28032012 Pruis en Polman Kenteq,Trusted Architecture for Securely Shared Services
Eindhoven University of Technology MASTER welke taken, rollen … · Vanuit de directie van Kenteq...
Transcript of Eindhoven University of Technology MASTER welke taken, rollen … · Vanuit de directie van Kenteq...
Eindhoven University of Technology
MASTER
Innovatie in de hoofdrolwelke taken, rollen en eigenschappen dragen bij aan het stimuleren van een technologischedoorbraak?
van Wijk, T.
Award date:2009
Link to publication
DisclaimerThis document contains a student thesis (bachelor's or master's), as authored by a student at Eindhoven University of Technology. Studenttheses are made available in the TU/e repository upon obtaining the required degree. The grade received is not published on the documentas presented in the repository. The required complexity or quality of research of student theses may vary by program, and the requiredminimum study period may vary in duration.
General rightsCopyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright ownersand it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights.
• Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
Innovatie in de hoofdrol
Welke taken, rollen en eigenschappen dragen bij aan het
stimuleren van een technologische doorbraak?
Naam: Thijs van Wijk
Studentnummer: s0601633 E-mail: [email protected] Universiteit: Technische Universiteit Eindhoven Opleiding: Technische innovatiewetenschappen - Technology & Policy Afstudeerbedrijf: Hiteq Begeleiding: ir. Daan Maatman, Hiteq dr.ir. R.P.J.M. Raven, Technische Universiteit Eindhoven dr.ir. Q.C. van Est, Technische Universiteit Eindhoven Afstudeerperiode: Oktober 2008-April 2009
1
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
Voorwoord
Het volgende verslag is geschreven voor Hiteq in het kader van een afstudeerproject voor
de studie ‘Technology & Policy’ aan de Technische Universiteit Eindhoven. Het
onderzoek is een vervolg op het ‘Doorbraak of Belemmering’ project binnen Hiteq. Door middel van dit project is getracht inzicht te krijgen in het proces van technologische
ontwikkeling en wat aan een doorbraak ten grondslag ligt, waarvoor reeds een casestudy
en een afstudeeronderzoek zijn uitgevoerd. Voor Hiteq was het onderwerp hiermee echter nog niet voldoende onderzocht, vandaar dat er een opdracht tot verder onderzoek werd
opgesteld, welke ik als afstudeerder opgepikt heb. In het huidige onderzoek ben ik met
deze materie verdergegaan door te zoeken naar taken, rollen en eigenschappen van de actoren waarmee het proces van technologische ontwikkeling wordt gestimuleerd. Dit
heeft uiteindelijk geleid tot drie tabellen, waarin de actoren tegen bepaalde stimulerende
factoren zijn uiteengezet. De gevonden taken, rollen en eigenschappen zijn vervolgens op de respectievelijke snijvlakken ingevuld. Ook is er een nieuw model ontstaan, waarin het
proces voorafgaand aan een doorbraak schematisch is weergegeven. Dit model is het
‘Doorbraakmodel’ genoemd. Uiteindelijk zijn deze twee samen te gebruiken om te analyseren in welke fase een technologische ontwikkeling zich bevindt en wat elke actor
in de verschillende fases kan doen om de potentiële doorbraak te stimuleren.
Lezers die geïnteresseerd zijn in een korte samenvatting kunnen deze vinden op de
volgende bladzijde. In het verslag bevat hoofdstuk 1 de inleiding, waarin de opdracht
verder geconcretiseerd wordt en er enkele afbakeningen worden gesteld. In hoofdstuk 2 worden het vooronderzoek en enkele huidige, veel gebruikte theorieën met betrekking tot
innovatie en transitie besproken. Het nut van deze voor dit onderzoek en hetgeen dit
onderzoek kan toevoegen aan de huidige theorieën wordt hierbij besproken. Vervolgens zijn in hoofdstuk 3 de resultaten van de interviews uiteengezet. In dit hoofdstuk wordt
ook ingegaan op de creatie en werking van het fasemodel en de gebruikte
factorenverdeling. Voor inzicht in het model worden de desbetreffende paragrafen dan ook aangeraden. Het vierde hoofdstuk betreft de historische analyse, welke gebruikt is ter
vergaring van taken, rollen en eigenschappen. In hoofdstuk 5 volgt de analyse van de
explorerende casus, als test van het ontstane model. Ter afsluiting volgen in hoofdstuk 6 de conclusies, discussie en aanbevelingen.
Mijn dank gaat met name uit naar ir. Daan Maatman voor zijn begeleiding en kritisch
constructieve feedback. Tevens gaat mijn dank uit naar de experts prof.em. dr. ir. J.L.A.Jansen, dr. D.W. Laws, dr. ir. G.P.J. Verbong, dr. D. Loorbach, mw. ir. J.
Andringa, prof. dr. M.P. Hekkert, prof. dr. T.C.R. van Someren en dr. ing. G.P.A. Mom
voor hun bijdrage aan het onderzoeksverslag. Daarnaast wil ik dr. ir. Rob Raven, docent aan de Technische Universiteit Eindhoven, bedanken voor zijn begeleiding gedurende de
afstudeerperiode. Ook dient nogmaals prof.em.dr. ir. J.L.A.Jansen bedankt te worden voor zijn constructieve bijdrage aan, en het reviewen van, dit onderzoek. Verder wil ik alle medewerkers en medestudenten bij Hiteq en Kenteq bedanken die op welke wijze
dan ook geholpen hebben bij dit onderzoek.
Thijs van Wijk,
Hilversum 2009.
2
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
Samenvatting
Door middel van het volgende onderzoek is het Hiteq project ‘Doorbraak of
Belemmering’ gecontinueerd, hetgeen gericht is op het in kaart brengen van de factoren
en actoren welke een doorbraak of belemmering van een technologische ontwikkeling kunnen beïnvloeden. Ten behoeve van dit project zijn reeds twee vooronderzoeken
uitgevoerd; een casestudy door studenten ‘Science & Innovationmanagement’ van de
Universiteit Utrecht, betreffende technologische ontwikkelingen met een nadruk op het ‘systeeminnovatie perspectief’, en het afstudeeronderzoek ‘Technologische Doorbraak’
van Olaf Knoppert (student Sociale Psychologie aan de Universiteit van Amsterdam)
waarbij vanuit een sociaal psychologische invalshoek naar de factoren en actoren van technologische ontwikkelingen is gekeken en deze in fases zijn ingedeeld. Deze twee
onderzoeken hebben als basis gediend voor het huidige onderzoek.
De huidige opdracht betreft het zoeken naar taken, rollen en eigenschappen van de actoren waarmee de factoren, bijdragend aan de doorbraak van een technologische
ontwikkeling, worden gestimuleerd. Hierbij is de volgende onderzoeksvraag opgesteld:
Op welke positieve wijze beïnvloeden actoren met hun taken, rollen en eigenschappen de voor een doorbraak belangrijke factoren in de initiële, ontwikkelings- en
implementatiefase van een technologische innovatie? Het onderzoek is uitgevoerd
middels een combinatie van literatuuronderzoek en expertinterviews. Via deze methode zijn de bestaande theorieën onderzocht en is de opkomst van de automobiel met interne
verbrandingsmotor eind 19de/begin 20ste eeuw in Nederland op taken, rollen en
eigenschappen geanalyseerd. Het eerste resultaat van het onderzoek is een nieuw model, waarin het proces
voorafgaand aan een technologische doorbraak schematisch is weergegeven. Dit model is
het ‘Doorbraakmodel’ genoemd. In het Doorbraakmodel worden technologische ontwikkelingen in drie fasen verdeeld; de initiële fase, ontwikkelingsfase en
implementatiefase. Daarnaast zijn er enkele hoofdfactoren opgesteld, welke voor elke
fase gelijk zijn. Deze hoofdfactoren bevatten onder andere de in het vooronderzoek van Knoppert (2008) gedefinieerde factoren, waarmee de door Knoppert gestelde verdeling
van factoren over de fases deels intact is gebleven. Zij zijn nu echter gekoppeld aan
overkoepelende hoofdfactoren welke in elke fase voorkomen. Vervolgens hebben het model en de hoofdfactoren, in combinatie met de gevonden taken, rollen en
eigenschappen, geleid tot drie taken/rollentabellen (voor elke fase één), waarin de actoren
tegen de hoofdfactoren zijn uitgezet. De gevonden taken, rollen en eigenschappen zijn
vervolgens op de bijbehorende snijvlakken ingevuld, zie Bijlage IV. Uiteindelijk zijn het doorbraakmodel en de taken/rollentabellen samen te gebruiken om te
analyseren in welke fase de technologische ontwikkeling zich bevindt en wat elke actor
nog kan doen om de potentiële doorbraak te stimuleren. Van zo een analyse valt een voorbeeld, betreffende de met accu’s gevoede elektrische auto in Nederland, te vinden in
hoofdstuk 5. Zulke analyses zijn niet alleen toepasbaar voor de transitieprofessional of beleidsmaker, maar ook voor de actoren zelf. Zij kunnen aan de hand van de benodigde taken, rollen en eigenschappen besluiten deze uit te voeren en/of bepaalde competenties
voor deze te ontwikkelen. Ook kunnen het model en de tabellen gebruikt worden voor
risicoanalyses; aan de hand van een onderzoek naar de huidige fase van een technologie en wat er al gebeurd ter stimulering van de technologie bij de actoren kan de kans op een
doorbraak worden bekeken.
3
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
Inhoudsopgave
1. Inleiding .......................................................................................................................... 4
1.1 Algemeen kader/achtergrond opdracht ..................................................................... 4
1.2 Algemene definities .................................................................................................. 5 1.3 Doelstelling, probleemstelling, vraagstelling, deelvragen........................................ 6
1.4 Methode en dataverzameling .................................................................................... 6
1.5 Afbakeningen............................................................................................................ 8 1.6 Opbouw verslag ...................................................................................................... 10
2. Beschouwing innovatieliteratuur .................................................................................. 11
2.1 Theorieën, fases en taken, rollen en eigenschappen ............................................... 11 2.1.1 Vooronderzoek ‘Technologische Doorbraak’.................................................. 11
2.1.2 Transitiemanagement en evolutionaire technologische transities................... 13
2.1.3 Competentiecentrum Transities ....................................................................... 15 2.1.4 Innovatiesystemen ............................................................................................ 16
2.2 Conclusie en interviewvragen................................................................................. 19
3. Meningen en visies innovatie-experts........................................................................... 20 3.1 Fases........................................................................................................................ 20
3.2 Actoren.................................................................................................................... 24
3.3 Factoren................................................................................................................... 26 3.4 Factorenverdeling ................................................................................................... 29
3.5 Taken, rollen en eigenschappen.............................................................................. 34
3.5.1 Actorspecifieke taken, rollen en eigenschappen .............................................. 34 3.5.2 Algemene rollen, taken en eigenschappen ....................................................... 37
3.6 Conclusie meningen en visies innovatie-experts .................................................... 39
4. Historische empirische analyse..................................................................................... 40 4.1 Korte beschrijving casus ......................................................................................... 40
4.2 Indicatoren fase-indeling ........................................................................................ 41
4.3 Taken, rollen en eigenschappen actoren ................................................................. 43 4.5 Conclusie historische empirische analyse............................................................... 54
5. Explorerende casus: de elektrische auto ....................................................................... 55
5.1 Huidige fase BEV ................................................................................................... 55 5.2 Overzicht toekomstige taken/rollen ........................................................................ 57
5.2.1 Ontwikkelingsfase ............................................................................................ 57
5.2.2 Implementatiefase ............................................................................................ 64
5.3 Doorbraak ............................................................................................................... 66 5.4 Conclusie explorerende casus ................................................................................. 67
6. Conclusie, discussie en aanbevelingen ......................................................................... 68
6.1 Conclusie................................................................................................................. 68 6.2 Discussie ................................................................................................................. 70
6.3 Aanbevelingen ........................................................................................................ 71 Referenties ........................................................................................................................ 74 Afkortingen ....................................................................................................................... 77
Bijlage I: Vragenlijst interviews ....................................................................................... 79
Bijlage II: Actoren ............................................................................................................ 81 Bijlage III: Factoren......................................................................................................... 82
Bijlage IV: Taken/rollentabellen....................................................................................... 84
4
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
1. Inleiding
Het volgende onderzoek is gericht op het vinden en verzamelen van taken, rollen en eigenschappen van actoren welke kunnen bijdragen aan de doorbraak van een technologische innovatie. In de eerste paragraaf van deze inleiding wordt het ontstaan van de opdracht uiteengezet. Vervolgens worden in de tweede paragraaf enkele algemene definities gegeven. De derde paragraaf behandelt daarna de doelstelling, probleemstelling, vraagstelling en de deelvragen. In de vierde paragraaf worden de methode en de manier van dataverzameling waarmee het onderzoek is aangepakt toegelicht en in de vijfde paragraaf worden bepaalde keuzes en afbakeningen toegelicht. De zesde paragraaf sluit af met de opbouw van het verslag, waarbij voor elk hoofdstuk een korte toelichting van de daar te vinden informatie gegeven is. 1.1 Algemeen kader/achtergrond opdracht
Vanuit de directie van Kenteq1 is Hiteq2, als onderdeel van Kenteq zijnde, gevraagd te onderzoeken welke factoren ten grondslag liggen aan een technologische doorbraak. Deze vraag is opgenomen door de programmalijn Klimaat en Energie bij Hiteq. Aangejaagd door ontwikkelingen betreffende waterstoftechnologie is binnen dit programma het project ‘Doorbraak of belemmering’ opgezet, waarin technologische ontwikkelingen met een maatschappelijke impact centraal staan. Door middel van dit project wordt getracht meer inzicht te krijgen in het transitieproces. Het eerste onderzoek betreffende dit project is uitgevoerd door studenten ‘Science & Innovationmanagement’ aan de Universiteit Utrecht. Zij hebben in hun casestudy een overzicht van factoren en actoren uit de literatuur gemaakt die de ontwikkeling en introductie van een nieuwe technologie beïnvloeden.3 Olaf Knoppert is vervolgens met deze materie verder gegaan in zijn afstudeeronderzoek
‘Technologische Doorbraak’, waarin de sociaal psychologische (maatschappelijke) factoren en de actoren verder uitgediept zijn aan de hand van literatuuronderzoek en expertinterviews.4 Één van de uitkomsten van dit onderzoek was een verdeling van de actoren en factoren over verschillende tijdsfases. Deze fases betreffen het traject dat een succesvolle technologische ontwikkeling volgt en zijn benoemd als initiële, ontwikkelings-, en implementatiefase. De actoren en factoren zijn vervolgens over deze fases verdeeld met als verdeelsleutel de mate van invloed in de verschillende fases. Elke actor en factor komt eenmaal voor in het schema en wel in de fase waar deze de grootste invloed lijkt te hebben op het doorbreken van een technologische ontwikkeling. In het huidige onderzoek is verder ingegaan op de verdeling van actoren en factoren over de drie fases door voor elke fase de invloed van de actoren, doormiddel van hun taken, rollen en eigenschappen, op de factoren te analyseren. Hierbij is specifiek gezocht naar taken, rollen en eigenschappen welke in theorie bijdragen aan het doorbraakproces van een technologische ontwikkeling. De uiteindelijke doelstelling van dit onderzoek is het creëren van een overzicht van de benodigde taken, rollen en eigenschappen voor elke fase zodat de actoren voortijdig een overzicht hebben waarmee alvast op toekomstige
1 http://www.kenteq.nl 2 http://www.hiteq.org 3 De Boer et al. (2008) 4 Knoppert, O. (2008)
5
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
ontwikkelingen in kan worden gespeeld, bijvoorbeeld door het ontwikkelen van
benodigde competenties.
1.2 Algemene definities
Alvorens verder te gaan met dit hoofdstuk worden in deze paragraaf eerst een aantal
algemene definities gegeven ter verduidelijking van het onderzoek. Omdat dit onderzoek
voortgaat op het onderzoek van Knoppert (2008), worden dezelfde definities van de begrippen gebruikt.
Technologie en technologische ontwikkelingen Knoppert (2008) gebruikt in zijn verslag de volgende definitie van een technologie,
afkomstig uit het Hiteq generatieproject essay van Ten Horn (2007)5:
• leer van de handelingen waardoor de mens de voortbrengselen van de natuur tot stoffen verwerkt tot bevrediging van zijn behoeften;
• systematische toepassing van een wetenschap in de techniek. Uiteindelijk is in het verslag van Knoppert (2008), aan de hand van informatie uit
expertinterviews, een technologische ontwikkeling als volgt gedefinieerd: ‘Het gehele proces tussen wetenschap en de zichtbare techniek, dat leidt tot verandering en
vernieuwing. Dit is een cyclisch proces’.
Factoren en actoren In het vooronderzoek van Knoppert (2008) komt de volgende definitie voor een factor
naar voren: ‘medebepalend element, omstandigheid (kracht enz.) die meewerkt om iets in het leven te roepen zoals het is, of die iemands oordeel mede bepaalt’(Van Dale, 2007).
Toegepast op technologische ontwikkelingen heeft Knoppert het begrip factor
gedefinieerd als een medebepalend element welke meewerkt om een technologie in het leven te roepen.
In het verslag van Knoppert (2008) staat ook de definitie van actor uit de Van Dale
(2007) vermeld: ‘handelende persoon of instantie’. Weer toegepast op technologische ontwikkelingen heeft Knoppert actor gedefinieerd als een handelende persoon of instantie
bij technologische ontwikkelingen.
Samenvattend kunnen factoren en actoren beiden invloed hebben op technologische ontwikkelingen, waarbij het bij een factor een algemeen element betreft (bijvoorbeeld
acceptatie van technologie) en bij een actor een persoon of instantie (bijvoorbeeld de
overheid).
Competenties De gebruikte definitie van competenties is afkomstig uit het Competentieprofiel van Transitieprofessionals van het Competentiecentrum Transities: (de combinatie van)
expliciete vakkennis, ‘impliciete’ ervaringskennis, hulpmiddelen, vaardigheden en
attitude.6 Dankzij de aard van het onderzoek zullen de competenties die later aan de hand
van dit onderzoek kunnen worden opgesteld vooral gaan over competenties welke kunnen
5 Ten Horn, M. (2007) 6 Andringa J. en Weterings R. (2008)
6
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
helpen met de mate waarin de actoren in staat zijn om te spelen met de
omgevingsfactoren.
1.3 Doelstelling, probleemstelling, vraagstelling, deelvragen
Deze paragraaf behandelt respectievelijk de doelstelling, probleemstelling, vraagstelling
en de hieruit ontstane deelvragen.
Doelstelling Het doel van dit onderzoek is het vergroten van het inzicht in de dynamiek van
innovatieprocessen en de invloed van de taken, rollen en eigenschappen van verschillende actoren daarin. Het gaat hierbij specifiek om radicale technologische
innovaties, waarbij fundamenteel onderzoek nodig is voor de ontwikkeling. Om dit te
bereiken staat het creëren van een taken/rollentabel centraal waarin, voor elke fase van een technologische ontwikkeling, de door de actoren uit te voeren/ontwikkelen taken,
rollen en eigenschappen staan vermeld. De gezochte taken, rollen en eigenschappen
hebben een positieve invloed op de factoren, die op hun beurt een positieve invloed op de doorbraak van de technologie hebben. Om te onderzoeken of de ontstane
taken/rollentabel gebruikt kan worden voor een toekomstverkennende analyse is het
wenselijk om een analyse van een nog niet doorgebroken technologie uit te voeren.
Hoofdvraag Op welke positieve wijze beïnvloeden actoren met hun taken, rollen en eigenschappen de voor een doorbraak belangrijke factoren in de initiële, ontwikkelings- en implementatiefase van een technologische innovatie?
Onderzoeksvragen - Hoe wordt in de vooronderzoeken en bestaande innovatieliteratuur de rol van
taken, rollen en eigenschappen in verschillende fases van technologische
innovaties geduid? - Welke taken, rollen en eigenschappen zijn volgens innovatie-experts belangrijk in
verschillende fases van technologische innovaties?
- Welke taken, rollen en eigenschappen volgen uit de analyse van een historische casus?
- Op welke wijze kunnen de inzichten worden gesynthetiseerd in praktisch
bruikbare taken/rollentabellen? - Hoe kunnen deze tabellen worden gebruikt om de benodigde taken, rollen en
eigenschappen van de actoren bij toekomstige innovaties te verzamelen?
1.4 Methode en dataverzameling
In deze paragraaf wordt per deelvraag de methode van onderzoek en de manier van dataverzameling behandeld.
Methode en manier van dataverzameling per deelvraag De eerste deelvraag betreft de zoektocht naar taken, rollen en eigenschappen in de
huidige literatuur. De twee reeds uitgevoerde onderzoeken voor het project Doorbraak of Belemmering en relevante bestaande literatuur over transities en innovaties zijn als
7
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
informatiebronnen gebruikt. Bij de analyse van deze literatuur en theorieën is er kritische
gekeken naar het al dan niet voorkomen van taken, rollen en eigenschappen en het
gebruik van deze. De volgende literatuur en theorieën zijn geanalyseerd: het afstudeer/vooronderzoek Technologische Doorbraak (Knoppert, 2008),
Transitiemanagement (Rotmans, 2006) in combinatie met de meer historisch
georiënteerde benadering van transities (Geels, 2001), het Competenties van Transitieprofessionals cahier nr. 2 (Andringa en Weterings, 2008) en de Functies van
Innovatiesystemen theorie (Hekkert et al., 2007).
De tweede deelvraag betreft het zoeken naar taken, rollen en eigenschappen doormiddel van interviews met experts. Deze interviews zijn afgenomen bij vooraanstaande docenten
en onderzoekers op het gebied van transitie en innovatie. De experts zijn ten eerste
gevraagd naar hun gedachten over de faseverdeling en over de actoren en factoren uit het afstudeeronderzoek ‘Technologische Doorbaak’ van Knoppert. Ten tweede is gevraagd
naar hun gedachten betreffende factorstimulerende taken, rollen en eigenschappen van de
actoren. Voor een overzicht van de geïnterviewde experts zie tabel 1.1.
Naam Huidige functie
prof.em dr.ir. J.L.A.Jansen Gastdocent TU Delft, lid van enkele commissies
dr. D.W. Laws Universitair hoofddocent UvA
dr.ir. G.P.J. Verbong Universitair hoofddocent TU/e
dr. D. Loorbach Senior onderzoeker EUR
mw. ir. J. Andringa Senior programma adviseur SenterNovem
prof. dr. M.P. Hekkert Hoogleraar innovatiewetenschap UU
prof. dr. T.C.R. van Someren Hoogleraar Sustainability and Innovation NBU
dr. ing. G.P.A. Mom Universitair docent TU/e Tabel 1: Geïnterviewde experts
De derde deelvraag betreft de analyse van een historische casus. Naast de expertinterviews is dit de tweede onderzoekslijn gericht op het vinden van taken, rollen
en eigenschappen. De casus beslaat een historische analyse van de opkomst van de
automobiel in Nederland eind 19de
/begin 20ste
eeuw. Voor dit onderwerp is gekozen omdat het een veelvuldig geanalyseerde onderwerp betreft en omdat deze ontwikkeling
makkelijk door te trekken is naar de toekomstverkennende casus later in het onderzoek.
Mobiliteit is namelijk nog steeds een relevant onderwerp. Als primaire informatiebron is het boek Van transport naar Mobiliteit betreffende de mobiliteitsexplosie (1895-2005)
van Gijs Mom en Ruud Filarski gebruikt.7 Het interview met Gijs Mom zelf is gebruikt
als secundaire informatiebron.
De vierde deelvraag betreft het opzetten van de taken/rollentabellen. Voor elke fase is een
aparte tabel gemaakt, waarin de actoren en de factoren tegen elkaar uitgezet zijn. De benodigde taken, rollen en eigenschappen van de actoren voor het stimuleren van de
factoren zijn vervolgens in de cellen ingevuld.
7 Mom, G.P.A. en Filarski, R. (2008)
8
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
De vijfde deelvraag betreft de toekomstverkennende casus. De opgezette
taken/rollentabellen worden in dit deel van het onderzoek gebruikt om te analyseren
welke taken, rollen en eigenschappen dienen te worden ingezet en door wie. Nieuwsbronnen zijn hierbij gebruikt voor het vergaren van informatie betreffende de
belangrijkste actoren en factoren en de fase waarin de technologie zich momenteel
bevindt. Het onderwerp van de casus is de met accu’s gevoede elektrische auto in Nederland. Deze ontwikkeling is momenteel veel in het nieuws, waaruit de
maatschappelijke relevantie blijkt en waardoor er veel informatie over te vinden is.
1.5 Afbakeningen
In deze paragraaf volgt een uiteenzetting van bepaalde keuzes en afbakeningen die tijdens
het onderzoek gemaakt zijn.
Negatieve actoren In de realiteit is het systeem waarin innovatie optreedt zeer complex. Aan de hand van de
houding van de actoren ten opzichte van de technologie kunnen zij ieder meerdere en tegenstrijdige rollen spelen. Het is daarom van belang om voorop te stellen dat het in dit
onderzoek draait om hoe de actoren ieder voor zich de doorbraak van een technologische
ontwikkeling kunnen stimuleren. Het geeft geen overzicht van het gehele systeem rond transities, maar geeft een soort handelingsoverzicht voor elke actor apart welke hij of zij
kan gebruiken om de technologische ontwikkeling te stimuleren. De actoren staan dan
ook allemaal positief ten opzichte van de technologische ontwikkeling en zullen hun stimulerende taken zo goed mogelijk uitvoeren. Zaken die tijdens interviews naar boven kwamen, zoals het bestaan van de overheid uit verschillende niveaus die elkaar ook tegen
kunnen werken en de eigen agenda die grote maatschappelijke organisaties vaak hebben
welke los kan staan van het maatschappelijk belang8, worden daarom in dit onderzoek
niet meegenomen. Binnen deze organisaties staan de ‘neuzen’ zogezegd dezelfde kant op.
Negatieve actoren komen overigens nog wel in het onderzoek terug in de activiteiten van
de positieve actoren. De positieve actoren kunnen via zaken als lobbyen, netwerken en observatiemogelijkheden creëren (het onder de aandacht brengen van de technologie) de
negatieve actoren proberen te overtuigen of uit te schakelen. Zo zijn tijdens meerdere
interviews de niet-gebruikers genoemd. Deze zijn van belang omdat zij zich tegen de ontwikkelingen kunnen keren en deze kunnen vertragen of zelfs stopzetten. Actoren,
zoals bedrijven, kunnen de niet-gebruikers proberen te overtuigen van het nut van de
innovatie door bovenstaande taken uit te voeren.
Niet-lineariteit Tijdens het lezen van dit verslag kan het voorkomen dat de lezer de technologische ontwikkeling als een lineair proces gaat zien. Het is belangrijk dat de lezer ervan op de
hoogte is dat het proces in de realiteit allesbehalve lineair is en dat het terugvallen naar
een eerdere fase of het ophouden van de ontwikkeling ook tot de mogelijkheden behoort. Het model hoeft echter geen perfect beeld van de werkelijkheid te geven, maar is bedoeld
als leidraad voor het onderzoek naar taken, rollen en eigenschappen. Aangezien het
huidige onderzoek is gericht op het vinden van stimulerende taken, rollen en
8 Interview D.W. Laws (24-11-08)
9
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
eigenschappen in de verschillende fases van een technologische innovatie worden al deze
fases ook in het onderliggende model op positieve wijze doorlopen.
Specifieke actoren/factoren Bij specifieke innovaties horen vaak ook specifieke actoren, zoals
woningbouwverenigingen, en specifieke factoren. In dit verslag wordt echter een algemeen toepasbaar model geschetst om niet te verzanden. In het geval van niet in het
model voorkomende actoren dient dan ook een analyse plaats te vinden om te bepalen
onder welke actor of combinatie van actoren de specifieke actor geschaard kan worden.
In het geval van een specifieke factor dient te worden bekeken onder welke hoofdfactor deze kan worden opgenomen. In beide gevallen dient zodoende een extra (korte) analyse
te worden uitgevoerd.
Taken, rollen en eigenschappen op individueel of entiteitsniveau? De uiteindelijk gevonden taken, rollen en eigenschappen kunnen later omgezet worden in
competenties door Kenteq. Hierbij is uitgegaan van competenties op entiteitsniveau9,
waardoor ook de taken, rollen en eigenschappen op dit niveau zijn onderzocht. Er zijn
echter goede redenen te noemen om de competenties te analyseren op zowel individueel
niveau als op het niveau van entiteiten. De geïnterviewde experts hebben hier verschillende gedachten over. Een argument voor het kiezen voor competenties op
individueel niveau is dat personen de dragers van kennis zijn. Verder zijn zij degene die
verantwoordelijkheid nemen, durven zij risico’s te nemen en zijn zij degene die ondernemend kunnen zijn.10 Ook wees een expert11 op het bestaan van zogenaamde
‘Product Champions’; mensen met invloed die erg achter een bepaalde techniek staan. Zij
gebruiken hun invloed binnen een organisatie om deze technologie op de voorgrond te krijgen. Uiteindelijk bagatelliseerde de expert deze invloed echter en bleek hij meer
voorstander van competenties op entiteitniveau. Als reden gaf hij dat ongeacht wie bij
een organisatie werkt de competenties redelijk in stand blijven; ‘In een organisatie zit een soort geheugen, wat bepaald hoe dingen gebeuren. Volwassen organisaties zijn vaak heel
structureel. Er zitten allerlei routines in een dergelijk bedrijf, waar de nieuwe werknemers
zich naar gaan schikken.’11
Een andere expert12
gaf het soortgelijkende argument dat de competenties van een organisatie invloed hebben op (het gebruik van) de competenties
van de individuen werkzaam bij deze organisatie. Competenties van een individu bij een
organisatie kunnen verschillen, maar de mate waarin deze naar voren komen hangt ook af van de organisatie.
Verder zullen de competenties op de verschillende niveaus in dit onderzoek vaak
overeenkomen omdat het doel hetzelfde is. Zowel op individueel als entiteitniveau gaat het om de doorbraak en hoe deze te stimuleren. De ‘neuzen’ staan dus ook in de
organisatie dezelfde kant op, waardoor de competenties van individuen en entiteiten in dit
onderzoek een grote overlap zullen hebben.
9 Entiteit: eenheid. (Bron: Van Dale, 2005) 10 Interview J.L.A. Jansen (10-12-08) 11 Interview M.P. Hekkert (20-01-09) 12 Interview D. Loorbach (14-01-09)
10
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
1.6 Opbouw verslag
Deze paragraaf beschrijft het onderzoeksverslag in vogelvlucht. Van elk hoofdstuk wordt
kort aangegeven welke informatie het bevat.
Hoofdstuk 2 betreft een beschouwing van de huidige innovatieliteratuur. In de eerste
paragraaf van dit hoofdstuk is een analyse gemaakt van literatuur en theorieën
betreffende innovaties. Hierbij is voor elke bron een korte samenvatting van de theorie gemaakt en is gekeken wat de bron zegt over fases, taken, rollen en eigenschappen en
competenties. Ook is tijdens deze analyse de bruikbaarheid van het vooronderzoek voor
het huidige onderzoek kritisch bekeken. In de tweede paragraaf is een conclusie getrokken over wat er nog aan de huidige literatuur mist. De interviewvragen, die hierop
gebaseerd zijn, zijn vervolgens in grote lijnen weergegeven.
