkeren van Europa zullen oorlog voeren om het bezit vandeze.plaatsen en zullen denken en geloven Mij daarmee een goede dienst tebewijzen, maar thuis zullen zij hun vrouwen en kinderen en broeders en zusterslaten verkommeren in armoede, nood en ellende![6] Als zij dan echter aan gene zijde naar Mij toe zullen komen om het vermeendeloon voor hun moeite en opoffering te ontvangen, zal Ik hun laten zien hoeontzettend dwaas zij gehandeld hebben en wat voor ellende zij met hun onzinnigedaden, die Ik hun nooit heb opgedragen, onder de mensen hebben aangericht.Allereerst wel onder hen die direkt aan hun zorgen toevertrouwd waren, zoals dearme, zwakke vrouwen, kinderen en andere hulpbehoevenden van hunhuishouding! En hun zal te kennen gegeven worden dat zij niet eerder tot Mijngenadelicht zullen komen dan nadat zij al het door hen aangerichte kwaad geheelin het reine gebracht zullen hebben. Dat zal echter erg moeilijk voor hen zijn,omdat zij daarvoor slechts heel gebrekkige middelen zullen hebben in het schameleschemerlicht van het geestenrijk boven en onder de aarde.[7] Ik zeg jullie: Terwille van de grote dwaasheid van de mensen zullen dezeplaatsen toevertrouwd worden aan een heidens volk. En Ik zal door die heidenende namaakvolgelingen van Mijn leer in het oosten en westen, in het zuiden en in denoordelijke streken laten kastijden. [8] Streef er daarom naar, dat dwaasheid enblind bijgeloof niet om zich heen grijpen temidden van Mijn leer van het leven ende ware kennis van God op de enige weg van de daadwerkelijke liefde. Deze liefdezal iedereen het ware licht en het juiste en onbegrensde inzicht geven in alles watzich in de natuurlijke en geestelijke wereld voordoet! Dat is en blijft eeuwig dealleen ware en effectieve weg naar Mij en Mijn eeuwige rijk.

  • 11

    [9] Ik, de eeuwige Liefde, ben alleen het Licht, de Weg, de Deur en het eeuwigeLeven; wie ergens anders Mijn rijk van het licht wil binnendringen is als een diefen een rover, en zal reeds hier, maar nog meer eenmaal daar aan de andere zijde, inde buitenste duisternis uitgestoten worden. -Nu weten jullie wat je moet doen enwat in Mijn ogen terecht is. Handel daarnaar, dan volgen jullie de juiste weg![10] Laten we nu naar de negen verdronken mensen gaan. Marcus, laat wijnbrengen, want die zullen wij nodig hebben!"

    Hoofdstuk 3: De Heer en de negen verdronken mensen.[1] Daarna gingen wij snel naar de negen verdronken mensen en Ik liet hen met degezichten naar boven en de hoofden bergopwaarts neerleggen. Toen zij zo warenneergelegd, zei IK tegen Marcus: "Geef elk van hen enige druppels wijn in demond!" Dat ging gemakkelijk, omdat allen met de mond open lagen. Terwijl datgedaan werd, zei ik tegen alle aanwezigen: "Laat iedereen die nu nog twijfelt, eerstzelf controleren of alle negen wel helemaal dood zijn!"[2] Onder de dertig bekeerde Farizeen bevond zich ook een dokter, die er verstandvan had of een lichaam helemaal dood was of niet. Deze trad naderbij en zei: "Ikkom niet naar voren omdat ik ook maar de geringste twijfel aan de dood van dezeverdronken mensen zou hebben maar om, als ter zake kundige, Jullie door mijnonderzoek het overtuigende bewijs te geven dat deze negen helemaal dood zijn."Toen betastte hij de negen, keek naar hun ogen en naar de Hippocratische neuzen,die een zeker teken zijn van de volledige dood en het algehele uitgeblust zijn vanalle fysieke levensgeesten.[3] Na een nauwgezet onderzoek sprak de dokter luid zijn oordeel uit, daaringesteund door het overeenkomstige getuigenis van allen die zijn conclusie juist engeldig en waar bevonden, en hij voegde daar nog aan toe: "Niet nu, maar reedsgisteren, een uur nadat zij in het water terechtkwamen, waren zij al net zovolkomen dood als zij nu zijn! Te oordelen naar de neus en de geur is deontbinding al ingetreden. Geen menselijke kennis, kracht en macht roept dezenegen mensen meer in het leven terug! Dat kan Hij alleen maar, die op de jongstedag alle doden uit de graven weer in het leven terug zal roepen !"[4] IK zei: "Opdat jullie echter na deze juiste diagnose van de dokter heel duidelijkde heerlijkheid van de Vader in de Mensenzoon zullen herkennen, roep Ik nu luidtot de Vader en zeg: 'Vader, verheerlijk Uw naam!"'[5] Toen hoorden velen een stem, die klonk als het rollen van vele donderslagen:"Ik heb hen door Jou, Mijn geliefde Zoon, verheerlijkt, want Jij bent het, aan wieIk een waar welbehagen heb! Naar Jou moeten de mensen luisteren!"[6] Velen hoorden deze woorden, maar vele anderen hoorden slechts de donder enbegonnen te vragen of het nu gedonderd had. Maar zij, die in de donder woordenhoorden, vertelden over wat zij hadden gehoord en de anderen verbaasden zichtoen en zeiden: "Dat is vreemd! Wij hoorden het weliswaar slechts donderen, -maar als jullie allen dezelfde woorden gehoord hebben, geloven wij dat alsof wijhet zelf gehoord hadden. Maar toch blijkt daaruit dat deze meester hier eigenlijkslechts de zoon is en niet de heilige, almachtige Vader, die in de hemel woont en

  • 12

    die geen mens ooit kan zien, maar die slechts op geheiligde ogenblikken kanspreken. Op die wijze was Mozes ook een zoon van de Allerhoogste, omdat hij ookuitzonderlijk grote tekenen heeft gedaan, en de andere profeten waren het in gelijkemate. Wel zou deze Nazareer de grootste van alle profeten kunnen zijn omdat hijde grootste en meeste tekenen doet". [7] Murel, die nauwlettend geluisterd had,zei: "Nee, nu hebben jullie het mis; dat getuigt nog van jullie grote onbegrip! Wieheeft vr Mozes door de geest des Heren een Mozes aangekondigd, wie een Elia,wie een Samul, wie een van de vier grote profeten? God riep hen als bij toeval enzij profeteerden! En over wie profeteerden zij het meest? Juist over Hem die nuvoor ons staat! De stem die nu als een enorme donder te horen was, was net zogoed die van Hem, als die welke uit Zijn lichamelijke mond tegen ons spreekt! Hetverschil bestaat slechts daarin, dat Hij met Zijn lichamelijke mond als m e n stegen ons spreekt, terwijl Hij Zich in de donder liet horen als Degene, die eeuwigwas, is, en zijn zal, - die al het bestaande heeft geschapen en die op de Sina aanhet volk de wetten gaf onder voortdurend bliksemen en donderen. Daarom is Hemalleen alles mogelijk; ook, dat Hij uit hoogste liefde voor ons, Zijn kinderen, eenmens kon worden zoals wij, omdat Hij anders door Zijn kinderen, die Hij bovenalles liefheeft, nimmer gezien en herkend zou kunnen worden!"

    Hoofdstuk 4: Voorbereidingen voor de opwekking.[1] Dan ga IK bij Murel staan en zeg: "Mijn zoon, dat was goed van je! Je bentwerkelijk al heel ver tot de kern van de waarheid doorgedrongen en je hebtdegenen die een wat vertekend beeld hadden, de volle waarheid gezegd. Je zultdaarom een geducht werktuig voor mij worden tegen Joden en heidenen; in dehemel zal je loon daarvoor niet gering zijn![2] Maar laten we nu overgaan tot datgene, wat Ik voor jullie wil doen om het voorieder van jullie duidelijk te maken dat alleen Ik waarlijk degene ben die zou komenvolgens de voorspelling van alle profeten tot en met Simeon, Anna, Zacharias enJohannes, die door Herodes werd onthoofd! Kijk, deze negen zullen allemaalvolkomen levend worden en naar huis, naar hun familie gaan! Zodra zij helemaalversterkt zullen ontwaken, mogen jullie ze echter niet ophouden, maar je moet henmeteen laten gaan. En pas wanneer Ik deze omgeving heb verlaten, kan iemandvan jullie hun eventueel vertellen wat er hier met hen is gebeurd!"[3] Toen IK dat had gezegd, zei Ik tegen Marcus: "Wel, giet hun nogmaals wijn inde mond!" [4] Marcus deed dat; maar Cyrenius en Cornelius vroegen Mij waaromer bij de verdronken mensen, voordat ze levend gemaakt werden, wijn in de mondgegoten moest worden.[5] IK zei: "Voor het levend maken van deze negen is dat zeker niet nodig; maaromdat zij meteen daarna hier weg zullen gaan, moeten zij lichamelijk ook opkrachten komen en dat gebeurt door hen eerst wijn in de mond te gieten. Dezewordt door de smaak en tongzenuwen opgenomen en zo ook doorgegeven aan deandere levenszenuwen. Als deze negen straks levend worden, heeft hun in hetlichaam teruggekeerde ziel reeds een gesterkt werktuig dat zij meteen voor vanalles gebruiken kan. Zou deze voorafgaande versterking echter worden nagelaten,

