HALT-3 studieprotocol 2016

29
PUNTPREVALENTIESTUDIE VAN ZORGINFECTIES EN ANTIMICROBIEEL GEBRUIK IN EUROPESE CHRONISCHE ZORGINSTELLINGEN Belgisch Protocol Juli 2016

Transcript of HALT-3 studieprotocol 2016

Page 1: HALT-3 studieprotocol 2016

PUNTPREVALENTIESTUDIE VAN ZORGINFECTIES EN

ANTIMICROBIEEL GEBRUIK

IN EUROPESE CHRONISCHE ZORGINSTELLINGEN

Belgisch Protocol

Juli 2016

Page 2: HALT-3 studieprotocol 2016

HALT-3 PPS Protocol

2

INHOUD

AFKORTINGEN ............................................................................................................................................. 3 INLEIDING .................................................................................................................................................... 4 1 DE PUNTPREVALENTIESTUDIE: PLANNING ............................................................................................ 5

1.1 Wanneer? ......................................................................................................................................................5 1.2 Welke informatie zal verzameld worden tijdens de studie? .........................................................................5 1.3 Studiepopulatie .............................................................................................................................................6

1.3.1 Welke chronische zorginstellingen mogen deelnemen aan de studie? .................................................6 1.3.2 Welke residenten worden in de studie opgenomen? ............................................................................6 1.3.3 Voor welke residenten moet een residentenvragenlijst ingevuld worden? ..........................................6

1.3.3.1 Welke systemische antimicrobiële middelen worden opgenomen in deze studie? .................................6 1.3.3.2 Welke infecties worden opgenomen in deze studie? ..............................................................................7

2 DE GEGEVENSVERZAMELING ................................................................................................................ 8 2.1 De instellingsvragenlijst .................................................................................................................................8 2.2 De afdelingslijst .......................................................................................................................................... 11 2.3 De residentenvragenlijst ............................................................................................................................ 13 2.3.1 Kenmerken van de resident .................................................................................................................... 14 2.3.2 Antimicrobiële behandeling .................................................................................................................... 14 2.3.3 Zorginfecties ............................................................................................................................................ 16 2.3.4 Geïsoleerde micro-organismen en antimicrobiële resistentie ................................................................ 23

3 PRAKTISCHE ASPECTEN ...................................................................................................................... 25 3.1 Optisch leesbare vragenlijsten ................................................................................................................... 25 3.2 Organisatie van de studie en werklast ....................................................................................................... 25 3.3 Ethische aspecten ...................................................................................................................................... 26 3.4 Vertrouwelijkheid van gegevens ............................................................................................................... 26 3.5 Verwerking van de studiegegevens ........................................................................................................... 26

CONTACT ................................................................................................................................................... 28 ANNEX ....................................................................................................................................................... 29

A – Instellingsvragenlijst ................................................................................................................................... 29 B – Afdelingslijst ............................................................................................................................................... 29 C – Residentenvragenlijst ................................................................................................................................. 29 D – Populatielijst ............................................................................................................................................... 29 E – Codelijst met micro-organismen ................................................................................................................ 29

Page 3: HALT-3 studieprotocol 2016

HALT-3 PPS Protocol

3

AFKORTINGEN CRA Coördinerend en Raadgevend Arts ECDC European Centre for Disease Prevention and Control (Europees Centrum voor

Ziektepreventie en -bestrijding) HALT-3 Healthcare-associated infections and Antimicrobial use in Long-Term care facilities LTCF Long-Term Care Facilities (chronische zorginstelling) LWI Luchtweginfectie PPS Puntprevalentiestudie PWI Postoperatieve wondinfectie UWI Urineweginfectie WIV-ISP Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid – Institut Scientifique de Santé Publique WZC Woonzorgcentrum

Page 4: HALT-3 studieprotocol 2016

HALT-3 PPS Protocol

4

INLEIDING

Sinds 2009 organiseert het Europees Centrum voor Ziektepreventie en –bestrijding (European Centre for Disease Prevention and Control of ECDC) in samenwerking met het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV-ISP, Brussel) studies in Europese chronische zorginstellingen. Deze studies, ook wel HALT (Healthcare-associated Infections and Antimicrobial use in Long-Term Care Facilities) genoemd, beogen de prevalentie van zorginfecties en antimicrobieel gebruik in Europese chronische zorginstellingen te meten aan de hand van een gestandaardiseerde methodologie. Dit moet toelaten om trends in Europese zorginstellingen op te volgen en noden tot interventie, opleiding en/of additionele middelen voor infectiecontrole te bepalen. De bescherming van de veiligheid van residenten in chronische zorginstellingen en van de oudere populatie in het algemeen wordt hiermee nagestreefd. Na een pilootstudie in november 2009 vond een eerste grootschalige HALT studie plaats van mei tot en met september 2010. In totaal namen 722 chronische zorginstellingen (of long-term care facilities; LTCF) verspreid over 25 Europese landen deel. Alle Belgische chronische zorginstellingen werden uitgenodigd om deel te nemen. In totaal participeerden 111 instellingen: 107 woonzorgcentra (WZC’s), één psychiatrische zorginstelling, twee revalidatiecentra en één gemengde zorginstelling. Tussen april en mei 2013 namen 1 181 chronische zorginstellingen uit 17 Europese landen deel aan de tweede studie (HALT-2). België was opnieuw goed vertegenwoordigd met 87 deelnemende WZC’s en één revalidatiecentrum. Meer dan de helft (60.2%) van de totale deelnemende Belgische studiepopulatie (n=8 756; WZC’s alleen) was ouder dan 85 jaar en 24.8% waren mannen. De zorgzwaarte van deze bewoners was aanzienlijk: 57.7% was incontinent (urine en/of stoelgang), 52.7% was gedesoriënteerd (in tijd en/of ruimte) en 38.7% gebruikte een rolstoel of was bedlegerig. Op de dag van de studie had 3.6% van de bewoners een infectie. De belangrijkste infecties waren luchtweg- (LWI; 36.6%), urineweg- (UWI; 31.2%) en huid- en wondinfecties (13.8%). In totaal waren er 443 bewoners met een antimicrobiële behandeling op de dag van de studie (prevalentie: 5.1%). Van al de voorgeschreven antimicrobiële middelen (n=455) behoorden 98.9% tot de groep van antibacteriële middelen (antibiotica) voor systemisch gebruik. Deze middelen werden voorgeschreven voor de preventie (39.1%) of voor de therapeutische behandeling (60.9%) van een infectie. De voornaamste indicaties voor therapeutische behandeling waren LWI’s (42.2%), UWI’s (35.7%) en huid- of wondinfecties (12.6%). Uroprofylaxe was goed voor 35.6% van alle voorschriften. Wij wensen u als deelnemende instelling alvast te bedanken voor uw medewerking aan het project.

Page 5: HALT-3 studieprotocol 2016

HALT-3 PPS Protocol

5

1 DE PUNTPREVALENTIESTUDIE: PLANNING

1.1 Wanneer?

De puntprevalentiestudie (PPS) dient plaats te vinden tussen 1 september en 30 november 2016.

Per definitie dienen de gegevens op één dag te worden verzameld (= puntprevalentie). Grote instellingen kunnen eventueel opteren om de gegevensverzameling te spreiden over twee of meer dagen, maar dan is het belangrijk dat de gegevensverzameling met betrekking tot de residenten van éénzelfde afdeling op één dag worden afgewerkt.

Rekening houdend met de bijkomende werklast is het aanbevolen om extra personeel te voorzien op de dag dat de studie doorgaat.

De deadline voor het inleveren van de gegevens is 15 december 2016. Gegevens ontvangen na deze datum worden niet opgenomen in de analyses.

1.2 Welke informatie zal verzameld worden tijdens de studie?

In kader van de studie dienen drie vragenlijsten ingevuld te worden. Instellingsvragenlijst (Annex A) - Elke deelnemende instelling dient één instellingsvragenlijst in te

vullen. Deze vragenlijst verzamelt informatie met betrekking tot belangrijke structurele kenmerken & werkingskenmerken en antibiotica- en infectiepreventiepraktijken in de instelling. Deze vragenlijst hoeft niet op de dag van de studie ingevuld te worden. Dit mag ook gebeuren kort voor of kort na de dag van de studie.

Afdelingslijst (Annex B) - Per afdeling dient een afzonderlijke afdelingslijst ingevuld te worden. Deze lijst werd ontworpen om kenmerken (zorgzwaarte en risicofactoren) van elke resident die voltijds in de instelling verblijft en aanwezig is om 8 uur ’s morgens op de dag van de studie (zie 1.3.2) te verzamelen.

