Handelingen 17 - Paulus als apologeet (Antwoorden)
-
Upload
michel-pauw -
Category
Documents
-
view
215 -
download
0
description
Transcript of Handelingen 17 - Paulus als apologeet (Antwoorden)
Antwoorden bij de Bijbelstudievragen
Vragen bij vs. 16-21
1. Hoe komt Paulus tot zijn preek op de Areopagus?
a. Welke aanleiding had Paulus? De aanleiding tot het gebeuren in Athene is 3-ledig:
- Paulus trekt de Griekse wereld door om het evangelie te prediken, als zodanig kwam hij
ook in Athene, nadat hij uit Thessalonica en Berea was weggejaagd
- Paulus liep – om zijn tijd te doden (!) – door de stad, waar hij kennis nam van de
overdreven (af)godsdienstigheid van de Atheners. Hij kon dat niet verkroppen, sterker
nog: hij werd heilig verontwaardigd over wat hij allemaal zag. De stad is immers
kateivdwlon: IJdelheidskermis. (N.B. Paulus gaat het debat aan, Bunyan’s Christen stopt
z’n oren dicht!)
- (directe aanleiding tot de rede): Paulus gaat in discussie met de inwoners van de stad.
Dit leidt tot de nieuwsgierigheid waarmee men hem naar de Areopagus brengt.
b. Onder welke omstandigheden (s)preekt hij? (denk m.n. aan het soort publiek en de
houding van dat publiek) Plaats: in het algemeen in een stad en cultuur vol filosofische discussies en vol afgoderij;
allereerst debatteert hij op de markt, op de ontmoetingsplaatsen met het volk, met iedereen die
hem maar tegenkomt (tou;~ paratugcavnonta~: met elke voorbijganger); vervolgens ook op
de Areopagus (wat het ook is)1
Soort publiek: allerlei, wie hij maar tegenkomt: filosofen, marktlieden, geïnteresseerden,
nieuwsgierigen, hooggeplaatsten (Dionysius de Areopagiet). De houding van het publiek is
allereerst nieuwsgierig, verder ook redelijk welwillend, maar tegelijkertijd terughoudend in het
overnemen van Paulus’ boodschap
c. Hoe heeft Paulus zich op zijn preek voorbereid? Strikt genomen heeft hij zich niet voorbereid, want hij werd maar zo van de markt geplukt.
Indirect is hij natuurlijk wel voorbereid door zijn waarnemingen en discussies in de stad en op
de markt. Hij discussieerde continu met Joden én heidenen (let hierbij op de apostolische
volgorde: eerst de Jood en dan de Griek!), hij daagde hen uit tot een debat in synagogen en op
de markt.
2. vs. 18 ‘Hij schijnt een verkondiger te zijn van vreemde goden’. Hoe vatte een Griek
zo’n opmerking op? Dit kon zeer zwaar worden aangerekend. Socrates heeft 4½ eeuwen geleden een vergelijkbare
aanklacht bekocht met zijn leven. (zie p. 367 v. Eck). Let wel: Sokrates’ aanklacht was 3-
voudig:
- het loochenen van de bestaande goden (dat was nog wel het ergste)
- het bederven van de jeugd door zijn irritante discussies op de markt
- het invoeren van nieuwe godheden (zijn ‘daimonion’; ong. het ‘geweten’)
Merk op, dat de nieuwsgierigheid gewekt is door ‘vreemde goden’, maar dat het gevaarlijke
hem zit in het nieuwe van Paulus’ boodschap. Tot aan de 17e eeuw gold nieuw als verdacht, als
ketters. Daarom probeerden bijv. de Reformatoren hun interpretatie van de Schrift altijd te
verdedigen met een beroep op de ‘ouden’. Wat de oudste papieren heeft, is het betrouwbaarst.
Dit verklaart overigens ook de huidige interesse in de oudvaders: men wil oude papieren
hebben. Hierbij legt men overigens wel een eigen criterium aan voor wat oud is.