  • 13

    dan zouden de opnieuw levend geworden mensen hier enige tijd moeten blijvenom krachten op te doen voor het gebruik van hun ledematen. Tevens zorgt dezevoorafgaande versterking bij de betrokkenen voor een goede smaak in de mond,hetgeen wel nodig is, omdat de geur van het troebele water hen na de opwekkingzo onpasselijk zou maken dat ze daar nog lange tijd last van zouden kunnenhebben. -Nu weten jullie dat ook; hebben jullie nu nog de een of andere wens metbetrekking tot deze zaak?" [6] Cornelius zegt: "Nee, dat nu juist niet, Heer enMeester, maar de gedachte kwam alleen bij mij op, waarom U als de Almachtige,Die door Zijn wil alles vermag, Zich zo nu en dan toch van heel natuurlijkemiddelen bedient om een doel te bereiken!"[7] IK zeg: 'En waarom niet?! Is het natuurlijke middel dan ook niet een gevolgvan Mijn wil, -zoals bijvoorbeeld de wijn uit de kelder van Marcus? Alleen doorMij zijn toch zijn lege zakken en andere vaten heel wonderbaarlijk met Wijngevuld?! Als Ik Mij dus van een natuurlijk middel bedien, is dat geen geringerwonder dan wanneer Ik Mij van geen natuurlijk middel, maar alleen van Mijn wilbedien! Begrijpen jullie dat nu?" [8] Cornelius en Cyrenius zeggen: "Ja, nubegrijpen wij dat ook. Wij verheugen ons al op het levend maken van de negenverdronken mensen! Gaat dat nu al gauw gebeuren?"[9] IK zeg: "Heb nog wat geduld tot zij nog voor de derde maal wijn in de mondgegoten krijgen, waarna zij dan voor het opnieuw levend worden voldoendereservekracht zullen hebben!" [10] Daarmee zijn alle nieuwsgierigen bevredigd enMarcus giet de negen op Mijn bevel voor de derde maal wijn in de mond.[11] Vervolgens zeg IK tegen de vele omstanders: "Dit werk is nu ook klaar! Latenwij deze plaats thans verlaten en aan de tafels gaan, waarop reeds een goedklaargemaakte ochtendmaaltijd op ons wacht! .Want als WIJ hier zouden blijven,zouden wij de opnieuw ontwaakten maar in de war brengen en zij zouden denkendat er iets buitengewoons met hen aan de hand was. Als zij echter niemand in hunomgeving zien, zal het hun voorkomen alsof zij door de storm van gisterenhelemaal verdoofd en uitgeput op deze heuvel zijn ingeslapen en nu op de ochtendvan deze eerstvolgende dag na de sabbat van gisteren weer uit de diepe slaap zijnontwaakt! Dan zullen zij, zonder zich ook maar om ons te bekommeren, rustigopstaan en naar huis gaan, waar zij natuurlijk met buitengewone blijdschapontvangen en gesterkt zullen worden."

    Hoofdstuk 5: De twijfel van Cornelius.[1] Na Mijn woorden doen allen weliswaar meteen wat IK gezegd heb, maar demeesten doen dat toch met wat tegenzin, omdat zij het wonder graag van nabijgeobserveerd zouden hebben; maar niemand waagt het tegenover Mi~ eenopmerking te plaatsen. Zo bereiken wij onze tafels en nemen plaats en bedlenenons van de vissen, die ditmaal extra smakelijk zijn klaargemaakt, en de maaitijdverloopt heel opgewekt. [2] Vooral Mijn Jarah is deze keer in een goede bui enzegt: "Ik weet werkelijk niet hoe het komt dat ik vandaag zo opgewekt ben. Maariets valt mij wel op en dat is dat alle anderen niet net zo opgewekt zijn als ik! Ikben weliswaar een meisje en daarom zou ik het meest geplaagd moeten worden

  • 14

    door nieuwsgierigheid, -maar hier is het juist andersom! De mannen zitten steeds tekijken of de negen mensen al ontwaakt zijn. Ik heb nog helemaal met gekeken,maar ik heb ze toch al weg zien gaan, de een na de ander, -en de mannen en herenen koningen kijken nog steeds in die richting en zitten zich af te vragen of ze welweer levend geworden zouden zijn? O, al een klein half uur geleden! Meteen toenwij bij de tafels kwamen, begonnen de negen mensen zich te bewegen, en zijkwamen de een na de ander overeind, wreven zich de slaap uit de ogen en gingentoen weg. Ik kon dat duidelijk zien, ondanks de bomen die ons wat afschermen vandie plaats, omdat ik klein ben en gemakkelijk onder de ken door kijk. Jullie zijnechter groot en de takken van de bomen ontnamen Jullie het zicht op het wondervan de macht van de goddelijke wil. Nu is het echter al te laat. Al zouden jullie erheen gaan, dan zouden jullie niets anders vinden. dan hooguit de plaatsen waar zegelegen hebben. Ook diegenen, die de Heer gisteren direkt na de storm heeftopgewekt, zijn met de negen anderen naar huls gegaan."[3] Cornelius zegt: "Wat heb jij goede ogen,jij ontdekt toch ook alles! Als het danal voorbij is, dan is het allemaal zonder meer in orde. Het ging toch slechts om dezekerheid van het slagen van datgene wat de Heer voorschrijft en wil, want eenmislukking zou vele twijfels bij de ongelovigen oproepen. Maar heb je ook echtgezien dat de negen opstonden en weggingen?"[4] Jarah antwoordt een beetje verontwaardigd: "Hoor eens, ik mag tochveronderstellen dat ik er niet als een leugenaarster uitzie? Zolang ik leef en denk, iser nog nooit een leugen over mijn lippen gekomen, en zou ik dan aan de zijde vanmijn Heer, mijn God.en allerwaarachtigste Meester, met een leugen aankomen omdaardoor jullie nieuwsgierigheid te bevredigen?! O, verheven heer, dan kent uJarah nog lang niet! Kijk, al is het verstand nog zo verlicht, dan woont daar ook deleugen. Je kunt iemand.met je verstand uit eigen overtuiging iets uitgelegd hebbenterwijl die overtuiging totaal onjuist was, en dan heb je door je uitleg volmaaktgelogen, -want je hebt jezelf en je naaste misleid. Maar de ware en zuivere liefdeliegt nooit en kan niet liegen, omdat zij de naaste, die ook een kind van God is,meer acht dan zichzelf en daarbij God boven alles! Ik ben echter vol liefde tot Goden dus ook tot de naaste -zou ik dan in staat zijn om onwaarheid tegen u tespreken?! Verheven Cornelius, deze veronderstelling van uw kant was toch niet zohoffelijk!"[5] Cornelius zegt: "Maar, allerliefste Jarah, zo heb ik dat toch nooit bedoeld! Ikvroeg het je op die manier omdat dat een heel gewone manier van vragen is, maarIk dacht er in de verste verte niet aan dat je me ook maar iets onwaars zou hebbenwillen vertellen! Vraag het aan de Heer Zelf die toch beslist weet hoe het er in mijnhart uitziet, of ik jou, argeloos, lief meisje, van een leugen heb willen betichten! Denegen mensen zijn opgewekt door de wil van de Heer en zijn ook reedsweggegaan, eveneens volgens de wil van de Heer, en de gehele zaak is daarmeeafgedaan. Zuiver uit gewoonte stelde ik je echter die wat lompe vraag.en ik dachtdaar eigenlijk helemaal niets bij. -Kun je daarover boos op mij zijn?"[6] Jarah zegt: "O helemaal niet, maar een volgende keer moet u wat beter over uwvragen nadenken! Maar laten wij het nu over iets anders hebben, want we hebbennu genoeg woorden verspild!"

  • 15

    [7] Cornelius en Cyrenius zeggen: "Ja, ja, daar heb je gelijk in, Als de Heer bij onsis, is het zonde van iedere minuut die we zelf verpraten! Laten we nu alleen aan deHeer de eer om iets te beslissen en te bepalen!"[8] IK zeg: 'Zo is het wel in orde; we hebben nu tijd om te vissen en zullen Marcuseen aardige voorraad bezorgen! Na de middag zal er wel weer wat gebeuren!"[9] De oude Marcus, die Mij dat hoorde zeggen, gaf zijn zonen meteen opdracht denodige vaartuigen klaar te maken, want de vissen in de grote, omheinde vergaarbakaan zee hadden van de storm van gisteren tamelijk veel te lijden gehad.

    Hoofdstuk 6: De hebzucht van Judas.[1] Terwijl wij echter zo aan onze tafel verschillende dingen bespraken, ontspon erzich een woordenstrijd tussen de dertig jonge Farizeen en de nog aanwezigetwintig Perzen. De Perzen beschouwden de opwekking van de negen verdronkenmensen als een echt wonder, maar de dertig jonge Farizeen hadden er ronduit huntwijfels over. En vooral Risa, die eerder Hebram ten gunste van Mij hadaangemoedigd, was er het meest op tegen. [2] Hebram zei: "Vriend Risa, als eenmens eenmaal lichamelijk zo volkomen dood is als deze negen waren, kun je hemneerleggen zoals je wilt en hem de volgende dag op dezelfde wijze zulke wijn in demond gieten, dan zal hij toch nooit levend worden! Dat is het werk van degoddelijke wilskracht! Het neerleggen dient alleen maar om het water uit de maagen de longen te laten lopen en de ingegoten wijn is om het nog zwakkezenuwstelsel vooraf een vereiste versterking en het gehemelte een betere smaak tegeven. Maar voor het latere opwekken van het dode lichaam is noch hetneerleggen, noch de wijn een noodzakelijke voorwaarde. Dat liet de Heer slechtsalleen daarom eerst gebeuren, omdat Hij van plan was deze negen door Zijn wil inhet leven terug te roepen waarbij dan hun zielen meteen een bewoonbaar enbruikbaar lichaam zouden aantreffen! Zie je dat dan niet in?"[3] Risa zegt: "Ja, ja, dat zie ik wel in, en je zult ook best gelijk hebben. Maar hetzou toch nuttig zijn een proef te nemen om jezelf er metterdaad van te overtuigendat het neerleggen en vervolgens het tot drie maal toe wijn geven als zodanig,niemand die geheel en al verdronken is, lichamelijk weer tot leven brengt! Pas alsje tot die overtuiging bent gekomen, is deze opwekking een volmaakt, zuiverwonder! Zo denk ik erover," [4] Hebram zegt: "Wel, als je daarop staat en de Heerhet wil, kan de gelegenheid zich misschien nog voordoen dat er bij de nuaangekondigde visvangst ergens nog een lijk gevonden zal worden, en dan kun jedaarmee precies dezelfde neerleg en wijn-in-giet poging uitvoeren om het weer totleven te brengen, waarbij je beslist geen verheugend resultaat zult behalen!"[5] De Perzen zeggen: "Dat denken wij ook! Want wat alleen de macht van degoddelijke wil mogelijk is, is geen mens, die zelf slechts een schepsel is, mogelijktenzij Gods wil met en door de menselijke wil werkt. Dat is onze mening en wijgeloven daarmee niet op de verkeerde weg te zijn. -Maar nu gaat iedereen naar hetwater en daarom zullen wij nu ook aan boord van onze vaartuigen gaan, want bijdeze gelegenheid zal beslist weer veel wonderbaarlijks gebeuren en daar moetenwe bij zijn. [6] Dan volgt er een algemene uittocht het water op, dat op deze

