G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel...

51
G G G 1 2 G 1 2 G 1 2 G 1 2 G 1 2 kopieerblad 1 © 2018, Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen | Maakt deel uit van WPG | kopieerbundel digitaal !

Transcript of G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel...

Page 1: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

G

G

G1

2

G1

2G1

2G1

2

G1

2

kopieerblad 1 © 2018, Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen | Maakt deel uit van WPG | kopieerbundel digitaal

!

Page 2: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

F

kopieerblad 2 © 2018, Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen | Maakt deel uit van WPG | kopieerbundel digitaal

!

F

F1

2

3 F12

3

F12

3

F1

2

3

F1

2

3

F12

3

Page 3: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

P

P1

2 P1

2

P1

2 P1

2

P1

2

P1

2

kopieerblad 3 © 2018, Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen | Maakt deel uit van WPG | kopieerbundel digitaal

!

P

Page 4: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

R

R1

2

R12R1

2R1

2

R12

R12

kopieerblad 4 © 2018, Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen | Maakt deel uit van WPG | kopieerbundel digitaal

!

R

Page 5: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

B

B1

2

B1

2

B1

2

B1

2

B1

2

B1

2

kopieerblad 5 © 2018, Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen | Maakt deel uit van WPG | kopieerbundel digitaal

!

B

Page 6: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

I

I1

I1

I1

I1

I1

I1

kopieerblad 6 © 2018, Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen | Maakt deel uit van WPG | kopieerbundel digitaal

!

I

Page 7: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

J

J1

J1

J1

J1J

1

J1

kopieerblad 7 © 2018, Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen | Maakt deel uit van WPG | kopieerbundel digitaal

!

J

Page 8: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

K

K1 2

K1 2

K1 2

K1 2

K1 2

K1 2

kopieerblad 8 © 2018, Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen | Maakt deel uit van WPG | kopieerbundel digitaal

!

K

Page 9: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

H

H1

H1

H1

H1

H1

H1

kopieerblad 9 © 2018, Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen | Maakt deel uit van WPG | kopieerbundel digitaal

!

H

Page 10: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

L

L 1

L 1 L 1

L 1

L 1L 1

kopieerblad 10 © 2018, Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen | Maakt deel uit van WPG | kopieerbundel digitaal

!

L

Page 11: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

D

D1

D1

D1

D1

D1

D1

kopieerblad 11 © 2018, Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen | Maakt deel uit van WPG | kopieerbundel digitaal

!

D

Page 12: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

E

E 1

E 1 E 1

E 1

E 1

E 1

kopieerblad 12 © 2018, Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen | Maakt deel uit van WPG | kopieerbundel digitaal

!

E

Page 13: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

S

S 1

S 1

S 1

S 1

S 1

S 1

kopieerblad 13 © 2018, Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen | Maakt deel uit van WPG | kopieerbundel digitaal

!

S

Page 14: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

T

kopieerblad 14 © 2018, Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen | Maakt deel uit van WPG | kopieerbundel digitaal

!

T

T1

2

T12

T12

T1

2

T1

2T1

2

Page 15: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

N

M

n

N1

2N1

2

N

kopieerblad 15 © 2018, Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen | Maakt deel uit van WPG | kopieerbundel digitaal

m M

M1

2 3M1

2 3

Page 16: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

U

Y

U1 2 U1 2

Y12 Y1

2

u U

kopieerblad 16 © 2018, Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen | Maakt deel uit van WPG | kopieerbundel digitaal

y Y

Page 17: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

V

W

V 1 V 1

W1

2 W1

2

v V

kopieerblad 17 © 2018, Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen | Maakt deel uit van WPG | kopieerbundel digitaal

w W

Page 18: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

BLOK 7 1 EEN BREUK NEMEN VAN EEN HOEVEELHEID

Los op met de breukvragen.

Omkring 23

van de visjes.

1 Hoe groot is het geheel? (Tel de visjes.)

2 In hoeveel gelijke delen moet ik verdelen? (N)

3 Hoe groot is één deel? : =

4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T)

5 Hoeveel is dat samen? × =

Omkring 57

van de schelpen.

1 Hoe groot is het geheel? (Tel de schelpen.)

2 In hoeveel gelijke delen moet ik verdelen? (N)

3 Hoe groot is één deel? : =

4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T)

5 Hoeveel is dat samen? × =

Los op. Denk aan de breukvragen.

Kleur 35 geel.

35

van 15 =

Kleur 48 bruin.

48

van 16 =

Kleur 3

10 rood.

310

van 20 =

Kleur 23

roze.

23

van 18 =

a

b

: =

× =

: =

× =

: =

× =

: =

× =

77Dit printblad hoort bij Reken Maar! 3 | blok 7 © Uitgeverij VAN IN

Datum: Nr.: Naam:

Page 19: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

BLOK 7 4 EEN BREUK NEMEN VAN EEN VLAKKE FIGUUR (een grootheid)

Verdeel de figuren, kleur en noteer de breuk.

Kleur 24

van het vierkant. Kleur 46

van de rechthoek. Kleur 12

van de cirkel.

• Verdeel in 4 gelijke delen.• Kleur 2 van de 4 delen.

• Verdeel in 6 gelijke delen.• Kleur 4 van de 6 delen.

