Fennema, M. (2012) Van Thomas Jefferson tot Pim Fortuyn. Amsterdam : Het spinhuis. [samenvatting]
description
Transcript of Fennema, M. (2012) Van Thomas Jefferson tot Pim Fortuyn. Amsterdam : Het spinhuis. [samenvatting]
1
Meindert Fennema
Van Thomas Jefferson tot Pim Fortuyn
Samenvatting
Sylvia Gonggryp
Opmerkingen
- Samenvatting van de hoofdstukken 2 t/m 8
- Het eerste hoofdstuk is weergegeven in de vorm van zelfstudievragen met antwoorden.
- Uit hoofdstuk 7 is alleen de vergelijking tussen de bureaucratietheorieën van Weber en Lenin
opgenomen.
- Wat is “utilitarisme” een *** woord om te typen.
2
Hoofdstuk Denkers
Hoofdstuk 2 Vier democratische revoluties
Paine Jefferson Van der Capellen tot den Pol Condorcet Robespierre
1737 1743 1741 1743
Hoofdstuk 3 Reacties op de Franse Revolutie
Burke Saint-Simon Hegel Tocqueville
1729 1760 1770 1805
Hoofdstuk 4 Engels liberalisme
James mill John Stuart Mill
1773 1806
Hoofdstuk 5 Van een politieke naar een sociale democratie
Franse socialisten Marx en Engels
1819
Hoofdstuk 6 De ontwikkeling van een partijendemocratie
Van Buren Bluntschli Thorbecke Kautsky Kuyper
1808 1798 1854 1837
(Hoofdstuk 7) Pagina 224-228 Weber versus Lenin
Weber Lenin
1864 1870
Hoofdstuk 8 Kritiek op de massademocratie
Michels Spengler schumpeter
1876 1880 1883
Hoofdstuk 9 Multiculturalisme en rechtspopulisme
Lijphart Fortuyn Cliteur
1936 1948 1955
3
Hoofdstuk 1
De democratische bewegingen en de reactie
Met de opkomst van de democratische bewegingen in de zeventiende en achttiende eeuw ontwikkelde
het democratiebegrip zich tot de kern van de politieke theorie. Democratische bewegingen kwamen op
voor de belangen van de burgers:
- De Commoners in Engeland
- De Derde Stand in Frankrijk
Een serie revolutionaire gebeurtenissen die een eind aan de uitsluiting van de burgerij zouden maken
aan het eind van de achttiende eeuw:
- Amerikaanse onafhankelijkheidsstrijd
- Nederlandse patriottenbeweging
- Franse Revolutie
- Haïtiaanse slavenopstand
Vragen bij hoofdstuk 1
Welke ontwikkeling probeert Fennema uiteen te zetten in zijn boek?
De ontwikkeling van het denken over democratie.
Aan de hand van welke gebeurtenissen probeert Fennema deze ontwikkeling in kaart te
brengen?’
Een serie revolutionaire gebeurtenissen die een eind aan de uitsluiting van de burgerij zouden maken
aan het eind van de achttiende eeuw en het begin van de democratie markeerden:
- Amerikaanse onafhankelijkheidsstrijd
- Nederlandse patriottenbeweging
- Franse Revolutie
- Haïtiaanse slavenopstand
De revoluties van 1848 die de democratische bestuursvorm verder deed verspreiden. En de Russische
Revolutie, die de bestuursvorm over de wereld verspreidde.
4
Wat wordt bedoeld met het democratisch credo?
Definitie: het democratische “moto”, de achterliggende gedachte/waarden/normen om de
democratische inrichting van het bestuur op de baseren.
Het democratisch credo in essentie: politieke gelijkheid van burgers.
Het democratisch credo veranderde van goddelijke wil of traditie in de uitgangspunten van
maatschappelijke gelijkheid, politieke participatie en individuele vrijheid. Axioma: We hold these truths
to be self-evident, that all men are created equal, that they are endowed by their Creator with certain
unalienable Rights, that among these are Life, Liberty and the pursuit of Happiness.
“De filosofische basis van de moderne politieke maatschappij is circulair geworden” Leg in eigen
woorden uit wat hiermee wordt bedoeld.
De politieke machtshebbers moeten naar de wil van het volk luisteren. Uiteindelijk is er geen andere
bron waar besluitvorming op gebaseerd wordt. Het besluitvormingsproces wordt in essentie niet
beïnvloed door andere factoren dan de wil van het volk. De democratische filosofie ziet het
democratisch proces als “gesloten”, een circulaire situatie, waarbij de machthebbers niet om het volk
heen kunnen en het volk dat uiteindelijke hoogste macht is.
Volgens Fennema bestaat er een paradox in het democratisch denken. Leg uit wat deze paradox
omvat.
Aan de ene kant wordt er uitgegaan van abstracte politieke gelijkheid, aan de andere kant zitten er
praktische voorwaarden verbonden aan (het instaat zijn tot) politieke participatie: kennis, opleiding.
In het democratisch gelijkheidsideaal zijn twee polen te onderscheiden: ‘gelijkheid aan de
start’ en ‘gelijkheid aan de finish’. Wat wordt hiermee bedoeld?
Gelijkheid aan de start: iedereen wordt als gelijke geboren, met dezelfde natuurrechten en vrijheden.
Iedereen heeft sociaaleconomische gelijkheid, maar economische status is de zorg van het individu
zelf.
Gelijkheid aan de finish: mensen moeten ook gelijke kansen hebben zich economisch en intellectueel te
ontwikkelen, en kunnen bouwen op die belofte. De (economische) belemmeringen moeten dan ook
weggehaald worden.
“Een parlementaire democratie schiep de mogelijkheid om de besten uit het volk te belasten met
de politieke besluitvorming. Waarom zijn de besten niet altijd de beste vertegenwoordigers?
Omdat de meest ontwikkelde, de meest ervaren en deugdzamen, geen afspiegeling zijn van de hele
bevolking.
5
In de optiek van Rousseau wringt partijbelang met soevereiniteit. Leg uit.
Volgens Rousseau is soevereiniteit ondeelbaar. Politieke leiders moeten de algemene wil formuleren,
en zijn dus geen vertegenwoordigers, die belangen van hun achterban vertegenwoordigen.
In Frankrijk was het democratiebegrip oorspronkelijk gebaseerd op de ondeelbaarheid van het
gezag. In de V.S. ging men juist uit van ‘checks and balances’. Hoe is dit verschil in opvatting te
verklaren?
De vroegere feodale verhoudingen in Frankrijk, waarbij koning, geestelijke en de adel de macht
praktisch deelden, lieten bij de rest van het volk geen goede indruk achter. Daar streefden men naar
het bestuur, gebaseerd op de algemene wil. Gescheiden/gedeelde macht werd gezien als
contrarevolutionair.
In Amerika werd er naar een balans gezocht en speelde elementen als bescherming van de armen
tegen de rijke minderheid met bezit een rol in de gedachten bij een oplossing van gescheiden machten,
die elkaar in balans zouden houden.
6
Hoofdstuk 2
Vier democratische revoluties
Drie revoluties aan het eind van de achttiende eeuw die van ingrijpende betekenis waren voor de
politieke ontwikkelingen in de westerse wereld:
De onafhankelijkheidsstrijd van de Engelse koloniën in Noord-Amerika (1776-1783)
Revolutie in Frankrijk (1789-1795)
Slavenopstand in Saint Dominigue (1791-1804)
Neergeslagen revolutie: Nederlandse patriotten
De Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog
Verbinding met de Franse Revolutie
- Amerikaanse revolutionairen waren afhankelijk van de steun van Frankrijk
- De Staten-Generaal werd in 1789 door Lodewijk XVI bij elkaar geroepen ivm de staatsschuld
die was opgelopen, mede door de steun aan Amerikaanse revolutionairen
- De trans-Atlantische communicatie die mede door de Amerikaanse Onafhankelijkheidsstrijd
op gang kwam
- Militaire steun werd door Lodewijk naar Amerika gestuurd
- Amerikaanse vrijheidsstrijders (Franklin, Jefferson) kwamen naar Parijs om hun zaak te
bepleiten en hun zaken te behartigen
- Franse filosofie bij het opstellen van de Amerikaanse federale grondwet in Philadelphia, 1787
Thomas Paine en Thomas Jefferson
Over Thomas Paine
Een Engelse publicist (1737-1801) die een bijzondere rol speelde in de Amerikaanse vrijheidsoorlog.
Met een aanbevelingsbrief van Benjamin Franklin stak hij op 37-jarige leeftijd de oceaan over en
vestigde zich in Philadelphia. Zijn Common Sense, waarin hij zich zonder omhaal uitsprak voor de
onafhankelijkheid van de VS, maakte hem in één klap beroemd.
7
Regering als noodzakelijk kwaad
Maatschappij Regering
Ontstaan uit behoeftes
Ontstaan uit slechtheid
Bevordert het geluk in positieve zin, door menselijke genegenheid te bundelen.
Bevordert het geluk in negatieve zin door ondeugden te beteugelen.
Bevordert het maatschappelijk verkeer. Bevordert het maatschappelijk onderscheid.
Een beschermer Een straffer
De maatschappij is altijd een zegen. Zelfs in het beste geval is de regering een noodzakelijk kwaad. In het slechtste geval een ondraaglijk kwaad.
De maatschappij en regering
- De maatschappij bestaat uit zelfstandige, ondernemende individuen voor wie de regering het
grootste gevaar vormt.
- Er is vaker te veel regering dan te weinig.
- Er wordt altijd te veel belasting betaald.
Paine tegen de monarchie
Deze opvattingen vielen in de koloniale samenleving in goede aarde:
Paine stelde de monarchale regeringsvorm verantwoordelijk voor excessieve belastingheffing.
Regeringsvorm gebaseerd op erfelijkheid
De Engelse regeringsvorm bestaat uit drie elementen:
1. Een restant van de monarchie in de persoon van de koning.
2. Een overblijfsel van een aristocratische regeringsvorm in de vorm van het Hogerhuis.
3. Een democratisch element dat wordt gevormd door de leden van het Lagerhuis.
8
Paine verzette zich tegen het principe van check and balances voor zover dit gevormd wordt
door monarchale en aristocratische machten:
Te beweren dat de Engelse constitutie een eenheid is van drie machten die elkaar controleren vond hij
onzin. Te beweren dat de koning gecontroleerd wordt door het Lagerhuis, veronderstelt twee dingen:
dat de koning niet te vertrouwen is en een dorst naar absolute macht de natuurlijke neiging is van de
monarchie, en ten tweede dat de commons, omdat ze met dat doel benoemd zijn, wijzer of
achtenswaardiger zijn dan de kroon. Als de commons dan de macht hebben om de koning te
controleren door de begroting niet goed te keuren, maar de koning de macht heeft om de commons te
controleren, dan wordt weer verondersteld dat de koning wijzer is dan degenen waarvan al
verondersteld was dat zij wijzer waren dan de koning. Absurditeit.
Rights of Men (1791)
- Paine raakte in Engeland betrokken bij een polemiek over de Franse Revolutie: Edmund Burke
had een felle aanval gedaan op de revolutionaire beweging in Parijs.
- Paine verdedigde de Franse Revolutie en herhaalde zijn argumenten tegen de monarchie en
tegen de aristocratische invloed in de Engelse constitutie.
- Zijn nieuwe pamflet Rights of Men (1791) werd een oproep om de monarchie af te schaffen.
- Hij werd voor de rechter gesleept en vluchtte naar Frankrijk
De Amerikaanse onafhankelijkheidsstrijd
Chronologie:
1776 Onafhankelijkheidsverklaring en geboorte van een nieuwe natie.
1781 Ratificatie van de ‘Artikelen van de Confederatie’ brengt 13 oorspronkelijke staten
onder de eerste federale constitutie.
1783 Het Verdrag van Parijs betekent het succesvolle einde van de
onafhankelijkheidsstrijd.
1787 De Conventie van Philadelphia schrijft de Amerikaanse grondwet.
1789 George Washington wordt geïnaugureerd als de eerste Amerikaanse president.
1793 Eli Whitneys uitvinding van de Cotton Gin stimuleert de expansie van de
katoenproductie in de zuidelijke staten en bevestigt daarmee de slavernij.
1800
De verkiezing van Thomas Jefferson tot president geeft een sterke impuls aan de
politieke democratie in de VS.
9
De Amerikaanse onafhankelijkheidsstrijd
- Bosten Tea Party in 1773 was een daad van verzet tegen de als onrechtvaardig beschouwde
belasting op koloniale waar.
- Die handelsoorlog vond zijn uitdrukking in democratische eisen: no taxation without
representation.
- De onafhankelijkheidsverklaring werd een recht op verzet tegen een regering die niet voldeed
aan de eisen van instemming van het volk.
- De verklaring was grotendeels het werk van Thomas Jefferson, die van 1800 tot 1808 de
president van Amerika zou zijn.
Federalisten en de Conventie van Philadelphia
Eenmaal onafhankelijk kwamen de Amerikaanse kolonisten voor de vraag of de dertien staten van
Noord-Amerika zich moesten verenigen tot een centrale regering.
- De federalisten vonden van wel;
- George Washington, Thomas Jefferson, Alexander Hamilton, John Jay en James Madison.
- In de Conventie van Philadelphia waren e rook veel vertegenwoordigers die de soevereiniteit
van de staten benadrukten en die aan de federale regering maar een minimale rol wilden
toekennen.
De discussie over de democratie:
- ging vooral over de regeringsvorm die het meest geschikt was om de vrijheid van het individu
te waarborgen,
- Over de verhouding tussen centralisatie en decentralisatie,
- en veel minder over de politieke rechten van de burgers en de vraag wie wel en wie niet over
deze rechten moest beschikken.