  • 16

    morgen erg rustig is en geschikt om te vissen. Ditmaal werken Mijn leerlingen,behalve Iskariot, samen met de zonen van de oude Marcus en helpen hen de grotenetten uit te werpen en te spannen.[7] Judas Iskariot zoekt echter zijn eigen vermaak en gaat helemaal alleen naar degeheel verwoeste stad om te onderzoeken hoe het er daar uitziet. Eertijds had hijimmers horen vertellen dat de rijke Grieken daar enige straten met goud en zilverhadden willen plaveien. En hij had begrepen dat de rijken daar al uitgebreid meebegonnen zouden zijn. Hij sloop daarom naar de plaats van de brand om daar tegaan vissen naar goud, zilver en andere kostbaarheden zonder eigenaar.[8] Maar zijn gemene streken brachten hem ditmaal niets op, - behalve op zijn rug.Want toen hij in de straten ontdekt werd als een op goud en zilver jagendevreemdeling, werd hij direkt door de bewakers gegrepen en behoorlijk afgeranseld.Daarna verliet hij natuurlijk de hier en daar ondanks de storm van de vorige dagnog dampende rune van de oude stad, die van oudsher -Vilipia-, onder de Grieken-Philippi heette en pas onder de Romeinse keizers ook het voorvoegsel -Caesareakreeg. [9] Toen onze goudvisser echter haastig weer naar het huis van Marcusging, trof hij daar natuurlijk niemand aan behalve de vrouwen de dochters vanMarcus. Daar had hij weinig aan, omdat zij de handen vol hadden aan hetklaarmaken van het middagmaal en geen tijd voor hem hadden. Bovendiengeloofden zij allen reeds te vast in Mij en waren daarom helemaal niet in destemming om de wat brutale vragen van Judas Iskariot te beantwoorden. Ook stonddeze leerling beslist niet zo erg bij hen in de gunst, omdat hij zich gedurende diepaar dagen reeds meermalen zelfvoldaan en onuitstaanbaar had gedragen.[10] Daar hem in het vrouwenhuis van Marcus geen goede ontvangst te beurt viel,verliet hij het huis en ging aan zee kijken waar wij waren. Hij kon echter nietsontdekken omdat wij, teneinde een goede vangst binnen te halen, helemaal de vollezee waren opgegaan vanwege een trek van de vissen, die slechts tweemaal per jaarde Jordaan volgend, komend van het Meronmeer, een paaitocht maakt enmerendeels bestaat uit de beste goudzalmforellen.[11] Omdat de achtergebleven leerling nu van verveling niet wist wat hij doen zou,ging hij naar de tenten van Ouran om te zien of daar soms ook iedereen wasweggegaan en of er soms niet een paar overtollige goud of zilverstukken te vindenzouden zijn die iemand had laten slingeren! Maar ook daar ving hij bot, wantOuran had in iedere tent drie bewakers achtergelaten, die bij afwezigheid van hunmeester niet erg toeschietelijk waren. Hij verliet dan ook zeer gergerd de tentenen zocht een schaduwrijke boom op, waaronder hij ging liggen en heel behaaglijkinsliep. [12] Maar op den duur ging het met het slapen ook niet omdat de vliegenhem niet met rust lieten, - kortom, Iskariot was drie volle uren lang een gekweldman en bijna aan het eind van zijn latijn. Toen zag hij echter eindelijk onzeschepen aankomen en daardoor werd het hem wat lichter om het hart, en het speethem nu al erg dat hij Mijn gezelschap had verlaten.

    Hoofdstuk 7: De ontrouwe dienaar van Helena.

  • 17

    [1] Wij deden intussen een echte reuzenvangst van uitmuntende vissen, enhelemaal in volle zee werden ook de ronddrijvende, geheel naakte lijken gevondenvan twee vrouwen, die nadat zij in handen van zeerovers waren gevallen, door henvan hun gehele bezit waren beroofd en levend in het water waren geworpen.Beiden, meisjes van negentien en eenentwintig jaar, zeer welgevormd, warendochters van welgestelde mensen uit Kaprnaum: Zij wilden naar Gardara reizenen gingen vol vertrouwen over zee. Hun schip en hun bemanning waren volledigbetrouwbaar.Maar midden op zee ontmoetten zij een Griekse kaper, die het schiproofde. De vier schippers en de beide meisjes verloren het leven. De vier schipperswerden gedood en vervolgens in zee gegooid. Tegenover de beide meisjes warende zeerovers iets humaner, zij kleedden beiden naakt uit, verkrachtten hen enwierpen ze toen pas in zee. De misdadigers zijn vandaag nog voor het aanbrekenvan de dag door de arm der gerechtigheid en van het gerecht opgepakt, en dezeduivels zullen hun zware straf niet ontgaan.[2] De beide meisjes waren met de haren stevig aan elkaar gebonden en drevendood op het water. Dat schiep heel goede voorwaarden voor de neerleg enwijnproef en het daardoor mogelijkerwijs weer tot leven brengen van eenverdronkene, zoals Risa dat bedoeld had. Daarom werden de beide lijken in doekengewikkeld en in een schip gelegd. [3] Er was nu erg veel te doen en Marcus wistnauwelijks hoe hij alle vissen onder moest brengen. Maar Ik gaf Raphal opdrachtom Marcus te helpen en toen was alles snel en goed geregeld. Risa ontfermde zichechter over de twee lijken om te trachten hen tot leven te brengen en hij legde zeneer zoals Ik de vorige dag de lijken van de negen had laten neerleggen.[4] Thomas kwam gauw naar Judas Iskariot toe en vroeg hem een beetje ironischhoe zijn vistocht dan wel uitgevallen was? Judas Iskariot bromde wat in zijn vollebaard, maar durfde met Thomas geen twistgesprek aan te gaan, want hij herinnerdezich dat juist Thomas hem tevoren had gewaarschuwd om niet naar de stad te gaanom goud te zoeken, en dat hij dus wist hoe het hem daar vergaan was! Daaromzweeg Judas Iskariot. Ik gaf Thomas echter een wenk om de goudzoeker nietverder in het nauw te drijven, omdat dat weinig goeds zou opleveren.[5] Intussen deed een dienaar van Ouran op kosten van Judas een greep in degeldbuidel van Helena, stal dertig zilvergroschen en liep toen hard naar onze tafelen riep: "Een dief, een dief! Toen het geerde gezelschap op zee genoot van devisvangst en niemand hier was behalve de Romeinse soldaten die om de berggelegerd zijn en hun oefeningen houden, moest ik voor mijn behoefte uit de grotetent. Op dat ogenblik sloop een leerling van de grote profeet, die u terecht uwmeester noemt, de tent binnen en ontvreemdde, nog voor Ik in de tent terugkwam,dertig zilvergroschen uit de geldbuidel van de prinses![6] Toen ik in de tent kwam, stond hij wat verlegen in de tent, terwijl hij de Grondmet zijn blikken afzocht alsof hij iets verloren had. Omdat hij mij verdachtvoorkwam, bejegende ik hem op barse wijze en verschrikt verliet hij meteen detent. Ik dacht eerst niets slechts van een leerling van de grote profeet, maar toen ikin de tent heen en weer liep, viel mij de geldbuidel van de verheven prinses opomdat deze niet meer op de oorspronkelijke plaats lag, die mij maar al te goedbekend was. Omdat ik als vertrouweling niet onbekend ben met de inhoud van de