• Verdeel in 2 gelijke delen.• Kleur 1 van de 2 delen.

Nu helemaal zelf! Doe wat er gevraagd wordt.

Kleur 46

van de rechthoek. Kleur 58

van dit vierkant. Kleur 34

van de cirkel.

Kleur 46

van de rechthoek. Kleur 49

van dit vierkant.

a

b

80 © Uitgeverij VAN IN Dit printblad hoort bij Reken Maar! 3 | blok 7

Datum: Nr.: Naam:

Page 20: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

BLOK 6 1 WERKEN MET NEGATIEVE GETALLEN

Vul in.

a Sofie staat op en gaat naar de winkel. Ze drukt op liftknop en daalt verdiepingen.

b Qais draait zijn deur op slot en stijgt twee verdiepingen.

Hij drukt op liftknop en gaat op bezoek bij .

c Sofie parkeert haar auto. Ze moet nog even in de berging zijn. Ze drukt op liftknop

en stijgt verdiepingen.

d Tom is in de winkel. Hij wil zijn fiets halen. Hij drukt op liftknop en daalt verdiepingen.

e Qais is in de berging. Hij wil zijn auto halen. Hij drukt op liftknop en daalt verdiepingen.

a

63Dit printblad hoort bij Reken Maar! 3 | blok 6 © Uitgeverij VAN IN

Datum: Nr.: Naam:

Page 21: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

BLOK 7 5 OPTELLEN EN AFTREKKEN TOT 1 000

Even opwarmen, noteer de som of het verschil.

549 + 60 =

678 + 30 =

821 + 80 =

457 + 50 =

902 − 90 =

305 − 60 =

704 − 20 =

809 − 30 =

Los op met de lange weg.

543 + 28

= + =

362 + 574

= + + = + =

133 + 279

= + =

638 + 188

= + + = + =

274 − 36

= − =

524 − 271

= − − = − =

885 − 247

= − =

252 − 164

= − − = − =

Reken uit in je kladschrift.

513 + 127 =

108 + 356 =

668 + 251 =

875 + 66 =

692 − 172 =

457 − 363 =

555 − 394 =

702 − 643 =

a

b

c

81Dit printblad hoort bij Reken Maar! 3 | blok 7 © Uitgeverij VAN IN

Datum: Nr.: Naam:

Page 22: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

BLOK 6 2 FLEXIBEL OPTELLEN EN AFTREKKEN

Reken handig uit.

a 672 + 299 = ( + ) −

= − =

b 961 − 397 = ( − ) +

= + =

435 + 397 =

=

746 − 198 =

=

198 + 548 = ( + ) −

= − =

683 − 499 =

=

95 + 876 =

=

825 − 296 =

=

c 350 + 357 + 150

= + +

= + =

710 + 170 + 90 =

=

580 + 35 + 165 = + ( + )

= + =

170 + 640 + 160 =

=

d 926 − 80 − 26

= − −

= − =

905 − 7 − 605 =

=

Neem de termen handig samen.

Het aftrektal blijft vooraan. Trek de andere termen er handig af.

67Dit printblad hoort bij Reken Maar! 3 | blok 6 © Uitgeverij VAN IN

Datum: Nr.: Naam:

Page 23: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

BLOK 6 3 VERMENIGVULDIGEN MET EEN ZUIVER TIENTAL (T × TE)

Noteer het product.

3 × 2 =

30 × 2 =

3 × 20 =

30 × 20 =

4 × 1 =

4 × 10 =

40 × 1 =

40 × 10 =

2 × 5 =

20 × 5 =

2 × 50 =

20 × 50 =

10 × 70 =

50 × 6 =

40 × 20 =

3 × 200 =

20 × 20 =

60 × 7 =

30 × 6 =

8 × 50 =

Kijk goed naar het voorbeeld. Reken uit.

50 × 17 = (50 × 10) + (50 × 7)

10 7 = 500 + 350 = 850

70 × 13 = ( × ) + ( × )

= + =

30 × 18 = ( × ) + ( × )

= + =

40 × 24 = ( × ) + ( × )

= + =

20 × 23 = ( × ) + ( × )

= + =

60 × 16 = ( × ) + ( × )

= + =

15 × 60 = 60 × 15 = (60 × 10) + (60 × 5)

10 5 = 600 + 300 = 900

18 × 40 = × = ( × ) + ( × )

= + =

19 × 30 = × = ( × ) + ( × )

= + =

a

b

68 © Uitgeverij VAN IN Dit printblad hoort bij Reken Maar! 3 | blok 6

Datum: Nr.: Naam:

Page 24: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

BLOK 7 6 CIJFEREND AFTREKKEN

Schat en bereken het verschil.a

567 − 43 =

≈ ¡

D H T E

752 − 438 =

≈ ¡

D H T E

832 − 75 =

≈ ¡

D H T E

768 − 348 =

≈ ¡

D H T E

386 − 91 =

≈ ¡

D H T E

541 − 255 =

≈ ¡

D H T E

625 − 515 =

≈ ¡

D H T E

454 − 236 =

≈ ¡

D H T E

652 − 474 =

≈ ¡

D H T E

Begin altijd bij de eenheden!