Het centrale probleem voor de Conventie van Philadephia
- Hoe de verdeling van de macht tussen federale regering en de dertien staten op een zodanige
manier te regelen dat de centrale regering effectief zou kunnen optreden, zonder dat de staten
geheel van hun politieke macht beroofd zouden worden.
- Er was een wantrouwen tegen elke vorm van machtsconcentratie bij de gedelegeerde, uit angst
voor het verlies van politieke macht.
10
James Madison en scheiding van machten
Madison was voor een federale regering via een getrapt verkiezingssysteem. Hij gaf de voorkeur aan
vertegenwoordigende democratie, die hij republiek noemde.
De twee cruciale verschillen tussen een democratie en een republiek volgens Madison:
1. In een republiek wordt de regering gedelegeerd aan een klein aantal burgers die door de rest
gekozen worden.
Het gevolg hiervan is enerzijds dat de openbare mening verfijnd en verdiept wordt omdat zij
tot stand komt in een gekozen lichaam van burgers wier wijsheid een beter zicht geeft op de
werkelijke belangen van het land.
2. Het grotere aantal burgers en de grotere omvang van het land waarover een republiek zich kan
uitstrekken.
- Behalve dat de volksvertegenwoordiging beter was dan de directe stem van het volk zelf,
waren er ook checks and balances nodig om een heerschappij van het plebs te vermijden.
- Hij riep terug op de politieke theorie van Montesquieu.
- Madison was geen voorstander van pure democratie, omdat dat geen bescherming kon bieden
tegen het optreden van een factie als die de meerderheid zou vormen.
Vertaling van de scheiding van machten door Madison:
- In Amerika vormde de Koloniale Assemblé het democratische element.
- De Gouverneur vertegenwoordigt het monarchale element.
- De Senaat zou het aristocratische element vertegenwoordigen.
Het resultaat van de beraadslagingen in Philadelphia
De House of Lords had in Amerika echter geen sociale basis meer. De Engelse koning was in 1776
afgezworen en een adel bestond niet in Amerika. Daarom werd
- de Gouverneur gekozen,
- de Senaat ook gekozen.
Stemmen tegen de federalistische visie:
Door een senaat in te stellen wekten de Federalisten de indruk dat ze in Amerika ook een erfelijke
aristocratie wilden creëren. Met name in Pennsylvania ontstond een radicaaldemocratische beweging.
- De Senaat zou zich ontwikkelen tot een House of Lords.
- Er werd een grondwet opgesteld waarin geen plaats was voor een gouverneur of senaat.
11
- Een tweekamerstelsel werd nu gezien als een dubbele vertegenwoordiging: die van het volk
(House of Representatives) en die van de staten (Senate).
Het resultaat van de beraadslagingen in Philadephia was een federaal stelsel waarin de uitvoerende,
wetgevende en rechterlijke macht elkaar zouden controleren.
Wetgevende macht Twee kamers, waarvan één (House of Representatives) op basis van de
bevolkingsomvang zou worden gekozen en de andere kamer (Senate) zou
worden samengesteld uit twee vertegenwoordigers van elke staat.
President Iedere staat kreeg het recht om kiesmannen aan te wijzen, gelijk aan het
aantal senatoren en afgevaardigden waar de staat recht op had.
De kiesmannen zouden in hun eigen staat bijeenkomen om twee personen
aan te wijzen: een als presidentskandidaat en de ander als kandidaat voor
het vicepresidentschap
Controle Een stelsel waarin de uitvoerende, wetgevende en rechterlijke macht
elkaar zouden controleren.
Stelsel Federaal
De Nederlandse patriotten beweging (1781-1787)
- De patriottenbeweging kwam in opstand tegen de stadhouder Willem V.
- De aanleiding van het anonieme pamflet Aan het Volk van Nederland in 1781, met scherpe
kritiek op de stadhouder.
- Joan Derk Baron van der Capellen tot den Pol riep op tot het indienen van petities en tot
burgerbewapening,
Sympathie voor de Amerikaanse Vrijheidsstrijders
- De Republiek was betrokken geraakt bij de oorlog tussen Engeland en Frankrijk, dat de
Amerikaanse opstandelingen uit machtspolitieke overwegingen steunde.
- Willem V verklaarde de Engelse de oorlog in 1781, die dat zelf al in 1780 deden.
12
Joan Derk van der Capellen tot den Pol
Het anonieme pamflet Aan het Volk van Nederland in 1781
- Geen verzet meer tegen een tirannieke vorst die de rechten van zijn onderdanen niet
respecteert; het erfelijk leiderschap wordt ter discussie gesteld.
- Vervolgens ontwikkelt hij het idee van een democratisch bestel dat gebaseerd is op een
eigentijds voorbeeld, het bestuur van de VOC.
- Zo helder was het idee van volkssoevereiniteit nog niet geformuleerd.
- Opstand: Het pamflet wakkerde de opstand aan. Uiteindelijk zou het optreden van de
patriotten leiden tot een gewapende opstand, die door de stadhouder alleen met behulp van
buitenlandse troepen kon worden neergeslagen.
De VOC als voorbeeld
- De Compagnie is een grote maatschappij van kooplieden, met een veel te groot aantal en
afstand onderling, om voortdurend als het nodig is te vergaderen, of om de zaken van hun
maatschappij zelf in eigen persoon te kunnen besturen.
- Niet alle participanten hebben daarbij ook de kundigheid daarvoor.
- Om die reden hebben zij directeuren of rentmeesters die zij betalen en aan wij zij precies
zoveel macht geven, maar niet meer dan nodig is om datgene te doen waarvoor zij aangesteld
zij.
De Franse Revolutie (1789 – 1799)
De Franse Revolutie vormde de verbinding tussen een aantal belangrijke begrippen:
- nationale soevereiniteit,
- burgerrechten
- en economische vooruitgang.
-
Vanaf 1789 zouden de politieke debatten gevoerd worden in termen van
- moderniteit versus traditionalisme,
- democratie versus aristocratie
- revolutionairen versus antirevolutionairen.
13
Chronologie van de Franse Revolutie
1778 - Franco-Amerikaanse Alliantie. De Franse steun aan de Amerikaanse
onafhankelijkheidsoorlog draagt bij tot een financieel bankroet van de Franse staat.
1788
- Augustus: de Staten Generaal wordt bijeengeroepen voor mei 1789 om nieuwe belastingsmaatregelen goed te keuren.
- December: de Raad van de Koning verdubbeld het aantal leden van de Derde Stand, maar handhaaft de oude stemprocedure van het stemmen per stand.
1789
Drie mogelijke momenten voor ''het begin van de Franse Revolutie'' - 20-6: de Derde Stand verklaart zichzelf tot Nationale Vergadering (Eed in de Kaatsbaan) - 14-7: bestorming van de Bastille - 26-8: de Nationale Vergadering neemt de Verklaring van de Rechten van de Mens en de
Burger aan.
1790
- Het genationaliseerde land wordt geveild, het lijfeigenschap en adellijke titels worden afgeschaft.
1791 - De koning vlucht en wordt in Varenne tegengehouden. - Er wordt een nieuwe grondwet aangenomen.
1792
- De hertog van Brunswijk zegt Parijs te zullen vernietigen. - De koninklijke familie wordt gearresteerd. - De Nationale Vergadering besluit tot het instellen van een Nationale Conventie op basis
van algemeen mannenkiesrecht. - De septembermoorden op de royalistische gevangenen vinden plaats.
1793
- Onthoofding van de koning - Paspoortcontrole en doodstraf voor terugkerende emigrés - Comité de Salut Public - Arrestatie van de girondijnen
1794 - Danton terechtgesteld - Arrestatie van Robespierre en 82 andere jacobijnen
1795
- Nieuwe grondwet - Ontbinding Nationale Conventie - Directoire wordt gekozen - De 18e Brumaire; een staatsgreep brengt Napoleon aan de macht
De verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger (1789)
- Hoogtepunt van het achttiende-eeuwse verlichtingsdenken.
- Nadrukkelijk het recht op eigendom en verzet tegen onderdrukking in verhouding tot de
Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring.
- De Franse Revolutie was een opstand tegen de feodale privileges van de adel en de
absolutistische heerschappij van Lodewijk XVI.
14
- De nadruk op rechtsbescherming kwam voort uit het arbitraire karakter van het oude
rechtsstelsel en de ongelijke behandeling van verschillende standen.
- De nadruk lag om diezelfde reden ook op het feit dat burgers de autoriteiten te allen tijde ter
verantwoording moesten kunnen roepen en op het element van sociale rechtvaardigheid in de
belastingheffing.
De kern van de Verklaring
- Mensen worden vrij geboren en blijven vrij met gelijke rechten.
- Sociale verschillen moeten gebaseerd zijn op het gemeenschappelijke nut.
- Het recht op bezit wordt nadrukkelijk vastgelegd in een politiek-juridisch vertoog dat tot op de
huidige dag geldig is: sociale gelijkheid moet er bij geboorte zijn, gelijkheid van bezit is niet
nodig.
De politiek-filosofische basis van de Franse Revolutie
- De soevereiniteit berust in wezen bij de natie.
- De wet is de uitdrukking van de algemene wil.
- De politieke rechten zijn geheel op de maatschappelijke rechten van de burgers gebaseerd;
omdat iedereen gelijk is mag iedereen deelnemen aan de totstandkoming van de wetten.
- Máár de algemene wil is volgens Rousseau beslist niet zonder meer de uitkomst van een
stemprocedure; deze valt in een metafysische categorie, net als de soevereiniteit die bij de natie
berust.
- Wetten die voor 1789 van het natuurrecht waren afgeleid en uitdrukking van rede moesten
zijn, werden in de Verklaring uitdrukking van de algemene wil.
Condorcet en Robespierre
Over Condorcet
- Heeft het meest bijgedragen aan de ontwikkeling van de democratietheorie in Frankrijk.
- Hij was opzoek naar de verbintenis tussen een goede – rationele – wetgeving en de
democratische procedures op grond waarvan die wetgeving tot stand moest komen.
- Condorcet was geïnteresseerd in de relatie tussen de institutionele vorm van een democratisch
stelsel en de kwaliteit van de wetgeving.
15
- Hij meende dat wiskunde zou kunnen bijdragen tot een verbetering van die relatie, zoals blijkt
uit de titel van een van zijn essays Over de toepassing van de waarschijnlijkheidsberekening op
de uitkomst van beslissingen bij wisselende meerderheden (1785).
- Dat essay werd later opgevolgd door een beschouwing Over de constitutie en de functies van de
provinciale vergaderingen (1788).
Condorcet over de wetgevende macht
- Condorcet was op de hoogte van de Amerikaanse constituties, vertaald door Franklin en
Condorcets vriend Rochefoucauld.
- Grondrechten waren voor hem van belang, maar hij vond niet dat de wetgevende vergadering
beperkt moest worden in haar macht.
- De wetgevende vergadering bracht de algemene wil tot uitdrukking en controle was niet nodig.
- De vorm van het kiesstel en de organisatie van de gekozen lichamen: in plaats van een
tweekamerstelsel wilde hij een enkelvoudige volksvertegenwoordiging. In tegenstelling tot
Madison.
Condorcets argumenten tegen een tweekamerstelsel:
- Als de volksvergadering verdeeld is in twee kamers, die elk bestaat uit door alle burgers
gekozen leden, is dat in tegenspraak met de natuurlijke gelijkheid. Hij noemt verdere nadelen:
1. Een kleine minderheid kan een voorstel van de meerderheid tegenhouden.
2. Een tweekamerstelsel is soms gebaseerd op het vooroordeel dat mensen in een samenleving
ongelijke rechten hebben en dat specifieke klassen een eigen wil zouden kunnen behouden, los
van de algemene wil. Zo’n instelling is meestal gebaseerd op oude voorrechten en gewoonten.
3. Het tweekamerstelsel is vooral gebaseerd op angst voor vernieuwing, de meest fatale plaag
van de menselijke soort.
Politieke besluitvorming en burgerrechten
Burgerrechten van de vrouw
- Condorcet was beïnvloed door een sterke vrouwenbeweging in de revolutie zelf.
- Nederlandse Etta Palm (1743-1799) richtte in 1791 een vereniging op voor verlichte
vrouwen: de Societé patriotique et de bienfaisance des Amies de la Verité.
- Aanvulling op de Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger, Verklaring van de
Rechten van de Vrouw en de Burger.
- Condorcet was voor vrouwenrechten, maar nam kiesrecht niet op in zijn opgestelde grondwet
van 1783.
16
Grondwetsvoorstel Condorcet
- Het gevaar van overheersing door het gepeupel moest beperkt worden door de onbeschaafde
massa op te voeden.
- Matiging van massademocratie werd vooral gezocht in morele en politieke opvoeding.
- Machtenscheiding deed in Frankrijk te veel denken aan het Acien Regime, en in Frankrijk zou
Rousseau de politieke ideeën leveren in plaats van Montesquieu.
- Directe vertegenwoordiging van het volk.
Probleem van collectieve actie
- Rousseau gaat ervan uit dat collectieve belangen in tegenspraak zijn met de private belangen
van elk van de burgers afzonderlijk. De politieke besluitvorming moet een oplossing bieden
voor wat tegenwoordig het dilemma van collectieve actie wordt genoemd.
- Condorcet heeft Rousseaus opvatting over politieke besluitvorming en algemeen belang een
wiskunde uitwerking gegeven:
- Hoe groter de meerderheid, des te groter de kans dat een voorstel de algemene wil vertolkt.
- Volksvertegenwoordigers: regelmatig aan het oordeel van kiezers onderworpen worden.