  • 18

    geldbuidel, nam ik de buidel en telde de kostbare inhoud en zie daar, ermankeerden dertig zilvergroschen! Deze dertig kostbare muntstukken kanonmogelijk iemand anders weggenomen hebben dan de leerling die ik al eerdernoemde! Ik ben direkt gekomen om dit nu heel eerbiedig aan te geven opdat ik inmijn onschuld uiteindelijk niet verdacht zal worden."[7] Helena vraagt: "Knecht, waarom verontschuldig je je dan nog vr iemandargwaan tegen je heeft opgevat?!"[8] De bewaker zegt: "Allergenadigste prinses! Ik verontschuldigde mij niet, maarik deed hier slechts heel gewoon, zoals de plicht gebiedt, aangifte van de diefstaldie absoluut zeker door de leerling van de grote profeet is gepleegd!"[9] Helena zegt: "Wanneer heb je dan, buiten mijn medeweten en zonder mijnopdracht, de voorlaatste keer mijn geldbuidel gecontroleerd?!"[10] De bewaker antwoordt: "O, meteen nadat de verheven, allergenadigste prinsesde tent aan mijn hoede toevertrouwde! Er zaten nog precies 600 groschen in. Nuzijn er echter nog maar 570 - er ontbreken dus precies 30 groschen, die niemandanders heeft kunnen ontvreemden dan de bewuste leerling! Omdat ik als bewakervan de verheven schatten voor alles verantwoordelijk ben, moet ik toch ook wetenwaarover en over hoeveel ik moet waken, en het kan mij, als oude, trouwe dienaar,toch niet kwalijk genomen worden als ik mij van tijd tot tijd ervan overtuigwaarover en over hoeveel ik moet waken! Ik heb nu echter het gemelde tekortbemerkt en dat plichtsgetrouw meegedeeld.[11] Helena zegt: "Heel goed, heel goed en best, wij zullen de zaak later nog naderonderzoeken en de dader van het kwaad opsporen, die dan de gerechte straf niet zalontlopen! Misschien is het echter ook mogelijk, dat je je bij het tellen de eerste ofde tweede keer hebt vergist, en dan zou het niet netjes zijn een leerling van degoddelijke meester alleen maar te beschuldigen omdat hij uit pure verveling de tentheeft betreden. Daartoe had hij zelfs het recht, omdat niemand van ons een gebodheeft uitgevaardigd dat onze tenten door geen mens betreden mochten worden! Ganu weer naar je plaats terug, ik zal direkt volgen en alles grondig onderzoeken!"[12] Na dit antwoord verwijderde de bewaker zich, en het eerste wat hij deed wasde dertig groschen zo snel mogelijk weer in de buidel stoppen, zodat de prinsesgelijk zou hebben met de opmerking dat hij zich bij het tellen een keer vergist konhebben. Toen hij met dit werkje klaar was, wist hij niet te bedenken wat hij bij hetonderzoek zou zeggen. Het leek hem maar het beste om weer naar de prinses tegaan en haar om vergeving te smeken en daarmee aan te geven, dat hij zichwerkelijk bij het tellen had vergist en de leerling onrechtvaardig had bejegend. -Zogedacht, zo gedaan! Na een paar minuten kwam hij weer terug, legde het deprinses op die manier uit en vroeg haar tevens, omdat er nu geen misdaad meerbestond, het beloofde onderzoek te laten varen.[13] Daarbij zag hij er echter zeer bedremmeld uit, want hij wist dat koning Ouranniets zo zwaar bestrafte als leugen en diefstal. Helena kreeg medelijden met dearme drommel, van wie eerder nooit enige ontrouw was gebleken en zij zei tegenhem: "Sta op en ga aan je werk! Het was niet netjes van je dat je je op zo'n lagemanier hebt willen wreken op de leerling van de Heer, alleen omdat zijn gezicht jeniet aanstond. Hij heeft je nog nooit iets anders misdaan dan datje hem, al sinds wij

  • 19

    hier zijn, niet kunt lijden' Kijk, dat was slecht van je en je hebt daarvoor dezwaarste straf verdiend, want alles wat je hebt gedaan is mij nu bekend!"[14] Nu begint de knecht te beven en Judas Iskariot, die van enige afstand hettweegesprek opmerkzaam had aangehoord, ging naar de knecht en zei tegen hem:"Je hebt weliswaar zonder enige reden slecht tegenover mij gehandeld, maar ikvergeef het je' Ik was inderdaad in de tent en toen ik daar nog maar net was, kwamje mij uit een hinderlaag grimmig tegemoet en ik ging weer weg. Maar er wastotaal geen sprake van een zich vergrijpen aan de schatten uit de tent! En ook alzou je mij niet zo grimmig tegemoet zijn gekomen, dan zouden de door joubewaakte schatten door mij volstrekt geen schade geleden hebben. Kortom, hoe hetook zij, - ik heb het je vergeven, maar met je meesters moet je zelf maar in hetreine zien te komen"

    Hoofdstuk 8: Uiterlijke rust en innerlijke activiteit.[1] Daarop trok Judas Iskariot zich terug en IK zei tegen Helena, Ouran enMathal: "Laat dit nu rusten, want wij hebben belangrijker zaken te behandelen!Behoud de knecht en straf hem niet, want hij zou deze lelijke streek nooituitgevoerd hebben als hij niet door een geest daartoe was aangezet! Hij werddaartoe echter aangezet opdat ook hij voor ons een voorspelling zou doen die invervulling zal gaan. -Maar daar praten we nu niet verder over, want we hebben nuveel belangrijker zaken te behandelen" [2] Cyrenius vroeg Mij echter heelverbaasd; Heer, wat dan? Het schijnt mij toe, dat er nu toch niets meer zou kunnenzijn wat nog belangrijker zou zijn dan dat wat wij hier al allemaal hebbenmeegemaakt! Spreek toch, o Heer! Mijn hart beeft gewoonweg van verlangen omUw nieuwe voorschriften en besluiten te vernemen en mij dan daaraan te houden!"[3] IK zeg: "Heb nog een beetje geduld, want alles heeft tijd nodig om daarin terijpen! Daarom is nu voor alles enige rust geboden. Houd daarom nu met Mij heeleven een rustpauze!" [4] Daarop rustten allen en de aangelegenheid tussen JudasIskariot en de bewaker van Ouran's schatten, die Ouran en Mathal toch al ergonbelangrijk vonden, was afgedaan. Beiden hadden met Cornelius en Faustus heelbelangrijke regeringszaken af te handelen, want voor Ouran begon de tijd tedringen omdat hij er al ernstig over dacht met de grote waarheid die hij gevondenhad terug te keren naar het volk waarvan hij koning was, en het daarmee zomogelijk gelukkig te maken. Hij wilde koning zijn van een verstandig en wijs volken niet van pure mensenlarven en -machines, die zich gedragen als dieren zonderkennis en zonder wil.[5] Risa daarentegen observeerde zijn twee lijken en dacht er alleen maar over na,of deze met de door hem waargenomen voorbehandeling, en uiteindelijk door dekracht van Mijn naam, niet weer in het leven terug te roepen zouden zijn. Anderenom Mij heen dachten erover na, waaruit het zeer belangrijke wel zou bestaan dat Ikna de ingelaste korte rust zou doen. Kortom, ofschoon allen uiterlijk schenen terusten, waren zij toch innerlijk in hun hart erg bezig, maar niemand zag er kop ofstaart aan. Philopold, Murel en Kisjonah staken de hoofden bijeen enberaadslaagden druk over wat er toch wel komen mocht. Cyrenius en Ebahl en

  • 20

    Jarah dachten ook diep na en konden niets bedenken wat er nu nog zou kunnengebeuren. Want zij dachten dat er geen nieuwe dingen meer te bedenken waren.[6] Schabbi en Jurah, de beide Perzische, afgevaardigde sprekers, zeiden echtertegen hun metgezellen, die erg bij hen aandrongen: "Houd op! Daarmee verzoekjeGods kracht in onze harten! Wat weten wij van onze eigen innerlijke geaardheid!Als wij dan van onszelf al niets weten, wat zullen wij dan wel weten van degeaardheid van God en van wat Hij zal doen?! We weten echter wel, dat alles watHij zal doen zeer wijs zal zijn en helemaal voor ons bestwil. Laat dus maar komenwat kome, hetzij meer of minder groots dan het voorgaande, daar moeten wij onsniet druk over maken! Wij zijn en blijven handelaars en kunnen alles wat onsbestwil beoogt zelfs zeer goed gebruiken. Uiteindelijk vinden wij toch alles evenbuitengewoon wat afkomstig is van Hem, de enige Heer van de eeuwigheid en vande oneindigheid van al Zijn talloze daden en werken.[7] Omdat wij ons dus zelf nog bij lange na niet kennen, kunnen wij ook niet wetenwat ons, buiten alles wat wij reeds ontvangen hebben, nog ontbreekt. Hij weet hetechter en kan daarom datgene wat nog komen zal heel goed aanduiden als iets datuitzonderlijk is en buitengewoon belangrijk! Want Hij, die van eeuwigheid Heer isvan alle orde, kan toch onmogelijk bij 13 of 14, maar altijd alleen bij 1 beginnen tetellen. En zo weet Hij beslist ook heel klaar en duidelijk de volgorde van wat vooronze innerlijke levensvoltooiing geschikt is. Wij kunnen daarom heel rustigafwachten wat Hij vandaag nog allemaal zal ondernemen!"[8] Deze heel wijze les bracht de gemoederen van de Perzen geheel tot bedaren.Maar ook de gemoederen van degenen die aan Mijn tafel zaten, kwamen tot rust enzij wachtten met gespannen verwachting en vreugde op wat Ik daarna tenaanschouwe van iedereen zou gaan doen.

