GROEIHORMOONBEHANDELING BIJ KINDEREN …...4 Voorts geven initiële groeihormoonstudies bij kinderen...
Transcript of GROEIHORMOONBEHANDELING BIJ KINDEREN …...4 Voorts geven initiële groeihormoonstudies bij kinderen...
ACADEMIEJAAR 2015-2016
GROEIHORMOONBEHANDELING BIJ KINDEREN MET EEN SHOX-
DEFICIËNTIE MET OF ZONDER EEN LÉRI-WEILL
DYSCHONDROSTEOSIS
JOREN HEYMANS
Promotor: Prof. Dr. Jean De Schepper
Co-promotor: Dr. Saskia van der Straaten
Masterproef voorgedragen in de 2de Master in het kader van de opleiding
MASTER OF MEDICINE IN DE GENEESKUNDE
FACULTEIT GENEESKUNDE EN
GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN
Inhoudsopgave
Abstract ............................................................................................................................................ 1
Inleiding ........................................................................................................................................... 3
Methodologie ................................................................................................................................... 5
Algemene achtergrond ..................................................................................................................... 7
SHOX-gen ..................................................................................................................................... 7
SHOX-deficiëntie ......................................................................................................................... 9
Epidemiologie ............................................................................................................................. 11
Klinische tekens .......................................................................................................................... 11
Differentiaal Diagnose ................................................................................................................ 15
Diagnostiek ................................................................................................................................. 15
Resultaten ....................................................................................................................................... 17
Inleiding ...................................................................................................................................... 17
Kenmerken van de rhGH studies ................................................................................................ 17
Kenmerken van de ingesloten patiënten ..................................................................................... 20
Kenmerken van de ingestelde rhGH behandeling ...................................................................... 20
Effecten op de lengtegroei .......................................................................................................... 21
Beïnvloedende factoren van de groeirespons ............................................................................. 23
Effecten op de lichaamsdisproportie .......................................................................................... 24
Effecten op de botmaturatie en de radiologische skeletafwijkingen .......................................... 24
Effecten op de timing en tempo van de puberteit ....................................................................... 25
Effecten op het serum IGF-1 ...................................................................................................... 25
Gerapporteerde neveneffecten .................................................................................................... 25
Discussie ......................................................................................................................................... 26
Conclusie .................................................................................................................................... 29
Referentielijst ................................................................................................................................. 30
Bijlage-1 ........................................................................................................................................... I
1
Abstract
Achtergrond: Een deficiëntie van het SHOX-gen, gelegen op het distale uiteinde van het
geslachtchromosoom, is grotendeels verantwoordelijk voor de kleine gestalte van meisjes met een
syndroom van Turner. Aangezien bij patiënten met het Turner syndroom een behandeling met
recombinant humaan groeihormoon (rhGH) efficiënt bleek te zijn, werden studies met rhGH
aangevat bij kinderen met een kleine gestalte ten gevolge van deleties of mutaties van het SHOX-
gen, in een vergelijkbare dosis als bij het Turner syndroom. (1) De gebruikte dosering van rhGH is
echter suprafysiologisch en bij een langdurige behandeling, welke wel de efficiëntie lijkt te
verhogen, rijst dan ook de vraag of de lange termijn veiligheid gewaarborgd is.
Doelstellingen: Onderzoeken of de gepubliceerde studies aangeven dat een behandeling met rhGH
bij kinderen met een SHOX-deficiëntie in combinatie met of zonder een Léri-Weill
dyschondrosteosis (LWD) efficiënt en veilig is. Opzoeken of bepaalde condities leiden tot een
gunstigere groeirespons of eventuele bijwerkingen.
Methodologie: In dit literatuuronderzoek werden 155 artikels gescreend op basis van hun abstract.
Uiteindelijk zijn 52 artikels gebruikt in dit literatuuroverzicht. Een beschrijving van de resultaten
was gebaseerd op studies waarbij minstens 10 SHOX-deficiënte patiënten met rhGH werden
behandeld op een uniforme manier. Specifiek werd gekeken naar de groeirespons bij patiënten
gediagnosticeerd met LWD. Er werden 6 studies weerhouden die aan de criteria voldeden.
Resultaten: Een RCT bewees dat een aangehouden rhGH behandeling gedurende 2 jaar een
gestaltewinst van gemiddeld 5,9 cm opleverde indien deze behandeling werd opgestart voor de
puberteit. De aanwezigheid van een Léri-Weill dyschondrosteosis gaf geen significant mindere
groeiwinst. In alle studies werd de grootste toename in gestalte standaarddeviatiescore (SDS) in
het eerste jaar van de behandeling opgemerkt. De gemiddelde jaarlijkse gestaltewinst nam in de
volgende jaren wel gestadig maar minder snel toe. Bij 57% kon een volwassen gestalte binnen de
normale referentiewaarden bekomen worden.
In de verschillende studies werd een grotere groeiresponsrespons bekomen bij het starten van de
rhGH behandeling op jongere leeftijd, bij patiënten met een minder afwijkende lengte SDS en bij
2
patiënten waar de SHOX-afwijking gelegen is in het enhancer gebied. De behandeling had geen
effect op de aanwezige lichaamsdisproportie. Er kon een catch-up in botleeftijd worden
waargenomen die stabiliseerde wanneer de biologische leeftijd werd bijgehaald. Er kon geen
invloed op timing en verloop van puberteit worden aangetoond. Het toedienen van rhGH gaf
evenwel aanleiding tot sterk verhoogde IGF-1 waarden (> 2 SDS) bij 17-47 % van de patiënten. Er
werden geen andere dan de verwachte bijwerkingen met betrekking tot rhGH behandeling
gerapporteerd.
Interpretatie: Uit de studies die tot op heden voorhanden zijn, blijkt dat het toedienen van rhGH
effectief is in het verminderen van het lengtegroei deficit bij pre-pubertaire patiënten met SHOX-
deficiëntie al dan niet met een LWD. Het feit dat de onderzoeken slechts een kleine groep LWD-
patiënten bevatten, brengt onzekerheid met zich mee of dit kan geëxtrapoleerd worden naar de
volledige LWD-populatie. Het is aan te raden om een additionele RCT uit te voeren waarbij een
voldoende aantal LWD-patiënten bestudeerd wordt. Algemeen wordt aangenomen dat het
toedienen van rhGH bij door de FDA/EMEA goedgekeurde aandoeningen veilig is. Nochtans is de
ervaring op lange termijn nog erg beperkt in deze indicatie en dient dit ook aan de ouders te worden
gerapporteerd.
3
Inleiding
De lengtegroei tijdens de kinderjaren en puberteit is een complex fenomeen, gereguleerd door
verschillende factoren. (1) Zowel omgevings-, hormonale als genetische factoren kunnen elk een
invloed uitoefenen op de skeletale groei en de uiteindelijke volwassen gestalte. (2)
Het groeiproces speelt zich af ter hoogte van de groeischijf. Verscheidene genen die invloed
uitoefenen op de regulatie van chondrocyten hyperplasie, hypertrofie en apoptose zijn bekend. Een
mutatie in een dergelijk gen kan aanleiding geven tot een chondrodysplasie.
In 1997 werd aan de reeds uitgebreide lijst genen verantwoordelijk voor botdysplasie nog een
nieuw gen toegevoegd, namelijk het SHOX-gen (Short Stature Homeobox-containing gen), gelegen
op de pseudo autosomale regio (PAR-1) van de korte armen van de beide geslachtschromosomen.
(3) Wanneer nu een haploinsufficiëntie of een complete ‘loss of function’ van SHOX (door een
mutatie, duplicatie of deletie in het gen) ontstaat, gaat de functionaliteit van het SHOX-eiwit
verloren, resulterend in een atypische proliferatie en differentiatie van de chondrocyten met als
gevolg een verstoorde groei van de lange beenderen. Een deficiënte werking van het SHOX-gen
kan teruggevonden worden bij verscheidene condities van verstoorde lengtegroei, namelijk het
Turner syndroom, het Léri-Weill syndroom, Langer mesomelische dysplasie en idiopathisch kleine
gestalte. (4) In dit overzicht zal enkel Léri-Weill dyschondrosteosis uitgebreider besproken
worden.
Aangezien bij patiënten met Turner syndroom een behandeling met recombinant humaan
groeihormoon (rhGH) efficiënt en veilig bleek, werden studies gestart bij kinderen met een kleine
gestalte ten gevolge van deleties of mutaties van het SHOX-gen. (1) De gebruikte dosering van
rhGH in deze indicaties is echter suprafysiologisch en bij een langdurige behandeling, welke wel
de efficiëntie lijkt te verhogen, rijst dan ook de vraag of de veiligheid gewaarborgd is. (5) Het is
aangetoond dat extreem hoge IGF-1 concentraties (> 2,5 SDS) bij volwassenen een verhoogd risico
op bepaalde kankers met zich meebrengen (voornamelijk colorectaal-, borst- en prostaatkanker).