Hoofdstuk 3 betreft de meningen en visies van de geïnterviewde experts. In de
verschillende paragrafen is de informatie uit de interviews gegroepeerd onder de
onderwerpen fases, actoren, factoren en taken, rollen en eigenschappen. Voor de factorenverdeling is een aparte paragraaf gemaakt en de paragraaf taken, rollen en
eigenschappen is onderverdeeld in een paragraaf met actorspecifieke en algemene taken,
rollen en eigenschappen. Het hoofdstuk eindigt met een korte conclusie.
Hoofdstuk 4 betreft de analyse van de historische automobielcasus. De eerste paragraaf
van dit hoofdstuk betreft een korte beschrijving van de casus, de tweede betreft de indeling van de casus in fases, de derde betreft de gevonden taken, rollen en eigenschappen van de actoren in de verschillende fases en het hoofdstuk eindigt met een
korte conclusie.
Hoofdstuk 5 betreft de explorerende casus over de met accu’s gevoede elektrische auto in
Nederland. In de eerste paragraaf is uitgezocht in welke fase de elektrische auto nu
volgens het ontstane faseschema zit. In de tweede paragraaf zijn de belangrijke taken, rollen en eigenschappen voor de huidige en de komende fase uiteengezet waarbij gebruik
is gemaakt van de taken/rollentabellen. In de derde paragraaf wordt de mogelijke
doorbraak beschreven en uiteindelijk eindigt het hoofdstuk in de vierde paragraaf met een conclusie.
Hoofdstuk 6 sluit vervolgens af met de eindconclusie, een discussie en enkele aanbevelingen voor vervolgonderzoek.
11
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
2. Beschouwing innovatieliteratuur
In het eerste deel van dit hoofdstuk wordt het vooronderzoek en de algemene innovatieliteratuur beschouwd, waarbij de bruikbaarheid van deze theorieën voor het huidige onderzoek, en hetgeen het huidige onderzoek aan deze theorieën kan toevoegen, wordt onderzocht. Het tweede deel van het hoofdstuk bestaat uit een conclusie en een uitgewerkte set van deelvragen waarop de interviews zijn gebaseerd. 2.1 Theorieën, fases en taken, rollen en eigenschappen
In deze paragraaf wordt de innovatieliteratuur behandeld. Het vooronderzoek en de theorieën zijn kort samengevat en beschouwd, waarbij het vooronderzoek van Knoppert (2008) vooral kritisch is bekeken op bruikbaarheid als basis voor het huidige onderzoek en de aanpassingsmogelijkheden om het als basis voor het huidige onderzoeksdoel te optimaliseren. De theorieën zijn met name beschouwd op gebruikte fases, de taken, rollen en eigenschappen van de actoren en het al dan niet voorkomen van competenties in de theorieën. De gevonden taken, rollen en eigenschappen van actoren zijn verzameld in de taken/rollen tabel en de al dan niet in de theorieën aanwezige fases worden vergeleken met de fases van het vooronderzoek. De competenties worden voor elke theorie apart beschouwd, waarbij gekeken wordt of een onderzoek naar competenties iets toe kan voegen aan de huidige kennispool. Één van de uiteindelijke doelen van dit verslag is namelijk de creatie van een taken, rollen en eigenschappen tabel welke door, onder andere, beleidsmakers van overheden en onderwijs-/kennisinstellingen gebruikt kunnen worden voor het opsporen van belangrijke competenties bij technologische ontwikkelingen. Als de huidige theorieën hier al op in gaan verliest deze latere analyse zijn toegevoegde waarde. 2.1.1 Vooronderzoek ‘Technologische Doorbraak’
Het huidige onderzoek gebruikt als basis de analyse van de belangrijkste actoren en factoren voor de doorbraak van een technologische ontwikkeling uit het vooronderzoek van Knoppert (2008). Daarbij zijn de actoren en factoren te zien welke in figuur 1, te zien op de volgende pagina, benoemd zijn. Ook is het proces van een technologische ontwikkeling in drie fases opgedeeld, te weten de initiële-, ontwikkelings- en implementatiefase.
12
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
In het bovenstaande overzicht is te zien dat er in het vooronderzoek ‘Technologische
Doorbraak’ voor elke fase specifiek naar een aantal, voor deze fase belangrijkste, actoren
en factoren is gekeken. Tussen deze fases lijken grenzen te zitten. Dit zijn echter geen harde grenzen. Er vindt veel interactie plaats tussen de verschillende fases en ze zijn dan ook niet los van elkaar te zien.
13 Deze fases zijn in een interview tussen Knoppert en dr.
R. Kemp beschreven en bevatten de volgende processen:
• Initiële fase: de innovator heeft middelen, tijd en geld nodig en dient hiervoor
steun van financiers en het topmanagement te krijgen om het idee verder te ontwikkelen. Daarna dient het onderzoek beter gespecificeerd te worden.
• Ontwikkelingsfase: de innovator dient in deze fase te leren van, en het product aan te passen aan, het commentaar van de gebruiker in de implementatiefase.
• Implementatiefase: men dient van de gebruikers te leren wat de tekortkomingen van het product zijn, zij dienen hun ervaringen daarom terug te koppelen naar de
ontwikkelingsfase. De vraag wanneer welke fase loopt is verder vrij summier beantwoord in het
vooronderzoek. Deze zijn te verduidelijken doormiddel van de, niet in het vooronderzoek
genoemde maar wel gerelateerde, stappen die bedrijven volgens de Oostenrijkse econoom
Joseph Schumpeter (1883-1950)14
, de grondlegger van de innovatietheorie, nemen bij innovatie. Hierbij is de eerste stap uitvinding, het creëren en ontwikkelen van een nieuw
product of proces om een nieuw concept te scheppen. Vervolgens vindt innovatie plaats,
het proces waarmee van een uitvinding een commercieel product wordt gemaakt en een nieuwe toepassing wordt gecreëerd. Tenslotte kan er imitatie plaatsvinden, door
overname en adoptie van een innovatie door anderen. Deze stappen van Schumpeter
verduidelijken niet alleen de fases, maar geven de fases van het vooronderzoek ook wat meer legitimiteit.
13 Knoppert, O. (2008) 14 Schumpeter, J.A. (1934)
Initiële fase Implementatiefase
Ontwikkelingfase
Factoren
- Experimenten en onderzoek
- Netwerken
- Psychologische factoren: individu- en groepsfactoren
- Dominante paradigma
- Ethiek
Actoren
- Triple Helix Model: univer-
siteit, industrie en overheid
- Ontwikkelaars
Factoren
- Structuur, cultuur en omge-
ving van samenleving
- Bedrijfsfactoren als flexibili- teit en risiconemend
- Wet- en regelgeving
- Open innovatie
- Economische en technische
ontwikkeling
Actoren
- Intermediairs - Financiers
- Kennisinstellingen
Factoren
- Sociale acceptatie
- Adaptatiefactoren als inko-
men gebruikers, revolution- air product
Actoren
- Maatschappij
- Media - Belanghebbende groepen
als milieubewegingen
Figuur 1: Fases, actoren en factoren vooronderzoek. (Bron: Technologische Doorbraak)
13
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
Voor het huidige onderzoek geeft de faseverdeling uit het vooronderzoek echter nog
steeds een onvoldoende scherp beeld. De in de fases genoemde factoren kunnen
bijvoorbeeld ook door andere dan de in de desbetreffende fase genoemde actoren beïnvloedt worden. Daarom is de verdeling van de actoren in het huidige onderzoek
aangepast. De verdeling van de factoren is ook aan een analyse onderworpen en
aangepast. Ook komt in het vooronderzoek niet naar voren wanneer een technologische ontwikkeling nou echt van de ene in de andere fase overgaat. Om deze rede is gezocht
naar indicatoren die aangeven in welke fase een ontwikkeling zich ongeveer bevindt.
2.1.2 Transitiemanagement en evolutionaire technologische transities
Het begrip transitie staat, in de context van deze methoden, voor een structurele
maatschappelijke verandering die het resultaat is van op elkaar inwerkende en elkaar
versterkende ontwikkelingen op het gebied van economie, cultuur, technologie, instituties15 en natuur&milieu (Rotmans, 2006). Het is een verschuiving of verandering
van A naar B, bijvoorbeeld van een fossiel gedomineerde energievoorziening naar een
duurzame energievoorziening. Rotmans beschrijft dit als een complexe verandering, welke betrekking heeft op veel verschillende partijen en een periode van minstens één
generatie (25-50 jaar) beslaat. Onder de noemer van transitiemanagement zijn er de
laatste jaren verschillende analytische instrumenten ontwikkeld ter sturing van ‘het’
transitieproces, hoewel er desondanks geen generiek recept voor het managen van transities bestaat.16 Van deze instrumenten worden hier het Multi-fase concept en het
Multi-level perspectief kort besproken.
Multi-fase concept Het transitieproces is in te delen in een aantal
fases welke een transitie kan doorlopen. Bij een succesvolle innovatie leidt dit tot een s-
curve, zoals te zien is in figuur 2. Volgens het
multi-fase concept kunnen de volgende vier fases in de tijd worden onderscheden: een
voorontwikkelingsfase, een take-off fase, een
versnellingsfase en een stabilisatiefase.17
Deze transitiefases zijn niet verenigbaar met de
fases in het vooronderzoek van Knoppert,
omdat de transitiefases een overgang van de ene (technologische) situatie naar de ander beschrijven, terwijl de fases in het vooronderzoek het pad naar de doorbraak van een
technologie beschrijft. Deze doorbraak staat ongeveer gelijk aan de take-off fase van de
transitie s-curve in figuur 2, waardoor de initiële, ontwikkelings- en implementatiefase eigenlijk allen gelijk staan aan de voorontwikkelingsfase van het transitieproces.
Multi-level perspectief
15 Instituties: staats- of burgerlijke instelling. (Bron: Van Dale, 2005) 16 Rotmans, J. (2006), blz. 51 17 Rotmans, J. (2006), blz. 16
Figuur 2: s-curve transitie. (Bron:
www.kenniscentrumtransities.nl)
14
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
In het Multi-level perspectief van Geels18 betreffende technologische transities worden de
volgende drie niveaus onderscheden:
- Microniveau, betreffende de technologische niches; - Mesoniveau, betreffende de technologisch regimes;
- Macroniveau, betreffende het technologisch landschap.19
Deze niveaus zijn weergegeven in het model in figuur 3. Dit model beschrijft in de onderste laag, het microniveau, het ontstaan van
technologische ontwikkelingen in niches. In deze
niches kunnen nieuwe technologieën zich
ontwikkelen zonder zich meteen in de concurrentiestrijd met bestaande technologieën te
werpen. Op het volgende (meso)niveau is er sprake
van regimes: stelsels van dominante praktijken, regels en belangen die worden gedeeld door
groepen actoren.19
Op dit niveau worden de
(incrementele) ontwikkelingen in de bestaande dominante techniek en technische systemen
beschouwd. Het overkoepelende macro- of landschapsniveau ligt weer boven de andere
twee niveaus en beschrijft de relatieve trage veranderingen op het gebied van politiek, cultuur, wereldbeelden en paradigma’s20, 19
Indien trends en ontwikkelingen op alle drie de niveaus op elkaar aansluiten en elkaar
versterken in één en dezelfde richting is het mogelijk dat een structurele omwenteling gerealiseerd wordt.19
Taken, rollen en eigenschappen
Veel van de door Rotmans beschreven taken, rollen en eigenschappen zijn voor het
huidige onderzoek niet van belang, omdat deze specifiek belangrijk zijn voor een transitie
en/of voor de situatie na de doorbraak van een innovatie. Zo worden er enkele valkuilen van transities genoemd, zoals Backlashes. Hierbij wordt te vroeg of ondoordacht een
bepaald pad bewandeld, waardoor een gebrek aan draagvlak en inbedding ontstaat.21 Dit
doet zich echter pas voor na de doorbraak van de technologie en valt dan ook buiten het huidige onderzoek.
Er zijn echter ook taken, rollen en eigenschappen gevonden welke wel gebruikt zijn in het
huidige onderzoek. De bruikbare taken, rollen en eigenschappen zijn ingevuld in de taken/rollentabel in Bijlage IV. Hieronder volgt alleen van de actor Kennisinstellingen
een gevonden taak betreffende onderzoek en onderwijs. Deze vergt, dankzij het
voorkomen van enkele begrippen, nog enige uitleg. Uit Rotmans (2006) volgt namelijk dat geen enkel complex maatschappelijk vraagstuk heden ten dage nog vanuit één
wetenschappelijke discipline, of überhaupt alleen vanuit de wetenschap, kan worden
geanalyseerd en opgelost. Onderzoek dient daarom inter- en transdisciplinair gericht te zijn en dientengevolge dient het onderwijs ook gericht op het creëren van inter- en
transdisciplinaire competenties en multidisciplinaire kennis. Interdisciplinariteit beschrijft
18 Geels F.W. (2002). 19 Rotmans, J. (2006), blz. 18 20 Paradigma: algemeen kader van de theorievorming van een bepaalde wetenschap in een bepaalde
periode. (Bron: Van Dale, 2005) 21 Rotmans, J. (2006), blz. 45
Figuur 3: Multi-level model (Bron:
Geels, 2002)
15
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
hierbij het samenwerken met verschillende wetenschappelijke disciplines,
transdisciplinariteit de inbreng van kennis en expertise van niet-wetenschappers.22
Competenties
Rotmans noemt in het boek Transitiemanagement enkele malen het begrip competenties.
Zo noemt de auteur de maatschappelijke vijfhoek (overheden, bedrijfsleven, intermediairs, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties) als van belang voor
de adequate inbreng van competenties. Ook worden er enkele competenties van
intermediairs genoemd voor het vervullen van een meer inhoudelijke, initiërende en
breder schakelende rol tussen alle actoren. Over het algemeen wordt er echter summier gesproken over de competenties; er wordt meer gekeken naar de taken, rollen en
eigenschappen van de actoren in het proces.
2.1.3 Competentiecentrum Transities
Voornamelijk wordt bij transitiemanagement gekeken vanuit de transitieprofessional. Zij
zijn degene die het transitieproces initiëren en er leiding aan geven. Dit heeft niet zozeer te maken met de plek waar ze zitten (onder elke actor kun je ze terugvinden) maar meer
met toevallige omstandigheden en persoonlijke karakteristieken.23 Er zijn dus bepaalde
competenties voor nodig, zoals inzicht in de aard van de processen die men wil sturen en
de samenhang daartussen. Het Competentiecentrum Transities24
doet al langer onderzoek naar deze competenties van transitieprofessionals. De competentiecahiers uit de reeks
Competentieprofiel van Transitieprofessionals geven een overzicht van de competenties
van transitieprofessionals die doorslaggevend zijn voor de snelheid en impact van transitie-initiatieven.25 In het tweede cahier zijn deze competenties verdeeld over de
volgende zes competentieclusters:
1. patronen herkennen – hardnekkige, complexe problemen ontrafelen en onderliggende structuren en mechanismen zichtbaar maken;
2. heroriënteren – ontwikkelen van vernieuwende toekomstvisie;
3. experimenteren – realisatie van systeeminnovatieve experimenten in niches, ondermeer door vernieuwende netwerken en handelingsbekwame allianties te
vormen;
4. verankeren en opschalen – verankering van lessons learned in andere experimenten en in relevante netwerken en subsystemen;
5. monitoren – al doende observeren en ondersteunen bij reflectie op en leren uit de
eigen praktijk in wisselwerking met de externe dynamiek; 6. transitiemanagement – overzien van het gehele proces in combinatie met de
inhoud. Kunnen bepalen welke stappen moeten worden genomen, welke
inhoudelijke vragen daarbij horen en welke methoden en technieken daarbij passen. Kunnen inzien en aanvoelen wanneer het kader ter discussie moet worden
gesteld, en wanneer dat niet nodig is.
22 Rotmans, J. (2006), blz. 87 23 Interview J.L.A. Jansen (13-11-08) 24 Website Competentiecentrum Transities. (www.senternovem.nl/competentiecentrum_transities/,
geraadpleegd 18 februari 2009) 25 Andringa J. en Weterings R. (2008)
16
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
De eerste vijf clusters beschrijven opeenvolgende stappen in een proces en zijn dan ook
als fases aan te duiden. Deze staan op de volgende manier in verhouding met de fases
opgesteld in het onderzoek van Knoppert (2008):
• Cluster 1 en 2 gaat over problemen herkennen en toekomstvisie opstellen, wat ook van toepassing is in de initiële fase.
• Cluster 3 en 4 gaat over experimenteren en leren, wat ook van toepassing is in de ontwikkelingsfase.
• Cluster 5 gaat over reflecteren en leren uit de praktijk, wat ook van toepassing is
in de implementatiefase.
Competenties
De competenties uit de Competentieprofiel van Transitieprofessionals cahiers geven al een overzicht van belangrijke competenties tijdens technologische ontwikkelingen en
zouden dan ook de latere competentievertaling van het huidige onderzoek overbodig
maken. Deze competenties zijn echter sterk gericht op de transitieprofessional, welke in het huidige onderzoek niet als losstaande actor wordt meegenomen. Elke actor kan
namelijk in theorie de rol van transitieprofessional op zich nemen, waardoor bij elke actor
dezelfde lijst transitieprofessional-competenties zou komen te staan. Ook zou dit eenzelfde overzicht van de competenties van transitieprofessionals opleveren als in het
competentiecahier en zodoende niets toevoegen. Verder wordt met de
transitieprofessional een persoon bedoeld, terwijl in dit onderzoek de actor in de meeste gevallen als een entiteit wordt beschouwd.
2.1.4 Innovatiesystemen
Het Innovatiesysteem model is een netwerkschema waarin de actoren met elkaar in verbinding gebracht zijn. Dit systeem bestaat uit organisaties en instituties en is te zien in
figuur 4. Met organisaties worden ‘formele structuren die bewust zijn gecreëerd en een
bepaald doel hebben’ bedoeld; deze worden omschreven als de actoren. Zij staan gelijk aan de entiteiten in dit onderzoek. De relaties en interacties tussen deze organisaties, maar
ook tussen de individuen en groepen in het krachtenveld, worden gereguleerd door een
set van gewoontes, normen, routines, gevestigde praktijken, regels en/of wetten; deze worden omschreven als instituties.
17
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
Figuur 4: ‘Innovation System Model’. (Bron: Kuhlmann en Arnold, 2001)
Uit Hekkert et al. (2007) volgt dat het innovatiesysteem model een interactieschema is.
Het is een beschrijving van een toestand op een zeker ogenblik, met voor dan geldende voorwaarden. Die toestand is een kwestie van interactie, en wel horizontale en verticale
interactie. Horizontale interactie staat voor interactie binnen de eigen groep (bijvoorbeeld
in de bedrijfssector), verticale interactie staat voor interactie tussen de groepen (bijvoorbeeld tussen de bedrijfssectoren). De partijen moeten aan bepaalde voorwaarden
voldoen om aan deze interactie deel te kunnen nemen. Verder moeten ze bepaalde
activiteiten ontplooien, waarvan de zogenoemde functies het belangrijkst zijn. Deze functies, ook wel sleutelactiviteiten genoemd, beschrijven de noodzakelijke
activiteiten van actoren voor een goed functionerend technologische innovatiesysteem.
Hekkert et al. (2007) hebben zeven functies samengesteld die, wanneer in een innovatiesysteem aanwezig, een succesvol verloop van een technologische ontwikkeling
mogelijk maken. Een functie is hierbij gedefinieerd als een positieve of negatieve
bijdrage van één of meerdere componenten of actoren in het innovatiesysteem aan het hogere doel van het ontwikkelen, verspreiden en het gebruik van innovaties omtrent een
bepaalde technologie.26
Uit het onderzoek zijn de volgende zeven functies voor de
doorbraak van een technologische ontwikkeling uitgekomen. De taken, rollen en eigenschappen vermeld achter de functies zijn afkomstig uit de oratie van Marko Hekkert
op de Universiteit Utrecht.27 Deze zijn ook in de taken/rollentabel in Bijlage IV geplaatst.
Functies van innovatiesystemen:
• Experimenten door ondernemers: de aanwezigheid van ondernemers die risico durven te nemen en actief experimenteren met nieuwe technologie is belangrijk.
26 De Boer et al. (2008) 27 Hekkert, M.P. (2008)
18
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
• Kennisontwikkeling: betreffende fundamentele of toegepaste kennisontwikkeling en kennis over hoe de ontwikkeling het beste is in te passen in de bestaande gebruikerssituatie. Hierbij staat de input van gebruikers centraal.
• Kennisuitwisseling: belangrijk dat opgedane kennis toegankelijk is voor meerdere partijen en dat er van elkaar wordt geleerd.
• Richting geven aan het zoekproces: door het creëren van verwachtingen over
nieuwe technologische routes en door het stellen van ambitieuze doelen die een nieuwe richting aangeven worden verschillende partijen verleid om in het nieuwe
traject te stappen
• Marktformatie: vaak is een kleine groep consumenten bereid veel geld te betalen voor het nieuwe product omdat zij wel de voordelen van het nieuwe product
inzien en een voorliefde hebben voor nieuwe technologie. Dit wordt een nichemarkt genoemd. Deze kleine markt kan vervolgens worden gebruikt om te
leren, het product te verbeteren en de productieprocessen te optimaliseren
waardoor het product goedkoper en beter wordt. Dan wordt het ook interessant voor grotere groepen consumenten, wat leidt tot marktgroei.
• Mobiliseren van middelen: zowel geld als menselijk kapitaal. Het ontwikkelen en produceren van nieuwe technologie kost veel geld en vereist goed opgeleide
mensen.
• Creëren van legitimiteit/doorbreken van weerstand tegen verandering: het doorbreken van weerstand vereist zorgvuldige lobby acties, goed georganiseerde
netwerken van partijen die de nieuwe technologie verder willen brengen en het vraagt om het verrichten van allerlei activiteiten die de legitimiteit van de nieuwe
technologie verhogen.
Het is niet alleen belangrijk dat deze zeven functies over de tijd vervuld worden, het is
ook van belang dat er interactie tussen de verschillende functies is om een impuls te
creëren en synergie te bereiken.28
Deze interactie tussen functies verloopt via verschillende patronen en op verschillende momenten in de tijd. De patronen worden
motoren genoemd, welke gedefinieerd zijn als elkaar versterkende functies die in de loop
van de tijd simultaan kunnen groeien en bijdragen aan de ontwikkeling van de technologie.28
Er zijn geen fases gedefinieerd in de innovatiesystemen theorie. Zoals vermeld is het
innovatiesysteem een beschrijving van een toestand op een zeker ogenblik, met voor dan geldende voorwaarden, waarbij de actoren ten alle tijden belangrijk zijn. De functies of
sleutelactiviteiten van deze actoren kunnen echter wel qua invloed verschillen; uit de
theorie volgt namelijk dat het niet noodzakelijk is dat elke functie op elk moment in de tijd even sterk aanwezig is.28 Er is echter geen directe onderverdeling op basis van plaats
in het proces gemaakt waar de verschillende functies op hun sterkst dienen te zijn om
maximale invloed te hebben. Ook geeft dit onderzoek geen overzicht van de benodigde competenties van de actoren tijdens het transitieproces.
28 De Boer et al. (2008), blz. 13
19
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
2.2 Conclusie en interviewvragen
Conclusie Uit de bovenstaande analyse is gebleken dat er in de gangbare innovatieliteratuur geen
structureel overzicht van taken, rollen en eigenschappen voor elke actor bestaat en er verschillend over de faseverdeling wordt gedacht. Naar deze zaken is dan ook nog verder
onderzoek gewenst. Verder is er nog niet veel aandacht aan competenties besteed.
Sporadisch wordt in de literatuur een competentie van een bepaalde actor genoemd, en ook is er onderzoek gedaan naar de competenties van transitieprofessionals, maar verder
lijken de specifieke competenties van de actoren onderbelicht. Het aan de hand van het
huidige onderzoek creëren van een structureel overzicht van deze competenties zou dan ook zeker toegevoegde waarde hebben.
Interviewvragen Uit deze analyse blijkt dat onderzoek naar de fases en de taken, rollen en eigenschappen
benodigd is. Ook kwam uit de analyse van het vooronderzoek van Knoppert naar voren dat er kritisch naar de verdeling van de actoren en factoren over de fases dient te worden
gekeken om het als basis voor het huidige onderzoek bruikbaar te maken. In de volgende
hoofdstukken wordt een poging gedaan om meer duidelijkheid over de, fasen, actoren, factoren en taken, rollen en eigenschappen te krijgen. Hiervoor is voornamelijk gebruik
gemaakt van interviews, waarbij vragen naar de volgende onderwerpen gesteld zijn:
• Fases
• Actoren
• Factoren
• Taken, rollen en eigenschappen
Verder zijn er enkele inleidende vragen gesteld in de interviews ter vergaring van
informatie over de expert zelf, enkele vragen ten behoeve van de afbakening en enkele afsluitende vragen naar extra of andere, mogelijk nuttige, informatie.
Een volledige vragenlijst is te vinden in Bijlage I.
Gebruik theorieën
Voor de lezer is het belangrijk in het achterhoofd te houden dat het huidige onderzoek
geen direct gebruik maakt van bovenstaande theorieën. Het huidige onderzoek is niet
gericht op transitiemanagement, maar tracht een overzicht te geven van belangrijke taken, rollen en eigenschappen, waarmee de actoren de ontwikkeling en doorbraak van
een technologie kunnen stimuleren. Er wordt wel gebruik gemaakt van de modellen
voor informatievoorziening, maar het onderzoek zelf is gebaseerd op een eigen gecreëerd model. Zo wordt er geen onderscheid gemaakt tussen verschillende levels
(macro, meso, micro), zoals bij transitiemanagement. Bepaalde belangrijke taken, rollen en eigenschappen die betrekking hebben op deze verdelingen komen echter wel terug in dit onderzoek. Ook is het belangrijk om in de gaten te houden dat het
onderzoek niet zozeer is bedoeld voor transitieprofessionals, maar meer voor de
actoren zelf.
20
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
3. Meningen en visies innovatie-experts
In dit hoofdstuk zijn de resultaten van de interviews per onderwerp weergegeven. De
opgedane informatie is ingedeeld in aparte paragrafen voor de fases, actoren, factoren,
factorenverdeling en de taken, rollen en eigenschappen.
3.1 Fases
Aanpassingen aan faseschema
De interviews hebben enkele nieuwe inzichten opgeleverd welke het faseschema van
Knoppert beter toepasbaar maken voor het huidige onderzoek. Dit zijn nieuwe inzichten
betreffende de vermeende lineariteit van het originele faseschema en de grenzen tussen
de verschillende fases. Het faseschema in zijn originele vorm lijkt namelijk lineair van opzet, met vaste grenzen tussen de fases. Om te verduidelijken dat dit in de praktijk niet
het geval is, is een aanpassing aan het schema gewenst.
Ten eerste wezen meerdere experts29 er op dat een radicale technologie niet zomaar van
ontwikkelings- naar implementatiefase overgaat, maar dat dit een cyclus is die vele malen
doorlopen moet worden voordat een mogelijke doorbraak op zal treden. Via bijvoorbeeld feedback van gebruikers treedt er interactie op tussen de implementatie- en
ontwikkelingsfase, waarbij het gebruik in de implementatiefase de ontwikkeling van de
techniek in de ontwikkelingsfase dient. Elke ‘rondgang’ leidt tot de articulatie van nieuwe problemen en dit leidt weer tot nieuwe acties. Dit trekt het ontwikkelingsproces voort.
Ook na een doorbraak zal deze cyclus doorlopen blijven worden. Het is bijvoorbeeld vrij
zeldzaam dat de auto als een nieuw product wordt ontwikkeld; er worden allerlei aanpassingen gemaakt aan het vorige model. Zolang er concurrentie is zal deze
productverbetering gewoon blijven doorgaan.
Ten tweede volgde uit een interview30
dat de initiële fase niet maar één kant op
werkt. Het huidige schema lijkt sterk ‘Technology Push’ gericht, waarbij
bedrijven hun eigen technologische
oplossing propageren, zonder echt rekening te houden met of het wel echt
aan de vraag van de gebruiker voldoet.31
Onderzoek en ontwikkeling van een nieuw product wordt echter meestal in
gang gezet omdat er een bepaalde vraag
uit de samenleving komt; de zogenaamde ‘Demand Pull’. Tijdens de
ontwikkeling en implementatie van een
technologie kunnen gebreken, verbeterpunten of nieuwe behoeftes van de
29 Interviews D.W. Laws (24-11-08), J.L.A. Jansen (10-12-08), G.P.A. Mom (13-02-09) 30 Interview J.L.A. Jansen (10-12-08) 31 Michael J. C. Martin. (1994)
Figuur 5: demand pull-technology push
(Bron: prof.em dr.ir. J.L.A.Jansen)
21
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
gebruikers aan het licht komen, waarvoor (fundamenteel32) onderzoek benodigd is. Dit
onderzoek vertaalt zich later in het proces in nieuwe producten. Volgens Jansen komt
Technology Push vanaf dit moment wel degelijk voor; bedrijven ‘pushen’ een bepaalde technologische oplossing voor een bepaald maatschappelijk probleem. Het uiteindelijke
‘pushen’ is in dit geval dus wel een reactie op de vraag. Bij radicale innovaties zijn
daarom Technology Push en Demand Pull met elkaar verbonden, zie figuur 5.
Verder rees de vraag hoe überhaupt bepaald kan worden in welke fase de technologie
zich bevindt. Uiteindelijk zijn uit het interview met G.P.A. Mom (13 februari 2009) de
indicatoren Gebruik en Variëteit voor de faseverdeling, welke zijn gebaseerd op de technologie zelf, gekomen.
• Met Variëteit wordt het aantal verschillende richtingen waarin de technologie
wordt ontwikkeld bedoeld. Tijdens het ontwikkelingsproces neemt het aantal
richtingen waarin de technologie wordt ontwikkeld af. Sommige blijken niet levensvatbaar te zijn en andere kunnen de concurrentiestrijd niet aan.
• Met Gebruik worden de manieren waarop de technologie gebruikt wordt bedoeld. Tijdens het ontwikkelingsproces verandert de schaalgrootte en de doelgroep van
de technologie, waardoor de manier van gebruik beïnvloed wordt.
Het is mogelijk om de fases aan de hand van de stand van de technologie in te delen, omdat in dit onderzoek technologische innovaties centraal staan. Als eenmaal duidelijk is
in welke fase een technologie verkeert, kan er onderzocht worden welke factoren nog niet
aan de eisen van die fase voldoen. Van de faseanalyse zijn in Hoofdstuk 4 en 5 uitgewerkte voorbeelden te vinden.
Doorbraakmodel
De nieuwe inzichten hebben uiteindelijk geleid tot het onderstaande faseschema (figuur 6) waarin verduidelijkt wordt hoe de verschillende fases elkaar beïnvloeden. Naar het
betreffende schema zal in het vervolg gerefereerd worden als zijnde het Doorbraakmodel.