    Hoofdstuk 9: De spionnen van Herodes.[1] De oude Marcus kwam echter uit het huis waar hij voor het middagmaal reedsvoorbereidingen trof, naar Mij toe en zei heel zachtjes: "Heer, vergeef mij als ik Umet mijn verzoek even stoor!"[2] IK zeg tegen hem: "Vriend, ga maar en zeg tegen de achter jouw huis loerendespionnen van Herodes: "'De Zoon des mensen handelt en spreekt openlijk voor deogen en oren van de hele wereld en wil met niemand wat voor geheime zaken danook bespreken. Wie dus met Mij wil spreken en over iets wil beraadslagen, moetbij Mij komen en ook heel openlijk spreken en handelen! Bij Mij wordt er niets stilen geheim in het oor gefluisterd of in het verborgene gehandeld en beraadslaagd.Dat is alleen maar een doemwaardige gewoonte van de kinderen van de wereld,wanneer zij iets slechts in de zin hebben en zich daarmee niet snel en openlijkgenoeg bloot durven te geven omdat zij vanwege hun kwade plannen bang zijnvoor de mensen. Ik ga echter openlijk te werk en zeg alles hardop en heb geenangst voor de mensen, omdat mijn bedoelingen met de mensen goed zijn!' - Ga dusen zeg die snode verraders wat Ik je nu heb gezegd!"[3] Marcus boog diep voor Mij en ging heen om zijn opdracht nauwgezet uit tevoeren. Toen hij de Mij door Herodes in alle windstreken achternagestuurde

  • 21

    spionnen deze boodschap heel ernstig in hun valse gezicht gromde, zei er Een uitde groep: "Vriend, je schijnt niet te weten dat wij van Herodes alle volmachtenhebben gekregen, zelfs over leven en dood, en het recht hebben om iedere brutale,weerspannige persoon meteen te doden!"[4] Marcus zei: "Geldt dat ook Romeinse burgers, zoals ik?"[5] De brutale woordvoerder zei: "Indien wij hen doden, worden wij door Herodesniet ter verantwoording geroepen!"[6] Marcus zei: "Maar zoveel te meer door God en de Romeinse opperstadhouderCyrenius, die zich gelukkig, samen met vele Romeinse machthebbers, hiermomenteel al een paar dagen bij mij ophoudt! Wee jullie, als jullie mijn huis ookmaar met n vijandige vinger durven aanraken!"[7] De brutale zegt: "Wat vertel je over de opperstadhouder van Rome dat hij hierzou zijn terwijl hij pas een paar dagen geleden door de landvoogd aan Herodes hetvrije scherprecht heeft laten geven?" [8] Marcus zei: "Goed, heel goed! Aanstondszal wel blijken wie dat recht aan Herodes heeft gegeven!"[9] Daarop zond Marcus een van zijn zoons naar Cyrenius met de opdracht allesmeteen aan de opperstadhouder te melden. Toen Cyrenius dat verhaal met verbetenwoede aanhoorde, gaf hij meteen aan Julius opdracht met honderd soldaten deongeveer dertig spionnen op staande voet gevangen te nemen en ieder, die nietdirekt zijn wapens zou inleveren en zich over zou geven, onverbiddelijk te doden.[10] IK zei: "Niet doden, maar wel gevangennemen!" - Dit werd meteen tenuitvoer gebracht.[11] Toen de spionnen de Romeinen woedend op zich af zagen stormen, wilden zijvluchten, maar dat lukte hun niet. De Romeinse soldaten riepen hen luid toe dat zijeen ieder die zich zou verzetten, zonder genade of mededogen zouden doden. Dezewoedende en ernstig klinkende belofte had uitwerking, de brutale spionnen gavenzich over, werden meteen met touwen en kettingen geboeid en zo, met vertwijfeldegezichten, door Marcus en Julius voorgeleid bij de opperstadhouder.[12] Toen zij zo voor Cyrenius en Cornelius en Faustus stonden, vroeg Cyreniusmet de gebruikelijke ernst van een Romeins dictator: "Waar zijn uw volmachten,en de opdracht waarin staat dat u de profeet van Galila in al zijn doen en latenmoet achtervolgen?" [13] De aanvoerder, die Zinka heette, antwoordde: "Heer!Gekneveld aan handen en voeten kan ik die niet voor u uit mijn verborgen zakhalen! Laat mijn boeien losmaken dan krijgt u deze, opdat u beseffen zult dat ookwij een gebieder achter ons hebben staan die ons beveelt en die wij moetengehoorzamen, omdat hij van u, Romeinen, voor veel geld het recht heeft gekochtom in uw plaats ook heer over ons leven te zijn en -zonder aan u verantwoording afte leggen -naar believen kan laten doden wanneer hij maar wil![14] Wat ons betreft mogen er tienduizend profeten door heel Galilarondzwerven. Als zij ons met rust laten, zullen ook wij hun beslist geen haarkrenken. Maar als een machtige gezagsdrager ons ontbiedt, ons voor goed geld indienst neemt, ons bij weigering van dienst echter door zijn vele scherprechters ookzelfs kan laten doden, dan ziet het er heel anders uit! Dan moeten wij iedereen opleven en dood vervolgen, ook al is degene die vervolgd moet worden een nog zoeerlijk mens. Of begaan uw soldaten en krijgsknechten een fout, als zij uw bevelen

  • 22

    op leven en dood uitvoeren? Als iemand daarbij tegenover God, zo die er mochtzijn, verantwoordelijk is, dan kan dat alleen een heer, maar nooit zijn knecht entrouwe dienaar zijn! Laat mijn boeien losmaken, dan zal ik u meteen onzevolmachten laten zien, die door Herodes eigenhandig in drie talen zijn opgemaakt.Pas aan de hand daarvan kunt u een geldig oordeel over ons vellen!"[15] Cyrenius laat Zinka losbinden en die grijpt meteen in de verborgen zak, haalteen perkamentrol te voorschijn, geeft deze aan Cyrenius en zegt: "Hier, lees, enoordeel dan ten aanschouwe van iedereen of onze vervolgingen met betrekking totde Galilese profeet wettig of onwettig zijn!" [16] Cyrenius leest de volmacht, diemet de handtekening van Herodes is ondertekend. In het kort luidt deze als volgt:'Volgens de aan mij, Viervorst Herodes, door Rome voor 1000 pond zilver en 100pond goud verleende macht over het gehele land der Joden, vaardig ik uit en beveelik, daarbij steunend op de duur gekochte hulp van Rome, de mij en mijninstellingen zeer gevaarlijk voorkomende profeet van Galila te vangen en hemlevend of dood bij mij te brengen. In het eerste geval zal ik hem zelf verhoren enzien wat hem drijft. Mijn uitgezonden gerechtsdienaars krijgen met deze door mijpersoonlijk uitgeschreven oorkonde het volste recht de betreffende persoon op allewegen en straten te zoeken, te vervolgen, te grijpen en in geval van verzet samenmet zijn aanhang te doden en hem dan ook dood bij mij af te leveren. Ieder diehem te pakken krijgt zal hiervoor een beloning van 300 zilvergroschen wordengegeven. Uitgevaardigd te Jeruzalem in het eigen paleis.'[17] Zinka zegt: "Wel, wat vindt u ervan? Staan wij dertigen in ons recht of niet?"[18] Cyrenius denkt even na en zegt dan: "Met mijn medeweten en toestemming isaan Herodes in dit opzicht door Rome nooit zo'n volmacht gegeven. Wel is hemnaar mijn beste weten slechts een volmacht gegeven om in zijn eigen huis innoodgevallen zelf het scherprecht uit te oefenen, -buitenshuis alleen maar in hetgeval van een of andere samenzwering tegen ons Romeinen indien het Romeinsegarnizoen of een civiele rechtbank te ver van de opstandige plaats verwijderd enHerodes daar met zijn ere en lijfwacht aanwezig zou zijn. Alleen in dat geval zouhij het strenge scherprecht uit mogen oefenen![19] Zo luidt de door Rome aan Herodes verstrekte volmacht, die ik heb ingezienen zelf heb mee ondertekend, want wat door Rome voor Azi beschikt wordt moetdoor mijn handen of door die van een afgevaardigde van mij gaan, die mij echtervan alles wat er maar komt zo spoedig mogelijk op de hoogte moet stellen. Dezevolmacht verklaar ik daarom van nul en generlei waarde en wel gedurende de tijddat ik uit Rome nog geen bericht heb gekregen hoe, wanneer en waarom - aan mijonbekend - aan Herodes zo'n uitgebreide volmacht gegeven werd, die ons, trouweRomeinen, terecht angst en bezorgdheid moet inboezemen.[20] Deze volmacht krijgt u niet eerder terug dan wanneer zij van Rome zalterugkomen. U blijft intussen mijn gevangenen! Ook al bent u voor uzelf naarwereldse maatstaven geen misdadigers, dan bent u toch werktuigen waarmee dieene misdadiger de ene gruweldaad na de andere begaat, -en voor gruweldadenheeft Rome iemand nog nooit bevoegdheid verleend en zeker niet aan uw Herodes![21] Maar ik weet hoe de Herodessen hun vergunningen onder het een of anderevaderlandslievende voorwendsel misbruiken! De door de oude Herodes begane

  • 23

    moord op de onschuldige kinderen dient voor mij nog altijd als een duidelijkbewijs van de manier waarop deze sluwe, Griekse vossen hun door Romeverleende rechten in hun voordeel weten te misbruiken om het Joodse volk massaalafkerig te maken van de Romeinen.[22] O, ik zal Herodes wel binnen de perken terug weten te brengen, dat neem ikmij heel serieus voor! De oude Herodes proefde mijn oud-Romeinse zin voorrechtvaardigheid, hoewel ik toen niet veel ouder was dan een jaar of dertig. Nu benik bijna een grijsaard, ik ben ervarener en ernstiger geworden, -nu vind ik strengerechtvaardigheid nog veel belangrijker! Nu geldt bij mij helemaal: "PereatMundus, Fiat Ius ! * (* AI gaat de wereld te gronde, het recht zal geschieden!)[23] Ik zal nu meteen twee boden uitzenden, de ene naar Rome en de andere naarJeruzalem naar Herodes om alle volmachten van Rome op te eisen die zich inhanden van Herodes bevinden. Wee hem en zijn knechten, dienaars en knechtenvan dienaars, als zijn volmachten niet met de inhoud van de u gegeven volmachtovereenstemmen!"