(6–10)
4
Voorts geven initiële groeihormoonstudies bij kinderen met SHOX-gen deficiëntie uitgevoerd op
kleine aantallen van vaak geselecteerde patiënten, enkel korte termijn resultaten weer. Anderzijds
werden de eerste trials met rhGH bij kinderen met een kleine gestalte ten gevolge van deleties of
mutaties van het SHOX-gen gefinancierd door farmaceutische bedrijven. (11–13)
In deze literatuurstudie wordt er onderzocht of het ‘evidence based’ is om een behandeling met
recombinant groeihormoon op te starten bij kinderen met een SHOX-deficiëntie, en meer specifiek
bij kinderen met een Léri-Weill dyschondrosteosis. Dit literatuuronderzoek zal proberen een
antwoord te bieden op onderstaande vragen: Welk effect heeft het toedienen van rhGH op de
lengtegroei, zowel op korte termijn als op de uiteindelijke volwassen gestalte? Welke eventuele
bijwerkingen van deze groei stimulerende therapie (zowel tijdens, kort erna, als op lange termijn)
werden vastgesteld? Zijn er bepaalde voorzorgen te nemen bij het opstarten of tijdens de
behandeling zelf? Op welke leeftijd wordt best gestart met de behandeling? Vertonen bepaalde
kinderen een meer of minder uitgesproken lengtegroei versnelling onder behandeling? Heeft het
toedienen van rhGH bij SHOX-deficiëntie mogelijk andere positieve effecten, zoals op de
levenskwaliteit, de spierontwikkeling…?
5
Methodologie
Via Medline (PubMed) werd sinds 5 december 2014 gezocht naar recente Engelse
overzichtsartikels over het onderwerp met de zoekterm ‘SHOX deficiency’. Dit leverde 64 artikels
op. Om dit aantal te verkleinen werden enkele exclusiecriteria toegevoegd (enkel review artikels
gepubliceerd in de laatste 5 jaar). Dit bracht het aantal terug tot 8 artikels. Vervolgens werd via de
MeSH-term ‘Léri Weill syndrome’ 53 artikels bekomen, gereduceerd tot 34 na het toevoegen van
de term SHOX. Artikels die handelden over diermodellen of een beschrijving gaven van een case
report werden na het lezen van de abstract niet verder doorgenomen. De resterende artikels werden
volledig doorgenomen, waarna een definitieve selectie van 19 artikels effectief gebruikt werd bij
het schrijven. Deze handelden over het genetisch mechanisme, klinische tekens en diagnostiek.
Vervolgens werd met de zoekterm ‘SHOX AND GH therapy’ gezocht. Dit gaf 36 resultaten. De 21
artikels die handelden over GH-behandeling bij SHOX-deficiënte patiënten werden doorgenomen.
Dit literatuuronderzoek stelt als voorwaarde dat minimum 10 SHOX-deficiënte patiënten
behandeld moesten worden met rhGH vooraleer de studie in aanmerking kwam om te worden
gebruikt. Uiteindelijk werden 5 onderzoeken gevonden die hieraan voldoen, 1 randomized clinical
trial, 1 prospectieve studie en 3 retrospectieve studies. Nadien werd ook de retrospectieve studie
van Salmon-Musial et al., gevonden via de MeSH term, toegevoegd.
Bij het verzamelen van extra artikels, die dieper ingaan op aspecten die in de overzichtsartikels en
klinische studies minder aandacht krijgen, werden specifiekere zoektermen gebruikt. ‘SHOX
deficiency AND screening’ gaf 23 resultaten, waaruit na doornemen van de abstracts nog 10 niet
voordien gevonden artikels aan de literatuurstudie toegevoegd werden. ‘Léri-Weill AND molecular
diagnosis’ gaf 12 resultaten, waarvan er 5 relevant waren in het kader van dit literatuuronderzoek.
De gekozen artikels werden gebruikt met als doel de verschillende stappen in het screeningsproces
naar SHOX-afwijkingen en de diagnosestelling van LWD overzichtelijk weer te geven.
De zoekterm ‘height gain AND growth hormone AND quality of life’ gaf nog bijkomende 19
resultaten, waaruit maar 2 artikels hulp konden bieden bij het beantwoorden van de
onderzoeksvraag.
6
Uit de referenties van de review van Binder et al. (2011), welke het meest uitgebreid overzicht van
de huidige kennis over SHOX-deficiëntie bevat, werden 12 extra artikels omtrent de aandoening
gehaald. De meest recente artikels werden op 10 februari 2016 aan dit literatuuronderzoek
toegevoegd.
7
Algemene achtergrond
SHOX-gen
Het Short Stature Homeobox-containing gen is gelegen op de tip van beide geslachts-
chromosomen, meer bepaald in het telomerisch gedeelte van de pseudo autosomale regio 1 (PAR-
1) en heeft een grootte van 2,6 Mb. Genen die zich in PAR-1 bevinden kunnen ontsnappen aan het
X-inactivatieproces. Tot op heden is er nog geen fenotypisch verschil aangetoond bij een afwijking
van het SHOX (X) tegenover SHOX (Y). De PAR-1 regio is een gebied waar zeer frequent
recombinatie wordt gezien. (1)
Genen die een homeobox bevatten (zoals SHOX) spelen een belangrijke rol tijdens de
embryogenese omdat ze mee instaan voor de correcte regulatie (in tijd en ruimte) van de
verschillende groeiprocessen. (14)
De homeobox van het SHOX-gen kan men opsplitsen in 2 gedeeltes. Enerzijds kan men een
homeodomein onderscheiden, dit staat in voor DNA-binding en transactivatie van het SHOX-eiwit.
Dit gedeelte speelt ook een rol bij de nucleaire translocatie en dimerisatie van het SHOX-eiwit.
Anderzijds bevat het SHOX-gen ook een OAR (otp/aristaless/rax) -domein dat mee een rol speelt
bij de transactivatie. (1)
De transcriptie van het SHOX-gen wordt gereguleerd door minstens 2 verschillende promotors. De
gevormde mRNA’s coderen voor dezelfde eiwitten en verschillen enkel in hun 5’-UTR
(=Untranslated region). Men heeft geconstateerd dat de translatie van beide transcripten niet met
eenzelfde efficiëntie gebeurt. (Fig.1) Deze vaststelling suggereert dat er transcriptionele en
translationele controlemechanismen bestaan die instaan voor de regulatie van de hoeveelheid
functioneel SHOX-eiwit dat wordt geproduceerd. (15,16)
8
Fig.1: SHOX-gen regulatie
Transcriptie van het SHOX-gen wordt gereguleerd door verschillende promotors (P1 en P2). De transcripten (Exon1,
Exon2) coderen beide voor hetzelfde eiwit maar hebben een verschillend 5’-UTR. Deze 5’-UTR’s vertonen significante
verschillen in hun translationele activiteit door de aanwezigheid van 7 stopcodons in het P1 transcript. De mate waarin
beide promotors gebruikt worden, bepaalt de hoeveelheid functioneel eiwit die wordt gevormd.
Bron: (15)
Fig.2: Alternatieve splicing van SHOX
Het schematisch overzicht laat de locatie van PAR-1 (rood) zien en toont de 2 SHOX-mRNA’s na alternatieve splicing.
De homeobox is aangeduid in het turquoise, de pijl duidt OAR aan dat enkel aanwezig is in SHOXa. Bron:
(1)
Na alternatieve splicing kunnen 2 producten bekomen worden. Vooreerst SHOXa, maar ook een
kortere versie SHOXb, waarbij het OAR-domein ontbreekt en dus geen transactivationele activiteit
kan worden waargenomen. (1,14) (Fig.2)
9
Het SHOX-eiwit komt tot expressie in de 1ste en 2de kieuwboog (vanaf de 5de levensweek) en ook
ter hoogte van de zich ontwikkelende ledematen. De voornaamste producenten van SHOX zijn de
hypertrofe/apoptotische chondrocyten in de groeiplaten. SHOX-overexpressie zorgt voor een
blokkade van de celcyclus, proliferatiearrest en apoptose van de primaire chondrocyten wiens
plaats dan wordt ingenomen door osteoblasten en osteoclasten. (14) Het belangrijkste effect van
het SHOX-eiwit is dus het promoten van differentiatie en het stoppen van proliferatie van
hypertrofe chondrocyten in de epifysaire groeiplaten. (1) Meer specifiek gaat het SHOX de fusie
van de groeiplaten onderdrukken in de distale ledematen door de maturatie-effecten van het
oestrogeen tegen te werken. (17)
Wanneer er zich nu een haploinsufficiëntie van het SHOX-gen voordoet, met het vormen van een
abnormaal SHOX-eiwit, zal dit eiwit geen effect hebben op de celcyclus of apoptose van de
chondrocyten met atypische proliferatie en deficiënte differentiatie tot gevolg. (14)
Histologisch kan bij Léri-Weill dyschondrosteosis ter hoogte van de epifysaire groeiplaat van de
distale radius een disorganisatie van de hypertrofe chondrocyten worden opgemerkt. In plaats van
de normale columnaire rangschikking organiseren de chondrocyten zich in cel clusters (‘cell
nests’). (Fig.3) Deze observatie geeft een plausibele verklaring voor de insufficiënte lengtegroei en
de aanwezige kromming van de radius die bij SHOX-deficiëntie waargenomen kunnen worden. (1)
SHOX-deficiëntie
Meest frequent worden mutaties in het SHOX-gen gevonden onder de vorm van een deletie (80%),
maar ook andere mutaties (missense, nonsense...) of duplicaties kunnen leiden tot inactiviteit van
het SHOX-eiwit. Uitzonderlijk kunnen ook beide SHOX-genen niet functioneel zijn. (1) Naast
afwijkingen in het SHOX-gen zelf, zijn ook deleties ter hoogte van de promotor regio of in een
upstream of downstream enhancer regio van het SHOX-gen een relatief frequente oorzaak van
SHOX-dysfunctie bij Leri-Weill dyschondrosteosis. (18,19)
10
Men heeft geen verband kunnen aantonen tussen de grootte van de deleties en de ernst van de
klinisch waarneembare afwijkingen. SHOX-deficiëntie heeft een hoge penetrantie maar patiënten
met eenzelfde mutatie kunnen zich presenteren met zeer uiteenlopende fenotypische kenmerken.