82 © Uitgeverij VAN IN Dit printblad hoort bij Reken Maar! 3 | blok 7

Datum: Nr.: Naam:

Page 25: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

Lees en reken uit.

• Lees het rekenverhaal aandachtig.• Onderstreep de gegevens die je nodig hebt.• Noteer de bewerking en reken uit.• Noteer het juiste antwoord.

Kapitein Haak is 73 jaar.Hij heeft 683 euro op zijn bankrekening. Hij koopt een krokodil voor 298 euro.

Hoeveel euro houdt hij over?

Antwoord:

Stout zeg!25 piraten stelen 253 diamanten.Ze geven er 165 aan kapitein Haak.

Hoeveel diamanten houden ze over?

Antwoord:

In de schatkamer liggen 225 goudstaven, 165 diamanten en 513 muntstukken. Kapitein Haak betaalt 241 muntstukken voor eten.

Hoeveel munten houdt hij over?

Antwoord:

Kapitein Haak zoekt een schat.Hij is al 135 dagen van huis. De schat bevindt zich op 681 km.Ze hebben al 107 km gevaren.

Hoeveel km moeten ze nog afleggen?

Antwoord:

b

≈ ¡

D H T E

≈ ¡

D H T E

≈ ¡

D H T E

≈ ¡

D H T E

83Dit printblad hoort bij Reken Maar! 3 | blok 7 © Uitgeverij VAN IN

Datum: Nr.: Naam:

Page 26: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

BLOK 6 5 CIJFEREND OPTELLEN

Maak eerst een schatting. Reken dan uit.

436 + 561 =

≈ + = ¡

D H T E

4 3 6

+5 6 1

853 + 108 =

≈ + = ¡

D H T E

8 5 3

+1 0 8

688 + 245 =

≈ + = ¡

D H T E

6 8 8

+2 4 5

737 + 84 =

≈ + = ¡

D H T E

7 3 7

+8 4

523 + 65 =

≈ ¡

D H T E

+

305 + 456 =

≈ ¡

D H T E

+

158 + 497 =

≈ ¡

D H T E

+

839 + 84 =

≈ ¡

D H T E

+

70 © Uitgeverij VAN IN Dit printblad hoort bij Reken Maar! 3 | blok 6

Datum: Nr.: Naam:

Page 27: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

BLOK 6 6 DE TEMPERATUUR AFLEZEN EN AANDUIDEN

Kijk goed en schrijf op.

°C20

15

10

5

0

–5

–10

–15

–20

° C ° C ° C ° C

° C ° C ° C ° C

Duid het kookpunt aan met rood. Kleur het vriespunt blauw.

Kleur nu zelf. Hoe warm of koud is het?

°C20

15

10

5

0

–5

–10

–15

–20

°C20

15

10

5

0

–5

–10

–15

–20

°C20

15

10

5

0

–5

–10

–15

–20

°C20

15

10

5

0

–5

–10

–15

–20

°C20

15

10

5

0

–5

–10

–15

–20

8 °C − 4 °C 20 °C − 11 °C 17 °C

a

− 3 °C

b

c

71Dit printblad hoort bij Reken Maar! 3 | blok 6 © Uitgeverij VAN IN

Datum: Nr.: Naam:

Page 28: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

BLOK 6 9 TIJDSDUUR BEPALEN MET EEN JAARKALENDER

Reken uit. Gebruik de jaarkalender.

a

b

c

d

Het is donderdag 10.02. Ik ben jarig op 13.02.

Dat is nog keer slapen.

Vandaag is het 11/10. 0p 19/10 ga ik op

schoolreis. Dat is nog keer slapen.

Het is vrijdag 24.06. 0p 1 juli begint de grote

vakantie. Dat is nog keer slapen.

Het is vandaag 9 april. 0p 14 april krijg ik mijn

nieuwe fiets. Dat is nog keer slapen.

e

f

Mijn buurmeisje gaat in Italië studeren.

Ze vertrekt op 22.03 en komt terug op 03.07.

Dat zijn maanden en dagen.

Mijn oom gaat voor zijn werk naar Afrika.

Hij vertrekt op 29 september en komt terug

op 8 december.

Dat zijn maanden en dagen.

januari februari maart aprilM D W D V Z Z M D W D V Z Z M D W D V Z Z M D W D V Z Z

1 2 1 2 3 4 5 6 1 2 3 4 5 6 1 2 33 4 5 6 7 8 9 7 8 9 10 11 12 13 7 8 9 10 11 12 13 4 5 6 7 8 9 1010 11 12 13 14 15 16 14 15 16 17 18 19 20 14 15 16 17 18 19 20 11 12 13 14 15 16 1717 18 19 20 21 22 23 21 22 23 24 25 26 27 21 22 23 24 25 26 27 18 19 20 21 22 23 2424 25 26 27 28 29 30 28 28 29 30 31 25 26 27 28 29 3031

mei juni juli augustusM D W D V Z Z M D W D V Z Z M D W D V Z Z M D W D V Z Z

1 1 2 3 4 5 1 2 3 1 2 3 4 5 6 72 3 4 5 6 7 8 6 7 8 9 10 11 12 4 5 6 7 8 9 10 8 9 10 11 12 13 149 10 11 12 13 14 15 13 14 15 16 17 18 19 11 12 13 14 15 16 17 15 16 17 18 19 20 2116 17 18 19 20 21 22 20 21 22 23 24 25 26 18 19 20 21 22 23 24 22 23 24 25 26 27 2823 24 25 26 27 28 29 27 28 29 30 25 26 27 28 29 30 31 29 30 3130 31

september oktober november decemberM D W D V Z Z M D W D V Z Z M D W D V Z Z M D W D V Z Z