Dus: deze opmerking leidt tot nieuwsgierigheid (vreemde goden) én tot voorzichtigheid
(nieuwe boodschap)
1 De Mars-heuvel (zo genoemd naar aanleiding van de Griekse mythe van de veroordeling van Mars daar door
een college van 12 goden voor het doden van de aanrander van Mars’ dochter) waar door de raad van de
Areopagus recht werd gesproken
Vragen bij vs. 22-31 1. Probeer de rede van Paulus in een aantal paragrafen in te delen.
Verschillende indelingen zijn mogelijk. Hier volgen er twee:
Bart: 22-23: Paulus begint met een voorbeeld de basis te leggen voor zijn verkondiging
van de enige ware God
24-29: Paulus sluit aan bij het Griekse gedachtengoed door dit op God te betrekken
30-31: Paulus richt tenslotte zijn betoog op de persoon van de opgestane Christus
Michel: 22-23a: Exordium: attentum/docilem/benevolum facere
23b: Doel prediking: verkondiging van die ene God
24-28a: Omschrijving van die God
28b-29: Consequenties van dit Godsbeeld
30-31: Bijbelse verkondiging
2. In vs. 18 en 19 worden de ‘Epicureïsche en Stoïsche wijsgeren’ geïntroduceerd.
a. Op welke manier haakt Paulus in bij dat wijsgerige publiek? Door hun a.h.w. in te paaien, door bepaalde elementen uit hun godsdienst maximaal te
honoreren. Hij sluit op de Epicureers aan door de kritische ondertoon in zijn rede: god-vrezend
kan ook betekenen ‘bang voor de goden’. De Epicureers gingen er immers vanuit dat de hele
afgodendienst ten diepste terugging op angst. Zij streefden naar een leven in innerlijke rust,
ontheven van alle angsten of verlangens. De Stoïcijnen werden aangesproken in hun dienen
van de allesomvattende voorzienigheid, vooral in het feit dat deze God, Die in alles en allen is,
niet woont in handgemaakte tempels. Deze rituelen en hartstochtelijke godsdienstige uitingen
van het volk pasten niet in het filosofisch godsbegrip van de Stoa.
Zie stencil
b. In hoeverre past hij zich aan aan zijn publiek (denk aan: taalgebruik, thematiek,
benadering, etc)? De boodschap van Paulus is aangepast aan taal en denken, maar wel aansturend op en in
gehoorzaamheid aan de verkondiging van de Schrift. Op kritieke punten in het betoog
bekritiseert hij zijn tegenstanders en is hij exclusief.
3. Stel: wij gaan in gesprek met een niet-christen. Wat kunnen wij concreet leren van de
wijze waarop Paulus zijn publiek benadert? Bart: Dat we zeker aansluiting mogen zoeken bij ons publiek. Maar dat we tegelijkertijd ons
doel moeten we ons doel niet vergeten: te vertellen van God in Christus.
Michel:
- al naar gelang zijn doelgroep past Paulus de wijze van verkondiging aan (Eck, 395)
- Paulus gaat met iedereen in discussie, het interesseert hem niet wie of wat voor.
- merk op dat je in een eerste gesprek niet alles moet willen zeggen
- maak mensen eerst geïnteresseerd in je boodschap en stoot hen zeker niet af!
- wel voorzienigheid (Gods zorg), maar geen determinisme (vs. 30); begin in een gesprek
dan ook nooit met verkiezing
4. Stel je voor dat je een niet-christen in een gesprek of discussie in contact wil brengen
met het christendom. Je kunt natuurlijk niet alles in één keer zeggen. Bedenk wat je in
ieder geval zou willen zeggen en wat je wel weg zou kunnen laten. Dit verschilt heel erg per persoon die je voor je hebt. Bij de een zeg je dit, bij de ander zeg je
dat. Toch zijn er misschien wel een aantal constanten voor in een eerste gesprek:
- wie God is (karakter: Schepper, rechtvaardig, liefhebbend, persoonlijk)
- betekenis van Christus (?)
- Gods openbaring in de Schrift; Zijn getuigenis
- problemen en inconsistenties aantonen in de gedachten van de ander
- tegenwoordig moet je eerst aannemelijk zien te maken, dát er überhaupt een God is!
