Handleiding Plug & Play 1 0 boek -...
Transcript of Handleiding Plug & Play 1 0 boek -...
Auteur: Leon J.A. van Perlo
Versie: 1.0
Datum: 27 oktober 2013
DINAMO Plug & Play
Handleiding
Slimme elektronica voor de miniatuurwereld
VPEB Van Perlo Elektronica
& BesturingstechniekVPEB Van Perlo Elektronica
& Besturingstechniek
Besturing van de miniatuurwereld Handleiding DINAMO Plug & Play
2013 Leon van Perlo versie 0.2 – 27 oktober 2013 Pag 2 van 28
Release beheer
Deze handleiding is van toepassing op de kit bestaande uit:
Module:
• RM-U Rev02
• TM44 Rev01
• OC32 Rev03/04
Firmware:
• RM-U BootLoader 1.0 / Firmware 1.11 (of later)
• TM44 Bootloader 1.0 / Firmware 1.00 (of later)
• OC32 Bootloader 1.0 / Firmware 0.0.2.3 (of later)
Software:
• DinamoConfig 1.10
• OC32Config 0.0.2.3.
Accessoires:
• RM-U SubD-RJ45 P&P converter
Voorwoord
Het Dinamo besturingssysteem is een veelzijdige oplossing voor het besturen van analoge
treinen, digitale treinen, digitale auto’s en alle bijbehorende accessoires op een
miniatuurwereld in schaal 1:87 (H0) tot 1:220 (Z) en alle tussenliggende schalen.
Toepassing van Dinamo bij grotere schalen is mogelijk, maar hiervoor kunnen beperkingen
gelden.
De veelzijdigheid van Dinamo leidt bij veel beginnende en minder elektronisch onderlegde
gebruikers tot verwarring. Om die reden heeft VPEB Dinamo Plug & Play uitgebracht, waarin
het aantal verschillende modules en de keuzemogelijkheden zijn teruggebracht en de
toepasbaarheid is vereenvoudigd. Dinamo P&P is i.t.t. Dinamo “Classic” NIET (goed) geschikt
voor toepassing in grotere schalen dan H0/00 (en dus primair bedoeld voor alles van H0 t/m
Z).
Deze handleiding beschrijft strikt het Dinamo P&P concept en de toepassing daarvan voor de
besturing van treinen op een voor de beginnende gebruiker zo eenduidig mogelijke wijze.
Dinamo P&P kan desgewenst worden aangevuld met alle overige modules van Dinamo
“Classic”. Tevens zijn andere keuzes, dan in deze handleiding genoemd, mogelijk. Deze vallen
echter buiten het bestek van deze handleiding. De gebruiker wordt geadviseerd hiervoor de
handleidingen van de individuele modules te raadplegen.
Ook al is de toepassing van Dinamo P&P aanzienlijk vereenvoudigd ten opzichte van de
“Classic” versie, voordat je dit gaat toepassen op je definitieve modelspoorbaan is het van
belang de principes te begrijpen en te snappen hoe je besturingssoftware en het Dinamo
systeem met elkaar samenwerken. Het maken van een proefopstelling blijkt hiervoor erg
nuttig te zijn. De meeste onderdelen zul je eenvoudig kunnen hergebruiken, dus behalve tijd
hoeft zo’n proefopstelling niet zo veel te kosten.
2013 Dit document, dan wel enige informatie hieruit, mag niet worden gekopieerd en/of verspreid,
geheel of gedeeltelijk, in welke vorm dan ook zonder uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de
oorspronkelijke auteur. Het maken van kopieën en afdrukken door gebruikers van Dinamo uitsluitend ten
behoeve van eigen gebruik is toegestaan.
Besturing van de miniatuurwereld Handleiding DINAMO Plug & Play
2013 Leon van Perlo versie 0.2 – 27 oktober 2013 Pag 3 van 28
INHOUD
1 Dinamo ...................................................................................................................4 1.1 Principe............................................................................................................4 1.2 Blokken en secties ............................................................................................4 1.3 Dinamo Plug & Play............................................................................................5
2 RM-U......................................................................................................................7 2.1 Aansluitingen....................................................................................................7 2.2 Voorbereiden van de RM-U voor Plug & Play.........................................................8 2.3 Communicatie, voeding en montage ....................................................................9 2.4 Aansluiten op de PC ........................................................................................10 2.5 Testen met DinamoConfig (Windows) ................................................................10
3 TM44 ...................................................................................................................12 3.1 Functies.........................................................................................................12 3.2 Opbouw van de module en locatie van aansluitingen en functies...........................12 3.3 Monteren .......................................................................................................12 3.4 Voeding aansluiten op de TM44........................................................................13 3.5 Capaciteit en keuze voeding .............................................................................14 3.6 Aansluitkabel(s) voeding...................................................................................14 3.7 Veiligheid........................................................................................................14 3.8 Blok aansluitingen op de TM44 .........................................................................15 3.9 Bekabeling van blokken.....................................................................................15
4 Communicatie tussen RM-U en TM44’s...................................................................17 4.1 Netwerk .........................................................................................................17 4.2 Adressering....................................................................................................18 4.3 Master/Slave ..................................................................................................19 4.4 Testen communicatie ......................................................................................19
5 OC32....................................................................................................................20 5.1 Voeding..........................................................................................................20 5.2 Netwerk .........................................................................................................20 5.3 Adressering....................................................................................................21 5.4 Configuratie....................................................................................................22
6 Wisselstraten .......................................................................................................23 6.1 Wissels voorzien van rijspanning.......................................................................23 6.2 Wisselstraten, blokscheidingen en sectiescheidingen .........................................23 6.3 Aanvullende blokken .........................................................................................24 6.4 Wisselstraten koppelen met relais....................................................................25
Besturing van de miniatuurwereld Handleiding DINAMO Plug & Play
2013 Leon van Perlo versie 0.2 – 27 oktober 2013 Pag 4 van 28
1 Dinamo
1.1 Principe
Het besturingsprincipe van Dinamo is afgeleid van de wijze waarop de treinenloop normaliter
wordt beveiligd: Door middel van een bloksysteem. Het bloksysteem houdt in dat de
spoorbaan wordt verdeeld in blokken. Een trein mag een blok pas inrijden als het vrij is. In elk
blok mag zich dus ook maar één trein tegelijk bevinden.
Bij Dinamo is de spoorbaan niet alleen beveiligingstechnisch verdeeld in blokken, maar heeft
elk blok ook zijn eigen elektrische aansturing. Aangezien zich in elk blok maximaal één trein
mag bevinden kan zo elke trein exact worden aangestuurd als voor die trein op dat moment
nodig is. Dat kan bij Dinamo zowel een analoge trein zijn als een digitale (DCC) trein.
Om vast te stellen op welke wijze elk blok moet worden aangestuurd, moet steeds bekend
zijn welke trein zich in het betreffende blok bevindt. Dit wordt in de praktijk gerealiseerd met
besturingssoftware op een PC, die nauwkeurig bijhoudt welke trein zich waar bevindt. De
besturingssoftware beveiligt zo niet alleen de treinenloop, maar zorgt ook voor de juiste en
meest natuurgetrouwe aansturing. Dinamo kan in theorie werken zonder PC, maar in de
praktijk is dat nagenoeg nooit het geval.
Voor de goede orde: Besturen met een PC betekent niet dat alles vanzelf gaat Het is prima
mogelijk om de spoorbaan met een PC te besturen en toch handmatig veel beslissingen te
nemen of zelfs treinen handmatig individueel te besturen. Bedenkt dat veel “digitale
centrales” die op de markt zijn feitelijk ook gespecialiseerde computers zijn met speciale
software. Bij Dinamo is dat niet veel anders, het is alleen geen speciaal kastje, maar een
willekeurige, normale PC met software.