- Burgers mogen niet samenspannen om deelbelangen te verdedigen: dus het publieke debat
moest strikte regels hebben.
- De Volksvertegenwoordiging moest zo zelfstandig mogelijk beslissen over voorstellen die
wijze mannen voorlegden, te beantwoorden met ja of nee.
- Paradox van Condorcet: Als voorstellen tegelijk voorgelegd worden, kan er voor meerdere
voorstellen een meerderheid ontstaan. Welk voorstel wordt aangenomen hangt af van de
volgorde waarin ze voorbij komen.
Amerikaanse versus Franse Revolutie
Politieke ideeën
Amerikaanse Revolutie Franse Revolutie
Montesquieu Rousseau
Kenmerken systeem
∗ Machtenscheiding ∗ Checks and balances
∗ Directe vertegenwoordiging van het volk ∗ Geen belangenafweging
∗ Decentralisatie ∗ Centralisatie
∗ Federalisme
∗ Geen federalisme Geen maatschappelijk middenveld, geen politieke rol voor maatschappelijke organisaties
Tweekamerstelsel Volksvertegenwoordiging
17
Macht van de koning
Vervangen door macht van de Gouverneur
Ondeelbare soevereiniteit die van de koning direct overging naar de staat
Macht van aristocratie
Vervangen door de macht van het Senaat
Het Acien Regimé werd volledig afgezworen
In essentie Revolutie Burgeroorlog van burgerij tegen adel en de geestelijkheid
De Haitiaanse slavenopstand (1791-1804)
De eerste grondwet van Haïti (1804) is minder bekend, maar ook van groot belang voor de moderne
tijd.
- De grondwet was resultaat van een koloniale onafhankelijkheidsstrijd door gedragen werd
door de slaven van de Franse kolonie Saint Domingue.
- De opstand uit 1791 werd geleid door de Voodoopriester Boukman, en was niet geïnspireerd
door de Franse Revolutie.
- De Franse Revolutie was wel de aanleiding tot een opstand van de welgestelde mulatten die
een half jaar eerder was ontketend door Ogé en Chavannes: de mulatten eisten dezelfde
politieke rechten die in Frankrijk waren erkend. Deze opstand werd geen succes.
- De slavenopstand was niet geïnspireerd door de mulatten, maar volgde een eigen logica. De ex-
slaaf Toussaint Louverture ontpopte zich tot briljant strateeg.
Toussaint Louverture
Afschaffing van de slavernij
- De slavenopstand was bijna neergeslagen en Toussant besloot om met de revolutionaire
regering in Parijs samen te werken.
- Het politieke vertoog werd veranderd: de opstandelingen werden zwarte jacobijnen genoemd.
- De Franse gouverneur in Saint Domingue schafte op eigen gezag de slavernij af in 1793.
- In 1794 bevestigde de Nationale Vergadering de afschaffing.
- Louverture trad als gouverneur van de Franse kolonie op en bracht het suikereiland opnieuw
tot bloei.
Haïtiaanse grondwet
18
- Ook in de Haïtiaanse grondwet is sprake van nadruk op rechten van de mens, bescherming van
privacy en van privé-bezit.
- In tegenstelling tot de Amerikaanse en Franse grondwet wordt de monarchie niet afgeschaft.
Generaal Jacques Dessalines laat zich in 1805 tot keizer van Haïti kronen.
- Een nieuw element was de raciale gelijkheid als grondrecht.
Wereldwijde betekenis van de Haïtiaanse Revolutie
Universalistische karakter
- De revolutie is het eerste voorbeeld van het universalistische karakter van de democratische en
nationalistische bewegingen, dat aan het eind van de achttiende eeuw ontstond.
- De aanzet daartoe werd gegeven door de Amerikaanse Onafhankelijkheidsstrijd: de
Amerikaanse slavenhouders werden zo onmiddellijk geconfronteerd met het revolutionaire
karakter van het democratisch credo, waain zowel de sociale gelijkheid als het recht op
nationale onafhankelijkheid onbegrensd was.
- Omgekeerd was de Haïtiaanse Revolutie het eerste historische voorbeeld van de geweldige
aantrekkingskracht die de democratische ideologie ook buiten de Atlantische wereld zou
hebben.
Conclusies
19
Hoofdstuk 3
Reacties op de Franse Revolutie
De Franse Revolutie leidde vrijwel onmiddellijk tot reacties van politiek-filosofische aard. Met name het
leerstuk van het natuurrecht moest het daarbij ontgelden.
Soorten reacties op de democratische revoluties:
Denkers
Conservatief
Tegen de verlichtingsfilosofie Edmund Burke
Technocratisch
Voortzetting van de Verlichting
(oorspronkelijke girondijnen)
Claude-Henri de Saint-Simon
Romantisch-nationalistisch Johann Gottfried Herder
Georg Willhelm Friedrich Hegel
Grondlegger
modern liberalisme Alexis de Tocqueville
Edmund Burke (1729-1797)
Over Edmund Burke
- Britse parlementariër uit Dublin
- Sprak zich eerder uit ten gunste van de Amerikaanse onafhankelijkheid
- De Franse revolutie ging hem veel te ver
- Stroming: conservatief
- Filosofische kritiek
- Voor partijvorming
20
Kritiek op het natuurrecht
Hij wijst het natuurrecht niet helemaal af, maar meent dat politieke praktijk niet veel heeft aan
abstracte principes.
Kritiek op het idee dat de rechten van de mens tot richtsnoer voor de politiek gemaakt moet
worden; de samenleving bestaat uit meer en moet in haar complexiteit begrepen worden.
De maakbaarheid van de samenleving is lang niet zo groot als revolutionairen menen.
De samenleving is een historisch gegeven, tradities zijn belangrijk.
Politici zijn tuinmannen en verlichtingsfilosofen ingenieurs, die de maatschappij als machine
zien.
Kritiek op de democratische regeringsvorm
Maatschappij: De maatschappij is een maatschap, waarin alle maten (deelnemers
maatschappelijk verkeer) dezelfde rechten hebben, maar ze kunnen niet allemaal hetzelfde
claimen.
Politieke besluitvorming: Hoe zwaar iemand stem weegt in de politieke besluitvorming moet
afhangen van de maatschappelijke positie.
Gewoonterecht in navolging van Hobbes: de civil society is gebaseerd op het gewoonterecht,
daarom moet de gewoonte het recht vormen. Mensen hebben juist afstand gedaan van de
eerste grondrechten (zelfbescherming en zichzelf regeren).
Beteugelen politieke hartstochten: de regering is er niet om natuurrechten te beschermen,
maar om menselijke behoeften te bevredigen. Een daarvan is het aan banden leggen van
hartstochten.
Duidelijkste onderscheid Rousseau: die evenzeer de noodzaak van controle van menselijke
hartstochten onderstreepte, maar meende dat mensen die zelf konden beteugelen door
discipline en soberheid.
Virtual representation: het landsbestuur moest in handen zijn van een minderheid met hoog
politiek moraal, het parlement moest leiders controleren en de meeste onderdanen hoefden
geen kiesrecht te hebben. De belangen van hun, moesten behartigt worden door
zaakwaarnemers (virtual representation).
Politieke inrichting volgens Burke
Vorming van de regering:
- Bij het vormen van de regering moet rekening gehouden worden met specifieke
leefomstandigheden en behoeften van mensen.
21
- Dat kan niet door abstract redeneren: Burke vervangt het concept van Vooruitgang door dat
van de Voorzienigheid.
Parlementssamenstelling:
- Overheersing van het aristocratisch element
- Vertegenwoordiging van grondbezitters, die door bezit direct belang hadden bij de natie.
- De Franse Nationale Volksvergadering was hoe het niet moest: te veel bezitlozen en de artsen
en advocaten bieden geen tegenwicht, maar versterken de afgunst. Grondbezitters zijn
ondervertegenwoordigd.
- Het Britse Lagerhuis is een goed voorbeeld: iedereen is vertegenwoordigd, maar de rijken
overheersen. Niet de specialisten, maar de generalisten.
Het punt van belangenarticulatie:
- Wijkt niet veel af van de Franse democraten: het parlement vertegenwoordigd iedereen, niet
alleen de eigen achterban.
- Neemt wel een ander standpunt in dan Condorcet door partijvorming niet af te wijzen en
partijen niet als belangengroep maar als politiek-ideologische organisatie.
Burke’s filosofie: contextueel en pragmatisch
- Virtuele vertegenwoordiging is alleen goed als iedereen er vrede mee heeft, niet bij opstand.
- Duidelijkste contextuele standpunt: nationaliteitenvraagstuk.
- Standpunten van Burke zijn afhankelijk van de context: hij is een contextueel filosoof.
Legitimatie van autonomie
- Het recht op autonomie is in de theorie van Burke niet ontleend aan het recht op nationale
zelfbeschikking, dat in het revolutionaire denken centraal staat.
- Het is gebaseerd op traditie en geschiedenis.
Claude-Henri de Saint-Simon (1760-1825)
Filosofische technocratische reactie op de Franse Revolutie
Deze werd gedragen door de revolutionaire intellectuelen die zich oorspronkelijk tot de girondijnen
rekenden. Een aantal van hen die de jacobijnse terreur overleefd hadden, werd opnieuw politiek actief.
- Zij legde zich meer dan voorheen toe op wetenschap en een wetenschappelijk regeringsbeleid
- Het democratisch denken verdween naar de achtergrond
22
Idéologues
- Opvolgers van de philosophes.
- Verbonden zich met de nieuwe regering, het Directoire, die de democratie terug zou draaien .
- Begonnen als democraten, veelal nauw verbonden met Condorcet, die zich bezig had gehouden
met het organiseren van de wetenschap ten behoefte van maatschappelijke vooruitgang.
- Voor hun was de jacobijnse terreur een gevolg van de te ver doorgevoerde democratisering in
Frankrijk.
- Een verlicht autoritair regime zou beter in staat zijn de restanten van het Acien Régime op te
ruimen en vooruitgang te dienen.
- Ze beschouwen zichzelf als sociale ingenieurs en hielden zich bezig met het ontwikkelen van
een sociale wetenschap die de intellectuele grondslag moest vormen voor de maatschappij.
- Ze riepen dan ook vooral terug op geschriften van Concorcet, vooral op Schets van een
historisch tafereel der vorderingen van ’s menschen geest.
Over Claude-Henri de Saint-Simon
- Wordt niet tot de Idéologues gerekend, hoewel zijn leven deels parallel loopt met die groep.
- Hij was aanvankelijk een enthousiast aanhanger van de Franse Revolutie.
- Hij werd in 1793 gevangen genomen, en weer vrijgelaten met de val van Robespierre.
Van kritiek naar organisatie
- De achttiende eeuw was de eeuw van kritiek, de negentiende eeuw zou de eeuw van de
organisatie worden: het democratisch experiment was een fiasco vanwege te ver
doorgevoerde gelijkheid.
- Saint-Simon in 1803: “alle sociale klassen profiteren van de organisatie”;
- De wereldlijke macht in handen van de bezitters
- De macht om leiders te kiezen in handen van iedereen
- Als beloning verdienen de heersers respect
Wetenschappelijk rascisme
- Wetenschappelijke basis voor het koloniale racisme: de Negers hebben een minder IQ.
- Op dit punt loopt er een kloof tussen Saint-Simon en Condorcet, die zijn grote voorbeeld was.
23
Meritocratisch ideaal
Belang van meritocratie
- Een maatschappij waarin de positie van mensen geheel bepaald wordt door hun capaciteiten.
- Hier bouwt hij voort op het werk van Condorcet.
- Het verschil met Condorcet is dat Saint-Simon geen utopisch beeld had, maar dacht dat Europa
daadwerkelijk zo ingericht kon worden.
Het parlement:
- Vertegenwoordigers van productieve groeperingen in de maatschappij: bankiers, industriëlen,
ambachtslieden, wetenschappers, kunstenaars.
- Het probleem in Frankrijk was dat het een industriële economie had die politiek geleid werd
door een feodale regering.
Beeld van de toekomstige maatschappij:
- Bijenkorf waar iedereen bijdroeg aan de maatschappelijke productie.
- Tot aan zijn tijd is de maatschappelijke vooruitgang tot stand gekomen ondanks het feit dat
mensen hun productieve vermogens hebben ingezet op individuele basis.
- Hoeveel groter wordt de welvaart wel niet als men zich zou organiseren en hun krachten
bundelen en als naties zich ook verenigen.
Utopisch socialist:
- Wel vanwege ze nadruk op het belang van de gemeenschap
- Niet vanwege streven naar gelijkheid
- Samen met Charles Fourier was hij de inspirator van de hele generatie van utopische
socialisten die de oplossing van het sociale vraagstuk, dat in de negentiende eeuw
afschuwelijke vormen aan zou nemen, zochten in de productieve associaties:
- Onderlinge samenwerking en culturele harmonie van vereffening van arbeiders gingen hand in
hand.
- Anders dan Fourier en volgelingen, was Saint-Simon vooral geïnteresseerd in de politieke
organisatie van de industriële samenleving.
Voorloper corporatisme:
Hij pleitte voor samenwerking tussen verschillende groepen met verschillende maatschappelijke
functies.
24
Productieve arbeid:
- Toetssteen waaraan de maatschappelijke bijdrage van burgers kon worden afgemeten
- In tegenstelling tot Marx en Engels beschouwde hij ook bankiers en handelaren tot de
productieve klasse
- In tegenstelling tot het marxisme, dacht hij wel aan het concept van productieve klasse, maar
veel meer aan maatschappelijke sectoren dan aan klassen in marxistische zin, hij zag geen
mogelijke tegenstellingen (klassenverdeling) zoals Marx.