5. Vergelijk nu de punten die je bij de vorige vraag hebt verzameld met de toespraak van
Paulus. Wat zijn de overeenkomsten? En de verschillen? Wat moeten wij wel, en wat
moeten/hoeven wij niet te vertellen in de geloofsverdediging? Paulus vertelt dat God die God is Die in alles is aan wie alles toebehoort en dat dit het doel
heeft dat we Hem kennen en met Hem leven. Het oordeel hierover zal door Christus geveld
worden. (NB: Paulus noemt Zijn Naam niet!)
6. vs. 30-31: Wat is nu de uiteindelijke boodschap van Paulus aan zijn publiek? De verkondiging dat God wil dat alle mensen zich bekeren; dat zij anders gaan denken en
anders gaan handelen; dat zij de consequenties trekken van zijn verkondiging in hun leven
a. Welke plaats neemt de Bijbel hierin in? Hij citeert niet direct, behalve misschien eenmaal Jesaja 40:18. Wel brengt hij duidelijk de
Bijbelse boodschap en laat hij die aanspraak doen op hun leven. Paulus noemt de zonde niet
expliciet, maar wel dat God recht heeft op alles en ook op hun leven. Er is een impliciete
oproep tot persoonlijke bekering in de expliciete verkondiging dat God alle mensen tot
bekering oproept. Daaraan wordt niet direct de boodschap en Naam van de Heere Jezus als
Zaligmaker gekoppeld, maar wel laat Paulus zien dat Christus het uiteindelijke oordeel over
een ieders leven velt.
b. Is er een oproep tot geloof en bekering in zijn rede? Wat valt je hieraan op? Paulus noemt de zonde niet expliciet; hij houdt ook geen tirade tegen de afgoderij (wat wel te
verwachten zou zijn), maar hij claimt wel dat God recht heeft op alles en ook op hun leven. Er
is een impliciete oproep tot persoonlijke bekering in de expliciete verkondiging dat God alle
mensen tot bekering oproept. Daaraan wordt niet direct de boodschap en Naam van de Heere
Jezus als Zaligmaker gekoppeld, maar wel laat Paulus zien dat Christus het uiteindelijke
oordeel over een ieders leven velt.We hoeven niet altijd alle facetten van het Evangelie te
vertellen, wel moet duidelijk zijn dat God recht heeft op ieders leven, dat Hij de ‘God des
levens’ is.
De Atheners moeten van god veranderen. 7. Wat kunnen wij leren van de punten van de vorige vraag voor onze gesprekken met
niet-christenen? We hoeven niet altijd alle facetten van het Evangelie te vertellen, wel moet duidelijk zijn dat
God recht heeft op ieders leven, dat Hij de ‘God des levens’ is.
Vragen bij vs. 32-34 1. Welke reacties krijgt Paulus uit zijn publiek?
Spot, uitstel en het ‘aanhangen’, misschien zelfs medelijden
2. Hoe gaat Paulus om met deze reacties? Er staat heel eenvoudig: Paulus ging weg. Hij begon toen geen discussie of ging verder met
preken. Hij had zijn boodschap, de boodschap van Zijn God, verteld, en nu de reacties
merendeels afwijzend zijn, gaat hij van hen weg.
3. Kunnen wij andere reacties verwachten? Hoe kunnen we het beste met de
verschillende reacties omgaan? Nee, zelfde reacties te verwachten. Er zijn in ieder geval drie belangrijke punten in de omgang
hiermee: 1. In Gods hand leggen (Zijn Woord, Zijn boodschap zal niet leeg weerkeren – wij
zijn maar schakeltjes in Gods werk) 2. Bereid zijn er meer van te zeggen, maar op zeker
moment bij afwijzing de bescheidenheid van het Christendom en van Christus (denk aan het
afschudden van het stof van de voeten) hanteren.Onze verantwoordelijkheid houdt op een
gegeven moment op. 3. Bij degenen die meer willen weten of vragen dat ook vertellen en ze
nader onderwijzen.
Voor alles geldt: laat mensen het maar nakijken in Gods Woord!
Algemene vragen (bij wijze van samenvatting)
1. In hoeverre is Hand. 17:16-34 prescriptief (voorschrijvend) en maatgevend voor onze
apologetiek? Het geeft een goed voorbeeld op zijn minst. Het laat in ieder geval duidelijk zien wat Paulus
wel en niet vertelde, hoe hij omging met zijn publiek en hun reacties. Daarmee geeft het
tegelijkertijd ook een goed handvat om lijnen te kunnen trekken als voorbeeld voor onze
apologetiek. Waarbij we natuurlijk ook het overige van de Schrift nodig hebben om zo tot een
totaalbeeld van Bijbelse apologetiek te komen.
