Hart&longen
-
Upload
cornelis-dubbelman -
Category
Documents
-
view
220 -
download
5
description
Transcript of Hart&longen
Hart en Longen werken samen!
Boezemfibrilleren. Wat nu?
COPD: wat zijn de symptomen?
PAH, de behandelmogelijkheden op een rij
Diabetes en uw zorgverzekering
De nieuwste pacemakers?
december 2013
Hart & Longen
“COPD is een progressieve ziekte”
Ondanks behandeling houden veel COPD-pati-
enten klachten, bijna de helft. De belangrijkste
klacht is kortademigheid. Prof. Dekhuijzen (hoog-
leraar longgeneeskunde van het Radboud umc in
Nijmegen): “En dan vooral bij inspanning. Later
ook in rust, ’s nachts en ’s morgens vroeg. Long-
aanvallen komen dan ook voor. Hoe ernstiger het
COPD, hoe meer en hoe ernstiger de longaanval-
len.” Kortademigheid is geen klacht die heel spe-
cifiek bij COPD hoort en daarom is het voor een
arts soms lastig te bepalen of dit inderdaad een
aanwijzing voor COPD is.
Lees verder op pagina 5
“Zwolse werkafspraken als voorbeeld”
Dr. Arif Elvan is cardioloog-elektrofysioloog in het
Hartlongcentrum van Isala te Zwolle. Eerder dit
jaar gaf hij op een symposium een lezing over de
behandeling van een veelvoorkomende hartrit-
mestoornis, boezemfibrilleren. Deze ritmestoor-
nis leidt tot een verhoogd risico op het krijgen
van een hersenberoerte. Tijdens het symposium
vertelde een internist dat het moeizaam loopt in
de samenwerking tussen huisartsen en medisch
specialisten als het gaat om de behandeling van
mensen met boezemfibrilleren en met name het
voorschrijven van nieuwe antistollingsmiddelen.
Lees verder op pagina 6
“Samenwerking belangrijk bij introductie NOAC’s”
Almere heeft geluk: de stad beschikt over twee
enthousiaste kaderhuisartsen hart- en vaatziek-
ten die vanaf het begin actief betrokken zijn bij
de introductie van nieuwe antistollingsmiddelen
(NOAC’s) in de praktijk. NOAC staat voor Nieu-
we Orale Anti Coagulantia. Antistollingsmidde-
len die worden gebruikt door mensen met (ver-
hoogde kans op) trombose, vaak als gevolg van
boezemfibrilleren. Cardioloog Nick Bijsterveld
van het Flevoziekenhuis in Almere is blij met de
betrokkenheid van de huisartsen, want de richtlij-
nen voor het voorschrijven van de NOAC’s door
huisartsen en cardiologen liggen nogal uiteen.
Lees verder op pagina 7
2
“De longen en het hart liggen samen in de borstholte
en zoals zo veel zaken in het menselijk lichaam beïn-
vloeden ze elkaar. Aandoeningen als hartfalen en pul-
monale hypertensie bijvoorbeeld tonen de directe rela-
tie aan. Hartfalen is een probleem van het hart, waarbij
je last krijgt van de longen, omdat die daardoor ook
minder goed kunnen functioneren. Een longaandoe-
ning als pulmonale hypertensie heeft weer als gevolg
dat het hart overbelast wordt. Hartfalen is een goed
omschreven ziektebeeld, dat echter veel verschillende
oorzaken kent. Ook de mate waarin mensen hartfa-
len hebben is zeer divers. Centraal staat dat het hart
niet meer goed functioneert en het bloed onvoldoende
door het lichaam kan pompen. De mate waarin mensen
hartfalen hebben zegt ook iets over de mate waarin ze
zelfstandig kunnen functioneren in het dagelijks leven.
Dat zelfstandig functioneren is een ontwikkeling die
we tegenwoordig breed in de complete gezondheids-
zorg terug zien, dus ook als het gaat om hartfalen.
Telemonitoring is als het ware zelfmanagement avant
la lettre: vanuit de eigen huiselijke omgeving geeft de
patiënt belangrijke metingen als gewicht en bloeddruk
door, zodat hij of zij niet elke keer naar het ziekenhuis
moet. Zo kun je als patiënt ook zelf de status in de ga-
ten houden. De behandelaar op afstand kijkt uiteraard
mee. Maar het meer zelfstandig regelen van dit soort
zaken geeft mensen meer grip op hun ziekte. De ont-
wikkelingen in de ICT en speciale computerprogram-
ma’s die de verbinding en het doorgeven van gegevens
makkelijk maken, spelen hier een grote rol.
Toch is het een ontwikkeling waarvan ik vind dat het
nog op grotere schaal toegepast kan worden, er zijn
nog altijd onvoldoende mensen die in staat worden
gesteld om telemonitoring uit te voeren. Er zijn veel
mensen die het willen en het wordt ook goed gewaar-
deerd. Natuurlijk is zo’n ontwikkeling niet aan iedereen
besteed, de patiënt krijgt instructies en het vraagt wat
discipline. Dat vraagt om investering en dat gebeurt te
weinig. Ik verwacht dat meer ziekenhuizen daar mee
aan de slag gaan, het is belangrijk dat meer patiënten
deze manier van werken aangeboden krijgen. Dat be-
lang is vooral gelegen in een verbetering van de kwali-
teit van leven. Er is beperkt bewijs dat zelfmanagement
en telemonitoring daadwerkelijk betere resultaten ge-
ven in biomedische zin. Natuurlijk is dat van groot be-
lang, maar het is niet het enige waar wij in eerste in-
stantie naar kijken. Vinden mensen het fijn, krijgen ze
meer grip op hun aandoening en eigen leven? Die ver-
betering in de kwaliteit van leven als die vragen positief
worden beantwoord, is essentieel. Bovendien is de ver-
wachting dat telemonitoring een betere therapietrouw
geeft. Ontwikkelingen rond de nieuwste generatie an-
tistollingsmiddelen, de NOAC’s, passen naadloos in de
vraag naar meer zelfmanagement. Andere kant van de
NOAC-medaille is dat juist de vraag over therapietrouw
nadrukkelijk discussies uitlokt. Een regelmatige gang
naar de trombosedienst is met deze nieuwe middelen
niet meer nodig. Dat vraagt daarom om extra aandacht
voor therapietrouw. Niet onbelangrijk, want het gaat
hier om middelen die wel degelijk vragen om het goed
opvolgen van de voorschriften. In deze uitgave kunt u
van alles over die ontwikkelingen lezen.
Naast alle technologische ontwikkelingen is het ook
van belang om op te merken dat patiënten meer
en meer netwerken vormen met elkaar. Er gebeurt
het nodige buiten het zicht van organisaties als De
Hart&Vaatgroep om, maar zelf hebben we ook een
aantal groepen op Facebook in het leven geroepen, ge-
koppeld aan de diagnose die voor patiënten is gesteld.
Deze zogenoemde diagnosegroepen weten elkaar op
deze manier op een onderwerp te vinden en kunnen
met onze ondersteuning activiteiten ontplooien. Via
Facebook wisselen ze informatie uit en wij krijgen op
deze manier ook contact met mensen. Dat kan voor
een organisatie als de onze zeer leerzaam zijn, de uit-
wisseling geeft ons aanknopingspunten. We zijn al-
tijd op zoek naar goede manieren om kleine en grote
groepen mensen op een snelle manier te vragen wat er
speelt en wat ervaringen zijn.
In deze uitgave kunt u veel lezen over allerlei techno-
logische ontwikkelingen op het gebied van hart en
longen, en daarnaast over de impact van deze ontwik-
kelingen op de organisatie van de zorg en kwaliteit van
leven. Ik wens u veel leesplezier.”
voorwoord
Belangrijke ontwikkelingen in de zorg
Pulse Media Group
De inhoud van de commerciële bijdragen zoalsbedrijfsprofielen, expertinterviews, expertbijdrage en advertorials beschrijven de meningen en standpunten van de geïnterviewden. De redactie van PMG tracht alle fouten te voorkomen, echter kan de redactie niet in staan voor eventuele fouten of onvolkomenheden in deze bijdragen. PMG aanvaardt hierdoor geen aansprakelijkheid.
Pulse Media Group B.V. Keizersgracht 1271015 CJ Amsterdam T 020 70 70 590 www.pulsemedia-group.com
Inhoud
Een lichte vorm van COPD
Het hart in ritme houden
Wachten op nieuwe longen
Stress en hart- en vaatziekten
Keurmerk voor kwaliteit
Samenwerking hart en longen
Het belang van inhalatiemedicatie
4
6
8
10
13
14
16
Colofon
Senior Media AdvisorCornelis [email protected]
Managing DirectorMaarten Le [email protected]
Productie/Lay-OutBert Potse, Jelle Heijman, Studio Razend
RedactieCor Dol (hoofdredactie), Irma van der Lubbe, Annemiek de WaardFoto‘sBigstockphoto.com
DrukkerJanssen/Pers Rotatiedruk, Gennep
Hans van Laarhoven is Manager Team Collectieve Belangenbe-
hartiging en beleidsadviseur bij De Hart&Vaatgroep.
Partners
3profiel
Een hoge kwaliteit complexe zorg
leveren die tegelijkertijd zo min
mogelijk belastend is voor de patiënt. Het
lijkt op het eerste gezicht een combinatie
die moeilijk te realiseren is, maar met de
minimaal invasieve behandelingen die
het Hartcentrum van het Onze Lieve
Vrouwe Gasthuis (OLVG) in Amsterdam
uitvoert, lukt het vaak wel.
Pionier polsdotterenHet OLVG is een pionier geweest op
het gebied van dotteren via de pols. Bij
het dotteren wordt een katheter via een
slagader naar het hart opgevoerd. De
kransslagaders, die het hart zelf van
bloed voorzien, kunnen via deze katheter
worden opgerekt of er kan een stent
worden geplaatst, zodat het bloed weer
goed door de slagaders kan stromen.
“Tot voor kort was het standaard om
deze procedure via de slagader in de lies
uit te voeren, maar sinds de Europese
Cardiologie Vereniging vorig jaar de
voorkeur uitsprak voor deze
methode is er een omslag in gekomen”,
vertelt interventiecardioloog dr. Giovanni
Amoroso. Patiënten die gedotterd worden,
gebruiken ook veel bloedverdunners.
Na een procedure via de liesslagader
hebben zij een grotere kans
op nabloedingen en dat kan
fataal aflopen. Bovendien zijn
patiënten die via de pols zijn gedotterd
veel mobieler, ze hoeven niet 6 tot 24 uur
te blijven liggen, zoals patiënten die via
de lies zijn gedotterd. In het kader van de
bezuinigingen in de zorg is dat ook een
belangrijk punt.
MiniatuurwerkDotteren via de pols gebeurt in het OLVG
al meer dan twintig jaar, maar sindsdien
zijn de specialisten van dit ziekenhuis
bepaald niet stil blijven staan. Dr.
Amoroso: “We hebben de techniek verder
geïnnoveerd. Zo zijn de katheters verder
geminiaturiseerd, dus we gebruiken
nu de kleinst mogelijke katheters. We
hebben gemerkt dat dat nog beter is voor
de patiënt. Tegelijkertijd vraagt het nog
meer kunde van de arts, maar dat gaat
goed.” In het OLVG wordt de ingreep
genoeg uitgevoerd om de techniek verder
te ontwikkelen. Het OLVG heeft zich
aangesloten bij de Slender Club, in Japan
opgezet om de techniek nog verder te
miniaturiseren. Daarnaast heeft
‘Value Based Health Care’ de laatste
jaren een hoge vlucht genomen. “In feite
een heel simpel concept”, vat dr. Amoroso
samen. “In het kort gaat het er om initiële
condities van de patiënt te
koppelen aan belangrijke uitkomsten
na de behandeling. Het OLVG gelooft dat
dit een belangrijk uitgangspunt is en dat
het polsdotteren een enorm voordeel
voor de patiënten heeft.” Het OLVG is
ingestapt in de Nederlandse stichting
Meetbaar Beter om te onderzoeken of
het polsdotteren inderdaad een betere
uitkomst geeft. “Dat geloven we wel, maar
we willen het graag verder bevestigd zien
in cijfers.” De resultaten worden ieder jaar
geanalyseerd en er wordt bekeken waar
verbetering valt te halen.
Maatwerk leverenAblatie is het gericht en bewust
beschadigen van hartweefsel door
verhitting of bevriezing met als doel
om hartritmestoornissen te bestrijden.
Het OLVG heeft veel verschillende
technieken om ablaties te verrichten. “Dat
betekent dat je voor iedere patiënt kunt
bekijken welke techniek het beste is”,
verduidelijkt elektrofysioloog Jonas de
Jong. Met stereotaxis bijvoorbeeld wordt
met behulp van magneten een katheter
in het hart gestuurd, met als voordeel
dat er slechts een geringe kans is op
complicaties omdat er weinig kracht en
druk op de katheter wordt uitgeoefend.
“De techniek bestaat al tien jaar, maar
het is ook vrij kostbaar. Het OLVG is nu
het enige Nederlandse ziekenhuis waar
dit gebeurt. Bij sommige patiënten kun je
alleen deze techniek toepassen, omdat
zij door bijvoorbeeld een klepoperatie
een lastige ‘route’ naar de plek van
bestemming hebben.” De techniek vraagt
de nodige kunde van de specialist.
Cryo-ablatieCryo-ablatie is het bevriezen van
bepaalde deeltjes van het hart. Met de
cryoballon kan dit veilig en effectief.
“Het streven is altijd zo weinig mogelijk
complicaties. Overigens gaat deze
procedure wel met een katheter via
de lies, omdat de bestaande katheters
voor de pols vooralsnog te dik zijn. Daar
staat tegenover dat de procedure via
een ader in de lies verloopt en niet via de
slagader, wat de kans op nabloedingen
aanzienlijk verkleint.” Duidelijk is dat de
genoemde technieken minimaal invasief
zijn: slechts via kleine sneetjes wordt
de benodigde apparatuur in het lichaam
gebracht. “Het alternatief is een operatie,
al kan dat tegenwoordig ook minimaal
invasief. Toch is dat een behandeling die
we reserveren voor mensen waarbij een
katheterablatie minder kansrijk is. Dus
minimaal als het kan, maximaal als het
moet. En het kan vaak, want de techniek
wordt steeds beter.” De te gebruiken
techniek is afhankelijk van de leeftijd van
de patiënt, de grootte van de boezem waar
je moet zijn, het type ritmestoornissen en
MRI-beelden. “En na bespreking met de
patiënt natuurlijk. Het voor- en natraject
krijgt in het OLVG veel aandacht.”
Kijkoperatie aan het hartDe term minimaal invasief komt
wellicht het meest tot zijn recht bij wat
populair een ‘kijkoperatie aan het hart’
wordt genoemd. Cardiothoracaal chirurg
Allaadin Yilmaz licht toe: “Je werkt via twee
of drie sneetjes van ongeveer een halve
centimeter aan de zijkant van de
romp. Via deze sneetjes kun je hele
operaties aan het hart uitvoeren. Vroeger,
en nog steeds in veel ziekenhuizen
wereldwijd, werd en wordt geopereerd
via een klassieke manier waarbij het
borstbeen wordt opengezaagd. Het
kan dus ook in veel gevallen zonder het
borstbeen open te zagen en de borstholte te
openen.” De voordelen van deze minimaal
invasieve manier van opereren liggen
voor de hand: weinig bloedverlies en
een geringe kans op complicaties,
postoperatief veel sneller herstel en
sneller terug in de maatschappij met alle
voordelen (ook kostenbesparingen) van
dien. Plus de cosmetische voordelen.
Minimaal invasief opereren aan het hart
kan volgens dr. Yilmaz bij 40 tot 50
procent van de indicaties. “We doen nu
in het OLVG de vervanging van mitralis-
en aortakleppen en ritmechirurgie op de
minimaal invasieve manier. Meer dan
twee bypasses doen we niet op deze
manier, maar zou wel kunnen. De helft
van alle indicaties zou je op een minimaal
invasieve manier kunnen doen, maar dat
vraagt veel educatie en training voor een
heel team. Een enorme investering, maar
de kans bestaat dat het binnen een aantal
jaar wel gebeurt.”
