ex officina Burcht en promoveerde als sesden der tweede linie. Hij behaalde in april 1776 zijn...

12
ex officina NIEUWS UIT DE UNIVERSITEITSBIBLIOTHEEK JAARGANG 30 / 1 2017

Transcript of ex officina Burcht en promoveerde als sesden der tweede linie. Hij behaalde in april 1776 zijn...

Page 1: ex officina Burcht en promoveerde als sesden der tweede linie. Hij behaalde in april 1776 zijn diploma van licentiaat in de Theologie en was toen reeds priester. Dit belette hem niet

ex officina

NIEUWS UIT DE UNIVERSITEITSBIBLIOTHEEKJAARGANG 30 / 1 • 2017

Page 2: ex officina Burcht en promoveerde als sesden der tweede linie. Hij behaalde in april 1776 zijn diploma van licentiaat in de Theologie en was toen reeds priester. Dit belette hem niet

Petrus Nannius, docent aan het Drietalencollegevan 1539 tot 1557, was behalve een begenadigd

lesgever en ‘veelvertaler’ van Griekse teksten tevenseen uitstekend Latijns stilist.1 De kans om laatst -genoemde kwaliteit in zijn colleges te verwerken liethij zelden aan zich voorbijgaan. In 1543 of 1544,net voor de aanvang van de lectuur van het vierdeboek van Vergilius’ Aeneis, bracht Nannius zijn redeDe amore (‘Over de liefde’).2 In deze oratie schetst deLeuvense professor een veelzijdig beeld van de godinVenus en haar kinderen en beschrijft hij drie soortenliefde – de ene soort al wenselijker dan de andere.Op geestige en moraliserende toon waarschuwt hij zijnstudenten voor de mogelijks nefaste gevolgen van eendoorgedreven verering van amor in al haar facetten.

In 1545 onderneemt Nannius iets gelijkaardigs.Ditmaal onderbreekt hij de literatuurcolleges over hetzesde boek van de Aeneis om zijn publiek te onder -houden met een nieuwe rede, namelijk de Oratio derebus inferorum (‘Rede over het wedervaren van deonder wereldbewoners’). Nannius neemt de luisteraar (of lezer) mee op een fantasierijke tocht door deonderwereld. In deze iter ad inferos ontmoeten we heel wat kleurrijke personages, waaronder enkelebekende klassieke auteurs als Ovidius, Propertius enTibullus. Wat deze opsomming van Latijnse dichtersbetreft, laat Nannius niet na telkens de respectievelijkevrouwelijke wederhelft aan te vullen. Enkel Catullusmoet het zonder zijn Lesbia stellen. Zij werd door Plutowegens haar hebzuchtigheid bevolen de taak van lanio,‘slager’, uit te oefenen, ‘opdat ze de groot moedigenazaten van Remus zou “afstropen”’ (ut glubatmagnanimos Remi nepotes).’3

Nannius verwijst met deze laatste woordenrechtstreeks naar Catullus’ scabreuze carmen 58,vers 5 (glubit <sc. Lesbia> magnanimos Remi nepotes).Bewust werd hier in het Nederlands eeneufemistische vertaling gebruikt.

Het is echter Vergilius, die, net als in Dantes La DivinaCommedia, het hoofdpersonage begeleidt door dechaos van de onderwereld. Opnieuw waarschuwtNannius op satirische én moraliserende wijze dejeugd voor een buitensporige levensstijl en, in hetbijzonder, voor de gevolgen van onmatige liefde. In zijn rede verwerkt Nannius bovendien veleelementen die verwijzen naar het toenmaligeLeuvense (studenten)leven. Wanneer hij zichbijvoorbeeld op het einde afvraagt of hij eerder viaVlierbeek of Bierbeek terug naar Leuven moet keren,alludeert Nannius ongetwijfeld op het feit dat destudenten liever een plaats met bierhuizen verkiezen.Daarnaast bouwen de onderwereldbewoners eindeloosaan een toren. Nannius lijkt hier de draak te steken metde Leuvense verdedigingstoren die deel uitmaakte vande oude stadsmuur en wegens de grote onkosten enhet weinige gebruik ‘Verloren Cost’ genoemd werd.Meer dan eens spoort deze rede aan tot een glimlach,al dan niet van herkenning.

De tekst van Nannius’ oratie, waarvan de autograafnog steeds voorhanden is,4 is lange tijd onuitgegevengebleven. Zijn opvolger Cornelius Valerius (1512-1578)bracht enkele kleine aanpassingen aan in de tekst. Het is pas in 1611 dat te Leuven bij Filip Dormaeleen editie van Nannius’ rede verscheen, geredigeerddoor professor Latijn Erycius Puteanus (1574-1646).

In 2017 is het precies 500 jaar geleden dat Desiderius Erasmus (ca. 1466-1536)

met de erfenisgelden van Hieronymus Busleyden (ca. 1470-1517) het befaamde

Collegium Trilingue oprichtte, ook wel het Collegium Buslidianum genoemd.

Al snel strijken van over heel Europa vele leergierige jongeren neer in Leuven om

er doorgedreven taalonderwijs te volgen in één of meerdere van de klassieke

en gewijde talen (Latijn, Grieks en Hebreeuws). Van één van de professoren

Latijn, met name Petrus Nannius (1496/1500-1557), zijn er nog een aantal

amusante redes bewaard gebleven, die duidelijk gerelateerd zijn aan ’s mans

colleges Latijn. In deze bijdrage wordt specifiek diens Oratio de rebus inferorum

belicht. Een interessant document met een bewogen geschiedenis, zo blijkt…

Petrus Nannius’ Oratio derebus inferorum: een vooruitblikop de tentoonstelling overhet Drietalencollege

2

1 Hij doceerde o.m. over Horatius’Ars poetica, Vergilius’ Bucolica,Georgica en Aeneis en Lucretius’De rerum natura. Als vertaler van hetGrieks heeft hij o.a. enkele werkenvan volgende auteurs overgezet:Demosthenes, Plutarchus,Athenagoras, … Naast zijnoriginele openingsredes op o.m.Vergilius, is nog het vermeldenwaard zijn Vinctus, een Neolatijnsblijspel dat hij schreef toen hijslechts 22 jaar oud was.

