Een onderzoek naar de reacties in de westerse en ... · bijbel en de talmud in stukken gescheurd,...
Transcript of Een onderzoek naar de reacties in de westerse en ... · bijbel en de talmud in stukken gescheurd,...
Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte
Vakgroep Talen en Culturen van het Nabije Oosten en Noord-Afrika
Een onderzoek naar de reacties in de westerse en
islamitische wereld naar aanleiding van de
publicatie van de Muḥammad cartoons in de Deense
krant Jyllands-Posten.
Verhandeling voorgelegd voor
het verkrijgen van
de graad van licentiaat
in de Oosterse talen en culturen
door Hannelore Vlieghe
Academiejaar 2006-2007
Promotor: Prof. dr. C. Janssen
Woord vooraf
Mijn dank gaat uit naar mijn promotor Prof. dr. Caroline Janssen
voor de begeleiding bij het schrijven en de vertaling van deze thesis.
Verder kan ik Mohammed Khanfar niet genoeg bedanken voor zijn grenzeloos geduld
en zijn hulp die van onschatbare waarde was.
Ik bedank mijn vrienden voor hun steun in momenten van nood.
Ten slotte wil ik mijn broer bedanken, hij stond me altijd met
academische raad en daad bij,
en mijn ouders, die het mogelijk maakten dat ik deze studie kon afronden
en die mij op ontelbare manieren steunden.
Inleiding
1. Motivering en keuze van het onderwerp 1
2. Gebruikte transcriptie en schrijfwijze van de namen 2
Hoofdstuk 1 : Algemeen overzicht van de gebeurtenissen
1. Inleiding 3
2. Aanleiding voor de publicatie 3
3. Bespreking van de cartoons 4
4. Gebeurtenissen tussen de publicatie en het uitbreken van de protesten 7
5. Onderzoek naar overtreding van de wet 8
6. Akkārī-Laban dossier 10
7. Herpublicaties en uitbraak protestbetogingen 12
Hoofdstuk 2 : Reacties en opinies over de cartoons in de
moslimwereld en in de westerse wereld
1. Inleiding 20
2. Meningen in Denemarken 20
Inhoudsopgave
2.1. “Jyllands-Posten” aan het woord 22
2.1.1. Mening van de uitgever van Jyllands-Posten 22
2.1.2. Mening van de culturele redacteur van Jyllands-Posten 24
2.2. Mening van de Deense koningin 25
3. Reacties en opinies in de moslimwereld 25
3.1. Meningen en reacties van vooraanstaande personen en organisaties
in de moslimwereld 26
3.1.1. Veroordelende reacties 26
3.1.2. Vergezocht motief 31
3.1.3. Tegenactie 31
3.1.4. Gematigde reacties 32
3.1.5. Alternatieve stemmen 33
3.2. Mening van de Arabische media 37
4. Reacties in de westerse wereld 39
4.1. Meningen en reacties van vooraanstaande personen en organisaties
in de westerse wereld 39
4.1.1. Reacties van teleurstelling en afkeuring 39
4.1.2. Confrontatie als gevolg van globalisering 40
4.1.3. Vraag naar bescherming van religieuze gevoelens 41
4.1.4. Begripsvolle en tolerante houding 42
4.1.5. Steun aan Denemarken 42
4.1.6. Vrees voor binnenlandse onlusten 42
4.1.7. Geen ‘Clash of Civilizations’ 43
4.2. Westerse media 43
5. Reacties en meningen in België 44
5.1. Veroordelende reactie : l’histoire se répète 44
5.2. Afkeurende reactie, vraag om toenadering 44
5.3. Misbruik van de vrije meningsuiting 45
5.4. Toetsing van de vrije meningsuiting 45
6. Conclusie 46
Hoofdstuk 3 : Cartoons
1. Definiëring van het begrip 47
2. Historiek van de cartoon 49
2.1. Prille poging tot cartoon 49
2.2. Karikaturen : de voorlopers van de echte cartoons 49
2.3. Van karikatuur naar cartoon 50
2.4. De cartoon als protestkunst 50
3. Impact en invloed van cartoons 51
4. Conclusie over de Deense cartoons 52
Hoofdstuk 4 : Onderzoek naar vrije meningsuiting,
blasfemie, afbeeldingen in islamitische context, Deense
media en islamofobie
1. Inleiding 54
2. Vrijheid van meningsuiting 54
2.1. Inleiding 54
2.2. De vrije meningsuiting in verklaringen en verdragen 54
2.3. Grenzen en gevaren van vrije meningsuiting 55
2.4. Vrijheid van meningsuiting volgens islamitisch perspectief 56
2.5. De Zaak Rušdī 58
3. Blasfemie 59
3.1. Algemeen 59
3.2. Geschiedenis van het begrip godslastering doorheen de tijd 60
3.3. Blasfemie in islam 63
4. Afbeeldingen in islamitische context 64
4.1. Algemeen 64
4.2. Wat zeggen de Koran en hadith 65
4.3. De betekenis van kunst in de islamwereld 66
4.4. Bekende werken en afbeeldingen van Muḥammad 71
4.5. Kitāb ’Al-’Aṣnām 72
5. Media in Denemarken 74
5.1. Algemeen 74
5.2. Negatieve berichtgeving over minderheden in Deense media 74
5.2.1. Inleiding 74
5.2.2. Rapporten van ENAR 74
5.2.3. Deense wetgeving 76
5.2.4. Studies en onderzoeken 76
5.3. Conclusie 78
6. Islamofobie 79
6.1. Inleiding 79
6.2. Pogingen tot een definiëring 79
6.3. VN-rapporten 80
6.4. Kritiek op begrip islamofobie 81
7. Conclusie 82
Hoofdstuk 5 : Vertaling van het corpus
1. Inleiding 84
2. Vertaling 84
Hoofdstuk 6 : Analyse van het corpus
1. Inleiding 125
2. Korte toelichting bij de gebruikte kranten 125
3. Classificatie van het corpus 126
3.1. Betogingen en brandstichtingen 126
3.2. Boycot 128
3.3. Vijandige toon 129
3.4. Reacties 129
3.5. Zelfkritiek 129
3.6. Kritiek van moslims op eigen ‘godsdienstige leider’, 130
Muḥammad Saīd Ṭanṭāwī
3.7. Kritiek op het westen 130
3.8. Verontschuldigingen 130
3.9. Opbouwende maatregelen 130
4. Conclusie 131
Algemeen besluit 132
Bibliografie 134
Bijlagen 146
1
1. Motivering en keuze van het onderwerp.
Toen ik in januari en februari 2005 semesterexamens aan het afleggen was hield een
ongewoon evenement de islamitische en westerse wereld in de ban. De verslaggeving
ervan werd in de media breed uitgesmeerd.
Door het studeren ging deze crisis gedeeltelijk aan mij voorbij. Na de examens begon
ik me wat meer op de hoogte te stellen van het nieuws dat ik had gemist en die
cartooncrisis trok mijn aandacht. Toen ik eind februari 2005 een week in Caïro
doorbracht en er onder meer het Nederlands Vlaams Instituut bezocht, borrelde het
idee bij mij op om mijn thesis te maken over die cartoons.
Ik kopieerde er enkele artikels uit Egyptische kranten en eenmaal terug legde ik mijn
buit voor aan mijn promotor, Prof. dr. Caroline Janssen.
Ik kreeg de opdracht om de titels te vertalen om een idee te hebben van de inhoud en
later een brede waaier van onderwerpen in de artikels te kunnen vertalen.
Wat mij intrigeerde en waar ik me meer wou over informeren was hoe de publicatie
van een paar simpele cartoons zo’n massale verontwaardiging, zo’n betogingen en
zelfs brandstichtingen en bovendien zowat honderd doden als gevolg kon hebben.
Naarmate ik meer begon te lezen over deze gebeurtenissen besloot ik ook om de
argumenten die werden gebruikt in het betoog van beide partijen aan een onderzoek
te onderwerpen.
Deze thesis beschrijft eerst de crisis zelf met een en korte uitstap naar de wereld van
de cartoons, afsluitend onderzoek ik wat vrije meningsuiting, blasfemie, afbeelden van
Muḥammad en islamofobie precies inhoudt.
Inleiding.
2
2. Gebruikte transcriptie en schrijfwijze van de namen.
Transcriptie
ā / ’ ا
b ب
t ت
ṯ ث
j ج
ḥ ح
ḫ خ
d د
ḏ ذ
r ر
z ز
s س
š ش
ṣ ص
ḍ ض
ṭ ط
ḓ ظ
ع
ġ غ
f ف
q ق
k ك
l ل
m م
n ن
V h
w / ū و
y / ī ى
Voor de schrijfwijze van Arabische persoonsnamen, Arabische kranten, typisch
Arabische begrippen en termen, zoals ’Al-’Azhar, hajj jihād, šarīā,… heb ik ervoor
gekozen om transcriptie te gebruiken. Plaatsnamen worden in de gangbare
Nederlandse spelling geschreven.
3
1. Inleiding.
In dit eerste hoofdstuk zet ik in duidelijk volgbare stappen uiteen hoe de situatie rond
de Muḥammad-cartoons zich heeft ontvouwd. Wat was de aanleiding voor de
publicatie? Wat was de bedoeling van de Deense krant met die publicatie? Hoe
reageerden de moslims in Denemarken? Welke acties werden op touw gezet in
Denemarken en elders in de wereld? Wat vertelden deze cartoons ons? Hoe komt het
dat de felste reacties 4 maanden uitbleven? Wat is er tussen de publicatie en het
uitbreken van de protestbetogingen gebeurd? Waar braken de hevigste protestreacties
uit?
2. Aanleiding voor de publicatie.
Toen Kåre Bluitgen, Deens schrijver en journalist, op zoek was naar illustrators voor
zijn nieuw kinderboek over het leven van de profeet Muḥammad stuitte hij telkens
weer op de afwijzing van de illustrators.1 Deze afwijzing had grotendeels te maken met
de angst voor vergeldingen van islamitische extremisten, waarvan de moord op Theo
Van Gogh een jammerlijk precedent en afschrikkingsmiddel bleek.2
Het Deense dagblad Politiken kreeg lucht van deze situatie die zij ervoeren als een rem
op de vrije meningsuiting en publiceerde op 17 september 2005 een artikel met als
titel, "Dyb angst for kritik af islam" (diepe angst voor kritiek op de islam).3 Daarnaast
werden journalisten van Jyllands-Posten zich meer en meer bewust van gevallen van
zelfcensuur bij verschillende schrijvers en artiesten.4 Voorbeelden daarvan zijn onder
andere de vraag naar anonimiteit bij Europese vertalers van boeken die zich kritisch
uiten over de islam, de annulering van een expositie van John Latham die de koran, de
bijbel en de talmud in stukken gescheurd, afbeeldde in de Tate Gallery in Londen.
1 Het boek verscheen uiteindelijk onder de titel Koranen og profeten Muhammeds liv ( De Koran en het
leven van de profeet Mohammed) 2 Op 2 november 2004 werd Theo Van Gogh vermoord door Mohammed Bouyeri, uit onvrede met de
standpunten en documentaires (waaronder Submission) van de filmmaker. 3 Politiken is een van de grootste kranten van Denemarken, opgericht op 1 oktober 1884. Het heeft een
sociaal liberaal karakater. 4 Morgenavisen Jyllands-Posten is het grootste Deense ochtenddagblad. Het profileert zich als liberaal-
conservatief en is eerder rechts te oriënteren.
Hoofdstuk 1: Algemeen overzicht van de gebeurtenissen.
4
Als reactie op deze situatie riep Jyllands-Posten illustrators van de Deense cartoon
organisatie op om de profeet Muḥammad te tekenen zoals zij hem zien, als bijlage bij
een artikel over zelfcensuur en vrijheid van meningsuiting. Twaalf van de 25 actieve
cartoonisten van de organisatie reageerden.5
Op 30 september 2005 publiceerde Jyllands-Posten de twaalf bewuste cartoons onder
de titel “Muhammeds ansigt” (Het gezicht van Muḥammad). In bijhorend artikel geeft
de cultureel verantwoordelijke Flemming Rose de volgende verklaring:
“The modern, secular society is rejected by some Muslims. They demand a special
position, insisting on special consideration of their own religious feelings. It is
incompatible with contemporary democracy and freedom of speech, where you must
be ready to put up with insults, mockery and ridicule. It is certainly not always
attractive and nice to look at, and it does not mean that religious feelings should be
made fun of at any price, but that is of minor importance in the present context. [...]
we are on our way to a slippery slope where no-one can tell how the self-censorship
will end. That is why Morgenavisen Jyllands-Posten has invited members of the Danish
editorial cartoonists union to draw Muhammad as they see him.” 6
3. Bespreking van de cartoons (cartoons: zie bijlage nr.1).
Sommige van die cartoons zijn mogelijk moeilijk te begrijpen voor outsiders van de
Deense maatschappij. Die tekeningen refereren naar culturele eigenheden en enkele
hebben een Deens of Arabisch onderschrift.
De eerste cartoon (1) beeldt de profeet af met de islamitische ster als rechteroog en
een halve maan die zijn hoofd omringt. De volgende cartoon (2) is degene die het
meest reacties heeft uitgelokt. We zien de profeet met een tulband waarin zich een
brandende bom bevindt waarop de geloofsbelijdenis is geschreven.7
Volgens de tekenaar van die cartoons werd zijn cartoon door velen verkeerd begrepen.
De cartoon is niet gericht tegen de islam in zijn geheel maar haalt wel uit naar dat deel
dat zich fundamentalistisch opstelt en zich op de islam beroept om zijn daden te
rechtvaardigen. De cartoonist, die uit veiligheidsoverwegingen anoniem bleef, vond
5 FLEMMING, R., 2006 : “Why I published those cartoons.” Internet , 23-2-2007 op
http://www.jp.dk/udland/artikel:aid=3566642:fid=11328/ 6 FLEMMING, R., 2006 : “Flemming Rose.” Internet, 23-2-2007 op
http://www.answers.com/topic/flemming-rose 7 ['ašhadu 'an] lā ilāha illā-llāh, wa ['ašhadu 'anna] muħammadan rasūlu-llāh
5
deze publicaties nodig om de vrije meningsuiting te verdedigen omdat deze religie
steeds verder een speciale plaats in het publieke leven begon op te eisen.8
De cartoon aan de rechterkant bovenaan (3) toont ons Muḥammad gekleed in een
losse tuniek met rond zijn tulband een halvemaan die men als halo of als
duivelshoornen kan zien. Wil de cartoonist hiermee bedoelen dat Muḥammad zich als
een heilige wil voordoen maar eigenlijk de duivel is?
De volgende tekening (4) is een verzameling van 5 ‘figuren’ die vrouwen met
hoofddoeken voorstellen, met een davidster en een halve maan op de plaats waar het
gezicht zich bevindt. Het bijschrijft aan de linkerkant is een gruk met als inhoud,
“Prophet, you crazy bloke! Keeping women under yoke!” 9
Op de volgende cartoon (5) maken we kennis met een schijnbaar gelaten Muḥammad
steunend op een wandelstok. Met een bedrukt gezicht sleept hij een bepakte ezel
achter zich aan. Deze cartoonist bleek de opdracht voor een illustratie van een
kinderboek nog het meest te vatten.
De cartoon rechts onderaan (6) toont ons een drukke, zwetende cartoonist aan het
werk. Hij probeert met zijn linkerarm de tekening te verbergen maar het licht van de
bureaulamp onthult de afbeelding van Muḥammad. Deze cartoon illustreert de kern
van de kwestie : angst.
De cartoon onderaan (7) beeldt een scène af in een oosters paleis. Twee boze
moslims, de ene gewapend met een kromzwaard, de andere met een bom en een
wapen of zwaard op zijn rug, stormen naar een derde persoon, de profeet. Deze houdt
een blad papier in zijn hand en maakt een gebaar om hen tegen te houden. Het
onderschrift luidt: “Relax, friends, at the end of the day, it's just a drawing by a ‘South
Jutlander infidel’ ”.
De jonge Muḥammad, in de volgende cartoon (8), eerder een 2e generatie kind dan de
profeet, steekt zijn tong uit en wijst een tekst aan die op het bord geschreven staat :
“The editorial team of Jyllands-Posten is a bunch of reactionary provocateurs.” De
kleine knaap draagt tevens een shirt van het lokale voetbalteam. De ontwerper van
deze cartoon was de eerste die een doodsbedreiging ontving.
8 BRINCH, J., 2006 : “The cartoonist : The reason for the bomb in the turban.” Internet, 23-2-2007 op
http://www.jp.dk/udland/artikel:aid=3584442:fid=11328/ 9 Een gruk is een kort aforistisch gedicht, uitgevonden door de Deense poëet Piet Hein. Ze worden
gekenmerkt door ironie, paradoxen, beknoptheid, ritme, rijm en is vaak satirisch.
6
Op de volgende cartoon (9) zien we Muḥammad klaar voor de strijd geflankeerd door 2
vrouwen in niqāb.10 Deze cartoon lijkt gericht te zijn tegen de behandeling van
islamitische vrouwen en tegen het Arabische geweld.
In de volgende cartoon (10) bevindt Muḥammad, gekleed als een mullah, zich op de
wolken zoals in de hemel. Hij roept mannen, die proberen binnen te komen in het
Paradijs, de volgende tekst toe. “Stop stop, we have run out of virgins.” Hiermee
refereert men naar de belofte van 72 maagden voor zelfmoordterroristen.
Links bovenaan (11) zien we een afbeelding van de schrijver van het kinderboek met
een kinderafbeelding van Muḥammad in zijn hand. In zijn tulband ligt een appelsien
met het opschrift “PR-stunt”.11
Op de laatste tekening (12) zien we een politieline-up van 7 mensen die een tulband
dragen. De persoon die ernaar kijkt zegt: “Hm.. I can’t really recognise him”. Deze
uitspraak verwijst aan de ene kant naar het dilemma over het al dan niet afbeelden
van Muḥammad en aan de andere de Deense onwetendheid over de profeet. De
personen zijn niet allemaal onmiddellijk te herkennen. Nummer 1, een hippie; nummer
2 de rechts georiënteerde politica Pia Kjaersgaard; nummer 3 mogelijks Jezus;
nummer 4 mogelijks Boeddha; nummer 5 mogelijks Muḥammad; nummer 6 een
Indische guru; nummer 7 Kare Bluitgen met een opschrift waarop staat: “Kare’s public
relations, call and get an offer.” Het kwetsende aan deze afbeelding is het verdacht
maken van Muḥammad door hem te plaatsen in een politieline-up, dit wordt gemilderd
door het gezelschap van onder andere Jezus en Boeddha.
De cartoons, waar ik in hoofdstuk 3 dieper zal op ingaan, zijn meer dan ze lijken. De
cartoons die werden gepubliceerd, tonen een breed spectrum van de vraag ‘hoe zie jij
Muḥammad?’. Sommige cartoonisten namen deze oproep letterlijk maar anderen
wezen op het dubbelzinnige van de situatie. Uit cartoons 7, 8 en 11 blijkt ofwel het
sussende karakter van de cartoon, of het provocerende aspect met de onderliggende
boodschap om geen aanstoot te nemen aan de cartoons of de voor de hand liggende
PR-stunt van de auteur.
10
Een niqāb is een sluier die het hele lichaam, behalve de ogen, bedekt. 11
De Deense uitdrukking ‘appelsien in de tulband’ wijst op een buitenkansje, namelijk de extra publiciteit
voor het boek.
7
4. Gebeurtenissen tussen de publicatie en het uitbreken van de protesten.
Het protest tegen de cartoons kwam opvallend traag op gang. Gewelddadige
betogingen en brandstichtingen waar we in februari 2006 getuige van waren, bleven
aanvankelijk uit. Het hoofdkantoor van Jyllands-Posten in Kopenhagen ontving evenwel
doodsbedreigingen - de eerste op de dag zelf van de publicatie - waardoor het na
verloop van tijd bewakingsagenten inschakelde om in te staan voor de veiligheid van
hun personeel. Op 14 oktober demonstreerden vijfduizend mensen voor de gebouwen
van de Deense krant.12
Een opmerkelijke reactie kwam van de Egyptische krant ’Al-Fajr die 6 van de 12
cartoons, samen met een scherp veroordelend artikel, publiceerde op 17 oktober 2005.
Er volgden geen protestreacties van Egyptische religieuze autoriteiten of van de
Egyptische regering. Het Egyptische volk kwam niet op straat om hun ongenoegen te
uiten.13 De publicatie kwam er tijdens de maand van de Ramaḍān en dat verklaart
allicht waarom er niet veel aandacht werd geschonken aan dit krantenbericht. Die
eerste “non-reactie” werd door een Egyptische blog herinnerd toen de grote
protestbetogingen al aan de gang waren; en hiermee wilden ze aan het licht brengen
dat het op zijn minst gezegd vreemd was dat er in oktober geen protesten losbraken.
De Deense premier Anders Fogh Rasmussen weigerde 4 dagen later om een 11-
koppige delegatie van ambassadeurs van moslimlanden te ontvangen. Deze hadden op
12 oktober in een brief een onderhoud met hem aangevraagd, waarin zou worden
gediscussieerd over wat zij ervoeren als een voortdurende lastercampagne tegen de
islam en de moslims.14 (Brief in bijlage nr.2)
Als reactie op deze brief verklaarde de Deense premier dat de Deense regering niet
kan tussenkomen in wat de pers publiceert. De Deense maatschappij is gebaseerd op
vrije meningsuiting, religieuze tolerantie en gelijke rechten voor alle religies. Volgens
de Deense wet is het wel verboden om blasfemische uitspraken te doen en de
getroffen partij kan met een klacht naar de rechtbank stappen.
(Brief in bijlage nr.3)
12
S.N., 2006 : “Timeline : The Muhammed cartoons.” Internet, 23-2-2007 op
http://www.timesonline.co.uk/tol/news/world/article725158.ece 13
S.N., 2006 : “Egyptian newspapers pictures that published cartoons 5 months ago.” Internet, 24-2-2007
op http://freedomforegyptians.blogspot.com/2006/02/egyptian-newspaper-pictures-that.html 14
S.N., 2006 : “Timeline : the Muhammed cartoons.” Internet, 24-2-2007 op
http://www.timesonline.co.uk/tol/news/world/article725158.ece
8
De weigering van de premier werd in eigen land bekritiseerd door de oppositie, door
enkele ex-ambassadeurs en door voormalig minister van Buitenlandse Zaken Uffe
Elleman-Jensen.15
5. Onderzoek naar overtreding van de wet.
Enkele privé-associaties dienden op 27 oktober 2005 een dossier in bij de Deense
politie waarin ze verklaarden dat Jyllands-Posten een misdrijf had gepleegd op grond
van artikels 140 en 266b van het Deense strafrecht.
Sectie 140 van het Deense strafrecht, gekend als de ‘blasfemiewet’, zegt dat elke
persoon die in het openbaar de dogma’s van verering van welke religieuze
gemeenschap dan ook, in Denemarken belachelijk maakt of beledigt, opgesloten kan
worden voor een periode van maximum 4 maanden of een boete zal moeten betalen.
Sectie 266b stelt de verspreiding strafbaar van verklaringen of andere informatie
waardoor een groep mensen op grond van ras, huidskleur, nationale en etnische
afkomst, geloof of seksuele geaardheid wordt bedreigd of beledigd.
Op 6 januari 2006 besloot de regionale openbare aanklager in Viborg, verwijzend naar
sectie 749, paragraaf 2 van de ‘Administration of Justice act’ om het onderzoek niet
verder te zetten. Volgens sectie 749, paragraaf 2, is het mogelijk om een onderzoek
stop te zetten indien er geen redelijk vermoeden is, dat door de staat kan aangewezen
worden dat de wet overtreden is.
Volgens de aanklager was het artikel in Jyllands-Posten een onderdeel van de publieke
interesse. Verder moet de vrije meningsuiting met het nodige respect voor andere
menselijke rechten, zoals het recht op bescherming tegen discriminatie en belediging,
worden uitgeoefend.
Maar de aanklager vond dus niet de nodige aanwijzingen dat er een misdaad was
gepleegd zoals beschreven door het strafwetboek.16
Na verscheidene klachten tegen de beslissing van de regionale openbare aanklager
werd de affaire opnieuw bekeken. Men vroeg zich dus andermaal af of de publicatie
moet beschouwd worden als een overtreding van de bepalingen die men in artikel 140
15
ELLEMAN-JENSEN, U., 2006 : “Coexistence or no existence.” Internet, 24-2-2007op
http://www.project-syndicate.org/commentary/ellemann11 16
Zie Internet, 25-2-2007 op http://www.um.dk/NR/rdonlyres/00D9E6F7-32DC-4C5A-8E24-
F0C96E813C06/0/060123final.pdf
9
en 266b van het Deense strafrecht vindt. Na een grondige analyse van beide
wetsartikels oordeelde men dat er geen overtuigende elementen zijn om de uitspraak
van de regionale openbare aanklager te veranderen en bleef men bij de beslissing om
het onderzoek stop te zetten volgens artikel 749, onderdeel 2 van de Administration of
Justice Act.17
Op 24 november 2005 ontving de Deense regering een brief van de speciale VN-
rapporteur inzake vrijheid van religie of geloof en van de speciale VN-rapporteur inzake
huidige vormen van racisme, raciale discriminatie, xenofobie en verwante intolerantie
om aan de regering meer uitleg te vragen in verband met de cartoons die Muḥammad
afbeeldden. Volgens de informatie die de rapporteurs ontvingen werd de profeet
Muḥammad op een schandelijke en minachtende manier afgebeeld. Ze drukten
gezamenlijk hun bezorgdheid uit over dergelijke acties die intolerantie en het gebrek
van respect voor religies van anderen onthullen. Daarnaast is het hun
verantwoordelijkheid om alle zaken die aan hen gemeld worden, aan een onderzoek te
onderwerpen. Ze vroegen aan de Deense regering of de feiten die aan hen werden
gerapporteerd correct zijn, of er een klacht is ingediend door de getroffen personen en
of er daarin een juridische of administratieve beslissing is genomen. Uiteindelijk wilden
ze ook weten wat de bestaande beleidsmaatregelen zijn om religieuze tolerantie te
promoten.18
Op 23 januari 2006 gaf de Deense regering een antwoord waarin ze bevestigden dat er
12 cartoons werden gepubliceerd in de Deense krant Jyllands-Posten op 30 september
2005. Ze gaven wat meer uitleg over de juridische onderzoeken die werden gevoerd
naar de doodsbedreigingen die enkele cartoonisten ontvingen en naar de klacht die
werd ingediend door enkele privé-associaties. De regering drukte erop dat ze een
ernstige pleitbezorger is van een maatschappij waarin wederzijds respect en
democratische waarden worden verzekerd. Ze verwezen naar de nieuwjaarstoespraak
van de Deense premier waarin die het thema van religieuze tolerantie aansneed.
17
S.N., 2006 : “Decision on possible criminal proceedings in the case of Jyllands-Posten’s article “The
face of Muhammed”, Internet 25-2-2007 op
http://www.rigsadvokaten.dk/media/bilag/afgorelse_engelsk.pdf 18
Zie Internet, 25-2-2007 op http://www.um.dk/NR/rdonlyres/E4612A0B-470A-4E55-B332-
5BA106E25C71/0/HenvendelsefraFNspecialrapportoereritegningesagen.pdf
10
Ze wezen op de dialooggesprekken van de premier en de minister van Vluchtelingen,
Immigratie en Integratie met de afgevaardigden van minderheidsgroepen.
In 1999 werd de nationale raad voor etnische minderheden opgericht met als doel om
nieuwe burgers bij elke sector van de maatschappij te betrekken. De raad adviseert de
minister van Vluchtelingen, Immigratie en Integratie waarmee ze om de 3 maanden
vergaderen en geeft commentaar op nieuwe initiatieven, maar kan geen individuele
zaken aanpakken. De 14 leden worden verkozen uit de lokale integratieraden.
Die raden adviseren de lokale autoriteiten en staan hen bij om een zo efficiënt en
coherent mogelijke integratie te bewerkstelligen.
In november 2003 vaardigde de Deense regering het ‘Action Plan’ uit om gelijke
behandeling en diversiteit te promoten en om racisme te bestrijden. Er werd onder
meer onderzoek gevoerd naar de hoge graad van schoolverlaters onder immigranten in
de middelbare school.
Diversiteit en tolerantie worden gepromoot door dialoog en debat. De campagne ‘All
young people are needed’ probeert de jongeren van etnische minderheden aan te
zetten om de negatieve stigma’s die hen achtervolgen te doorbreken.
Het ‘Action Plan’ tracht meer mensen van verschillende origine bij
vrijwilligersorganisaties te betrekken en hen meer deel te laten nemen aan het
politieke leven; dit versterkt de tolerantie en het wederzijdse respect.
Verder benadrukken ze de internationale akkoorden die Denemarken heeft
ondertekend en vestigen ze de aandacht op de wet voor gelijke etnische behandeling
die in mei 2003 werd goedgekeurd.19
6. Akkārī-Laban dossier.
Ontgoocheld over de Deense reactie betreffende de cartoons, in het bijzonder over de
weigering van de Deense premier om een delegatie van ambassadeurs te ontvangen,
besloten een aantal Deense moslim leiders en imams om de dan nog tot Denemarken
beperkt gebleven crisis internationaal te maken.
Aan het hoofd van deze groep stond Šayḫ Raeed Huleyhel. Andere voorname personen
waren onder meer imam ’Ahmad ’Abu Laban van de Islamisk Trossamfund en ’Aḥmad
Akkārī, de woordvoerder van het in Denemarken gevestigde ‘European Committee for
Prophet Honouring’.
19
Zie Internet, 25-2-2007 op http://www.um.dk/NR/rdonlyres/00D9E6F7-32DC-4C5A-8E24-
F0C96E813C06/0/060123final.pdf
11
Gedurende de maand november hadden ze een dossier “Dossier about championing
the prophet Muhammad peace be upon him ” van zo’n 43 pagina’s lang, samengesteld.
Hierin zaten brieven van moslimorganisaties vervat, afbeeldingen van een andere
Deense krant, Weekendavisen en nog 3 obscure cartoons, één ervan is de befaamde
zwijncartoon, waar Muḥammad zou worden afgebeeld als een zwijn, een andere waar
Muḥammad als pedofiel wordt voorgesteld en de laatste waar een biddende moslim
wordt verkracht door een hond.20 Deze cartoons werden nooit gepubliceerd in een
Deense of andere Europese krant en Jyllands-Posten verklaarde dat ze die ook nooit
zouden publiceren.21
Met dit dossier in de hand trok de delegatie rond in het Midden-Oosten. De eerste 5-
koppige delegatie, met aan het hoofd ’Abī Bašar, kwam op 3 december aan in Caïro.
Ze ontmoetten de secretaris-generaal van de Arabische Liga, ’Amr Mūsā, de Egyptische
groot-mufti Alī Jumah, de leider van de ’Al-’Azhar universiteit Muḥammad Saīd Ṭanṭāwī
en een adviseur van de Egyptische minister van Buitenlandse Zaken, Muḥammad
Šāban.
Deze ontmoetingen werden geregeld door de Egyptische ambassadeur voor
Denemarken, Mona Omar. Ze werd op 17 februari 2006 uit haar post ontheven omdat
ze nog wat olie op het vuur had gegoten.
Op 7 en 8 december vond de top van de OIC (Organisatie van de Islamitische
Conferentie) plaats in Cairo. Het dossier werd door de Egyptische minister van
Buitenlandse Zaken, ’Aḥmad ’Abū ’Al-Ġayṭ in de wandelgangen in circulatie gebracht,
met een officieel communiqué als resultaat op het einde van de top.