Geen foutenHartchirurgie, op welke manier dan
ook, is een uiterst complex vak. Iedere
patiënt en daarmee iedere operatie is
weer anders. Dr. Yilmaz: “Voor fouten is
geen plaats, want iedere fout die je maakt
kan enorme gevolgen hebben voor de
individuele patiënt. In die zin is de minimaal
invasieve manier van opereren een stuk
lastiger: een probleem oplossen via een
klein sneetje van een halve centimeter
is veel moeilijker dan in een open borst.
De minimaal invasieve manier vraagt ook
om een goede oog-handcoördinatie. Dat
moet je wel kunnen.” De belangrijkste
ontwikkelingen zijn de komst van nieuwe
tools en devices, beter hechtmateriaal
en nieuwe types kleppen: allen gericht
op inkorting van de operatieduur om de
belasting van de patiënt zo laag mogelijk
te houden. Het spreekt voor zich dat die
nieuwe technieken ook, of liever: juist,
in het OLVG worden toegepast. Daarbij
valt nog op te merken dat de toegepaste
techniek van de kijkoperatie aan de
mitralisklep in het OLVG, de enig volledig
scopische benadering (geen wonden
groter dan één centimeter) betreft in de
wereld.
Hoge kwaliteit, lage belastingMinimaal invasief behandelen vraagt veel van specialist. Maar het levert aan de andere kant veel op.
Electrofysioloog dr. Jonas de Jong van het Onze
Lieve Vrouwe Gasthuis
Het Hartcentrum van het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis; het grootste hartcentrum van Amsterdam
en een van de grootste dottercentra van Nederland.
Meer informatie www.olvg.nl/hartcentrum
4 van de redactie
profiel
COPD is een longaandoening die zich
kenmerkt door een vernauwing van lucht-
wegen. Bij emfyseem is sprake van schade
aan de longblaasjes, bij chronische bron-
chitis zijn de bronchiën voortdurend ont-
stoken. Volgens het Nationaal Kompas
Volksgezondheid hadden op 1 januari 2011
361.800 Nederlanders COPD, iets meer
mannen dan vrouwen. De meeste patiën-
ten zijn 55 jaar of ouder. In 2011 stierven
meer dan 6300 Nederlanders als gevolg
van COPD. “Acht op tien patiënten rookt
of heeft gerookt”, vertelt longarts dr. Saar
van Nederveen van het HagaZiekenhuis
van Den Haag. “Dat is de belangrijkste risi-
cofactor, al is er tegenwoordig steeds
meer aandacht voor luchtvervuiling. Als
je langdurige klachten hebt als hoesten,
kortademigheid, piepen of een vermin-
derde inspanningstolerantie, dan zou dat
goed kunnen passen bij COPD.” Een be-
zoek aan de huisarts in een vroeg stadium
kan bijdragen aan een tijdige behandeling.
In de meeste huisartspraktijken kan een
zogenoemde spirometrie worden verricht,
een longfunctieonderzoek. Bij een grote
groep patiënten kan aan de hand van dit
onderzoek de diagnose COPD worden ge-
steld.
Zelf checkenZelf checken of je COPD hebt is lastig,
vindt longarts dr. Tessa Nizet. “De klachten
komen vaak heel geleidelijk. Als je merkt
dat de conditie langzaam achteruitgaat, je
veel moet hoesten of slijm opgeeft, zijn dat
redenen om bij de huisarts langs te gaan.
Er zijn huisartsen die oudere patiënten
met een nicotineverslaving oproepen voor
een longfunctieonderzoek. Dat zijn men-
sen die op dat moment misschien nog
geen klachten, maar al wel een verminder-
de longfunctie hebben. Het is voor ons als
artsen het mooist als je patiënten met een
lichte vorm van COPD kunt ‘vangen’. Dat
geeft mogelijkheden om samen
met de patiënt maatregelen te nemen om
verdere achteruitgang van de longfunctie
te voorkomen”, noemt dr. Nizet.
Rol van de longartsDe behandeling van COPD bestaat ener-
zijds uit medicamenteuze therapie(pufjes
om de luchtwegen ruimer te maken), maar
nog belangrijker uit het volgen van een ge-
zondere levensstijl, zoals stoppen met ro-
ken en voldoende bewegen. Om voor de
individuele patiënt tot het juiste behandel-
plan te komen, kan het noodzakelijk zijn
om deze patiënt eenmalig goed in kaart te
brengen, met aanvullend onderzoek. Hier-
over heeft het HagaZiekenhuis duidelijke
afspraken met de de huisartsen in de re-
gio. Dr. Van Nederveen: “Als de huisarts
daar om vraagt, brengen we een patiënt
eenmalig goed in kaart met aanvullend
onderzoek. Samen met de patiënt stellen
we dan een individueel behandelplan op,
waarbij ook een gespecialiseerd longver-
pleegkundige, fysiotherapeut en diëtist
betrokken kunnen zijn. Dit behandelplan
kan dan in de eerstelijn worden uitgevoerd.
Daarnaast biedt het HagaZiekenhuis een
poliklinisch longrevalidatie programma,
een trainingsprogramma van 12 weken
met multidisciplinaire aanpak.”
“Een lichte vorm van COPD”Total loss na het omspitten van de tuin.
Vermoeden van COPD: laagdrempelig naar de huisartsMeer dan 350.000 Nederlanders hebben COPD, een chronische vernauwing van de luchtwegen.
Zo’n tien of vijftien jaar geleden, wan-neer het precies begon weet hij niet meer, merkte Jos Gijsbers dat hij snel-ler vermoeid en benauwd raakte.
“Als ik drie trappen had gelopen, lag m’n
tong op m’n schoenen.” Hij ging naar de
huisarts, die dacht dat hij astmatisch was
of bronchitis had. Jos kreeg allerlei pufjes,
maar die hielpen niet.
In het ziekenhuis heeft Jos diverse long-
artsen gezien. “Op foto’s was niets te zien,
dus toen is er een scan gemaakt. De diag-
nose was beginnend longemfyseem.” Toen
Jos zieker werd, is hij gestopt met roken.
“Dat was zeven jaar geleden. Het was geen
probleem om te stoppen, stom dat ik dat
niet eerder heb gedaan.” Hij is onderzocht
in een slaapkliniek en zes jaar geleden
werd de diagnose COPD gesteld. “Ik heb
een lichte vorm en vooralsnog groeit het
niet. Het gaat redelijk goed met me.” Wel
slaapt Jos ’s nachts met een beugel die de
onderkaak naar beneden duwt, zodat er
beter zuurstof binnenkomt.
WerkenJos, die accountmanager is bij een bier-
brouwerij, voelt wel z’n beperkingen. “Ik
kan geen intensieve dingen doen zoals
sjouwen.” Een aantal jaren geleden is hij
verhuisd. Dat hij niet kon helpen met sjou-
wen vond hij lastig. Voor z’n werk bezoekt
hij onder andere horecabedrijven en merkt
meteen als er gerookt wordt. “Maar als ik
mijn situatie uitleg, tonen klanten wel be-
grip.” Dat stress slecht is voor zijn ziekte,
heeft hij in z’n vorige baan gemerkt. “Nu
heb ik natuurlijk ook targets, maar die le-
veren geen stress op.” Omdat Jos eerder en
zwaarder verkouden wordt, moet hij oplet-
ten dat hij niets oploopt van anderen. “Ik
heb codeïne gebruikt, prednison wil ik niet.
Dat is echt een laatste redmiddel, voor als
het niet anders kan.”
Elektrische fietsJos, die nu 52 is, wil graag in beweging
blijven. “Gewoon fietsen is te zwaar, maar
sinds ik een elektrische fiets gekocht heb,
kan ik weer fietsen. En m’n hometrainer
zet ik op de lichtste stand.” Als sport doet
Jos aan bowlen. “Afhankelijk van hoe ik
me die dag voel, doe ik een aantal ronden
mee. Daarom ben ik reserve, maar dat vind
ik prima.” Hij kan wel op vakantie en naar
feestjes, als er maar niet gerookt wordt.
“Mijn motto is: rook niet! Volgens m’n long-
arts heb ik COPD gekregen door het ro-
ken, dat is voor 95 procent zeker. Gelukkig
wordt het bij mij niet erger en zit ik niet aan
het zuurstof.”
FeestjeAls de COPD niet verergert, zijn de toe-
komstverwachtingen van Jos niet verkeerd.
“Ik ga elk jaar op controle bij de longarts en
hoop dat het niet groeit. Je leert je aanpas-
sen aan je beperkingen. In het begin dacht
ik nog dat ik de hele tuin kon omspitten.
Nou, dat heb ik geweten. Ik heb daarna een
hele dag in bed gelegen, ik was total loss.
Toen ik laatst van huis naar het station liep
en m’n trein moest halen, voelde ik m’n
beperkingen ook weer. Ik hoest nog elke
dag, vooral ‘s morgens na het opstaan. En
naarmate de dag vordert, word je vermoei-
der. Ik ga dan ook altijd vroeg naar bed, om
half negen of negen uur. Behalve als ik een
feestje heb natuurlijk.”
Auteur: Annemiek de Waard
Dr. Tessa Nizet en dr. Saar van Nederveen zijn beiden longarts in het HagaZiekenhuis van Den Haag.
Jos Gijsbers
5van de redactie
expertbijdrage
“Straks gaat het vast weer beter”Bij Jolanda Meijer (48) werd in 2007 COPD geconstateerd.
COPD is een progressieve ziekteCOPD is een ernstige chronische longaandoening. De behandeling vraagt om maatwerk én therapietrouw.
Al heel lang voelde ze zich moe. Vreemd,
want Jolanda was net gestopt met roken,
ging sinds kort op de fiets naar haar werk
en was begonnen met sporten. “Toch werd
mijn conditie alleen maar slechter”, herin-
nert ze zich. “Dus ik bedacht dat ik twee
dingen kon doen: óf weer beginnen met
roken – wat ik sinds mijn dertiende had
gedaan- óf naar de dokter.”
Alpha-1Het werd het laatste. Via de ‘medische mo-
len’ kwam ze bij een longarts die de diag-
nose Alpha-1 stelde. Dat is een zeldzame,
erfelijke ziekte die maakt dat het lichaam
onvoldoende beschermd is tegen enzy-
men die orgaanweefsel, waaronder dat van
de longen, kunnen beschadigen. Bij Jolan-
da bleek dat COPD te hebben veroorzaakt.
“Mijn wereld stortte in toen ik dat hoorde”,
vertelt ze. “Ik wist wat het was en dat de
ziekte uiteindelijk kan leiden tot een long-
transplantatie. En dat je op een bepaald
moment aan het zuurstof moet.”
Hard werkenJolanda besloot echter om niet bij de pak-
ken neer te zitten en hard te gaan werken
aan haar overgewicht en haar conditie.
“Dat lukte goed, ik wist mijn longinhoud
van 52% naar een stabiele 82% te krijgen”,
vertelt ze. “Daarnaast moest ik twee keer
per dag twee medicijnen ‘puffen’. Later
kreeg ik een ander medicijn waarvoor ik
nog maar een keer per dag een puf moet
doen. Die routine is er gewoon ingesleten,
het is voor mij net zo vanzelfsprekend als
de pil nemen.”
Niet naar de dokterToch gaat het op dit moment minder goed
met Jolanda. “Ik ben kortademig, voel me
weer erg moe en lig al om half negen in
bed”, legt ze uit. “Nee, dat is voor mij geen
reden om meteen naar de dokter te gaan,
want ik weet waar het aan ligt. Namelijk
aan een drukke verhuizing op mijn werk.
Dat kost veel energie, daardoor kan ik het
even niet opbrengen om naar de sport-
school te gaan en te fietsen. Maar ik weet:
in januari keert de rust terug en dan ga ik
alles weer oppakken. Ik heb iemand be-
loofd om volgend jaar samen de Vierdaag-
se te lopen, dus ik móet wel; ik kan het niet
maken om af te haken.”
MotivatieJolanda vindt het belangrijk om dit soort ei-
sen aan zichzelf te blijven stellen. “Zo houd
ik het beter vol”, legt ze uit. “Want motiva-
tie is soms best lastig; als ik sport, kost het
me twee of drie keer zoveel inspanning als
een gezond mens. Daarom doe ik dat het
liefst alleen, in mijn eigen tempo.” Naden-
ken over de toekomst doet Jolanda liever
niet. “Dat heeft ook geen nut”, vindt ze, “ik
kan tenslotte ook morgen onder een auto
liggen. Ik leef het liefst in het hier en nu en
probeer daar het beste van te maken.”
Auteur: Irma van der Lubbe
Ondanks behandeling houden veel COPD-
patiënten klachten, bijna de helft. De be-
langrijkste klacht is kortademigheid. Prof.
Dekhuijzen (hoogleraar longgeneeskunde
van het Radboudumc in Nijmegen):
“En dan vooral bij inspanning. Later ook in
rust, ’s nachts en ’s morgens vroeg. Long-
aanvallen komen dan ook voor. Hoe ernsti-
ger het COPD, hoe meer en hoe ernstiger
de longaanvallen.” Kortademigheid is geen
klacht die heel specifiek bij COPD hoort en
daarom is het voor een arts soms lastig te
bepalen of dit inderdaad een aanwijzing
voor COPD is. “Een kwestie van veel vra-
gen en longfunctieonderzoek doen. Verder
kennen we een ‘patient delay’, een vertra-
ging tussen de eerste ervaring van klach-
ten en het moment waarop een patiënt dat
aan de arts vertelt. Kortademigheid bij in-
spanning kan ook aan de conditie liggen
en hoesten bij roken komt vaak voor. Dus
vaak is het eerste contact met de huisarts
vanwege een luchtweginfectie. En veel pa-
tiënten die iets vermoeden stellen een be-
zoek aan een arts uit, omdat ze eigenlijk
wel weten wat de remedie is en daar niet
aan willen.”
TherapietrouwDe therapietrouw is bij mensen met een
chronische aandoening vaak niet hoog,
terwijl het belang ervan groot is. Voor ast-
ma en COPD geldt dat na een jaar 40 pro-
cent van de patiënten trouw de medicijnen
gebruikt, na twee jaar is dat nog maar 20
procent. “Therapietrouw is enorm belang-
rijk, voor zowel de medicijnen als de veran-
dering in leefstijl”, vindt prof. Dekhuijzen.
“Medicijnen voor COPD hebben een direc-
te werking, maar ook op de langere termijn.
Bovendien zal het aantal acute verslech-
teringen -longaanvallen- afnemen als de
patiënt zich trouw aan de instructies van
de behandelend arts houdt. De luchtwegen
blijven beter open, dus de afvoer van ziek-
tekiemen is ook beter met minder longaan-
vallen als gevolg.” Om de therapietrouw zo
hoog mogelijk te houden, is het bespreken
van klachten met de arts noodzakelijk. “Ik
vind het een gedeelde verantwoordelijk-
heid van arts en patiënt om klachten te
bespreken en een goede behandeling vast
te stellen. De arts moet de omgeving cre-
eren waarin de patiënt zich uitgenodigd,
vertrouwd en vrij voelt om de klachten te
beschrijven.”
Progressieve ziekteCOPD is een progressieve aandoening.
In de loop van de tijd zal het ziektebeeld
verslechteren en zal de patiënt meer hin-
der ondervinden in het dagelijks leven. De
medicamenteuze behandelingen zijn erop
gericht om de klachten zoveel mogelijk
te beperken. Mede door de progressiviteit
van de aandoening kan het voorkomen dat
men zich na verloop van tijd weer slech-
ter gaat voelen, ondanks de behandeling.
Vaak zijn er nog aanvullende behandelin-
gen mogelijk, die er wederom op gericht
zijn de klachten zoveel mogelijk te beper-
ken. Daarom is het belangrijk dat bestaan-
de patiënten tijdig bij de arts aangeven
als ze weer meer klachten gaan krijgen of
beperkingen ondervinden in de dagelijkse
activiteiten.
Prof. dr. Richard Dekhuijzen werkzaam in Radboudumc te Nijmegen.
Jolanda Meijer
6 van de redactie
expertbijdrage
Paul Donkers heeft een aangeboren
hartafwijking en gebruikt dagelijks NOAC’s.
Dr. Arif Elvan is cardioloog-elektrofysioloog in het Hartlongcentrum van Isala te Zwolle.
Om het hart in het ritme te houdenEen aangeboren hartafwijking en levenslange veroordeling tot medicijngebruik. Kwaliteit van leven is dan prioriteit.
