Genocide in Darfoer - Universiteit...

117
Academiejaar 2008-2009 Universiteit Gent Door Annelies Hermans Thesis ter behaling van de graad Master in de Moraalwetenschappen Promotor: Prof. Dr. Gie van den Berghe Genocide in Darfoer ?

Transcript of Genocide in Darfoer - Universiteit...

Page 1: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

Academiejaar 2008-2009

Universiteit Gent

Door Annelies Hermans

Thesis ter behaling van de graad

Master in de Moraalwetenschappen

Promotor: Prof. Dr. Gie van den Berghe

Genocide in Darfoer ?

Page 2: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

2

Lijst met afkortingen

ADT Atrocities Documentation Team

AI Amnesty International

AMIS African Mission in Sudan

AU African Union

CPA Comprehensive Peace Agreement

DPA Darfur Peace Agreement

HRW Human Rights Watch

ICC International Criminal Court

ICG International Crisis Group

ICID International Commission of Inquiry on Darfur

ICISS International Commission on Intervention and State Sovereignty

ICJ International Court of Justice

ICTR International Criminal Tribunal for Rwanda

ICTY International Criminal Tribunal for the former Yugoslavia

IDPs Internally Displaced Persons

IRIN Integrated Regional Information Networks

JEM Justice and Equaility Movement

MSF Médecins Sans Frontières

NIF National Islamic Front

PDF Popular Defence Forces

R2P Responsibility To Protect

SLA Sudan’s Liberation Army

SPLA Sudan’s People’s Liberation Army

UNAMID United Nations and African Mission in Darfur

UNHCR United Nations Refugee Agency

UNMIS United Nations Mission in Sudan

UNOCHA United Nations Office for the Coordination of Humanitarian Affairs

USAID United States Agency for International Development

UN United Nations

WFP World Food Program

Page 3: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

3

Inhoudsopgave

Inleiding ............................................................................................ 6

1. Algemeen kader van het genocideconcept ........................................... 10

1.1. Raphael Lemkin en de Genocideconventie .............................................. 10

1.1.1. Raphael Lemkin en Het Verdrag inzake de Preventie en Bestraffing van het

Genocidemisdrijf ................................................................................................... 10

1.1.2. Interpretatiemoeilijkheden en conceptuele problemen in de Genocideconventie ............. 13

Bescherming van politieke groepen ......................................................................... 13

Intentionaliteit .................................................................................................. 14

Methodes ter preventie en bestraffing van genocides ................................................... 15

1.2. Korte geschiedenis van het gebruik van het genocideconcept en de

Genocideconventie door de internationale gemeenschap in de 20ste eeuw .............. 17

1.2.1. Relatie tussen de Genocideconventie en ander internationaal recht: staatssoevereiniteit en

hoofdstuk VII van het VN-Handvest ............................................................................. 17

1.2.2. “A Century of Genocide” ................................................................................. 18

1.2.3. Conclusies uit de statenpraktijk ......................................................................... 22

1.2.4. The Responsibility to Protect ............................................................................ 24

2. Casestudy Darfoer ........................................................................ 26

2.1. Historische duiding van het Darfoerconflict (14de eeuw tot 2003) ................ 26

2.1.1. Demografie .................................................................................................. 26

2.1.2. Darfoer als onafhankelijk Sultanaat .................................................................... 27

2.1.3. Darfoer en Khartoem (1916-2003): een geschiedenis van verwaarlozing ........................ 28

Brits-Egyptisch bestuur: indirect rule ...................................................................... 28

Onafhankelijk Soedan 1965-1986: manipulatie van identiteiten ...................................... 28

1986-2003: Toenemende instabiliteit ....................................................................... 30

De Tweede Soedanese burgeroorlog ......................................................................... 31

2.2. De Genocidaire Situatie in Darfoer (2003-…) ............................................ 32

2.2.1. Aanloop ...................................................................................................... 32

2.2.2. Khartoem re(a)geert hard ................................................................................ 34

2.2.3. “A Growing Ethnic Anarchy” (Prunier: 2007, p.165) ................................................. 36

2.2.4. Het Darfur Peace Agreement ............................................................................ 37

2.2.5. Het geweld gaat door ..................................................................................... 38

3. Reacties van de internationale gemeenschap op het conflict in Darfoer ..... 39

3.1. NGO’s, coalities en onafhankelijke stemmen over Darfoer ........................... 39

Page 4: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

4

3.2. De Verenigde Naties: reacties en uitblijvende reacties ............................... 43

3.3. De Verenigde Staten: reacties en uitblijvende reacties ............................... 51

4. Analyse van het gebruik van het genocideconcept en de genocideconventie

door verschillende internationale actoren ............................................... 58

4.1. Activisten, NGO’s en onafhankelijken: analyse van het gebruik van het

genocidelabel ........................................................................................... 58

4.2. De Verenigde Naties: analyse van het gebruik van het genocideconcept en de

genocideconventie. ................................................................................... 61

4.2.1. The International Commission of Inquiry to Darfur (ICID) ......................................... 61

4.2.2. De Navaisha-talks .......................................................................................... 65

4.2.3. De Veiligheidsraad en de rol van Rusland en China .................................................. 66

4.2.4. Respect voor staatssoevereiniteit ....................................................................... 68

4.2.5. “Passing the buck to the AU” (Prunier: 2007, p.143) ................................................ 71

4.2.6. Conclusie .................................................................................................... 72

4.3. De Verenigde Staten: analyse van het gebruik van het genocideconcept en de

genocideconventie .................................................................................... 73

4.3.1. Een Historische declaratie ................................................................................ 73

4.3.2. Binnenlandse Druk en de Navaisha Talks .............................................................. 77

4.3.3. Het Moreel Leiderschap van de Verenigde Staten .................................................... 79

4.3.4. Irak, Afghanistan en de mogelijkheid tot militaire interventie .................................... 80

4.3.5. Samenwerking met Soedan in de War on Terror ...................................................... 81

4.3.6. The Scramble for Sudan’s Oil ............................................................................ 83

4.3.7. Conclusie .................................................................................................... 84

5. Lessen uit Darfoer: over de bruikbaarheid van het genocideconcept en de

Genocideconventie. ............................................................................ 86

5.1. “A New Chapter of Irony” (Fowler: 2006, p.29) ....................................... 86

5.2. Het gebruik van onduidelijkheden uit de Conventie voor politieke doeleinden . 87

5.3. De onvruchtbaarheid van het genocidedebat ........................................... 88

5.4. The Responsibility to Protect? ............................................................. 89

Conclusies ........................................................................................ 92

Bijlage 1: De Genocideconventie ............................................................ 98

Bijlage 2: artikels uit hoofdstuk I & hoofdstuk VII van het VN-Charter ............ 102

Bibliografie ..................................................................................... 104

Page 5: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

5

Meerdere personen verdienen een dankwoordje voor hun ondersteuning in het tot stand

komen van deze thesis. Ten eerste mijn promotor, professor Gie van den Berghe, omwille van

zijn oorspronkelijke interesse en bereidheid om samen een onderzoeksterrein af te bakenen.

Bovendien hebben zijn vele suggesties en aangereikte bronnen tot vele nieuwe inzichten en

aanpassingen geleid.

Dankwoord

Ten tweede wil ik in het bijzonder mijn partner Lennert Lanssens bedanken voor zijn niet

aflatende steun tijdens het schrijven van deze thesis. Ten eerste op persoonlijk vlak, want

samenleven met een thesisstudent is niet zo evident. Zonder zijn steun, geduld en

motiverende woorden was deze thesis er waarschijnlijk niet geweest. Ten tweede op

academisch vlak: als moraalwetenschapper met een ManaMa in Conflict and Development,

heeft hij niet alleen vele stukken kritisch doorgenomen maar wees hij ook op nieuwe

mogelijke invalshoeken en buiten beschouwing gelaten factoren. Kortom: een supergrote

merci!

Ten derde mag ook Maarten Das niet vergeten worden, die op het laatste nippertje nog bereid

was om de volledige thesis te verbeteren op grammaticaal vlak en ook kritisch enkele

inhoudelijke punten heeft aangewezen.

Ten vierde kan men zich geen geduldigere en meer vertrouwende ouders wensen. Zij lieten de

nodige ademruimte maar waren tegelijkertijd geïnteresseerd en altijd bereid om te helpen

waar ze konden.

Als laatste wil ik ook nog Tim van Gijzegem, Anke de Reuse, Kinge Berends, mijn tante Veerle

Teppers, Bart Van Dijck en Kathleen Gabriëls bedanken voor de nodige afleiding en

relativerende woorden.

Page 6: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

6

Inleiding

“Genocide is a man-made catastrophe, and, as such, it can be prevented by mankind” (Charny

& Smith: 2006, p.ii)

Als moraalwetenschappers proberen we inzicht te verkrijgen in het morele doen en laten van

de mens. Hoe wordt het menselijke gedrag beïnvloed door waarden en normen en wanneer

vallen morele remmingen weg? Genocides, als het ‘ultieme kwaad’, maken dan ook per

definitie deel uit van ons interessegebied.

Het genocidelabel draagt een emotionele geladenheid, en de berichten over “genocide in

Darfoer” lieten ook ons niet onverschillig. Beelden over de gruwelijkheden die zich in Darfoer

afspeelden zorgden voor een algemeen gevoel van verontwaardiging en verwondering over tot

wat de mens in staat blijkt te zijn. Een dubbel gevoel van verontwaardiging volgde wanneer

duidelijk werd dat de wreedheden bleven doorgaan terwijl de rapporten zich opstapelden en

de internationale gemeenschap niet van plan bleek te zijn om actief een einde te maken aan

de gruwel. Had de wereld na WO II niet meermaals verklaard: Never Again?

Onwillekeurig werd de associatie gemaakt met het falen van de internationale gemeenschap

in het verhinderen van genocides uit het verleden. Was de wereld opnieuw in staat om louter

toe te kijken en hoe werd deze passieve houding gelegitimeerd?

Wanneer we ons dieper in de problematiek inwerkten werd duidelijk dat er in feite geen

consensus bleek te bestaan over het al dan niet categoriseren van het geweld in Darfoer als

genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit werd

in een later rapport tegengesproken door de VN. Zo werd onze interesse gewekt voor de

relevantie en het belang van de term ‘genocide’. Meerbepaald vroegen wij ons af waarom er

geen consensus bestond in de internationale gemeenschap en of dit mogelijk te maken had

met andere factoren los van de feitelijke gebeurtenissen in Darfoer.

Met een minor in de internationale politiek en een algemene interesse in de Derde Wereld

leek het interessant om op deze vragen een antwoord te zoeken. Door een brede opleiding als

moraalwetenschappen zijn we bovendien in staat om verschillende disciplines te integreren

om een overschouwend zicht te krijgen op de problematiek. Zo komen er ondermeer aspecten

uit het internationaal recht, de internationale politiek, de discoursanalyse maar ook

historische inzichten en noties van “collectieve moraliteit” aan bod in deze thesis.

We kiezen ervoor om te analyseren hoe verschillende internationale actoren het

genocideconcept en Het Verdrag inzake de Preventie en Bestraffing van het

Page 7: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

7

Genocidenmisdrijf (UN: 1948) hebben gehanteerd met betrekking tot het Darfoerconflict. In

deze Conventie werd immers de legale basis en definitie van genocide vastgelegd met het oog

op het voorkomen, onderdrukken en bestraffen van genocides in de toekomst.

We verwachten dat dit ons enerzijds inzichten zal opleveren om de gebrekkige respons van de

internationale gemeenschap met betrekking tot de casestudy Darfoer te kunnen verklaren.

Anderzijds zullen we in staat zijn om aan de hand van de casestudy lessen te trekken over de

algemene bruikbaarheid van het genocideconcept en de Genocideconventie. Zo komen we tot

onze twee onderzoeksvragen:

onderzoeksvraag 1:

Wat zijn de mogelijke verklaringen voor het specifieke gebruik

van het genocideconcept en de Genocideconventie door verschillende

internationale actoren met betrekking tot het Darfoerconflict?

onderzoeksvraag 2:

Wat leert de casestudy Darfoer ons over de algemene

bruikbaarheid van het genocideconcept en de Genocideconventie?

We opteren ervoor om drie internationale actoren in nader detail te bespreken. Ten eerste

plaatsen we activisten, NGO’s en onafhankelijken onder de noemer van een eerste

internationale actor. Het Darfoerconflict heeft immers het ontstaan van een brede

activistische beweging uitgelokt van zelden geziene proporties, vooral dan in de VS. Deze

actiegroepen gebruiken het genocidelabel overvloedig en lijken zeker van hun stuk. Bij

verschillende NGO’s en academici is de consensus dan weer ver te zoeken. We willen dieper

ingaan op de vraag waarom deze veelkleurige stemmen al dan niet de term genocide van

toepassing achten op de situatie in Darfoer.

Een tweede internationale actor waarvan we het gebruik van het genocideconcept

onderzoeken is de Verenigde Naties. Het is immers de VN waarbinnen de Genocideconventie

ontstaan is. Bovendien is de VN-Veiligheidsraad het wereldorgaan bij uitstek om collectieve

actie te ondernemen ter verhindering en onderdrukking van genocides. Een VN-

onderzoekscommissie kwam echter tot de conclusie dat de situatie in Darfoer geen genocide

betrof. We willen daarom dieper ingaan op mogelijke motieven die de specifieke wijze waarop

de VN het genocideconcept hanteerde kunnen verklaren.

Als derde internationale actor bespreken we de Verenigde Staten. Immers, een interessant

vraagstuk is waarom het US State Department eerder al tot een diametraal tegenovergestelde

conclusie dan die van de VN-commissie was gekomen. Welke belangrijke factoren

Page 8: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

8

beïnvloedden de Bush-administratie in de beslissing om Darfoer als genocide te categoriseren?

Waarom heeft Bush zijn inmiddels beroemde belofte “Not on my watch” niet kunnen

waarmaken? Geen enkele Amerikaanse overheid had eerder een genocidedeclaratie gemaakt

terwijl het drama zich afspeelde. Bovendien is en blijft de VS een supermacht die over de

nodige macht en middelen beschikt om een daadkrachtige unilaterale, multilaterale of

internationale respons op gang te trekken.

Voor dit onderzoek doen wij een literatuurstudie aan de hand van een brede waaier aan

bronnen. Wanneer we het ontstaan van het genocideconcept en de Genocideconventie

toelichten baseren we ons vooral op het werk van Raphael Lemkin (1944; 1945) en Samantha

Power (2002). Verder maken we ondermeer gebruik van enkele standaardwerken inzake de

respons van de internationale gemeenschap op voorbije genocides, waaronder het werk van

Samantha Power (2002) en Leo Kuper (1981). We schakelen de expertise van ondermeer Alex

De Waal & Julie Flint (2008) en Gerard Pruniér (2007) in voor een betrouwbare duiding van het

Darfoerconflict. Wat betreft de analyses van de reacties van de verschillende internationale

actoren gebruiken we zowel primaire als secundaire bronnen. Ten eerste gebruiken we NGO-

rapporten en nieuwsberichten van onder meer IRIN en BBC News. Ook allerlei VN-documenten

zoals het VN-Handvest, de genocideconventie, rapporten van de Secretaris-generaal,

resoluties, statements, persberichten en transcripties van vergaderingen van de

Veiligheidsraad worden aangewend. Voor de VS gebruiken we ondermeer transcripties van de

zittingen van het Congres en de Senaat en persberichten vanuit het Witte Huis en het US State

Department. Daarenboven komen ook analyses van journalisten, academici en activisten aan

bod.

Wat we buiten beschouwing laten in deze thesis, ondanks zeker minstens even interessant, is

het discours dat de Soedanese overheid zelf gevoerd heeft ter legitimatie van zijn daden. Een

tweede minpunt is dat door een gebrek aan informatie van insiders we in feite nooit met

zekerheid kunnen zeggen wat er zich nu juist afspeelde in het Witte Huis of binnen de VN. Ook

de verantwoordelijkheid en de rol van de media laten wij grotendeels buiten beschouwing.

Om deze thesis binnen de perken te houden hebben we drie internationale actoren

uitgekozen. Uiteraard gaat er daardoor veel mogelijke inbreng door analyses van andere

actoren zoals Tsjaad, Rusland, de NAVO, de Afrikaanse Unie en de EU verloren. Omwille van

de belangrijke rol die China gespeeld heeft in de VN-Veiligheidsraad wordt China ingewerkt in

hoofdstuk 4.2. waarin de reacties van de VN geanalyseerd worden.

In deel 1 van de thesis schetsen we een algemeen kader omtrent het genocideconcept. We

bespreken eerst het ontwerp van het concept door Raphael Lemkin en de

Page 9: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

9

interpretatiemoeilijkheden en conceptuele problemen van het concept en de

Genocideconventie. Daarnaast geven we in deel 1 een summier overzicht van het gebruik van

het concept en de Conventie door de internationale gemeenschap in de 20ste

eeuw. We

trekken daarbij conclusies uit de statenpraktijk en bespreken kort het ontstaan en de inhoud

van de Responsibility To Protect-doctrine.

In deel 2 reiken we de casestudy Darfoer aan. In een eerste hoofdstuk wordt de recente

problematiek gekaderd in een lange voorgeschiedenis van sluimerende spanningen. In een

tweede hoofdstuk bespreken we het conflict en zijn escalaties sinds begin 2003 tot aan de

huidige situatie.

In deel 3 doen we voorbereidend werk om een antwoord te kunnen formuleren op onze eerste

onderzoeksvraag door allereerst een feitelijk overzicht te geven van de reacties en

(genocide-)retoriek van de verschillende internationale actoren met betrekking tot de

casestudy Darfoer. In een eerste hoofdstuk doen we dat voor de NGO’s, activisten en

onafhankelijken, in een tweede hoofdstuk voor de VN en in een derde hoofdstuk voor de VS.

In deel 4 zoeken we antwoorden op onze eerste onderzoeksvraag door middel van een analyse

van het specifieke gebruik van het genocideconcept en de Genocideconventie per

internationale actor. In een eerste hoofdstuk doen we dat voor de NGO’s, activisten en

onafhankelijken, in een tweede hoofdstuk voor de VN en in een derde hoofdstuk voor de VS.

In deel 5 benaderen we onze tweede onderzoeksvraag door de inzichten uit deel 1 en deel 4

te combineren. Op die manier bespreken we wat de casestudy Darfoer heeft aangetoond over

de doeltreffendheid van de Genocideconventie. In een eerste hoofdstuk trekken we een

algemeen besluit over de toepassing van de Genocideconventie gedurende het Darfoerconflict.

In een tweede hoofdstuk beantwoorden we de vraag of ambiguïteiten en

interpretatiemoeilijkheden in de Conventie een rol hebben gespeeld in het gebrek aan

consensus met betrekking tot het karakter van het geweld in Darfoer. In een derde hoofdstuk

bespreken we de nadelen van een uitgebreid en langduring al-dan-niet-genocide-debat. In een

vierde hoofdstuk trekken we conclusies over de bruikbaarheid van de Responsibility To

Protect-doctrine.

Page 10: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

10

1.

Algemeen kader van het genocideconcept

1.1. Raphael Lemkin en de Genocideconventie

1.1.1.

Raphael Lemkin en Het Verdrag inzake de Preventie en Bestraffing van het

Genocidemisdrijf

Wanneer we het concept ‘genocide’ ten volle willen begrijpen, moeten we eerst en vooral

aandacht besteden aan Raphael Lemkin, de ontwerper van het concept en de drijvende kracht

achter de Conventie Inzake de Preventie en de Bestraffing van Genocide. Om de context en

drijfveren te vatten, beroepen we ons onder andere op zijn werk en Samantha Power’s boek

Een probleem uit de hel (2002).

In 1944 introduceerde Raphael Lemkin een nieuwe term - “genocide”1 - voor een eeuwenoude

praktijk (Totten & Bartrop: 2009, p.3). Deze Poolse Jood was al sinds zijn kindertijd

geïntrigeerd door massaslachtingen uit de oudheid en de algemene wreedheid waartoe te

mens in staat is. Toen Talaat Pasha2

in 1923 na een korte arrestatie vrijgesproken werd,

omdat er geen basis voorhanden was om hem aan te klagen, was Lemkin enorm

verontwaardigd. Pasha werd beschermd door de Turkse staat op basis van de

staatssoevereiniteit van het Turkse rechtssysteem. Lemkin kon niet begrijpen dat

staatssoevereiniteit kon fungeren als een rechtvaardiging voor massaslachtingen en hij zou

zijn leven wijden aan de creatie en implementatie van een internationale wet waarbij alle

staten zich verbonden in een verbod tegen de uitroeiing van specifieke menselijke groepen.

Een herhaling van de Armeense slachting moest zo vermeden, of op zijn minst een

internationaal erkend misdrijf worden (Power: 2007, p.39-41).

In 1933 lobbyde Lemkin in Madrid op een internationale strafrechtconferentie voor een nieuw

wetsvoorstel. In deze periode had hij de term genocide nog niet uitgevonden maar had hij het

over de vaak samen voorkomende misdaden van barbaarsheid (fysieke destructie van groepen)

en vandalisme (culturele destructie). Tijdens het Interbellum vond hij echter weinig gehoor

voor zijn gedreven pleidooien bij de Europese juristen en toenmalige Volkenbond. Hij gaf de

moed niet op en ook tijdens Wereldoorlog II hield hij op allerlei fora toespraken over de strijd

tegen wat Winston Churchill in een radiotoespraak “A crime without a name”3

1 Het woord “genocide” is een samenstelling tussen het Griekse “genos” (clan, ras, stam) en het Latijnse suffix “-cide” (doodslag, moord) (Totten & Bartrop: 2009, p. 3).

had genoemd.

2 De Turkse minister van Binnenlandse zaken die in 1915 de leiding had over de slachting van bijna 1 miljoen Armeniërs (Power: 2007, p.23). 3 Lemkin verwees vaak naar deze uitspraak van Churchill, die in feite niet over de uitroeiing van de Joden maar over de Duitse slachting van Russen ging (Power: 2002, p.579).

Page 11: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

11

Datgene waarvoor Lemkin de wereld sinds ’33 probeerde te waarschuwen gebeurde immers

opnieuw, en op massale schaal (Power: 2007, p.42-52).

In 1944 werd zijn boek Axis Rule in Occupied Europe gepubliceerd. Een “gortdroog en

doorwrocht juridisch naslagwerk” (Power: 2007, p.60) waarvan het grootste deel uit een

overzicht van decreten en wetten geïmplementeerd door de Nazi’s bestond. De bedoeling van

Lemkin was om zo ongelovigen en sceptici op een objectieve manier te tonen welke gruwelen

Hitler en de zijnen bewust creëerden.

Belangrijker voor ons is het negende hoofdstuk waarin hij zijn wetsvoorstel uit ’33

herformuleerde en voor het eerst de term ‘genocide’ lanceerde. Het concept omvat de idee

dat etnische groepen of naties op diverse manieren kunnen worden aangevallen. Niet enkel

fysiek, maar ook cultureel of economisch. Genocide is een term die al deze mogelijke

destructiemiddelen omvat (Power: 2007, p.60-63). Lemkin formuleert het als volgt:

“By the term ‘genocide’ we mean the destruction of a nation or an ethnic group. […] It is

intended rather to signify a coordinated plan of different actions aiming at the destruction of

essential foundations of the life of national groups, with the aim of annihilating groups

themselves. The objective of such a plan would be disintegration of the political and social

institutions, of culture, language, national feelings, religion and the economic existence of

national groups, and the destruction of the personal security, liberty, health, dignity and even

the lives of individuals belonging to such groups. Genocide is directed at the national group as

an entity, and the actions involved are directed against individuals, not in their individual

capacity but as the members of the national group” (1944, p.79).

Lemkin deelt het fenomeen genocide op in twee fasen. Ten eerste de vernietiging van het

‘nationaal patroon’ van de geviseerde groep en vervolgens de oplegging van het ‘nationaal

patroon’ van de onderdrukker (1944, p.79). Fysieke destructie was geen noodzakelijk element

in de eerste fase, hij onderscheidde immers verschillende “techniques of genocide in various

fields”4

(1944, p.90). Bij combinatie van verschillende van deze methodes kan er een

“coordinated attack upon all elements of nationhood” (1944, p.90) of genocide plaatsvinden.

Hij had hoge aspiraties voor zijn nieuwe concept. De term genocide moest onmiddellijk

verontwaardiging en veroordeling oproepen. De associatie met de judeocide zou hier zeker

toe bijdragen, maar het gevaar bestond dat deze als maatstaf zou gaan dienen, wat geen deel

uitmaakte van Lemkin’s bedoelingen (Power: 2007, p.65).

4 Hij erkende politieke, sociale, culturele, economische, biologische, fysieke, religieuze en morele methodes. Fysieke methodes deelde hij nog eens op in “racial discrimination in feeding”, “endangering of health” en “mass killings” (Lemkin 1944, p. 82-90).

Page 12: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

12

Lemkin sloot zijn negende hoofdstuk af met een aanbeveling voor de toekomst: het ontwerp

van een “prohibition of genocide in war and peace” (1944, p.90). Een multilateraal verdrag

zou landen aanzetten tot het invoeren van nationale beschermingsmaatregelen voor

minderheidsgroepen gebaseerd op natie, ras of religie. Internationaal moest the crime of

genocide onder een vorm van universele jurisdictie vallen, waarbij elk land een verdachte zou

kunnen vervolgen, onafhankelijk van waar de feiten plaats hadden gevonden (Lemkin: 1944,

p.90-91).

De Neurenbergprocessen werden een grote teleurstelling voor Lemkin. De nadruk lag daar

immers op de schending van de staatssoevereiniteit van de bezette landen. Enkel misdaden

tegen de menselijkheid die zich buiten de Duitse grenzen hadden voorgedaan werden

veroordeeld. Opnieuw stak staatssoevereiniteit de kop op als een vrijbrief voor misdaden

binnen de landsgrenzen (Power: 2007, p.67-69).

Lemkin zou voortaan zijn diplomatieke energie steken in de pas opgerichte Verenigde Naties.

Hij lobbyde onvermoeibaar voor zijn wetsvoorstel om genocide uit te bannen met nu extra

aandacht voor de irrelevantie van nationale grenzen bij een aanval op kwetsbare groepen.

Lemkin’s werk zou in 1948 eindelijk vruchten afwerpen in de vorm van Het Verdrag inzake de

Preventie en Bestraffing van het Genocidesmisdrijf5

In 1951 hadden 20 landen het Verdrag geratificeerd. Hoewel de VS de leiding had genomen in

de verwezenlijking van de Conventie zouden ze deze pas ratificeren in 1986. Het zou nog tot

1996 duren voor de eerste effectieve veroordeling voor de misdaad genocide een feit was

(Power: 2007, p.81).

(Power: 2007, p.71-78).

5 De volledige tekst van Het Verdrag inzake de Preventie en Bestraffing van het Genocidesmisdrijf is terug te vinden in bijlage 1.

Page 13: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

13

1.1.2.

Interpretatiemoeilijkheden en conceptuele problemen in de

Genocideconventie

Genocide was nu een internationaal erkende misdaad en het verdrag verbond de deelnemende

landen tot de vooropstelling “to liberate mankind from such an odious scourge”6

(UN: 1948,

preambule). De ondertekenende partijen verklaarden zich geëngageerd om genocide te

voorkomen en te bestraffen.

Het moge duidelijk zijn dat het verdrag een grote stap vooruit was voor de bescherming van

minderheden en mensenrechten in het internationaal recht. Er bleken wel degelijk grenzen te

zijn aan het voormalig onaantastbare principe van staatssoevereiniteit7

Het was echter ook van meet af aan duidelijk dat het Verdrag het resultaat was van

allerhande toegevingen en niet vrij was van ambiguïteiten. Vooral het opstellen van de

concrete definitie van het concept genocide had nogal wat voeten in de aarde gehad en zou

ook in de toekomst controversieel blijken. In de rest van dit deel gaan we dieper in op enkele

conceptuele problemen van wat volgens Totten & Bartrop best beschreven kan worden als een

“compromise definition” (2009, p.5).

.

Bescherming van politieke groepen

Terwijl de voorbereidingsresolutie uit 1946 handelde over de bescherming van onder andere

raciale, religieuze en politieke groepen, werd in de uiteindelijke Conventie de notie ‘politieke

groepen’ weggelaten. Vooral de afgevaardigden van Polen en Rusland lobbyden met succes

voor de omissie van politieke groepen uit het verdrag. In tegenstelling tot ondermeer de

Amerikaanse en Franse delegatie die politieke groepen wel wilden opnemen in de Conventie.

Argumenten voor weglating betroffen onder andere de moeilijke definieerbaarheid van

politieke groepen, het vrijwillige lidmaatschap dat contrasteert met raciale en nationale

groepen en de vrees dat de Conventie als een vrijgeleide voor externe interventie in interne

politieke aangelegenheden zou fungeren (Kuper: 1981, p.24-28).

Uiteindelijk werden politieke groepen niet beschermd in de Conventie. Iets wat voor velen

een doorn in het oog zou blijven. Kuper stelt:

6 Zie Het Verdrag inzake de Preventie en Bestraffing van het Genocidesmisdrijf in bijlage 1. 7 In artikel 1 van het verdrag staat expliciet “genocide, whether committed in time of peace or in time of war”. Hierdoor werd duidelijk een standpunt ingenomen tegen genocides die zich binnen landgrenzen afspelen, ook al verkeert het land dus niet in een staat van oorlog (Leblanc: 2009, p.11).

Page 14: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

14

“I believe a major omission to be in the exclusion of political groups from the list of groups

protected. In the contemporary world, political differences are at the very least as significant

a basis for massacre and annihilation as racial, national, ethnic or religious differences. Then

too, the genocides against racial, national, ethnic or religious groups are generally a

consequence of, or intimately related to, political conflict” (Kuper: 1981, p.39).

“One can only suppose that many of the governments represented in the debates on the

Convention did not wish to be denied the right to dispose of their political opponents, by

radical means if necessary, and with minimum of outside interference.” (Kuper: 1981, p.176)

Voorstellen zijn gerezen om ook politieke en/of socio-economische groepen op te nemen.8

Ook binnen de VN waren er voorstanders. De Conventie is echter niet veranderd tot op het

heden.

Intentionaliteit

Een tweede controversieel aspect van de Conventie betreft de notie intentionaliteit, die in de

definitie van genocide is opgenomen. De notie van intentionaliteit is terug te voeren tot bij

Lemkin:

“The intent of the offenders is to destroy or degrade an entire national, religious or racial

group by attacking the individual members of that Group” (1945, p.43).

De definitie uit de Genocideconventie bestaat uit twee elementen. Ten eerste een specifieke

fysieke daad, juridisch ook actus reus genoemd. Allereerst moet er dus sprake zijn van één

of meerdere acties (a) - (e) uit artikel 2 van de Conventie (UN: 1948, art. 2). Deze acties

moeten echter ook vergezeld worden door een bepaalde bewustzijnstoestand of mens rea,

vooraleer het volgens de Conventie een geval van genocide betreft. Meerbepaald stelt artikel

2 uit de Conventie dat de daden moeten uitgevoerd zijn met “the intent to destroy, in whole

or in part, a national, ethnical, racial or religious group, as such” (UN: 1948, art. 2) De daders

moeten dus specifiek de destructie van een nationale, raciale, etnische of religieuze groep

voor ogen hebben, net omwille van die nationale, raciale, etnische of religieuze kenmerken op

zich (Fowler 2006, p. 30).

8 Sommige landen hebben bij de inschrijving van de Conventie in de eigen wetgeving wijzigingen aangebracht in de definitie uit de Conventie. Ethiopië bijvoorbeeld, includeerde ook politieke groepen (Quigley: 2006, p.17).

Page 15: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

15

Het is echter zeer moeilijk om met zekerheid te stellen dat acties (a) – (e) met voorbedachten

rade of intentioneel worden uitgevoerd. Samantha Power stelt zich vragen bij de

bewijsbaarheid van een specifieke intentie:

“In het strafrecht is de intentie een misdrijf te plegen in het algemeen moeilijk te bewijzen en

het is nog moeilijker om te bewijzen dat men de intentie heeft genocide te plegen. Slechts

zelden zullen degenen die van plan zijn genocide te plegen hun bedoelingen op band of in

documenten vastleggen. Het zal gewoonlijk onmogelijk zijn om de intentie een gehele

bevolkingsgroep uit te roeien, te bewijzen, tot dat het merendeel van de groep reeds

uitgeroeid is” (2007, p.90).

Volgens Kuper is de bewijslast van intentionaliteit overbodig:

“Its omission from a definition of genocide as quite simply the destruction of a human group

might have been some contribution to the suppression and punishment of this crime.” (1981, p.

35-36)

Uit het debat rond genocidale intentionaliteit onthouden we dat intentionaliteit in de praktijk

moeilijk te bewijzen is. Het mag dan ook niet verwonderen dat daders niet zelden hun

verantwoordelijkheid zullen trachten te ontlopen door te ontkennen dat hun daden

intentioneel gericht waren op de vernietiging van de getroffen groep an sich. Maar ook andere

partijen kunnen zich mogelijk achter de voorwaarde van intentionaliteit verschuilen om de

verantwoordelijkheid rijzend uit de Genocideconventie te ontlopen.

Methodes ter preventie en bestraffing van genocides

Een derde pijnpunt betreft de specifieke verplichtingen die uit de Genocideconventie volgen.

Hier bestaat immers heel wat onduidelijkheid over. Artikel 1 stelt dat de ondertekenende

landen “undertake to prevent and punish [the crime of genocide]” (UN: 1948, art. 1). Maar in

de verdere artikels worden geen concrete maatregelen of procedures geformuleerd.

Wat betreft bestraffing heeft Artikel 6 het naast mogelijke veroordelingen in nationale

rechtbanken over een internationaal straftribunaal, zonder verdere specificaties. Nochtans

bestond er nog geen internationaal strafhof, het International Criminal Court (ICC) trad pas in

werking in 2002 (Fowler: 2006, p.31).

Over preventie en onderdrukking van genocides blijft het verdrag nog vager. Artikel 8 stelt dat

bezorgde staten “may call upon the competent organs of the UN to take such action under the

Page 16: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

16

Charter of the UN as they consider appropriate for the prevention and suppression of acts of

genocide” (UN: 1948, art. 8). Wat als de bevoegde organen van de VN in feite onmachtig

blijken te zijn? Kan een staat of coalitie van staten dan zelf actie ondernemen op basis van

artikel 1? Als een staat op de hoogte is van een genocide mag deze er dus ook voor kiezen om

de VN niét in te schakelen? Volgens Fowler is dit laatste een juiste interpretatie:

“Tossing the ball into the UN’s court, in other words, is permitted but not required”

(2006, p.31).

Bovendien is er geen consensus over de vraag of artikel 1 in feite gericht is op soevereine

nationale staten ter bescherming van interne kwetsbare groepen of dat deze bepaling een

plicht inhoudt om op te treden waar ook in de wereld een genocide zich afspeelt (Fowler:

2006, p.31).

Het is dus helemaal niet duidelijk wat er precies uit de Genocideconventie volgt indien er een

genocide zich opdringt of reeds bezig is.

Page 17: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

17

1.2. Korte geschiedenis van het gebruik van het genocideconcept en de

Genocideconventie door de internationale gemeenschap in de 20ste

eeuw

De conceptuele problemen in de Conventie hebben vele academici er toe aangespoord de

definitie van genocide zoals geformuleerd in de Conventie uit te breiden, te herwerken, te

verfijnen of te vervangen door alternatieven.9

Desondanks deze inhoudelijke problemen is de

Conventie gebleven zoals hij was en hadden tegen 2006 reeds 183 landen ze geratificeerd

(Quigley: 2006, p.8-10).

1.2.1.