Op 11 december keerde de eerste delegatie terug naar huis, waarop een tweede
delegatie op 17 december vertrok richting Libanon. Deze 2de delegatie bestond uit 4
leden met Šayḫ Raeed Huleyhel aan het hoofd. Ze hadden een onderhoud met de
groot-mufti Rašid Kabbani, met Šayḫ Muḥammad Ḥussayn Fadlallah en met de leider
van de Maronitische kerk, Naṣr ’Allāh Ṣfeir.22
Imam ’Aḥmad Akkārī trok naar Syrië terwijl andere kleine delegaties afreisden naar
Turkije, Soedan, Marokko en Algerije. ’Abu Laban lichtte in Qatar Šayḫ Yūsuf ’Al-
Qaraḍāwī van de Moslimbroeders in.23
20
Het Deense Weekendavisen is een wekelijkse krant die gepubliceerd wordt op vrijdag. Ze bevat
grondige analyses van de maatschappij en politiek. 21
S.N., 2006 : “Alienated Danish Muslims sought help form Arabs.” Internet, 25-2-2007 op
http://www.spiegel.de/international/0,1518,398624,00.html 22
S.N., 2006 : “Cartoon riot.” Internet 25-2-2007 op http://mycountryonline.com/about/Cartoon_riot.htm 23
REYNOLDS, P., 2006 : “A clash of rights and responsibilities.” Internet, 26-2-2007 op
http://news.bbc.co.uk/2/hi/south_asia/4686536.stm
12
Imam Akkārī verklaarde dat de uitbraak van de gewelddadige protesten zeker niet hun
intentie was. Ze probeerden enkel om religieuze en wetenschappelijke hulp te zoeken
in het Midden-Oosten.24
Ondertussen kwam er meer en meer reactie op de manier waarop Denemarken
omging met de cartooncrisis. De Raad van Europa bekritiseerde de Deense regering
omdat ze geen actie ondernamen. Tweeëntwintig Deense ex-ambassadeurs keurden
het gedrag van de Deense premier af.
7. Herpublicaties en uitbraak protestbetogingen.
Op 10 januari 2006 verschenen in het Noorse blad Magazinet de 12 cartoons die
eerder in Jyllands-Posten werden gepubliceerd.25 Deze herpublicatie zette heel wat
kwaad bloed en was de aanleiding tot het uitbreken van heftige reacties en betogingen
in islamitische landen.
Saoedi-Arabië veroordeelde de cartoons op 24 januari en vaardigde op 26 januari een
boycot uit van Deense goederen, Koeweit en andere landen uit het Midden-Oosten
volgden snel.26
Op 29 januari sloot Libië als protest haar ambassade in Denemarken. De Deense
ambassadeur in Jordanië werd op het matje geroepen voor uitleg. De Afghaanse
president, Ḥāmid Karzay, vond de publicatie van de cartoons fout en hoopte dat de
media hun verantwoordelijkheid zouden opnemen en wat meer respect zouden tonen.
De Deense vlag werd in brand gestoken in Nabloes en Hebron.
De OIC bleef niet stil zitten en gaf een ontwerp voor een resolutie af aan de VN, een
ontwerp waarin aanvallen op religies worden verboden.
Syrië en Bahrein veroordeelden de cartoons. Palestijnse islamitische jihād-bewegingen
gaven Denen, Noren en Zweden achtenveertig uur de tijd om de Gazastrook te
verlaten, terwijl de Denen en Zweden van de ’Al-’Aqṣā brigade tweeënzeventig uur de
tijd kregen om het gebied te verlaten. De boycot van Deense goederen begon in
Qatar.
24
HOWDEN, D., “How a meeting of leaders in Mecca set off the cartoon wars around the world.”
Internet, 27-2-2007 op http://news.independent.co.uk/world/middle_east/article344482.ece 25
Magazinet is een conservatieve Noorse protestantse krant die driemaal per week verschijnt. 26
S.N., 2006 : “Timeline : the Muhammed cartoons.” Internet, 9-3-2007 op
http://www.timesonline.co.uk/tol/news/world/article725158.ece
13
De volgende dag publiceerde de krant Jyllands-Posten op haar internetpagina excuses
in het Arabisch, Engels en Deens. Ze excuseerden zich niet omwille van de cartoons
zelf maar ze betreurden wel dat ze gevoelens hadden gekwetst.
De Deense premier distantieerde zich persoonlijk van de cartoons maar herhaalde dat
de regering zich niet kan bemoeien met wat de pers schrijft.
In Gaza bezetten gewapende leden van de ’Al-’Aqṣā-brigade een tijdlang een gebouw
van de Europese Unie.27
De ‘Mujāhidīn Army’ in Irak riep op om terroristische aanvallen uit te voeren op Deense
en Noorse doelwitten.28
De Europese Unie steunde Denemarken en stelde dat een boycot de economische
verdragsregels zou schenden.
De Deense Moslim Organisatie leek opgetogen met de excuses die de dag voorheen
werden gepubliceerd door Jyllands-Posten en verklaarden dat ze alles in het werk
zullen stellen om de situatie, waarvan ze niet hadden gedacht dat die zo zou
uitdraaien, te verbeteren.29
Evenwel eisten zeventien ministers van Buitenlandse Zaken van islamitische landen dat
Denemarken de cartoonisten zou straffen.
De Deense premier herhaalde in een persconferentie nog maar eens dat de vrijheid
van meningsuiting een vitale hoeksteen is van de maatschappij. Hij hoopte dat Deense
burgers geen acties zouden ondernemen die de situatie zouden verergeren; daarbij
verwachtte hij van de moslimgemeenschap initiatieven die de crisis zouden kunnen
opklaren.30
Bill Clinton drukte zijn angst uit dat anti-islamitische vooroordelen het antisemitisme
zouden vervangen en veroordeelde tevens de cartoons tegen de islam.31
Op 31 januari verschenen enkele van de cartoons in een IJslandse, een Griekse en in
een Duitse krant.
27
S.N., 2006 : “Danish paper apoliges to Muslims.” Internet, 9-3-2007 op
http://www.iht.com/articles/2006/01/30/news/denmark.php 28
S.N., 2006 : “Terrorists target Danes for murder worldwide.” Internet 9-3-2007 op
http://www.militantislammonitor.org/article/id/1599 29
S.N., 2006 : “Muslimske organisationer i Danmark afblaeser kampagne.” Internet, 9-3-2007 op
http://www.dr.dk/Nyheder/Indland/2006/01/31/074932.htm 30
RASMUSSEN, F. A., 2006 : “Press Statement by the Danish Prime Minister Anders Fogh Rasmussen
regarding the drawings of the Prophet Mohammed.” Internet, 9-3-2007 op
http://www.stm.dk/Index/dokumenter.asp?o=3&n=0&d=2495&s=1 31
S.N., 2006 : “Clinton warns of rising anti-Islamic feeling.” Internet, 9-3-2007 op
http://www.breitbart.com/article.php?id=060130151546.v8vrasnt&show_article=1
14
Op 1 februari publiceerden enkele grote Europese kranten een aantal of alle cartoons,
waaronder de Franse krant ‘France Soir’, de Duitse ‘Die Welt’, ‘Berliner Zeitung’ en ‘Der
Tagespiegel’ en de Nederlandse ‘Volkskrant’, ‘NRC Handelsblad’ en ‘Elsevier’.
De directeur van France Soir, Jacques Lefranc werd diezelfde dag nog ontslagen door
de Frans-Egyptische eigenaar van de krant, Rāmī Lakaḥ.32
In Syrië werd de Deense ambassade geëvacueerd na een bommelding. Syrië riep haar
ambassadeur terug uit Denemarken.
Een woordvoerder van het Indonesisch ministerie voor Buitenlandse Zaken
veroordeelde de cartoons en verklaarde dat vrijheid van meningsuiting niet als
voorwendsel kan dienen om een godsdienst te beledigen.
Handelsorganisaties uit Oman startten op 1 februari met de boycot van Deense
goederen.
Europa ging op 2 februari verder met de publicatie van de omstreden cartoons. De
Duitse krant ‘Die Zeit’, de Belgische ‘Le Soir’, de Franse ‘Le monde’ publiceerden de
cartoons en wijdden enkele van hun pagina’s aan de uitdijende crisis. De cartoons
verschenen ook in een Zwitserse, Hongaarse, Portugese, Uruguese en Argentijnse
krant.
Een Jordaanse krant, ’Aš-Šīḥān, waagde zich ook aan de publicatie van de cartoons
met het ontslag van de manager als gevolg.33
Opnieuw waren er schermutselingen rond de gebouwen van de Europese Unie in Gaza:
gewapende mannen van de ’Al-’Aqṣā-brigade, de gewelddadige afsplitsing van Fataḥ,
vuurden schoten af in de lucht terwijl iemand een verklaring voorlas. Ze hingen de
verklaring aan de deur van het EU gebouw waarop te lezen stond dat het gebouw
gesloten zou blijven tot Europeanen hun verontschuldigingen zouden aanbieden aan
de moslims.34
Het Deense ministerie van Buitenlandse Zaken raadde zijn burgers aan om de Gaza-
strook te verlaten.
In Marokko werd een sit-in georganiseerd voor het parlement. Op 1 februari hield de
regering de verspreiding tegen van de Franse krant ‘France Soir’ en op 3 februari die
van ‘La Libération’.
32
S.N., 2006 : “Gunmen shut EU office over cartoons.” Internet, 9-3-2007 op
http://www.cnn.com/2006/WORLD/meast/02/02/gaza.cartoon/index.html 33
MUSHARBASH, Y., 2006 : “Jordanisher Chefredakteur wagt Abdruck der Karikaturen – und fliegt.”
Internet, 10-3-2007 op http://www.spiegel.de/politik/ausland/0,1518,398885,00.html 34
S.N., 2006 : “Gunmen shut EU office over cartoons.” Internet, 10-3-2007 op
http://www.cnn.com/2006/WORLD/meast/02/02/gaza.cartoon/index.html
15
Op 3 februari heeft de Deense premier in Kopenhagen een ontmoeting met enkele
ambassadeurs van islamitische landen.
In Jakarta, in Indonesië, poogde een woedende massa binnen te dringen in het
gebouw van de Deense ambassade.
De Belgische krant ‘De Standaard’ publiceerde de cartoons en in ‘Het volk’ verklaarde
de filosoof Etienne Vermeersch dat kranten dergelijke cartoons iedere dag zouden
moeten publiceren zodat moslims eraan zouden wennen.35
Na het vrijdagsgebed trokken in Londen honderden moslims op weg naar de Deense
ambassade terwijl ze slogans tegen Groot-Brittannië en tegen de EU scandeerden.36
Na het verzoek van Jamiat-ul Ulama Transvaal, een Zuid-Afrikaanse moslimorganisatie
besloot een rechter dat de cartoons niet gepubliceerd mochten worden in Zuid-Afrika.
Deze beslissing stootte op veel protest van de oppositie en journalisten.37
4 februari kan gezien worden als de eerste dag waar het geweld uitermate escaleerde.
In Damascus werd het gebouw dat de Deense, Chileense en Zweedse ambassade
huisvest, door enkele heethoofden in brand gestoken. Denemarken had Syrië nochtans
gevraagd om hogere veiligheidsmaatregelen te treffen rond haar ambassade. De
Noorse ambassade in Damascus onderging hetzelfde lot. Denemarken en Noorwegen
raadden hun burgers aan om Syrië te verlaten.38 De Verenigde Staten hielden Syrië
verantwoordelijk voor de brandende ambassades in Damascus, aangezien
gewelddadige demonstraties gepland waren en dergelijke acties niet kunnen gebeuren
zonder medeweten en steun van de Syrische regering.39
Op 5 februari gaat het Deense consulaat in Beiroet tijdens betogingen in vlammen op,
ongeveer de helft van de gearresteerden bleken uit Syrië te komen. Tevens werden
christelijke eigendommen in Beiroet beschadigd. Als gevolg daarvan nam de Libanese
minister van Binnenlandse Zaken, Ḥassan Sabaa ontslag.40
35
S.N., 2006 : “Cartoons infused Muslims with a spirit of defiance.” Internet, 10-3-2007 op
http://www.arabnews.com/?page=1§ion=0&article=77309&d=4&m=2&y=2006 36
S.N., 2006 : “London protesters : ‘Behead thos who insult prophet’ ” Internet, 10-3-2007 op
http://www.dailymail.co.uk/pages/live/articles/news/news.html?in_article_id=376088&in_page_id=1770
&expand=true 37
S.N., 2006 : “Ban on cartoons ‘worrying’ ” Internet, 10-3-2007 op
http://www.news24.com/News24/South_Africa/News/0,,2-7-1442_1875691,00.html 38
S.N., 2006 : “Embassies burn in cartoon protest.” Internet, 11-3-2007 op
http://news.bbc.co.uk/2/hi/middle_east/4681294.stm 39
S.N., 2006 : “U.S. blames Syria for not protecting embassies.” Internet, 11-3-2007 op
http://today.reuters.com/News/CrisesArticle.aspx?storyId=N04334765 40
S.N., 2006 : “Protesters burn consulate over cartoons.” Internet, 11-3-2007 op
http://www.cnn.com/2006/WORLD/asiapcf/02/05/cartoon.protests/
16
In Brussel bracht een betoging na oproep via SMS duizenden mensen op de been.
Kopenhagen was het toneel van een vreedzame betoging die drieduizend mensen,
moslims en niet-moslims samenbracht.
Op 6 februari publiceerden een Sloveense en een Oekraïense krant de cartoons.
Protestbetogingen werden gehouden in Jakarta en Parijs. In Jakarta beschadigden
enkele betogers het Deense consulaat en poogden dit ook te doen met het
Amerikaanse consulaat. De Oostenrijkse ambassade in Teheran en de Deense
ambassade in Irak werden beiden met brandbommen aangevallen, maar dit bleef
zonder ernstige gevolgen. De Deense ambassade in Indonesië sloot zijn deuren.
Op die dag vonden vijf Afghaanse burgers de dood tijdens verscheidene betogingen.
Het Deense ministerie van Buitenlandse Zaken verspreidde een lijst met landen waar
Deense burgers beter uit wegblijven.
Libanon en Syrië boden Denemarken hun excuses aan omwille van het falen in de
bescherming van het consulaat. De groot-mufti van Syrië vond het enorm spijtig dat de
relaties met Denemarken vertroebeld zijn en drukte erop dat er tienduizend betogers
aanwezig waren maar dat er slechts tien tot vijftien verantwoordelijk zijn voor het
brandstichten.41
De Iraanse krant, Hamšahrī kondigde een cartoonwedstrijd over de Holocaust aan,
onder het motto van “als de westerse pers de islam mag beledigen mogen wij cartoons
maken over de westerse heilige huisjes.”
Hevige protestbetogingen gingen verder op 7 februari. In Teheran gebruikte de politie
traangas om de betogers uiteen te drijven, die de Deense ambassade aanvielen met
stenen en brandbommen, terwijl een honderdtal betogers de Noorse ambassade
aanvielen.42
In Afghanistan kwam het tot een clash tussen de betogers en de veiligheidstroepen
van de NATO. Eveneens in Afghanistan werd de Noorse militaire basis in Maymana
aangevallen, er vielen vier doden onder de betogers en een twintigtal gewonden
waaronder vijf Noorse soldaten.43
Duizenden studenten kwamen op straat in Egypte en Peshawar, Pakistan. Vreedzame
anti-Denemarken betogingen werden gehouden in Niamey (Niger), Kano (Nigeria),
Kashmir (Pakistan), Cotabato (Filippijnen).
41
S.N., 2006 : “Undskyldning fra Syrien og Libanon.” Internet, 11-3-2007 op http://nyhederne-
dyn.tv2.dk/article.php/id-3603680.html 42
TREMBATH, B., 2006 : “Muslims continue protest against satirical cartoons.” Internet, 11-3-2007 op
http://www.abc.net.au/worldtoday/content/2006/s1564092.htm 43
S.N., 2006 : “Four killed in attack on Norwegian-led military base in Afghanistan.” Internet, 11-3-2007
op http://www.aftenposten.no/english/local/article1216591.ece
17
Ondertussen riepen de Ṭālibān de moslims op om jihād te voeren omwille van de
cartoons.
In Aarhus, Denemarken, organiseerden enkele Deense moslimorganisaties een
demonstratie onder het motto “In Favor of Denmark”, om de islamitische wereld eraan
te herinneren dat Denemarken niet gestraft moet worden.44
Het Franse blad Charlie Hebdo publiceerde op 8 februari de twaalf cartoons aangevuld
met een cartoon van de Franse cartoonist Cabu.45 De dag ervoor hadden enkele Franse
moslimorganisaties en de grote moskeeën van Lyon en Parijs geprobeerd de publicatie
tegen te houden, zonder succes evenwel.46
De Deense moslimorganisatie ‘Moderate Muslims’ startte een campagne om
Denemarken in een beter daglicht te plaatsen.
Tijdens een betoging in Sarajevo werden vlaggen van Denemarken, Noorwegen en
Kroatië verbrand als protest tegen de publicatie van de cartoons op 6 februari in een
Kroatische krant. De cartoons doken ook nog op in Zuid-Amerikaanse kranten, namelijk
in een Braziliaanse en een Paraguayaanse.
Twee Egyptische blogs, Freedom for Egyptians en Egyptian Sandmonkey, brachten op
8 februari aan het licht dat een Egyptische krant, ’Al-Fajr, op 17 oktober 2005 de
cartoons had gepubliceerd. Het is vooral vreemd dat er na die publicatie geen reactie
op gang kwam, wat de vraag bij enkele stemmen die in de media aan bod kwamen
deed rijzen dat de hevige protestbetogingen van januari en februari opgestookt waren.
Betogingen in de ganse moslimwereld brachten zowat zevenhonderdduizend mensen
op de been. De cartoons verschenen in een Russisch en in een Venezolaans blad.
Nadat de Japanse regering de media had opgeroepen om de cartoons niet te
publiceren deden een heel aantal kranten dit wel. Ze wezen op de vrijheid van
meningsuiting en op het feit dat de regering daarin niet moet tussenkomen. De
regering reageerde niet en liet het daar maar bij. ’Aḥmad ’Abu Laban veranderde zijn
toon tijdens het vrijdagsgebed op 10 februari en stelde Denemarken voor als een
verdraagzaam land en riep op tot het stopzetten van het geweld.
De protestbetogingen bleven verder woeden en er viel één dode in Kenia, waar de
politie het vuur opende op de massa.
44
S.N., 2006 : “Muslimer og danskere stod sammen.” Internet, 11-3-2007 op http://nyhederne-
dyn.tv2.dk/article.php/id-3610906.html 45
Charlie Hedbo is een Frans, satirisch, politiek, links weekblad met een anarchistische invalshoek. 46
S.N., 2006 : “French courts OKs cartoons.” Internet, 11-3-2007 op
http://www.news24.com/News24/World/News/0,,2-10-1462_1877099,00.html
18
Deense ambassadeurs en diplomaten verlieten Syrië, Iran en Indonesië na meerdere
doodsbedreigingen.
De secretaris-generaal van de EU, Javier Solana had op 13 februari een ontmoeting
met de secretaris-generaal van de OIC, Ekmeleddin Ihsanoğlu waarin deze laatste
aandrong bij de EU tot het ontwerpen van een wet om de strijd aan te binden met de
islamofobie.
Op 16 februari aanvaardde het Europese parlement een resolutie die alle geweld,
verbonden met de cartooncontroverse, veroordeelde. Verder verklaarde de EU nog zijn
solidariteit met Denemarken en met alle andere landen die getroffen waren door het
geweld. De EU stelde dat de moslims het recht hebben om zich aangevallen te voelen
door te cartoons en dat ze dan ook het recht hebben om vredevol te manifesteren.
Tenslotte vermeldde de resolutie dat de vrijheid van meningsuiting absoluut is en niet
mag beknot worden door welke vorm van censuur dan ook.47
In Karachi, Pakistan komen ongeveer veertigduizend mensen op straat om te
protesteren tegen de cartoons.
Op 17 februari werd het Italiaanse consulaat in Benghazi, Libië aangevallen na de
provocatie door de Italiaanse minister Roberto Calderoli die op 14 februari een T-shirt
droeg waarop de cartoons afgebeeld stonden. Tijdens deze actie vielen minstens elf
doden. De Italiaanse minister nam een dag later ontslag.48
De Deense en Noorse ambassades in Dar as-salaam moesten hun deuren sluiten uit
angst voor geweldplegingen die konden voorvallen tijdens een aangekondigde
manifestatie van moslims. Tijdens deze manifestatie riepen de moslims de beide
landen op om hun uitspraken te herroepen, wanneer dit niet gebeurde binnen de 21
dagen zouden de moslims alle producten van de beiden landen boycotten en hun
regering oproepen om de diplomatieke banden met Denemarken stop te zetten.49
Opnieuw vielen er doden tijdens betogingen tegen de cartoons. Tijdens manifestaties
in Nigeria op 18 februari stierven zestien mensen. In de stad Maiduguri waar vijftien
van de zestien doden vielen, werden er ook nog eens elf kerken vernield.50
47
S.N., 2006 : “European Parliament resolution on the right to freedom of expression and respect for
religious beliefs.” Internet, 11-3-2007 op http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?pubRef=-
//EP//TEXT+TA+P6-TA-2006-0064+0+DOC+XML+V0//EN 48
S.N., 2006 : “In Libya, 11 reportedly die in cartoon protests.” Internet, 11-3-2007 op
http://www.cnn.com/2006/WORLD/africa/02/17/libya.cartoons/index.html 49
S.N., 2006 : “Embassies evade Muslim demonstrators.” Internet, 11-3-2007 op
http://www.ippmedia.com/ipp/guardian/2006/02/18/60360.html 50
S.N., 2006 : “16 die in cartoon protests in Nigeria.” Internet, 11-3-2007 op
http://www.cnn.com/2006/WORLD/africa/02/18/cartoon.roundup/index.html
19
Op 21 februari wees de Organisatie van Islamitische landen het cartoongeweld en de
doodsbedreigingen aan het adres van de cartoonisten af.51
Gedurende de volgende dagen en weken waren er natuurlijk nog verdere acties maar
de protestbetogingen stierven geleidelijk aan uit.
51
S.N., 2006 : “No legal action against Yaqoob.” Internet, 11-3-2007 op
http://www.tmcnet.com/usubmit/2006/02/19/1386726.htm
20
1. Inleiding.
We constateerden op het einde van het eerste hoofdstuk hoe een kleine groep van
gewelddadige, protesterende moslims in enkele Arabische hoofdsteden een beeld
schiep dat in het Westen door bepaalde groepen werd aanzien als representatief voor
alle moslims. De ambassadegebouwen die in het Midden-Oosten in vlammen opgingen,
hebben het beeld van een ‘gewelddadige islam’ versus een ‘geciviliseerd Europa’ nog
versterkt.
In dit hoofdstuk laat ik gezaghebbende personen en organisaties aan het woord, die
hun eigen kijk geven op het gebeuren.
Ik geef de verantwoordelijke uitgevers van de Deense centrumrechtse krant Jyllands-
Posten de mogelijkheid om hun publicatie te rechtvaardigen.
Er valt wel nog wat meer te zeggen over de Deense media en hoe die de houding
tegenover minderheden stuurt, maar dit gegeven werk ik grondig uit in hoofdstuk 4.
Hier beperk ik mij enkel tot reacties en opinies.
Daarna ga ik over naar de moslimwereld om te onderzoeken hoe men daar reageerde
op de publicatie van de cartoons en op de geweldplegingen van enkele
moslimheethoofden.
Als laatste onderdeel van dit hoofdstuk komen vooraanstaande stemmen uit de
westerse wereld aan bod.
2. Meningen in Denemarken.
Toen eind januari 2006 de hetze rond de cartoons uitgroeide tot een internationale
crisis nam Epinion op 29 januari een poll af voor de Deense nationale radio. Van de
579 ondervraagde Denen beweerde 79% dat de premier zich niet hoefde te excuseren,
48% geloofde dat excuses aanbieden een inmenging zou zijn in de persvrijheid, maar
44% legde er wel de nadruk op dat de premier beter zijn best zou moeten doen om de
crisis op te lossen.
Hoofdstuk 2: Reacties en opinies over de cartoons in de
moslimwereld en in de westerse wereld.
21
Van die 579 ondervraagden vond 62% dat Jyllands-Posten zich eveneens niet hoefde
te excuseren maar 58% kon er wel inkomen dat de moslims zich gekwetst voelden
door de afbeeldingen.
Op 3 februari nam Epinion opnieuw een poll af met de vraag of Jyllands-Posten de
cartoons mocht gepubliceerd hebben, gezien de gebeurtenissen van de afgelopen
week. Van de 509 ondervraagde Denen vond 47% het niet juist dat de cartoons
gepubliceerd werden, 46% vond het wel juist en 7% bleef onbeslist.52
De in Kopenhagen gevestigde 'Euro-Mediterranean Human Rights Network' (EMHRN),
verklaarde op 6 februari 2006 het volgende:
“…De vrijheid van mening is één van de essentiële elementen in een democratische en
tolerante maatschappij, maar vrijheid van mening brengt plichten en
verantwoordelijkheden tegenover anderen met zich mee. De moslims ervaren deze
publicatie als een onnodige aanval op hun geloof. De cartoons identificeren de islam
met terrorisme, dit kan enkel leiden naar een toename van xenofobie en racisme. Deze
afbeeldingen zorgen ook voor een verdere afzondering van landen en bevolkingen. De
EMHRN veroordeelt het geweld en ziet een open-minded, gevoelige en transparante
dialoog tussen de betrokken partijen als enige oplossing om misverstanden en
misinformatie in de toekomst te vermijden...” 53
We nemen ook nog eens de mening van de moslimgemeenschap in Denemarken onder
de loep. Alhoewel ze de publicatie van de cartoons veroordeelden gaan moslims niet
akkoord met de gewelddadige protestacties waarvan vele moslimlanden getuige
waren.
De moslims in Denemarken houden de Deense regering niet verantwoordelijk voor de
cartoons die Jyllands-Posten publiceerde.
Op 7 februari kwamen 300 Deense moslims in Gjellerupparken op straat om op te
roepen tot een betere verstandhouding en een open en vriendelijke interactie tussen
de Deense moslimgemeenschap en de Denen.
52
S.N., 2006 : “Epinion : Ingen skal undskylde Muhammed tegninger.” Internet, 23-3-2007 op
http://www.dr.dk/Nyheder/Indland/2006/01/28/062331.htm 53
S.N., 2006 : “EMHRN position on the debate regarding the Cartoons in the Danish Newspaper
Jyllandsposten.” Internet, 23-3-2007 op http://www.euromedrights.net/pages/275/news/focus/10463
22
2.1. “Jyllands-Posten” aan het woord.
2.1.1. Mening van de uitgever van Jyllands-Posten.
- Over de publicatie van de cartoons.
Op 18 december 2005 werd de verantwoordelijke uitgever van Jyllands-Posten,
Carsten Juste geïnterviewd door John Hansen. Carsten Juste gaf meer uitleg over de
totstandkoming van de publicatie van die cartoons. Een verslaggever bracht het idee
naar voren, dit werd besproken onder de andere werknemers en aanvaard. Het
concept was om de draagwijdte van zelfcensuur in Denemarken te onderzoeken.
Volgens Juste was het helemaal niet de bedoeling om mensen te provoceren. Er werd
hem in het interview de vraag gesteld of ze vooraf hadden nagedacht over de
mogelijkheid dat ze mensen zouden beledigen. Dat hadden ze inderdaad gedaan, door
te rade te gaan bij mensen die vaak over de Arabische wereld berichtten en die
keurden het idee evenwel af. Maar Juste vond de cartoons passend in de Deense
traditie van karikaturen en ervoer ze dus niet als beledigend. Hij zei dat ze ergere
cartoons niet zouden gepubliceerd hebben.
Op de vraag of hij zich vragen had gesteld over het afbeeldingsverbod antwoordde
Juste dat dit verbod zelfs in de Arabische wereld niet duidelijk is, verwijzend naar Iran
en dat het al helemaal niet duidelijk is of dit verbod ook geldt voor niet-moslims. 54
Op 5 februari werd Juste opnieuw geïnterviewd. Hierin beweerde hij dat hij niet kon
beloven om nooit meer dergelijke cartoons te publiceren - het zal zeker wel een tijdje
duren - maar hij weet wel dat hij religieuze dogma’s, tradities en gewoontes in vraag
zal blijven stellen.
In een interview dat werd afgenomen na de geweldplegingen werd hem gevraagd of
hij de cartoons zou gepubliceerd hebben als hij vooraf had geweten waartoe het zou
leiden. Hij antwoordde dat dit een hypothetische vraag was maar als hij geweten had
dat de veiligheid van Deense burgers in gevaar kwam zou hij het niet gedaan hebben,
spijt heeft hij wel niet. 55
54
HANSEN, J., 2006 : “The editor and the 12 cartoons.” Internet, 23-3-2007 op
http://www.jp.dk/udland/artikel:aid=3544978:fid=11328/ 55
COLLIGNON, P., 2006 : “The editor’s dilemma.” Internet, 23-3-2007 op
http://www.jp.dk/udland/artikel:aid=3544960:fid=11328/
23
Na 30 september werden, volgens Juste, in het Midden-Oosten verscheidene brutalere
cartoons verspreid, cartoons die nooit werden gepubliceerd door Jyllands-Posten en
nooit zouden worden gepubliceerd.56
- Over vrije meningsuiting.
Voor veel mensen kwam deze publicatie als een directe aanval op alle moslims in de
wereld over. Juste verwierp deze gedachte omdat de krant de vrijheid van religie hoog
in het vaandel draagt. Iemand aanvallen op grond van zijn religieuze overtuigingen is
ondenkbaar voor de krant.57
- Over verontschuldigingen.
In het interview dat plaatsvond op 18 december 2005 vroeg de interviewer zich af
waarom de krant zijn verontschuldigingen niet heeft aangeboden als het niet de
bedoeling was om te provoceren. Juste verklaarde dat de krant zich niet zal
verontschuldigen voor het publiceren van de cartoons want dat lag in de lijn van
vrijheid van meningsuiting maar hij betreurde het wel dat mensen zich gekwetst
voelen.58
Op 30 januari had Carsten Juste een verklaring in omloop gebracht waarin
verontschuldigingen werden aangeboden.59 Het werd vooral een spel van semantiek
rond de woorden ‘apology’ en ‘regret’.
“Honourable fellow citizens of the Muslim world' - the statement now acknowledged
that the drawings, despite not being in conflict with Danish law, had 'indisputably'
offended many Muslims, 'for which we must apologise.”
Juste verklaarde dat ze zich niet zullen excuseren voor het publiceren van de cartoons,
daarvoor zullen ze zich nooit excuseren, maar hij vond het wel jammer dat zoveel
moslims zich gekwetst voelden en excuseerde zich daarvoor. Een halfslachtige
verontschuldiging dus.60
56
JUSTE, C., 2006 : “Honourable Fellow Citizens of the Muslim world.” Internet, 23-3-2007 op
http://www.jp.dk/udland/artikel:aid=3544992:fid=11328/ 57
Ibid., Internet, 24-3-2007 58
COLLIGNON, P., 2006 : “The editor’s dilemma.” Internet, 24-3-2007 op
http://www.jp.dk/udland/artikel:aid=3544960:fid=11328/ 59
Deze verklaring werd voorgelezen op een meeting in Amman waar over een deal werd onderhandeld
tussen het Deense nieuwsbureau Ritzau en haar Jordaanse tegenhanger. Hierop waren de meeste
mediavertegenwoordigers en ambassadeurs in het Midden Oosten aanwezig. 60
JUSTE, C., 2006 : “Honourable Fellow Citizens of the Muslim world.” Internet, 24-3-2007 op
http://www.jp.dk/udland/artikel:aid=3544992:fid=11328/
24
2.1.2. Mening van de culturele redacteur van Jyllands-Posten
- Over vrijheid van publiceren en doel van de publicatie.