2 De autograaf wordt bewaard teLeiden, Fonds Bonaventura Vulcanius,ms. 98 F (ff. 1r-9v). Amédée Poletbiedt in zijn monografie overNannius een kritische uitgave(1936, p. 196-208).

3 Voor deze geestige passage, zie:Nannius, Oratio de rebus inferorum,r. 111-8 in de editie van De Vocht(1955), p. 497. Polet biedt geenuitgave van deze tekst in zijnreeds genoemde monografieover Nannius.

4 KU Leuven Bibliotheken,Bijzondere Collecties, Ms. 1001(volledig digitaal beschikbaar in Limo).

Page 3: ex officina Burcht en promoveerde als sesden der tweede linie. Hij behaalde in april 1776 zijn diploma van licentiaat in de Theologie en was toen reeds priester. Dit belette hem niet

Deze editie kende bovendien een herdruk in 1640.De satirische rede werd tevens door Jean Mairein diens Elegantiores Praestantium Virorum Satyraeopgenomen (Leiden, 1655).5 Het zou nog durentot 1955, het jaar waarin de Leuvense professorHenry de Vocht het vierde en laatste deel van zijnmonumentale History of the Foundation and the Riseof the Collegium Trilingue Lovaniense publiceerde,alvorens het tot een kritische uitgave kwam.De verschillende lagen van de tekst (Nannius,Cornelius Valerius en Puteanus) indachtig, ontsloot hijdeze rede met heldere noten, die onontbeerlijk zijnvoor een vlot begrip van het stuk. Bovendien spaardeDe Vocht zijn kritiek op Puteanus niet. Deze hadimmers bepaalde zinnen zodanig verminkt enaangepast dat de originele door Nannius bedoeldewoorden helaas onleesbaar waren geworden.Het is ook dezelfde Puteanus die de titel van hetwerk veranderde van Paralipomena Vergilii et de rebusinferorum tot Somnium, sive Paralipomena Virgilii.Hetzelfde deed hij waarschijnlijk met betrekkingtot Nannius’ openingsrede over het tweede boekvan Lucretius’ De rerum natura. Het literaire genrevan het Somnium (‘Droom’) hangt nauw samenmet dat van de (mennipeïsche) satire en kentzijn oorsprong in de antieke oudheid (cf. Cicero’sSomnium Scipionis).6 In de zestiende en zeventiendeeeuw kende het genre een grote bloei.7

Dirk Sacré (1994, p. 79-80) suggereerde dat Puteanusdeze verandering doorvoerde om een link te leggenmet zijn eigen Somnium. Meer nog: misschien is hetnet dan tot een publicatie gekomen omwille vande populariteit van het genre en vormde het zovoor Puteanus een soort verantwoording voorzijn eigen product.

We mogen trouwens van geluk spreken dathet originele handschrift nog heelhuids tot onsis gekomen. In 1914 ontdekte men bij toeval,door uitbreiding van de bibliotheek,het handschrift met deze rede. Het verplaatsen vanhouten meubilair bracht een aantal oude drukkenen manuscripten aan het licht die toevertrouwdwerden aan professor De Vocht. Nannius’ Oratiode rebus inferorum is derhalve aan tweeuniversiteitsbranden (in 1914 en 1944) ontsnapt!

Dixi, anno 2017, apud superos.Xander FeysOnderzoeksgroep Latijnse Literatuur,KU Leuven

3

Petrus Nannius, Oratio de rebus inferorum,1545, titelpagina. – KU Leuven Bibliotheken,Bijzondere Collecties, Ms. 1001.

Fol. 1r.

5 Cf. Polet, p. 61.

6 Een mennipeïsche satire is samengesteld uit een mengeling van verzen en proza en onderscheidt zich zo van een ‘gewone’ satire,die enkel uit verzen is opgebouwd. Puur formeel gezien zijn meerdere Somnia uit de humanistische periode geen mennipeïschesatires. Wel kan men ze qua inhoud, zeker wat de moraliserende toon betreft, opnemen in dit literaire genre.

7 Naast Nannius’ twee Somnia, zijn nog het vermelden waard: Juan Luis Vives’ Somnium et vigilia in Somnium Scipionis (Bazel, 1521)en Justus Lipsius’ Satyra Menippea: somnium sive lusus in nostri aevi criticos (Antwerpen, 1581).

Literatuur

• Amédée Polet, Une gloire de l’humanismebelge: Petrus Nannius 1500-1557(Humanistica Lovaniensia 5), Leuven 1936.

• Henry de Vocht, History of the Foundationand the Rise of the Collegium TrilingueLovaniense (Humanistica Lovaniensia10-13), 4 vols., Leuven 1951-1955.

• Dirk Sacré, ‘Nannius’s Somnia’, in RudolfDe Smet (ed.), La satire humaniste.Actes de Colloque international des 31 mars, 1er et 2 avril 1993, Leuven 1994, p. 77-93.

• Ingrid A.R. de Smet, Menippean Satireand the Republic of Letters, 1581-1655,Genève 1996.

Page 4: ex officina Burcht en promoveerde als sesden der tweede linie. Hij behaalde in april 1776 zijn diploma van licentiaat in de Theologie en was toen reeds priester. Dit belette hem niet

Henricus Wouters was de zoon van LeuvenaarCarolus Wouters en Maria Theresia Vanderheijden

(zij huwden op 6 augustus 1748 in de Leuvense Sint-Jacobskerk). Hij werd geboren op 11 augustus1750, als tweede van zes kinderen. Hij studeerde in dejaren 1769-1770 aan de Artesfaculteit in de pedagogieDe Burcht en promoveerde als sesden der tweede linie.Hij behaalde in april 1776 zijn diploma van licentiaatin de Theologie en was toen reeds priester.