Paul Donkers (26) heeft een zogenoemd
éénkamerhart, een aangeboren hartaf-
wijking waarbij het hart maar één kamer
heeft in plaats van twee. Deze aandoening
wordt ook wel monoventrikel genoemd.
Bovendien heeft hij een transpositie van
de grote vaten, die dus omgekeerd in het
lichaam zijn aangelegd. “Een deel van mijn
hart is niet goed ontwikkeld”, vertelt Paul.
“Daarbij mis ik ook de sinusknoop. Een
aantal maanden na mijn geboorte werd de
aangeboren hartafwijking ontdekt”, ver-
telt Paul. De sinusknoop zendt het kleine
elektrische stroompje uit dat er voor zorgt
dat het hart in een regelmatig ritme sa-
mentrekt en zo het bloed rondpompt. Om
het gemis van de sinusknoop op te lossen
heeft Paul een pacemaker. Het boezem-
fibrilleren is nu redelijk onder controle.
Zonder pacemaker heeft Pauls hart wel
een eigen ritme, maar dat is te laag en te
onregelmatig. Zonder pacemaker reageert
Pauls hart meteen door boezemfibrilleren,
zodat hij niet zonder de pacemaker kan.
Bij boezemfibrilleren klopt het hart in een
onregelmatig of verkeerd ritme.
Niet meer prikkenVoor Paul is het verstandig om bloedver-
dunners te gebruiken om het hart te ontlas-
ten en om te voorkomen dat er bloedprop-
jes ontstaan tijdens boezemfibrilleren. In
zijn geval zijn dat NOAC’s (Nieuwe Orale
Anti Coagulantia). “Voorheen gebruikte ik
andere bloedverdunners, maar dat had als
nadeel dat ik zelf moest prikken. Je bent
gebonden aan zelfmeting of de trombo-
sedienst. Dat vond ik dusdanig belastend
dat ik in goed overleg met mijn cardioloog
op een gegeven moment heb besloten om
over te stappen op NOAC’s. Het grootste
voordeel is dat ik me niet hoef te prikken,
voor mij een enorme verbetering van mijn
kwaliteit van leven. Ik wilde niet meer prik-
ken, dus de keuze was óf geen bloedver-
dunners, óf deze nieuwe middelen. En de
werking is volgens mij prima, het boezem-
fibrilleren is goed onder controle en ik voel
me daar prettig bij.”
ToekomstDe toekomst blijft een onderwerp van
speculatie, zowel voor de artsen als voor
Paul zelf. “Het best is om te proberen daar
niet teveel mee bezig te zijn. Zoals het nu
gaat, gaat het naar omstandigheden goed.
Ik heb niet te veel last van mijn hart. Dat
moet je koesteren.” Paul heeft het gevoel
dat de NOAC die hij gebruikt hem goed
helpt. “Het is een tijdje veel minder gegaan
met mijn gezondheid, maar nu- na een
paar operaties is mijn gezondheidstoe-
stand voor een tijd verbeterd. Het gaat al
een tijd best goed, gelukkig.”
Auteur: Cor Dol
Dr. Arif Elvan is cardioloog-elektrofysio-
loog in het Hartlongcentrum van Isala te
Zwolle. Eerder dit jaar gaf hij op een sym-
posium een lezing over de behandeling
van een veelvoorkomende hartritmestoor-
nis, boezemfibrilleren.
Deze ritmestoornis leidt tot een verhoogd
risico op het krijgen van een hersenbe-
roerte. Tijdens het symposium vertelde
een internist dat het moeizaam loopt in
de samenwerking tussen huisartsen en
medisch specialisten als het gaat om de
behandeling van mensen met boezem-
fibrilleren en met name het voorschrij-
ven van nieuwe antistollingsmiddelen.
“Tijdens het gebruik van deze nieuwe
middelen, NOAC’s, moeten patiënten
gecontroleerd worden op hun nierfunc-
tie. In Zwolle hebben we een regionale
commissie opgesteld, met een cardioloog,
neuroloog, internist, huisarts, apotheker,
orthopedisch chirurg, anesthesioloog en
laboratoriumarts. We hebben in goede
harmonie een aantal werkafspraken ge-
maakt en ik heb daarover verteld tijdens
mijn lezing. Tot mijn verbazing was de
reactie dat dit ook wel landelijk uitgerold
zou kunnen worden.”
InfrastructuurEen van de voordelen van de NOAC’s is
dat zelf prikken of controle bij de trom-
bosedienst niet meer nodig is. Maar niet
iedere patiënt met boezemfibrilleren komt
in aanmerking voor de nieuwe antistol-
lingsmiddelen. Tegelijkertijd geldt dat de
trombosedienst in Nederland goed geor-
ganiseerd is: er ligt een prima infrastruc-
tuur. “Die hoef je niet zomaar overboord
te gooien”, vindt dr. Elvan. “De trombo-
sedienst beschikt over de infrastructuur
en weet hoe patiënten benaderd kunnen
worden voor onderzoek. Daar willen we
graag gebruik van maken voor de controle
van de nierfunctie tijdens het gebruik van
NOAC’s. Die controle moet eens in de zes
maanden gebeuren, dat staat in de richt-
lijn.”
Controle nierfunctieNu wordt de nierfunctie gecontroleerd
door de laboratoriumarts van het zieken-
huis. De uitslagen van de nierfunctiecon-
trole gaan naar de openbare apotheek,
die bij de aflevering van herhalingsrecep-
ten controleert of de nierfunctie goed is.
Als die niet goed is, neemt de apotheker
contact op met de behandelend arts om in
overleg de dosering of de medicatie aan
te passen. “De trombosedienst zorgt dat
de nierfunctie wordt bepaald. Patiënten
die NOAC’s gebruiken worden centraal
geregistreerd, elke maand wordt in het
ziekenhuissysteem gezocht naar even-
tuele opnames van deze groep. Daarbij
wordt gekeken naar de opname-indicatie
en ontslagdiagnose. Dat leidt tot een au-
tomatische checkup en we kunnen kijken
hoe het is gesteld met het optreden van
complicaties bij het gebruik van NOAC’s.
Dat gebeurt overigens ook bij de oude
middelen.”
RisicogroepBelangrijkste is dat patiënten de best
mogelijk zorg en beste middelen krijgen.
“Het is belangrijk dat er een goede infra-
structuur is waarin deze middelen veilig
voorgeschreven kunnen worden. Door
gebruik te maken van de trombosedienst
voor controle op de nierfunctie wordt de
zorg volgens mij alleen maar beter voor
deze groep patiënten”, schetst dr. Elvan
het ideale beeld. “We praten hier wel over
het risico op het krijgen van een beroerte,
dus het verdient de nodige aandacht. Op
deze manier kunnen medisch specialisten,
huisartsen en de trombosedienst prima
samenwerken. “
Zwolse werkafspraken als voorbeeld Trombosedienst betrekken bij veilig voorschrijven nieuwe antistollingsmiddelen.
Meer informatie www.boezemfibrilleren.nl
Frans Paalman fotografie
7profiel
Meer informatie
Meer informatie is te vinden op
www.noac.nu en op
www.flevoziekenhuis.nl
Almere heeft geluk: de stad beschikt
over twee enthousiaste kaderhuisartsen
hart- en vaatziekten die vanaf het begin
actief betrokken zijn bij de introductie
van nieuwe antistollingsmiddelen (NO-
AC’s) in de praktijk. NOAC staat voor
Nieuwe Orale Anti Coagulantia. Anti-
stollingsmiddelen die worden gebruikt
door mensen met (verhoogde kans op)
trombose, vaak als gevolg van boezem-
fibrilleren. Cardioloog Nick Bijsterveld
van het Flevoziekenhuis in Almere is
blij met de betrokkenheid van de huis-
artsen, want de richtlijnen voor het voor-
schrijven van de NOAC’s door huisart-
sen en cardiologen liggen nogal uiteen.
Om elkaar dan in een samenwerking te
vinden toont de wederzijdse bereidwil-
ligheid aan.
Vanaf het begin“We hebben die samenwerking vanaf
het begin gezocht”, vertelt Bijsterveld.
“Om de NOAC’s in je regio te kunnen
voorschrijven moet je er namelijk voor
zorgen dat alles klopt. Er moet een lokaal
protocol zijn, waarin bijvoorbeeld staat
wat je moet doen als deze mensen ge-
opereerd worden. Dit protocol moet aan
allerlei eisen voldoen, maar we zijn er in
geslaagd om het snel te maken. Ieder-
een die betrokken is bij patiëntenzorg
was op de hoogte van het opzetten van
dit protocol.” Overigens was dat geen
kwestie van over één nacht ijs gaan. In
het Flevoziekenhuis zijn alle betrokken
specialisten en huisartsen uitgenodigd
voor een speciaal symposium over NO-
AC’s, georganiseerd door de cardioloog,
internist-vasculair geneeskundige en
apotheker. Online zijn bovendien bruik-
bare protocollen beschikbaar voor het
gebruik van de nieuwe middelen. Dat
viel in goede aarde.
Niet afwenden“De samenwerking zoals we die in Al-
mere hebben zou eigenlijk overal moe-
ten zijn, maar onder veel huisartsen in
het land is er terughoudendheid tegen
deze nieuwe middelen. Ze hebben er
weinig ervaring mee en in dit geval mo-
gen ze het nog niet voorschrijven. De
huisartsen in deze regio kijken daar an-
ders tegen aan. Zij vinden dat het ook
hún patiënten zijn en ze willen weten
wat ze moeten doen als die patiënt bij de
huisarts komt”, beschrijft Nick Bijster-
veld de prettige samenwerking. Boven-
dien geldt dat de huisartsen de NOAC’s
waarschijnlijk per 1 januari mogen con-
tinueren, dus herhaalrecepten mogen
schrijven. Dat betekent dat de huisarts
weer een deel van de verantwoordelijk-
heid op zich gaat nemen.
WerkdocumentDe samenwerking tussen de kaderart-
sen, de specialisten en apotheek heeft
ook vorm gekregen met een werkdocu-
ment. Eén van de kaderartsen heeft sa-
men met de specialisten van het Flevo-
ziekenhuis een protocol opgesteld om
patiënten met boezemfibrilleren zeven
dagen per week te kunnen verwijzen
naar het ziekenhuis, als de huisartsen
vinden dat er een indicatie is voor een
NOAC. Bijsterveld: “Zoals gezegd mag
een huisarts de NOAC’s niet zelf voor-
schrijven, maar als een patiënt in het
weekend komt of er is op de poli onver-
hoopt een wachttijd van enkele dagen,
dan moet je toch snel beslissen om een
patiënt een NOAC te kunnen geven. In
het werkdocument staat omschreven
dat wij deze patiënten na verwijzing de-
zelfde dag nog zien. Bij een goede in-
dicatie gaan we dan ook direct starten
met de NOAC. Het werkdocument wordt
verspreid onder huisartsen in Almere
om hen te informeren over deze moge-
lijkheid.”
noac.nuOm het specialisten en huisartsen mak-
kelijker te maken is vanuit het Flevozie-
kenhuis de website www.noac.nu opge-
zet. Deze site helpt artsen bij het goed
indiceren van NOAC’s. Nick Bijsterveld
heeft de site ontworpen. “Door een aan-
tal stappen te doorlopen kun je zien of
een patiënt voldoet aan de voorwaarden
om een NOAC voor te schrijven. De site
biedt binnenkort ook andere mogelijk-
heden en stappenplannen. Wat moet je
doen als je iemand met antistolling gaat
opereren? Het is afhankelijk van het
type operatie en het soort antistollings-
middel dat gebruikt wordt wanneer dat
middel gestopt en weer gestart kan wor-
den. Zo is de veiligheid geborgd en heeft
iedereen toegang tot deze informatie.”
TransmuraalDe huisarts behandelt veel patiënten
met boezemfibrilleren in de eigen prak-
tijk en verwijst niet altijd door naar de
cardioloog. Dit zijn met name de patiën-
ten van 65 jaar of ouder. ”We willen in
samenwerking met de kaderartsen pro-
beren de drempel te verlagen om deze
mensen toch eens door een cardioloog
te laten onderzoeken”, vertelt Bijster-
veld. “Juist bij de oudere patiënt kom
je vaker belangrijke oorzaken tegen
van het boezemfibrilleren, zoals hart-
klepafwijkingen of zuurstoftekort. Een
klepreparatie of dotterprocedure kan
de patiënt dan juist helpen. Mocht er bij
cardiologisch onderzoek geen andere
afwijkingen worden gevonden en de pa-
tiënt is goed ingesteld hoeft hij niet bij
de cardioloog onder controle te blijven.
Zo wordt zorg transmuraal. Hierbij is het
van belang dat de huisarts en specialist
overeenstemming hebben over het te
voeren beleid bij hun patiënt. Nu is die
zorg nog wat statisch, een patiënt loopt
óf bij de huisarts óf bij de specialist. Het
zou mooi zijn als we dat kunnen veran-
deren in transmurale zorg met eenvou-
diger heen- en terugverwijzen”, aldus
vasculair internist Marije ten Wolde.
Steeds meer patiëntenDe transmurale zorg krijgt in Almere
ook vorm door bezoek van specialisten
aan de huisartspraktijk. “De huisartsen
willen graag dat je met enige regelmaat
langskomt om patiënten te bespreken.
Het is op die manier niet altijd nodig om
een patiënt door te verwijzen naar het
ziekenhuis. Daarmee bespaar je boven-
dien de kosten van een extra zieken-
huisbezoek. Hier in Almere is de trans-
murale samenwerking van extra belang,
omdat de stad destijds gestart is met
heel veel jonge mensen die nu allemaal
ouder worden. Dat veroorzaakt een golf
aan ouderdom gerelateerde ziekten”,
aldus Ten Wolde. Het aantal patiënten
neemt op termijn in de complete zorglijn
toe. “Om deze groei te beteugelen stre-
ven we er via werkafspraken en trans-
murale samenwerkingsverbanden naar
om zo mogelijk patiënten in de eerste
lijn te behandelen. Dat is ook conform
de wens van de overheid.”
Toegang tot gegevensOok belangrijk voor een goede samen-
werking tussen specialist en huisarts is
een algemene toegang tot de gegevens
van de apotheek. In de regio Almere kan
een arts 24 uur per dag nagaan welke
geneesmiddelen een patiënt gebruikt.
Mocht een patiënt met een bloeding in
het ziekenhuis komen en zijn of haar
medicijnlijst niet bij zich hebben, ont-
staat een acuut probleem. Marije Ten
Wolde: “De algemene toegang maakt
het gemakkelijker en veiliger om deze
middelen voor te schrijven. En het maakt
het onderling communiceren een stuk
eenvoudiger. Eén systeem is dan heel
belangrijk, maar in feite geldt dat voor
alle geneesmiddelen. Door multidiscipli-
naire afspraken over de indicaties voor
gebruik van de NOAC’s en stappenplan-
nen hoe te handelen, bijvoorbeeld in het
geval van een bloeding, werk je minder
langs elkaar heen. Zo lever je betere
zorg.”
Samenwerking belangrijk bij introductie NOAC’sBetrokken huisartsen zijn belangrijk bij de introductie van nieuwe antistollingsmiddelen.
Dr. ten Wolde en dr. Bijsterveld, beide werkzaam in het Flevoziekenhuis te Almere.
8 van de redactie
Pulmonale Hypertensie (PH) is een onge-
neeslijke, progressieve ziekte waarbij de
bloeddruk in de longslagader te hoog is.
Toch zijn er medicijnen voor PH-patiënten,
die de kwaliteit van leven kunnen verho-
gen. De ziekte wordt onderverdeeld in vijf
grote groepen, die worden geclassificeerd
volgens de Dana Point Classificatie. “Er
schijnt een nieuwe classificatie aan te ko-
men; ik heb hem echter nog niet gezien”,
licht dr. Yvonne Heijdra, longarts in het
Radboudumc toe. “Deze manier van inde-
len geeft ook aan voor welke groepen be-
handelindicaties zijn.”
De vijf grote groepen zijn:
1. Pulmonale Arteriële Hypertensie.
2. Pulmonale Hypertensie als gevolg van
linkerhartziekte
3. Pulmonale Hypertensie als gevolg van
longziekte en/of zuurstofgebrek
4. Pulmonale Hypertensie als gevolg van
trombo-embolische processen, ook
wel CTEPH genoemd
5. Pulmonale Hypertensie met overige
oorzaken, waaronder sarcoidose.