In een artikel dat verscheen op 19 februari 2006 gaf Flemming Rose, de culturele
redacteur van Jyllands-Posten, zijn mening op de gebeurtenissen.
Hij ging akkoord dat vrijheid van publiceren niet inhoudt dat je zomaar alles kan
publiceren. Maar hij drukte uit dat de kwestie van de cartoons iets anders is, het doel
van de publicatie was om de zelfopgelegde, maar als maar meer verstikkende limieten
die op vrijheid van meningsuiting gelegd worden, wat terug te duwen zodat er meer
ademruimte zou ontstaan. Net door cartoons te maken over moslims zijn ze een deel
van de maatschappij, als er geen zouden gemaakt worden zou hij dit zien alsof ze
worden uitgesloten van de maatschappelijke tradities.
Jyllands-Posten had zeker niet de intentie om mensen te beledigen of de islam in
diskrediet te brengen.
Vele Deense moslims verklaarden ook dat de imams, die het vuur aan de lont staken
met hun anti-Denemarken tocht door het Midden-Oosten, hen niet langer
vertegenwoordigen.
Na de publicatie zijn er nog nooit zoveel samenkomsten geweest met moslims om
constructieve debatten te voeren over vrijheid van meningsuiting, vrijheid van religie
en het respect voor de immigranten en hun overtuigingen. Er kwamen geen anti-
moslim demonstraties en er was geen geweld. In deze debatten kwam naar voor dat
het geen zaak is van hen tegen ons, maar dat het eerder een zaak is van wie
democratie aanhangt en wie niet. Als conclusie citeerde hij ’Āyān Ḥirṣī Alī die gelooft
dat de integratie van moslims in Europa dankzij de cartoons er 300 jaar op vooruit is
gegaan.61
- Over de bewuste bom-in-de-tulband cartoon.
Hij wijdde ook uit over de veelbesproken cartoon met de bom. Boze stemmen
beweerden dat de cartoonist de profeet afbeeldt als een terrorist en daarmee van
iedere moslim een terrorist maakt. Volgens Rose is er echter een totaal andere
interpretatie, sommige mensen plegen misdaden in naam van de profeet, zij zijn
degene die de slechte naam geven aan de islam. De bom speelt in op het verhaal van
61
FLEMMING, R., 2006 : “Why I published those cartoons.” Internet, 24-3-2007 op
http://www.jp.dk/udland/artikel:aid=3566642:fid=11328/
25
de appelsien die in de tulband van Aladin viel, bijgevolg is de bom niet afkomstig
vanuit de godsdienst en is er dus ook niet karakteristiek voor.62
2.2. Mening van de Deense koningin.
In april 2005 verscheen er een artikel in de Daily Telegraph naar aanleiding van een
biografie over het leven van de Deense koningin. Hierin citeerde men de koningin die
verklaard zou hebben dat er een oppositie moet komen tegen de islam.
Arabische media zagen in deze uitspraak een bewijs van de xenofobie die in
Denemarken zou heersen. De Daily Telegraph publiceerde op 16 februari 2006 een
nieuw artikel rond deze situatie en corrigeerde de vertaling door ‘oppositie’ te
vervangen door ‘tegengewicht’.
Verder stelde de koningin dat Denemarken de voorbije jaren werd uitgedaagd door de
islam. Ze vond het indrukwekkend en ook innemend hoe godsdienst het leven van
moslims doordrenkt, maar tegelijkertijd vond ze zo’n totaliteit beangstigend. Daarvoor
moet een tegengewicht gevonden worden en moet iemand het ook aanvaarden
wanneer er een minder vleiend etiket op hem wordt geplakt. We moeten ook geen
vrede nemen met naast elkaar te leven maar streven naar samenleven met elkaar.63
3. Reacties en opinies in de moslimwereld.
Na de publicatie van 30 september 2005 bleven, behalve enkele doodsbedreigingen en
kleine betogingen, de woedereacties uit. Op 17 oktober 2005 publiceerde de
Egyptische krant ’Al-Fajr de cartoons uit protest maar weer bleef geweld uit. Het was
pas na het in der haast bijeengeraapte Akkārī-Laban dossier en de bijhorende
overdrijvingen dat de moslimwereld ontwaakte. De wereld was getuige van
protestbetogingen in moslimlanden maar ook in Europa. Ambassades in Beiroet en
Damascus gingen in vlammen op, ambassades in andere landen werden aangevallen.
De moslimwereld startte een boycot tegen voornamelijk Deense maar ook Noorse
producten, hierdoor leden vele bedrijven grote verliezen.64
62
FLEMMING, R., 2006 : “Why I published those cartoons.” Internet, 24-3-2007 op
http://www.jp.dk/udland/artikel:aid=3566642:fid=11328/ 63
CLEAVER, H., 2006 : “We need a counter-balance to Islam, says Danish queen.” Internet, 25-3-2007
op http://www.telegraph.co.uk/news/main.jhtml?xml=/news/2005/04/15/wqueen15.xml 64
De boycot tegen Scandinavische bedrijven werd gestart in Saoedi-Arabië en kende snel navolging, in
Jemen, Qatar, Koeweit, Bahrein, Egypte, Libanon en Soedan. Het Deens Zweedse zuivelbedrijf Arla
foods dat marktleider is in het Midden Oosten leed het meest onder de boycot.
26
De beweegredenen voor deze acties hebben vooral te maken met de identificatie van
de islam met terrorisme, door de beruchte bom-in-de-tulband cartoon. Verder
eerbiedigen moslims het verbod op afbeelden van de profeet, al is dit verbod niet altijd
en overal even transparant geweest. Hierop komen we terug in hoofdstuk vier.
Bovendien kennen moslims natuurlijk ook de vrijheid van meningsuiting maar ze
stellen zich nu wel grote vragen bij haar grenzen. Vrijheid van meningsuiting is
nergens absoluut, hier wordt ze bijvoorbeeld ingeperkt door recht op privacy, verbod
op negationisme en antisemitisme en de bescherming tegen racisme, enz. In de islam
wordt vrijheid van meningsuiting ingeperkt door het recht op respect voor religieuze
gevoelens. Moslims vragen zich nu dus af waarom de joodse godsdienst wordt
beschermd maar waarom het blijkbaar wel mogelijk is om de islam zomaar aan te
vallen. We onderwerpen al deze elementen aan een grondiger onderzoek in hoofdstuk
vier.
3.1. Meningen en reacties van vooraanstaande personen en organisaties in de
moslimwereld.
3.1.1. Veroordelende reacties.
- De Islamitische Wereld Liga.
De Islamitische Wereld Liga, ook wel Rābiṭa ’Al-’Alām ’Al-’Islamī genoemd, is één van
de grootste niet-gouvernementele organisaties in de islamwereld. Het werd in 1962 in
Mekka opgericht door verschillende religieuze moslimleiders.
De organisatie is vertegenwoordigd in de VN waar het een waarnemersstatus geniet, in
UNESCO, in UNICEF en in de Organisatie voor Islamitische conferentie.
Doel.
De doelen van de organisatie zijn onder meer:
- het bepleiten van de toepassing van de Šarīa door individuelen, groepen of staten
- de inspanningen van de islamitische predikanten te coördineren
- methodes te ontwikkelen voor de verspreiding van de Islam
- de productiviteit te verhogen van massamedia, het verspreiden van de islam,
onderwijs en cultuur
- het samenbrengen van intellectuelen en opinieleiders
- activiteiten te promoten die het verspreiden van de Arabische taal als doel hebben
27
- te zorgen voor steun aan moslims in oorlogssituaties en rampen
- de activiteiten van de moskeeën efficiënter te maken
Verschillende werkapparaten.
De Constituerende Raad is het belangrijkste beleidsorgaan van de Islamitische
Wereld Liga. Deze bestaat uit 60 leden met niet meer dan 2 leden per islamitisch land.
Het Secretariaat-Generaal staat in voor de administratieve en uitvoerende taken
van de Islamitische Wereld Liga.65
Reactie op de cartoons.
De secretaris-generaal van de Islamitische Wereld Liga, Dr. Abd’allāh ’At-Turkī,
veroordeelde in een brief, gericht aan Kofi Annan, de cartoons die Deense en Noorse
kranten hadden gepubliceerd. Hij vond dat de VN zouden moeten tussenkomen door
het activeren van internationale wetten die het beledigen van godsdiensten verbieden.
Hij rekende er ook op dat Annan zich zou richten tot de Deense en Noorse regering
zodat deze de campagne tegen de islam zouden stopzetten en officiële excuses aan de
moslimgemeenschap zouden aanbieden.66
De Organisatie van de Islamitische Conferentie.
De Organisatie van de Islamitische Conferentie (OIC) is een intergouvernementele
organisatie met als hoofdkwartier Jeddah in Saoedi-Arabië. Ze is permanent
vertegenwoordigd in de VN en is zelfs na de VN de grootste internationale organisatie.
De OIC werd opgericht in Rabat op 25 september 1969 als reactie op een aanval op de
’Al-’Aqṣā moskee in Jeruzalem.
Doel.
In 1972 werd het Charter van de organisatie aangenomen waarin de voornaamste
objectieven werden gebundeld.
- het versterken van de islamitische solidariteit onder de lidstaten.
- het versterken van de samenwerking op politiek, economisch, sociaal, cultureel en
wetenschappelijk vlak.
65
Informatie van de officiële website, Internet 30-3-2007 op
http://www.muslimworldleague.org/mwlwbsite_eng/index.htm 66
SPENCER, R., 2006 : “Muslim World League calls on UN to validate cartoon rage.” Internet, 30-3-
2007op http://www.freerepublic.com/focus/f-news/1566979/posts
28
- instaan voor het bewaren van de waardigheid, onafhankelijkheid en nationale rechten
van de moslims.
- acties te coördineren om de heilige plaatsen te beschermen.
- acties te coördineren als steun voor het Palestijnse volk en hen assisteren om hun
rechten te herwinnen en hun bezette gebieden te bevrijden.
- het streven naar het elimineren van raciale discriminatie en kolonialisme.
- het creëren van een gunstige atmosfeer voor samenwerking en begrip onder de
verschillende lidstaten en andere landen.
Verschillende werkapparaten.
De conferentie van koningen en staatshoofden en regeringen of De
Islamitische Top is het belangrijkste beleidsorgaan. Ze komen 1 maal per 3 jaar
samen om het beleid van de organisatie uit te stippelen en een voorzitter aan te
duiden. Momenteel is dat Maleisië.
Op 7 en 8 december 2005 werd in Mekka, Saoedi-Arabië, voor de 3e keer in hun
geschiedenis een extra vergadering bijeengeroepen. Deze was georganiseerd als
reactie op de publicatie van de cartoons. Verder behandelden ze enkele kwesties met
betrekking tot de ‘crisis’ in de islam en tekenden de contouren van een
moderniseringsprogramma voor de komende 10 jaren.
De Islamitische Conferentie van buitenlandse ministers komt 1 maal per jaar
samen om de vooruitgang over het uitvoeren van de beslissingen die kaderen in het
beleid van de Islamitische Top te onderzoeken. Pakistan is de huidige voorzitter.
Het Secretariaat-Generaal is het uitvoerend orgaan van de OIC. Zij zijn belast met
het uitvoeren van de beslissingen die door de 2 voorgaande organen werden
genomen. Het Secretariaat-Generaal is in Jeddah gevestigd. Momenteel is de Turk
Ekmeleddin Ihsanoğlu daarvan de voorzitter.
Daarnaast kent de OIC nog verschillende comités, assisterende organen en
gespecialiseerde instituties. Deze staan in voor concrete resultaten op politiek,
economisch, cultureel, sociaal, spiritueel en wetenschappelijk vlak.67
67
Informatie van officiële website, Internet 30-3-2007 op http://www.oic-oci.org/
29
Reactie op de cartoons.
De Organisatie van Islamitische Conferentie vaardigde de volgende verklaring uit: “Het
was duidelijk dat het de intentie was van Jyllands-Posten om haat en geweld tegen
moslims aan te wakkeren. Door het onbegrip van de kranten voor de islamitische
religie en haar symbolen is hun geloofwaardigheid in de moslimwereld erg beschadigd,
hebben ze democratie en persvrijheid geschaad en hebben ze de eerbaarheid en
normen onteerd.” De secretaris-generaal van de OIC, Ekmeleddin Ihsanoğlu, drukte
zijn afkeuring uit over de incidenten waarbij de Deense en Noorse ambassades werden
aangevallen en in brand gestoken. Maar de OIC tikte de Deense regering wel op de
vingers voor het falen van het aanbieden van ernstige en gemeende excuses.68
De Federatie van Islamitische organisaties in Europa.
De Federatie van Islamitische organisaties in Europa is een Europese non-profit
organisatie die een structuur biedt voor haar organisaties en instituties. De structuur
streeft ernaar om de moslims overal in Europa in gelijke mate van dienst te zijn. Ze
ijveren ervoor om de moslim-aanwezigheid in Europa te behouden en deze
aanwezigheid te ontwikkelen en te verbeteren zodat de islam haar plaats krijgt.
Doel.
- het mogelijk maken voor moslims om hun religie te belijden, hun culturele identiteit
te behouden en hun sociale en religieuze zaken te promoten.
- het vestigen van verschillende instellingen zoals moskeeën en scholen en culturele,
sociale, opvoedkundige instellingen en beroeps- en vrijetijdsverenigingen.
- het zorgen voor de moslim-jeugd, en hen mogelijkheden aan te bieden kennis te
vergaren over de islam en het Arabisch en hen bij te staan om uit te blinken in hun
talenten.
- moslims te activeren in het kader van de Europese Unie zodanig dat het beider
belangen dient.
- te werken voor de vertegenwoordiging van moslims in Europese instellingen en
autoriteiten.
- te streven naar de herkenning van de islam als een officiële religie in Europa.
- de culturele dialoog tussen moslims en anderen uit te breiden in een poging om
sociale vrede en harmonie te vestigen.
68
S.N., 2006 : “Muslim scholars, leaders condemn cartoon violence.” Internet, 31-3-2007 op
http://www.islamonline.net/English/News/2006-02/05/article05.shtml
30
- het behouden van de relaties tussen moslims van over de ganse wereld en het
promoten van samenwerking en uitwisseling tussen Europa en de moslimwereld.
- bij te dragen in inspanningen die als doel hebben de vrijheid te garanderen en de
rechten van de mens en hun waardigheid te promoten en het verwerpen van alle
vormen van raciale discriminatie en geweld.69
Reactie op cartoons.
De voorzitter ’Ibrāhīm ’Az-Zayāt wees erop dat de protesten van moslims in Europa
geen gewelddadige vormen aannamen zoals in Palestina, Syrië of Indonesië. Dit toont
aan dat de 25 miljoen moslims in Europa zich geïntegreerd hebben in de maatschappij,
maar dat ze wel recht hebben op bescherming en respect.
’Az-Zayāt bekritiseerde de Deense regering die deze zaak niet echt slim heeft
aangepakt. Over de cartoons zegt hij dat vrije meningsuiting haar grenzen heeft zeker
wanneer het gaat over beledigen en schandaliseren.
Verder betreurt hij het dat de dialoog over geloof in Europa te academisch blijft en het
publiek niet bereikt. Er is een gebrek aan informatie en interesse aan beide kanten.70
De huidige president van Iran, Maḥmūd ’Aḥmadī Nejād, de president van Egypte,
Ḥusnī Mubārak en de Jordaanse koning veroordeelden de cartoons. Koning Abdu’allāh
van Jordanië zei in een toespraak in Washington dat ze, hoewel ze vrije meningsuiting
respecteren, het nodeloze ontheiligen en kwetsen van islamitische gevoeligheden
veroordelen.71
De belangrijkste sjiietische godsdienstige leider in Irak, groot ayatollah Alī ’As-Sīstānī,
die een enorme invloed heeft bij de sjiieten veroordeelde de cartoons maar riep niet op
tot geweld.
Hij poneerde de stelling dat militante moslims wel eens gedeeltelijk verantwoordelijk
zouden kunnen zijn voor het vervormde beeld van de islam. Tegenstanders hebben
daarvan misbruik gemaakt om hun oude haat nieuw leven in te blazen met nieuwe
methodes en mechanismen, volgens groot ayatollah Alī ’As-Sīstānī.72
69
Informatie van officiële website, Internet, 31-3-2007op http://www.eu-islam.com/ 70
LEMPKOWICZ, Y., 2006 : “Muslim leaders deplores violent protests over cartoons.” Internet, 1-4-
2007 op http://ejpress.org/article/news/5696 71
MOORE, M., 2006 : “Tension rises over cartoons of Mohammed.” Internet, 1-4-2007 op
http://www.washingtonpost.com/wp-dyn/content/article/2006/02/02/AR2006020202720_pf.html 72
S.N., 2006 : “Thousands protest ‘Offensive’ cartoons in Gaza.” Internet, 1-4-2007 op
http://www.foxnews.com/story/0,2933,183686,00.html
31
De Turkse premier Recep Tayyip Erdoğan veroordeelde de aanvallen met een
waarschuwing dat verder geweld de poging om beide culturen dichter bij elkaar te
brengen in de kiem smoort. De enige manier om tot een oplossing te komen ziet hij
aan de onderhandelingstafel.
Samen met zijn Spaanse collega Jose Luis Rodriguez Zapatero heeft hij een open brief
geschreven waarin de cartoons worden veroordeeld. Dit Turks-Spaans initiatief komt in
een kader om de Oost-West dialoog te promoten, dit wordt gesteund door de VN en
heeft als naam ‘Alliance of Civilizations’. Turkije ziet zich al een tijdje als een brug
tussen het Oosten en Westen en ondernam al eerder dergelijke initiatieven.73
Šayḫ Muḥammad Saīd Ṭanṭāwī, de groot-iman van de ’Al-’Azhar gaf in een verklaring in
december 2005 te kennen dat ’Al-’Azhar van plan is om tegen deze cartoons te
protesteren bij de VN-comités in kwestie en de mensenrechtenorganisaties van over de
hele wereld.74
3.1.2. Vergezocht motief?
Volgens ’Āyat’allāh Alī Ḫāman’ī was een zionistische samenzwering verantwoordelijk
voor de cartooncrisis. Deze zionistische actie zou te wijten zijn aan het verlies dat ze
leden na de nederlaag van Ḥamās in de Palestijnse verkiezingen van januari 2006.
Ḫāman’ī wees ook op de westerse hypocrisie door deze cartoons te publiceren.75
3.1.3. Tegenactie.
Als reactie verklaarde de best verkopende Iranese krant, Hamšahrī, op 6 februari dat
ze de volgende dag cartoonisten zouden oproepen om deel te nemen aan een
cartoonwedstrijd over de holocaust. Farīd Mortavazī, de grafische redacteur van de
krant, rechtvaardigde deze wedstrijd als volgt: “De westerse kranten publiceerden de
heiligschennende Muḥammad-cartoons onder het motto van vrije meningsuiting, dus
laten we eens zien hoe ver ze dat standpunt rekken door deze cartoons over de
holocaust te publiceren.” Op 14 augustus 2006 werd een expositie in Teheran geopend
73
S.N., 2006 : “Erdogan, Zapatero urge respect, calm over cartoons.” Internet, 1-4-2007 op
http://www.islamonline.net/English/News/2006-02/06/article02.shtml 74
HALIM, A.A., 2006 : “Al-Azhar takes Anti-Prophet Danish cartoons to UN.” Internet 2-4-2007 op
http://www.islamonline.net/English/News/2005-12/11/article04.shtml 75
S.N., 2006 : “Death toll from Afghan cartoon protest rises.” Internet, 2-4-2007 op
http://www.msnbc.msn.com/id/10705393/
32
waar 204 holocaust-cartoons werden tentoongesteld. Na raadpleging van de rabbijn
van Kopenhagen publiceerde de Deense krant Information op 8 september 2006 zes
van de minst controversiële cartoons, later werden er 3 gepubliceerd in Jyllands-
Posten.
De Marokkaanse ’Abd’allāh Derkāwī werd op 1 november 2006 als winnaar van de
wedstrijd uitgeroepen en ontving 12.000 dollar. Masūd Šojay, organisator en hoofd van
Iran’s cartoons Association, wijdde niet uit over de afkomst van het geld maar
benadrukte dat het geld niet afkomstig was uit enige gouvernementele bron.76 77
3.1.4. Gematigde reacties.
De prominente moslim-geleerde Šayḫ Yūsuf ’Al-Qaraḍāwī keurde op zondag 5 februari
2006 tijdens een bijeenkomst van moslimgeleerden de geweldplegingen van de
moslims tegen westerse ambassades als protest tegen de cartoons af. “Wij roepen de
mensen niet op om auto’s in brand te steken maar om hun woede op een omzichtige
manier te uiten. Het is waar dat de islam de laatste tijd onderhevig is aan verschillende
aanvallen maar daarom moeten we deze niet vergelden. Het lijkt dat opportunisten
achter deze aanvallen zitten om nog wat meer olie op het vuur te gieten”.
Volgens ’Al-Qaraḍāwī is de boycot het scherpste wapen waarmee de moslims kunnen
optreden en we dringen aan op een internationale resolutie die het beledigen van
welke religie dan ook bestraft. Over de vrijheid van mening wilde ’Al-Qaraḍāwī nog
kwijt dat deze niet absoluut is en dat blasfemie daar niet onder valt.78
De Maleisische premier Badawi riep tijdens een bijeenkomst op 10 februari, waar 60
leiders van de moslimwereld, de VS en andere westerse landen aanwezig waren, het
Westen en de moslimwereld op om elkaar als gelijke te zien en elkaar te behandelen
zoals men zelf wenst behandeld te worden, een verwijzing naar de categorische
imperatief van de westerse filosoof Kant. Velen in het Westen zien de islam als
synoniem van geweld. De ‘demonisatie’ van de islam en de lasterpraat over moslims is
in de westerse wereld wijdverspreid. Maar hij roept de moslims ook op om zich te
verzetten tegen de veroordelingen van het christendom, het jodendom en het Westen
76
S.N., 2006 : “Iran’s Holocaust cartoon exibition.” Internet, 2-4-2007 op
http://english.aljazeera.net/English/Archive/Archive?ArchiveID=25137 77
S.N., 2006 : “Paper reprints Holocaust cartoons.” Internet, 2-4-2007 op
http://news.bbc.co.uk/2/hi/europe/5327852.stm 78
S.N., 2006 : “Qadarawi condemns violent cartoon protest.” Internet, 2-4-2007 op
http://www.islamonline.net/English/News/2006-02/06/article01.shtml
33
en het geweld dat door bepaalde groepen wordt gepleegd. “Laat ons de extremisten in
onze middens in bedwang houden en een einde stellen aan het bespotten van religies
en hun heilige symbolen.”
Afsluitend verklaart hij over het Westen, en over bepaalde landen in het bijzonder, dat
ze proberen om hun hegemonie te verspreiden in naam van de vrijheid, maar die
landen kunnen echter niet beweren dat ze vrijheid en gelijkheid propageren.79
De voormalige Iranese president, Muḥammad Ḫātamī en tevens een oprichter van de
“Dialogue among Civilizations” bekritiseerde de Deense cartoons maar keek ook in
eigen boezem.80 Beledigen is niet hetzelfde als een mening uitdrukken die kan
geanalyseerd worden en waarover gedebatteerd kan worden. Wij zijn in hetzelfde
bedje ziek als het Westen. In plaats van terechte kritiek en debat maken wij ons
schuldig aan beledigende uitspraken over liberalisme, democratie en modernisme.
Liberalisme is de wereldgodsdienst van vandaag en wij moeten dit niet beledigen. We
moeten ophouden met uitspraken te doen in de aard van ‘de corrupte westerse
cultuur’. Zoals er staat in de Koran: “beledig geen goden van anderen, want dan
beledig je indirect je eigen God.” 81
3.1.5. Alternatieve stemmen.
Nāṣir Ḫaḍar, parlementslid voor de Deense politieke partij Radikale Venstre, en
voorstander van een vredevolle samenleving van islam en democratie, voelde zich als
democraat en als moslim helemaal niet beledigd door de cartoons. Hij vond het eerder
beledigend dat Denemarken excuses zou moeten aanbieden aan Saoedi-Arabië. Naar
zijn mening zou Saoedi-Arabië eerder zijn excuses moeten aanbieden voor het
systematisch onderdrukken van gelijke rechten, voor het verachten van de
mensenrechten en het neerkijken op vrije meningsuiting. Is een belediging van
democratie niet erger dan een religieuze belediging?
79
S.N., 2006 : “Badawi urges muslims, West to accept each other.” Internet, 3-4-2007 op
http://www.islamonline.net/English/News/2006-02/10/article04.shtml 80
De “Dialogue among civilizations” is een theorie die wordt gehanteerd in de internationale relaties. De
term werd geïntroduceerd door Mohammed Khatami als antwoord op de botsende beschavingen van
Huntington. 81
KENT, J., 2006 : “Iran’s ex-leader sees new Islam.” Internet, 3-4-2007 op
http://news.bbc.co.uk/2/hi/asia-pacific/4703260.stm
34
Volgens Nāṣir Ḫaḍar is de algemene teneur in de Arabische media dat wij als moslims,
niet- moslims niet kunnen opleggen om zich te voegen naar het vermeende verbod op
afbeeldingen.82
Ḫālid Dīyāb, een Egyptisch-Belgisch journalist, vond het opmerkelijk hoe enkele
platvloerse en slechtgetekende cartoons de aanleiding kunnen geven tot dergelijke
woede en veroordelingen. Het schaadt het beeld van de moslims en is een slechte
graadmeter voor hun tolerantie maar beeldt aan de andere kant ook de westerse
vooroordelen af.
Zijn er dan geen dringender zaken in de moslimwereld, zoals het neo-imperialisme, de
situatie in de bezette gebieden, politieke onderdrukking door autoritaire regimes,
economische stagnatie…
Ḫālid Dīyāb werpt zich op als advocaat van de vrije meningsuiting maar hij zegt niet
dat moslims geen recht hebben om ertegen te protesteren, jammer genoeg hebben ze
de verkeerde manier gekozen. Met brieven naar de krant waarin uitgelegd wordt wat
er hen zo tegen de borst stoot en vreedzame marsen hadden ze misschien meer
bereikt dan met brandende ambassades.
Over het zogenoemde verbod zegt Dīyāb dat er in de Koran enkel een verbod op
idolatrie vermeld staat. De ban is er eerder om moslims ervan te weerhouden om
Muḥammad te aanbidden en is dus enkel van toepassing op moslims. Niet-moslims zijn
vrij om wat dan ook te aanbidden en te ridiculiseren.
Hij gaat verder met te verklaren dat er in het Westen een traditie bestaat om de spot
te drijven met religie en religieuze personen, het is daarom nog niet meteen anti-islam
gericht.
Maar hij waarschuwt het Westen dat ze geen heiliger-dan-de-paus standpunt moeten
innemen, waarmee hij onder meer verwijst naar de weigering van Jyllands-Posten in
het jaar 2003 om cartoons waarin Jezus op de korrel werd genomen te publiceren.83 84
82
KHADER, N., 2006 : “Commentary : I feel insulted.” Internet, 3-4-2007 op
http://www.khader.dk/flx/in_english/commentary_i_feel_insulted/?from=Khader 83
DIAB, K., 2006 : “Graven images and poor reflection.” Internet, 3-4-2007 op
http://users.skynet.be/diab/Reflections/Graven_images.htm 84
Christoffer Zieler bood in april 2003 de krant Jyllands-Posten enkele cartoons over de heropstanding
van Jezus Christus aan. De redacteur van de zondagsuitgave Jens Kaiser liet in een email aan Zieler weten
dat hij denkt dat de lezers van zijn krant deze cartoons niet zullen appreciëren en dat ze zelf voor protest
zouden zorgen. Over het feit dat Jyllands-Posten met 2 maten en gewichten werkt reageerde Kaiser dat
men niet om deze Jezus cartoons had gevraagd terwijl dat bij de Mohammed cartoons wel het geval was.
35
Wafā’ Sulṭān, voorstander om het politieke aspect uit de islam te halen, ziet de
moslims als gevangenen van hun eigen geloofsysteem, een gevangenis waarin het
zelfs amper mogelijk is om je eigen stem te laten horen, laat staan andere stemmen.
Ze ervoer de cartoons als een eerste breuk in de muren van die gevangenis. Als
gevangene is het haast onmogelijk om zonder hulp van buitenaf uit te breken. Door
dergelijke cartoons meer en meer te publiceren en door meer kritiek zouden moslims
misschien eens beginnen nadenken over hun religie.85
’Āyān Ḥirṣī Alī, de Nederlandse feministe en politieke schrijfster, beweerde dat het juist
was om de cartoons te publiceren en herpubliceren. Democratie staat nergens voor
haar als er geen vrije meningsuiting is. Europa zou moeten solidair zijn en de cartoons
zouden overal moeten verschijnen. Ze vond het een schande dat bepaalde media het
niet aandurfden om de cartoons te publiceren, het was laf om zich achter de termen
verantwoordelijkheid en gevoeligheid te verbergen. Ze juichte de weigering van de
Deense premier om de delegatie van islamitische ambassadeurs te ontvangen toe.
Volgens Ḥirṣī Alī tonen deze cartoons aan dat er angst heerst onder auteurs,
filmmakers en journalisten om zich kritisch uit te spreken over de islam. Verder geven
deze cartoons ook aan dat er een minderheid bestaat, veelal in het bezit van Europees
burgerschap, die de werking van de liberale democratie niet begrijpt en niet aanvaardt.
Als we niet opstaan tegen extremisten zal een cultuur van zelfcensuur met betrekking
tot de islam zich verspreiden. In de Arabische landen waar de protesten plaatsvonden
is er geen vrije meningsuiting. De totalitaire regimes bevinden zich in een diepe crisis,
ze voelen zich bedreigd door de grote veranderingen die globalisatie met zich
meebrengt. Deze regimes vrezen de reformistische krachten van de immigranten in het
Westen.
Ḥirṣī Alī is zeker geen voorstander om excuses aan te bieden, want het Westen blijft
maar zijn kaak aanbieden terwijl de andere partij, waar imams ongestoord haat
kunnen prediken tegen christenen en joden, geen duimbreed toegeeft.86 87
Volgens Irshad Manji, Canadees journaliste, schrijfster en activiste van Oegandese
origine, verwelkomden de Arabische regimes de controverse over de cartoons omdat
85
S.N., 2006 : “Wafa Sultan on the Danish cartoons.” Internet, 3-4-2007 op
http://atlasshrugs2000.typepad.com/atlas_shrugs/2006/10/wafa_sultan_of_.html 86
TRAUFETTER, G., 2006 : “Everyone is afraid to criticize Islam.” Internet, 3-4-2007 op
http://www.spiegel.de/international/spiegel/0,1518,399263,00.html 87
HIRSI ALI, A., 2006 : “The right to offend.” Internet, 3-4-2007 op http://www.liberales.be/cgi-
bin/en/showframe.pl?essay&offend
36
het de aandacht afleidde van de lokale problemen waarvoor de overheid geen
oplossingen kan aanbieden.