Dit belette hem niet om samen met een zekereBarbara Trogh een dochter te hebben, Maria Anna,geboren op 4 maart 1778. Op 13 november 1783 werdhij aangesteld tot president van het Drietalencollegeen hij bleef dit tot 1787 of 1788. Hij gaf daarnaast lesaan de faculteit van de Godgeleerdheid en aan hetSeminarie-Generaal. In 1788 kreeg hij de supervisieover de Centrale Bibliotheek van de universiteit. Op 24 mei 1792 werd hij deken van het kapittel van

Leuze (Henegouwen). In 1794 verliet hijhet land en trok zich terug in Duitsland.Hij zou omstreeks 1820 in Praag overlijden.

In de achttiende eeuw was het aan deLeuvense universiteit de gewoonte om bijpromotie – tot doctor, hoogleraar, presidentof andere – een lofdicht aan te bieden aande promovendus tijdens de feestelijkhedendie bij het gebeuren hoorden. Iedereen dieaanwezig was op het feest kreeg eenexemplaar van het lofdicht. Slechts éénervan werd op zijde gedrukt en op grootformaat, dat van de gevierde zelf, in ditgeval Henricus Wouters (114 x 70 cm). Behalve lofdichten werden ook theses inde filosofie of de godgeleerdheid al wel eensop een bijkomend zijden exemplaar gedrukten van een geschilderde randversieringvoorzien. Gelegenheidsdrukwerk op zijdekwam ook voor in niet-academische,veelal kerkelijke kringen, ter gelegenheidvan priesterwijdingen, zegeningen van abten,bisschopswijdingen en de professie of jubileavan kloosterlingen en begijntjes.

Huldegedicht op zijde voor Henricus Wouters, Leuven,1783. – KU Leuven Bibliotheken, Bijzonder Collecties.

Ter gelegenheid van de vieringen rond het Collegium Trilingue dit jaar,

verwierf de Universiteitsbibliotheek in juni 2013 een mooi versierd

huldegedicht op zijdesatijn. Het gedicht is geadresseerd aan

Henricus Wouters, de voorlaatste president van het Collegium Trilingue.

Bij zijn benoeming op 13 november 1783 als hoofd van het ‘Collegie van

Buslidius: anders genoemt, der dry tongen’ werd hem dit huldegedicht

aangeboden door de ‘landsgenote studenten van de Godsgeleerdheid’.

Het lange gedicht in twee kolommen en opgesteld in het Nederlands,

is doorspekt met humor, ironie en toespelingen op de persoon in kwestie.

Satijnen hulde aan de presidentvan het Collegium Trilingue

4

Page 5: ex officina Burcht en promoveerde als sesden der tweede linie. Hij behaalde in april 1776 zijn diploma van licentiaat in de Theologie en was toen reeds priester. Dit belette hem niet

De bloeitijd van dit type drukwerk situeert zich inhet tweede en derde kwart van de achttiende eeuw.Er zijn echter ook wel wat zeventiende-eeuwseexemplaren bekend, met als oud voorbeeld eenLeuvense thesis in de filosofie uit 1632 (Mechelen,Hof van Busleyden) of nog, een lofdicht opperkament voor de president van het LeuvenseCollege van Dieven uit 1679 (Leuven, M-Museum).De schilders die zorgden voor de randversieringbleven anoniem op één uitzondering na: de Leuvensebloemenschilder Martin van Dorne signeerde eenLodewijk XV-decor op een huldedicht voorHenricus Clavers in 1763 (Leuven, Stadsarchief).

De rand van Wouters’ huldegedicht is met de handbeschilderd in een geblokt classicisme met typischeguirlandes, strikken en linten van de LodewijkXVI-stijl. Bovenaan in een lauwerkrans staat hetwapenschild van de Leuvense familie Wouters, dit deLouvain ou de Wattes. De wapenspreuk eronder is halfvervaagd (CATE….STRENUE). De drukker van ditlofdicht is Louis Joseph (Ludovicus Josephus) Urban,die gevestigd was in de Naamsestraat te Leuven,'recht tegenover de Halle'.

Het doek heeft zwaar geleden onder de tand des tijds.Oppervlaktestof, licht- en vochtschade, evenalsroestvlekken en gaatjes van nagels of spijkers wijzener op dat het doek lange tijd werd opgehangen.Nadien werd het opgevouwen weggeborgen, wat evennefast bleek voor het kunstwerk: op de vouwen vande verouderde delicate zijde ontstonden vervormingenen nadien scheuren. Een restauratie bleek meer dannoodzakelijk.

Textielrestaurator Joke van der Meersch nam de taakop zich. Zo stofzuigde ze het doek met een micro-stofzuiger, vlakte ze de vervormingen zo veel mogelijkuit, naaide ze vakkundig de scheuren en bevestigde zehet geheel op een steunplaat. Mede dankzij de talrijkebijdragen van het Bibliotheekfonds kon de conservatie-restauratie gefinancieerd worden en zal het huldegedichtop zijdesatijn prijken op de tentoonstelling over hetCollegium Trilingue.

Katharina Smeyers, m.m.v. Anne Verbrugge, Kjell Corensen Gilbert Huybens

Literatuur

• Leuven, Stadsarchief, doop-, huwelijks- en overlijdensregisters

• Felix Nève, Mémoire historique et littéraire sur leCollège des Trois-Langues à l’Université de Louvain,Brussel 1856, pp. 108, 277, 370, 395-397.

• Flor. van Duyse, ‘Gedichten bij eerste missen,bestedingen en geestelijke Jubilaeums’,in Tijdschrift voor boek-en bibliotheekwezen,1906, 4, pp. 280-285.

• Edmond Reusens, Joseph Wils & ArnoldSchillings, Matricule de l'Université de Louvain,Brussel, 4, 1961, p. 412 (nr. 283).

• Chris Coppens, Mark Derez & Jan Roegiers(eds.), Universiteitsbibliotheek Leuven1425-2000, Leuven 2005, p. 71.

• The Romantic Agony, catalogue 51, 2013,nr. 1136.