Verenigd Europa: p. 91
Georg Wilhelm Friedrich Hegel (1770-1831)
Over Hegel
- Een van de belangrijkste Duitse filosofen wiens werk gelezen kan worden als een directe
reactie op de Franse Revolutie.
- Combineerde de organische opvatting over de maatschappij die we bij Burke vonden met de
utopische inslag van Saint-Simon.
- Een van de intellectuelen die droomde over de Duitse eenwording.
- Het individu was er volgens Hegel dankzij de staat en niet omgekeerd.
Volksgeist
- De etnische gemeenschap vormt de centrale eenheid in de historische ontwikkelingen.
- De eenheid van religie en nationale cultuur, het denken in historische ontwikkelingen, dat
waren elementen die Hegel van Herder had overgenomen.
- Dat de nationale eenheid in Duitsland niet tot stand kwam, was een gevolg van het
particularisme en het provincialisme dat volgens Hegel kenmerkend was voor de Duitse
Volksgeist.
Omgekeerde relatie van individu en staat
- De staat zorgt voor maatschappelijk samenhang en doelgerichtheid.
- De staat is er niet om de vrijheid van het individu te waarborgen, maar de ware vrijheid van
het individu bestaat uit bijdrage aan de totstandkoming van de nationale eenheid.
- Objectieve ontwikkelingen bepalen de loop van de geschiedenis en niet de strategieën van
individuele actoren.
- Individuele strategie speelt alleen een rol op economisch terrein in de burgerlijke samenleving.
25
Dialectiek
Hegel en Condorcet
- Gedeelde opvatting met Condorcet: De geschiedenis heeft een doel en de maatschappelijke
ontwikkeling is op weg naar de einde: de staat is moreel superieur aan de burgerlijke
maatschappij.
- Verschil met Condorcet: volgens Condorcet was de geschiedenis lineair, volgens Hegel voltrekt
die zich sprongsgewijs, via een dialectisch proces.
- De dialectische methode van Hegel was gebaseerd op dat elke ontwikkeling een
tegenontwikkeling oproept, die opgelost moet worden op een hoger niveau van
maatschappelijke ontwikkeling. – historisch en moreel is dat juist en noodzakelijk.
- Revolutionaire interpretatie: met de dialectische redenering kon men de sprongsgewijze
veranderingen benadrukken.
- Conservatieve interpretatie: continuïteit in het historische proces.
Waarheid
- De waarheid is volgens Hegel een deel van het historische proces, en dus ook onderhevig aan
verandering en relatief.
- In filosofische zin was het werk van Hegel een aanval op het Kantiaanse onderscheid tussen zijn
en behoren.
- Hegel schreef een van de invloedrijkste kritieken op het liberalisme in de negentiende eeuw.
- Hij zou een grote invloed uitoefenen op het denken van Marx en Engels.
- Hij gaat niet uit van het individu, maar van de staat: de totaliteit drukt zich uit in de staat.
- De menselijke vrijheid is niet verankerd in de natuurlijke rechten van het individu, maar in de
staat.
- De staat staat boven de burgerlijke maatschappij en belichaamt de vrijheid. Het mens moet
zich onderschikken aan de gemeenschap die – anders dan bij liberale filosofen – meer is dan
een vereniging van burgers.
Kritiek op het liberalisme
Communautaire politieke filosofie
- Hegel zette een traditie voort die teruggaat tot Plato: hij zette zich af tegen de atomistische
benadering in de liberale filosofie.
26
Amour-propre
- Hij bestrijdt ook het economische karakter van het liberalisme: de mens wordt in de laatste
instantie niet gedreven door zuiver economische motieven.
- De mens wordt gedreven door verlangen naar erkenning, een inzicht ontleend aan Rousseau.
Geschiedenisopvatting
- Deze is net als die van Condorcet, europa-centrisch.
- in het vooruitgangsdenken van Condorcet is er echter geen enkel volk dat niet op termijn ook
de vrijheid zal smaken die er in Frankrijk heerst en in staat zal zijn tot redelijk denken.
- Hegel heeft een stationair punt waar het bij hem steeds naar terug keert als het neer komt op
bijvoorbeeld China: er zijn geen ontwikkelingen te bekennen en volkeren leiden en vegetatief
bestaan. Ze maken geen deel uit van de geschiedenis.
Alexis de Tocqueville (1805-1859)
Over Tocqueville
- Invloedrijke reactie op de Franse Revolutie.
- Hij beschouwde de democratische ontwikkelingen als algemeen en onomkeerbaar.
- Hij was met de komst van de nieuwe samenleving niet onverdeeld gelukkig, maar hij zag het
proces als onvermijdelijk.
- Hij was geïnteresseerd in de politieke gevolgen van de sociale gelijkheid en vroeg zich af onder
welke voorwaarden sociale gelijkheid en politieke vrijheid samengingen.
- De politieke filosoof van de civil society.
Sociale gelijkheid
- De oude samenleving met aristocratische waarden maakte plaats voor een nieuwe
samenleving met sociale gelijkheid, welke hand in hand ging met individualisering.
- De Franse Revolutie beschouwde de burger vanuit een abstract gezichtspunt, dat wil zeggen los
van zijn specifieke sociale structuur. De Franse Revolutie proclameerde gelijkheid tussen alle
mensen, los van stand of geboorteplaats.
27
Belang van organisatie door mensen
- Als eerste ziet hij net als Hegel een gevaar in sociale gelijkheid, waardoor mensen zich van
elkaar vervreemden: possesief individualisme.
- Vervolgens ziet hij af van Hegels oplossing dat de staat voor de collectieve identiteit en sociale
samenhang zorgt. Dat zou namelijk zorgen dat de burger vaardigheden om zich te verenigen
verliezen. Overheidsinterventie leidt tot een vicieuze cirkel van steeds minder
burgerinitiatieven, nog meer overheidsingrijpen en uiteindelijk tot een democratische
dictatuur.
- Daarom is het belangrijk dat mensen zich in verenigingen organiseren. Civic society. Naar
Amerikaans voorbeeld.
- Hij zag een groot belang in lokale democratie, dat was een middel tegen natuurlijke kwalen van
een democratische samenleving, tegen possessief individualisme, sociaal egoïsme en sociaal
isolement.
Paradox van de democratie
De democratie heeft de neiging alle vormen van gemeenschappelijkheid te ontmoediging. Individuele
vrijheid en sociale gelijkheid staan in tegenstelling tot wat de Franse revolutionairen dachten, op
gespannen voet met broederschap.
Conclusies
De genoemde politieke filosofen verzetten zich tegen aspecten van de democratische revolutie. Ze
verwerpen de abstracte gelijkheid tussen mensen of waarschuwen voor sociale gelijkheid.
- Burke uit naam van traditie,
- Saint-Simon uit naam van de organisatie,
- Hegel uit naam van de wereldgeest die uiteindelijk de mens met zichzelf in harmonie zal
brengen.
Burke, Saint-Simon en Hegel verwerpen het principe van volkssoevereiniteit en het algemeen
kiesrecht, ook al zijn Burke en Saint-Simon voorstanders van een parlementair systeem en verdedigt
Hegel de rechtsstaat.
Ze zijn niet reactionair in de gebruikelijke betekenis van het wordt, want geen van hem is tegen
verandering.
28
Allen leggen een vrij directe relatie tussen democratie en Europese traditie en hebben een Europa-
centrische kijk op de maatschappij.
Burke Pragmatisch conservatisme
Saint-Simon Technocratisch ordeningsdenken Wetenschappelijk racisme
Hegel Nationalistische politieke theorie Een politieke theorie waarin de tegenspraken in de maatschappelijke ontwikkelingen centraal stonden.
Dialectische methode van geschiedbeoefening.
Tocqueville Institutionele benadering in de comparatieve politicologie.
Relatie tussen maatschappelijke gelijkheid en politieke vrijheid
Abstracte gelijkheid Parlementair systeem
Rechtsstaat Europa-centrisch
Verwerpt Waarschuwt
Burke ∗ ∗ ∗
Saint-Simon
∗ ∗ ∗ ∗
Hegel ∗ ∗ ∗
Tocqueville ∗ ∗ ∗
29
Hoofdstuk 4
Engels liberalisme
Terwijl het begin van de negentiende eeuw in het teken stond van antidemocratische reacties op de
Franse Revolutie, was er in Engeland juist een democratische stroming: de radicale liberalen.
Aangevoerd door Jeremy Bentham en James Mill.
Bentham was aanvankelijk geen voorstander van een democratisch bestel. In veel opzichten leken zijn
politiek-filosofische uitganspunten op die van Condorcet en diens leermeester Turgot.
- Veel democraten hanteerden een liberale economische theorie.
- De ondernemers moesten hun eigenbelang najagen en de onzichtbare hand van de markt
zorgde voor een algemene economische voorspoed.
Jeremy Bentham
Hedonistisch principe van Bentham
- Hij stelde het economisch liberalisme centraler dan de Franse filosofen.
- Niet het natuurrecht stond centraal, maar het hedonistisch principe: de mens zoekt plezier en
vermijd ongemak.
- De mens is gemotiveerd door eigenbelang en niet door respect voor natuurlijk mensenrechten.
- Breuk met de Lockeaanse traditie: niet de rechten van de mens, maar het hedonisme vormde
de hoeksteen van zijn radicale filosofie.
Utilitarisme
- Liberale filosofie van Bentham: de mens streeft naar nutsmaximilisatie.
- De juridisch-normatieve basis van de maatschappijtheorie is vervangen door een empirisch-
analytische.
- Voor een deel greep Bentham daarmee terug op de filosofie van Thomas Hobbes: ook zijn
politieke theorie was gegrondvest op een psychologische motivatietheorie.
30
Bentham voeg twee nieuwe elementen toe aan het oude Engelse liberalisme:
1. De noodzaak om de wetgeving en het overheidsbeleid af te stemmen op de calculerende mens.
De politiek moest afgestemd zijn op de rationalisatie van de maatschappij.
2. De noodzaak van een democratische controle van de regering door middel van algemeen
kiesrecht (Mill).
James Mill (1773-1838)
- Uit een eenvoudig gezin
- Heilig geloof in de vooruitgang
- In zijn strijd voor tolerantie, vrijheid en politieke hervormingen had hij niet alleen de rede
maar ook de geschiedenis aan zijn kant meende hij
- Door zijn zoon beschouwd als de laatste in de rij van Schotse verlichtingsdenkers
- Politiek-filosofische opvattingen verschillen niet erg met die van Paine, tot zijn ontmoeting van
Bentham
- Mill had alleen een grotere belangstelling voor politieke veranderingen en de verhouding
tussen economische en politieke ontwikkelingen
Belang van de handel
- Grondbezitters hadden te veel politieke invloed en Mill had een voorkeur voor handelaren
- De voorkeur voor de klasse van handelaren heeft een democratische inslag die hij uitwerkte in
een theorie van countervailing power
Regering en inrichting van het bestuur
- Geen democratisch gekozen regering, maar een democratisch gecontroleerde regering.
- De regering vormde het aristocratische element en het parlement het democratische tegenwicht
van het staatsbestuur.
Doelstelling van het landsbestuur
- Essay on Government: de regering moet ervoor zorgen dat mensen elkaar zou min mogelijk
leed aan doen.
- Om te voorkomen dat mensen worden uitgebuit sluiten zij zich aaneen en geven de macht aan
een regering die de zwakken beschermd tegen de sterken.
31
Utilitarisch element
- Het zedelijk beginsel van het utilitarisme is het schadebeginsel.
- Verdelingsproblemen en natuurlijke verdeling van schaarse goederen.
Tot stand brengen van een regering
- Er ontstaat een utilitarisch probleem: controle van de regering. Dat is de centrale vraag van
elke politieke theorie volgens Mill.
- Hij komt uit bij Aristoteles bij het vinden van de meest geschikte regering uit drie bestaande
soorten: democratisch, aristocratisch en monarchistisch.
- Democratisch blijft over: de regering kan de gemeenschap niet bedriegen, want de
gemeenschap regeert zelf. – te kort door de bocht en we komen weer uit bij het probleem van
de algemene wil
Probleem van de algemene wil
- Rousseau lost dit op met een directe democratie.
- Mill was een tegenstander van de directe democratie, die is onpraktisch.
- Mill kiest voor een vertegenwoordigende democratie.
Rationele keuze-theorie
- Utilitaristische tegenspraak: mensen werden geleid door individueel kortetermijnbelang
volgens het utilitarisme, maar dat zou een democratische regering onmogelijk maken, omdat
de leiders hun eigen belang nastreven.
- Mill gaat daarom uit van een communautairistische aanname en stelt uiteindelijk dat politiek
niet geleid wordt door individueel kortetermijnbelang, maar door rationeel inzicht in de
maatschappelijke verhoudingen.
India
- Gemeten naar het nutsprincipe was India een onbeschaafd land, want de absolute monarch die
op primitieve wijze het land bestuurde was afhankelijk van de priesterklasse.
- En die excessieve macht van de priesterklasse maakt vooruitgang vrijwel onmogelijk. Die
religie verhinderde het ontstaan van een rationeel wereldbeeld.
32
John Stuart Mill (1806-1873)
- In de eerste instantie nam hij het utilitarisme van zijn vader ver: ieder mens streeft naar genot
en het vermijden van pijn.
- Later kwam hij tot de conclusie dat mensen niet uitsluitend hun eigen belang najagen.
- Mensen worden evenzeer beïnvloed door grondregels en tradities die van de voorgangers
overgeleverd zijn.