Figuur 6: het doorbraakmodel
32 Fundamenteel onderzoek is gericht op het verwerven van kennis, zonder stil te staan bij de mogelijke
toepassingen van die kennis. (Bron: www.encyclo.nl, geraadpleegd 10-03-09)
22
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
Initiële fase
Het schema begint links met de initiële fasepijl. Deze fase behandelt de start van het
proces achter radicale technologische ontwikkelingen, waarbij de initiële focus ligt op fundamenteel onderzoek. Kennisinstellingen en andere uitvoerders van fundamenteel
onderzoek zijn in deze fase zodoende belangrijk. Onderzoek kan gestart worden omdat er
een bepaalde vraag uit de maatschappij komt. Deze vraag kan ook vanuit de ontwikkeling en de implementatie van de technologie komen. Tijdens deze latere fases kunnen de
ontwikkelaars en gebruikers tegen bepaalde problemen van de technologie aanlopen,
waar een oplossing voor gezocht dient te worden. Uiteindelijk kan uit het fundamentele
onderzoek een serie bevindingen volgen welke mogelijkheden tot doorontwikkeling van de technologie blootleggen. Deze fase wordt gekenmerkt door een hoge variëteit en
minimaal gebruik. Zodra de variëteit af begint te nemen en de eerste werkzame
prototypes te zien zijn kondigt de ontwikkelingsfase zich aan.
Ontwikkelingsfase
In de ontwikkelingsfase gaat de ontwikkeling van de technologie verder, maar nu meer gericht op de latere toepassing. Het onderzoek gaat van fundamenteel naar toegepast en
de theoretische bevindingen worden omgezet naar een praktisch product. Bij de overstap
van de initiële fase naar de ontwikkelingsfase raken met name bedrijven geïnteresseerd. Uit de blootgelegde mogelijkheden (variëteit) plukken deze bedrijven technologieën om
verder te gaan ontwikkelen en uiteindelijk toe te gaan passen. Zij ontwikkelen een
technologie in een bepaalde richting (de technologie heeft vaak een veel bredere toepassingsbasis dan alleen de toepassing welke ontwikkeld wordt) op basis van hun
gedachten over de maatschappelijke vraag. Deze bedrijven dienen hierbij alvast te
anticiperen op de condities waarop de technologie mogelijk tijdens de implementatiefase gebruikt gaat worden.
Deze fase wordt gekenmerkt door een lagere variëteit en gebruik dat gericht is op de
verdere ontwikkeling, zoals in testniches. Het gaat dan om gebruik in beschermde niches, welke meer gericht zijn op het testen en ontwikkelen, en proefgebruik door consumenten.
Zodra proefgebruik door consumenten zijn intrede doet, is dit een aankondiging dat de
techniek de implementatiefase nadert. Deze implementatiefase zal bereikt worden als de ontwikkelingsfase succesvol doorlopen, en de technologie commercieel
geïmplementeerd, wordt.
Implementatiefase
Als de ontwikkelingsfase succesvol doorlopen wordt komt de technologie in de
implementatiefase. In de implementatiefase staat het gebruik van de technologie, en daardoor ook de gebruiker, centraal. De gebruiker kan in deze fase de technologie
adapteren, gebruiken en zijn ervaringen terugkoppelen naar de ontwikkelingsfase. De
gebruikers kunnen bijvoorbeeld tijdens het gebruik tegen een probleem of verbeterpunt aanlopen waar extra onderzoek voor vereist is. Het gebruik in deze fase kan zowel in
niches/marktsegmenten als op de gehele markt plaatsvinden.
Ontwikkelings-implementatie cyclus
De ontwikkelings- en implementatiefase staan in continue interactie met elkaar. Als de
ontwikkelingsfase succesvol doorlopen wordt komt de technologie in de implementatiefase, welke ook weer in verbinding staat met de ontwikkeling, dankzij
23
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
bijvoorbeeld feedback van de klanten. De gebruikers kunnen tijdens het gebruik tegen
een probleem of verbeterpunt aanlopen waar extra onderzoek voor vereist is. Omdat deze
twee fases veel invloed op elkaar uitoefenen wordt hiernaar verder gerefereerd als de ontwikkelings-implementatie cyclus. Deze cyclus wordt minimaal één keer bewandeld.
Bij innovatie hoort namelijk ook het invoeren van nieuwe ontwikkelingen, dus alleen
uitvinden en ontwikkelen is niet voldoende. Verder kan uit deze cyclus een vraag komen, welke doormiddel van onderzoek in de initiële fase dient te worden opgelost. Deze vraag
hoeft niet per se naar de initiële fase van de technologie in kwestie te gaan; er kan ook
een vraag ontstaan naar een verbeterd component of materiaal welke gebruikt wordt in
het product. De vraag gaat dan over in een ander technologisch ontwikkelingstraject. Dankzij de ontwikkelingen in deze cyclus zal de variëteit verder afnemen en uiteindelijk
kan hierdoor het dominante ontwerp ontstaan, wat mogelijk doorbreekt bij het grote
publiek. Een verdere afname van de variëteit tot één dominant ontwerp en gebruik dat de initiële niches begint te ontstijgen zijn indicatoren voor een naderende doorbraak.
Doorbraak
De doorbraak wordt gedefinieerd aan de hand
van de diffusietheorie van Rogers (2003)33
. De
uit deze theorie afkomstige diffusiecurve, zie figuur 7, laat zien dat rond de 16% de innovatie
echt van de grond komt en de versnellingsfase
begint. Dit percentage is genomen op het geheel van het sociale systeem, wat is gedefinieerd als
een groep met elkaar verbonden eenheden welke
bezig zijn met het oplossen van een gezamenlijk probleem met een gemeenschappelijk doel.34
Het percentage staat zodoende voor het aantal
mensen of entiteiten dat een oplossing voor een door hun ervaren probleem zoekt. Deze groep
zal in de rest van het onderzoek als potentiële
gebruikers worden omschreven.
33 Rogers, E. M. (2003) 34 Rogers, E. M. (2003), blz. 23
Diffusie als indicator
De diffusie is ook genoemd als indicator waarmee de fases van een technologie kunnen worden aangegeven. Het marktaandeel of de verkoopcijfers dienen bij deze
methode als informatiebron. De fase van de ontwikkeling kan zodoende afgelezen
worden aan de plek op de diffusiekromme. Echter, alleen het eerste omslagpunt op de diffusiekromme, wat hierbij staat voor de doorbraak, kan goed afgelezen worden. De
stap van de initiële naar de ontwikkelingsfase is veel lastiger te onderscheiden. Een
ander nadeel is dat deze indicator alleen toepasbaar is op historische analyses en niet op een explorerende analyse, zoals in hoofdstuk 5. Het is tenslotte van te voren niet
bekend hoe de diffusiekromme zal gaan lopen. Zodoende wordt de diffusie alleen
voor het aangeven van een doorbraak gebruikt.
Figuur 7: diffusiecurve en frequentie
distributie. (Bron : www.mitsue.co.jp)
24
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
3.2 Actoren
In het originele schema zijn de actoren verdeeld over de fases waarin de verschillende
actoren de grootste invloed hebben. Bij het zoeken naar taken, rollen en eigenschappen
gaat het echter niet om waar de grootste invloed is, maar wat voor invloed er überhaupt is. In het nieuwe schema komen alle actoren dan ook in elke fase voor, waarbij de rollen
die ze spelen overigens wel per fase kunnen verschillen. Verder zijn tijdens de interviews
een aantal actoren ter sprake gekomen die aangepast dienen te worden teneinde ze beter toepasbaar te maken voor dit onderzoek. Van deze zijn hier de substantiële wijzigingen te
vinden. Een overzicht van alle, al dan niet aangepaste, actoren is te vinden in Bijlage II.
Bedrijven
Ten eerste is de actor Bedrijven aangepast. Uit de interviews35 kwam naar voren dat deze
actor voor dit onderzoeksdoel te alomvattend is, omdat er veel verschillende soorten bedrijven zijn welke elk weer op een andere manier invloed kunnen uitoefenen. Om deze
reden is de actor Bedrijven verdeeld over een aantal subactoren, te weten Technostarters,
Entrepreneurs en Midden- en kleinbedrijf, welke hieronder besproken worden.
Technostarters De technostarter staat dicht bij de in het vooronderzoek Technologische Doorbraak genoemde actor Ontwikkelaars. Tijdens een interview36 is deze verder uitgediept. Ten
eerste kwam hierin de tenaamstelling naar voren. Aangezien elke actor die aan een
technologische ontwikkeling meewerkt ontwikkelaar genoemd kan worden, is het voor het onderzoek handig deze te hernoemen. Verder is een ontwikkelaar een bedrijf, en behoort dan ook als zodanig benoemd te worden. Uiteindelijk is deze dan ook onder de
hoofdactor Bedrijven geschaard en hernoemd naar Technostarter, waarvan het ministerie
van Economische Zaken de volgende definitie geeft: ‘Een natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming drijft of de start ervan voorbereidt, op basis van een nieuwe
technologische vinding of een nieuwe toepassing van een bestaande technologie. Het gaat
hier om het verkopen en leveren van producten, processen en/of diensten (geen adviezen)’.37 Een voorbeeld van een technostarter is een zogeheten spin-off; een
technostarter uit een kennisinstelling die recent verworven kennis, ontwikkeld in deze
kennisinstelling, gebruikt als substantiële bijdrage (basis) voor de start-up.38
Entrepreneurs Meerdere experts
39 noemden entrepreneurs of ondernemers als belangrijke missende
actor. Met een entrepreneur wordt eigenlijk een persoon bedoeld, maar omdat de
entrepreneur uiteindelijk een bedrijf opstart is deze toch onder de actor Bedrijven
geschaard. Genoemde kenmerken van deze entrepreneurs zijn: initiatief nemen, bereidheid om risico’s te nemen, bereidheid om nieuwe wegen in te slaan en open staan
35 Interviews J.L.A. Jansen (10-12-08), M.P. Hekkert (20-01-09), D. Loorbach (14-01-09), J. Andringa (22-
01-09), G.P.J. Verbong (23-12-08) 36 Interview G.P.J. Verbong (23-12-08) 37 Website ministerie van Economische Zaken. (www.ez.nl, geraadpleegd 06-04-09) 38 Website Encyclo. (www.encyclo.nl, geraadpleegd 04-03-09) 39 Interviews J.L.A. Jansen (10-12-08), M.P. Hekkert (20-01-09), D. Loorbach (14-01-09), J. Andringa (22-
01-09)
25
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
voor veranderingen. Deze entrepreneurs zijn geen techneuten, zij zijn belangrijk voor de
commercialisatie van het product. Zij herkennen onderzoek/ontwikkelingen met een
winstgevend potentiaal en zetten deze als product op de markt. Entrepreneurs zijn zodoende pas actief in de ontwikkelingsfase, wat ertoe leidt dat de subactor
Entrepreneurs pas vanaf de ontwikkelingsfase geanalyseerd wordt.
Midden- en kleinbedrijf Ook het midden- en kleinbedrijf (MKB) is door een expert
40 genoemd als missende actor.
Als voorbeeld werden productiebedrijven en toeleveranciers genoemd. Deze zijn vaak klein, want voor productie zijn niet veel mensen nodig, maar zij kunnen wel degelijk heel
innovatief zijn. Zij zien problemen met de huidige technologie en kunnen hier
aanpassingen op aanbrengen. Omdat zij vooral belangrijk zijn voor het verbeteren van bestaande technologie is ook de subactor MKB pas vanaf de ontwikkelingsfase van
belang.
Overheid
Verder kwam uit een interview40
naar voren dat de actor Overheid een beleidstak en een
politieke tak heeft, welke los van elkaar staan. Andere actoren kunnen het beleid van de overheid beïnvloeden, maar het politieke klimaat niet of nauwelijks. Of de politiek
bijvoorbeeld open staat voor duurzame energie wordt grotendeels door het stemgedrag
van de maatschappij bepaald. Dit is lastig te beïnvloeden en zodoende een randvoorwaarde voor de andere actoren. Het beleid van de overheid, waarin bepaald
wordt welke soorten duurzame energie de overheid gaat stimuleren en hoe, valt echter
beter te beïnvloeden door de andere actoren, bijvoorbeeld door activiteiten als lobbyen.
Financiers
Als laatste kwam een substantiële wijziging in de actor Financiers tijdens de interviews41
naar voren. Bij deze actor ging het om het uitsplitsen van de actor in verschillende
soorten financiers zodat duidelijk is dat de actor ook andere soorten financiers dan alleen
banken bevat. Zo is voor startende, innovatieve bedrijven, zoals technostarters, financiering via investeringsmaatschappijen en durfkapitalisten42 en vrienden en/of
familie veel belangrijker. Banken beschouwen investeringen in deze bedrijven vaak als te
risicovol.
40 Interview J. Andringa (22-01-09) 41 Interviews J. Andringa (22-01-09), T.C.R. van Someren (05-02-09) 42 Maatschappijen en mensen die kapitaal steken in nieuwe, veelbelovende innovaties/bedrijven in ruil voor
een percentage winst/belang in bedrijf.
Entrepreneurs en entrepreneurschap
De subactor Entrepreneurs staat in dit geval voor ondernemers in het bedrijfsleven.
Entrepreneur- (of ondernemer)schap kan echter ook bij andere actoren voorkomen. Dit
is ondervangen middels de factor flexibiliteit en risiconemend. Deze factor beschrijft twee belangrijke kenmerken van entrepreneurschap (flexibiliteit en risicobereidheid),
welke ook hierboven bij de subactor Entrepreneurs zijn aangegeven.
26
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
3.3 Factoren
Ook de factoren dienen aangepast te worden om beter bruikbaar te zijn voor het huidige
onderzoek. Met informatie uit de interviews is getracht om de factoren te verduidelijken
en ze qua belangrijkheid meer op één lijn te krijgen. Verder is er met de experts gediscussieerd over de originele verdeling van de factoren over de fases. In deze
paragraaf zijn de meest genoemde factoren, samen met de belangrijkste
aanpassingspunten, weergegeven. Een overzicht van alle factoren met een beschrijving is te vinden in Bijlage III. In de volgende paragraaf komt de verdeling van de factoren over
de fases aan bod.
Netwerken
Ten eerste wezen de experts43 op het belang van de factor Netwerken. Deze komt in het
hele innovatieproces terug, en dient dan ook in elke fase behandeld te worden. Voor veel moderne innovaties is het zelfs belangrijker dat er een goed netwerk is en/of goede
samenwerkingsverbanden zijn dan hoe goed de individuele actoren an sich zijn. Het
netwerk levert dus meer op dan de som der delen. Om het belang van netwerken te benadrukken is het verder belangrijk om alle facetten
van netwerken mee te nemen. Zo is een netwerk niet alleen belangrijk voor
kennisoverdracht, maar ook voor de overdracht van kennissen. En ook kennis zelf is te summier, hier wordt ook ‘Know-how’, meer toepassingsgerichte kennis, overgedragen.
Deze ‘know-how’ betreft zaken als ‘Hoe kom je op de markt?’ en ‘Hoe doe je zaken?’
Een verder discussiepunt betrof de factor Open Innovatie in de ontwikkelingsfase. Dit concept, geïntroduceerd door Chesbrough (2003), benadrukt het belang van samenwerking tussen verschillende soorten partijen en de betrokkenheid van gebruikers
bij de ontwikkeling van nieuwe technologieën. Door over grenzen heen te kijken, krijgen
bedrijven en kennisinstellingen eerder en beter zicht op vernieuwende kennis en technologieën dan wanneer zij alleen op de eigen organisatie zouden vertrouwen.44
Deze factor staat apart in het vooronderzoek vermeld, maar beslaat eigenlijk gewoon een
vergaande vorm van samenwerking in netwerken, en zou dan ook onder de factor Netwerken moeten vallen.
43 Interviews G.P.J.Verbong (23-12-08), D. Loorbach (14-01-09), J. Andringa (22-01-09) 44 De Boer et al. (2008), blz. 15-16
Open source
Een andere genoemde netwerkvorm tijdens het interview met J. Andringa (22 januari 2009) behelst het open source concept. Dit is een vergaande vorm van open innovatie,
waarbij iedereen aan de innovatie kan meewerken en van de resultaten profiteren. Het
besturingssysteem Linux is bijvoorbeeld via het open source systeem ontwikkeld. Deze vorm van samenwerking staat echter nog in de kinderschoenen en zal, in elk
geval in de nabije toekomst, door de meeste bedrijven nog niet geaccepteerd zijn.
Daarom is in dit onderzoek alleen open innovatie meegenomen.
27
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
Dominant paradigma
Meerdere experts45 hadden commentaar op de originele beschrijving van de factor
Dominant paradigma. Deze factor wordt in Knoppert (2008) beschreven als belemmerende factor vanwege het feit dat bedrijven moeilijk over de huidige denkwijze
binnen een bepaald paradigma kunnen stappen, dankzij de hoge mate van onzekerheid die
hiermee gepaard gaat. Dit is echter niet alleen een belangrijke factor voor bedrijven, hetgeen al naar voren komt in de beschrijving die de Van Dale (2005) geeft van een
paradigma: algemeen kader van de theorievorming van een bepaalde wetenschap in een
bepaalde periode. Uit deze beschrijving blijkt direct de invloed van het dominante
paradigma op kennisinstellingen (wetenschap). Met name heeft dit invloed op universiteiten, omdat zij niet alleen onderzoeken aan de hand van het dominante
paradigma, maar het dominante paradigma ook onderwijzen. In de loop der tijd kan het
dus voor alle kennisinstellingen belangrijk worden om met een andere zienswijze naar problemen te kijken, maar de universiteiten dienen deze nieuwe zienswijze ook mee te
nemen in hun opleidingen en te onderwijzen. Voor bedrijven is deze paradigmavorm van
belang indien zij fundamenteel onderzoek doen, wat echter voor slechts weinig bedrijven het geval is.
Verondersteld wordt daarom dat in het vooronderzoek met de factor Dominant
Paradigma het dominante technologische paradigma wordt bedoeld. Het technologisch paradigma beschrijft onder andere de in het verleden opgebouwde kennis en know-how
door de samenleving waar het pad, welke een technologische ontwikkeling volgt, van
afhangt. Het is daarom, met name voor radicalere ontwikkelingen, belangrijk dat de actoren van deze (verouderde) zienswijze af stappen.
Later in het ontwikkelingsproces blijft het dominante technologische paradigma een
belangrijke factor, aangezien deze ook de periferie rond de dominante technologie(ën)46
beschrijft. Deze periferie beslaat zaken als benodigde infrastructuur en de
gebruikerscultuur. Uiteindelijk zal de nieuw ontwikkelde technologie, om een grote
doorbraak te bewerkstelligen, moeten concurreren met de dominante technologie(ën) welke gebruikt worden voor hetzelfde doel. Dit is in het huidige onderzoek met name van
belang in de implementatiefase, waar de nieuwe technologie op de markt komt en
bedreigend wordt voor het bestaande regime. Tijdens de eerste marktintroductie(s) van de technologie kan deze daarom beter in niches geïntroduceerd worden. Na een doorbraak
kan het paradigma verbonden aan de nieuwe technologie dominant worden; het oude
regime wordt verdreven door het nieuwe.
Sociale acceptatie
De factor Sociale acceptatie beschrijft de houding van de (toekomstige) gebruikers ten opzichte van de technologie. Uit een interview47 kwam naar voren dat deze factor niet
alleen in de implementatiefase, maar ook al in de ontwikkelingsfase belangrijk is. Om een
innovatie succesvol te laten worden is het voor de ontwikkelaars namelijk verstandig om al tijdens de ontwikkeling rekening te houden met de toekomstige gebruikers, zeker als
45 Interviews J.L.A. Jansen (13-11-08 & 10-12-08), M.P. Hekkert (20-01-09), G.P.J. Verbong (23-12-08), D. Loorbach (14-01-09) 46 Meervoud mogelijk omdat een dominant regime uit meerdere technologieën kan bestaan. Het dominante
mobiliteitsregime bestond bijvoorbeeld eind 19de eeuw uit openbaar vervoer, zoals trams en treinen, en
individueel vervoer, zoals paard en wagen en de fiets. (Interview G.P.J. Verbong, 23 december 2008) 47 Interview J. Andringa (22-01-09)
28
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
het gaat om een radicale innovatie. Enerzijds kunnen de mensen voorbereid worden op
het product, bijvoorbeeld door observatiemogelijkheden te creëren, anderzijds kan het
product aangepast worden aan de gebruikers.
Adaptatiefactoren
In de factor Adaptatiefactoren wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende gebruikersgroepen, waardoor het commentaar van een expert48 op de actor Gebruikers
onder deze factor afgevangen kan worden. De expert wees er namelijk op dat de actor
Gebruikers te allesomvattend is voor een onderzoek naar taken, rollen en eigenschappen,
omdat er verschillende soorten gebruikers zijn, zoals professionele en particuliere gebruikers. Deze gebruiken de technologie op een andere manier, waardoor ook
gedeeltelijk andere taken, rollen en eigenschappen benodigd zijn. Ook zitten er
verschillen tussen de adaptatiesnelheid van de verschillende actoren. Zo is daar de Diffusion of Innovation theorie van Rogers49, welke de gebruikers onderscheidt
doormiddel van categorieën op basis van adaptatiesnelheid, zie figuur 8. In de factor
Adaptatiefactoren is hier echter al rekening mee gehouden. Deze factor
beschrijft de verschillen tussen de
gebruikersgroepen met betrekking tot het adapteren van innovaties. Het gaat
er bij deze factor vooral om dat de
andere actoren rekening houden met het feit dat er verschillende soorten
gebruikers en gebruikersgroepen zijn.
Vraagontwikkeling
De interviews50 hebben ook een, voor
dit onderzoek benodigde, nieuwe factor aan het licht gebracht, namelijk een factor
voor het beschrijven van de vraagontwikkeling. Deze Vraagfactor beslaat de eigenlijke
lange termijn vraag vanuit de maatschappij, de zogenoemde ‘Demand’, welke ook in paragraaf 3.1 beschreven is. Deze factor beschrijft het gegeven dat maatschappelijke
vraagstukken op een gegeven ogenblik herkend worden, wat leidt tot een
maatschappelijke vraag. Deze vraag creëert op zijn beurt weer ruimte voor fundamenteel onderzoek of innovaties die al lang op de plank liggen of in ontwikkeling zijn.
Economische en technische ontwikkeling Het economische stuk van deze factor is voor de actoren zeer lastig te beïnvloeden. Ook
zegt de economische ontwikkeling volgens een expert51 niet veel over de investeringen in
ontwikkelingen. Een tijd van economische neergang kan bijvoorbeeld ook de katalysator van efficiëntieverhogende vernieuwingen zijn. Technische ontwikkelingen buiten de
eigen technologie ontwikkeling zijn echter wel van belang; zij kunnen bijdragen aan het
48 Interview G.P.J. Verbong (23-12-08) 49 Rogers, E. M. (2003) 50 Interviews D. Loorbach (14-01-09), J.L.A. Jansen (13-11-08) 51 Interview J. Andringa (22-01-09)
Figuur 8: adaptatiecategorieën op basis van
innovativiteit. (bron: cq-pan.cqu.edu.au)
29
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
verbeteren of zelfs mogelijk maken van een product. Hier kunnen ook concurrerende
technologieën onder vallen. Deze factor is zodoende gereduceerd tot de factor Technische
ontwikkeling.
3.4 Factorenverdeling
Tijdens de interviews52 is naar voren gekomen dat de verdeling van de factoren over de
fases aangepast dient te worden om de bruikbaarheid voor het huidige onderzoek naar taken, rollen en eigenschappen te vergroten. De verdeling van de factoren over de fases is
alleen niet simpelweg los te laten, zoals bij de actoren, omdat de factoren per fase sterk in
belangrijkheid verschillen. Dit zou betekenen dat voor elke fase alle factoren bekeken worden, terwijl sommige factoren in bepaalde fases totaal niet van belang zijn.
De discussies hierover tijdens de interviews hebben suggesties voor een aantal
hoofdfactoren opgeleverd, ter groepering van de losse factoren. Dit maakt de factoren meer gelijksoortig en maakt een duidelijkere vergelijking mogelijk. Deze zijn als basis
voor de groeperingsanalyse gebruikt, waar uiteindelijk de volgende hoofdfactoren uit zijn
ontstaan: Netwerken, Innovatieklimaat, Paradigma, Psychologische factoren en Vraag. De onder een hoofdfactor geschaarde factoren beschrijven ruwweg hetzelfde onderwerp,
maar zijn toch verschillend door de faseverschillen. Ook zijn de nieuwe factoren, welke
uit het onderzoek naar boven kwamen, over het schema verspreid. Sommige factoren, zoals Wet- en regelgeving, zijn bij deze verdeling over meerdere hoofdfactoren verspreid.
Zo blijkt uit de analyse dat wet- en regelgeving zowel voor het stimuleren van het gebruik
(Innovatieklimaat) als voor de sociale acceptatie (Paradigma) belangrijk kan zijn. Hieronder volgt een korte beschrijving van elke hoofdfactor.
Netwerken Netwerken zijn in alle fases belangrijk, alleen zijn er verschillen tussen de soorten netwerken die als belangrijk worden ervaren. In het onderzoek van Knoppert (2008) zijn
bijvoorbeeld de netwerkvormen triple helix en open innovatie genoemd. Deze hebben in
respectievelijk de initiële en de ontwikkelingsfase het grootste potentieel. Onder deze hoofdfactor komen de verschillende netwerkvormen aan bod; kortgezegd geeft deze
hoofdfactor aan welke netwerkvormen met name belangrijk zijn tijdens de verschillende
fases van het proces. Omdat deze netwerken belangrijk kunnen zijn voor de andere hoofdfactoren kan deze hoofdfactor gezien worden als een overkoepelende hoofdfactor.
Goede netwerken dragen bijvoorbeeld ook weer bij aan het innovatieklimaat, kunnen
bijdragen aan het creëren van een nieuw paradigma en kunnen helpen bij het goed voor ogen krijgen van de vraag van de gebruikers.
Innovatieklimaat De hoofdfactor Innovatieklimaat beschrijft de directe voorwaarden die het mogelijk
maken dat onderzoek plaatsvindt (experimenteer- en onderzoeksklimaat), dat
ontwikkeling plaatsvindt (ontwikkelingsklimaat) en dat de techniek geïmplementeerd wordt (adaptatieklimaat). In dit onderzoek gaat het om de stimulerende maatregelen van
de actoren om deze ‘klimaten’ te verbeteren. Voor het ontwikkelingsklimaat kunnen
52 Interviews J.L.A. Jansen (10-12-08), D. Loorbach (14-01-09)
30
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
bijvoorbeeld belastingvoordeel voor technostarters en/of andere technologische
ontwikkelingen belangrijk zijn.
Paradigma De hoofdfactor Paradigma beschrijft in dit onderzoek de huidige, gangbare zienswijzen
van de omgeving op sociaal en technologische niveau. Het gaat vooral om paradigmaverschuivingen: de overgang van het bestaande paradigma naar een nieuw
paradigma. In het kader van dit onderzoek ontstaan deze sociale en technologische
paradigmaverschuivingen dankzij of ten behoeve van technologische ontwikkeling.
Een sociale paradigmaverschuiving is een soort waardeverschuiving welke resulteert in andere waarden en een andere manier van denken. Dit is bijvoorbeeld recentelijk gebeurd
met het waterbeheer; waar voorheen voornamelijk geconcentreerd werd op het beheersen
van water staat nu het samenwerken met het water centraal. Een (bijwerking van de) zienswijze kan, dankzij een waardeverschuiving, gezien gaan worden als een probleem.
Een waardeverschuiving als deze creëert vervolgens mogelijkheden tot innovatie.
Meestal ontstaat een dergelijke omslag in denken omdat de huidige problemen niet meer met de oude denkwijzen op te lossen zijn. Dit creëert wrijving in het bestaande
technologische paradigma. In het begin gaat het bij deze hoofdfactor daarom
voornamelijk om het herkennen en stimuleren van waardeverschuivingen in het sociale paradigma en het herkennen van wrijving in het bestaande technologische paradigma.
Later richt deze hoofdfactor zich met name op het dominante technologische paradigma.
Het betreft hier de concurrerende technologie(ën) en de periferie rond deze technologie(ën). De in Knoppert (2008) genoemde factoren Structuur, cultuur en
omgeving van de samenleving en Wet- en regelgeving zijn in de latere fases onder dit
technologische paradigma af te vangen.
Psychologische factoren De hoofdfactor Psychologische factoren beschrijft op zijn beurt bepaalde eigenschappen van de actoren zelf welke de ontwikkeling en doorbraak van een technologie stimuleren.
Onder andere komen hier de in Knoppert (2008) genoemde psychologische factoren
(invloed op creativiteit en innovativiteit) en bedrijfsfactoren (invloed op flexibiliteit en risiconemendheid) aan bod. Omdat uit de analyse is gebleken dat flexibiliteit en
risicobereidheid niet alleen belangrijk is voor bedrijven, is de factor Bedrijfsfactoren als
flexibiliteit en risiconemend overigens omgezet in de factor Flexibiliteit en risiconemend. Verder is er aandacht voor de organisatiecultuur van de actoren. Deze hoofdfactor kan,
net als de hoofdfactor Netwerken, gezien worden als een overkoepelende hoofdfactor.
Eigenschappen van de actoren hebben namelijk invloed op de manier waarop de taken en rollen worden uitgevoerd. Flexibel en risiconemend gedrag van de overheid, met
betrekking tot het verstrekken van subsidies of belastingvoordelen op innovatief
onderzoek, is bijvoorbeeld goed voor het innovatieklimaat.
Vraag
De laatste hoofdfactor behandelt de vraagzijde, waarbij vooral is bekeken hoe de actoren inspelen op de (toekomstige) vraag en eisen van de gebruikers en hoe de actoren deze
kunnen stimuleren en aanpassen. De actoren kunnen bijvoorbeeld de sociale acceptatie en
de adaptatiefactoren van de gebruikers stimuleren. Deze adaptatiefactoren verschillen hierbij met het onder de hoofdfactor Innovatieklimaat genoemde adaptatieklimaat aan de
31
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
hand van het verschil in richting. Het stimuleren van de adaptatiefactoren is gericht op de
gebruiker zelf; wat is voor de gebruiker belangrijk bij adaptatie, hoe houden we hier
rekening mee en hoe valt de technologie aan te passen aan de adaptatiefactoren van de gebruikers? De invloed van de andere actoren op de adaptatiefactoren is vrij beperkt. Zij
dienen vooral naar deze te luisteren en erop in te spelen, bijvoorbeeld door middel van
productdifferentiatie. De gebruikers hebben overigens zelf wel invloed op hun adaptatiefactoren, bijvoorbeeld door technische competenties te ontwikkelen. Hier
kunnen kennisinstellingen ook een bijdrage aan leveren. Het adaptatieklimaat aan de
andere kant is gericht op het stimuleren van bepaalde omgevingsfactoren die helpen bij
adaptatie, bijvoorbeeld subsidie op de aanschaf. Bij het stimuleren van het adaptatieklimaat blijven de adaptatiefactoren van de gebruiker gelijk, alleen de
voorwaarden voor adaptatie worden makkelijker gemaakt.