De Libanese president Laḥūd verklaarde dat zijn land geen enkele belediging tegen
welke religie dan ook zal aanvaarden. Maar Manji wijst erop dat Libanon het meest
anti-semitische TV-station, namelijk ’al-Manār TV in de ether heeft. Moslims moeten
niet afkomen met het argument dat anderen geen respect hebben voor hun religie
wanneer zij het niet kunnen opbrengen voor andere religies. Het was niet nodig om
meteen blasfemie in te roepen als de Koran zelf beweert dat er altijd ongelovigen
zullen zijn en dat er geen dwang is om te geloven, dit blijft enkel en alleen de zaak van
’Allāh. Als moslims Muḥammad op een voetstuk plaatsen, dan laten ze zich in met
idolatrie. Waar het bij monotheïsme op aankomt is om één God te aanbidden, niet één
van Gods zendelingen. Nederigheid verlangt dat gelovige mensen af en toe met
zichzelf of met anderen spotten.88
Ṭāriq Ramaḍān, een Zwitserse moslim-academicus en theoloog, bevestigde dat de
reacties van de moslims overdreven waren en dat het beter zou geweest zijn om niet
zo emotioneel te reageren, want dat voedt alleen maar de agenda van de extremisten
en helpt de moslims niet vooruit. Hij bekritiseerde ook de manier van doen van
bepaalde regeringen die de cartooncrisis gebruiken om zich op te werpen als
verdedigers van de islam om op die manier legitimiteit te vinden bij hun volk. Ramaḍān
heeft de moslims altijd erop gewezen dat ze zich niet in een slachtofferrol moeten
nestelen, maar hij ervaart nu zelf dat de islamofobie wel altijd op de een af andere
manier om de hoek schuilt.
In een ander artikel zien we een scherpere kant van Ramaḍān. Er zijn drie dingen die
we in het achterhoofd moeten houden volgens Ramaḍān. Ten eerste, verklaarde hij, is
er een duidelijk verbod en is het eveneens tegen alle islamitische principes om
Muḥammad en alle profeten van de islam af te beelden. Ten tweede zijn ze in de
moslimwereld niet gewoon om met religieuze zaken de spot te drijven. Daarom worden
de cartoons als een provocatie gezien in de moslimwereld. Maar afsluitend zegt dat
Ramaḍān ironie, cynisme en blasfemie al van de Verlichting deel zijn van de Europese
cultuur en dat moslims dit zullen moeten leren begrijpen. Vrijheid van mening is in
principe niet gelimiteerd maar er zijn wel burgerlijke limieten. Vrije meningsuiting moet
88
MANJI, I., 2006 : “Combustible cartoons.” Internet, 3-4-2007 op http://www.aijac.org.au/updates/Feb-
06/070206.html#Article_2
37
wijselijk gebruikt worden zodat er geen gevoeligheden worden geprovoceerd zeker niet
in hybride multiculturele samenlevingen.
Het is een zaak van verantwoordelijkheden en wijsheid, niet één van wettelijkheid en
rechten. Daarom zag Ramaḍān het als een foute beslissing om de cartoons te
publiceren als men een debat over integratie wil starten.89 90
Muḥammad ’Ajouaou, theoloog en consulent van Marokkaanse afkomst, zag de
cartoons als een zinloze actie maar vond dit geen aanleiding voor een boycot. In het
Westen zag men de woede-uitingen als kinderachtig en een bewijs van de autoritaire
trekken in de islamwereld terwijl de islamwereld de cartoons als een zoveelste
provocatie ervoer. Dit zijn tekenen van een culturele brug, maar één die nog niet
onoverbrugbaar is. ’Ajouaou hoopte dat de Europese moslims een brugfunctie zouden
vervullen tussen de beide partijen maar ziet dat dit niet gebeurd is. Daarom maakt hij
duidelijk aan de Europese moslims dat hun nieuw verworven burgerschap ook nieuwe
verantwoordelijkheden met zich zou moeten meebrengen.91
3.2. Mening van de Arabische media.
Opinieschrijvers uit de Arabische wereld hebben de cartooncrisis op de voet gevolgd.
Ze uiten hun kritiek op de publicatie en vragen zich af waarom antisemitisme geweerd
wordt terwijl het toegelaten wordt dat, onder het mom van vrijheid van mening, de
symbolen van de islam aangevallen worden.
Volgens Muḥammad ’Al-Ḥamādī die voor ’Al-’Ittiḥād, een krant uit de Verenigde
Arabische Emiraten, schrijft, is de vergelijking van de islam met terrorisme niet enkel
toe te schrijven aan de verbeelding van de westerse cartoonisten. Globaal wordt
aangenomen dat de islam datgene is wat Bin Lāden, Zarqāwī, de Moslimbroeders, e.a.
uitdragen en zo bijdragen aan het misvormde beeld van de islam. Zoals ’Al-Ḥamādī het
ziet zijn moslims die niet trouw leven volgens het voorbeeld van de profeet, de
aanleiding tot deze cartoons. ’Al-Ḥamādī bekritiseerde Denemarken en dan vooral de
89
HAWLEY, C., 2006 : “We have to turn up the volume of reason.” Internet, 3-4-2007 op
http://www.spiegel.de/international/0,1518,399965,00.html 90
RAMADAN, T., 2006 : “Free speech and civic responsibility.” Internet, 3-4-2007 op
http://www.iht.com/articles/2006/02/05/opinion/edramadan.php 91
AJOUAOU, M., 2006 : “Woede maakt de kloof alleen maar groter.” Internet, 3-4-2007 op
http://www.flwi.ugent.be/cie/CIE2/majouaou20.htm
38
manier waarop ze geprobeerd hebben om de moslims respect aan te leren voor de
Deense wetten.92
In 1989 startte de regering van de VAE een nieuwe onderneming die ernaar zou
streven om alle media die in handen waren van de regering autonoom te maken. Ook
al worden ze nog gefinancierd door de regering, toch zijn ze redactioneel onafhankelijk
geworden.93
Abd ’Allāh Bin Baḫit, van de conservatieve, redelijk karakterloze dagelijkse Saoedische
krant ’Al-Jazīra, leverde kritiek op de manier waarop de Arabische wereld reageerde op
de cartoons. Hij toonde aan dat het initiatief van de boycot van enkele handelaars tot
stand kwam en duidde hiermee de zwakte van de islamitische instellingen aan die niet
tot een eenduidige reactie kwamen.94
De islamitische wereld is, nog volgens Bin Baḫit, sterk wanneer het op individuele
acties aankomt, maar staat nergens op het vlak van geïnstitutionaliseerde reacties.
Bin Baḫit wees erop dat de Deense regering de cartoons onder de vrije meningsuiting
catalogeerde maar vroeg zich af als ze hetzelfde zouden gedaan hebben als deze
cartoons de holocaust in vraag zouden stellen.
Muḥammad Karishan van de onafhankelijke pan-Arabische krant ’Al-Quds ’Al-’Arabī trok
een andere les uit de boycot. Hij contrasteerde die met de onefficiënte pogingen van
de Arabische diplomaten die er niet in slaagden om tot een onderhoud te komen met
de Deense premier. Dit toont nog maar eens de zwakte van de Arabische instituties in
de wereld aan.95
’Al-Quds ’Al-’Arabī schenkt voornamelijk aandacht aan gebeurtenissen in de Arabische
wereld met een speciale aandacht voor het Palestijns-Israëlisch conflict. Aangezien de
redacteur van Palestijnse afkomst is neigt ’Al-Quds ’Al-’Arabī dus eerder naar de
Palestijnse kant. Daarnaast nemen ze een strikt Arabisch nationalistisch standpunt in
inzake buitenlandse zaken en weerhouden ze er zich niet van om de Verenigde Staten
aan te vallen.96
92
KIMMAGE, D., 2006 : “Something’s rotten in the state of Denmark. What do Arab journalist think of
the Islamic cartoon scandal?” Internet, 4-4-2007 op http://www.slate.com/id/2135449/ 93
RUGH, W.A., 2004 : Arab mass media, p. 64. 94
KIMMAGE, D., 2006 : “Something’s rotten in the state of Denmark. What do Arab journalist think of
the Islamic cartoon scandal?” Internet, 4-4-2007 op http://www.slate.com/id/2135449/ 95
Ibid. 96
RUGH, W.A., 2004 : Arab mass media, pp. 171-172.
39
De grootste Egyptische krant ’Al-’Ahrām bejubelde de boycot als een succesvol,
burgerlijk initiatief. ’Al-’Ahrām, met hoofdkantoor in Caïro, wordt gecontroleerd door
het ministerie van informatie, maar ondanks deze controle wordt hun opiniesectie met
aanzien bekeken.97
Sati Nur ’ad-Din, schrijvend voor de Libanese krant ’As-Safīr bestempelde de publicatie
als een grote fout die waarschijnlijk zelfs intentioneel gebeurde.98
’As-Safīr, de ambassadeur, is sinds 1974 een links georiënteerde politieke krant.
Ḥusayn Šabakši, schreef in de pan-Arabische krant ’Aš-Šarq ’Al-’Awsaṭ, dat joden er in
slagen om van de kleinste inbreuk een antisemitische gebeurtenis te maken. Het is
nodig dat islamitische organisaties ervoor zorgen dat er met misdaden tegen de islam
op dezelfde manier wordt omgegaan. 99
’Aš-Šarq ’Al-’Awsaṭ, gefinancierd door Saoedische prinsen, is sinds 1978 een van de
leidinggevende pan-Arabische kranten met een oplage van 200.000 kopieën. De krant,
met als hoofdkantoor Londen, wordt in 12 steden op 4 verschillende continenten
gedrukt. Hun slogan, International newspaper of the Arabs, duidt op de verslaggeving
van Arabisch en internationaal nieuws.100
4. Reacties in de westerse wereld.
4.1. Meningen en reacties van vooraanstaande personen en organisaties in de
westerse wereld.
4.1.1. Reacties van teleurstelling en afkeuring.
In een gezamenlijke verklaring van 7 februari 2006 lieten secretaris-generaal van de
VN, Kofi Annan, secretaris-generaal van de OIC, Ekmeleddin Ihsanoglu en de hoogste
verantwoordelijke voor de buitenlandse politiek en veiligheid van de EU, Javier Solana,
weten dat ze diep ontsteld zijn over de weerslag die de publicatie en herpublicatie van
de cartoons met zich heeft meegebracht, en over de gewelddadige reacties die er het
97
KIMMAGE, D., 2006 : “Something’s rotten in the state of Denmark. What do Arab journalist think of
the Islamic cartoon scandal?” Internet, 4-4-2007 op http://www.slate.com/id/2135449/ 98
Ibid. 99
Ibid. 100
RUGH, W.A., 2004 ; Arab mass media, pp. 169-170.
40
gevolg van zijn. “We bekrachtigen de vrije meningsuiting maar we geloven ook dat
persvrijheid verantwoordelijkheid en discretie met zich meebrengt. Er is nood aan meer
verantwoordelijkheid en gevoeligheid in het behandelen van zaken die samenhangen
met het geloof”.
Daarnaast veroordeelden ze ten zeerste de gewelddadige acties in het algemeen en
deze die gericht waren tegen diplomatieke missies in Beiroet, Damascus en elders in
het bijzonder.
Deze gebeurtenissen maken nog maar eens duidelijk dat er dringend nood is aan een
hernieuwde dialoog tussen de gemeenschappen van verschillend geloof en de
autoriteiten van verschillende landen. We roepen iedereen op tot kalmte in de geest
van vriendschap en wederzijds respect.
Kofi Annan drong er bij de moslims op aan om de excuses van Jyllands-Posten te
aanvaarden.101
De secretaris–generaal van de Raad van Europa, Terry Davis, zei dat de publicatie van
de cartoons, zelfs al is die toegelaten, een ethische lijn overschreden heeft.102
4.1.2. Confrontatie als gevolg van globalisering.
Volgens Amnesty International waren we getuige van de draagwijdte van vrije
meningsuiting en hoe globalisatie zijn steentje heeft bijgedragen. In een sfeer van
groeiende intolerantie kwamen twee conflicterende principes tegenover elkaar te
staan. Aan de ene kant rechtvaardigden uitgevers de publicatie van de cartoons met
de argumentatie dat de vrije meningstuiting essentieel is in een pluralistische en
democratische maatschappij. Aan de andere kant staan de moslims die zich diep
gekwetst voelen door de cartoons en ze ervaren ze als een beschimping van de vrije
meningsuiting. Amnesty verklaarde dat de vrije meningsuiting een hoeksteen zou
moeten vormen van iedere maatschappij maar dat vrije meningsuiting niet absoluut is.
Het brengt verantwoordelijkheden met zich mee en daardoor kunnen er limieten op
gelegd worden. Wanneer het gaat om raciale en religieuze haat die leidt naar
101
S.N., 2006 : “Joint un, European union, Islamic conference statement shares ‘anguish’ of muslim
world at Mohammed caricatures, but condemns violent response.” Internet, 4-4-2007 op
http://www.un.org/News/Press/docs/2006/sg2105.doc.htm 102
S.N., 2006 : “The cartoons of prophet Muhammad.” Internet, 4-4-2007 op
http://www.aljazeerah.info/Opinion%20editorials/2006%20Opinion%20Editorials/February/10%20o/The
%20Cartoons%20of%20Prophet%20Muhammad%20By%20Enver%20Masud.htm
41
discriminatie en geweld kan men niet veronderstellen dat die onder de vrije
meningsuiting valt.
Amnesty riep de regeringen en media op om verstandig te handelen in deze situatie en
benadrukte nog eens dat deze crisis de macht en draagwijdte van de media heeft
aangetoond. Amnesty tikte vervolgens zachtjes de media op de vingers met de
opmerking dat ze zich in de toekomst wat meer bewust mogen zijn van de impact die
hun daden met zich kunnen meebrengen.
Afsluitend drukte Amnesty zijn begrip uit voor de nood van de moslims om hun mening
kenbaar te maken, maar veroordeelde het geweld waarmee ze hun protest tot uiting
hebben gebracht.103
4.1.3. Vraag naar bescherming van religieuze gevoelens.
Op 4 februari gaf het Vaticaan een verklaring vrij over haar positie ten opzichte van de
cartoons. De vrijheid van gedachten en uitingen kan volgens haar niet het recht
inhouden om religieuze gevoelens van gelovigen te krenken. Deze uitingen van kritiek
en smaad aan anderen toont een gebrek aan menselijke gevoeligheid. Het Vaticaan
benadrukte wel dat een actie van één persoon of een persorganisatie niet kan
overgeheveld worden naar de instituties van het betreffende land. Ze betreuren ten
zeerste de gewelddadige reacties; deze reacties op een belediging dragen niet de
echte spirit van religie in zich.104
Volgens paus Benedictus XVI is het noodzakelijk en dringend dat religies en hun
symbolen gerespecteerd worden en dat gelovigen niet langer het onderwerp vormen
van provocaties. Niettemin zijn intolerantie en geweld niet gerechtvaardigd als
antwoord op dergelijke aanvallen.105
De Europese conferentie van rabbijnen drukte zich verontrust uit over de publicaties
die de gevoelens van moslims krenken en vernederen. De voorzitter, Joseph Sitruk zei
dat de publicatie van Jyllands-Posten en andere Europese kranten een duidelijk
voorbeeld zijn van een gebrek aan intellectuele eerlijkheid en een zeer groot gebrek
103
S.N., 2006 : “Freedom of speech carries responsibilities for all.” Internet, 4-4-2007 op
http://www.amnesty-eu.org/static/html/pressrelease.asp?cfid=12&id=252&cat=4&l=1 104
S.N., 2006 : “Coexistence calls for a climate of mutual respect.” Internet, 5-4-2007 op
http://www.zenit.org/english/visualizza.phtml?sid=83985 105
S.N., 2006 : “Pope urges respect in cartoon row.” Internet, 5-4-2007 op
http://news.bbc.co.uk/2/hi/europe/4734454.stm
42
aan respect voor de gevoelens van anderen. Men wint niets door religies te
vernederen, mensen belachelijk te maken en van hun religieuze symbolen cartoons te
maken. Het geweld dat erop volgde keurt hij ten zeerste af en het ligt zeker niet in de
lijn van hun gedeelde monotheïstische tradities. Iedereen heeft het recht om te denken
wat hij wil, maar het recht op satire verleent niet het recht om mensen belachelijk te
maken.106
4.1.4. Begripsvolle en tolerante houding.
De Franse eerste minister, Dominique de Villepin verklaarde dat we aandacht moeten
schenken aan wat de gevoelens schaadt of choqueert. We moeten in het achterhoofd
houden wat heilig is en wat niet, niet overal in de wereld hetzelfde is. Hij veroordeelde
de spiraal van geweld. We moeten de vrijheid van mening verdedigen, maar moeten in
de sfeer van het samenleven ook respect verdedigen voor anderen en rekening houden
met een andere beleving van religie.107
4.1.5. Steun aan Denemarken.
De Britse premier Tony Blair, de secretaris-generaal van de NATO, Jaap de Hoop
Scheffer en de Franse president Jacques Chirac, drukten hun steun en solidariteit uit
met Denemarken.108
Jose Manuel Barroso, voorzitter van de Europese Commissie verklaarde dat er over
vrijheid van meningsuiting niet te onderhandelen valt.109
4.1.6. Vrees voor binnenlandse onlusten.
De Russische president Vladimir Poetin heeft de cartoons veroordeeld. Hij vreesde dat
de spiraal van geweld, Rusland met zijn 20 miljoen moslims, zou kunnen
destabiliseren.110 106
S.N., 2006 : “The right to satirise is not the right to injure or humiliate.” Internet, 5-4-2007 op
http://www.cer-online.org/en/DisplayRelease.asp?ID=35 107
S.N., 2006 : “Protests in France against controversial cartoons.” Internet, 5-4-2007 op
http://www.abc.net.au/news/newsitems/200602/s1562758.htm 108
S.N., 2006 : “Blair og Chirac stotter Danmark.” Internet, 5-4-2007 op
http://www.dr.dk/Nyheder/Udland/2006/02/06/134555.htm 109
THEIL, S., 2006 : “The end of tolerance.” Internet, 6-4-2007 op
http://www.msnbc.msn.com/id/11569485/site/newsweek/
43
4.1.7. Geen ‘Clash of Civilizations’.
De Britse journalist en Midden-Oosten correspondent Robert Fisk weigerde om deze
crisis te zien als een bewijs van de voorspelling van de botsende beschavingen van
Samuel Huntington. Fisk zag het eerder als de kinderachtigheid van de beschavingen.
Als we eens dieper graven is dit geen kwestie van secularisatie versus islam. De
moslims zien hun profeet als degene die de goddelijke woorden rechtstreeks ontving,
wij zien onze profeten als vage figuren. Moslims leven en beleven hun religie, wij niet.
Daarom spreken we van het Westen versus de islam en niet van het christendom
versus de islam. Maar we moeten onze eigen hypocrisie wel onder ogen zien.111
Daarnaast is het ook nonsens dat Europese politici geen controle kunnen uitoefenen op
de kranten en op vrije meningsuiting. Wanneer het over antisemitisme gaat worden er
wel meteen wetsvoorschriften ingeroepen ter bescherming van religieuze gevoelens.
Vele moslims schaamden zich voor de islamitische reactie en zouden graag enkele
hervormingen doorgevoerd zien. Niemand zou erom gemaald hebben als hervormingen
het onderwerp van de cartoons waren, maar deze waren er toch duidelijk op gericht
om te provoceren. Nu is het helemaal niet het moment om dit te doen, wanneer er in
Iran opnieuw een klerikale regering de scepter zwaait, in Egypte de Moslimbroeders 20
% van de zetels in de regering in handen hebben en Hamas de overwinning behaalde
in de Palestijnse verkiezingen.
Deze crisis gaat helemaal niet over het feit of men Muḥammad nu mag afbeelden of
niet, maar het gaat er wel om dat Muḥammad afgebeeld wordt als een ’Usāma bin
Lāden. De islam is geen gewelddadige godsdienst. Fisk vraagt zich dan af of wij dat
misschien wél zo willen.112
4.2 Westerse media
Hoewel vele westerse kranten de cartoons herpubliceerden is er wel enige
verdeeldheid. Het valt namelijk op te merken dat de Angelsaksische media, op een
paar uitzonderingen na, zich onthielden van het publiceren van de cartoons.
Niettegenstaande de media het recht hebben om ze te publiceren vonden velen dat het
110
S.N., 2006 : “Probe against editor who reprinted cartoons.” Internet, 6-4-2007 op
http://www.breakingnews.ie/ireland/?jp=CWEYOJCWKFGB 111
Meer dan 10 jaar geleden stak een man een cinemacomplex in Parijs in brand omdat die de film “The
Last Temptation of Christ” vertoonde waarin Jezus de liefde bedreef met een vrouw. 112
FISK, R., 2006 : “Don’t be fooled, this isn’t an issue of Islam versus secularism.” Internet, 6-4-2007
op http://news.independent.co.uk/world/fisk/article343111.ece
44
een foute keuze was om dit te doen. In enkele landen werden dan ook opiniepeilingen
afgenomen om naar de mening van hun bevolking te peilen.
Een overzicht van alle landen die de cartoons publiceerden zou te lang worden.
5. Reacties en meningen in België.
5.1. Veroordelende reactie: l’histoire se répète.
Op 2 februari stuurde de Executieve van Moslims in België (EMB) de volgende
verklaring de wereld in: “De EMB en de Raad van Theologen veroordelen deze daad
die enkel kan geïnspireerd zijn door racistische en xenofobe kringen. Dergelijke
handelingen bewijzen nogmaals de islamofobie jegens de moslims en hun godsdienst.
In onze zogenaamde moderne maatschappijen waar principes als vrijheid, gelijkheid en
tolerantie de basis vormen van onze democratie, kan men niet accepteren dat in naam
van de vrije meningsuiting een gemeenschap kan worden aangevallen of dat er
gepoogd wordt groepen mensen te diaboliseren op basis van hun geloofsovertuigingen
of hun etnische afkomst.”
Verder haalden ze in dit bericht aan dat de geschiedenis zich herhaalt; waar vroeger de
joodse gemeenschap werd geviseerd ondergaat de moslimgemeenschap nu hetzelfde.
Men stelt zich ook vragen over de verantwoordelijkheid van de pers. Die kan zich niet
schuilhouden achter het principe van de vrije meningsuiting om gemeenschappen of
individuen in hun geloof of hun overtuiging te kwetsen. Afsluitend roepen ze op tot
gezond verstand aan beide kanten zodat de situatie niet verder zou escaleren en geven
ze de voorkeur aan eensgezindheid en toenadering.113
5.2. Afkeurende reactie, vraag om toenadering.
De voorzitter van het Centrum voor Islam in Europa, Sami Zemni, beschouwde de
cartoons als zeer slecht maar wil daarmee niet zeggen dat ze verboden moeten
worden, hij vindt ze wel eerder moreel verwerpelijk. In de bom in de tulband cartoon
zien veel moslims een associatie van hun profeet met terrorisme; wanneer de
cartoonist bedoelde dat terroristen hun daden in de naam van de profeet stellen en
verantwoordelijk zijn voor het misvormde beeld van de islam, kan men hier dus
spreken van zeer slechte communicatie.
113
Persbericht Xecutieve van de moslims in België op 2 februari 2006.
45
Als een imam beledigende uitspraken zou doen over homoseksuelen zou hij meteen
beschuldigd worden van het verspreiden van haat. Zemni vraagt zich af waarom deze
cartoons dan niet gezien worden als een aanleiding tot haat en geweld; er wordt hier
met twee maten en twee gewichten gemeten.
Verder verklaart Zemni dat bepaalde politieke regimes de hetze misbruiken voor
bepaalde politieke doeleinden en het afleiden van de aandacht van urgentere
problemen: In Palestina bijvoorbeeld, orchestreerde de verliezende partij in de
verkiezingen, Fatah, de eerste betogingen om weer meer krediet te krijgen bij haar
bevolking.
Concluderend zegt Zemni dat beide partijen stappen zullen moeten zetten in elkaars
richting maar dat vooral het Westen zal moeten inzien dat globalisering en
interculturalisering betekent dat het Westen zelf ook zal moeten veranderen.114
5.3. Misbruik van de vrije meningsuiting.
In een open brief verklaarde de Vereniging voor Ontwikkeling en Emancipatie voor
Moslims (VOEM) dat het hen niet verbaast dat bepaalde mensen de vrijheid van
meningsuiting misbruiken uit sensatiezucht, electoraal gewin of om kijk- of leescijfers
op te krikken. Ze roepen moslims en niet-moslims op om solidair te zijn in de strijd
tegen het pesten of kwetsen van gelovigen, pesterijen die zij als godsdienstig, moreel
en maatschappelijk verwerpelijk zien.
Ze sporen de Executieve van Moslims in België aan om als vertegenwoordigers van de
moslims op een meer actieve wijze de dialoog aan te moedigen.115
5.4. Toetsing van de vrije meningsuiting.
De Arabische Europese Liga (AEL), van Dyab ’Abū Jahjah plaatste op 4 februari 2005
cartoons die de holocaust ontkennen op haar website, als antwoord op de Deense
cartoons en onder het motto van vrijheid van meningsuiting. De Standaard noemde
deze cartoons antisemitisch. In een verklaring beweerde het AEL dat de cartoons een
test waren om te zien hoe ver de vrijheid van meningsuiting reikte in het Westen.
114
SOETE, H., 2006 : “Sami Zemni over de Deense cartoons : Welcome to the real world.” Internet, 6-4-
2007 op http://www.indymedia.be/en/node/1301 115
S.N., 2006 : “Open brief van de VOEM n.a.v. de cartoonheisa.” Internet, 6-4-2007 op
http://www.voem-
vzw.be/modules.php?op=modload&name=News&file=article&sid=165&mode=thread&order=0&thold=
0
46
Als reactie daarop diende het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI),
gevestigd in Den Haag, een officiële klacht in waarin staat dat het tegen elkaar
opzetten van bevolkingsgroepen met beledigingen een ongeoorloofde manier is om
frustraties uit te drukken. In Nederland zijn antisemitische uitingen bij wet verboden,
naast het gegeven dat die cartoons een nachtmerrie zijn voor de duizenden joodse
slachtoffers die de holocaust overleefden.116
6. Conclusie.
Aan beide zijden zien we de veroordeling van de gewelddadige manifestaties en vaak
wordt ook het ongenoegen geuit over de publicatie zelf. Vrijheid van meningsuiting is
voor de ene heiliger dan voor de andere, maar misschien moet die ene zijde eens een
spiegel voor zichzelf houden. Er kan zeker niet naast de hypocrisie van de moslims en
de westerse wereld gekeken worden. Extremisten en populisten aan beide kanten
trachtten weer eens hun gelijk te halen over de al dan niet onoverbrugbare kloof
tussen de islam en het Westen.
De argumenten, zoals vrije meningsuiting, afbeeldingsverbod, blasfemie, islamofobie
en andere, die in vele verklaringen voorkomen worden in hoofdstuk 4 dieper
onderzocht en verklaard.
116
PERRY, A., 2006 : “Muslim European group posts anti-Semitic cartoons.” Internet, 6-4-2007 op
http://www.ejpress.org/article/news/5663
47
In dit hoofdstuk zal ik proberen om het begrip cartoon toe te lichten in de mate waarin
het voor dit onderwerp nodig lijkt.
Wat zijn cartoons? Van waar komt het begrip? Ik bekijk de definitie die enkele mensen
aanreiken, ik schets een kleine historiek en afsluitend onderzoek ik de impact van
cartoons.
1. Definiëring van het begrip.
Randall P. Harrison, Amerikaans cartoonist en onderzoeker van communicatie-
wetenschappen geeft ons een basisdefinitie waarin hij verklaart dat het begrip cartoon
afkomstig is van de Franse en Italiaanse woorden, kaart en papier. In oorsprong was
een cartoon een voorbereidende schets voor een kunstwerk die dan later op het
plafond of op het canvas in definitieve vorm werd geplaatst. Door de komst van de
drukkunst, die massaproductie mogelijk maakte, kwam de cartoon op een ander
niveau terecht. Vaak suggereert de cartoon humor.117
‘The World Encyclopedia of Cartoons’ van Horn geeft een beknopte definitie die
suggereert dat elke tekening die een volledige gedachte inkapselt, een cartoon kan
genoemd worden.118
Horn citeert in zijn ‘World Encyclopedia of cartoons’ de Britse cartoonist Sir David Low:
“een cartoon is een tekening, representatief of symbolisch, die een satirische, of
humoristische pointe in zich draagt. Het kan een onderschrift hebben en kan meer dan
één paneel in beslag nemen.” 119
Art Spiegelman, onder meer bekend van de graphic novel ‘Maus’, zegt over cartoons
het volgende: “Cartoons hebben de neiging om overdrijvend, choquerend en
beledigend te zijn; ze zeggen met één beeld meer dan met duizend woorden en blijven
zo op ons netvlies gebrand.” 120
117
HARRISON, R.P., 1981 : The cartoon, the communication to the quick, p. 16. 118
HORN, M., 1980 : The World Encyclopedia of Cartoons, p. 15. 119
Ibid., p. 43. 120
SPIEGELMAN, A., 2006 : “Drawing blood”, Stripmagazine, jrg. 1, 2e reeks, nr.1, pp. 21-29.
Hoofdstuk 3: Cartoons.
48
Harrison geeft ons ook nog een classificatie van vijf categorieën:
1. In de cartoon illustration is de tekening ondergeschikt aan de bijhorende tekst,
de tekening is met andere woorden een illustratie van de tekst.
2. De single panel cartoon, waarvan de humoristische cartoons een voorbeeld zijn,
is een op zichzelf staand geheel waar de tekst die bij de tekening hoort, vaak
verschijnt tussen aanhalingstekens.
3. De narrative cartoon, zorgt voor een opeenvolging van cartoons die een verhaal
vormen, de tekst verschijnt in tekstballonnetjes. Het stripverhaal is hiervan het
beste voorbeeld.
4. Bij de animated cartoon, of tekenfilms komen de woorden door middel van een
geluidsband; het feit dat de figuren bewegen is het belangrijkste kenmerk.
5. Onder the cartoon product vallen alle andere vormen waarvoor cartoons
worden gebruikt, bijvoorbeeld voor persoonlijke boodschappen of om zichzelf
voor te stellen.121
De Muḥammad-cartoons, die het onderwerp zijn van deze thesis, vallen onder de
single panel cartoons.
Ook al zijn alle mogelijke verschijningsvormen van cartoons zo divers, toch dragen ze
twee gemeenschappelijke kenmerken in zich: we spreken hier over vereenvoudiging en
overdrijving. De vereenvoudiging vindt men in de tweedimensionale weergave van een
driedimensionale wereld, terwijl overdrijving gevonden wordt in de weergave van het
gezicht en vormen, waar het beeld vervormd wordt.
Naast deze 2 gemeenschappelijke kenmerken kunnen cartoons zich in heel wat dingen
onderscheiden en verschillend zijn. Ten eerste is er de code waarin de cartoon
voorkomt. Dit kan een realistische tekening zijn, maar kan evengoed een abstracte
weergave voorstellen.
Ten tweede is er de complexiteit van de cartoon en ten derde verschillen de cartoons
qua inhoud.122
121
HARRISON, R.P., 1981 : The cartoon, the communication to the quick, p. 17. 122
Ibid., pp. 17-18.
49
2. Historiek van de cartoon.
2.1. Prille poging tot cartoon.
De cartoon die de titel kreeg van eerste echte politieke cartoon is een afbeelding
waarop de onpopulaire schoonvader van Toetanchamon, Achnaton wordt voorgesteld.
Deze afbeelding dateert van 1360 v. Chr.123
Het grote keerpunt kwam er echter met de ontwikkeling van de drukpers in de 15e
eeuw.
Hoewel de basisgedachte en techniek, waarbij de artiest begint bij een blad papier of
papyrus en een pen of borstel, sinds de Egyptenaren weinig of niet geëvolueerd was,
zorgde de drukpers voor een massale en goedkope verspreiding van ‘cartoons’.124
2.2. Karikaturen: de voorlopers van de echte cartoons.
De term ‘caricatura’ afgeleid van ‘ritrattini carichi’ (overdreven portretten) wordt
toegeschreven aan de broers Annibale en Agostino Carracci, die met hun werken,
waarmee ze rebelleerden tegen de vormprincipes van het raffaellitische
schoonheidsideaal, furore maakten in het laatste kwart van de 16e eeuw. Karikaturen
zijn enkel ‘overdreven afbeeldingen van menselijke en dierlijke figuren’.