Kritiek op het utilitarisme
De aanval op het utilitarisme – rationele keuzetheorie:
Concept ‘belang’ De redenering van Bentham en Mill klopt niet als ze het begrip belang de meer economische betekenis geven.
Twee soorten genot
John Stuart Mill neemt aan dat mensen eigen genot najagen, maar maakt onderscheid tussen lichamelijk en geestelijk genot. Geestelijk genot gaat boven lichamelijk genot, maar om dat te bevestigen moet hij morele argumenten aanhalen. Zo haalt hij het objectieve zedelijke beginsel van de Franse Verlichting aan.
Democratisch voluntarisme
- Debat tussen Burke en Paine: Burke heeft gelijk dat een bepaalde historische voorwaarden
moet gelden, als democratische instellingen goed moeten functioneren.
- Een democratie kan niet bestaan zonder steun van de bevolking.
- John Stuart Mill heeft dezelfde vrees als Tocqueville voor een democratie van
ongeïnteresseerde zelfzuchtige burgers.
Een andere democratietheorie
- Herformulering van zijn vader theorie: mensen streven niet altijd hun eigen materiële belangen
na.
- Regeerders hoeven niet altijd gecontroleerd te worden, omdat een deel van hun belang ook de
consolidatie van de machtspositie is, waardoor zij niet tegen de algemene wil in zullen
handelen uit angst voor verliest van hun positie.
33
- Zijn vader zou die stelling kunnen weerleggen door te zeggen dat controle de snelste manier is
om de regeerders in problemen te brengen als ze niet handelen naar het algemeen belang.
- Belangrijke bron die losstaat van een democratische regeringsvorm: de handhaving van de
openbare orde.
Antideterministisch standpunt
- De kwaliteit van de democratie wordt bepaald door historische omstandigheden. Maar het
succes niet uitsluitend. Mensen kunnen ook onder ongunstige omstandigheden, leren om met
democratie om te gaan – bijvoorbeeld door propaganda
p.126
34
Hoofdstuk 5
Van een politieke naar een sociale democratie
De Franse socialisten
- Terwijl in Engeland het kiesrecht verder werd uitgebreid, was er in Frankrijk sprake van een
terugslag: in 1845 was het aantal kiesgerechtigden drastisch minder.
- De democratische beweging die zich de erfgenaam waande van de sansculotten moest in het
begin van de negentiende eeuw ieder succes ontberen.
- Een deel van de democratische oppositie verviel tot gewelddadig radicalisme.
- Auguste Blanqui (1805) hield de revolutionaire fakkel brandende.
Socialistische beweging
- In de loop van de 19e eeuw ontwikkelde zich, naast een democratische, ook een socialistische
beweging die haar kritiek vooral richtte op de economische ongelijkheid in de moderne
maatschappij.
Charles Fourier
- Kritiek op het privaat eigendom
- Armoede en ellende kon voorkomen orden door de arbeid niet in kapitalistische fabrieken te
organiseren maar in falanstères, woon- en werkgemeenschappen waarin het privaateigendom
was afgeschaft ten gunste van een communautair bezit.
- Zowel de saint-simonisten als de fourieristen richten hun energie op het propageren van andere
vormen van industriële organisatie.
Louis Blanc (1811-1882)
- Oplossing voor werkloosheid: nationale werkplaatsen, die uiteindelijk zelfstandig zouden
moeten worden.
- Kritiek op het kapitalisme: concurrentie op de arbeidsmarkt houdt het loon laag.
- In zijn L’Organisation du Travail (1839) dat door John Mill geciteerd werd en van commentaar
voorzien, beschreef dat idee.
- Blanc was begaan met de arbeiders
- In nationaal belang was de concurrentie afschaffen en met staatshulp sociale werkplekken in te
stellen.
35
- De staat is het centrum van waaruit de samenleving gestuurd moet worden.
- Aanval op het economisch liberalisme, verder uitgewerkt in zijn Histoire de la Revolution
Francaise
- Kwam in de buurt van Saint-Simon: de Middeleeuwen stonden in het teken van gezag, de
periode tot de Franse Revolutie in het teken van vrijheid en individualisme, de periode na
1789 in het teken van broederschap.
- Anders dan Saint-Simon was Blanc een overtuigd democraat die meende dat het algemeen
kiesrecht een voorwaarde was voor het realiseren van zijne economische
hervormingsplannen.
Verbintenis tussen Franse socialisten
De hoop dat economische hervormingen langs de weg der gelijkheid zouden kunnen worden
ingevoerd en de overtuiging dat de levensvatbaarheid van hun plannen in de praktijk zou moeten
worden getoetst.
Revolutionair socialisme
- De gevestigde orde moest eerst met geweld omvergeworpen worden, voordat economische
veranderingen kunnen plaatsvinden.
- Blanqui en Babeuf
- De Italiaanse Buonarottie: La Conjuration pour l’Egalité
- Noodzaak van geheime vennootschappen, zoals Vrienden van het Volk
- Ze noemden zich communisten, omdat hun belangrijkste doel het afschaffen van privé-
eigendom was.
- Het belang van het geheel ging boven de vrijheid van het individu.
Karl Marx (1818-1883) en Friedrich Engels (1820-1895)
- Marx stond sterk onder invloed van Hegel, wiens filosofie hij verwerkte door deze te kritiseren.
- Volgens Marx had Hegel de zaken op hun kop gezet door ervan uit te gaan dat het
maatschappelijk bewustzijn de historische ontwikkeling bepaalde. Volgens Marx was het
andersom.
36
Proudhon
- Proudhon geloofde anders dan de meeste socialisten niet dat de bevrijding van de arbeiders
door de staat zou kunnen worden gerealiseerd. Hij noemde zichzelf een anarchist.
- Net als Marx was hij sterk beïnvloed door Hegel, wat betreft zijn economische analyses op de
inzichten van Adem Smith.
- De waarde van ieder product wordt bepaald door de hoeveelheid maatschappelijke arbeid die
het bevat.
- Proudhon wilde een kapitalistische productie met een socialistische verdeling. Hij dacht dat de
positie van de arbeiders verbeterd kon worden zonder het kapitalisme aan te pakken. Dat was
volgens Marx een utopie.
Historisch materialisme
- Volgens Marx bepaalde de maatschappelijke ontwikkeling het historisch bewustzijn.
- De maatschappelijke ontwikkeling werd bepaald door de techniek: het zijn productie-
instrumenten die de maatschappelijke verhoudingen bepalen waaronder geproduceerd wordt.
- Ook op het punt van de staatstheorie draait Marx Hegel om.
- Hij nam van Hegel over: het onderscheid tussen staat en maatschappij en de notie dat de
burgerlijke maatschappij het domein is van de privé-belangen en de staat het domein van het
algemeen belang.
- Maar Marx beweerde dat de staat alleen in schijn het algemeen belang kon vertegenwoordigen.
Filosofische grondslag van het historisch materialisme: In zijn rol als staatsburger maakt het individu
deel uit van de mystificatie. Zijn echte bestaan leidt hij in de burgerlijke samenleving. – basis-
bovenbouw denken.
- De verhoudingen in de burgerlijke maatschappij (waaronder economische verhoudingen)
bepalen de politiek.
- Het economisch leven bepaald het politieke leven, niet andersom.
- De jacobijnse terreur was het gevolg van het misverstand dat men vanuit de politiek de gehele
maatschappij naar zijn hand zou kunnen zetten. Dat misverstand zou hardnekkig blijven;
- Ook Napoleon dacht dat.
Filosofisch uitgangspunt Das Kapital
- Een aanval op de communistische veronderstelling dat de maatschappij maakbaar zou zijn.
- Het idee dat de politiek in het proces van maatschappelijke verandering maar weinig vermag is
het filosofische uitgangspunt waarop Marx Das Kapital (1867) baseerde.
- Onderzoek naar bewegingswetten van kapitaal.
37
Anarchistische benadering van de parlementaire democratie
- Een politieke revolutie heeft in die opvatting weinig zin, succes hangt af van maatschappelijke
omstandigheden.
- Er is een maatschappelijke revolutie nodig om de scheiding tussen publieke en private sfeer op
te heffen
- Het echte algemeen belang zet zich niet door in de moderne staat, zoals Hegel dacht, maar in de
afschaffing van die staat.
Marx en Engels: kritiek
1. Aanval op Bruno Bauer, die er ten onrechte vanuit ging dat de problemen in de samenleving
filosofisch van aard zijn.
2. Kritiek op het idealisme: de maatschappelijke werkelijkheid werd verklaard van uit de
ideeënwereld, in plaats van andersom.
- In plaats van het historisch idealisme propageerden Marx en Engels nu het historisch
materialisme: ideeën vloeien voort uit materiële verhoudingen en in elke maatschappij zijn de
heersende ideeën de ideeën van de heersende klassen.
- Behalve kritiek dat het bij maatschappelijke ontwikkelingen oorzaak en gevolg omdraaide, er
was ook te weinig belangstelling voor concrete veranderingen in de maatschappij.
Communistisch Manifest
- Het perspectief verschuift van het filosofische naar het economische vlak.
- Het begrip vervreemding wordt langzaam vervangen door het begrip uitbuiting.
- Niet de arbeidsverdeling maar de kapitalistische uitbuiting en de klassenstrijd worden thema’s
van Marx’ studie, die uiteindelijk haar monumentale weerslag zou vinden in Das Kapital in
1867.
- Twee vijandige kampen: bourgeoisie en het proletariaat.
- De bourgeoisie heeft de feodale verhoudingen verslonden en veranderde de maatschappij in
een kapitalistische samenleving, waar iedereen loonarbeider werd en het verschil tussen arm
en rijk steeds groter.
Progressieve bourgeoisie: De bourgeoisie was eerst progressief, het heeft de feodale verhoudingen
verslonden en veranderde de maatschappij in een kapitalistische samenleving, waar iedereen
loonarbeider werd en het verschil tussen arm en rijk steeds groter.
38
Conservatieve bourgeoisie: als door kapitalisme economisch verschil tussen proletariaat en bourgeoisie
te groot wordt.
- Marx schets een heel beeld van de welbekende overname door het proletariaat die zal
plaatsvinden - economische gelijkheid etc. – democratie is onverenigbaar met kapitalisme.
- Een probleem dat door Locke al aan de orde was gesteld: is het mogelijk om politiek vrij te zijn
als men economisch gebonden is?
- Door Rousseau was al opgemerkt dat dat de moderne democratie, in tegenstelling tot die van
de Grieken, de pretentie heeft dat iedereen deelneemt aan de politieke besluitvorming, ook de
armen en degene die zwaak werk doen.
- Werkelijke democratie was volgens Marx en Engels alleen mogelijk als het volk niet alleen
politiek maar ook economisch zou emanciperen.
Verschillende opvattingen over democratie vindt bij Marx
In 1845 wijst hij op het probleem rond de vraag of politieke vrijheid en economische
gebondenheid samen kunnen gaan: werkelijke democratie was slechts mogelijk als het volk
ook economisch zou emanciperen.
En daarop vraag die Tocqueville al eerder bezighield: hoe de burgerlijke democratie kon
bestaan in een kapitalistische maatschappij, waar iedereen eigenbelang nastreeft.
Hij heeft de opvatting dat democratie in een burgerlijke maatschappij feitelijk onmogelijk is.
Drie jaar later (in Het Communistisch Manifest) heeft hij de opvatting dat politieke vrijheid
geen illusie is, maar een eerste stap op weg naar de economische bevrijding. In die opvatting is
kiesrecht dus geen schone schijn meer, maar een noodzakelijke en belangrijke stap in de
richting van een sociale democratie, waarin niet alleen politieke maar ook economische
gelijkheid bestaat.
Etatisme: Hij heeft nu de opvatting dat politieke overname (kiesrecht) van het proletariaat de eerste stap
is naar economische bevrijding.
In 1871 was inmiddels de revolutie in Parijs op een fiasco uitgelopen, en de twee
democratische communisten moesten verklaren waarop de bevolking vrijwillig iemand had
aangewezen die op geen manier hun belangen behartigde, terwijl de nieuwe Bonaparte ook
geen vertegenwoordiger van de bourgeoisie was. Marx neemt afstand van het etatisme uit het
Communistisch Manifest.
Anarchistische democratieopvatting: De staat moet nu niet meer gebruikt worden om ten gunste van de
arbeidersklasse economisch in te grijpen, hij moet geheel vernietigd worden.
39
Hoe verklaart Marx dat Louis Napoleon in 1848 met instemming van het volk aan de macht
komt?
Hij analyseert de gebeurtenissen en gaat ervan uit dat de staatsbureaucratie zich tot een zelfstandige
macht had ontwikkeld. Hij schuift een structuralistische verklaring naar voren: het was de enige
mogelijke regeringsvorm in een tijd, dat de bourgeoisie het vermogen de natie te beheerden had
verloren en de arbeidersklasse dat vermogen nog niet had verworven.
Wat betekent dit voor zijn beoordeling van de democratie?
De staat moet geheel vernietigd en hij komt in de buurt van een anarchistische staatsopvatting. Hij
geeft nu de voorkeur aan een directe vertegenwoordiging boven een vertegenwoordigd stelsel waarin
de arbeider slecht zijn onderdrukkers kan afvaardigen. Elke vorm van vertegenwoordiging die niet
ook tegelijk het bestuur vormt, leidt tot een scheiding der machten en die scheiding der machten
maakt dat de uitvoerende macht de volksvertegenwoordiging domineert in plaats van andersom.
Arbeidsraden moeten de wetgevende en uitvoerende macht verenigen.
Wat is ‘bonapartisme’?