5

De tentoonstelling Erasmus’ dream – Collegium Trilingue 1517-2017 vindt plaats in de Universiteitsbibliotheekvan 19 oktober 2017 tot 18 januari 2018. Er worden tevens twee publicaties aangeboden: een uitgebreidecatalogus, met als titel Het Leuvense Collegium Trilingue 1517-1797. Erasmus, humanistische onderwijspraktijk enhet nieuwe taleninstituut Latijn – Grieks – Hebreeuws en een publicatie met essays, Erasmus’ droom. Het LeuvenseCollegium Trilingue 1517-2017. Catalogus bij de tentoonstelling in de Leuvense Universiteitsbibliotheek. Beide werkenworden uitgegeven door Uitgeverij Peeters en staan onder redactie van Jan Papy.

Page 6: ex officina Burcht en promoveerde als sesden der tweede linie. Hij behaalde in april 1776 zijn diploma van licentiaat in de Theologie en was toen reeds priester. Dit belette hem niet

1 Johan J. Mattelaer, ‘ThomasMontanus, een vergeten Westvlaamsgeneesheer’, Tijdschrift voorgeneeskunde 25, 1969, kol. 1051-1055; J. van Laere, ‘ThomasMontanus auteur van hetpesttractaat Qualitas loimodea sivePestis Brugana. Enkele biografischegegevens’, in De Pest in deNederlanden. Medisch historischebeschouwingen 650 jaar na de ZwarteDood (Academia Regia BelgicaMedicinae – Dissertationes – SeriesHistoria: DSH, 7), Brussel 1998.

2 Chris Coppens, Mark Derezen Jan Roegiers (eds.), Sapientiaaedificavit sibi domum. Universiteits -bibliotheek Leuven 1425-2000,Leuven 2005, p. 324.De Koninklijke Bibliotheekbezit inderdaad nog een tweedeexemplaar van Qualitas loimodea:VB 4.576 A RP. Het was voorheenin het bezit van Sint-Maartensdalin Leuven.

3 Een volledig exemplaar bevindt zichin de Maurits Sabbe bibliotheek(136 G 1752 / W1-3).

In de Provenienzforschung wordt de biografie van eenboek doorgaans geschetst vanaf de oudste bekende

bezitter. Voor dit exemplaar is het echter wenselijk bij de huidige bezitter te beginnen omdat reeds designatuur van het boek relevante informatie bevat.Het signatuurelement ‘RA’ staat immers voor hethand geschreven Register Aanwinsten van de voormaligeunitaire Universiteit Leuven. Qualitas loimodea,als schenking ingeschreven op 3 februari 1944,heeft vooraan het bekende oranje vignet met deopstijgende vlammen rond de woorden Sedessapientiae non evertetur en de jaartallen 1914 en 1940als herinnering aan de furor teutonicus. In de onderrandstaat, naast de letters D.D. (lees: de dono), in een anderlettertype en kleiner corpus: Bibliothèque Royale deBruxelles. Het boek behoorde tot een belangrijkeschenking door de Koninklijke Bibliotheek vanBelgië en kwam uit haar verzameling dubbelen.2

Het maakte deel uit van de nieuwe collectie boeken,die vanaf begin juli 1940 in het Amerikaans Collegewerden ondergebracht.

De oplage van Qualitas loimodea is onbekend.Wereldwijd zijn er vijftien exemplaren vangelokaliseerd. Drie van deze bewaarde exemplarenwerden door Montanus zelf ex dono auctoris(autografisch?) aan befaamde tijdgenoten, al dan nietBruggelingen, of aan confraters-medici aangeboden.De overige exemplaren hebben toebehoord aanvoornamelijk in West-Vlaanderen gevestigde adellijkefamilies of aan medici. Zij zijn van generatie opgeneratie overgeërfd of werden verworven opveilingen van bibliotheken van bekende bibliofielen.

Circa honderddertig jaar na de publicatie van hetboek maakte de eerste met naam bekende bezittervan het Leuvense exemplaar zich bekend op eenschutblad achteraan: In fine hujus libri Epitaphium

autoris manu Dni P. Le Doulx pictoris et historiographibrugensis huic adjeci curavit neo-possessor.3Vertaald luidtdit: ‘Aan het slot van dit boek het grafschrift van deauteur van de hand van de heer Pierre Le Doulx,Brugs schilder en geschiedschrijver. De nieuwebezitter heeft gezorgd dat dit [Epitaphium] hiertoegevoegd wordt.’

Achter de genitiefvorm autoris schuilt evident ThomasMontanus. Het neologistische woord neo-possessorslaat op Josephus van Huerne (Brugge 1752-1844).

Op 4 november 2016 werd in het stadhuis in Leuven de publicatie De pest

te Leuven gepresenteerd. In dit werk is ook Qualitas loimodea sive Pestis

brugana anni M.DC.LXVI vermeld. Het handelt over de pestepidemie die in

1666 in Brugge gewoed heeft. De auteur is de Brugse geneesheer Thomas

Vandenberg, beter bekend onder zijn gelatiniseerde naam Montanus.1 Het is

in Brugge gedrukt in 1669 door Lucas Kerchove. Een Nederlandse vertaling

werd in 2008 in opdracht van het Brugse Collegium medico-historicum

Montanus gepubliceerd. Het exemplaar van de Universiteitsbibliotheek is

om verscheidene redenen interessant (Bijzondere Collecties, RA43929).

Het Leuvens exemplaar vanThomas Montanus’ Qualitasloimodea sive Pestis brugana

6

Thomas Montanus, Qualitas loimodea sive Pestis brugana anniM.DC.LXVI, Brugge, Lucas Kerchove, 1669. – KU Leuven Bibliotheken,Bijzondere Collecties, RA43929.