De Italiaan Guiseppe Arcimboldo, die met verscheidene soorten levensloze objecten,
planten, bloemen en vruchten een compositieportret ontwierp, ging de broertjes
Carracci vooraf; maar Arcimboldo leefde in obscuriteit waardoor zijn werk pas later de
bekendheid verwierf die het verdiende.
Karikaturen, waarop de Italianen vrijwel het alleenrecht hadden, werden als een
aangename bevrijding gezien van de strakke conventionele regels die de kunst in die
tijd navolgde en kenden snel succes.
Mosini omschreef in zijn ‘Trattato’ de karikatuur als de kunst van het volgen van de
vervorming van de natuur in een poging om tot de perfecte misvorming te komen.125
Hofmann komt tot ongeveer dezelfde omschrijving door te stellen dat een karikatuur
tekenen, betekent dat men de doelen kent die de natuur met haar misvormingen
123
Achnaton (14e eeuw v.Chr.) was een Egyptische farao van de 18e dynsatie. Hij probeerde het
monotheïsme in te voeren, met Aton als enige god. 124
HARRISON, R.P., 1981 : The cartoon, the communication to the quick, pp. 71-74. 125
HORN, M., 1980 : The World Encyclopedia of Cartoons, p 16.
50
nastreeft en dan besluit deze niet afgemaakte aanzetten tot ‘perfetta deformita’, tot
volmaakte misvorming, te voltooien.126
2.3. Van karikatuur naar cartoon.
De algemene aanvaarding van karikaturen maakte de geleidelijke overgang van
karikaturen naar cartoons mogelijk. De cartoons blijven niet beperkt tot het in beeld
brengen van menselijke eigenaardigheden, maar strekken zich uit naar het wijdere
veld waar de politieke, culturele en sociale scène aan bod komt; met andere woorden
“la condition humaine” .
William Hogarth wordt door velen beschouwd als de eerste echte cartoonist. Hij vatte
als geen ander het concept van humoristische scènes zonder daarbij gebruik te maken
van misvormingen; zijn achtergrond en details bleken voldoende. Hij was de eerste
politieke cartoonist, daar hij het morele, sociale en politieke in beeld bracht en was
tevens een voorloper van het stripverhaal.127
Thomas Rowlandson en James Gilray traden in de voetsporen van Hogarth en al snel
verspreidden de cartoons, als een vorm van politiek geloof en sociaal protest, zich in
Europa en elders.
2.4. De cartoon als protestkunst.
De cartoon werd al gauw het krachtigste wapen in de politieke veldslagen van de 19e
eeuw.
In Frankrijk was Honoré Daumier met zijn weinig flatterende cartoons over koning
Lodewijk Filips I, een doorn in het oog van de monarchie. Zijn cartoons deden hem in
de gevangenis belanden.128 129
Deze gevangenisstraf schrok hem niet af want hij ging verder met zijn aanvallen op de
Franse wetgevende macht. Daumier stierf in onbekendheid maar zijn bijdrage aan de
cartoonkunst werd later naar waarde geschat.
In Spanje had Goya het niet onder de markt met de strenge despotische monarchie,
maar toch slaagde hij erin om zijn Caprichos te publiceren.130 Goya was gekend om zijn
126
LANGEVELD, W., 1989 : Politiek per prent, p. 10. 127
William Hogarth (1697-1764) was een vooraanstaand Engels schilder, politiek satiricus en cartoonist. 128
Honoré Daumier (1808-1879) was een Frans schilder, beeldhouwer en cartoonist. 129
Lodewijk Filips I regeerde van 1830 tot 1848 als laatste koning over Frankrijk, hij werd de koning der
Fransen genoemd.
51
krachtige afbeelding van de miserabele menselijke conditie en zijn sardonische humor,
ook wel de zwarte-humor-avant-la-lettre genoemd.
In de Amerikaanse kolonies verspreidde de voornamelijk anti-Britse cartoonkunst zich
razendsnel. De meeste cartoonisten bleven anoniem uit vrees voor represailles, maar
één cartoonist, nl. Benjamin Franklin, schrok er niet voor terug en zijn ‘Join or die’
cartoon wordt beschouwd als de eerste Amerikaanse politieke cartoon.131 132 Ook
gedurende de Amerikaanse burgeroorlog speelden cartoons een belangrijke rol in het
rekruteren van soldaten.
Het succes en draagwijdte van cartoons in het algemeen en politieke cartoons in het
bijzonder, liggen in de mogelijkheid om op een snelle en scherpe manier hun punt te
maken zonder de semantische decodering die nodig is bij het geschrevene.133
3. Impact en invloed van cartoons.
Volgens de Nederlandse onderzoeker Langeveld is de impact en invloed van politieke
prenten heel moeilijk vast te stellen. Het onderzoek en de bijhorende resultaten
leveren maar een magere oogst op. Langeveld biedt enkele voorwaarden aan, waaraan
de invloed van politieke prenten getoetst kan worden.
Hieronder vallen het aantal verkochte exemplaren van de afzonderlijke prenten of
(satirische) tijdschriften. Hierdoor krijgen we al een indicatie van het potentiële
publiek. De reactie van de politieke protagonist lijkt eerder te slaan op de persoonlijke
kwetsbaarheid dan op de mogelijke invloed die de prent heeft gehad. Verder
vernoemen we de politiek die een redactie voert en het bestaan van censuur als
mogelijke indicaties naar invloed van politieke prenten.
Om een cartoon echt te kunnen begrijpen moet je al goed op de hoogte zijn van het
politieke en actuele gebeuren in een maatschappij, waarbij kennis van het verleden
ook niet mag ontbreken.
Toch valt enige invloed niet te ontkennen aangezien door kritiek de gevoelige snaar
van heersers zoals Lodewijk XIV en Frederik de Grote snel geraakt was.134 135
130
Franscisco Goya (1746-1828) was een Spaans schilder. 131
De ‘Join, or die’ cartoon werd tijdens de Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog het symbool van de
koloniale eenheid en werd gezien als weerstand tegen de Britse oppressie. 132
Benjamin Franklin (18e eeuw) was één van de ‘founding fathers’ van de VS. Hij was onder meer
auteur, politicus, activist, diplomaat,… 133
HORN, M., 1980 : The World Encyclopedia of Cartoons, pp. 16-19. 134
Lodewijk XIV (1638-1715) ook wel de Zonnekoning genoemd, regeerde gedurende 72 jaar als koning
over Frankrijk. 135
Frederik II van Pruisen bijgenaamd Frederik de Grote, regeerde in de 18e eeuw over Pruisen.
52
Maar uit onderzoek bleek dat prenten hooguit de gevoelens versterken die al aanwezig
waren.
De invloed van prenten gaf maar zelden aanleiding tot het ontstaan van oorlogen,
maar toch wijst het bestaan van censuur op grote impact van die prenten. Hoe
verklaar je anders dat landen zich de moeite van controles, verbod en eventuele
vervolging getroosten, situaties waar elk land wel zijn voorbeelden van zal hebben.136
Harrison biedt ons 3 kenmerken aan waaruit blijkt dat politici ervan overtuigd zijn dat
er een (grote) invloed uitgaat van politieke cartoons en dat ze daarom ook gevreesd
worden. Het eerste kenmerk is de mogelijkheid van de cartoonist om de persoon op
een weinig flatterende manier af te beelden. Het tweede kenmerk wijst op de
mogelijkheid van de cartoon om een complexe situatie te herleiden naar een simpele
metafoor. Tenslotte vrezen de politici de grote toegankelijkheid van de cartoon.137
Hogarth vult, in zijn ‘Analyses of Beauty’, verder aan met de bewering dat visuele
demonstraties de geest van een verstandige mens meer zullen overtuigen dan wat hij
in duizenden boeken kan vinden.
Afsluitend wijs ik nog op wat Shakespeare in zijn Love’s Labour’s Lost aanbracht over
het verkeerd interpreteren: “De vruchtbaarheid van een scherts ligt in het oor van hij
die luistert, nooit in de taal van hij die doet...” 138
4. Conclusie over de Deense cartoons.
Eerst en vooral moeten we ons afvragen of de prenten in de Deense krant vallen onder
het begrip karikatuur of onder politieke cartoon. Onder karikatuur valt enkel het
overdrijven in de afbeelding van menselijke of dierlijke figuren. Terwijl het bij politieke
cartoons meer gaat over het maatschappelijk en cultureel leven.
Daarnaast moeten we in ons achterhoofd houden dat niemand er echt een idee van
heeft wat de fysieke gelaatskenmerken waren van de profeet Muḥammad.
Men beeldt hem stereotiep af als een man met een baard en een kleed.
Het is een karikatuur aangezien de profeet ‘overdreven stereotiep’ afgebeeld wordt. Dit
omdat men er geen idee van heeft hoe de profeet er meer dan 1300 jaar geleden
uitzag.
136
LANGEVELD, W., 1989 : Politiek per prent, pp. 111-128. 137
HARRISON, M., 1981 : The cartoon, the communication to the quick, p. 14. 138
LANGEVELD, W., 1989 : Politiek per prent, p.112 p. 131.
53
Het is een politieke cartoon omdat het begrip ‘de islam’ de laatste jaren niet uit het
maatschappelijke leven is verdwenen. Het is één van de hete hangijzers in journaals en
debatten; met andere woorden de islam doet de laatste tijd veel stof opwaaien.
Allicht hebben we dus bij deze prenten te maken met een combinatie van beide
begrippen. Daarom gebruik ik voortaan de term ‘karikaturale cartoons’ om de Deense
Muḥammad-cartoons te benoemen.
De aanleiding tot publicatie van deze karikaturale cartoons was de vraag of artiesten
werkelijk bang zijn om zich kritisch uit te laten over de islam en of zelfcensuur in
verband met de islam van kracht is.
Op het eerste gezicht zou men denken dat deze karikaturale cartoons simpele
afbeeldingen zijn en makkelijk te decoderen. Maar misschien werden bij enkele
cartoons te snel conclusies getrokken en zag men de ambiguïteit van de cartoon over
het hoofd. Ik verwijs hiermee naar de bekende bom-in-de-tulband cartoon. Velen
zagen er snel de gelijkstelling van de islam met terrorisme in. Maar de tekenaar van
deze karikaturale cartoon verdedigde zich en beweerde dat het zijn bedoeling was om
uit te halen naar de fundamentalisten die een slechte naam bezorgen aan de islam.
Afsluitend verwijs ik nog naar de manier waarop Harrison cartoons omschrijft, namelijk
als de “communication to the quick”, waarin alle voordelen van snelheid zitten maar
ook alle gevaren van haast. Het vereenvoudigt en overdrijft, dus heeft het alle
voordelen van duidelijkheid maar daarnaast ook alle nadelen van vervorming.139
Naar mijn mening past deze omschrijving van het begrip op de karikaturale cartoons
waarover deze thesis handelt.
139
HARRISON, M., 1981 : The cartoon, the communication to the quick, p.12.
54
1. Inleiding.
In dit hoofdstuk ga ik dieper in op de argumenten die door beide partijen (moslims of
niet-moslims) naar voor geschoven werden om hun gelijk te staven. Als eerste
argument komt de vrije meningsuiting aan bod. Ik onderzoek wat dat precies inhoudt.
Hoever reikt vrije meningsuiting? Ik probeer aan te tonen dat vrije meningsuiting
nergens een absoluut gegeven is.
Vervolgens spit ik het gegeven ‘blasfemie’ uit. Ik bied een geschiedkundige reis aan
doorheen de westerse wereld en bekijk wat ze in de islamitische wereld verstaan onder
blasfemie.
Verder probeer ik te achterhalen of het toegelaten is om Muḥammad of andere
profeten af te beelden. Ik ga na wat de Koran en de ḥadīṯ zeggen. Ik onderzoek wat
kunst in de islamitische wereld betekent. Bestaan er afbeeldingen van Muḥammad?
Dit hoofdstuk rond ik af met een kleine analyse over Denemarken en het Deense
integratiebeleid en tot slot onderwerp ik het gegeven ‘islamofobie’ vanuit de Deense
context aan een dieper onderzoek.
2. Vrijheid van meningsuiting.
2.1. Inleiding.
Deze paragraaf open ik met de definiëring van de vrije meningsuiting in verklaringen
en verdragen. Daarna tast ik de grenzen af en onderzoek ik enkele mogelijke gevaren.
Hoe gaan moslims om met vrije meningsuiting?
Afsluitend nemen we de zaak over de Duivelsverzen van Salmān Rušdī kort onder de
loep.
2.2. De vrije meningsuiting in verklaringen en verdragen.
In de Universele Verklaring van de Rechten van de mens.
Hoofdstuk 4: Onderzoek naar vrije meningsuiting,
blasfemie, afbeeldingen in islamitische context, Deense
media en islamofobie.
55
In artikel 19 vinden we daarover het volgende: “Eenieder heeft recht op vrijheid van
mening en meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid om zonder inmenging een
mening te koesteren en om door alle middelen en ongeacht grenzen inlichtingen en
denkbeelden op te sporen, te ontvangen en door te geven.”
Verder garandeert het voorgaande artikel de vrijheid van gedachten, geweten en
godsdienst.
Artikel 18: “Eenieder heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst; dit
recht omvat tevens de vrijheid om van godsdienst of overtuiging te veranderen,
alsmede de vrijheid hetzij alleen, hetzij met anderen zowel in het openbaar als in zijn
particuliere leven zijn godsdienst of overtuiging te belijden door het onderwijzen ervan,
door de praktische toepassing, door eredienst en de inachtneming van de geboden en
voorschriften.” 140
In het Europees verdrag van de Rechten van de mens.
Artikel 10: “Eenieder heeft het recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de
vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te
ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht
grenzen.” 141
2.3. Grenzen en gevaren van vrije meningsuiting.
Ook al garandeert de Universele Verklaring van de Rechten van de mens de vrije
meningsuiting, men kan er niet zomaar van uitgaan dat men alles en iedereen mag
onderwerpen aan de grofste uitlatingen juist omdat dit het recht op vrijheid van
meningsuiting is.
De vrije meningsuiting is niet absoluut: rechten impliceren altijd plichten. Vrijheid van
meningsuiting is van vitaal belang voor een democratische samenleving en de staat
moet dit recht garanderen aan haar burgers, maar het is in eenieders belang dat dit
140
Zie “Universele verklaring van de Rechten van de Mens.” Internet, 9-5-2007 op
http://www.unhchr.ch/udhr/lang/dut.htm 141
Zie “Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden.” Internet,
9-5-2007 op http://www.echr.coe.int/NR/rdonlyres/655FDBCF-1D46-4B36-9DAB-
99F4CB59863C/0/DutchN%C3%A9erlandais.pdf
56
niet ten koste gaat van andere belangrijke rechten. Ieder recht draagt een
verantwoordelijkheid in zich, zeker wanneer het gevaar dat men andere mensen kan
kwetsen om de hoek schuilt.
Aan de ene kant draagt de vrijheid van meningsuiting een vrijheid in zich maar de
laatste tijd botst die vaker met ethische regels en mensenrechten.
Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is bindend voor alle landen binnen
de Raad van Europa. Daarin bepaalt artikel 10 dat de vrijheid van meningsuiting alleen
mag beperkt worden als deze beperking voorzien is bij wet, of als deze beperking in
een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale
veiligheid, de territoriale integriteit, de openbare veiligheid, het voorkomen van
strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid, de bescherming van de goede
naam of de rechten van anderen, om de verspreiding van vertrouwelijke mededelingen
te voorkomen of om het gezag en de onpartijdigheid van de rechterlijke macht te
waarborgen.
Opmerkelijk is hier dus wel dat het Europees verdrag voor de Rechten van de mens
geen beperking instelt op de vrijheid van meningsuiting daar waar anderen verontrust
gekwetst of geshockeerd worden.142
Volgens de ‘Millian theorie’ zijn ophitsende en aanstootgevende uitspraken en een
ongepast gedrag in het openbaar twee kwalificaties die vrije meningsuiting haar
absolute immuniteit doet verliezen.143
Mill acht het nodig dat grenzen worden geïntroduceerd in overeenstemming met de
context van de uitspraken, anders zou de uitkomst ervan wel heel risicovol kunnen zijn.
Elke uitlating die aanspoort tot fysiek geweld tegenover bepaalde individuen of
groepen, moet kortgewiekt worden.144
2.4. Vrijheid van meningsuiting volgens islamitisch perspectief.
In het Westen hoor je soms zeggen dat er weinig of geen vrije meningsuiting bestaat
in islamitische landen. Nochtans is vrije meningsuiting verankerd in de Koran en de
142
Zie “Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden.” Internet,
9-5-2007 op http://www.echr.coe.int/NR/rdonlyres/655FDBCF-1D46-4B36-9DAB-
99F4CB59863C/0/DutchN%C3%A9erlandais.pdf 143
John Stuart Mill (1806-1873) was een Engels filosoof en econoom en de meest invloedrijke vrije
denker van de 19e eeuw.
144 COHEN-ALMAGOR, R., 2001 : Speech, media and ethics. The limits of free expression, pp. 5-7.
57
Sunnah. Vrijheid van spreken wordt aangemoedigd voor goede doeleinden,
bijvoorbeeld om onrecht aan te vechten of rechtvaardigheid te verdedigen.
Net zoals in het christendom heeft de mens een vrije wil en staat het hem vrij er een
eigen mening over God op na te houden, op één of andere manier in God te geloven,
of helemaal niet te geloven. Het is de Allerhoogste zelf die dit recht op
godsdienstvrijheid garandeert.145
Dit is niet zomaar een recht, het is de essentie van de islam zelf. De Koran stelt dat de
mens geboren wordt in een staat van harmonie, puur en vrij van zonde, met intellect
en vrije wil en zich bewust van onderscheid tussen goed en kwaad. Het leven wordt
beschouwd als een test om te zien hoe de mens met zijn vrije wil omgaat. Op de Dag
des Oordeels moet de mens zich verantwoorden voor de gemaakte keuzes. Wanneer
men vrije meningsuiting verwerpt, ontkent men eveneens het bestaan van God die de
vrije wil aan de mens gegeven heeft.146
Daarnaast heeft de mens niet enkel recht op een eigen mening maar ook om die te
uiten. Verder wordt de vrije meningsuiting versterkt door het recht op
kennisverwerving en op correcte informatie, maar ingeperkt door het recht op privacy,
op bescherming tegen racisme en op bescherming van de eer.
Het recht op vrije meningsuiting wordt ook duidelijk omschreven in de relatie tussen
burger en overheid. De overheid moet correcte informatie verschaffen zodat hun
burgers voor zichzelf een mening kunnen vormen. Burgers hebben ook het recht om te
protesteren tegen bijvoorbeeld tirannieke, corrupte leiders en kunnen deze ook tot de
orde roepen.
De Koran biedt ook een leidraad hoe men zich moet gedragen wanneer anderen
gebruik maken van hun recht op vrije meningsuiting of wanneer men wordt
geprovoceerd.
Geduld, zelfbeheersing, vergevingsgezindheid en rechtvaardigheid vormen de kern van
de aan te nemen houding.147
145
BOGAERT, L., 2006 : “Spotten met de profeet.” Internet, 12-5-2007 op
http://www.flwi.ugent.be/cie/bogaert/bogaert18.htm 146
BOGAERT, L., 2006 : “Vrijheid van meningsuiting - een Koranisch perspectief.” Internet 12-5-2007
op http://www.flwi.ugent.be/cie/bogaert/bogaert12.htm 147
BOGAERT, L., 2006 : “Spotten met de profeet.” Internet, 12-5-2007 op
http://www.flwi.ugent.be/cie/bogaert/bogaert18.htm
58
Dit zijn in theorie mooie woorden, maar moeten we ons niet afvragen in hoeverre deze
omschrijving van vrijheid van meningsuiting in het werkelijke leven wordt toepast.
Klassieke Šarīa
De klassieke šarīa erkent eveneens de stelling dat ieder persoon zijn religie vrij kan
beoefenen. Bijgevolg kan niemand gedwongen worden zich te bekeren.
Vrijheid van religie wordt wel verschillend uitgelegd voor moslims en niet-moslims. Die
laatste staat het vrij om moslim te worden maar éénmaal moslim mag je je geloof niet
verzaken.
Bovendien is voor de moslim deze vrijheid beperkt door de orthodoxie van de islam.
Afwijken van deze orthodoxie, door uitlatingen van ketterij, ongeloof of godslastering,
worden gezien als afvalligheid waarop de doodstraf staat.148
2.5. De Zaak Rušdī.
Zo’n twintig jaar geleden, 26 september 1988, publiceerde de onlangs geridderde
Salmān Rušdī het boek ‘De Duivelsverzen’.149 Twee weken na de publicatie verbood
India de import van het boek. Gedurende de maand oktober ontving Rušdī enkele
doodsbedreigingen. Eind november werd het boek verboden in landen zoals Egypte,
Indonesië, Pakistan, Maleisië, Zuid-Afrika, Soedan,…
Op 14 januari 1989 vond de grote boekverbranding in Bradford, in Groot-Brittannië,
plaats. Dit haalde de voorpagina’s in de meeste kranten. In februari vielen er enkele
doden tijdens manifestaties tegen het boek. Op 14 februari 1989 sprak ’Āyat’allāh
Rūḥ’allāh Ḫamaynī zijn befaamde fatwa uit, waarin hij de moslims oproept om iedereen
die met de publicatie van het boek te maken heeft, te vermoorden.
Hitoshi Igarashi, die het boek in het Japans had vertaald werd in juli 1991
doodgestoken, later raakte een Italiaanse vertaler zwaargewond tijdens een aanslag
op zijn leven.
Het eerste waaraan de moslims aanstoot namen was de titel van het boek. Die verwijst
naar drie verzen die door de duivel Iblis op de tong van Muḥammad werden gelegd. In
eerste instantie zou Muḥammad deze verzen hebben uitgesproken maar later werden
ze weer weggelaten. Drie godinnen, ’Al-Lāt, ’Al-Uzza en Manāh, uit het heidense Mekka
komen erin voor.
148
KAMALI, M.H., 1997 : Freedom of expression in Islam, p. 87-pp. 213-215. 149
De riddering van Rušdī vormde in de moslimwereld de aanleiding tot nieuw protest.
59
In het verhaal wordt de fictionele profeet – waarvan wordt aangenomen dat het over
de profeet Muḥammad gaat - beledigd door hem Maḥūnd te noemen, de naam die
christelijke missionarissen hem spottend gaven. Verder in het verhaal komen er ook
prostituees aan bod die de namen van de vrouwen van Muḥammad krijgen.
Veel moslims beschouwden deze passages als blasfemisch omdat hun heilige personen
en hun geloof aangevallen worden.
Aan het weekblad Time verklaarde Rušdī echter dat hij beoogde te schrijven over
migratie, metamorfose, zijn roots in de islam, liefde, dood, Londen en Bombay.
De fatwa die nog steeds boven het hoofd van Rušdī hangt, wordt door het Westen
beschouwd als een inbreuk op de vrije meningsuiting, op mensenrechten en op vrijheid
van religie. Daarenboven kan in de islamitische rechtspraak een doodsvonnis niet
zonder voorafgaand proces uitgesproken worden.
Moslims hebben, volgens Rušdī, de fictie in zijn boek gelezen alsof het feiten waren.
De zaak rond de Duivelsverzen zou wel eens één van de grootste misvattingen kunnen
zijn in de geschiedenis van de literatuur.
3. Blasfemie.
3.1. Algemeen.
Blasfemie of godslastering is het kwaadspreken over God of over andere zaken die
verband houden met een religie.
Dit kan tot uiting komen door gesproken of geschreven woord of door andere
manieren van uitdrukking.
Het religieuze wordt dikwijls als ongenaakbaar ervaren en vaak wordt het heilige
huiverend ondergaan, als een schrikwekkend mysterie. Maar daarnaast gaat er een
onweerstaanbare aantrekkingskracht van uit die het hoogste geluk kan brengen. Dit
alles zorgt of zorgde ervoor dat men terugdeinsde om een Godheid of de naam van de
godheid te beledigen, tevens omdat godslastering al sinds oudsher strafbaar was.150
150
DE ROO, E.J., 1970 : Godslastering : rechtsvergelijkende studie over blasfemie en andere
religiedelicten, p. 3.
60
3.2. Geschiedenis van het begrip ‘godslastering’ doorheen de tijd.
Oudheid.
In het Oude Testament vinden we onder Leviticus 24 vers 16 het volgende: “Maar wie
de Naam van Jahwe lastert, zal zeker gedood worden; de gehele vergadering zal hem
voorzeker stenigen; zowel de vreemdeling als de geboren Israëliet, die de naam lastert
zal ter dood gebracht worden.”
Dit gaat nauw samen met het derde gebod dat we kennen uit de christelijke traditie,
namelijk “Gij zult de Naam des Heeren uws Gods niet ijdellijk gebruiken; want de
Heere zal niet onschuldig houden, die Zijn Naam ijdellijk gebruikt.”
In het Oude Testament vindt men geen strafbepaling voor ketterij, hieronder verstaat
men het afwijken van de rechte leer, terwijl godslastering het beledigen van God
inhoudt.
Vanaf de Middeleeuwen durfde in het Westen men ketterij wel eens op één lijn te
plaatsen met godslastering.
In het nieuwe testament vatten de joden het begrip ‘godslastering’ wat ruimer op. Ze
beschuldigden Jezus van blasfemie. Door zijn uitspraak dat hij en de Vader één zijn,
postuleerde hij zichzelf als God.151
We werpen nog snel een blik op wat andere volkeren in de oudheid als strafbepaling
kenden tegen godslastering en/of andere religiedelicten.
In de codex van Hammurabi is tempeldiefstal het enige godsdienstdelict.152
In het oude Egypte werden ketterij en sacrilegium (heiligschennis) als religiedelicten
omschreven. Griekenland trad streng op tegen tempelroof, schending van heilige
voorwerpen, ontering van mysteriën, tovenarij en het verbreiden van dwaalleer.
Godslastering bleek niet gekend te zijn. Dit ziet men bevestigd door het feit dat
dichters de goden straffeloos konden prijsgeven aan de bespotting van het volk.
Of godslastering strafbaar was in het oude Rome is niet helemaal duidelijk, het blijkt
eerder strafbaar te zijn in de vorm van majesteitsschennis.153
151
DE ROO, E.J., 1970 : Godslastering : rechtsvergelijkende studie over blasfemie en andere
religiedelicten, pp. 3-4. 152
Hammurabi was koning van Babylon in de 18e eeuw v.Chr. Zijn codex werd gekenmerkt door
strengheid en hardheid en bevat een breed spectrum van onderwerpen. 153
DE ROO, E.J., 1970 : Godslastering : rechtsvergelijkende studie over blasfemie en andere
religiedelicten, p. 4.
61
Middeleeuwen.
Hoewel de overheid gedurende de jaren na 315 na Christus, toen het christendom
staatsgodsdienst werd, godslastering niet strafte kon men na verloop van tijd blasfemie
niet meer ongewroken laten.
Men vreesde de repercussies van God, in de vorm van aardbevingen, pest en honger.
Het drong door dat het beledigen van God zelfs nog erger was dan majesteitsschennis.
Volgens Thomas van Aquino was het niet enkel een doodzonde maar ook de grootste
zonde die men zich kon inbeelden.154
Paus Gregorius IX bracht de delictsomschrijving in een definitieve vorm.155 Hij nam het
element ‘publiek’ op in de omschrijving en voortaan viel het beledigen van Maria en de
heiligen ook onder godslastering. Wat wel opviel is dat Gregorius enkel een verbale
belediging als godslasterlijk zag. Niet-verbale beledigingen werden ook wel gestraft
want die vielen toen nog onder het begrip ‘sacrilegium’.
Gedurende de Middeleeuwen begon men het begrip ‘blasfemie’ op te delen. Ik vermeld
hier wat voor mij het belangrijkste onderscheid lijkt, namelijk dat tussen ‘blasphemia
haeretica’ en ‘blasphemia imprecativa’. Het eerste werd met ketterij en ongeloof
vereenzelvigd, het tweede duidde op smalende godslastering.
De strafbepaling hing af van tot welke stand je behoorde: edellieden werden met
eerloosheid gestraft, terwijl mensen die zich lager op de sociale trap bevonden
eindeloze kastijdingen ondergingen.156
Reformatie.
In overeenkomst met de Middeleeuwen vond men dat godslastering niet ongestraft
kon blijven maar daarmee in tegenstelling viel het beschimpen van Maria en de
heiligen daar niet langer onder. Enkel de opzettelijke godslastering werd als een vorm
van ketterij beschouwd die de doodstraf als gevolg had.
Er vallen enkele verschillen op tussen de standpunten van Luther enerzijds en die van
Calvijn en Zwingli anderzijds.157
154
Thomas van Aquino was een Italiaanse filosoof en theoloog, tevens scholasticus in de 13e eeuw.
155 Paus Gregorius IX was van 1227 tot zijn dood in 1241 paus.
156 DE ROO, E.J., 1970 : Godslastering : rechtsvergelijkende studie over blasfemie en andere
religiedelicten, pp. 5-7. 157
Maarten Luther (1483-1546) was een Duitse protestantse theoloog en reformator. Johannes Calvijn
(1509-1564) was een Franse christelijke theoloog tijdens de reformatie en gaf zijn naam aan het
Calvinisme. Huldrych Zwingli (1484-1531) was een Zwitserse protestantse reformator.
62
Luther vond dat overheid zich niet kan mengen in religieuze zaken: over de ziel wil God
niemand als heerser dulden dan Zichzelf. Toch achtte hij het de verplichting van de
overheid om te straffen, maar dit enkel ter bescherming van de openbare orde.
Zwigli, politiek en kerkelijk hervormer beschouwde het als de taak van de overheid om
de geboden van de eerste tafel te handhaven. De staat dient zich door de wil van God
te laten leiden, de wetten moeten in overeenstemming zijn met de wil van God.
Ketters moesten met gematigdheid behandeld worden en dwang was enkel
noodzakelijk als de openbare orde werd aangetast.
Volgens Calvijn komt enkel aan de kerk de zuivere geestelijke macht toe, maar toch
moet de overheid de beide tafelen der wet handhaven. Hij verwerpt het idee van een
neutrale staat, overheden dienen Zijn eer te beschermen en te verdedigen.
De reformatie stond ook garant voor het maken van een duidelijk onderscheid tussen
dwalende en opzettelijke overtreders. Dit was een eerste stap die zou leiden naar het
onderscheid tussen blasfemie als zonde en als misdrijf.158
Na de Reformatie en vooral na de Contrareformatie bleven wrede straffen zoals het
bewerken van het lichaam met gloeiende tangen, het afsnijden van tong en het levend
verbranden eerder regel dan uitzondering.
Voor de Verlichting vielen meineed, ketterij, sacrilegium en toverij onder de
delictsomschrijving van godslastering.159
Verlichting.
Na hun verblijf in Engeland, waren Montesquieu en Voltaire, twee van de
vaandeldragers van de Verlichting, doordrenkt van de daar heersende opvattingen over
godsdienst en gewetensvrijheid. Ze predikten tolerantie, meer bepaald hielden ze een
pleidooi voor godsdienstige verdraagzaamheid.
Montesquieu benaderde de godsdienst vanuit psychologisch en sociologisch standpunt
en kwam tot de conclusie dat fanatisme landen verwoest, terwijl staten waar er
godsdienstig pluralisme en onderlinge verdraagzaamheid heerste een grote welvaart
en culturele bloei tegemoet gaan. De verklaring hiervoor is dat mensen waarvan de
godsdienst slechts geduld wordt ernaar zullen streven om aanvaard te worden in een
maatschappij waar hun godsdienst niet de overheersende is.