1 2 3 4 1 2 1 2 3 4 5 6 1 2 3 45 6 7 8 9 10 11 3 4 5 6 7 8 9 7 8 9 10 11 12 13 5 6 7 8 9 10 1112 13 14 15 16 17 18 10 11 12 13 14 15 16 14 15 16 17 18 19 20 12 13 14 15 16 17 1819 20 21 22 23 24 25 17 18 19 20 21 22 23 21 22 23 24 25 26 27 19 20 21 22 23 24 2526 27 28 29 30 24 25 26 27 28 29 30 28 29 30 26 27 28 29 30 31

31

74 © Uitgeverij VAN IN Dit printblad hoort bij Reken Maar! 3 | blok 6

Datum: Nr.: Naam:

Page 29: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

BLOK 7 9 RECHTHOEK EN VIERKANT TEKENEN IN RUITJESPAPIER

naam rechthoek naam vierkant

hoeken 4 hoeken hoeken 4 hoeken

zijden • de overstaande zijden

• de overstaande zijden

zijden • de overstaande zijden

• alle zijden

Teken wat gevraagd wordt.

een vierkant een rechthoek

een rechthoek een vierkant

86 © Uitgeverij VAN IN Dit printblad hoort bij Reken Maar! 3 | blok 7

Datum: Nr.: Naam:

Page 30: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

BLOK 6 7 TEMPERATUURVERSCHIL BEREKENEN

Kleur zelf of lees de temperatuur af. Hoe warm of koud is het?

°C20

15

10

5

0

–5

–10

–15

–20

°C20

15

10

5

0

–5

–10

–15

–20

°C20

15

10

5

0

–5

–10

–15

–20

°C20

15

10

5

0

–5

–10

–15

–20

− 6 °C 14 °C − 9 °C °C °C

Bepaal het verschil.

°C20

15

10

5

0

–5

–10

–15

–20

°C20

15

10

5

0

–5

–10

–15

–20

°C20

15

10

5

0

–5

–10

–15

–20

°C20

15

10

5

0

–5

–10

–15

–20

°C °C 7 °C 18 °C

Het verschil is °C. Het verschil is °C.

°C20

15

10

5

0

–5

–10

–15

–20

°C20

15

10

5

0

–5

–10

–15

–20

°C20

15

10

5

0

–5

–10

–15

–20

°C20

15

10

5

0

–5

–10

–15

–20

°C °C − 12 °C − 3 °C

Het verschil is °C. Het verschil is °C.

a

b

72 © Uitgeverij VAN IN Dit printblad hoort bij Reken Maar! 3 | blok 6

Datum: Nr.: Naam:

Page 31: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

BLOK 6 8 WERKEN MET EEN JAARKALENDER EN DE DATUM NOTEREN

1 JAAR

= maanden = weken = (of ) dagen

Welke data werden omkringd? Noteer voluit en verkort.

2025 lang

kort . .

lang

kort . .

Beantwoord de vragen.

eergisteren gisteren vandaag morgen overmorgen

Gisteren was het dinsdag 17 mei.

Vandaag is het

.

Vandaag is het zaterdag 22 oktober.

Morgen is het

.

Eergisteren was het woensdag 8 juni.

Morgen is het

.

Morgen is het zaterdag 24 december.

Eergisteren was het

.

a

januari februari maart aprilM D W D V Z Z M D W D V Z Z M D W D V Z Z M D W D V Z Z

1 2 1 2 3 4 5 6 1 2 3 4 5 6 1 2 33 4 5 6 7 8 9 7 8 9 10 11 12 13 7 8 9 10 11 12 13 4 5 6 7 8 9 1010 11 12 13 14 15 16 14 15 16 17 18 19 20 14 15 16 17 18 19 20 11 12 13 14 15 16 1717 18 19 20 21 22 23 21 22 23 24 25 26 27 21 22 23 24 25 26 27 18 19 20 21 22 23 2424 25 26 27 28 29 30 28 28 29 30 31 25 26 27 28 29 3031

mei juni juli augustusM D W D V Z Z M D W D V Z Z M D W D V Z Z M D W D V Z Z

1 1 2 3 4 5 1 2 3 1 2 3 4 5 6 72 3 4 5 6 7 8 6 7 8 9 10 11 12 4 5 6 7 8 9 10 8 9 10 11 12 13 149 10 11 12 13 14 15 13 14 15 16 17 18 19 11 12 13 14 15 16 17 15 16 17 18 19 20 2116 17 18 19 20 21 22 20 21 22 23 24 25 26 18 19 20 21 22 23 24 22 23 24 25 26 27 2823 24 25 26 27 28 29 27 28 29 30 25 26 27 28 29 30 31 29 30 3130 31

september oktober november decemberM D W D V Z Z M D W D V Z Z M D W D V Z Z M D W D V Z Z