Relatie tussen de Genocideconventie en ander internationaal recht:

staatssoevereiniteit en hoofdstuk VII van het VN-Handvest

Het principe van staatssoevereiniteit beloofde een ‘geduchte tegenstander’ voor de Conventie

te worden. Dit eeuwenoud beginsel10 wordt beschouwd als een principe van gewoonterecht en

zelfs ius cogens.11

Ook in het VN-Handvest krijgt het principe een centrale plaats:

“All members shall refrain in their international relations from the threat or use of force

against the territorial integrity or political indepencdence of any state, or in any other manner

inconsistent with the Purposes of the United Nations” (UN: 1945, Ch. I, art. 2(4))12

.

Gray noemt dit artikel 2(4) binnen de werking van de internationale gemeenschap “the central

rule on the use of force” (2008, p.30). Uitgezonderd in het geval van (collectieve)

zelfverdediging is het hierbij verboden om andere staten aan te vallen.

Dit artikel is echter niet vrij van enige discussie. Kan force bijvoorbeeld ook begrepen worden

als economische dwangmaatregelen en betekent het laatste lid van het artikel dat unilateraal

gebruik van geweld soms tóch gerechtvaardigd kan zijn indien het consistent is met de doelen

van de VN? Zo was de NAVO interventie in Kosovo in 1999 volgens sommigen een flagrante

schending van artikel 2(4) terwijl er zich volgens anderen een nieuw recht op humanitaire

interventie ontwikkelde (Gray: 2008: p.30-31).

9 Voor enkele voorbeelden van alternatieve definities, zie het werk van onder andere Helen Fein, Frank Chalk & Kurt Jonassohn, Israel Charny, Richard Shaw & Jacques Semélin. 10 Het begrip in de betekenis van zelfbeschikkingsrecht voor staten werd in de zestiende eeuw geïntroduceerd door de Franse politiek filosoof Jean Bodin in zijn werk Les six livres de la république (1576) en bevestigd in 1648 in de Vrede van Westfalen. 11 Ius cogens zijn die regels in het internationaal rechtsssyteem waarvan geacht wordt dat ze van primair belang zijn. Het betreft principes die altijd gelden, los van mogelijke verdragen of expliciete toestemmingen van staten. 12 Het volledige Hoofdstuk I van het VN-Handvest is te raadplegen in bijlage 2.

Page 18: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

18

Tegenover de bescherming van staatssoevereiniteit en het verbod op unilateraal gebruik van

force staat Hoofdstuk VII uit het VN charter. Interne conflicten werden als een binnenlandse

aangelegenheid gezien in zoverre dat de internationale vrede en veiligheid niet in het gedrang

bracht. Hoofdstuk VII centraliseert het gebruik van force bij de VN in geval van “any threat to

the peace, breach of the peace, or act of aggression” (UN: 1945, art. 39). Onder dit

hoofdstuk werd de Veiligheidsraad gemachtigd om diplomatieke (art. 40), economische (art.

41) of in laatste instantie militaire middelen (art. 42) in te zetten om de internationale vrede

en veiligheid te herstellen.13

De statenpraktijk zou uitwijzen hoe de Conventie een plaats tussen deze twee beginselen zou

krijgen. Zouden staten zich inderdaad engageren om genocides te voorkomen en te

onderdrukken, zoals bepaald in de Conventie? Zo ja, langs welke wegen zou dit dan gebeuren?

1.2.2.

“A Century of Genocide”

De 20ste eeuw wordt ook wel “a century of genocide” genoemd (Grzyb: 2009, p.6). Wanneer

we de balans opmaken, kunnen we stellen dat het succes van de VN om genocides te

onderdrukken sinds de totstandkoming van de Conventie minimaal is geweest. In de laatste 60

jaar is de wereld getuige geweest van ettelijke massaslachtingen of genocides14

waaronder

Biafra, Oost-Pakistan, Bangladesh, Burundi, Oost-Timor, Indonesië, Irak, Rwanda, Cambodja,

Guatemala, ex-Joegoslavië en Soedan (Totten: 2005, p.6; Bartrop & Totten: 2009, p.150).

Tijdens de Koude Oorlog kende de wereld “numerous genocidal outbreaks” (Bartrop & Totten:

2009, p.148), hoofdzakelijk in Azië en Afrika. Dat er niet opgetreden werd heeft veel te

maken met de staat van verlamming waarin de Veiligheidsraad zich ten tijde van de Koude

Oorlog bevond. Zowel de VS als de Sovjetunie, beide gemachtigd met een vetorecht, wilden

de eigen invloedssfeer beschermen en lieten geen VN-interventies toe in regio’s met mogelijk

strategisch belang. Wanneer de eigen bondgenoten genocide pleegden keek men andere kant

op. Met de machtsstrijd tussen de VS en de Sovjetunie op de voorgrond verdween de Never

again gedachte die er onmiddellijk na WO II heerste al snel op de achtergrond (Bartrop &

Totten: 2009, p.150).

“As a result, genocide was committed with almost complete impunity during the Cold War”

(Totten: 2005 , p.6).

13 Voor het volledige hoofdstuk VII uit het VN-Handvest, zie bijlage 2. 14 Ook over deze slachtingen wordt gediscussieerd of ze het label genocide verdienen of niet. We laten de andere debatten even ter zijde en volgen onze bronnen.

Page 19: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

19

Zo vond er in Burundi in 1972 een Hutu-opstand plaats gericht tegen de Tutsi-dominantie, een

opstand die bloedig werd neergeslagen met ongeveer 150 000 dode Hutu’s tot gevolg. De VN

deed niet meer dan zijn bezorgdheid uitspreken en humanitaire hulp sturen (Kuper: 1981,

p.164). Deze situatie illustreert duidelijk dat nationale belangen en de strijd tussen Oost en

West primeerden:

“The Western World, and in particular the United States, saw the catastrophe that befell the

Hutu as an irrelevancy so far as the biggger picture of defeating communism was concerned.

The French government saw the conflict as an opportunity to reinforce its preferred

Francophone client-state, while communist countries such as China and North Korea took the

opportunity to assist the Tutsi junta with arms and infrastructural support as a means to woo

the regime away from the West” (Bartrop & Totten: 2009, p.149).

De enkele gevallen van interventie die plaatsvonden, waren het gevolg van unilaterale actie

zonder mandaat van de Verenigde Naties. Zo intervenieerde India in Bangladesh en deed

Noord-Viëtnam hetzelfde in Cambodja om Pol Pot en de Rode Khmer af te zetten. Deze

interventies brachten een einde aan veel lijden maar waren allesbehalve het gevolg van louter

altruïstische en humanitaire motieven. Ze vonden bovendien pas plaats nadat duizenden reeds

het leven hadden gelaten (Totten: 2005, p.5-6).

Ondanks het feit dat tijdens de Koude Oorlog de Genocideconventie nooit gebruikt werd,

ontstond de idee van peacekeeping missions in deze periode. In het VN-Handvest vinden we

geen expliciete basis voor deze missies, maar het is duidelijk een gevestigde praktijk

geworden. De Veiligheidsraad bleek zoals gezegd niet in staat om conflicten actief en

dwingend te stoppen of enforcement action te ondernemen onder Hoofdstuk VII van het VN-

Handvest. Als reactie hierop werden er peacekeeping missions gecreëerd die, tenminste nadat

een conflict beëindigd was, de vrede konden bewaken. De belangrijkste voorwaarden voor het

toekennen van een missie was de aanwezigheid van een vredesakkoord, toestemming van alle

partijen, onpartijdigheid van de VN troepen en het uitsluitend gebruik van geweld in geval van

zelfverdediging. Tussen 1948 en 1988 werden er 13 vredesmissies gezonden en dit aantal zou

na de Koude Oorlog alleen maar oplopen (Gray: 2008, p.294-326).

Na het einde van de Koude Oorlog was men terug wat optimistischer over de rol die de

Verenigde Naties in de toekomst zou kunnen spelen wat betreft vrede en veiligheid en

onderdrukking van genocides. Zo ontwikkelde toenmalig Secretaris-generaal Boutros Boutros

Ghali in 1992 An Agenda for Peace (Boutros-Ghali: 1992). Hij herinnerde eraan dat de

Veiligheidsraad ook gemachtigd is om, indien er geen vreedzame oplossing van disputen

Page 20: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

20

mogelijk is, over te gaan tot enforcement action onder Hoofdstuk VII van het VN Charter en

dat daar geen toestemming van beide partijen voor nodig is. In het verleden was deze

methode nauwelijks aangewend maar Boutros-Gahli voorzag een actievere rol voor de VN in de

toekomst (Boutros-Ghali: 1992, §34-45).

Het traditionele concept van de vredesmissies werd na de Koude Oorlog verbreed, zodat het

mandaat van de missie ook enforcement elementen kon bevatten. Zo kwam het vaker voor dat

het mandaat de toestemming bevatte om geweld te gebruiken om burgers in veilige zones te

beschermen. Nu en dan werd ook een missie gestuurd zonder voorafgaand vredesakkoord of

zonder toestemming van de conflicterende partijen. Bijgevolg is er volgens Gray een

vertroebeling gekomen tussen enforcement action en peacekeeping action, omdat die laatste

nu ook enforcement elementen kon bevatten en zo in feite meer aan peacemaking doet (2008,

p.326).

Ondanks deze evolutie zou de internationale gemeenschap ook na de Koude Oorlog keer op

keer falen om genocides en mensenrechtenschendingen op grote schaal te voorkomen of te

stoppen in zijn beginstadia. We denken hierbij onmiddellijk aan de Rwandese genocide in

1994, de Bosnische oorlog met als gruwelijk eindpunt de massaslachting in Srebrenica in 1995

en Kosovo in 1999. De VN-interventie in Oost-Timor in 1999 was de uitzondering op de regel.

Toen daar in 1999 opnieuw genocidaal geweld dreigde uit te breken, slaagde de VN er in om

relatief snel een internationale troepenmacht te sturen die succesvol het geweld tegenhield.

Indonesië had onder grote druk zelf om VN troepen verzocht en de soldaten waren bevoegd

om met alle mogelijke middelen het geweld tegen te houden (Totten: 2005, p.11).

In 1992-1995 in Bosnië waren er ook VN soldaten aanwezig. Wegens een tekort aan middelen

en een te krap mandaat bleken de VN soldaten niet in staat om de safe areas te beschermen

en trokken ze zich terug met de slachting van zo’n 7000 mannen en jongens in Srebrenicia tot

gevolg. Met goedkeuring van de Veiligheidsraad maakte de NAVO een einde aan de Bosnische

oorlog door middel van Operation Deliberate Force (Gray: 2008, p.282-290). De

gebeurtenissen in Srebrenica werden later door het International Criminal Tribunal for the

Former Yugoslavia tot genocide verklaard, maar eensgezindheid was hierover niet:

“Cold-bloodedly murdering 8,000 Muslim Bosnian males by Bosnian Serb militias was beyond

question an egregious war crime, even a crime against humanity, but, some wondered, how

could it belong in the same category as killing one or six million Jews?” (Caplan: 2009, p.60).

Page 21: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

21

In 1999 werd het toenmalige Joegoslavië15

onder Milosevic door de NAVO gebombardeerd.

Nadat Rusland en China de Veiligheidsraad bleven blokkeren hadden de VS en enkele West-

Europese landen zelf het heft in handen genomen door Operation Allied Force uit te voeren.

De operatie was dus niet geautoriseerd door de Veiligheidsraad waardoor er discussie bestond

of de actie wel legaal was onder het internationaal recht. Joegoslavië bracht de zaak voor

het International Court of Justice (ICJ) omdat de bombardementen het verbod op het gebruik

van geweld tegen een territoriaal soevereine staat geschonden zouden hebben. Het ICJ sprak

zich uiteindelijk niet uit over de legaliteit van de actie van de NAVO, het leek voor beide

posities begrip te hebben. Hoe dan ook leek de NAVO in een nieuwe rol te groeien waarbij de

actieradius die voorheen beperkt was tot collectieve zelfverdediging nu ook humanitaire

interventies omvatte (Gray: 2008, p.39-43).

Een van de pijnlijkste herinneringen voor de internationale gemeenschap is ongetwijfeld de

passiviteit waarmee het de Rwandese genocide in 1994 benaderde. In een periode van amper

100 dagen vonden 1 miljoen Tutsi’s en gematigde Hutu’s een gruwelijke dood terwijl de

wereld toekeek. De Veiligheidsraad had daarenboven alarmerende berichten genegeerd nog

voor de uitbarsting van het geweld. Er was een VN vredesmacht (UNAMIR) aanwezig om een

eerder vredesakkoord te bewaken. UNAMIR had echter een beperkt mandaat, was

onderbemand en had weinig logistieke middelen ter beschikking. Toch zou de Veiligheidsraad

geen enkele keer versterking sturen en werden er zelfs troepen teruggetrokken. Zowel de VS,

Groot-Brittannië, Rusland en China dreigden hun veto te gebruiken om plannen voor een

humanitaire interventie tegen te houden. Zo werd na de eerste week van de genocide en

ongeveer 100 000 doden, een resolutie goedgekeurd om UNAMIR te verkleinen van 2500 naar

250 troepen.16

De VS was niet geïnteresseerd om een VN missie te sturen naar een piepklein

land waar de meeste Amerikanen nog nooit van gehoord hadden, Frankrijk had goede relaties

met de Huturegering, Groot-Brittannië volgde de Amerikanen en China en Rusland waren

gewoonweg niet geïnteresseerd (Caplan: 2009, p.33; Totten & Bartrop: 2009, p.152;

Beardsley: 2009, p.50).

De internationale gemeenschap discussieerde in plaats van te handelen. Hooggeplaatste

politici ontkenden grotendeels dat er een genocide aan de gang was. President Clinton had

zich laten adviseren dat het gebruik van het woord genocide de VS zou verplichten om te

interveniëren, wat geen aanlokkelijk idee was in verkiezingstijden. De VS sprak dan maar over

acts of genocide, zonder specificatie hoeveel acts of genocide het vergde om het ook

werkelijk genocide te noemen. Ook de VN en de Organisation of African Unity erkenden de

15 De nieuwe republiek opgericht in 1992 door Milosevic, die Servië, Montenegro en Kosovo omvatte. 16 Een bevel waar Romeo Dallaire, hoofd van de missie ter plaatse, zich tegen verzette door 400 soldaten daar te houden om te redden wat er te redden viel.

Page 22: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

22

genocide pas nadat het conflict beëindigd was. Nochtans was de Rwandese gruwel een

schoolvoorbeeld van genocide dat duidelijk onder de bepalingen van de Conventie viel

(Caplan: 2009, p.31-34). Rwanda was een pijnlijke wake-up-call. De judeocide was géén

‘unicum’ meer en de Never Again woorden van vijftig jaar geleden werden opnieuw boven

gehaald. Het werd ook pijnlijk duidelijk dat indien er geen directe politieke voordelen uit

voortvloeiden, de internationale gemeenschap in staat was om een genocide te laten passeren

zonder in te grijpen. Het label genocide werd daarbij ingepast in een schouwtoneel om de

verantwoordelijkheid te ontlopen. Listoe concludeert:

“During the Rwandan genocide, the obvious symbolic firewall was a refusal to classify the

sytematic killings of targeted innocents as “genocide” […] Its strategic naming, in effect,

rewrote the violence as the by-product of a civil war, thereby barring from consideration the

trigger of obligation – an obligation outlined in the United Nations’ 1948 CPPCG (Listoe: 2009, p

258-259).

Bill Clinton en Kofi Annan verdedigden zich achteraf door te beweren dat ze niet genoeg op de

hoogte waren van de situatie ten tijde van het drama. Ondertussen is echter duidelijk

geworden dat zij bijzonder goed op de hoogte waren van de gebeurtenissen. Moest men hier

uit afleiden dat men bij een nieuwe, voldoende gedocumenteerde genocide wel zou ingrijpen?

Meer nog, aangezien er tijdens Rwanda niet ingegrepen werd omdat het zogenaamd enkel acts

of genocide betrof, was de verwachting dat er in de toekomst wel actie ondernomen zou

worden indien men een situatie als genocide zoe benoemen (Caplan: 2009, p.33-34). Volgens

Caplan zag de toekomst na Rwanda er dan ook als volgt uit:

“If Rwanda was “not quite” a genocide, and therefore intervention was not obligatory, it

surely followed logically that if a genocide were declared in the future, would it not mean that

intervention was mandatory, inescapable? That logic, combined with the prospect that if a

disaster was well-enough publicized, the world would have little choice but to move in,

offered some real hope that the “next Rwanda” would not be betrayed and abandoned as the

original Rwanda had been” (Caplan: 2009, p.34).

1.2.3.

Conclusies uit de statenpraktijk

Ter conclusie kunnen we stellen dat de Conventie zijn oorspronkelijke aspiraties in de 20ste

eeuw niet heeft kunnen waarmaken. Zelden werd er op tijd en stond ingegrepen om genocides

te voorkomen of te onderdrukken. Tijdens de Koude Oorlog in het bijzonder werd er bitter

weinig ondernomen, uitgezonderd enkele occasionele peacekeeping missions. Kuper trok in

1981 dan ook een pessimistische conclusie:

Page 23: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

23

“Taken as a whole, the United Nations performs a quite negligible role in direct prevention or

punishment of the crime of genocide, and the Genocide Convention is virtually a dead letter”

(1981, p.175).

Meer zelfs, de VN zou impliciet “the right to genocide” van soevereine staten beschermen

(Kuper: 1981, p.161).

Maar ook na de Koude Oorlog reageerde de VN niet, te laat of te zwak bij genocidaal geweld.

De VN is en blijft een verzameling van staten, het gebrek aan actie kon dan ook niet los gezien

worden van de individuele belangen en politieke wil van de lidstaten, vooral dan van de leden

van de Veiligheidsraad. Bovendien was men het er niet over eens hoe de idee van humanitaire

interventie te rijmen viel met het verbod op het gebruik van force tegen soevereine staten.

De legale basis van humanitaire interventies is immers nog steeds niet uitgeklaard. Zijn

interventies toegelaten zonder toestemming van de staat? Ook al bevatten peacepeeking

missions hier en daar elementen van enforcement action, de goedkeuring van de staat werd

steeds als prioritair gezien. VN vredesmachten hebben hier en daar wel degelijk iets kunnen

betekenen maar the overal picture blijft grimmig. De weinige actie die de VN ondernomen

heeft was steeds in het kader van vredeshandhaving en nooit op basis van de

Genocideconventie. De VN heeft ook gebruik gemaakt van regionale organisaties zoals de

NAVO die gemachtigd werd om te interveniëren in Bosnië. Bij de NAVO actie in Kosovo werd

de Veiligheidsraad dan weer buitengesloten, wat de discussie over unilaterale humanitaire

interventie deed oplaaien (Janssen: 2008, p.293-294).

De zogenaamde Holocaust uniqueness heeft ook een rol gespeeld in het niet aanwenden van

de Genocideconventie. Volgens Shaw was er een algemene terughoudendheid om de judeocide

te historiseren of te analyseren als een geval van genocide om in de plaats de nadruk te

leggen op de zogenaamde uniekheid en onvergelijkbaarheid van de Holocaust. De term

Holocaust zelf dateert pas van de jaren ’60 en past ook in dit ‘uniekheidsdiscours’. Hierdoor

werd de term genocide al te vaak gereserveerd voor de judeocide en werden nieuwe

massaslachtingen als onvergelijkbaar met het leed van de Joden beschouwd. Shaw spreekt van

the maximal standard, omdat de enorme proporties van fysieke destructie die de

Jodenuitroeiing heeft aangenomen verheven werd tot de genocidemaatstaf (2007, p.37-39).

Deze tendens, samen met uitsluiting van onder andere culturele en politieke groepen in de

bepalingen van de Conventie zorgde er voor dat geen enkele genocide na de Jodenuitroeiing

onder het Verdrag leek te vallen. Fournet spreekt in dit kader over de restrictive approach

ten opzichte van de Conventie (2007, p.37).

Page 24: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

24

Wat de bestraffing van genocides betreft zijn de resultaten positiever. In 1993 en 1994 werden

respectievelijk het International Criminal Tribunal for the former Yugoslavia (ICTY) en het

International Criminal Tribunal for Rwanda (ICTR) opgericht om verdachten van genocide,

misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdadigers te berechten. In 1998 werd Jean-Paul

Akayesu17

door het ICTR als allereerste schuldig bevonden aan de misdaad van genocide

(Totten: 2005, p.9).

In 1998 werd het ICC opgericht in opdracht van de VN. Het Hof trad in werking in 2002 nadat

60 landen het ICC Handvest of het Statuut van Rome hadden geratificeerd. Landen waaronder

China hebben de rechtbank tot op het heden niet erkend. De VS heeft zijn ondertekening

teruggetrokken. Het hof kreeg de jurisdictie over misdaden tegen de menselijkheid, genocide

en oorlogsmisdaden. Ongetwijfeld een stap in de goede richting en een positief signaal dat

staatssoevereiniteit niet het recht inhoud om burgers die onder de nationale jurisdictie vallen

te genocideren (Totten: 2005, p.9).

Toch is het ICC niet vrij van kritiek wegens de selectiviteit van zijn commissies en

arrestatiebevelen en de relatief trage manier van werken waardoor genocidairen ondertussen

hun gang kunnen verder gaan.

1.2.4.

The Responsibility to Protect

Met de 10de

verjaardag van de Rwandese genocide ging de vraag gepaard hoe een recht op

humanitaire interventie verder ontwikkeld kon worden.

In zijn millenniumrapport We, the Peoples (2002) riep Kofi Annan de internationale

gemeenschap op om het evenwicht tussen het principe van staatssoevereiniteit en

humanitaire interventie uit te klaren. Canada nam de uitdaging aan en creëerde een

International Commission on Intervention and State Sovereignty (ICISS). Hun bevindingen

kregen vorm in een rapport genaamd The Responsibility to Protect (R2P) uitgegeven in 2001

(Beardsley: 2009, p.41).

In het kader van de World Summit 2005 bevestigde Secretaris-generaal Kofi Annan zijn steun

aan de principes van R2P. In zijn rapport In Larger Freedom: Towards Development, Security

and Human Rights for All (UN: 2005d) stelde hij:

17 Akayesu was ten tijde van de Rwandese genocide de burgemeester van een stadje genaamd Taba, waar hij niet alleen verzuimde om het moorden te stoppen maar zelf aanzette tot verschillende moordpartijen.

Page 25: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

25

“It cannot be right, when the international community is faced with genocide or massive

human rights abuses, for the United Nations to stand by and let them unfold to the end, with

disastrous consequences for many thousands of innocent people” (UN: 2005d, §134) .

Daarom moesten de principes van R2P bevestigd worden en als leidraad gebruikt worden in de

toekomst (UN: 2005d, §135). De oorspronkelijke principes uit het rapport van het ICISS werden

na verschillende wijzigingen goedgekeurd in het 2005 World Summit Outcome Document van

de Algemene Vergadering en in 2006 in resolutie 1674 door de Veiligheidsraad. De centrale

idee van R2P bestaat erin dat soevereine staten een verantwoordelijkheid van bescherming

dragen tegenover hun burgers. Deze verantwoordelijkheid houdt ten eerste de preventie van

misdaden tegen de menselijkheid, etnische zuivering, genocide of oorlogsmisdaden in. Is een

land niet in staat of bereid om zijn burgers te beschermen van bovenvernoemde wreedheden

of draagt het zelf de verantwoordelijkheid, moet de internationale gemeenschap de

bescherming van kwetsbare groepen overnemen. Verschillende middelen kunnen hiertoe

ingezet worden. Eerst en vooral niet-militaire middelen zoals diplomatie, embargo’s en

restricties, vermogensbevriezingen, etc. Als deze middelen de misdaden niet tegenhouden

moet overgegaan worden naar enforcement action onder hoofdstuk VII van het VN-Handvest

waarvoor geen toestemming van de staat nodig is. Militaire interventie zonder toestemming

van het desbetreffende land is enkel toelaatbaar via goedkeuring van de Veiligheidsraad, maar

samenwerking met regionale organisaties zoals de NAVO werd niet uitgesloten (Gray: 2008,

p.51-53; Bellamy: 2008, p.623-638).

De algemene (theoretische) aanvaarding van The Responsibility To Protect was een hoopvolle

ontwikkeling. De internationale gemeenschap nam zich voor toekomstige genocides, etnische

zuiveringen, misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsdaden niet meer zo maar te laten

passeren. Als staten hun burgers niet beschermden tegen deze gruwelijkheden of ze zelf de

daders waren, zou de wereld moeten tussenkomen. Maar, zoals Romeo Dallaire opmerkte:

“But R2P is only a doctrine or a methodology; what is required is actually doing it, that is,

operationalizing it” (Dallaire: 2009, p.xxiii).

Dat tussen het aannemen van resoluties en het ondernemen van reële actie nog een lange weg

ligt werd meteen duidelijk met de aanvang van het Darfoerconflict.

Page 26: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

26

2.

Casestudy Darfoer

2.1. Historische duiding van het Darfoerconflict (14de eeuw tot 2003)

2.1.1.

Demografie

Wat betreft etnische samenstelling van de ca. 6 miljoen inwoners van Darfoer, moet men

behoedzaam zijn voor simplificaties en generalisaties. Prunier heeft het over een “complex

ethnic mosaic” (2007, p.4) die zeker niet gereduceerd mag worden tot een loutere dichotomie

tussen een Afrikaanse en Arabische bevolkingsgroep. Afhankelijk van auteur tot auteur maakt

men een onderscheid tussen 30 tot 150 verschillende stammen, een complexe mix van

Afrikaanse en Arabische populaties (Prunier: 2007, p.186).

De Fur, de inheemse populatie, werd vanaf de 14de eeuw met grote migratiestromen uit het

Oosten, Noorden en Westen geconfronteerd. Bijgevolg wonen er in Darfoer ook nog andere

volkeren die vandaag “zurga” of “zwarte Afrikanen” genoemd worden maar een aparte

identiteit dan de Fur hebben, waaronder de Zaghawa en de Masalit. De Arabische

aanwezigheid gaat terug tot in de 14de eeuw. Men maakt een onderscheid tussen de originele

of inheemse Arabische bevolking18 en de latere Arabische migraties of “rivierarabieren” uit de

Nijlvallei in de 18de en 19de

eeuw. Deze laatste nestelden zich tijdens de koloniale periode in

de kern van de Soedanese machtsstructuur en zijn daar gebleven tot op vandaag (Prunier:

2007, p.7).

Door de jaren heen hebben er zich vele vermengingen en splitsingen van deze verschillende

groepen voorgedaan. Zo is er sociaal en fysiek nog maar moeilijk een onderscheid te maken.

Allen zijn moslim en culturele gebruiken variëren eerder tussen de afzonderlijke stammen dan

dat er twee homogene groepen Afrikanen en Arabieren zouden zijn. Samenvoeging van

groepen doorheen de tijd, interstammelijke huwelijken en migratie van concubineslaven uit

het Zuiden hebben uiterlijke raciale kenmerken vertroebeld. Je vindt nomaden, semi-

nomaden en sedentaire boeren zowel bij Afrikaanse als bij Arabische groepen. Sommige

Afrikaanse groepen hebben hun eigen taal ondertussen ingeruild voor Arabisch, of hanteren

mengtalen. Er is dus geen eenduidige verdelingslijn te trekken tussen Afrikanen en Arabieren

op basis van biologische of culturele factoren (Prunier: 2007, p.5).

18 Dit zijn enerzijds de Baggara (veehouders gevestigd ten Zuiden van het Jebel Marra berggebied) en de Abbala (kamelenhouders gevestigd ten Noorden van het berggebied) (Flint & De Waal: 2008, p.8).

Page 27: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

27

2.1.2.

Darfoer als onafhankelijk Sultanaat

Van eind 14de

eeuw tot in 1916 was Darfoer een onafhankelijk Sultanaat. Het was een

economisch welvarend gebied vanwege zijn handelsrelaties met het Middellandse zeegebied

en de vele plunder- en rooftochten (waaronder slaven) bij hun Zuidelijke buren. In deze

periode maakte het Sultanaat een “process of conquest, Islamization, incorporation and

border delimitation” door. De Fur veroverden steeds meer gebied waarvan de inwoners

geassimileerd werden door bekering tot de Islam en de overname van de Furtaal. Het

sultanaat kende dus een zeer grote diversiteit wat betreft bevolking, maar vormde toch een

coherent geheel (Flint & De Waal: 2008, p.6-7). De occasionele conflicten betroffen twisten

tussen verschillende (delen van) gemeenschappen, “without any reason to attach to them the

“Arab” and “African” labels used in the 21st-century crisis” (Prunier: 2007, p.23).

In 1821 kon het Sultanaat niet voldoende tegenstand bieden tegen de veroveringsdrang van

Muhamed Ali, de Egyptische onderkoning van het Ottomaanse Rijk. Heel het gebied van het

huidige Soedan kwam onder Turks-Egyptische occupatie, maar het Fur Sultanaat werd

ongemoeid gelaten. Vanaf 1881 werd de Turks-Egyptische controle ongedaan gemaakt door

een inheemse opstandige beweging, namelijk het Mahdisme19

. Na de verovering van Khartoem

waren de Mahdisten van 1885 tot 1898 aan de macht over ca. 2/3 van het hedendaags

Soedanese grondgebied. De inwoners van Darfoer bleven eerder loyaal aan het oude Sultanaat,

en probeerde zo goed mogelijk de eigen onafhankelijkheid te behouden. In 1898 kwam er een

einde aan het regime van de Mahdisten toen de Britten Soedan koloniseerden. De Engelsen

zouden er echter nooit in slagen het Mahdisme met de wortel uit te roeien, want het zou zich

hervormen in een moderne politieke beweging: de Umma partij (Prunier: 2007, p.15-20).

In het Anglo-Egyptisch Condominium werd het Sultanaat aanvankelijk met rust gelaten. Met de

uitbraak van WO I werden de Britten echter steeds wantrouwiger. Zij vreesden dat Darfoer

wel eens als bruggenhoofd in Afrika voor de centrale mogendheden zou kunnen fungeren. In

1916 namen Britse troepen de macht over en werd de Sultan verjaagd. Aan de

onafhankelijkheid van het Sultanaat was nu definitief een einde gekomen en het zou voor de

Darfoeri’s vanaf hier enkel bergaf gaan (Prunier: 2007, p.22).

19 Een zekere Mohamed Mahdi uit de Nijlvallei riep zichzelf uit tot “Mahdi” wat zoveel wil zeggen als een heilige man die het einde der tijden in zicht brengt. De beweging was gestoeld op religieus reformisme en droeg opkomende nationalistische aspiraties (Prunier: 2007, p.xvi).

Page 28: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

28

2.1.3.

Darfoer en Khartoem (1916-2003): een geschiedenis van verwaarlozing

Brits-Egyptisch bestuur: indirect rule

In het nieuwe uitgebreide Anglo-Egyptisch Condominium zorgde het nieuwe gezag voor niet

veel voorspoed in Darfoer. De Britten pasten een systeem van indirect rule toe via de

aanstelling van traditionele lokale autoriteiten, die vaak incompetent en corrupt bleken te

zijn. Dit gebrekkige bestuur werd gelegitimeerd op basis van een traditionalistische ideologie:

zo weinig mogelijk inmenging en modernisatie georganiseerd van bovenaf om de bevolking van

Darfoer in zijn traditionele levenswijze met rust te laten. In feite gingen de weinige

investeringen die er gemaakt werden naar Khartoem en de Blauwe Nijl provincie. Ondertussen

won de nieuwe generatie Mahdisten ook in Darfoer aan invloed, aangezien er ingespeeld werd

op de verwaarlozing door de koloniale autoriteit (Prunier: 2007, p.25-32).

Onafhankelijk Soedan 1965-1986: manipulatie van identiteiten

Na de onafhankelijkheid kende Soedan een afwisseling tussen democratisch verkozen regimes

onder leiding van de Umma partij en militaire regimes ten gevolge van coups door Generaal

Abboud in 1958 en door Kolonel Nimeiri in 1969.

De eerste democratische overwinning had de Umma partij, de nieuwe generatie Mahdisten,

vooral te danken aan het electoraat in Darfoer. Deze zouden er echter niets voor terug

krijgen. Voor Darfoer maakte het niet veel verschil of er nu een militair- of burgerbewind aan

de macht was aangezien de machthebbers in Khartoem telkens gepreoccupeerd waren met de

regionale elite in de Nijlvallei en niet geïnteresseerd waren in het ver afgelegen Darfoer. Het

Islamitisch bindmiddel, waardoor de Darfoeri’s geneigd waren op de Umma partij te stemmen,

begon dan ook breuken te vertonen. Wie er ook aan de macht was, de rijkdom, middelen en

politieke macht bleef telkens voorbehouden voor de Nijlvallei. Deze machtige centraal

Arabische elite werd door de inwoners van perifere gebieden waaronder Darfoer en het Zuiden

steeds meer afgedaan als de “Arabieren”. Deze wrok leefde in Darfoer zowel bij de Afrikaanse

als bij de Arabische groepen (Prunier: 2007, p.38-40). Die opkomende spanningen waren

volgens Prunier “the beginning of some acrobatic ethnic semantics which were later to

contribute to the creation of a deadly ideological machinery” (Prunier: 2007, p.40).

Drie grote factoren hebben in deze periode gezorgd voor een toenemende polarisering van

identiteiten in Darfoer, met een artificieel gecreëerde breuklijn tussen “Arabieren” en

“Afrikanen” tot gevolg.

Page 29: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

29

Ten eerste zorgde een machtsstrijd binnen de Umma partij naar aanleiding van de

verkiezingen van 1968 voor een manipulatie van identiteiten in Darfoer. Een fractie van de

partij richtte zich op de Afrikaanse groepen Fur, Masalit en Zaghawa om meer stemmen te

ronselen. Zij werden voorgehouden dat hun verwaarloosde positie de schuld was van “de

Arabieren” en er werden politieke postjes beloofd. Bij de inheemse Arabische groepen in

Darfoer werd een Arabistische ideologie geïntroduceerd en zo de verwachting gecreëerd dat

omwille van hun Arabisch-zijn ze in de toekomst zouden kunnen delen in de Arabische macht

in Khartoem (Prunier: 2007, p.41-42). Maar zoals Prunier opmerkt:

“It was true that the riverine Arabs did not care much for the distant “Black” tribes, but they

did not care either for the equally distant “Arab” ones. The social and economic

marginalization of Darfur was regional , not racial or cultural (2007, p.41-42).”

Een tweede factor was het overlopen van de Tsjaadse burgeroorlog en de inmenging van Libië.

Darfoer diende als uitvalsbasis en rekruteringsbasis voor Tsjaadse rebellengroepen. Gadaffi

probeerde vanuit Darfoer Kolonel Nimeiri van de troon te krijgen omdat deze niet voor zijn

plan van een pan-Arabische Unie te vinden was. In Darfoer ondersteunde Gadaffi de oprichting

van de Arab Union; een militante racistische organisatie die hoog op liep met de zogenaamde

Arabische identiteit van Darfoer. Zonder verder in te gaan op de complexiteiten van deze

buurlandenproblematiek die zich doortrok in Darfoer onthouden we dat de regio door

verschillende competitieve partijen als uitvalbasis diende waardoor de regio gedestabiliseerd

en meer vatbaar werd voor de manipulatie van identiteiten. Groepen die zich voorheen vooral

in termen van locale factoren identificeerden “were suddenly catapulted into a broader

artificial world where they were summoned to declare themselves as either ‘arab’ or ‘zurqa’.

The ‘arabs’ were ‘progressive’ or ‘revolutionary’, while the ‘africans’ were ‘anti-arab’ and

‘reactionary’” (Prunier: 2007, p.46).