SubgroepenDr. Heijdra: “Groep 1 wordt weer onderver-
deeld in een aantal subgroepen, uitgaande
van de oorzaak. Dat kan zijn idiopatisch
(door een onbekende oorzaak), erfelijk-
heid , als gevolg van het gebruik van me-
dicijnen (waaronder eetlustremmers) en
groepen die geassocieerd is met andere
ziekten, bijvoorbeeld reumatische aandoe-
ningen, HIV en levercirrose.”
Momenteel wordt de PH-medicatie gege-
ven voor de groepen 1 en 4. De onderver-
deling in groepen en subgroepen is voor
behandelaars van groot belang. “Op het
moment dat je een patiënt ziet, heb je deze
indeling in je hoofd en krijg je soms al een
idee welke kant het opgaat en welke be-
handeling mogelijk van toepassing is.”
PillenAls PH-patiënten vallen in groep 1 of 4
en daarnaast in de NYHA klasse II, III of
IV (zogenoemde kortademigheidsklasse)
wordt voor de behandeling gestart met pil-
len. “Dat zijn de endotheline antagonisten
of fosfodiesterase V-remmers. Deze mid-
delen doen iets op vaatverwijding.” De
middelen grijpen in op de processen die
een rol spelen bij de vernauwing en/of ver-
wijding van vaten. “En ze remmen de af-
wijkende groei van cellen in de vaatwand.
Het acute vaatverwijdende effect van de
middelen gaat vrij snel. Het effect om de
afwijkende groei van cellen te bestrijden
duurt veel langer. Een therapie moet dan
ook langer worden gevolgd, tot 12 weken,
om een eventueel effect vast te kunnen
stellen.” Medicijnen van het type prosta-
cycline agonisten worden intraveneus (in
een bloedvat) of subcutaan (onder de huid)
ingespoten of geïnhaleerd.
Voordelen inhalatietherapieDe inhalatietherapie heeft een aantal voor-
delen. De patiënt hoeft niet geprikt te wor-
den en ervaart minder lokale bijwerkingen
dan bij de subcutane vorm. “Je moet het
wel om de drie uur, zes keer per dag doen.
Een patiënt die inhalatietherapie krijgt
moet er dus om denken dat er regelmatig
geïnhaleerd moet worden. Het kost tijd.
Maar vooral oudere mensen vinden deze
manier van toediening van medicijnen
vaak makkelijker. We laten de patiënten
tegenwoordig zelf kiezen. Ik neig ertoe om
de inhalatietherapie meer te gebruiken bij
oudere patiënten. Vooral omdat zij vaak
opzien tegen de apparatuur (pompen) die
nodig zijn voor de intraveneuze of subcu-
tane toediening.
Monique van Born (nu 48) was pas 14 jaar
toen ze last kreeg van haar gewrichten
en uitslag kreeg in haar gezicht. Na een
heleboel ‘gedokter’ werd uiteindelijk ont-
dekt dat Monique SLE had. SLE staat voor
Systemische Lupus Erythematodes, een
auto-immuunziekte.
“Daar kreeg ik medicijnen voor en dat ging
op zich goed. De jaren verstreken met de
nodige pijntjes, maar ik heb op een nor-
male manier mijn school kunnen afmaken
en een normaal leven kunnen leiden. Ik
had regelmatig controles in het ziekenhuis
en er kwam wel vaak weer wat bij.” Toch
werd Monique op een gegeven moment
geconfronteerd met ernstigere aandoe-
ningen als het Syndroom van Sjögren, dat
de slijmvliezen uitdroogt. “Dat geeft veel
ongemak, maar beïnvloedt mijn leven niet
heel ernstig.” Monique heeft nu ook scle-
rodermie (verharding van het bindweefsel)
en de levensbedreigende ziekte Pulmonale
Hypertensie (PH). “Het is niet vreemd dat
iemand met een auto-immuunziekte er
andere auto-immuunziektes bij krijgt.”
InhalatietherapieDoor de sclerodermie zijn de longblaas-
jes in belangrijke mate verlittekend, zodat
Monique nu nog slechts een kleine longin-
houd heeft. Ze is 24 uur per dag verbonden
met een zuurstofapparaat en staat sinds
een jaar op de wachtlijst voor een long-
transplantatie. De Pulmonale Hypertensie
zorgt ervoor dat de druk in de bloedvaten in
de longen oploopt en het hart extra wordt
belast. De ziekte is ongeneeslijk en heeft
onbehandeld een prognose van slechts
enkele jaren. Medicijnen voor PH zijn erop
gericht om de vaten in de longen zoveel
mogelijk te verwijden. Monique gebruikt
dagelijks tabletten om de vaten te verwij-
den. “En een ander middel is een vloeistof,
dat ik via een apparaatje als het ware moet
inpuffen, om de drie uur. De ziekte lijkt
nu stabiel. Maar ook voor de andere aan-
doeningen gebruik ik medicijnen. Sinds
een aantal jaren krijg ik iedere drie weken
een infuus met medicijnen om het totale
beeld van aandoeningen rustig te houden.
Er wordt van alles aan gedaan om me een
beetje op de been te houden.” Monique
vindt het puffen of de inhalatietherapie in
de thuissituatie een goede manier van toe-
diening van medicijnen. Buitenshuis vindt
ze het minder, dan is het meer confronte-
rend. “Normaal gesproken ben ik daarmee
in tien minuten klaar, maar tegenwoordig
doe ik er veel langer over omdat bepaalde
onderdelen in de apparatuur zijn vernieuwd.
Ik doe er nu 35 minuten over. Dat is wel erg
lang. De lange inhalatietijd is waarschijnlijk
slechts tijdelijk.”
Dag tot dagMonique staat er niet alleen voor: er is een
compleet netwerk van familie en vrienden
die haar helpen. En ze blij met de artsen om
haar heen, die haar als mens behandelen
en meedenken. Totdat er hopelijk donatie-
longen komen is het voor Monique afwach-
ten. “Kijken hoe lang het goed gaat en hoe-
veel complicaties ik nog krijg. Maar ook als
ik nieuwe longen krijg, blijft het de vraag of
het goed gaat, er blijft altijd de kans op af-
stoting.” Ondanks de ernstige situatie van
Monique blijft ze positief en leeft van dag
tot dag. “Ik kan geen zinnig woord zeggen
over mijn levensverwachting. Mijn kwaliteit
van leven is zwaar beperkt, maar dat wil
niet zeggen dat ik niet gelukkig ben of niet
weet wat ik met mijn leven aan moet.”
Auteur: Cor Dol
Behandeling van pulmonale hypertensie Medicatie voor pulmonale hypertensie is gericht op verbetering van kwaliteit van leven. Er zijn verschillende mogelijkheden.
Wachten op nieuwe longenMonique heeft een aantal auto-immuunziektes, waaronder Pulmonale Hypertensie.
expertbijdrage
Dr. Yvonne Heijdra is longarts in het
Radboudumc te Nijmegen.
9expertbijdrage
Boezemfibrilleren is een hartritmestoornis
waarbij de boezems minder efficiënt wer-
ken omdat de frequentie van pompen niet
goed geregeld is. Hierbij ontstaat ook het
risico op bloedstolsels in de boezems van
het hart, met alle gevolgen van dien.
Om deze risico’s te beheersen wordt an-
tistollingstherapie voorgeschreven. De
sterkste manier om bloed te verdunnen
was vijftig jaar lang met vitamine k-anta-
gonisten, maar het middel laat zich lastig
instellen. Sinds kort bestaan de NOAC’s
(Nieuwe Orale Anti Coagulantia) als goed
alternatief. Inmiddels zijn drie NOAC’s op
de markt. Uitgebreide studies met deze
producten tonen aan dat ze, in vergelijking
met de aloude vitamine k-antagonisten,
even effectief zijn in het voorkomen van
stolsels, waarschijnlijk veiliger zijn en het
aantal hersenbloedingen reduceren, zonder
dat controles bij de thrombosedienst nodig
zijn. Toch zijn in Nederland huisartsen en
cardiologen het volgens hun onlangs aan-
gepaste richtlijnen niet met elkaar eens
over de toepassing van de NOAC’s, en dat
is een gemiste kans.
VerschillenDe cardiologen volgen de internationale
richtlijn (ESC Guideline) die door de Neder-
landse Vereniging van Cardiologie (NVVC)
wordt onderschreven. Deze richtlijn geeft
een prominente plaats aan het gebruik
van NOAC’s. In de NHG-richtlijn van de
huisartsen wordt echter zeer terughou-
dend gereageerd op het voorschrijven van
deze middelen. Cardioloog Ad Bakx van
het Amsterdamse Boven IJ Ziekenhuis:
“Huisartsen mogen de NOAC’s niet eens
voorschrijven volgens deze richtlijn. Andere
antistollingsmiddelen wel. Er is angst voor
nieuw, de opvatting in de richtlijn van de
huisartsen is dat de nieuwe middelen zich
nog moeten bewijzen. Maar er is volgens
mij niet zoveel tegen om de NOAC’s te ge-
bruiken, behalve dat het om een nieuw mid-
del gaat. Ziekenhuizen, huisartsen en am-
bulancediensten moet je vertrouwd maken
met het feit dat mensen deze middelen ge-
bruiken. Daar is vorig jaar een leidraad voor
ontwikkeld, zodat er een goed protocol ligt
en iedereen houvast heeft. Ik begrijp dat
het gefaseerd wordt ingevoerd. Maar op dit
moment is die in Nederland geïntroduceerd
en dan lijkt mij dat er geen reden meer is
om een verschil te maken tussen het voor-
schrijven door de eerste en tweede lijn.”
SamenwerkenDe terughoudendheid in de richtlijn voor
huisartsen zou kunnen leiden tot verwar-
ring en het onthouden van deze medicij-
nen aan sommige mensen. Terwijl er een
groot voordeel is, namelijk dat men zich
niet meer hoeft te laten controleren bij
een trombosedienst of door middel van
zelfmeting. “Ik zou daarnaast pleiten voor
een goede lokale afstemming in het beleid
tussen huisarts en cardioloog. Je moet het
uiteindelijk samen oplossen. Iedere patiënt
met boezemfibrilleren zou minstens een-
maal een echocardiogram moeten krijgen,
want daardoor wordt op eenvoudige wijze
een schat aan informatie verkregen.” Een
‘Dappere Dokter’ overweegt de patiënt voor
verdere behandeling terug te verwijzen
naar de huisarts, wat een enorme kosten-
besparing kan betekenen. Maar dat kan
nooit lukken als de huisarts geen NOAC’s
mag voorschrijven, kortom op dit gebied
dienen de richtlijnen van eerste en tweede
lijn op elkaar afgestemd te worden. Tijd
voor ontschotting van de zorg.
Richtlijnen rondom NOAC’s verschillenVolgens de richtlijnen van cardiologen en huisartsen zijn zij het niet eens over het gebruik van nieuwe antistollingsmiddelen.
advertentie
BovenIJ-cardioloog Ad Bakx, bekroond tot Dappere Dokter 2013.
Mijngezondheidsgids.nl is opgericht
voor iedereen die geïnteresseerd
is in gezondheid en zorg. Het
onafhankelijke kennisplatform biedt
informatie over gezondheid, lichaam,
geest, voeding en zorg.
OnafHankelijk kennisplatfOrM Over gezOndHeid
Meer informatie www.boezemfibrilleren.nl
10 expertbijdrage
Om boezemfibrilleren onder de duim te
krijgen wordt traditioneel veel gebruik
gemaakt van medicijnen, waarmee wordt
gepoogd de hartfrequentie wat rustiger te
houden. Anderzijds is behandeling er op
gericht om de kwaal te voorkomen, maar
de medicijnen hiervoor werken niet altijd
afdoende.
Gebruik is daarnaast dagelijks en dat
vraagt veel van patiënten. “We zien dan
ook dat in ontwikkeling van deze medicij-
nen de laatste tien jaar nauwelijks enige
vooruitgang is gekomen”, licht dr. Lucas
Boersma, electrofysioloog in het St. Anto-
nius Ziekenhuis in Utrecht/Nieuwegein
toe. De laatste tien jaar zijn er invasieve
ingrepen ontwikkeld zoals catheter-
ablatie en minimaal invasieve hartritme
chirurgie via een kijk-operatie. “Het aantal
behandelingen is sterk toegenomen en
de techniek is eveneens verbeterd. De ab-
laties krijgen een steeds grotere aanbeve-
ling in de richtlijnen voor behandeling.”
NOAC’sBoezemfibrilleren is op zichzelf niet direct
gevaarlijk, maar het vergroot de kans op
het ontstaan van bloedpropjes die een
beroerte kunnen veroorzaken. In 2012 is
een nieuw scoringssysteem aangenomen
waarmee het risico voor het optreden van
beroerte bij mensen met boezemfibrilleren
nauwkeuriger bepaald kan worden. Aan
de hand van dit nieuwe systeem worden
tegenwoordig eerder antistollingsmidde-
len voorgeschreven en ook van een zwaar-
der kaliber. Voorheen kon dit alleen met
Vitamine K-antagonisten onder INR con-
trole door de trombosedienst, maar sinds
een aantal jaar zijn er andere medicijnen
beschikbaar hiervoor. “De nieuwe antistol-
lingsmiddelen NOAC’s zijn uitgebreid ge-
test bij tienduizenden patiënten. Daaruit
blijkt dat ze minstens zo effectief zijn als
de Vitamine K-antagonisten. Over het al-
gemeen is met een NOAC de kans op ern-
stige bloedingen, met name hersenbloe-
ding, echter beduidend lager. De Europese
cardiologievereniging stelde in de richtlijn
van 2012 dan ook dat NOAC’s de voor-
keur zouden moeten krijgen. In Nederland
is deze richtlijn overgenomen, maar voor
patiënten die zonder problemen goed zijn
ingesteld op de oude middelen is er niet
direct aanleiding om op een NOAC over te
stappen. Therapietrouw blijft hoe dan ook
van groot belang.”
MaatwerkDe aanpak van boezemfibrilleren wordt
meer en meer tailor made. Voor elke nieu-
we patiënt wordt bekeken wat de beste
behandeling is en of antistollingsmiddelen
noodzakelijk zijn. In het nieuwe adagium
van overleg tussen arts en patiënt moet
de patiënt dan wel goed op hoogte zijn
van de keuzemogelijkheden. “Daar is nog
wel wat werk te doen. Huisartsen bijvoor-
beeld mogen de NOAC’s niet voorschrij-
ven, dus er zit verschil in de behandeling
van boezemfibrilleren door een huisarts en
een cardioloog. Huisartsen zijn er nu toe
geneigd om patiënten van 65 jaar en ou-
der met niet te veel klachten niet door te
sturen. Maar daarmee onthoud je veel pa-
tienten wel behandelingsmogelijkheden,
waaronder NOAC’s en een invasieve the-
rapie voor ritmestoornissen. Klachten zijn
immers subjectief en het is afhankelijk van
de huisarts of hij de klacht ernstig genoeg
vindt om de patiënt door te sturen naar de
cardioloog.” Dr. Boersma begrijpt de spa-
gaat waarin huisartsen soms zitten met
deze patiënten. “Daarom is het goed om
lokale en regionale afspraken te maken.
Bijvoorbeeld door protocollen te ontwikke-
len over hoe om te gaan met calamiteiten
rond bloedingen.”
Langdurige stress verhoogt de kans op
hart- en vaatziekten én hart- en vaatziek-
ten leveren vaak stress op. Dit staat in het
adviesrapport Stress en hart- en vaatziek-
ten waaraan drs. Jos van Erp, psycholoog
bij De Hart&Vaatgroep/Hartstichting,
heeft meegewerkt.
In dit onderzoek gaat het over de relatie
tussen hart- en vaatziekten en stress. Eén
van de adviezen in het rapport is om een
cursus stressmanagement aan te bieden
aan mensen met een hart- of vaataandoe-
ning (en hun partners) die na het afronden
van de medische behandeling nog veel
stress ervaren.