1 2 3 4 1 2 1 2 3 4 5 6 1 2 3 45 6 7 8 9 10 11 3 4 5 6 7 8 9 7 8 9 10 11 12 13 5 6 7 8 9 10 1112 13 14 15 16 17 18 10 11 12 13 14 15 16 14 15 16 17 18 19 20 12 13 14 15 16 17 1819 20 21 22 23 24 25 17 18 19 20 21 22 23 21 22 23 24 25 26 27 19 20 21 22 23 24 2526 27 28 29 30 24 25 26 27 28 29 30 28 29 30 26 27 28 29 30 31

31

b

73Dit printblad hoort bij Reken Maar! 3 | blok 6 © Uitgeverij VAN IN

Datum: Nr.: Naam:

Page 32: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

BLOK 6 10 SPIEGELINGEN EN SYMMETRIE

Even opfrissen! Kruis aan.

Als ik in de spiegel kijk,

... is mijn spiegelbeeld even groot als ik.

... is mijn spiegelbeeld net iets groter.

Als ik dichter bij de spiegel kom,

... loopt mijn spiegelbeeld achteruit.

... komt mijn spiegelbeeld ook dichterbij.

Als ik een gekke bek trek,

... doet mijn spiegelbeeld dat ook.

... kijkt mijn spiegelbeeld heel verdrietig.

Een sproet die op mijn gezicht links staat,

... staat bij mijn spiegelbeeld ook links.

... staat bij mijn spiegelbeeld rechts.

Trek een kring rond het juiste spiegelbeeld.

Zijn deze spiegelingen juist? Ja J of nee L?

P 6 9

Klaar? Controleer nu zelf met een spiegel.

a

b

c

P

d

75Dit printblad hoort bij Reken Maar! 3 | blok 6 © Uitgeverij VAN IN

Datum: Nr.: Naam:

Page 33: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

BLOK 6 4 EENVOUDIGE VRAAGSTUKKEN OPLOSSEN

• Lees het rekenverhaal aandachtig.• Onderstreep de gegevens die je nodig hebt.• Noteer de bewerking en reken uit.• Noteer het juiste antwoord.

a Anna en Otto zijn jarig. Ze trakteren met aardbeien. Er zitten 23 kinderen in de klas.Elk kind krijgt een bakje met 20 aardbeien. Hoeveel aardbeien zijn dat in totaal?

Bewerking:

Antwoord:

b Anna kreeg een fototoestel voor haar verjaardag.Dit weekend nam ze 345 foto’s. Haar tweelingbroer Otto nam er 197. Hoeveel foto’s zijn dat samen?

Bewerking:

Antwoord:

c Otto en Anna kregen samen wel 185 sms’jes met verjaardagswensen. 98 daarvan kwamen van vrienden. Alle andere sms’jes kwamen van hun familie.Hoeveel sms’jes kregen ze van hun familie?

Bewerking:

Antwoord:

d Op het feestje van Anna en Otto komen 14 kinderen.Ze gaan knutselen!Mama geeft elk kind 20 vouwblaadjes.Hoeveel vouwblaadjes deelde ze uit?

Bewerking:

Antwoord:

69Dit printblad hoort bij Reken Maar! 3 | blok 6 © Uitgeverij VAN IN

Datum: Nr.: Naam:

Page 34: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

abc abc

naam ____________________________ datum ________________

KIJKER 1

educatieve uitgavenspeurder • 1

3 Oefening 1

Ik vul een tweetekenklank in. Een tweetekenklank bestaat uit twee letters. Ik schrijf het woord twee keer over.

b____r ___________ ___________

zw_____n ___________ ___________

z______l ___________ ___________

bl______m ___________ ___________

sp______k ___________ ___________

kr_______ft ___________ ___________

sch_____p ___________ ___________

ee beer beer

Verrekijker_Spelling_3_Scheurblok_BW.indd 1 16/07/18 15:31

Page 35: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

abc abc3

naam ____________________________ datum ________________

educatieve uitgavenspion •

KIJKER 1

2

Oefening 1

Welke tweetekenklank past in het woord? Ik vul aan en schrijf het woord over.

De d_____r staat open. ______________

Ik rijd op mijn f______ts. ______________

Stan draagt een blauwe br_____k. ______________

Vannacht had ik een nare dr_____m. ______________

Het licht staat op gr_____n. ______________

Een leeuw is een b_____st. ______________

Vijf min twee is dr_____. ______________

We vertrekken op r_____s. ______________

De Schelde is een str_____m. ______________

We rijden met de _____to. ______________

Ik hou van j____! ______________

Hij fl____t op zijn vingers. ______________

Het is niet warm, maar het is k_____d. ______________

deureu

Verrekijker_Spelling_3_Scheurblok_BW.indd 2 16/07/18 15:31

Page 36: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

abc abc

naam ____________________________ datum ________________

KIJKER 1

educatieve uitgavenspeurder • 7

3 Oefening 4

Ik schrijf de woorden in het juiste vak.

zon – stoel – soms – broers – plus – haan – melk – plaats – koek – man – vlag – prins – warm – kerk – zwaan – trots

MKM MKMM ________________________

________________________

________________________

________________________

________________________

________________________

________________________

________________________

MMKM MMKMM ________________________

________________________

________________________

________________________

________________________

________________________

________________________

________________________

M = Medeklinker K = Klinker

zon

Verrekijker_Spelling_3_Scheurblok_BW.indd 7 16/07/18 15:31

Page 37: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

abc abc3

naam ____________________________ datum ________________

educatieve uitgavenspion •

KIJKER 1

8

Oefening 4

Werkwoorden zijn woorden die zeggen wat iets of iemand doet, wat gebeurt.