(19)
Fig.3: Immunohistochemie van SHOX ter hoogte van de humane pubertaire groeiplaat (tibia).
De groeiplaat is georganiseerd in horizontale zones van columnair gerangschikte chondrocyten. De reservezone bevat
rustende chondrocyten, de proliferatieve zone bevat prolifererende chondrocyten en de hypertrofe zone bevat de
chondrocyten die toenemen in grootte en hun differentiatie beëindigen door in apoptose te gaan, hierbij een skelet
achterlatend voor nieuwe botvorming. Het SHOX-proteïne kan gedetecteerd worden in zowel de reservezone als de
proliferatieve zone maar is het talrijkst aanwezig in de hypertrofe zone van de groeiplaat.
Bron: (16)
11
Epidemiologie
De prevalentie van SHOX-deficiëntie bij Léri-Weill dyschondrosteosis wordt geschat tussen 50%
en 90% (1,20,21), bij idiopathisch kleine gestalte (ISS) werden percentages tussen de 2 en 15 %
teruggevonden, naargelang de gebruikte screeningsmethode.(1,22,23). Bij Langer mesomelische
dysplasie is er altijd een SHOX-mutatie aanwezig (100%) (24,25).
SHOX-deficiëntie is mogelijk het meest voorkomende genetische defect dat gepaard gaat met
groeiachterstand en skeletale abnormaliteiten. (24)
Klinische tekens
Het SHOX-fenotype is zeer variabel, zelfs binnen eenzelfde familie. (26) De verschillende
fenotypes gaan van een kleine gestalte zonder verdere afwijkingen, samengaand met subtiele groei-
gerelateerde of radiologische bevindingen tot een Leri-Weill dyschondrosteosis. (1) Fenotypische
kenmerken van een LWD zijn naast een kleine gestalte ook mesomelie, cubitus valgus, Madelung
deformiteit, verkorte metacarpalen en metatarsalen, een ogivaal gehemelte, verstoorde
ontwikkeling van de oorschelp, een micrognathie en een korte nek. (17,27)
Schiller et al. noteerden het frequent voorkomen van musculaire hypertrofie van de ledematen bij
mannelijke LWD-patiënten. Dit kan erop wijzen dat SHOX deel uitmaakt van de cascade aan
transcriptiefactoren die instaan voor regulatie van skeletale myogenese. Beide SHOX-producten
(SHOXa, SHOXb) worden aangetroffen in skeletspierweefsel en kunnen een rol spelen bij
spierontwikkeling. (28)
Radiologisch is de voornaamste afwijking bij LWD een Madelung deformiteit waarbij verkorting
van de onderarm, radiale kromming, premature fusie van de ulnaire helft van de radiale epifyse,
dorsale dislocatie van de distale ulna, triangularisatie van de distale radiale epifyse met verkorting
van het ulnair segment, piramidalisatie van de distale carpale rij en wigvorming van de carpale
beenderen tussen de vervormde radius en de uitstekende ulna. (24) (Fig.4)
12
Fig.4: Fenotypische kemerken LWD
Een 11-jarig meisje met Léri-Weill Dyschondrosteosis. (a) Bajonet deformatie van de pols met overeenkomende AP
(b), oblique (c) en laterale (d) radiografische beeldvorming. Bemerk de distale triangularisatie van de radius epifyse
(dikke pijl) en de dorsale dislocatie van de distale ulna. (dunne pijl)
Bron: (29)
De geobserveerde klinische en radiologische afwijkingen zijn over het algemeen vaker aanwezig
en ook ernstiger bij vrouwen dan bij mannen. (1) Om dit fenomeen te verklaren kunnen er
verschillende argumenten aangehaald worden. Het vaakst wordt verwezen naar de aanwezigheid
van hogere oestrogeen concentraties bij vrouwen. (1) Dit omdat oestrogenen zorgen voor het
versneld sluiten van de groeiplaat. Er moet wel rekening worden gehouden met de mogelijkheid
van onder-diagnostisering bij mannen met Léri-Weill dyschondrosteosis. Vrouwen worden vaak
sneller gediagnosticeerd omdat ook andere genetische defecten aanwezig zijn (zoals Turner
13
syndroom). (27) Een enkele studie vond geen verschillen tussen jongens en meisjes. (21) Tijdens
de puberteit kan men vaak een verergering van de skeletale afwijkingen waarnemen. (17)
Omwille van de grote verscheidenheid aan fenotypische beelden die gepaard gaat met SHOX-
deficiëntie is het niet altijd eenvoudig om de diagnose ervan te stellen, zeker op jonge leeftijd. Toch
zijn er naast het obligate kenmerk van een kleine gestalte mogelijks nog een aantal, weliswaar
meestal subtiel aanwezige klinische (voornamelijk groei-gerelateerde en/of skeletale) kenmerken
die kunnen helpen om de diagnose te stellen. (30)
Om te bepalen of een patiënt(e) in aanmerking komt voor een genetische screening van het SHOX-
gen zijn er score systemen ontwikkeld (Tabel-1). Deze systemen bundelen de meest voorkomende
klinische afwijkingen die kunnen aanwezig zijn bij personen met SHOX-deficiëntie. Aan elke
afwijking wordt een bepaalde score toegekend, rekening houdend met de probabiliteit dat in
aanwezigheid van dit kenmerk bij de persoon in kwestie een afwijking van het SHOX-gen kan
gedetecteerd worden. Verschillende cut-off waarden zijn mogelijk en het hangt af van het
gehanteerde beleid om, rekening houdend met onder meer specificiteit en sensitiviteit, een
aanvaardbare cut-off te kiezen met betrekking tot vals positieve en vals negatieve waarden. (30)
Tabel-1 : Score systeem: klinische criteria voor genetische screening
Klinische afwijking criterium score
Spanwijdte/lengte ratio < 96.5% 2
Zithoogte/lengte ratio > 55.5% 2
BMI > mediaan 4
Cubitus valgus Aanwezig 3
Korte voorarm Aanwezig 3
Gebogen voorarm Aanwezig 3
Musculaire hypertrofie Aanwezig 3
Ulna dislocatie (elleboog) Aanwezig 5
Totaal 24
Aan de hand van een score systeem bepalen of patiënten in aanmerking
komen voor genetische screening van het SHOX-gen
Bron: (30)
14
Het score systeem maakt gebruik van verschillende criteria om de diagnose van SHOX-deficiëntie
te kunnen stellen. Hieronder zullen we enkele van deze criteria bespreken.
De spanwijdte/lengte en zithoogte/lengte ratio dienen om een inschatting te maken met betrekking
tot de skeletale disproporties. Een andere studie integreert deze in één, de zogenaamde
extremiteit/torso ratio. Deze ratio is een combinatie van 3 antropometrische gegevens: de lengte
van beide extremiteiten (spanwijdte + subischiale beenlengte) en de lengte van de torso (gemeten
als zithoogte). (26) Deze ratio’s mogen niet gebruikt worden bij het beoordelen van peuters (<110
cm) omdat bij deze kinderen de skeletale disproporties die kenmerkend zijn voor SHOX-
deficiëntie, nog niet voldoende ontwikkeld zijn. (31)
De body mass index (BMI) bij personen met SHOX-deficiëntie is significant hoger dan bij
personen met een kleine gestalte zonder SHOX-deficiëntie. Deze hoge BMI-waarden houden
weinig tot geen verband met obesitas maar reflecteren eerder de skeletale disproporties (namelijk
een normale torso met korte onderste ledematen) in combinatie met een musculaire hypertrofie.
Zowel de disproportie als de hypertrofie kunnen een verklaring bieden voor de hoge BMI-waarden.