In meer algemene zin wordt de term bonapartisme vaak gebruikt om een vorm van manipulatie aan te
duiden. In zijn essay Der 18te Brumaire des Louis Napoleon (1852) verwees Karl Marx met deze term
naar een situatie waarin militairen de macht ontfutselen aan revolutionairen om de geradicaliseerde
onderklasse voor eigen doeleinden te manipuleren. Terwijl het om een breed gedragen beweging lijkt
te gaan, wordt in het verborgene een beperkte, maar machtige bovenklasse in stand gehouden.
Volgens Marx had Napoleon III de Februarirevolutie van 1848 gecorrumpeerd, net zoals Napoleon I
dat gedaan had met de Franse Revolutie van 1789.
Wat is de betekenis van de theorie van het bonapartisme voor het historisch materialisme?
Het ondergraaf de basisstelling dat de economisch heersende klasse ook de politieke macht uitoefent.
Door welke ontwikkeling(en) ontstaat volgens Marx de bureaucratie? Welke negatieve rol
vervult die bureaucratie in de moderne maatschappij?
Elke vorm van vertegenwoordiging die niet ook tegelijk het bestuur vormt, leidt tot een scheiding der
machten en die scheiding der machten maakt dat de uitvoerende macht de volksvertegenwoordiging
domineert in plaats van andersom.
40
Conclusie
41
Hoofdstuk 6
Ontwikkeling van de partijendemocratie
- Voor Eric Schattschneider was de democratie veilig zolang er politieke partijen bestonden.
- Tegenwoordig maken veel democraten zich zorgen over het verval van politieke partijen.
- Een eenpartijstaat betekent volgens Oerlemans het einde van de democratie.
- Andere maken zich zorgen over het aantal mensen dat lid is van een partij, waardoor partijen
ten doden opgeschreven zijn.
- De populistische partijen die aan het einde van de 20e eeuw opkwamen lanceerden een
frontale aanval op de politieke elite: zei zouden hun hoofdtaak verzaken, het
vertegenwoordigen van de burgers.
Partijen als gevaar voor de politieke gemeenschap
In het Franse verlichtingsdenken werd partijvorming onwenselijk gevonden, in navolging van
Rousseau of Condorcet. Klassieke democraten in de achttiende en begin negentiende eeuw deelden
deze mening.
Volgens Rousseau was partijvorming een gevaar: zowel een meerderheidspartij als een
oppositiepartij is ondemocratisch.
- Eigenlijk zou een minderheidsstandpunt helemaal niet behoren te bestaan; georganiseerde
groepen rieken naar het verdedigen van deelbelangen en wat werd niet als democratisch
gezien.
- De afkeer van partijvorming was het grootst bij aanhangers van Rousseau, waar de Jacobijnen
de belangrijkste groep van vormden.
Ook volgens Condorcet – geen aanhanger van Rousseau – was partijvorming niet legitiem.
- Condorcet was wel voorstander van het parlementair debat, dat droeg bij tot het vinden van
juiste standpunten. Maar partijvorming was in tegenspraak met het individualisme uit
Condorcets democratie idee.
De Engelse partijtraditie
In de zeventiende eeuw in Engeland was er een Court party die de koning steunde. De Country party
vormde de oppositie.
- Uit deze fracties ontstonden in de loop van de achttiende eeuw de Tories en de Whigs
(conservatieven en liberalen).
42
- De conservatief Lord Henry Saint-John Bolingbroke vormde vanaf 1725 de eerste
parlementaire oppositie.
Bolingbroke
- Organiseren van de eerste parlementaire oppositie vanaf 1725.
- Deze bracht in 1742 de regeringen van Robert Walpole ten val.
- Bolingbroke moet beschouwd worden als één van de grondleggers van de Britse Conservative
Party.
- Zeer uitgesproken ideeën over de betekenis van parlementaire oppositie.
- De schriften van Bolingbroke hadden grote invloed op de Amerikaanse founding fathers. John
Adams beweerde dat hij het werk van Bolingbroke vijf keer had gelezen.
Ideeën over de betekenis van parlementaire oppositie
- De parlement hield de geest van de vrijheid hoog met gebruikmaking van constitutionele
methodes en wettige vormen van oppositie tegen de uitwassen van legale of ministeriële macht.
- Noodzaak van permanente oppositie, met leden die minimaal van hetzelfde niveau zijn als
degene tegen wie ze oppositie voeren.
- Zo ontstond langzaam maar zeker de notie van partijen die oppositie voeren als ze geen
regeringsmacht hadden.
- Sociale basis van oppositie partijen: de Court party had aanhang onder katholieken en steunde
op de hofadel, de Country party onder de Anglicaanse plattelandsadel.
- De acceptatie van politieke partijen in Engeland kwam niet van radicaal-democratische zijde,
maar van gematigd conservatieven: Bolingbroke, Hume en later Burke
Hume
- Verschillen tussen partijen moeten niet worden opgeheven.
- De enige partijen die gevaar opleveren zijn partijen die opvattingen hebben die tegen het
wezen van de regering ingaan.
- Politiek is een arena waarin verschillende belangen tegenover elkaar staan.
- Hij is geen enthousiast aanhanger van partijvorming, maar ziet het als een noodzakelijk kwaad.
- Hij verwierp het leerstuk van de volkssoevereiniteit, de soevereiniteit ligt bij de koning.
Burke
- Notie van partij: specifieke visie op het algemeen belang; partijen zijn ideologische
organisaties die ideeën hebben, in plaats van belangen.
43
- Conservatieven en liberalen verdedigen verschillende wereldbeelden.
- Strategische noodzaak.
- Verwerping van het individualisme, dat in de natuurrechtelijke traditie zo’n centrale rol
speelde, en onderlinge solidariteit van een groep burgers met dezelfde ideeën werd als positief
gezien.
De Amerikaanse traditie
- Founding fathers associeerden net als de Franse democraten, partijvorming met het najagen
van deelbelangen.
- Meningsverschillen dienden in een parlementair debat opgelost te worden.
- Alexander Hamilton en James Madison spraken zich herhaaldelijk uit tegen partijvorming.
Madisons manieren om factievorming weg te nemen
- Zorgen dat iedereen dezelfde mening heeft (onmogelijk)
- Neutraliseren van de negatieve gevolgen door checks en balances.
- Federale regering is beter in staat om in een partijenstrijd in één van de staten als
scheidsrechter op te treden – extra reden voor het steunen van dhet federale
grondwetsvoorstel.
Democratisch-Republikeinen versus Federalisten
- Hamilton werd leider van de regeringsgezinde politici die zich de Federalisten bleven noemen.
- Madison en Jefferson leidde de oppositiepartij, die Democratisch-Republikeinen werden.
- De verwarring over de rol van partijen veroorzaakte politieke strijd, maar ook sociale
polarisatie.
Federalisten Democratisch-Republikeinen
Vertegenwoordigers van de grote steden in
het noorden.
Steunden op de financieel-industriële elite.
Vertegenwoordigers van boeren en
plantagebezitters in het zuiden.
Band met Franse jacobijnen.
Beschuldigden de Democratisch-
Republikeinen van fractievorming en uit
zijn op het omverwerpen van de regering,
vanwege de pro-Franse houding.
Beschuldigen de federalisten ervan erop uit
te zijn de grondbeginselen van de
Amerikaanse Revolutie te verzaken, door
hun pro-Engelse houding.
44
De ‘political machine’ van Marvin Van Buren
- Politieke partijen zijn onvermijdelijk in een vrije samenleven en waren onlosmakelijk
verbonden met het functioneren van een democratisch bestel en konden, mits goed in toom
gehouden, een wezenlijke bijdrage leveren aan het algemeen welzijn.
- De neiging tot machtsmisbruik van mensen kan op geen andere manier in bedwang gehouden
worden.
- Partijvorming is van cruciale betekenis voor de democratische samenleving.
Spoils systeem
- Partijdiscipline kan alleen maar in stand gehouden worden als de partij niet alleen over
negatieve, maar ook over positieve sancties beschikte.
- Partijactivisten die een goed deel van hun vrije tijd aan de partij besteed hadden, moeten ook
in aanmerkingen komen voor betaalde posities die op grond van hun partijactiviteiten
beschikbaar kwamen als de partij de verkiezingen won.
Ratation office
- Niet alleen politieke topposities, maar vrijwel alle ambtelijke functies moesten door loyale
partijactivisten bezet kunnen worden. Want als de buit onder meer mensen verdeeld moest
worden lag het voor de hand de buit groter te maken.
- Dat werd door president Andrew Jackson rotating office genoemd,
- En niet beschouwd als noodzakelijk kwaad, zoals Jefferson had gedaan, maar als democratisch
element in het bestuur.
- Volgens de aristocratische John Quincy Adams, functioneerde het openbaar bestuur volgens
Jackson ter bescherming van de elite en ten koste van de massa er bevolking. Dit was niet
wenselijk, maar ook niet nodig.
Johann Caspar Bluntschli (1808-1881)
- Charakter und Geist der politischen Parteien (1869)
- Net zoals Hume en Burke zag hij het partijwezen als een onlosmakelijk onderdeel van een vrije
politieke gemeenschap, maar hij ging een stap verder door het bestaan van politieke partijen
niet alleen als positief maar als essentieel te beschouwen.
- Net als Jefferson beschouwde hij de positieve bijdrage van de politieke partijen een de
maatschappelijke ontwikkeling als een onbedoeld gevolg van hun bestaan.
45
- Het is de concurrentie tussen de partijen die een positieve bijdrage levert aan het politieke
leven.
Partijpolitiek
- Koning en ambtenaren moeten zich verre van partijpolitiek houden
- Verschaffing van een theoretische legitimatie van de constitutionele monarchie die in een
aantal landen bestond.
- Kritiek op het spoils systeem.
Voorwaarden voor een gezonde concurrentie tussen partijen
- Ze moeten plaatsvinden binnen een politiek systeem waarin het belang belichaamd werd door
een koning en een staatsapparaat dat boven de partijen stond.
Factie
- Een factie is een ontaarde partij.
- Het onderscheid met een partij: partijegoïsme en deelbelangen overwoekeren het algemeen
belang en de gemeenschapszin.
- Omdat een partij gebaseerd is op deelbelang, is dat iets dat gemakkelijk de overhand krijgt.
- Hij is dus tamelijk angstig voor politieke partijen, net als de liberale kring waar hij zich in
bevond, welke ook de arbeidersklasse niet bij de democratische processen wilden betrekken.
- Een factie wil niet de staat dienen, maar wil dat de staat haar dient.
Partijvorming
Rousseau Ondemocratisch Gevaarlijk Deelbelangen
Condorcet Niet legitiem In tegenspraak met het individualisme (wel voorstander parlementair debat)
Franse klassieke democraten
Factie (groepsvorming)
Bolingbroke Wettige vormen van parlementaire oppositie
Hume Deelbelangen Onvermijdelijk kwaad
Burke Vertegenwoordiging van wereldbeelden Ideologische organisaties
Amerikaanse founding fathers
Deelbelangen in strijd met het algemeen belang
Madison Facties moeten onderdrukt worden door checks and balances.
46
Findley (Assembly van Pennsylvania 1786)
Opkomen voor specifieke belangen is geen schande, zolang men er voor uit komt belangen te verdedigen. Niemand is in staat het algemeen belang te behartigen.
Jefferson Waardering voor de indirecte gevolgen van partijvorming: concurrentie tussen partijen, die leidde tot grotere openbaarheid in de politiek.
Marvin van Buren Van cruciale betekenis voor de democratische samenleving. (spoils systeem)
Bluntschli Onvermijdelijk, positief en essentieel Deelbelangen positieve bijdrage aan maatschappelijke ontwikkeling verschil met een factie
Johan Rudolf Thorbecke (1798-1872)
- In 1844 werd hij in het parlement gekozen.
- De grondwet die in 1848 ingevoerd werd was grotendeels gebaseerd op zijn voorontwerp, die
daarin een constitutioneel koningschap creëerde door de ministeriële verantwoordelijkheid in te
voeren (aan het parlement en niet aan de koning).
- De politieke elite in Nederland zag hem als een gevaarlijke liberale doctrinair met een
onnederlands karakter.
- Hij was sterk beïnvloed door de Duitse filosofie, met name die van Kant en Schelling.
- Hij bewonderde Alexis de Tocqueville, wiens werk de inspiratiebron vormde voor zijn
opvattingen over het belang van een maatschappelijk middenveld in een egalitaire
maatschappij.
- Hij was door de sociologische visie van Tocqueville beïnvloed wat betreft maatschappelijke
gelijkheid, meer dan door het natuurrechtelijk denken van Rousseau of Condorcet.
Inrichting van het staatsbestuur
- Maatschappelijke gelijkheid was onvermijdelijk, niet een moreel imperatief.
- Centralisatie van het Nederlands staatsbestel.
- Net als Bluntschli ook vond moest de koning boven partijen staan.
- Voor het principe van algemeen kiesrecht als een integraal onderdeel van de moderne
maatschappij, zoals die door Tocqueville beschreven was.
Grondwetsvoorstel
47
- De Tweede Kamer: meer dan een toezichthoudend lichaam: Kamer en Regering vormen samen
de wetgevende macht.
- Gemoderniseerde gemeentewet, met duidelijke regelgeving over de wijze waarop regering,
provincie en gemeentes met elkaar om dienen te gaan.
- Het stelsel van Thorbecke is gericht op het aan banden leggen van het langs formele eg
verdelen van overheidsfuncties: publieke functies moeten wettelijk tot stand komen.
- Transparant bestuur.
- Civiele grondrechten: vereniging, drukpers, meningsuiting.
- Gebaseerd op de individuele vrijheid van alle burgers en op het Kantiaanse principe van de
autonome oordeelsvorming.