    Hoofdstuk 10: Zinka's verdediging en zijn verslag van Johannes de doper.[1] Zinka zegt: "Heer! Bij die kwalijke zaak zullen toch ook wij niet betrokkenworden? Onze heer en gebieder was tot op heden Herodes. Hij deed veel wateigenlijk gruwelijk onrechtvaardig was ten opzichte van de arme mensheid - ik zagdat heel duidelijk -, maar wat konden wij anders doen dan zijn bevelen, hoemiserabel ook, ten uitvoer brengen? Wat kan dan een van uw beulsknechten doen,als u hem gebiedt een echte of vermeende misdadiger het hoofd af te slaan? Hijkan dan wel honderdmaal voor zichzelf er volledig van overtuigd zijn dat deveroordeelde werkelijk onschuldig is, -toch moet hij de scherpe bijl op zijn nekleggen.[2] Dacht u soms dat wij niets wisten van de totale onschuld van de pas kortgeleden onthoofde Johannes? O, daar waren wij van overtuigd, en wij hielden vande wijze en God toegewijde zonderling. Hij gaf ons in de kerker nog de mooistelessen, spoorde ons aan om veel geduld en uithoudingsvermogen te hebben enwaarschuwde ons voor zonden tegen God en tegen de naaste. Hij vertelde ons ookdat er nu in Galila een profeet der profeten en een ware priester der priesters wasopgestaan, wiens schoenriemen hij niet waardig was los te maken! Hij verkondigdeons, dat deze ons pas verlossen zou van alle kwaad, en ons de weg van het licht,van de waarheid en het eeuwige leven zou wijzen. Kortom, hij gaf ons, bewakers,les alsof wij zijn leerlingen en zijn beste vrienden waren.[3] Als Herodes ons vroeg wat de gevangene deed en hoe hij zich gedroeg, kondenwij allen alleen maar goeds over hem vertellen. Dat beviel Herodes zo goed dat hijJohannes zelf bezocht en naar zijn lessen luisterde. Het zou echt niet veelgescheeld hebben of Herodes zou hem de volle vrijheid gegeven hebben alsJohannes niet, hoewel hij toch zeer wijs was, voortijdig de grote dwaasheid begaanhad de wellustige heerser er op te wijzen dat zijn omgang met de mooie Herodiaszeer zondig was. Ja, het lukte Johannes bijna Herodes van Herodias af te brengen.

  • 24

    [4] Ongelukkig genoeg vierde Herodes in die tijd met veel luister zijn verjaardag.Herodias die aardig op de hoogte was met de zwakheden van Herodes, tooide zichop deze dag heel apart, en verhoogde daarmee haar bekoorlijkheden tot ongekendehoogte. Zo uitgedost kwam zij met haar draak van een moeder hem gelukwensen,en omdat er in zijn paleis harp -, fluit en vioolspelers waren danste Herodias voorde geheel belust geworden Herodes. Dat beviel de geile bok zo goed, dat de dwaaseen dure eed zwoer haar alles te zullen geven wat zij hem zou vragen! Toen washet zo goed als gedaan met onze goede Johannes, omdat hij de vervloekte hebzuchtvan de oude vrouw te veel in de weg stond. Die gaf de jonge vrouw de tip om hethoofd van Johannes op een zilveren schotel te vragen, wat deze -alhoewel metheimelijke afschuw -deed. [5] Wel, welk nut had daar onze liefde voor Johannes,en onze overtuiging van zijn volle onschuld, en ons medelijden? Wat baatten onsonze luide verwensingen aan het adres van de oude en de jonge Herodias? Ik moestzelf met een beulsknecht naar de gevangenis om de goede Johannes deafschuwelijke wil van de machtige heerser mee te delen, en ik moest hem binden,en hem daarna op het vervloekte blok met de scherpe bijl het eerwaardige hoofdvan de romp laten slaan. Ik huilde daarbij als een kind over de grote slechtheid vande beide vrouwen en over het treurige lot van mijn vriend, die ik zo had lerenwaarderen! Maar wat voor nut had dat alles tegenover de duistere, verblinde enstarre wil van n enkele, machtige tiran?![6] Zo zijn wij dan nu uitgezonden om de in Galila actief zijnde profeet, diewaarschijnlijk juist diegene is waarvan Johannes zulke grote dingen heeftverkondigd, op te pakken en aan Herodes uit te leveren. Zijn wij, onder edegehuurde dienaren en knechten van deze tiran, daarvoor verantwoordelijk? Ofkunnen wij zijn dienst verlaten als wij dat willen? Heeft hij soms niet de kerker ende dood gesteld op het trouweloos verlaten van zijn dienst? Als we nu zo zijn enhandelen zoals we moeten zijn en moeten handelen, zegt u dan eens, heer, welkerechtvaardige rechter ons daarvoor zou kunnen veroordelen![7] Als u alle engelen en God Zelf uit de hemel naar de aarde laat komen en eenvernietigend oordeel uit laat spreken, dan zal dat net zo rechtvaardig zijn als deonthoofding van Johannes. Als er een rechtvaardige God is, moet Hij tochduidelijk wijzer zijn dan alle mensen! Is Hij echter wijzer en ook nog almachtig,dan begrijp ik waarachtig niet waarom Hij op de wereld zulke monsterlijke mensenlaat ontstaan en ze ook nog machtig laat worden.[8] Dat is ook de enige reden, waarom ik en mijn negenentwintig medehelpers aangeen enkele God meer geloven. Het laatste vonkje geloof is door de schandelijkeonthoofding van Johannes gedoofd. Als ik God geweest was, zou ik toch eerderduizend Herodessen door honderdduizend bliksems hebben laten vernietigen dann Johannes laten onthoofden! Het kan wel waar zijn, dat een God het Johannes inhet hiernamaals duizendvoudig kan vergelden wanneer hij de hier aan hemgepleegde wreedheid geduldig en vergevend verdroeg. Maar ik voor mij geef onzelieve heer nog niet de helft van dit leven, waarin ik met zekerheid leef, in ruil voorduizend gelukzalige levens waarvan nog geen mens enige zekerheid heeft kunnenkrijgen! [9] Wie de macht heeft, kan dicteren en doen wat hij wil. Wij zwakken engeweldlozen moeten hem echter op straffe des doods als lastdieren dienen. Als hij

  • 25

    moordt, betekent dat helemaal niets, want door zijn macht heeft hij het rechtdaartoe. Moorden wij echter, dan zijn wij misdadigers, en worden daarvooreveneens vermoord. Ik vraag echter aan u en aan alle heren en wijzen van uw raad,wat dat voor een God moet zijn die dat als recht kan dulden! -Heer, ik vraag u mijdaarover een duidelijk antwoord te geven!"

    Hoofdstuk 11: Het vriendelijke antwoord van Cyrenius.[1] Cyrenius zet grote ogen op bij deze bedenkingen en zegt halfluid tegen Mij:"Die man is echt niet op zijn achterhoofd gevallen en schijnt een goede inborst tehebben. Hij zou geholpen moeten worden! Wat denkt U, o Heer, moet de man eneventueel ook zijn gevolg voor ons gewonnen worden?"[2] IK zeg openlijk: "Met n slag valt geen enkele boom die een beetje stevig is!Maar met een zeker geduld kan een mens veel bereiken. Ook moet men degene diemen naar het licht wil brengen, niet in de volle middagzon laten kijken. Want alsmen hem in n keer teveellicht geeft, wordt hij voor geruime tijd blind; als menhem echter langzamerhand aan het licht went, zal hij ook in het felste licht allesheel duidelijk kunnen zien zonder blind te worden.[3] Deze man heeft Mij nu een goede dienst bewezen omdat hij als oog enoorgetuige Mijn leerlingen nauwgezet beschreven heeft hoe Mijn voorloperJohannes, die in de omgeving van de Jordaan heeft gepredikt en gedoopt, doorHerodes werd gevangen genomen en om het leven werd gebracht. Niet voor Mij,maar voor Mijn leerlingen moet hij nog vertellen waarom Herodes Johannes daneigenlijk liet vangen en in de gevangenis werpen. Stel jij hem deze vraag!"[4] Cyrenius zegt, terwijl hij zich tot Zinka wendt: "Vriend, ik wil niet dat mijnoordeel zo uitgelegd wordt, als zou ik de dienaren en knechten van een tiran ookdan willen laten straffen wanneer zij het in hun hart in de verste verte niet met hemeens zijn. Dat gebeurt alleen als zij het wel met hem eens zouden zijn enonverzettelijk en in zekere zin reeds zelfstandig het slechte voornemen van hunheerszuchtige tiran zouden voltrekken! Maar mensen zoals jullie, die hetonmenselijke van hun onmenselijke heerser maar al te goed inzien en het in hunhart diep verafschuwen, zal ik steeds naar recht en billijkheid weten te behandelen![5] Waarom God echter niet zelden de zonde op deze wereld Iaat triomferen,terwijl de deugd vaak lijdt en tot stervens toe verdrukt wordt, daar is toch ook weleen heel goede reden voor, maar die ligt voor je tegenwoordige begripsvermogennog veel te verborgen om hem nu te kunnen begrijpen, en dat geldt ook voor jemetgezellen, die een nog veeloppervlakkiger verstand schijnen te hebben dan jij.Maar er zal nog wel een tijd komen -misschien al binnenkort waarin je helemaalzult begrijpen, zelfs met je hele hart, waarom er ook Herodessen moeten zijn!"[6] Zinka zegt: "Heer, u die mij zoven de genade bewees mij met het woord'vriend' aan te spreken, Iaat dat veelbetekenende woord geen lege klank zijn, zoalshet nu onder de mensenjammer genoeg maar al te vaak gebruikelijk is! Als u hetechter in de ware zin van het woord heeft gebruikt, bewijs mij dan uw vriendschapen Iaat ook mijn negenentwintig metgezellen bevrijden van de zware boeien! Datnoch ik noch zij zullen vluchten, daarvoor zorgt ten eerste de sterke wacht en ten

  • 26

    tweede, als voornaamste reden, uw vriendelijke woord. Geloof mij -ik spreek nuongedwongen en openlijk -:"Wij allen zijn met de grootste tegenzin dat wat wehelaas zijn! Als u ons van dit juk zou kunnen bevrijden, zou u een grootmenswaardig en rechtvaardig werk hebben verricht!"[7] Cyrenius zegt: "Dat komt wel in orde, daar zorg ik wel voor! Kijk om je heen,dan zien jullie niets dan mensen die uit de klauwen van het verderf gered zijn! Erzullen er maar weinig onder zijn die niet volgens onze Romeinse strengheid hetzijde scherpe bijl door de hals of zelfs het kruis verdiend zouden hebben. Zie ze nueens als ware mensen als puur goud voor ons staan en geen van hen wenst onsgezelschap te verlaten! Ik hoop dat het binnenkort met jullie ook zo zal gaan, wantbij God zijn naar mijn vaste overtuiging alle dingen zonder meer mogelijk.[8] Maar sta mij nu toe nog een belangrijke vraag aan je te stellen en wel devolgende: "Je hebt ons allen een grote dienst bewezen door ons openlijk tevertellen waardoor en hoe de waardige ziener Gods door Herodes om het leven isgebracht. Wel, je was zeker ook wel bij zijn gevangenneming aanwezig? Zou jemij dan ook nog kunnen vertellen waarom, en naar aanleiding waarvan Herodes nueigenlijk Johannes, die hem zeker geen kwaad had gedaan, gevangen heeft latennemen? Want hij moet daarvoor toch de een of andere reden hebben gehad!"