Hoofdfactorenschema
Hoe de factoren onder deze hoofdfactoren zijn verdeeld is terug te vinden in het volgende
hoofdfactorenschema:
Initieel ontwikkeling implementatie
Netwerken
Triple Helix belangrijk voor kenniscreatie en deling
Open innovatie, netwerken t.b.v. mobiliseren middelen voor ontwikkelen en produceren
Gebruikers->Bedrijven terugkoppelen
Innovatie-klimaat
Experimenteer- en onderzoeksklimaat
Ontwikkelingsklimaat. Gunstige subsidies en wet- en regelgeving voor ontwikkeling. Technische ontwikkeling
Adaptatieklimaat: subsidies, nichegebruik, gunstige Wet- en regelgeving t.b.v. implementatie
Paradigma
Waardeverschuiving in dominant sociaal paradigma herkennen. (Wrijving in) dominant technologisch paradigma herkennen -> creëert vraag.
Rekening houden met en veranderen van dominant technologisch paradigma. Met name infrastructuur (Structuur, cultuur en omgeving van de samenleving) en wet- en regelgeving belangrijk.
Creatie nieuw technologisch paradigma. Met name infrastructuur (Structuur, cultuur en omgeving van de samenleving) en de wet- en regelgeving belangrijk.
Psycho-logische factoren
Flexibiliteit en risiconemend bij universiteiten en MO’s. Creativiteit, innovativiteit stimuleren. Ethiek
Organisatiecultuur. Flexibiliteit en risiconemend. Creativiteit, innovativiteit stimuleren, Ethiek
Flexibiliteit en risiconemend. Ethiek (maatschappelijke verantwoordelijkheid)
Vraag
Onderzoek richten op verwachte lange termijn vraag. Eindbeelden uitdragen t.b.v. latere sociale acceptatie
Technologie aanpassen aan verwachte vraag en eisen en aan huidige gebruikerscultuur.
Sociale acceptatie. Wet- en regelgeving t.b.v. sociale acceptatie opzetten. Adaptatiefactoren
Tabel 2: hoofdfactorenschema
Ter verduidelijking van deze tabel volgt hieronder voor elke hoofdfactor een beschrijving
van de onderliggende factoren en het belang van deze in de fase waaronder de factor
geplaatst is.
32
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
Netwerken De hoofdfactor Netwerken is uitgesplitst in een aantal belangrijke netwerkvormen, welke in de bijbehorende fases opgezet dienen te worden. In de initiële fase is het belangrijk dat
er communicatie is tussen de bedrijven, kennisinstellingen en de overheid voor
kennisoverdracht en het opzetten van eindbeelden. Een netwerkvorm als het Triple helix53
dient hiervoor opgezet te worden. In de ontwikkelingsfase draait het meer om overdracht
tussen de actoren van contacten en kennis over praktische zaken, gericht op het
mobiliseren van middelen (financieel en menselijk kapitaal) ten behoeve van het
ontwikkelen en produceren van de technologie. Kennisoverdracht tussen bedrijven in de vorm van open innovatie is een betrekkelijk nieuw fenomeen wat kan bijdragen aan de
innovativiteit. In de implementatiefase is het belangrijk dat er goede netwerken tussen de
bedrijven en gebruikers ontstaan, via welke de gebruikers hun gebruikservaring kunnen delen en verbeteringen voor kunnen stellen. Met de feedback van de gebruikers kan
namelijk het ontwikkelingsproces weer worden aangejaagd.
Innovatieklimaat De hoofdfactor Innovatieklimaat bevat een aantal innovatieklimaat-stimulerende
factoren. Via deze wordt het makkelijker om technologie te ontwikkelen en op de markt te brengen. In de initiële fase betreft dit vooral het experimenteer- en onderzoeksklimaat;
hoe goed is het onderzoek, is er voldoende ruimte en worden de onderzoeken en
experimenten voldoende gestimuleerd? In de ontwikkelingsfase is het belangrijk dat er een goed klimaat voor het ontwikkelen
van de technologie ontstaat. Ter stimulering kunnen kennisinstellingen als het TNO
fundamenteel onderzoek naar toegepast onderzoek omzetten, zodat bedrijven makkelijker op de technologie door kunnen ontwikkelen. Ook kan de overheid ontwikkelingen bij
bedrijven stimuleren, bijvoorbeeld door subsidie op onderzoek of door speciale
ontwikkelingsniches op te zetten, waarin zonder belemmerende wet- en regelgeving geëxperimenteerd kan worden. Verder zijn in deze fase de externe technologische
ontwikkelingen belangrijk, in de vorm van noodzakelijke of verbeterende
component/materiaal ontwikkeling door derden, waaronder overigens ook concurrerende technologieën kunnen vallen.
In de implementatiefase is het vooral belangrijk dat het adaptatieklimaat wordt
gestimuleerd door middel van maatregelen als subsidies op gebruik/inkoop en stimulerende wet- en regelgeving, zoals het opstellen van inkoopregels bij de overheid
welke bepalen dat ingekochte spullen innovatief en/of duurzaam moeten zijn.
Paradigma Zoals vermeld beschrijft de hoofdfactor Paradigma de huidige, gangbare zienswijzen van
de omgeving op sociaal en technologische niveau. Over het geheel van alle fases genomen is hierbij vooral het dominante technologische paradigma, welke de bestaande
technologie en zijn periferie beschrijft, van belang.
Het sociale paradigma is met name belangrijk in de initiële fase. De ontwikkeling van een technologie kan namelijk geïnitieerd worden dankzij een soort waardeverschuiving; een
sociale paradigmaverschuiving. In de initiële fase dienen de actoren zodoende
53 Netwerkvorm bevattende overheid, bedrijfsleven, kennisinstellingen en intermediairs. (Knoppert, 2008)
33
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
waardeverschuivingen in het sociale paradigma die kunnen bijdragen aan een bepaalde
technologische ontwikkeling te herkennen en te stimuleren. Deze veranderde vraag uit de
samenleving kan leiden tot wrijving met het op dat moment dominante technologische paradigma.
Vervolgens draait het in de ontwikkelingsfase voornamelijk om het aanpassen van de
technologie aan het dominante technologische paradigma of het technologische paradigma aan de nieuwe technologie. Om het paradigma aan te passen dienen de actoren
over het dominante paradigma te stappen, de samenleving dient klaargemaakt te worden
voor de technologie, en de infrastructuur van het dominante technologische paradigma
dient aangepast te gaan worden aan de nieuwe technologie. Ook dient er rekening gehouden te worden met de wet- en regelgeving van het oude paradigma en indien nodig
dient ervoor gezorgd te worden dat deze aangepast wordt.
Uiteindelijk zorgt het gebruik van de technologie in de implementatiefase ervoor dat er een nieuwe gebruikerscultuur om de technologie gebouwd wordt. Dit kan, samen met de
benodigde veranderingen genoemd in de ontwikkelingsfase, leiden tot een nieuw
technologisch paradigma. Indien de technologie doorbreekt en doorzet, kan deze het nieuwe dominante technologische paradigma gaan vormen.
Psychologische factoren De vierde hoofdfactor betreft de Psychologische factoren. Bij de start van de eerste,
initiële, fase is met name de factor Flexibiliteit en risiconemend belangrijk voor
maatschappelijke organisaties en de wetenschap (kennisinstellingen). Zij moeten namelijk ver vooruit kunnen en durven kijken om wrijving in het dominante paradigma te
ontdekken en hier lange-termijn oplossingen en eindbeelden voor te bedenken. Hiervoor
is flexibel management nodig, zodat creativiteit op dit gebied een kans krijgt, en risicobereidheid, want zo ver vooruit kijken gaat gepaard met risico’s. Ook voor de
overheid en bedrijven kan flexibiliteit en risicobereidheid belangrijk zijn in de initiële
fase, met name als zij zich actief bemoeien met fundamenteel onderzoek, via bijvoorbeeld respectievelijk onderzoeksinstituten en R&D afdelingen. Verder is het in de
initiële fase belangrijk om de creativiteit en innovativiteit te stimuleren binnen de
onderzoeksinstituten, kennisinstellingen en de fundamentele R&D afdelingen van gevestigde bedrijven.
In de ontwikkelingsfase gelden dezelfde factoren als belangrijk, maar dan meer gericht op
het bedrijfsleven. De overheid dient in deze fase voornamelijk risiconemend, met betrekking tot subsidies, en flexibel, met betrekking tot wet- en regelgeving, op het
gebied van onderzoek te zijn. Dit blijft voor de overheid ook in de implementatiefase
belangrijk, maar dan voor subsidies en regelgeving betreffende het gebruik. Voor hedendaagse casussen is tevens de factor Ethiek belangrijk; actoren hebben een
bepaalde maatschappelijke verantwoordelijkheid, waar ze tijdens het onderzoek, de
ontwikkeling en de implementatie rekening mee dienen te houden.
Vraag Bij de hoofdfactor Vraag is het belangrijk voor de andere actoren om sensitiviteit te hebben voor de vragen en eisen van de (toekomstige) gebruikers. In de initiële fase staat
vooral het communiceren met latere gebruikers centraal; wordt het probleem gezien als
een probleem en is dit de oplossing die ze willen? Verder kunnen mogelijke oplossingen, omschreven als lange termijn eindbeelden, alvast onder de toekomstige potentiële
34
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
gebruikers verspreid worden. Dit draagt bij aan het klaarmaken van de samenleving voor
de technologie en de latere sociale acceptatie. In de ontwikkelingsfase wordt het
belangrijk om de innovatie aan te passen aan de te verwachten vraag en eisen en (indien mogelijk) aan de huidige gebruikerscultuur. In de implementatiefase is het belangrijk dat
de andere actoren rekening houden met de adaptatiefactoren van de gebruikers. Het gaat
hierbij ook om verschillen in adaptatiefactoren van verschillende ‘soorten’ gebruikers, waarmee doormiddel van productdifferentiatie rekening kan worden gehouden. Ook staat
in de implementatiefase de sociale acceptatie centraal. Om een technologie door te laten
breken is een brede sociale acceptatie van de technologie nodig. Wet- en regelgeving kan
hieraan bijdragen doordat het de technologie legitiem maakt, waardoor weerstand tegen de verandering doorbroken kan worden.
3.5 Taken, rollen en eigenschappen
Uit de interviews zijn veel rollen en activiteiten gekomen die vrij algemeen zijn, deze zijn
terug te vinden in de Taken/rollentabellen in Bijlage IV. De taken, rollen en
eigenschappen die meer uitleg behoeven worden beschreven in dit hoofdstuk. Sommige van deze zijn actorspecifiek, andere zijn factorspecifiek. Deze paragraaf is daarom
ingedeeld in een actoren- en een factorenparagraaf.
3.5.1 Actorspecifieke taken, rollen en eigenschappen
Bedrijven
In dit onderzoek zijn de hoofdactiviteiten van bedrijven het zoeken naar innovaties, het
ontwikkelen van innovaties en het proberen deze aantrekkelijk te maken voor de markt.54
Bedrijven zijn echter niet zomaar geïnteresseerd in innovaties, omdat zij het meeste geld
verdienen door bestaande technologie zo lang mogelijk in stand te houden. Zolang de
concurrentie er niet mee bezig is zullen ze zelf niet snel het initiatief om te innoveren nemen.55 Volgens andere experts56 is dit tegenwoordig echter minder zwart-wit als
vroeger. Bedrijven leggen minder de nadruk op winst maken; zij zijn zich meer bewust
van hun maatschappelijke positie. Maatschappelijk verantwoord ondernemen en duurzaamheid wint dan ook terrein. Toekomstige en huidige bedrijfsleiders en managers
zouden hier op getraind moeten worden. Omdat deze eigenschappen pas zeer recent aan
het opkomen zijn, en daardoor niet toepasbaar zijn voor historische analyses, zijn deze in de taken/rollentabel in groen geschreven.
Verder zijn er bepaalde gevestigde bedrijven, als Shell en Unilever, die innoveren omdat
ze over pakweg 25 jaar ook nog op de markt willen zijn. Dit besef dat het voor bedrijven
nodig is om te vernieuwen, aan marktdiversificatie te bouwen en groeimarkten te vinden om te kunnen overleven op de lange termijn begint bij steeds meer bedrijven op te komen
en kan sterk bijdragen aan de doorbraak van technologische ontwikkelingen.57
54 Interview D. Loorbach (14-01-09) 55 Interview G.P.A. Mom (13-02-09) 56 Interviews J.L.A. Jansen (10-12-08), J. Andringa (22-01-09) 57 Interview J.L.A. Jansen (10-12-08)
35
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
Technostarters
Volgens de experts heeft de subactor Technostarters van de actor Bedrijven een
belangrijk rol in het proces. De echte radicale vernieuwingen komen namelijk vaak van buiten de gevestigde bedrijven. Deze gevestigde bedrijven proberen zelfs in heel veel
gevallen ontwikkelingen tegen te werken.58 Een gezonde dosis doorzettingsvermogen en
geloof in hetgeen ze ontwikkelen is voor de technostarters dan ook belangrijk. Dit leidt er toe dat deze technostarters risico’s nemen, wat belangrijk is voor innovatie, maar het kan
er ook toe leiden dat ze zo blind achter hun eigen innovatie aanlopen dat ze vergeten dat
er uiteindelijk geld mee verdiend moet worden.59
Daarom is het goed voor deze
technostarters om vooruit en om zich heen te blijven kijken en als uiteindelijk doel het winstgevend maken van het bedrijf, en niet het op de markt brengen van de technologie
zoals ze het oorspronkelijk voor ogen hadden, te stellen. Verder doen ze er goed aan
flexibel en lerend te zijn. Bij deze technostarters gaat het in de ontwikkelfase namelijk vooral om innoveren, maar als de technostarter in de implementatiefase komt moet hij
gaan produceren en concurreren, wat om heel andere taken, rollen en eigenschappen
vraagt die opgebouwd dienen te worden.60
De technostarter moet andere mensen aannemen en zal een andere structuur krijgen, welke meer gericht op kostenbesparing en
efficiëntie zijn en veel minder op creativiteit en vernieuwing. Dit is vaak een zeer
moeilijke fase voor een technostarter. Vaak gaat door deze transformatie ook zijn innovativiteit verloren en wordt het een ‘normaal’ bedrijf.
Overheid
Over het algemeen genomen zal de overheid investeren, faciliteren en sturen in de
technologische innovaties die leiden tot de doelen die zij heeft gekregen.61
Het kan hierbij
bijvoorbeeld gaan om de transitie naar een duurzame samenleving. Voor dergelijke activiteiten is een bepaalde vorm van visie en risicobereidheid nodig; het draait hier
tenslotte om het herkennen van een lange termijn vraag en het hiernaar durven handelen,
wat een risico is omdat men nooit precies kan weten hoe de ontwikkeling zal verlopen. De overheid is echter van nature bureaucratisch, waardoor zij goed is in zekerheden
verschaffen, maar slecht is in omgaan met onzekerheid. Ook leidt bureaucratie vaak tot
een afrekencultuur; een cultuur waarbij fouten niet worden getolereerd.62
Om deze redenen is een vorm van ondernemerschap, in de vorm van visie, risicobereidheid en het
herkennen van een vraag, dan ook een belangrijke eigenschap voor de overheid, die dan
ook gestimuleerd dient te worden. Verder is het voor de overheid belangrijk dat zij onbevooroordeeld naar de
(technologische) mogelijkheden kijkt. De overheid heeft namelijk vaak een eigen richting
voor ogen en heeft de neiging zijn criteria op deze, mogelijk suboptimale, richting aan te passen.63
58 Interview T.C.R. van Someren (05-02-09) 59 Interview J. Andringa (22-01-09) 60 Interview M.P. Hekkert (20-01-09) 61 Interview J. Andringa (22-01-09) 62 Interview D. Loorbach (14-01-09) 63 Interview J.L.A. Jansen (10-12-08)
36
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
Wet- en regelgeving Een belangrijke activiteit van de overheid die naar voren kwam betreft de wet- en
regelgeving. De huidige wetten zijn vaak niet gebaseerd op de opkomende technologieën en dienen daarom aangepast of (tijdelijk) opgeheven te worden. Een expert64 wees er op
dat frictie structureel verminderd kan worden als de wet- en regelgeving wordt opgesteld
doormiddel van doelvoorschriften in plaats van middelvoorschriften. Een middelvoorschrift bepaalt dat je een bepaald middel gebruikt om een activiteit uit te
voeren. Dit sluit bepaalde andere, slechtere, middelen uit, maar belemmert ook de
adaptatie van nieuwe, betere, middelen. Een doelvoorschrift daarentegen bepaalt dat je
het doel mag bereiken op elke manier, zolang er maar geen bepaalde negatieve effecten bij ontstaan. Deze ‘doelvoorschriftmethode’ laat zodoende meer ruimte open voor
vernieuwing.
Belastingen Ook is tijdens een interview
65 voorgesteld om het belastingsysteem in Nederland
gunstiger voor innovatie te maken. Startende bedrijven zouden minder belast moeten worden zodat ze door kunnen groeien, bijvoorbeeld door voor de eerste vijf jaar een
lagere omzetbelasting te vragen. Startende ondernemingen staan hierdoor sterker en
hebben een grotere kans op overleven en ook kan dit het ondernemerschap onder de mensen vergroten. Mensen kiezen al snel voor een baan in loondienst, omdat dit veel
minder risico’s met zich meebrengt, terwijl de verdiensten nog steeds goed zijn. Minder
belasting voor startende ondernemingen verkleint de risico’s van ondernemen en vergroot de beloning.
Het is door de expert zelfs voorgesteld om de algehele belastingen te verlagen, waardoor
mensen meer geld overhouden, wat ze vervolgens kunnen investeren in startende ondernemingen. Een belangrijk deel van het startkapitaal van ondernemingen wordt
namelijk via vrienden en familie verkregen. Vooral dankzij de huidige kredietcrisis,
waardoor banken veel eisen stellen aan het lenen van geld, lijkt het belangrijk om deze vorm van financiering te stimuleren. Een algehele belastingverlaging is echter wel zeer
omstreden, aangezien dit ook zou betekenen dat de uitgaven van de overheid omlaag
moeten. Wellicht zijn er andere fiscale mogelijkheden, zoals een belastingvoordeel op duurzame investeringen, mogelijk.
Voor alle genoemde selectieve belastingvoordelen geldt echter wel dat deze
fraudegevoelig zijn. Bestaande ondernemingen kunnen bijvoorbeeld constructies opzetten waarbij hun omzet via een nieuw opgezette onderneming loopt, welke minder belasting
hoeft af te dragen en ook is het mogelijk dat als duurzaam opgegeven investeringen niet
duurzaam zijn. Over de uitvoering van zulke regelingen dient dan ook goed nagedacht te worden.
64 Interview J. Andringa (22-01-09) 65 Interview T.C.R. van Someren (05-02-09)
37
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
Kennisinstellingen
De belangrijkste taken van de kennisinstellingen zijn het uitvoeren van fundamenteel
onderzoek en het opleiden van mensen. Voor de lange termijn is het belangrijk dat er fundamenteel onderzoek door de kennisinstellingen wordt uitgevoerd, omdat het
bedrijfsleven hier over het algemeen niet in investeert. Volgens een expert66 verschuiven,
mede onder druk van de bedrijven, de kennisinstellingen hun onderzoek echter ook steeds meer naar toegepast onderzoek. Dit roept de vraag op wie het fundamentele onderzoek
dan gaat uitvoeren. Om op de lange termijn vooruit te kunnen is het daarom belangrijk
dat de kennisinstellingen zich voornamelijk blijven richten op fundamenteel onderzoek.
Intermediairs
De intermediair is belangrijk voor het samenbrengen van kennis, kennissen en know-
how.67
Volgens een expert66
zijn de intermediairs echter alleen echt van belang als ze erg business gericht zijn en business cases genereren. Onderzoek wordt namelijk vaak
beperkt tot het ontwikkelen van een nieuwe techniek; de intermediair kan vervolgens
helpen met de stap naar commercialisatie.
Gebruikers
Uit de interviews68
bleek dat de gebruikers zelf ook belangrijke taken hebben en dat ze niet alleen dienen om te adapteren. Gebruikers zijn namelijk zelf ook kennisproducenten;
doormiddel van feedback69
en bèta testen70
kunnen zij suggesties voor verbetering doen.
De gebruiker dient hiervoor reflexief te zijn; hij moet de techniek bewust gebruiken. Bedrijven doen er dan ook goed aan om deze bewuste gebruikers te verzamelen. Verder
geven de gebruikers een maatschappelijke betekenis aan innovaties en ontwikkelen er een
routine omheen.71
Ook kan een gebruiker zelf over ondernemerschap beschikken en met een verbetering op de markt komen.66
Media
Een belangrijke taak van de media is het zorgen voor probleemherkenning. De media kan
maatschappelijke problemen in beeld brengen, waardoor de vraag uit de samenleving
meer in de spotlights komt en makkelijker herkend kan worden door de andere actoren. Verder is de media belangrijk voor het informeren van het publiek over de innovatie en
het creëren van observatiemogelijkheden.
3.5.2 Algemene rollen, taken en eigenschappen
De volgende taken, rollen en eigenschappen zijn voor meerdere of alle actoren van
belang.
66 Interview T.C.R. van Someren (05-02-09) 67 Interview J. Andringa (22-01-09) 68 Interviews D.W. Laws (24-11-08), M.P. Hekkert (20-01-09), D. Loorbach (14-01-09), Interview T.C.R.
van Someren (05-02-09) 69 Terugkoppeling van gebruikservaringen naar ontwikkelaars 70 Een nog niet uitontwikkeld product door gebruikers laten testen 71 Interview D. Loorbach (14-01-09)
38
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
Figuur 10: Draagvlak- en ontwikkellijn.
(Bron: prof.em.dr. ir. J.L.A.Jansen)
Sensitiviteit voor andere actoren
In een interview72 kwam naar voren dat het belangrijk is dat de actoren een vorm van
sensitiviteit voor de verschillende groepen in de maatschappij ontwikkelen en dat ze kijken hoe ze daarbinnen hun eigen rol kunnen definiëren als overheid, bedrijf, etc. De
actoren moeten kunnen reflecteren op de positie zoals ze op een bepaald moment hebben
en de bewegingen en trends die ze om zich heen zien. Aan de hand van deze informatie kunnen ze hun opstelling gaan bepalen. In het interview kwam naar voren dat zelfs
maatschappelijke organisaties dit doen, zoals een milieubeweging die in de ontwikkeling
van een auto stapt.
Vraag
Tijdens enkele interviews73
is het belang
om de vraag goed voor ogen te krijgen naar voren gekomen. Hier komt een bepaalde
visieontwikkeling bij kijken, waarbij
nagedacht moet worden over het probleem en de mogelijke oplossingen. Hieruit
kunnen één of meerdere eindbeelden
ontstaan. In figuur 9 wordt het eindbeeld geschetst doormiddel van drie activiteiten:
• Probleem analyse, waarbij gebruik wordt gemaakt van:
• een trendanalyse (rekening houden met randvoorwaarden, politiek,
klimaat, schaarste van grondstoffen
etc.).
• en een programma van eisen (rekening houden met de eisen die aan
de innovatie gesteld (gaan) worden).
Verder is het, voor het creëren van een goed eindbeeld, belangrijk dat de verschillende
actoren het eens zijn over de geschetste
eindbeelden. Om dit te bereiken dienen de
verschillende groepen belanghebbenden, in te delen in de draagvlaklijn en
ontwikkellijn, over en weer met elkaar te communiceren (te zien in figuur 10). Dit over en
weer communiceren tot er aan een gestelde voorwaarde wordt voldaan wordt ook wel iteratief werken genoemd.74 De draagvlaklijn staat in dit figuur voor de sociale partners,
zoals bedrijven en overheden. De ontwikkellijn staat voor de
wetenschappers/kennisinstellingen. Uiteindelijk kan de interactie en terugkoppeling tussen deze twee lijnen in een aantal eindbeeld-opties uitmonden. Via het opstellen van
keuzecriteria kan vervolgens een keuze gemaakt worden.
72 Interview J. Andringa (22-01-09) 73 Interviews J.L.A. Jansen (13-11-08 & 20-12-08) 74 Website mijnwoordenboek.nl (www.mijnwoordenboek.nl, geraadpleegd 23-04-09)
Figuur 9: creatie eindbeelden.
(bron: prof.em.dr. ir. J.L.A.Jansen)
39
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
Insider-outsider
Één van de experts75 wees er op dat de actoren verdeeld kunnen worden in insiders en outsiders. Met de insiders wordt de (kleine) groep organisaties aangeduid die heel erg actief zijn om de vernieuwing tot stand te brengen. De outsiders staan hierbuiten, en kunnen van neutraal tot zeer negatief tegenover de vernieuwing staan. Voor de insiders is het belangrijk om de neutrale outsiders in het proces te betrekken, omdat dit nieuwe competenties, ervaring en middelen in kan brengen. Dit maakt het netwerk van voorstanders en de kans op overleven groter, wat leidt tot meer macht en kracht om de weerstand te doorbreken en dan echt de markt op te gaan. Een bank is een goed voorbeeld van een neutrale outsider. 3.6 Conclusie meningen en visies innovatie-experts
Met behulp van de input van de experts zijn er een aantal grote wijzigingen in het oorspronkelijke faseschema van Knoppert (2008), inclusief de achterliggende actoren en factoren, doorgevoerd. Het faseschema geeft nu een realistischer beeld van een succesvolle technologische ontwikkeling, de fases zelf zijn beter gedefinieerd en ook de actoren en factoren (zie Bijlage II en III) zijn beter gedefinieerd, met het opzetten van de hoofdfactoren als hoogtepunt. Dit heeft uiteindelijk geleid tot een betere basis voor de eigenlijke opzet van het onderzoek: het zoeken naar taken, rollen en eigenschappen van de actoren welke de ontwikkeling en de uiteindelijke doorbraak van een technologie kunnen stimuleren. Aan de hand van de interviews is ook al een begin gemaakt met het verzamelen van deze taken, rollen en eigenschappen, welke terug te vinden zijn in de tabellen in Bijlage IV. In het volgende hoofdstuk zal een historische casus geanalyseerd worden met als doel het vergaren van praktijkvoorbeelden van innovatiestimulerende taken, rollen en eigenschappen. Deze casus dient deels als verificatie van tijdens de interviews gevonden taken, rollen en eigenschappen, maar ook als bron van nieuwe taken, rollen en eigenschappen. Verder is het in paragraaf 3.1 gegeven doorbraakmodel gebruikt om de ontwikkeling in verschillende fases op te delen.
75 Interview M.P. Hekkert (20-01-09)
40
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
4. Historische empirische analyse
Het volgende hoofdstuk betreft de analyse van een historische technologische
ontwikkeling, welke op taken, rollen en eigenschappen is onderzocht, alsmede is gebruikt als testcasus voor de toepasbaarheid van het eerder gecreëerde doorbraakmodel. De
onderzochte casus betreft de opkomst van de automobiel in Nederland tijdens de
mobiliteitstransitie eind 19de
/begin 20ste
eeuw. Tijdens deze analyse is specifiek gekeken naar de ontwikkeling en doorbraak van de auto met interne verbrandingsmotor. De
ontwikkelingen in Nederland kwamen namelijk iets later op gang, na mislukte
experimenten met elektrische taxi’s in Berlijn, Londen, Parijs en New York.76
De keuze
voor de interne verbrandingsmotor was eigenlijk dan ook in het buitenland al gemaakt, ondanks dat de elektrische en hybride auto’s op vele punten superieur waren. De elektro-
en de hybrideauto werden echter ‘als de ‘auto van morgen’ de hemel in geprezen, ver
genoeg van de aardse realiteit, om ruimte te maken in het hier en nu voor de auto met interne verbrandingsmotor’.77 Met ‘de auto’ wordt in deze analyse, mits niet anders
vermeld, daarom de auto met interne verbrandingsmotor bedoeld. Als ook de elektrische
auto wordt genoemd in een alinea zal, om verwarring te voorkomen, de auto met interne verbrandingsmotor worden aangeduid als ICE (Internal Combustion Engine) auto.
Als bronnen zijn het interview met Gijs Mom en het boek Van Transport naar Mobiliteit
betreffende de mobiliteitsexplosie (1895-2005) van Gijs Mom en Ruud Filarski gebruikt.
4.1 Korte beschrijving casus
De mobiliteitstransitie beslaat ruwweg de tijdsperiode tussen de uitvinding van de auto door Carl Benz in 1886, zie figuur 11, tot aan de doorbraak bij het grote publiek rond
1920. Kenmerkend voor deze periode zijn de grote veranderingen in de mobiliteit van de
mensen die optrad. Niet alleen de auto, maar ook de elektrische tram en het nog steeds
groeiende treinennetwerk en -gebruik hielpen hieraan mee.78
76 Mom, G.P.A. en Filarski, R., (2008), blz. 60 77 Mom, G.P.A. en Filarski, R., (2008), blz. 112 78 Interview G.P.A. Mom (13-02-09)
Figuur 11: Carl Benz en zijn model III motorwagen.
(Bron: www.flickr.com)
41
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
Uit Mom en Filarski (2008) volgt dat de eerste automobielen, welke Nederland bereikten
rond 1895, in principe nog prototypes met zeer beperkte functionaliteit waren. De hierop
volgende generatie auto’s was dit stadium reeds voorbij en was bedoeld voor een aantal niche markten. Er kwamen luxe auto’s voor de rijke elite, raceauto’s voor de rijke durfal,
en gemotoriseerde taxi’s namen gestaag de rol van de paardentaxi over. Gaandeweg werd
de luxeauto van de elite steeds functioneler en gericht op ‘normaal’ en nuttig gebruik. Toen eenmaal de auto als oorlogsmateriaal tijdens de Eerste Wereldoorlog gebruikt werd,
bleek overduidelijk het praktische nut van de auto. Niet alleen dankzij het vervoer van
militairen en militair materiaal, maar ook doordat de spoor- en tramwegcapaciteit dankzij
de oorlog tot aan haar grenzen was aangesproken, zowel wat betreft het vervoer van personen als dat van goederen. Eigenaren van automobielen hadden hier echter geen last
van; zij konden nog steeds makkelijk reizen. Dit staat in verband met de stelling dat
de tram, dankzij zijn hogere infrastructurele behoefte, een geringere kans maakte dan de motorisering van fiets, koets en paard-en-wagen, die werden gekenmerkt door een
minimale infrastructurele behoefte.79
Een tram heeft een hoge infrastructurele behoefte,
in de vorm van onder andere rails, welke eerst aangelegd moeten worden, terwijl de auto gekenmerkt wordt door een minimale infrastructurele behoefte; de wegen liggen er
tenslotte al. Verder sloot de gebruikscultuur80
op basis van het individueel bezit van het
vervoermiddel meer aan bij de wensen van de gebruiker. Uiteindelijk breekt rond 1920 de auto als nuttig vervoermiddel op grote schaal door. Wereldwijd ging het hierbij om de
auto met interne verbrandingsmotor. Deze had voor die tijd de beste functionaliteit en
sloot het beste aan op de wensen en beleving van de gebruikers.