- Mens en maatschappij moeten zich in onderlinge samenhang op de individuele ontplooiing van
hun mogelijkheden richten.
Democratietheorie
- Aanhanger van Sismondi – die ook grote invloed op Marx en Engels zou hebben: die
voorspelde dat de kapitaalaccumulatie zou leiden tot verarming van de werkman, niet tot de
vermogensvorming.
- Die voorspelling ondergroef zijn democratietheorie die er van uitging dat op termijn iedereen
zou beschikken over voldoende vermogen en voldoende opleiding om als burger en kiezer te
kunnen functioneren, want in een maatschappij met scherpe klassentegenstelling zou een
democratie niet gedijen, meende hij.
- Thorbecke had met de liberalen gemeen dat een zeker opleiding en welstand voorwaarde as
voor deelname aan de politieke besluitvorming.: de natie moet geleid worden door grote
geesten, de mindere geesten moesten gen daarin volgen. “De aristocratie van het verstand.”.
48
De sociaal-democratische partijvorming: Karl Kautsky (1845-1934)
Sociaal-democratische partijen
- Richten zich op de massa der bevolking,
- Gebruiken nieuwe organisatietechnieken
- Waren partijen op een levensbeschouwelijke grondslag
- De partijideologie berustte op de overtuiging dat de hele natie zich onder haar banier zou
verenigen.
- De eerste socialistische partijorganisatie ontstond in Duitsland, waar Ferdinand Lasalle in
1863 de Allgemeine Deutsche Arbeiterverein stichtte.
Karl Kautsy (1854-1934)
- De intellectuele leider van de SPD voor lange tijd.
- De sociaal-democratie moest zich volgens Kautsky niet tot doel stellen de bestaande
maatschappij te democratiseren, zoals Eduard Bernstein (185-1932) voor ogen had.
- Politieke instellingen moeten effectievere voering van de klassenstrijd mogelijk maken en het
revolutionair potentieel vergroten (1895).
- De parlementaire democratie was een middel om het uiteindelijke doel, de socialistische
revolutie, te bewerkstelligen.
Pagina 193 t/m 200
Conclusies
Vanaf het ontstaan van een modern democratisch stelsel, gedurende de Amerikaanse
Onafhankelijkheidsoorlog, waren er democraten die meenden dat een meerpartijenstelsel niet in
overeenstemming was met de geest van de democratie.
49
Er waren steeds twee argumenten om politieke partijen af te wijzen:
1. Partijen zijn een
uitdrukking van
verdeeldheid
Dat is in strijd de eenheid van de volkswil in het idee van de
volkssoevereiniteit
2. Partijen
vertegenwoordigen
deelbelangen
Dat is in strijd met de algemene wil
Achter het argument van belangenloosheid gingen twee verschillende
redeneringen schuil:
De individuele politicus moet de publieke zaak belangeloos dienen: politici moeten dus fortuin hebben om hun politieke taak uit te mogen oefenen.
Een argument dat zich tegen het bestaan van politieke partijen keert: partijen vertegenwoordigen per definitie deelbelangen, terwijl de politiek zich zou moeten richten op het algemeen belang.
Een laatste argument
Een laatste argument ging uit van een scheiding
tussen politiek en economie:
in de sfeer van de economie regeert het
deelbelang en in de politiek het algemeen belang
Combinatie van argumenten
In combinatie vinden we deze argumenten vaak terug in de discussie over politieke benoemingen
zoals die in de VS aan het begin van de negentiende eeuw.
De acceptatie van politieke partijen ontstond eerder in de democratische praktijk dan in de
democratische theorie: de argumenten ten gunste van partijvorming waren aanvankelijk
negatief en indirect.
Negatief in navolging van David Hume: partijvorming is onvermijdelijk en een gevolg van de
menselijk neiging tot conflict.
Indirect in navolging van Thomas Jefferson: niet zozeer het bestaan van partijen, als wel de
indirecte gevolgen ervan dat concurrentie tussen partijen een heilzaam effect zou hebben op
het politieke proces.
50
De beoordeling van politieke partijen en de opvatting over wat politieke partijen zijn
Drie opvattingen over politieke partijen Politieke partijen vertegenwoordigen deelbelangen die tegenover het algemeen belang staan.
Bluntschli
Politieke partijen vertegenwoordigen een wereldbeeld. Burke Politieke partijen vertegenwoordigen deelbelangen, die in de toekomst het algemeen belang zal worden.
Socialistische partijen De antirevolutionaire partij van abraham Kuyper
De rol van sociaaldemocratische bewegingen
- De sociaaldemocratische beweging ging zich organiseren en wierven leden voor hun partij.
Door die contributie te laten betalen, konden ze functies binnen de partij betalen, en daardoor
ook de lagere sociaal-economische klasse een kans geven om actief te participeren in de
politiek: de vrijgestelden.
- Om dat alles mogelijk te maken was een efficiënte partijorganisatie van groot belang. Alleen op
basis van een moderne goed georganiseerde partijorganisatie was men in staat de middelen
bijeen te brengen om de vrijgestelden te betalen en om een krant uit te brengen die de stem des
volks luid en duidelijk moest laten klinken, niet alleen in het parlement, maar ook daar buiten.
- Invoering van het algemeen kiesrecht was een van de belangrijkste eisen van de
sociaaldemocratische beweging. De sociaaldemocratische partijen konden een
democratiemodel presenteren dat miljoenen arbeiders zou aanspreken.
Ontstaan van de sociaaldemocratische partijen in Europa
- Na de dood van Marx in 1883 slaagden de socialistische intellectuelen er pas in politieke
partijen van de grond te rijgen.
- Ze ontstonden aan het eind van de negentiende eeuw in heel Europa.
- In Nederland werd in 1894 de SDAP opgericht.
- De Duitse Sap van Gotha was het voorbeeld voor allen: haar ledenaantal groeide en bedroeg
aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog meer dan een miljoen.
- De Duitse sociaal-democratie had getoond dat zij door heet strategie van organiseren en
scholen van kaderleden en medewerking van socialistische intellectuelen sterk genoeg was
geworden om de regering te dwingen tot vergaande concessies op het terrein van de sociale
wetgeving.
51
Marxistische partijen
- Erkenden niet dat zij slechts één van de mogelijke visies hadden op het algemeen belang.
- Het ideologisch pluralisme was in strijd met de wetenschappelijke pretenties van het
marxisme.
- De marxistische partij claimden immers een wetenschappelijke status.
- De verburgerlijking van de marxistische partijen leidde tot de aanvaarding van het
meerpartijenstelsel als doel in zichzelf. De democratie was een partijendemocratie geworden.
52
Hoofdstuk 7
De democratietheorie van het marxisme-lenisme
Pagina 224-228
Lenin versus Weber
Weber Lenin
Een positief verband tussen kapitalistische
ontwikkelingen en het ontstaan van moderne
bureaucratie.
De bureaucratie wordt complexer en steeds
machtiger.
Hij maakt geen onderscheid tussen
ondernemingsbestuur en staatsbestuur: de scheiding
tussen economie en politiek vervalt.
De bureaucratisering is een onvermijdelijk gevolg
van de industriële ontwikkeling en de
democratisering van de moderne maatschappij.
In de bestuurlijke structuur van de nieuwe
maatschappij is geen plaats voor politieke partijen.
Partijen zijn overbodig geworden, omdat de politiek
een zuiver technische aangelegenheid is geworden.
(Vergelijkbaar met de opvattingen van Woodrow
Wilson.)
De ontwikkeling van het kapitalisme is de maatstaaf
voor de moderne economie geweest.
De op bureaucratische “Aktenmässigkeit” en
hiërarchische onder- en bovenschikking beruste
ambtenarij, is de even duidelijke maatstaaf voor de
modernisering van de staat, zowel de monarchale als
de democratische.
De organisatie van de economie moest losgemaakt
worden van de bijbehorende bureaucratie: alle
ambtenaren waren zakkenvullers, op kosten van de
boren en arbeiders.
Bureaucratie is een teken van vooruitgang.
Staatsbureaucratie hoort bij een achterlijke
maatschappij.
Het werkelijke gezag zit in de besturing van het
alledaagse leven, in handen van de militairen en
burgerlijke ambtenaren.
Voor de functies is geen specifieke vaardigheid
nodig, het loon moest gelijk zijn aan dat van
arbeiders.
Het hoort bij de massademocratie, omdat het
bepaalde diensten beschikbaar moet stellen aan de
bevolking.
Afwijzing van het parlement, omdat het zelfstandig
wordt en zich afzondert van de maatschappij.
Een zelfstandige macht naast de parlementaire
organen.
Dat parlement moest een tegenwicht vormen voor
de ongecontroleerde macht van de bureaucratie.
De scheiding tussen bureaucratie en politiek is een
bescherming tegen de macht van de bureaucraten.
De oplossing is het combineren van wetgevende en
uitvoerende macht.
Een strakke mandekking is een is een bescherming
tegen de macht van de bureaucraten.
53
Hoofdstuk 8
Kritiek op de massademocratie
De Eerste Wereldoorlog maakt in Rusland een einde aan de heerschappij van de Russische tsaren. In
Duitsland was het keizerrijk gevallen. En in beide landen werd een autoritair absolutisme vervangen
door een zwakke parlementaire democratie. In Rusland was dat al snel voorbij. In Duitsland hield de
Weimar-republiek het tot 1933 uit. Hitler kwam toen aan de macht.
- Extreem-rechtse bewegingen waren (gedeeltelijk) de reactie op socialistische bewegingen.
- De extreem-rechtse bewegingen hadden kritiek op de socialisten en op de liberalen.
Robert Michels (1876-1935)
- Sociologische analyse van het moderne partijwezen.
- Vernietigende aanval op de sociaal-democratische democratiemodel, door aan te tonen dat er
van democratische besluitvorming geen sprake was.
- Zur Soziologie de Parteiwesens in der modernen Demokratie over het sociaal-democratische
besluitvormingsproces.
- Als vertrekpunt voor zijn beschouwing kiest hij de constatering dat de democratie vrijwel
overal is doorgedrongen.
IJzeren wet van de oligarchie
- Democratie heeft een immanente hang naar aristocratie, of beter gezegd oligarchie.
- Dat komt door de drang naar macht van de leiders en de passiviteit van de leden.
- Het verschijnsel van vergadertijgers (pagina 241).
- Geldingsdrang van de leiders en politieke apathie van de leden vormen de bouwstenen van de
democratische oligarchie, die de technische onmisbaarheid van de leiders als fundament heeft.
Oligarchisering
1. Democratie is invloed van de massa.
2. Invloed van de massa impliceert organisatie van de massa.
3. Organisatie heeft leiderschap nodig.
4. Leiderschap impliceert onderschikking van degenen die geleid worden.
5. Onderschikking van de massa aan een groep leiders heet oligarchie.
54
Michels werd lid van de syndicalistische beweging in Frankrijk, waar hij hetzelfde tendens
constateerde. Dit was het gevolg van een reeks objectieve factoren:
1. Leiders met bijzonder capaciteiten worden onmisbaar en willen dat vervolgens ook blijven.
2. De leiders hebben door hun positie een informatievoorsprong op hun achterban, die zij
gebruiken om de positie te houden en versterken.
3. Leiders worden door de leden betaald, waardoor ze meer tijd dan de leden kunnen besteden
aan het beïnvloeden van de besluitvorming.
4. Financiële motivatie zorgt voor nog meer drang de positie te houden.
- De perfecte democratie kan dus nooit bereikt worden, maar door voortdurende controle van
de leiders en actieve inzet en inzicht in de sociologische processen kan men het kwaad wel
verminderen.
- Als hij bewonderaar van Mussolini wordt, stelt hij dat de tendens tot oligarchie het best
bestreden kan worden door een charismatisch leider, die als belichaming van de volkswil een
directe verbinding zou leggen tussen massa en macht.
Oswal Spengler (1880-1936)
- Der Untergang des Abendlandes was de titel van het boek waarmee hij beroemd werd in 1918.
- De cultuurpessimistische Sprengler vond vooral na het vernederende Verdrag van Versailles
draagvlak voor zijn ideeën bij de Duitse bevolking.
Politieke filosofie:
- Antimarxistisch en antiliberaal
- Antidemocratisch
- Romantisch nationalistisch
- In navolging van Herder beschouwde hij de verschillende politieke filosofieën als onderdeel
van de volksaard.
Het Pruisische instinct dat niet van het individu uitgaat maar van het geheel
- Etniciteit: de Pruisische geest is superieur aan de Engelse.
- Pruisisch socialisme: het niet-Pruisische parlementaire stelsel moet worden vervangen door
een sterke Pruisische staat. Hij sluit zich aan bij de partij die dit wil bewerkstelligen: de
Nationale Rechte.
55
- Een sterke Führer is nodig voor het herstellen van het gezag.
- Vijanden van de Pruisische staat zijn het links liberalisme, het marxistisch socialisme, het
jodendom, kosmopolitisme en kapitalisme.
- Politieke organisaties ondermijnen de nationale eenheid.
- Het concept van de grondwet werd samen met het Engelse parlementarisme aan het Europese
continent en uiteindelijk de hele wereld opgedrongen.
Politieke elite en Pruisisch socialisme
- Evenals Lenin legt Sprengler de nadruk op het belang van een politieke elite.
- Maar anders dan Lenin ziet Sprengler deze elite niet in de marxistische intellectuelen en de
klassenbewuste arbeiders.
- Het zijn de Pruisen die leiding moeten geven aan het specifieke Pruisisch socialisme dat eerder
een mentaliteit is dan een institutioneel systeem.