Page 7: ex officina Burcht en promoveerde als sesden der tweede linie. Hij behaalde in april 1776 zijn diploma van licentiaat in de Theologie en was toen reeds priester. Dit belette hem niet

Zeer jong werd hij, edelman van de oude stempel,rentenier en levenslang was hij een fervent verzamelaar.Het is bekend dat hij de schilder Pierre Le Doulx(1730-1807) met teken- en schilderopdrachtenbelastte, zoals het naschilderen van voorwerpen uitzijn rariteitenkabinet4 of, zoals hier het geval is, vaneen grafschrift. En Pierre Le Doulx mag inderdaadook als historiograaf bestempeld worden.5

Van Huerne verwierf het boek in 1800 blijkens hetschutblad vooraan: Sum Josepho van Huerne nob. virofranco-brugens. jure emptus ut sibi suisque prosim. 1800.(‘Ik [namelijk het boek] ben rechtmatig gekochtdoor/voor Jozef van Huerne, edelman uit het BrugseVrije, hem en de zijnen ten bate. 1800’).6

De woorden ut… prosim kunnen een toespelingzijn op het devies Ut prosim van de Brugse bisschopVan Susteren (1668-1742).7 Maar zij kunnen ookde verzen An labor hic, soli tibi vis ut prosit? Aberro en Hoc facis ut prosis aliis: quantuis favor! echoën dievoorkomen in een van de tien gelegenheidsgedichtendie voorafgaan aan de eigenlijke tekst van Qualitasloimodea.8 De tussenliggende woorden sibi suisque zijneen datief-variant van wat elders in handschriften endrukken in de genitief is vastgelegd: et amicorum.9

Onder deze mededeling is een handtekening(door Van Huerne?) onleesbaar doorgehaald. Het Epitaphium dat Pierre Le Doulx, in opdracht vanVan Huerne, in diens exemplaar van Qualitas loimodeakalligrafisch heeft aangebracht dateert uit de periode1800-1807, respectievelijk de verwerving doorVan Huerne en het overlijden van Le Doulx.

Het luidt als volgt:

Den heer Thomas Montanus, L.I.M., is begraven in dekercke der eerw. pp. Recolletten met dit volgende Grafschrift.- D.O.M. hoc Monumentum sibi Mortuo vivus elegitexpertissimus Dominus D. Thomas Montanus DixmudanusBrugarum et Franconatus Medicus. Alios curavit saepeplurimos, se ipsum curare semper non potuit. Vivere desiit 8. Aprilis 1685 Quem juxta sepulta est conjux ejusDomicella Maria van Sandijcke D. Joannis filia quae obiit16. Decembris 1720 aetatis 80.10 Vertaald luidt dit: ‘Dit grafmonument heeft bij leven voor zich na zijndood uitgekozen de zeer ervaren en in Diksmuidegeboren heer Thomas Montanus, geneesheer vande Bruggelingen en van het Brugse Vrije.Vele anderen heeft hij vaak genezen, zichzelfgenezen kon hij niet immer. Hij scheidde uithet leven op 8 april 1685. >

Schutbladen met bezitterformules.

4 Annelies Dobbelaere, Joseph vanHuerne, verzamelaar en mecenas.Digitale publicatie Historischebronnen Brugge.be.

5 Hij is de auteur van bijv. Brugge,Stadsarchief, hs. 18: Levens dergeleerde ende vermaerde mannender stad Brugge, overigens uit debibliotheek van Van Huerne. Zie Corpus van Pieter Le Doulx-handschriften,www.historischebronnenbrugge.be.

6 Met deze vertaling laat ik open ofJosepho een datief dan wel eenablatief is.

7 Guido Hendrix, ‘Uit de bibliotheekvan Henricus Josephus Van Susteren,veertiende bisschop van Brugge’,Biekorf, 113, 2013, p. 300-303.

8 De dichter ervan maakt zichbekend als F.M.S. dunensis.Deze Duinheer blijftongeïdentificeerd.

9 Donatella Nebbiai-Dalla Guarda,‘Lettura e circoli eruditi traquattro e cinquecento: a propositodell’ex-libris “et amicorum”’,in Caterina Tristana, Maria Callerien Leonardo Magionami (eds),I luoghi dello scrivere da FrancescoPetrarca agli albori dell’età moderna.Atti del Convegno internazionaledi studi dell’Associazione italianodei paleografi e diplomatisti(Arezzo 9-11 ottobre 2003),(Studi e ricerche, 3), Spoleto 2006,p. 376-393.

10 L.I.M. = licentiaat in demedicijnen; D.O.M. = Deo optimomaximoque = aan de goede enopperste God.

7

Page 8: ex officina Burcht en promoveerde als sesden der tweede linie. Hij behaalde in april 1776 zijn diploma van licentiaat in de Theologie en was toen reeds priester. Dit belette hem niet

Naast hem ligt zijn echtgenote begraven, joffrouw Maria vanSandijcke, dochter van Jan. Zij is gestorven op 16 december 1720en was 80 jaar oud.’

Van Huerne’s bibliotheek werd op 27 en 28 mei 1845 geveild,maar uit de bewaarde veilingcatalogen blijkt dat Qualitas loimodeaop deze dagen niet onder de hamer is gekomen.11 Daarom moetverondersteld worden dat het exemplaar, voorafgaand aan deveiling, overgegaan is in de bibliotheek van zijn schoonzoonJean Marie de Pelichy.12 Zijn bibliotheek werd vijftien jaar later,op 24 juli 1860 en volgende dagen, geveild. In deze veiling -cataloog staat onder het nummer 876: Montanus. Pestis bruganaanni 1666.13

Op deze veiling werd Qualitas loimodea verworven doorde Brugse bibliofiel Anselm Jan vanden Bogaerde (1775-1866).Zijn lichtblauwe etiket met de woorden Ex bibliotheca AnselmiVanden Bogaerde is op een tegen het voorplat gekleefd schutbladaangebracht. Zijn belle bibliothèque de livres, tant anciens quemodernes… werd op 16 oktober 1866 ten sterfhuize verkochtdoor deurwaarder Pierre Derycke in Brugge.14 Een conventionele,gedrukte veilingcataloog is er niet geweest. Wel is uit zijn ambteen zestien bladzijden tellende, handgeschreven lijst van de kavels(dus niet de individuele boeken), van de kopers en van de prijzenbewaard (Brussel, KBR, LP 14.835 A). Qualitas loimodea is niettitulatim vermeld. En al evenmin heeft de Koninklijke Bibliotheekop deze veiling gekocht. Hier geraken we het spoor van het boekdus bijster… Op een of andere wijze kon de KoninklijkeBibliotheek tussen 1866 en 1944 Qualitas loimodea verwerven.