Residentenvragenlijst (Annex C) - Een residentenvragenlijst moet enkel ingevuld worden voor de residenten die voldoen aan volgende criteria:

o minstens één systemisch antimicrobieel middel op de dag van de studie gebruiken (zie 1.3.3.1) EN/OF

o tekens/symptomen van een infectie op de dag van de studie vertonen (zie 1.3.3.2)

Page 6: HALT-3 studieprotocol 2016

HALT-3 PPS Protocol

6

1.3 Studiepopulatie

1.3.1 Welke chronische zorginstellingen mogen deelnemen aan de studie?

Alle chronische zorginstellingen mogen deelnemen aan deze studie. Elke instelling krijgt na afloop van de studie een individuele feedback met resultaten. De gegevens worden gecodeerd verwerkt in een nationaal (data van alle deelnemende instellingen) en Europees rapport (representatief staal van WZC data).

De volgende instellingen worden uitgesloten: chronische ziekenhuisafdelingen, residentiële zorg (hotel), beschermd wonen, dagcentra, thuiszorg centra en service flats.

1.3.2 Welke residenten worden in de studie opgenomen?

Residenten worden opgenomen in de studie indien ze: - Voltijds in de instelling verblijven

EN - Aanwezig zijn om 8u ‘s morgens op de dag van de PPS

Wie wordt niet opgenomen in de studie? Residenten die niet voltijds in de instelling verblijven (vb. dagcentrumbezoekers); Residenten die niet om 8u ‘s morgens aanwezig zijn (vb. een resident die afwezig is omwille van verlof of

omwille van een ziekenhuisopname (= een patiënt die minstens één nacht in een acuut ziekenhuis verblijft) of nieuwe residenten);

Residenten die deelname aan de studie weigeren.

Opgelet, volgende residenten dienen wel in de studie opgenomen te worden: Residenten die op het moment van de studie in het ziekenhuis zijn voor een ambulante behandeling (vb.

dialyse, chemotherapie...) en niet gehospitaliseerd zijn (opgenomen voor minstens één nacht) Residenten die op het moment van de studie tijdelijk buiten de instelling zijn (vb. voor bezoek aan

vrienden/familie, kapper, tandarts...)

1.3.3 Voor welke residenten moet een residentenvragenlijst ingevuld worden?

Een residentenvragenlijst moet enkel ingevuld worden voor de residenten die voldoen aan volgende criteria:

minstens één systemisch antimicrobieel middel op de dag van de studie gebruiken (zie 1.3.3.1) EN/OF

tekens/symptomen van een actieve infectie op de dag van de studie vertonen (zie 1.3.3.2)

1.3.3.1 Welke systemische antimicrobiële middelen worden opgenomen in deze studie?

Het betreft systemische behandelingen, dus de toediening van geneesmiddelen op volgende wijze: Oraal

Page 7: HALT-3 studieprotocol 2016

HALT-3 PPS Protocol

7

Intraveneus (IV) Intramusculair (IM) Subcutaan (SC) Rectaal Per inhalatie (aërosol)

Volgende antimicrobiële middelen dienen geïncludeerd te worden: Antibiotica (tegen bacteriële infecties) Antimycotica of antifungale middelen (tegen schimmelaandoeningen) Antiparasitaire (antiprotozoaire) middelen (tegen parasieten) Antimycobacteriële middelen (middelen gebruikt voor de behandeling van tuberculose)

Volgende middelen moeten niet gerapporteerd worden: Antivirale geneesmiddelen (tegen infecties veroorzaakt door virussen) Antiseptica/desinfecterende middelen Antimicrobiële middelen voor lokaal gebruik (vb. zalven, druppels, spray, …)

1.3.3.2 Welke infecties worden opgenomen in deze studie?

Alle actieve zorginfecties aanwezig op de dag van de studie moeten gerapporteerd worden.

Een infectie wordt als actief beschouwd: indien er tekens/symptomen van een infectie aanwezig zijn op de studiedag

OF indien er tekens/symptomen aanwezig waren in het verleden en de resident op de dag van de studie

nog steeds een behandeling voor diezelfde infectie krijgt.

In het laatste geval moet er 14 dagen (tellend vanaf de PPS dag) teruggekeken worden naar de aanwezigheid van tekens/symptomen om te kunnen bepalen of de behandelde infectie voldoet aan één van de definities van een zorginfectie.

Als zorginfectie worden beschouwd: Infecties waarvan de tekens/symptomen optraden meer dan 48u na (her)opname in de huidige

instelling OF

Infecties waarvan de tekens/symptomen optraden minder dan 48u na (her)opname in de huidige instelling bij een resident die voorheen verbleef in een andere zorginstelling (vb. ziekenhuis of een andere chronische zorginstelling) [=GEIMPORTEERDE INFECTIES; zie 2.3.3]

Page 8: HALT-3 studieprotocol 2016

HALT-3 PPS Protocol

8

2 DE GEGEVENSVERZAMELING

2.1 De instellingsvragenlijst

Elke deelnemende instelling dient een instellingsvragenlijst (Annex A) in te vullen. Het beantwoorden van deze vragenlijst is essentieel voor de studie, omdat dit document informatie m.b.t. belangrijke structurele kenmerken & werkingskenmerken en antibiotica- en infectiepreventiepraktijken in de instelling verzameld. De vragenlijst bestaat uit volgende onderdelen: A – Algemene instellingsgegevens B – Medische zorg en coördinatie C – Infectiecontrolepraktijk D – Antimicrobieel beleid E – HALT-3 onderzoeker(s) Deze vragenlijst hoeft niet op de dag van de studie ingevuld te worden. Dit mag ook gebeuren kort voor of kort na de dag van de studie.

Variabele Beschrijving/definitie

A – Algemene instellingsgegevens Gekwalificeerde verpleegkundigen beschikbaar 24/24u

Een gekwalificeerde verpleegkundige (=met een verpleegkundig diploma) is dag en nacht beschikbaar, vb. fysiek aanwezig of bereikbaar per telefoon/beeper 24u/24u

Totaal aantal voltijds equivalent verpleegkundigen

Het aantal verpleegkundigen (=met een verpleegkundig diploma; type A1 of A2, graduaat of licentiaat, bachelor of master) die tewerkgesteld zijn in de instelling uitgedrukt als voltijds equivalenten (VTE). Rapporteer het totaal aantal verpleegkundigen die werken in de instelling, dus niet alleen het aantal verpleegkundigen die werken op de dag van de studie; Er dient geen onderscheid gemaakt te worden tussen het klinisch, administratief en/of wetenschappelijk werk van een verpleegkundige. Studenten mogen niet meegeteld worden. Voorbeeld: Iemand die voltijds (100%) werkt = 1 VTE Iemand die halftijds (50%) werkt = 0,5 VTE Iemand die 3/4de (75%) werkt = 0,75 VTE

Totaal aantal voltijds equivalent zorgkundigen

Het aantal zorgkundigen die tewerkgesteld zijn in de instelling uitgedrukt als voltijds equivalenten (VTE). Rapporteer het totaal aantal zorgkundigen die werken in de instelling, dus niet alleen het aantal zorgkundigen die werken op de dag van de studie. Zorgkundigen werken onder de supervisie van een verpleegkundige of arts en staan in voor de basiszorg van de resident (helpen met eten, wassen, aankleden..., nemen van vitale parameters). Er dient geen onderscheid gemaakt te worden tussen het klinisch, administratief en/of wetenschappelijk werk van een zorgkundige.

Page 9: HALT-3 studieprotocol 2016

HALT-3 PPS Protocol

9

Studenten, kinesisten, logopedisten, ergotherapeuten, diëtisten en logistiek personeel mogen niet meegeteld worden. Voorbeeld: Iemand die voltijds (100%) werkt = 1 VTE Iemand die halftijds (50%) werkt = 0,5 VTE Iemand die 3/4de (75%) werkt = 0,75 VTE

Totaal aantal residentenkamers

De som van alle residentenkamers in de instelling, inclusief de één- en meerpersoonskamers.

Totaal aantal éénpersoonskamers

Het aantal kamers in de instelling waar slechts één persoon in kan verblijven. Kamers die door partners gedeeld worden mogen niet als éénpersoonskamers beschouwd worden.