2. Zoek enkele andere bijbelgedeeltes op die inzicht kunnen geven in bijbelse
apologetiek. Allereerst zijn er de voorbeelden van geloofsverdediging/verantwoording: Daniël 4:16-18 (de
jongelingen voor Nebukadnezar); diverse gedeelten in Handelingen: 7:1-53, 10:34-42; 26:2-
27; Daarnaast natuurlijk ook de aansporingen tot geloofsverdediging/verantwoording: Lukas
12:11; 1 Petrus 3:15
3. Wat is bijbelse apologetiek, ofwel wat typeert een bijbels apologeet?
Probeer 5 belangrijke kenmerken van een bijbels apologeet te verzamelen. - Bijbelkennis
- persoonlijke relatie met God en Zijn Woord
- daaruit voortvloeiende geestdrift en gedrevenheid, zich ook uitend in de bereidheid om daar
zelfs het leven voor te geven
- kennis van de cultuur (Paulus gaat eerst de stad door)
- mensenkennis (?)
22 ¶ En Paulus, staande in het midden van de
plaats, genaamd Areopagus, zeide: Gij mannen
van Athene! ik bemerke, dat gij alleszins gelijk
als godsdienstiger zijt.
23 Want de stad doorgaande, en aanschouwende
uw heiligdommen, heb ik ook een altaar
gevonden, op hetwelk een opschrift stond:
DEN ONBEKENDEN GOD. Dezen dan, Dien
gij niet kennende dient, verkondig ik ulieden.
24 De God, Die de wereld gemaakt heeft en alles
wat daarin is; Deze, zijnde een Heere des
hemels en der aarde, woont niet in tempelen
met handen gemaakt;
25 En wordt ook van mensenhanden niet gediend,
als iets behoevende, alzo Hij Zelf allen het
leven, en den adem, en alle dingen geeft;
26 En heeft uit een bloede het ganse geslacht der
mensen gemaakt, om op den gehelen
aardbodem te wonen, bescheiden hebbende de
tijden te voren geordineerd, en de bepalingen
van hun woning;
27 Opdat zij den Heere zouden zoeken, of zij Hem
immers tasten en vinden mochten; hoewel Hij
niet verre is van een iegelijk van ons.
28 Want in Hem leven wij, en bewegen ons, en
zijn wij; gelijk ook enigen van uw poëten
gezegd hebben: Want wij zijn ook Zijn
geslacht.
29 Wij dan, zijnde Gods geslacht, moeten niet
menen, dat de Godheid goud, of zilver, of steen
gelijk zij, welke door mensenkunst en
bedenking gesneden zijn.
30 God dan, de tijden der onwetendheid overzien
hebbende, verkondigt nu allen mensen alom,
dat zij zich bekeren.
31 Daarom dat Hij een dag gesteld heeft, op
welken Hij den aardbodem rechtvaardiglijk zal
oordelen, door een Man, Dien Hij daartoe
geordineerd heeft, verzekering daarvan doende aan
allen, dewijl Hij Hem uit de doden opgewekt heeft.
deisidaimonevstero~: god-vrezend: dubbele
betekenis: eren + bang voor de goden (Epicurus)
aansluiting bij volksgeloof
kritiek op volksgeloof (i.o.m. Stoa en Epicurisme)
aansluiting bij Epicurus: zalige goden
aansluiting bij algemeen Griekse gedachte
aansluiting bij Stoa: voorzienigheid
kritiek op Epicurisme (leer, dat de goden zich niet
met de mensen bemoeien)
aansluiting bij Griekse dichters
kritiek op volksgeloof (i.o.m. Stoa en Epicurisme)
aansluiting bij Stoa, maar N.B.: wel voorzienigheid,
maar geen determinisme, want oproep tot bekering!
kritiek op Epicurisme (leer dat de goden zich niet
om de mensen bekommeren)
evt. kritiek op cyclische wereldbeschouwing
on-Grieks element