(30)
Verder zijn er bij SHOX-deficiëntie aanzienlijk meer vormafwijkingen van bepaalde lange
beenderen. Naast Madelung deformiteit en ulna dislocatie kunnen ook cubitus valgus en een
gebogen ulna of tibia gezien worden. Deze kunnen gemakkelijk opgespoord worden aan de hand
van radiografie als ze al niet zichtbaar zouden zijn tijdens het klinisch onderzoek. (30)
Bijlage-1 geeft een mogelijk algoritme weer dat men kan gebruiken bij het beoordelen of een
patiënt al dan niet in aanmerking komt voor een genetisch screeningsonderzoek.
15
Differentiaal Diagnose
Men moet uitsluiten dat een aanwezige Madelung deformiteit veroorzaakt werd door trauma of
infectie. Bij mannen kan SHOX-deletie gepaard gaan met deletie van andere genen op het X-
chromosoom wat een gen deletie syndroom veroorzaakt. Bij deze patiënten kunnen ichtyose,
leerachterstand, Kallman syndroom en chondrodysplasia punctata aanwezig zijn. Bij vrouwen kan
het Turner syndroom opgespoord worden aan de hand van karyotypering. (1)
Acromesomelische dysplasie, type Maroteaux (AMDM) heeft een gelijkaardig fenotypisch beeld
als Léri-Weill dyschondrosteosis. Naast een kleine gestalte zijn ook verschillende gelijkaardige
radiologische afwijkingen aanwezig (gebogen voorarm, verkorte extremiteiten, metacarpalen en
falangen). Men kan AMDM van LWD onderscheiden door de afwezigheid van een Madelung
deformiteit. Indien bij patiënten verdacht voor LWD geen Madelung deformiteit kan worden
aangetoond, is het aan te raden dat bij het ontbreken van een afwijking ter hoogte van het SHOX-
gen of zijn enhancers een NPR2 (natriuretisch peptide receptor B/guanylaat cyclase B) gen mutatie
op te sporen. (32)
Diagnostiek
Er zijn verschillende technieken voorhanden om de meest courante SHOX-gen afwijkingen op te
sporen (Tabel-2) (33). De volgende strategie wordt momenteel aanbevolen: eerst een Multiplex
Ligation dependent Analyse (MLPA), om doorheen het volledige SHOX-gen en zijn enhancer regio
naar afwijkingen te zoeken. Met deze methode is het mogelijk verschillende soorten SHOX-
afwijkingen (deletie van het volledige SHOX-gen, intragenische deletie, duplicatie, deletie in de
enhancer regio) te detecteren. De analyse is niet tijdrovend en heeft een lage kostprijs waardoor
verschillende samples gelijktijdig kunnen onderzocht worden. Het DNA-sample kan bekomen
worden aan de hand van een speekseltest, die eenvoudiger te bekomen is dan een bloedstaal. (34)
Indien een SHOX-gen deletie gevonden wordt met MLPA, kan men deze bevestigen met behulp
van een microsatelliet analyse. (35) Indien bij MLPA geen afwijking gevonden worden, gaat men
16
over tot duurdere en meer tijdrovendere technieken zoals directe sequencing of high resolution
melting (HRM) ter opsporing van puntmutaties. Puntmutaties vormen slechts een minderheid (<
20%) van de afwijkingen gedetecteerd bij Léri-Weill dyschondrosteosis. (36)
Tabel-2: Frequentie SHOX-afwijkingen bij LWD patiënten
Afwijking Frequentie (%)
PAR-1 afwijking 61,5
-Deletie downstream van SHOX-gen 38
-SHOX-gen deletie 15
-SHOX-gen mutatie 8
Geen afwijking 38,5
Bron: (33)
17
Resultaten
Inleiding
In 2001 verscheen het eerste case report welke een groeiversnelling rapporteerde bij 3 patiënten
met een SHOX haploinsufficiëntie (waarvan 2 met een radiologisch beeld suggestief voor een
Madelung deformatie) onder rhGH therapie. (12) De eerste grootschalige rhGH studie verscheen
in 2007 In dit literatuuronderzoek werden enkel rhGH studies weerhouden waarbij tenminste 10
patiënten met een SHOX-deficiëntie werden behandeld op een gestandaardiseerde manier.
Kenmerken van de rhGH studies
In totaal werden 6 studies teruggevonden waarbij rhGH op een gestandaardiseerde manier
gedurende meer dan één jaar aan patiënten met een SHOX-deficiëntie werd toegediend. Deze zes
studies worden chronologisch weergegeven in onderstaande tabel, met inbegrip van hun
belangrijkste karakteristieken. (Tabel-3 & Tabel-4) (37–42). Tot op heden werd maar één
gerandomiseerde trial (RCT) uitgevoerd. Deze trial omvatte 52 patiënten met een bewezen SHOX-
deficiëntie waarvan er 27 werden behandeld met recombinant humaan groeihormoon (rhGH). (37)
De resultaten van deze trial werden opgedeeld in 2 publicaties, waarvan de eerste zich toespitste
op de lengtegroei-effecten en de andere meer de evolutie van radiologische karakteristieken tijdens
de rhGH behandeling rapporteerde. (37,43). De rapportering van volwassen eindgestalte van de
patiënten in een extensie van deze trial gebeurde in een derde rapport. (41) Naast deze RCT werden
er drie retrospectieve studies (38,39,42) en een prospectieve studie zonder controlepopulatie
opgenomen in het overzicht. (40)
18
Tabel-3: Overzicht van de studie karakterisitieken
# Publicatie Auteur Locatie Type Duur
1 2007 Blum et al. (37) 14 ≠ landen (vnl. Europa) Prospectieve gerandomiseerde gecontroleerde open-label clinical trial 2 jaar
2 2009 Blum et al.(38) ≠ landen Retrospectieve observationele studie >2 jaar behandeling + follow up
3 2011 Salmon-Musial et al.(39) Frankrijk Retrospectieve observationele studie >1 jaar behandeling + follow up
4 2012 Iughetti et al.(40) Italië Prospectieve open-label clinical trial >1 jaar behandeling + follow up
5 2013 Blum et al.(41) 14 ≠ landen (vnl. Europa) Prospectief open-label gerandomiseerde clinical trial 2 jaar controle + extensie tot EL
6 2015 Donze et al.(42) Nederland Retrospectieve observationele studie Maximaal 4 jaar behandeld
Tabel-4: Overzicht van de patiënten karakteristieken
Blum (2007) Blum (2009) Salmon-Musial (2011) Iughetti (2012) Blum (2013) Donze (2015)
Aantal geïncludeerde
patiënten (N) SHOX-D
52 14 22 12 28 80
Aantal rhGH behandelde
patiënten
27 14 12 12 28 33
Aantal meisjes/jongens 15/12 12/2 7/5 7/5 15/13 20/13
Aantal met LWD 12(44%) 13(93%) ? 7(58%) 17(61%) ?
Intragen. mutatie/deletie 27 ? 16 12 27 25
Enhancer deletie ? ? 6 ? ? 8
19
Tabel-5: Overzicht van auxologische karakteristieken (Baseline) (gemiddelde ± standaarddeviatie)
Blum (2007) Blum (2009) Salmon-Musial (2011) Iughetti (2012) Blum (2013) Donze (2015)
Startleeftijd (j) 7,3 ± 2,1 10,3 ± 3,0 7,9 ± 3,1 9,8 ± 3,2 9,2 ± 2,4 8,1 ± 2,3
Botleeftijd (j) 6,5 ± 2,0 8,8 ± 2,7 8,9 ± 3,4 8,3 ± 2,7
Lengte (SDS) -3,3 ± 0,8 -3,3 ± 0,8 -2,7 ± 0,8 -2,4 ± 0,7 -3,2 ± 0,8 -2,8 ± 0,7
BMI (SDS) 0,6 ± 0,9 0,1 ± 1,1 0,5 ± 1,1 0,6 ± 0,9
Groeisnelheid (SDS) -1,2 ± 1,6 -1,0 ± 1,4 -0,4 ± 1,4 -0,5 ± 1,0
IGF-1 (SDS)
IGFBP-3 (SDS)
-0,9 ± 1,0
0,1 ± 1,1
-0,6 ± 1,2 -1,0 ± 1,1
0,1 ± 0,8
20
Kenmerken van de ingesloten patiënten
Het aantal patiënten, waarbij een rhGH behandeling werd opgestart, varieerde in de weerhouden
studies tussen de 12 en 33 patiënten. (Tabel-4) Bij de overgrote meerderheid (62 tot 79% van
de gevallen) van de SHOX-deficiënte patiënten was een partiële of volledige deletie van het
SHOX-gen de oorzaak. De onderzochte studiepopulatie bevatte een meerderheid aan
vrouwelijke deelnemers (53-85%). Het aandeel van de geïncludeerde LWD-patiënten varieerde
tussen de 50-93 %. Slechts één studie vermeldt aparte groeidata van kinderen met het Léri-
Weill fenotype maar deze studie omvat slechts een klein aantal (n=12) patiënten. (37) De
gemiddelde leeftijd van de deelnemers varieerde tussen 7 en 11 jaar bij start van de rhGH
behandeling. (Tabel-5) Voor de meeste studies, met uitzondering van de extensiestudie met
volwassen gestalte rapportering, waren de patiënten pre-pubertair bij de opstart van de
behandeling. (38) . De patiënten hadden allen een manifeste groeiachterstand (gestalte < -2SD),
doch met een grote variatie tussen studies: de gemiddelde lengte standaardafwijking (SDS)
varieerde tussen -2,4 en -3,5. Hun lengtegroeiverloop was duidelijk vertraagd voor hun leeftijd
met een groeisnelheid gemiddeld tussen de -0,4 en -1,2 SD. De gemiddelde BMI Z-score van
de patiënten was in de studies rond +0,5. Enkel de studie van Iughetti et al. (40) had minder
afwijkende cijfers voor gestalte en BMI, respectievelijk -2,4 en +0,1.