Totaal aantal éénpersoonskamers met individueel toilet en wasmogelijkheid

Het aantal éénpersoonskamers in de instelling met een individueel toilet en een mogelijkheid om zich te wassen (lavabo en/of douche). Het hebben van alleen een indivueel toilet of toiletstoel voldoet niet om te kunnen spreken van een “éénpersoonskamer met individueel toliet en wasmogelijkheid”.

B - Medische zorg en coördinatie Medische zorg van de residenten

Diagnose, medische behandeling en opvolging van de gezondheidsproblemen van de residenten.

Eigen behandelende arts Een arts gekozen door de resident die vaak reeds vóór de opname van de resident in de instelling instond voor zijn medische zorg.

Vaste artsen tewerkgesteld door de instelling

Een aantal vaste artsen, aangesteld door (de beheerder van) de instelling, die instaan voor de verzorging van de residenten. Deze artsen zijn niet de persoonlijke behandelende artsen die vóór de opname van de resident in de instelling instonden voor zijn medische zorg.

Coördinerend en raadgevend arts

Een arts belast met de coördinatie van de medische activiteit en de standaardisatie van zorgpraktijken/beleid in de instelling.

C - Infectiecontrolepraktijk Persoon met training in infectiepreventie en -controle

Een gekwalificeerde verpleegkundige, arts, epidemioloog of medisch technoloog die instaat voor de preventie van zorggerelateerde infecties door infectiebronnen te isoleren en verspreiding te beperken; voor het systematisch verzamelen, analyseren en interpreteren van gezondheidsgegevens teneinde gepaste volksgezondheidspraktijken te plannen, implementeren, evalueren en te verspreiden; voor de vorming van gezondheidswerkers door instructie en verspreiding van informatie over infectie controle praktijken (bron: Association for Professionals in Infection Control and Epidemiology)

Infectiepreventie en -controlebeleid

Een coherent geheel van (voorzorgs)maatregelen die getroffen worden om het optreden van infecties en de overdracht van ziektekiemen binnen een populatie te voorkomen of te beperken.

Infectiepreventiecomité

Een multidisciplinair comité bijvoorbeeld samengesteld uit artsen, verpleegkundigen, infectiepreventiedeskundigen, kwaliteitscoördinatoren, risicobeleidsdeskundigen, vertegenwoordigers van de microbiologie, heelkunde, centrale sterilisatie, apotheek, onderhoudspersoneel, enz. betrokken bij de preventie en controle van nosocomiale infecties in verzorgingsinstellingen

Opportuniteiten voor handhygïene

Aantal opportuniteiten of indicaties voor handhygiëne gemeten in kader van een handhygiënecampagne of audit. Enkel het aantal geobserveerde opportuniteiten dient

Page 10: HALT-3 studieprotocol 2016

HALT-3 PPS Protocol

10

gerapporteerd te worden, niet de compliantie (= het aantal keren dat handhygiëne daadwerkelijk werd toegepast wanneer een opportuniteit zich stelde). Volgende de wereldgezondheidsorganisatie zijn de vier momenten voor handhygiëne in residentiële instellingen (1) vóór het aanraken van een resident, (2) voor een zuivere of invasieve handeling, (3) na een risico op bloodstelling aan lichaamsvochten of slijmvliezen van een resident en (4) bij het verlaten van een resident indien er rechtstreeks contact was met deze persoon. In meer gespecialiseerde chronische zorginstellingen waar residenten verzorgd worden in een toegewezen ruimte met toegewezen materiaal dient handhygiëne ook toegepast worden (5) na contact met voorwerpen of oppervlakten in de onmiddellijke omgeving van de resident.

D – Antimicrobieel beleid Antimicrobieel beleid

Aanbevelingen en praktijken voor een goed gebruik van antimicrobiële middelen gebaseerd op huidige kennis en bewijskracht, rekening houdend met een voorzichtig gebruik door onnodige of ondoeltreffende behandelingen te vermijden.

Restrictieve lijst van voor te schrijven antimicrobiële middelen

Een lijst met toegelaten antibiotica of met andere antimicrobiële middelen die niet zouden moeten gebruikt worden of waarvoor beperkingen opgelegd worden door het therapeutisch formularium voor de empirische behandeling van elke infectie in de instelling. Het doel van deze restrictieve lijst is bepaalde antibiotica in reserve te houden en ze enkel te gebruiken indien de gevoeligheidsresultaten voor dat specifiek antibiotica positief zijn. In sommige gevallen kan op deze beperking een uitzondering worden gemaakt waarbij een motivatieformulier dient ingevuld te worden waarin de redenen voor de keuze voor het antibiotica uitgelegd worden.

Antimicrobieel comité

Een team bestaande uit voorschrijvende artsen, een apotheker, zo aanwezig een coördinerend arts en een infectiepreventiedeskundige en indien mogelijk een microbioloog. Dit comité is belast met het ontwikkelen van lokale richtlijnen en protocollen voor antimicrobieel gebruik in de instelling.

Geschreven richtlijnen voor correct antimicrobieel gebruik (good practice)

Aanbevelingen voor empirische en gerichte behandeling van de meest frequent voorkomende infecties, met inbegrip van dosis, toedieningswijze en duur van de behandeling. Meestal wordt ook een tweede en derde keuzebehandeling voorgesteld.

Jaarlijkse antimicrobiële consumptiegegevens

Een rapport over de hoeveelheid antimicrobiële middelen gebruikt tijdens het voorbije jaar, gerangschikt volgens klasse.

Antimicrobiële resistentieprofielen

Opvolgen van de evolutie van de resistentiepatronen voor de verschillende micro-organismen in de instelling om de keuze van antibiotica voor behandeling te oriënteren. Gegevens worden verkregen door de surveillance van resistentieprofielen verkregen via microbiologische protocollen.

Therapeutisch formularium

Lijst met geneesmiddelen die kunnen gebruikt worden voor een bepaalde ziekte, bedoeld als een handleiding voor artsen om hen te helpen bij het voorschrijven van geneesmiddelen. Het therapeutisch formularium zou minstens een specifiek hoofdstuk i.v.m. antibioticabehandeling moeten bevatten.

Dipsticktest (voor nitrieten en/of leukocyten)

Een teststrookje dat in urine wordt ondergedompeld ter opsporing van: - Nitrieten: deze test spoort de aanwezigheid van Gram negatieve uropathogenen op.

Deze micro-organismen kunnen nitraten omzetten in nitrieten. - Leukocyten: deze test spoort leukocyte esterase op, een enzyme die de aanwezigheid

van witte bloedcellen in de urine suggereert.

Page 11: HALT-3 studieprotocol 2016

HALT-3 PPS Protocol

11

2.2 De afdelingslijst

De afdelingslijst (Annex B) werd ontworpen om kenmerken (zorgzwaarte en risicofactoren) van elke resident die voltijds in de instelling verblijft, aanwezig is om 8 uur ’s morgens op de dag van de studie en niet afwezig is op het moment van de studie (zie 1.3.1) te verzamelen. Deze gegevens zullen gebruikt worden als noemers bij de berekening van onder andere prevalenties. Het invullen van de afdelingslijst is daarom absoluut noodzakelijk. Per afdeling kan een afzonderlijke afdelingslijst gebruikt worden. Indien de instelling geen verschillende afdelingen telt, kunnen alle gegevens in één lijst verzameld worden. Omwille van de vertrouwelijkheid van gegevens mogen GEEN namen van residenten op de afdelingslijsten worden geschreven. Deze moeten door een studienummer vervangen worden. Aan iedere resident moet een studienummer toegekend worden. Opgelet: dit studienummer moet uniek zijn voor elke resident in de instelling en mag niet leiden tot identificatie van de persoon in kwestie (vb. geen rijksregisternummers). Maak daarom met alle afdelingen goede afspraken! Vb. afdeling “X” gebruikt de letter ‘A’ in combinatie met een cijfer (A1 voor de eerste resident op de lijst, A2 voor de tweede etc.), afdeling “Y” gebruikt de letter ‘B’ (vb. B1, B2…) Het is echter belangrijk dat de instelling ten allen tijd een link kan leggen tussen de resident en zijn/haar toegewezen studienummer (vb. indien de nationale studiecoördinator nog enkele gegevens over de resident ontbreekt…). Om deze reden legt de instelling best een lijst (per afdeling) aan waarin iedere resident met naam en studienummer vermeld wordt. Een voorbeeld van dergelijke lijst kan geraadpleegd worden in Annex D - Populatielijst. Deze lijst kan op papier of elektronisch worden bijgehouden. Deze lijst is enkel bestemd voor intern gebruik en mag NIET naar de nationale studiecoördinator opgestuurd worden.