Een derde factor was de aanhoudende droogte en toenemende verwoestijning in de jaren ’70

en de daaropvolgende hongersnood van 1984. Noordelijke Arabische nomaden migreerden in

het droogseizoen traditioneel tussen sedentaire boerengemeenschappen door, van het

Noorden naar het Zuiden op zoek naar graasland en water in het nog vochtige Zuiden. Doordat

de woestijn zich zuidwaarts uitbreidde zochten deze Arabische stammen steeds meer en

vroeger hun toevlucht op het graasland van sedentaire Afrikaanse boeren. Tegelijkertijd werd

de migratieroute moeilijker toegankelijk aangezien boeren meer grond wilden bewerken

omwille van de verminderde opbrengst. Voor de nomaden was dit een catastrofe, en de

conflicten laaiden op. In ’84-’85 was de droogte zodanig dat men van een zware hongersnood

Page 30: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

30

kon spreken. Vanuit Khartoem kwam er geen hulp en de hongersnood zou uiteindelijk 95 000

levens kosten (Lemarchand: 2006, p.5).

1986-2003: Toenemende instabiliteit

Door de droogte laaiden de gemoederen hoog op en door de beschikbaarheid van automatische

wapens eind jaren ’80 waren er periodes van bloedige conflicten tussen Fur en Arabieren

(1987-1989) en later tussen Masalit en Arabieren (1996-1998) (Lemarchand: 2006, p.5).

In 1989 kwam het National Islamic Front (NIF) na een coup aan de macht met een nieuwe

president: Omar al-Bashir. Het NIF met als geestelijke leider Hassan al-Turabi, stak hun

Arabisch favoritisme en pro-Islamitische ideologie niet onder stoelen of banken. Na Gadaffi’s

export van een agressieve Arabische fundamentalistische ideologie kwam nu een binnenlandse

groepering van dezelfde strekking aan de macht. Hierdoor werden sociaal-economische

conflicten steeds meer in etnische termen vertaald (Lemarchand: 2006, p.5).

Ook de aanhoudende Tsjaadse burgeroorlog zorgde voor een toenemende destabilisatie van de

regio. Goedkope wapens waren steeds meer in omloop en lokale milities sloten zich aan bij

verschillende spelers in het Tsjaadse conflict. Burgers werden blootgesteld aan allerlei

represailles. Ondertussen rekruteerden Libische troepen Arabische Baggaranomaden in Darfoer

in de strijd tegen Hissen Habre (Prunier: 2007, p.55-62).

De regering in Khartoem gooide extra olie op het vuur door steeds partij te kiezen voor de

Arabische groepen en hun milities te steunen en bevoorraden. Een rapport van Human Rights

Watch vat de jaren ’90 goed samen:

“In a pattern that was to be repeated numerous times throughout the 1990’s, rather than

working to defuse tensions and implement peace agreements, the Khartoum government

inflamed tensions by arming the Arab tribes and neglecting the core issues underlying the

conflict over resources: the need for rule of law and socio-economic development in the regio”

(HRW: 2004, p.8).

In de jaren ’90 was Darfoer dus een gemarginaliseerde, gefrustreerde en gevaarlijke regio,

terwijl Khartoem gepreoccupeerd was met de oorlog in het Zuiden en het veilig stellen van de

oliebelangen daar (Prunier: 2007, p.81).

Page 31: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

31

De Tweede Soedanese burgeroorlog

Van 1983 tot 2005 was Soedan verwikkeld in een burgeroorlog tussen het Arabisch

gedomineerde Noorden en het Christelijk-animistische Zuiden. Het Zuiden had al eeuwen lang

te lijden onder slavenexpedities en strooptochten vanuit het Noorden. Tijdens het Britse

regime werden de twee regio’s apart geregeerd maar na de dekolonisatie verwierf de

Noordelijke elite uit Khartoem de macht in beide regio’s. Na de eerste burgeroorlog van 1955

tot 1972 werd uiteindelijk regionale autonomie beloofd in het Addis Abeba akkoord. In 1983

kwam president Nimeiri echter terug op dit akkoord en voerde hij bovendien strenge

Islamitische shariawetten in en werd Arabisch de officiële taal. Bovendien werden na de

ontdekking van grote olievoorraden in het Zuiden de inkomsten grotendeels toegeëigend door

de elite in het Noorden. Dit onaanvaardbare beleid voor het Zuiden leidde tot de creatie van

de People's Liberation Army/Movement (SPLA) onder leiding van John Garang. De burgeroorlog

werd hervat in 1985. Toen het nieuwe militaire regime van het NIF onder leiding van Bashir

aan de macht kwam in ’89 werden nog strengere Shariawetten ingevoerd en werden

voorzichtig opgebouwde vredesonderhandelingen volledig teruggedraaid. Het Soedanese leger

en gemobiliseerde milities (Murahleen) werden massaal ingezet om de SPLA te bestrijden,

maar ook burgers werden niet gespaard. Dorpen in het Zuiden en in de Nuba-bergen werden

op gruwelijke wijze aangevallen. Dorpen werden geplunderd, platgebrand en mensen werden

koelbloedig afgemaakt of ontvoerd om gebruikt te worden als slaven (UNOCHA: 2006, p.1-6).

Na lang aanslepende vredesonderhandelingen – de Navaisha talks – maakte het Comprehensive

Peace Agreement (CPA) in 2005 een einde aan Afrika’s langste en meest bloedige

burgeroorlog. Het geweld eiste uiteindelijk een tol van ongeveer 2 miljoen doden en 4 miljoen

vluchtelingen. In het vredesakkoord werd voorlopige autonomie toegekend in afwachting van

een referendum in 2011 over Zuidelijke onafhankelijkheid. Ook de afschaffing van de Sharia-

wetten in het Zuiden en een eerlijkere verdeling van de olie-inkomsten werd voorzien in het

vredesverdrag. Vanaf mei 2008 zijn er echter nieuwe signalementen van gevechten tussen de

SPLA en het Soedanese leger. De nog steeds oneerlijke verdeling van olieconcessies en het

vooruitzicht van het referendum in 2011 zorgt voor toenemende spanningen (Alertnet: 2009).

Terwijl Darfoer werd genegeerd tijdens de hongersnood, werden de inwoners aanvankelijk wel

massaal ingezet in deze burgeroorlog met het Zuiden. Arabische Baggara milities maar ook Fur

uit Darfoer werden gemobiliseerd om deel uit te maken van de Murahleen die de opstand in

het Zuiden moesten onderdrukken. Het zou echter niet lang duren of vele Darfoeri’s zouden

het gemeenschappelijke lot dat zij deelden met de Zuidelijke bevolking doorzien en

deserteren of zich aansluiten bij de SPLA. Beide gemarginaliseerde perifere gebieden leden

Page 32: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

32

immers onder een slechte behandeling vanuit de Nijlvallei (HRW: 2004, p.7; Prunier: 2007,

p.58-59).

2.2. De Genocidaire Situatie in Darfoer (2003-…)

Verschillende factoren hebben er dus voor gezorgd dat de onlusten van groepen zwarte

Afrikaanse Darfoeri’s culmineerden in de vorming van rebellengroepen: de lokale etnische

conflicten ten gevolge van verwoestijning en schaarste; de nationale politiek van Arabische

dominantie en marginalisatie van perifere gebieden waaronder Darfoer; de verwikkeling met

de Tsjaadse burgeroorlog; de intrede van goedkope automatische wapens; de manifestatie van

een Arabische suprematistische ideologie ingevoerd vanuit Libië en de intrede van het nieuwe

radicaal-Islamitische NIF regime (Strauss: 2006, p.45-46). Kortom, “since 1985 Darfur had been

a time-bomb waiting for a fuse” (Prunier: 2007, p.86).

2.2.1.

Aanloop

Een eerste groep die de wapens opnam was de Justice and Equaility Movement (JEM) met aan

het hoofd Khilal Ibrahim. De strijdkrachten van JEM waren eerder gering omdat de

rekruteringspoule slechts een bepaalde sectie (Kobe) uit de Zaghawa groep was. Bij de Kobe

was de Islamitische beweging actief sinds 1960 en de JEM zou dan ook doordrongen blijven van

een Islamitische ideologie (Prunier: 2009, p.93).

Een tweede rebellengroep, de Sudan Liberation Army (SLA) had haar wortels in de

zelfverdedigingmilities van de Fur opgericht in de woelige periode ‘88-‘89 om zich te weren

tegen de Islamic Legion20 en gemobiliseerde Arabische milities. Na een fragiel vredesakkoord

in ’89 was deze groep ondergronds actief gebleven en had het wapens verzameld. In 2001

werden er allianties gesmeed met zowel de Zaghawa21

als Masalit om het samen op te nemen

tegen de Arabische dominantie en de Soedanese Overheid. De SLA was in tegenstelling tot de

JEM seculier gericht en had een veel ruimere rekruteringsbasis. Fur soldaten die deel

uitmaakten van de Murahleen in de oorlog tegen het Zuiden werden aangemoedigd te

deserteren en zich aan te sluiten bij de SLA (Prunier: 2007, p.93-94; Flint & De Waal: 2008,

p.82).

In februari 2003 veroverde de SLA de stad Gulu. Hun politieke eisen waren ondermeer de

socio-economische ontwikkeling en politieke vertegenwoordiging van Darfoer en een einde aan

20 De Islamic Legion is een grensoverschrijdende militante organisatie opgezet door Gadaffi met als doel de revolutionaire unificatie en arabisering van de regio (Prunier: 2007, p.42-46). 21 Vooral dan met de Tuer subgroep (Flint en De waal: 2008, p.110).

Page 33: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

33

Khartoem’s voorkeursbehandeling en bewapening van Arabische stammen in de regio.

Khartoem was niet bereid tot onderhandelingen met wat zij “bandieten” noemden. Na

succesvolle aanvallen van een coalitie van de SLA en JEM op El Fashir en Mellit, de twee

grootste steden in Noord-Darfoer, lanceerde Khartoem tegenoffensieven in verschillende

steden. Er werd gereageerd met luchtbombardementen door Antonov-vliegtuigen

gecombineerd met grondoffensieven en tanks. In augustus 2003 waren er reeds 65 000

Darfoeri’s gevlucht naar Tsjaad (HRW: 2004, p.9).

De rebellie in Darfoer werd nu als een echte regimebedreiging gezien, zelfs een grotere

bedreiging dan de SPLA ooit geweest was. In tegenstelling tot de Zuiderlingen die weinig tot

niets gemeen hadden met het Noorden, was de Westelijke bevolking wel degelijk deel van de

Noordelijke Islamitische familie. Prunier formuleerde het als volgt:

“The southerners were fighting from the outside of the house while the westerners were

fighting with one foot already inside the house” (Prunier: 2007, p.106).

De schrik zat er in dat de rebellie zou verspreiden naar andere grote groepen van

gemarginaliseerde zwarte Moslims die Soedan rijk is.

De extreme reactie die Khartoem zou vertonen had ook te maken met de context van de

Navaisha talks met de SPLA. Met een nieuwe oorlog in het Westen van het land kwam een

vredesakkoord met het Zuiden ongeloofwaardig over. Het plan was om een vredesakkoord te

sluiten om in feite de SPLA onschadelijk te maken door ze te incorporeren in leger en

regering, zonder echter veel toegevingen te maken. In deze context kwam een rebellie in

Darfoer hoogst ongelegen, dat paste immers perfect in Garang’s plaatje van een gezamenlijke

opstand van gemarginaliseerde Afrikaanse groepen over heel Soedan. De geplande “vertering”

van de SPLA eenmaal opgenomen in de regering zou daardoor wel eens veel moeilijker kunnen

verlopen indien de SPLA zou kunnen rekenen op steun vanuit Darfoer (Prunier: 2007, p.106).

Kortom, het gevaar moest snel en tot op de wortel uitgeroeid worden:

“The violence of the reaction was bound to be in direct proportion to the degree of fear felt

at the centre” (Prunier: 2007, p.106).

Page 34: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

34

2.2.2.

Khartoem re(a)geert hard

De Soedanese overheid koos dus voor een militaire oplossing om de rebellie te bestrijden.

Aangezien een groot deel van het Soedanese leger ingezet was in de oorlog in het Zuiden

werden de Janjaweed ingeschakeld. De Janjaweed, wat zoveel betekent als “kwaadaardige

ruiters”, waren Arabische milities of ‘roverbendes’ die getolereerd werden door Khartoem en

al eerder in de jaren ’80 ingezet werden om opstanden te onderdrukken, hoewel op minder

grote schaal. De Janjaweed was zeker geen “bottom-up” vertegenwoordiging van de Arabische

populatie in Darfoer. Het betrof eerder een allegaartje van individuen: criminelen, voormalige

gevangenen die vrijgelaten werden op voorwaarde zich aan te sluiten, ex-soldaten en jonge

werkloze Arabieren. De Janjaweed werd nu in samenwerking met het Soedanese leger op

grote schaal ingezet om de rebellie in Darfoer neer te slaan. Ze werden voorzien van een

deftig salaris en van wapens door Khartoem (Prunier: 2007, p.97-98; Totten: 2009, p.204).

Historische patronen van coëxistentie tussen verschillende etnische groepen waren altijd

fragiel geweest maar occasionele conflicten werden voorheen bemiddeld door traditionele

leiders. Nu tekende er zich echter een breuklijn af waarbij het voor eerdere neutrale groepen

onmogelijk werd om geen kant te kiezen tussen de rebellen of de overheidskrachten. Hoewel

de SLA en JEM vooral rekruteerden uit de Afrikaanse groepen Zaghawa, Fur en Masalit is het

ongepast vereenvoudigingen te maken. Ook sommige Arabische groepen hebben samenwerking

met de Soedanese overheid geweigerd en in de plaats de rebellen vergezeld terwijl ook

sommige Afrikaanse groepen zich aansloten bij de Janjaweed (HRW: 2004, p.8-9).

Vanaf juli 2003 explodeerde het geweld en nam de repressie nieuwe patronen aan. Burgers die

dezelfde etniciteit als de rebellen hadden, vooral Fur, Masalit en Zaghawa, werden niet

gespaard ook al hadden ze vaak geen banden met de rebellen. Dorpen werden eerst

gebombardeerd en beschoten vanuit de lucht door het Soedanese leger. Daarna viel de

Janjaweed het dorp binnen te paard, al dan niet vergezeld van Soedanese soldaten. Prunier

onderscheidde twee patronen van grondoffensieven.

Volgens het ‘harde patroon’ werd een dorp eerst omsingeld, geplunderd, de vrouwen en

meisjes verkracht en het vee gestolen. Daarna werden al de huizen platgebrand en iedereen

die niet op tijd weggeraakte gedood. Zelfs baby’s werden koelbloedig afgemaakt. Volgens het

‘zachte’ patroon werden mensen zwaar mishandeld, opstandelingen vermoord en de vrouwen

verkracht en gebrandmerkt. Vaak werden groepen mannen geëxecuteerd en groepen vrouwen

en meisjes ontvoerd om als seksslavinnen te dienen. Ook werden er racistisch getinte

opmerkingen gemaakt door de milities over de inferioriteit van ‘zwarten’ en de toe-eigening

van hun land. Hoe dan ook, “utter destruction was clearly programmed” (Prunier: 2007,

Page 35: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

35

p.100). Human Rights Watch sprak van “a scorched earth campaign” (2004, p.13). Hierbij

moet opgemerkt worden dat ook rebellengroepen zich schuldig maakten aan het plunderen,

doden en verkrachten van burgers (HRW: 2004, p.13-14; Prunier: 2007, p.99-100).

Vluchtelingen die zich concentreerden in steden zoals Kutum en El-Fashir werden opnieuw

geplaagd door roofpartijen en verkrachtingen indien ze op zoek gingen naar brandhout en

voedsel. Tegen september 2003 waren er reeds 65 000 vluchtelingen in Tsjaad. Ondertussen

waren de Internally Displaced Persons (IDPs) in Darfoer zelf verstoken van humanitaire hulp

aangezien Khartoem deze niet toe liet. Men kon stilaan van een humanitaire catastrofe

spreken (Prunier: 2007, p.108-109).

In januari 2004 begon er opnieuw een groot offensief met dagelijkse bombardementen op

dorpen in Noord- en West-Darfoer. Massale vluchtelingenstromen naar Tsjaad of naar de

steden in Darfoer tekenden zich af. De eerste weliswaar beperkte voedselhulp arriveerde in

Tsjaad in februari, negen maanden nadat de eerste vluchtelingen de grens waren

overgestoken. Het moorden ging door, volledige dorpen werden afgeslacht en het geweld nam

genocidale proporties aan (Prunier: 2007, p.111-114). Hugo Slim vatte de tragedie samen:

“While humanitarian agencies were prevented from working in late 2003 and early 2004, the

opposite was true for the Sudanese army and air force, both of which were working extremely

hard alongside the Janjaweed militia. Khartoum-led military activity between February 2003

and April 2004 was completely disproportionate to the targeted guerrilla warfare of the two

Darfur insurgent groups. Systematic and widespread government and Janjaweed assaults on

civilians, their villages, their infrastructure and their livelihoods went well beyond the

separation and interdiction doctrines of measured counterinsurgency, indicating an evident

strategy of male massacre, rape, forced displacement and land-grabbing, intended to make it

impossible for the terrorized and evicted populations to return” (2004, p.813-814).

Onder internationale druk liet Khartoem eindelijk humanitaire hulp toe, maar het zocht en

vond creatieve manieren om deze te saboteren door allerlei administratieve barrières. Zoals

Prunier het formuleert:

“the GoS [Government of Sudan] began to rely more on the parlous food and mecial situation

to finish off the job that the militias had started”(Prunier: 2007, p.116).

Er waren nu ongeveer 1,2 miljoen IDPs en 120 000 vluchtelingen in Tsjaad, maar het World

Food Program van de VN had maar fondsen voor voedselhulp voor minder dan de helft. Daar

bovenop werd de omgeving rond de IDP-kampen onveilig gemaakt door de Janjaweed. De start

Page 36: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

36

van het regenseizoen in mei 2004 maakte de transportatie van voedselhulp naar de kampen

quasi onmogelijk waardoor de voedselvoorraad in sneltempo afnam en het dodental sterk

steeg. Bovendien bleven de humanitaire operaties te lijden aan een te kort aan fondsen

(Prunier: 2007, p.117-119). Vanaf de tweede helft van 2004 veranderde de tragedie van vorm:

“The destruction waged agianst Darfur began to change shape as death by the gun was slowly

replaced by death through attrition” (Prunier: 2007, p.138).

Ondertussen kwamen er enkel resoluties met vage bedreigingen vanuit de VN Veiligheidsraad.

Toen het Soedanese leger in november een IDP kamp nabij Nyala bombardeerde met traangas

en de voorzieningen vernietigde, reageerde de internationale gemeenschap enkel met

uitingen van bezorgdheid. In juli 2004 had de Afrikaanse Unie (AU) 300 troepen gestuurd naar

Darfoer, maar deze hadden enkel een mandaat om waarnemers te beschermen. Hoewel de

African Mission In Sudan (AMIS) regelmatig uitgebreid werd zou het nooit in staat zijn tot

peacemaking maar enkel tot peacekeeping zonder dat er in feite vrede was. Desalniettemin

bleef de internationale gemeenschap lange tijd vertrouwen in de AMIS. Fondsen werden

beloofd maar de AMIS zou steeds een tekort aan financiering, middelen, logistiek en

management hebben waardoor de missie nooit veel kon betekenen voor de burgers in Darfoer

(Prunier: 2007, p.144-145).

2.2.3.

“A Growing Ethnic Anarchy” (Prunier: 2007, p.165)

Na de ondertekening van het CPA in januari 2005, waar de rebellen uit Darfoer niet bij

betrokken waren geweest, nam het geweld hoewel enigzins mindere proporties aan. Het

belangrijkste agendapunt van het NIF was nu om de implementatie van het CPA zodanig te

manipuleren zodat de SPLA in feite van macht verstoken zou blijven in de nieuwe Government

of National Unity die opgericht werd. In mei en juni namen de massaslachtingen door

Janjaweed weer toe in West-Darfoer. Prunier spreekt van een “growing ethnic anarchy” vanaf

juli 2005. Ten eerste omdat de relatie tussen Khartoem en Ndjamena ondertussen zodanig

verzuurd was geraakt dat beide partijen verschillende etnische groepen in Darfoer

mobiliseerden om respectievelijk Tsjaad of Soedan te destabiliseren. Ten tweede zorgde een

algemene voedselschaarste voor roofpartijen tussen lokale etnische stammen. Ten derde

versplinterden rebellengroepen om het vervolgens tegen mekaar op te nemen. Zo waren er

gevechten tussen Janjaweed en Afrikaanse burgers; tussen Janjaweed onderling; tussen

rebellengroepen en burgers; tussen rebellengroepen onderling: tussen het Soedanese leger en

rebellengroepen; tussen Tsjaadse rebellen en rebellen uit Darfoer en tussen Arabische

groepen onderling omwille van een slinkende veevoorraad (Prunier: 2007, p.161-169).

Page 37: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

37

2.2.4.

Het Darfur Peace Agreement

Sinds begin 2004 waren er verschillende pogingen tot onderhandelingen – de Inter-Sudanese

Peace Talks - geweest in Abéché en in Abuja22

. Zoals Totten het formuleert:

“To a large extent, the talks resulted in just that – talk” (2009, p.194).

De gesprekken werden er niet makkelijker op door de interne twisten tussen en in de JEM en

SLA. Bovendien was Khartoem niet van plan om compromissen te sluiten of toegevingen te

doen. Hoewel er occasioneel afspraken werden gemaakt, ging het van de ene gebroken

belofte naar de volgende. Vanaf november 2005 werd de zevende ronde gesprekken gestart in

Abuja. De verschillende partijen werden begin 2006 onder druk gezet door de internationale

gemeenschap om toch maar iets te ondertekenen23

. Het Darfur Peace Agreement (DPA) werd

ondertekend op 5 mei 2006. Hoewel er een wapenstilstand en welvaarts- en

machtsverdelingen voorzien waren, was het akkoord al bij voorbaat tot mislukking gedoemd.

Immers, “the security arrangements were good in theory but […] their implementation largely

rested on the good faith of the Khartoum government and on the political maturity of the

guerillas, two items which were in short supply” (Prunier: 2007, p.180). Er was geen enkele

reden om aan te nemen dat Khartoem zich nu wel aan zijn woord zou houden. Bovendien was

er niets gezegd over Tsjaad, wat toch ook een belangrijke spil in het geweld was. Ook hadden

belangrijke rebellengroepen niet getekend waaronder de JEM en de factie van de SLA onder

leiding van Minni Minawi (Totten: 2009, p.194).

Geen vrede maar een nieuw groot militair offensief volgde op het DPA. De gevechten rond de

grens van Tsjaad werden enkele uren na de ondertekening hervat en al snel keerde de

Janjaweed en de Soedanese overheid zich tegen de rebellengroepen die niet ondertekend

hadden. Opnieuw werden ook burgers geassocieerd met de rebellen onder vuur genomen (AI:

2006).

22 Op 8 april 2004 was er een 45 dagen durende wapenstilstand ondertekend, maar deze werd al na enkele uren geschonden (Prunier: 2007, p.115). 23 De VN was immers van plan om een eigen peacekeeping mission te sturen maar daarvoor moest er eerst een vredesakkoord zijn (zie 3.2).

Page 38: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

38

2.2.5.

Het geweld gaat door

Een rapport van Human Rights Watch (HRW) uit 2007 bericht:

“The GoS [Government of Sudan] continues to stoke the chaos, and, in some areas exploit

intercommunal tensions that escalate into open hostilities, apparently in an effort to ‘divide

and rule’ and maintain military and political dominance over the [Darfur] region” (2007, p.1).

Een hoopvolle ontwikkeling was het feit dat Khartoem uiteindelijk na lange aanhoudende

internationale druk akkoord ging met de zending van een hybride UN/AU missie oftewel de

United Nations and African Mission In Darfur (UNAMID). Deze nieuwe peacekeeping mission

bleek echter net zoals met AMIS de verwachtingen niet waar te kunnen maken24

(Totten:

2009, p.208-209).

Ondanks de nieuwe aanwezigheid van UNAMID vanaf begin 2008 verschenen er vele berichten

van nieuwe aanvallen, gevechten, toenemende chaos en humanitaire problemen. (IRIN:

2008a,

2008b, 2008c, 2008d, 2008e, 2008f, 2009a).

In Januari 2009 schatte het UN Office for the Coördination for Humanitarian Affairs

(UNOCHA) het totale dodental op zo’n 300 000 en 3 miljoen mensen met een

vluchtelingenstatus (IRIN: 2009b).

Op 4 maart 2009 schreef Luis Moreno-Ocampo, hoofdaanklager voor Darfoer van het ICC een

arrestatiebevel uit voor de Soedanese president Omar al-Bashir. Hij wordt beticht van

oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid. Het Hof vond niet genoeg bewijzen van

een genocidale intentie om Bashir ook aan te klagen voor genocide (IRIN: 2009c). Khartoem

reageerde onmiddellijk door tientallen hulporganisaties het land uit te zetten, waardoor

honderden duizenden IDPs zonder hulp kwamen te zitten (IRIN:

2009d).

Vanaf juni 2009 zijn er steeds meer berichten van vijandigheden tussen de SPLA en het

Soedanese leger. Het Noord-Zuid conflict dreigt terug op te laaien waardoor het

Comprehensive Peace Agreement uit 2005 in gevaar komt (IRIN:

2009e).

24 Zie 3.2.

Page 39: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

39

3.

Reacties van de internationale gemeenschap op het conflict in

Darfoer

3.1. NGO’s, coalities en onafhankelijke stemmen over Darfoer

Het geweld in Darfoer bleef lang onzichtbaar voor de buitenwereld. Het was pas in de lente

van 2004 dat de internationale gemeenschap echt aandacht kreeg voor de situatie. Zoals

Prunier het formuleert:

“The whole of 2003 and early 2004, when the usual violence of the GoS [Government of Sudan]

progressively metamporphosed into a quasi-genocide, were lost months during which all eyes

remained fixed on Naivasha” (Prunier: 2007, p.90).

Het waren uiteindelijk de NGO’s die ervoor zorgden dat Darfoer niet onbesproken bleef.

Amnesty International (AI) had reeds in januari 2003 een team gestuurd naar Darfoer om

mogelijke mensenrechtenschendingen te onderzoeken en in februari was AI bij de eersten om

zich bezorgd te uiten over de escalerende situatie in Darfoer. Ze berichtten over toenemende

aanvallen op burgers; meerbepaald op de Fur, Zaghawa en Masalit (AI: 2003a). Ze

waarschuwden:

"The situation must not be allowed to deteriorate further into another Sudanese war” (AI:

2003a)

Een eerste uitgebreid rapport Sudan: Looming Crisis in Darfur kwam er in juni 2003 (AI:

2003b). Vanaf de zomer verschenen er ook op Integrated Regional Information Networks (IRIN)

regelmatig persberichten over het toenemende geweld in Darfoer (IRIN: 2003c). De NGO

Medecins Sans Frontières (MSF) sprak in oktober over duizenden vluchtelingen die blijkbaar

“onzichtbaar” waren voor de internationale gemeenschap aangezien er niets van humanitaire

hulp voorzien was (IRIN: 2003b).

Tegen november sprak AI na vluchtelingenkampen in Tsjaad bezocht te hebben onomwonden

van een humanitaire crisis in Darfoer waarvoor de Soedanese overheid de

hoofdverantwoordelijke was (AI: 2003c). De International Crisis Group (ICG) berichtte in

december over “the other war in Sudan” (ICG: 2003). Zowel AI als ICG benadrukten dat voor

een stabiele vrede in Soedan, Darfoer moest betrokken worden in de Noord-Zuid

vredesonderhandelingen (ICG: 2003; AI: 2003d).

Page 40: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

40

Vanaf maart 2004 begon de media te berichten over het geweld en de wreedheden in Darfoer.

Journalist Nicholas Kristof van The New York Times was één van de pioniers om de situatie

onder de aandacht van de publieke opinie te brengen. Andere journalisten en columnisten

volgden. Het conflict werd in de media veelal voorgesteld als een strijd tussen Arabieren en

Afrikanen en in het kader van de tiende verjaardag van de Rwandese genocide deed het

genocidediscours zijn intrede. Uitspraken over “een tweede Rwanda” en zelfs vergelijkingen

met de jodenuitroeiing veroorzaakten vooral in Amerika een mobilisatie van ondermeer

mensenrechtenactivisten, religieuze groeperingen en studentengroepen. Bovendien was er

sinds de jaren ’90 al een anti-Khartoem coalitie actief die zich het lot van de Afrikaanse

Christenen in Zuid-Soedan hadden aangetrokken.25

De krachten werden gebundeld in de Safe

Darfur Coalition die het levenslicht zag in juli 2004. Eminente instituten zoals het U.S.

Holocaust Memorial Museum en de International Crisis Group vergezelden de coalitie (Haeri:

2008, p.34). Dit samenwerkingsverband groeide uit tot een wereldwijde beweging:

“The Save Darfur Coalition, formed in mid-2004, is an alliance of more than 180 faith-based

advocacy and human rights organizations with more than one-million activists and 1000

community groups working to end the atrocities in Darfur” (Thomas-Jensen & Spiegel: 2008,

p.849).

Deze collectieve mobilisatie trok zich ook door in het Amerikaanse Congres waar in juli 2004

een unaniem aangenomen resolutie officieel bevestigde dat er een genocide aan de gang was

in Darfoer. Het Witte Huis werd opgeroepen om de leiding te nemen in een humanitaire

interventie.26

Na de officiële genocidedeclaratie van Powell27

kwam Darfoer nog meer in de schijnwerpers te

staan. Groepen zoals Students Take Action Now (STAND), ENOUGH, the Genocide Intervention

Network and the Sudan Divestment Task Force begonnen actief campagne te voeren voor een

actiever beleid van de Verenigde Staten. Immers, velen waren teleurgesteld in de Bush

administratie:

“The notion that Powell and others within the U.S. government could on the one hand

acknowledge that genocide was taking place, and on the other, reject the notion that greater

action therefore was warranted, ignited a moral outrage across the United States and beyond”

(Thomas-Jensen & Spiegel: 2008, p.847).

25 Zie 4.3.2 & 4.1 26 Zie 3.3. 27 Zie 3.3.

Page 41: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

41

Volgens Flint & De Waal, die het over de “biggest activist movement since anti-apartheid”

(2008, p.183) hebben, had Powell zich misrekend:

“Powell was mistaken if he thought that using the ‘G-word’ without altering policy would

satisfy campagners and draw the sting of Darfur as a partisan issue in US politics” (Flint & De

Waal: 2008, p.184-185).

Integendeel, de media-aandacht nam alleen maar toe met bovendien een steeds kritischere

verslaggeving van het Amerikaanse beleid en steeds meer oproepen voor een ‘militaire

oplossing’ (Flint & De Waal: 2008, p.184-186).

Ook de release van de film Hotel Rwanda zorgde voor een verhoogde gevoeligheid voor het

thema genocide. Zelfs MTV pikte de kwestie Darfoer op en zond mobiliserende

promotiefilmpjes uit. Overal doken campagnes op om de zaak van de Afrikaanse Darfoeri’s te

verdedigen. Het ging zelfs zo ver dat Darfoer gecommercialiseerd werd in T-shirts,

polsbandjes en postkaarten. Beroemdheden zoals George Clooney en Angelina Jolie riepen de

wereld op om de genocide in Darfoer te stoppen. Ook in Groot-Brittanië, China en Frankrijk

begonnen activisten wereldleiders onder druk te zetten om meer robuuste actie te

ondernemen. Activisten uit 35 verschillende landen organiseerden een Global Day for Darfur

(Haeri: 2008, p.35; Thomas-Jensen & Spiegel: 2008, p.853).

Men speelde in op de Responsibility to Protect, principes waar de internationale gemeenschap

zich immers zelf had achter geschaard, althans officieel28

. Dit vertaalde zich vaak in een

voorkeur voor militaire of humanitaire interventie, liefst via een VN-missie onder een sterk

Hoofdstuk VII mandaat zodat burgers beschermd konden worden (Flint & De Waal: 2008,

p.196).

In de academische- en NGO wereld bleek er echter minder consensus te bestaan over het

karakter van het geweld in Darfoer. Eric Reeves was waarschijnlijk één van de eersten die de

term genocide gebruikte in zijn artikel “Unnoticed Genocide” (2004a). Andere eminente

stemmen zoals Nicholas Kristof, John Prendergast, Samuel Totten, Eric Markusen en Samantha

Power zijn hem hierin gevolgd. Ook de NGO Physicians for Human Rights heeft op basis van

een empirisch onderzoek de term genocide verkozen. Amnesty International en Human Rights

Watch verkozen dan weer de term “etnische zuivering”. Frank Chalk sprak over “massatrocity

crimes” en De Waal koos voor de term “genocidal counterinsurgency”, althans wat betreft de

periode 2003-2004. Volgens Prunier was Darfoer op basis van de Genocideconventie duidelijk

28 Zie 1.2.4

Page 42: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

42

een geval van genocide. Bij toepassing van zijn eigen definitie echter, met als voorwaarde de

intentie om een groep in zijn totaliteit te extermineren, was Darfoer geen genocide. Hij koos

dan ook voor de termen “quasi-genocide” en “the ambiguous genocide” (Prunier: 2007,

p.155).

Over welke strategie de internationale gemeenschap moest gebruiken bestond er ook geen

eensgezindheid. Ondermeer Brent Beardsley, Samuel Totten, Eric Reeves en ICG waren

fervente voorstanders van militaire interventie. Zo stelde Reeves in een artikel uit oktober

2004 vastberaden:

“The most urgent task is humanitarian intervention in Darfur, with or without UN

authorization. An expanded African Union force, with robust rules of engagement, should

initiate such intervention even if Khartoum objects” (Reeves: 2004c).

Deze aanhangers van internationale interventie legden meer de nadruk op de

onbetrouwbaarheid van Khartoem, die al meermaals bewezen had beloftes niet na te komen.

Daniel Listoe bijvoorbeeld, had weinig vertrouwen in de vredesonderhandelingen:

“For once again we have seen how a “peace accord” – more symbol than substance – becomes

the focus of policy debates, leaving the human catstrophe as a “humanitarian” supplement to

strategic alignments” (Listoe: 2009, p.257).

Volgens critici zoals Medina Haeri, Alex De Waal, Julie Flint, David Rieff en Mahmood Mamdani

had men te weinig aandacht voor de complexiteit van de problematiek en was robuuste

humanitaire interventie een irrealistische optie. Men moest eerder focussen op de

vredesonderhandelingen die meer kans zouden hebben om de problemen op lange termijn op

te lossen. De Waal zei bijvoorbeeld klaar en duidelijk aan de BBC:

“What Darfur needs is old-fashioned peace and peacekeeping and state-of-the-art

humanitarian technology. RIP R2P” (BBC News: 2008).

Ook William Easterly betwijfelde de efficiëntie van humanitaire interventie:

“Why should an intervention in Darfur not turn out to be a trigger that escalates rather than

reduces the level of violence as intervenion in Iraq has done?” (Easterly: 2008).

Richard Just was dan weer van mening dat “invoking ‘complexity’ in order to dismiss the

possibility of armed intervention has played right into the hands of the Sudanese government,

Page 43: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

43

which wanted the world to view Darfur as a hopelessly elaborate tribal conflict, and not as the

campaign of government-orchestrated mass murder that it is” (Richard Just: 2008, p.49).

Kortom, hoewel een groot deel van de activistische beweging doordrongen was van een

genocidediscours, waren traditionele NGO’s en academici het niet eens over het karakter van

het geweld in Darfoer. Bovendien was er geen consensus over de beste strategie om een eind

te maken aan de wreedheden in Darfoer.