Tussen 2 blokken kunnen eventueel wissels liggen, zodat een trein de keuze heeft naar welk
volgend blok hij rijdt. Beveiligingstechnisch maakt een wisselstraat (een verzameling wissels
die een trein van een blok naar een volgend blok leidt) nooit deel uit van een blok, elektrisch
kan dat eventueel wel het geval zijn (zie hoofdstuk 6).
In de werkelijke wereld wordt de overgang tussen 2 blokken in het algemeen beveiligd met
seinen. Seinen staan daarbij aan de uitgang van elk blok. Als het volgende blok vrij en
gereserveerd is voor de betreffende trein en de wisselstraat er naar toe veilig, wordt de
betreffende rijweg door het beveiligingssysteem vrijgegeven.
1.2 Blokken en secties
De blokken worden bij Dinamo individueel en symmetrisch aangestuurd. Symmetrisch wil
zeggen dat op beide spoorstaven een identieke, maar tegengestelde elektrische aansturing
plaats vindt. Er is dus geen spoorstaaf die aan “nul” of aarde ligt. Dientengevolge moet bij
Dinamo een blok elektrisch volledig geïsoleerd zijn van de aangrenzende blokken. Tussen 2
blokken zijn dus beide spoorstaven onderbroken.
Om de treinen op de spoorbaan te kunnen laten besturen met software op een PC is het
nodig dat de besturingssoftware weet waar de treinen zich bevinden. Meestal is het
onvoldoende om alleen te weten in welk blok een trein zich bevindt. Voor een goede besturing
is het ook nodig om te weten waar in een blok die trein zich bevindt. Om dat te bereiken
wordt een blok opgedeeld in secties. De precieze verdeling van blokken in secties hangt in
belangrijke mate af van de gebruikte besturingssoftware, dus voor details daarover zul je de
handleiding van je besturingssoftware moeten raadplegen.
Met Dinamo P&P heb je standaard 4 secties per blok beschikbaar. Deze hoef je niet allemaal
te gebruiken. In veel gevallen zul je aan 2 of 3 secties voldoende hebben. Om onderscheid te
Besturing van de miniatuurwereld Handleiding DINAMO Plug & Play
2013 Leon van Perlo versie 0.2 – 27 oktober 2013 Pag 5 van 28
kunnen maken tussen de secties dient tussen 2 secties binnen hetzelfde blok één van de
spoorstaven te zijn geïsoleerd.
Binnen een blok hebben we derhalve een niet-onderbroken spoorstaaf en een onderbroken
spoorstaaf. Aangezien we binnen een blok 2 richtingen op kunnen rijden en een digitaal (DCC)
signaal een blokvormige wisselspanning is, heeft het geen zin te praten over een plus en min
staaf. Binnen een Dinamo systeem spreken we daarom van een A-staaf en een B-staaf. De
A-staaf is doorlopend, de B-staaf is onderbroken tussen de secties. Binnen Dinamo wordt de
afspraak gehanteerd dat de “positieve rijrichting” in een blok de richting is met de A-staaf
aan de rechterkant. Voor de goede orde: het is niet nodig dat de “positieve rijrichting” de
richting is waarin de trein “normaliter” rijdt. Binnen Dinamo is elk blok bidirectioneel. De
keuze “positieve” en “negatieve” rijrichting is slechts een afspraak qua naamgeving. We
adviseren daarom de keuze van de spoorstaaf waar je de sectiescheidingen aanbrengt zo
eenduidig mogelijk te volgen en hierbij geen rekening te houden met de rijrichting.
Fig 1: Indeling van een blok bij Dinamo
1.3 Dinamo Plug & Play
Dinamo P&P bestaat uit slechts 3 verschillende modules, waarmee alle onderdelen van de
modelspoorbaan kunnen worden aangestuurd, waaronder analoge treinen, digitale treinen,
wissels, seinen en diverse accessoires.
De modules die onderdeel uitmaken van het Plug & Play concept zijn:
• RM-U: Deze module zorgt voor communicatie met de PC, communicatie met alle overige
modules en zorgt ervoor dat alle modules, voor zover nodig, synchroon (gelijktijdig) hun
werk doen
• TM44: Deze module zorgt voor de aansturing van treinen en het inlezen van de posities
van treinen door middel van stroomdetectie. Een TM44 kan 4 blokken aansturen en
treinen detecteren in 4 secties per blok. In één systeem kunnen maximaal 32 TM44
modules worden aangesloten voor een spoorbaan tot 128 blokken.
• OC32: Deze module zorgt voor de aansturing van wissels, seinen, ontkoppelaars,
spoorwegovergangen en alle andere zaken die je op de miniatuurwereld nodig hebt en een
aansturing behoeven. Eigenlijk alles, behalve de treinen zelf. In één systeem kunnen
maximaal 16 OC32 modules worden aangesloten voor in totaal 512 uitgangen.
Schematisch ziet de samenhang er als volgt uit:
Fig 2: Dinamo P&P Diagram
OM32
RM-U
OC32Voeding
TM51TM44 Treinen
Wissels
Seinen
Ontkoppelaars
Scenery…
A
B0 B1 B2 B3
blok Nblok N-1 blok N+1positieve rijrichting
A
B0 B1 B2 B3
blok Nblok N-1 blok N+1positieve rijrichting
Besturing van de miniatuurwereld Handleiding DINAMO Plug & Play
2013 Leon van Perlo versie 0.2 – 27 oktober 2013 Pag 6 van 28
De voeding is geen onderdeel van het Dinamo P&P programma en kan in principe elke goed
gestabiliseerde gelijkstroomvoeding met voldoende vermogen zijn. De keuze van de voeding
hangt in principe niet af van Dinamo, maar wat je met Dinamo wilt aansturen.
Aanwijzingen voor de keuze van een voeding om je treinen te voorzien van energie vind je
onder andere in paragraaf 3.5. De voeding voor accessoires kun je in veel gevallen uit
hetzelfde apparaat halen. In sommige gevallen kan het echter handig of verstandig zijn daar
een aparte voeding voor aan te schaffen.
Besturing van de miniatuurwereld Handleiding DINAMO Plug & Play
2013 Leon van Perlo versie 0.2 – 27 oktober 2013 Pag 7 van 28
2 RM-U
De RM-U vormt ‘het hart’ van een Dinamo Plug & Play besturingssysteem. Een Dinamo P&P
systeem kan gebruikt worden voor de besturing van analoge/digitale treinen, digitale auto’s
of een combinatie daarvan. Deze handleiding beperkt zich tot het besturen van treinen.
De RM-U kent op hoofdlijnen de volgende functies:
• Communicatie met PC via USB of RS232
• Aansturing van TM44 controllers voor de aansturing van treinen
• Aansturing van OC32 controllers voor de besturing van accessoires (lees: alles behalve
de treinen zelf)
Fig 3: RM-U
2.1 Aansluitingen
Op de RM-U vind je 4 aansluitingen (zie fig 4). In het Dinamo P&P concept gebruiken we er
hier slechts 2 van:
• De USB Interface voor communicatie met de PC
• De Multifunctionele Interface voor communicatie met de TM44 en OC32 modules
Fig 4: Aansluitingen communicatie
De RS232-poort en groene aansluiting voor de voeding worden bij P&P niet gebruikt. Deze
blijven dus leeg.
USB poort Multifunctionele
interface
USB poort Multifunctionele
interface
Besturing van de miniatuurwereld Handleiding DINAMO Plug & Play
2013 Leon van Perlo versie 0.2 – 27 oktober 2013 Pag 8 van 28
2.2 Voorbereiden van de RM-U voor Plug & Play
Standaard wordt de RM-U geleverd met USB, TTL, RS232 en RS485 interfaces. Binnen Plug
& Play gebruiken we alleen RS485 en USB. Om het aansluiten te vergemakkelijken gebruiken
we een SubD-naar RJ45 converter, zodat je alle aansluitingen tussen RM-U en TM44
modules met RJ45 standaardkabels kunt maken.