Kenmerken van de ingestelde rhGH behandeling
Eenzelfde commercieel rhGH preparaat, namelijk Humatrope (Eli Lilly, USA) werd in de
studies gebruikt. De behandeling bestond uit een dagelijkse subcutane injectie van rhGH, de
opgestarte dosis bedroeg gemiddeld 50 µg/kg/dag bij de meeste studies. (37,39,41,42) Twee
studies hanteerden evenwel een lagere dosis van respectievelijk 39 µg/kg/dag (40) en 36
µg/kg/dag (38). De gemiddelde duur van behandeling varieerde sterk tussen de studies: tussen
2 en 6 jaren. Een rapportering van de groeiresultaten gebeurde na 1 jaar behandeling in 3 studies
(37,40,42), na 2 jaar behandeling in 2 studies (37,42) en 3 studies rapporteerden de volwassen
eindgestalte na rhGH toediening. (38,39,41) De rhGH toediening werd in studies gewoonlijk
gestopt wanneer de groeisnelheid minder dan 2 cm per jaar bedroeg. De studie van Blum et al.
(41) was de enige waar patiënten vroegtijdig stopten met hun rhGH behandeling: in de
extensieperiode van de RCT haakte 24% van de patiënten af vooraleer de volwassen
21
eindgestalte bereikt werd. In de studie van Iughetti et al. (40) werden 3 patiënten niet
opgenomen in de finale resultaten omdat zij niet voldeden aan het inclusiecriterium van
minimaal 1 jaar follow-up.
Effecten op de lengtegroei
Alle studies toonden een significante toename van de gemiddelde gestalte SDS van de
behandelde patiënten. Na één jaar behandeling werd de grootste toename gezien, deze varieerde
tussen +0,7 en +0,4 SDS. (37,40,42) (Tabel-6) De gemiddelde lengte SDS nam in de volgende
jaren wel gestadig, maar minder snel toe. De gemiddelde lengtewinst bedroeg gemiddeld 1 tot
1,5 SDS. (Fig.5) De studie van Blum et al. (41) vermeldt dat bij 25% van de rhGH behandelde
patiënten geen manifeste groeirespons, gedefinieerd als een toename van meer dan 0,5 SDS in
het eerste behandelingsjaar, werd waargenomen. Het merendeel (71%) van deze non-
responders had een Léri-Weill dyschondrosteosis fenotype.
Fig.5: Verandering van de gestalte SDS in functie van de behandelingsduur.
-1
-2
-3
-4
Duur GH-behandeling (jaar)
Blum 2007 Iughetti 2012 Blum 2013 Donze 2015
Ges
talt
e SD
S
22
De door 3 studies gerapporteerde volwassen eindgestalte, veelal bekomen rond de leeftijd van
15,5 jaar, was -2 tot -2,3 SDS. (38,39,41) (Tabel-8) Bij 57 % van de SHOX-deficiënte patiënten
werd een volwassen gestalte groter dan -2 SDS bereikt. (41) In deze studies werd de volwassen
gestalte maar van minder dan 58 % van de initieel gestarte patiënten genoteerd.
In de gerandomiseerde studie met een niet-behandelde controlegroep bedroeg de gemiddelde
groeiwinst in de behandelde groep 5,9 cm na 2 jaar rhGH behandeling. (37) Na de extensie
periode, waarbij ook bij de controlegroep de rhGH behandeling werd opgestart, bleef er bij de
patiënten die hun volwassen gestalte bereikt hadden een verschil van 3,2 cm, na correctie voor
gestalte en leeftijd bij start van de behandeling en duurtijd van de behandeling. (41) Tabel-6 tot
en met Tabel-9 geven het verloop van de groeisnelheid (SDS) en bereikte gestalte (SDS) weer
gedurende de groeihormoonbehandeling op verschillende tijdstippen.
Tabel-6: Auxologische karakteristieken na 1 jaar rhGH behandeling
Blum (2007) Iughetti (2012) Donze (2015)
Groeisnelheid (SDS) 3,0 ± 0,3 2,5 ± 1,8 3,5 ± 1,9
Gestalte (SDS) -2,6 ± 1,0 -2,0 ± 0,9 -2,2 ± ?
Toename in gestalte (SDS) 0,7 ± ? 0,4 ± 0,3 0,6 ± 0,2
Tabel-7: Auxologische karakteristieken na 2 jaar rhGH behandeling
Blum (2007) Donze (2015)
Groeisnelheid(SDS) 2,3 ± 0,3 2,5 ± 2,1
Gestalte (SDS) -2,1 ± 0,2 -1,9 ± ?
Toename in gestalte (SDS) 0.5 ± ? 0,3 ± 0,2
Tabel-8: Auxologische karakteristieken bij het bereiken van de eindgestalte
Blum (2009) Salmon-Musial (2011) Blum (2013)
N 14 4 28
Eindleeftijd (j) 15,3 ± 1,7 15,15 ± 1,2 15,5± 1,3
Eindlengte (SDS) -2,2 ± 0,8 -2,0 ± 0,9 -2,0± 1,3
Duurtijd (j) 4,7± 2,3 5,8± 2,1 6,0± 2,0
23
Tabel-9: Auxologische karakteristieken bij einde van de studie
Blum
(2007)
Blum
(2009)
Salmon-Musial
(2011)
Iughetti
(2012)
Blum
(2013)
Donze
(2015)
N 24 14 12 12 28 11
Leeftijd (j) 9,3± 2,1 15,3± 1,7 12,9± 3,6 12,1± 4,0 15,5± 1,3
Botleeftijd (j) 15,6± 1,3 12,6± ? 11,7± 4,6
Gestalte (SDS) -2,1± 0,2 -2,2± 0,8 -1,4± 0,7 -1,8± 0,9 -2,0± 1,3
Groeisnelheid (SDS) 2,3± 0,3 2,8± 2,0 0,8±0,8
Duurtijd 2,0± 0 4,7± 2,3 5,0± ? 2,3± 1,7 6,0± 2,0 4,0± 0
Beïnvloedende factoren van de groeirespons
In de studies van Iughetti et al. (2012) en Blum et al. (2013) vertoonden patiënten die op jongere
leeftijd startten met rhGH toedieningen een grotere gestaltewinst, weergegeven door een
inverse correlatie tussen gestaltewinst SDS na 1 jaar behandeling en de leeftijd bij start van de
behandeling. Bij het starten van de groeihormoonbehandeling bij kinderen met een geringer
gestalte deficit bleek tevens dat dit een grotere lengtewinst op langere termijn kan opleveren.
(Tabel-10)
De studie van Donze et al. vond een significant grotere groeirespons op
groeihormoonbehandeling bij SHOX-patiënten met upstream en downstream enhancer deleties
in vergelijking met deze met intragenische SHOX-deleties en/of -mutaties. (42)
Tabel-10: Beïnvloedende factoren rhGH behandeling
Positieve factor Studie
Kleiner gestalte deficit bij start behandeling Iughetti (2012), Blum (2013)
Jongere leeftijd bij start behandeling Iughetti (2012), Blum (2013)
SHOX enhancer deletie Donze (2015)
Patiënten met of zonder LWD hadden in de studie van Blum et al. (2007) eenzelfde lengtewinst
na 2 jaar rhGH behandeling. Toch kon men bij LWD zowel in het eerste als in het tweede jaar
geen significant verschil aantonen in gestalte SDS. (37)
De 2 studies die het effect van het geslacht onderzochten konden geen significant verschil in
groeirespons aantonen tussen de geslachten. (37,38) De milde acceleratie van de botleeftijd
24
gedurende de groeihormoonbehandeling bleek geen negatieve impact te hebben op de bekomen
volwassen eindlengte. (37)
Effecten op de lichaamsdisproportie
Er waren 2 studies die het effect onderzochten van rhGH behandeling op de afwijkende
lichaamsproportie die typisch bij LWD kan opgemerkt worden: (1) hoewel de zithoogte toenam
tijdens rhGH behandeling bleef ofwel de verhouding zithoogte/gestalte onveranderd (39) of was
de verandering niet significant (42).