3.2. De Verenigde Naties: reacties en uitblijvende reacties

Pas eind 2003 trok de Verenigde Naties aan de alarmbel over de situatie in Darfoer. Terwijl

Khartoem alles in zijn werk stelde om journalisten en hulp van humanitaire organisaties tegen

te houden, begonnen er verontrustende berichten te verschijnen van VN-personeel die

waarschuwden voor de snel verergerende humanitaire situatie ter plaatse en de obstructie van

de Soedanese overheid. Zo berichtte Jan Egeland29

in december 2003 over gevechten tussen

rebellen en het Soedanese leger waarbij de burgerbevolking het moest ontgelden:

“The humanitarian situation in Darfur has quickly become one of the worst in the world. I

remind combatans of their obligation to minimise the impact of their hostilities on civilian

populations, in accordance with international law” (IRIN: 2003d).

Berichten over dagelijkse bombardementen van dorpen en vluchtende burgers namen toe en

ook Ruud Lubbers30 waarschuwde voor de toenemende onzekerheid en displacement van

honderdduizenden burgers, terwijl noodhulp in sommige gebieden onbestaande was. Wat

betreft de 95 000 vluchtelingen in Tsjaad, vroeg Tom Vraalsen31 de VN

om 4,3 miljoen dollar

om aan de onmiddellijke noden van de vluchtelingen te kunnen voldoen. Het was echter pas

vanaf januari dat vluchtelingen in oost-Tsjaad bijgestaan werden door het UN World Food

Program (WFP) en het UN Refugee Agency (UNHCR) (IRIN: 2004a).

Terwijl humanitaire hulp stilaan op gang kwam, werd er politiek gezien bitter weinig

ondernomen door de VN. Het was buurland Tsjaad dat de diplomatieke leiding nam in de

vredesonderhandelingen. Ondertussen maakte Khartoem gebruik van de geringe internationale

29 Jan Egeland was de toenmalige ondersecretaris-generaal van het United Nations Office for the Coördination of Humanitarian Affairs (UNOCHA). 30 Ruud Lubbers was de toenmalige VN Hoge Commissaris voor Vluchtelingen. 31 Tom Vraalsen was de toenmalige UN Special Humanitarian Envoy to Chad.

Page 44: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

44

aandacht en mediaberichtgeving om het aantal operaties op te drijven (Slim: 2004, p.815;

IRIN: 2004b).

De echte doorbraak kwam er door statements van Mukesh Kapila, de UN Human Rights

Coördinator for Sudan aan de BBC in maart 2004. Hij noemde Darfur “the world’s greatest

humanitarian crisis” en “the only difference between Rwanda and Darfur now is the numbers

involved” (Kapila in Flint & De Waal: 2008, p.179).

Dit bleek de internationale gemeenschap wakker te schudden. De VN en verschillende

nationale delegaties begonnen met bemiddelen in de nieuwe gesprekken in Ndjamena.32

De

Verenigde Naties zond nu ook drie onderzoekscommissies naar de regio. Een groep interviewde

vluchtelingen in Tsjaad, een tweede groep onderzocht de eigenschappen van het conflict in

Darfoer en een derde groep beschreef de humanitaire situatie. De sterk onderbouwde

rapporten meldden wijdverspreide en systematische aanvallen en wreedheden op burgers en

mensenrechtenschendingen waar hoofdzakelijk de Soedanese overheid en de door hen

gemobiliseerde milities schuldig aan waren. Eind mei versoepelde Soedan de

toegangsvoorwaarden voor humanitaire organisaties waardoor NGO’s en VN programma’s

eindelijk op grotere schaal konden werken in Darfoer, hoewel deze organisaties kampten met

een tekort aan fondsen (Slim: 2004, p.816-818).

Secretaris-generaal Kofi Annan had inmiddels in verschillende statements zijn bezorgdheid

geuit en de betrokkenen opgeroepen om de gevechten en mensenrechtenschendingen te

staken en om humanitaire hulp toe te laten (UN: 2003, 2004a, 2004b). Maar in het kader van

de tiende verjaardag van de Rwandese genocide sprak Annan sterkere taal tijdens een

herdenking in de UN Human Rights Commission:

”Whatever the language we use [to describe atrocities in Darfur] the international community

cannot stand idle [...] Wherever civilians are deliberately targeted because they belong to a

particular community, we are in the presence of potential, if not actual, genocide [...] The

international community must be prepared to take swift and appropriate action. By ‘action’ in

such situations I mean a continuum of steps, which may include military acion” (UN: 2004d).

Ondanks krachtige taal over humanitaire interventie en deze letterlijke verwijzing naar

genocide volgde er geen specifieke actie. In zijn volgende publieke verklaring over de kwestie

32 Ondermeer de Verenigde Staten, de Europese Unie, Frankrijk, Engeland, Nederland, de Afrikaanse Unie en de diplomatieke vertegenwoordiger van de Verenigde Naties voor Soedan waren aanwezig. Op 8 april werd het Humanitarian Ceasefire Agreement getekend om de gevechten te staken zodat humanitaire hulp binnen zou kunnen stromen, maar het akkoord zou al na enkele dagen geschonden worden (Slim: 2004, p. 816).

Page 45: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

45

Darfoer stuurde hij zijn taal opmerkelijk bij. Over eventuele internationale actie sprak hij nu

minder krasse taal:

“I think it is the responsibility of the Government to protect the population, and we need to

encourage it, and must insist it does it, and of course if it is not able to protect them the

international community may have to assist the Sudanese government to do that. And the

Sudanese government should be willing to accept that assistance” (UN: 2004e).

Op de vraag of het naar zijn mening om een genocide ging antwoordde hij nu:

"Based on reports that I have received, I cannot at this stage call it genocide. There are

massive violations of international humanitarian law, but I am not ready to describe it as

genocide or ethnic cleansing yet" (UN: 2004e).

Eric Reeves stelt zich vragen bij wat hij Annan’s ‘agnosticisme’ noemt. Annan’s oordeel “was

perversely ill-informed or a deliberate and culpable obfuscation” (2005b). Men kan zich

inderdaad afvragen op welke rapporten Annan zich dan wel baseerde, aangezien zijn eigen

staf zoals Jan Egeland melding maakte van ethnic cleansing en Mukesh Kapila nog maar net de

vergelijking met de Rwandese genocide had gemaakt. Ook empirisch onderbouwde rapporten

van gerespecteerde organisaties zoals Physicians for Human Rights en International Crisis

Group concludeerden dat het wel degelijk over genocide of etnische zuivering ging.

De VN Veiligheidsraad begon pas echt te discussiëren over Darfoer nadat er een gedeeld

communiqué bereikt was op 3 juli tussen Secretaris-generaal Kofi Annan en de overheid van

Soedan. Daarin had Khartoem zijn woord gegeven om onmiddellijk de Janjaweed en andere

onwettige milities te ontwapenen, restricties op humanitaire hulp op te heffen en verdachte

mensenrechtenschenders aan te pakken. De Verenigde Naties van hun kant verbonden zich

ondermeer door steun te bieden aan de Afrikaanse Unie bij het inzetten van waarnemers.

Over AMIS was al eerder een akkoord bereikt tussen de AU en de Soedanese Overheid ter

bescherming van het Humanitarian Ceasefire Agreement van 8 april. Er was echter van vrede

geen sprake want het akkoord werd al na enkele dagen geschonden (IRIN: 2004c).

Voor het eerst was er sprake van concrete acties die genomen moesten worden, vereisten die

bovendien officieel vastgelegd werden door de Veiligheidsraad in resolutie 1556. Reeds in mei

was een presidential statement gemaakt vanuit de Veiligheidsraad waarin Khartoem op zijn

verantwoordelijkheid gewezen werd om burgers te beschermen en humanitaire hulp toe te

laten. Het betrof echter louter een uiting van bezorgdheid (UN: 2004c). In resolutie 1556

daarentegen eiste de Veiligheidsraad dat Khartoem de Janjaweed zou ontwapenen binnen de

Page 46: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

46

30 dagen, en kondigde het de overweging van niet-militaire sancties aan indien Khartoem zou

falen (UNSC: 2004a).

Khartoem bleek niet onder de indruk en nam geen stappen om deze verplichtingen na te

komen. Ondanks de bepalingen in resolutie 1556 faalde de Veiligheidsraad om implementatie

af te dwingen of sancties te treffen. Dit soort van blufpoker bleek een vast patroon te worden

in de komende jaren. De Raad zou telkens weer resoluties aannemen om Khartoem tot

medewerking te dwingen, maar falen om dwangmaatregelen te specificeren en bovendien uit

te voeren. Khartoem kon de inmiddels breed gedocumenteerde praktijken ongestoord verder

zetten, terwijl het aantal slachtoffers en IDPs in sneltempo toenam (De Waal: 2007, p.1041).

In augustus 2004, toen de VN ondertussen het aantal doden op 50 000 schatte, en de IDPs op 1

miljoen, werden de eerste 300 troepen gestuurd in het kader van de AMIS. Door druk van de

Soedanese regering betrof dit echter louter een traditionele waarnemersmissie, waarbij

troepen enkel de waarnemers mochten beschermen. Het werd al snel duidelijk dat AMIS niet

veel zou kunnen bereiken. De missie had een te zwak mandaat, te weinig troepen, middelen,

fondsen en bovendien had de pas opgerichte Afrikaanse Unie slechts weinig ervaring in

peacekeeping. De internationale donors waaronder de VS, EU en VN beloofden telkens meer

steun zonder hun beloftes (volledig) na te komen (Totten: 2009, p.193).

Flint & De Waal concludeerden:

“A mission that began with the hope that Africans would solve Africa’s problems ended with its

troops sitting ducks, unable to protect even themselves” (Flint en De Waal: 2008, p.179).

Op 9 september riep de Amerikaanse Secretary of State, Colin Powell, uit dat er een genocide

plaatsvond in Darfoer. Een week later kende ook de Verenigde Naties een historisch moment

aangezien de Genocideconventie voor het eerst werd ingeroepen. De VS had op basis van

artikel 8 uit de Conventie33

33 Artikel 8 uit de Genocideconventie is te raadplegen in bijlage 1.

de Veiligheidsraad ingeschakel om verdere actie te ondernemen

(Flint & De Waal: 2008, p.182). Ondanks “its determination to do everything possible to end

the suffering of the people of Darfur” (UNSC: 2004b) was de enige verdere ‘actie’ die de

Veiligheidsraad ondernam nog maar eens een beslissing om meer te ondersteunen in een

uitbreiding van AMIS en een aankondiging van de overweging om sancties op te leggen indien

de Soedanese overheid bleef weigeren de Janjaweed te ontwapenen. Daarnaast werd er

beslist om een International Commission of Inquiry on Darfur (ICID) op te zetten. Deze

onderzoekscommissie kreeg vier taken opgelegd: het onderzoeken van aanklachten van

schendingen van internationaal recht door de verschillende partijen, bepalen of er al dan niet

Page 47: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

47

een genocide gaande was, het identificeren van mogelijke daders en een voorstel doen om

deze laatste ter verantwoording te roepen (UNSC: 2004b).

Antiono Cassese34 werd door Annan aangeduid als hoofd van de commissie en koos op zijn

beurt 13 experts om het onderzoek uit te voeren. De commissie bracht twee bezoeken aan

Soedan waar niet alleen vluchtelingen maar ook Soedanese politici en militaire gezaghebbers

werden geïnterviewd. Daarnaast waren er ook ontmoetingen met rebellenleiders in Eritrea, AU

politici in Addis Abeba en vluchtelingen in Tsjaad. Verwoestingen en massagraven werden

geobserveerd en informatie van VN-organisaties en NGO’s ingecalculeerd35

(Markusen: 2009,

p.100).

Op 25 januari 2005 werd het rapport met de bevindingen bekend gemaakt. De commissie

concludeerde dat er geen genocide gaande was aangezien er niet genoeg bewijzen waren voor

de aanwezigheid van genocidale intentionaliteit bij Khartoem. In de executive summary van

het rapport werd deze conclusie als volgt gestaafd:

“The Commission concluded that the Government of the Sudan has not pursued a policy of

genocide. Arguably two elements of genocide might be deduced from the gross violations of

human rights perpetrated by Government forces and the militia under their control. These two

elements are, first, the actus reus, consisting of killing, or causing serious bodily or mental

harm, or deliberately conflicting conditions of life likely to bring about physical destruction;

and, second, on the basis of a subjective standard, the existence of a protected group being

targeted by the authors of criminal conduct. However the crucial element of genocidal intent

appears to be missing, at least as far as the central Government authorities are concerned.

Generally speaking the policy of attacking, killing and forcibly displacing members of some

tribes does not evince a specific intent to annihilate, in whole or in part, a group distinguished

on racial, ethnical, national or religious grounds. Rather it would seem that those who planned

and organized attacks on villages pursued the intent to drive the victims from their homes,

primarily for purposes of counter-insurgency warfare (UN: 2005a, p.4).

De commissie hield de Soedanese overheid en de Janjaweed daarentegen wel

verantwoordelijk voor inbreuken van internationaal (humanitair) recht, meerbepaald waren

er uitgebreide bewijzen van oorlogsmisdaden en mensenrechtenschendingen.36

34 Antiono Cassese was eerder de voorzitter van het ICTY (Markusen: 2009, p.100).

De commissie

verzocht de Veiligheidsraad dan ook met klem om de kwestie door te verwijzen naar een

internationale rechtbank, bij voorkeur het ICC. Er werd ook een lijst van 51 verdachten

35 Het ICID was breder in opzet dan het eerder uitgevoerde Amerikaanse onderzoek van het Atrocities Documentation Team waarbij hoofdzakelijk gefocust werd op interviews met vluchtelingen in Tsjaad (Zie 3.3.). 36 Ook rebellengroepen zouden zich hier schuldig aan maken, maar op veel kleinere schaal.

Page 48: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

48

opgesteld. De namen werden niet publiek gemaakt maar wel doorgegeven aan de aanklager

van het ICC (UN: 2005a, p.4-5).

Eind maart 2005 werden er twee belangrijke resoluties in de Veiligheidsraad aangenomen.

Voor het eerst leek de internationale gemeenschap echt geëngageerd om actie te

ondernemen. Terwijl vorige resoluties vooral uitgingen van bezorgdheden, aanbevelingen en

vage overwegingen van eventuele sancties bevatten37

, werden in resolutie 1591 ondermeer

een wapenembargo, een no-fly zone en vermogensbevriezingen voor verdachten aangekondigd

(UNSC: 2005a). Geen enkel land zou echter het initiatief nemen om de bepalingen te

implementeren.

Een tweede resolutie eind maart volgde de raad van het ICID op en verwees de kwestie

Darfoer door naar het ICC (UNSC: 2005b). Een historische beslissing, een doorverwijzing naar

een internationaal strafhof zonder toestemming van het desbetreffende land was nog nooit

gezien. Eindelijk werd er een sterker signaal richting Khartoem gestuurd: het zou niet langer

vrij spel krijgen. Desalniettemin vroegen mensen zoals Samuel Totten zich af wat een

eventuele strafrechterlijke vervolging, die ongetwijfeld lang zou aanslepen, op korte termijn

voor de Darfoeri’s kon betekenen:

“The referel, as significant as it is in conveying the message that impunity is no longer

acceptable for those who commit such atrocities, does not and cannot, at least in and of itself,

take the place of strong Chapter VII military intervention to halt the killing” (Totten: 2009,

p.193).

Ondertussen ging het moorden, platbranden, verkrachten, plunderen en vluchten tragisch

verder, terwijl AMIS-troepen enkel met lede ogen konden toekijken. Aanvankelijk vreesde de

Soedanese overheid dat AMIS zou fungeren als een springplank om verdachten te arresteren en

uit te leveren aan het ICC. Die vrees was ongegrond aangezien de AMIS nog steeds een lot van

onderbemanning, gebrek aan fondsen, schaarse logistieke middelen en bovendien een heel

krap mandaat beschoren was, ondanks de vele internationale beloftes. Prunier zei over AMIS:

“It appeared more as a fig leaf for international hesitations than as a real peacekeeping force.

In any case, was there any “peace” to keep on the ground? The Abuja negotiations were

dragging on and on and did not look promising (2007, p.162-163).

37 Zie resoluties 1547 op 11 juni 2004, 1556 op 30 juli 2004, 1564 op 18 september 2004, 1574 op 19 november 2004, 1585 op 10 maart 2005, 1588 op 17 maart 2005, en 1590 op 24 maart 2005.

Page 49: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

49

Toch leek de internationale gemeenschap te blijven vertrouwen in AMIS terwijl de situatie in

Darfoer afgleed naar wat Prunier een “growing ethnic tragedy” noemde (Prunier: 2007,

p.167)38. Ook Kofi Annan kon de verergerende situatie niet ontkennen en spreekt in november

2005 over “the threat of anarchy and complete lawlessness” (IRIN, 2005).

Maar uit zijn

verdere commentaar blijkt dat hij blijft vertrouwen op de gekende methodes:

A further deterioration of the situation can be averted only by rapidly consolidating the

progress made at the sixth round of talks in Abuja” (IRIN: 2005).

Des te opmerkelijker wanneer men deze uitspraken vergelijkt met zijn taal op de UN World

Summit een maand eerder waarin hij de internationale gemeenschap opriep om de R2P

principes te aanvaarden (BBC: 2005)39

.

Rond januari 2006 toen het AMIS debacle stilaan overduidelijk werd, begon de idee te

circuleren om de VN zelf een vredesmissie te laten sturen. De Amerikanen stuurden al een

tijdje aan op een overdracht naar meer ervaren VN peacekeepers. Ook Kofi Annan nam nu

geen blad meer voor de mond en wees de Veiligheidsraad op hun verantwoordelijkheid:

“The transition from the A.U. force to a U.N. peace operation in Darfur is now inevitable. A

firm decision by the Security Council is needed, and soon, for an effective transition to take

place” (Washington Post: 2006).

Ook al waren de VS en de EU voorstanders, Khartoem reageerde furieus op de idee en maakte

duidelijk dat het nooit een “neokolonialistische” VN missie zou toelaten. De AU stond ook niet

te springen om het eigen falen toe te geven en ook binnen de VN waren er terughoudende

stemmen (Flint & De Waal: 2008, p.196).

Soedanees vice-president Ali Osman beloofde een acceptatie van VN-troepen wanneer er een

nieuw vredesakkoord bereikt werd. Tegen beter weten in werden nieuwe

vredesonderhandelingen opgezet om zo snel mogelijk een akkoord te bereiken. Een naïeve zet

volgens velen. Khartoem had zich nog nooit aan een belofte gehouden en bovendien was het

helemaal nog niet duidelijk waar troepen voor de VN missie vandaan zouden komen:

“The internal community kept putting extreme pressure on the Darfur guerrillas for them to

sign some document, any document, in the hope that the Peace Agreement would suddenly

cause Khartoum to agree to an international deployment which someone would then somehow

take care of” (Prunier: 2007, p.178).

38 Zie 2.2.3. 39 Zie 1.2.4.

Page 50: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

50

Onder grote internationale druk werd het DPA getekend op 5 mei 2006.40 In resolutie 1706 liet

de Veiligheidsraad nog maar eens een staaltje blufpoker zien door aan te kondigen dat de

UNMIS41

zou uitgebreid worden om AMIS in Darfoer te vervangen en het DPA te beschermen.

Voor velen een hoopvolle beslissing, aangezien een breder mandaat dan dat van AMIS was

voorzien, inclusief de toelating om burgers te beschermen en inbreuken van het DPA met

geweld te bestrijden. Toen Khartoem nog maar eens zijn belofte brak en liet weten desnoods

militaire tegenstand te bieden, zag de VN van het plan af en bleek nog maar eens dat

Khartoum de touwtjes in handen had (De Waal: 2007, p.1042).

Het afvaardigen van een missie zonder goedkeuring van Khartoem bleek gewoonweg geen

optie, dus bleef men voorlopig weer vertrouwen op de AMIS, terwijl de humanitaire situatie

van de ondertussen ongeveer 4 miljoen conflict-affected persons zienderogen verergerde,

wegens grote voedsel- en medische tekorten en cholera-epidemieën. Bovendien stonden

verschillende organisaties op het punt hun personeel terug te trekken omwille van het

toenemende geweld en onzekerheid (Reeves: 2006).

Een paar weken later stelde Kofi Annan, ondersteund door de VS en China, een compromis

voor: een ‘hybride’ kracht onder VN bevel maar met de dagelijkse organisatie onder de hoede

van de AU. Annan stond erop dat Khartoem ingestemd moest hebben alvorens door te gaan

met de missie. Na maanden discussie en onderhandelingen gaf Khartoem eindelijk de

toestemming voor de UNAMID op voorwaarde dat de troepen van Afrikaanse orgine zouden zijn

(Flint en De Waal: 2008, p.267-269). In resolutie 1769 werd de hybride AU/VN missie gepland

om operatief te zijn tegen januari 2008, met 19 500 militairen en 360 waarnemers ter

beschikking. Het mandaat was eerder restrictief: het vredesleger mocht enkel geweld

gebruiken om zichzelf en burgers in gevaar in de onmiddellijke omgeving te beschermen

(UNSC: 2007). Hierdoor zou UNAMID hetzelfde lot beschoren zijn als AMIS: een te beperkt

mandaat om te kunnen instaan voor de bescherming van burgers. UNAMID werd officieel

geïnaugureerd op 1 Januari 2008, en het werd al snel duidelijk dat ook UNAMID leed onder

logistieke, organisatorische en financiële moeilijkheden. Flint & De Waal zetten de pijnpunten

in een scherp daglicht:

“As soon as IDP’s and rebels saw that UNAMID was more akin to AMIS than NATO, frustrations

would mount and UNAMID patrols and bases, like its predecessor’s, would be vulnerable to

attack. In defending itself, or in pre-empting attacks with a show of force, UNAMID would

become a party to the conflict.” (Flint en De Waal: 2007, p.270-271).

40 Zie 2.2.4 41 Deze VN-missie was reeds in Soedan aanwezig ter bescherming van het CPA.

Page 51: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

51

In oktober 2007 had de VN nieuwe vredesonderhandelingen opgezet in Sirtre in de hoop dat er

een vredesakkoord te beschermen zou zijn wanneer UNAMID zou postvatten begin 2008. Dit

was een ijdele hoop: de gesprekken liepen al snel vast. De belangrijkste rebellengroepen

waren niet vertegenwoordigd en de nieuwe Secretaris-generaal Ban Ki Moon bleek onervaren

in het bevorderen van vredesgesprekken en legde te zeer de nadruk op snelle resultaten (Flint

& De Waal: 2007, p.272-273).42

3.3. De Verenigde Staten: reacties en uitblijvende reacties

Het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken of het US Department of State werd

geïnformeerd over de situatie in Darfoer door Andrew Natsios en Roger Winter van het United

States Agency for International Development (USAID). USAID had rond april 2003 een

humanitaire missie op poten gezet en Roger Winter, hoofd van de afdeling Emergency Relief,

waarschuwde het Amerikaanse Congres in mei over “a new conflict zone in Darfur which is not

being adequately adressed” (USHoR: 2003, p.26). Het zou echter nog duren tot de lente van

2004 vooraleer president Bush zich publiek uitsprak over de gebeurtenissen in Darfoer. In een

presidential statement veroordeelde hij de gruweldaden in Darfoer en riep hij de Soedanese

overheid op om de milities tegen te houden en humanitaire hulp toe te laten (White House:

2004a).

In April 2004 zette USAID een Disaster Assistance Response Team op dat verschillende NGO’s

en VN organisaties zou ondersteunen. Tegen augustus 2004 kregen 940 000 mensen in Darfoer

en 200 000 vluchtelingen in Tsjaad voedselhulp en spendeerde de VS zo’n 300 miljoen $ aan

humanitaire hulp (Flint & De Waal: 2008, p.170).

Eind juni maakte Secretary of State Colin Powell een trip naar Darfoer waar hij een meeting

had met Bashir aan wie hij drie eisen stelde. Khartoem moest de Janjaweed tegenhouden,

humanitaire organisaties volledige toegang verlenen en vredesonderhandelingen met rebellen

starten. Verzuimde Khartoem dit, dan zou de internationale gemeenschap en in het bijzonder

de Veiligheidsraad verdere actie moeten ondernemen (BBC: 2004). Ook zei hij op zijn

terugweg:

42 Voor de recente gebeurtenissen, zie 2.2.5.

Page 52: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

52

“We see indicators and elements that would start to move you toward a genocide conclusion

but we're not there yet" (BBC: 2004).

In juli werd een resolutie goedgekeurd in zowel Senaat als Congres waarin Darfoer gelabeld

werd als genocide. In de resolutie werd de Bush administratie opgeroepen om ook te erkennen

dat het om een genocide ging en om de verplichtingen na te komen onder de

Genocideconventie. Multilaterale of zelfs unilaterale interventie in Darfoer moest overwogen

worden indien de Veiligheidsraad zou falen om in te grijpen. Ook moest het State Department

gerichte sancties waaronder vermogensbevriezingen treffen voor personen die

verantwoordelijk geacht werden voor de gruwelen in Darfoer (USHoR: 2004b).

Washington richtte hierop het Atrocities Documentation Team43

(ADT) op, een 24-hoofdige

onderzoeksgroep en samenwerkingsverband tussen het State Department, USAID en de NGO

Coalition for International Justice (CIJ). De 24 onderzoekers hadden 8 verschillende

nationaliteiten en diverse achtergronden: academici, juristen, area specialists etc. Totten &

Markusen, zelf twee van de onderzoekers, definieerden het ADT als “the first official

investigation by one sovereign nation (the United States) into another sovereign nation’s

(Sudan) internal strife for the express purpose of ascertaining whether genocide had been

perpetrated or not” (2005: p.279). Het team had de opdracht vluchtelingen in Tsjaad te

interviewen en op basis van de verwerking van de gegevens te verifiëren of het werkelijk om

genocide ging, zoals beweerd door Congres en Senaat. Aan de hand van een vragenlijst

werden in totaal 1136 interviews afgenomen waarin ondermeer geïnformeerd werd naar

ervaringen tijdens aanvallen op dorpen en de daaropvolgende vluchtroute (Markusen: 2009,

p.96-97).

Het verslag van het ADT spreekt over systematisch en wijdverspreide wreedheden uitgevoerd

door de Janjaweed en het Soedanese leger, die vaak gezamenlijk zouden toegeslagen hebben

(Markusen: 2009, p.97). Zo bleek ondermeer dat 61% van de respondenten getuige was

geweest van de moord op een familielid, 67% rapporteerde luchtbombardementen tijdens de

aanval of tijdens de vlucht achteraf en 75 % bevestigde dat het Soedanese leger betrokken

was tijdens de aanvallen en wreedheden. Bovendien rapporteerde 33% uitgescholden te zijn

geweest voor ondermeer “Nuba” (slaaf) of “blacks” (Totten & Markusen: 2005, p.286-288).

Op 9 september 2004 verklaarde Colin Powell officieel voor het Senate Foreign Relations

Committee dat er een genocide plaatsvond in Darfoer. Op basis van de bevindingen van het

43 Voor een uitgebreide bespreking van de opzet, methodologie en verwerking van de resultaten, zie Totten & Markusen (2005).

Page 53: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

53

ADT en andere bronnen concludeerde hij in naam van de regering dat de bepalingen van de

Genocideconventie van toepassing waren. De verantwoordelijkheid lag bij de Soedanese

overheid en de Janjaweed. De specifieke genocidale intentie was af te leiden uit het

doelbewuste gedrag van de daders (White House: 2004c). President Bush bekrachtigde de

verklaring van Powell enkele weken later in een toespraak gericht aan de Algemene

Vergadering van de VN (White House: 2004b). Het was de eerste keer in de geschiedenis dat

toppolitici van de VS een genocide erkenden terwijl deze nog bezig was (Mayroz: 2008, p.359-

367; Totten & Markusen: 2005, p.279). Powell had er echter meteen aan toegevoegd:

“Mr. Chairman, some seem to have been waiting for this determination of genocide to take

action. In fact, however, no new action is dictated by this determination. We have been doing

everything we can to get the Sudanese Government to act responsibly. So let us not be too

preoccupied with this designation [...] Call it civil war, call it ethnic cleansing, call it

genocide, call it none of the above. The reality is the same. There are people in Darfur who

desperately need the help of the international community” (White House: 2004c).

Op korte termijn was de beste strategie volgens Powell om het aantal AU monitors te

verhogen en op lange termijn het bereiken van succesvolle vredesakkoorden in Abuja voor

Darfoer en in Navaisha voor het Zuiden (White House: 2004). Ondanks het genocidelabel

volgde er dus geen nieuwe Amerikaanse actie, buiten een doorverwijzing van de kwestie naar

de Veiligheidsraad. Immers, Powell had zich op artikel 8 uit de Genocideconventie gebaseerd

om de VN op te roepen een onderzoek op te starten zodat de daders aansprakelijk gehouden

konden worden. Dit artikel 8 luidt:

“Any Contracting Party may call upon the competent organs of the United Nations to take such

action under the Charter of the United Nations as they consider appropriate for the prevention

and suppression of acts of genocide or any of the other acts enumerated in article III” 44

Het was de eerste keer dat een land dit artikel gebruikte om een zaak door te verwijzen naar

de VN (Mayroz: 2008, p.359).

Ook uitzonderlijk was de gedrevenheid waarmee de VS na de declaratie van Powell in de

Veiligheidsraad opriep voor sterkere actie om de problemen in Darfoer op te lossen. Toch zou

er niet veel meer uit de Veilgheidsraadsbus komen dan bedreigingen en gelimiteerde sancties

die geen echte druk legden op de Soedanese overheid.45

44 Voor de volledige Genocideconventie, zie bijlage 1.

Verschillende resolutievoorstellen van

de VS werden afgezwakt door ondermeer China en Rusland die dreigden hun vetorecht te

45 Zie 3.2

Page 54: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

54

gebruiken (Mayroz: 2008, p.370). Zo was resolutie 1564, die onmiddellijk volgde op de

declaratie van Bush en Powell, in feite een verwaterde versie van een VS voorstelresolutie.

Een ‘verbod’ op militaire vluchten boven Darfoer werd uiteindelijk vervangen door een

‘verzoek’ om de vluchten te stoppen, en een ‘dreigement’ met sancties werd uiteindelijk een

‘aankondiging van de overweging’ van sancties indien Soedan zijn verplichtingen niet zou

nakomen (UNSC: 2004b; Mayroz: 2008, p.368-370). De VS woordvoerder voor de VN, John

Danforth, zei over deze afzwakking van de no-fly zone:

"We are not comfortable with this [...], it is not as strong as we wanted it to be" (USSD: 2004).

Hij voegde er echter aan toe dat de toegevingen noodzakelijk waren voor het bereiken van

een collectief standpunt inzake Darfoer (USSD: 2004).

Toen de bevindingen van het ICID doorverwezen werden naar het ICC had de VS zich

onthouden in de stemming. De VS is immers geen voorstander van het ICC46

en had een ad hoc

internationaal tribunaal onder leiding van de Afrikaanse Unie voorgesteld (USSD: 2005a).

Desalniettemin onthielden ze zich in plaats van tegen te stemmen, “because of the need for

the international community to work together in order to end the climate of impunity in the

Sudan”, naar de woorden van Anne Patterson, VS vertegenwoordiger voor de VN (UN: 2005c).

Niettegenstaande hun onthouding in deze kwestie speelde de VS dus een leidersrol in het

doordrukken van de weliswaar gelimiteerde sancties in de Veiligheidsraad. Zo propageerde de

VS resolutie 1675 uit april 2006 waarin staten werden opgeroepen om vermogensbevriezingen

en een reisverbod in te voeren voor vier verdachte oorlogsmisdadigers (USSD: 2008).

Ondertussen hadden verschillende Amerikaanse senatoren in maart 2005 de Darfur

Accountability Act geïntroduceerd die een einde aan de genocide moest maken. In dit voorstel

werd geopperd voor snelle en strenge Amerikaanse en internationale actie en krachtdadige

maatregelen. De VS moest in de Veiligheidsraad lobbyen voor een no-fly zone, een uitbreiding

van de AMIS, een algemeen wapenembargo voor Soedan, vermogensbevriezingen, weigeringen

van visa en sancties met betrekking tot Soedan’s oliesector (USSD: 2005b; Morse: 2006). Dit

voorstel kreeg veel steun van NGO’s en activisten en had waarschijnlijk enige impact kunnen

hebben maar zou nooit goedgekeurd worden en een stille dood sterven. Later lekte uit in de

media dat Bush en de zijnen druk hadden uigeoefend op republikeinen in het Congres om het 46 De VS trok in 2002 de ondertekening van het Statuut van Rome van het ICC terug. Sindsdien voerde de VS campagne tegen de rechtsbevoegdheid van het ICC. Dit heeft te maken met de vrees dat eigen soldaten of personeel in het buitenland voor het hof gedaagd zou kunnen worden. Ondertussen heeft de VS al heel wat bilaterale akkoorden met andere landen afgesloten waarin de VS verzekerd werd dat Amerikaanse verdachten overgeleverd zouden worden aan de Amerikaanse staat in plaats van aan het ICC (The Economist: 2005).

Page 55: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

55

voorstel niet goed te keuren (Totten: 2009, p.202; Morse: 2006). Al de sancties werden ofwel

verwijderd ofwel erg verzwakt. Verwijzingen naar mogelijke oliesancties werden geschrapt en

het werd overgelaten aan het oordeel van de president welke individuen gerichte sancties

zouden krijgen. Na al deze aanpassingen werd een resterend nieuw voostel, de Darfur Peace

and Accountability Act, goedgekeurd door Bush in oktober 2006 (Totten: 2009, p.202; Morse:

2006). Volgens Morse eerder een staaltje van toenadering tot dan pressie op Khartoem:

“In its final form, the bill was toothless. It offered modest funding -- guilt money -- to the

under-funded African Union mission in Darfur, and little else” (Morse: 2006).

Vanaf begin 2006 begon de VS te ijveren voor een VN missie die AMIS zou kunnen aflossen. In

februari hadden enkele senatoren een resolutie geïntroduceerd in de Amerikaanse Senaat

waarin gesteld werd dat NAVO troepen moesten ingeschakeld worden om de genocide in

Darfoer te stoppen. President Bush moest deze zaak verdedigen bij de NAVO en in de

Veiligheidsraad en ervoor zorgen dat het mandaat onder Hoofdstuk VII van het VN-Handvest

werd goedgekeurd zodat burgers beschermd konden worden (Brownback: 2006). Een dag later

deden zowel Secretary of State Condaleezza Rice als President Bush statements waarin de

idee van een nieuwe VN vredesmacht verdedigd werd. De strategie van de Verenigde Staten

om de AMIS te ondersteunen had niet genoeg resultaat opgeleverd en nieuwe methodens

moesten aangewend worden. Bush verklaarde:

“We need more troops. The effort was noble, but it didn’t achieve the objective [...] But it’s

going to require a — I think a NATO stewardship, planning, facilitating, organizing, probably

double the number of peacekeepers that are there now, in order to start bringing some sense

of security” (Kristof, 2006).

De VS slaagde er in om resolutie 1679 door te voeren die de planning van een VN missie

aankondigde. Bovendien refereerde de resolutie naar Hoofdstuk VII van het VN-Handvest zodat

het mandaat het beschermen van burgers zou omvatten (USSD: 2006a). De AU had laten weten

akkoord te gaan met een overname, aangezien ze zelf nauwelijks nog standhielden en van

plan waren hun troepen terug te trekken (USSD: 2006b). John Bolton, VN-ambassadeur voor de

VS, zei in augustus dat de VS grote hoeveelheden diplomatieke energie had gestoken in het

rekening houden met bezorgdheden van Soedan en sommige leden van de Veiligheidsraad,

“but there comes a time ultimately when you have to stand up and vote" (USSD: 2006b).

Bovendien voegde hij er aan toe dat de VN met of zonder toestemming van Khartoem moest

doorzetten in het sturen van een missie en dat deze missie uit Afrikaanse troepen zou bestaan

(USSD: 2006b).

Page 56: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

56

Na de stemming van resolutie 1706 in Augustus 2006 waarin de uitbreiding van UNMIS werd

aangekondigd met een ‘uitnodiging’ voor toestemming van Khartoem, verklaarde Danforth

opgetogen te zijn dat de resolutie was goedgekeurd. Immers, “every day of delay only

extended the genocide” (UN: 2006). Hij verwachtte volledige medewerking van Khartoem voor

de organisatie van de nieuwe missie (UN: 2006).