Als dat op jouw module nog niet gebeurd is, dien je de RM-U in te stellen in “Dinamo Plug &
Play mode”. Doe dit als volgt:
1. Zorg dat er in het 14 pins voetje, aangegeven in fig 5 met “TTL driver” geen IC geplaatst
is. Als daar een 74xx07 chip in zit, haal deze er dan uit. Je kunt dit eenvoudig doen door
een kleine, platte schroevendraaier tussen IC en voetje te drukken en het IC er
voorzichtig uit te wippen.
2. De MAX3082 chip voor RS485 communicatie moet in de bovenste positie zitten, zoals aangegeven in fig 5. Als de chip niet in deze positie zit, haal hem dan uit de RM-U. Je
kunt dit eenvoudig doen door een kleine, platte schroevendraaier tussen IC en voetje te
drukken en het IC er voorzichtig uit te wippen. Mochten de pootjes van het IC verbogen
zijn, buig deze dan weer voorzichtig in de juiste stand en prik het IC in de positie zoals
aangegeven in fig 5 met de inkeping in de aangegeven richting.
3. Zorg dat de communicatie-jumpers staan in positie S0-TER en S1-TER. S1-RPU en S1-TPU moeten dus leeg zijn.
4. Zorg dat de USB-PWR jumper geplaatst is.
Fig 5: Voorbereiding RM-U
RS485 driverin deze positie
Inkeping naarlinks
S0-TER geplaatst
S1-TER geplaatst
S1-RPU leegS1-TPU leeg
TTL driver
NIET geplaatst
USB-PWR
jumper geplaatst
RS485 driverin deze positie
Inkeping naarlinks
S0-TER geplaatst
S1-TER geplaatst
S1-RPU leegS1-TPU leeg
TTL driver
NIET geplaatst
USB-PWR
jumper geplaatst
Besturing van de miniatuurwereld Handleiding DINAMO Plug & Play
2013 Leon van Perlo versie 0.2 – 27 oktober 2013 Pag 9 van 28
Steek de sub-D naar RJ45 converter op de
multifunctionele interface van de RM-U en
schroef deze (hand)vast. Let op: Er is geen universele sub-D naar RJ45 standaard, dus
gebruik alleen een converter die door VPEB
geleverd is of een waarvan de leverancier
garandeert dat die 100% compatible is.
Fig 7: RM-U met SubD-RJ45 converter gemonteerd
2.3 Communicatie, voeding en montage
De RM-U kan op verschillende manieren communiceren met de besturings-PC. In deze
handleiding beperken we ons tot USB communicatie. Je PC moet dus voorzien zijn van een
USB aansluiting.
Bij gebruik van USB komt de voeding voor de RM-U uit de USB aansluiting van de PC. Er is
voor de RM-U dus geen aparte voeding nodig.
Communicatie met de TM44 en OC32 modules gebeurt via RS485 (waarover meer in
Hoofdstuk 4). RS485 is vrij ongevoelig voor stoorsignalen en de lengte van een RS485 bus
kan maximaal 1.200 meter bedragen. USB daarentegen kan een stuk minder goed tegen
stoorsignalen. Kies er daarom voor de RM-U zo dicht mogelijk bij de besturende PC te
plaatsen/monteren en houd de USB kabel zo kort mogelijk.
Schroef de RM-U bij voorkeur vast via de 4 montagegaten. Zorg daarbij dat de achterkant
van de print niet in aanraking komt met de ondergrond, zeker niet als die van metaal is.
Gebruik schroeven van maximaal 3mm en bij voorkeur afstandsbusjes om de RM-U vrij te
houden van de ondergrond.
Fig 6: SubD-RJ45 converter (2x)
Besturing van de miniatuurwereld Handleiding DINAMO Plug & Play
2013 Leon van Perlo versie 0.2 – 27 oktober 2013 Pag 10 van 28
2.4 Aansluiten op de PC
Om gebruik te maken van USB dient uiteraard je PC te zijn voorzien van een USB aansluiting.
Tevens moet je PC voorzien zijn van een stuurprogramma om te communiceren met de
RM-U. Bij Windows Vista, Windows 7 en Windows 8 wordt de RM-U normaliter automatisch
herkend en worden de juiste stuurprogramma’s geladen, mits je PC is verbonden met het
Internet.
Als je PC niet verbonden is met het Internet of als je een oudere versie van het
besturingssysteem gebruikt, moet je, vóórdat je de RM-U USB interface aansluit eerst de
juiste stuurprogramma’s installeren. Je kunt deze gratis downloaden van de website van
Future Technology Devices: www.ftdichip.com/Drivers/VCP.htm
Het gemakkelijkst werkt het als je de “setup executable for default VID and PID values” gebruikt. Je vindt de stuurprogramma’s ook op de Dinamo gebruikersgroep.
De FTDI stuurprogramma’s zijn geschikt vanaf Windows98. Een correcte werking onder
Windows95 wordt niet gegarandeerd. Naast Windows zijn er drivers beschikbaar voor Linux
en Mac OS-X
Nadat je je PC hebt voorzien van het juiste stuurprogramma (indien nodig) kun je de RM-U
aansluiten met een standaard USB A-B kabel. Gebruik er bij voorkeur een die geschikt is voor
USB2.0, omdat deze meestal beter zijn afgeschermd. Als het goed is wordt je RM-U
automatisch herkend en wordt er voor de RM-U een “virtuele com-poort” aangemaakt. Als
de PC verbinding heeft met de RM-U gaat de blauwe LED op de RM-U aan (tijdens installatie
zal deze LED een paar keer knipperen).
2.5 Testen met DinamoConfig (Windows)
Het testen of je RM-U correct is aangesloten en herkend wordt door de PC, kun je het best
doen met het DinamoConfig test –en configuratieprogramma. DinamoConfig kun je gratis
downloaden van de VPEB website (www.vpeb.nl) of de Dinamo gebruikersgroep
(www.dinamousers.net). Zorg dat je minimaal DinamoConfig 1.10 hebt.
Voor DinamoConfig is een aparte handleiding beschikbaar. Raadpleeg deze handleiding voor
installatie en gebruik van het programma anders dan hier beschreven. Hieronder vind je
slechts een beknopte samenvatting.
Start, nadat je het programma hebt
geïnstalleerd, DinamoConfig. Je ziet dan het
window van fig 8. Linksboven kun je de com-
poort selecteren waarmee DinamoConfig
communiceert met je Dinamo systeem. Klik
op het driehoekje naast het blauwe vakje en
selecteer de juiste com-poort. Bij USB kan
het soms lastig zijn te achterhalen op welke
com-poort je RM-U zit. Als dit zo is, kun je dit
als volgt achterhalen:
Verbreek de USB verbinding tussen de RM-U
en de PC. Wacht 5 seconden en klik op de
“Refresh” button. Kijk nu uit welke com-
poorten je kunt kiezen en onthoud dit, of
schrijf het op. Herstel de USB verbinding
tussen PC en RM-U. Wacht 10 seconden en
klik weer op “Refresh”. Kijk weer uit welke
com-poorten je kunt kiezen. De com-poort die
er nu is bij gekomen is de poort van je RM-U.