Om het exemplaar in Leuven te krijgen was de furor germanicuseen voor vele boeken en handschriften fataal, doch in casunoodzakelijk gebeuren.

Guido Hendrix

88

11 Catalogue des livres délaissés par feu Messire Joseph-Antoine-Aybert-Idesbald van Huerne, seigneur de Schietvelde et de Pyenbeke.

12 Jean-Marie François Theodore Ghislain de Pelichy (Brugge 1774-1859) huwde met Marie Joséphine van Huerne (1786-1828).

13 Catalogue d’une magnifique et précieuse collection de livres, de manuscrits et d’incunables… délaissée par feu Messire Jean de Pelichy – van Huerne. Brugge 1860.

14 J. Gaillard, Bruges et Le franc ou leur magistrature et leur noblesse, avec des données historiques et généalogiques sur chaque famille, 3, Brugge 1859, p. 354.

Epitaphium van Josephus van Huerne door Pierre Le Doulx.

Page 9: ex officina Burcht en promoveerde als sesden der tweede linie. Hij behaalde in april 1776 zijn diploma van licentiaat in de Theologie en was toen reeds priester. Dit belette hem niet

Dit vermoedelijk eerste zakboekover zeldzame ziekten is

multicentrisch en multidisiplinair tenoemen, met verwijzing naar tal vangeleerden uit allerlei landen, zoals deDuitse arts en sterrenkundige AchillesPirmin Gasser (1505-1577), de Keulsebotanicus Maternus Cholinus(1525-1588), de Weense chirurgijnMathias Cornax (1520-1564).Na een korte inleiding en een lijst vangeciteerde auteurs en hun werken,waaronder De Humani Corporis Fabricavan Andreas Vesalius en De Contagioneet Contagionis Morbis van GirolamoFracastorius, worden 189 zeldzameaandoeningen van de zestiende eeuwbeschreven.

De eerste editie uit 1581 met 397pagina’s werd gedrukt in Keulen ende tweede editie uit 1585 in Leiden.De dienst Bijzondere Collecties bezitbeide – erg zeldzame – edities (resp.DPA510 en 7A875). Iedere casus(historia) in dit boek wordt afgerond meteen scholion (kritische kanttekening) en eenannotatio (bespreking van de casus) door Dodoens zelf. Van preventie (prudentia) voor zeldzame ziekten was toennog geen sprake – afgezien van zinloze volkswijsheden enidiote bakerpraatjes – en de diagnose geschiedde met zeereenvoudige macroscopische middelen (de visu et de manu,piskijkers). Bepaalde gewoonten initieerden wel sommigezeldzame aandoeningen, zoals uithuwelijken binnen defamilie, bedenkelijke hygiëne, thuisbevallingen en ongelijkeliefde. Andere gewoonten werkten dan weer preventief,zoals jonge moeders en borstvoeding. De behandeling vande exempla rara gebeurde in die tijd chirurgisch doorplaatselijke barbiers (amputatio, trepanatio), keisnijders(trepanatio), oogmeesters, vingerzetters en steensnijdersen/of farmacologisch met plantaardig materiaal uithet kruidenboek.

Aderlatingen werden uitgevoerd doorde barbiers met zogenaamde vlijmenof met bloedzuigers. Het plantaardigmateriaal werd bereid als bolus (tablet),confectio (zuigtablet), decoctum (afkooksel),electuarium (likkepot), hostia (ouwel),pilula (pil), potio (drank), pulvis (poeder),syrupus (siroop), trochiscus (pastil)inwendig gebruik en balneum (balsem),cauterium (warmteverband), clysterium(lavement), collyrium (oogdruppels),emplastrum (pleister), gargarisma(mondspoeling), lotio (smeersel),unguentum (zalf) voor uitwendig gebruik.Deze huisbereide geneesmiddelenwerden gebruikt bij het laxeren enklisteren, braken, spoelen, masserenen zweten.

Marc Dooms

Rembert Dodoens, Medicinalium observationumexempla rara, Keulen, 1581.KU Leuven Bibliotheken, Bijzondere Collecties, DPA510.

Een eerste zakboek overzeldzame ziekten

Dit jaar is het 500 jaar geleden dat Rembert Dodoens (1517-1585) geboren werd in Mechelen.

Hij is een van de beroemde studenten van het Collegium Trilingue. Na zijn studies aan de

faculteit Geneeskunde keerde hij terug naar zijn geboortestad Mechelen en was er 33 jaren

stadsgeneesheer. Zijn beroemdste boek is zijn Cruydtboek dat oorspronkelijk werd geschreven

in het Mechels dialect en nadien vertaald in het Frans en het Latijn. Een minder bekende

publicatie van Rembert Dodoens is zijn laatste boek: Medicinalium Observationum Exempla

Rara, Recognita et Aucta. Accessere et alia quaedam, quorum elenchum pagina post

praefationem exhibet. Het verscheen voor de eerste maal in 1581.

Literatuur

• Jenni Kuuliala, ‘Bewegingshandicaps bij kinderen inmiddeleeuwse canonisatieverslagen’, Geschiedenis derGeneeskunde, 2011, 15 (2), p. 90-102.

• Marc Dooms, ‘Rembert Dodoens (1517-1585):Pioneer in Rare Diseases and Orphan Drugs’,Bull Cercl Benelux Hist Pharm, 2016 (Mar), 130, p. 23-26.

• Marc Dooms, ‘Rare Diseases and Orphan Drugs:500 years ago’, Orphanet Journal of Rare Diseases,2015 (21 Dec), 10, p. 161.