Nadat Khartoem had laten weten niet akkoord te gaan, en de Veiligheidsraad het plan liet

vallen, liet President Bush zich misnoegd uit over het gebrek aan doorzettingsvermogen van de

Verenigde Naties. De VN moest volgens hem eindelijk resolute acties ondernemen en niet

meer wachten op de toestemming van Khartoem om een VN missie te sturen. Hij herinnerde

aan het feit dat de VS had erkend dat Darfur een genocide was “and it breaks our collective

hearts to know that” (USSD: 2006c). Hij voegde er aan toe dat hij de NAVO een voorstel

gedaan had om de VN-missie logistiek te ondersteunen (USSD: 2006c). De NAVO liet echter

weten dat de organisatie enkel bereid was tot een minimale aanwezigheid in Darfoer en dat

ze in wezen nog geen officieel verzoek hadden gehad van de VN of een overheid om mee te

werken aan een interventie (Prunier: 2007, p.173; Reeves: 2009, p.167).

In mei 2007 besliste Washington om de vermogens van drie beruchte Soedanese politici en een

bedrijf te bevriezen. In december 2007 tekent Bush de Sudan Accountability and Divestment

Act, waarin de deelstaten toegelaten werden om investeringen terug te trekken van een

bepaalde reeks Soedanese bedrijven (USSD: 2008).

De VS zou daarop de idee van een hybride AU-VN Vredesmacht ondersteunen nadat het plan

voor de uitbreiding van UNMIS vastgelopen was wegens tegenwerking van Khartoem. Eenmaal

de UNAMID goedgekeurd was, verklaarde de VS voor ongeveer 25 % van de kosten in te staan.

Het zou ook voortdurend druk uitoefenen bij de AU en de Veiligheidsraad om de transitie te

voltooien en de logistieke en financiële ondersteuning te bespoedigen (USSD: 2007).

Tijdens de aanloop naar de presidentsverkiezingen van 2008 werden veel beloftes en sterke

uitspraken omtrent Darfoer gedaan door de beide presidentskandidaten. De publieke opinie

had het onderwerp nog niet losgelaten en een survey uit 2007 had uitgewezen dat 83 % van de

Amerikaanse burgers vond dat de VN een verantwoordelijkheid had om te interveniëren in

Darfoer (Flint & De Waal: 2008, p.191). Vooral Obama leek vastberaden om meer te

ondernemen (Kristof: 2009, p.1).

Enkele dagen voor Obama’s inaugeratie, maakt Hillary Clinton het Afrikabeleid van de nieuwe

administratie bekend. Wat betreft Darfoer lag de focus op het op punt stellen van UNAMID om

Page 57: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

57

de genocide te bestrijden (USSD: 2009a). In maart 2009 verklaarde Philip Carter, Assistant

Secretary of State for African Affairs, dat de Obama-administratie vastberaden was om te

zorgen voor vrede in Darfoer. Het zou dat vooral doen via UNAMID en het ondersteunen van de

nieuwe vredesonderhandelingen in Doha (USSD: 2009b).

Kritische stemmen zoals Mia Farrow en Nicholas Kristof hebben geclaimd dat eenmaal

verkozen, Obama in feite niet veel gedaan heeft om zijn beloftes te verwezenlijken. Het was

ook pas in maart dat Obama een special envoy to Sudan aanstelde (Farrow: 2009; Kristof:

2009).

Deze special envoy, General Scott Gration, verklaarde in juni 2009 dat de situatie in Darfoer

van karakter veranderd was. De Soedanese overheid zou de gecoördineerde

massamoordcampagnes gestaakt hebben.

"What we see is the remnants of genocide [...] The level of violence that we're seeing right now

is primarily between rebel groups, the Sudanese government and some violence between Chad

and Sudan" (Washington Post: 2009).

Hij stelde voor om de diplomatieke relaties met Soedan te normaliseren en samenwerking te

bespoedigen met het oog op het referendum over onafhankelijkheid van Zuid-Soedan dat voor

2011 gepland is. Voor een stabiele vrede moesten alle partijen betrokken worden (Washington

Post: 2009).

Critici namen deze nieuwe beschrijving van de mensenrechtensituatie op de korrel terwijl er

opnieuw berichten kwamen van offensieven tegen burgers in Darfoer. Terwijl Obama tijdens

de campagne nog pleitte voor de installatie van een no-fly zone boven Darfoer, sprak de

administratie nu verzoeningsgezinde taal (Washington Post: 2009).

Page 58: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

58

4.

Analyse van het gebruik van het genocideconcept en de

genocideconventie door verschillende internationale actoren

4.1. Activisten, NGO’s en onafhankelijken: analyse van het gebruik van het

genocidelabel

Eén van Samantha Power’s conclusies uit Een Probleem Uit de Hel (2002) is dat er telkens een

gebrek aan politieke wil was om tussen te komen. Binnenlandse onverschilligheid en

onwetendheid speelden hier een grote rol in, aangezien politici dan geen hoge politieke

kosten of consequenties hoefden te verwachten bij non-interventie (Power: 2002, p.561-562).

Ook Fowler wijst op het belang van een gemobiliseerde publieke opinie en opwaartse druk:

“Effective prevention and suppression of genocide […] will not occur through a sense of

obligation under international law but as the result of political pressure on governments by

their citizens” (Fowler: 2006, p.36).

Deze politieke druk van een verontwaardigde bevolking was voor Darfoer groter dan men kon

vermoeden. De publieke aandacht en openbare verontwaardiging stond in schril contrast met

het Rwandadrama tien jaar eerder. Nu bleek er wel degelijk een brede publieke coalitie

mogelijk, die vooral in de VS de beleidsmakers onder druk zette. Deze collectieve mobilisatie

heeft zelden geziene proporties aangenomen:

“Rarely has there been such sustained, widespread, and policialliy eclectic domestic, civil-

society activism on a foreighn-policy issue, especially one that concerns Africa” (Strauss: 2006,

p.52).

Ook al verslapte de aandacht tijdelijk met de komst van de Tsunami in december 2005,

activisten bleven de kwestie Darfoer op de agenda houden.

Het gebruik van het genocidelabel heeft ongetwijfeld een grote rol gespeeld in de

mobilisering van het populaire sentiment en in het opwekken van sympathie. Het G-word werd

al dan niet bewust ingezet als een doeltreffend campagnemiddel om aandacht te trekken en

steun te verkrijgen. Het maken van de vergelijking met Rwanda was ook een efficiënte

strategie. Door de associatie met het falen van de wereld in 1994 kon er worden ingespeeld op

collectieve schaamte en schuldgevoelens:

Page 59: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

59

“By describing Darfur as “another Rwanda”, journalists, politicians, activists, and non-

governmental organizations [...] use the Rwandan genocide as a reference point for translating

the suffering of Darfurian civilians into a now-familiar narrative of Western intervention

versus abandonment” (Grzyb: 2009, p.66).

De instrumentalisatie van het genocidelabel heeft zeker zijn verdienste gehad in het

doorbreken van de maatschappelijke stilte en het verhogen van de politieke kosten van

passiviteit voor wereldleiders. Bovendien hebben activisten ook verschillende praktische

successen bereikt. Desalniettemin heeft de inschakeling van het genocidelabel, hoewel

ongetwijfeld met de nobelste bedoelingen, volgens sommige critici ook minder nobele

effecten gehad.

Zo waren activisten niet altijd vrij van sensatiezucht en simplificering van het conflict. Dit

heeft ongetwijfeld te maken met de wens om de aandacht van zoveel mogelijk mensen te

trekken. Het label genocide en de vergelijking met Rwanda zorgde echter al te vaak voor een

moralisering van het conflict in Darfoer als een strijd tussen goed (Afrikanen) en kwaad

(Arabieren). Er is waarschijnlijk geen betere illustratie van deze voorstelling van het conflict

als een “simplistic moral fable” (De Waal & Flint: 2008, p.185) dan George Clooney’s speech

gericht aan de Veiligheidsraad in 2006. Hij zei daar over de complexiteit van de problematiek:

“Of course it's complex, but when you see entire villages raped and killed, wells poisoned and

then filled with the bodies of its villagers, then all complexities disappear and it comes down

to simply right and wrong” (American Rhetoric: 2006).

Ondanks de grote retorische kracht van zulke uitspraken zijn er ook nadelen aan verbonden.

De verschillende historische, regionale, etnische en politieke lagen van het conflict

verdwijnen zo op de achtergrond. Naast een gebrekkig begrip van het conflict op zich werd

het door moraliseringen zoals dit ook moeilijk om constructieve oplossingen voor het conflict

te bedenken. Aan tafel zitten met Khartoem werd dan immers een soort van moreel verraad:

“So long as Khartoum is portrayed as the Darth Vader of international politics, any form of

negotiation or compromise becomes a form of moral equivocation. Furthermore, this discourse

has the added danger of alienating Khartoum and emboldening the rebels” (Haeri: 2008, p.41).

Door deze morele poralisatie werd een militaire of humanitaire interventie vaak als de enige

oplossing voorgesteld. Volgens critici zoals Medina Haeri, Alex De Waal en Julie Flint was dit

een naïeve positie wanneer men rekening hield met de politieke realiteiten en de

statenpraktijk. Zo riep Haeri de activisten op “[to] move beyond slogans and start thinking

Page 60: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

60

about realistic long-term solutions”, immers “the simple reality is that UN troops can’t stop an

ongoing war; and their record at protecting civilians is far from perfect” (Haeri: 2008, p.44).

Volgens Flint & De Waal (2008) doordrong de roep naar buitenlandse interventie heel het

debat waardoor niet-militaire en volgens hen meer doeltreffende middelen zelden

gepropageerd werden. Bovendien zou door de “genocidal hysteria” (Flint & De Waal: 2008,

p.186) té veel aandacht gaan naar aantijgingen van genocide en de bewijzen ervoor, ten

nadele van de humanitaire problemen. Zo getuigde een NGO-medewerker in een interview:

“A lot of NGO’s were more concerned with documenting atrocities and proving that genocide

was going on. For them, feeding the displaced was like giving sandwiches to the survivors of

Auschwitz. Anything less than military intervention was not acceptable” (Fabrice Weissman in

Flint & De Waal: 2008, p.186).

De vergelijking met concentratiekampen werd ook effectief gemaakt door onder andere Eric

Reeves en hoofdaanklager van het ICC, Luis Moreno-Ocampo. Volgens Flint & De Waal konden

deze uitspraken beschouwd worden als “an insult to the survivors and victims of Nazi

concentration camps” (Flint & De Waal: 2008, p.241-242). Ondanks de regelmatige aanvallen

door de Janjaweed op de kampen, kon men volgens hen moeilijk van genocidale situaties

spreken.

William Miles stelde zich de vraag “why Darfur and not the Dinka?” (Miles: 2006, p. 255). Het

brutale geweld tegenover de Christelijke Zwarte Afrikanen tijdens de Tweede Soedanese

burgeroorlog47

botste immers overal op onverschilligheid en desinteresse. Buiten een actieve

coalitie van Afro-Amerikaanse en Christelijke groeperingen in de VS hebben deze aanhoudende

slachtpartijen lauwe reacties losgeweekt in vergelijking met de recente conflicten in Darfoer.

Hij maakt ook de vergelijking met Congo, een land dat de laatste jaren steeds meer kreunt

onder bloedige conflicten en hoge concentraties van seksueel geweld. Ook hier lijkt de wereld

weinig interesse in te hebben. Volgens Miles verklaart het gebruik van het genocidelabel de

grote aandacht voor Darfoer. Het G-word lijkt morele en humanitaire reacties te triggeren,

terwijl andere, minstens even tragische, conflicten in de wereld niet dezelfde behandeling

krijgen. Het gebruik van het genocidelabel heeft volgens hem dan ook “life-and-death-

implications” (Miles: 2006, p.251).

Het was zeker de verdienste van deze activisten om Darfoer op de agenda te krijgen en te

houden. Hun publieke druk heeft ondermeer bijgedragen tot: het vrijkomen van fondsen voor

humanitaire operaties en voor AMIS, de onthouding in plaats van het veto van de VS in de

47 Waar het dodental trouwens nog veel hoger lag, op zo’n 2 miljoen, en waar ook duidelijkere etnische en religieuze motieven meespeelden.

Page 61: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

61

Veiligheidsraad voor de resolutie die de bevindingen van de VN commissie doorverwees naar

het ICC, massale desinvesteringscampagnes, de goedkeuring van de Sudan Peace and

Accountability Act en de Sudan Accountability and Divestment Act48

en het onder druk zetten

van China naar aanloop van de Olympische Spelen van 2008 om een meer coöperatieve

houding aan te nemen in de Veiligheidsraad (Thomas-Jensen & Spiegel: 2008, p.853-856).

Naast ad hoc campagnes en organisaties moeten we de traditionele NGO’s en

mensenrechtenorganisaties niet vergeten. Zij hebben ook een belangrijke rol gespeeld.

Enerzijds door ter plaatse humanitaire operaties op te zetten en anderzijds door het opstellen

van bruikbare empirisch onderbouwde rapporten en het mobiliseren van de internationale

gemeenschap. We denken hierbij aan organisaties zoals Human Rights Watch, Amnesty

International, Artsen Zonder Grenzen en Physicans for Human Rights.

Toch bleek dit massaal activisme niet te volstaan om de internationale gemeenschap in gang

te trekken. Volgens Strauss leert de casus Darfoer ons dan ook dat “domestic pressure may be

necessary, but it is not sufficient” (Strauss: 2006, p.52).

4.2. De Verenigde Naties: Analyse van het gebruik van het genocideconcept

en de achterliggende motieven.

4.2.1.

The International Commission of Inquiry to Darfur (ICID)

In september 2004 werd er voor het eerst in de geschiedenis actie ondernomen in de

Veiligheidsraad op basis van de Genocideconventie (Gray: 2008, p.54). De Amerikanen hadden

zich op artikel 8 van de Conventie gebaseerd zodat de VN kon handelen “as they consider

appropriate for the prevention and suppression of acts of genocide”. De enige actie die daar

uit volgde was de oprichting van het ICID, die zou kunnen verifiëren of het effectief om

genocide ging (UN: 2005a, p.4-5)49

.

De commissie en het rapport stuitten op veel kritiek. Ten eerste kon men zich afvragen

waarom er nood was aan nog maar eens een groot opgezette empirische studie, terwijl de VS50

48 Thomas-Jensen & Spiegel beschrijven deze wet als “a vehicle for getting foreign companies operating in Sudan to suspend or change their Sudanese business operations or risk losing their contracts with the U.S. government” (2008, p.856).

49 Zie 3.2. 50 Zie 3.3.

Page 62: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

62

en NGO’s zoals Physicans for Human Rights reeds uitgebreide onderzoeken hadden uitgevoerd

(Totten: 2009, p.54).

Ten tweede was er controversie over de onderbouwing van de conclusie dat er geen genocide

gaande zou zijn in Darfoer. Volgens velen voldeden de gebeurtenissen in Darfoer wel duidelijk

aan de voorwaarden uit de Genocideconventie. Vooral de stelling dat genocidale intentie

ontbrak, was controversieel. De commissie vond bewijzen van de actus reus, meerbepaald van

vernoemde acties (a) en (b) uit de Conventie.51

Deze acties zouden echter niet vergezeld zijn

van de noodzakelijke mens rea, oftewel de “intent to destroy, in whole or in part, a national,

ethnical, racial or religious group” (UN: 2005a, p.128-132).

Een eerste aanwijzing voor deze conclusie was volgens het ICID:

“The fact that in a number of villages attacked and burned by both militias and Government

forces the attackers refrained from exterminating the whole population that had not fled, but

instead selectively killed groups of young men, is an important element” (UN: 2005a, p.130).

Door middel van een bijgevoegd voorbeeld werd volgens de commissie aangetoond dat het

Soedanese leger en de Janjaweed het vooral op (verdachte) rebellen gemunt hadden. Jerry

Fowler wijst echter op het feit dat de jurisprudentie had uitgewezen dat “a group in whole or

in part” moet geïnterpreteerd worden als “een volledige groep of substantieel gedeelte van

een groep”, een interpretatie die de commissie ook zelf in het rapport beaamde. De

commissie faalde volgens Fowler door niet aan te tonen waarom het in de desbetreffende

gevallen waar niet iedereen afgemaakt werd, het desalniettemin niet om een substantieel

gedeelte zou kunnen gaan. Bovendien werden in het aangehaalde voorbeeld ook specifiek de

dorpsleiders uitgepikt ter executie. Fowler benadrukt ook dat het Soedanese leger en de

Janjaweed hoofdzakelijk géén onderscheid maakten tussen rebellen en burgers en dat het net

een hoofdkenmerk was van de overheidscampagne om alle niet-Arabische groepen te viseren,

burgers of niet (Fowler: 2006, p.33; UN: 2005a, p.124-131).

Een tweede bewijsstuk voor gebrek aan genocidale intentionalititeit volgens de commissie

betrof:

“The fact that persons forcibly dislodged from their villages are collected in IDP camps. In

other words, the populations surviving attacks on villages are not killed outright, so as to

eradicate the group; they are rather forced to abandon their homes and live together in areas

selected by the Government” (UN: 2005a, p.131). 51 Zie 1.1.2.

Page 63: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

63

Dit is een drogredenering volgens Fowler omdat de intentie hebben om een substantieel

gedeelte van een groep uit te roeien per definitie het bestaan van overlevenden inhoudt. Hij

vraagt zich af of bewijzen van massaslachtingen op brede en systematische schaal niet

zwaarder doorwegen dan het feit dat er ook nog overlevenden zijn. Vluchtelingen

verzamelden inderdaad in kampen, maar er zijn genoeg bewijzen voorhanden dat Khartoum

en de Janjaweed ook daar probeerden toe te slaan. Enerzijds door de onmiddellijke omgeving

rond de kampen onveilig te maken waardoor IDPs hun leven riskeerden als ze op zoek gingen

naar brandhout en voedsel. Anderzijds stelde Khartoem alles in het werk om zo weinig

mogelijk humanitaire hulp toe te laten, door ondermeer allerlei creatieve administratieve

barrières te installeren (Fowler: 2006, p.34). Eric Reeves heeft het in deze context zelfs over

“genocide by attrition” (2005d). De verdere onderbouwing van het argument komt dan ook

eerder hallucinant over:

“Suffice it to note that the Government of Sudan generally allows humanitarian organizations

to help the population in camps by providing food, clean water, medicines and logistical

assistance (construction of hospitals, cooking facilities, latrines, etc.)” (UN: 2005, p.131).

De breed gedocumenteerde obstructie van humanitaire operaties door Khartoem lijkt eerder

aan te leunen bij een derde soort mogelijke genocidale activiteit zoals gedefinieerd in artikel

2 van de Genocideconventie:

“(c) Deliberately inflicting on the group conditions of life calculated to bring about its physical

destruction in whole or in part”. (UN: 1948, art. 2)52

Een derde argument voor het ontbreken van een genocidale intentie zou zijn dat een aantal

dorpen met een gemixte Arabische en Afrikaanse bevolking van aanvallen gespaard gebleven

was. Zoals ook Fowler zegt valt er niet veel op te maken uit dit ‘argument’ (2006, p.34). Het

lijkt net in het genocidale prentje te passen dat dorpen waar ook niet-doelwitten wonen geen

voorrang krijgen.

Alvorens naar de conclusie over te gaan werd nog een voorbeeld aangehaald uit een niet nader

vernoemde ‘goede’ bron. Het betreft twee broers waarvan de een gedood werd door de

Janjaweed omdat hij weigerde zijn kamelen af te geven en de ander gespaard bleef omdat hij

niet protesteerde. Hieruit zou dan blijken dat de bedoeling van de Janjaweed het stelen van

vee was en dus niet het afmaken van een volledige groep, aangezien de broer mocht blijven

52 Zie artikel 2 uit de Convention on the Prevention and Punishment of the Crime of Genocide in bijlage 1.

Page 64: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

64

leven (UN: 2005, p.131). Men moet Fowler bijstaan in zijn kritiek dat dit ene geval niet als

representatief argument kan gebruikt worden (2006, p.34).

De commissie concludeerde vervolgens op basis van bovenvernoemde observaties dat

Khartoum geen genocidaal beleid voerde omdat het daartoe geen intentie had. Het conflict

kon beter beschreven worden als een extreme vorm van rebellenbestrijding.

Fowler kwam tot de conclusie dat de ICID de Genocideconventie nogal strikt en veeleisend

interpreteerde. Hij heeft het over de “beyond reasonable doubt” (2006, p.34) standaard.

Hiermee bedoelt hij dat de ICID absolute zekerheid scheen te willen hebben over genocidale

intentionaliteit bij de Janjaweed en/of de Soedanese overheid vooraleer dat ze de situatie als

genocide zouden benoemen. Volgens Fowler is deze standaard geschikt voor bijvoorbeeld de

veroordeling van individuele criminelen, maar totaal ongepast binnen het kader van de taak

van de ICID.53

De opdracht van de ICID was immers een onderzoek te voeren wat als basis kon

dienen voor verdere acties van de VN en niet om verdachten te berechten. Bovendien is er nog

het tijdsaspect bij genocidaire situaties, wat de vereiste van absolute zekerheid van

intentionaliteit nog onbegrijpelijker maakt. Het vroeg kunnen ingrijpen is dan belangrijker

dan absolute zekerheid over de criminele intentie van de daders. De commissie had drie

maanden de tijd om te rapporteren, terwijl het moorden, sterven, verkrachten gewoon verder

ging (Fowler: 2006, p.34-35). Zoals Fowler het formuleert:

“It is as though one man is clubbing another on a street corner while bystanders respond with a

prolonged reflection on whether the incident is premidiated murder or simple assault or even

self-defence. Meanwhile, the crime continues” (Fowler p 36).

Reeves besloot uit de gebrekkige onderbouwing van het zogenaamde gebrek aan genocidale

intentionaliteit “that this commission did not feel politically free to make a determination of

genocide” (Reeves: 2005e). Hij suggereert dat de commissie vertrokken was met reeds de

neiging om niet tot genocide te concluderen “and [they] allowed this politically governed

conclusion to dictate their reasoning” (Reeves: 2005e).

In hoeverre deze aanklacht gegrond is valt moeilijk te zeggen zonder informatie van insiders.

Maar toch nodigt de eerder controversiële bewijsvoering uit om eens dieper te zoeken naar

mogelijke factoren die meegespeeld hebben in de conclusie van de commissie.

53 Hij maakt ook de vergelijking met de statuten van het ICC. In de statuten staat dat het ICC een onderzoek zal doen op aanvraag tenzij “there is no reasonable basis to proceed”, er kan vervolgens een arrestatiebevel uitgegeven worden als er “reasonable grounds to believe that the person has committed a crime” voor bestaan en uteindelijk kan een verdachte veroordeeld worden als de schuld “beyond reasonable doubt” is (Fowler: 2006, p.35).

Page 65: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

65

4.2.2.

De Navaisha-talks

Om de trage en weifelachtige reactie van de Verenigde Naties te kunnen plaatsen moeten we

eerst en vooral rekening houden met de internationale agenda ten tijde van de aanvang van

het conflict begin 2003. In deze periode bood zich eindelijk een kans aan op het

verwezenlijken van een vredesakkoord tussen de Soedanese overheid en de Sudanese People’s

Liberation Movement/Army (SPLM/A)54

.

Terwijl de gevechten in Darfoer al in februari begonnen waren, liet de voorzitter van de

Veiligheidsraad in oktober weten dat de raad “uitkeek naar een succesvolle conclusie van een

uitgebreid vredesakkoord” (UNSC: 2003). Een tweede conflict in het Westen van Soedan kwam

hoogst ongelegen nu er de vorige jaren al veelbelovende voorakkoorden bereikt waren en het

CPA stilaan in zicht kwam. De fragiele vredesonderhandelingen had de VN té veel jaren aan

diplomatieke energie gekost om een akkoord te laten schieten.

Terwijl deze Navaisha talks in een beslissende fase verkeerden, culmineerde het geweld in

Darfoer. De provocatieve uitspraken van Mukesh Kapila over etnische zuivering en zijn

vergelijking met de Rwandese genocide werden binnen het hoofdkwartier van de VN niet

geapprecieerd. Men vreesde dat als de VN de term genocide zou gebruiken, militaire

interventie onvermijdelijk zou worden. Iets wat onvermijdelijk het vredesproces in gevaar zou

brengen (Flint & De Waal: 2008, p.180). Men wou voorlopig de confrontatie liever niet

aangaan. Te scherpe kritiek, laat staan een beschuldiging van genocide, dreigde Khartoem

opnieuw te distantiëren. Het CPA moest eerst veilig gesteld worden vooraleer men ‘het

andere conflict’ zou aankaarten (Prunier: 2007, p. 143).

De VN verwachtte een snelle oplossing van afzonderlijke vredesonderhandelingen over Darfoer

geleid door Tsjaad en de AU. De keuze om de vredesgesprekken, eerst in Ndjamena en later in

Abuja, niet te integreren in de Navaisha-talks zorgde ervoor dat Khartoem de twee fora tegen

mekaar kon uitspelen. Te vervelende vragen over Darfoer werden geventileerd in de vorm van

tegenwerking in Navaisha (Prunier: 2007, p. 143).

Het feit dat het zo lang duurde eer dat de Veiligheidsraad de kwestie Darfoer ter sprake

bracht, terwijl humanitaire organisaties van de VN er al eerder bij waren, kon dus niet los

gezien worden van de preoccupatie met het beëindigen van de Noord-Zuidoorlog. Tegen de

tijd dat de Veiligheidsraad voor het eerst een resolutie aannam met de eis dat Khartoem de

54 Zie 2.2.1.

Page 66: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

66

Janjaweed zou ontwapenen, was het juli 2004 en had Khartoem reeds een

destructiecampagne in Noord- en West-Darfoer uitgevoerd (Flint & De Waal :2008, p.173).

4.2.3.

De Veiligheidsraad en de rol van Rusland en China

De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties toonde zich een log en inefficiënt orgaan in de

behandeling van de problematiek in Darfoer. Hierdoor kon Khartoem zijn gang blijven gaan.

Zoals Totten het formuleert:

“After so many idle threats, it would not have been surprising if Sudanese officials had begun

to consider the security council as little more than a paper tiger. How could it not? Time and

again, the Security Counsel was more bluff than action when it came to Darfur” (Totten: 2009,

p.193).

De lauwe reactie van de VN kan niet los gezien worden van de structuur en beslissingsvorming

binnen de organisatie. Meerbepaald het beslissingsforum bij uitstek – de Veiligheidsraad –

bleek meermaals verdeeld, eerder dan eensgezind, bij het beoordelen van het gedrag van de

Soedanese overheid. Dit heeft enerzijds te maken met de interne organisatiestructuur van de

Veiligheidsraad en anderzijds met de nationale belangen van zetelende landen.

De interne organisatiestructuur van de Raad is zeker niet oncontroversieel. Volgens critici is

de structuur, daterend uit de naoorlogse periode voorbijgestreefd. Velen vinden dat de vijf

permanente leden van de Veiligheidsraad - China, de Verenigde Staten, Groot-Brittanië,

Frankrijk en Rusland – door hun centrale positie in het machtigste orgaan van de VN én hun

vetorecht een ondemocratisch machtsaandeel hebben. Hierdoor zouden de beslissingen van de

raad eerder een spiegelbeeld van politieke en economische motieven zijn dan van een

neutraal representatief wereldforum (Breummer: 2006, p.32-33; Hurd: 2008, p.204-209).

Het grote machtsaandeel van de permanente leden laat zich ook voelen in het beleid van de

Veiligheidsraad rond Darfoer. Kritische stemmen hebben geopperd dat China’s oliebanden en

Rusland’s wapenhandelrelaties met Soedan een rem waren op de slagkracht van de Raad.

China en Rusland zouden hun machtspositie in de eerste plaats gebruiken om de toegang tot

Soedanese olie of wapenhandelsbelangen veilig te stellen (Caplan: 2009, p.35; Totten &

Markusen: 2009, p.iv; Udombana: 2007, p.108-109).

De laatste tien jaar is de Chinese aanwezigheid in Afrika enorm toegenomen en heeft het zijn

handelsrelaties sterk uitgebreid. Volgens analisten heeft deze nieuwe tendens vooral te maken

met de zoektocht naar energievoorraden, nieuwe markten en investeringsmogelijkheden.

Page 67: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

67

Aangezien China het tweede grootste olieconsumerend land ter wereld is en zelf over weinig

voorraden beschikt is dit niet verwonderlijk. China’s nationale oliebedrijf, China National

Petroleum Corporation, heeft grote investeringen in de oliemarkt van Soedan gedaan. In 1996

kocht het 40% van de aandelen van het Soedanese nationale oliebedrijf The Greater Nile

Petroleum Operating Company. Soedan is China’s belangrijkste olieleverancier en China is

Soedan’s belangrijkste afnemer. Maar China is ook Soedan’s grootste wapenleverancier.

Ondermeer Chinese anti-persoonsmijnen, helikopters, wapens en ammunitie worden verkocht

aan Soedan (Alden: 2005, p.147-152).

Eric Reeves heeft zich onvermoeibaar getoond in het benadrukken van China’s oliemotieven

en wapenbanden, die ook al een grote rol speelden in het Noord-Zuidconflict. Bovendien

poneert hij dat China indirect voordeel haalt uit het aanslepen van het conflict in Darfoer

aangezien destabilisatie van de regio het moeilijk maakt voor Westerse oliebedrijven om het

quasi-oliemonopolie van China te penetreren (2001, 2005a, 2005c).

Het mag dan ook niet verwonderen dat China Soedan in bescherming nam en voortdurend

zwaaide met zijn veto indien voorstellen met effectieve sancties op tafel lagen. Zo zei de

Chinese VN-vertegenwoordiger na de stemming van resolutie 1564 waarin de overweging van

eventuele sancties aangekondigd werd:

“China [is] against the use of sanctions, which it believes could complicate matters” (UN:

2004g).

Rusland legitimeerde de onthoudingen door ondermeer te wijzen op de zogenaamde

vooruitgang die Khartoem zou maken wat betreft medewerking en toelating van humanitaire

hulp. Daarnaast benadrukte de Russische delegatie dat ook de rebellen zekere

verantwoordelijkheid droegen. Men moest Khartoem meer tijd geven, het dreigen met

sancties zou ‘onproductief’ werken en Rusland verkoos om alle mogelijke diplomatieke

middelen in te zetten (UN: 2004g; UN: 2005b).

De trage, aarzelende en zwakke respons van de VN heeft dus veel te maken met het feit dat

landen zoals China en Rusland sterke sancties gewoon niet toe zouden laten. Zo heeft China

zich vijf maal en Rusland drie maal onthouden in de stemming van veertien resoluties over

Darfoer tot nu toe. Voorstelresoluties werden vaak afgezwakt waardoor de uiteindelijke

paragrafen veelal begonnen met Recalling…, Reaffirming…, Welcoming… Emphasizing…,

Urging…, Taking note of…, Condemning…, Reiterating…, Expressing..., of Stressing begonnen,

en slechts zelden met Acting…of Demanding….

Page 68: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

68

Conflicterende nationale belangen resulteerden in het ontbreken van enige daadkracht bij de

Veiligheidsraad. Werden er dan toch eisen gesteld, dan werd er niets ondernomen als

Khartoem de bindende verplichtingen van de resolutie weer eens naast zich neer legde. In

plaats van dwingende sancties kwam er telkens weer een resolutie met een Recalling van de

eisen. Zo werd er stilaan een “culture of impunity” (Reeves: 2006b) gecreëerd waarin

Khartoem verplichtingen uit resoluties rustig naast zich neer kon leggen, zonder echte

consequenties te ondervinden. De Veiligheidsraad werd als het ware herleid tot een

internationaal schouwspel om de eigenlijke verlamdheid van de internationale gemeenschap

te vermommen:

“The Security Council accordingly passed a series of powder-puff resolutions each threatening

the killers in Khartoum that, if they not rein in their Janjaweed forces, they would be

forcefully confronted with – yet another resolution” (Caplan: 2009, p.35-36).

4.2.4.

Respect voor staatssoevereiniteit

Als de Veiligheidsraad gedomineerd werd door de permanente leden zullen hun prioriteiten

logischerwijs weerspiegeld zijn in de statements en resoluties van de Raad. Zowat alle landen,

met in het bijzonder Rusland en China, liepen hoog op met het principe van

staatssoevereiniteit.

De situatie in Darfoer werd steevast als “a threat to international peace and security and to

stability in the region” (UNSC: 2004a) beschreven in de resoluties. Hierdoor was de

Veiligheidsraad theoretisch bij machte om maatregelen te nemen onder hoofdstuk VII van het

VN-Handvest. Artikel 41 voorziet in ondermeer economische sancties en artikel 42 laat in

laatste instantie militaire middelen toe om de internationale vrede en veiligheid te

herstellen.55

Ondanks die potentiële acties werd er weinig of geen gebruik gemaakt van deze

bevoegdheden en kreeg UNAMID uiteindelijk een erg beperkt mandaat. In maart 2005 werd er

in resolutie 1591 wel degelijk een wapenembargo en no-fly zone aangekondigd maar geen

enkel land zou het initiatief nemen om de sancties effectief uit te voeren (Undombana: 2007,

p.109).

Effectieve economische sancties en/of een militaire interventie werden steeds weer in de weg

gestaan door de roep naar respect voor staatssoevereiniteit. Staatssoevereiniteit is een van de

oudste en misschien wel hét belangrijkste principe in de werking van de VN en internationale

55 Zie voor de volledige artikels bijlage 2.

Page 69: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

69

relaties algemeen.56

Niet alleen het feit dat natiestaten de enige zetelende leden zijn, maar

ook het belang dat de VN hecht aan toestemming van de statelijke partijen voor interventie,

demonstreren de kracht van het soevereiniteitsprincipe binnen de organisatie.

Terwijl stemmen uit de hele wereld de VN opriepen om een humanitaire interventie op te

zetten om de massaslachtingen te stoppen, werd al snel duidelijk dat dit zonder toestemming

van Khartoem voor de Veiligheidsraad niet tot de mogelijkheden behoorde. Elke resolutie

begon steevast met een “Reaffirming [of] its strong commitment to the sovereignty, unity,

independence, and territorial integrity of the Sudan” plus een verzekering dat de Raad

vastberaden is om samen te werken met de Soedanese overheid “in full respect of its

sovereignty” (UNSC: 2006).

Vooral China’s traditionele gehechtheid aan staatssoevereiniteit kwam vaak ter uiting. Bij de

stemming van resolutie 1556 waarin de Soedanese overheid bevolen werd om de Janjaweed te

ontwapenen had China zich onthouden. Ze benadrukten dat de soevereiniteit en territoriale

integriteit van Soedan moest gerespecteerd worden en dat het niet akkoord zou gaan met

eender welke dwingende maatregelen (UN: 2004f). China, zelf geen lid van het Statuut van

Rome, onthield zich ook tijdens de stemming van de resolutie waarin de bevindingen van het

ICID werden doorverwezen naar het ICC (UN: 2005c).

Het feit dat China staatssoevereiniteit verhief tot een onaantastbaar en onbespreekbaar

thema had ongetwijfeld te maken met de bescherming van de bovenvernoemde politiek-

economische belangen. Zo kon het Khartoem beschermen met de gehechtheid aan

staatssoevereiniteit als rechtvaardiging. Maar ook het feit dat de Chinese overheid binnen zijn

eigen territoriale grenzen voortdurend mensenrechten schendt en zelf niet vrij is van interne

bevolkingskolonisatie, zorgt voor het vermijden van precedenten van sancties of humanitaire

interventie (Reeves: 2005c; Doom: 2004, p.130-132). Op deze manier beschermt China

zichzelf tegen mogelijke inbreuken op hun nationale soevereiniteit onder internationale vlag,

van welke aard dan ook.