4.2 Indicatoren fase-indeling
Om een analyse uit te kunnen voeren waarbij rekening wordt gehouden met de
verschillende fasen van de technologie, dienen er enkele indicatoren aangegeven te worden waarmee bepaald kan worden in welke fase de innovatie zich op dat moment
bevindt. In het geval van de automobiel met interne verbrandingsmotor in Nederland is
tijdens het interview met de auteur als eerste indicator de Variëteit naar boven gekomen. Met deze variëteit wordt het aantal verschillende richtingen waarin de technologie wordt
ontwikkeld bedoeld. In het begin is er namelijk nog veel onzekerheid over de te nemen
route. Zaken als wat het moet kunnen en hoe het moet werken staan nog niet vast. In de initiële fase was er dan ook nog veel onduidelijkheid over de te nemen route, waardoor
vele varianten ontstonden. Zo waren er verschillende andere aandrijfmethoden op de
markt, namelijk elektrisch en stoom, en bestond er zelfs nog onduidelijkheid over de beste manier om een auto überhaupt op te bouwen.81
In de ontwikkelingsfase was er al wel duidelijkheid over de vorm van de auto, en was
stoom als aandrijftechniek al afgevallen, maar was er nog wel strijd tussen elektrische aandrijving en de verbrandingsmotor. Tussen de ontwikkelings- en implementatiefase
valt lastig een onderscheid te maken, aangezien de implementatie weer leidt tot nieuwe
79 Mom, G.P.A. en Filarski, R., (2008), blz. 136-137 80 Het samenstel van gedrag, handelingen, gedachten (beeldvorming, intrinsieke motivatie, verwachtingen
en verlangens) en symbolen die door de nieuwe vervoermiddelen mogelijk werden gemaakt en die op hun
beurt de ontwikkeling van de techniek en de maatschappelijke omgeving waarin de techniek moest
functioneren, mede vormgaven. 81 Mom, G.P.A. en Filarski, R. (2008), blz. 60-61
42
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
ontwikkeling (zie paragraaf 3.1). Deze interactie is belangrijk om de technologie aan te
kunnen passen aan de wensen van de gebruiker, wat uiteindelijk kan leiden tot de
uiteindelijke doorbraak. Een indicator van de doorbraak is dan een verdere homogenisering van ‘de auto’ tot, in grote lijnen, één technologische en fysieke bouw.
Een andere manier om de fases te onderscheiden is door de manieren waarop de auto wordt gebruikt te analyseren. Gebruik is zodoende een tweede indicator. In de initiële
fase zijn de eerste fysieke vormen van de technologie prototypes, gemaakt voor het testen
van de technologie en om van het gebruik te leren. Het gaat bij prototypes vooral om het
levensvatbaar krijgen van een technologie. Onder deze noemer kunnen de eerste auto’s geschaard worden, waarmee met name de makers zelf (en enkele rijke durfals) rondreden
om technische verbeterpunten te ontdekken. Het echte perfectioneren komt pas later in de
ontwikkelings-implementatie cyclus. Deze cyclus zal eerst doorlopen worden met de technologie in gebruik in niches en/of door zeer innovatieve gebruikers. Feedback van de
gebruikers zorgt hier voor verbetering van de technologie. Ook kunnen deze gebruikers
aan de sociale acceptatie van de technologie bijdragen. Uiteindelijk zal, bij een succesvolle innovatie, de technologie doorbreken naar het grote publiek. De technologie
zal nu door een breed publiek gebruikt kunnen worden.
Voor beide indicatoren is het lastig om een onderscheid te maken tussen de
ontwikkelings- en de implementatiefase, omdat deze fases zich grotendeels tegelijkertijd
afspelen. Alleen tijdens de eerste cyclus kunnen deze echt los van elkaar worden gezien. Men kan deze fases echter onderscheiden door niet te kijken naar de plaats in het proces,
maar naar de belangrijkste actor. Draait een taak, rol of eigenschap nog om de
ontwikkeling van de technologie zelf, dan behoort deze in de ontwikkelingsfase. Draait deze echter om het gebruik van de technologie, dan behoort deze in de implementatiefase.
Conclusie fase-indeling
Uiteindelijk zijn de variatie en manier van gebruik beide als indicatoren gebruikt voor de
fases. Een combinatie van twee indicatoren geeft een beter beeld en beide zijn ook tijdens
de analyse van de toekomstige casus bruikbaar. Bij het indelen van de fases is duidelijk naar voren gekomen dat de informatie
betreffende de initiële fase in het boek zeer beknopt is, wat te danken is aan het feit dat de
ontwikkeling van de auto zich grotendeels buiten Nederland voordeed. Wel kon men vanaf 1896 de eerste experimentele auto’s, te omschrijven als prototypes, in Nederland
zien rijden.82 De auto verschijnt pas echt op de Nederlandse wegen als de initiële (of
experimentele) fase op zijn eind loopt, wat volgens diverse contemporaine kenners rond 1901/1902 het geval was.83 De auto wordt nu gebruikt in een beperkt aantal niches,
voornamelijk als luxe tourauto. De faseovergang komt ook naar voren in de variëteit. De
auto gebaseerd op de gemotoriseerde koets neemt rond deze tijd de overhand op de auto gebaseerd op fietstechniek, en het mislukken van experimenten met elektrische taxi’s in
diverse wereldsteden rond de eeuwwisseling geeft de ICE auto een duw in de rug.84
82 Mom, G.P.A. en Filarski, R. (2008), blz. 79 83 Mom, G.P.A. en Filarski, R. (2008), blz. 62 84 Mom, G.P.A. en Filarski, R. (2008), blz. 60
43
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
Uit Mom en Filarski (2008) volgt dat de ICE auto grofweg drie maal de ontwikkelings-
implementatie cyclus doorloopt; er worden namelijk drie grote diffusiegolven
onderscheden. Bij deze derde diffusiegolf vindt uiteindelijk de grote doorbraak plaats. Deze doorbraak moet overigens niet gezien worden als een aparte fase. De technologie
zelf zal zich in de ontwikkelings-implementatie cyclus blijven bevinden.
4.3 Taken, rollen en eigenschappen actoren
Deze paragraaf betreft de actoren welke als belangrijk naar voren kwamen in de analyse. Hun belangrijkste taken, rollen en eigenschappen, waarmee tijdens het proces de factoren
zijn beïnvloed, staan bij elke actor vermeld, samen met de desbetreffende, beïnvloedde
factor. Uiteindelijk zijn deze ook in de taken/rollentabel ingevoerd, zie bijlage IV. Taken, rollen en eigenschappen welke casusspecifiek zijn, zijn voor de duidelijkheid in het
blauw geschreven.
Bedrijven
De bedrijven oefenen voornamelijk invloed uit in de ontwikkelingsfase en wel via de
volgende taken, rollen en eigenschappen.
Observatiemogelijkheden creëren Bij de automobiel stond de elite heel anders tegenover de auto dan de midden/arbeiders klasse. Voor de grote doorbraak kon deze ‘lagere’ klasse echter al wel ervaring opdoen
1895 of 1896?
Hoewel in het boek vermeld wordt dat in 1896 de eerste auto in Nederland verscheen,
spreken andere bronnen over 1895. Zo valt in het bericht ‘Waarom de elektrische auto
wegblijft’ in dagblad De Pers te datum 10-03-09 te lezen dat de eerste auto in 1895 in Nederland verschijnt. Ook de Contactgroep Automobiel- en Motorrijwielhistorie stelt
op zijn website (www.conam.info) dat in 1895 voor het eerst een auto in Nederlandse
handen kwam. Zij beroepen zich hierbij op het nieuwsbericht uit de ’s Hertogenbossche Courant van 21 december 1895, te zien in figuur 12.
Figuur 12: knipsel uit de ‘s Hertogenbossche Courant van 21 december 1895
(Bron: www.conam.info)
44
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
met gemotoriseerd vervoer, dankzij onder andere de autobus. 85 Door bussen op de markt
te brengen creëerden bedrijven op deze manier als neveneffect observatiemogelijkheden
voor de niet-gebruikers. Dit is belangrijk in de ontwikkelingsfase voor het klaar maken van de samenleving voor de innovatie, van invloed op de sociale acceptatie, te vinden
onder de hoofdfactor Vraag.
Productontwikkeling en differentiatie Rond 1907 gingen de autofabrikanten op zoek naar alternatieve gebruiksfuncties ter
verruiming van de markt. Dankzij de recessie van 1907 dreigde de markt voor luxe-auto’s
namelijk verzadigd te raken. Dit leidde tot de productie van kleinere, goedkopere en lichtere auto’s voor ‘de gewone burger’.86 Met deze ‘gewone burger’ werden overigens
nog steeds de hogere regionen van de middenklasse bedoeld.
Comfort werd voor het eerst rond 1912 in het wensenlijstje van de gebruiker opgenomen.87 Voor die tijd was de auto nog meer een ‘avonturenmachine’, waarvan het
bedienen een sport was en waaraan de gebruiker zelf moest kunnen sleutelen. De
techniek was namelijk nog onbetrouwbaar en er waren nauwelijks plekken waar mensen auto’s konden onderhouden, dus vele gebruikers moesten dit zelf kunnen. Later werd de
auto betrouwbaarder en dankzij het toepassen van de elektrische startmotor werd het
gebruik aanzienlijk vergemakkelijkt86
, wat de auto functioneler maakte en handelbaarder voor vrouwen; er was nu geen zwaar en ondamesachtig geslinger meer nodig om de
motor aan te zwengelen.
Figuur 13: auto met slinger. (Bron: www.selcuk.nl)
Vrouwen werden zodoende een nieuwe groep van potentiële gebruikers en de fabrikanten
gingen rekening met ze houden bij de productie van auto’s. Voordat de vrouw als
gebruiker werd gezien, werd echter al wel rekening met de vrouw gehouden in verband met zowel de beslissing tot aanschaf van de auto alsmede de uitvoering. Al voor de
oorlog werd de auto verkocht ‘aan de gehele familie’, waardoor de verkoop niet alleen
meer gebeurde op basis van ‘mechanische perfectie’ of het aantal paardenkrachten.88
Hier komt duidelijk naar voren dat het belangrijk is voor de fabrikanten om goed voor ogen te
hebben wie nou eigenlijk de adaptatiebeslissing maken.
85 Interview G.P.A. Mom (13-02-09) 86 Mom, G.P.A. en Filarski, R. (2008), blz. 74 87 Mom, G.P.A. en Filarski, R. (2008), blz. 73 88 Mom, G.P.A. en Filarski, R. (2008), blz. 79
45
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
Verder doen bedrijven er goed aan om goed de maatschappelijke vraag voor ogen te
hebben. In de casus drong het bij de fabrikanten pas door dat een extra sprong in
functionaliteit nodig was voor de grote doorbraak van de gemotoriseerde mobiliteit, waarbij de auto moest veranderen van genotsmiddel en pleziervoertuig naar een vehikel
van maatschappelijk nut, toen de technische eigenschappen van de auto inmiddels geheel
op het snelle toeren waren afgestemd.89
Het onderzoeken van de maatschappelijke vraag had de fabrikanten hier al eerder op kunnen voorbereiden.
Samenvattend is het met name in de ontwikkelingsfase belangrijk dat de bedrijven
rekening houden met de vraag, eisen, criteria en technische competenties van de
gebruikers en de verschillende gebruikersgroepen, te vinden onder de hoofdfactor Vraag, middels productontwikkeling en differentiatie.
Sterke punten van andere, concurrerende technologieën overnemen Verbeteringen aan ICE taxi’s waren
geïnspireerd op de al succesvolle elektrische
taxi’s (figuur 14). De veel grotere betrouwbaarheid van elektrische auto’s
leidde tot meer aandacht op technische
betrouwbaarheid van de fabrikanten van ICE auto’s. Dit mechanisme staat in de
techniekgeschiedenis bekend als
techniekoverdracht tussen concurrerende technologieën.90 Door de sterke
eigenschappen van een bedreigende
technologie over te nemen wordt de bedreigde techniek versterkt. Deze
overdracht is belangrijk voor de hoofdfactor
Innovatieklimaat tijdens de ontwikkelingsfase van de technologie. Het zorgt voor een grotere ‘kennispoel’, waarmee de technologie verbeterd kan worden.
In deze casus treedt ook kennisoverdracht betreffende de infrastructuur op. De centrale
onderhoudsdiensten van de elektrische taxi leidde namelijk tot de erkenning dat ook de ICE auto als onderdeel van een technisch systeem moest worden benaderd. Dit leidde tot
het opkomen van garages voor professioneel onderhoud, wat de betrouwbaarheid van de
ICE auto’s ten goede kwam.91
Het ‘afkijken’ van de concurrentie kan dan ook tevens belangrijk zijn voor het opzetten van een nieuwe infrastructuur tijdens de ontwikkelings-
en implementatiefase, te vinden onder de hoofdfactor Paradigma.
Rekening houden met belastingverschillen De ontwikkeling van de auto met de kleine, goedkope torpedocarrosserie werd
gestimuleerd door een belastingregime dat overal in Europa auto’s belastte naar gewicht, vermogen of cilinderinhoud.92 Deze belasting was dus stimulerend voor de verkoop van
een bepaald type auto; het inkomen van de gebruiker werd minder belangrijk waardoor de
89 Mom, G.P.A. en Filarski, R. (2008), blz. 71 90 Mom, G.P.A. en Filarski, R. (2008), blz. 130 91 Mom, G.P.A. en Filarski, R. (2008), blz. 72 92 Mom, G.P.A. en Filarski, R. (2008), blz. 74
Figuur 14: Elektrische taxi Amsterdamse Taxi
Auto Maatschappij (ATAX).
(Bron: www.techniekinnederland.nl)
46
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
vraag naar dit type auto steeg. De fabrikanten zullen, om aan deze vraag te voldoen, meer
van dit type auto’s gaan ontwikkelen en produceren. Het is dan ook belangrijk voor de
fabrikanten om in de ontwikkelingsfase na te gaan welk type auto gunstige belastingtarieven of subsidies in de implementatiefase kent, aangezien de gebruikers deze
makkelijker kunnen aanschaffen. Dit komt in het taken/rollenschema tot uiting in de
hoofdfactor Vraag als adaptatiefactor. De eisen van de gebruiker kunnen, door de gunstige belastingtarieven en subsidies voor een bepaald type van de technologie,
veranderen. Hiermee dienen de bedrijven in de ontwikkelingsfase rekening te houden.
Aanpassen aan huidige gebruikscultuur De auto sloot aan op het vorige paradigma van de fiets; deze had het idee van een
technisch, persoonlijk en avontuurlijk vervoermiddel al onder de mensen verspreid.93
Ook was van de fiets al gebleken dat het een nuttig vervoermiddel kon zijn, en niet alleen een ‘speeltje van de rijken’.94 De fiets heeft zodoende de sociale acceptatie van de auto
makkelijker gemaakt. Veel mensen die eerst een fiets hadden gingen later dan ook als
eerste over op de auto.95
Uit deze gebeurtenis volgt dat de sociale acceptatie van een technologie gestimuleerd kan worden door tijdens de ontwikkeling de nieuwe technologie
aan te passen aan de gebruikscultuur van een oude technologie. Dit is met name
belangrijk in de ontwikkelingsfase van de hoofdfactor Paradigma.
Lobbyen In Nederland waren er niet veel en/of grote autofabrikanten. Dit was echter anders in bijvoorbeeld Frankrijk, waar de automobielindustrie sterk gegroeid was. Al vlak na de
eeuwwisseling werkten hier rond de 30.000 mensen, waardoor de Franse overheid het
economisch belang van deze industrietak in ging zien.94
Dit leidde er toe dat de fabrikanten zich concreet konden gaan bemoeien met de regelgeving, waarbij het nuttig is
goed te kunnen lobbyen; hun invloed op een acceptabele manier aanwenden. Deze vorm
van lobbyen voor wet- en regelgeving is vooral belangrijk voor het aanpassen van de wet- en regelgeving behorende bij het ‘oude’ technologische paradigma, te vinden onder de
hoofdfactor Paradigma. Dit is belangrijk in de ontwikkelings- en implementatiefase. Ook
is het creëren van wet- en regelgeving voor een innovatie belangrijk voor de sociale acceptatie, te vinden in de implementatiefase bij de hoofdfactor Vraag. Iets dat door de
staat goedgekeurd is, mits het aan bepaalde eisen voldoet, roept minder sociale weerstand
op.
Overheid
Het viel de auteur op dat de overheid opmerkelijk gemakkelijk de auto accepteerde, vermoedelijk omdat de automobilisten en de hogere ambtenaren uit dezelfde klasse
kwamen. Ze waren in essentie dezelfde groep mensen. Dit is goed te zien aan de snelle
opkomst van wet- en regelgeving. Alhoewel er maar een paar duizend mensen met een auto rondreden, werd de regelgeving wel erg snel geregeld. De auteur meldt echter ook
dat de Nederlandse overheid in het begin niet stond te trappelen om het autogebruik zelf
93 Mom, G.P.A. en Filarski, R. (2008), blz. 56 94 Interview G.P.A. Mom (13-02-09) 95 Mom, G.P.A. en Filarski, R. (2008), blz. 59
47
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
te stimuleren. Zij heeft de ontwikkeling echter wel beïnvloedt, en wel op de volgende
manieren.
Belasting De overheid kan een innovatie stimuleren door op een bepaalde manier belasting te
heffen of op een bepaalde manier de opbrengsten te gebruiken. Zo kan de overheid een bepaald type technologie, welke zij wellicht als superieur zien, stimuleren door middel
van het belastingregime. De, eerder onder bedrijven genoemde, ontwikkeling van de
kleine auto met torpedocarrosserie is hier een voorbeeld van.96
Belastingvoordelen zijn in
dit geval niet alleen belangrijk voor het adaptatieklimaat, zie de hoofdfactor Innovatieklimaat tijdens de implementatiefase, maar omdat de lagere belastingtarieven
alleen gelden voor bepaalde typen van de technologie veranderen ook de eisen
(adaptatiefactoren) van de gebruiker, zie de hoofdfactor Vraag tijdens de implementatiefase. De overheid kan op deze manier een ontwikkeling sturen.
Regelgeving opstellen Regelgeving lijkt in eerste instantie restrictief, echter betekend het ook dat de auto
geaccepteerd raakt. Zo ontdekten de autopioniers in de casus al spoedig dat zij hun
nieuwe sport niet goed konden bedrijven zonder ten minste een minimum aan maatschappelijke steun, tot uiting komend in een uniforme regelgeving.97 Ze werden aan
banden gelegd, maar tegelijkertijd zat er nu een keur van de staat op de auto. Als ze zich
maar aan bepaalde regels hielden, waren ze vanaf nu geaccepteerd in de maatschappij.98
Deze wet- en regelgeving is zodoende belangrijk voor de sociale acceptatie van de auto,
te vinden onder de implementatiefase van de hoofdfactor
Vraag.
Open staan voor alle meningen en compromisbereidheid Het is belangrijk om een meerderheid achter een nieuwe wet te krijgen. Belangrijke middelen om dit tijdens de casus te
bereiken zijn het serieus nemen van andere geluiden en het
sluiten van compromissen. Zo kreeg de visionaire Cornelis Lely, figuur 15, met zijn compromisloze beleid geen Motor- en
Rijwielwet door de Tweede Kamer. Het was de minder
visionaire, maar veel pragmatischer opererende De Marez Oyens die de wet uiteindelijk in 1905 door het parlement wist
te loodsen.99 Voor het creëren van wet- en regelgeving in de
ontwikkelings- en implementatiefase is het dan ook belangrijk voor de overheid om open te staan voor alle meningen en
compromisbereid te zijn. Deze eigenschappen zijn te vinden onder de hoofdfactor
Psychologische factoren.
96 Mom, G.P.A. en Filarski, R. (2008), blz. 74 97 Mom, G.P.A. en Filarski, R. (2008), blz. 83 98 Interview G.P.A. Mom (13-02-09) 99 Mom, G.P.A. en Filarski, R. (2008), blz. 104
Figuur 15: Cornelis Lely
(bron: canon.ncrv.nl)
48
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
Goede organisatiestructuur
Dankzij de decentrale autonomie over de wegen was het lang niet altijd duidelijk wie nou
precies verantwoordelijk was voor wat, waarmee de auteurs deels de passiviteit van de landelijke overheid inzake het wegenvraagstuk verklaren. Begin 1898 kwam er echter een
koninklijk besluit tot stand waarbij deze verantwoordelijkheid voor de rijkswegen werd
vastgelegd. 100
Voor de overige wegen bleef dit echter vaag, dankzij een patstelling tussen een zwakke Rijkswaterstaat en een lange traditie van decentraal onderhoud door
regionale Waterstaatsdirecties. Lely trachtte dit te doorbreken door een projectgerichte,
functionele organisatie op te zetten; door boven op de regionale indeling een functionele
indeling te plaatsen, wist Lely het grote voordeel van de regionale opzet (de grote kennis van de plaatselijke praktijk) met het voordeel van een centrale aansturing te combineren.
Dit leidde tot een centraal, uniform ontwerp en een centrale, uniforme planning van de
wegenbouw.101
Het doorbreken van deze patstellingen doormiddel van het opzetten van een nieuwe projectgerichte, functionele organisatie valt in de casus, als
stimuleringsmaatregel voor het opzetten van de infrastructuur zijnde, onder de
hoofdfactor Paradigma. Dit was met name van belang in de ontwikkelings- en implementatiefase. Aangetekend dient te worden dat deze taak casusspecifiek is. Om dit
te verduidelijken is deze taak in de taken/rollentabel in blauw geschreven.
Consistent lange termijn beleid voeren De opkomst van een innovatie duurt vaak veel langer dan de vier jaar van een
kabinetsperiode. Daarom is het belangrijk dat er een consistent lange termijn beleid gevoerd wordt. Tijdens de automobiliteittransitie moesten krachtige waterstaatsministers
bijvoorbeeld dikwijls verbitterd vaststellen dat zwakkere opvolgers veel
beleidsmaatregelen weer ongedaan maakten of niet door een weerspannig parlement wisten te loodsen.102 In dit geval betreft het infrastructureel beleid, wat het een
belangrijke eigenschap maakt voor de hoofdfactor Paradigma. Het gaat hier tenslotte om
het aanpassen van de infrastructuur van het vorige technologische paradigma aan de nieuwe technologie. Voor de ontwikkelingsfase en de implementatiefase was dit beide
belangrijk. Verder is consistent beleid voeren belangrijk voor het adaptatie- en
ontwikkelingsklimaat op het gebied van wet- en regelgeving, subsidies en belastingen, zodoende komt deze taak ook in dezelfde fases onder de hoofdfactor Innovatieklimaat
voor.
Vraag vanuit overheid
De Eerste Wereldoorlog leidde, dankzij de militaire bestellingen, in de oorlogvoerende
landen met een belangrijke auto-industrie tot een spectaculaire uitbreiding van de productiecapaciteit. Dit leidde, samen met de legers aan chauffeurs die voor de oorlog
getraind werden, tot een opbloei van het automobilisme. Ook de goedkope, uit de oorlog
afkomstige, auto’s en vrachtauto’s droegen bij aan deze opbloei.103
De vraag vanuit het leger heeft zodoende een belangrijke bijdrage geleverd aan de doorbraak van de auto.
100 Mom, G.P.A. en Filarski, R. (2008), blz. 93 101 Mom, G.P.A. en Filarski, R. (2008), blz. 103 102 Mom, G.P.A. en Filarski, R. (2008), blz. 91 103 Mom, G.P.A. en Filarski, R. (2008), blz. 115
49
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
Ontwikkeling sturen dankzij subsidieregelingen Het leger zorgde niet alleen voor een grote vraag, maar droeg ook bij aan het veranderen
van de vraag; van auto’s voor luxegebruik naar auto’s met praktisch nut. Zo waren er in Duitsland en Frankrijk subsidieregelingen waarbij kopers van bedrijfsauto’s subsidie
kregen als hun aanschaf voldeed aan de militaire eisen (o.a. ICE voertuig) en als ze bereid
waren hun vrachtauto in geval van mobilisatie tegen een vergoeding aan het leger af te staan.104 Het geven van subsidie op bepaalde vormen van de technologie vergroot, net als
de eerder genoemde belastingvoordelen op een bepaalde vorm, de vraag naar dit type. De
subsidie maakt dat er eerder voldaan wordt aan de adaptatiefactor inkomen gebruiker en is dan ook belangrijk in de implementatiefase voor de hoofdfactor Vraag.
Opbouw infrastructuur Het leger stimuleerde, dankzij de systematische aanpak van de onbetrouwbaarheid, ook
de systeembenadering van de auto. Hiervoor zette zij werkplaatsen op en begon men met
het opleiden van monteurs.105
Voor de doorbaak van een technologie is het belangrijk om een (onderhouds)infrastructuur te creëren. Deze taak is terug te vinden in de
implementatiefase van de hoofdfactor Paradigma.
Kennisinstellingen
Als gevolg van de oorlog werden er op grote schaal chauffeurs opgeleid, met name in het
buitenland. Hierdoor raakten meer mensen bedreven in het rijden met een auto, wat na de
oorlog de adaptatie voor deze mensen vergemakkelijkte. Ook werden veel monteurs opgeleid, waardoor kennis van de techniek meer verspreid raakte.106 Het opleiden van
toekomstige gebruikers in het gebruik en onderhoud is zodoende goed voor de
adaptatiefactoren van de gebruikers tijdens de implementatiefase, te vinden onder de hoofdfactor Vraag. Tijdens de ontwikkelingsfase kan alvast begonnen worden aan het
ontwikkelen van deze competenties, aangezien hier enige tijd overheen gaat.
104 Mom, G.P.A. en Filarski, R. (2008), blz. 113 105 Mom, G.P.A. en Filarski, R. (2008), blz. 114 106 Mom, G.P.A. en Filarski, R. (2008), blz. 114
Leger: gebruiker of overheid?
Het leger heeft hier een gebruikersrol en zou dus ook onder de actor Gebruikers
geplaatst kunnen worden. Dit gebruik kan echter gezien worden als het gebruik in een door de overheid gecreëerde niche, het legervoertuig. Ook zijn subsidieregelingen
taken van de overheid, niet van de gebruiker.
Figuur 16: Peugeot pantserwagen 1ste Wereldoorlog.
(Bron: pro.corbis.com)
50
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
Financiële instellingen
Financiële instellingen zijn niet alleen belangrijk voor de financiering van de ontwikkeling, maar ook voor de verkoop. Zo hebben zij al vrij vroeg het kopen op
afbetaling mogelijk gemaakt; in Nederland begin jaren twintig en in Amerika zelfs al in
de jaren tien.107
Een belangrijk activiteit van deze is dan ook het creëren van financiële producten welke de potentiële gebruiker kunnen helpen met het aanschaffen van de
innovatie. Dit is vooral in de implementatiefase belangrijk voor het adaptatieklimaat, te
vinden onder de hoofdfactor Innovatieklimaat.
Gebruikers
Tijdens het interview met de auteur is aangegeven dat de gebruiker de belangrijkste actor
was voor de doorbraak van de automobiel, met name voor de sociale acceptatie van de personenauto. Deze sociale acceptatie kwam pas echt van de grond toen de mensen in
gingen zien dat het geen ‘speeltje van de rijken’ was, maar dat er ook iets nuttigs mee
gedaan kon worden.107
De gebruikers hebben met name op de volgende manieren invloed gehad.
Groeps- en coalitievorming Door groeps- en coalitievorming ontstonden de eerste gebruikersclubs welke, onder
andere, clubbladen gingen uitgeven (zie Maatschappelijke Organisaties). Het opzetten
van clubs verminderde de onzekerheid en maakte dat de autopioniers zich meer beschermd voelden.107 Aangezien het hier netwerken van gebruikers betreft, is deze taak
terug te vinden onder de hoofdfactor Netwerken in de implementatiefase.
Observatiemogelijkheden De eerste gebruikers gingen ostentatief (erop berekend de aandacht te trekken108) met
auto’s rondrijden. Met dit ostentatief rondrijden ‘veroverden’ ze de weg op andere weggebruikers, zoals spelende kinderen en fietsers107 en creëerden ze
observatiemogelijkheden. Deze observatiemogelijkheden creëerden ze niet alleen doordat
mensen ze zagen rijden en leerden hoe ze met dit nieuwe fenomeen om moesten gaan, maar ook door de rijervaring te delen. De auto had een sterk bekeringseffect: ‘wie er voor
het eerst, tegenstribbelend maar vol gespannen verwachting, op mag rijden is
‘verkocht’’.109
Het creëren van observatiemogelijkheden door de gebruikers zelf is vooral belangrijk geweest voor de sociale acceptatie in de implementatiefase, te vinden onder de
hoofdfactor Vraag.
Niet laten afschrikken door tegenstand Tegenstanders van de automobiel probeerden het ostentatieve rondrijden te verhinderen,
doormiddel van het gooien van stenen, het spannen van kabels over de weg en door te spugen naar de berijders. Andere actoren, zoals parlementariërs, probeerden de
verspreiding tegen te houden met wetgeving.110
107 Interview G.P.A. Mom (13-02-09) 108 Van Dale online woordenboek (www.vandele.nl, geraadpleegd 31-03-09) 109 Mom, G.P.A. en Filarski, R. (2008), blz. 71 110 Interview G.P.A. Mom (13-02-09)
51
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
Maar de autopioniers lieten zich niet afschrikken door deze uitgesproken
maatschappelijke weerstand. Dit kwam vooral door de eerdere diffusie van de fiets.
Veel autopioniers waren voormalige fietsers die een kwart eeuw eerder een veel feller verzet hadden meegemaakt.
Ondanks dat felle verzet was de diffusie van de fiets zeer
snel gegaan en de autopioniers hadden goede redenen om aan te nemen dat het met de auto ook zo zou gaan. Ook
voor de auto was de regelgeving opmerkelijk snel
geregeld en tijdens een spoorwegstaking in 1903, zie
figuur 17, ontstak er een soort auto-enthousiasme, wat bemoedigend voor de pioniers werkte.111 Het is dan ook
belangrijk dat de gebruikers zich niet laten afschrikken
door de mogelijke (initiële) maatschappelijke weerstand. Dit is een belangrijke psychologische factor van de actor
Gebruikers tijdens de implementatiefase.
Technische competenties Voor het gebruik van de automobiel was het voor de gebruikers erg nuttig om kennis van de techniek te
hebben. De techniek was nog onbetrouwbaar en er waren nauwelijks plekken waar
mensen auto’s konden onderhouden, dus over het algemeen moesten gebruikers dit zelf kunnen.110 Het ontwikkelen van benodigde technische competenties voor het gebruik
door de gebruikers is stimulerend voor de adaptatiefactoren, te vinden onder hoofdfactor
Vraag, van deze gebruikers en is met name belangrijk tijdens de implementatiefase.