• Dodoens R. Medicinalium observationum exempla rara,recognita et aucta. Antwerp; 1581. https://archive.org/details/hin-wel-all-00000419-001.

99

Page 10: ex officina Burcht en promoveerde als sesden der tweede linie. Hij behaalde in april 1776 zijn diploma van licentiaat in de Theologie en was toen reeds priester. Dit belette hem niet

Het hele interieur was door Charles Geerts, docentbeeldhouw kunst aan de Leuvense Academie, tot een heuse

concertzaal omgebouwd: Le fond de l’hémicyclide était couvert par depeintures allégoriques surmontées des armes de la Belgique avec la devisenationale. Dans les lustres sculptés brulaient des centaines de bougies, par-ci par-là se trouvaient des arbustes dont les fleurs artificielles etlumineuses répandaient autour d’eux une lueur féerique. Uit tweeconcertverslagen kunnen we afleiden dat de belangstellingenorm groot moet zijn geweest: l’élite de notre population setrouvait réuni ou plutôt entassé dans le grand auditoire du collège duPape. Onder de prominenten bevonden zich rector De Ram,burgemeester Ferdinand d’Udekem en de vier schepenen (Charles de Luesemans, Philippe Henot, Ferdinand Libot enCorneille Poullet), de volksvertegenwoordigers Jean Marie deMan d’Attenrode en Louis Landeloos, François Lambert Dauw,voorzitter van de rechtbank, de Poolse generaal Ignacy MarceliKruszewski en plaatscommandant Félix Corneille Lahure.

Programma

Het concert werd ingezet met een wals voororkest van Carl August Tennstedt. Hij was in 1830Musikdirektor aan de universiteit van Jena,maar verhuisde naar Leuven waar hij vanaf 1836verbonden was aan de Section de musique van deLeuvense Academie, die toen in het voormaligeDriutiuscollege in de Schrijnmakersstraat wasgehuisvest. Hij dirigeerde het in 1848 opgerichtestudentenkoor, componeerde instrumentalemuziek, koorwerken en liederen, waarmee hijverschillende prijzen behaalde. Bij het bezoek vankoning Leopold I aan Leuven, op 12 september1852, werd zijn cantate Vive le Roi door enkelehonderden muzikanten, bestaande uit een grootblaasorkest en vijf Leuvense mannenkoren,op de Grote Markt gecreëerd.

Na de wals dirigeerde Tennstedt twee koor -stukken die door de Société de chœurs des Etudiantswerden uitgevoerd: eerst een eigen compositieLes veilleurs de nuit, daarna La Nocturne vande Waalse componist Jules Denefve. Een aantalvocale werken werd gebracht door tweezangeressen van wie alleen de initialen J.F. en E.B.

zijn opgegeven, en de studenten Ernest Autrique (geneeskunde),Alfred Boulvin (geneeskunde), Victor François (geneeskunde),Victor Lucq (rechten/geneeskunde), Henri Benoît Schelpe(wetenschappen), Prosper Staes (rechten) en Louis Verellen(rechten). Juffrouw J.F. mag vereenzelvigd worden met J. Françoisdie in 1853 haar medewerking verleende aan een ander benefiet -concert van de studenten, waaraan ook de heren Tennstedt,Boulvin, François, Staes en Verellen, en zelfs de beroemde organistNicolaas Lemmens, de latere stichter van het Lemmensinstituutte Mechelen, hebben deelgenomen.

De rolverdeling in 1851 was als volgt: 1. een aria uit de operaDom Sébastien, Roi de Portugal van Gaetano Donizetti werdgezongen door Staes; 2. een duet uit de opera Roberto Devereuxvan Donizetti door J.F. en François; 3. het sextuor uit Lucia diLammermoor van Donizetti door J.F., Boulvin, François, Lucq,Schelpe en Verellen; 4. een trio uit Willem Tell van GioacchinoRossini door Autrique, François en Verellen; 5. een romance uit Le Prophète van Giacomo Meyerbeer door J.F.; 6. een aria uit Il Barbieredi Seviglia van Rossini en twee romances door juffrouw E.B.

Op woensdag 12 februari 1851, om zeven uur ’s avonds, gaven de studenten van

de universiteit een concert ten voordele der behoeftigen onzer stad. Voor die gelegenheid was

het negentiende-eeuwse auditorium van het Pauscollege, beter gekend als de grote aula van het

Maria Theresiacollege, luisterlyk vercierd en verlicht [en waren] de schoolbanken weg genomen

en vervangen door rykelyke banketten.

Miseris succurrere disco. Een studentenconcert te Leuven

10

Souvenir de la fête musicale donnée par la société de choeur des étudiants de Louvain le 12 février 1851.Porseleinkaart, kleurenlithografie door Jean Jacques Bekkers, naar een ontwerp van Alexandre Louis Félix Joos,1851. – KU Leuven, Universiteitsarchief, Verzameling Studentenmuseum.

Page 11: ex officina Burcht en promoveerde als sesden der tweede linie. Hij behaalde in april 1776 zijn diploma van licentiaat in de Theologie en was toen reeds priester. Dit belette hem niet

Tussendoor vertolkte ene M. Boucqeau een niet nadergenoemd vioolconcerto avec un talent que l’on rencontrerarement chez un amateur. De ster van de avond was de jongefluitvirtuoos Mathieu Ernest Reichert, eerste fluitist van deMuziekkapel van de Gidsen: Il a réellement enthousiasmé sonauditoire; entre ses mains habiles, la flûte est devenue réellementla flûte enchantée; les difficultés les [plus] ardues, les traits les plusscabreux, il exécute le tout avec une aisance et une netteté qu’il nousest impossible de décrire.

De algemene indruk was bijzonder lovend: En somme cette fête,qu’une susceptibilité inqualifiable avait failli rendre moins belle, a étéune de celles dont toute la population louvaniste gardera encore lesouvenir; je dis toute la population c’est-à-dire les classes aisées qui yont assisté et les classes pauvres aux souffrances desquelles le produitde la fête portera un soulagement efficace. Opbrengst: 2000 Fr.