Jonathan Holslag, die China’s diplomatieke beleid ten opzichte van het Darfoervraagstuk

bestudeerde, merkt echter op dat China de laatste jaren een constructievere houding heeft

aangenomen:

56 Zie 1.1.2.

Page 70: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

70

“For the first time in its 35-year permanent membership of the UN emergency room, China

actively sought to persuade a sovereign government to assent to the deployment of blue

helmets on its national soil” (Holslag: 2008, p.83).

Het deed dit via een “two-track approach”. Enerzijds verleende het economische steun en

deed het aantrekkelijke investeringsvoorstellen om te verzekeren dat het regime aan de plak

bleef. Anderzijds begon het tegelijkertijd te lobbyen en te onderhandelen met Khartoem over

een mogelijke toelating van buitenlandse troepen. Daarbij werd nooit met sancties gedreigd

maar werden eerder pragmatische voorstellen aangereikt en een vertrouwensband gecreëerd.

Het was dan ook China’s diplomatie die mede heeft bijgedragen tot de acceptatie van UNAMID

door Khartoem. Volgens Holslag was dit een succesvolle strategie voor China:

“It increased its moral influence, reassured its partners in Africa and the West, safeguarded its

oil empire in Sudan and upheld its prerequisite of sovereignty and state consent” (Holslag:

2008, p.1).

China had goede redenen voor deze ‘shift’. Ten eerste dreigde het geweld in Darfoer te

escaleren en te verspreiden naar het Zuiden waardoor de economische belangen in het

gedrang zouden komen. Ten tweede dreigde de relatie met de AU te verzuren indien China de

vraag ter vervanging van AMIS niet zou inwilligen. Ten derde werd China steeds sterker onder

druk gezet door de internationale gemeenschap, vooral de activistische beweging wees

voortdurend op China’s obstructie in de Veiligheidsraad57

(Holslag: 2008, p.74-75)

De tendens om niets te ondernemen zonder toestemming van Khartoem was ook bij de andere

leden van de Veiligheidsraad terug te vinden. Dit wordt duidelijk geïllustreerd door resolutie

1706 die voorzag in een VN-vredesmacht die er nooit zou komen. Khartoem werd in de

bepalingen van de resolutie ‘uitgenodigd’ om toestemming te verlenen maar de missie werd

als een voldongen feit gepresenteerd (UNSC: 2006). Toen Khartoem liet weten zich te zullen

verzetten tegen een VN-missie, werd het plan onmiddellijk van tafel geveegd. Het ja-woord

van de Soedanese overheid werd als een absolute voorwaarde om een humanitaire missie te

sturen beschouwd. Volgens Reeves was dit een omkering van prioriteiten:

“The UN Security Council refuses to push for urgent measures to protect civilians and

humanitarians. Instead [...] the genocidaires of the National Islamic Front regime in Khartoum

will determine whether an international force deploys to Darfur” (Reeves: 2006).

57 Zie 3.1.

Page 71: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

71

Khartoem had enkel toestemming gegeven voor de AMIS en uiteindelijk na lang verzet ook

voor de UNAMID, telkens na verzekerd te hebben dat deze een zodanig beperkt mandaat

zouden hebben dat ze in feite enkel zouden kunnen toekijken.

4.2.5.

“Passing the buck to the AU” (Prunier: 2007, p.143)

Het engagement van de Afrikaanse Unie om de vredesonderhandelingen te leiden en om AMIS

te sturen was een bruikbare bliksemafleider voor de verlamde Veiligheidsraad:

“Blaming UN was easy for those who were responsible for its inaction, and passing the buck to

the African Union was another favourite resort to sophistry” (Prunier: 2007, p.143).

Vele auteurs bettichten de VN ervan hun verantwoordelijkheid doorgeschoven te hebben naar

de AU onder het mom van “African solutions to African problems” (Langille: 2009, p. 281;

Prunier: 2007, p.164).

Nochtans was de AMIS er op initiatief van de Afrikaanse Unie gekomen, die in het

Darfoerconflict een goede kans zag om te bewijzen dat hun nieuwe organisatie een breuk met

het corrupte verleden was. De AU zond een waarnemersmissie om het Humanitarian Ceasefire

Agreement van 8 april 2004 te beschermen (Reeves: 2005a; Prunier: 2007, p.146). Wegens een

tekort aan fondsen zorgden ondermeer de VN, VS en EU voor de bekostiging, hoewel de

beloofde budgetten en middelen nooit volledig en altijd laattijdig geleverd werden.

Ondanks het falen van de AMIS om burgers te beschermen58

bleef de VN steeds weer

‘investeren’ in de AMIS en zond het zelf pas troepen in het kader van de UNAMID in 2008. In

het licht van de Navaisha Talks, de nadruk op respect voor staatssoevereiniteit en de

beïnvloeding van de Veiligheidsraad door nationale belangen mag het niet verwonderen dat

een verlamde Veiligheidsraad een easy out zag in het ‘ondersteunen’ van AMIS (Totten &

Markusen: 2009, p.iv). Volgens Prunier fungeerde AMIS als een vervangmiddel voor “the

coalition of the unwilling” (Prunier: 2007, p.146):

“It was supposed to [...] stop what it was only mandated to observe, to operate on a shoestring

and to keep the pretence of serious international involvement for its tight-fisted sponsors.

Predicatably all it achieved was a token presence” (Prunier: 2007, p.146).

Men moet dit ook plaatsen in de toenmalige internationale context. Ook al werd in het

oorspronkelijke VN-charter een eigen leger voorzien, er is er nooit één gekomen. De meeste

58 Zie deel 2.2.2.

Page 72: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

72

bereidwillige troepenleveranciers waren reeds verwikkeld in Afghanistan en/of Irak, of werden

onder druk van de VS gezet om alsnog troepen te leveren. Welk land zou in die context bereid

en in staat zijn om soldaten, materiaal en financiële ondersteuning te voorzien voor nog maar

eens een oorlog in nog maar eens een vijandige omgeving? Khartoem liet immers geen kans

liggen om duidelijk te maken dat het zich zou verzetten tegen een VN-missie. Bovendien was

de VN in 2006 reeds verwikkeld in achttien wereldwijde peacekeeping missions waarin reeds

90 000 soldaten en personeelsleden tewerkgesteld waren. De timing leek niet slechter te

kunnen, met een overbelaste VN en de oorlogen in Irak en Afghanistan (Langille: 2009, p.

289).

Toen UNAMID uiteindelijk gestuurd werd, was dit eerder een “rehatting” van de AMIS dan dat

het nieuw was. We delen dan ook het pessimisme van Flint & De Waal:

“The sad reality was that UNAMID was designed to satisfy western public demand for military

intervention.” (Flint en De Waal: 2007, p.270-271).

4.2.6.

Conclusie

Wanneer we al de bovenvernoemde factoren in het achterhoofd houden kunnen we beter

begrijpen waarom er zo weinig volgde uit de inroeping van de Genocideconventie. Volgens

Prunier was Kofi Annan, die de opdracht had gekregen het ICID samen te stellen, vastbesloten

om het woord “genocide” niet in de mond te nemen. Na de inroeping van de Conventie door

de VS lag de bal nu in het kamp van de VN. Als herbevestigd zou worden dat de situatie in

Darfoer een genocide was, zou de Veiligheidsraad onder de bepalingen van de Conventie

verplicht worden om de genocide te onderdrukken.

Annan wist echter maar al te goed dat de lidstaten de nodige financiële, militaire, maar ook

politieke ondersteuning nooit zouden bieden. De VN zat dus in een moeilijk parket aangezien

ondermeer de VS en EU-landen druk uitoefenden om krachtiger op te treden, terwijl men van

diezelfde landen de nodige middelen daarvoor niet moest verwachten (Prunier: 2007, p.142).

Van China en Rusland kon niet veel steun verwacht worden omwille van hun goede relaties

met de Soedanese overheid en de nadruk die zij legden op staatssoevereiniteit. China en

Rusland hoedden zich zelfs voor economische sancties, laat staan een krachtdadige

humanitaire interventie.59

59 Zie 3.3 & 4.3.

Page 73: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

73

Erkennen dat er een genocide plaatsvond in Darfoer, om vervolgens onmachtig te blijken om

deze stoppen, was geen aantrekkelijk vooruitzicht voor Annan en de VN in het algemeen.

Bovendien had de VN in 2002 nog aan geloofwaardigheid moeten inboeten doordat de VS

unilateraal Irak binnengevallen was en de Veiligheidsraad hier niets aan te zeggen had gehad

(Prunier: 2007, p.142). Prunier haalt een uitspraak van Annan uit Juli 2004 aan om het

moeilijke parket waar de VN in zat te illustreren:

“We can’t go and say ‘Send in the cavalry’ and then not be able to go through with it” (Annan

in Prunier: 2007, p.143).

Ter conclusie kunnen we stellen dat het debuut van de Genocideconventie in de

Veiligheidsraad in de praktijk op een teleurstelling uitgedraaid is. Velen beschouwden de

oprichting van de ICID en het besluit om Darfoer geen genocide te noemen als “an excuse for

apathy and inaction” (Beardsley: 2009, p.44).

We kunnen dan ook de conclusie van Dieter Janssen overnemen:

“The Darfur crisis has once more shown that the UN lacks an efficient system of conflict

prevention and enforcement of human security” (2008, p.290).

4.3. De Verenigde Staten: analyse van het gebruik van het genocideconcept

en de achterliggende motieven.

4.3.1.

Een historische declaratie

Samantha Power analyseerde in Een Probleem uit de Hel (2002) het beleid van de VS als

reactie op de verschillende genocides in de 20ste eeuw. Het beleid bleek vrij consistent te zijn:

de VS heeft zich telkens niet bereid getoond om de massaslachtingen vroegtijdig te stoppen.

Ook al was de Amerikaanse overheid telkens goed geïnformeerd en waren er voldoende

momenten en middelen om te bemiddelen en/of tussen te komen, de politieke elite koos

telkenmale voor passiviteit. Het beleid werd telkens bepaald door realpolitik: risico’s,

nationale belangen en politieke voor- en nadelen werden afgewogen om telkens te

concluderen dat de balans doorwoog naar het niet investeren van politiek, militair of

financieel kapitaal. Nooit werden er Amerikaanse troepen gestuurd, maar ook bitter weinig

niet-militaire drukkingsmiddelen werden ingezet (Power: 2002, p.15-17). Desalniettemin

Page 74: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

74

concludeerde Power uit haar analyse dat de politiek van non-interventie een ‘succesvol’

beleid was:

“Geen Amerikaanse president heeft ooit aan het vóórkomen van genocide voorrang gegeven en

geen enkele Amerikaanse president heeft ooit politiek nadeel ondervonden van zijn

onverschillige houding er tegenover. Het is dus geen toeval dat genocide doorwoekert” (Power:

2002, p.21).

Dit beleid ging gepaard met het niet in de mond nemen van de term genocide, althans niet

tijdens het afspelen van de drama’s (Mayroz: 2008, p. 359-367; Totten & Markusen: 2005,

p.279).60

Jimmy Carter gebruikte de term niet voor de Rhode Khmer, Ronald Reagan niet voor

Saddam Hussein, Bush Senior niet voor de Bosnische Serviërs en Bill Clinton niet voor Rwanda

(Power: 2004, p.63). De juristen in het Witte Huis waren immers van oordeel dat dit een

legale verplichting om militair te interveniëren zou teweegbrengen, op basis van de

Genocideconventie (Heinze: 2007, p.373). De VS vermeed zo engagementen in conflicten die

weinig nationale voordelen opleverden en vermeed tegelijkertijd afgerekend te worden op die

passiviteit door te ontkennen dat het genocides betrof (Power: 2002, p.560-561).

De declaratie van Powell, bevestigd door President Bush, was dan ook een keerpunt in deze

‘traditie’. Voor velen was deze publieke veroordeling een teken van hoop: eindelijk leek de VS

bereid een vuist te maken in het aangezicht van een afspelende genocide. Tijdens het drama

in Rwanda verschool Clinton zich achter de erkenning van enkel acts of genocide en

verdedigde hij zich achteraf door te stellen dat hij de ernst van de zaak niet volledig had

beseft. Nochtans was Rwanda onmiskenbaar en ondubbelzinnig een genocide, en was de

overheid wel degelijk voldoende op de hoogte (Heinze: 2007, p.35). Maar in Darfoer, waar het

conflict veel complexer en ambigue leek, werden declaraties van genocide officieel bevestigd

in resoluties van zowel Senaat als Congres én in publieke statements van Powell en President

Bush. Declaraties die bovendien empirisch onderbouwd waren op basis van het rapport van het

ADT (Heinze: 2007, p.361).

Het US Department of State had de bevindingen uit dit rapport naast de artikels van de

Genocideconventie gelegd om tot de conclusie te komen dat aan de voorwaarden van

genocide voldaan was. Volgens insiders deden enkele specifieke factoren, naast de naakte

feiten, de politici besluiten dat er genocidale intentie was. Zo ondermeer het feit dat de

Soedanese overheid de milities gecreëerd had en nu weigerde om ze tegen te houden, terwijl

60 Een uitzondering is de casus Kosovo waar Clinton het woord wel gebruikte om legitimiteit te verlenen aan de NAVO-interventie. De gebeurtenissen in Kosovo worden echter eerder beschouwd als een geval van etnische zuivering dan van genocide (Mayroz: 2008, p. 367).

Page 75: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

75

ze hiertoe wel mogelijkheden hadden. Meer nog, het Soedanese leger werkte tijdens de

aanvallen op dorpen samen met de milities. Een ander belangrijke indicatie was de

moedwillige obstructie van humanitaire hulp door Khartoem waar geen andere conclusie uit

kon volgen dan dat dit de “deliberate infliction of conditions of life calculated to destroy the

group in whole, or in part…”(UN: 1948) was (Totten: 2009, p.60-61). Volgens Fowler had de

Bush administratie een reasonable basis standaard toegepast om genocidale intentionaliteit te

verifiëren, waarmee hij bedoelt dat de VS geen 100 % zekerheid van de intentie verwachtte

alvorens tot een conclusie van genocide over te gaan (Fowler: 2006, p.34).61

De

verwachtingen waren hoog gespannen na het gebruik van het genocidelabel. Waarom zou men

het toekennen als men niet van plan was actie te ondernemen?

Maar zoals eerder gesteld, voegde Colin Powell er in zijn statement meteen aan toe dat “no

new action is dictated by this determination” (White House: 2004c). In tegenstelling tot

Clinton tijdens het Rwandadrama werd Powell geadviseerd door de juristen van het Witte Huis

dat een erkenning van genocide geen verplichting tot interventie zou veroorzaken. De enige

verdere vereiste actie, op basis van artikel 8 uit de Conventie, was een doorverwijzing van de

kwestie naar de VN (Mayroz: 2008, p.367). Legde men ten tijde van Clinton de nadruk op

artikel 1 met de bepaling dat in geval van genocide de ondertekenende landen zich

verplichten “[to] undertake to prevent and punish [the crime of genocide]” (UN: 1948, art. 1),

nu leek men meer belang te hechten aan artikel 8 dat zegt dat in geval van genocide, staten

de VN mogen oproepen om actie te ondernemen (UN: 1948, art. 8). Uit de voorbereidende

werken van de Conventie zou immers blijken dat de ontwerpers geen plicht ter interventie

voor ogen hadden voor individuele staten. De interpretatie van de Bush-administratie wordt

dus in feite in de hedendaagse juridische wereld als legaal correct beschouwd (Heinze p 373-

374).

Zoals Powell dus zelf al aangaf, bleek er niet veel nieuwe noemenswaardige Amerikaanse

actie te volgen uit de genocidedeterminatie. De VS heeft volgens vele critici lang niet alle

mogelijke middelen aangewend om de wreedheden in Darfoer te stoppen. Zoals Power in een

artikel uit 2004 zei:

“The Bush Administration officials seem to feel that, having used the G word, they have done

their part. But the sin of past Presidents is not that they failed to use the word but that then,

as now, they failed to stop the crime” (Power: 2004, p.63).

61 Dit terwijl de ICID een “beyond reasonable doubt” standaard toepaste (Fowler: 2006, p.35). Zie deel 4.2.1.

Page 76: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

76

Toegegeven, de VS was de grootste leverancier van humanitaire hulp en financiering voor de

AMIS. Ook speelde de VS vanaf juli 2004 een actieve rol in de Veiligheidsraad door

ontwerpresoluties te presenteren met onder andere vermogensbevriezingen en reisrestricties

die Khartoem onder druk moesten zetten. Bovendien heeft de VS ook steeds weer

vredesonderhandelingen ondersteund en was het een vurig verdediger van het plan om UNMIS

uit te breiden, en later van UNAMID.62

Toch heeft Bush zijn “not on my watch” belofte niet kunnen waarmaken aangezien het geweld

tot op het heden verder gaat. Was de genocideclaratie gewoon een manier om de

verantwoordelijkheid door te schuiven naar de VN om zelf een passieve positie te kunnen

innemen? Hoe dan ook fronsten velen de wenkbrauwen wanneer Powell in zijn 9 september

speech zei:

“We have been doing everything we can to get the Sudanese Government to act responsibly”

(White House: 2004).

Volgens Totten bijvoorbeeld, was dit “not only disingenouous but a brazen lie” (2009, p.69).

Ook na de declaratie zou de VS net genoeg actie ondernemen om geen gezicht te verliezen

(Totten: 2009, p.69). De ontwerpresoluties voorgesteld in de Veiligheidsraad bevatten volgens

Reeves (2004) in feite ook maar vage dreigementen met ongespecificeerde sancties, weliswaar

van iets sterkere aard dan de teksten opgenomen in de uiteindelijke resoluties. Bovendien

bleef de VS voortdurend betrouwen op de medewerking van Khartoem terwijl de laatste

decennia al vaak genoeg was gebleken dat de “strategy of engagement” (Reeves: 2004) geen

resultaat opleverde.

Mayroz doet enkele suggesties wat betreft acties die de Bush-administratie had kunnen

ondernemen: grotere druk uitoefenen op de leden van de Veiligheidsraad om de

ontwerpresoluties niet te verzwakken; meer diplomatieke en economische druk jegens Soedan

bijvoorbeeld door sneller divestment campaigns door te voeren en bovenal een betere en

snellere ondersteuning van AMIS. De VS had ook meer kunnen lobbyen voor een multilaterale

creatie van een no-fly zone, of voor een uitbreiding van het mandaat van AMIS onder

Hoofdstuk VII van het VN-Charter waardoor burgers beschermd konden worden (2008, p. 377-

378). Bovendien was er nog een groep academici, NGO’s, activisten en deel van de publieke

opinie die massaal opriepen voor militaire interventie en als dat niet via de Veiligheidsraad

62 Zie deel 3.3.

Page 77: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

77

kon desnoods uni- of multilateraal.63

Anderen zeggen dat een Amerikaanse interventie nooit

een optie was, maar dat de VS desalniettemin meer had kunnen doen (Totten: 2006, p.73).

Waarom de VS het beleid gevoerd heeft dat het gevoerd heeft, heeft ongetwijfeld met een

brede waaier aan factoren te maken. We kiezen er voor om enkele aspecten te belichten die

een rol hebben gespeeld in het beslissingsproces van de beleidsmakers. We zijn hierbij vooral

geïnteresseerd in de beweegredenen van de Bush-administratie om het genocidelabel te

gebruiken en welke effecten deze beslissing had op het verdere beleid.

4.3.2.

Binnenlandse druk en de Navaisha-talks

Vele auteurs hebben erop gewezen dat de Bush-administratie onder grote binnenlandse druk

stond om aandacht te besteden aan de situatie in Darfoer (Mayroz: 2008, p.362; Strauss: 2006,

p.50; Prunier: 2007, p.139). Deze druk kwam vooral uit de gemeenschap van de Evangelische

Christenen, het grootste electoraat van de Bush-administratie, maar ook van Afro-

Amerikaanse groepen en mensenrechtenorganisaties- en activisten (Totten: 2009, p.64). Deze

groepen uit alle hoeken van het politieke spectrum hadden elkaar al eerder gevonden in het

gemeenschappelijke doel om de belangen van de zwarte Christenen in Zuid-Soedan te

verdedigen in het kader van de tweede Soedanese burgeroorlog. Deze mobilisatie vertaalde

zich in een coalitie in zowel Senaat als Congres die ijverde voor actieve deelname van de VS in

het bewerkstellingen van een oplossing voor de burgeroorlog. President Bush had tijdens de

verkiezingscampagne in 2000 veel kiezers achter zich gekregen door de belofte een einde te

maken aan het lijden van de Zuid-Soedanezen door actieve bemiddeling van de VS. De komst

van Bush had dan ook een shift in het Amerikaanse beleid tegenover Soedan met zich mee

gebracht: terwijl Clinton ijverde voor een regimewissel had Bush gekozen voor de

coöperatieve kaart door het begeleiden van vredesonderhandelingen (De Waal: 2005, p.201).

De Bush-administratie was vastberaden om na drie jaar vredesonderhandelingen de zaak af te

ronden, toen een mogelijk akkoord in zicht was (Heinze: 2007, p. 381).

Terwijl de wreedheden in Darfoer al bezig waren vanaf februari 2003 stuurde Washington pas

in juli 2004 het ADT naar Darfoer en maakte Powell zijn statement bijgevolg pas in september

2004. Deze ‘schaamtevolle late’ reactie was volgens Reeves te wijten aan de wens om niets in

de weg te laten komen van de aankomende Navaisha-akkoorden. Het feit bleef echter dat de

administratie zich bereid toonde een onderzoeksteam te sturen, wat ook de basis werd voor

het benoemen van de wreedheden in Darfoer als genocide. Dit was nog nooit eerder gezien en

63 Zie deel 3.1.

Page 78: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

78

leek moeilijk te rijmen met bovenvernoemde preoccupatie om de Navaisha-talks af te ronden

(Reeves: 2004b).

Deze drastische stap vanuit het Witte Huis had ongetwijfeld te maken met de

bovenvernoemde reeds gemobiliseerde anti-Khartoem coalitie die zich nu ook het lot van de

populatie in Darfoer hadden aangetrokken. Ook eminente Joodse groeperingen zoals

bijvoorbeeld het Committee for the Holocaust Memorial in Washington lieten van zich horen.

Vanaf april 2004, in het licht van de tiende verjaardag van de Rwandese genocide, waren Afro-

Amerikaanse en evangelistische vertegenwoordigers in Capitol Hill begonnen met een debat

over Darfoer en werd regelmatig de vergelijking met Rwanda gemaakt. In juli werden de

discussies en bezorgdheden in Congres en Senaat concreet gemaakt in de vorm van een

resolutie. In deze resolutie werd bepaald dat Darfoer een genocide doormaakte en werd Bush

opgeroepen om in deze vaststelling te volgen (Heinze: 2007, p.361). De motivatie voor deze

eis was de idee dat eenmaal het woord genocide gebruikt werd, Washington verplicht zou zijn

om militair te interveniëren:

“The underlying theme was that the world was witnessing the latest incstance in a criminal

sequence that ran from the Nazi Holocaust, through Cambodia and Rwanda to Darfur, and

because American power could stop it, America must intervene and do so” (Flint & De Waal:

2007, p.181).

Met nieuwe verkiezingen in zicht dreigde de Bush-administratie deze brede coalitie, die

bovendien overal in het electoraal spectrum vertegenwoordigd was, teleur te stellen indien er

niets ondernomen werd. Deze electorale belangen hebben ongetwijfeld een rol gespeeld in de

beslissing om het Congres en de Senaat te volgen in het gebruik van het genocidelabel.

Volgens Flint & De Waal wilden Powell en Bush vermijden dat presidentskandidaat John Kerry

de administratie zou hekelen om het negeren van de situatie in Darfoer. Door Kerry voor te

zijn in het gebruiken van het term genocide kon Bush een moreel stapje voor blijven. Ook al

was de Bush-administratie in feite niet van plan om krachtig op te treden in Soedan, de

verkiezingsstrijd zorgde ervoor dat men verbaal wel een krachtig standpunt innam (Flint & De

Waal: 2008, p.182).

Toenmalig VN-ambassadeur voor de VS, John Danforth, liet zich in een later interview aan de

BBC ontvallen dat de keuze van de administratie voor de term genocide in feite gericht was op

“internal consumption” (The Independent: 2009), meerbepaald op het tevreden stellen van

het Christelijk rechtse electoraat (The Independent: 2009).

Page 79: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

79

Een maand na de declaratie van Powell en nadat Bush herverkozen was verschoof de aandacht

van de administratie terug naar de Noord-Zuid-vredesonderhandelingen. Khartoem had laten

blijken dat de sterke taal en beschuldigingen vanuit de VS de Navaisha akkoorden wel eens in

gevaar zouden kunnen brengen. Het laten schieten van een vredesakkoord zou zeker

afgestraft worden door Bush’ evangelistische achterban. De confrontatie met Khartoem

aangaan was daarom geen optie. Krachtige retoriek en het gebruik van het G-word was

geschikt voor internal consumption, maar een militaire interventie zonder toestemming van

Khartoem of het lobbyen voor strenge economische sancties in de Veiligheidsraad was geen

optie in het licht van de Navaisha-akkoorden. Men opteerde voor het ondersteunen van het

werk van de AU onder het mom van african solution to african problems en volgde daarin de

VN. Bovendien meenden veel politici in die periode dat de eerste stap naar een oplossing in

Darfoer een vredesakkoord tussen Noord en Zuid was. Garang zou dan vice-president worden

en de belangen van die andere niet-Arabische groep in Soedan kunnen verdedigen. De anti-

Khartoem coalitie liet de voorkeur voor Amerikaanse militaire interventie los wanneer zij zich

realiseerden dat het Comprehensive Peace Agreement in het gedrang zou kunnen komen

(Heinze: 2007, p.380-382).

4.3.3.

Het moreel leiderschap van de Verenigde Staten

De negatieve berichtgeving over Guantanamo en Abu Ghraib hadden de reputatie van de Bush

administratie inzake mensenrechten geen goed gedaan. Volgens Power was de “U.S. capacity

for moral leadership at its lowest point in history” (Power: 2006). De wens om terug

legitimiteit te verschaffen op vlak van mensenrechten heeft mogelijks mee gespeeld in de

beslissing om als eerste land zich krachtig uit te spreken tegen de praktijken van Khartoem

(Totten: 2009, p.64; Mayroz: 2008, p.371). Bovendien vermeed de Bush-administratie op die

manier verwijten van onverschilligheid in het gezicht van een afspelende genocide. Clinton

had een golf van kritiek gekregen omdat hij verzuimd had de term te gebruiken en de ernst

van de zaak in te zien. Door officieel te verklaren dat er een genocide bezig was in Darfoer

zou Bush alvast niet verweten kunnen worden dat hij wegkeek tijdens een genocide zoals zijn

voorgangers. Er werd dus een sterke morele positie ingenomen, maar de administratie dekte

zich meteen ook in door te stellen dat er geen verdere actie zou volgen (Heinze: 2007, p.376).

Het gebrek aan effectieve actie door de VS en de Veiligheidsraad om de wreedheden in

Darfoer te stoppen, was ongetwijfeld voor een groot deel te wijten aan China en Rusland die

met hun veto dreigden indien er te forse beleidspunten – laat staan sancties – werden

voorgesteld. Sommige critici hebben echter gesteld dat de VS de oppositie van China en

Rusland in feite als ‘cover’ gebruikte om het eigen gebrek aan politieke wil tot actie te

Page 80: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

80

maskeren. Immers, met een quasi-zekerheid dat Rusland en China zouden vetoën, kon de VS

openlijk zijn verontwaardiging uitspreken en sancties voorstellen in de wetenschap dat sterke

actie toch geblokkeerd zou worden (Heinze: 2007, p.382). Volgens Mayroz is het niet

uitgesloten dat “the forceful US stand on Darfur following the determination resulted, at least

in part, from the knowledge that a continuing Security Council deadlock will allow it to gain

“positive points” without actually having to commit to a meaningful but potentially risky

action” (Mayroz: 2006, p.375).

4.3.4.

Irak, Afghanistan en de mogelijkheid tot militaire interventie

Velen verwachtten dat, nu de Bush administratie publiek het genocidelabel had gebruikt, de

VS zich actief zou engageren om het geweld te stoppen, op basis van artikel 1 uit de

Genocideconventie. Heel wat stemmen stuurden aan op een militaire interventie, en als dat

via een VN-missie kon, moest de VS zelf de leiding nemen (Mayroz: 2008, p.270).64

Voor het US State Department was een militaire interventie onder leiding van de VS echter

geen optie. Bush zei in een debat met Kerry naar aanloop van de presidentsverkiezingen als

antwoord op de vraag of de VS een militaire interventie moest leiden:

“We shouldn’t be committing troops. We ought to be working with the African Union to do so”

(US Debates: 2004).

Het was dus vanaf het begin van de crisis behoorlijk duidelijk dat de Bush administratie geen

plannen hadden om troepen te sturen voor een peacekeeping mission of voor enforcement

action in Darfoer via de VN, laat staan om unilateraal te interveniëren (Heinze: 2007, p.368).

Washington koos ervoor om te blijven onderhandelen met een regime dat keer op keer

onbetrouwbaar bleek, en ondersteunde de AMIS, een waarnemersmissie die nooit in staat was

geweest om burgers te beschermen. Het feit dat de VS niet bereid was om zelf een militaire

interventie te leiden, al dan niet via de VN, was niet los te koppelen van de oorlogen in Irak

en Afghanistan (Heinze: 2007, p.361; Flint & De Waal: 2008, p.182).

De Amerikaanse militaire aanwezigheid in Irak en Afghanistan eiste heel wat militair kapitaal,

logistiek en troepen op. Het Pentagon zou nooit een derde missie sturen naar een nieuw

verafgelegen, complex en uitgestrekt gebied in Afrika met een reeds vol bezet militair

apparaat zonder zekerheid daar snel te kunnen vertrekken (Heinze: 2007, p.367-368; Totten:

2006, p.66; Power: 2006).

64 Zie deel 3.1.

Page 81: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

81

Naast de hoge kosten en overbezetting kon de VS zich ook geen nieuwe oorlog permitteren

omdat het internationale klimaat dit niet toeliet. Kurth spreekt over een “Iraq syndrome”

(2005, p.99): een grote terughoudendheid van zowel Amerikaanse beleidsmakers als het

publiek voor nieuwe militaire interventies van de VS:

“By destroying the United States’ political will, military capability, and diplomatic credibility,

the Iraq War has made it almost impossible for the United States to undertake any

humanitarian intervention in the foreseeable future” (Kurth: 2005, p.99).

De onpopulaire Irakoorlog had veel wantrouwen opgewekt voor humanitaire justificaties van

militaire interventies. Opnieuw een olierijk en Arabisch gedomineerd land binnenvallen zou te

veel weerstand opwekken. Niet alleen van internationale critici, maar de VS zou ook het risico

lopen een nieuw front van anti-Amerikanisme en extremisme op te wekken (Heinze: 2007,

p.378; Mayroz: 2008, p.364). Door dit internationaal wantrouwen, kon de VS de

genocideretoriek vasthouden in de wetenschap hierdoor niet gevraagd te worden om militair

tussen te komen. We kunnen dan ook de conclusie van Heinze overnemen:

“Ironically, it was the lack of U.S. credibility abroad and fear of exploitative U.S. motives that

served to provide political cover for the Bush administration’s non-intervention in the face of

its own conclusion of genocide in Darfur” (Heinze: 2007, p.378)

4.3.5.

Samenwerking met Soedan in de War on Terror

Ondervond Washington druk vanuit het Congres en de Senaat om Khartoem hard aan te

pakken, dan wezen het State Department en de CIA op het strategisch belang om Khartoem te

vriend te houden. Immers, ten tijde van de start van het conflict in Darfoer was Soedan reeds

uitgegroeid tot een belangrijke partner en informatiebron voor de VS in het kader van de War

on Terror. Het risico om Khartoem te distantiëren door een te kritisch en bestraffend beleid

heeft dan ook ongetwijfeld invloed gehad (Prunier: 2007, p.138).

Zo zei Charles Snyder, Acting Assistant Secretary van het Bureau of African Affairs, in een

zitting van het Congress in maart 2004:

“Another of our principal goals in engaging with the Sudanese government has been

cooperation in the war against terrorism. [...] The GOS has proactively responded to some

specific requests we have made to combat terrorism. In addition, Sudan has played an

Page 82: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

82

increasing role in working with regional governments to combat terrorism and has both signed

and ratified all twelve international counter-terrorism agreements.” (USHoR: 2004a).

In mei 2005, een half jaar nadat Washington Darfoer officieel als genocide had benoemd en de

Soedanese overheid als medeschuldige had aangeduid, raakte bekend dat de CIA generaal

Salah Abdallah Gosh had overgevlogen naar de VS om informatie uit te wisselen over Arabische

fundamentalisten die door Soedan reisden. Van generaal Gosh was in de wandelgangen bekend

dat hij op de lijst van 51 verdachte oorlogsmisdadigers opgemaakt door de VN-commissie

stond en dan nog redelijk bovenaan (Caplan: 2009, p.37; Totten: 2006, p.68). Dit uitgelekte

bericht wekte uiteraard veel kritiek en verdenkingen op. De VS had een historische

genocidedeclaratie gemaakt, maar zat ondertussen aan tafel met wat één van de breinen

achter de genocide werd genoemd. Misschien wel iemand waarvoor het ICC binnenkort

aanhoudingsbevelen zou uitvaardigen.

Zo spreekt Caplan over een “alliance between accused génocidaires and their American

accusers” (Caplan: 2009, p.38). Volgens Caplan moest de VS in feite als een bondgenoot van

Khartoem beschouwd worden – een beschuldiging die meestal voorbehouden werd voor

Rusland en China (Caplan: 2009, p.38). Volgens Reeves (2009, p.169) droeg dit dubbelspel bij

tot het ‘climate of impunity’ waar vooral Khartoem baat bij had. Hij verwijst ook naar het

lijstje van vier personen waartegen sancties aangekondigd werden in resolutie 1591 in maart

2005. Slechts kleine garnalen volgens Reeves, het lijstje “does not begin to touch any of the

senior NIF genocidaires”. De internationale gemeenschap zou de schijn hoog houden de

criminelen aan te pakken terwijl daar geen politieke wil voor was.

Bovendien raakte in april 2006 bekend dat het US State Department een persoonlijk visum had

verleend aan Ali Ahmed Karti, volgens Reeves “one of Khartoum’s most vicious genocidaires”

(Reeves: 2009, p. 168). Deze man was het hoofd van het voormalige Popular Defence Forces

(PDF), een brutale paramilitaire militie opgezet door Khartoem om de SPLA te bevechten

tijdens de tweede Soedanese burgeroorlog. Bovendien werd de man recent bij de Janjaweed

gesignaleerd (Reeves: 2009, p.168).

Deze samenwerking met Khartoem doet de vraag rijzen tot in hoeverre de VS in feite bereid

was om druk uit te oefenen, met het risico een belangrijke partner in de War on Terror te

verliezen. En hoe viel de genocideretoriek te rijmen met deze coöperatie met Khartoem?

Volgens Prendergast & Thomas-Jensen is het antwoord simpel:

“The Bush administration wants to look tough on Darfur without jeopardising Khartoum's

cooperation on counterterrorism. Many of the Sudanese military intelligence officials who offer

Page 83: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

83

information to the CIA are the principal perpetrators of atrocity crimes in Darfur [...] But the

administration cannot justify this moral sacrifice on national security grounds: it is in U.S.

interests to oppose a regime it accuses of genocide” (Prendergast & Thomas-Jensen: 2006).

4.3.6.