Fig 8: DinamoConfig 1.10
Besturing van de miniatuurwereld Handleiding DINAMO Plug & Play
2013 Leon van Perlo versie 0.2 – 27 oktober 2013 Pag 11 van 28
Selecteer de juiste com-poort en klik op de button “Status”. Je ziet dan ongeveer het
scherm van fig 9. Omdat je op dit moment nog geen Dinamo-modules op de RM-U hebt
aangesloten zal de status van alle modules “Not Found” zijn. Linksboven zie je echter de
“Protocol Version” en “System Version” van je RM-U. Dit is het teken dat je PC en RM-U
met elkaar communiceren. Als “System Status” “Fault” toont is dat geen reden je zorgen te
maken. Dit valt onder normaal gedrag.
Als “System Version” een oudere versie toont dan 1.10, actualiseer dan de firmware van
je RM-U, anders is een groot deel van deze handleiding niet van toepassing op jouw systeem.
Fig 9: DinamoConfig Status Window
Besturing van de miniatuurwereld Handleiding DINAMO Plug & Play
2013 Leon van Perlo versie 0.2 – 27 oktober 2013 Pag 12 van 28
3 TM44
3.1 Functies
De TM44 is ontwikkeld als
blokbesturingseenheid voor gebruik
binnen een Dinamo besturingssysteem
en heeft de volgende functies:
• Aansturing van 4 onafhankelijke
blokken in 2-rail uitvoering
• Bezetmelding door middel van stroomdetectie in 4 secties per blok
• Aansturing van treinen met pulsbreedtemodulatie (analoog)
• Aansturing van treinen via DCC (digitaal)
• Integrale HF verlichting voor analoge locs en treinen
De TM44 wordt uitsluitend geleverd als geassembleerde module.
De TM44 maakt deel uit van het Dinamo Plug & Play concept.
3.2 Opbouw van de module en locatie van aansluitingen en functies
Fig 11: Opbouw en functies TM44
3.3 Monteren
De TM44 is bedoeld om gemonteerd te worden achter of onder de miniatuurwereld. Het
best plaats je de TM44 in de buurt van de sporen die hij bestuurt. Het verdient aanbeveling
de kabellengte tussen TM44 en sporen te beperken tot 10 meter. Eventueel kun je er uit
praktische overwegingen voor kiezen een aantal TM44 bij elkaar te plaatsen.
Fig 10: TM44
Externe
LEDs
OC32aansluiting
VoedingBlok 0
Blok 1
Blok 2
Blok 3
Signaal LEDs
Power jumper Montagegat
Montagegat
Montagegat
Montagegat Dipswitches
RS485netwerk
Externe
LEDs
OC32aansluiting
VoedingBlok 0
Blok 1
Blok 2
Blok 3
Signaal LEDs
Power jumper Montagegat
Montagegat
Montagegat
Montagegat Dipswitches
RS485netwerk
Besturing van de miniatuurwereld Handleiding DINAMO Plug & Play
2013 Leon van Perlo versie 0.2 – 27 oktober 2013 Pag 13 van 28
De TM44 heeft 4 montagegaten (3mm). Monteer de TM44 bij voorkeur met afstandsbussen
(ca 10mm lengte) op een ondergrond, zodanig dat de achterzijde van de print de ondergrond
niet raakt. Dit is vooral van belang bij een metalen ondergrond! Houd er bij montage op een
metalen ondergrond rekening mee, dat de TM44 montagegaten verbonden zijn met het
0V/GND potentiaal op de module en dat de metalen ondergrond hier dientengevolge dan ook
mee verbonden wordt.
De TM44’s zijn ”stapelbaar” door afstandsbussen M3 x 30mm te gebruiken. Houd er bij
montage rekening mee dat de connectoren incl kabels nog kunnen worden ingestoken en dat
je ook nog bij de schakelaartjes op de zijkant kunt.
Fig 12: Montage meerdere TM44’s
3.4 Voeding aansluiten op de TM44
De TM44 dient te worden gevoed met gelijkspanning.
Voedingsspanning wordt aan de TM44 aangeboden via connector K1. Deze connector heeft 4
pinnen, waarvan bij P&P alleen pin 1 en 2 worden gebruikt. Pin 3 en 4 dus niet aansluiten!
(zie fig 13)
1. PWR: +12..20 Volt gelijkspanning Deze pin is bedoeld voor de rijspanning (Vrs) = het vermogen voor de treinen.
2. GND: Ground, Aarde, 0V of referentiepotentiaal, ofwel de “min” van de voeding(en)
Fig 13: Aansluiten voeding op TM44
PWR GND
Voeding
PWR GND
Voeding
Besturing van de miniatuurwereld Handleiding DINAMO Plug & Play
2013 Leon van Perlo versie 0.2 – 27 oktober 2013 Pag 14 van 28
Bij P&P dient de “Power Jumper” op de TM44
geplaatst te zijn. Normaliter zit die reeds standaard
op de module. De jumper zit achter de
voedingsconnector (zie fig 14)
3.5 Capaciteit en keuze voeding
De totale stroomvoorziening van “de baan” moet voldoende zijn om alle aanwezige treinen
van energie te voorzien. Als globale richtlijn kun je aannemen dat een H0 trein maximaal 1A
gebruikt. In schaal N is dat ongeveer de helft. Het verbruik hangt sterk af van de
eigenschappen van de treinen en bv of er verlichting in zit. Het verbruik van de elektronica
(TM44) zelf kun je verwaarlozen.
Voor de rijspanning (dus wat je aansluit op de PWR van de TM44), is een spanning tussen de
14V en 18V meestal een goede keuze. Voor een middelgrote baan adviseren we een voeding
van ongeveer 150W. In H0 kun je hiermee tot zo’n 10
gelijktijdig rijdende treinen voeden. In schaal N
waarschijnlijk meer dan 15.
De firma MeanWell levert interessante voedingen voor
een redelijke prijs. Voor gemiddeld gebruik adviseren we
de HRP150-15. Dit is een compacte 15V-10A
schakelende voeding, die volgens opgave instelbaar is
van 13,5V-18V (in de praktijk tussen 12,5V en 19,5V).
Kosten ca € 60.
Voor schaal Z kun je toe met een lagere spanning
(10..13V) en aanzienlijk minder vermogen. In dat geval
kun je beter kiezen voor een iets lichtere voeding.
3.6 Veiligheid
Het aansluiten van voedingen omvat het werken met 230V stroomvoorziening. Het werken
met dergelijke spanningen en vermogens is potentieel levensgevaarlijk en in sommige landen
wettelijk voorbehouden aan gediplomeerde professionals.
We kunnen in deze handleiding geen gedetailleerde voorschriften stellen voor alle mogelijke
situaties. Houd je aan de lokale wettelijke voorschriften, gebruik je gezonde verstand en als
je twijfelt en niet beschikt over de benodigde kennis, vraag advies aan iemand die je
voldoende deskundig acht of schakel een professional in.
3.7 Aansluitkabel(s) voeding
Het elektrisch vermogen dat de voeding levert aan de TM44’s onder “je baan” om je treinen
te laten rijden moet via koperdraden getransporteerd worden. Om voldoende stroom te
kunnen geleiden moeten deze draden voldoende dik zijn. In de volledige TM44 handleiding
vinden je een uitgebreide richtlijnen voor afstanden en draaddiktes. Hier volstaan we met de
volgende vuistregels, die in de meeste gevallen toereikend zijn:
• Gebruik liefst soepele draad (dus liefst geen draad met massieve kern), omdat
gevlochten draad betere hoogfrequent eigenschappen heeft.
• Bedraad zoveel mogelijk stervormig vanuit een centraal verdeelpunt bij de voeding.
• Houd de draden (Vrs en GND) bij elkaar. Voorkeur heeft dus één kabel met meerdere
aders.