Effecten op de botmaturatie en de radiologische skeletafwijkingen
Tabel-11: Evolutie van de chronologische leeftijd(CA)/botleeftijd (BA) verhouding gedurende rhGH
behandeling
Studie Baseline CA/BA Einde behandeling CA/BA
Blum et al.(2007) 0,89 0,99
Blum et al. (2009) 0,85 1,02
Salmon-Musial et al. (2010) 0,89 0,97
Iughetti et al. (2012) 0,91 0,97
Donze et al. (2015) 0,90 1,00
Bij start van de rhGH behandeling hadden de meeste patiënten een vertraagde botmaturatie. De
gemiddelde achterstand varieerde tussen -0,7 en -1,5 jaar. (37–42) Tijdens het toedienen van
rhGH wordt initieel een versnelde botrijping opgemerkt. Wanneer de botleeftijd de biologische
leeftijd bijhaalde, stabiliseerde de botmaturatie zich evenwel. (Tabel-11) Er kon niet worden
aangetoond dat de milde acceleratie van de botleeftijd gedurende de groeihormoonbehandeling
een negatieve impact had op de bekomen eindlengte. (37) Na het bereiken van de volwassen
gestalte varieerde het verschil tussen botleeftijd en biologische leeftijd tussen -0,3 en 0,8 jaar.
(38,39,41)
De ernst van de radiologische abnormaliteiten, waaronder de Madelung deformatie, verschilden
niet tussen behandelings- en controlegroep na 2 jaar observatie. (40,43) Patiënten met een LWD
25
SHOX-fenotype hadden een hogere prevalentie en ernst wat betreft radiologische afwijkingen
in vergelijking met het ISS SHOX-fenotype (voornamelijk een gebogen radius en een
abnormale vorm van de distale radiale epifyse). Na 2 jaar was de ulnaire variantie bij LWD-
patiënten significant toegenomen, dit zowel bij de behandelings- als controlegroep. (43)
Effecten op de timing en tempo van de puberteit
De behandeling met rhGH had geen invloed op de timing en het verloop van de puberteit bij
SHOX-deficiënte patiënten. (37)
Effecten op het serum IGF-1
De laag normale waarden voor IGF-1 stegen bij het toedienen van rhGH naar hoog normale
waarden. Sterk verhoogde waarden (IGF-1 concentratie > 2 SDS) werden bij 17-47 % van de
deelnemers waargenomen. (37,40,41) Deze verhoogde IGF-1 kwamen nooit samen voor met
verlaagde IGFBP-3 waarden. (37)
Gerapporteerde neveneffecten
In verschillende studies werd een toename van IGF-1 opgemerkt tot in het bovenste kwartiel
(soms tot >2 SDS verhoogd). (13,37,40–42) De studie van Blum et al. (2013), waarbij patiënten
opgevolgd werden vanaf pre-pubertaire leeftijd tot bereiken van volwassen gestalte
rapporteerde twee ernstige neveneffecten gerelateerd aan de rhGH behandeling (hypertrofie van
handen/voeten, scoliose) en 4 neveneffecten die mogelijks veroorzaakt werden door toediening
van rhGH (arthralgie, scoliose, hypothyroïdie, benigne neoplasie). (41)
26
Discussie
Op basis van de positieve initiële groeiresultaten van een RCT uitgevoerd bij 56 patiënten,
waarvan 27 behandeld, besloten zowel de Amerikaanse (FDA) als Europese (EMEA) bevoegde
instanties in 2006 om SHOX-gen haploinsufficiëntie toe te voegen aan de lijst van nieuwe
indicaties voor een farmacologische rhGH behandeling van kleine gestalte bij kinderen. (44,45)
Deze gunstige groeiresultaten werden ook nadien teruggevonden door een prospectieve studie
zonder controlegroep en drie retrospectieve studies.
Men moet evenwel met omzichtigheid de resultaten van al deze gerapporteerde studies
interpreteren. Vooreerst werden de RCT en prospectieve studie gesponsord door de
farmaceutische industrie en waren er frequente follow-up visites, wat de compliance en de
toediening van een regelmatig aangepaste dosering van het rhGH kan bevorderen. RhGH
therapie bestaat uit dagelijkse injecties, waarbij compliance van patiënten een uitdaging vormt.
Het missen van één of meer injectie per week kan leiden tot een suboptimale respons op de
rhGH behandeling, leidend tot een verminderde lengtegroei. (46,47) Het totale aantal rhGH
behandelde patiënten van alle besproken studies samen bedraagt maar 110, waarvan er maar 46
opgevolgd werden tot het bereiken van een volwassen gestalte. Voorst includeerden deze
studies bij aanvang enkel patiënten met een pre-pubertaire status (Tanner ≤ 2). Hoewel in de
meeste rhGH indicaties een langere pre-pubertaire duur van de rhGH therapie de finale
volwassen gestalte prognose verbetert, is dit niet noodzakelijk ook het geval bij SHOX-
deficiënte patiënten, aangezien de pre-pubertaire lengtegroei minder vertraagd is in
tegenstelling met andere indicaties, zoals bij GH-deficiëntie en Turner syndroom. De grootste
lengtewinst bij SHOX-deficiënte patiënten is misschien juist in de puberteit te verwachten, want
in die periode kan ook de meest opvallende mesomelie en een versnelde botrijping
waargenomen worden. We vonden 2 artikels terug die onderzochten wat het additief groei-
effect was van het toevoegen van een GnRH-analoog (GnRHa) aan de rhGH behandeling.
(12,48) Het toevoegen van een GnRHa had als doel een vertraagde fusie van de groeiplaten te
bekomen, zodat de rhGH behandeling langer kon worden voortgezet. (48,49) De studie van
Ogata et al. (12) was een bespreking van drie case reports waar GnRHa werd toegevoegd aan
de behandeling. De studie van Scalco et al. (48) vergeleek de volwassen eindlengte bij een zeer
beperkte groep kinderen met SHOX-deficiëntie: 5 kinderen werden behandeld met
rhGH+GnRHa en vergeleken met een controlegroep (5 kinderen zonder behandeling). De
27
resultaten bekomen in deze studies zijn echter moeilijk te interpreteren. Het is niet duidelijk of
de gevonden effecten enkel te wijten zijn aan het rhGH dan wel een additioneel gunstig effect
merkbaar is door toevoegen van een GnRHa. Het toevoegen van een derde studiegroep
(kinderen enkel behandeld met rhGH) kon dit hebben verduidelijkt. (40,49) De kleine
studiepopulaties, respectievelijk 3 en 5 behandelde patiënten, laten niet toe de gevonden
resultaten te generaliseren en aan te bevelen om een GnRH-analoog toe te voegen aan de
behandeling.
De patiënten in de studies hadden bij de baseline meting een matige groeiachterstand, met
gemiddelde standaardafwijking (SDS) variërend tussen -2 en -3.5. Dit is verklaarbaar door de
eerder normaal verlopen pre-pubertaire groeifase bij SHOX-deficiëntie met een
gecompromitteerde pubertaire groeifase waarbij een premature groeistop wordt veroorzaakt
door premature groeiplaatfusie onder invloed van de oestrogenen. (40). Opvallend is wel de
zeer geringe groeiachterstand gerapporteerd in de Italiaanse studie. Als mogelijke verklaring
kan men argumenteren dat de Italiaanse studie de enige was die bij de diagnose gebruik maakte
van MLPA. Ook de hogere BMI-status die in andere studies kan waargenomen worden (+0,5
SDS) is hier minder uitgesproken (+0,1 SDS). In tegenstelling tot de andere studies, die de
referentiewaarden van Cole et al. gebruiken (gebaseerd op data uit 1980-2000), gebruikt de
Italiaanse studie de referentiewaarden van Cacciari (specifiek voor Italiaanse populatie met data
uit 1994-2004). (50,51) Het gebruik van recentere BMI referentiewaarden corrigeert sterker
voor de toename van het BMI die de laatste jaren kan worden opgemerkt. Dit kan een verklaring
bieden voor het minder afwijkende BMI.
Er kan geen uitspraak gedaan worden over welke dosis rhGH het best wordt toegediend. Er was
te weinig variatie in de toegediende doses tussen de studies onderling. De meeste studies
gebruikten een dosis van 50 µg/kg/dag, welke dan ook de aanbevolen dosis is voor SHOX-
patiënten, omdat voor deze dosis het meeste resultaten beschikbaar zijn.
Een opvallend gegeven in de studies is dat er een blijvende inhaalgroei aanwezig is gedurende
de hele rhGH behandeling. (Fig.5) Dit in tegenstelling tot andere aandoeningen die met rhGH
worden behandeld, waarbij men vooral de eerste 2 jaar een inhaalgroei waarneemt, die
vervolgens stagneert.