Stressmanagement“Stressmanagement kan enerzijds bestaan
uit het verminderen of hanteerbaar maken
van de belastende omstandigheden, zo-
als werkdruk. Anderzijds is het van belang
om de verhoogde spanning die ontstaat
door psychische en lichamelijke factoren,
zoals piekeren of angst en lichamelijke
spanningsklachten, aan te pakken. Dit kan
bijvoorbeeld door medicatie, een bewe-
gingsprogramma of een programma voor
spanningsregulatie,” vertelt Van Erp. “Tech-
nieken waarmee mensen leren om zich te
ontspannen kunnen gunstige uitkomsten
hebben op zowel lichamelijk als psychisch
gebied. Zo zijn patiënten, die hebben ge-
leerd zich te ontspannen, minder angstig
en hervatten zij vaker en eerder het werk.”
TrainingenDe Hart&Vaatgroep, de patiëntenvereni-
ging voor mensen met een hart- en vaat-
aandoening en hun naasten, hield een
enquête waaruit bleek dat er behoefte was
aan begeleiding op dit gebied en biedt
daarom stressmanagementtrainingen aan.
Deze zijn gebaseerd op de principes van de
mindfulness-methode. Dit betekent dat pa-
tiënten én hun partners leren om hun aan-
dacht te focussen op de directe ervaring in
het hier en nu. Zo groeien afleidende ge-
dachten en voorstellingen niet uit tot ramp-
scenario’s. Van Erp: “De training is gericht is
op het ontwikkelen van een stabiele basis.
Mensen leren stilstaan bij het moment en
laten zich hierdoor niet meer meesleuren
door allerlei gedachtes. Ook leren patiën-
ten om zich lichamelijk en geestelijk te ont-
spannen door ontspanningsoefeningen.
De mindfulnessbenadering zorgt ervoor
dat mensen spannende gedachten en ge-
voelens niet laten groeien, maar ze ook niet
uit de weg gaan. Dit laatste draagt bij aan
de acceptatie van veranderingen die het ge-
volg zijn van de ziekte. Verder leren we hen
ruimte te maken voor prettige, ontspannen
of waardevolle ervaringen. De ziekte van
mensen of die van hun partner veroorzaakt
vaak beperkingen, maar door samen te
zoeken naar positieve dingen, lukt het om
meer te genieten en je daar op te richten.”
Door wie en voor wieDeze training wordt door een ervaren psy-
choloog en een ervaringsdeskundige gege-
ven. De ervaringsdeskundige leeft net als
de patiënten met een hart- en of vaataan-
doening. De training is vooral bedoeld voor
mensen met een hart- of vaataandoening
(en hun partners) die na het verlaten van de
medische behandeling nog veel stress er-
varen. De cursus bestaat uit vijf bijeenkom-
sten van drie uur en wordt in het midden
van het land georganiseerd.
Vanaf medio december is het adviesrapport
Stress en hart- en vaatziekten te vinden op
www.hartenvaatgroep.nl. Heeft u interesse
in de stressmanagementcursus, neem dan
contact op met: [email protected].
Maatwerk gevraagd voor boezemfibrillerenDe behandeling van boezemfibrilleren wordt steeds meer individueel gericht. Antistolling blijft belangrijk.
Stress als oorzaak en gevolg van hart- en vaatziektenHet lijkt een kwestie van de kip en het ei: stress kan oorzaak én gevolg van hart- en vaatziekten zijn.
expertbijdrage
Dr. Lucas Boersma is cardioloog in het St.
Antonius Ziekenhuis te Nieuwegein.
11profiel
Vanaf de start van het Thoraxcentrum
Twente (onderdeel van het Medisch Spec-
trum Twente) in 2004 is de nadruk gelegd
op hoogwaardige kwaliteit van de operatie-
ve behandeling en nazorg. “Door de erva-
ring die de startende chirurgen reeds had-
den opgedaan in de voorgaande jaren in
andere centra, is direct een bepaalde koers
gevaren in de uitvoering van onder andere
de bypass chirurgie”, aldus prof. dr. Jan
Grandjean, mede oprichter van het Thorax-
centrum Twente.
No touchHet Thoraxcentrum Twente staat sindsdien
bekend om het uitvoeren van deze opera-
ties met behulp van slagaders in plaats van
aders uit het been, en het doen van deze
operaties op het kloppend hart. Nu blijkt
ook uit de resultaten van deze groep ge-
opereerde patiënten dat zij het veel beter
doen dan patiënten die volgens de meer
conventionele manier zijn geopereerd in
Europa en de wereld. Met name de pati-
enten waarbij de aorta in zijn geheel niet
wordt aangeraakt, de zogenaamde ‘no-
touch’ techniek, lopen niet of nauwelijks ri-
sico op het krijgen van neurologische com-
plicaties. Bij de conventionele manier wordt
de hart-longmachine gebruikt en wordt een
canule in de aorta geplaatst. Hierna wordt
de aorta geklemd. Tevens wordt bij het ge-
bruik van een ader uit het been een andere
klem op de aorta geplaatst om een verbin-
ding tussen de ader en de aorta te kunnen
maken.
Resultaten publicerenDe eerst vierhonderd patiënten waarbij de
aorta niet is ‘aangeraakt’ zijn in het Tho-
raxcentrum Twente de afgelopen jaren
gevolgd en deze patiënten zijn alleen met
behulp van slagaders geopereerd. Hiervoor
werden slagaders uit de borstholte ge-
bruikt alsook slagaders uit vooral de linker
onderarm en zelfs uit de buik, die langs de
maag lopen. Aangezien in het lichaam de
slagaders vaak dubbel zijn aangelegd, kun-
nen ze ook zonder gevaar gebruikt worden
voor andere doeleinden. Het lichaam zorgt
zelf voor aanpassing van de doorbloeding
door de overgebleven slagaders. De resul-
taten worden binnenkort gepubliceerd in
het vermaarde Amerikaanse tijdschrift The
Annals of Thoracic Surgery. Na negen jaar
van gedegen werk en het vastleggen van
alle gegevens in een enorme databank,
komt nu de tijd om de resultaten te evalu-
eren en te vergelijken met resultaten die in
de wereld bekend zijn.
Ablatie voor boezemfibrillerenBoezemfibrilleren is de meest voorko-
mende hartritmestoornis. Het is een hart-
ritmestoornis waarbij het ritme volledig
onregelmatig en meestal versneld is. Boe-
zemfibrilleren kan invaliderende klachten
geven, maar is tevens gerelateerd aan stol-
selvorming wat herseninfarcten kan ver-
oorzaken. De longvenen, die uitmonden in
de linkerboezem, vormen een belangrijke
rol in de opwekking en instandhouding
van boezemfibrilleren. Het elektrisch iso-
leren van de longvenen van de rest van de
linkerboezem, ook wel longvenen isolatie
genoemd, vormt daarom de hoeksteen van
de niet-medicamenteuze behandeling van
boezemfibrilleren.
Weinig complicatiesIn het Thoraxcentrum Twente wordt sinds
een aantal jaren deze ablatie uitgevoerd,
waarbij gemiddeld zes patiënten per week
worden behandeld. Deze ingreep vindt
plaats via een ader in de lies. Het aantal
complicaties van deze nog steeds com-
plexe ingreep is zeer gering. Dit is te dan-
ken aan de uitgebreide ervaring van het ge-
hele elektrofysiologisch team en de goede
samenwerking met de afdeling anesthe-
siologie. Alle boezemfibrilleren ablaties
worden namelijk onder algehele narcose
uitgevoerd. Door de technische verbete-
ringen, met name in de beeldvorming, zijn
de resultaten sterk verbeterd. Intracardiale
echo en rotational angiografie (scan tijdens
de ablatie) zijn inmiddels standaard gewor-
den.
Cryo ablatieDe nieuwste introductie is die van cryo-
ablatie. Bij cryo-ablatie wordt de longvenen
isolatie niet door verhitting, maar door be-
vriezing van het weefsel tot stand gebracht.
De koude wordt toegediend met behulp
van een ballon die de pulmonaal vene (fi-
guur 1) tijdelijk afsluit. “De resultaten die
hiermee bereikt worden zijn uitstekend”,
aldus dr. Van Opstal, cardioloog-elektrofy-
sioloog. “Van de patiënten met niet lang-
durig boezemfibrilleren heeft 90% na één
jaar geen boezemfibrilleren meer.” De ide-
ale patiënt voor boezemfibrilleren ablatie is
relatief jong (jonger dan 65 jaar), heeft nog
niet al te lang boezemfibrilleren en een niet
vergrote linker hartboezem. De moeilijkst
te behandelen groep zijn patiënten met
langdurig boezemfibrilleren en een reeds
vergrote linker boezem. De resultaten van
de ‘klassieke’ longvenen isolatie, zoals
hierboven beschreven, zijn wereldwijd te-
leurstellend. Voor deze groep is een chirur-
gische of hybride (cardiologische ingreep
in combinatie met chirurgie) aanpak beter.
De chirurgische behandeling van atriumfi-
brilleren wordt binnen het Thoraxcentrum
Twente door een speciaal team uitgevoerd.
Afsluiting linker hartoorEén van de grote risico’s van boezemfibril-
leren is het ontstaan van een in het hart
gelegen stolsel, wat een herseninfarct kan
veroorzaken. De kans op stolselvorming
is het grootst in het linker hartoor (figuur
2). Om het risico op embolisatie te verla-
gen kan antistolling gegeven worden. Een
belangrijk nadeel van het gebruik van an-
tistolling is het optreden van bloedingen.
Sinds enige tijd is er een nieuwe techniek
beschikbaar om de kans op stolselvorming
te verkleinen, namelijk het afsluiten van het
linker hartoor met een speciaal ontworpen
apparaat. Dit kan via een ader in de lies
worden ingebracht. “Deze behandeling is
dus een alternatief voor patiënten met boe-
zemfibrilleren met een hoge kans op vor-
ming van stolsels én met (een hoge kans
op) complicaties van de gebruikte antistol-
ling”, vertelt dr. Stevenhagen, cardioloog-
elektrofysioloog.
Percutane aortaklepimplantatiesNa jaren van voorbereidingen en inten-
sieve training zijn we in 2013 gestart met
aortaklep implantaties via de lies (TAVI, zie
figuur 3 en 4) bij patiënten met een ern-
stige vernauwing, door verkalking, van de
aortaklep. Om in aanmerking te komen
voor een TAVI moet er sprake zijn van een
leeftijd boven de 80 jaar en een hoog risico
voor conventionele aortaklepchirurgie. Er
kan worden gekozen voor een transfemo-
rale-, direct aortale- of apicale benadering,
dus niet alleen via de lies, maar ook via een
klein ‘luikje’ in de borstkas. Dr. Gert van
Houwelingen, interventiecardioloog: “Iede-
re mogelijke kandidaat voor deze techniek
wordt van tevoren uitgebreid gescreend
door een speciaal ‘kleppen hartteam’, dat
bestaat uit een interventiecardioloog, car-
diothoracaal chirurg, beeldvormend cardio-
loog, thorax anesthesist/intensivist en een
radioloog. Deze techniek biedt een alterna-
tief om toch een aortaklep te implanteren
voor patiënten die anders een te hoog ri-
sico liepen voor conventionele aortaklep-
chirurgie.”
Kwaliteit werpt vruchten afNegen jaar lang de nadruk leggen op hoogwaardige kwaliteit van zorg. Dat moet resultaten geven.
Figuur 1
prof. dr. Jan Grandjean
dr. Jurren van Opstal
dr. Gert van Houwelingen
drs. Jeroen Stevenhagen
Figuur 3
Figuur 4
Figuur 2
Meer informatiehttps://www.mst.nl/thoraxcentrum
12 expertbijdrage
Het Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis
(CWZ) in Nijmegen is actief als het gaat om
de multidisciplinaire aanpak van allerlei
aandoeningen aan de longen. “We vinden
als longartsen dat elke patiënt die mogelijk
gebaat is bij een multidisciplinaire aanpak,
deze ook moet krijgen. Hiervoor hebben
we nieuwe MDO’s [Multi Disciplinair Over-
leg] geïnitieerd en bestaande aangepast”,
vertelt longarts dr. Rob Janssen. Vanuit het
CWZ vindt veel overleg plaats met de huis-
artsen. “We hebben als longartsen onze
zorg zo goed mogelijk afgestemd op de
vraag van huisartsen en patiënten. Huis-
artsen zijn steeds beter in staat de regie te
voeren over COPD patiënten. Wij willen in-
spelen op deze trend. Het is belangrijk om
de zorg in het ziekenhuis aan te laten slui-
ten op de zorg die de huisarts levert.” Het
CWZ biedt bijvoorbeeld COPD-dagana-
lyse. Hierbij wordt een patiënt gedurende
een dagdeel in kaart gebracht met behulp
van longfunctie onderzoek en consult bij
de longverpleegkundige, longarts, fysio-
therapeut en andere paramedici. De zorg
blijft daarna meestal bij de huisarts. “We
nemen de zorg niet over, maar brengen de
COPD patiënt multidisciplinair in kaart.”
Anderhalve lijnszorgDoor de intensieve samenwerking ont-
stond de anderhalve lijnszorg. Dr. Julius
Janssen: “We willen meewerken om de
zorg voor de COPD patiënt zo dicht moge-
lijk bij huis te houden en toch de optimale
zorg te bieden. Als longarts zien we in
enkele huisartsenpraktijken de ‘ingewik-
kelde’ longpatiënt samen met de huisarts.
We voorkomen hier vaak mee dat de pati-
ent naar het ziekenhuis hoeft te komen. Of
hij hoeft dan alleen nog te komen voor bij-
voorbeeld een fietstest, wat een fysiothe-
rapeut graag heeft voordat een longreac-
tivatie gestart wordt.” COPD-patiënten die
worden opgenomen met een exacerbatie
(longaanval) komen in het CWZ in het
Zorgpad COPD terecht. Hierbij worden pa-
ramedici geconsulteerd en patiënten we-
kelijks besproken in het MDO COPD. Dr.
Rob Janssen: “Daarnaast hebben we in het
CWZ een multidisciplinaire poliklinische
longrevalidatie opgezet, waarin dezelfde
paramedici participeren.”
LongkankerVoor longkanker bestaat in het CWZ een
logistiek geoptimaliseerde keten van di-
agnostiek en behandeling, waarbij alle
nieuwe patiënten wekelijks in een MDO
worden besproken.
SlaapcentrumDe KNO-artsen, longartsen en neurologen
van het CWZ hebben samen het Slaapcen-
trum CWZ Nijmegen opgericht om slaap-
problemen multidisciplinair aan te pakken.
Voor het bepalen van de juiste behande-
ling van slaapapneu en snurken is vaak
zowel een goede analyse van de long- als
KNO-arts noodzakelijk. Daarnaast blijken
patiënten die verwezen worden met ver-
denking slaapapneu, soms een andere,
bijvoorbeeld neurologische slaapaandoe-
ning te hebben. Dan is het wel prettig dat
in het Slaapcentrum CWZ ook deze pati-
ent verder geholpen kan worden. Verder
participeren gecertificeerde tandartsen
uit de regio in het centrum voor het ver-
vaardigen van MRAs (anti-snurkbeugels).
Deze multidisciplinaire benadering van
slaapgeneeskunde is uniek voor de regio
Nijmegen.
Boodschappen doen, een lange wandeling
maken, met de kinderen dollen: het kost je
allemaal meer moeite als je COPD hebt.
Daarom is het slim om je beweegpatroon
aan te passen. Dan ga je efficiënt om met
je energie en kun je heel veel leuke dingen
gewoon blijven doen.
Het lijkt zo simpel. Even de trap oplopen
of naar je werk fietsen. Toch is dat voor
jou misschien niet zo vanzelfsprekend.
Als COPD-patiënt kosten zulke dingen je
namelijk veel energie. Zeker als je een ern-
stige vorm van COPD hebt.
Vervelende benauwdheidWie weet heb je daardoor het idee dat je
nu weinig meer kunt ondernemen. Of heb
je de neiging veel minder te gaan bewe-
gen, omdat dat nou net voor die vervelen-
de benauwdheid zorgt.
Het goede nieuws is dat je ook met COPD
een prima leven kunt leiden. Het is alleen
wel nodig om je tempo en dagindeling aan
te passen. Hiernaast vind je een paar tips
die je helpen om zo goed mogelijk met
COPD om te gaan.
Blijf in bewegingBeweging is erg belangrijk als je COPD
hebt. Hoe actiever je bent, hoe verder je
ademhalingsklachten kunnen verminde-
ren. Beweging zorgt namelijk voor een be-
tere conditie. En je spiercellen leren zo om
te gaan met minder zuurstof. Dat betekent
dat je met minder zuurstof meer kunt on-
dernemen.