Power jumperPower jumper
Fig 14: Power Jumper op de TM44
Fig 15: MeanWell HRP 150-15
Besturing van de miniatuurwereld Handleiding DINAMO Plug & Play
2013 Leon van Perlo versie 0.2 – 27 oktober 2013 Pag 15 van 28
• H0: Gebruik draad van minimaal 1,5mm2 doorsnede. Sluit daarop maximaal 4 TM44’s per
kabel aan met een maximale lengte van 3,5 meter. Moet je een grotere afstand
overbruggen, gebruik dan kabel van 2,5mm2 doorsnede en sluit daarop maximaal 4
TM44’s per kabel aan met een maximale lengte van 5 meter.
• N: Gebruik draad van minimaal 1,0mm2 doorsnede. Sluit daarop maximaal 4 TM44’s per
kabel aan met een maximale lengte van 3,5 meter. Moet je een grotere afstand
overbruggen, gebruik dan kabel van 1,5mm2 doorsnede en sluit daarop maximaal 4
TM44’s per kabel aan met een maximale lengte van 5 meter.
• Desgewenst kun je normaal elektriciteitssnoer gebruiken van voldoende doorsnede.
Markeer de uiteinden dan goed zodat je het nooit per-ongeluk op de 230V van je
huisinstallatie aansluit. Er is echter ook speciale kabel te koop voor gebruik in 12V
(halogeen) verlichtingsinstallaties in doorsnedes van bv 1,5mm2 tot 6mm
2. Tip: Hornbach
verkoopt het als “luidsprekersnoer” en is daar zeer betaalbaar. Als luidsprekersnoer
zouden wij het niet gebruiken, maar voor TM44 voeding is het goed geschikt. Dikker =
beter (in alle gevallen).
3.8 Blok aansluitingen op de TM44
Op de TM44 vind je aan één zijde 4 (schroef) connectoren voor de aansluiting van de blokken:
1 connector per blok. Elke connector heeft 5 aansluitingen. Eén voor de A-staaf en 4
aansluitingen voor de secties B0 t/m B3. Onderstaand vind je de pinbezetting en positie van
de connectoren.
Fig 16: Aansluiting blokken op de TM44
3.9 Bekabeling van blokken
De bekabeling waarmee de blokken op de TM44 zijn aangesloten transporteert de energie
van de TM44 naar de rails om de trein te laten rijden en de overige functies van de trein te
laten werken. De bedrading dient daarom voldoende dik te zijn om de benodigde stroom te
kunnen geleiden. Dunne draad leidt tot spanningsverlies en mogelijk minder constant
rijgedrag van de treinen. Bij digitale treinen kan (veel) te dunne bedrading ook leiden tot
slechte ontvangst door de decoder in de trein en vreemd rijgedrag.
Aangezien de TM44 ontworpen is om zo dicht mogelijk bij de sporen te worden gemonteerd
kun je de bedrading TM44-spoor relatief kort houden. In dat geval is de dikte niet van heel
groot belang. In het algemeen geldt dat standaard 0,14mm2 modelbouwdraad wat aan de
dunne kant is. Gebruik bij voorkeur draad met een minimale doorsnede van ca 0,2mm2. Is de
draadlengte tussen TM44 en het spoor langer dan ca 4 meter, gebruik dan liever een
grotere doorsnede. 0,5mm2 is in de praktijk toereikend gebleken voor afstanden to ca 10
meter.
Om stoorsignalen (zowel het genereren als het ontvangen daarvan) zoveel mogelijk te
vermijden verdient het aanbeveling de draden van hetzelfde blok zoveel mogelijk bij elkaar te
bundelen. Een kabel per blok met meerdere aders per kabel is een goede optie.
blok 0
A B0 B1 B2 B3
blok 1
A B0 B1 B2 B3
blok 2
A B0 B1 B2 B3
blok 3
A B0 B1 B2 B3
blok 0
A B0 B1 B2 B3
blok 1
A B0 B1 B2 B3
blok 2
A B0 B1 B2 B3
blok 3
A B0 B1 B2 B3
Besturing van de miniatuurwereld Handleiding DINAMO Plug & Play
2013 Leon van Perlo versie 0.2 – 27 oktober 2013 Pag 16 van 28
Als de lengtes niet langer zijn dan ca 4 meter is UTP LAN kabel (8 aderig) geschikt. De
kwaliteit (cat3, 5, 6) is niet van belang. UTP LAN kabel heeft normaliter een doorsnede van
ca 24AWG (VS aanduiding) hetgeen overeenkomt met ca 0,2mm2. De aders in deze kabel zijn
paarsgewijs getwist (in elkaar gedraaid), steeds een witte met een gekleurde ader.
Het beste kun je aan het uiteinde dat je aan sluit op de TM44 alle witte aders strippen, in
elkaar draaien en gezamenlijk in de A-aansluiting steken. De individuele kleuren (blauw, oranje,
groen, bruin) gebruik je als B0..B3.
Aan de kant van het spoor sluit je de kleuren blauw, oranje, groen en bruin aan op de B-staaf
van de betreffende sectie. Idealiter sluit je de bijbehorende witte ader (van het betreffende
paar) aan tegenoverliggende zijde van het spoor aan op de A-staaf. Op die manier krijg je op
meerdere plaatsen een aansluiting op het spoor, dat problemen met (op de duur) loszittende
raillasjes vermindert. Op deze wijze kun je per kabel een blok aansluiten tot 4 secties.
Heb je slechts 2 secties, dan kun je eventueel per sectie 2 gekleurde aders parallel
gebruiken, zodat je een betere stroomgeleiding hebt.
Een alternatief is het gebruik van elk aderpaar als afzonderlijke draad. Draai elk paar
(kleur+wit) aan beide uiteinden in elkaar. Je hebt dan per saldo 4 aders per kabel met een
doorsnede van ca 0,4mm2 elk. Je kunt dan maximaal 3 secties aansluiten.
De beste manier om draad aan een spoorstaaf te krijgen is solderen aan de buitenzijde of
onderzijde van de spoorstaaf. Solderen aan de onderzijde gaat normaliter alleen als het
spoor nog niet gelegd is. Het voordeel van aansluiten aan de onderzijde is dat het
onzichtbaar is (als je het goed doet). Het nadeel is echter dat het niet onderhoudbaar is. Als
de draad ooit afbreekt van de spoorstaaf krijg je hem er niet meer aan onderzijde aan.
Besturing van de miniatuurwereld Handleiding DINAMO Plug & Play
2013 Leon van Perlo versie 0.2 – 27 oktober 2013 Pag 17 van 28
4 Communicatie tussen RM-U en TM44’s
4.1 Netwerk
Op de TM44 vind je twee RJ45
connectoren voor het RS485 netwerk
tussen RM-U en TM44’s (fig 17).
Dit netwerk kun je eenvoudig maken met
RJ45 UTP (unshielded twisted pair)
netwerkkabels, te koop in elke winkel die
computers en of netwerkcomponenten
levert. De “kwaliteit” van de kabel is, zeker voor de gangbare afstanden bij een
modelspoorbaan, onbelangrijk. Dus Cat3, Cat5, Cat5e, Cat6 of helemaal geen Cat, het werlt
in principe allemaal, zolang de RJ45 connectoren maar goed gemonteerd zijn en tenminste
de binnenste 6 pinnen 1 op 1 verbonden.
De lengte van de kabels is niet cruciaal, maar maak ze niet veel langer dan redelijkerwijs
nodig, al is het alleen maar om de installatie overzichtelijk te houden.
Steek een kabel in de RJ45 aansluiting van de P&P converter en verbindt die met een van de
RJ45 aansluitingen op de dichtstbijzijnde TM44 onder je modelspoorbaan. Steek een andere
kabel in de andere RJ45 aansluiting van die TM44 en verbind die met de eerstvolgende.
Herhaal dit tot de laatste TM44. Schematisch ziet het er dan uit zoals in fig 18.