Duidelijk communiceren van eisen, waarden en criteria Het is bij de actor Bedrijven al genoemd dat de gebruikers bepaalde eisen aan een auto stellen en de auto’s kopen die het beste aan hun eisen voldoen. Op deze manier
beïnvloeden de gebruikers de richting waarin de auto ontwikkeld wordt door de
bedrijven. Het is belangrijk dat de gebruikers deze eisen duidelijk communiceren, met name richting de bedrijven of richting de maatschappelijke organisaties en de media, ten
behoeve van de hoofdfactor Vraag in de implementatiefase.
Opzetten van tweedehands markt De opkomst van de tweedehands markt droeg bij aan de diffusie van de automobiel. De
auto daalde in waarde en langs de maatschappelijke ladder af, waardoor ook onder de lagere klassen het gebruik van de auto mogelijk werd.112 Dit creëerde
observatiemogelijkheden voor andere potentiële gebruikers uit deze ‘lagere’ klasse.
Zodoende een belangrijke activiteit van de gebruikers voor de sociale acceptatie in de implementatiefase, te vinden onder de hoofdfactor Vraag. Omdat deze activiteit
casusspecifiek is, is deze in de tabel in blauw geschreven.
111 Mom, G.P.A. en Filarski, R. (2008), blz. 80-81 112 Mom, G.P.A. en Filarski, R. (2008), blz. 75
Figuur 17: ‘Gansch het
raderwerk staat stil, als uw
machtige hand het wil’. (Bron:
www.anno.nl)
52
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
Media
De media waren heel erg belangrijk bij de verspreiding van de auto. In de casus werd er
vooral in de ‘hoge literatuur’ vol lof gesproken over de automobiel en over het ontsnappen uit het ‘decadente stadsleven’.113 De media droeg zodoende bij aan de sociale
acceptatie door positieve verhalen te brengen, wat met name stimulerend is tijdens de
implementatiefase van de hoofdfactor Vraag.
Maatschappelijke organisaties
In het interview met de auteur kwam naar voren dat de maatschappelijke organisaties voornamelijk belangrijk geweest zijn voor het succes van de automobiel in Nederland,
waarbij vooral de Algemene Nederlands Wielrijders-Bond (ANWB) een cruciale rol
heeft gespeeld. Zo was bijvoorbeeld de wegenbouw zonder de ANWB in eerste instantie niet van de grond gekomen.114 De andere grote club was de Nederlands Automobiel Club
(NAC, later kreeg deze het predicaat Koninklijke en veranderde deze afkorting in
KNAC). Deze elitaire, gesloten en soms zelfs agressieve club was vooral gericht op de autosport en heeft qua democratisering van de automobiel niet veel invloed gehad. De
auto aan de gewone man brengen deed de ANWB.115, 114 Er zijn een aantal goede
voorbeelden van deze elitaire houding en focus op racerij van de NAC. Zo sprak De Auto
(het clubblad van de NAC) zich in 1909 onomwonden uit tegen het uit Engeland overgewaaide idee van speciale autowegen, deze waren namelijk ‘doodelijk eentonig’.
Ook werden de ‘toeristen’ van de ANWB gezien als verraders van de ‘sport’.116
Toch
hebben zij wel, via het creëren van een belangrijke observatiemogelijkheid tijdens de eerder genoemde grote spoorwegstaking, een positieve invloed gehad op de sociale acceptatie van de automobiel door de maatschappij. In het vervolg van deze paragraaf
volgen de, door de clubs opgezette, factorstimulerende taken, rollen en eigenschappen.
Observatiemogelijkheden creëren De ANWB en de NAC hebben beide belangrijke observatiemogelijkheden gecreëerd. De ANWB zette bewust ‘democratische tochten’ op voor degene die geen toegang
hadden tot auto en motorfiets. Dit was vooral psychologisch van belang. De ‘gewone’
mensen kregen zo toch de mogelijkheid om de ‘autorit’ te ervaren. Hiermee hoopte de ANWB het automobilisme te versterken.117 Voor de NAC deed zich in 1903, dankzij de
eerder genoemde spoorwegstaking, een unieke situatie voor om het nut van de ‘snelle
auto’ te bewijzen. Tientallen NAC-leden stelden hun auto’s tijdens de staking beschikbaar aan leger en politie ten behoeve van het postvervoer. Door deze actie werden
duizenden tegenstanders plotsklaps ‘vrienden van het rijwiel en de automobiel’.118
In beide gevallen werden observatiemogelijkheden (voor het nut) van de technologie gecreëerd, welke bijdroegen aan het klaarmaken van de samenleving voor de technologie
en voor het stimuleren van de sociale acceptatie van de technologie; een belangrijke
activiteit tijdens de ontwikkelings- en implementatiefase van de hoofdfactor Vraag.
113 Mom, G.P.A. en Filarski, R. (2008), blz. 70-71 114 Interview G.P.A. Mom (13-02-09) 115 Mom, G.P.A. en Filarski, R. (2008), blz. 68 & 76 116 Mom, G.P.A. en Filarski, R. (2008), blz. 68 117 Mom, G.P.A. en Filarski, R. (2008), blz. 30 118 Mom, G.P.A. en Filarski, R. (2008), blz. 63
53
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
Participeren in opzetten infrastructuur Voor het stimuleren van het autotoerisme was
bewegwijzering (zie figuur 18) en een overzicht van brandstof-, reparatie- en overnachtingsplaatsen
handig, wat werd opgezet door de ANWB.119
Tevens zette de ANWB in 1898 een door deskundigen bemande Wegencommissie op, omdat
een volksbeweging voor betere wegen niet op gang
kwam. Het eerste dat deze commissie deed was het
opzetten van een soort encyclopedie met informatie over de verhardingsmethode, onderhoud en eigenaar
van de verschillende wegen. Dit maakte de
commissie al snel tot een gezaghebbend adviesorgaan voor vele Nederlandse gemeenten.120 Via het
documenteren en adviseren droeg de ANWB bij aan
het opzetten van de infrastructuur, belangrijk in de ontwikkelings- en implementatiefase van de
hoofdfactor Paradigma. Ook droeg de ANWB via het documenteren en adviseren bij aan
kennisontwikkeling en kennisdeling via netwerken, in dit geval met de overheid betreffende de infrastructuur tijdens de ontwikkelings- en implementatiefase.
Compromis- en samenwerkingsbereidheid In het interview met de auteur kwam naar voren dat de ANWB beroemd was om zijn
compromis- en samenwerkingsbereidheid. Het waren hele rustige, nette mensen die, ook
naar de overheid, geen onvertogen woord gebruikte. Ze waren wel ergens voor, maar waren niet van het demonstreren en vertoonden geen agressief gedrag. Ze probeerden
gezamenlijk met de andere belanghebbenden oplossingen te komen en drukten hun
mening of oplossing niet door.121
Deze eigenschap van de actor Maatschappelijke organisaties is in deze casus belangrijk voor het gezamenlijk komen met oplossingen van
problemen die tijdens het gebruik naar boven komen. Zodoende is de Compromis- en
samenwerkingsbereidheid met name in de implementatiefase een belangrijke psychologische factor.
Netheid De eerder genoemde ‘netheid’ kwam ook naar voren in het clubblad van de ANWB (de
Kampioen) welke schande sprak over hoe er ‘over onze wegen gerost wordt’ en over het
‘poenig vertoon’ van sommige automobilisten.122
Dit onaangepaste gedrag belemmerde de ontwikkeling van het autotoerisme en was de ANWB, als promotor van het
autotoerisme, dan ook een doorn in het oog. De eigenschap netheid van gebruik van de
organisatie en zijn leden was een gunstige psychologische factor ten behoeve van de sociale acceptatie tijdens de implementatiefase.
119 Mom, G.P.A. en Filarski, R. (2008), blz. 83 120 Mom, G.P.A. en Filarski, R. (2008), blz. 94 121 Interview G.P.A. Mom (13-02-09) 122 Mom, G.P.A. en Filarski, R. (2008), blz. 62-63
Figuur 18: ANWB wegwijzers.
(Bron: www.anwb.nl)
54
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
Netwerken en lobbyen De ANWB was sterk in het (opzetten van) netwerken en in het lobbyen met andere
actoren. Niet alleen hadden ze zelf een unieke organisatiestructuur gecreëerd met vertegenwoordigers uit alle delen van het land, waarmee snel aan maatschappelijke
invloed gewonnen werd en waar ook de later opgezette Wegencommissie handig gebruik
van maakte123
, maar ook buiten de eigen organisatie werd druk genetwerkt en gelobbyd. Zo wierp de ANWB zich al spoedig op tot woordvoerder van de autolobby, bestaande uit
de ANWB, de Nationale Bond voor Vreemdelingenverkeer en de liberale pers.124 Verder
ontstond er een netwerk tussen de ANWB en (een deel van) de
Rijkswaterstaatsingenieurs, waarin ze gezamenlijk optrokken in een infrastructuur betreffend leerproces. Er werd, onder andere, kennis uitgewisseld doormiddel van de
eerder genoemde Wegencommissie, welke bovendien van het begin af aan deel uit
maakte van een internationaal kennisnetwerk.125
Door het goed kunnen lobbyen en opzetten van netwerken met de overheid en de media
heeft de ANWB veel invloed gehad op de kennisuitwisseling betreffende de creatie van
de infrastructuur. De netwerken met de media waren met name belangrijk voor de sociale acceptatie van de automobiel. Beide netwerkvormen zijn geschaard onder de hoofdfactor
Netwerken in de ontwikkelings- en implementatiefase.
4.5 Conclusie historische empirische analyse
De historische empirische analyse van de ICE auto heeft meerdere nieuwe taken, rollen
en eigenschappen aan het licht gebracht en heeft sommige, tijdens interviews genoemde,
taken, rollen en eigenschappen geconcretiseerd doormiddel van een praktijkvoorbeeld. Hierbij zijn enkele taken, rollen en eigenschappen aan het licht gekomen welke
casusspecifiek zijn, zoals het opzetten van tweedehands markten, welke in de tabel in
Bijlage IV in het blauw zijn geschreven. De algemenere zijn zwart gelaten.
123 Mom, G.P.A. en Filarski, R. (2008), blz. 94 124 Mom, G.P.A. en Filarski, R. (2008), blz. 104 125 Mom, G.P.A. en Filarski, R. (2008), blz. 94
Clubbladen
Aangezien De Kampioen en De Auto clubbladen van respectievelijk de ANWB en de
NAC waren, en dus niet onafhankelijk waren, zijn deze tijdschriften onder
Maatschappelijke organisaties en niet onder Media geschaard.
55
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
5. Explorerende casus: de elektrische auto
In dit hoofdstuk volgt een explorerende analyse van een innovatie die al wel in het proces
zit, maar nog niet doorgebroken is. Via deze weg is gekeken welke taken, rollen en
eigenschappen de verschillende actoren zouden kunnen uitvoeren/ontwikkelen om de doorbraak te stimuleren.
De toekomstige casus beslaat de met accu’s gevoede elektrische auto in Nederland. In de
rest van het verslag zijn deze als BEV (Battery Electric Vehicle) afgekort. Andere elektrische aandrijfvormen, zoals hybride en brandstofcel aangedreven auto’s, zijn niet
meegenomen omdat het onderzoek gericht is op een bepaalde technologische
ontwikkeling, en niet op een technologische transitie. Deze alternatieve technologieën komen overigens nog wel sporadisch terug in de beschrijvingen van de taken, rollen en
eigenschappen. De faseanalyse is echter wel strikt afgebakend tot de BEVs, aangezien de
verschillende fases niet meer aan te duiden zijn indien ook andere soorten elektrische auto’s, zoals hybride en brandstofcel, meegenomen worden. Deze zitten elk in een heel
andere fase in het ontwikkelingstraject. Hybride is al doorgebroken, BEV lijkt binnenkort
op de markt te gaan komen en van auto’s op waterstof bestaan nog slechts prototypes. Van deze verschillende typen elektrische aandrijving is gekozen voor de BEV omdat de
BEV momenteel veel in het nieuws is. Deze substantiële aandacht voor de BEV leidt er
toe dat er veel informatie over de BEV is te vinden en ook blijkt hieruit de maatschappelijke relevantie van de BEV. Verder blijft met de keuze voor de BEV de
parallel met de historische casus zo goed mogelijk behouden; de voornaamste concurrent
van de ICE auto in deze casus was tenslotte ook de BEV. Om de parallel met de historische casus verder door te trekken is er ook alleen naar de BEV ontwikkeling in
Nederland gekeken, aangezien de bron voor de historische casus betreffende de
doorbraak van de ICE auto begin 20ste
eeuw ook puur de Nederlandse situatie beschreef.
5.1 Huidige fase BEV
De volgende paragraaf betreft de analyse van de vraag in welke fase de BEV zich
momenteel bevindt. De huidige stand van de techniek wordt hier zodoende besproken. Er wordt voor de BEV-technologie niet uitsluitend naar de Nederlandse situatie gekeken,
omdat deze (mede) beïnvloed wordt door de buitenlandse ontwikkelingen van de BEV.
De elektrische auto’s kunnen bijvoorbeeld ook in het buitenland worden gemaakt en vervolgens geïmporteerd worden naar Nederland. Overigens zal in de rest van het
hoofdstuk wel geconcentreerd worden op de Nederlandse situatie.
Voor de faseanalyse zijn de in hoofdstuk 4 genoemde indicatoren voor de fases gebruikt, te weten Variëteit en Gebruik. De eerste fase-indicator betreft de Variëteit. Uit de
bronnen blijkt dat deze al aardig is afgenomen; de lithium-ion accu wordt bijvoorbeeld al
de voornaamste kanshebber genoemd.126
Alleen op het gebied van de elektromotor (één in elk wiel of één centrale elektromotor) en het exacte type lithium-ion accu is er nog
variatie. Onder de noemer lithium-ion accu vallen namelijk meerdere varianten, welke elk
hun eigen voor- en nadelen hebben.127
De andere indicator is het daadwerkelijke Gebruik van de BEV. Uit de bronnen volgt dat
het stadium van prototypes nu grotendeels voorbij is; in het buitenland zijn al
126 Tolsma, H. (31 januari 2009) 127 Website Globalspec (www.globalspec.com, geraadpleegd 20 maart 2009)
56
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
daadwerkelijk auto’s op de markt, zoals de Amerikaanse Tesla Roadster128, of worden
proeven met gebruikers gestart, zoals door Vattenfall en BMW in Berlijn129, en ook in
Nederland lijken binnenkort de eerste commerciële BEVs op de markt te komen, zoals de Duracar QUICC!130, en worden de eerste proefprojecten opgestart, zoals het
aangekondigde proefproject van Essent.131 De beide genoemde (binnenkort) verkrijgbare
commerciële auto’s zijn bedoeld voor niches, respectievelijk als sportauto en als bestelwagen, waaruit geconcludeerd kan worden dat de technologie nog niet rijp is voor
een algemene introductie. Ook in het buitenland is dit het geval. Zo bleek uit een
praktijktest van de Tesla Roadster in het autoprogramma Top Gear van de BBC dat de
Tesla onbetrouwbaar is, de accu’s snel leeg zijn en dat de rijeigenschappen (dankzij het forse gewicht van de accu’s) tegenvallen.132 Ook aan deze, commercieel al verkrijgbare,
BEV valt dus nog genoeg te ontwikkelen. Samengevat heeft de BEV in Amerika al de
implementatiefase bereikt, zij het in een niche, maar lijkt het er op dat ook deze Tesla Roadster nog wel enkele cycli zal moeten doorlopen voor hij echt met de ICE raceauto’s
kan concurreren.
Conclusie huidige fase
Uit deze analyse volgt dat voor Nederland de BEV zich in de eerste ontwikkelings-
implementatie cyclus bevindt, en wel in de ontwikkelingsfase, aangezien de variëteit al grotendeels is teruggebracht en de eerste proefprojecten in Nederland zijn aangekondigd.
Het feit dat de BEV in de eerste cyclus zit valt af te leiden uit de nicheontwikkelingen.
Dat de implementatiefase nog niet bereikt is valt simpelweg af te leiden uit het feit dat er nog geen commerciële BEV op de markt is. In de volgende paragraaf wordt een overzicht
gegeven van de toekomstige taken, rollen en eigenschappen in de ontwikkelings- en
implementatiefase.
128 www.teslamotors.com/ 129 Energeia (19 februari 2009) 130 www.duracar.nl 131 Strop, J.H. (17 juni 2008) 132 www.bbc.co.uk/topgear/
57
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
5.2 Overzicht toekomstige taken/rollen
Aangezien uit de analyse bleek dat de BEV zich momenteel in het begin van de
ontwikkelings-implementatie cyclus bevindt heeft het weinig zin de initiële fase ook mee
te nemen in een overzicht van de toekomstige taken, rollen en eigenschappen betreffende deze ontwikkeling. Wel blijft er voor verbetering van (onderdelen van) de technologie
een vraag voor nieuw onderzoek vanuit de ontwikkelingsfase naar de initiële fase komen.
Het gaat hier bijvoorbeeld om onderzoek naar accu’s met meer capaciteit of een kortere oplaadtijd.133 Hoe de BEV zelf, als compilatie van verschillende technische onderdelen
zijnde, opgebouwd dient te worden is echter al grotendeels bepaald en aan de
randvoorwaarden om met (kleinschalige) productie te kunnen starten is reeds voldaan. De volgende taken, rollen en eigenschappen, ingedeeld per actor, zijn benodigd om de
ontwikkeling en implementatie van de elektrische auto in de toekomst te stimuleren.
5.2.1 Ontwikkelingsfase
In de volgende paragraaf is de in de nieuwsbronnen gevonden informatie geanalyseerd
doormiddel van de taken, rollen en eigenschappen tabel van de ontwikkelingsfase. Hierbij
133
de Jong, S. (11 maart 2009)
Historische ontwikkelingen
De lezer is wellicht op de hoogte van het feit dat de ontwikkeling van de BEV zich al
deels eind 19de
/begin 20ste
eeuw heeft afgespeeld, tijdens welke er al meerdere
ontwikkelings-implementatie cycli doorlopen zijn. De techniek en de opbouw zijn tijdens deze periode al in grote lijnen ontwikkeld. Na de doorbraak van de ICE auto
verdween de BEV echter in een aantal niches (zoals intern transport) en trad er geen
doorbraak op. Nu met name de accutechniek, dankzij lithium-ion, sterk is verbeterd, de brandstofprijzen (tot voor kort) sterk stijgende waren, zie figuur 19, en er meer
aandacht is voor duurzaamheid, vinden er wederom weer veel BEV ontwikkelingen plaats. De huidige analyse neemt deze eerdere ontwikkelingen echter niet mee vanwege het tijdsverschil (waardoor zaken als observatiemogelijkheden opnieuw
moeten worden gecreëerd), de vele nieuwe technieken, andere eisen van de gebruikers
en de veranderde vraag uit de samenleving.
Figuur 19: adviesprijzen benzine en diesel 2006-2008 per kwartaal. (Bron: www.cbs.nl)
58
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
is speciale aandacht geschonken aan taken, rollen en eigenschappen die nog niet, of nog
onvoldoende, volbracht worden. Deze taken, rollen en eigenschappen zijn per actor
uiteengezet.
Bedrijven
Voor het experimenteren met BEVs is het belangrijk dat er een open innovatienetwerk ontstaat. Er zijn namelijk meerdere belanghebbenden, niet alleen autofabrikanten maar
ook de elektriciteitsbedrijven. Deze hebben belang bij de ontwikkeling van BEV auto’s
omdat BEVs de vraag naar elektriciteit verhogen, het ’s nachts opladen het verschil
tussen het verbruik ’s nachts en overdag (zie figuur 20) verkleint en omdat de BEVs pieken en dalen van variabele energiebronnen als wind- en zonne-energie met hun accu’s
op kunnen vangen.134
In het buitenland zijn al enkele samenwerkingsverbanden opgezet,
zo werken Toyota en Daimler beide samen met energiemaatschappijen, respectievelijk het Franse EDF en het Duitse RWE.135 Een ander kenmerk van open innovatie is dat er
samenwerkingsverbanden tussen belanghebbenden en gebruikers worden gevormd. De
Zweedse energieleverancier Vattenfall maakt hier, samen met BMW,
bijvoorbeeld al gebruik van in de vorm
van een gezamenlijke test voor elektrisch rijden, waarvoor 100
testrijders worden gezocht.136
In
Nederland is er nog weinig van open innovatie tussen fabrikanten,
energiemaatschappijen en gebruikers te
merken. Essent is bijvoorbeeld duidelijk de sturende partij in zijn proef met een
geëlektrificeerde Lotus Elise.137 Een meer op
open innovatie gerichte samenwerking tussen verschillende (mogelijk zelfs concurrerende) actoren kan bijdragen aan de ontwikkeling van de BEV, specifiek naar
een gestandaardiseerd ontwerp, en dient dan ook gestimuleerd te worden. Standaardisatie
maakt het klaarmaken van de samenleving voor de BEV makkelijker, vooral op infrastructureel gebied. De eerste stappen naar standaardisatie zijn overigens reeds gezet,
middels de vorming van een internationaal consortium betreffende standaardisatie door
enkele landen, waaronder Nederland, en verschillende autofabrikanten.138
Aangezien alle actoren kennis inbrengen, en iedereen van de resultaten gebruik kan gaan maken, kan dit
gezien worden als een (puur op standaardisatie gericht) open innovatie netwerk.
Verder dienen bestaande autofabrikanten, ter stimulering van het ontwikkelingsklimaat, ruimte te scheppen naast de gaande productie en onderzoekslijnen om de BEV verder te
ontwikkelen en om met de BEV te experimenteren. Dit hebben Honda en Toyota al laten
zien op het gebied van hybride auto’s. Zij waren hier vroeg bij en plukken daar nu de vruchten van. Ondanks het inzakken van de automarkt verwacht Toyota bijvoorbeeld dit
134
Tolsma, H., (31 januari 2009) 135 aan de Brugh, M. (23 februari 2009) 136 Energeia (19 februari 2009) 137 Strop, J.H. (17 juni 2008) 138 Strop, J.H. (10 maart 2009)
Figuur 20: typisch elektriciteitsverbruik op een
dag. (Bron: Mamlook et al. 2008)
59
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
jaar 15% meer hybride voertuigen in Europa te verkopen.139 Andere autofabrikanten
zouden hiervan kunnen leren en dit ook kunnen doen, maar dan met betrekking tot het
verder ontwikkelen en op de markt brengen van de BEV. Ze moeten dan echter wel bereid zijn om risico’s te nemen, om nieuwe wegen in te slaan en open te staan voor
veranderingen.
Met name technostarters zoals Duracar dienen zeer risicobereid te zijn. Het is ook belangrijk dat er entrepreneurs opstaan die de huidige ontwikkelingen verder meenemen
richting commercialisering. Dit is echter nog niet het geval, het zijn met name de
technostarters zoals Duracar die aan de ontwikkeling werken. De inmenging van een
entrepreneurs-BEV-bedrijf, welke meer gericht is op de commercialisering dan de ontwikkeling van de BEV, is dan ook (zeker voor de toekomst) gewenst. Voor al deze
bedrijven is het in ieder geval belangrijk dat er rekening wordt gehouden met de
verschillende adaptatiefactoren doormiddel van marktsegmentatie: voor verschillende mensen dienen verschillende producten ontwikkeld te worden. Vooral de compacte
stadsauto, of ‘boodschappenauto’, lijkt momenteel geschikt. Deze maken vaak weinig
kilometers op een dag, maken veel stops (waarbij de remenergie weer in elektriciteit kan worden omgezet) en kunnen door hun lage gewicht al een acceptabele actieradius op een
beperkt aantal accu’s hebben. Tevens blijkt uit brancheonderzoek van de RAI140
vereniging dat het marktsegment van deze types stijgende is; in de periode 2005-2007 is het marktaandeel van de kleinere auto’s uit de A- en B- segmenten opgelopen van 30,6%
naar 35,4%.141
Deze beide segmenten betreffen de kleinere personenauto’s, zie ook het
intermezzo betreffende de segmenten van personenauto’s op de volgende pagina. Vanwege het grote marktaandeel van de kleinere segmenten, en vanwege het feit dat deze
kleine auto’s zich goed lenen voor elektrische aandrijving op accu’s, zou een
grootschalige introductie van de BEV als personenauto dan ook het beste op deze gebruikersgroep gericht kunnen worden.
Op het gebied van infrastructuur dienen er vooral aanpassingen te komen op
energiegebied. Niet alleen dienen de mensen thuis hun BEV op te kunnen laden, ook zullen er oplaadstations of batterijwisselplaatsen langs snelwegen moeten komen voor
lange afstandsritten en dienen er speciale parkeerplaatsen met oplaadpunt te komen voor
de BEVs. Over deze infrastructuur dient goed nagedacht te worden. Veel huizen hebben bijvoorbeeld geen garage, waardoor het opladen op straat dient te gebeuren. Er moet dus
gezorgd worden voor parkeervakken met oplaadpunten in woonwijken, waarvoor
gelobbyd dient te worden bij de overheid. Bedrijven dienen verder na te denken over de constructie van de oplaadpunten zelf. Hoe kan bijvoorbeeld voorkomen worden dat
iemand gewoon zijn ICE auto op een BEV oplaadpunt parkeert? En hoe kan een
oplaadpunt ‘hufterproof’ gemaakt worden? Verder zal, zodra een oplaadnetwerk voor BEVs van de grond komt, ook het elektriciteitsnetwerk aangepast moeten worden. Het is
nu al tijd om te onderzoeken hoe deze infrastructurele aanpassingen het beste aangepakt
kunnen worden en om met mogelijke oplossingen te experimenteren. In Nederland gebeurt dit nog nauwelijks. De autofabrikanten zouden meer moeten lobbyen bij de
139
Gow, D. (3 maart 2009) 140 Rijwiel en Automobiel Industrie 141 RAI (24 september 2008)
60
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
eigenaren van tankstations, bij de overheid en bij netwerkbeheerders zoals Tennet142 voor
het doorvoeren van aanpassingen aan het netwerk.
Met betrekking tot het opladen sluit het centraal wisselen van accu’s overigens het beste aan op de huidige routine van het snel tanken bij een benzinestation; het wisselen van een
accu kan, indien de auto hierop is aangepast, binnen enkele minuten gebeuren.143 Een
ander voordeel van accuruil is dat het elektriciteitsnetwerk richting de wisselpunten niet per se aangepast hoeft te worden; er kan ook gekozen worden voor centrale
batterijdistributie met een grootschalig oplaadpunt bij bijvoorbeeld een
elektriciteitscentrale. Indien een accuwissel-infrastructuur opgezet wordt kan zo één van
de grote voordelen van de ICE auto, de korte tanktijd, overgenomen worden in de nieuwe infrastructuur. Niet alleen voor de concurrentie met de ICE auto is dit van belang, maar
ook in verband met de toekomstige concurrentie van de elektrische auto met brandstofcel.
Deze op waterstof rijdende auto’s zullen namelijk net zo makkelijk en snel bij te vullen zijn als de ICE auto. Overigens gaat dit verhaal niet meer op indien er baanbrekende
ontwikkelingen gedaan worden welke het opladen van batterijen sterk versnellen. Aan de
Amerikaanse MIT144
is bijvoorbeeld al een testversie van een ‘Superbatterij’ ontwikkeld welke zeer snel kan opladen.145 Deze moet zich echter nog in de praktijk bewijzen.
Aangezien de ontwikkeling dus twee kanten op kan gaan is er voor de ontwikkeling van
de BEV en het aanpassen van de BEV infrastructuur dus wederom de eerder genoemde risicobereidheid van bedrijven nodig.
142
De Nederlandse Staat (ministerie van Financiën) is 100% eigenaar van de aandelen van TenneT Holding
B.V., (Bron: www.tennet.org, geraadpleegd 20-03-09) 143 Wakefield, E.H. (1994) 144 Massachusetts Institute of Technology 145 de Jong, S. (11 maart 2009)
Segmenten personenauto’s
In Nederland worden, volgens de website van de RAI vereniging (www.raivereniging.nl), de volgende segmenten gehanteerd:
Segment A: submini’s (bijv. Fiat Panda, Ford Ka)
Segment B: kleine auto’s (bijv. Peugeot 206, Opel Corsa) Segment C: kleine middenklasse (bijv. Ford Focus, Volkswagen Golf)
Segment D: middenklasse (bijv. Audi A4 ,Toyota Avensis)
Segment E: hogere middenklasse (bijv. Volvo V70, BMW 5-serie) Segment F: grote auto’s (bijv. Audi A8, Mercedes S-serie)
Segment G: sportieve modellen (bijv. Opel Tigra, Alfa Romeo GT)
Segment H: sportwagens (bijv. Ferrari, Porsche) Segment I: zeer groot en luxueus (bijv. Rolls Royce, Maybach)
Segment J: medium MPV’s (bijv. Renault Megane Scenic, Volkswagen Touran)
Segment K: upper MPV’s (bijv. Chrysler Voyager, Citroën C8) Segment L: lower SUV's (bijv. Hyundai Tucson, BMW X5, Toyota Landcruiser)
Segment M: upper SUV's (bijv. Volkswagen Touareg, Range Rover)
Segment N: bestelauto's (bijv. Renault Kangoo, Peugeot Partner)
61
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
Overheid
De overheid zou het ondernemersklimaat voor BEV-starters aantrekkelijker moeten
maken, via (start)subsidies en/of een gunstig belastingklimaat. Dit is niet alleen goed voor de overlevingskans van starters, het ondernemen financieel aantrekkelijker maken
kan ook het ondernemerschap in mensen vergroten, waardoor meer nieuwe BEV
bedrijfjes gecreëerd zouden worden. Dit betekent meer onderzoek, leidend tot een grotere kennispool, en later tot meer aanbod, leidend tot meer concurrentie, en hierdoor een
lagere prijs. Ook zou de overheid het financieel aantrekkelijker kunnen maken om te
investeren in BEV ontwikkelaars, bijvoorbeeld door middel van belastingvoordeel op
deze investeringen. Toevallig heeft, tijdens dit schrijven, verkeersminister Camiel Eurlings bekend gemaakt 10 miljoen te zullen investeren in de ontwikkeling van
elektrisch rijden, onder andere door fiscale voordelen te bieden aan bedrijven die het
aandurven om in deze innovatie te investeren en doormiddel van een stimuleringsregeling waar pilotprojecten een beroep op kunnen doen voor financiële ondersteuning.146
Nederland is op dit gebied op de goede weg en zou op deze weg moeten blijven. Bij het
opzetten van dergelijke subsidies en belastingvoordelen is het namelijk vooral belangrijk dat de overheid een consistent beleid voert. Het traject van de huidige ontwikkeling tot de
mogelijk grote doorbraak van de BEV gaat zeker langer duren dan de vier jaar van één
kabinetsperiode en al helemaal langer dan de twee resterende jaren van het huidige kabinet. Er dienen dan ook sterke lange termijn afspraken gemaakt te worden over
stimulering van de ontwikkeling van BEVs, zodat niet opeens de subsidies stoppen. Dit
kan technostarters in de problemen brengen en maakt hen voorzichtiger, terwijl zij juist risiconemend dienen te zijn.