158
DE ROO, E.J., 1970 : Godslastering : rechtsvergelijkende studie over blasfemie en andere
religiedelicten, pp. 8-11. 159
Ibid., pp. 12-13.
63
Alhoewel hij de Katholieke Kerk bekritiseerde hechtte hij toch waarde aan de
godsdienst. Volgens Montesquieu weerhoudt die ons ervan om het kwade te doen,
valse dogma’s hebben ook hun nut voor de staat aldus de Franse filosoof. Wie echter
godslastering bedreef dient straffeloos te blijven, aangezien alle handelingen die de
Godheid beledigen buiten de menselijke justitie vallen.
Voltaire en Rousseau sloten zich aan bij Montesquieu, toch maakte Rousseau het
voorbehoud dat het krenken van godsdienstige gevoelens gestraft moet worden.
De verklaring van de Rechten van de mens en de burger, die op 24 augustus 1789
werd aanvaard, ontleende veel aan Montesquieu en Rousseau.
Na de Franse Revolutie.
Vanaf 1789 merken we drie mogelijke handelswijzen op met betrekking tot
godslastering;
ten eerste: godslastering ongestraft laten, ten tweede strafbaarstelling maar met
lagere straffen en een ruimer begrip of als derde mogelijkheid worden er
tussenoplossingen aangeboden, zoals het plaatsen in een gesticht of indirecte
strafbaarstelling.160
Hedendaagse opvattingen.
In de westerse wereld groeit de laatste vijftig jaar de tendens om wetten tegen
godslastering af te schaffen of te hervormen. Godslastering wordt nog zelden door een
rechter bestraft. Waar de wetten nog toegepast worden ontstaat er meestal een
tweespalt met vrije meningsuiting.
3.3. Blasfemie in islam.
De meest voorkomende Arabische term voor blasfemie is ‘šatm’, daarnaast komt sabb
ook voor. Onder de beschrijving van de term ‘šatm’ vinden we een daad van
belediging, lasterpraat, schandalisering of beschimping. Wanneer het gericht is tegen
God, de profeet Muḥammad, andere Koranische profeten, de gezellen van Muḥammad,
historische personen of objecten vereerd door de gemeenschap van de moslims of
door andere groepen in deze gemeenschap, wordt šatm beschouwd als een daad van
blasfemie en kufr (ongeloof) waar legale vervolging op kan volgen.
160
DE ROO, E.J., 1970 : Godslastering : rechtsvergelijkende studie over blasfemie en andere
religiedelicten, pp. 13-17.
64
Religieus geïnspireerde beledigingen worden in de islamitische wet als strafbare daad
beschouwd. Hier valt wel op te merken dat de term šatm of andere woorden die ervan
afgeleid zijn niet voorkomen in de eerste bron van islamitische wetgeving (fiqh),
namelijk in de Koran. Het woord sabb komt enkel voor in de raad die God geeft aan de
moslims om de idolen die anderen vereren niet te misbruiken. Daarentegen komen de
termen ‘šatm’ en ‘sabb’, die verwijzen naar beledigingen en blasfemie, meerdere malen
voor in de ḥadīṯ.
Het staat vast dat vanaf de 8e eeuw blasfemie tegen de profeet als een
onaanvaardbare actie werd gezien. Over blasfemie begaan door een moslim
oordeelden geleerden in de context van ridda (apostasie) en kufr (ongeloof). In beide
gevallen kon de doodstraf erop volgen. Door zich schuldig te maken aan blasfemie
wordt de moslim beschouwd als een afvallige en ongelovige en wordt hij niet langer
gezien als een lid van de gemeenschap.
De misdaad van belediging tegen de profeet en zijn gezellen blijft tot op de dag van
vandaag een interessant discussiepunt in islamitische maatschappijen.161
4. Afbeeldingen in islamitische context.
4.1. Algemeen.
We kunnen stellen dat het afbeelden van levende wezens ietwat omstreden is in de
islam. Door verschillende interpretaties werd het wat moeilijk om het kaf van het koren
te scheiden. Hier zal ik proberen om een zo duidelijk mogelijke objectieve weergave
aan te bieden van wat dat veronderstelde verbod op afbeeldingen werkelijk inhoudt.
De voornaamste term die tegelijkertijd het proces van afbeelden omvat en de kunst
zelf is ‘taswir’. Het werkwoord ‘sawwara’, waarvan taswir is afgeleid, betekent in
stamvorm II “het geven van vorm of verschijning aan een ding of persoon.”
De term ‘musawwir’, eveneens afgeleid van deze radicalen, refereert in de Koran naar
God als de schepper van alles, wanneer het verwijst naar een mens heeft deze term de
betekenis van schilder of ontwerper.162
161
Encyclopaedia of Islam, New Edition, Leiden, 1960, volume II, pp. 725-727. 162
Ibid., p. 361.
65
Met de term ‘rasm’ verwijst men eerder naar een tekening, hetzij representatief of
decoratief. Verder omvat de term ‘nakkashi’ het schilderen en het tekenen,
representatief of decoratief.163
Dat men van God geen afbeeldingen kan maken, staat als een paal boven water. Wie
kan immers een afbeelding maken van iets unieks. “Hij heeft niet verwekt en is niet
verwekt en niet één is aan Hem gelijkwaardig.”
Voor de vlees geworden Muḥammad zou het iets makkelijker liggen, maar wie heeft
een afbeelding of foto van Muḥammad?
4.2. Wat zeggen de Koran en ḥadīṯ?
In de Koran vindt men nergens een verbod op schilderen of welke andere afbeeldende
kunst dan ook. Wel zou er een zeker voorbehoud bestaan in de theologische literatuur
vanaf de laat-Ommayadische, vroeg-Abbasidische periode.
Enkele aḥādīṯ vermelden de terughoudendheid van engelen om een huis te betreden
waar er zich een hond of een schilderij in bevindt. Verder voorspellen deze ‘aḥādīṯ’
zware straffen voor de ontwerper (musawwir) van deze afbeeldingen op de Dag des
Oordeels, wanneer hij zich voor zijn daden zal moeten verantwoorden en voor zijn
onkunde om leven te brengen in zijn creaties.
Hiermee willen ze verwijzen naar het feit dat God de enige is die de ziel kan blazen in
creaties en dat niemand moet proberen om zich naast of boven God te stellen.
Aan de andere kant zijn er aḥādīṯ die de voorgaande aḥādīṯ tegenspreken. Men
verwijst naar de ḥadīṯ waar de profeet het bevel gaf om alle beelden in de Kaba te
vernietigen, met uitzondering van die van De Maagd Maria en het Kind.164
De mate van voorbehoud van theologen tegenover afbeeldende kunst verschilt van
regio tot regio en van periode tot periode.
De Magreb blijkt zich het meest te verzetten tegen deze vorm van kunst terwijl Perzië
en omgeving zich een veel soepelere houding aanmeet en waar het leven aan het hof
een perfecte voedingsbodem bood voor schilderaars.
Dit mag dan wel de heersende opvatting zijn, enige vorm van hypocrisie of misschien
beter dichotomie valt niet te ontkennen. Sinds de Ommayadische periode bestaat er
163
Encyclopaedia of Islam, New Edition, Leiden, 1960, volume II, p. 451. 164
Ibid., pp. 361-362.
66
immers een dichotomie tussen de publieke en private sfeer met betrekking tot
afbeeldingen. De decoratie van moskeeën met afbeeldingen van bomen, wijngaarden
en vruchten staat in contrast met de figuratieve schilderijen, mozaïeken en
beeldhouwwerken die men terugvond in luxueuze private residenties.
Ook al kan het veronderstelde dubieuze verbod het voorkomen van werken van
religieus geïnspireerde aard in private sfeer niet beletten, men kan toch wel stellen dat
het prestige van een dergelijk beroep laag was en dat het tevens de groei van deze
kunstvorm temperde.
Vaak wordt gesuggereerd dat schilderen voorbehouden was aan niet-moslims zoals de
Rumi en de Chinezen.165 166
4.3. De betekenis van kunst in de Islamwereld.
Teksten over islamitische kunst zijn moeilijk te vinden, vaak zijn ze een nagedachte om
een minder gewichtig thema uit te leggen. De houding tegenover een kunstwerk kan
men als volgt verklaren. Men begint nooit met een theoretische vraag over de relatie
tussen een door de mens gemaakt beeld en de realiteit die als inspiratie diende voor
het beeld. De houding kan men het best weergeven als “hier is een beeld, hoe kwam
het tot dit?”
Hierdoor kan men besluiten dat men er zich niet het hoofd over brak om tot een
theorie over kunst en afbeeldingen te komen en al evenmin dat men over een doctrine
beschikte die noch een duidelijke verwerping noch een positief denkbeeld over kunst
bevatte.167
Door zes bronnen aan een onderzoek te onderwerpen hoopte men om tot een soort
van profiel van de vroeg-islamitische houding tegenover afbeeldingen en kunst te
komen. Deze zes bronnen hielden de pre-islamitisch Arabische kunst, de revelaties in
de Koran, de ḥadīṯ, de verslagen over veldslagen, vroege monumenten en munten in.
De pre-islamitische Arabische kunst zal nooit gekend staan als een hoogstaande
cultuuruiting. Het was zeker niet indrukwekkend en de meeste heiligdommen waren
eenvoudige, simplistische gebouwen die enkel hun doel dienden. De ambachtslui
waren voornamelijk niet-Arabieren, meestal joden, en het beoefenen van kunst had
bijna geen aanzien. Wat de pre-islamitische kunst ook mag geweest zijn, het is 165
Rumi verwijst naar Grieken en christenen. 166
Encyclopaedia of Islam, New Edition, Leiden, 1960, volume II, p. 362. 167
GRABAR, O., 1987 : The formation of Islamic art, pp. 73-74.
67
duidelijk dat men er in de latere moslimtraditie op neer keek. Deze houding is typerend
aangezien de moslims de periode voor de komst van de islam omschrijven als
‘jāhiliyyah’, de tijd van onwetendheid. De verwerping van de pre-islamitische kunst kan
ook te maken hebben met een associatie met de gehate aristocratische klasse van
Mekka. Als conclusie brengt men twee hypothesen naar voor. Het verwerpen van de
artistieke creativiteit kan men zien in het licht van de associatie met bepaalde groepen
en daaruit vloeit voort dat een kunstwerk een bepaalde sociale betekenis in zich
draagt.168
De Koran is de enige onweerlegbare vroeg-islamitische bron die voorhanden is. Hierin
vinden we enkele interessante passages. Men moet echter oppassen niet in de val te
lopen van latere toevoegingen die men als rechtvaardiging zag voor de actuele noden.
De Koranische passage waarin ’Allāh zich tot Maria richt werd vaak gebruikt door voor-
en tegenstanders van afbeeldingen in de islam.
“Zij zeide: "Heer, hoe zal ik een zoon hebben, daar geen man mij heeft benaderd?" Hij
zeide: "Zo schept ’Allāh, wat Hij wil. Wanneer Hij iets beslist, zegt Hij daartoe slechts:
"Wees" en het wordt. "En Hij zal hem het Boek (de goddelijke Wet) en de Wijsheid en
de Torah en het Evangelie onderwijzen." En hij zal een boodschapper voor de kinderen
Israëls zijn. "Ik kom tot u met een teken van uw Heer; ik zal u uit klei de vorm van een
vogel maken, dan adem ik daarin en hij zal een vogel worden, door ’Allāh's gebod. En
ik genees de blinden en de melaatsen en doe de doden herleven en ik deel u mede,
wat gij zult eten en wat gij in uw huizen zult opslaan. Voorzeker, daarin is voor u een
teken, indien gij gelovigen zijt."” (Koran 3: 47-49)
De nadruk ligt hier op het feit dat God alleen in staat is om waarde en betekenis te
geven aan representaties.
Verder vinden we een passage waarin het vereren van idolen wordt verworpen, maar
niet het afwijzen van kunst of representaties op zich. Opmerkelijk is dat deze passage
later wel werd gebruikt om afbeeldingen te verwerpen.
“O gij die gelooft, wijn en het hazardspel en afgoden en toverpijlen zijn niet anders
dan gruwelen, door Satan gewrocht. Vermijdt ze dus, opdat gij voorspoedig moogt
zijn.” (Koran 5: 90)
168
GRABAR, O., 1987 : The formation of Islamic art, pp. 75-78.
68
Hoewel de Koran vele aspecten van het leven behandelt, valt het op te merken dat ten
tijde van de profeet het probleem van artistieke creativiteit en afbeeldingen niet gezien
werd als een belangrijk onderwerp dat nood had aan duidelijke richtlijnen of
wetgeving.169
De ḥadīṯ die een quasi-canonisch karakter heeft verkregen, verzamelt enkele
uitspraken toegeschreven aan de profeet. Aangezien ze pas een ganse tijd later
opgeschreven werden, weerspiegelen ze de beoordelingen, gedragingen en problemen
van deze latere tijd. In de ḥadīṯ wordt de schilder zelf beschuldigd eerder dan het
kunstwerk, omdat de maker zich wou meten met God, als schepper van alles. Dit
contrasteert met de vele kunstwerken, meestal textiel en metaalwerk in de omgeving
van de profeet waardoor men besloot dat het aanvaard was in gangen, op vloeren en
in baden. Overal elders gold een verbod.
Wat hier van belang is, is dat omstreeks het midden van de 8e eeuw de islamitische
religieuze traditie een ongekende oppositie tegenover representaties ontwikkelde.170
Het gebruik van de historische verslagen van veldslagen biedt niet meteen een
coherent beeld van de houding tegenover kunst. Men verwijst naar de reacties van de
eerste moslims ten opzichte van de kunst van de veroverde volkeren. Men is best
gedocumenteerd wanneer het gaat over de christelijke kunst, maar men neemt aan
dat een zelfde reactie kan gevonden worden wanneer de eerste moslims in aanraking
kwamen met de kunst in Centraal-Azië en Iran.
Ontzag en bewondering voor onder andere de superieure techniek waren de initiële
reacties. Bewondering kan leiden tot imitatie en naar het systematisch proberen om
kunstenaars aan hun kant te krijgen. Daardoor is het zeer aannemelijk dat de grote
moskeeën in Syrië en Palestina gebouwd en versierd werden door artiesten die
opgeleid waren in de christelijke traditie.
Maar initiële bewondering kan ook leiden naar verwerping en minachting. Uit een
christelijk apocrief relaas kan men afleiden dat de moslims niet zoveel waarde hechtten
aan de betekenis van een afbeelding zoals de christenen. Afbeeldingen wonnen aan
169
GRABAR, O., 1987 : The formation of Islamic art, pp. 78-80. 170
Ibid., pp. 81-83.
69
waarde in de christelijke traditie terwijl de houding van de moslims hiertegenover een
mengeling was van bewondering maar ook van jaloezie en zelfs minachting.171
De documenten die tot nu toe onderzocht werden, stammen allemaal af van literaire
bronnen.
Als we nu eens kijken naar de vroeg-islamitische kunst zelf, valt de afwezigheid van
afbeeldingen of levende dingen niet te ontkennen.
Daarnaast zijn er monumenten als Qaṣr Amra, Ḫirbat ’Al-Mafjar, Qaṣr ’Al-Ḫayr (west),
Samarra die wel afbeeldingen van levende wezens bevatten, maar deze monumenten
zijn eerder uitzondering dan norm. Bovendien zijn het private monumenten voor een
beperkt gebruik en vertier. Ze zijn wel essentieel om een cultuur te vatten in zijn
geheel maar ze vormen slechts één aspect van hoe de cultuur zich uitdrukt in visueel
waarneembare manieren.
Sommige geleerden stellen dat deze mozaïeken een paradijselijke weergave van een
vredevolle moslimwereld symboliseren; makkelijk valt dit niet te bewijzen maar men
kan wel met zekerheid zeggen dat de mozaïeken naast hun decoratieve waarde ook
een iconografische betekenis in zich dragen.
Concluderend kunnen we zeggen dat het vermijden van afbeeldingen in de vroeg-
islamitische kunst wel degelijk systematisch was en bedoeld gebeurde wanneer het
ging over een religieus gebouw.172
De Ommayadische kalief Abd ’Al-Malik besloot in 696 om de Byzantijnse en
Sassanidische munten te vervangen door een zuiver aniconistisch type, waarop de
leuze “Er is geen God tenzij God” prijkte. Naast enkele provinciale uitgaven en
rariteiten bleven de munten van Abd ’Al-Malik gedurende eeuwen de standaard
islamitische munt.
Het belang van munten is dat het een officieel gebruik van visuele vormen en
symbolen weerspiegelt, die bewust werden aangewend door de hoogste rang van de
cultuur of het rijk. Dit is natuurlijk een belangrijk gegeven, maar aan de andere kant
houdt het ook een beperking in. De officiële munten weerspiegelen enkel wat in het
centrum van de macht leeft, maar zijn niet representatief voor de creativiteit in de
171
GRABAR,O., 1987 : The formation of Islamic art, pp. 83-86. 172
Ibid., pp. 87-89.
70
periferie. We kunnen besluiten dat de officiële kunst representaties van levende
wezens vermijdt, terwijl de cultuur op zich er onverschillig tegenover stond.173
Conclusie over de betekenis van kunst in de islamwereld:
De Arabieren waren maar vaag op de hoogte van de mogelijkheden van
mensgemaakte visueel waarneembare symbolen. Ze consumeerden de objecten van
verschillende kwaliteit van andere, verder gelegen culturen en wisten dat hun naburige
culturen monumenten oprichtten, schilderijen maakten, en dat ze een zekere mate van
heiligheid aan deze creaties gaven.
Gedurende de eerste eeuw na de verovering door de islam kwamen de Arabieren in
contact met de Middellandse Zeecultuur en de cultuur van Iran.
Ze waren in verleiding gebracht en we zien een toename van een luxueuze levensstijl
en de zoektocht naar eigen visuele symbolen, inclusief de weergave van levende
wezens.
Deze zoektocht hield redelijk abrupt op, althans in de officiële kunst en men ziet de
overgang van de oude thema’s zoals de weergave van levende wezens, naar tekst of
naar een bewuste verandering van de gebruikte modellen.
Tegen het einde van de 8e eeuw vroegen enkele geleerden zich af waarom deze
overgang er gekomen was en ze beantwoordden deze vraag door terug te grijpen naar
de Koran en door het interpreteren van het leven van Muḥammad.
Wat verklaart precies die overgang van onverschilligheid naar weerstand?
Er wordt aangenomen dat de doctrine van verbod er kwam ná, in plaats van vóór het
gedeeltelijke verlaten van dergelijke representaties. Het is niet de impact van een
specifieke islamitische gedachte die hier aan de basis ligt.
Het is misschien het simpelste om te stellen dat het vormen van de houding van de
moslims tegenover kunst er niet kwam door een doctrine of door een intellectuele of
religieuze invloed; het moet het resultaat geweest zijn van de impact van de
heersende kunst op de Arabieren. Onder invloed van de christelijke wereld ging de
islam op zoek naar eigen officiële visuele symbolen en kon dus geen representatieve
symbolen ontwikkelen door de bijzondere natuur in die hedendaagse wereld. Dus
precieze historische omstandigheden liggen aan de basis van de houding van de
moslims.
173
GRABAR,O., 1987 : The formation of Islamic art, pp. 89-91.
71
Hierbij maken we 2 opmerkingen, namelijk dat we het hier enkel hebben over de
houding tegenover afbeeldingen en ten tweede dat de houding die een cultuur
definieert er komt wanneer de identiteit van de cultuur wordt aangetast, dat is
wanneer gevreesd wordt dat de heersende, nieuwe, houding een gevaar kan zijn voor
de eenheid en cohesie van de cultuur.174
Nu komen we tot een laatste punt. Als het islamitische voorbehoud tegenover
afbeeldingen inderdaad het resultaat was van specifieke historische omstandigheden,
waarom bleef het dan van kracht gedurende en na de iconoclastische crisis in de
christelijke wereld?
Voor moslims is elke representatie op de een of andere manier identiek aan wat het
voorstelt. De bijzonderheid van de houding van de moslims is dat men deze potentiële
magie van beelden als iets misleidend en onheilbrengend interpreteert, dit kan je met
andere woorden als iconofobie omschrijven.175
4.4. Bekende werken en afbeeldingen van Muḥammad.
Wat men ook mag verkondigen, het is niet zo moeilijk om afbeeldingen van levende
wezens en in het bijzonder van Muḥammad, te vinden. Geïllustreerde Arabische
werken zoals de Maqāmāt van ’Al-Ḥarīrī, Šāh-nāma van Firdousi en de het manuscript
Miraj-nāma kenden een grote populariteit. Het verhalende aspect met afbeeldingen
kwam in een periode wanneer moraliserende fabels en heroïsche verhalen succes
kenden.
De afbeeldingen van Muḥammad kunnen we in 2 grote groepen onderverdelen. Ofwel
wordt Muḥammad helemaal afgebeeld, ofwel verbergt men zijn gezicht door het ofwel
blank te laten ofwel door een sluier om zijn hoofd. Zo kon de artiest volhouden dat hij
Muḥammad niet had afgebeeld. (afbeeldingen in bijlage nr.4)
Muḥammad wordt ook vaak door niet-moslims afgebeeld. In het hooggerechtshof in
Washington kan men een fries van Herman A. McNeil bewonderen, waarop enkele van
de grote historische rechtsgevers afgebeeld staan, Muḥammad bevindt zich daar in het
gezelschap van Hammurabi, Confucius, Mozes en anderen.
174
GRABAR,O., 1987 : The formation of Islamic art, pp. 92-94. 175
Ibid., p. 95.
72
In de Divina Commedia van Dante vindt men Muḥammad in de hel met zijn uitpuilende
ingewanden. Andere artiesten die Muḥammad zonder enige opschudding hebben
afgebeeld zijn onder meer William Blake, Gustave Doré en Salvador Dali.
Moeten we ons hier nog de vraag stellen of de dubieuze ban op afbeeldingen van
Muḥammad ook van toepassing is bij niet-moslims? In de vraag zit het antwoord al
vervat.
4.5. Kitāb ’Al-’Aṣnām.
Het lijkt me interessant om kort nog wat toelichting te geven bij het boek Kitāb ’Al-
’Aṣnām van ’Ibn ’Al-Kalbī. Het boek van de afgodsbeelden werd ongeveer 200 jaar na
de Hijra geschreven maar handelt over de periode van voor de opkomst van de islam.
’Ibn ’Al-Kalbī wijdde veel tijd aan historisch en filosofisch onderzoek in een tijd waar de
ḥadīṯ de heersende wetenschap was. De wens van de islam om alles wat eraan vooraf
ging uit te wissen ontmoedigde geleerden om de zogenoemde jāhiliyah-tijd aan een
onderzoek te onderwerpen. Historici werden, vooral in de vroeg-islamitische periode,
met minachting behandeld. Maar vooral ’Ibn ’Al-Kalbī kwam zwaar onder vuur te liggen
zeker toen hij besloot om zijn studie te concentreren op die dingen waarvan de islam
vastberaden was om ze te laten verdwijnen, namelijk de heidense religies en haar
gebruiken.
In Kitāb ’Al-’Aṣnām legt ’Ibn ’Al-Kalbī uit hoe men tot de verering van beelden en
stenen kwam.
Inwoners van Mekka hadden de gewoonte wanneer ze de stad verlieten om één van
de stenen uit het heiligdom van Mekka, als ontzag en uit innige liefde voor de stad,
mee te nemen. Wanneer ze dan onderweg hun kamp opsloegen legden ze de steen
neer en liepen er rond zoals ze bij hun ommegang rond de Kaba deden. Verder deden
ze de Hajj en maakten ze de Umrah, in overeenstemming met het erfgoed van
’Ibrāhīm en ’Ismāīl. Maar na verloop van tijd begonnen ze om het even wat te vereren
en vergaten ze wat ze oorspronkelijk vereerden. Ze vereerden wat ze zich nog
herinnerden van wat het volk van Noah aan afgodsbeelden vereerde. Sommige van
deze gebruiken dateerden van de tijd van ’Ibrāhīm en ’Ismāīl maar er slopen dus ook
nieuwe gebruiken in en dit alles had een polytheïstisch trekje.
73
In Kitāb ’Al-’Aṣnām stelt ’Ibn ’Al-Kalbī dat oorspronkelijk de ware godsdienst door
’Ibrāhīm en ’Ismāīl naar Mekka werd gebracht en beleden, maar na verloop van tijd en
door de verwatering van het zuivere geloof had de islam enkele heidense gebruiken
opgenomen.
Verder geeft ’Ibn ’Al-Kalbī nog toelichting over bepaalde rites van Arabische
stammen.176
176
AMIN FARIS, N., 1952 : “The book of idols by Hisham Ibn Al-Kalbi.” Internet, 2-7-2007 op
http://answering-islam.org/Books/Al-Kalbi/
74
5. Media in Denemarken.
5.1. Algemeen.
Er wonen in Denemarken 5,4 miljoen mensen waarvan 8% van buitenlandse afkomst.
In het media landschap onderscheiden we drie grote kranten, Jyllands-Posten, de
grootste Deense rechtsgeoriënteerde krant, Berlingske Tidende, de oudste
conservatieve krant en Politiken, de meeste progressieve krant. Ze hebben alle drie
een oplage van ongeveer 160.000 kopieën. Daarnaast verschijnen er nog 2 tabloids,
B.T., extreem-rechts gericht en Ekstra Bladet, die er niet om maalt om alles en
iedereen aan te vallen, beiden met een oplage van ongeveer 130.000 kopieën.
5.2. Negatieve berichtgeving over minderheden in Deense media.
5.2.1. Inleiding.
Sinds WO II kent Denemarken een grotere toeloop van immigranten en is de Deense
maatschappij van een tolerante modelmaatschappij omgeslagen naar één van de
meest xenofobische samenlevingen in Europa.
Racisme en discriminatie zijn wijdverspreid op socio-economisch, cultureel en religieus
vlak. Werkeloosheid, de toegang ontzeggen aan migrantenjongeren tot bepaalde
plaatsen, de onvriendelijke gedragingen van de politie, slechte huisvesting, strengere
wetten omtrent burgerschap zijn slechts enkele voorbeelden.
De mediaverslaggeving is zeer negatief en handhaaft bovendien de bestaande
vooroordelen. Islamofobie komt voor in alle lagen van de maatschappij. Ondanks al
deze negatieve elementen blijft geweld tegen minderheden heel minimaal.177
5.2.2. Rapporten van ENAR.
In een rapport van European Network against Racism (ENAR) over 2004, komt naar
voor dat de Deense media een overmatig deel van hun tijd besteden aan de problemen
gevormd door migranten, islamitische migranten, terwijl ze aan de andere kant de
problemen die de migranten ervaren negeren.
177
S.N., 2005 : “Responding to racism in Denmark, ENAR” Internet, 2-7-2007 op http://www.enar-
eu.org/en/publication/national_leaflets/Denmark_EN.pdf
75
In een periode van 3 maanden, tussen 1 september 2004 en 20 november 2004, wordt
de berichtgeving in Jyllands-Posten onderzocht. Hieruit bleek dat zeker 75% van de
berichtgeving over etnische zaken negatief is.178
In het rapport het jaar erop verklaarde ENAR dat de Deense media sinds jaar en dag
bollebozen zijn in het verkeerd informeren van het Deense publiek en in het voeden
van vooroordelen in verband met de levenscondities, cultuur, godsdienst, levenstijl,…
van etnische minderheden. De klemtoon ligt vooral op de islam en die manier van doen
is dus mede verantwoordelijk voor de groeiende islamofobie en cultureel racisme.
Uit verscheidene onderzoeken bleek dat 70% van de berichtgeving over misdaad en
sociale problemen handelde; die berichtgeving is niet alleen overdreven en vervormd,
maar is ook nog eens aangedikt met leugens.
Er is een golf van racistische verklaringen van politici of politieke partijen, op het
internet tieren anti-islamitische websites welig en worden er publieke debatten
georganiseerd die denigrerend zijn voor minderheden.
Over de cartoons in Jyllands-Posten is ENAR heel duidelijk: ze noemt ze een duidelijke
provocatie van de moslims. Als het echt de bedoeling was van Jyllands-Posten om de
progressieve moslims een handje te helpen tegen de militante moslims dan was de
publicatie van deze minachtende cartoons wel het laatste om te doen. De Deense
afdeling van ENAR heeft geen informatie over gelijkaardige acties waar andere religies
op zo’n denigrerende manier worden behandeld en houdt dit ook niet voor mogelijk.
Vrijheid van mening is heel belangrijk voor iedereen, ze moet beschermd worden maar
is niet absoluut. De moslimgemeenschap heeft aan politici gevraagd om op te staan
tegen het misbruik van de vrije meningsuiting en op te houden met het steunen van
onrechtvaardigheid.179
178
S.N., 2004 : “ENAR shadowreport 2004 Denmark.” Internet, 2-7-2007 op http://www.enar-
eu.org/en/national/denmark/Denmark2004_enOK.pdf 179
S.N., 2005 : “ENAR shadow report : 2005 Racism in Denmark.” Internet, 2-7-2007 op
http://www.enar-eu.org/en/national/denmark/Denmark_2005.pdf
76
5.2.3. Deense wetgeving.
Inzake wetgeving tegen racisme, discriminatie en gelijke rechten heeft Denemarken
die wetten ondertekend volgens zijn verplichting tegenover internationale conventies.
Als grote uitzondering vermelden we het feit dat Denemarken de VN-conventie ter
bescherming van migrantenarbeiders en hun families niet heeft ondertekend.
Verder heeft Denemarken wel het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens
ondertekend waarin artikel 14 een duidelijk verbod op discriminatie inhoudt.
In de Deense wet vinden we in de strafcode artikel 266b dat het bedreigen, beledigen
en de propaganda tegen een groep personen op basis van ras, huidskleur, nationale of
etnische afkomst, geloof en seksuele oriëntatie verbiedt.180
5.2.4. Studies en onderzoeken.
Medierne, Minoriteterne og Majoriteten.
De studie Medierne, Minoriteterne og Majoriteten (Media, minderheden en
meerderheid) door Mustafa Hussain waarin het discours over etnische minderheden in
de media onder de loep werd genomen, onthulde een subtiele vorm van racisme in
Denemarken met betrekking tot de verslaggeving over etnische situaties. Deze studie
werd gevoerd in het kader van een breder onderzoek in de 15 toenmalige Europese
lidstaten tussen 1995 en 2000 met als doel betrouwbare gegevens te verzamelen en
de hoofdeigenschappen met betrekking tot verslaggeving over etnische minderheden
en migranten vast te stellen.
Gedurende 3 maanden ondergingen de belangrijkste openbare TV- en radiostations
een inhouds- en discoursanalyse. Daarin werd duidelijk dat de nadruk op ‘etnische
misdaad’ lag terwijl de problemen die minderheden ondervinden inzake huisvesting,
medische zorg en werkgelegenheid geen aandacht genoten. Over minderheden bracht
men hoofdzakelijk verslag uit als problematisch voor de Deense maatschappij. De
nadruk en constante herhaling van etnische misdaad resulteerde na verloop van tijd in
veralgemeningen over de tweede generatie migranten en de problemen die ze met
zich meebrengen.
Verdere bevindingen uit het onderzoek over de verslaggeving van de openbare omroep
zijn de volgende:
180
S.N., 2005 : “Responding to racism in Denmark, ENAR.” Internet, 2-7-2007 op http://www.enar-
eu.org/en/publication/national_leaflets/Denmark_EN.pdf
77
-het nieuws wordt vaak geselecteerd op basis van de heersende stereotypen omtrent
de minderheden.
-het “ons-versus-hen” thema is een vaak gebruikte dichotomie.