Ik maak MKMM- en MMKMM-werkwoorden: de +t-vorm. Ik schrijf het werkwoord over.

Ahmed speel___ met zijn zus in

het park. Papa loop___ voorbij.

Hij kijk___ naar de kinderen. Oei!

Ahmed val___. Maar hij huil___

niet. Zijn zus stap___ vlug naar

mama. Mama kom___ kijken.

Ze maak___ de wonde proper.

Ze kus___ Ahmed.

Het begin___ donker te worden.

Een hond blaf___. Een wolk

drijf___ voor de zon. Tijd om naar

huis te gaan.

hij _______________

papa _____________

hij _______________

Ahmed ___________

hij ___________ niet

zijn zus ___________

mama ____________

ze _______________

ze _______________

het ______________

een hond __________

een wolk __________

t speelt

Verrekijker_Spelling_3_Scheurblok_BW.indd 8 16/07/18 15:31

Page 38: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

abc abc

naam ____________________________ datum ________________

KIJKER 1

educatieve uitgavenspeurder • 9

3 Oefening 5

Ik schrijf eerst de ik-vorm en daarna de +t-vorm van het werkwoord.

roepen ik roep hij roept

bellen Ik __________________ aan de deur.

Wout _______________ aan de deur.

maken Ik __________________ veel lawaai.

De buurman _____________ veel lawaai.

zoeken Ik __________________ mijn balpen.

Papa ________________ zijn hamer.

plagen Ik ___________________ je toch niet.

Stien _____________________ hem.

sturen Ik ______________________ mijn fiets.

Mama __________________ de auto.

klimmen Ik __________________ in een boom.

Sharon ____________ op een ladder.

De ik-vorm van het werkwoord noemt men ook de stam van het werkwoord.

Verrekijker_Spelling_3_Scheurblok_BW.indd 9 16/07/18 15:31

Page 39: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

abc abc

naam ____________________________ datum ________________

KIJKER 1

educatieve uitgavenspeurder • 11

3 Oefening 6

Ik verdeel eerst de samenstellingen en kleef de woorden dan weer samen. voordeur = ____________ + _____________

De _____________________ staat open.

schooltas = _____________ + ____________

Mijn __________________ weegt zwaar.

stofdoek = _____________ + ____________

Mama stoft af met een _______________.

wipneus = _____________ + _____________

Dat meisje heeft een _____________.

vuurwerk = _____________ + _____________

We kijken naar het ________________.

diepvries = _____________ + ______________

Papa haalt de groenten uit de

_________________.

voor deur voordeur

Verrekijker_Spelling_3_Scheurblok_BW.indd 11 16/07/18 15:31

Page 40: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

abc abc3

naam ____________________________ datum ________________

educatieve uitgavenspion •

KIJKER 1

12

Oefening 6

Ik onderstreep alle samenstellingen. Ik verdeel en kleef!

De man gaat naar de huisarts. Die onderzoekt hem. Hij neemt zijn bloeddruk. De man moet op de weegschaal staan. De dokter zegt: ‘Je weegt te zwaar. Je moet zestien kilo vermageren.’ ‘Oei,’ denkt de man, ‘het is gedaan met die brooddoos vol brood, de heerlijke vleessaus en luieren in mijn tuinstoel. Morgen neem ik de koersfiets en zal ik meer bewegen.’ ‘En ook minder eten’, lacht de dokter.

_____________ + _____________ = ________________________

_____________ + _____________ = ________________________

_____________ + _____________ = ________________________

_____________ + _____________ = ________________________

_____________ + _____________ = ________________________

_____________ + _____________ = ________________________

_____________ + _____________ = ________________________

_____________ + _____________ = ________________________

_____________ + _____________ = ________________________

huis arts huisarts

Verrekijker_Spelling_3_Scheurblok_BW.indd 12 16/07/18 15:31

Page 41: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

abc abc

naam ____________________________ datum ________________

KIJKER 1

educatieve uitgavenspeurder • 13

3 Oefening 7

Ik maak telkens twee samenstellingen.

schoen – straat – smeer – steen

Schoenen poets je met ______________________.

Die _________________ ligt los. Val er niet over!

schrijf – voor – boek – schrift

Van de huisarts krijg je een ______________________.

Ik schrijf het op in mijn _________________________.

haag – uit – spraak – schaar

Papa snoeit de haag met een __________________.

Ik verzorg mijn ______________________.

spreek – rol – beurt – schaats

Die ____________________ heeft vier wieltjes.