Verder dient de overheid zelf, en via netbeheerder TenneT, te beginnen met het
aanpassen van de infrastructuur. Ten eerste dient de overheid plekken vrij te maken voor oplaadpunten147, ten tweede dienen de elektriciteitsnetwerken te worden aangepast; op de
korte termijn dienen experimenten met smart grid148 elektriciteitsnetwerken opgezet te
worden. Zodra de implementatiefase in zicht komt dient men te beginnen met de omzetting naar een dergelijk slim netwerk.147 Voor de sociale acceptatie is het echter ook
belangrijk dat de elektriciteit uit het netwerk (voor een groot deel) opgewekt wordt door
middel van duurzame energie. Uit een afstudeeronderzoek uitgevoerd aan de Wageningen Universiteit bleek namelijk dat het financiële voordeel van een elektrische auto wel
meevalt.
146
Energeia (18 februari 2009) 147 Strop, J.H. (10 maart 2009) 148 Intelligente netwerken die de vraag naar stroom kunnen spreiden
62
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
De elektrische auto kost namelijk per kilometer
wel minder, maar de kosten van aanschaf zijn
veel hoger. In de periode 2010-2020 zal de kilometerprijs van een BEV liggen rond de €
0,32 en de kilometerprijs van een ICE auto
rond de € 0,36, waarbij het belastingvoordeel op de BEV al meegerekend is.149 Te zien is dat,
ondanks de waarschijnlijke prijsstijging van
oliebrandstoffen voor de ICE auto’s, de
kilometerprijs van de ICE auto waarschijnlijk nagenoeg gelijk blijft. Dit is te danken aan
efficiëntieverbeteringen in de ICE auto.150
Als het zodoende qua kosten niet veel scheelt, en de ICE auto voordelen qua flexibiliteit heeft,
dan moet hier een voordeel van de BEV
tegenover staan. Dit kan de hogere duurzaamheid zijn, maar daartoe dient de
elektriciteit dus wel duurzaam opgewekt te
worden. Het aandeel van duurzame energie in de energievoorziening van Nederland is echter
laag, zie figuur 21, en zou dan ook
opgeschroefd moeten worden.
Kennisinstellingen
Kennisinstellingen dienen zich momenteel voornamelijk te richten op kennisontwikkeling betreffende de BEV en zijn componenten. Hierbij is het belangrijk om te scannen naar
ander veelbelovend (technologisch) onderzoek voor de ontwikkeling van de BEV en hier
verder onderzoek op uit te voeren. Een voorbeeld hiervan is de eerder genoemde snel oplaadbare accu van de MIT.
Verder dienen onderwijsinstellingen te beginnen met het opzetten en/of aanpassen van
opleidingen richting de BEV techniek. Het gaat hier in de eerste plaats om opleidingen betreffende autotechniek, belangrijk voor het opleiden van monteurs, en betreffende
elektro-/installatietechniek, belangrijk voor het opzetten van een oplaadinfrastructuur.
Niet alleen de huidige opleidingen dienen hierbij aangepast te worden, maar er kunnen ook cursussen ontwikkeld worden voor reeds werkzame mensen. In de tweede plaats
dienen ook (delen van) andere opleidingen die iets met logistiek of mobiliteitsbeheer te
doen hebben aangepast te worden.
Intermediairs
Instellingen als SenterNovem151
en Energy Valley152
, welke als schakelende actor tussen overheid, kennisinstellingen en het bedrijfsleven optreden, zijn voorbeelden van
intermediairs. Deze organisaties geven kennis door en bemiddelen tussen de actoren.
149
Kit, C. (2009) 150 Van den Bulk, J. (2009) 151 www.senternovem.nl 152 www.energyvalley.nl
Figuur 21: Verbruik van primaire
duurzame energie in EU-15, 2006.
(Bron: www.cbs.nl)
63
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
Intermediairs zijn vaak nog puur gericht op deze traditionele, schakelende rol. Zij zouden
er echter ook goed aan doen om missende competenties van de verschillende actoren aan
te vullen. Zo zouden zij technostarters kunnen helpen met de stap naar commercialisering, door bijvoorbeeld business cases te genereren.
Financiële instellingen
Het is natuurlijk belangrijk dat financiële instellingen kapitaalzoekenden met
kapitaalverstrekkers in contact brengen, zoals startende ondernemers met
durfinvesteerders. Om hierbij meer geld te laten vloeien naar duurzame ontwikkelingen
in het algemeen, en ontwikkelingen in BEVs in het bijzonder, kunnen de financiële instellingen beoordelingscriteria voor investeringen opstellen, waarbij niet alleen
rentabiliteit belangrijk is, maar ook maatschappelijk verantwoord ondernemen. Zodoende
kunnen investeerders de voorkeur geven aan ontwikkeling van duurzame producten en processen. Het kan zijn dat aan deze financiële producten dan hogere risico’s zitten en het
rendement voor de investeerder kan lager zijn, maar toch zullen vele maatschappelijk
bedreven investeerders hiervoor kiezen (al dan niet om marketing technische redenen). Banken dienen voor deze risicovolle investeringen ruimte te scheppen binnen de normale
activiteiten. Zo kunnen ze zowel ‘zekerheden’ bieden aan de omgeving via de dagelijkse
operaties en risiconemend en flexibel zijn als het gaat om vernieuwingen. Het is namelijk belangrijk dat een financiële instelling niet alleen in risicovolle ontwikkelingen
investeert; de huidige financiële crisis heeft wel duidelijk gemaakt dat banken niet te veel
risico moeten nemen.
Gebruikers
Voorlopig is het vooral belangrijk dat de potentiële gebruikers open staan voor het gebruiken/toepassen van experimentele BEVs en medewerking verlenen aan de
ontwikkeling daarvan. Zoals eerder vermeld start binnenkort een proef met 100
gebruikers in Berlijn waarvoor momenteel gebruikers gezocht worden. In Nederland loopt er echter nog geen grootschalige proef.
Media
De media is belangrijk om de discussie over de BEV open te houden. Momenteel is er erg
veel positief nieuws over de BEV, waarbij de nadelen worden weggewuifd op de ‘daar
vinden we nog wel een oplossing voor’ manier. Een meer open discussie is gewenst, waarbij de voor- en tegenstanders gehoord worden en naar de voor- en nadelen van de
huidige en toekomstige technieken gekeken wordt. Hierbij dient de media kritisch te
blijven; er op alert zijn dat aannames die gedaan worden nog steeds correct zijn. Neem bijvoorbeeld de Tesla Roadster. In vele artikelen wordt deze BEV neergezet als nagenoeg
perfect, terwijl uit de test op Top Gear bleek dat er nog genoeg aan de Tesla te
ontwikkelen valt.
Maatschappelijke organisaties
Voor de ontwikkelingsfase van de BEV is de voornaamste activiteit van de maatschappelijke organisaties het klaar maken van de samenleving voor deze nieuwe
transportvorm. Milieuorganisaties en belangenverenigingen van autogebruikers, zoals de
ANWB, dienen samen de voordelen van de nieuwe technologie (voor de toekomst) te articuleren/propaganderen Het is hierbij belangrijk dat ze de gevestigde opinies en
64
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
belangen met zowel de kansen van het nieuwe als de problemen in de huidige situatie
confronteren. Verder dienen zij te zorgen voor (papieren) observatiemogelijkheden. De
ANWB creëerde begin 20ste
eeuw bijvoorbeeld al observatiemogelijkheden door middel van busritjes voor niet-gebruikers.153 De maatschappelijke organisaties zouden er goed
aan doen iets soortgelijks met de BEV te creëren.
Het is verder belangrijk dat organisaties als de ANWB goed netwerken en lobbyen om zodoende tegenstanders te overtuigen. Hierbij is een bepaalde compromis- en
samenwerkingsbereidheid belangrijk, welke de ANWB in de historische casus bezat.
Volgens Mom is de ANWB tegenwoordig echter heel anders dan de club van voor de
oorlog. Zo verzetten zij zich, met vroeger ongekende felheid, tegen het rekeningrijden.154
Het is belangrijk dat de ANWB compromis- en samenwerkingsbereid blijft om niet de
andere partijen in het harnas te jagen.
5.2.2 Implementatiefase
Figuur 22: toekomstbeeld oplaadstation. (Bron: www.zerauto.nl)
De BEV bevindt zich in Nederland wel in de ontwikkelings-implementatie cyclus, maar
is nog niet in de implementatiefase geraakt. In deze paragraaf worden de taken, rollen en
eigenschappen van de actoren gegeven welke de diffusie van de BEV in de implementatiefase kunnen bevorderen.
Bedrijven
Ten eerste is het voor de bedrijven belangrijk om een netwerk met de gebruikers op te
bouwen. De kopers van een BEV dienen gepolst te worden naar hun ervaringen en
verbeterpunten en de ontwikkelaar dient als tegenprestatie enkele voordelen toe te kennen.
Ten tweede staat het veranderen van het paradigma en het klaar maken van de
samenleving voor de bedrijven centraal. Ter aanpassing van het paradigma dienen zij te lobbyen voor gunstige wet- en regelgeving betreffende het gebruik van de technologie,
bijvoorbeeld dat BEVs een aparte rijstrook krijgen, en verder te gaan met het in de
ontwikkelingsfase reeds genoemde creëren van een oplaadinfrastructuur. Voor sommige
153
Mom, G.P.A. en Filarski, R. (2008) 154 Interview G.P.A. Mom (13-02-09)
65
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
organisaties is het hierbij belangrijk dat ze flexibel zijn. Als de huidige eigenaren van
tankstations bijvoorbeeld ook in deze oplaadinfrastructuur mee willen gaan, dienen zij
met totaal andere partners dan nu samen te gaan werken. Verder dienen de bedrijven de sociale acceptatie te stimuleren door de voordelen van de
nieuwe technologie te articuleren/propaganderen en door te zorgen voor
observatiemogelijkheden. Het voordeel van de BEV zit hem vooral in het duurzame karakter, waarop de afnemers en consumenten gewezen dient te worden. Met de BEV
kunnen zij aan hun reisbehoeften voldoen terwijl ze ook met het maatschappelijk belang
rekening houden. Het is hierbij wel van belang dat de elektriciteit duurzaam wordt
opgewekt.
Overheid
In de implementatiefase dient de overheid ten eerste het adaptatieklimaat te stimuleren. Er kunnen bijvoorbeeld gunstige subsidies of belastingvoordelen op de aanschaf van een
BEV gegeven worden. Nu al geldt er geen BPM verplichting en een belastingkorting
voor zeer zuinige auto’s155
. Bij de introductie van de BEV kan deze op dezelfde manier gestimuleerd worden. Het is hierbij belangrijk dat er, vooral de eerste jaren, consistent
beleid gevoerd wordt, zodat de ‘pioniers’ weten waar ze aan toe zijn. Zij lopen tenslotte
al genoeg risico met het adapteren van de technologie zelf. De overheid kan ook via zijn eigen inkoop de adaptatie stimuleren. Zij kan de BEV
bijvoorbeeld gaan gebruiken in goed zichtbare niches. Zo waren in het verleden veel
gemeentewagens, zoals straatvegers en vuilniswagens, en bussen van gemeentelijke vervoersmaatschappijen elektrisch.156 De gemeente Amsterdam heeft al laten weten dit
binnenkort weer op te gaan pakken.157
Niet alleen stijgt zo de verkoop, de
productiecapaciteit en daalt dankzij schaalvoordelen de prijs, maar zij helpen ook indirect mee aan de adaptatie door observatiemogelijkheden te creëren. Door de BEV te
gebruiken in goed zichtbare niches doen niet alleen de gebruikers zelf ervaring op met de
BEV, maar ook de niet-gebruikers worden op deze manier in aanraking gebracht met de BEV. Dit kan ertoe leiden dat zij eerder tot adaptatie overgaan.
Het is verder belangrijk dat de overheid de voordelen van de nieuwe technologie
articuleert/propageert. Echter, de overheid dient ook discussie op te werpen over de technologie en het gebruik, waarbij voor- en tegenstanders kunnen worden gehoord. Dit
is vooral belangrijk om de niet-gebruikers niet het gevoel te geven dat de technologie
wordt ‘doorgedrukt’, wat slecht is voor de sociale acceptatie. Als laatste is het belangrijk dat de overheid verder gaat met het creëren en/of stimuleren
van de aanleg van een oplaadinfrastructuur. Vanwege de decentrale oplaadmogelijkheden
van de BEV is het daarbij belangrijk dat het netwerk uiteindelijk overal gereed gemaakt wordt.
155
Ministerie van financiën (2009). Eindejaarspersbericht 2009 autobelastingen. 156 Wakefield, E.H. (1994) 157 Groothengel, C. (25 maart 2009)
66
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
Gebruikers
Kennisuitwisseling met ontwikkelaars is een belangrijke taak voor de gebruikers, welke
reeds vermeld is onder bedrijven. Dankzij feedback en bèta testen, waarin suggesties worden gedaan voor verbetering, zijn de gebruikers namelijk zelf ook kennisproducenten.
Om in het netwerk met de ontwikkelaars goed zijn ervaringen over te dragen dient de
gebruiker reflexief te zijn; hij moet de techniek bewust gebruiken. Ook dient hij over bepaalde technische competenties te beschikken.
Om deze interactie te vergemakkelijken kunnen de gebruikers zich in groepen en coalities
gaan vereniging. Dit vergemakkelijkt niet alleen de communicatie met de andere actoren,
maar vermindert ook de onzekerheid en zorgt ervoor dat pioniers zich meer beschermd voelen.
Media
De media kan de implementatie van de BEV stimuleren door het gebruik ervan te
propageren. Door positieve verhalen over de BEV en negatieve verhalen over de
concurrenten te verspreiden kunnen zij de sociale acceptatie van de BEV stimuleren. De media kan bijvoorbeeld aandacht geven aan BEV gebruikers en het verhaal achter deze
‘pioniers’ aankleden en communiceren. Verder kunnen zij zorgen voor (papieren)
observatiemogelijkheden. De media doen er echter ook goed aan om, net als de overheid, ook discussie op te
werpen over de technologie en het gebruik, waarbij voor- en tegenstanders worden
gehoord. De niet-gebruikers dienen niet het gevoel te krijgen dat de technologie wordt ‘doorgedrukt’, hetgeen slecht is voor de sociale acceptatie.
Maatschappelijke organisaties
Maatschappelijke organisaties kunnen via lobbyen en het beïnvloeden van de publieke
opinie andere actoren beïnvloeden. Deze andere actoren kunnen daarmee aangezet
worden om de ontwikkeling en het gebruik van de BEV actief te stimuleren. Maatschappelijke organisaties kunnen bijvoorbeeld de overheid aanzetten tot het
verstrekken van subsidies op onderzoek en/of aanschaf. Voor het beïnvloeden van de
publieke opinie hebben zij een aantal instrumenten, zoals het demonstreren van het nut van de nieuwe technologie en het protesteren tegen het gebruik van de oude technologie.
Verder zijn zij, als centraal aanspreekpunt zijnde, belangrijk voor het vinden van
problemen die door het gebruik ontstaan voor niet-gebruikers, welke de sociale acceptatie belemmeren. Een elektromotor is bijvoorbeeld zeer stil, waardoor een voetganger een
BEV pas laat kan horen aankomen. Als dit gevaarlijke situaties oplevert dienen de
maatschappelijke organisaties dit op te pikken, serieus te nemen en door te spelen naar de fabrikanten of er zelf iets aan doen. Verder dienen zij nog steeds compromis- en
samenwerkingsbereid te zijn.
5.3 Doorbraak
Uiteindelijk zal de ontwikkeling en implementatie van de BEV kunnen leiden tot een
doorbraak. Deze doorbraak is gesteld op 16% marktaandeel, waarbij alle
automobielsegmenten mee worden genomen. Om deze 16% te bereiken zal de BEV zodoende in alle segmenten voet aan de grond moeten krijgen, of in een aantal segmenten
een zeer groot marktpercentage in handen krijgen. Zoals het er nu naar uitziet zal de BEV
67
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
voornamelijk marktaandeel vergaren in de A en B-segmenten, welke de kleine, compacte
auto’s voor stadsverkeer betreffen. Indien er geen grote technologische verbeteringen
optreden, welke ervoor zorgen dat de accu opgeladen wordt in minuten in plaats van uren en de accu meer capaciteit krijgt zodat ook lange ritten bij een hoge snelheid mogelijk
worden, of een accuwissel-infrastructuur wordt opgezet, zal de BEV technologie in dit
marktsegment blijven hangen. Dit segment is echter van een dergelijke omvang (+/- 35%) dat een 16% marktaandeel zelfs in een situatie met weinig technologische vooruitgang
haalbaar blijft.
5.4 Conclusie explorerende casus
De analyse van de explorerende casus heeft laten zien dat vele van de genoemde taken en
rollen in de tabellen overeenkomen met de activiteiten welke genoemd worden in de
persberichten. Het heeft zodoende goed gewerkt als verificatiemiddel voor de in de tabellen genoemde taken en rollen. De eigenschappen worden in de persberichten echter
niet genoemd, en zijn dan ook niet aan de hand van deze berichten geverifieerd. Wel is
aangegeven voor welke taken en rollen bepaalde eigenschappen belangrijk zijn. Verder zijn, dankzij de tabellen, zwakke plekken aan het licht gekomen waar nog aan
gewerkt dient te gaan worden en zijn er al taken, rollen en eigenschappen opgesteld
welke in de toekomst, tijdens de implementatiefase, benodigd zullen zijn. Aan de hand van dit overzicht kunnen de actoren deze, of competenties voor deze, voortijdig
ontwikkelen.
68
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
6. Conclusie, discussie en aanbevelingen
Het volgende hoofdstuk behandelt ten eerste de algehele conclusies van het onderzoek.
De onderzoeksvragen gesteld in Hoofdstuk 1 zijn hierbij als leidraad gebruikt. Op deze
conclusie volgt een discussie, waar enkele kanttekeningen op het onderzoek zijn gemaakt. Vervolgens zijn, aan de hand van deze kanttekeningen en enkele andere bevindingen, een
aantal aanbevelingen voor vervolgonderzoek gedaan.
6.1 Conclusie
Als leidraad voor dit onderzoek was de volgende hoofdvraag geformuleerd:
� Op welke positieve wijze beïnvloeden actoren met hun taken, rollen en
eigenschappen de voor een doorbraak belangrijke factoren in de initiële,
ontwikkelings- en implementatiefase van een technologische innovatie? Om deze vraag te beantwoorden zijn een vijftal deelvragen opgesteld, welke hieronder
stuk voor stuk worden behandeld.
� Hoe wordt in de vooronderzoeken en bestaande innovatieliteratuur de rol van
taken, rollen en eigenschappen in verschillende fases van technologische
innovaties geduid?
Uit de analyse was gebleken dat er in de gangbare innovatieliteratuur geen structureel
overzicht van taken, rollen en eigenschappen voor elke actor bestaat en er verschillend over de faseverdeling wordt gedacht. Verder onderzoek naar deze zaken was dan ook nog
gewenst. Voor opdrachtgever Kenteq zijn de taken, rollen en eigenschappen tabellen
vooral van belang voor het opstellen van actorcompetenties welke technologische innovatie kunnen stimuleren. In de huidige innovatieliteratuur is ook aan deze
competenties nog niet veel aandacht besteed. Sporadisch wordt in de literatuur een
competentie van een bepaalde actor genoemd, en ook is er onderzoek gedaan naar de competenties van transitieprofessionals, maar verder lijken de specifieke competenties
van de actoren onderbelicht. Het aan de hand van het huidige onderzoek creëren van een
structureel overzicht van deze competenties heeft dan ook zeker toegevoegde waarde.
� Welke taken, rollen en eigenschappen zijn volgens innovatie-experts belangrijk in
verschillende fases van technologische innovaties?
In de eerste plaats hebben deze interviews taken, rollen en eigenschappen opgeleverd.
Hierbij zijn ook taken, rollen en eigenschappen naar voren gekomen welke alleen toepasbaar zijn in huidige casussen; het belang van duurzaamheid wordt in deze
onderkend. Deze taken, rollen en eigenschappen zijn in de tabellen in groen geschreven.
Deze interviews hebben echter niet alleen taken, rollen en eigenschappen opgeleverd, maar hebben ook geholpen met de algehele opzet van het onderzoek. Om een goed beeld
van de taken, rollen en eigenschappen te geven dienden de actoren en factorenverdeling,
afkomstig uit het vooronderzoek van Knoppert (2008), op de schop te gaan. De actoren zijn hierbij opnieuw gedefinieerd, waarbij de verdeling over fases is losgelaten, en de
69
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
factoren zijn verdeeld onder voor elke fase geldende hoofdfactoren. In de deelvraag
betreffende het opzetten van de tabellen wordt dit verder behandeld.
� Welke taken, rollen en eigenschappen volgen uit de analyse van een historische
casus? De analyse van de historische casus, waarvoor de opkomst van de automobiel met
verbrandingsmotor eind 19de/begin 20ste eeuw is gebruikt, heeft met name nieuwe taken
en rollen aan het licht gebracht en al genoemde taken en rollen geverifieerd middels een
praktijkvoorbeeld. Ook zijn er enkele eigenschappen aan het licht gekomen. Deze zijn in de tabel in Bijlage IV ingevuld, waarbij de casus specifieke taken, rollen en
eigenschappen in blauw zijn geschreven.
� Op welke wijze kunnen de inzichten worden gesynthetiseerd in praktisch
bruikbare taken/rollentabellen?
Aan de hand van tijdens de interviews vergaarde informatie is ook de opzet van de
taken/rollentabellen gewijzigd. Het opzetten van in elke fase terugkerende actoren en
hoofdfactoren heeft met name geholpen bij het bruikbaarder maken van de tabellen. In de originele verdeling uit het vooronderzoek, zie paragraaf 2.1.1, waren voor elke fase
verschillende actoren en factoren gedefinieerd, waardoor er geen progressie te zien was
tussen de verschillende fases. Indien deze verdeling van actoren en factoren gebruikt zou zijn als basis, had elke actor maar tijdens één fase een aantal taken, rollen en
eigenschappen gehad, wat niet overeenkomt met de werkelijkheid. Nu deze beide in elke
fase terugkomen geeft dat een beter overzicht voor elke actor, waarmee de actor voor elke fase zijn taken, rollen en eigenschappen netjes op een rijtje heeft.
� Hoe kunnen deze tabellen worden gebruikt om de benodigde taken, rollen en eigenschappen van de actoren bij toekomstige innovaties te verzamelen?
Om de tabellen in de praktijk te kunnen gebruiken was er een duidelijke verdeling van ‘het’ technologische ontwikkelingstraject in fases nodig. Deze fases waren al genoemd in
Knoppert (2008), maar wat ze precies inhielden, hoe de interactie tussen de fases verliep
en hoe de overgangen tussen de fases waren te definiëren was nog niet bepaald. Met behulp van de interviews zijn deze verder uitgewerkt, wat uiteindelijk het
Doorbraakmodel heeft opgeleverd, zie paragraaf 3.1. Met behulp van dit schema, en de
bijbehorende faseanalyse, is te bepalen wanneer een technologie zich in welke fase bevindt. Hierbij zijn de fase-indicatoren Variëteit en Gebruik gedefinieerd. De initiële
fase wordt gekenmerkt door een hoge mate van variëteit en het ontstaan van prototypes,
tijdens de ontwikkelingsfase neemt deze variëteit af en worden proefprojecten en beschermde niches opgezet. Zodra de auto daadwerkelijk door consumenten gebruikt
wordt begint de implementatiefase. Deze laatste twee fases staan in continue interactie
met elkaar en worden daarom samen de ontwikkelings-implementatie cyclus genoemd. Door het doorlopen van een aantal cycli kan de variëteit verder afnemen, waardoor een
dominant design kan ontstaan. Dit kan een voorbode van de grote doorbraak van een
technologie zijn. Deze doorbraak is, middels de diffusietheorie van Everett M. Rogers, gesteld op 16% diffusie onder de potentiële gebruikers. Deze analysewijze is voor het
70
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
eerst in paragraaf 4.2 gebruikt, om de historische casus betreffende de auto met
verbrandingsmotor in fases te kunnen indelen. Vervolgens is in Hoofdstuk 5 een
explorerende casus onderzocht, betreffende de elektrische auto op accu’s, als test voor het functioneren van de taken, rollen en eigenschappen tabellen. De informatie uit de
verschillende analyses heeft een overzicht van de taken, rollen en eigenschappen
opgeleverd welke nu en in de nabije toekomst voor de desbetreffende actoren belangrijk zijn. Dit overzicht is te zien in Bijlage IV, waar voor elke fase een aparte taken, rollen en
eigenschappen tabel is te vinden.
Het voordeel van deze tabellen is dat de actoren via dit overzicht kunnen zien welke
taken, rollen en eigenschappen aan worden geraden om te hebben, vervolgens kunnen zij besluiten deze binnen de organisatie uit te voeren, te ontwikkelen of te verbeteren. Ook
kunnen de tabellen worden gebruikt voor het creëren van een competentieoverzicht,
bijvoorbeeld door Kenteq, waarmee zij vervolgens een op innovatiestimulering gericht lespakket op kunnen zetten.
6.2 Discussie
Deze paragraaf behandelt enkele discussiepunten met betrekking tot het onderzoek. De
impact van de afbakeningen uit paragraaf 1.5 zal ten eerste hier worden bediscussieerd.
Verder zijn er enkele nieuwe discussiepunten benoemd die tijdens de uitvoer van het onderzoek naar boven zijn gekomen.
Afbakeningen De in paragraaf 1.5 benoemde afbakeningen hebben impact op de vorm van het onderzoek en de resultaten gehad. Dankzij deze afbakeningen is er namelijk een
gesimplificeerd beeld van de werkelijkheid onderzocht. Voor het huidige onderzoeksdoel
(het vinden van taken, rollen en eigenschappen welke technologische innovatie stimuleren) is dat an sich geen probleem. Voor ander onderzoek, waar wel gekeken wordt
naar niet-doorbrekende innovaties, is het doorbraakmodel daardoor echter niet één op één
toepasbaar. Indien een ontwikkeling niet doorbreekt en zelfs verdwijnt, dienen de actoren namelijk meer in te zetten op het beperken van de schade dan geld en tijd te steken in een,
in dat geval, bodemloze put.
Verder zijn de taken, rollen en eigenschappen nu met name gericht op positieve actoren en zodoende is slechts in beperkte mate naar het omgaan met en overhalen van negatieve
en/of concurrerende actoren gekeken. Hoe exact de positieve actoren de negatieve
kunnen overhalen, en welke actoren daarbij met name belangrijk zijn, is niet onderzocht.
Experts De geïnterviewde experts zijn allen onderzoekers en/of docenten in de wetenschappelijke transitie en innovatie theorieën. Wegens de beperkte tijd voor en de specialistische aard
van dit onderzoek was het niet mogelijk om de interviews met directe
vertegenwoordigers van de actoren te houden. Voor een goed overzicht zouden van elke actor meerdere personen geïnterviewd moeten worden, welke ook nog eens verstand van
innovatiestimulerende maatregelen moeten hebben. Ook een expertmeeting, waarbij de
verschillende actoren kunnen discussiëren over technologische ontwikkelingen, behoorde door de beperkte tijd en de grote aantallen actoren niet tot de mogelijkheden.
71
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
Het onderzoek is daardoor zeer theoretisch en de praktijk kan hiervan afwijken. Het dient
echter wel aangetekend te worden dat de experts hoog aangeprezen zijn in de
wetenschap, waardoor wel degelijk in hoge mate op de informatie uit de interviews vertrouwd kan worden.
Meerwaarde Veel van de taken, rollen en eigenschappen zullen bij de lezer associaties oproepen met
het intrappen van een open deur. Tijdens het onderzoek is ook niet zozeer geprobeerd
nieuwe taken, rollen en eigenschappen te vinden, dan wel de taken, rollen en
eigenschappen te verzamelen in een duidelijk overzicht, waarbij ook aangegeven wordt waar welke ruwweg gebruikt dienen te worden. De meerwaarde ligt dan ook in het
overzicht.
Multidisciplinariteit Op de genoemde competentie multidisciplinariteit valt volgens één van de geïnterviewde
experts158
ook nog wel wat af te dingen. In de praktijk ziet deze expert namelijk dat het vaak wel lijkt alsof er heel wat partijen bij een innovatie betrokken zijn, maar dat er toch
een dominante partij is die het voor het zeggen heeft. Op een gegeven moment zullen de
andere actoren zich toch tot deze moeten richten.
Casussen De in dit rapport onderzochte casussen beschrijven beide ontwikkelingen in de mobiliteit. Het kan daardoor zijn dat de uiteindelijke taken/rollentabel beter toepasbaar is voor
mobiliteitscasussen dan voor casussen uit andere sectoren. Het analyseren van
ontwikkelingen in andere sectoren, zoals energie, en het toevoegen van specifieke taken, rollen en eigenschappen voor deze casussen kan dit beeld vollediger maken.
Verder betrof het bronmateriaal van de onderzochte historische casus vooral de
ontwikkelings- en implementatiefase. De initiële fase is hierdoor onderbelicht. Ook is gebleken dat de explorerende casus al in de ontwikkelingsfase is beland, waardoor ook in
deze casus de initiële fase slecht aan bod komt. Voor de initiële fase is dan ook
aanvullend casusonderzoek gewenst.
6.3 Aanbevelingen
Ter afsluiting volgen in deze paragraaf enkele aanbevelingen voor vervolgonderzoek.
Focus verbreden Het is aanbevelingswaardig om de focus van het onderzoek te verbreden. De volgende
drie uitbreidingsmogelijkheden voegen hierbij het meeste toe. Ten eerste is het huidige onderzoek vooral gericht op radicale technologische innovaties.
Het zou interessant kunnen zijn om te onderzoeken of de resultaten ook toepasbaar zijn
op incrementele technologische innovaties. De initiële fase zou dan sowieso wegvallen, maar blijft de rest van het model en de tabellen wel bruikbaar?
Ten tweede kan het interessant zijn om het onderzoek uit te breiden naar technologische
transities. Bij een technologische transitie loopt de analyse verder door (het huidige
158
Interview T.C.R. van Someren (05-02-09)
72
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
onderzoek concentreert zich op de doorbraak, terwijl transities zich op de gehele
overgang van situatie A naar situatie B richten), waarbij meestal meerdere technologieën
om het uiteindelijke marktoverwicht strijden. Deze ‘strijd’ kan interessante nieuwe activiteiten en taken, rollen en eigenschappen opleveren.
Ten derde kan een vervolgonderzoek opgezet worden waarin andere soorten innovaties
dan technologische, zoals institutionele- of gedragsinnovaties, op dezelfde manier onderzocht worden.
Aan de hand van de resultaten van bovengenoemde aanvullende analyses kunnen wellicht
de huidige resultaten worden aangevuld of kunnen er aparte nieuwe tabellen en modellen
worden gemaakt welke los staan van het huidige onderzoek.