-een ander opmerkelijk gegeven is dat in misdaadverslaggeving of andere negatieve
gebeurtenissen naar personen uit de meerderheidsgroep wordt verwezen met naam en
toenaam, terwijl personen uit de etnische minderheden werden omschreven met hun
etniciteit of religie. Hiervan zijn moslims het grootste slachtoffer en de haatspeech
wordt ook het vaakst naar hen gericht.
-politici geloven dat etnische diversiteit het grootste obstakel is voor integratie. Deze
uitspraken versterkten het al aanwezige en wijdverspreide geloof dat de betreffende
groepen de schuldige zijn en dat die schuld te herleiden is naar hun etniciteit en hun
gebrek aan assimilatie.
De journalisten zagen er geen graten in om deze vooroordelen aan een kritisch
onderzoek te onderwerpen. Veelbetekenend is dat er over de minderheden wordt
gepraat en gediscussieerd, maar de dialoog wordt zelden of nooit naar de
minderheden zelf gericht.
De conclusie van dit rapport stelde dat de Deense media een cruciale rol speelden in
het vormen van een negatieve opinie over etnische minderheden. Men concludeert dat
er geen opmerkelijk verschil bestaat tussen de openbare omroep en de commerciële
pers.
In het algemeen dragen politieke en media agenda’s niet bij tot het aanvaarden van
culturele diversiteit en etnische gelijkheid.181
The annoying diversity.
Gedurende een jaar volgde de antropologische studie, The annoying diversity, de
publicaties op over etnische aangelegenheden van de kranten Jyllands-Posten en
Ekstrabladet. Ze ging de reacties na van de politieke en administratieve elite.
Het werd duidelijk dat de media verantwoordelijk zijn voor het aanwakkeren van een
‘morele paniek’. Verder bleek ook dat ‘de moslim’ als symbool van ‘de anderen’ diende
en dit in oppositie met ‘de Denen’.182
181
TER WAL, J. (red.), Racism and cultural diversity in the mass media, an overview of research and
examples of good practice in the EU Member states, 1995-2000, European Monitoring Centre on Racism
and Xenophobia, pp. 107-112. 182
Ibid., p. 113.
78
Observatory for action against sex and ethnic discrimination.
De conclusie van dit onderzoeksproject van de universiteit van Roskilde toont aan dat
de berichtgeving over minderheden overweldigend negatief is. Daarnaast worden de
minderheden als een probleem voor de Denen en de Deense maatschappij beschouwd.
Verder stelt men vast dat door de voortdurende verwijzing van ‘anderen’ als
buitenlanders, migranten, enz. dit een ondergeschiktheid veroorzaakt waarin ‘de
andere’ wordt verondersteld zich te gedragen als een Deen. De dichotomie van ‘ons-
versus-hen’ blijft op die manier iets statisch.183
MedieWatch.
MedieWatch, dat wordt gepubliceerd door de NGO Fair Play, verzamelt statistieken en
verschaft commentaar bij heersende trends in de berichtgeving van de Deense
massamedia inzake etnische minderheden. Zij zijn ervan overtuigd dat de negatieve
berichtgeving nog steeds aanwezig is en de xenofobie aanwakkert.
5.3. Conclusie.
Deense media blijven de minderheden als een buitenbeentje van de maatschappij
afbeelden. Over moslims spelen heel wat vooroordelen mee.
Toch zijn er enkele vermeldenswaardige positieve zaken. Er is een stijgende interesse
op academisch vlak en de Deense Unie van Journalisten onderneemt stappen voor het
promoten van culturele diversiteit en het verwijderen van racisme en vooroordelen.
Deze initiatieven richting diversiteit blijken toch maar een druppel op een hete plaat als
politici niet ophouden met zich zo nadrukkelijk uit te spreken in de media. Daarnaast
worden voorbeelden van een mono-culturele conceptualisatie gevonden, die integratie
gelijkstellen met assimilatie en bijgevolg de etnische en culturele diversiteit
verwerpen.184
183
GALLINA, A., 2001 : “Ethnic discrimination in the Danish media” A report for the ‘Observatory for
action against sex and ethnic discrimination.’ Internet, 3-7-2007 op
http://www.ruc.dk/upload/application/pdf/f51d6748/gallinaguerrero5_2001.pdf 184
TER WAL, J. (red.), Racism and cultural diversity in the mass media, an overview of research and
examples of good practice in the EU Member states, 1995-2000, European Monitoring Centre on Racism
and Xenophobia, p. 121.
79
6. Islamofobie.
6.1. Inleiding.
De term ‘islamofobie’ duikt de laatste jaren meer en meer op, maar een vaste definitie
bestaat echter nog niet. Tevens wordt deze term wegens haar losse definitie en het
brede gebruik ervan door enkelen bekritiseerd.
6.2. Pogingen tot een definiëring.
De European Council against Racism and Intolerance (ECRI) baseert haar omschrijving
van het begrip op algemeen aanvaarde internationale begrippen en biedt ons een
leidraad voor het beter begrijpen van de term ‘islamofobie’.
In haar General Policy Recommandations No.5 erkent het ECRI dat de
moslimgemeenschap blootgesteld wordt aan vooroordelen. Deze vooroordelen komen
op verschillende manieren en in verschillende mate tot uiting, in het bijzonder door
negatief gedrag, hetzij door discriminerende uitingen hetzij door geweld.
De General Policy Recommandation No.7 omschrijft racisme als het geloof dat men op
basis van huidskleur, ras, taal, religie en etnische of nationale origine zich minachtend
mag uitspreken over een persoon of een groep personen en dat men zich superieur
mag gedragen tegenover andere personen.185
Daarnaast benadrukt de Britse NGO ‘Runnymede Trust’ ons in haar betoog
“Islamophobia: A challenge to all of us” de gevolgen van islamofobie en biedt
aanbevelingen aan de regeringen, leraars, advocaten, journalisten en gemeenschaps-
en religieuze leiders. Verder vinden we in datzelfde betoog acht kenmerken
gepubliceerd in 1997 door de European Monitoring Centre on Racism and Xenophobia
(EUCM) vanaf wanneer men over islamofobie kan spreken.
- wanneer islam wordt gezien als een vaststaand blok, statisch en niet in staat tot
verandering.
- wanneer islam wordt gezien als afgescheiden en anders, zonder gemeenschappelijke
waarden en normen met andere culturen.
185
S.N., 2006 : “Muslims in the European Union. Discrimination and Islamophobia. EUMC” Internet, 3-
7-2007 op http://eumc.europa.eu/eumc/material/pub/muslim/Manifestations_EN.pdf
80
- wanneer islam wordt gezien als inferieur aan het Westen, als barbaars, irrationeel,
primitief en seksistisch.
- wanneer de islam wordt gezien als agressief, gewelddadig, bedreigend en steun
biedend aan terrorisme en actief in de ‘botsing van beschavingen’.
- wanneer de islam wordt gezien als een politieke ideologie, die wordt ingezet voor
politieke en militaire doeleinden.
- wanneer de kritiek die vanuit de islam geuit wordt op het Westen meteen wordt
afgewezen.
- wanneer vijandschap ten aanzien van de islam wordt gebruikt om discriminerende
gebruiken tegenover de moslims te rechtvaardigen.
- wanneer vijandigheid ten aanzien van de moslims als normaal en natuurlijk wordt
aanvaard.186
6.3. VN-rapporten.
In een VN rapport van 2004 voorgelegd door Mr. Doudou Diène getiteld “Racisme,
raciale discriminatie, xenofobie en alle andere vormen van discriminatie” werd de
situatie van de moslims en Arabieren van over de ganse wereld onderzocht.
Hieruit bleek dat het onweerlegbaar is dat islamofobie steeds duidelijker aanwezig is.
Verder constateerde Diène dat het verwerpen van de islam en zijn aanhangers zich in
enkele landen kristalliseert rond het zich voordoen van religieuze symbolen. De
stigmatisatie van de islam brengt serieuze gevolgen met zich mee, zoals het voeden en
legitiem maken van islamofobie en de discriminatie ten opzichte van moslims.
Diène geeft in zijn rapport enkele aanbevelingen over hoe dit verontrustend
verschijnsel kan aangepakt worden.
De commissie wordt uitgenodigd om een dringende oproep te lanceren aan de leden
van de VN om de realiteit en de ernst van islamofobie te erkennen. Verder geeft hij de
commissie ook de raad om een strategie te ontwikkelen waarmee islamofobie kan
bestreden worden. Ten slotte moet de veroordeling van islamofobie ten voordele van
zijn geloofwaardigheid gepaard gaan met wettelijke en juridische maatregelen.187
186
S.N., 2006 : “ Islamophobia : a challenge for all of us.” Internet, 3-7-2007 op
http://www.runnymedetrust.org/publications/pdfs/islamophobia.pdf 187
DIENE, D., 2004 : “Le racisme, la discrimination raciale, la xénophobie et toutes les formes de
discrimination. Situation des populations musulmanes et arabes dans diverses régions du monde.”
Internet, 3-7-2007 op http://www.flwi.ugent.be/cie/archief/G0411073.pdf
81
In een nieuw VN-rapport van Doudou Diène op 13 februari 2006 herhaalde hij dat er in
een groot deel van de wereld een serieuze stijging aan manifestaties en uitdrukkingen
of discriminatie tegen de moslims en Arabische volkeren waar te nemen is. Deze
vijandigheid richt zich tegen de islam; de religie zelf en haar aanhangers. Daarnaast
wordt de islam meer en meer geïdentificeerd met terrorisme en wordt islamofobie in
het politieke en intellectuele discours steeds meer gevalideerd.
Het gevecht tegen islamofobie heeft niet enkel nood aan de wil van politieke
autoriteiten maar ook aan de erkenning van de omvang van islamofobie, dit om elke
vorm van laster aan religies te bestrijden.
Over de cartoonkwestie sprak Doudou Diène zich als volgt uit. Wettelijk gezien is elke
regering die de internationale wetten over burgerlijke en politieke rechten heeft
ondertekend gebonden aan 3 artikels betreffende de relatie tussen vrije meningsuiting
en vrijheid van religie. In artikels 18, 19 en 20 van de Universele Verklaring van de
Rechten van de Mens komt het erop neer dat elke vrijheid of elk recht gelimiteerd is
door respect voor anderen en hun rechten.
Verder stelt Doudou Diène zich enkele vragen bij de politieke en ideologische
achtergrond van de publicatie van de cartoons. Diène zinspeelde op de ondertekening
op 8 december 2005 van een akkoord door de Deense regering met de uiterst rechtse
Deense volkspartij om de criteria voor het bekomen van het Deense burgerschap nog
verder te beperken; dat terwijl Denemarken al een uiterst streng immigratiebeleid
voert. Soren Krarup, een woordvoerder van de partij deed daar de volgende uitspraak
over “De immigratie van moslims is een manier voor de moslims om ons te veroveren,
net zoals ze 14OO jaar geleden hebben gedaan.”
De herpublicaties wezen volgens Diène op een duidelijk gebrek aan gevoeligheid
betreffende het begrijpen van religieuze overtuigingen.
De afkeuring van de cartoons van joodse en christelijke zijde wijst erop dat islamofobie
eerder een politiek en ideologisch conflict is dan een religieus fenomeen.188
6.4. Kritiek op begrip ‘islamofobie’.
Enkele schrijvers en academici ervaren het begrip ‘islamofobie’ eerder als een
dekmantel om kritiek op de islam de mond te snoeren. De Britse schrijver Kenan Malik 188
DIENE, D., 2006 : “Racism, racial discrimination, xenophobia and all forms of discrimination.
Situation of muslims and Arab peoples in various parts of the world.” Internet, 3-7-2007 op
http://daccessdds.un.org/doc/UNDOC/GEN/G06/107/32/PDF/G0610732.pdf?OpenElement
82
schreef een artikel over de mythe van islamofobie. Daarnaast ondertekenden 12
vooraanstaande schrijvers, waaronder Salmān Rušdī, Irshad Manji, ’Āyān Ḥirṣī Alī een
verklaring van het satirische Franse weekblad Charlie Hebdo waarin wordt
gewaarschuwd voor het gebruik van de term ‘islamofobie’ om kritiek op het islamitisch
totalitarisme af te remmen. “Islamisme is een reactionaire ideologie die gelijkheid,
vrijheid en secularisme in de kiem smoort. We weigeren om onze kritische geest te
verloochenen uit angst voor de beschuldiging om islamofoob te worden genoemd.” 189
7. Conclusie.
In dit hoofdstuk hebben we gezien dat vrijheid van meningsuiting iets universeels is,
maar nergens absoluut. Zowel in de westerse als in de islamitische wereld wordt
vrijheid van meningsuiting beperkt door recht op privacy, bescherming tegen
racisme,… Wat we ons nu moeten afvragen is of de Deense cartoons onder het recht
van vrije meningsuiting vielen? Volgens de Millian theory verliest de vrije meningsuiting
haar immuniteit wanneer uitspraken aanzetten tot fysiek geweld. De Deense
Muḥammad-cartoons waren al dan niet beledigende en kwetsende afbeeldingen voor
moslims maar nergens vonden we een oproep tot geweld tegen moslims.
Waren de cartoons dan misschien een daad van blasfemie? In de geseculariseerde
westerse wereld worden de wetten op blasfemie ofwel afgeschaft ofwel niet meer
toegepast. Maar in de islamitische wereld wordt een belediging van God of van de
profe(e)t(en) nog gezien als ongeloof. Zijn deze wetten dan ook van toepassing op de
Deense cartoonisten? Naar mijn mening kunnen moslims deze cartoons wel als
blasfemisch beschouwen in de islamitische wereld maar de westerse wereld kent een
traditie van cartoons en houdt daarbij niet altijd rekening met de gevoeligheden van
anderen. We kunnen ons ook nog afvragen waarom deze cartoons als blasfemisch
worden beschouwd. Is het door Muḥammad als terrorist af te schilderen? Of is het
door het afbeelding van de profeet, dat werd ingeroepen als beledigend voor moslims?
Voor moslims is elke representatie min of meer identiek aan wat het voorstelt, de
potentiële magie die daarvan uitgaat aanziet men als misleidend en onheilspellend.
Toch mogen de moslims niet zo hypocriet zijn op dit vlak. De Koran bevat geen verbod
op afbeeldingen en in de ḥadīṯ vinden we evenmin een absolute afwijzing van
189
S.N., 2006 : “Writer’s statement on cartoons.” Internet, 3-7-2007 op
http://news.bbc.co.uk/2/hi/europe/4764730.stm
83
afbeeldingen, het is eerder de maker van de afbeelding die men onder vuurt neemt,
omdat die zich zou meten met God als schepper. We hebben gezien dat Muḥammad in
vroegere tijden werd afgebeeld en dat men er eigenlijk niet zo om maalt als de reacties
op de Muḥammad-cartoons lieten blijken. Eveneens moet men in het achterhoofd
houden dat heel wat moslims de desbetreffende cartoons nooit hebben gezien.
Verder hebben we kennisgemaakt met het islamofobe karakter van Denemarken. Het
blijft natuurlijk gissen of die islamofobie aan de basis lag van de publicatie van de
cartoons…
84
1. Inleiding.
Ik heb voor een vlotte leesbare vertaling gekozen, toch leun ik zoveel mogelijk bij de
oorspronkelijke inhoud. Arabische zinnen hebben vaak de neiging om één alinea lang
te zijn, dus heb ik kortere Nederlandse zinnen gebouwd.
De alinea-indeling en punctuatie heb ik zo goed al mogelijke behouden.
Het corpus bestaat uit 18 artikels uit 6 verschillende kranten.
2. Vertaling.
Schrijver - Muḥammad Šamrūḫ.
Gisterenmorgen waren groepen van studenten van de universiteit van Caïro bezig met
het organiseren van betogingen voor het afwijzen van de cartoons die gepubliceerd
zijn in de Deense krant en de belediging aan de profeet (’Allāh’s zegen en vrede zij met
hem). Daaraan namen alle professoren en studenten en personeel deel en enkele
studenten staken de Deense vlag in brand binnen de muren van universiteit. De
studenten van de universiteit verklaarden over de grote betogingen dat ze
maandagmorgen georganiseerd zullen worden. Ze brachten alle faculteiten samen en
de professoren en leraars van verschillende faculteiten zullen haar voorafgaan en men
verwacht dat duizenden studenten eraan zullen deelnemen. Ze richtten de uitnodiging
op al wie wil deelnemen aan de betoging van leden van de vakbonden en van de
politieke partijen om te protesteren tegen wat er gebeurd is en de vraag naar een
strengere positie tegen de landen waarvan haar kranten elke belediging tegen de
persoon van de nobele profeet hebben gepubliceerd.
Hoofdstuk 5 : Vertaling van het corpus.
Nr.1: ’Al-’Ahrām 6/2/06
Betogingen in de universiteit van Caïro voor het afwijzen van de
beledigende cartoons aan de islam.
85
De betogers eisten van de leiders van de islamitische en Arabische landen het innemen
van een doeltreffende positie die strenger is in het afwijzen en het veroordelen. Ze
eisten de uitwijzing van de diplomatieke delegaties van alle landen die solidair geweest
zijn met Denemarken.
De studenten riepen op tot het in betoging gaan naar de plaats van de Deense
ambassade om te protesteren voor haar en ze verklaarden hun afwijzing voor wat er
gebeurd is.
Maar de beveiligingsdienst heeft hen overtuigd om (de betoging) verder te zetten
binnen de universiteit zodat ze geen ontregeling van het verkeer veroorzaken met het
uitgaan van de betoging in de afstand tussen de universiteit en de wijk ’Az-Zamālik
waar het gebouw van ambassade is. Daarenboven zou de mogelijkheid bestaan dat
vernielende elementen van buiten de universiteit, zouden binnendringen. De studenten
gingen ermee akkoord, het is hen voldoende om buiten te gaan met de betoging naar
het plein recht tegenover de universiteit.
Dokter Muḥammad Saīd Ṭanṭāwī, šayḫ van de ’Al-’Azhar, leidde gisteren de grote
studentenbetoging in de universiteit van de ’Al-’Azhar met een deelname van de leden
van de faculteit die overal rondlopen in de universiteit.
In zijn speech tijdens de betoging, waaraan ongeveer 5000 studenten en studentes
deelnamen, eiste Ṭanṭāwī met klem een algemene islamitische boycot van de
producten en goederen van Denemarken en Noorwegen, beklemtonend de absolute
weigering van hem en van alle moslims van de belediging aan de profeet (’Allāh’s
zegen en vrede zij met hem).
Ondanks deze oproep van Ṭanṭāwī hekelden de studenten zijn standpunt, in het
bijzonder zijn uitspraak tijdens zijn ontmoeting met de ambassadeur van Denemarken
dat hij de belediging aan de profeten en de profeet afwijst omdat zij dood zijn.
Nr. 2: ’Al Maṣrī ’Al Yūm 7/2/2006
Ṭanṭāwī leidt de demonstraties tegen Denemarken en Noorwegen en de
studenten herhalen: “Waar ben je, waar ben je, ze beledigen onze
profeet, oog om oog.”
86
Dit is wat de studenten meer dan 6 keer aanzette om de speech van Ṭanṭāwī te
onderbreken, ze herhaalden de slogans: “Šayḫ van de ’Al-’Azhar, waar ben je, waar
ben je, ze beledigen onze profeet, oog om oog.”
“Wij hebben geen nood aan een speech, maar een (duidelijke) veroordeling voor onze
profeet, dat is al wat we nodig hebben.”
Eén van de studenten richtte het woord naar zijn collega’s en kalmeerde hun aanval
tegen de šayḫ van de ’Al-’Azhar; daarna sprak Dokter Maḥmūd Ḥamdī Zaqzūq, minister
van Religie en hij bekritiseerde met hevigheid de belediging aan de profeet (’Allāh’s
zegen en vrede zij met hem) en de islam en de tussenkomst van godsdiensten
waarschuwend ervoor dat dit zal leiden naar het ontstaan van een religieuze
verdeeldheid op wereldniveau.
Zaqzūq zei: “De islam verwerpt niet de vrijheid van mening en vrije meningsuiting
maar verwerpt wel de belediging aan de profeten en de profeet en de godsdiensten.”
Dokter Alī Jumaa, mufti van de republiek, eiste met klem de boycot van de producten
van Denemarken en Noorwegen en van elk land dat beledigingen uit aan de profeet
vrede zij met hem en aan de islam. Dat leidt ernaar dat de moslims de excuses na
vandaag niet zullen aanvaarden omdat de schending van het zegel van de profeten en
de boodschappers of de belediging aan de godsdiensten en de dogma’s,
onaanvaardbaar is. Dokter ’Ahmad ’Aṭ-Ṭayib, voorzitter van de universiteit van de ’Al-
’Azhar, vraagt met nadruk de verandering van de opvoedingmethodes van de westerse
landen die het beeld van de islam en de moslims misvormen. Hij zei: “Zoals de islam
de anderen met uiterst respect behandelt, is het voor hen verplicht dat ze ons
respecteren en ons beeld niet misvormen en geen belediging uiten aan de profeet
(’Allāh’s zegen en vrede zij met hem).
De studenten van de ’Al-’Azhar herhalen de slogans die de uitwijzing eisen van de
ambassadeur van Denemarken uit Caïro en de boycot eisen van de producten van
Denemarken en Noorwegen en de landen die beledigingen uitten aan de profeet
(’Allāh’s zegen en vrede zij met hem) en de islam, (slogans) waaronder: de eerste
vraag van de mensen is de noodzaak van de uitwijzing van de ambassadeur, “Boycot
hen, boycot hen … degene die boycot zal niet sterven”
“Vuur vuur, de universiteit leidt naar vuur”
“Met ons bloed, wij zullen sterven voor de profeet”
“Er is geen God tenzij God, Denemarken is de vijand van God.”
“Wij kunnen alles vergeven, behalve de belediging aan de profeet.”
87
De studenten dragen de pamfletten die waarschuwen voor de belediging aan de
profeet (’Allāh’s zegen en vrede zij met hem) en zij is: “Nee aan de belediging van de
profeet van ’Allāh.”
“De mensen van de ’Al-’Azhar waarschuwen voor de belediging aan onze nobele
profeet en de godsdiensten.”
“Ik verkies je boven mijn vader en mijn moeder, profeet van ’Allāh.”
De studenten raakten in hun betogingen het onderwerp van de Afrika-cup aan ze
wezen het imiteren van vreemdelingen door Egyptische spelers af. De studenten
probeerden om naar buiten te gaan naar de straten maar de middelen van de
veiligheidsdiensten houden hen tegen door de deuren van de universiteit te sluiten. Ze
begonnen met het scheuren van de vlaggen van Denemarken en Noorwegen en ze
herhaalden: ’Allāh is groot.
Ze betoogden met meer dan 300 studenten van de faculteit van ingenieurs van de ’Al-
’Azhar in Qana en Dokter Maḥmud Abd ’Aṭ-Ṭayif, rector van de faculteit, gaat hen
vooraf met de vraag voor de stopzetting van de diplomatieke en economische
betrekkingen met Denemarken en Noorwegen.
Er betoogden meer dan 4000 studenten en studentes in de universiteit van Bunha, en
ze bekritiseerden de belediging aan de profeet (’Allāh’s zegen en vrede zij met hem) en
ze waren zeker dat alles wat gebeurd is, zich omzet in verborgen gevoelens van haat
aan de islam en zijn nobele profeet.
De pleinen van Bunha zijn gevuld met pamfletten die oproepen voor de boycot van de
producten van Denemarken en Noorwegen. De religieuze organisaties beginnen met
zenden van korte berichten op de gsm’s om de landgenoten aan te sporen voor het
uitvoeren van de boycot.
De deelnemers aan het debat “Verwerping van de belediging aan de profeet” dat
gisteren georganiseerd werd door de Islamitische Wereld Liga, vragen met noodzaak
de boycot van de Deense en Noorse producten, en de realisatie van de volledige
samenwerking tussen de islamitische landen, voor het krachtdadig verwerpen van de
belediging aan de profeet (’Allāh’s zegen en vrede zij met hem) .
88
De ambassadeur Abd’allāh ’Al-’Ašal en dokter Jafar Abd ’As-Salām, secretaris-generaal
van de Islamitische Wereld Liga, zei: het is nodig dat de islamitische wereld opstaat
met alle kracht en dat ze reageert op deze beledigingen en wij gebruiken alle middelen
om de belediging aan de profeet en de islam te voorkomen.
Van de andere kant startte Aṣām Muḥammad ’Ad-Dīb gisteren een procedure voor de
administratieve rechtbank waarin hij van de minister van Buitenlandse Zaken en van de
eerste minister en van de voorzitter van de republiek de verplichting eist voor de
uitwijzing van de ambassadeur van Denemarken vanuit Caïro en het stopzetten van de
diplomatieke betrekkingen met haar.
De advocaat maakte duidelijk in zijn eis dat enkele Deense kranten het gewoon zijn om
karikaturen te publiceren die beledigingen uiten aan de profeet hetgeen lijkt op een
onrechtvaardige aanval op de islam en de moslims en zo de regering van Egypte noopt
tot het nemen van een definitief standpunt tegen de Deense regering.
Enkele Arabische hoofdsteden waren getuige van protestbetogingen tegen diepe
beledigingen jegens de profeet Muḥammad (’Allāh’s zegen en vrede zij met hem) die in
Deense kranten gepubliceerd werden.
Eergisteren na het vrijdaggebed verzamelden de gelovigen in de ’Al-’Azharmoskee en
in enkele Arabische moskeeën als protest tegen de aanval die als doel had het
vervormen van de afbeelding van de profeet door middel van tekeningen die Europese
kranten publiceerden. Jyllands-Posten, de Deense krant, was de eerste en daarna
volgde een Noorse, een Franse, een Spaanse en een Zwitserse en als laatste een
Jordaanse krant.
Nr. 3: ’Al-Arabi Sunday 5/2/06
Betogingen en verklaringen die de cartoons van de Deense krant
afkeuren.
De woede brandt tegen de belediging van de profeet.
89
Van haar kant veroordeelde de vakbond van de rechters in Egypte de vijandelijke
praktijken tegen de islam. Sāmiḥ Ašūr van de ‘vakbond van de rechters’ verklaarde dat
de overtredingen van de Deense media op de waarheid van de nobele profeet
onverenigbaar zijn met de waarden en fundamenten van de beschaafde wereld die
verantwoordelijk zijn voor respect en het niet-schenden van de godsdiensten en haar
symbolen. Ašūr drukt zijn hoop uit dat de Arabische en islamitische landen een
standpunt innemen dat het vasthouden aan hun rechten en aan hun godsdienstige
waarde, uitdrukt. Hij benadrukte dat de boycot van de Deense en Noorse goederen het
minimum is om uiting te geven aan de afkeuring van dit ongecultiveerde gedrag en het
respect voor de vrije meningsuiting verwierp hij als zwak argument. Ašūr eiste van de
Arabische landen en van de media de uitwijzing van de ambassadeur van Denemarken
en Noorwegen en de terugtrekking van haar ambassadeurs uit beide landen als protest
tegen dit gemene gedrag.
De hoogste persraad stuurde naar alle perscomités in de wereld, naar de
persorganisaties die belang hechten aan de mensenrechten, naar de unie van de
Arabische journalisten, naar de internationale unie voor journalisten, naar de
persorganisaties in de wereld en naar alle media, een verklaring waarin respect voor
de symbolen van de godsdienst en haar heilige plaatsen geëist wordt, met als doel het
verspreiden van culturele tolerantie en wederzijds begrip tussen de godsdiensten en
volkeren. Men beschouwt haar als een deel van de eerbare akkoorden van de media
die moeten volgehouden worden door de journalisten in de verschillende landen.
In Alexandrië organiseerde de unie van de bescherming van de heilige plaatsen een
druk bijgewoond congres. De aanwezigen waren geleerden en denkers van de oemma
en afgevaardigden van het volksparlement met een groep advocaten die kwamen na
het vrijdagsgebed waar šayḫ ’Aḥmad ’Al-Maḥlāwī, “voorzitter van de organisatie voor
bescherming van de heilige plaatsen,” aanwezig was onder de slogan “Onze geliefde
Muḥammad”
De gevoelens van volkswoede die de islamitische wereld treffen, verspreidden zich
naar aanleiding van het belachelijk maken en het ridiculiseren van de profeet (’Allāh’s
zegen en vrede zij met hem), door de Deense journalistiek.
In de Palestijnse bezette gebieden richtten de ’Al-’Aqsā Martelarenbrigades van de
organisatie Fataḥ, zich met een brief naar de Denen en de Zweden om de
Jordaanoever en de Gazastrook te verlaten.
90
Woedende jongeren verbrandden de Deense en Noorse vlag en schoten in de lucht.
In Soedan weigerde president Umar ’Al-Bašīr het bezoek van zijn Deense ambtsgenoot.
Hij verklaarde: “Wij zullen niet toestaan dat welke Deense verantwoordelijke dan ook
voet op Soedanese grond zet, voordat er officiële excuses aangeboden zijn voor het
beledigen van de profeet Muḥammad.”
In Syrië verzamelden tientallen mensen voor de Deense ambassade; ze bekritiseerden
Denemarken en ze eisten respect voor de islam.
Saoedi-Arabië riep haar ambassadeur in Denemarken terug, en het Arabische
ministerie van Buitenlandse Zaken veroordeelde de belediging aan de profeet.
In september van vorig jaar publiceerde de krant Jyllands-Posten de cartoons die de
profeet ridiculiseerden; betogingen braken uit in Denemarken en in andere islamitische
landen na het publiceren van deze cartoons. Irakezen kwamen op straat, spreidden de
vlag van Denemarken op de grond uit en vertrappelden die met de schoenen. In
Frankrijk heeft Rāmī Lakaḥ, een Egyptische zakenman, die het Franse
staatsburgerschap bezit en die eigenaar is van de krant France-Soir, besloten om de
directeurhoofdredacteur te ontslaan na het herhalen van de publicatie van de cartoons
die een crisis in de krant veroorzaakte. Lakaḥ legt de nadruk op respect voor het
geloof en het aanbieden van excuses aan de moslimgemeenschap in Frankrijk. Enkele
Arabische moslimlanden waren getuige van een brede boycot voor alle Deense
producten en goederen; er werden pamfletten opgehangen op de deuren en ingangen
van de handelswinkels die verwijzen naar de boycot van Deense producten. Duizenden
betoogden in Jemen; Iran nodigde de Deense ambassadeur uit over hetzelfde
onderwerp.
De orthodoxen in Rusland omschreven de cartoons als beledigend voor de
godsdienstige gevoelens. De Franse minister van Buitenlandse Zaken riep op tot het
toepassen van het beginsel van persvrijheid in het kader van de sfeer van tolerantie.
De voorzitter van de moslimgemeenschap in Frankrijk omschreef de cartoons als een
bewuste provocatie van de gevoelens van de moslims, en alhoewel de Deense krant de
crisis veroorzaakte door het publiceren van de cartoons die beledigend zijn voor de
profeet, publiceerden ze excuses op hun internetpagina, tenware niemand daar geloof
aan schonk door het volharden in het niet geven van duidelijke en directe excuses door
de verantwoordelijken van de krant en van het land. De Deense eerste minister
verduidelijkte dit in zijn speech: “Wij kunnen geen excuses aanbieden in de plaats van
91
de krant, omdat de regering niet tussenkomt in wat gepubliceerd wordt in de
staatsmedia.”
In deze context groeide de campagne van de boycot van Denemarken en dreigden de
islamitische organisaties en bewegingen met het nemen van maatregelen tegen de
Deense burgers in enkele Arabische en islamitische landen..
Bij de moskeeën verzamelden grote massa’s mensen. Ze gaven op een agressieve
manier blijk van hun afkeur voor de verachtelijke daad tegen de nobele profeet en de
manier van beledigen met een beeld dat absoluut geen verband heeft met de vrije
meningsuiting en interpretatie.