    Hoofdstuk 12: De gevangenneming van Johannes de doper.[1] Zinka zegt: " Als ik geheel vrijuit en eerlijk mag spreken, zonder dat daarkwade gevolgen uit voortvloeien, zou ik u, omdat ik zelf de hand heb uitgestokennaar de onschuldigste van alle onschuldige mensen, wel de werkelijke redenkunnen vertellen. Maar als hier ook maar enigszins te dor stro in het dak zousteken, dan is het mij veelliever te zwijgen over een geschiedenis waaraan ik nietzonder de grootste hartepijn, maar ook niet zonder de bitterste en bijtendste woede,terug kan denken!" [2] Cyrenius antwoordt: "Spreek vrijuit de waarheid, want bijons vind je geen te dor stro in het dak!"[3] Zinka zegt: "Nu goed dan, luister naar mij! Ik zei u reeds dat ik nu helemaalaan geen God meer geloof, want alles wat in de tempel over Hem geleerd wordtzijn leugens, de zwartste en schandelijkste leugens! Want zo'n God kan eeuwignergens bestaan! Onze ongelukkige vriend Johannes leerde het volk werkelijk eenware God kennen, en zijn leer was nodig en deed ieder mens, die niet tot de tempelbehoorde en geen Farizeer was, heel veel goeds. Maar voor de tempel was zijnleer over de ware God een des te grotere verschrikking. Als verstandig man zult unu zo zachtjesaan wel beginnen te snappen uit welke hoek de stormwind begon tewaaien.[4] De heren van de tempel zouden de arme Johannes allang met plezier van kantgemaakt hebben als zij niet bang waren geweest voor het volk, dat nu grotendeelstoch wel op de hoogte is met de schandelijke leugens en de duistere bedriegerijen.Daarom bedachten zij een plan om Herodes wijs te maken dat Johannes heimelijkmet allerlei verkeerde en heel listig verborgen voorspiegelingen het volk wildeaanzetten tot een verschrikkelijke muiterij tegen de onderdrukker Herodes.

  • 27

    [5] Dit bracht tenslotte Herodes ertoe met ons naar Johannes te reizen in de zeerwoeste omgeving aan de Jordaan, om zichzelf ervan te overtuigen of Johannes'activiteiten werkelijk zo gevaarlijk waren! Maar bij Johannes aangekomen, vondhij zelfs bij het meest kritische onderzoek niet het minste spoor van al datgene watde tempel hem had voorgelogen. Daardoor werd hij uiteindelijk zelf erg woedenden boos over de onuitsprekelijke verdorvenheid van de tempel en zijn bewoners.[6] Toen men daarna vanuit de tempel er bij hem op aan begon te dringen Johannesonschadelijk te maken, zei hij in mijn bijzijn dreigend tegen hen dat hij nooit tegenzijn overtuiging in op advies en terwille van ellendige, vraatzuchtige honden eenmens zou terechtstellen! [7] Na dat krachtdadige antwoord trokken de zwarteridders zich terug en zwegen. Maar desalniettemin volhardden zij in hun kwadeberaadslagingen. Terwijl zij zich uiterlijk goed hielden en deden alsof Johanneshun niet in het minst meer interesseerde, namen zij heimelijk sluipmoordenaars indienst, die de man Gods het levenslicht uit moesten blazen.[8] Toen dat Herodes ter ore kwam, had hij medelijden met de eerlijke,onschuldige ziener. Hij riep ons bij zich en vertelde wat hij had gehoord en zeitenslotte: 'Luister, deze man moet ik redden! Ga er voor de schijn met wapens entouwen naar toe, bind hem losjes, vertel hem mijn geheime plan en dan zal hijjullie volgen! Hier zal ik in een goede gevangenis secuur op hem laten passen,terwijl hij met al zijn leerlingen vrij kan omgaan!'[9] Zo gebeurde het dan ook en Johannes was daarmee, zo goed en zo kwaad alsdat ging, tevreden. Maar het zwarte addergebroed uit de tempelontdekte maar al tegauw dat Herodes Johannes slechts voor de schijn in de herengevangenis had latenonderbrengen, hem echter alle vrijheid liet om met zijn leerlingen om te gaan.Toen begonnen zij weer te beraadslagen hoe zij Herodes tenslotte zover zoudenkunnen krijgen, dat hij zelf de hand aan Johannes zou slaan"[10] Toen zweeg Zinka, maar Cyrenius verzocht hem de geschiedenis verder tevertellen. En ZINKA ging aldus verder: "De zwarte knechten van de tempelkwamen er al gauw achter dat Herodes, die half joods en half nog steeds heiden is,de jonge Herodias graag mocht, maar het als Jood, wegens het plegen vanechtbreuk, niet helemaal aandorst een nauwere betrekking met haar aan te knopen.Op zichzelf zou dat zijn geweten echt geen grijze haren bezorgd hebben, maarterwille van de grote mond van de tempel moest hij op z'n minst het uiterlijkedecorum bewaren. [11] Dat alles wisten de zwarte ridders, en zij zonden een sluwemooiprater naar Herodes met het voorstel dat Herodes, vanwege de bekendeonvruchtbaarheid van zijn vrouw, zich tegen een klein offer aan God zonder meereen bijwijf aan mocht schaffen en er volkomen verzekerd van kon zijn dat detempel daar geen bezwaar tegen zou maken.[12] Herodes liet zich dat natuurlijk geen tweemaal zeggen, gaf de brenger vandeze akte ettelijke ponden goud en de zaak was beklonken. Hij zond meteen eenbode naar Herodias, die natuurlijk weinig bezwaren had om aan het verlangen vande viervorst Herodes tegemoet te komen, vooral omdat zij ook nog door haarmoeder daartoe werd overgehaald en aangezet; want de oude Herodias was eenvrouw die als voor de duivel geschapen was. Er was niets goeds aan haar, -maardaarvoor des te meer aartsgemeens. De oude bracht de eerste maal zelf haar

  • 28

    dochter, overdadig getooid, naar Herodes en beval haar aan in zijn genade.Herodes liefkoosde Herodias weliswaar heel teder, ma~ zondigde nog niet methaar. Hij bedacht haar rijkelijk met geschenken en zij mocht vrij bij hem in en uitlopen. [13] Toen zij van Herodes weer thuis kwam bij haar moeder, vroeg dezehaar wat Herodes allemaal met haar had besproken en gedaan. De dochter verteldede waarheid, prees de weliswaar zeer vriendelijke, maar toch zeer nuchterementaliteit van Herodes en hoe hij haar rijkelijk bedacht had en haar doorlopende,vrije toegang tot hem had verleend. Hij had echter als voorwaarde gesteld dat zijhem volkomen trouw moest blijven.[14] Maar de oude heks dacht daarbij beslist wat ik, die.Herodias naar huis moestbegeleiden, duidelijk in haar ogen kon lezen: 'Kijk, daar steekt iets achter! AlsHerodes zich de eerste keer niet door de grote bekoring van mijn dochter heeftlaten vangen, dan zal dat de tweede maal ook niet gebeuren. Omdat de oude danechter het recht zou verliezen om ten aanzien van de een schadevergoeding vanHerodes te eisen, gaf zij de dochter een fraaie les hoe zij het een volgende keer aanmoest leggen om Herodes tot geslachtsgemeenschap over te halen.[15] Ik verliet weldra uit ergernis het huis van de heks, kwam bij Herodes terug envertelde hem alles wat ik had opgemerkt. U kunt zich wel voorstellen dat Herodesdaarover bepaald niet gesticht was. In verband daarmee ging hij naar Johannes enlegde hem de hele zaak voor.