Page 12: HALT-3 studieprotocol 2016

HALT-3 PPS Protocol

12

Begin met het noteren van de studienummers van alle residenten (ook deze afwezig op het moment van de studie) in de afdelingslijst(en).

Zet een kruisje in kolom 1 bij alle residenten die voltijds in de instelling verblijven EN aanwezig zijn om 8u ‘s morgens op de dag van de studie (zie 1.3.2). Vul kolom 2 t.e.m. 14 voor alle residenten met een kruisje in kolom 1. Een residentenvragenlijst dient ingevuld te worden voor elke resident met een systemisch antimicrobieel middel en/of tekens/symptomen van een infectie (= residenten met een X in kolom 5 en/of 6).

Variabele Beschrijving/definitie

Geboortejaar Noteer enkel het geboortejaar en gebruik daarbij het formaat jjjj (vb. 1930).

KATZ categorie Vermeld in kolom 3 de laatste KATZ categorie die bij de resident werd vastgesteld. Druk de zorgbehoevendheid uit in categorie O, A, B, C, Cd (C dement) of D.

Mannelijke resident Duid aan indien de resident van het mannelijke geslacht is.

Systemische antimicrobiële behandeling

Duid aan indien de resident op de dag van de studie met een systemisch antimicrobieel middel (zie 1.3.3.1) behandeld wordt.

Tekens/symptomen van een infectie

Duid aan indien de resident op de dag van de studie tekens/symptomen van een (vermoedelijke) infectie vertoont of indien hij/zij tekens/symptomen van een infectie vertoonde in de dagen voorafgaand aan de studiedag en hij/zij op de dag van de studie nog steeds een behandeling krijgt voor diezelfde infectie (zie 1.3.3.2).

Urinekatheter Duid aan indien de resident op de dag van de studie een urinekatheter heeft. Als urinekatheter wordt beschouwd elke tube die in het lichaam wordt ingebracht om urine uit de blaas af te voeren of te verzamelen (vb. verblijfsonde, suprapubische of buikwandkatheter, cystostomie). Externe katheters (vb. condoomkatheter) voeren urine niet rechtstreeks uit de blaas af en dienen

Page 13: HALT-3 studieprotocol 2016

HALT-3 PPS Protocol

13

bijgevolg niet als een urinekatheter beschouwd te worden.

Vasculaire katheter Duid aan indien de resident op de dag van de studie een vasculaire katheter heeft. Als vasculaire katheter wordt beschouwd elk tubesysteem dat in een bloedvat (vene, arterie) wordt ingebracht om vloeistoffen of geneesmiddelen toe te dienen. Vb. een perifere intraveneuze katheter of een geïmplanteerd vasculair toegangssysteem (porth-a-cath) of elk ander intravasculair toegangssysteem (met inbegrip van een arterioveneuze fistel).

Doorligwonde Duid aan indien de resident op de dag van de studie een doorligwonde (decubitus) heeft. Registreer elke graad van doorligwonde, zelf niet-wegdrukbare roodheid bij intacte huid (laagste graad).

Andere wonde Duid aan indien de resident op de dag van de studie een andere wonde (vb. beenulcus, traumatische of heelkundige wonde, uitgezonderd doorligwonde) heeft. Ook insertieplaatsen (vb. gastrostomie, tracheostomie, urostomie, colostomie, suprapubische- of peritoneale katheter) worden beschouwd als wonden.

Gedesoriënteerd in tijd en/of ruimte

Duid aan indien de resident op de dag van de studie verwardheid met betrekking tot tijd, ruimte of identificatie van personen vertoont. Vb. kan de resident zijn kamer niet terugvinden, heeft hij geen tijdsbesef of is hij niet in staat om personen te herkennen die hem vertrouwd zijn?

Rolstoelgebruiker of bedlegerig Duid aan indien de resident op de dag van de studie voor zijn mobiliteit afhankelijk van een rolstoel is of hij/zij bedlegerig is.

Heelkundige ingreep in voorbije 30 dagen

Duid aan indien de resident een heelkundige ingreep heeft ondergaan in de 30 dagen voorafgaand aan de PPS. Chirurgie wordt gedefinieerd als een ingreep waarbij een incisie wordt gemaakt (niet gewoon een naaldpunctie) door de huid en/of slijmvliezen (incl. laparoscopische ingrepen). De ingreep hoeft niet noodzakelijk in een operatiekamer plaats te vinden, maar kan ook bijvoorbeeld plaatsvinden in ruimtes voor interventionele radiografie, hartkatheterisatie of endoscopie.

Incontinentie (voor urine en/of stoelgang)

Duid aan indien de resident op de dag van de studie incontinent is voor urine, stoelgang of voor beide. Incontinentie is het gebrek aan controle van de sluitspieren van blaas en/of darm wat aanleiding geeft tot een ongecontroleerd verlies van respectievelijk urine of stoelgang.

Omdat deze variabele de werklast meet, dient een resident met een urinekatheter als continent te worden beschouwd.

2.3 De residentenvragenlijst

Een residentenvragenlijst moet enkel ingevuld worden voor de residenten die voldoen aan volgende criteria:

minstens één systemisch antimicrobieel middel op de dag van de studie gebruiken (zie 1.3.3.1) EN/OF

tekens/symptomen van een actieve infectie op de dag van de studie vertonen (zie 1.3.3.2)

Page 14: HALT-3 studieprotocol 2016

HALT-3 PPS Protocol

14

Dit zijn de residenten met een kruisje in kolom 5 en/of 6 van de afdelingslijst(en).

Belangrijk: Gebruik hetzelfde unieke studienummer als toegekend aan de desbetreffende resident in de afdelingslijst.

2.3.1 Kenmerken van de resident

Variabele Beschrijving/definitie

Verblijfsduur in de instelling Is de resident sinds minder of meer dan 1 jaar in de instelling opgenomen?

Opname in het ziekenhuis tijdens de 3 laatste maanden

Werd de resident in de drie maand voorafgaand aan de studie in een acuut ziekenhuis (ziekenhuis met minstens één medische of heelkundige afdeling) opgenomen? Enkel opnames van minstens één nacht dienen beschouwd te worden.

Mobiliteit Is de resident ambulant (hij/zij kan alleen wandelen met of zonder het gebruik van een wandelstok, krukken of een looprek), heeft hij/zij een rolstoel nodig om verplaatsingen te maken of is hij/zij bedlegerig op de dag van de PPS?

2.3.2 Antimicrobiële behandeling

Elk gebruik van systemische antimicrobiële middelen op de dag van de studie dient geregistreerd te worden.

Volgende antimicrobiële middelen dienen geïncludeerd te worden indien systemisch (oraal, intraveneus, intramusculair, subcutaan, rectaal of per inhalatie) toegediend (zie ook 1.3.3.1):

Antibiotica (tegen bacteriële infecties) Antimycotica of antifungale middelen (tegen schimmelinfecties) Antiparasitaire (antiprotozoaire) middelen (tegen parasieten) Antimycobacteriële middelen (middelen gebruikt voor de behandeling van tuberculose)

Indien de antimicrobiële therapie op de dag van de studie stopt, dient alsnog een residentenvragenlijst ingevuld te worden indien de resident op de dag van de studie nog minstens één dosis toegediend kreeg.

De gegevensbronnen hangen af van de organisatie binnen de instelling: - De bevoorradende apotheek: Indien in de instelling alle geneesmiddelen geleverd worden door éénzelfde apotheek kan deze laatste mogelijk een elektronische lijst produceren met alle residenten die op de dag van de studie een antimicrobieel middel gebruiken. - De geneesmiddelenfiche/blad van de resident op de afdeling: Indien bovenstaande optie niet mogelijk is, dan zal de onderzoeker de gegevensverzameling volledig zelf dienen uit te voeren. In de meeste instellingen bestaat er voor elke resident een geneesmiddelenfiche of blad waarop de huidige medicamenteuze behandeling genoteerd staat. Indien deze gegevens regelmatig bijgehouden worden, is dit een goede bron voor de gegevensverzameling op de dag van de studie.