In eerste instantie kan het je tegenvallen
om actiever te worden. Het betekent dat
je op korte termijn meer last krijgt van be-
nauwdheid. Maar na een paar weken zul je
merken dat je je beter voelt en dat de kort-
ademigheid vermindert.
30 minutenHoeveel je kunt bewegen, is moeilijk te
zeggen. Dat ligt aan je conditie en de ernst
van je aandoening. Het kan een idee zijn
om te gaan wandelen, zwemmen of fiet-
sen. Om eens langere wandelingen te
gaan maken met de hond. Of voortaan de
trap te nemen in plaats van de lift. Je hoeft
in ieder geval niet opeens heel intensief te
gaan sporten. Als je maar beweegt, op je
eigen manier en niveau. Andere geschikte
sporten zijn badminton, golf en yoga.
Het is een gezond uitgangspunt om mini-
maal een half uurtje per dag actief te zijn.
Je kunt dit langzaam opbouwen, begin
bijvoorbeeld met tien minuten per dag en
voeg hier steeds meer tijd aan toe. Vergeet
daarbij niet je medicijnen volgens voor-
schrift in te nemen, want daardoor krijg je
meer ademruimte waardoor je langer kunt
blijven bewegen.
Maak een dagindelingNog iets wat je kan helpen om zo min mo-
gelijk last te hebben van je beperkingen:
je leven wat strakker organiseren. Neem
bijvoorbeeld een half uurtje tot een uurtje
rust halverwege de dag. Dan kun je even
op adem komen en heb je de rest van de
dag meer energie. Als je wilt gaan winke-
len, doe dat dan niet op die razend drukke
zaterdagmiddag. Je kunt beter kiezen voor
een rustig moment.
Plan verder je activiteiten in op die mo-
menten waarop je je over het algemeen
het fitst voelt. Kortom: houd bij je dage-
lijkse bezigheden rekening met je eigen
fysieke grenzen.
Pas je omgeving aanOok aanpassingen in je huis kunnen
zorgen dat je minder klachten hebt. Zorg
bijvoorbeeld dat je overal gemakkelijk bij
kunt, zodat huishoudelijke klusjes minder
vermoeiend zijn. Omdat je luchtwegen ex-
tra gevoelig zijn, kun je stoffige ruimtes en
producten als sterke parfum maar beter
vermijden. Neem liever een douche dan
een bad, want in en uit bad klimmen vergt
veel energie.
Auteur: Chantal van der Leest van gezondheidsnet.nl
Multidisciplinaire aanpak van longziektenDe multidisciplinaire aanpak van longziekten werpt vruchten af. Het overleg strekt zich breed uit.
Energiek blijven met COPDHou je conditie op peil.
De maatschap longziekten van het CWZ.
profiel
13profiel
Hetty’s vader tobt al jaren met hart- en
vaatproblemen, waaronder een groter
wordend aneurysma (een plaatselijke
verwijding van een slagader). Haar vader,
patiënt bij een regionaal ziekenhuis, had
een goede band met zijn vaatchirurg op-
gebouwd. De vaatchirurg adviseerde een
operatie voor haar 87-jarige vader. On-
danks zijn andere hart- en vaataandoenin-
gen zou deze operatie volgens de vaatchi-
rurg geen problemen op moeten leveren.
Toch besloot Hetty verder te kijken dan
haar neus lang was en raadpleegde het
Vaatkeurmerk van De Hart&Vaatgroep, de
patiëntenvereniging voor mensen met een
hart- en vaataandoening.
KwaliteitscriteriaAnnemarie Auwerda, beleidsadviseur van
De Hart&Vaatgroep vertelt dat het Vaat-
keurmerk zich richt op de kwaliteit van
behandelingen van aandoeningen in de
slagaders van benen, bekken, buik, aorta
en hals. “Om in aanmerking te komen
voor het keurmerk moet het ziekenhuis
aan een aantal kwaliteitscriteria voldoen.
Deze criteria heeft De Hart&Vaatgroep
opgesteld in nauwe samenwerking met
de beroepsgroepen: vaatchirurgen, inter-
ventieradiologen, vasculair internisten en
vaatverpleegkundigen.”
Second opinionHetty: “Het bleek dat het regionale zieken-
huis wel een Vaatkeurmerk heeft, maar we
konden ook zien dat dit ziekenhuis veel
minder van dit soort operaties doet dan
het academische ziekenhuis in de buurt.
Het moeilijke was om mijn vader te over-
tuigen dat hij voor een second opinion
moest gaan, omdat hij dit vervelend vond
voor zijn behandelend arts. Gelukkig kon
ik het gesprek met de arts zo sturen dat
de arts er zelf over begon, waardoor mijn
vader ook overstag ging en we een af-
spraak konden maken in het academische
ziekenhuis. Wat schetste onze verbazing
na het eerste gesprek? De gespeciali-
seerde vaatchirurg in dit ziekenhuis was
bang voor complicaties. Bovendien had hij
vraagtekens bij de geconstateerde groei
en adviseerde een nieuw onderzoek na
een half jaar. Ik, maar zeker ook mijn va-
der, was blij dat we het Vaatkeurmerk heb
geraadpleegd en op grond daarvan een se-
cond opinion in een ander ziekenhuis heb
aangevraagd.”
AangescherptAuwerda vertelt dat het Vaatkeurmerk al
een paar jaar bestaat, maar dat begin de-
cember van dit jaar de kwaliteitscriteria
voor het Vaatkeurmerk zijn aangescherpt
en voorwaarden zijn toegevoegd. “Een van
de nieuwe criteria is dat een ziekenhuis
begeleide looptraining door een fysiothe-
rapeut moet aanbieden als eerste behan-
deloptie voor patiënten met etalagebenen.
Een andere verandering is de eis dat het in
elk ziekenhuis mogelijk moet zijn om af-
spraak en (niet-invasieve) onderzoeken op
één dag te doen; ook moet een ziekenhuis
meedoen aan de kwaliteitsvisitatie en kan
De Hart&Vaatgroep de conclusies van die
kwaliteitsvisitatie inzien. Verder zien pati-
enten of een ziekenhuis de spoed-vaatchi-
rurgie goed geregeld heeft: een Vaatkeur-
merk-ziekenhuis heeft dagelijks en in de
weekenden een endovasculair specialist
(=vaatchirurg e/o een interventieradio-
loog) beschikbaar voor acute vaatzorg. “
CheckHeeft u een vaatprobleem, een aandoe-
ning in de slagaders van benen, bekken,
buik, aorta en hals? En wordt u door uw
huisarts doorverwezen voor behandeling
in een ziekenhuis? Kijk dan eerst op www.
hartenvaatgroep.nl/kiesuwvaatzorg. Daar
kunt u bekijken welke ziekenhuizen bij u
in de buurt een Vaatkeurmerk hebben.
Vaatkeurmerk winst voor patiëntHoe weet je waar de kwaliteit van de behandeling van aandoeningen aan bloedvaten goed is?
advertentie
Rx Only
Brief Summary: Prior to using these devices, please review the Instructions for Use for a complete listing of indications, contraindications, warnings, precautions, potential adverse events and directions for use.
Unless otherwise noted, ™ indicates that the name is a trademark of, or licensed to, St. Jude Medical or one of its subsidiaries. ST. JUDE MEDICAL and the nine-squares symbol are trademarks and service marks of St. Jude Medical, Inc. and its related companies. © 2013 St. Jude Medical, Inc. All Rights Reserved.
The Nanostim™ leadless pacemaker is approved for CE Mark.
SJMprofessional.com
We are proud to introduce the NanostimTM leadless pacemaker, the world’s first,
commercially available leadless pacemaker. St. Jude Medical, the company that
delivered the world’s first cardiac pacemaker in 1958, is once again demonstrating
how we transform challenges into revolutionary healthcare solutions.
NO LEAD. NO POCKET. NO COMPROMISE.
14 van de redactie
Je hart en longen werken samenMaar wat als het mis gaat in die samenwerking?
Het hart, de bloedvaten en het bloed vor-
men een transportsysteem in ons lichaam.
De belangrijkste functie van dit systeem
is de lichaamscellen voorzien van zuurstof
en voedingstoffen en het verwijderen van
afvalstoffen. Het hart, de bloedvaten en
het bloed werken niet op zichzelf, maar in
samenhang met andere systemen van het
lichaam. De hoofdfunctie van het hart is
bloed door het lichaam pompen. Met het
bloed komen ook de cellen mee die ziekte-
verwekkers kunnen uitschakelen.
Samenwerking hart en longenIn de longen neemt het bloed zuurstof op. Je
hart pompt het zuurstofrijke bloed naar alle
cellen in het lichaam. Die hebben zuurstof
nodig om energie uit de voedingsstoffen
in het bloed te halen. Die energie hebben
ze nodig om te kunnen werken. Als cellen
werken, komt kooldioxide vrij als afvalstof.
Dat wordt via het bloed teruggevoerd naar
de longen. Daar adem je het uit. Maar wat
als het mis gaat in de samenwerking? Drs.
Michel Versteegh, voorzitter van de Neder-
landse Vereniging voor Thoraxchirurgie
(NVT) en thoraxchirurg in het LUMC: “De
meest voorkomende ziekte aan het hart is
kransslagadervernauwingen, een proces
waarbij cholesterolophopingen ontstaan
onder de binnenbekleding van de krans-
slagaders van het hart.”
BloedklonterDoor de vernauwingen in de bloedvaten
kan de bloedstroom worden belemmerd.
Als zich op zo’n vernauwing een bloedklon-
ter vasthecht, dan kan de opening van het
bloedvat plotseling verstopt worden. Met
een hartinfarct als gevolg.“ Als je krans-
slagaders zijn vernauwd, kan de cardioloog
een andere levenswijze en medicijnen voor-
schrijven. Als dat niet helpt, kan hij of zij een
dotter- of stentbehandeling geven of een
combinatie hiervan. Als dat allemaal niet
helpt, er meer dan één vernauwing te zien
is en de patiënt vaak pijn op de borst voelt,
komt een bypassoperatie in beeld.”
Landelijke registratieDe NVT, de Wetenschappelijke Vereniging
voor cardio-thoracaal chirurgen, werd op-
gericht met als doel ‘het bevorderen van de
ontwikkeling der thoraxchirurgie in de ruim-
ste zin van het woord’. Sinds januari 2007
registreren alle hartchirurgische centra van
Nederland de verrichtingen bij alle volwas-
sen patiënten in het landelijke registratie-
systeem van de NVT, inclusief de risico-ge-
wogen sterftecijfers. Dat is belangrijk voor
de kwaliteitsbewaking en -verbetering.“
Door zorgvuldige analyse van de gegevens
hebben we aangetoond dat het maken
van ranglijstjes niet zinvol is; op dat soort
lijstjes wisselen de centra in de opeenvol-
gende jaren voortdurend van plaats. Wel is
een landelijk gemiddelde sterfte berekend,
waaraan alle centra zich kunnen spiegelen.”
Toetsbaar“Het risicoclassificatiesysteem is geschikt
voor groepen van patiënten en niet voor de
individuele patiënt. Als de conditie van de
patiënt niet meegenomen wordt, dan heeft
het registreren van sterfte geen waarde.”
Voor de toekomst wil Versteegh graag met
beroepsgenoten ook tot criteria komen om
de keuze voor behandelingen te stroomlij-
nen en vast te leggen. “Bijvoorbeeld in het
geval van bypasschirurgie: bij welke pati-
ent wordt met slagadermateriaal omgeleid
en bij welke wordt het een combinatie met
adermateriaal uit het been? Of: onder welke
omstandigheden gaan we de hartklep re-
pareren in plaats van vervangen? Hierover
willen we afspraken maken en richtlijnen
opstellen om het toetsbaar te maken.”
TromboseOns systeem van bloedstolling is bedoeld
om bloedverlies bij verwondingen te voor-
komen. Als het systeem in werking treedt
zonder dat sprake is van een bloeding,
dan ontstaat in het bloedvat een bloedstol-
sel. Dit bloedstolsel noemen we trombose.
Trombose heeft tot gevolg dat het bloed-
vat, een ader of een slagader, ter plekke
of verderop in de bloedsomloop helemaal
of gedeeltelijk wordt afgesloten. Trombose
ontstaat doordat op het verkeerde moment
en op de verkeerde plaats bloedstolling
plaatsvindt.
LongembolieBij een longembolie zit een bloedvat naar
de longen toe of een bloedvat in de longen
verstopt. Daardoor komt er minder zuurstof
in het bloed terecht. De longslagader loopt
van het hart naar de longen. Onderweg
splitstde longslagader zich in steeds dun-
ner wordende takken. De longslagader ver-
voert bloed waar weinig zuurstof in zit naar
de kleinste vaten rondom de longblaas-
jes. Daar neemt het bloed zuurstof op. Het
zuurstofrijke bloed gaat vervolgens via de
longader naar het hart en wordt van daaruit
rondgepompt door het lichaam.“ De afslui-
ting bestaat vrijwel altijd uit een bloedstol-
sel elders uit het lichaam. Bijvoorbeeld als
iemand lange tijd bedlegerig is geweest,
dan kan een stolsel uit het bovenbeen los-
schieten naar de longen. Het vaatbed in de
longen neemt af, hierdoor krijgt de rechter-
hartkamer het moeilijker en functioneren de
longen minder.”
BloedverdunnersEen benauwd gevoel, pijn op de borst tijdens
het ademhalen, een verhoogde hartslag en
bloed ophoesten zijn veel voorkomende
symptomen bij een longembolie. Meestal
verdwijnt de longembolie met medicijnen.
Maar het risico bestaat dat zich nieuwe stol-
sels vormen. Dan krijgt de patiënt bloedver-
dunners. Om het risico op een longembolie
is te verkleinen wordt geadviseerd genoeg
te bewegen, niet te roken, een gezond ge-
wicht na te streven en voldoende water te
drinken.
BoezemfibrillerenBoezemfibrilleren is een veel voorkomende
hartritmestoornis, vooral op oudere leef-
tijd. Het komt vaker voor bij mannen dan
vrouwen. In Nederland hebben ongeveer
250.000 mensen boven de 55 jaar boe-
zemfibrilleren. Meer dan vijftien procent van
de 85-plussers heeft er last van. Het hart-
ritme en de snelheid van het kloppen van
het hart wordt aangestuurd door elektrische
prikkels, afgegeven door de sinusknoop in
het hart, in de rechterboezem. Bij boezemfi-
brilleren is sprake van een verstoring van de
prikkelgeleiding in het hart. Dit veroorzaakt
een onregelmatige samentrekking van de
boezems in het hart en een veranderde
bloedstroom.
Risicofactoren“Je hart pompt minder efficiënt en er kun-
nen stolsels ontstaan. Als medicatie niet
mogelijk is, kan de cardioloog het soms
via een katheter behandelen of anders de
hartchirurg via een operatie. Dat gebeurt
tegenwoordig op minimaal invasieve wijze.
”Naast leeftijd zijn er andere risicofacto-
ren voor het krijgen van boezemfibrilleren:
aanwezige hartproblemen, hoge bloeddruk,
diabetes, chronisch obstructief longlijden,
slaapapneu, schildklierafwijkingen en alco-
holgebruik. Als boezemfibrilleren in de fa-
milie voorkomt, vergroot dat ook het risico
om het te krijgen.“Afhankelijk van de per-
soonlijke situatie van de patiënt wordt een
behandeling gekozen”, aldus Versteegh.
Auteur: Annemiek de Waard
(tot 31-01-14)
5% kortingmet code:
CIGY141www.cigy.nl
Stoppen met roken begint met een Cigy
Met een e-sigaret wordt het een stuk eenvoudiger. De e-sigaret is een gezonder alternatief voor de gewone tabaksigaret. U heeft grip op uw nicotineverslaving zonder de overige schadelijke stoffen die in tabaksigaretten zitten te inhaleren. U komt van uw nicotineverslaving af door het nicotinegehalte langzaam te verlagen. Wereldwijd zijn er miljoenen mensen gestopt met roken dankzij de e-sigaret.Eenvoudiger kan niet. Lees meer op www.Cigy.nl en maak gebruik van de kortingcode: Cigy141Eenvoudiger kan niet. Lees meer op
Stoppen met roken moeilijk...