    Hoofdstuk 13: De moordaanslag op Johannes de doper.[1] (Zinka:) "Maar Johannes zei tegen hem: 'Blijf weg bij Herodias en .haarmoeder want de oude is een slang en de jonge een adder! Bovendien ken je de wilvan de almachtige God van Abraham, Izaak en Jacob en je kent Zijn orde, waarinHij vanaf het eerste begin van alle schepselen slechts n vrouw aan een man heeftgegeven. Vruchtbaarheid of onvruchtbaarheid van een vrouw die eenmaal met eenman in het huwelijk is verbonden, verschaft je geen reden voor het nemen van eenbijwijf, want als je geduldig wacht, is het toch vrij eenvoudig voor God in deschoot van je vrouw nog op hoge leeftijd een levende vrucht voor je te verwekken!Lees de geschiedenis van de aartsvaders, dan zul je ontdekken dat hun geduld enhun overgave hun op hoge leeftijd nog de rijkste zegen heeft gebracht![2] Laat Herodias dus met rust en haal geen scheidsbrief bij de tempel, want Godheeft nooit een scheidsbrief ingesteld! Dat heeft Mozes op eigen initiatief als mensgedaan vanwege de veelvuldige hardheid van de mensenharten. Daar heeft hijechter niet veel goeds mee verricht en in de ogen van God de Heer was dat geengoed voorschrift, daar kun je van verzekerd zijn! Houd je daarom alleen aan jevrouwen Iaat Herodias niet bij je komen! Geef Zinka (mij dus) de volmacht, en hijzal het wel in orde weten te brengen dat die adder niet meer bij je in huis komt! Alsje deze raad zult opvolgen, zul je Gods vriendschap behouden, maar indien niet,dan zul je te gronde gericht worden en een vijand worden van Jehova! ,[3] Herodes nam dat ter harte en besloot af te zien van Herodias. Maar de oudeslang en de jonge adder stelden alles in het werk om Herodes te verblinden. Zijwisten wanneer en waarheen hij ging en Herodias zorgde ervoor dat zij hem

  • 29

    tegenkwam, terwijl zij er zo aantrekkelijk en verleidelijk mogelijk uitzag. Hij gingdaar weliswaar niet op in, maar in zijn hart begon het toch steeds meer te gloeien,zodat hij tenslotte zelf gelegenheden begon te zoeken om de mooie Herodias zovaak mogelijk te ontmoeten. [4] Toen het tenslotte tegen zijn verjaardag liep,stelde Herodias alles in het werk om op het grote feest te komen. Inmiddels won detempel ook bij Herodias inlichtingen in hoe ver zij met Herodes gevorderd was. Enzij kon hun niets anders zeggen dan dat zij ondanks al haar kunstgrepen en kwadelisten geen stap verder was gekomen. Aan wie of wat dat te wijten was, wist zijniet, wel merkte zij nu duidelijk dat Herodes haar toch graag zag en haar heimelijksteeds meer achterna zat.[5] Toen de tempelpriester dat vernam, zei hij openlijk tegen de twee vrouwen:'Dat is. alleen maar de schuld van die water en doopprofeet bij wie Herodes zijnheil heeft gezocht! Hij nam hem zelf bij de Jordaan gevangen om hem tegen ons tebeschermen, maar dat zal hem toch niet baten! De waterprofeet moet en zal vallen!Hij is voor jullie en voor ons de gevaarlijkste steen des aanstoots! Als het eerderniet lukt, dan zal het toch op de dag van Herodes moeten gebeuren! Probeer totelke prijs de profeet te vernietigen en dan zullen jullie Herodes om je vingerkunnen winden!' [6] Dat gaf de beide vrouwen meer dan voldoende ophelderingover de oorzaak van het mislukken van hun pogingen. De beiden beraadslaagdennu hoe zij Johannes te gronde zouden kunnen richten, en de jonge vrouw betrokmij in haar geheim en beloofde mij veel goud en zilver als ik Johannes op de een ofandere goede manier om het leven zou brengen. Daartoe liet ik mij natuurlijk metoverhalen, maar ik deed toch alsof ik zo half en half op haar plannen inging. Datdeed ik echter alleen om des te zekerder achter alle slechte satansplannen te komendie door de beide vrouwen en de tempelridders tegen de arme Johannes warenuitgebroed.[7] Bij dat alles krabde Herodes zich achter zijn oren en zei tegen mij: 'Ik zie alverscheidene dagen wat er aan de hand is, maar wat kunnen we daar aan doen? Hetzou misschien nog maar het beste zijn om de vrije toegang tot Johannes wat meerte beperken, alleen zijn bekendste leerlingen bij hem toe te laten en iedere vreemdede deur te wijzen. Want het is erg eenvoudig voor een door de vrouwen gehuurdesluipmoordenaar om onze Johannes een dolk in het hart te stoten, en dan zou hetkwaad uit de tempel zijn doel bereikt hebben. Want geloof mij: ook de vrouwenzijn door de tempel bewerkt! Ik zal echter om Johannes te redden, de vrouwen enmet name Herodias weer vrije toegang geven. Ga jij daarom naar Herodias en zeghaar dat zij mij van nu af aan kan en mag bezoeken!'[8] Als dienaar moest ik wel gehoorzamen, hoewel ik maar al te zeer besefte datJohannes met deze hulp slecht gebaat was. Vanaf dat ogenblik kwam Herodiasbijna dagelijks in het huis van Herodes en zij verstond het als geen tweede zijngenegenheid voor haar aan te wakkeren. Dat kwam al gauw de slechtetempelpriesters ter ore en zij trachtten de vrouwen voortdurend om te praten. Zijbeloofden hun veel goud als zij Herodes bij gelegenheid zover wisten te krijgendat.hij Johannes, die zoveel volk van de tempel had afgetroggeld, het levenslichtuit zou laten blazen. De oude zwoer bij de tempel dat zij hiervoor zou zorgen enniet zou rusten aleer de waterprofeet gevallen zou zijn! Het lukte de jonge vrouw

  • 30

    nu ook steeds Herodes te beletten Johannes te bezoeken en opnieuw raad bij hemte halen. Ik als dienaar durfde Herodes ook niet aan de woorden van Johannes teherinneren omdat ik maar al te goed wist wat voor tiran hij is als zijn hart doorhartstocht gegrepen wordt.[9] En zo ging deze kwade zaak verder tot aan de verjaardag van Herodes. Alleeneen paar dagen voor die dag moet er iets tussen hem en Herodias zijn voorgevallen,omdat zij anders die paar dagen zeker niet weggebleven zou zijn. Maar juist dezepaar dagen zetten het hart van Herodes voor de mooie Herodias in vuur en vlam,en de overwinning op Herodes die zij op zijn verjaardag vierde, was daardoor deste zekerder.

    Hoofdstuk 14: De opdracht van Herodes.[1] (Zinka:) "Het is bekend hoe zij die dag ten aanschouwe van mij en duizendenheeft gevierd. Het zal u allen echter niet bekend zijn, dat bij de leerlingen vanJohannes het gerucht gaat dat Johannes weer is opgestaan, naar Galila isgetrokken en op de plaats waar hij oorspronkelijk zijn taak is begonnen, nu weeractief is. Dat gerucht bereikte ook Herodes en zijn Herodias, die sinds de dood vanJohannes ziek is geworden evenals de oude draak van een moeder. Herodes enHerodias zijn hierdoor vervuld van grote vrees en angst, en daarom zond Herodesmij als een betrouwbaar vriend van de vermoorde er op.uit.om hem weer bijHerodes te brengen, opdat hij de grote onrechtvaardigheid die hij hem hadaangedaan, zou kunnen goedmaken. Ook Herodias betreurt nu het uur waarop zijtoegaf aan haar slechte moeder, en zou de gekrenkte Johannes eveneens weergenoegdoening willen geven! [2] Maar ik besef wel dat Johannes nooit isopgestaan. Wel heb ik van Johannes zelf gehoord dat er in Galila een zeer grootprofeet is opgestaan, wiens schoenriemen hij niet waardig was om los te maken.Dat vertelde ik aan Herodes en hij zei: 'Ga er toch naartoe en breng mij degenewaarover Johannes met zoveel achting sprak, want misschien kan die ons ookhelpen! ' Ik zei hem echter tevens wat ik over de grote profeet had gehoord,namelijk dat hij als bewijs van zijn leer enorme tekenen deed. Ik zei hem dat deGalilese profeet doden opwekte, bergen verzette en de storm beheerste, en nogmeer van zulke ongelofelijke dingen. Ik vertelde Herodes ook dat ik tegen demacht van zo'n profeet weinig of niets uit zou kunnen richten, omdat hij duizendendoor n gedachte kon doden. Maar Herodes en Herodias lieten zich daardoor nietvan hun wens afbrengen en Herodes zei alleen: 'Driehonderd zware zilverstukkenvoor degene die hem mij brengt!', met de toevoeging dat als het levend nietmogelijk zou zijn, hij hem dan toch als dode wilde zien![3] Ik antwoordde hem koelbloedig: ' Als hij niet uit zichzelf komen wil, zullen wijvoor niets gaan! Want voor wij hem kunnen doden, leven wij allang niet meer.Daar hij de geheimste gedachten van de mensen kent en ook hun bedoelingen, zalhij ons al doden als wij hem nog maar nauwelijks zien! Onder dezeomstandigheden zie ik echt geen reden om hem op te gaan zoeken! ' Toen zei hij:'Ik wil het en mijn wil is goed. Als de profeet goed is, zal hij mijn goede wil ookals goed onderkennen en naar mij toekomen! Dat ik met hem niet datgene zal doen

  • 31

    wat ik in mijn verblinding met Johannes heb gedaan, bewijzen mijn tranen om degoede Johannes. Ga en voer mijn wil uit!'[4] Toen pas gingen wij en zodoende zijn wij nu hier, -tot op heden nog geheelonverrichter zake, hoewel wij nu al ongeveer negen weken alleen voor dit doeldoor Galila rondtrekken. Ik heb gedurende die tijd al ettelijke malen boden naarHerodes gezonden en hem het nutteloze van onze inspanningen duidelijkuiteengezet, maar dat helpt allemaal niets! Hij weet waarschijnlijk uit anderebronnen dat f de opgestane Johannes, of de grote profeet zich in Galila ophoudten grote tekenen doet. Wij moeten daarom alles op alles zetten om hem te pakkente krijgen. Iedere laksheid van onze kant zou hij zeer streng weten te straffen![5] En zo zijn wij dan nu op onze speurtochten hierheen gekomen omdat wijhoorden dat er zich bij Caesarea Philippi grote tekenen voorgedaan moetenhebben! Wij vonden echter eigenlijk niets dan een totaal afgebrande stad, een doorde hevige stor