Page 15: HALT-3 studieprotocol 2016

HALT-3 PPS Protocol

15

Indien een elektronische fiche/blad in de afdeling beschikbaar is, kan deze uitgeprint worden voor iedere resident die op de dag van de studie een antimicrobieel middel gebruikt. Indien er geen elektronische fiche voorhanden is, maar enkel een met de hand geschreven fiche, dan zal de onderzoeker al deze fiches één voor één moeten nagaan om gebruikers van antimicrobiële middelen op te sporen. Wanneer het om een grote instelling gaat, kunnen de gegevens bijvoorbeeld verzameld worden door de verpleegkundig verantwoordelijke van elke afdeling of kan de gegevensverzameling over enkele dagen gespreid worden. - De medische en/of verpleegkundige dossiers van de residenten: Indien er geen geneesmiddelenfiche/blad voorhanden is en de behandeling enkel in de dossiers genoteerd werd, dan dienen al deze dossiers nagekeken te worden op de dag van de studie.

Opmerking: Soms beheren residenten zelf hun medicatie en kunnen dus eventueel een antimicrobieel middel gebruiken zonder dat dit centraal ergens genoteerd werd. Voor zelfstandige residenten dient met deze mogelijkheid rekening gehouden te worden.

Variabele Beschrijving/definitie

Naam van het antimicrobieel middel

De handelsnaam of de naam van de molecule van het voorgeschreven antimicrobieel middel is vereist. Gebruik hoofdletters en schrijf duidelijk de naam van het antimicrobieel middel. Er werd ruimte voorzien voor vier verschillende antimicrobiële middelen. Indien de resident meer dan vier antimicrobiële middelen gebruikt op de dag van de studie stellen we voor om een tweede vragenlijst te gebruiken. Vergeet hierbij niet om op deze nieuwe vragenlijst duidelijk het uniek studienummer van de desbetreffende resident in te vullen.

Toedieningswijze Hoe wordt het antimicrobieel middel aan de resident toegediend op de dag van de studie? Oraal (via de mond: pillen, capsules of vloeibare vorm), parenteraal (intramusculair (IM), intraveneus (IV) of subcutaan (SC)) of op een andere manier (vb. inhalatie, rectaal)?

Eind- of revisiedatum van de behandeling bekend?

Staat in het medische of verpleegkundige dossier van de resident duidelijk vermeld wanneer de antimicrobiële behandeling gestopt moet worden (einddatum) of wanneer de behandeling door de voorschrijver herbekeken moeten worden (revisiedatum)?

Type behandeling Voor welke indicatie werd het antimicrobieel middel voorgeschreven? Werden de antimicrobiële middelen voorgeschreven ter preventie van de ontwikkeling van een infectie (profylactische behandeling) of voor de behandeling van een bestaande infectie (therapeutische behandeling)?

Antimicrobiële behandeling van?

De voorgeschreven profylactische of therapeutische antimicrobiële behandeling heeft betrekking op welk systeem of aandoening?

Waar voorgeschreven? Werd de antimicrobiële behandeling voorgeschreven in de huidige instelling, in het ziekenhuis of elders?

Page 16: HALT-3 studieprotocol 2016

HALT-3 PPS Protocol

16

2.3.3 Zorginfecties

Alle actieve zorginfecties aanwezig op de dag van de studie moeten gerapporteerd worden. Een infectie wordt als actief beschouwd: indien er tekens/symptomen van een infectie aanwezig zijn op de studiedag

OF indien er tekens/symptomen aanwezig waren in het verleden en de resident op de dag van de studie

nog steeds een behandeling voor diezelfde infectie krijgt.

In het laatste geval moet er 14 dagen (tellend vanaf de PPS dag) teruggekeken worden naar de aanwezigheid van tekens/symptomen om te kunnen bepalen of de behandelde infectie voldoet aan één van de definities van een zorginfectie. Rapporteer enkel acute of verergerende tekens/symptomen, die niet gelinkt zijn aan een eventuele niet-infectieuze oorzaak Als zorginfectie worden beschouwd: Infecties waarvan de tekens/symptomen optraden meer dan 48u na opname of heropname in de

huidige instelling OF

Infecties waarvan de tekens/symptomen optraden minder dan 48u na opname of heropname in de huidige instelling bij een resident die voorheen verbleef in een andere zorginstelling (vb. ziekenhuis of een andere chronische zorginstelling) [=GEIMPORTEERDE INFECTIES]

Infecties verworven buiten een zorginstelling (community-acquired infection) dienen geëxcludeerd te worden, bijvoorbeeld:

- Een resident die recent (minder dan 48u op de dag van de studie) in de instelling werd opgenomen nadat hij/zij thuis heeft gewoond.

- Een resident die recent (minder dan 48u op de dag van de studie) in de instelling werd heropgenomen nadat deze resident minstens 24u bij familie heeft verbleven of op vakantie was.

Indien bovenstaande residenten op de dag van de studie tekens/symptomen van een infectie vertonen, veronderstellen we dat de infectie buiten de zorginstelling werd opgelopen. Deze tekens/symptomen dienen bijgevolg niet geregisteerd te worden. Ook indien deze residenten op de dag van de studie geen tekens/symptomen van een infectie meer vertonen, maar nog wel een antimicrobieel middel innemen (behandeling vóór opname gestart), moet er niet 14 dagen worden teruggekeken en geen tekens/symptomen geregistreerd worden. Een residentenvragenlijst moet nog wel ingevuld worden omdat deze resident een antimicrobieel middel gebruikt op de dag van de studie.

Page 17: HALT-3 studieprotocol 2016

HALT-3 PPS Protocol

17

Hoe de infectie data rapporteren? Tijdens de studie dienen definities voor de surveillance van infecties in chronische zorginstellingen (herwerkte McGeer criteria) toegepast te worden.1 Om de toepassing ervan te vergemakkelijken, werd per infectietype een beslissingsboom ontwikkeld dat grafisch in de residentenvragenlijst (p.3-8) wordt weergegeven. In de beslissingsboom moeten alle aanwezige tekens/symptomen aangekruist worden. Op het einde volgt dan de beslissing of de infectie al dan niet bevestigd wordt door de definitie: waren voldoende tekens/symptomen aanwezig om aan de criteria te voldoen? Voorbeeld van een beslissingsboom:

Indien u één of meerdere infecties bij de resident vermoedt, gaat u op zoek naar tekens/symptomen die

aanwezig zijn op de dag van de studie. Zoek in het residentendossier ook naar tekens/symptomen die aanwezig waren bij de start van een antimicrobiële behandeling.

Ga in de residentenvragenlijst (p.3-8) naar het vak dat overeenkomt met de geïnfecteerde anatomische site

(vb. urinewegen, huid, luchtwegen…) en duidt alle aanwezige tekens en/of symptomen aan. Soms is het ook nodig om het resultaat van relevante onderzoeken na te gaan (vb. resultaat van een RX bij een

1 Stone MD, Ashraf MS, Calder J, et al. (2012) Surveillance definitions of infections in long-term care facilities: Revisiting the McGeer criteria. Infect Control Hosp Epidemiol. 10: 965-977

Page 18: HALT-3 studieprotocol 2016

HALT-3 PPS Protocol

18

vermoeden van een lage luchtweginfectie of van een urinecultuur bij een vermoeden van een urineweginfectie).

Opmerking: Bevestiging van de diagnose ‘infectie’ door een arts (of notering in het dossier) is niet noodzakelijk voor de rapportering in deze studie.

Registreer alle infecties. Een resident kan meer dan één infectie vertonen op de PPS dag. Indien de tekens/symptomen niet geclassificeerd kunnen worden, kies dan ‘andere’ en vermeldt de infectie.

Indien alle infectiecriteria voldaan zijn, ga dan verder naar de grijze box ‘BEVESTIGING INFECTIE’ en kruis het vakje aan bij ‘Criteria volledig voldaan: BEVESTIGDE INFECTIE (XXX-C)’.

Opgelet: bij de definitie voor een urineweginfectie zijn er twee mogelijkheden: Tekens/symptomen EN urinecultuur positief: BEVESTIGDE INFECTIE (UTI-C) Tekens/symptomen EN urinecultuur niet uitgevoerd, negatief of resultaat onbekend:

VERMOEDELIJKE INFECTIE (UTI-P) Ga vervolgens naar deel B (p.2) van de vragenlijst, vul de infectiecode aan (lettercombinatie die eindigt op –C) en vervolledig de andere vragen.

In het geval de resident op de dag van de studie tekens/symptomen van een infectie vertoont of tekens/symptomen in het verleden vertoonde maar nog steeds behandeld wordt voor diezelfde infectie op de dag van de studie (cf. definitie van een actieve infectie), moeten alle relevante tekens/symptomen

Page 19: HALT-3 studieprotocol 2016

HALT-3 PPS Protocol

19

aangeduid worden in de beslissingsboom van het juiste type infectie. Indien de resident echter niet voldoet aan alle criteria, mag de grijze box ‘BEVESTIGING INFECTIE’ niet ingevuld worden. Deel B van de vragenlijst moet vervolgens niet ingevuld worden (tenzij nog een andere infectie aanwezig is).