De kinderen luisteren naar mijn ____________________.

herfst – brood – korst – kleur

Bruin is een ____________________.

Dat is wel een harde ____________________.

schoensmeer

Verrekijker_Spelling_3_Scheurblok_BW.indd 13 16/07/18 15:31

Page 42: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

abc abc

naam ____________________________ datum ________________

KIJKER 1

educatieve uitgavenspeurder • 19

3 Oefening 10

Ik schrijf de juiste vorm van de woorden.

meeuw Er vliegen __________________ over zee.

nieuw Ik heb ____________________ schoenen.

schreeuw Je moet niet zo _____________________!

duw Pa en ma _________________ mij vooruit.

koe Er grazen tien ______________ in de wei.

kraai Zwarte _____________ krijsen in de lucht.

gooi Wij _______________ de bal naar elkaar.

stoei De kinderen _______________ in de tuin.

schuw Dat zijn ______________________ vogels.

Ik schrijf de +t-vorm van enkele werkwoorden.

ik duw Hij ____________________ mij.

ik geeuw Papa _____________________.

ik zaai De boer ___________________.

ik zwaai Mijn broer ______________ naar mij.

ik schreeuw De baby _______________________.

meeuwen

Verrekijker_Spelling_3_Scheurblok_BW.indd 19 16/07/18 15:31

Page 43: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

abc abc3

naam ____________________________ datum ________________

educatieve uitgavenspion •

KIJKER 1

20

Oefening 10

Ik zoek zoveel mogelijk woorden met aai, ooi, oei, eeuw, ieuw en uw in de woordzoeker. Ik schrijf ze onderaan. Ik kijk van links naar rechts en van boven naar onder.

d s n e e u w e n

u t a a i e z

w r m a a i a l

e o o i e v a a r

n o o i t i w u

h i i u e a w

u e e u w e n a e

w n i e u w s i

______________

______________

______________

______________

______________

______________

______________

______________

______________

______________

______________

______________

______________

______________

______________

______________

sneeuwen

Verrekijker_Spelling_3_Scheurblok_BW.indd 20 16/07/18 15:31

Page 44: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

abc abc

naam ____________________________ datum ________________

KIJKER 1

educatieve uitgavenspeurder • 21

3 Oefening 11

Ik vul aan met aai, ooi, oei, eeuw, ieuw en uw. Ik schrijf het meervoud.

een … twee …

l_________ _____________________

h_________ _____________________

k_________ _____________________

kr_________ _____________________

m_________ _____________________

Ik schrijf de juiste vorm van het woord.

ik duw Wij _______________ de schommel.

kieuw Vissen hebben ________________.

ruw Mama heeft ____________ handen door het harde werk.

Verrekijker_Spelling_3_Scheurblok_BW.indd 21 16/07/18 15:31

Page 45: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

abc abc3

naam ____________________________ datum ________________

educatieve uitgavenspion •

KIJKER 1

22

Oefening 11

Ik schrijf de woorden in de passende vorm in de zinnen.

spreeuw – leeuw – kieuw – kooi – nieuw – kraai – haai – koe – sneeuw – schuw

In de zoo kun je de koningen van de dieren zien: de

________________. Soms zitten ze in _____________.

De olifanten zitten buiten. Maar als het koud is en het gaat

________________, staan ze binnen.

In zee zijn er ook gevaarlijke vissen, zoals de

_____________. Vissen ademen dankzij hun

________________.

In de wei staan er dan weer ______________.

De stal was stuk. De boer heeft _______________ stallen

laten bouwen.

Soms zie je grote, zwarte vogels. Het zijn

________________. Als de bessen rijp zijn, legt

opa er een net over. Anders zijn de merels en de

________________ ermee weg.

Vossen zie je bijna nooit. Het zijn ____________ dieren.

Verrekijker_Spelling_3_Scheurblok_BW.indd 22 16/07/18 15:31

Page 46: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

abc abc

naam ____________________________ datum ________________

KIJKER 1

educatieve uitgavenspeurder • 23

3 Oefening 12

Ik schrijf de woorden met ng en nk in het meervoud.

een bank twee ___________________

een slang veel ___________________

een pink beide __________________

een sprong grote ___________________

een vink mooie __________________

een tang twee ___________________

een plank lange __________________

een klank Klinkers zijn ____________________.

ik drink De kinderen _______________ melk.

ik vang Wij ______________________ de bal.

ik bedenk We _______________ een leuk spel.

ik spring Die poezen _________________ ver.

ik verlang Wij _________________ naar de reis.

Nooit meer dan twee letters!

banken

Verrekijker_Spelling_3_Scheurblok_BW.indd 23 16/07/18 15:31

Page 47: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

abc abc

naam ____________________________ datum ________________

educatieve uitgavenspeurder • 29

3KIJKER 2

Oefening 15

Ik vul de woorden met ch in.

zich – pech – lach – ach – toch – lichaam – kuchen – pochen – kachel – glimlach

1 Jan valt. Hij heeft ___________ pijn gedaan.

2 Dat is een tegenslag. Dat is _____________!

3 Ik maak plezier en ik ______________.

4 lach – l = ____________!