In april 2005 werden er door middel van seismografische studies grote hoeveelheden olie

ontdekt in Noord-Darfoer. De ontdekte hoeveelheden bleken de Soedanese reserves zelfs te

verdubbelen. Deze ontdekking heeft desalniettemin niet veel aandacht gekregen in de

wereldpers (Morse: 2006). Een van de weinige berichtgevers was Reuters:

The Scramble for Sudan’s Oil

“The existence of big oilfields in Sudan's war-ravaged Darfur region has added a new twist to a

bloody, two-year-old conflict, potentially turning the quest for peace into tussle over

resources” (Reuters Alertnet: 5/07/2005).

Ook kende Soedan een “investment boom” met als belangrijkste partners Frankrijk, Duitsland,

Zwitserland, het Midden-Oosten en vooral China. Over de VS was Reuters kort:

“The United States has maintained a trade embargo against Sudan since 1997, so there is no

legal U.S. investment in the country” (Reuters Alertnet: 2005).

Er waren in de VS nog steeds gevangenisstraffen en geldboetes van toepassing op het handel

drijven met Soedan, maatregelen die Bill Clinton in 1997 had genomen aangezien Soedan toen

op de lijst van staten met banden met terroristische organisaties stond (Morse: 2006).

Volgens Morse hadden Amerikaanse bedrijven echter toch omwegen gevonden “to join the

scramble for Sudan’s oil” (Morse: 2006). De VS geraakte ondermeer aan Soedanese olie door

middel van aandelen in buitenlandse bedrijven (minority ownership) en door fictieve

buitenlandse bedrijven op te starten die Amerikaanse eigenaars hadden. De Amerikaanse olie-

industrie, die voor een groot deel Bush’ presidentscampagne gefinancierd had, zou de

administratie onder druk zetten om de relaties met Soedan te normaliseren. Morse heeft het

dan ook over appeasement by oil. Hij legt daarbij ook de link met de Darfur Peace and

Accountability Act, wat in feite een afgezwakte versie van de oorspronkelijke Darfur

Accountability Act was geworden, zonder verwijzing naar mogelijke oliegerelateerde sancties

(2006).

Consensus over mogelijke oliemotieven bij de VS is er echter niet. Zo zei Eric Reeves in

oktober 2006 tijdens een BBC debat:

Page 84: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

84

“There is no credible evidence that Darfur has significant oil reserves [...] If we want to

understand why the National Islamic Front (National Congress Party) feels so emboldened in

defying the international community, and in pursuing its genocidal counter-insurgency warfare

in Darfur, we should look not to Western but to Chinese oil interests (BCC: 2006).

Zijn discussiepartner, Gamal Nkrumah, een Egyptische redacteur had daar een heel

andere kijk op:

“I suspect, though, that oil and not human rights are the main motivation behind the

heightened interest of US President George W Bush in Sudan [...] The US is most concerned

about the Chinese, other Asian and French monopoly of Sudanese oil” (BCC: 2006).

Hoewel critici hoofdzakelijk focussen op het belang van samenwerking in de War on Terror en

de bescherming van de Navaisha-akkoorden om de verzoenende houding van de VS jegens

Soedan te verklaren, legde Morse nog een mogelijk pijnpunt bloot.

4.3.7.

Conclusie

Ter conclusie kunnen we stellen dat er verschillende, soms tegengestelde, krachten hebben

meegespeeld in zowel de vaststelling van de genocide, als de daaropvolgende acties en vooral

het gebrek daaraan.

Grote binnenlandse druk samenvallend met een verkiezingsperiode heeft zeker een aandeel

gehad in de beslissing om het genocidelabel te gebruiken met betrekking tot Darfoer. Ook de

wens om de VS te herbevestigen als voorvechter van mensenrechten in een tijdperk waarin de

VS aan legitimiteit had moeten inboeten, heeft mogelijk een rol gespeeld in de keuze voor

krachtige retoriek.

Toch was er een kloof tussen retoriek en het effectieve beleid dat de VS voerde tegenover

Khartoem. De verplichtingen onder de Genocideconventie werden eerder minimaal

geïnterpreteerd met enkel de doorverwijzing naar de VN als direct gevolg van de

genocidedeterminatie. Redenen voor deze kloof tussen retoriek en beleid moeten ondermeer

gezocht worden in de militaire preoccupatie met de oorlogen in Irak en Afghanistan en een

gebrek aan politieke wil om militair te interveniëren ten tijde van een intolerant

internationaal klimaat. Dit sloot Amerikaans geleide militaire interventie uit, maar ook van

politieke druk en economische sancties kwam er weinig in huis. Dit had ongetwijfeld te maken

met de wens om de Navaisha-akkoorden af te sluiten en te beschermen, en de wens om

Khartoem niet te distantiëren in het kader van de samenwerking omtrent anti-terrorisme.

Page 85: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

85

Mogelijks heeft ook de ontdekking van olievoorraden in Darfoer meegespeeld in een meer

vergevingsgezinde houding jegens Khartoem.

Heinze lijkt dus een punt te hebben wanneer hij zegt:

“The United States was employing the rhetoric of genocide as a substitutie for more-decisivie

action” (Heinze: 2007, p.376-368).

Page 86: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

86

5.

Lessen uit Darfoer: over de bruikbaarheid van het genocideconcept

en de Genocideconventie.

5.1. “A New Chapter of Irony” (Fowler: 2006, p.29)

Volgens Jerry Fowler voegt de Darfoer casus “another sad chaptor of irony” (2006, p.29) toe

aan het palmares van de Genocideconventie. Net zoals bij vorige genocides sinds het ontstaan

van de Conventie en ondanks de herhaalde “Never Again” beloftes, was de reactie van de

internationale gemeenschap laat, onverschillig, lauw en ineffectief. Totten & Markusen maken

de balans op:

“Once again, realpolitik won out over real humanitarian concern” (Totten & Markusen: 2006,

p.iv)

Hoewel er geen consensus bestond over wat de internationale gemeenschap dan wél had

moeten doen – van een olie-embargo tot militaire interventie - , het blijft een feit dat de

wereld opnieuw niet bereid en/of niet in staat bleek om wat door velen als een genocide

beschouwd werd tegen te houden.

De historische genocidedeclaratie van de Verenigde Staten heeft volgens sommigen een

gevaarlijk precedent geschapen. Men kan zich afvragen wat voor morele en legale kracht er

nog in de Conventie schuilt nadat genocide werd vastgesteld, maar er geen concrete actie ter

preventie of onderdrukking van de wreedheden in Darfoer uit volgde. Ging men in de 20ste

eeuw de term uit de weg uit vrees voor onontkoombare verplichting ter interventie, dan toont

de Amerikaanse omarming van de term in de Darfoercasus aan dat die vrees ongegrond was.

Immers, het gebruik van de gevreesde terminologie kon makkelijk losgekoppeld worden van

een verplichting tot interventie. Volgens Fowler is door de casus Darfoer de ultieme ironie van

de Genocideconventie dan ook dat “a determination of genocide does not trigger any form of

action whatsoever” (Fowler: 2006, p.36). Het enige indirecte gevolg was de uitgifte van

arrestatiebevelen door het ICC. Hoewel er op vlak van bestraffing vooruitgang is geboekt,

blijkt de Genocideconventie inefficiënt wat betreft de andere twee doelen, preventie en

onderdrukking van genocides (Fowler: 2006, p.36).

We kunnen dan ook de pessimistische conclusie van Strauss overnemen:

Page 87: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

87

“Genocide is not a magic word that triggers intervention. The term grabs attention [...] The

lack of subsquent action, however, showed that the Genocide Convention does not provide

nearly the impetus that many thought it would” (Strauss: 2005, p.129).

5.2. Het gebruik van onduidelijkheden uit de Conventie voor politieke

doeleinden

De ambiguïteit van de notie genocidale intentionaliteit of de vereiste mens rea65

kwam

duidelijk tot uiting in de Darfoercasus. Uit gelijklopende empirische vaststellingen trokken het

ADT van de VS en de ICID tegenovergestelde conclusies. De VS gebruikte hiervoor eerder een

reasonable basis en de ICID een beyond any doubt basis (Fowler: 2006, p.34-35). Ook NGO’s,

academici en journalisten verwikkelden zich in het debat en zochten naar bewijsmateriaal.

Volgens Darfoeractivisten was er duidelijk sprake van genocide en dus genocidale

intentionaliteit. De publieke opinie werd grotendeels door hen gevormd door de inschakeling

van het genocidelabel als een effectief campagnemiddel en de simplificatie van het conflict

tot een strijd tussen goed en kwaad. Khartoem en de Janjaweed staan dan voor het absolute

kwaad en hebben dan ook uiteraard een genocidale intentie.

Door de moeilijke bewijsbaarheid en definieerbaarheid werd de notie intentionaliteit

ingeschakeld ter ondersteuning van de respectievelijke conclusies van zowel de ADT als de

ICID. Zo bestaat er zowel bij de Amerikaanse genocidedeclaratie als bij de

genocideontkenning van de VN-commissie controverse over de ‘zuiverheid’ van de

respectievelijke conclusies. Er werd gesuggereerd dat de VN de verantwoordelijkheid onder de

Genocideconventie trachtte te ontlopen door geen genocidale intentie en dus geen genocide

‘vast te stellen’ (Totten: 2009, p.192). De Amerikaanse conclusie leek dan weer beïnvloed

door de grote binnenlandse druk waaronder de Bush-administratie stond.

Naast intentionaliteit is de interpreteerbaarheid van de Conventie wat de verplichtingen en

gepaste reacties van een natiestaat zijn als genocide wordt vastgesteld.66 Clinton werd tijdens

de Rwandacrisis nog geadviseerd om de genocide niet te erkennen aangezien dit tot een

verplichting van actieve interventie zou leiden. Het advocatenteam van de Bush-administratie

was echter van mening dat een genocidedeclaratie geen nieuwe verdere actie inhield. Deze

conclusie bleek gegrond, zeker gezien de internationale context waarin de VS zich toen

bevond.67

65 Zie deel 1.1.1.

Doordat de VS de kwestie Darfoer op tafel bracht in de VN werd deze onder de

bepalingen van de Genocideconventie gemachtigd om maatregelen te nemen “as they

66 Zie deel 1.1.1. 67 Zie deel 4.3.

Page 88: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

88

consider appropriate for the prevention and suppression of acts of genocide” (UN: 1948). Maar

ook dit is een eerdere vage bepaling. De VN leek deze vaagheid aan te grijpen om in feite niet

veel actie te ondernemen. Zo werd de opstelling van het ICID blijkbaar beschouwd als

‘appropriate action’ om terug te verwijzen naar artikel 8. De VN interpreteerde de

verplichtingen onder de Genocideconventie dus ook eerder minimaal, waarvoor wij

verschillende motieven hebben aangegeven.68 Enkele journalisten, academici en vooral de

activistische Darfoer beweging leek ‘appropriate action’ dan weer te interpreteren als een

robuuste humanitaire interventie met een sterk mandaat onder hoofdstuk VII van het VN

Handvest.69

Los van de vraag in hoeverre interpretaties van genocidale intentionaliteit en verplichtingen

uit de Conventie politiek gestuurd werden, toont de Darfurcasus aan dat ambiguïteiten in de

Genocideconventie de inschakeling van de Conventie in een gewenst discours of beleid in

eerste instantie mogelijk maken. Maar bovenal dat ze een éénduidig, snel en efficiënt

actieplan bijna onmogelijk maken.

5.3. De onvruchtbaarheid van het genocidedebat

Ondermeer door de onduidelijkheden in de Genocideconventie en de complexe gelaagdheid

van het conflict in Darfoer is er enorm veel discussie gevoerd over de aard van het geweld.

Een onmiskenbare les uit de Darfoercasus is dat het debat over de vraag of de gebeurtenissen

in Darfoer nu best beschreven konden worden als genocide, etnische zuivering, misdaden

tegen de menselijkheid of als gruwelijke rebelliebestrijding in feite weinig nut heeft gehad.

Meer zelfs, het oeverloos discussiëren trad op de voorgrond en er werd zo minder tijd gestopt

in mogelijke constructieve oplossingen voor het conflict zelf. Zoals Dallaire het formuleert:

“The debate turned into an academic and legal exercise” (Dallaire: 2009, p.xxii).

In tegenstelling tot het drama in Rwanda speelden de wreedheden in Darfoer zich af tijdens

een uitgerekte periode, waardoor NGO’s, overheden en de VN überhaupt de mogelijkheid

hadden om studies te ondernemen terwijl het drama zich voltrok. De VS en de VN schenen van

mening te zijn dat er eerst genocide moest vastgesteld worden op basis van uitgebreide

onderzoeken vooraleer er verdere actie ondernomen kon worden. Terwijl de onderzoeksteams

gestuurd werden ging er echter kostbare tijd verloren. De wereld discussieerde over de

68 Zie deel 4.2. 69 Zie deel 3.1.

Page 89: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

89

interpretatie van de Genocideconventie terwijl het moorden, plunderen, verkrachten en

platbranden door ging. Zoals Totten zegt was er ‘lots of talk, little to no action” (2009,

p.183). Totten & Markusen, zelf twee onderzoekers van het ADT, concludeerden:

“Waiting for something to be called genocide simply prolongs the time period before any real

action can be taken to save lives” (2005, p.289).

Een semantische discussie leek de oorspronkelijke bedoeling van Lemkin, het voorkomen en

onderdrukken van genocides, te overschaduwen. De casus Darfoer legt de behoefte aan

nieuwe frameworks en protocollen voor het voorkomen of tijdig stoppen van wreedheden en

massaslachtingen bloot. De discussies over de bepalingen van de Genocideconventie zorgden

voor verdeeldheid eerder dan voor een collectieve zoektocht naar een efficiënte strategie om

het geweld te stoppen. Lemarchand heeft dus een punt wanneer hij zegt:

“The most urgent task facing the international community is not to strive for a consensus

about genocide but to frame an effective prevention strategy” (Lemarchand: 2006, p.1).

5.4. The Responsibility to Protect?

De casus Darfoer riep ook de vraag op wat de relevantie van intentionaliteit is wanneer de

gruwel, wreedheden en massaslachtingen overduidelijk zijn. Heeft de internationale

gemeenschap niet net zo goed verantwoordelijkheid om in te grijpen in geval van

oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid op grote schaal? We zijn uiteindelijk

toch bezorgd om de slachtoffers, los van de exacte intenties en motieven van mogelijke

daders? Ook Totten maakt dit punt:

“For the targeted Group on the ground, does it really matter wheter the killing and rape of

many thousands of people are deemed genocide or crimes agianst humanity?” (Totten: 2009,

p.200).

De ontwikkeling van de Responsibility To Protect-principes leek een stap in de goede richting

om in de toekomst meer doeltreffend te reageren op expansief geweld en massale

wreedheden. Dit lijkt een goede oplossing voor de bovenvernoemde problemen waar het

genocideconcept en de Genocideconventie mee kampen. Oeverloze discussies over de

bepalingen over intentionaliteit, soorten beschermde groepen, de al dan niet gerichtheid op

volledige uitroeiing van de groep en zomeer, worden dan vermeden. Volgens de R2P-principes

is de internationale gemeenschap immers verplicht om burgers te beschermen in geval van

zowel genocide, oorlogsmisdaden, etnische zuiveringen als misdaden tegen de menselijkheid.

Page 90: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

90

De vaak vage afbakeningsmechanismen tussen deze verschillende schendingen van

internationaal recht kunnen dan overkomen worden. Immers, voor al deze misdaden voorziet

het R2P concept justificatie om actie te ondernemen, zowel niet-militaire middelen als, in

laatste instantie, enforcement action (Lemarchand: 2006, p.1).

Ondanks de officiële goedkeuring van de R2P-doctrine door de Algemene Vergadering in 2005

en de Veiligheidsraad in 2006 werd er niet gehandeld op basis van de principes in de casus

Darfoer. Nochtans was aan de voorwaarden voldaan: er speelde zich alleszins een genocide,

etnische zuivering of minstens grootschalige mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden

af in Darfoer en de Soedanese Overheid bleek niet in staat zijn burgers te beschermen.

Integendeel, er waren genoeg aanwijzingen om te besluiten dat de Soedanese Overheid zelf

een aandeel had in het geweld. Niet-militaire middelen, waaronder diplomatie, dreigementen

en onderzoekscommissies, haalden niets uit. Toch kwam er geen enforcement action vanuit de

VN. De Veiligheidsraad was vastberaden niets te ondernemen zonder toestemming van

Khartoem (Beardsley: 2009, p 44).70

Het feit dat de R2P doctrine niet gebruikt werd (Beardsley: 2006, p.42) heeft ongetwijfeld te

maken met het feit dat dit een recente ontwikkeling is. Ook al lagen de verwachtingen hoog,

een nieuw principe of doctrine vraagt altijd tijd om verder uitgewerkt te worden. Niet alle

landen lijken bovendien even enthousiast te zijn. Zo wijst Bellamy er op dat sinds de

bevestiging van R2P verschillende landen zich verzetten tegen de omzetting in praktische

protocollen en richtlijnen (2008, p.615-616). Deze landen zijn bezorgd om de relatie tussen

R2P en militaire interventie zonder toestemming van het desbetreffende land. Deze kritische

landen beschouwen de R2P-principes als “a trojan horse for the legitimization of unilateral

intervention” (Bellamy: 2008, p.617). Staten zijn nog steeds verdeeld over de toelaatbaarheid

van enforcement action in geval van humanitaire catastrofes. Vele landen wantrouwen de

notie humanitaire interventie als dekmantel voor materiële, economische en strategische

motieven. We mogen ook niet vergeten dat staatssoevereiniteit een kernprincipe is van het

VN-Charter en dat de historische geladenheid van het begrip een zekere autoriteit met zich

meebrengt.71

Bovendien blijven de R2P-principes vaag over wat er moet of kan gebeuren

indien de Veiligheidsraad geblokkeerd wordt door vetostemmen en vanaf welk moment

interventie precies toegelaten is (Bellamy: 2008, p.617; Strauss: 2006, p.53).

De R2P principes blijken dus ondanks de theoretische goedkeuring van de Veiligheidsraad nog

ver van enige praktische bruikbaarheid te staan. In de toekomst moet men de aandacht

70 Zie deel 4.2. 71 Zie deel 1.2.1.

Page 91: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

91

richten op het uitklaren van de relatie tussen staatssoevereiniteit en humanitaire interventie

en de operationalisering van de R2P principes. Van theorie naar praktijk. Maar zoals de

Darfoercasus heeft aangetoond, zullen legale principes nooit voldoende zijn en moet er ook

politieke wil zijn. Zoals Fowler zegt:

“The prevention and suppression of genocide and other mass atrocities will never be

accomplished by the international community, or by members of that community, through a

sense of legal obligation. It will happen, if at all, as a result of political or practical necessity”

(Fowler: 2006, p.36).

Page 92: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

92

Conclusies

Antwoorden op onderzoekdsvraag 1: “Wat zijn de mogelijke verklaringen voor het

specifieke gebruik van het genocideconcept en de Genocideconventie door verschillende

internationale actoren met betrekking tot het Darfoerconflict?”

Wat betreft de brede activistische beweging waartoe het Darfoerconflict aanleiding heeft

gegeven hebben we uiteengezet dat het G-word in feite een machtig mobiliserings- en

campagnemiddel was. Enerzijds om onverschilligheid om publieke opinie te doorbreken en

anderzijds om druk uit te oefenen op wereldleiders. We besluiten dan ook dat het gebruik van

het genocidelabel aanleiding geeft tot een zeker collectief engagement bij de

burgerbevolking. Toch brachten mediatisering, simplificering en zelfs commercialisering van

het “tweede Rwanda” ook ongewenste effecten met zich mee. Zo verviel het genocidediscours

in een ongenuanceerde strijd tussen goed en kwaad, waardoor de enige optie als een robuuste

militaire interventie werd bezien waardoor andere mogelijke constructieve opties uit een

continuüm van niet-militaire drukkingsmiddelen op de achtergrond verdwenen. Bovendien

wees de casestudy Darfoer op het feit dat mobilisering van de publieke opinie wel degelijk

een noodzakelijke voorwaarde maar geen voldoende voorwaarde is om wereldleiders te nopen

tot het actief onderdrukken van genocides.

De weigering van de Verenigde Naties om de term “genocide” te gebruiken als officiële

benaming voor de slachtpartijen in Darfoer, hangt samen met verschillende factoren.

Duidelijk is wel dat de VN in de persoon van Kofi Annan nooit de intentie had om het concept

te gebruiken, zelfs niet toen de ICID de opdracht werd gegeven de materie te onderzoeken.

Het losse zand waarop de conclusie van het ICID-rapport gestaafd is wijst zeker in deze

richting. De reden waarom genocide taboe bleef in VN-persberichten en de resoluties van de

Veiligheidsraad is de ‘verplichting tot interventie’ die de term met zich meebrengt, of toch

vaak wordt verondersteld met zich mee te brengen. De Genocideconventie verbindt de VN er

dan toe om acties te ondernemen en zelfs indien nodig troepen te sturen om de genocide te

onderdrukken, wat als een onwenselijke optie gezien werd.

Allereerst waren er geen troepen, geen fondsen en weinig lidstaten die in de ‘mogelijkheid’

verkeerden om in te grijpen. De UNAMID & AMIS hebben voldoende aangetoond dat er te

weinig middelen waren om efficiënte missies uit te voeren. De vraag of een uitgebreider

mandaat, meer troepen of een robuuste militaire interventie in een vijandige omgeving

überhaupt financieel en logistiek mogelijk waren viel dan ook te betwijfelen. Het afschuiven

van internationale verantwoordelijkheid op de AU onder de drogreden van African solutions to

African problems lijkt dit te bevestigen.

Page 93: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

93

Ten tweede was de timing erg ‘ongelukkig’ omdat internationale beschuldigingen van

genocide de Navaisha-akkoorden in gevaar zouden brengen.

De Verenigde Naties moesten balanceren tussen het vermijden van een grootschalige

interventie en het vermijden van totale ongeloofwaardigheid en gezichtsverlies.

De drijvende krachten die interventie onmogelijk wilden maken waren voornamelijk

stemgerechtigde vetonaties uit de Veiligheidsraad. Zowel China als Rusland hadden hun

persoonlijke motieven om sancties en interventies te blokkeren of te minimaliseren en hadden

er dus alle belang bij om het genocideconcept te vermijden.

We kijken vooral naar China om aan te tonen dat nationale belangen de voornaamste drijfveer

waren voor het stemgedrag van de permanente leden in de Veiligheidsraad. De goede

handelsrelaties met Soedan (olie en wapens) en de interne conflicten op Chinees grondgebied

waren voldoende motieven om de Conventie niet in werking te laten treden. De Chinese

afgevaardigden handelden, ook na de ‘shift’, steeds in het belang van de Chinese

handelsrelaties en de positie van China op het internationale schouwtoneel. Bovendien toont

het gedrag van China aan dat het genocideconcept vermeden kan worden door argumenten als

‘respect voor de staatssoevereiniteit’ in te brengen tegen aantijgingen van genocide.

Het feit dat China (en andere leden) systematisch een concept kunnen weren en sancties van

tafel vegen door het gebruik van vetorechten, roept vragen op over de structuur en de

beslissingsvorming binnen de Veiligheidsraad. De behandeling van de resoluties toont aan dat

het ongelijke machtsaandeel van de permanente leden vertaald wordt in een strijdtoneel van

nationale belangen dat tot niet meer leidt dan enkele schaduwdiscussies en minieme sancties.

Maar ook onze analyse van de Verenigde Staten toont aan dat dit permanent lid van de

Veiligheidsraad het genocideconcept in zijn voordeel kon manipuleren. We toonden aan dat de

Verenigde Staten in lijn met hun nationale belangen handelden en zowel hun stemgedrag in de

Veiligheidsraad als hun uitspraken daarbuiten lieten bepalen door een politieke en

economische agenda.

De historische beslissing van de Bush administratie om het genocideconcept te hanteren was in

zekere zin een breuk met het verleden. Tot nu toe hadden Amerikaanse politici de term

vermeden omdat men dacht dat het gebruik ervan een verplichting tot interventie met zich

meebracht. Het ‘taboebeleid’ van de VS diende dus engagement voor interventies in

oninteressante gebieden te vermijden.

Page 94: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

94

De breuk met het verleden moet dus genuanceerd worden, want ook hier speelde de beslissing

om genocide wel te hanteren in de kaart van de administratie. Colin Powell voegde aan zijn

zogenaamd ‘historische’ uitspraak onmiddellijk toe dat dit geen verplichting tot interventie

met zich meebracht, maar dat de VN zijn verantwoordelijkheid moest nemen onder artikel 8

van de Conventie. Zo kon de VS het concept hanteren en toch de verantwoordelijkheid

doorschuiven.

De voornaamste reden om het genocidetaboe te doorbreken was de binnenlandse druk. De

brede coalitie van activisten vertegenwoordigde een belangrijk deel van het electoraat van de

Bush-administratie die deze druk in verkiezingstijd zeker tegemoet wou komen. Daarnaast was

de legitimiteit van de VS als moreel baken zo goed als verdwenen en kon de VS Darfoer

aangrijpen om hun rol als voorvechter van de mensenrechten te herbevestigen.

Het gebruik van het genocidelabel was echter voornamelijk bedoeld om een façade van

welwillendheid in stand te houden. Ook al nam de VS het voortouw in de Veiligheidsraad en

pleitte het voor ‘hardere acties’, de kennis dat de Veiligheidsraad deze maatregelen nooit zou

goedkeuren deed eerder vermoeden dat een passieve rol hen beter schikte. Bovendien is de

VS de VN mooi gevolgd in de meerderheid van hun beslissingen, waaronder het afschuiven van

de internationale verantwoordelijkheid op de AU.

Redenen voor de discrepantie tussen retoriek en gedrag moeten gezocht worden in de

militaire preoccupatie met de oorlogen in Irak en Afghanistan en een gebrek aan politieke wil

om militair te interveniëren ten tijde van een intolerant internationaal klimaat. Dit sloot

Amerikaans geleide militaire interventie uit.

Echter ook politieke druk en economische sancties bleven grotendeels uit. Dit kan

ongetwijfeld verklaard worden door de wens om de Navaisha-akkoorden af te sluiten en te

beschermen en de wens om Khartoem niet te distantiëren in het kader van de samenwerking

in de War on Terror. Mogelijks heeft ook de ontdekking van olievoorraden in Darfoer en de

bijkomende druk van de olie-industrie meegespeeld in een meer vergevingsgezinde houding

jegens Khartoum.

Onafhankelijk van de internationale actor die we bestudeerd hebben, kunnen we besluiten dat

het benoemen van het Darfoerconflict als een genocide of het nalaten hiervan, gemotiveerd

was door politieke en economische belangen van de actor.

Page 95: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

95

Antwoorden op onderzoeksvraag 2: “Wat leert de casestudy Darfoer ons over de algemene

bruikbaarheid van het genocideconcept en de Genocideconventie?”

Uit de analyse van de statenpraktijk kunnen we besluiten dat de conceptuele problemen die

de Genocideconventie kent sinds zijn formulering nog steeds gebruikt worden door staten om

geen acties te ondernemen en nog steeds gedeeltelijk verantwoordelijkheid zijn voor het

uitblijven van een reactie vanwege de Veiligheidsraad of internationale supermachten.

Allereerst is intentionaliteit als voorwaarde om van genocide te kunnen spreken en dus

passende acties te nemen die uit deze vaststelling zouden voortvloeien, een erg problematisch

gegeven. De moeilijke bewijsbaarheid en subjectiviteit van het begrip laten actoren nog

steeds toe dit als ijkpunt voor genocide te hanteren. Het rapport van ICID illustreert dat

‘intentie’ nog steeds een rol speelt in beslissingen op leven en dood.

Daarnaast is het belang van staatssoevereiniteit nog steeds een rem op interventie. Door het

feit dat elke lap grond in een statensysteem gedwongen is, moet bij elke mogelijke

interventie ‘toestemming’ gevraagd worden aan de betrokken staten. Hoewel dit onder de

Genocideconventie te omzeilen is, schermen sommige staten nog steeds met het begrip. China

gebruikte het als argument om interventie te blokkeren en genocideprecedenten te vermijden

om zichzelf te beschermen.

Bovendien zijn de onduidelijke en onvolledige formuleringen van welke acties ondernomen

moeten worden eens we van genocide kunnen spreken, ook nog steeds problematisch. Ook al

gebruikte de VS het genocidelabel, men kon met relatief gemak de verantwoordelijkheid

doorschuiven naar de VN, waar de Conventie niet gold omdat van genocide geen sprake meer

zou zijn. Bovendien zorgt de focus van de VS op artikel 8 in de Conventie tegelijkertijd voor

een gevaarlijk precedent.

Nu Colin Powell retorisch en juridisch het genocidelabel loskoppelde van de verplichting tot

interventie is de hoop klein dat de Conventie ooit nog kan functioneren en tot het voorkomen

van dergelijke wreedheden zou kunnen leiden. Als natiestaten genocides kunnen erkennen en

geen actie ondernemen, dan zijn alle ogen gericht op de VN en zijn internationale praatbarak

de Veiligheidsraad.

Onze analyse toont aan dat er weinig verschillen zijn wat daadwerkelijke actie betreft met de

Koude Oorlog of de jaren ’90. Ook de conceptuele problemen in de Conventie zijn dezelfde

Page 96: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

96

gebleven en dezelfde drogredenen worden nog steeds gehanteerd door leden van de

Veiligheidsraad.

Ook na de Koude Oorlog is de Veiligheidsraad een strijdtoneel van nationale belangen en dus

een uitermate zwak orgaan om genocidelabels en desbetreffende actie toe te kennen. Wij

beschouwen de structuur en de beslissingsvorming, met in het bijzonder de vetorechten van

de permanente leden, als een fundamenteel probleem voor de toekomst.

Na meer dan een halve eeuw is de Genocideconventie bijzonder inefficiënt gebleken in het

voorkomen en bestrijden, zelfs in het benoemen, van genocides. Het Darfoerconflict toont aan

dat genocide een retorisch trucje geworden is dat dient om te mobiliseren en eigenbelang na

te streven. We moeten inzien dat ondanks de goede bedoelingen van Lemkin de Conventie

opnieuw geformuleerd of vervangen moet worden door nieuwe afspraken. We onthouden dan

ook dat Darfoer een zoveelste illustratie is van de nood aan een nieuwe benadering sinds het

ontstaan van het document in 1948.

De R2P-doctrine werd voorgesteld als een mogelijke stap in de goede richting om de

conceptuele en interpretatiemoeilijkheden in de Conventie te overkomen. De vaak artificiële

grenzen tussen misdaden tegen de menselijkheid, oorlogsmisdaden, etnische zuiveringen en

genocides kon dan overstegen worden in de vorm van nieuwe bredere protocollen en

richtlijnen die interventies voorzien voor al deze wreedheden. Bovendien leek de aanvaarding

van de principes te wijzen op een toenemende erkenning dat er wel degelijk grenzen aan

staatssoevereiniteit zijn en dat humanitaire interventies om burgers te beschermen niet uit de

weg mochten gegaan worden in de toekomst.

De casestudy Darfoer toont echter aan dat de R2P-principes nog ver af staan van effectieve

implementering in de prakijk. De principes werden niet gebruikt in de Veiligheidsraad,

integendeel, de nadruk werd steeds weer op staatssoevereiniteit gelegd. De internationale

erkenning van de legitimiteit van humanitaire interventies en in het bijzonder enforcement

action ter bescherming van geviseerde burgers heeft dus nog een lange weg af te leggen.

Nochtans is het volgens ons essentieel dat er vooruitgang geboekt wordt wil een notie van

“collectieve moraliteit” effectief iets betekenen binnen de werking van de internationale

gemeenschap. Daarvoor moet allereerst uitgeklaard worden hoe de R2P-principes te

verzoenen zijn met respect voor staatssoevereiniteit en de vrees voor illegitieme uni- of

multilaterale interventies.

We mogen echter niet naiëf zijn en veronderstellen dat een uitgeklaarde legale basis voor

humanitaire interventies voldoende zou zijn om de internationale gemeenschap in de

toekomst te nopen tot meer daadkrachtige actie. De hele geschiedenis van het

Page 97: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

97

genocideconcept en de Genocideconventie, en ook de casestudy Darfoer heeft immers

aangetoond dat erkende wettelijke principes omzeild of gemanipuleerd worden wanneer er

een gebrek aan politieke wil en middelen is.

Page 98: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

98

Bijlage 1: De Genocideconventie

Convention on the Prevention and Punishment of the Crime of Genocide

Approved and proposed for signature and ratification or accession

by General Assembly resolution 260 A (III) of 9 December 1948

entry into force 12 January 1951, in accordance with article XIII

status of ratifications, reservations and declarations

The Contracting Parties,

Having considered the declaration made by the General Assembly of the United Nations in its resolution 96 (I) dated 11 December 1946 that genocide is a crime under international law, contrary to the spirit

and aims of the United Nations and condemned by the civilized world,

Recognizing that at all periods of history genocide has inflicted great losses on humanity, and

Being convinced that, in order to liberate mankind from such an odious scourge, international co-operation is required,

Hereby agree as hereinafter provided:

Article 1

The Contracting Parties confirm that genocide, whether committed in time of peace or in time of war, is a crime under international law which they undertake to prevent and to punish.

Article 2

In the present Convention, genocide means any of the following acts committed with intent to destroy, in whole or in part, a national, ethnical, racial or religious group, as such:

(a) Killing members of the group;

(b) Causing serious bodily or mental harm to members of the group;

(c) Deliberately inflicting on the group conditions of life calculated to bring about its physical destruction in whole or in part;

(d) Imposing measures intended to prevent births within the group;

(e) Forcibly transferring children of the group to another group.

Article 3

The following acts shall be punishable:

(a) Genocide;

(b) Conspiracy to commit genocide;

(c) Direct and public incitement to commit genocide;

Page 99: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

99

(d ) Attempt to commit genocide;

(e) Complicity in genocide.

Article 4

Persons committing genocide or any of the other acts enumerated in article III shall be punished, whether they are constitutionally responsible rulers, public officials or private individuals.

Article 5

The Contracting Parties undertake to enact, in accordance with their respective Constitutions, the necessary legislation to give effect to the provisions of the present Convention, and, in particular, to

provide effective penalties for persons guilty of genocide or any of the other acts enumerated in article III.

Article 6

Persons charged with genocide or any of the other acts enumerated in article III shall be tried by a competent tribunal of the State in the territory of which the act was committed, or by such

international penal tribunal as may have jurisdiction with respect to those Contracting Parties which shall have accepted its jurisdiction.

Article 7

Genocide and the other acts enumerated in article III shall not be considered as political crimes for the purpose of extradition.

The Contracting Parties pledge themselves in such cases to grant extradition in accordance with their laws and treaties in force.

Article 8

Any Contracting Party may call upon the competent organs of the United Nations to take such action under the Charter of the United Nations as they consider appropriate for the prevention and suppression

of acts of genocide or any of the other acts enumerated in article III.

Article 9

Disputes between the Contracting Parties relating to the interpretation, application or fulfilment of the present Convention, including those relating to the responsibility of a State for genocide or for any of the other acts enumerated in article III, shall be submitted to the International Court of Justice at the

request of any of the parties to the dispute.

Article 10

The present Convention, of which the Chinese, English, French, Russian and Spanish texts are equally authentic, shall bear the date of 9 December 1948.

Article 11

The present Convention shall be open until 31 December 1949 for signature on behalf of any Member of the United Nations and of any nonmember State to which an invitation to sign has been addressed by

the General Assembly.

The present Convention shall be ratified, and the instruments of ratification shall be deposited with the Secretary-General of the United Nations.

Page 100: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

100

After 1 January 1950, the present Convention may be acceded to on behalf of any Member of the United Nations and of any non-member State which has received an invitation as aforesaid. Instruments of

accession shall be deposited with the Secretary-General of the United Nations.