In het geval van een resident die recent werd ontslagen uit een andere zorginstelling (vb. ziekenhuis of andere chronische zorginstelling) en nog onder (antimicrobiële) behandeling staat voor een infectie is het vaak moeilijk om tekens/symptomen die aanwezig waren bij aanvang van de behandeling, terug te vinden. Indien de ontslagbrief enkel de behandelde infectie en geen tekens/symptomen vermeld, dan mag het invullen van de beslissingsboom overgeslagen worden en direct overgegaan worden naar de grijze box ‘BEVESTIGING INFECTIE’. In dit geval mag ‘Infectie behandeld op PPS dag maar geen documentatie van tekens/symptomen (ziekenhuis of andere chronische zorginstelling): GEÏMPORTEERDE INFECTIE (XXX-I)’ aangekruist worden. Ga vervolgens naar deel B (p.2) van de vragenlijst, vul de infectiecode aan (lettercombinatie die eindigt op – I) en vervolledig de andere vragen.

BELANGRIJK: Infecties kunnen alleen als ‘geïmporteerd’ gerapporteerd worden indien de resident recent getransfereerd werd uit een andere zorginstelling (vb. ziekenhuis of andere chronische zorginstelling) en op de dag van de studie nog steeds behandeld wordt voor een infectie in afwezigheid van documentie over (alle) tekens/symptomen die in het verleden aanwezig waren.

Infectie Niveau van bevestiging Infectiecode

Urineweginfecties Bevestigd / Vermoedelijk / Geïmporteerd UTI-C / UTI-P / UTI-I

Luchtweginfecties (LWI) • Gewone verkoudheid/faryngitis • Griep • Pneumonia

• Andere lage LWI

Bevestigd / Geïmporteerd Bevestigd / Geïmporteerd Bevestigd / Geïmporteerd Bevestigd / Geïmporteerd

COLD-C / COLD-I FLU-C / FLU-I PNEU-C / PNEU-I LRTI-C / LRTI-I

Huidinfecties • Cellulitis/infectie weke delen of wonde

• Scabies (schurft) • Herpes simplex of herpes zoster infectie • Schimmelinfectie

Bevestigd / Geïmporteerd Bevestigd / Geïmporteerd Bevestigd / Geïmporteerd Bevestigd / Geïmporteerd

SKIN-C / SKIN-I SCAB-C / SCAB-I HERP-C / HERP-I FUNG-C / FUNG-I

Postoperatieve wondinfectie (PWI) • Oppervlakkige incisionele PWI • Diep incisionele PWI

• PWI van orgaan of anatomische ruimten

Bevestigd / Geïmporteerd Bevestigd / Geïmporteerd Bevestigd / Geïmporteerd

SSSI-C / SSSI-I DSSI-C / DSSI-I OSSI-C / OSSI-I

Page 20: HALT-3 studieprotocol 2016

HALT-3 PPS Protocol

20

Oog-, oor-, neus- en mondinfecties • Conjunctivitis (oogontsteking) • Oorinfectie • Sinusitis • Orale candidiasis (spruw)

Bevestigd /Geïmporteerd Bevestigd /Geïmporteerd Bevestigd /Geïmporteerd Bevestigd /Geïmporteerd

CONJ-C / CONJ-I EAR-C / EAR-I SINU-C / SINU-I ORAL-C / ORAL-I

Gastro-intestinale infecties • Gastro-enteritis

• Infectie met Clostridium difficile

Bevestigd /Geïmporteerd Bevestigd /Geïmporteerd

GE-C / GE-I CDI-C / CDI-I

Systemische infecties Bevestigd /Geïmporteerd BSI-C / BSI-I

Onverklaarbare koorts Bevestigd /Geïmporteerd FUO-C / FUO-I

Andere infectie(s) OTHER

-C = bevestigd (confirmed); -P = vermoedelijk (probable); -I = geïmporteerd (Imported)

Variabele Beschrijving/definitie

Constitutionele symptomen Koorts 1) éénmalig > 37.8°C oraal/trommelvlies of

2) herhaaldelijk > 37.2°C oraal of > 37.5°C rectaal of 3) verhoging met > 1.1°C ten opzicht van de normale temperatuur van de resident op een bepaalde locatie (oraal, trommelvlies, oksel)

Leukocytose Een groter aantal witte bloedcellen (leukocyten) in het bloed dan normaal Acute verandering in mentale status t.o.v. basiswaarde

Acute opzet en fluctuerend verloop en onoplettendheid en ofwel gedesoriënteerd denken ofwel een veranderd bewustzijn Nieuw opgetreden moeilijkheden of achteruitgang van cognitieve mogelijkheden (vb. sneller iets vergeten, problemen met het herkennen van vertrouwde personen, sneller verward zijn...)

Acute functionele achteruitgang Toename van de afhankelijkheid op de meetschaal (vb. KATZ) die in de instelling wordt gehanteerd. Nieuw opgetreden moeilijkheden of achteruitgang die de resident ondervindt om activiteiten van het dagelijks leven uit te voeren (vb. hulp nodig om zich te wassen, aan te kleden, naar het toilet gaan, zich te verplaatsen of te eten)

Beslissingsbomen Urineweginfectie Kan zowel een infectie van het nierbekken, de urineleider, de blaas als de

urinebuis omvatten Costovertebrale hoek Overgang van rib naar wervel Suprapubisch Streek boven het schaambeen Luchtweginfectie

Infectie van het ademhalingsstelsel: kan onderverdeeld worden in: Hoge/bovenste luchtweginfectie Omvat infecties van de (neus)keelholte ((naso)pharyngitis) en keelamandelen (tonsillitis) Lage/onderste luchtweginfectie Omvat infecties van de luchtpijp en grote luchtpijpvertakkingen (bronchitis), fijnere luchtpijpvertakkingen (bronchiolitis) en van de long(blaasjes) (pneumonie)

Cervicale lymfadenopathie Afwijkingen (meestal gepaard gaande met zwelling en pijn) van de lymfeklieren die tot de hals en nek behoren

Page 21: HALT-3 studieprotocol 2016

HALT-3 PPS Protocol

21

Infiltraat Afzetting van vocht (bloed, lymfe, etter..) in weefsels en cellen Sputum Opgehoeste fluim uit de lage luchtwegen (dit is géén speeksel !!!) Auscultatie Het luisteren naar geluiden in het lichaam (vb. ademhaling, longgeruis, hartslag)

met behulp van een stethoscoop of door het oor tegen het lichaam van de patiënt te plaatsen.

Crepitaties Onderbroken knetterende bijgeluiden in de long en bronchus door luchtverplaatsingen

Rhonchi Continue bijgeluiden in de lage luchtwegen Wheezing Zacht fluitend of piepend geluid bij een bemoeilijkte uitademing Pleurale pijn Pijn in de borstkas bij het inademen wat kan resulteren in een snelle

oppervlakkige ademhaling om de pijn te verminderen Cellulitis Infectie van het onderhuids bindweefsel Weke delen Weefsels die andere structuren en organen in het lichaam verbindt, omgeeft of

ondersteunt. Dit zijn onder andere spieren, pezen, ligamenten, zenuwen, bloedvaten, vet, vezelig weefsel, bindweefsel (fascia) en vliezen

Sereus vocht Waterachtige vloeistof die wordt afgegeven t.g.v. een ontsteking Scabiës Besmettelijke en hevig jeukende huidziekte veroorzaakt door een mijt (schurft) Maculopapillaire uitslag Vlekkerige en knobbelachtige uitslag op de huid Herpes simplex Herpes wordt veroorzaakt door een virus: een huiduitslag (vaak ter hoogte van

de lippen, neus) bestaande uit kleine met een helder vocht gevulde blaasjes die zich in groepjes vormen en spoedig verdrogen (in de volksmond: koortsblaar)

Herpes zoster Synoniemen: gordelroos of zona, wordt veroorzaakt door een virus: een meestal pijnlijke blaasjesvormige uitslag in gebieden waar veel gevoelszenuwen lopen (gelaat, borstkas, schouder en heup)

Incisioneel Insnijding in (een deel van) het lichaam, vb. tijdens een chirurgische ingreep Fascia Bindweefsel dat zich tussen de organen, bloedvaten en spieren van het lichaam

bevindt. Het verbindt ons hele lichaam en ondersteunt en beschermt de organen, gewrichten en spieren

Abcedatie Ophoping van een hoeveelheid pus (etter) in een niet eerder bestaande holte (vorming van een abces).