Fig 18: Schematisch overzicht RM-U – TM44 netwerk
Netwerk
Fig 17: Netwerkaansluitingen op de TM44
RM-U
TM44
TM44
TM44
TM44
S7 & S8 ON
S7 & S8 OFF
S7 & S8 OFF
S7 & S8 OFF
RM-U
TM44
TM44
TM44
TM44
S7 & S8 ON
S7 & S8 OFF
S7 & S8 OFF
S7 & S8 OFF
Besturing van de miniatuurwereld Handleiding DINAMO Plug & Play
2013 Leon van Perlo versie 0.2 – 27 oktober 2013 Pag 18 van 28
Op de TM44 vind je een bankje met “dipswitches” (zie fig
19). De schakelaars 7 en 8 op alle TM44’s moeten in de
stand “Off” staan, behalve op de laatste TM44 in het
netwerk. Op de laatste TM44 moeten de schakelaars in
de stand “On” staan (zie ook fig 18).
4.2 Adressering
Elke TM44 heeft een uniek adres nodig. Een TM44 heeft een module-adres (0..15) en een
subadres (0/1). Een TM44 met subadres 1 kan alleen bestaan als er een TM44 met
subadres 0 op hetzelfde module-adres bestaat. Bevindt zich op een module-adres slechts
één TM44, dan heeft deze dus altijd subadres 0. Het module/subadres wordt ingesteld met
dipwsitches 1..5
Adres S1 S2 S3 S4 S5 Adres S1 S2 S3 S4 S5
0.0 On On On On On 0.1 Off On On On On
1.0 On Off On On On 1.1 Off Off On On On
2.0 On On Off On On 2.1 Off On Off On On
3.0 On Off Off On On 3.1 Off Off Off On On
4.0 On On On Off On 4.1 Off On On Off On
5.0 On Off On Off On 5.1 Off Off On Off On
6.0 On On Off Off On 6.1 Off On Off Off On
7.0 On Off Off Off On 7.1 Off Off Off Off On
8.0 On On On On Off 8.1 Off On On On Off
9.0 On Off On On Off 9.1 Off Off On On Off
10.0 On On Off On Off 10.1 Off On Off On Off
11.0 On Off Off On Off 11.1 Off Off Off On Off
12.0 On On On Off Off 12.1 Off On On Off Off
13.0 On Off On Off Off 13.1 Off Off On Off Off
14.0 On On Off Off Off 14.1 Off On Off Off Off
15.0 On Off Off Off Off 15.1 Off Off Off Off Off
Tabel 1: Adressering TM44
Het TM44 module/subadres bepaalt via welk bloknummer de blokken aanstuurbaar zijn vanuit
je besturingsprogramma en welke bezetmelders worden gerapporteerd bij het bezet worden
van een sectie. Per TM44 zijn de bezetmelders als volgt genummerd:
Sectie Nummer Sectie Nummer Sectie Nummer Sectie Nummer
0b0 0 1b0 4 2b0 8 3b0 12
0b1 1 1b1 5 2b1 9 3b1 13
0b2 2 1b2 6 2b2 10 3b2 14
0b3 3 1b3 7 2b3 11 3b3 15
Tabel 2: TM44 Blok –en bezetmelder nummering
Voor het besturingsprogramma gelden de volgende blok –en bezetmeldernummers:
• Bloknummer = Moduleadres x 8 + subadres x 4 + bloknummer (0..3)
• Bezetmelder = Moduleadres x 128 + subadres x 64 + sectienummer (0..15)
Let op: Bij veel besturingsprogramma’s wordt er steeds 1 opgeteld bij de door Dinamo gehanteerde blok-, sectie-, en modulenummers.
Fig19: TM44 Dipswitches
Besturing van de miniatuurwereld Handleiding DINAMO Plug & Play
2013 Leon van Perlo versie 0.2 – 27 oktober 2013 Pag 19 van 28
4.3 Master/Slave
De TM44’s dienen onderling exact “in de pas” te lopen om te voorkomen dat bij het passeren
van een trein tussen 2 blokken een kortsluiting ontstaat. Er dient daarom één module te zijn
die “de maat” aangeeft (Master) en de rest volgt (Slave). Dipswitch 6 bepaalt of de module
zich gedraagt als “Master” of “Slave”. Er moet in één systeem exact één Master zijn. Indien
er geen duidelijke reden is hiervan af te wijken, kies dan module 0.0 as Master.
• S6 ON = Master
• S6 OFF= Slave
4.4 Testen communicatie
Nu je de TM44’s hebt aangesloten kun je testen of ze ook correct worden gezien door de
RM-U. Als je het systeem (de voeding) en de RM-U aanzet zal de RM-U beginnen met zoeken
naar aangesloten modules. Dit zoekproces duurt tussen de 3 en 10 seconden, afhankelijk
van de grootte van je systeem (lees: het aantal TM44 modules). Hoe groter je systeem, hoe
sneller het gaat. Tijdens het zoeken zal de gele Tx1 LED op de RM-U knipperen en zullen de
oranje LEDs op je TM44’s af en toe aanflitsen.
Als het zoekproces klaar is gaat de gele Tx1 LED op de RM-U permanent aan en zullen de
oranje LEDs op de TM44’s constant branden of snel knipperen.
Je kunt nu de test van paragraaf 2.5 herhalen. Als het goed is zal het statuswindow nu per
aangesloten TM-module het type (TM44) de status en het versienummer weergeven.
Besturing van de miniatuurwereld Handleiding DINAMO Plug & Play
2013 Leon van Perlo versie 0.2 – 27 oktober 2013 Pag 20 van 28
5 OC32
De OC32 kan gebruikt worden voor de
aansturing van alle accessoires rondom de
modelspoorbaan en daarnaast een groot
aantal andere toepassingen. Het is
onmogelijk om in deze handleiding alle
mogelijkheden te behandelen of zelfs maar
een relevant gedeelte daarvan. Daarom
beperken we ons hier tot de beschrijving
hoe de OC32 (enkelvoud of meervoud) het
gemakkelijkst in een Dinamo P&P systeem
kan worden opgenomen. Voor gebruik en
configuratie verwijzen we naar de OC32
handleiding.
5.1 Voeding
De voeding van de OC32 en de door de OC32 aangestuurde apparaten kun je betrekken uit
dezelfde voeding als je gebruikt voor je treinen (lees: de TM44), of je kiest ervoor hiervoor
een of meerdere aparte voedingen te gebruiken. De keuze hangt af van de optimale spanning
die je nodig hebt voor de accessoires die je aanstuurt.
Als je meerdere voedingen gebruikt, zorg er dan altijd voor dat de negatieve polen van de
voedingen (dus de “minnen” of de 0V aansluitingen) met elkaar verbonden zijn.
De voeding voor de OC32 en aangesloten apparaten moet altijd een positieve gelijkspanning
zijn! De meeste onderdelen die volgens de fabrikant gevoed dienen te worden met
wisselspanning kun je zonder bezwaar ook met gelijkspanning voeden. Heb je apparaten die
per-se gevoed moeten worden met een wisselspanning, gebruik dan een relais.
De voeding voor de OC32 sluit je aan op pin 1 (+) en 2 (-) van de 4-polige clipterminal. Zie
fig 21. Onderstaand plaatje is een foto van de “Full” versie. Bij de standaarduitvoering tref je
de 8 en 2 polige clipterminals (links) niet aan.
Fig 21: Voeding aansluiten op de OC32
5.2 Netwerk
Het gemakkelijkst kun je de OC32 aansluiten op het RS485 netwerk via de dichtstbijzijnde
TM44. Op de TM44 vind je een 5-polige netwerkaansluiting met bijbehorende connector (fig
23). Op de OC32 zit een 3-polige netwerkaansluiting met bijbehorende connector (fig 22).