18
Neem een Cigy
www.cigy.nl
C
M
Y
CM
MY
CY
CMY
K
15profiel
profiel
Zelfmanagement bij tromboseDe trombosediensten zetten zich in voor zelfmanagement. Dat heeft de nodige voordelen.
Samenwerking in de zorg voor chronisch ziekenWaar vinden eerste en tweede lijn elkaar?
Welke knelpunten ervaar je in de zorg voor
chronisch zieken?
Klinisch psycholoog dr. Jan Vercoulen:
“Voor mensen met een chronische ziekte,
zoals COPD, is niet alleen medicatie maar
ook leefstijl erg belangrijk. Stoppen met
roken, meer bewegen, therapietrouw. Het
blijkt voor huisartsen lastig om deze leef-
stijlverandering bij patiënten te bewerk-
stelligen. Ondertussen blijven patiënten
wel komen met nieuwe of steeds heftigere
klachten. Er is sprake van exacerbaties en
rijzende frustratie. Patiënten lopen als het
ware vast in hun dagelijks leven.”
Hoe kunnen huisartsen en zorgspecialis-
ten samenwerken?
“Bij chronische ziekten ligt de focus vaak
op de aandoening. Maar het besef is dat
de patiënt ook klachten en beperkingen
ervaart die de kwaliteit van leven vermin-
deren. De ernst van de aandoening blijkt
nauwelijks gerelateerd te zijn aan deze
klachten en beperkingen, die worden na-
melijk vaak bepaald door gedrag. De sa-
menwerking tussen eerste en tweede lijn
bij gedragsverandering staat nog in de
kinderschoenen, maar heeft onze grote
aandacht.”
Wat gebeurt er op het UCCZ Dekkerswald?
“Het UCCZ is een expertisecentrum op het
gebied van chronische ziekten en onder-
steunt de huisarts met een analyse van de
patiënt door verschillende disciplines en
het opstellen van een uniek behandelad-
vies. De voorkeur gaat hierbij uit naar be-
handeling in de eerste lijn, met de huisarts
als hoofdbehandelaar. Maar in geval van
hoge complexiteit is een traject in de twee-
de lijn of een intensief revalidatietraject de
juiste keuze. Een team van acht discipli-
nes heeft veel expertise voor verbetering
van de fysieke aandoening, maar ook voor
adaptatie aan de ziekte en gedragsveran-
dering. Het resultaat is een betere kwaliteit
van leven.”
Welke vragen leven onder huisartsen?
Huisarts dr. Robbert Behr: “Het is goed
om een patiënt te kunnen verwijzen naar
tweede of derde lijn. Na behandeling en
verbetering kunnen patiënten weer be-
handeld worden in de eerste lijn. Zo ont-
staat een dynamisch transmuraal geheel.
Het is belangrijk om de therapie vanuit de
eerste en tweede lijn goed op elkaar af te
stemmen. Maar waar vinden we elkaar en
elkaars expertise? Om daar antwoord op
te krijgen organiseren we in 2014 geza-
menlijk korte scholingssessies op
Dekkerswald, vlakbij Nijmegen.”
Meer informatiewww.uccz.nl
[email protected] / 024-6859284
Al decennialang is de trombosedienst een
rots in de branding voor iedereen die anti-
stollingsmiddelen gebruikt. Veel van deze
mensen komen met regelmaat naar de
trombosedienst om zich te laten prikken en
hun bloedwaarden te laten bepalen. Even-
tueel kan dan de dosering antistollings-
middelen aangepast worden. Het grote
voordeel van deze manier van werken is
therapietrouw: door de spreekwoordelijke
stok achter de deur van de trombosedienst
zorgen velen er voor dat ze hun antistol-
lingsmiddelen volgens voorschrift inne-
men. Toch biedt de trombosedienst al ge-
ruime tijd zelfmanagement.
Meer gemeengoedHeidi van den Brink is directeur van de
trombosedienst van Star-MDC in Rotter-
dam. Zij ziet dat zelfmanagement in de ge-
zondheidszorg meer en meer gemeengoed
wordt. “Dat is niet voor niets. Grote onder-
zoeken tonen aan dat zelfmanagement bij
chronische patiënten leidt tot een grotere
betrokkenheid van de patiënt bij de behan-
deling. Binnen de trombosedienst bestaat
zelfmanagement eigenlijk al heel lang”,
vertelt ze. Mensen die antistollingsmidde-
len gebruiken, krijgen in dat geval na een
korte opleiding bij de trombosedienst een
soort mini-lab mee naar huis, waarmee ze
op heel eenvoudige wijze zelf hun bloed-
waarden kunnen bepalen. “Het is een een-
voudige manier van zelfmanagement. Maar
de patiënt communiceert over zijn of haar
aandoening met een professional via een
digitale manier en met een gezamenlijke
verantwoordelijkheid. Het is jammer dat
deze vorm van zelfmanagement zo matig
bekend is. Het loopt prima en ik geloof zelfs
dat we in Nederland op het gebied van zelf-
management veel van de trombosedien-
sten kunnen leren.”
Betere resultatenDe afgelopen jaren heeft de trombose-
dienst van Star-MDC nog meer ingezet op
zelfmanagement. “Puur omdat de medi-
sche resultaten beter zijn. Mensen die zelf
meten zijn door hun hoge mate van betrok-
kenheid beter ingesteld. Ongeveer 25 pro-
cent van onze patiënten doet nu aan zelf-
management”, vertelt Heidi van den Brink.
Dat percentage lijkt misschien laag, maar
het gaat hier vaak om oudere patiënten die
niet allemaal even handig op de digitale
snelweg navigeren. Opvallend is dat het
de professionals van de trombosediensten
zélf moeite kost om patiënten te overtui-
gen over zelfmanagement. “De vraag om
zelfmanagement moet vaak nog vanuit de
patiënt zelf komen. De professionals vin-
den het soms lastig om de verantwoorde-
lijkheid en zorg te delen, of zien het als een
bedreiging van hun werk in plaats van een
verschuiving. Gelukkig gaat dit steeds beter
en is het aantal patiënten dat aan zelfma-
nagement doet in een paar tijd meer dan
verdubbeld.”
Maatwerk vindenOndanks de bovengenoemde factoren
heeft Star-MDC onderzoek gedaan naar
factoren die van invloed zijn op wel of niet
zelf meten. Conclusie was dat de zelfma-
nagement-programma’s vooral waren ge-
bouwd rond het overdragen van medische
kennis. “Een beetje one size fits all”, noemt
Heidi van den Brink het. Maar uit het on-
derzoek van Star-MDC bleek die maat toch
niet iedereen te passen. Het resultaat is dat
het programma gewijzigd wordt in meer
maatwerk. Sommige patiënten hebben nu
eenmaal meer coaching, structuur en/of
planning nodig dan anderen. De verwach-
ting is dat dat zal helpen om het aantal zelf-
management-patiënten te doen toenemen.
“Mensen moeten even over het drempeltje.
En het geldt ook dat als ze hebben gezien
hoe makkelijk het werkt, ze over de streep
zijn.” Overigens wordt het zelfmanagement
ook in de ontwikkeling geremd door de
kosten, want een eigen mini-lab is vrij duur.
De eigen bijdrage van zorgverzekeringen is
verhoogd naar € 350,- en dat gaan patiën-
ten in de portemonnee voelen. Maar: “De
medische resultaten zijn beter, dat zou ver-
volgens moeten leiden tot minder compli-
caties en dus goedkopere zorg. Je zou het
dus als zorgverzekeraar eigenlijk moeten
belonen dat mensen aan zelfmanagement
gaan doen. Nu worden ze tegengehouden
door de kosten.”
Andere medicijnenOp dit moment wordt de infrastructuur van
de trombosediensten alleen gebruikt voor
antistollingsmiddelen en de controle daar-
op. Maar dat zou ook voor allerlei andere
geneesmiddelen ingezet kunnen worden.
“Patiënten die bij de trombosedienst lopen,
hebben vaak ook andere aandoeningen.
We zijn binnen onze organisatie aan het
kijken wat we nog meer voor deze patiën-
ten kunnen doen, of via zelfmanagement”,
vertelt Heidi van den Brink. “Dat zouden
ook de nieuwe antistollingsmiddelen kun-
nen zijn.”Heidi van den Brink is directeur van de trombosedienst van Star-MDC
Meer informatie
Star-MDC, waarbij MDC staat voor Me-disch Diagnostisch Centrum, bevat onder andere een huisartsenlaborato-rium. Daarmee wordt de eerstelijn onder-steund in de diagnostiek. De trombose-dienst die aan Star-MDC is verbonden is de grootste van Nederland.
16 expertbijdrage
advertentie
Longpas app Met de Longpas app kunnen mensen met astma of COPD op een laagdrempelige manier aan de conditie van hun longen werken.www.facebook.com/longpas
Longmagazine appInformatief e-magazine over longaandoeningenvoor mensen met astma of COPD. Praktischetips wat mensen zelf kunnen doen.www.longmagazine.nl
Digitale initiatieven voor mensen met astma of COPD en zorgverleners
Advertorial
health connects us all
Een Gezonde Praktijk
‘Een Gezonde Praktijk’is een ondersteuning van AstraZeneca bij bredere bedrijfsvoering en optimalisatie van de zorgpraktijk
Mensen met astma of
COPD kunnen 365 dagen
per jaar, begeleid door
de zorgverlener, aan
zelfmanagement doen.
Zo’n actieve rol geeft
meer controle over de
chronische aandoening1
en heeft een positief effect
op het managen van
verslechte ringen.
Het managen van long -
aanvallen (exacerbaties) is
cruciaal voor het verhogen
van de kwaliteit van leven
en het verlagen van de
zorgkosten.2
1 Zorgstandaard COPD, 2012.
www.longalliantie.nl/zorgstandaard-copd.
2 Nationaal Actieprogramma Chronische Longziekten,
www.longalliantie.nl.
AstraZeneca heeft een servicepakket ontwikkeld om het zorgproces te optimaliseren, genaamd 'Een Gezonde Praktijk’.Het uiteindelijke doel van 'Een Gezonde Praktijk’ is het bereiken van een duurzaam behandelresultaat en juist gebruik vanmedicijnen. Daarnaast levert ‘Een Gezonde Praktijk’, in samenwerking met andere zorgpartijen, een bijdrage aan innovatieen aan kwalitatief betere gezondheidszorg.
• Thema’s. Het servicepakket biedt toepassingen in alle fasen van de Zorgstandaarden en bestaat onder meer uit: juistediagnose, inhalatie-instructie/-technologie, zelfmanagement waaronder exacerbatiemanagement en ondersteuning vanintegrale zorg.
• Ondersteuning voor de praktijkvoering. Zo zijn voor ‘Een Gezonde Praktijk’ materialen ontwikkeld met als doel long-aanvallen te reduceren én te voorkomen, en bewegen (reactivatie) te bevorderen. De materialen maken het zorgverlenersmogelijk mensen met astma of COPD te ondersteunen, zodat zij hun chronische aandoening kunnen inpassen in hundagelijks leven en persoonlijke doelen kunnen realiseren.
Voor de naar schatting één miljoen
mensen met een chronische longziekte in
Nederland vormt inhalatiemedicatie een
belangrijk onderdeel van de dagelijkse
medicamenteuze zorg.
Inhalatiemedicatie is een gecombineerde
behandeling die bestaat uit het medica-
ment en een inhalator. Het succes van
deze behandeling hangt in belangrijke
mate af van een juiste wijze van inhaleren.
In de praktijk blijkt juist dat het goed inha-
leren moeilijk en dat het afhankelijk is van
verschillende factoren.
Verschillende instructiesEen van de oorzaken van de problemen
met goed inhaleren is dat in de praktijk
patiënten verschillende instructies kunnen
ontvangen over het gebruik van hun inha-
lator. Dit leidt tot een afname in de moti-
vatie en veroorzaakt verwarring. Hierdoor
ontvangen de patiënten niet alle voordelen
van de medicamententen. Daarom is het
belangrijk dat patiënten die inhalatiemedi-
catie nodig hebben juist én met regelmaat
geïnstrueerd worden. Om dit te bereiken
is het essentieel dat de verschillende be-
roepsgroepen die de patiënten instrueren
bekend zijn met de juiste inhalatieprotocol-
len en dat deze eenduidig zijn. Met andere
woorden: elke zorgverlener geeft dezelfde
instructies aan de patiënt en is hierin ge-
traind. Vervolgens is het van belang dat
patiënten juiste en op hun behoefte afge-
stemde informatie kunnen vinden.
Landelijke infrastructuurDaarom heeft de Long Alliantie Nederland
in het kader van het Nationaal Actiepro-
gramma Chronische Longziekten (NACL)
het initiatief genomen om de Landelijke in-
frastructuur eenduidige inhalatie instructie
te ontwikkelen. Er is een brede werkgroep
ingesteld met daarin afgevaardigden van
het Longfonds en uiteraard van de bij inha-
latie-instructie betrokken beroepsgroepen,
zoals een longarts, huisarts, longverpleeg-
kundige, praktijkverpleegkundige, kinder-
longarts, apotheker en longfunctie analist.
In nauwe samenwerking met Stichting In-
halatie Medicatie Instructie School (IMIS),
Kwaliteitskring NODE (namens de KNMP),
de Tjongerschans (namens de V&VN Long-
verpleegkundigen) en het Longfonds zijn
de eenduidige inhalatieprotocollen opge-
steld. De wetenschappelijke onderbouwing
is verzorgd door de afdeling Farmaceuti-
sche Technologie en Biofarmacie van de
Rijksuniversiteit Groningen. Vervolgens
zijn de inhalatieprotocollen geautoriseerd
binnen de LAN. Zorgverzekeraar VGZ heeft
meegedacht over hoe het gebruik van de
nieuwe instructies in te passen in de af-
spraken met de zorgverleners en heeft in-
houdelijk en financieel bijgedragen aan het
project.
Website in januariOm de Landelijke infrastructuur voor zowel
patiënt en zorgverlener en andere belang-
hebbenden toegankelijk te maken wordt
10 januari 2014 de website www.inhala-
torgebruik.nl gelanceerd. Op deze website
zijn de geautoriseerde inhalatieprotocol-
len en passende instructiefilms te vinden.
Kort daarop volgen de patiëntenmaterialen.
Het streven is om alle inhalatoren te voor-
zien van een eenduidig protocol, goede
instructiefilm en patiëntenmaterialen. De
ontwikkeling van de website www.inhala-
torgebruik.nl is oorspronkelijk een initiatief
van AstraZeneca, Boehringer Ingelheim
en GlaxoSmithKline geweest. Als lidorga-
nisaties van de LAN zijn gaandeweg de
handen ineen geslagen en is deze website
het middel geworden om de Landelijke in-
frastructuur eenduidige inhalatie instructie
voor alle belanghebbenden toegankelijk
te maken. De LAN adviseert iedereen die
met inhalatiemedicatie te maken heeft, de
website www.inhalatorgebruik.nl in hun da-
gelijkse werk te gebruiken en te adviseren
naar hun patiënten. Houd de website goed
in de gaten, want er worden met regelmaat
nieuwe protocollen en materialen gepre-
senteerd!
Goed inhaleren van medicatie van groot belangVoor mensen met een chronische longziekte is inhalatiemedicatie erg belangrijk.
17advertorial
advertentie
Giro 4312688
Dit is Lotte en haar hart klopt niet. Zij is namelijk één van de 25.000 kinderen met een aangeboren hartaf wijking. Per jaar krijgt zij er 1.500 lotgenootjes bij. Dat is in Nederland 1 op de 120 baby’s!
Kinderen als Lotte worden hun hele leven achtervolgd door risico-
volle openhartoperaties, zenuw slopende hartritme stoornissen, lange
ziekenhuisopnames en veel dagelijkse beperkingen.
Buitenspelen, sporten of gewoon naar school gaan is voor hen niet
vanzelfsprekend. ‘Gewoon kind zijn’ is bijna onmogelijk. Daarom
ondersteunen wij van Stichting Hartekind relevant wetenschappelijk
onderzoek en activi teiten die bijdragen aan hun dagelijkse kwaliteit
van leven. Op school, tijdens sport en bij het spelen.
Maar we kunnen dat niet alleen.
Daar hebben we ook jou bij nodig!