Article 12

Any Contracting Party may at any time, by notification addressed to the Secretary-General of the United Nations, extend the application of the present Convention to all or any of the territories for the

conduct of whose foreign relations that Contracting Party is responsible.

Article 13

On the day when the first twenty instruments of ratification or accession have been deposited, the Secretary-General shall draw up a proces-verbal and transmit a copy thereof to each Member of the

United Nations and to each of the non-member States contemplated in article 11.

The present Convention shall come into force on the ninetieth day following the date of deposit of the twentieth instrument of ratification or accession.

Any ratification or accession effected, subsequent to the latter date shall become effective on the ninetieth day following the deposit of the instrument of ratification or accession.

Article 14

The present Convention shall remain in effect for a period of ten years as from the date of its coming into force.

It shall thereafter remain in force for successive periods of five years for such Contracting Parties as have not denounced it at least six months before the expiration of the current period.

Denunciation shall be effected by a written notification addressed to the Secretary-General of the United Nations.

Article 15

If, as a result of denunciations, the number of Parties to the present Convention should become less than sixteen, the Convention shall cease to be in force as from the date on which the last of these

denunciations shall become effective. Article 16

A request for the revision of the present Convention may be made at any time by any Contracting Party by means of a notification in writing addressed to the Secretary-General.

The General Assembly shall decide upon the steps, if any, to be taken in respect of such request.

Article 17

The Secretary-General of the United Nations shall notify all Members of the United Nations and the non-member States contemplated in article XI of the following:

(a) Signatures, ratifications and accessions received in accordance with article 11;

(b) Notifications received in accordance with article 12;

(c) The date upon which the present Convention comes into force in accordance with article 13;

(d) Denunciations received in accordance with article 14;

Page 101: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

101

(e) The abrogation of the Convention in accordance with article 15;

(f) Notifications received in accordance with article 16.

Article 18

The original of the present Convention shall be deposited in the archives of the United Nations.

A certified copy of the Convention shall be transmitted to each Member of the United Nations and to each of the non-member States contemplated in article XI.

Article 19

The present Convention shall be registered by the Secretary-General of the United Nations on the date of its coming into force.

Page 102: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

102

Bijlage 2: artikels uit hoofdstuk I & hoofdstuk VII van het VN-Charter

CHAPTER I: PURPOSES AND PRINCIPLES

Article 1

The Purposes of the United Nations are:

1. To maintain international peace and security, and to that end: to take effective collective measures for the prevention and removal of threats to the peace, and for the suppression of

acts of aggression or other breaches of the peace, and to bring about by peaceful means, and in conformity with the principles of justice and international law, adjustment or settlement of

international disputes or situations which might lead to a breach of the peace; 2. To develop friendly relations among nations based on respect for the principle of equal rights

and self-determination of peoples, and to take other appropriate measures to strengthen universal peace;

3. To achieve international co-operation in solving international problems of an economic, social, cultural, or humanitarian character, and in promoting and encouraging respect for human rights and for fundamental freedoms for all without distinction as to race, sex, language, or religion;

and 4. To be a centre for harmonizing the actions of nations in the attainment of these common ends.

Article 2

The Organization and its Members, in pursuit of the Purposes stated in Article 1, shall act in accordance with the following Principles.

1. The Organization is based on the principle of the sovereign equality of all its Members. 2. All Members, in order to ensure to all of them the rights and benefits resulting from

membership, shall fulfill in good faith the obligations assumed by them in accordance with the present Charter.

3. All Members shall settle their international disputes by peaceful means in such a manner that international peace and security, and justice, are not endangered.

4. All Members shall refrain in their international relations from the threat or use of force against the territorial integrity or political independence of any state, or in any other manner

inconsistent with the Purposes of the United Nations. 5. All Members shall give the United Nations every assistance in any action it takes in accordance

with the present Charter, and shall refrain from giving assistance to any state against which the United Nations is taking preventive or enforcement action.

6. The Organization shall ensure that states which are not Members of the United Nations act in accordance with these Principles so far as may be necessary for the maintenance of

international peace and security. 7. Nothing contained in the present Charter shall authorize the United Nations to intervene in

matters which are essentially within the domestic jurisdiction of any state or shall require the Members to submit such matters to settlement under the present Charter; but this principle

shall not prejudice the application of enforcement measures under Chapter Vll.

Page 103: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

103

CHAPTER VII: ACTION WITH RESPECT TO THREATS TO THE PEACE,

BREACHES OF THE PEACE, AND ACTS OF AGGRESSION

Article 39

The Security Council shall determine the existence of any threat to the peace, breach of the peace, or act of aggression and shall make recommendations, or decide what measures shall be taken in accordance with Articles 41 and 42, to maintain or restore international peace and security.

Article 40

In order to prevent an aggravation of the situation, the Security Council may, before making the recommendations or deciding upon the measures provided for in Article 39, call upon the parties

concerned to comply with such provisional measures as it deems necessary or desirable. Such provisional measures shall be without prejudice to the rights, claims, or position of the parties

concerned. The Security Council shall duly take account of failure to comply with such provisional measures.

Article 41

The Security Council may decide what measures not involving the use of armed force are to be employed to give effect to its decisions, and it may call upon the Members of the United Nations to

apply such measures. These may include complete or partial interruption of economic relations and of rail, sea, air, postal, telegraphic, radio, and other means of communication, and the severance of

diplomatic relations.

Article 42

Should the Security Council consider that measures provided for in Article 41 would be inadequate or have proved to be inadequate, it may take such action by air, sea, or land forces as may be necessary

to maintain or restore international peace and security. Such action may include demonstrations, blockade, and other operations by air, sea, or land forces of Members of the United Nations.

Page 104: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

104

Bibliografie

Boeken & Artikels

ALDEN, Chris (2005). China In Africa. Survival,

Vol.47, No.3. p.147-164.

BELLAMY, Alex J (2008). The Resposibility to Protect and the Problem of Military Intervention. International Affairs

, Vol. 84, iss. 4. p.615-639.

BREUMMER, Emily (2006). Join the Club. Harvard International Review,

Vol. 28, iss 2. p.32-37.

DOOM, Ruddy (2004). Treurlied op de Gele Rivier: Conflict en Ontwikkeling in China. Academia Press: Gent. DE WAAL, Alex (2005). Who are the Darfurians? Arab and African identities, Violence and External Engagement. African Affairs,

104/415, p.181-205.

DE WAAL, Alex (2007). Darfur and the Failure of the Responsibility to Protect. International Affairs

, Vol. 83, No. 6. p.1039-1054.

EASTERLY, William (2008). Foreign Aid Goes Military! The New York Review of Books, Vol. 55, No. 19, 4 December. http://www.nybooks.com/articles/22126 FLINT, Julie & DE WAAL, Eric (2008). Darfur. A New History of a Long War. Revised and updated edition. Zed Books: London. FOWLER, Jerry (2006). A New Chapter of Irony: The Legal Implications of the Darfur Genocide Determination. Genocide Studies and Prevention,

Vol 1, n°1. p.29-39.

FOURNET, Caroline (2007). The Crime of Destruction and the Law of Genocide. Ashgate Publishing: Aldershot. GRAY, Christine (2008). International Law and the Use of Force. Third Edition. Oxford University Press: New York. GRZYB, Amanda F. ed. (2009). The World and Darfur: International Response to Crimes Against Humanity in Western Sudan. McGill-Queen’s University Press: Montreal & Kingston. DALLAIRE, Romeo. Foreword. p.xix-xxiv.

GRZYB, Amanda F. Introduction: The International Response to Darfur. p.3-25.

Page 105: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

105

CAPLAN, Gerald. What Darfur Teaches us About the Lessons Learned from Rwanda. p.29-40.

BEARDSLEY, Brent. Lessons learned or not learned from the Rwandan genocide. p.41-60. GRZYB, Amanda F. Media coverage, activism, and creating will for Intervention in Rwanda and Darfur. p.61-91.

LANGILLE, Peter H. Preventing Genocide and Crimes against Humanity: One Innovation and New Global Initiative. p.280-329. LISTOE, Daniel. Rhetoric, Rights, and the Boundaries of Recognition: Making Darfur Public. p.254-279.

MARKUSEN, Eric. Three Emperical Investigations of Alleged Genocide in Darfur. p. 95-112. REEVES, Eric. Death in Darfur: Total Mortality from Violence, Malnutrition, and Disease: April/May 2006. p.152-183.

TOTTEN, Samuel. Saving Lives in Darfur, 2003-06? Lots of Talk, Little to No Action. p.183-214

HAERI, Medina (2008). Saving Darfur: Does Advocacy Help or Hinder Conflict Resolution? The Fletcher Journal of Human Security

, Vol. XXIII. p.33-46.

HEINZE, Eric A (2007). The Rhetoric of Genocide in U.S. Foreign Policy: Rwanda and Darfur Compared. Political Science Quarterly

, Vol. 122, No. 3. p.359-383.

HOLSLAG, Jonathan (2008). China’s Diplomatic Manoeuvring on the Question of Darfur. Journal of Contemporary China

, Vol. 17, iss. 54. p.71-84.

HURD, Ian (2008). Myths of membership: The politics of legitimation in UN Security Council reform. Global Governance

, Vol. 14, iss. 2. p.199 -217.

JANNSEN, Dieter (2008). Humanitarian Intervention and the Prevention of Genocide. Journal of Genocide Research

, 10(2). p.289–306.

JUST, Richard (2008). The Truth Will Not Set You Free. Everything we about Darfur; and everything we’re not doing about it. The New Republic

. p.36-47.

KRISTOF, N.D (2006). Bush Speaks on Darfur. The New York Times, 17 Februari. http://kristof.blogs.nytimes.com/2006/02/17/bush-speaks-on-darfur/

Page 106: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

106

KRISTOF, Nicholas D (2009). What to Do About Darfur. The New York Review of Books. Volume 56, Number 11. e-text. http://www.nybooks.com/articles/22771 KUPER, Leo (1981). Genocide. It’s Political Use in the Twentieth Century. Penguin Books: Harmondsworth. KURTH, James (2005). Humanitarian Intervention After Iraq: Legal Ideals vs. Military Realities. Foreign Policy Research Institute,

Winter 2005. p.87-101.

LEMARCHAND, René (2006). Unsimplifying Darfur. Genocide Studies and Prevention

, Vol 1, No. 1. p.1-12.

LEMKIN, Raphael (1944). Axis Rule in Occupied Europe: Laws of Occupation, Analysis of Government, Proposals for Redress. Carnegie Endowment for International Peace, Division of International Law : Washington DC. LEMKIN, Raphael (1945). Genocide: A Modern Crime. Free world

, Vol 4. p.39-43.

MAYROZ, Eyal (2008). Ever again? The United States, genocide suppresion, and the crisis in Darfur. Journal of Genocide Research

, 10(3) September, p.359-388.

MILES, William F.S. (2006). Labeling “Genocide” in Sudan: A Constructionist Analysis of Darfur. Genocide Studies and Prevention,

Vol. 1, No. 3. p.251-263.

PRENDERGAST, John & THOMAS-JENSEN, Colin (2006). Matching Rhetoric with Action in Darfur. International Crisis Group , 17 Februari. http://www.crisisgroup.org/home/index.cfm?id=4036&l=1

POWER, Samantha (2002). ‘Een probleem uit de hel”. Amerika, het Westen en het tijdperk van genocide. Nederlandse vertaling van A problem from Hell. America and the Age of Genocide. door Joke Traats. Uitgeverij Contact: 2008 (Tweede druk). POWER, Samantha (2004). It's Not Enough to Call It Genocide. Time

, Vol. 164, Issue 14. p.63-63.

POWER, Samantha (2006). The Void: Why the Movement Needs Help. The New Republic, 15 Mei. e-text. http://www.hks.harvard.edu/cchrp/pdf/20060515_Power_TheVoid.pdf PRUNIER, Gérard (2007). Darfur: The Ambiguous Genocide. Revised and updated edition. Cornell University Press : London.

Page 107: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

107

QUIGLEY, John (2006). The Genocide Convention: An International Law Analysis. Ashgate Publishing: Aldershot. REEVES, Eric (2001). Oil Development in Sudan. Bulletin of the Association of Concerned Africa Scholars. e-text. http://www.sudanreeves.org/Sections-article47-p1.html REEVES, Eric (2004a). Unnoticed Genocide. The Washington Post, 25 Februari. http://www.sudanreeves.org/Sections-article53-p1.html REEVES, Eric (2004b). Secretary of State Colin Powell's Genocide Determination: What it does, and doesn’t, mean for Darfur. SudanReeves.org. e-text http://www.sudanreeves.org/Sections-article214-p1.html REEVES, Eric (2004c). Leadership Vacuum Leaves Darfur in Peril. The Boston Globe. October 3, 2004. http://www.sudanreeves.org/Sections-article60-p1.html REEVES, Eric (2005a). Darfur: Shame and Responsibility. Dissent

, Vol. 52, Issue 4. p.5-10.

REEVES, Eric (2005b). Sudan: Atrocities Continue as Leaders Talk. Political Affairs. http://www.politicalaffairs.net/article/view/1430/1/107/ REEVES, Eric (2005c). Darfur Genocide and the Current Faces of International Failure. SudanReeves.org. e-text http://www.sudanreeves.org/Sections-article208-p1.html REEVES, Eric (2005d). Genocide by Attrition: Agony in Darfur. SudanReeves.org. e-text http://www.sudanreeves.org/Sections-article485-p1.html REEVES, Eric (2005e). Report of the International Inquiry on Darfur: A critical analysis. SudanReeves.org. e-text http://www.sudanreeves.org/modules.php?op=modload&name=Sections&file=index&req=viewarticle&artid=489&page=1 REEVES, Eric (2006). The UN Security Council and a final betrayal of Darfur. Sudan Tribune, 16 Juni.

http://www.sudantribune.com/article.php3?id_article=16239

REEVES, Eric (2006b). The UN Takes Its Turn at Posturing on Genocide in Darfur and Eastern Chad. SudanReeves.org. e-text http://www.sudanreeves.org/Sections-req-viewarticle-artid-558-allpages-1-theme-Printer.html

Page 108: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

108

SHAW, Martin (2007). What is Genocide? Polity Press: Malden. SLIM, Hugo (2004). Dithering over Darfur? A preliminary review of the international response. International affairs

, Vol. 80, iss. 5. p.811-828.

STRAUSS, Scott (2006). Rwanda and Darfur: A Comparative Analysis. Genocide Studies and Prevention

, Vol. 1, No. 1. p.41-56.

THE ECONOMIST (2005). Justice in Darfur. The Economist, Vol. 374, Iss 8412. p.13. THOMAS-JENSEN, Colin & SPIEGEL, Julia (2008). Activism and Darfur: Slowly Driving Policy Change. Fordham International Law Journal

, Vol. 31. p.843-858.

TOTTEN, Samuel (2005). The United Nations and Genocide. Society,

May/June. p.5-13.

TOTTEN, Samuel (2006). The US Investigation into the Darfur Crisis and the US Government’s Determination of Genocide. Genocide Studies and Prevention

, Vol. 1, No. 1. p.57-78.

TOTTEN, Samuel & BARTROP, Paul R Ed. (2009). The Genocide Studies Reader. Routledge: New York. LEBLANC, J. Lawrence (1991). Development of the Rule on Genocide. p. 11-17. TOTTEN, Samuel (2009). The Darfur Genocide. p.194-230.

TOTTEN, Samuel & BARTROP, Paul R (2009). The History of Genocide: An Overview. p.135-156.

TOTTEN, Samuel. & MARKUSEN, Eric (2005). The US Government Darfur Genocide Investigation. Journal of Genocide Research

, 7(2). p.279-290.

UDOMBANA, Nsongurua (2007). Still Playing Dice With Lives: Darfur and Security Counsel Resolution 1706. Third World Quarterly

, Vol. 28, No 1. p.97-116.

WILLIAMS, Paul & STEWART, Meghan (2008). Humanitarian Intervention: The New Missing Link to Prevent Crimes against Humanity and Genocide? Case Western Reserve Journal of International Law

, Vol. 40, iss:1-2. p.97-110.

E-bronnen & nieuwssites

AMERICAN RHETORIC ONLINE SPEECH BANK (2006). George Clooney: United Nations Security Council Address on Darfur. Delivered 14 September 2006, New York City. http://www.americanrhetoric.com/speeches/georgeclooneyunitednations.htm

Page 109: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

109

AMNESTY INTERNATIONAL (2003a). Urgent call for Commission of Inquiry in Darfur as situation deteriorates. 21 Februari 2003. http://www.amnesty.org/en/library/info/AFR54/004/2003 AMNESTY INTERNATIONAL (2003b). Sudan: Looming Crisis in Darfur. 30 Juni 2003. http://www.amnesty.org/en/library/info/AFR54/041/2003/en AMNESTY INTERNATIONAL (2003c). Humanitarian crisis in Darfur caused by Sudan Government’s failures. 27 November 2003. http://www.amnesty.org/en/library/info/AFR54/101/2003 AMNESTY INTERNATIONAL CANADA (2003d). Sudan: Peace Agreement must be inclusive and ensure justice for all. 18 December 2003. http://www.amnesty.ca/Refugee/news/view.php?load=arcview&article=1218&c=Refugee_News AMNESTY INTERNATIONAL USA (2006). Sudan: Crying out for Safety. 4 Oktober 2006. http://www.amnestyusa.org/document.php?id=ENGAFR540552006&lang=e BBC NEWS (2004). Sudanese refugees welcome Powell. 30 Juni 2004. http://news.bbc.co.uk/2/hi/africa/3849593.stm BBC NEWS (2005). UN reforms receive mixed response. Analysis by Richard Black. 17 September 2005. http://news.bbc.co.uk/2/hi/americas/4255106.stm BBC NEWS (2008). Alex De Waal: Why Darfur intervention is a mistake. 21 Mei 2008. http://news.bbc.co.uk/2/hi/africa/7411087.stm FARROW, M (2009). Obama has done nothing for Darfur people. Thaindian News. 28 April 2009. http://www.thaindian.com/newsportal/entertainment/obama-has-done-nothing-for-darfur-people-says-mia-farrow_100185507.html HUMAN RIGHTS WATCH (2004). Sudan. Darfur in Flames: Atrocities in Western Sudan. April 2004, Vol. 16, N°5(A). http://www.hrw.org/reports/2004/sudan0404/sudan0404.pdf HUMAN RIGHTS WATCH (2007). Chaos By Design: Peacekeeping Challenges for AMIS and UNAMID. New York, 19 September 2007.

http://www.hrw.org/en/reports/2007/09/19/darfur-2007-chaos-design

Page 110: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

110

INTERNATIONAL CRISIS GROUP (2003). The Other War in Sudan: A Call for High Level Observer in Western Sudan Peace Process. Brussels/New York/Nairobi, 10 December 2003. http://www.crisisgroup.org/home/index.cfm?id=2415&l=1 INTERNATIONAL CRISIS GROUP (2009). Sudan. geraadpleegd op 28 juli 2009. http://www.crisisgroup.org/home/index.cfm?id=1230&l=1 INTEGRATED REGIONAL INFORMATION NETWORKS (2003a). Sudan: Amnesty urges probe on security situation in Darfur.

Nairobi. 24 February 2003.

INTEGRATED REGIONAL INFORMATION NETWORKS (2003b). Sudan: Darfur refugees "invisible", says NGO. Nairobi. 8 October 2003. http://www.irinnews.org/Report.aspx?ReportId=46586 INTEGRATED REGIONAL INFORMATION NETWORKS (2003c). Sudan: Concern grows over deteriorating situation in Darfur. Nairobi. 14 November 2003. http://www.irinnews.org/Report.aspx?ReportId=47250 INTEGRATED REGIONAL INFORMATION NETWORKS (2003d). Sudan: UN Humanitarian Chier Worried by Darfur Crisis. Nairobi. 8 December 2003. http://www.irinnews.org/Report.aspx?ReportId=47569 INTEGRATED REGIONAL INFORMATION NETWORKS (2004a). SUDAN-CHAD: UN envoy seeks $4.3m emergency aid for refugees. Abidjan. 13 January 2004.

http://www.irinnews.org/Report.aspx?ReportId=48056

INTEGRATED REGIONAL INFORMATION NETWORKS (2004b). SUDAN-CHAD: Hundreds killed in daily air raids on Darfur villages. Tine-Chad. 29 January 2004. http://www.irinnews.org/Report.aspx?ReportId=48324 INTEGRATED REGIONAL INFORMATION NETWORKS (2004c). SUDAN: Gov’t commits to immediate disarmament of Janjawid in Darfur. Khartoum. 3 July 2004. http://www.irinnews.org/Report.aspx?ReportId=50478 INTEGRATED REGIONAL INFORMATION NETWORKS (2005). SUDAN: Darfur situation spinning out of control, Annan warns. Nairobi. 22 November 2005. http://www.irinnews.org/Report.aspx?ReportId=57274 INTEGRATED REGIONAL INFORMATION NETWORKS (2008a). SUDAN: UN envoys warn Darfur “getting out of control” El-Geneina. 11 Februari 2008. http://www.irinnews.org/Report.aspx?ReportId=76671

Page 111: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

111

INTEGRATED REGIONAL INFORMATION NETWORKS (2008b). SUDAN: Darfur attackers violated international law – UN. Nairobi. 21 Maart 2008. http://www.irinnews.org/Report.aspx?ReportId=77400 INTEGRATED REGIONAL INFORMATION NETWORKS (2008c). SUDAN: Bombings in Darfur cast doubt on resolving crisis. Khartoum. 6 Mei 2008. http://www.irinnews.org/Report.aspx?ReportId=78072 INTEGRATED REGIONAL INFORMATION NETWORKS (2008d). SUDAN: Concerns rising over Darfur restrictions. Khartoum. 24 Juni 2008. http://www.irinnews.org/Report.aspx?ReportId=78914 INTEGRATED REGIONAL INFORMATION NETWORKS (2008e). SUDAN: Thousands at risk as Darfur violence restricts aid deliveries. Khartoum. 12 September 2008. http://www.irinnews.org/Report.aspx?ReportId=80325 INTEGRATED REGIONAL INFORMATION NETWORKS (2008f). SUDAN: Plight of Darfur's displaced worse than ever. Tawila. 21 Oktober 2008. http://www.irinnews.org/Report.aspx?ReportId=81028 INTEGRATED REGIONAL INFORMATION NETWORKS (2009a). SUDAN: Lingering uncertainties over North-South truce. Juba. 12 Januari 2009. http://www.irinnews.org/Report.aspx?ReportId=82316 INTEGRATED REGIONAL INFORMATION NETWORKS (2009b). SUDAN: UN warns of humanitarian catastrophe if Darfur fighting continues. Khartoum. 19 Januari 2009. http://www.irinnews.org/Report.aspx?ReportId=82448 INTEGRATED REGIONAL INFORMATION NETWORKS (2009c). SUDAN: The case against Bashir. Nairobi. 4 Maart 2009. http://www.irinnews.org/Report.aspx?ReportId=83299 INTEGRATED REGIONAL INFORMATION NETWORKS (2009d). SUDAN: Aid agencies react to expulsions. Khartoum. 5 Maart 2009. http://www.irinnews.org/Report.aspx?ReportId=83311 INTEGRATED REGIONAL INFORMATION NETWORKS (2009e). SUDAN: "Enemies of peace" threaten CPA. Juba. 4 Juni 2009. http://www.irinnews.org/Report.aspx?ReportId=84705 MORSE, David (2006). Morse on Bush Administration "Appeasement" in Darfur. Tomdispatch.com, 25 Oktober 2006. http://www.tomdispatch.com/post/124232/morse_on_bush_administration_appeasement_in_darfur

Page 112: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

112

REUTERS ALERTNET (2005). Oil discovery adds new twist to Darfur tragedy. London, 5 Juli 2005. http://www.alertnet.org/thefacts/reliefresources/111885496661.htm REUTERS ALERTNET (2009). South Sudan fragile peace. 17 Maart 2009. http://www.alertnet.org/db/crisisprofiles/SD_PEA.htm THE INDEPENDENT (2009). White House described Darfur as 'genocide' to please Christian right. 2 Juli 2009. http://www.independent.co.uk/news/world/africa/white-house-described-darfur-as-genocide-to-please-christian-right-497296.html THE WASHINGTON POST (2006). Darfur Descending; No Time for Apathy on Sudan. Washington DC, 25 January 2006. http://pqasb.pqarchiver.com/washingtonpost/access/975478291.html?dids=975478291:975478291&FMT=ABS&FMTS=ABS:FT&date=Jan+25%2C+2006&author=Kofi+A.+Annan&pub=The+Washington+Post&edition=&startpage=A.19&desc=Darfur+Descending%3B+No+Time+for+Apathy+on+Sudan THE WASHINGTON POST (2009). Sudan's 'Coordinated' Genocide in Darfur Is Over, U.S. Envoy Says. 19 Juni 2009. http://www.washingtonpost.com/wp-dyn/content/article/2009/06/17/AR2009061703491.html

VN-Bronnen

BOUTROS-GHALI, Boutros (1992). An Agenda for Peace. Preventive diplomacy, peacemaking and peace-keeping. Report of the Secretary-General pursuant to the statement adopted by the Summit Meeting of the Security Council on 31 January 1992. 17 June 1992. http://www.un.org/Docs/SG/agpeace.html UNITED NATIONS (1945). Charter of the United Nations.San Fransisco, 25 Juni 1945.

http://www.un.org/en/documents/charter/

UNITED NATIONS (1948). Convention on the Prevention and Punishment of the Crime of Genocide. Approved and proposed for signature and ratification or accession by General Assembly resolution 260 A (III) of 9 December 1948. Entry into force 12 January 1951, in accordance with article XIII. http://www.un-documents.net/cppcg.htm UNITED NATIONS (2003). Statement attributable to the Spokesman for the Secretary-General on the situation in Darfur, Sudan. New York, 9 December 2003. http://www.un.org/apps/sg/sgstats.asp?nid=689

Page 113: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

113

UNITED NATIONS (2004a). Statement of the Secretary-General Distributed at the Cease-fire Talks on Darfur, Sudan. N'Djemena, Chad/New York, 31 Maart 2004. http://www.un.org/apps/sg/sgstats.asp?nid=855 UNITED NATIONS (2004b). Statement attributable to the Spokesman for the Secretary-General on the situation in the Darfur region of Sudan. Baden, Austria, 3 April 2004. http://www.un.org/apps/sg/sgstats.asp?nid=861 UNITED NATIONS (2004c). Statement by the President of the United Nations Security Council. 25 May 2004. http://daccessds.un.org/doc/UNDOC/GEN/N04/364/95/PDF/N0436495.pdf?OpenElement UNITED NATIONS (2004d). Risk of genocide remains frighteningly real’, secretary-general tells human rights commission as he launches action plan to prevent genocide. Press Release, 07/04/2004. http://www.un.org/News/Press/docs/2004/sgsm9245.doc.htm UNITED NATIONS (2004e). Secretary-General's press encounter upon arrival at UNHQ (unofficial transcript). New York, 17 Juni 2004. http://www.un.org/apps/sg/offthecuff.asp?nid=596 UNITED NATIONS (2004f). Security Council Demands Sudan Disarm Militias in Darfur, Adopting Resolution 1556 (2004). Press Release SC/8160, 30/07/2004. http://www.un.org/News/Press/docs/2004/sc8160.doc.htm UNITED NATIONS (2004g). Security Counsel Declares Intention To Consider Sanctions To Obtain Sudan’s Full Compliance with Security, Disarmament obligations on Darfur, Adopting Resolution 1564 (2004). Press Release, 18/09/2004. http://www.un.org/News/Press/docs/2004/sc8191.doc.htm UNITED NATIONS (2005a). Report of the International Commission of Inquiry on Darfur to the United Nations Secretary-General. Pursuant to Security Council Resolution 1564 of 18 September 2004. Geneva, 25 January 2005. http://www.un.org/News/dh/sudan/com_inq_darfur.pdf UNITED NATIONS (2005b). Security Council imposes travel ban, assets freeze on those impeding Peace process in Darfur, adopting resolution 1591 (2005). Press Release SC/8346, 29 March 2005. http://www.un.org/News/Press/docs/2005/sc8346.doc.htm UNITED NATIONS (2005c). Security Council Refers Situation in Darfur, Sudan, To Prosecutor of International Criminal Court, Resolution 1593 (2005). Press Release SC/8351, 31/03/2005. http://www.un.org/News/Press/docs/2005/sc8351.doc.htm

Page 114: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

114

UNITED NATIONS (2005d). In Larger Freedom: Towards Development, Security and Human Rights for All. Report of the Secretary-general of the United Nations for decision by Heads of State and Government in September 2005. http://www.un.org/largerfreedom/index.html UNITED NATIONS (2006). Security Council expands mandate of un mission in Sudan to include darfur, adopting resolution 1706. Press Release SC/8821, 31/08/2006. http://www.un.org/News/Press/docs/2006/sc8821.doc.htm UNITED NATIONS OFFICE FOR THE COORDINATION OF HUMANITARIAN AFFAIRS (2006). The History of Sudan: Second Civil War: Background and causes. February 2006.

http://www.unsudanig.org/sudan/data/history/The%20Second%20Civil%20War.pdf

UNITED NATIONS SECURITY COUNCIL (2003). Statement by the President of the Security Council. 10 October 2003. (S/PRST/2003/16). http://daccessdds.un.org/doc/UNDOC/GEN/N03/552/59/PDF/N0355259.pdf?OpenElement UNITED NATIONS SECURITY COUNCIL (2004a). Resolution 1556. Adopted by the Security Council at its 5015th meeting, on 30 July 2004. http://www.fcnl.org/issues/item.php?item_id=992&issue_id=104 UNITED NATIONS SECURITY COUNCIL (2004b). Resolution 1564. Adopted by the Security 18 September 2004. http://daccessdds.un.org/doc/UNDOC/GEN/N04/515/47/PDF/N0451547.pdf?OpenElement UNITED NATIONS SECURITY COUNCIL (2005a). Resolution 1591. Adopted by the Security Council at its 5153rd meeting, on 29 March 2005. http://daccessdds.un.org/doc/UNDOC/GEN/N05/287/89/PDF/N0528789.pdf?OpenElement UNITED NATIONS SECURITY COUNCIL (2005b). Resolution 1593. Adopted by the Security Council at its 5158th meeting, on 31 March 2005. http://daccessdds.un.org/doc/UNDOC/GEN/N05/292/73/PDF/N0529273.pdf?OpenElement UNITED NATIONS SECURITY COUNCIL (2006). Resolution 1706. Adopted by the Security Council at its 5519th meeting, on 31 August 2006. http://daccessdds.un.org/doc/UNDOC/GEN/N06/484/64/PDF/N0648464.pdf?OpenElement UNITED NATIONS SECURITY COUNCIL (2007). Resolution 1769. Adopted by the Security Council at its 5727th meeting, on 31 July 2007. http://daccessdds.un.org/doc/UNDOC/GEN/N07/445/52/PDF/N0744552.pdf?OpenElement

Page 115: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

115

VS BRONNEN

BROWNBACK, Sam (2006). Brownback, Biden Urge President To Act to Stop Genocide in Darfur. News Release, 17/02/2006. http://brownback.senate.gov/pressapp/record.cfm?id=251728 DEBATES (2004). The First Bush-Kerry Presidential Debate. Commission on Presidential Debates. Debate Transcript,http://www.debates.org/pages/trans2004a.html

30/10/2004.

THE WHITE HOUSE (2004a). President Condemns Atrocities in Sudan. Statement by the President. The White House. April 7, 2004. http://georgewbush-whitehouse.archives.gov/news/releases/2004/04/20040407-2.html THE WHITE HOUSE (2004b). President speaks to the United Nations General Assembly. White House Press Release, September 21, 2004. http://whitehouse.gov/news/releases/2004/09/20040921-3.html THE WHITE HOUSE (2004c). The crisis in Darfur: testimony before the Senate foreign Relations Committee. September 9, 2004 p. 3-10. http://frwebgate.access.gpo.gov/cgi-bin/getdoc.cgi?dbname=108_senate_hearings&docid=f:97822.wais US HOUSE OF REPRESENTATIVES (2003). Reviewing the Sudan Peace Act Report. Hearing before the Subcommittee on Africa of the Committee on International Relations House of Representative. First Session Mei 13, 2003 Serial No. 108–23, p. 50-58 http://www.foreignaffairs.house.gov/archives/108/87089.pdf US HOUSE OF REPRESENTATIVES (2004a). Sudan: Peace Agreement around the Corner? Hearing before the Subcommittee on Africa of the Committee on International Relations House of Representative Second Session. 11/03/2004. Serial No. 108–79. http://www.foreignaffairs.house.gov/archives/108/92500.pdf US HOUSE OF REPRESENTATIVES (2004b). House of Representatives Resolution 467: Declaring genocide in Darfur, Sudan. 108th Congress, 2d Session. 22/07/2004. http://thomas.loc.gov/cgi-bin/query/D?c108:1:./temp/~c108i7CowD US STATE DEPARTMENT (2004). U.S. Pressing U.N. Security Council for Vote on Darfur. Secretary-general urges council to act. 16 September 2004. http://www.america.gov/st/washfile-english/2004/September/20040916175024atiayduj0.8501856.html

Page 116: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

116

US STATE DEPARTMENT (2005a). African Union Tribunal Proposed for War Crimes in Darfur. U.S. suggests alternative to ICC for prosecution of violator. 09/02/2005. http://www.america.gov/st/washfile-english/2005/February/20050209175854atiayduj0.6344873.html US STATE DEPARTMENT (2005b). New Senate Bill Would Step Up Pressure on Genocide in Darfur. 02/03/2005. http://www.america.gov/st/washfile-english/2005/March/20050302184741kmdrahctirp0.7031214.html US STATE DEPARTMENT (2006a). Security Council Expedites Planning for Darfur Peacekeepers. Ambassador Bolton says United Nations has important role in Darfur. 16/05/2006. http://www.america.gov/st/washfile-english/2006/May/20060516142623AJatiA9.472072e-03.html US STATE DEPARTMENT (2006b). United States Pressing for U.N. Peacekeepers in Darfur. U.S. Envoy Bolton says Security Council must uphold its responsibility. 28/08/2006. http://www.america.gov/st/washfile-english/2006/August/20060828171244eaifas0.3511469.html US STATE DEPARTMENT (2006c). Bush Calls for U.N. Force To Enter Sudan, Stop Genocide. Also says Iran should not be allowed to "wait out" the international community. 15/09/2006. http://www.america.gov/st/washfile-english/2006/August/20060828171244eaifas0.3511469.html US STATE DEPARTMENT (2006d). President Bush Signs Darfur Peace and Accountability Act. Issues executive order blocking Khartoum's property and transactions. 14/10/2006. http://www.america.gov/st/washfile-english/2006/October/20061014142248tneweolc0.2076837.html US STATE DEPARTMENT (2007). U.N.-A.U. Hybrid Force in Darfur Must Deploy “Without Delay”. 01/08/2007. http://www.america.gov/st/washfile-english/2007/August/20070801155840esnamfuak0.2539636.html US STATE DEPARTMENT (2008). U.S. Sanctions on the Government of Sudan. U.S. sanctions are intended to increase pressure to end the violence in Darfur. 25/04/2008. http://www.america.gov/st/texttrans-english/2008/April/20080425101422eaifas0.1051599.html US STATE DEPARTMENT (2009a). Hillary Clinton Outlines Obama’s Africa Policy. 15/01/2009. http://www.america.gov/st/peacesec-english/2009/January/20090115150627WCyeroC0.4203455.html US STATE DEPARTMENT (2009b). Ending Violence in Darfur Remains a Top Challenge for Obama. Diplomats focus on international peacekeepers, Darfur peace talks. 02/03/2009. http://www.america.gov/st/hr-english/2009/March/200903021352211ejrehsiF0.3611261.html

Page 117: Genocide in Darfoer - Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/442/RUG01-001414442...genocide. De Amerikaanse overheid sprak openlijk over een genocide in Darfoer maar dit

117