Verschillende predictieve factoren voor een gunstige (jongere leeftijd bij start, SHOX-enhancer
deletie) of een minder gunstige (intragenische afwijking, ernstiger fenotype) groeirespons op
rhGH behandeling werden in de studies naar voor gebracht.
28
In de studies wordt geen genderverschil in groeirespons opgemerkt, doch genderspecifieke data
worden niet weergegeven.
Zowel in de initiële studie, als in de extensiestudie van de RCT tot volwassen gestalte vond
men een groter effect op de lengtegroei bij patiënten met een idiopathisch kleine gestalte (ISS)
in vergelijking met LWD-patiënten, hoewel deze verschillen niet statistisch significant waren.
(37,41) Uit de gevonden resultaten kan worden verondersteld dat patiënten met een
uitgesproken Leri-Weill dyschondreosteosis mogelijks toch minder gunstig op een behandeling
met rhGH kunnen reageren. (41)
Als voornaamste oorzaak van de gendysfunctie bij de ingesloten LWD-patiënten werd een
partiële of volledige deletie van het SHOX-gen gevonden. Deze vaststelling kan men deels
verklaren doordat bij de meeste studies (waaronder de RCT) sommige SHOX-defecten niet
werden opgespoord. Men zocht meestal naar afwijkingen gebruikmakend van FISH in plaats
van de meer gevoelige MLPA-test. De enhancer regio’s werden ook vaak niet betrokken in het
screeningsonderzoek. Recentelijk is aangetoond dat deze een invloed hebben op de functie van
het SHOX-gen. (43)
De heterogeniteit in het meten van secundaire eindpunten (groeisnelheid, BMI, radiologische
kenmerken…) maakt het moeilijk om deze parameters te vergelijken tussen de studies
onderling.
Men kan zich afvragen of lengtewinst/groeisnelheid de beste parameter is om de effectiviteit te
beoordelen van een rhGH behandeling en niet eerder naar een verbeterde levenskwaliteit moet
worden gekeken. Er zijn geen gegevens omtrent het welbevinden van SHOX-deficiënte
patiënten voorhanden. Er bestaan in de literatuur uiteenlopende opinies wat betreft de correlatie
tussen lengtewinst en een verbetering in ‘Quality of Life’ (QoL) bij andere groeistoornissen.
Voornamelijk het feit dat behandeling met rhGH wordt opgestart, eerder dan de hieruit
resulterende lengtewinst, kan bij patiënten al voor een subjectieve verbetering in gezondheids-
gerelateerde QoL zorgen. Deze vaststelling moet ons laten nadenken over het gebruik van de
parameter lengtewinst/groeisnelheid als evaluatie van behandelingen specifiek voor LWD en
voor SHOX-deficiëntie in het algemeen. (52)
In het aanvatten van een farmacologische behandeling bij SHOX-patiënten is het nuttig ook
met de mogelijke gerapporteerde neveneffecten rekening te houden zoals sterk verhoogde IGF-
1 waarden, scoliose en arthralgie.
29
Conclusie
Uit de zes belangrijke studies die tot op heden voorhanden zijn, blijkt dat het toedienen van
rhGH effectief is in het verbeteren van de gestalte SDS bij patiënten met SHOX-deficiëntie met
en zonder een LWD. Het feit dat de onderzoeken slechts een kleine groep LWD-patiënten, die
meestal pre-pubertair waren bij de opstart, bevatten, brengt onzekerheid met zich mee of dit
kan geëxtrapoleerd worden naar de volledige LWD-populatie en voor alle leeftijden. Het is aan
te raden om een additionele RCT uit te voeren waarbij voldoende LWD-patiënten
geïncorporeerd worden. Algemeen wordt aangenomen dat het toedienen van rhGH bij door de
FDA/EMEA goedgekeurde aandoeningen veilig is. Men mag niet vergeten dat, hoewel
zeldzaam, deze behandeling ook aanleiding kan geven tot (ernstige) bijwerkingen. In dit opzicht
valt het aan te raden om de IGF-1 waarden tijdens de behandeling op te volgen, dit zowel om
rhGH overdosering op te sporen, maar ook om de compliance van de rhGH behandeling op te
volgen.
30
Referentielijst
1. Binder G. Short stature due to SHOX deficiency: genotype, phenotype, and therapy. Horm Res pædiatrics.
2011 Feb;75(2):81–9.
2. Blaschke RJ, Rappold G a. SHOX: Growth, Léri–Weill and Turner Syndromes. Trends Endocrinol Metab.
2000 Aug;11(6):227–30.
3. Ogata T, Matsuo N, Nishimura G. SHOX haploinsufficiency and overdosage: impact of gonadal function
status. J Med Genet. 2001;38:1–6.
4. Loche S, Carta L. Growth hormone treatment in non – growth hormone- deficient children. Ann Pediatr
Endocrinolgy Metab. 2014;19(1):1–7.
5. Carel J-C, Ecosse E, Landier F, Meguellati-Hakkas D, Kaguelidou F, Rey G, et al. Long-term mortality
after recombinant growth hormone treatment for isolated growth hormone deficiency or childhood short
stature: preliminary report of the French SAGhE study. J Clin Endocrinol Metab. 2012 Feb;97(2):416–25.
6. Renehan AG, Zwahlen M, Minder C, O’Dwyer ST, Shalet SM, Egger M. Insulin-like growth factor (IGF)-
I, IGF binding protein-3, and cancer risk: systematic review and meta-regression analysis. Lancet. 2004
Apr 24;363(9418):1346–53.
7. Key TJ, Appleby PN, Reeves GK, Roddam AW. Insulin-like growth factor 1 (IGF1), IGF binding protein
3 (IGFBP3), and breast cancer risk: pooled individual data analysis of 17 prospective studies. Lancet
Oncol. 2010 Jun;11(6):530–42.
8. Gallagher EJ, LeRoith D. Minireview: IGF, Insulin, and Cancer. Endocrinology. 2011 Jul;152(7):2546–
51.
9. Cohen P, Weng W, Rogol AD, Rosenfeld RG, Kappelgaard A-M, Germak J. Dose-sparing and safety-
enhancing effects of an IGF-I-based dosing regimen in short children treated with growth hormone in a 2-
year randomized controlled trial: therapeutic and pharmacoeconomic considerations. Clin Endocrinol
(Oxf). 2014 Jul;81(1):71–6.
10. Pawlikowska-Haddal A, Cohen P, Cook DM. How useful are serum IGF-I measurements for managing
GH replacement therapy in adults and children? Pituitary. 2012 Jun;15(2):126–34.
11. Munns CFJ, Berry M, Vickers D, Rappold GA, Hyland VJ, Glass IA, et al. Effect of 24 months of
recombinant growth hormone on height and body proportions in SHOX haploinsufficiency. J Pediatr
Endocrinol Metab. 2003 Sep;16(7):997–1004.
12. Ogata T, Onigata K, Hotsubo T, Matsuo N, Rappold G. Growth hormone and gonadotropin-releasing
hormone analog therapy in haploinsufficiency of SHOX. Endocr J. 2001 Jun;48(3):317–22.
13. Urakami T, Hasegawa M, Morimoto S, Saitoh H, Mugishima H. Effect of growth hormone therapy in two
sisters with SHOX haploinsufficiency. Pediatr Int. 2009 Aug;51(4):574–6.
14. Marchini A, Marttila T, Winter A, Caldeira S, Malanchi I, Blaschke RJ, et al. The short stature
homeodomain protein SHOX induces cellular growth arrest and apoptosis and is expressed in human
growth plate chondrocytes. J Biol Chem. 2004 Aug 27;279(35):37103–14.
15. Blaschke RJ, Töpfer C, Marchini A, Steinbeisser H, Janssen JWG, Rappold GA. Transcriptional and
translational regulation of the Leri-Weill and Turner syndrome homeobox gene SHOX. J Biol Chem. 2003
Nov 28;278(48):47820–6.
16. Marchini A, Rappold G, Schneider KU. SHOX at a glance: from gene to protein. Arch Physiol Biochem.
2007 Jun 1;113(3):116–23.
17. Leka SK, Kitsiou-Tzeli S, Kalpini-Mavrou A, Kanavakis E. Short stature and dysmorphology associated
with defects in the SHOX gene. Hormones. 2006;5(2):107–18.
18. Chen J, Wildhardt G, Zhong Z, Röth R, Weiss B, Steinberger D, et al. Enhancer deletions of the SHOX
gene as a frequent cause of short stature: the essential role of a 250 kb downstream regulatory domain. J
Med Genet. 2009 Dec;46(12):834–9.
19. Gatta V, Palka C, Chiavaroli V, Franchi S, Cannataro G, Savastano M, et al. Spectrum of phenotypic
anomalies in four families with deletion of the SHOX enhancer region. BMC Med Genet. 2014
31
Jan;15(1):87.
20. Flanagan SF, Munns CFJ, Hayes M, Williams B, Berry M, Vickers D, et al. Prevalence of mutations in
the short stature homeobox containing gene (SHOX) in Madelung deformity of childhood. J Med Genet.