5 Ik ben wel wat ziek, maar __________ sta ik op.

6 Ik moet een beetje hoesten of ______________.

7 Je moet niet zo bluffen of ___________.

8 Ik verwarm me aan de ______________.

9 Ik lach een klein beetje. Ik _________________.

10 Een ander woord voor lijf is _________________.

Woorden met ch moet ik onthouden!

Verrekijker_Spelling_3_Scheurblok_BW.indd 29 16/07/18 15:31

Page 48: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

abc abc

naam ____________________________ datum ________________

educatieve uitgavenspeurder • 31

3KIJKER 2

Oefening 16

Ik vul g of ch in. Ik schrijf het woord nog eens over.

Ik ben ziek.

Ik ben (vroe___) ____________ wakker.

En (to___) _________ sta ik niet op. Ik heb

pijn aan mijn (maa___) ____________.

Dat is (pe___) __________. Want

(vandaa___) __________________ gaan we op schoolreis.

Ik kan er niet om (la___en) _____________. Als mama

komt, (li___) __________ ik (no___) _________ op mijn

(ru___) __________ in bed. Ik (ze___) _________ dat

ik me niet goed voel. ‘Kom naar beneden, de (ka___el)

____________ brandt.’ Mama roept de dokter. Ze zegt:

‘Seppe voelt (zi___) ____________ niet goed.’ De dokter

onderzoekt mijn (li___aam) _____________. Ik moet

even (ku___en) ____________. Hij luistert. ‘(Teru___)

____________ in bed,’ zegt hij, ‘je bent ziek en je hebt

koorts.’

g vroeg

Verrekijker_Spelling_3_Scheurblok_BW.indd 31 16/07/18 15:31

Page 49: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

abc abc

naam ____________________________ datum ________________

educatieve uitgavenspeurder • 33

3KIJKER 2

Oefening 17

Ik onderstreep de woorden met cht en schrijf ze in het juiste hokje.

Geef acht! Wie is daar in aantocht? Ik sta op wacht. Ik zie een licht. De maan lacht Wat een mooi gezicht. zo zacht. Allemaal lichtjes op een rij, Ik kijk naar de lucht, komen zachtjes uit een wei. en ik zucht: Dat had ik toch niet verwacht. de maan lijkt zo dicht Er loopt er één recht in de gracht. met haar helder licht. Schapen, het zijn er echt wel acht. Ik kijk naar de bocht. Met een grijze wollen vacht.

...ucht ...ocht ...echt

____________

____________

____________

____________

____________

____________

...icht ...acht

____________

____________

____________

____________

____________

____________

____________

____________

____________

____________

____________

____________

____________

____________

acht

Verrekijker_Spelling_3_Scheurblok_BW.indd 33 16/07/18 15:31

Page 50: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

abc abc

naam ____________________________ datum ________________

educatieve uitgavenspeurder • 39

3KIJKER 2

Oefening 20

Ik vul het woord aan met g, ch, gt of cht. Ik schrijf het woord nog eens over.

1 Ik ben vroe____ wakker. ____________

2 Ik ben to____ op tijd. ____________

3 Zus li____ in bed. ____________

4 Er is een beri______ op de gsm. ____________

5 De lu____ is blauw. ____________

6 Een vogel vlie____ over. ____________

7 Pa heeft zi____ al gewassen. ____________

8 Re_____s van mij ligt mijn beer. ____________

9 Mama doet het li______ uit. ____________

10 Mijn zus ze______ niet veel. ____________

11 Ik heb pe______ vandaag. ____________

12 We hebben no______ wat tijd. ____________

13 Maar ik wa______ niet graag. ____________

g vroeg

Verrekijker_Spelling_3_Scheurblok_BW.indd 39 16/07/18 15:31

Page 51: G 2G - De Reuzenboom · 3 Hoe groot is één deel? : = 4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T) 5 Hoeveel is dat samen? × = Omkring 5 7 van de schelpen. 1 Hoe groot is het geheel? (Tel

abc abc3

naam ____________________________ datum ________________

educatieve uitgavenspion • 40

KIJKER 2

Oefening 20

Ik vervang door g, ch, gt of cht. Ik schrijf het woord in de zin.

Mijn (nije) ___________ Lauren (vraa) ____________

of ik mee ga zwemmen. Ze (ze) __________ dat ze

(er) ________ (graa) __________ zwemt.

Ze doet ook mee aan wedstrijden. Wanneer ze in het

water (li) ________, voelt ze (zi) ___________ goed.

Ze kan ook duiken. Dan staat ze (hoo) ___________ op

de plank. Ze (vlie) ____________ door de (lu)

__________, plenst in het water en zwemt heen en

(teru) ___________. Maar gisteren had ze

(pe) __________. Het zwembad was (di) _________.

(Vandaa) _____________ ga ik mee.

Ze stuurde mij een (berije) ______________. Ik laat

me (zajes) _______________ in het water glijden.

Lauren (vol) ____________ me en zwemt me (vlu)

____________ voorbij.

Na een uurtje (droo) ___________ ik mijn kletsnatte

(liaam) _______________ af. Dat was fijn.

nichtje

Verrekijker_Spelling_3_Scheurblok_BW.indd 40 16/07/18 15:31