Histopathologisch onderzoek Onderzoek van de structuur van (aangetast) weefsel, afgenomen bij biopsie, chirurgie of autopsie, met behulp van een microscoop

Anatomische ruimte Ruimte in het lichaam die niet opgevuld is met weefsel Conjunctivitis Infectie van het oogbindvlies (conjunctiva) ten gevolge van een bacterie of virus Sinusitis Infectie van de neusbijholten Gastro-intestinale infectie Infectie van de maag en/of darm Clostridium difficile C. difficile, een bacterie (gram-positieve bacil) die een hardnekkige diarree en

pseudomembraneuze colitis kan veroorzaken Toxisch megacolon Een megacolon wordt gekenmerkt door een dikke darm die verwijd en vergroot

is. Een toxisch megacolon treedt op als er in zo’n wijde darm een acute ontsteking optreedt. Een mogelijke complicatie van een toxisch megacolon is het scheuren van de darm (perforatie) met mogelijk een buikvliesontsteking (peritonitis) en bloedvergiftiging (sepsis) tot gevolg.

Toxine Een schadelijke stof die wordt gevormd door bacteriën PCR Polymerase Chain Reaction of polymerasekettingreactie, een techniek gebruikt in

Page 22: HALT-3 studieprotocol 2016

HALT-3 PPS Protocol

22

een laboratorium om zeer kleine hoeveelheden DNA in een monster te vermenigvuldigen tot er genoeg is om te analyseren

Pseudomembraneuze colitis Een ontsteking van de dikke darm welke vaak optreedt bij een behandeling met antibiotica en gepaard gaat met diarree, buikpijn en koorts

Endoscopie Onderzoek waarbij met behulp van een dunne buis of slang (endoscoop) via een natuurlijke opening (mond of anus) in het lichaam kan gekeken worden

Colectomie Chirurgische ingreep waarbij de dikke darm gedeeltelijk of geheel verwijderd wordt

Systemische infectie Een infectie, veroorzaakt door een micro-organisme, die zich verspreid naar verschillende organen in de verschillende lichaamssystemen

Contaminant Besmetting of vervuiling met een chemische of biologische (vb. bacterie) stof Hoe ‘B – Zorginfecties’ van de residentenvragenlijst invullen?

Variabele Beschrijving/definitie

Infectiecode Deze code is terug te vinden in de grijze box ‘BEVESTIGING INFECTIE’ voor de relevant infectie(s) van een resident die voldoet aan alle infectiecriteria.

Voor bevestigde infecties eindigt deze code op -C (Confirmed) Voor geïmporteerde infecties eindigt deze code op -I (Imported) Voor een vermoedelijke urineweginfectie is deze code UTI-P (Probable Urinary Tract Infection). Voor een “andere” infectie is deze code ‘OTHER’. Vergeet deze infectie niet nader te specificeren op pagina 8 van de residentenvragenlijst.

Aanwezig bij (her-)opname Duid ‘ja’ aan indien de tekens/symptomen van de desbetreffende infectie aanwezig waren bij opname of heropname in de instelling of indien de resident geen tekens/symptomen meer vertoont op de dag van de studie maar sinds opname of heropname nog onder behandeling staat voor diezelfde infectie. Duid ‘nee’ aan indien de tekens/symptomen van de desbetreffende infectie ontstonden na opname of heropname in de instelling of indien de behandeling van een infectie werd opgestart na opname of heropname in de instelling bij een resident die op de dag van de studie geen tekens/symptomen meer vertoont.

Datum start van infectie (DD/MM/JJ)

Indien het antwoord op de vorige vraag (Aanwezig bij (her-)opname) ‘Ja’ is, mag deze vraag opengelaten worden.

Indien het antwoord op vorige vraag (Aanwezig bij (her-)opname) ‘Nee’ is, gelieve dan de datum in te vullen dat de eerste tekens/symptomen van de desbetreffende infectie zich voordeden. Indien deze datum niet gekend is, mag deze datum ook de start van de (antimicrobiële) behandeling voor de desbetreffende infectie zijn of de datum dat een staal voor onderzoek naar een microbiologisch laboratorium werd gestuurd.

Oorsprong van de infectie Zie hieronder Naam van het micro-organisme Zie 2.3.4 Getest antibioticum en resistentie

Zie 2.3.4

Page 23: HALT-3 studieprotocol 2016

HALT-3 PPS Protocol

23

Oorsprong van de infectie: Deze vraag heeft vier antwoordmogelijkheden: deze instelling, andere chronische instelling, ziekenhuis of onbekend. Een infectie is geassocieerd aan de huidige instelling indien de tekens/symptomen meer dan 48u na

opname of heropname in de huidige instelling optraden. Infecties waarvan de tekens/symptomen optraden minder dan 48u na opname of heropname in de

huidige instelling bij een resident die voorheen verbleef in een andere zorginstelling, kunnen hun oorsprong vinden in: - Een andere chronische zorginstelling (vb. een woonzorgcentrum, een revalidatiecentrum, een

psychiatrische instelling...) - Het ziekenhuis

Een postoperatieve wondinfectie vindt zijn oorsprong in het ziekenhuis indien de eerste tekens/symptomen optreden binnen 30 dagen na een chirurgische ingreep zonder implantaat of binnen 90 dagen (3 maand) na een operatie waarbij een implantaat (vb. heup- of knieprothese) geplaatst werd.

Infecties met Clostridium difficile kunnen geassocieerd zijn aan een ziekenhuis of andere chronische zorginstelling indien de tekens/symptomen optreden binnen 28 dagen na opname of heropname in de huidige instelling na een verblijf in een ziekenhuis of andere chronische zorginstelling.

Infecties waarvan de tekens/symptomen optraden minder dan 48u na opname of heropname in de huidige instelling bij een resident die voorheen buiten een zorginstelling (vb. thuis of bij familie) worden niet opgenomen in de studie en mogen bijgevolg niet onder ‘B-Zorginfecties’ gerapporteerd worden.

Indien er twijfels zijn over de oorsprong van infectie, gelieve contact op te nemen met de nationale studiecoördinator (zie contact).

2.3.4 Geïsoleerde micro-organismen en antimicrobiële resistentie

Gegevens over geïsoleerde micro-organismen en antimicrobiële resistentie worden verzameld onder ‘B-Zorginfecties’.

Indien een staal voor microbiologisch onderzoek werd afgenomen, dient het resultaat van dit onderzoek gerapporteerd te worden. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de codelijst met micro-organismen (Annex E – codelijst micro-organismen) of één van onderstaande codes

_NOEXA ONDERZOEK NIET UITGEVOERD Er werd geen diagnostisch staal genomen of er werd geen microbiologisch onderzoek uitgevoerd

_NA RESULTATEN NIET BESCHIKBAAR De resultaten van het microbiologisch onderzoek zijn nog niet beschikbaar of kunnen niet gevonden/geraadpleegd worden

_NONID MICRO-ORGANISME NIET GEÏDENTIFICEERD

Een microbiologisch onderzoek werd uitgevoerd, maar de micro-organismen konden niet correct geclassificeerd worden

_STERI STERIEL ONDERZOEK Een microbiologisch onderzoek werd uitgevoerd, maar het resultaat was negatief (vb. cultuur negatief voor pathogenen)

Page 24: HALT-3 studieprotocol 2016

HALT-3 PPS Protocol

24

Er kunnen maximum drie micro-organismen gerapporteerd worden. Indien een micro-organisme gerapporteerd wordt dat in de codelijst met micro-organismen in het rood staat aangeduid staat, dient bijkomend de gevoeligheid vermeld te worden:

S Sensitief of gevoelig I Intermediair gevoelig R Resistent of ongevoelig U Onbekend (‘unknown’)

Volgende schema dient gevolgd te worden:

Micro-organisme Getest antibioticum1 Gevoeligheid/resistentie

Stafylococcus aureus (STAAUR)

Oxacilline (OXA) Sensitief (S) Resistent (R) Onbekend (U)

Glycopeptiden (GLY) Sensitief (S) Intermediaire (I) Resistent (R) Onbekend (U)

Enterococcus species (ENC***) Glycopeptiden (GLY) Sensitief (S) Intermediaire (I) Resistent (R) Onbekend (U)