Extra overzichten Omdat het onderzoek gericht is op de doorbraak, is er vooral geconcentreerd op de taken, rollen en eigenschappen van actoren welke bijdragen aan deze doorbraak. Echter, vaak is
het zo dat niet alle actoren positief staan tegenover een technologie. Met deze negatieve
actoren wordt wel rekening gehouden door middel van activiteiten van de positieve actoren welke gericht zijn op het ‘overhalen’ van de negatieve actoren, maar deze worden
niet apart benoemd. Een overzicht van hoe welke positieve actor welke negatieve actor
kan beïnvloeden zou dan ook een mooie toevoeging zijn. Ook vormen bepaalde actoren samen actorengroepen, zoals het Triple-Helix. Een
overzicht van deze groepen en de speciale manieren waarop zij als groep hun invloed
kunnen uitoefenen zou ook interessant zijn. Bij beide overzichten zou ook een, in de interviews genoemde, machtsfactor ingebed kunnen worden.
Verder zijn de twee genoemde overkoepelende hoofdfactoren, Netwerken en
Psychologische factoren, nu op dezelfde wijze als de ‘normale’ hoofdfactoren in de tabellen verwerkt. Wellicht is het mogelijk de tabellen zo te structuren dat deze
overkoepeling beter zichtbaar is en ook zichtbaar is op welke andere hoofdfactoren deze
invloed uitoefenen.
Onderzoeksmethoden Twee aanbevelingen kunnen er gedaan worden ten behoeve van de onderzoeksmethoden, welke beide de interviews betreffen.
Ten eerste betreft het hier de onderbelichting van de praktijk. Zoals reeds in de discussie
vermeld zou het, voor een vervolgonderzoek, aanbevelingswaardig zijn om experts binnen elke actor te interviewen of een expertmeeting met deze experts te houden. Dit
vergroot de bruikbaarheid van de uitkomsten in de praktijk.
Ten tweede is het onderzoek voornamelijk gebaseerd op kwalitatieve interviews. Een kwantitatief onderzoek, waarbij bijvoorbeeld een enquête over het belang van de
gevonden taken, rollen en eigenschappen naar de actoren gaat, zou de
generaliseerbaarheid van de resultaten versterken.
Ander onderzoek Vlak voor het einde van dit onderzoek is het proefschrift van Roald A.A. Suurs getiteld Motors of Sustainability uitgekomen. Dit proefschrift behandelt een soortgelijk
onderwerp als dit onderzoek, maar is meer gericht op duurzaamheid, terwijl het huidige
onderzoek een meer generiek doel voor ogen heeft.
73
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
Het kan dan ook aangeraden worden om het proefschrift van Suurs met het in dit rapport
uitgevoerde onderzoek te vergelijken en wellicht aanvullende informatie en inzichten te
vergaren.
74
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
Referenties
Literatuurlijst: Andringa J. en Weterings R. (2008). Competentieprofiel van Transitieprofessionals
cahier 2. Utrecht: Competentiecentrum Transities.
de Boer et al. (2008). Casestudy Doorbraak of Mislukking. Hilversum: Hiteq
aan de Brugh, M. (23 februari 2009). Bij je volgende auto krijg je een… stekker. Nrc next,
blz. 4-5
van den Bulk, J. (2009). A cost- and benefit analysis of combustion cars, electric cars and
hydrogen cars in the Netherlands. Wageningen University.
Chesbrough, H. (2003). Open Innovation: The New Imperative for Creating and Profiting
from Technology. Harvard Business School Press.
Energeia (19 februari 2009). Berlijn krijgt auto-oplaadzuil, Vattenfall zoekt 100
testrijders voor 50 auto’s. Energeia (18 februari 2009). Nederland moet proeftuin elektrisch autorijden worden,
EUR 10 mln. beschikbaar. Geels F.W. (2002). Technological transitions as evolutionary reconfiguration processes: a
multi-level perspective and a case-study. Research Policy, 31 (8/9), 1257-1274.
Globalspec.com (2009). Lithium Batteries Specifications. Geraadpleegd 20 maart 2009
via http://electronic-components.globalspec.com/Specifications/Electrical_Electronic_
Components/Batteries/Lithium_Batteries
Gow, D. (3 maart 2009). Toyota hybrid sales 'to rise 15% this year'. Guardian.co.uk.
Geraadpleegd 10 maart 2009 via http://www.guardian.co.uk/environment/2009/mar/03 /toyota-hybrid-sales-geneva
Groothengel, C. (25 maart 2009). ‘In 2040 rijdt iedereen in Amsterdam elektrisch’. De
Pers, blz. 11
Hekkert, M.P. (2008). Oratie naar een duurzaam innovatieklimaat. Universiteit Utrecht
Hekkert, M.P.; R.A.A. Suurs, S.O. Negro, S. Kuhlmann, and R.E.H.M. Smits, (2007)
Functions of innovation systems: A new approach for analysing technological change. Technological Forecasting and Social Change, 74 (4), 413-432
ten Horn, M. (2007). Essay generatieproject. Hilversum: Hiteq.
de Jong, S. (11 maart 2009). Superbatterij laadt razendsnel op. Kennislink. Geraadpleegd
12 maart 2009 via http://www.kennislink.nl/publicaties/superbatterij-laadt-razendsnel-op
75
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
Kit, C. (2009). De Voordelige elektro-auto. Autoweek 8, blz. 25
Knoppert, O. (2008). Technologische Doorbraak. Hilversum: Hiteq.
Michael J.C. Martin. (1994). Managing Innovation and Entrepreneurship in Technology-based Firms. New York: Wiley-IEEE.
Ministerie van financiën (2009). Eindejaarspersbericht 2009 autobelastingen. Geraadpleegd 20 maart 2009 via http://www.minfin.nl/Onderwerpen/Belastingen/
Belastingplannen/Eindejaarspersbericht_2009/Autobelastingen
Mom, G. en Filarski, R. (2008). Van transport naar Mobiliteit, De mobiliteitsexplosie (1895-2005). Zutphen: Walburg Pers.
RAI (24 september 2008). Marktinformatie personenauto’s. Geraadpleegd 25 maart 2009 via http://www.raivereniging.nl/markt-informatie/branche_analyses/personenautos.aspx
Rogers, E.M. (2003). Diffusion of Innovation, 5th
edition. New York: Free Press of Glencoe
Rotmans, J. (2006). Transitiemanagement: Sleutel voor een duurzame samenleving. Assen: Koninklijke Van Gorcum.
Schumpeter, J.A. (1934). The Theory of Economic Development. Cambride: Harvard University Press.
Strop, J.H. (17 juni 2008). Effe tanken bij de pomp van Essent. De Pers. [Elektronische versie]. Geraadpleegd 9 maart 2009 via http://www.depers.nl/economie/213483/Effe-
tanken-bij-de-pomp-van-Essent.html
Strop, J.H. (10 maart 2009). Waarom de elektrische auto wegblijft. De Pers, blz. 15-17
Suurs, R.A.A. (2009). Motors of Sustainable Innovation, Towards a theory on the dynamics of technological innovation systems,
Tolsma, H., (31 januari 2009). E-auto is een prima buffer voor groene stroom. Technisch weekblad, blz. 5
Van Dale (2005). Groot Woordenboek van de Nederlandse Taal. Utrecht: Van Dale Lexicografie bv.
Van Dale Lexicografie bv. (2009). Van Dale Onlinewoordenboek. Geraadpleegd 31 maart 2009 via http://www.vandale.nl/vandale/
Wakefield, E.H. (1994). History of the Electric Automobile – Battery-Only Powered Cars. Society of Automotive Engineers
76
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
Geïnterviewde experts:
Naam Huidige functie Datum
prof.em dr.ir. J.L.A.Jansen Gastdocent TU Delft, lid van enkele commissies
13-11-08 &
10-12-08
dr. D.W. Laws Universitair hoofddocent UvA 24-11-08
dr.ir. G.P.J. Verbong Universitair hoofddocent TU/e 23-12-08
dr. D. Loorbach Senior onderzoeker EUR 14-01-09
mw. ir. J. Andringa Senior programma adviseur SenterNovem 22-01-09
prof. dr. M.P. Hekkert Hoogleraar innovatiewetenschap UU 20-01-09
prof. dr. T.C.R. van Someren Hoogleraar Sustainability and Innovation NBU 05-02-09
dr. ing. G.P.A. Mom Universitair docent TU/e 13-02-09
77
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
Afkortingen
BEV: Battery Electric Vehicle; op accu’s aangedreven elektrische auto
ICE: Internal Combusion Engine; interne verbrandingsmotor
ANWB: Algemene Nederlandse Wieler Bond (K)NAC: (Koninklijke) Nederlandse Automobiel Club
MIT: Massachusetts Institute of Technology
MO(’s): Maatschappelijke Organisaties
78
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
Bijlagen
79
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
Bijlage I: Vragenlijst interviews
Introductie: Dit interview zal gaan over het project Doorbraak of Belemmering van Hiteq. Doel van dit project is het in beeld krijgen van competenties welke de doorbraak van een radicale
technologische innovatie kunnen stimuleren. In een vorig afstudeeronderzoek zijn de
belangrijkste actoren en factoren uiteengezet. De factoren kunnen bijdragen aan de doorbraak van een technologie en dienen in dit geval gestimuleerd te worden door de
actoren. Anders gezegd zijn het succesfactoren voor een technologische ontwikkeling.
Het ontwikkelingstraject is hierbij opgedeeld in drie fases, waarover de actoren en factoren verdeeld zijn. Elke actor en factor komt dus alleen terug in de belangrijkste fase
voor die (f)actor.
In dit onderzoek wordt er gezocht naar competenties welke de actoren in staat stellen tot, of helpen met, het stimuleren van de factoren. Het gaat hierbij om institutionele
competenties.
Verder is de faseverdeling van de actoren teruggedraaid, elke actor komt nou in elke fase aan bod. De verdeling van de factoren staat nog onder discussie.
Introductievragen
1. Wat is uw functie op de Universiteit …?
2. Wat zijn uw specialisaties / is uw domein binnen de universiteit?
3. Heeft u technologische innovaties onderzocht? Zo ja, welke?
Vragen technologische innovaties Fases
4. Wat vindt u van de verdeling van het innovatietraject in de drie fases? - Welke indicatoren geven volgens u het beste aan in welke fase een
ontwikkeling zit?
- Wat voor indicatoren zou u gebruiken gezien vanuit de historische case
betreffende de ontwikkeling van de automobiel begin 20e
eeuw?
Actoren
5. Wat vindt u van de gekozen actoren?
- Vindt u deze duidelijk? - Mist u nog actoren? Wat zijn vanuit uw domein gezien belangrijke
actoren?
- Heeft u hier verder nog aanvullingen op?
80
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
Factoren
6. Wat vindt u van de lijst met factoren? - Vindt u deze duidelijk?
- Mist u nog factoren? Wat zijn vanuit uw domein gezien belangrijke
factoren? - Welke factoren zou u in alle of meerdere fases behandelen en welke zou u
in één fase behandelen?
- Heeft u hier verder nog aanvullingen op?
Competenties
7. Wat verstaat u onder competenties in dit verband?
8. We maken een onderscheidt tussen entiteit competenties en individuele
competenties. Vindt u dat een zinnig onderscheid?
“Model”
Het uiteindelijke “model” bestaat uit tabellen en grafische weergaves. De actoren en
factoren zijn uiteengezet in de volgende tabellen, waarna via literatuuronderzoek en
interviews competenties en activiteiten worden verkregen. Deze activiteiten worden vervolgens vertaald naar competenties.
9. Kunt u aangeven wat voor activiteiten / competenties belangrijk zijn voor de verschillende actoren?
Afsluitende vragen:
10. Heeft u aanvullende informatie en / of verslagen die van invloed kunnen zijn op
het interview of het onderzoek?
11. Wilt u nog iets toevoegen aan het interview?
81
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
Bijlage II: Actoren
Actoren Beschrijving actoren
Bedrijven Grote bedrijven met eigen R&D gericht op fundamenteel onderzoek: Zij hebben tijd en geld om onderzoek te doen. Belangrijk vanaf initiële fase.
Technostarters: kleine technologieontwikkelaars. Bijvoorbeeld spinn-offs: onderzoekers uit universiteiten/bedrijven die onderzoek omzetten in ontwikkeling in eigen bedrijf. Geloven sterk in hun innovatie en nemen risico's hierdoor. Missen vaak entrepreneur competenties. Belangrijk vanaf ontwikkelingsfase.
MKB: Componenten ontwikkelen t.b.v. innovatie. Zij zien problemen met de huidige technologie en kunnen hier aanpassingen op aanbrengen. Belangrijk vanaf ontwikkelingsfase.
Entrepreneurs: herkennen van een mogelijk winstgevende ontwikkeling en deze klaar maken voor commercialisering. Niet belangrijk voor ontwikkeling product, maar voor commercialisering. Belangrijk vanaf ontwikkelingsfase.
Overheid De overheid heeft een politieke en een beleidstak, waarvan de beleidstak het beste door de andere actoren is te beïnvloeden. De overheid kan zelf de technologische innovaties die leiden tot de doelen (politieke tak) die zij heeft faciliteren en sturen.
Kennisinstellingen Universiteiten: Belangrijk voor kennisontwikkeling, kennisoverdracht en opleidingen. Kennisinstellingen als TNO: schakel tussen fundamenteel en toegepast onderzoek.
Intermediairs Intermediairs linken onderzoekssystemen met bedrijfsleven, spelen kennis door en bemiddelen tussen actoren. Niet alleen overdracht van kennis, maar ook van know-how en kennissen; de juiste mensen bij elkaar brengen.
Financiers Financiering voor bedrijfsleven via banken, investeringsmaatschappijen, durfkapitalisten en via onderhandse leningen van bijvoorbeeld familie of vrienden. Investeringsmaatschappijen en durfkapitalisten investeren in een innovatie/bedrijf in ruil voor percentage winst/belang in bedrijf. Financiering via vrienden/kennissen, durfkapitalisten en investeringsmaatschappijen belangrijk in opstartfase van een bedrijf en/of van een ontwikkeling.
Maatschappij (gebruikers)
Andere actoren dienen de eisen v.d. gebruikers in de gaten te houden en eventuele problemen op te lossen. De gebruiker zelf geeft een maatschappelijke betekenis aan een innovatie en ontwikkeld er een maatschappelijke routine omheen. Gebruikers zijn ook kennisproducenten. Dankzij feedback en bèta-testing zijn zij bij het proces betrokken.
Media De media kunnen de maatschappij (publieke opinie) beïnvloeden. Het is belangrijk dat de andere actoren hiermee rekening houden.
Maatschappelijke organisaties
Spelen een belangrijke rol in de relaties tussen overheid en burgers. Ze oefenen invloed uit op de meningsvorming van de burgers, proberen steun te verwerven voor hun standpunten en brengen de publieke opinie onder de aandacht van de politici.
82
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
Bijlage III: Factoren
Hoofdfactoren Beschrijving hoofdfactoren
Netwerken Algemeen: netwerk opbouwen om kennis, kennissen en know-how (meer toepassingsgerichte kennis) door te spelen. Naast kennisnetwerken ook financiële netwerken met name belangrijk
Initieel: Triple Helix netwerk tussen overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen opbouwen ter stimulatie van innovatie. Belangrijk voor kenniscreatie en deling.
Ontwikkeling: - Open innovatie netwerken opzetten, waarbij bedrijven buiten eigen bedrijfsgrenzen gaan oriënteren en zij open omgaan met innovaties en bijbehorende kennis en informatiestromen. Zorgt voor radicalere innovaties en uiteindelijk voor een open innovatiesysteem. - Netwerken ten behoeve van mobiliseren van middelen, zoals netwerken met financiers.
Implementatie: terugkoppelingsnetwerken tussen bedrijven en gebruikers opbouwen.
Innovatie- klimaat
Algemeen: In dit onderzoek gaat het om de stimulerende maatregelen van de actoren om deze ‘klimaten’ te verbeteren.
Initieel: een goed experimenteer- en onderzoeksklimaat draagt bij aan de ontwikkelingen. Het betreft hier directe voorwaarden die het mogelijk maken dat onderzoek plaatsvindt. Te stimuleren door bijvoorbeeld subsidies op onderzoek en door belemmerende wet- en regelgeving voor experimenten (tijdelijk) op te zeggen.
Ontwikkeling: in deze fase is het ontwikkelingsklimaat belangrijk. Gunstige subsidies en wet- en regelgeving ten behoeve van ontwikkeling. Ook de samenloop van technische ontwikkelingen speelt een rol. Deze kunnen bijdragen aan het verbeteren of zelfs mogelijk maken van een product. Hierbij kan men denken aan materiaalontwikkeling. Ter stimulering kunnen kennisinstellingen als het TNO fundamenteel onderzoek naar toegepast onderzoek omzetten
Implementatie: adaptatieklimaat belangrijk. Stimuleren dat de techniek geïmplementeerd wordt doormiddel van subsidies op aanschaf, nichegebruik, gunstige wet- en regelgeving t.b.v. implementatie. Overheid is met name belangrijk voor het creëren van nichemarkten t.b.v. het testen en creëren van een markt voor radicale innovaties.
Paradigma Algemeen: verschuiving in de manier waarop in de huidige, gangbare zienswijzen van de omgeving op sociaal en technologische niveau naar problemen wordt gekeken en naar oplossingen wordt gezocht.
Initieel: Een waardeverschuiving in het dominante sociale paradigma kan leiden tot wrijving in het dominante technologische paradigma. Hierdoor wordt ruimte geschept voor nieuwe ontwikkelingen of voor ontwikkelingen die al op de plank liggen. Actoren kunnen deze waardeverschuivingen herkennen en stimuleren.
Ontwikkeling: dominant technologisch paradigma met name belangrijk. Concurreren met de technologie zelf en rekening houden met periferie rond deze technologie. Hierbij met name de periferie rond de dominante technologie in de vorm van infrastructuur en huidige wet- en regelgeving belangrijk. De technologie op de periferie aanpassen of de periferie aan de nieuwe technologie aanpassen.
Implementatie: de nieuwe technologie zal, om een grote doorbraak te bewerkstelligen, succesvol moeten concurreren met de dominante technologie(ën) welke gebruikt worden voor hetzelfde doel. Ook dient de periferie rond de nieuwe technologie opgebouwd te worden. Uiteindelijk kan dit leiden tot de creatie van een nieuw technologisch paradigma.
83
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
Psychologische factoren
Algemeen: bepaalde eigenschappen van de actoren zelf welke de ontwikkeling en doorbraak van een technologie stimuleren. In hedendaagse casussen is Ethiek belangrijk. Bedrijven hebben een bepaalde maatschappelijke verantwoordelijkheid, waarmee ze rekening dienen te houden.
Initieel: - Flexibiliteit en risiconemendheid belangrijk voor maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen om wrijving in het dominante paradigma te ontdekken en hier lange-termijn oplossingen en eindbeelden voor te bedenken. - Creativiteit en innovativiteit stimuleren binnen de onderzoeksinstituten, kennisinstellingen en de fundamentele R&D afdelingen van gevestigde bedrijven.
Ontwikkeling: Flexibiliteit en risiconemendheid belangrijk. Voor bedrijven flexibel topmanagement waardoor innovatie en creativiteit een kans krijgt belangrijk, zo dienen topmanagers bereid te zijn risico’s te nemen in radicale innovaties. De overheid dient risiconemend, met betrekking tot subsidies, en flexibel, met betrekking tot wet- en regelgeving, op het gebied van onderzoek te zijn. Wijzigingen in de organisatiecontext van bedrijven en overheid kunnen hierbij belangrijk zijn.
Implementatie: Flexibiliteit en risiconemend belangrijk. Bij overheid belangrijk voor subsidies en regelgeving betreffende het gebruik. Bij bedrijven met name flexibiliteit belangrijk, omdat productie om andere competenties vraagt dan onderzoek. Hierdoor veranderingen in organisatiecontext nodig.
Vraagkant Algemeen: hoe de actoren inspelen op de (toekomstige) vraag en eisen van de gebruikers en hoe de actoren deze kunnen stimuleren en aanpassen. Het stimuleren van de adaptatiefactoren is gericht op de gebruiker zelf; wat is voor de gebruiker belangrijk bij adaptatie, hoe houden we hier rekening mee en hoe valt de technologie aan te passen aan de adaptatiefactoren van de gebruikers?
Initieel: Signaleren maatschappelijke behoefte. Maatschappelijke vraagstukken worden op een gegeven ogenblik herkend, wat leidt tot een maatschappelijke vraag. Deze vraag creëert op zijn beurt weer ruimte voor fundamenteel onderzoek of innovaties die al lang op de plank liggen of in ontwikkeling zijn. Verder dienen de actoren alvast hun eindbeelden uit te dragen t.b.v. de latere sociale acceptatie.
Ontwikkeling: Technologische ontwikkeling aanpassen aan verwachte vraag en eisen en aan huidige gebruikerscultuur. Verder alvast met de sociale acceptatie rekening houden d.m.v. de mensen voor te bereiden op het product, bijvoorbeeld door observatiemogelijkheden te creëren,
Implementatie: - De adaptatiefactoren zijn eigenschappen van de gebruikers welke bepalen hoe snel iemand adapteert, zoals het inkomen en in hoeverre de gebruiker openstaat voor een revolutionair product. Bedrijven kunnen op de verschillen in de adaptatiefactoren van gebruikers(groepen) inspelen d.m.v. marktsegmentatie/productdifferentiatie. - Sociale acceptatie: de attitude ten opzichte van de technologie is van belang voor de vraag. Positieve houding ten opzichte van een technologie (gevoelsmatig nut van een technologie en het gebruiksgemak) om maatschappelijk draagvlak te creëren. Wet- en regelgeving kan hieraan bijdragen doordat het de technologie legitiem maakt, waardoor weerstand tegen de verandering doorbroken kan worden.
84
Onderzoeksverslag Innovatie in de hoofdrol
Bijlage IV: Tabellen taken, rollen en
eigenschappen
Initiële fase NetwerkenInnovatieklimaat (Eperimenteer- en onderzoeksklimaat) Paradigma Psychologische factoren Vraag
Overheid • De overheid dient de kennisinstellingen van voldoende financiële middelen te voorzien en onderzoeksopdrachten voor deze op te stellen. • Ook dient (fundamenteel) onderzoek binnen bedrijven gestimuleerd te worden middels risicofinanciering en subsidies. • Risicovol onderzoek herkennen en kennisinstellingen aansporen hier onderzoek naar te verrichten door onderzoeksprogramma's in te richten. • Wellicht belastingvoordeel geven op investeringen in innovatieve bedrijven/producten. Hier een fraudebestendig systeem voor ontwikkelen.
• Herkennen van verschuivingen in het dominante sociale paradigma en hier op inspelen d.m.v. visieontwikkeling: wat is het huidige probleem, wat zijn de randvoorwaarden en wat zijn de eisen?
• Ondernemerschap in vorm van visie en risicobereidheid en vraag uit samenleving herkennen. • Maatschappelijk bewustzijn. Wordt iets in de huidige situatie door de actoren als probleem ervaren?• Discrepantie tussen gewenste toestand op lange termijn en de huidige toestand onderkennen et zekerstellen van de continuiteit van de dienstverlening daarop baseren. • Onbevooroordeeld naar mogelijkheden kijken. Niet één technologie bevooroordelen om lock-in te voorkomen.
• Signaleren van tekorten in voldoen aan behoefte/vraag op lange termijn. • Alvast eindbeelden uitdragen t.b.v. de latere sociale acceptatie.
Kennisinstellingen • Fundamenteel onderzoek en kennisuitwisseling; hiervoor de onderzoekers ruimte en middelen geven. Een bepaald percentage van de onderzoekscapaciteit zou voor "vrije research" gericht op (duurzame) ontwikkeling gereserveerd moeten zijn. • Menselijk kapitaal ontwikkelen (opleiden). Zorgen voor genoeg wetenschappers. Duurzaamheid in de opleidingen integreren. • Onderzoek en onderwijs zou inter- en transdisciplinair moeten zijn: disciplinaire schotten doorbreken.
• Probleemanalyse van wrijving in paradigma: wat is het huidige probleem, wat zijn de randvoorwaarden en wat zijn de eisen? Kennisinstellingen kunnen hierbij d.m.v. onderzoek aantonen dat iets een probleem is. Hier naast de diepte ook de breedte in; vaak is het probleem niet alleen technisch van aard, maar zijn andere disciplines ook belangrijk. • Visieontwikkeling: aan de hand van de probleemanalyse een visie voor onderzoek en ontwikkeling ontwikkelen en in de missie verwerken.
• Ondernemerschap in vorm van visie en risicobereidheid om al vroeg wrijving in dominant paradigma en de (opkomende) vraag uit de samenleving te herkennenen. Hier lange-termijn oplossingen en eindbeelden voor bedenken. • Creativiteit en innovativiteit binnen kennisinstellingen stimuleren en honoreren. • Onbevooroordeeld naar onderzoeksmogelijkheden kijken. Niet één technologie bevooroordelen om te voorkomen dat te vroeg voor één bepaalde techniek wordt gekozen.• Verminderen van disciplinariteit. Je bent alleen een goed onderzoeker (hoogleraar etc.) als je heel diep in de materie zit, niet als je erg breed zit. Breed onderzoek stimuleren en dit ook honoreren.
• (Fundamenteel) onderzoek naar technologieën om te voldoen aan verwachte lange-termijn vraag.• Alvast eindbeelden uitdragen t.b.v. de latere sociale acceptatie.
• Sociale acceptatie: door aan te tonen dat iets een probleem is beïnvloeden zij de publieke opinie. Ook kunnen ze onderzoeken of in de publieke opinie iets ook echt als een probleem wordt ervaren.
Intermediairs • Breed schakelende rol tussen alle actoren vervullen voor het samenbrengen van kennis, kennissen en know-how. Ook zorgen voor samenwerking tussen de actoren.
• Niet alleen een schakelende, maar ook een meer inhoudelijke en initiërende rol bekleden.
Financiers • Verstrekken van voordelen voor mensen die sparen / beleggen in fondsen gericht op ontwikkeling en onderzoek van nieuwe (duurzame) technologieën.
• Formuleren van beoordelingscriteria voor investeringen. Niet alleen rentabiliteit, maar ook maatschappelijk verantwoord ondernemen. Zodoende voorkeur geven aan duurzame producten en processen.
• Nadruk verleggen van korte termijn winstgericht naar lange(re) termijn en continuiteitgericht
Maatschappij (gebruikers)
• Deelnemen in kennisnetwerken voor (duurzame) ontwikkeling.
• Problemen met de huidige situatie articuleren.• Interesse tonen voor alternatieven voor het vervullen van basisbehoeften • Expliciteren van ethische criteria/voorwaarden
• Expliciteren van een lange termijn behoefte/vraag en criteria voor oplossingen.
Media Concurrerende toekomstvisies uitlokkenPerspectieven schetsen
• Probleemsignalering en trends (technologische, politieke etc.) beschrijven in dominant paradigma en dit smakelijk vertellen.• Voortdurend scannen van kansen voor nieuwe ideeën en daaraan op gerichte wijze en doelgroepgericht aandacht besteden. • Scannen van opvattingen en de (mogelijke) consequenties daarvan. • Aandacht besteden aan de onderzoeks- en netwerkactiviteiten t.b.v. (duurzame) ontwikkeling
• Denken verschuiven van individueel gericht naar vernieuwing, risico en gemeenschap.
• Alvast eindbeelden uitdragen t.b.v. de latere sociale acceptatie.
Maatschappelijke organisaties
• Belangrijk dat MO's netwerken opbouwen voor kennisuitwisseling en ter beinvloeding van de communicatie tussen draagvlaklijn en ontwikkellijn voor keuze toekomstbeeld. Hiervoor samenwerkingsverbanden met traditionele instellingen zoals bedrijven, overheden, financiers en kennisinstellingen aangaan.
• Samen met wetenschappers 'vergezichten' ontwikkelenSignaleren tekorten in huidig innovatieklimaat
• Signalen van gebruikers en burgers oppakken en deponeren bij overheid en kennisinstellingen en zodoende zorgen voor probleemherkenning in dominant paradigma en het articuleren van de lange termijn behoefte/vraag. • Bewustzijn van problemen vergroten, relaties leggen tussen problemen en oplossingen en het publiek mobiliseren voor ondersteunende actie. • Expliciteren van ethische criteria/voorwaarden voor oplossingen.
• Compromis- en samenwerkingsbereidheid. Proberen gezamenlijk (ook met de meer traditionele organsaties) met oplossingen voor een probleem te komen en niet aan een oplossing vast blijven houden. • Flexibiliteit en risiconemend: ver vooruit kunnen kijken om wrijving in dominant paradigma te herkennen en hier lange-termijn oplossingen en eindbeelden voor te bedenken.
• Expliciteren van een lange termijn behoefte/vraag en criteria voor oplossingen. • Alvast eindbeelden uitdragen t.b.v. de latere sociale acceptatie.
Algemeen • Insiders-outsiders. De positieve actoren dienen zoveel mogelijk negatieve actoren over zien te halen.
De actoren dienen sensitiviteit voor de verschillende groepen in de maatschappij te ontwikkelen en te kijken hoe ze daarbinnen hun eigen rol kunnen definiëren. De actoren moeten kunnen reflecteren op de positie zoals ze op een bepaald moment hebben en de bewegingen en trends die ze om zich heen zien. Aan de hand van deze informatie kunnen ze hun opstelling gaan bepalen.
• Voor onderzoek en experimenteren dienen bedrijven risico te durven nemen en creativiteit en innovativiteit te stimuleren. Creativiteit en innovativiteit binnen bedrijven daarom ook honoreren. • Besef dat vernieuwing, marktdifferentiatie (en maatschappelijk verantwoord ondernemen) nodig is om te overleven op de lange termijn. Hiervoor de discrepantie tussen gewenste toestand op lange termijn en de huidige toestand onderkennen. • Politiek/maatschappelijk bewustzijn. Wordt iets in de huidige situatie door de actoren als probleem ervaren? • Onbevooroordeeld naar mogelijkheden kijken. Niet één technologie bevoordelen
• (Fundamenteel) onderzoek naar technologieën om te voldoen aan verwachte lange-termijn vraag• Alvast eindbeelden uitdragen t.b.v. de latere sociale acceptatie.
Bedrijven Grote bedrijven met eigen R&D:• Kennisontwikkeling d.m.v. tijd en geld te steken in (fundamenteel) onderzoek en actief experimenteren met nieuwe technologie. Een bepaald percentage van de onderzoekscapaciteit zou voor "vrije research" gericht op (duurzame) ontwikkeling gereserveerd moeten zijn. Ook dienen zij genoeg (multidisciplinaire) wetenschappers aan te nemen/te vormen. • Lobbyen voor subsidies of risicofinanciering voor onderzoek bij overheid
• Herkennen van verschuivingen in het dominante sociale paradigma en hier op inspelen d.m.v. visieontwikkeling: wat is het huidige probleem, wat zijn de randvoorwaarden en wat zijn de eisen?
• Triple Helix: Het Triple Helix netwerk tussen bedrijven, overheid en kennisinstellingen is belangrijk voor kennisuitwisseling, om dilemma's te doorbreken en persistente problemen op te lossen. • Netwerken is ook belangrijk voor de keuze van een gezamenlijk toekomstbeeld door de draagvlaklijn (bedrijven, overheid) en ontwikkellijn (kennisinstellingen).