Maak een 2-aderig kabeltje door de pinnen 1 en 2 van beide connectoren 1 op 1 met elkaar
te verbinden, dus pin 1 aan pin 1 en pin 2 aan pin 2 (zie fig 24).
Let op: Het kabeltje mag niet langer zijn dan 1 meter!
PWR GND
Voeding
PWR GND
Voeding
Fig 20: OC32
Besturing van de miniatuurwereld Handleiding DINAMO Plug & Play
2013 Leon van Perlo versie 0.2 – 27 oktober 2013 Pag 21 van 28
De aderdikte van de gebruikte draad is niet van cruciaal belang.
Standaard modelbouwdraad van 0,14mm2 voldoet. Draai bij
gebruik van losse draadjes beide aders bij voorkeur om elkaar of
gebruik een kabeltje waarbij beide aders reeds getwist of
gebundeld zijn, zoals een stuk(je) UTP netwerkkabel.
Verbind de OC32 met de dichtstbijzijde TM44 door beide
connectoren in de betreffende modules te steken.
Als je meerdere OC32’s op of nabij dezelfde plek wilt aansluiten kun je de aansluitingen
eenvoudigweg doorlussen of kun je een splitsing in het kabeltje maken. Formeel mag dit niet
volgens de RS485 standaard, maar zolang je zorgt dat de lengte van het kabeltje onder de 1
meter blijft valt het ruimschoots binnen de speelruimte die het protocol accepteert.
5.3 Adressering
Evenals de TM44 moet elke OC32 in het netwerk een uniek adres hebben. Er kunnen
maximaal 16 OC32 modules worden aangesloten. Het adres van de OC32 wordt ingesteld
met de dipswitches op de OC32.
Adres S1 S2 S3 S4 Adres S1 S2 S3 S4
0 On On On On 8 On On On Off
1 Off On On On 9 Off On On Off
2 On Off On On 10 On Off On Off
3 Off Off On On 11 Off Off On Off
4 On On Off On 12 On On Off Off
5 Off On Off On 13 Off On Off Off
6 On Off Off On 14 On Off Off Off
7 Off Off Off On 15 Off Off Off Off
Tabel 3: Adressering OC32
NetwerkNetwerk
NetwerkNetwerk
Fig 22:
Netwerkaansluiting op de OC32
Fig 23:
Netwerkaansluiting op de TM44
Fig 24: Kabeltje TM44-OC32
Besturing van de miniatuurwereld Handleiding DINAMO Plug & Play
2013 Leon van Perlo versie 0.2 – 27 oktober 2013 Pag 22 van 28
5.4 Configuratie
De OC32 kan via het netwerk geconfigureerd worden met OC32Config. Gebruik minimaal
OC32Config 0.0.2.3c. OC32Config communiceert via de RM-U met de aangesloten OC32
modules. Het is daarom van belang dat er geen ander programma communiceert met de RM-
U als je OC32Config gebruikt. Sluit dus programma’s als DinamoConfig, Koploper en/of iTrain
voor de zekerheid af.
Start OC32Config en kies de (virtuele) com-poort waarop de RM-U is aangesloten. Dat is
dus dezelfde als waarmee je DinamoConfig liet communiceren in paragraaf 2.5.
Klik in OC32Config nu op de button “Transparent Mode” (bovenaan). Als het goed is gaan nu
op de RM-U alle LEDs aan en een voor een uit. Uiteindelijk blijft de rode LED knipperen. Dit is
het teken dat de RM-U in transparante modus staat en dat je je OC32’s kunt configureren
en testen met OC32Config.
Je kunt nu alle configuratiehandelingen uitvoeren, zoals beschreven in de OC32 handleiding.
Als je daarmee klaar bent dien je de RM-U uit transparante modus te halen. Dit kan het
gemakkelijkst RM-U even uit en aan te zetten, bijvoorbeeld door de USB kabel even los te
maken en weer in te steken.
Besturing van de miniatuurwereld Handleiding DINAMO Plug & Play
2013 Leon van Perlo versie 0.2 – 27 oktober 2013 Pag 23 van 28
6 Wisselstraten
6.1 Wissels voorzien van rijspanning
Zoals aangegeven in paragraaf 1.1 zijn wissels en wisselstraten geen onderdeel van een blok.
De railstaven op een wissel moeten echter wel van stroom worden voorzien om er een trein
overheen te laten rijden. Bij een Dinamo systeem wordt een wissel daarom elektrisch
gekoppeld aan een aangrenzend blok indien de wissel alleen bereden kan worden van of naar
dat blok. Bijvoorbeeld:
Fig 25: Wissels koppelen aan een aangrenzend blok
W1 kan alleen bereden worden van en naar blok 2. Het is dus toegestaan de spoorstaven van
W1 elektrisch te koppelen aan blok 2. Evenzo kan W2 alleen bereden worden van en naar blok
3. Het is dus toegestaan de spoorstaven van W2 elektrisch te koppelen aan blok 3.
Vuistregel: Aan de scherpe kant van een wissel (daar waar de wisseltongen tegen de spoorstaaf drukken) ligt nooit een elektrische blokscheiding.
Ook als er meerdere wissels achter elkaar liggen geldt bovenstaande vuistregel. Kijk maar
eens naar het voorbeeld in fig 26:
Fig 26: Meerdere wissels achter elkaar
W1, W2 en W3 kunnen allemaal alleen bereden worden van en naar blok 1. Ze zijn dus
elektrisch allemaal gekoppeld aan blok 1.
6.2 Wisselstraten, blokscheidingen en sectiescheidingen
De exacte plaats waar je de blokscheiding maakt is voor Dinamo niet van groot belang, maar
het kan wel van belang zijn voor je besturingssoftware. Lees daarom ook de handleiding van
je besturingssoftware en/of maak een proefopstelling voordat je hiermee in je definitieve
spoorbaan aan de slag gaat. Bedenk dat een blokscheiding per definitie ook meteen een
sectiescheiding is en dus een manier voor de software om te bepalen waar een trein zich
bevindt. We noemen hier 2 aandachtspunten:
1. Als je rijdt met “volledige detectie”, dat wil zeggen als alle wielstellen stroom afnemen, dan kan je software, als deze dat ondersteunt, “zien” in welk blok en welke sectie iets
aanwezig is. Zo kan je software bijvoorbeeld “zien” dat een wisselstraat volledig vrij is
voordat deze gereserveerd wordt voor een nieuwe trein. In dat geval is het van belang
dat “volledig vrij” ook in de praktijk echt zo is en niet dat er nog een stukje trein over de
wissel steekt. Houd daarom altijd enige afstand tussen de blokscheiding en de
aangrenzende wissel, zoals ook te zien is in fig 25. De plaats waar in het echte
spoorbedrijf de “vrijbalk” zou liggen is een goede plek voor de blokscheiding.
Ook als je niet rijdt met volledige detectie of als je software dat niet ondersteunt is het
blok 2
blok 3
blok 1
blok 4
W1W2
blok 2
blok 3
blok 1
blok 4
W1W2
blok 2
blok 1 W3W2W1
blok 3
blok 4
blok 5
blok 2
blok 1 W3W2W1
blok 3
blok 4
blok 5
Besturing van de miniatuurwereld Handleiding DINAMO Plug & Play
2013 Leon van Perlo versie 0.2 – 27 oktober 2013 Pag 24 van 28
handig bovenstaande stelregel aan te houden. Wat nu nog niet zo is kan nog komen. Het
aanpassen van wensen en software is meestal vrij gemakkelijk te doen, het later
aanpassen van je spoorbaan kan een stuk lastiger zijn.