Enterobacteriaceae, inclusief: Escherichia coli (ESCCOL) Klebsiella species (KLE***) Enterobacter species (ENB***) Proteus species (PRT***) Citrobacter species (CIT***) Serratia species (SER***) Morganella species (MOGSPP)

Cefalosporines van de 3de generatie (C3G) Sensitief (S) Intermediaire (I) Resistent (R) Onbekend (U)

Carbapenems (CAR) Sensitief (S) Intermediaire (I) Resistent (R) Onbekend (U)

Pseudomonas aeruginosa (PSEAER) Carbapenems (CAR) Sensitief (S) Intermediaire (I) Resistent (R) Onbekend (U)

Acinetobacter baumannii (ACIBAU) Carbapenems (CAR) Sensitief (S) Intermediaire (I) Resistent (R) Onbekend (U)

1OXA = gevoeligheid voor oxacilline of een andere marker voor MRSA (vb. cefoxitine, cloxacilline, dicloxacilline, flucloxacilline, meticilline) GLY = gevoeligheid voor glycopeptiden: vancomycine of teicoplanine C3G = gevoeligheid voor cefalosporines van de derde generatie: cefotaxim, ceftriaxone, ceftazidim CAR = gevoeligheid voor carbapenems: imipenem, meropenem, doripenem.

Voorbeeld:

Page 25: HALT-3 studieprotocol 2016

HALT-3 PPS Protocol

25

3 PRAKTISCHE ASPECTEN

3.1 Optisch leesbare vragenlijsten

Tijdens de studie wordt gebruik gemaakt van optisch leesbare vragenlijsten (Optical Character Recognition (OCR), Teleform®). Omwille van deze reden mogen enkel de originele vragenlijsten gebruikt worden (geen kopies!!!), zoniet bestaat het risico dat de documenten niet meer ingelezen kunnen worden en dus niet meer bruikbaar zijn. Ook is het belangrijk om de zwarte markeringstekens (in de vier hoeken) niet te beschadigen (o.a. door erover te schrijven, de papieren te nieten...). Bijkomende documenten kunnen steeds aangevraagd worden bij het WIV-ISP.

3.2 Organisatie van de studie en werklast

Het is aangewezen een informatiesessie georganiseerd door het WIV-ISP te volgen. De specifieke data voor deze sessies worden later aan de deelnemende instellingen gecommuniceerd, maar zullen plaatsvinden kort voor of bij aanvang van de studieperiode.

Het is bovendien aangewezen voor aanvang van de studie locale (in de eigen instelling) informatiesessie voor het personeel te houden.

Een geschreven toestemming tot deelname (geschreven consent) dient op voorhand gevraagd te worden aan alle residenten die in aanmerking komen voor de studie, t.t.z. aan alle residenten met tekens/symptomen van een infectie en/of met antimicrobieel gebruik op de dag van de studie.

Een correcte voorbereiding van de studie en goed ingevulde afdelingslijsten kunnen de dataverzameling sneller en gemakkelijker doen verlopen en zijn basisvereisten voor een geslaagde PPS.

Een residentenvragenlijst moet enkel ingevuld worden voor residenten met tekens/symptomen van een infectie en/of die een antimicrobieel middel innemen op de dag van de PPS. Voor een instelling van 100 bedden komt dit neer op een 7-tal vragenlijsten.

De institutionele vragenlijst kan ook voor of na de dag van de PPS ingevuld worden.

Belangrijke aandachtspunten met betrekking tot het gebruik van OCR documenten

• Gebruik enkel originele vragenlijsten, nooit fotokopies • Vermijd het aanbrengen van veranderingen aan de zwarte markeringstekens (4 hoeken) en aan de

identificatie markering (linker bovenhoek) vb. niet plooien, niet doorstrepen…

• Vermijd het gebruik van nietjes om de documenten samen te houden • Plooi de vragenlijsten niet • Schrijf duidelijk en gebruik hoofdletters • Maak de vakjes/cirkels helemaal zwart, vink of omcirkel de antwoorden niet • In geval van een fout: schrijf gewoon de correctie op de vragenlijst • Doorstreep nooit vragen die niet van toepassing zijn

Page 26: HALT-3 studieprotocol 2016

HALT-3 PPS Protocol

26

Als een verpleegkundige instaat voor de dataverzameling, dan worden de verzamelde (voornamelijk medische) gegevens bij voorkeur door een (coördinerend en raadgevend) arts gevalideerd.

3.3 Ethische aspecten

Volgens de Belgische regelgeving geldt dat in het kader van een wetenschappelijk onderzoek een geïnformeerde toestemming moet gevraagd worden aan de participanten. Dit wil zeggen dat de resident en/of zijn familieleden voldoende en duidelijk over de studie geïnformeerd (bewonersraad, informatiebrief of -vergadering) moeten worden, alvorens toestemming te geven. Toestemming geven kan enkel via het invullen en ondertekenen van het toestemmingsformulier door de resident of zijn proxy (een persoon die in naam van de resident beslist in geval de resident niet in staat is om dit zelf te doen). Indien de resident competent is en zijn toestemming mondeling kan geven maar het consentformulier niet kan onderteken omwille van een beperkt gezichtsvermogen, fysieke handicap of ongeletterdheid zal de onderzoeker of een staflid op het consentformulier schrijven: ‘Resident kan niet ondertekenen’ en de redenen. De onderzoeker of het staflid ondertekenen dan het formulier in de hoedanigheid van getuige. Gegevens van residenten die weigeren deel te nemen, worden niet opgenomen in de studie. Een informatiebrief en het toestemmingsformulier worden geleverd door het WIV-ISP. De toestemmingsformulieren dienen in de instelling bewaard te worden tot het einde van de studie. Deze documenten mogen in geen geval naar het WIV-ISP gestuurd worden aangezien ze namen van residenten bevatten.

3.4 Vertrouwelijkheid van gegevens

Aan elke deelnemende instelling wordt een uniek studienummer toegekend door de nationale HALT-3 studiecoördinator. In rapporten of voorstellingen waarbij resultaten tussen instellingen vergeleken worden, zal enkel dit nummer gebruikt worden.

De naam van de resident mag op geen enkele vragenlijst voorkomen. Ter vervanging dient het studienummer van de resident te worden gebruikt dat door de lokale studiecoördinator werd toegewezen in bv. de populatielijst.

3.5 Verwerking van de studiegegevens

Na afloop van de studie in de eigen instelling dienen alle studiedocumenten verzameld en nagekeken te worden op hun volledigheid.

De ingevulde vragenlijsten (instellingsvragenlijst, afdelingslijsten en residentenvragenlijsten) dienen per post naar het WIV-ISP (T.a.v. Mevr. Katrien Latour; zie contact) opgestuurd te worden.

Page 27: HALT-3 studieprotocol 2016

HALT-3 PPS Protocol

27

Het is aan te raden een kopie van de vragenlijsten te maken of deze in te scannen alvorens deze per post te versturen.

Elke instelling krijgt na afloop van de studie een individuele feedback met resultaten.

Een nationaal (in het Nederlands en Frans) en een Europees studierapport (in het Engels) zal opgesteld worden op basis van geaggregeerde gegevens. De studieresultaten kunnen geaggregeerd in nationale en/of internationale artikels gebruikt worden.

De nationale databank met daarin gegevens van de geselecteerde WZC’s zal worden opgeladen in de European Surveillance System (TESSy) databank van het European Centre for Disease Prevention and Control (ECDC). TESSy beoogt het verzamelen, bewaren, analyseren en verspreiden van anonieme informatie met betrekking tot infectieziekten in Europa.

Page 28: HALT-3 studieprotocol 2016

HALT-3 PPS Protocol

28

CONTACT

Katrien Latour Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid OD Volksgezondheid & Surveillance Juliette Wytsmanstraat 14 1050 – Brussel Tel: +32 2 642 57 62 Fax: +32 2 642 54 10 E-mail: [email protected]; [email protected]

Béatrice Jans Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid OD Volksgezondheid & Surveillance Juliette Wytsmanstraat 14 1050 – Brussel Tel: +32 2 642 57 36 Fax: +32 2 642 54 10 E-mail: [email protected]; [email protected]

Page 29: HALT-3 studieprotocol 2016

HALT-3 PPS Protocol

29

ANNEX

A – Instellingsvragenlijst

B – Afdelingslijst

C – Residentenvragenlijst

D – Populatielijst

E – Codelijst met micro-organismen