Plutocratie
“De machtsuitoefening door het internationale geldkapitaal”
De angst voor politieke partijen neemt de vorm aan van een antiparlementarisme dat zich verbond met
een antikapitalisme en anti-internationalisme:
Het kapitalisme waar Sprengler zijn aanvallen op richtte was het internationale kapitalisme, de macht
van de internationale ondernemingen, het internationale geldkapitaal, dat volgens hem in Engeland de
macht uitoefende.
Caesarisme
Sprengler zocht een derde weg tussen conservatisme en socialisme: hij was in positieve zin de
theoreticus van een Pruisisch, nationaal-socialisme. De beste regeringsvorm daarvoor was het
caesarisme, de dictatuur van één man.
Hitler
Hij zocht toenadering tot Adolf Hitler, maar die wilde Sprengler alleen gebruiken als propagandist van
de NSDAP. Sprengler wilde zich daar niet voor lenen, de NSDAP was niet elitair en aristocratisch
genoeg.
Gregor Strasser
Sprengler had bewondering voor Strasser die de linkervleugel in de nationaal-socialistische beweging
vertegenwoordigde, maar in 1934 door de SS vermoord werd. Hierdoor werd zijn minachting voor
Hitler groter, die slechts slappe quasi-Mussolini was. zo bleef hij op eenzame afstand van de man die
zijn politieke filosofie in de praktijk zou brengen.
56
Joseph Schumpeter (1883-1950)
- Moelijk in te delen in een politieke of economische rcihting
- Naar zijn aard een elitair-conservatieve geleerde, die er van uit ging dat de overheid weinig
vermag ter sturing van de economische ontwikkeling.
- Schumpeter was, evenals Michels en Sprengler, een tegenstander van de klassieke
democratieopvatting zoals die in de democratische revoluties ontstaan was en door de radicale
liberalen in Engeland uitgewerkt en aangepast.
- Schumpeter brak definitief met het liberale democratiemodel uit de negentiende eeuw.
- Politieke participatie van de massa: onmogelijk en onwenselijk.
- Maar anders dan Michels en Sprengler behield hij het algemeen kiesrecht in zijn theorie als
basis voor politieke besluitvorming.
Democratisch elitisme
- Hij presenteerde een coherente en consistente oplossing voor het probleem hoe het algemeen
kiesrecht te combineren met een politiek stabiel systeem, waarin de massa heerst.
Kritiek op democratieopvattingen
- Vooral kritiek op de Engelse Utilitaristen uit de negentiende eeuw
- Democratieopvattingen uit de achttiende eeuw
Capitalism, socialism and democracy (1943)
- Boek over de relatie tussen kapitalisme en democratie, waarin hij zijn kritiek op de klassieke
democratieopvatting uit de achttiende en negentiende eeuw ontwikkelde.
- In die klassieke leer van de democratie streven vertegenwoordigers naar democratische
besluitvorming die het welzijn van de natie bevordert.
57
Kritiek op de klassieke democratieopvatting
Klassieke democratieleer Schumpeter
Schumpeter formuleert de klassieke democratieleer
Schumpeter formuleert een nieuwe definitie
In die klassieke leer van de democratie streven vertegenwoordigers naar democratische besluitvorming die het welzijn van de natie bevordert.
De democratische methode is die institutionele regelingen tot politieke besluitvorming te komen waarbij individuen de beslissingsmacht verkrijgen door een concurrentiestrijd om de stemmen van de burgers.
Schumpeter geeft de kenmerken van de klassieke democratieleer
Schumpeter levert kritiek
1. Er bestaat een algemeen welzijn, dat ieder normaal mens bijgebracht kan worden met een redelijk betoog. Er bestaat dus ook een juist beleid, los van de individuele wensen der burgers.
Het algemeen welzijn bestaat niet, en is geen optelsom van individuele belangen.
2. Als mensen het algemeen welzijn niet zien, kan dat twee oorzaken hebben:
- Onwetendheid – op te lossen met onderwijs
- Antisociaal belang
Als mensen het algemeen welzijn anders zien, heeft dat te maken met maatschappelijke positie, maar nog meer met de waarde definitie die men van het algemeen welzijn heeft.
Volksvertegenwoordigers Deze zijn nodig om de algemene wil onder woorden te brengen, weerspiegelen of vertegenwoordigen. Een openbare rationele discussie in de vertegenwoordigende lichamen zal het vinden van het juiste beleid vergemakkelijken. Het juiste beleid is in principe kenbaar, en wel onder twee voorwaarden:
1. Afgevaardigden worden niet gedreven door eigenbelang (geen ruggenspraak met hun achterban en geen financiële afhankelijkheid van het geformuleerde beleid of de uitvoerende macht die zij moeten controleren)
2. Afgevaardigden moeten niet in hun inzichten beperkt worden door gebrek aan kennis (voldoende opleiding).
Het volk regeert niet, maar beperkt zich ertoe de regeerders aan te wijzen. Niet alle democratisch genomen besluiten zijn ethisch juist en andersom.
58
De politieke ondernemers
- De democratiedefinitie van Schumpeter legt sterk de nadruk op de rol van een politieke elite
met ondernemers zin.
- Het ontkennen van leiderschap in de democratietheorie was voor Michels aanleiding om te
argumenteren dat democratie onmogelijk was, omdat zelfs de meest democratische
organisaties leiderschap voortbrengen.
- Schumpeter lost dat probleem op door politiek leiderschap tot de kern van zijn definitie te
maken. Een politieke elite is geen gevaar, maar juist een voorwaarde voor democratie.
- Politieke leiders moeten dan wel hun programma afstemmen op het volk, de politieke elite
moet niet te exclusief zijn en bereid om nieuwkomers op te nemen en de politieke tradities aan
over te geven.
- Kortom: in plaats van de kiezers te leiden, moesten politici zich laten leiden door de kiezers.
De politieke consumenten
Marktmechanisme 1. Politieke ondernemers - kandidaten 2. Politieke consumenten - kiezers 3. De politieke markt waar politieke producten worden aangeboden – politieke arena met
‘politiek programma’ als product
“Vergelijkend warenonderzoek”
- De moderne kiezer weegt programma’s van kandidaten tegen elkaar af en kiest naar zijn
individuele voorkeur: zijn op haar stem is de pasmunt waarmee het beleidsprogramma
gekocht kan worden.
- Kiezers zijn dus wel degelijk calculerende burgers, die ook in het politieke proces volgens het
utilitaristische model handelen.
- De onzichtbare hand werkt volgens Schumpeter ook in het democratisch keuzeproces,
- Maar de kiezer moeten zich beperken tot kiezen en geen druk uitoefenen op het
regeringsbeleid.
- Terwijl Michels politieke apathie beschouwde als een van de oorzaken van de onmogelijkheid
van een democratisch bestel, meende Schumpeter dat de moderne democratie niet kan
functioneren zonder een zekere mate van onverschilligheid.
59
De politieke markt
Grenzen aan het marktproces (voorwaarden voor het marktmodel)
- Niet alle wensen kunnen geproduceerd worden. Met name economische wensen zijn
ondergeschikt om op die manier geproduceerd te worden;
- De aangewezen regering dient zich te onthouden van overheidsinterventie in de economie.
- Maar ook op andere gebieden: de rijkwijdte van de politieke besluitvorming moet niet te ruim
worden gesteld.
Vierde macht
- Schumpeter was tegen het spoils systeem: corruptie en depotisme, ondergraaft de stabiliteit van
het staatsbestuur, omdat een gepolitiseerde bureaucratie geen tegenwicht kon bieden tegen de
gekozen wisselende regeringen.
- Schumpeter was dus een krachtig voorstander van de vierde macht (bureaucratie)
- Zijn visie liep wat dit punt betreft volledig parallel met die van Max Weber. In de weberiaanse
bureaucratie was ook het personeelsbeleid in handen van het apparaat zelf.
Conclusie
Er zijn drie auteurs behandeld die kritiek leverden op de democratieopvattingen van de negentiende
eeuw, die in de praktijk niet juist bleken.
Robert Michels De stem van de massa kan alleen gehoord worden als zij zich organiseert. Maar elke organisatie riekt naar een oligarchie. Het democratisch ideaal is onbereikbaar.
Oswald Spengler Grondlegger nationaal-socialisme
Keerde zich tegen de sociaal-democraten en vooral tegen de liberalen. Nadruk op de staat als uitdrukking van het nationaal belang: hegeliaans. Maar meer dan Hegel legde hij de nadruk op het eigene van de Pruisische natie. Hij zag het geheel in darwinistische traditie, de internationale concurrentie tussen landen zag hij als een strijd om het bestaan, waarin de fittest zouden overleven. Democratie paste niet in de Pruisische traditie en was een teken van zwakte.
Schumpeter Komt vanuit zijn kritiek op herformulering van de democratietheorie, zodat die geschikt is voor de moderne maatschappij. Een meerpartijenstelsel is voor hem een absolute voorwaarden voor het functioneren van de democratie.
60
Hoofdstuk 9
Multiculturalisme en rechtspopulisme
De laatste jaren is er in West-Europa een discussie op gang gekomen over de vraag of de democratie
niet meer rekening moet houden met groepen burgers die de dominante cultuur van de nationale
gemeenschap niet in alle opzichten delen.
De afschaffing van de slavernij en de gelijkberechting van gekoloniseerde volken was een belofte die in
de Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger besloten lag.
- Zij betrof echter alleen de gelijkheid van de burger als individu en richtte zich nog niet op
culturen.
- De bevrijde mensen was per definitie een deelnemer aan de Europese cultuut.
De kritiek van Hegel op het individualisme van de klassieke democraten vormde het beginpunt van
een herwaardering van de gemeenschap als een zelfstandige entiteit, die niet terug te voeren is op de
individuele burger.
Paradox van het individualisme
Het utilitaire uitgangspunt veronderstelt een individuele autonomie die volgens Taylor niet bestaan
kan. Wat de mens nastreeft is afhankelijk van zijn omgeving. Ieder mens groeit op in een bepaalde
cultuur en die cultuur bepaalt de wijze waarop wij onze identiteit beleven. De hedendaagse wens om
jezelf te zijn veronderstelt een culturele context waarin een mens door anderen geleerd wordt zichzelf
te zijn.
De liberale traditie miskent het collectieve karakter van de cultuur waarin individuele rechten zijn
ingebed.
Een atomistische visie op onze democatische rechten “dissolves community and divides ud from each
other”. Democratische rechten zouden daarom ook bepaalde culturele rechten moeten bevatten, maar
die rechten zijn naar hun aard collectief. Vanuit die aard kan men groepsrechten verdedigen.
Het probleem van groepsrechten is echter dat ze op gespannen voet kunnen staan met de individuele
rechten van de leden van die groep.
Politieke participatie van etnische minderheden
Multiculturele democratie
Communautaristische opvatting
61
De Atheense democraten meenden dat politieke participatie van alle burgers een wezenskenmerk van
de democratie vormde. Participatie was noodzakelijk. Een communautaristische opvatting: homogene
waarden.
Neorepublikeinse visie
Politieke participatie is deugdzaam, maar niet verplicht. Er worden geen eisen aan deze participatie
gesteld. Vertrouwen tussen burgers onderling is essentieel voor het ontstaan van een goed bestuur.
Elitistische visie van Schumpeter
De meeste burgers zijn niet competent genoeg voor politieke participatie. Politieke participatie anders
dan stemmen is geen goed idee.
Elitistische visie van Anthony Downs
In deze variant is politieke participatie van minderheden gewenst om de politieke leiders te
informeren over hun politieke eisen, wensen en voorkeuren.
Vier typen van democratische besluitvorming
Dimensies van het democratisch burgerschap
Een “dunne” procedurele consensus versus een “dikke” inhoudelijke consensus.
Weinig politieke participatie (regeerdersdemocratie) of veel (participatiedemocratie) gewenst.
- Op basis hiervan kunnen we vier democratische besluitvormingen onderscheiden (zie figuur
9.1)
Elke type democratische besluitvorming geeft een eigen, specifieke conceptie van succesvolle
incorporatie van etnische minderheden.
Vier typen van democratische besluitvorming:
Aard van waardenovereenstemming
Mate van politieke participatie Liberaal
(procedureel)
Communautair
(inhoudelijk)
Regeerdersdemocratie (weinig) Marktdemocratie Paternalistische
democratie
Participatiedemocratie (veel) Neorepublikanisme Jacobijnse democratie
Figuur 9.1
62
Nederland als gesegmenteerde samenleving: de theorie van Arend Lijphart (1936-heden)
Theorie over democratie in een verzuilde samenleving
In een samenleving waar verschillende groepen tegenover elkaar staan als vijandige stammen, is de
samenwerking tussen elites van cruciale betekenis.
Alleen dan kan het democratische proces een zekere mate van stabiliteit krijgen.
Pacificatiedemocratie
Spelregels in pacificatiedemocratie van Lijphart
- Irrationele hartstochten die voortvloeien uit religieuze tegenstellingen dienen op twee
manieren te worden beteugeld:
1. Depolitiseren van levensbeschouwelijke vraagstukken
2. Een duidelijke scheiding tussen regering en volksvertegenwoordiging.
- De pacificatiedemocratie heeft bovendien behoeften aan een sterke regering.
- Consociational democracy
De Nederlandse democratische traditie
- Groot verenigingsleven in Nederland
- Politieke participatie binnen de zuilen was hoog, op het niveau van da natiestaat was deze veel
geringer en was de culturele eenheid beperkt.
- De Nederlandse democratische traditie kan daarom worden omschreven als een mengvorm
van regeerdersdemocratie en neorepublikeinse democratie, waarbij de regeerdersdemocratie
zijn paternalistische vorm in de loop de tijd heeft verruild voor een marktmodel (zie figuur 9.1)