Aandenken

Een maand na het concert verscheen een prachtige porselein -kaart (235 x 195 mm): destinée à perpétuer le souvenir du concertde MM. les Etudiants. De kaart is ontworpen door Jean JacquesBekkers, docent tekenkunst aan de Leuvense Academie,en gelithografeerd door Alexandre Louis Félix Joos. Tot eindmaart kon men voor 1 Fr. intekenen bij de Société de lecturein het Driutiuscollege en bij boekhandel François van Esch inde Krakenstraat. Daarna kostte de kaart 1.50 Fr. Een zeldzaamexemplaar berust in het Universiteitsarchief. Het staatafgebeeld op de kalender van 2017 van de KU Leuven.

Porseleinkaarten zijn een typisch Belgisch product, met Brussel,Brugge en Gent, maar ook Leuven, als productiecentra.Ze werden vooral gedrukt voor publicitaire doeleinden,zoals luxueus reclame drukwerk voor beroepen en bedrijven.Ook dienden ze als aankondigingen voor bijzonderegelegenheden, zoals een concert, een menu voor een banket,in memoriams en nieuwjaarswensen. Ze werden voornamelijktussen 1830 en 1880 geproduceerd. De mode was echter snelgedaan, want de porseleinachtige glans die het karton haden vanwaar de naam komt, was het resultaat van het gebruikvan het erg giftige loodwit.

Voorstelling

Centraal op de kaart staat het studentenkoor met achteraanvijf taferelen, rechts vooraan een buffetpiano. Bovenaan prijkenzes Belgische vlaggen en het wapenschild met het deviesL’Union fait la force. Detail: de kleurenvolgorde (geel – rood –zwart) stemt niet overeen met die op de officiële vlag vanBelgië waarop de zwarte, gele en rode banden verticaal lopen.Aan weerszijden twee ionische zuilen omzoomd met eenblauwe band met de namen van enkele uitvoerders enmedewerkers: links die van de reeds vernoemde Autriqueen Staes, en ook van Jean Huyvenaar (geneeskunde) en eneHuyghe, wellicht twee organisatoren aangezien ze niet als

solist op het programma voorkomen; rechts die van François,Tennstedt, Lucq en Geerts. Tussen en naast de zuilen telkensdrie rijkelijk versierde luchters. Boven de zuilen bevindenzich twee zittende figuren: links, een moeder met tweenaakte kinderen; rechts, een musicerende muze met kithara. Vlak onder hen, in de kleine cartouches, staan de initialenvan de twee zangeressen: J.Fr. in plaats van J.F. (links) en E.B.(rechts). Helemaal onderaan, in de grote cartouche onder hetLeuvense wapenschild: Souvenir de la fête musicale donnée parla société de choeur des étudiants de Louvain le 12 février 1851.Aan weerskanten zweeft een gekroonde engel met eenThebaanse trompet. Op de banieren staan de woorden:Union, Fraternité, Bienfaisance (links) en Arts, Science, Jeunesse,Charité (rechts). Onderaan de cartouche een fragment uit eenLatijnse zinspreuk uit Aeneis (boek I, vers 630) van Vergilius:[Non ignara mali] miseris succurrere disco [Zelf allerminst onbekendmet tegenspoed leer ik ongelukkigen ter hulp komen].

Gilbert Huybens

Een reconstructie van de concerten van 1851 en 1853zal plaatsvinden op donderdag 22 februari 2018 om 20 uurin de grote aula van het Maria Theresiacollege.

• Organisatie: Leuvens Universitair Fonds en Kunst & ErfgoedKU Leuven

• Opbrengst: Fonds Roger Dillemans KU Leuven(excellentiebeurzen voor hogere specialisatieopleidingen)

• Vertolkers:Toon Fret (dwarsfluit), An Janssens (sopraan),Alicia Lopez Gonzalez (viool), Jeroen Lenaerts (bas-bariton), Thomas Mellaerts (trompet), Catherine Mertens(piano), Annelies Meskens (sopraan), Reinout Pauwels(viool), Toon Spaepen (piano), Joris Verdin (harmonium),Leuvens Universitair Koor en het mannenkoor Terpandero.l.v. Koen Vits, Jan Hautekiet (presentatie), Gilbert Huybens(concept en coördinatie). Piano: Erard (1840)

11

Literatuur

• Journal des Petites Affiches, 1851, nr. 6, p. 9, nr. 7,p. 12, nr. 10, p. 2, nr. 11, p. 12; Journal de Louvain,1851, nr. 33, p. [2], nr. 34, p. [2], nr. 38, p. [3], nr. 39,p. [3]; G. Huybens, ‘Een Leuvense cantate en eenopera voor Leopold I’, Salsa! doc, 9 (2013), 1, p. 2-3.

Page 12: ex officina Burcht en promoveerde als sesden der tweede linie. Hij behaalde in april 1776 zijn diploma van licentiaat in de Theologie en was toen reeds priester. Dit belette hem niet

Redactie: Dirk Aerts, Marleen Reynders, An Smets, Katharina Smeyers(hoofdredacteur), Tjamke Snijders en Dirk van Eldere.Redactieadres: Katharina Smeyers, KU Leuven Bibliotheken,Bijzondere Collecties, Mgr. Ladeuzeplein 21, 3000 Leuven;[email protected] - http://bib.kuleuven.be/ex_officina.Opmaak: Altera. Foto’s: Digitaal Labo KU LeuvenDruk: Van der Poorten

ISSN: 0772-6848.

Verantwoordelijke uitgever: Hilde van Kiel, Mgr. Ladeuzeplein 21, 3000 Leuven.

Cover voor- en achteraan: Portret van Petrus Nannius, uit J.F. FOPPENS, Bibliotheca Belgica, Brussel1739. – KU Leuven Bibliotheken, Bijzondere Collecties, PA07310. Portret van Rembert Dodoens,s.d. – KU Leuven Bibliotheken, Bijzondere Collecties, PAO6005.