MIJN HART KLOPT NIET
advertorial
Ketenzorg met Lifenet® system
Een patient met een hartinfarct dient snel
in het ziekenhuis te worden behandeld,
misschien dient er zelfs een stent te wor-
den geplaatst in de kransslagader. Gege-
vens, zoals een 12 lead ECG, kunnen snel
en veilig via een LIFEPAK ® monitor/defi-
brillator bij de patient thuis worden verzon-
den naar een LIFENET® ontvangstsysteem
in het ziekenhuis en de dienstdoende car-
dioloog kan zelfs op zijn Iphone worden
geconsulteerd voor een diagnostisch 12
lead ECG.
Dat is LIFENET®SYSTEM, een uitgebreid
cloud-based netwerk, dat ambulance- en
ziekenhuisdata moeiteloos mobiliseert om
de efficiëntie binnen de zorgketen te ver-
beteren, zodat de zorgteams sneller kun-
nen beginnen met de behandeling, immers
iedere seconde telt. LIFENET®SYSTEM is
operationeel voor zowel ziekenhuizen en
ambulancediensten in o.a. de regio’s Am-
sterdam, Alkmaar, Leiden, Den Haag en
Eindhoven.
LIFENET®SYSTEM is een product van
Physio-Control die zich al meer dan 54 jaar
richt op de acute hulpverlening en is een
toonaangevende ontwikkelaar van pro-
ducten voor het monitoren of behandelen
van patiënten in medische noodsituaties.
Physio-Control maakt producten (o.a.
LIFEPAK AED’s, LIFEPAK monitoren/
defibrillatoren, LUCAS® thoraxcompressie
systeem) voor de gehele medische sector,
van ongeoefende hulpverleners tot pro-
fessionele hulpverleners zoals de Neder-
landse politie die op alle voertuigen een
LIFEPAK ®1000 AED bij zich hebben, en
van ambulancemedewerkers tot zieken-
huispersoneel. Al deze producten kunnen
worden afgestemd op de medische kennis
en ervaring van de hulpverlener en kunnen
bovendien worden aangepast aan datge-
ne wat de patiënt nodig heeft en aan de si-
tuatie waarin de patiënt zich bevindt, zodat
de overgang van de plaats van het ongeval
naar de ambulance en het ziekenhuis snel
en probleemloos verloopt.
Wij noemen deze ketenzorg patiënten-
zorg!
Meer informatie
Physio-Control Operations Netherlands B.V.
Benelux Sales Office:Galjoenweg 68 6222 NV Maastricht www.physio-control.nl
Een gezonde zuur-base evenwicht van het lichaam heeft een gunstige invloed op de gezondheidOndersteun uw lichaam in het verkrijgen van een verantwoorde zuur-base balans.
Uw zuur-base evenwichtEen gezonde zuur-base evenwicht van het
lichaam heeft een gunstige invloed op de
gezondheid.
Van nature heeft ons lichaam een licht alkalische (basische) zuurgraad. Om dit te behouden wordt een voedingspa-
troon aanbevolen met een basenoverschot.
De verhouding 80% basenvormende en 20%
zuurvormende voeding wordt algemeen
aangenomen als een goede verhouding.
Het gemiddelde westerse voedingspatroon
voorziet nog maar slechts in geringe mate
basenvormende voedingsstoffen. We eten
te veel verkeerde vetten, suikers, junkfood.
Bovendien bevat onze huidige voeding
steeds minder basenvormende mineralen.
Dit wordt mede veroorzaakt door verschra-
ling van landbouwgronden en door de wijze
waarop ons voedsel bewerkt wordt. Daar-
naast is verzuring een natuurlijk proces ten
gevolgen van stofwisseling en van het ouder
worden. Na het 40ste levensjaar wordt er
minder bicarbonaat door het lichaam aange-
maakt. Deze stof heeft het lichaam nodig om
zuren te neutraliseren. Er is nu grote kans op
verzuring van het lichaam. Er komen immers
meer zuren bij dan er geneutraliseerd wor-
den. En verzuring van het lichaam draagt
niet bij aan een gezonde zuur-base balans.
Geef uw zuur-base evenwicht een alkaline boost. Vayuvit pH-druppels is ter ondersteuning
van een gezonde zuur-base balans door
zuren te neutraliseren. Een zurenoverschot
zorgt voor verzuring en is onwenselijk. Bij
verzuring is ontzuren noodzakelijk. Ontzu-
ren gaat eenvoudig met Vayuvit pH-drup-
pels. 3 druppels toegevoegd aan een glas
water geeft u een glas sterk alkaline water
met een hoge pH-waarde, +pH9. Hiermee
ondersteunt u het lichaam opgebouwde zu-
ren te neutraliseren en nieuwe verzuring te-
gen te gaan. Een goede zuur-base balans is
onder meer voor behoud van sterk botten en
goed voor een soepele spier- en gewrichts-
functie.
Vayuvit pH-druppelsVayuvit pH-druppels bestaat uit de volgende
ingrediënten: Aqua Purificata RO, kalium-
bicarbonaat, kaliumhydroxide, natriumhy-
droxide, calcium, magnesium, selenium, zink
en meer dan 70 sporenelementen. 1 flesje
Vayuvit pH-druppels bevat 50ml (ca.1200
druppels) en gaat ca. 10 weken mee.
Nu met 10% korting.
Gebruik de kortingscode:
PM10(t/m 31 januri 2014)
VayuvitV®
alkaline water
Kortingscode alleen te gebruiken op: www.Vayuvit.nl
18 advertorial
advertentie
Blood Glucose Monitoring System
Blood Glucose Monitoring System
In Nederland zijn er naar schatting meer
dan 900.000 mensen met diabetes en
onder hen zijn er een groot aantal die één
of meerdere keren per dag maaltijdinsuline
gebruiken. Voor deze laatste groep gaat het
doseren van de dagelijkse insulinebehoef-
te vaak samen met lastige berekeningen.
Deze berekeningen zijn elke keer opnieuw
nodig om de juiste dosis maaltijdinsuline te
bepalen. Veel mensen hebben moeite met
deze berekeningen wat kan leiden tot een
onjuiste insulinedosering met mogelijk hy-
poglykemieën tot gevolg.
SchattingUit een onafhankelijk gepubliceerde studie
bleek dat slechts 41% van de insulineafhan-
kelijke patiënten op basis van
koolhydrateninname en bloedglucose-
waarde een aangepaste insulinedosering
kon berekenen.1 Onderzoekers concludeer-
den dat de meerderheid van deze groep
een schatting maakt van de benodigde
hoeveelheid insuline. Specifiek voor deze
grote groep patiënten heeft Abbott Diabe-
tes Care het FreeStyle InsuLinx systeem
ontwikkeld. Dit unieke systeem geeft een
advies over de juiste insulinedosering door
middel van een ingebouwde calculator en
een geïntegreerde bloedglucosemeter.
FreeStyle Insulinx wordt bediend met be-
hulp van een zeer eenvoudig touchscreen.
PositiefFreeStyle InsuLinx berekent het advies op
basis van onder andere de
bloedglucosewaarde en andere behandel-
gegevens die zijn ingesteld door de diabe-
tesverpleegkundige of praktijkondersteu-
ner. Het schatten van de juiste hoeveelheid
maaltijdinsuline behoort dankzij FreeStyle
InsuLinx tot de verleden tijd. De gebruikers-
ervaringen zijn tot nu toe erg positief. “Ik
was bijna vergeten dat ik diabetes heb.”
“Lastige berekeningen behoren nu tot het
verleden.” “Het is zo fijn dat hij het voor mij
uitrekent.” “Ik voel mij nu een stuk beter en
hypo’s heb ik sinds de start met FreeStyle
InsuLinx niet meer gehad.”
Juiste berekeningEerste ervaringsonderzoek met FreeStyle
InsuLinx laat een zelfde beeld zien: 95%
van de diabetesverpleegkundigen geeft
aan dat patiënten met FreeStyle InsuLinx
beter in staat zijn de juiste insulinedosering
te berekenen. Verder geeft 93% van de type
twee patiënten aan dat FreeStyle InsuLinx
een positief effect heeft op de kwaliteit van
leven.2
Bent u zelf diabetespatiënt, gebruikt u
minimaal één of meerdere keren per dag
maaltijdinsuline en heeft u ook moeite met
het voortdurend moeten berekenen van
de juiste dosering maaltijdinsuline, dan is
FreeStyle InsuLinx wellicht ook voor u een
ideale oplossing.
FreeStyle InsuLinx adviseert diabetespatiënten over juiste insulinedoseringHet berekenen van de juiste hoeveelheid toe te dienen insuline is lastig. Maar er is een oplossing.
Meer informatie
Voor alle informatie met betrekking tot
dit unieke systeem kunt u terecht bij
uw diabetesverpleegkundige of prak-
tijkondersteuner, zij helpen u graag
verder. Uiteraard kunt u ook contact
opnemen met de klantenservice van
Abbott Diabetes Care via het (gratis)
telefoonnummer 0800-0228828.
Daarnaast is alle informatie ook terug
te vinden op de website
www.freestyle-insulinx.nl.
Referenties
1. Cavanaugh K. et al.: Association of
numeracy and diabetes control.
Annals of Internal Medicine, Vol.148,
no.10 May 2008.
2. Gegevens beschikbaar Abbott Dia-
betes Care, FreeStyle InsuLinx EMEA
Observational Survey, November 2011.
19advertorial
advertorial
profiel
Van trombose tot kalknagelIn het mooie Limburg staat een sfeervolle privékliniek waar een aantal medisch specialisten intensief samenwerkt.
De “R” is weer in de maand. Tijd voor extra vitaminen!
De kliniek van dr. Dinanda Kolbach heeft
de krachten heeft gebundeld op het ge-
bied van dermatologie, (plastische) chi-
rurgie, spataderen, gynaecologie, huid- en
oedeemtherapie en is gespecialiseerd in
het behandelen van het post-trombotisch
syndroom. Trombose kan ontstaan na
medicatie, operatie, ongeval of spontaan.
De symptomen zijn vocht in het been, ver-
kleuringen van het been en uiteindelijk
een open been. Dr. Kolbach: “Trombose is
in de acute fase te behandelen met medi-
catie en therapeutisch elastische kousen,
die soms langere tijd gedragen moeten
worden. Die kousen zijn maatwerk en zelfs
in modetinten verkrijgbaar. Mensen die al
lange tijd rondlopen met een oedeem of
problemen hebben met hun kousen kun-
nen goed bij ons terecht.” Lymfoedeem
kan verschillende oorzaken hebben: erfe-
lijke belasting, langdurig bestaande spat-
aderen of als gevolg van een operatie of
bestraling bij kanker. Dikke armen of be-
nen zijn vaak het zichtbare gevolg. “In alle
gevallen is het zaak tijdig met de juiste oe-
deemtherapie te starten om de gevolgen
van de vochtophoping zo veel mogelijk te
beperken.”
KalknagelsEen hot item is het laseren van kalknagels.
De kliniek beschikt over een laserappa-
raat waarmee schimmelnagels effectief
kunnen worden bestreden. “Voorheen was
geen behandeling mogelijk of medicatie
die slecht is voor de lever. Wij bieden nu
een veilige behandeling met ons laserap-
paraat, waarbij de huid en nagel gespaard
blijft. We voorkomen hiermee medicatie.
Het wordt vergoed in onze kliniek als je een
verwijzing hebt van de huisarts.” De kliniek
vindt een persoonlijke benadering belang-
rijk. “Er heerst hier een vriendelijke en aan-
gename sfeer, huiskamerachtig met leuke
kleuren in plaats van klinisch wit. Of zoals
een bezoeker het verwoordde: ‘De kliniek
is als een warm bad, net of je thuiskomt’.
Je kunt hier terecht voor behandeling en
advies en het wordt ook nog vergoed als je
een verwijzing van de huisarts hebt. Ik zou
zeggen: kom langs en plak er een gezellig
dagje Maastricht aan vast!”
Wist u... dat de doorsnee mens van oktober
tot april bijna geen of zelfs geen vitamine
D aanmaakt en dat deze vitamine D bij-
draagt tot de instandhouding van normale
botten, tanden en werking van de spieren?
Wist u...dat Omega-3 vetzuren naast het
bijdragen aan de normale werking van het
hart eveneens bijdragen tot instandhou-
ding van de normale hersenfunctie?
Wist u.... dat door industrialisatie van onze
voeding wij niet genoeg bouwstoffen (vi-
taminen- en mineralen) tot ons nemen en
dat daarom het van belang is dat deze te-
korten dagelijks aangevuld worden?
Wist u.... dat gedurende de winterperiode
onze energiehuishouding onder invloed
van minder bewegen, minder zonlicht en
meer consumeren achterblijft ten opzichte
van de rest van het jaar?
Orthovitaal® is al meer dan 30 jaar leve-
rancier voor ál Uw vitamine- en voedings-
supplementen. Onze producten worden
geproduceerd conform HACCP- en/of
GMP kwaliteitsrichtlijnen en voldoen aan
de laatste EG wetgeving op dit vlak. Be-
zoek onze website en vind alles op het
gebied van gezondheid, lichaamsverzor-
ging en vitaliteit in de ruimste zin van het
woord. Voor al Uw persoonlijke vragen
staan wij U graag te woord en nemen de
tijd om samen met U te zoeken naar de
beste oplossing.
Bestel via onze website en maak kans op
een gratis “R” pakket bestaande uit:
- 1 pot Omega-3 visolie
- 1 pot Vitamine D3
- 1 pot Multi Energy
Meer informatieDr. Kolbach KliniekReinaartsingel 506218 AC [email protected]
Meer informatiewww.orthovitaal.nl
Meer informatieDiabetesvereniging Nederland Voluit leven met diabetes 033-463 05 [email protected] www.dvn.nl/zorgverzekeringen
Diabetes? 5 tips over uw zorgverzekeringDiabetesvereniging Nederland adviseert: kijk kritisch!
Mag ik volgend jaar mijn eigen bloedgluco-
semeter houden? Krijg ik de pedicure nog
vergoed? Dat zijn relevante vragen wanneer
u diabetes heeft. In 2014 gaat er veel veran-
deren op het gebied van zorgverzekeringen.
De hoogte van het eigen risico gaat omhoog,
het tarief van de basisverzekering gaat om-
laag, maar verzekeraars beperken de ver-
goedingen in het aanvullende pakket. Het is
verstandig goed te kijken naar uw zorgverze-
kering, zeker bij diabetes.
Keuzevrijheid“Diabetesvereniging Nederland (DVN) houdt
de ontwikkelingen rondom zorgverzekerin-
gen goed in de gaten”, legt directeur Olof
King uit. “De kwaliteit van de diabeteszorg is
voor ons het allerbelangrijkste. Keuzevrijheid
vinden we daarbinnen een groot goed voor
mensen met diabetes. Als zorgverzekeraars
die willen beperken, komen we in actie.” Di-
abetesvereniging Nederland raadt mensen
aan om kritisch te kijken naar het aanbod
van hun zorgverzekeraar voor 2014. Let voor-
al op welke diabeteshulpmiddelen u vergoed
krijgt, waar u behandeld wilt worden en wat u
aanvullend wilt verzekeren.
VoordeelDat dit geen eenvoudige klus is, geeft King
volmondig toe. Diabetesvereniging Neder-
land biedt daarom hulp. Op www.dvn.nl/
zorgverzekeringen vindt u informatie om te
gebruiken bij het kiezen van een geschikte
zorgverzekering. U kunt bijvoorbeeld uw hui-
dige zorgverzekering vergelijken met andere
aanbieders in de Zorgverzekeringvergelijker.
Daarnaast biedt DVN haar leden voordeel
via collectieve contracten met 7 grotere zorg-
verzekeraars. Wilt u overstappen naar een
nieuwe zorgverzekering, lees dan goed de
polisvoorwaarden door. En neem contact op
met de zorgverzekeraar als u vragen heeft.
BelangenbehartigingKomt u in het aanbod van zorgverzekerin-
gen negatieve veranderingen tegen voor
mensen met diabetes, meld deze dan bij het
Meldpunt Zorgverzekeringen op www.dvn.
nl/meldpunt. “Die meldingen kunnen wij ge-
bruiken in onze gesprekken met zorgverze-
keraars”, legt King uit. “Want bij veranderin-
gen in de zorg kun je natuurlijk niet om de
patiënt heen. Met uw ervaringen kunnen wij
nog beter de belangen behartigen van alle
mensen met diabetes!”