2. Maak secties niet te kort. Dinamo is door de elektrische bouw van de detector in staat om zelfs op de kortst denkbare secties een melding te genereren, maar dan moet er wel
iets zijn om te detecteren. Sommige locs hebben wielstellen met rubber bandjes. Zo’n
wielstel zal geen detectie veroorzaken. Rijdt zo’n loc met het geïsoleerde wielstel voor,
dan zal pas het achterste wielstel een melding genereren. Als de sectie die een melding
moet genereren om de trein te laten stoppen voor een sein slechts een paar cm voor dat
sein begint, dan zal de neus van de trein dus al ruim voorbij het sein staan, of erger,
reeds in de wisselstraat erachter steken.
Houd er tevens rekening mee dat een melding eerst van het Dinamo systeem naar de PC
gaat, de software op de PC dit moet verwerken en vervolgens een commando moet
sturen naar Dinamo, die dat vervolgens moet verwerken. Als het een digitale trein
betreft moet er ook nog een instructie naar de decoder in de trein, waarvan de wielen
misschien net even geen goed contact maken zodat de decoder het eerste
informatiepakketje mist. Ook al gaat het voorgaande allemaal snel, het kost even tijd en
ook de trein zelf heeft door zijn eigen massa enige tijd nodig om te kunnen reageren.
Bouw het allemaal niet te kritisch qua lengtes en afstanden.
Aangezien een wissel beveiligingstechnisch geen onderdeel van een blok vormt, is het aan te
bevelen om van een wissel(straat) die gevoed wordt uit een aangrenzend blok een aparte
sectie te maken. Als je software het ondersteunt kan deze hierdoor zien of een trein in het
blok zelf staat of in de wisselstraat die gevoed wordt uit dat blok. In de meeste gevallen heb
je voldoende secties beschikbaar om dat te doen.
Fig 27: Gekoppelde wissels in een aparte sectie
6.3 Aanvullende blokken
In sommige gevallen kan een wissel niet alleen bereden worden van of naar een bepaald
aangrenzend blok. Dit is bij voorbeeld het geval bij een Engelse wissel:
Fig 28: Engelse wissel
In bovenstaand voorbeeld kan W1 bereden worden van blok 1 naar blok 2, maar ook van blok
3 naar blok 4. Er is dus geen mogelijkheid om de spoorstaven van W1 te voeden uit één van
de aangrenzende blokken. Er zijn 2 oplossingen voor dit probleem:
1. Maak van W1 een apart pseudo-blok. Aangezien een wisselstraat geen blok kan zijn is het
geen echt blok, maar een stukje spoor dat apart wordt aangestuurd alsof het een apart
blok is. In Koploper wordt dit een “aanvullende blokkaart” genoemd.
2. Gebruik een relais met 2 omschakelcontacten om de spoorstaven van W1 afhankelijk van de gekozen rijweg aan een van de aangrenzende blokken te koppelen. Zie paragraaf 6.4. In
blok 2
blok 3
blok 1
blok 4
sectie 1.2 sectie 2.0
sectie 3.3sectie 3.2 sectie 4.0
sectie 2.1 sectie 2.2
sectie 4.1
sectie 1.1
sectie 3.1
blok 2
blok 3
blok 1
blok 4
sectie 1.2 sectie 2.0
sectie 3.3sectie 3.2 sectie 4.0
sectie 2.1 sectie 2.2
sectie 4.1
sectie 1.1
sectie 3.1
blok 3
blok 1
blok 4
W1 blok 2
blok 3
blok 1
blok 4
W1 blok 2
Besturing van de miniatuurwereld Handleiding DINAMO Plug & Play
2013 Leon van Perlo versie 0.2 – 27 oktober 2013 Pag 25 van 28
bovenstaand voorbeeld van fig.28 kun je W1 koppelen aan blok 1 of blok 2, want in alle
gevallen maakt één van die 2 blokken deel uit van de route waarover de trein rijdt.
6.4 Wisselstraten koppelen met relais
In paragraaf 6.3 hebben we vermeld dat het soms nodig is een (deel van een) wisselstraat
apart te voorzien van rijspanning. Als je dat niet wilt doen met een extra blok-uitgang of niet
kunt doen omdat bv je software dat niet ondersteunt, kun je dit oplossen met een relais,
aangestuurd door een OC32 uitgang. Omdat het hier de overbrugging van een wisselstraat
betreft heeft de oplossing met een relais besturingstechnisch geen nadeel, behalve dat het
een extra elektromechanisch component vergt (het relais) en iets lastiger is om aan te
sluiten.
We nemen nogmaals het voorbeeld van paragraaf 6.3, de Engelse wissel. Om de rijspanning
voor de wissel te kunnen schakelen heb je een relais nodig. Dit moet een relais zijn met twee
omschakelcontacten. Per contact heb je op het relais 3 aansluitingen: C (common), B
(break) en M (make). Als het relais niet bekrachtigd is, is C verbonden met B en is M
geïsoleerd, als het relais wel bekrachtigd is, wordt C verbonden met M en is B geïsoleerd.
Naast de 2 x 3 contacten heb je op het relais nog 2 aansluitingen voor de spoel van het
relais. De spoel zorgt voor het bekrachtigen van het relais. Soms tref je hier verschil in +
(plus) en – (min) pool aan, maar meestal maakt het niet uit hoe je de spoel aan sluit.
De spoel van het relais sluit je aan op een OC32 uitgang met sink-driver. In onderstaande
fig 29 zijn de beide “C” contacten verbonden met de A en B staaf van de wissel W1. De “B”
contacten zijn verbonden met de A en B3 aansluitingen van blok 1. De “M” contacten zijn
verbonden met de A en B3 aansluitingen van blok 3. We gaan er van uit dat de secties B3
van de blokken 1 en 3 niet in gebruik zijn bij het blok zelf.
Als je alles hebt aangesloten volgens fig 29 moet je in de besturingssoftware nog instellen
wanneer het relais (de OC32 uitgang) geactiveerd moet worden. Bij een rijweg van en naar
blok 1 moet het relais niet bekrachtigd zijn. Bij een rijweg van en naar blok 3 moet het relais wel bekrachtigd zijn.
Fig 29: Wissel koppelen met een relais
Relais voor deze toepassing zijn te koop in de elektronica handel. Een model dat
gespecificeerd is voor het schakelen van 1A per contact voldoet. Daarnaast bieden onze
partners kant-en-klare printjes aan waar één of meer relais op zitten en die voorzien zijn van
stekkers of schroefterminals voor een gemakkelijke aansluiting. Vaak zit er ook nog een
LEDje op, waaraan je kunt zien of het relais bekrachtigd is. Niet noodzakelijk, maar soms wel
handig bij het foutzoeken.
1A
3B23B1
1B1 1B2
blok 3
blok 1
blok 4
W1 blok 2
M C B
M C B
+
-
3A
3B31B3
1A
3A
TM44OC32
Vp
OC32 uitgang, sink driver1A
3B23B1
1B1 1B2
blok 3
blok 1
blok 4
W1 blok 2
M C B
M C B
+
-
M C B
M C B
+
-
3A
3B31B3
1A
3A
TM44OC32
Vp
OC32 uitgang, sink driver
Besturing van de miniatuurwereld Handleiding DINAMO Plug & Play
2013 Leon van Perlo versie 0.2 – 27 oktober 2013 Pag 26 van 28
Deze pagina is opzettelijk leeg
Besturing van de miniatuurwereld Handleiding DINAMO Plug & Play
2013 Leon van Perlo versie 0.2 – 27 oktober 2013 Pag 27 van 28
Deze pagina is opzettelijk leeg
Besturing van de miniatuurwereld Handleiding DINAMO Plug & Play
2013 Leon van Perlo versie 0.2 – 27 oktober 2013 Pag 28 van 28
Deze pagina is opzettelijk leeg