2002 Oct;39(10):758–63.
21. Binder G, Renz A, Martinez A, Keselman A, Hesse V, Riedl SW, et al. SHOX haploinsufficiency and
Leri-Weill dyschondrosteosis: Prevalence and growth failure in relation to mutation, sex, and degree of
wrist deformity. J Clin Endocrinol Metab. 2004 Sep 2;89(9):4403–8.
22. Rappold GA, Fukami M, Niesler B, Schiller S, Zumkeller W, Bettendorf M, et al. Deletions of the
homeobox gene SHOX (short stature homeobox) are an important cause of growth failure in children with
short stature. Journal of Clinical Endocrinology and Metabolism. 2002. p. 1402–6.
23. Huber C, Rosilio M, Munnich A, Cormier-Daire V. High incidence of SHOX anomalies in individuals
with short stature. J Med Genet. 2006 Sep 1;43(9):735–9.
24. Gahunia HK, Babyn PS, Kirsch S, Mendoza-Londono R. Imaging of SHOX-associated anomalies. Semin
Musculoskelet Radiol. 2009 Sep 1;13(3):236–54.
25. Rosilio M, Huber-Lequesne C, Sapin H, Carel JC, Blum WF, Cormier-Daire V. Genotypes and phenotypes
of children with SHOX deficiency in France. J Clin Endocrinol Metab. 2012;97(7):1257–65.
26. Binder G, Ranke MB, Martin DD. Auxology is a valuable instrument for the clinical diagnosis of SHOX
haploinsufficiency in school-age children with unexplained short stature. J Clin Endocrinol Metab. 2003
Oct;88(10):4891–6.
27. Ross JL, Scott C. J, Marttila P, Kowal K, Nass A, Papenhausen P, et al. Phenotypes associated with SHOX
deficiency. J Clin Endocrinol Metab. 2001;86(12):5674–80.
28. Schiller S, Spranger S, Schechinger B, Fukami M, Merker S, Drop SL, et al. Phenotypic variation and
genetic heterogeneity in Léri-Weill syndrome. Eur J Hum Genet. 2000 Jan;8(1):54–62.
29. Ali S, Kaplan S, Kaufman T, Fenerty S, Kozin S, Zlotolow DA. Madelung deformity and Madelung-type
deformities: a review of the clinical and radiological characteristics. Pediatr Radiol. 2015 Jul 2;
30. Rappold G, Blum WF, Shavrikova EP, Crowe BJ, Roeth R, Quigley C a, et al. Genotypes and phenotypes
in children with short stature: clinical indicators of SHOX haploinsufficiency. J Med Genet. 2007;44:306–
13.
31. Wolters B, Lass N, Wunsch R, Böckmann B, Austrup F, Reinehr T. Short stature before puberty: which
children should be screened for SHOX deficiency? Horm Res pædiatrics. Karger Publishers; 2013
Jan;80(4):273–80.
32. Hisado-Oliva A, Garre-Vázquez AI, Santaolalla-Caballero F, Belinchón A, Barreda-Bonis AC, Vasques
GA, et al. Heterozygous NPR2 Mutations Cause Disproportionate Short Stature, Similar to Léri-Weill
Dyschondrosteosis. J Clin Endocrinol Metab. 2015 Aug;100(8):E1133–42.
33. Benito-Sanz S, Royo JL, Barroso E, Paumard-Hernández B, Barreda-Bonis AC, Liu P, et al. Identification
of the first recurrent PAR1 deletion in Léri-Weill dyschondrosteosis and idiopathic short stature reveals
the presence of a novel SHOX enhancer. J Med Genet. 2012 Jul 1;49(7):442–50.
34. Stuppia L, Gatta V, Antonucci I, Giuliani R, Palka G. Different approaches in the molecular analysis of
the SHOX gene dysfunctions. J Endocrinol Invest. 2010 Jun;33(6 Suppl):30–3.
35. Funari MFA, Jorge AAL, Souza SCAL, Billerbeck AEC, Arnhold IJP, Mendonca BB, et al. Usefulness of
MLPA in the detection of SHOX deletions. Eur J Med Genet. 2010 Jan;53(5):234–8.
36. Rodríguez FA, Unanue N, Hernandez MI, Basaure J, Heath KE, Cassorla F. Clinical and molecular
characterization of Chilean patients with Léri-Weill dyschondrosteosis. J Pediatr Endocrinol Metab. 2013
Jan;26(7-8):729–34.
37. Blum WF, Crowe BJ, Quigley C a, Jung H, Cao D, Ross JL, et al. Growth hormone is effective in treatment
of short stature associated with short stature homeobox-containing gene deficiency: Two-year results of a
randomized, controlled, multicenter trial. J Clin Endocrinol Metab. 2007 Jan;92(1):219–28.
38. Blum WF, Cao D, Hesse V, Fricke-Otto S, Ross JL, Jones C, et al. Height gains in response to growth
hormone treatment to final height are similar in patients with SHOX deficiency and Turner syndrome.
Horm Res. 2009 Jan;71(3):167–72.
39. Salmon-Musial A-S, Rosilio M, David M, Huber C, Pichot E, Cormier-Daire V, et al. Clinical and
radiological characteristics of 22 children with SHOX anomalies and familial short stature suggestive of
32
Léri-Weill Dyschondrosteosis. Horm Res pædiatrics. 2011 Jan;76(3):178–85.
40. Iughetti L, Vannelli S, Street ME, Pirazzoli P, Bertelloni S, Radetti G, et al. Impaired GH secretion in
patients with SHOX deficiency and efficacy of recombinant human GH therapy. Horm Res pædiatrics.
2012 Jan;78(5-6):279–87.
41. Blum WF, Ross JL, Zimmermann AG, Quigley C a, Child CJ, Kalifa G, et al. GH treatment to final height
produces similar height gains in patients with SHOX deficiency and Turner syndrome: results of a
multicenter trial. J Clin Endocrinol Metab. 2013 Aug;98(8):E1383–92.
42. Donze SH, Meijer CR, Kant SG, Zandwijken GRJ, van der Hout AH, van Spaendonk RML, et al. The
growth response to growth hormone treatment is greater in patients with SHOX enhancer deletions
compared to SHOX defects. Eur J Endocrinol. 2015 Aug 11;173(5):611–21.
43. Child CJ, Kalifa G, Jones C, Ross JL, Rappold GA, Quigley CA, et al. Radiological Features in Patients
with Short Stature Homeobox-Containing (SHOX) Gene Deficiency and Turner Syndrome before and
after 2 Years of GH Treatment. Horm Res Paediatr. 2015 May 6;84(1):14–25.
44. Richmond E, Rogol AD. Current indications for growth hormone therapy for children and adolescents.
Endocr Dev. 2010 Jan;18:92–108.
45. Kirk J. Indications for growth hormone therapy in children. Arch Dis Child. 2012 Jan;97(1):63–8.
46. Cutfield WS, Derraik JGB, Gunn AJ, Reid K, Delany T, Robinson E, et al. Non-compliance with growth
hormone treatment in children is common and impairs linear growth. PLoS One. 2011 Jan;6(1):e16223.
47. Haverkamp F, Johansson L, Dumas H, Langham S, Tauber M, Veimo D, et al. Observations of
nonadherence to recombinant human growth hormone therapy in clinical practice. Clin Ther. 2008
Feb;30(2):307–16.
48. Scalco RC, Melo SSJ, Pugliese-Pires PN, Funari MF a, Nishi MY, Arnhold IJP, et al. Effectiveness of the
combined recombinant human growth hormone and gonadotropin-releasing hormone analog therapy in
pubertal patients with short stature due to SHOX deficiency. J Clin Endocrinol Metab. 2010
Jan;95(1):328–32.
49. Collett-Solberg PF. Update in growth hormone therapy of children. J Clin Endocrinol Metab. 2011
Mar;96(3):573–9.
50. Cole TJ. A chart to link child centiles of body mass index, weight and height. Eur J Clin Nutr. 2002
Dec;56(12):1194–9.
51. Cacciari E, Milani S, Balsamo A, Spada E, Bona G, Cavallo L, et al. Italian cross-sectional growth charts
for height, weight and BMI (2 to 20 yr). J Endocrinol Invest. Jan;29(7):581–93.
52. Carel J-C, Ecosse E, Bastie-Sigeac I, Cabrol S, Tauber M, Léger J, et al. Quality of life determinants in
young women with turner’s syndrome after growth hormone treatment: results of the StaTur population-
based cohort study. J Clin Endocrinol Metab. 2005 Apr;90(4):1992–7.
I
Bijlage-1
Bijlage-1: Schematisch algoritme met betrekking tot SHOX-mutatie screening bij kinderen met een kleine
gestalte.
* mineure afwijkingen zijn verkorte metacarpaal IV en V, een ogivaal gehemelte, een vergrote hoek ter hoogte
van de elleboog, scoliose en micrognathie.
LWD = Léri-Weill dyschondrosteosis
Bron: (1)