Bezet Jeruzalem – persagentschappen
De boze reacties van de Palestijnen als protest tegen de publicatie door enkele
Europese kranten van cartoons over de profeet Muḥammad (vrede zij met hem)
gingen verder toen gisteren op het plein van de ’Al-’Aqsā moskee in Oostelijk
Jeruzalem meer dan drieduizend Palestijnen betoogden na het vrijdagmiddaggebed,
om Frankrijk, Denemarken en Noorwegen te bekritiseren.
De confrontaties tussen de betogers en de politie gebeurden toen de betogers
poogden om het ’Al-’Aqsā plein te verlaten, terwijl de betogers scandeerden “Er is geen
God tenzij ’Allāh en Muḥammad is de profeet van ’Allāh en met geest en lichaam
steunen wij jou, Muḥammad.”
Te midden van het slaken van kreten droegen ze pamfletten die opriepen tot de boycot
van Deense producten. Na een tijdje splitsten de betogers zich.
Dit komt op een tijdstip waarop Ḥamās een betoging organiseerde die na het
vrijdagmiddaggebed gisteren vertrok vanuit de moskeeën van Gaza. Ze deden een
Nr. 4: ’Al-’Ahram 4/2/06
Duizenden Palestijnen komen samen op het plein van de ’Al-’Aqsā moskee
en in de Gazastrook als blijk van afkeer van de belediging jegens de
nobele profeet.
92
optocht in de hoofdstraten voordat ze samentroepten op de plaats van het parlement
in de stad.
Mašīr ’Al-Maṣrī, woordvoerder van Ḥamās, zei in een speech voor de aanwezigen dat
de belediging aan de profeet te plaatsen valt in het kader van blijvend terrorisme en
extremisme en de inbreuk op de islam en de moslims, die begon met de ontheiliging
van de Koran in Amerikaanse en Israëlische gevangenissen.
De bezettingstroepen en de Israëlische politie hebben strengere militaire en
veiligheidsmaatregelen vastgelegd in bezet Oostelijk Jeruzalem en in de omgeving van
de gezegende ’Al-’Aqsā moskee. Een zorgwekkende toestand voor de veiligheid werd
uitgeroepen als voorzorgsmaatregel voor de organisatie van de woedeoptochten na het
vrijdagmiddaggebed als protest tegen de publicatie van de beledigende cartoons aan
de profeet Muḥammad (’Allāh’s zegen en vrede zij met hem). Volgens een verklaring
van Ḥamās over de organisatie van de talrijke optochten op het einde van het
vrijdagmiddaggebed waren die verspreid tot in de uithoeken van het Palestijns
grondgebied. Lokale bronnen in bezet Jeruzalem zeiden dat honderd eenheden van de
Israëlische politie en de grenswachters die deel uitmaken van het bezettingsleger, zich
verspreidden in de omgeving van de ’Al-’Aqsā moskee en de toegangswegen
ernaartoe.
Die bronnen voegden toe dat de Israëlische politie de biddenden, die minder dan 45
jaar zijn, verbood binnen te gaan in de ’Al-’Aqsā moskee, en daarenboven werd aan de
Palestijnen van de Westelijke Jordaanoever verboden om naar de stad Jeruzalem te
gaan.
93
Beiroet
Fatḥī Maḥmūd, Damascus
Maḥmūd Abd ’Al-Wahāb, Ankara
Abd ’Al-Ḥalīm Ġazālī, wereldhoofdsteden
persangetschappen
Aansluitend bij de reacties in verschillende steden van de wereld rond de crisis van de
publicatie in de Deense kranten van de beledigende karikaturen over de profeet,
(’Allāh’s zegen en vrede zij met hem), werd gisteren in Beiroet door betogers brand
gesticht in een gebouw in de christelijke ’Ašrafiya-wijk in Beiroet waar het Deense
consulaat gevestigd is, als protest tegen deze cartoons, en op dat moment begonnen
ze met de verwoesting van commerciële winkels in de wijk en openbare plaatsen
ondanks de pogingen van een aantal godsdienstige mensen die op de plaats waren,
om rust te brengen.
Eén persoon vond zijn dood als resultaat van de inademing van gassen, geworpen
door de veiligheidsdienst en 28 mensen raakten gewond in de confrontatie tussen de
Libanese veiligheidsdienst en de betogers, de veiligheidsdienst arresteerde honderd
betogers.190
Na het branden van het Deense consulaat in Beiroet, riep het Deense ministerie van
Buitenlandse Zaken in Kopenhagen gisteren haar burgers op om Libanon te verlaten.
190
Letterlijke vertaling : Eén persoon vond zijn dood als resultaat van de inademing van gassen,
geworpen door de veiligheidsdienst en 28 mensen raakten gewond met wonden in de confrontatie tussen
de Libanese veiligheidsdienst en de betogers, de veiligheidsdienst arresteerde honderd betogers.
Nr. 5: ’Al ’Ahrām 6/2/06
Amerika belast Syrië met de verantwoordelijkheid voor de brandende ambassade
van Denemarken en Noorwegen in Damascus.
Betogers steken het Deense consulaat in Beiroet in brand als protest
tegen de belediging van de profeet.
Damascus betoont spijt en versterkt de gewenste maatregelen voor de bescherming
van de diplomatieke delegaties.
94
Op hetzelfde moment bevestigt Scott McClellan, woordvoerder van het Amerikaanse
Witte Huis, dat zijn land in een krachtige verklaring het in brand steken eergisteren van
de ambassades van Denemarken en Noorwegen in Damascus, in Syrië, veroordeelt. Er
is ook veel schade aan de ambassades van Chili en Zweden.
Scott zei - in zijn verklaring vanuit Texas waar de Amerikaanse president Bush verblijft
in zijn ranch in Crawford - dat de Syrische regering gefaald heeft in het verhogen van
de bescherming van de diplomatieke gebouwen ondanks de Amerikaanse
waarschuwingen voor het plannen van ernstige acties die niet te rechtvaardigen zijn.
Hij voegde eraan toe dat Syrië de verantwoordelijkheid draagt voor dergelijke
betogingen omdat ze plaatsvinden in Syrië zonder kennis en steun van haar regering
volgens de woorden van de Amerikaanse verantwoordelijke.
Na het in brand steken door betogers van twee ambassades, van Denemarken en
Noorwegen, in de hoofdstad van Syrië, sloot de Amerikaanse ambassade in Damascus
gisteren haar deuren
Het Syrische ministerie van Religie heeft de Syrische burgers opgeroepen - in een
verklaring daarover - tot respect en onthouding en het niet aankomen aan het bezit
van de anderen, met nadruk op hun recht tot het openlijk protesteren en de woede
over de belediging van de nobele profeet Muḥammad (hij zij geprezen en vrede zij met
hem).
Van zijn kant zei Dokter Badr ’Ad-Dīn Ḥūn, mufti van de Syrische republiek, dat wij
vertrouwen hebben in de dialoog en dat wij spijt hebben over die methode van
protest, en hij bevestigt dat de protestmarsen in het begin op een ordelijke manier
verliepen, vervolgens werd het veranderd naar alleen maar vernielen en brandstichten
door het werk van enkele heethoofden die de dialoog met anderen niet begrijpen.
Van haar zijde, drukte Syrië haar spijt uit over de gewelddadige acties die gisteren
samengingen met de protestmarsen en die leidden tot de materiële schade aan enkele
ambassades in Damascus.
Een gezaghebbende bron in het Syrische ministerie van Buitenlandse Zaken, vermeldde
gisteren dat, ondanks het begrip voor het gevoelens van de grote woede van het volk
95
voor de beledigingen die de nobele profeet als doel hadden, de schending van de basis
van het recht en de wet onaanvaardbaar is.191
Die bron bevestigde het respect van Syrië voor de internationale akkoorden verbonden
met de waarborg voor veiligheid van de ambassades en haar personeel en dat ze
begonnen zijn met het nemen van meer maatregelen voor het beschermen van en
toezien op diplomatieke delegaties en dat het helemaal niet correct is dat er enige
dreiging aanwezig is, die de burgers van bepaalde landen in Syrië, als doel heeft.
In een eerste officiële reactie in Beiroet over het brandstichten in gebouwen van het
Deense consulaat, verwierp de Libanese premier Fu’ād ’As-Siniyūra met hevigheid deze
gewelddadige acties, en hij beschuldigde onzichtbare groepen die achter een
provocatie tot burgeroorlog zitten, en hij zei dat er groepen zijn die de veiligheid in
Libanon willen aantasten en die een nieuwe situatie voor burgeroorlog in het land
creëren, degene die begonnen zijn met deze acties zijn niet verbonden met de islam
noch met het land.
De voorzitter van de parlementaire groep Kutla ’Al-Mustaqbal, de parlementair Saad
’Al-Ḥarīrī veroordeelde fel de baldadigheden en de schandalige verwoesting waarvan
Beiroet getuige was.
In Bagdad, verdeelde een gewapende groep die zichzelf de militaire afdeling van het
‘echte leger’ noemt, tijdens de betoging pamfletten waarin ze verklaarden dat ze
Denemarken als doel stellen voor de aanval en ze vroegen om een aanval te lanceren
tegen de burgers van de landen waarin de beledigende cartoons voor de profeet zijn
gepubliceerd.
Van haar zijde zei Laila Freivalds, de Zweedse minister van Buitenlandse Zaken, dat ze
de pogingen tot brandstichting van de ambassades in de Arabische wereld afkeurt,
omdat het helemaal onaanvaardbaar is dat de zaken en de protesten in die mate
escaleren.
In Londen, riep de Britse conservatieve partij de politie op om krachtdadig op te treden
tegen de betogers die eergisteren slogans droegen als protest tegen de publicatie van
de cartoons, en David Davis, de woordvoerder van de partij zei dat enkele slogans die
191
Letterlijk leest men verantwoordelijke bron. Ik heb dit als gezaghebbende bron vertaald.
96
werden gedragen door de betogers het mogelijk maken dat wordt opgeroepen tot
moord en geweld en dat het een zeer grote belediging is, en dat het aan de politie was
om tegen hen op te treden.
Hoofdsteden van de correspondenten van ’Al-’Ahrām en de nieuwsagentschappen:
De uitbrekende crisis over de publicatie van de beledigende cartoons over de profeet
(’Allāh’s zegen en vrede zij met hem) is verergerd en de betogers vielen gisteren
opnieuw de ambassade van Denemarken in Teheran aan met brandende flessen en
stenen. Tezelfdertijd braken er gevechten uit tussen jonge Afghaanse betogers en
enkele troepen van de NATO die zich in Kaboel bevinden. CNN, het Amerikaanse
nieuwsnet zegt dat ze het nieuws gebracht heeft dat vijf Afghanen gisteren in
gelijkaardige betogingen gedood zijn door de Afghaanse veiligheidstroepen.
Ondertussen hebben de VS en Groot-Brittannië hun positie gewijzigd tegenover de
woedereacties in de islamitische en Arabische landen. In Washington bevestigde de
administratie van president Bush dat ze hoopt op een veroordeling van de
haatspeeches tegen de christenen en de joden.
De woordvoerder van het Witte Huis, Scott McClellan, zei dat ze begrijpen dat de
tekeningen beledigend zijn voor de moslims maar het is nodig dat er reactie komt
tegen elke speech die haat predikt rond deze tekeningen en artikels in de Arabische
Nr. 6 ’Al-Ahrām : 8/2/06
De VN verwerpen de aanval tegen de islam en (Kofi) Annan maant de moslims aan
om met de ingesteldheid van hun godsdienst werk te maken van
vergevinggezindheid en respect voor elkaar.
De crisis rond de beledigende cartoons groeit aan en de Amerikaanse
positie zwakt af na de geweldplegingen tegen de Westerse ambassades.
Aanhoudend geweld tegen de Deense ambassade in Teheran en schermutselingen
tussen de betogers en de Afghaanse veiligheidstroepen.
97
landen, die worden beschouwd volgens wat McClellan verklaarde als standpunten van
antisemitisme en antichristendom.
Deze verklaringen weerspiegelden de verandering in het Amerikaanse gedachtegoed
na de geweldplegingen die werden gepleegd tegen de westerse ambassades in enkele
islamitische landen.
Groot-Brittannië betoonde zijn steun aan de regering van Denemarken na de
brandstichting in haar ambassade en de bedreiging van haar burgers in enkele
islamitische landen, zaken die het gevolg waren van de voor de islam en de moslims
beledigende cartoons. Dit komt in een tijd waarin de Britse regering in een
spoedcommuniqué voor het parlement haar steun betuigde aan een speciaal
onderzoek dat de politie voert in het licht van de protestbetogingen waarvan Londen
getuige was.
In New York maant Kofi Annan, secretaris-generaal van de VN, aan tot het beteugelen
van de woede die gepaard gaat met de protesten tegen deze cartoons waarvan hij
aantoonde dat ze beledigend zijn voor de profeet - op hem is er gebed en vrede - en
het is zeker dat hij deelneemt aan het onbehagen van de alhoewel hij oproept tot het
niet antwoorden met woede. Hij drong erop aan dat de moslims de excuses van de
Deense krant zouden aanvaarden en dat in het kader van de geest van de islam die
oproept tot vrede en respect…. Hij drong erop aan dat alle regeringen en
machthebbers alles doen wat in hun mogelijkheden ligt voor het voorkomen van
spanning en voor het vermijden van handelingen en verklaringen die mogelijks leiden
tot het verergeren van die spanning.
De Kroatische krant ‘National’ publiceerde gisteren opnieuw de beledigende
afbeeldingen van de nobele profeet, waarop de regering meteen haar spijt betuigde.
Na de vergadering eergisterenavond in Brussel van de ambassadeurs van de Europese
Unie voor het onderzoek naar de woede waarvan de uitingen van enkele landen van de
Unie in Arabische landen groter werden, zei Cristina Gallach, woordvoerster van Javier
Solana, de hoogste vertegenwoordiger van de buitenlandse politiek en veiligheid van
de Europese Unie die deelnam aan de vergadering, dat ze vastbesloten waren om
98
terug te keren naar de situatie van rust en dialoog en verstandhouding zodat ze
uitkomen uit de cirkel van verschil.192
Het parlement van de ALS (Anna Lindh Euromediterrane Stichting voor de Dialoog
tussen Culturen) verwerpt de aanvallen op de godsdiensten en op de godsdienstige
symbolen en ze vraagt met aandrang naar een scheiding tussen de vrijheid van
mening en interpretatie en tussen het heilige en de dogma’s.
Dit gebeurde in een vergadering die samenkwam in Brussel op vraag van de delegatie
van het Egyptische parlement met aan het hoofd ’As-Saīd Muḥammad ’Abū ’Al-Aynīn,
voorzitter van de organisatie van de industrie in het volksparlement.
Het parlement van de ALS antwoordde en publiceerde een communiqué waarin ze de
aanval op de profeet (’Allāh’s zegen en vrede zij met hem) verwerpen.
(in zelfde artikel: Arabische tekst in vet)
Teheran – Reuters.
De Iranese krant Hamšahrī kondigde een wedstrijd aan om de satirische cartoon over
de holocaust te belonen, volgend op de publicatie van enkele Europese kranten, van
beledigende cartoons van de profeet Muḥammad (’Allāh’s zegen en vrede zij met hem)
en de krant zei gisteren, zij is een wijdverspreide krant in Iran, dat de wedstrijd
ontworpen is om de grenzen van de vrije meningsuiting te onderzoeken. Dit is de
reden die vele Europese kranten dreef voor de rechtvaardiging van deze cartoons.
192
In het woordenboek vond ik het woord ا����ف niet weer. Ik neem aan dat dit het woord ا���ف moet
zijn. Ik heb het woord als verschil vertaald.
Wedstrijd in Iran om de satirische tekening over de holocaust te belonen.
99
De situatie van angst onder de Deense ondernemingen groeit door de toename van de
campagne van de islamitische boycot voor Deense producten door de continue
weigering van de Deense autoriteit voor het zich niet-excuseren over de karikaturen
die de profeet Muḥammad (’Allāh’s zegen en vrede zij met hem) beledigen. Veel
Deense ondernemingen beginnen reclame te publiceren in de Arabische en islamitische
kranten in een poging om de islamitische kwaadheid te absorberen en om de woede
van de islamitische situatie tegen haar producten te verlagen.
Vele islamitische landen hebben hun boycot gericht tegen de Deense producten en de
economische organisatie in het parlement heeft een discussie over een economisch
akkoord van 6 miljoen euro, tussen Denemarken en haar (Egypte) opgeschort waarin
de leden vragen naar de terugkeer van de Egyptische ambassadeur uit Denemarken.
Vele islamitische burgerlijke en economische instanties nemen een brede campagne
over door middel van het internet en door de kamers van koophandel voor de boycot
van de producten van Denemarken.
Zodat zelfs de grote winkels in Saoedi-Arabië grote borden beginnen te plaatsen op
hun deuren die zeggen: wij verkopen geen Deense producten.
Schrijver ’Aḥmed ’Al-Baḥīrā wa Alā ’Al-Ġaṭrīfā
Nr. 7 : ’Al-Lewā’ ’Al-’Islamī 2/2/06
Vrees onder de Deense ondernemingen voor een toename van de
islamitische boycot.
Nr. 8: ’Al-Maṣrī ’Al-Yūm 7/2/06
Šayḫ van de ’Al-’Azhar: “Boycot van de producten van de landen die
beledigingen uitten aan de profeet, werd opgelegd aan de moslims.”
Deense journalist zegt aan Umar ’Adīb: “Sorry als jullie je beledigd voelen… ik zal
me niet excuseren voor de cartoons.”
100
Dokter Muḥammad Saīd Ṭanṭāwī, šayḫ van de ’Al-’Azhar, bevestigt de afkeuring - van
alle religieuze organisaties in Egypte en in de eerste plaats van de ’Al-’Azhar - van de
belediging die werd geuit aan haar adres, aan de nobele profeet. Hij toont aan dat de
boycot van alle landen die beledigingen hebben geuit aan de nobele profeet, een
verplichting is voor alle islamitische naties.
Voor de manifestatie die gisteren werd gehouden voor de universiteit van de ’Al-’Azhar,
met een deelname van ongeveer 5000 studenten en studentes zei Ṭanṭāwī:
Heel Egypte verdedigt de profeet meer dan wat zij doet voor iets anders. In deze
globale context weigert Flemming Rose - hoofd van de culturele afdeling van de
Deense krant Jyllands-Posten die begonnen was met de aanval van de belediging aan
de nobele profeet - zich te verontschuldigen voor het publiceren van de cartoons.
Aan het programma “Cairo vandaag” zei hij in twee opeenvolgende afleveringen van
de reporter Umar ’Adīb vanuit Kopenhagen, via satelliet:
“Ik bied mijn excuses aan en druk mijn spijt uit als sommige moslims zich beledigd
voelen omwille van de cartoons, maar in essentie kan ik me erover niet excuseren
omdat dit de zaak is verbonden met vrije meningsuiting”, volgens zijn mening.
De vijandelijke gevoelens en de antipathie tegen de islam en de moslims in de
westerse landen werden groter en het lijdt geen twijfel dat het aanpakken van deze
belediging en andere lijkt op een gevaarlijke provocatie tegen deze ware godsdienst
die aanspoort tot vrede en tolerantie en dialoog met anderen en die het geweld en de
clash verwerpt. Vooral omdat de zaak niet zal stoppen bij Denemarken alleen, maar
dat het zich verspreidt naar andere landen zoals Tsjechië en Noorwegen. We gaan niet
Nr. 9 Al Ahram 4/2/06
Dokter Maḥmud Šabān raadgever van de minister van Buitenlandse Zaken:
Egypte verzet zich tegen de belediging aan de islamitische godsdienst in
Denemarken.
101
wachten tot andere kranten de karikaturen die de minachting tegenover de islam en de
moslims in zich dragen, zullen publiceren.
Jammer genoeg worden er elke dag, sinds de gebeurtenissen van 11 september 2001,
nieuwe dingen toegevoegd aan het dossier van de haat tegen de islam en de
misvorming van zijn waarheid. Dit is gebeurd nadat het omgaan met de gevolgen van
de terroristische aanval die de VS verrast heeft, grenzen overschreden heeft van de
steniging van de moslims met de stenen van terrorisme en achterlijkheid. Hiermee is
een nieuwe fase van haat tegen de islam bereikt waarvan het fundament de belediging
van het islamitische dogma is en enkelen zien dat als een soort van uitnodiging om
terug te keren naar het moorden voor de identiteit. Dat leidt naar een nieuwe
holocaust, maar dan tegen de moslims.
De vele vragen die ik heb voorgelegd aan ambassadeur Dokter Maḥmud Šabān, de
raadgever van de minister van Buitenlandse Zaken, in een poging om te zoeken naar
de beste oplossing in het licht van deze zaak.
Hoe ging het ministerie van Buitenlandse Zaken om met de diepe belediging die werd
geuit aan de islam en zijn nobele profeet, van de kant van enkele kranten in
Denemarken?
Het was de eerste die inging tegen de belediging aan de islam op het moment dat de
Deense krant Jylllands-Posten daar karikatuurtekenaars uitnodigde om naar haar (de
krant) tekeningen te sturen die ingebeelde afbeeldingen zijn van de profeet
Muḥammad (’Allāh’s zegen en vrede zij met hem). De krant publiceerde die
beledigende afbeeldingen die spot bevatten over de profeet van de islam in een
speciale toegevoegde editie die werd uitgegeven op 30/9/2005 en meteen reageerde
ambassadrice Munā Umar, ambassadrice van Egypte in Kopenhagen, op een
uitnodiging voor een spoedbijeenkomst van de ambassadeurs van de islamitische
landen die een bericht hadden gestuurd naar de Deense premier waarin ze om een
onderhoud met hen vragen opdat de regering van Denemarken een officieel standpunt
zou innemen volgens haar verplichting en haar internationale belofte waarin respect
voor de godsdienst en cultuur en andere beschavingen wordt geuit.193 In het licht van
de weigering van de premier om de ambassadeurs van de islamitische landen te
193
Fout in Arabische tekst: …waarin ze om een onderhoud met hen vragen… Vermoedelijke vertaling:
…waarin ze om een onderhoud met hem vragen…
102
ontvangen, begon Egypte een intense diplomatieke campagne. Meneer ’Aḥmad ’Abū
’Al-Ġayṭ, minister van Buitenlandse Zaken, stuurde (door middel van) brieven naar
ieder hoofd van algemene organisaties, de Unie van Afrika, naar Javier Solana, de
hoogste vertegenwoordiger van de buitenlandse politiek van de Europese Unie en
voorzitter en secretaris-generaal van de veiligheids- en coöperatieve organisatie in
Europa en naar het algemeen hoofd van de Organisatie van de Islamitische
Conferentie. De minister stuurt een blijvende Egyptische delegatie naar New York en
Geneve voor een uitnodiging naar de vergaderingen van de ambassadeurs van de
landen van de Islamitische Conferentie om doeltreffende stappen te ondernemen in de
organisatie van de VN.
En eerlijk, de delegatie van Egypte in New York is erin geslaagd een sterke paragraaf
in te lassen in de resolutie rond de dialoog van de culturen en de beschavingen. Ze
dienden een compleet project in voor een resolutie naar de algemene vergadering rond
de minachting van de islamitische godsdienst in vele westerse landen, en zo komen ze
samen in Geneve voor een vergadering van de ambassadeurs van de islamitische
landen waar de president Pakistani van de islamitische groep een bericht heeft
gestuurd naar de hoogste afgevaardigde van de mensenrechten. De minister van
Buitenlandse Zaken ’Aḥmad ’Abū ’Al-Ġayṭ had op 14 november laatstleden (2005) ( in
Manama ) een ontmoeting met de minister van Buitenlandse Zaken van Denemarken in
overeenstemming met de aanvraag van deze laatste, waar de (Egyptische) minister
aan hem bevestigde dat er geen conflicten zijn tussen Egypte en Denemarken op
bilateraal niveau maar dat de betrekkingen tussen beide altijd goed geweest zijn.
De ambassadeur Šabān zegt ten opzichte van deze intense aanval van de zijde van
Egypte dat ze vooraf hebben onderhandeld over hun standpunt met de Egyptische
delegatie bij de islamitische landen. In zijn traditionele speech aan het Deense volk
naar aanleiding van het nieuwe jaar, veroordeelde de Deense premier eender welke
interpretatie over de mening of elk werk of verklaring die probeert elke groep van
mensen op basis van godsdienst of lidmaatschap van een ras af te beelden alsof zij de
duivel zijn, en zoals dit gedrag niet groeit uit een gemeenschap die altijd respect heeft
voor de mensenrechten hebben wij de verantwoordelijkheid om vrijheid te garanderen
met een methode de niet leidt naar haat of niet leidt naar een breuk van de
gemeenschap of naar het vernietigen van de waarde waarop gesteund wordt.
103
Het ministerie van Buitenlandse Zaken verwelkomde dat wat kwam in de speech door
het te beschouwen als een eerste stap. De Deense regering en de regeringen van de
westerse landen roepen op tot het nemen van meerdere maatregelen tegen de
opkomst van de belediging van de islamitische godsdienst, als start van ons compleet
geloof in de blijvende nood voor dialoog tussen culturen en godsdiensten op basis van
wederzijds respect.
Hoe zien jullie de betrekkingen met Denemarken nu? Dragen sommigen het wapen van
de boycot?
De campagne die werd geleid door Egypte was niet tegen Denemarken als land - waar
de betrekkingen tussen de 2 landen sinds eeuwig sterke betrekkingen zijn - of tegen
het Deense volk, maar de oppositie van Egypte is gericht tegen de Deense regering die
de veroordeling van de belediging aan de islam niet onder ogen zag; omdat wat
gebeurd is in de krant, niet komt in het kader van de vrije meningsuiting.
Laat ons wat realistischer zijn: ik was ambassadeur voor Egypte in Denemarken. Meer
dan 80 % van de hoeveelheid van de buitenlandse handel is met Duitsland, en wij, in
de Arabische landen, wij hebben belang bij de blijvende betrekkingen met haar. Daar
zijn de grootste Deense transportbedrijven die al sinds honderd jaar in Egypte actief
zijn.
In alle waarheid, de procedure voor de economische boycot is gewoon een symbool
waarvan de realisatie niet mogelijk is in een wereld die gebaseerd is op concurrentie.
Hij voegde eraan toen: “Ik zie dit als een overdrijving maar de morele druk leidt soms
tot resultaat en het bewijs nadat de eerste minister van Denemarken heeft
bekendgemaakt met deze speech dat de ambassadeurs van Denemarken zich bewegen
in heel de islamitische wereld. Hier in Egypte ontmoette de ambassadeur van
Denemarken de secretaris-generaal van de Arabische Liga en de šayḫ van de ’Al-’Azhar
’Aš-Šarīf en hij overhandigde hem de afdruk van de vertaling van het communiqué van
de eerste minister van zijn land; het is zeker dat de campagne die geleid werd door
Egypte succes gehad heeft. Niettemin is dit het begin van de weg omdat alles wat
gebeurd is in Denemarken, ook in Tsjechië en in Noorwegen gebeurd is. Ik sluit het
gebeuren ervan in andere landen niet uit en ik benadruk de noodzaak voor
intensifiëren en de voortzetting van deze campagne.
104
Hoe zien jullie de situatie van de natie in de schaduw van de gebeurtenissen en de
provocaties waarmee ze geconfronteerd wordt?
Ik overdrijf niet wanneer ik zeg dat de economische, sociale en educatieve problemen
in de 3e wereld in het algemeen en jammer genoeg ook in de meeste islamitische
landen, de regeringen verhinderen om de nodige tijd uit te trekken en inspanningen te
leveren voor het realiseren samenwerking in de islamitische gemeenschap.
Ten tweede leidde het islamitische extremisme sinds de jaren 20 van de vorige eeuw
tot gebeurtenissen van twijfel en chaos in de fatwa’s. En jij, jij vindt dat men spreekt in
het Westen over de islam in een land X en over de islam in een land Y en over de islam
in een land Z alsof het verschillende religies zijn en niet ideologieën, en de laatste
jaren staan de islamitische landen onder elkaar ook de aanwezigheid van deze
verschillen toe waarmee gespeeld wordt door de extremisten in andere godsdiensten
om te zeggen dat de islamitische wereld verdeeld is.
Dokter Šabān erkent dat het extremisme uit alle godsdiensten, waaronder ook de
islamitische godsdienst, weggegooid moet worden.
Hij voegde eraan toe: jammer genoeg zijn er extremistische verklaringen tegen de
islam tot zelfs voor de uitleg van enkele verzen van de nobele Koran die leidden tot
een soort van ontworteling in de islamitische wereld. Zoals we gezegd hebben, was de
’Al-’Azhar ’Aš-Šarīf de algemene basis tot in de jaren 70; jammer genoeg keerde ze
niet meer terug zoals toen omdat velen begonnen uit te leggen in de islam, in vele
landen ervan.
Men gelooft dat de verantwoordelijkheid van deze versnippering op ons als islamitische
landen rust, want wij hebben de Islamitische Conferentie, en er moeten oplossingen en
creaties zijn waarmee alle religieuze verantwoordelijken, die deelnemen aan het werk
van die organisatie, het eens zijn.
Aandacht wordt gevestigd op het feit dat er jammer genoeg islamitische landen vinden
dat ze meer recht hebben dan anderen op het uitvaardigen van fatwa’s over de
beginselen van de godsdienst en dit is wat men als overdreven ziet en het leidt niet tot
de wortels van de wetenschappelijke godsdienst op zich; de godsdienst is één, zijn
fundamenten zijn één en de toepassing is echt en een privilege.
105
De ambassadeur Šabān oefende druk uit op de tekortkomingen die op ons vallen als
islamitische landen; wij proberen niet met alle mogelijkheden om onze cultuur te
verspreiden; dit is niet de plicht van één individu maar het is de plicht van de
gemeenschappen.
De krant Jyllands-Posten bood haar excuses aan aan de moslims voor wat gebeurd is
van de belediging van de echtheid van de profeet Muḥammad (’Allāh’s zegen en vrede
zij met hem) met haar publicatie van de cartoons die tegengingen in zijn nobele
persoonlijkheid.. De krant publiceerde vorige maandag 9 februari excuses op haar
internetpagina in drie talen, het Deens, het Engels en het Arabisch. De krant schreef
op haar voorpagina: in het Arabisch (een nieuwe tekst als excuus van Jyllands-Posten..
klik hier)
Er wordt in het Engels geschreven: open deze brief - aan de moslimburgers - hopend
dat het gelezen wordt, voor deze zin wordt in het Deens geschreven, ik geloof dat het
hetzelfde betekent… en tot nu publiceert de krant dezelfde tekst tot op het schrijven
van deze lijn… op haar pagina: www.JP.dk
De excuses van de krant worden aangeboden:
Beste moslimburgers, vrede is met jullie en het medeleven van ’Allāh en zijn
zegeningen.
Laat mij ten eerste aantonen dat ik geloof dat onze krant Jyllands-Posten het
vertrouwen waard is en de vrijheid van godsdienstig lidmaatschap waardeert, dat we
de democratie ondersteunen en dat we respect hebben voor iedereen.
Wij bieden onze excuses aan voor het grote misverstand dat gebeurd is rond de
cartoons die de nobele profeet afbeelden (’Allāh’s zegen en vrede zij met hem) en dat
leidde tot de groei van vijandelijke gevoelens tegenover Denemarken en de Deense
Nr. 10: ’Al-Arabī 12/2/06
De hoofdredacteur van de krant weigert de belediging aan de Joden.
Verrassingen: Een davidster als symbool voor de Deense krant die de
profeet beledigt.
106
burgers, inbegrepen in dit is de eis voor een Deense boycot. Staat u mij hier de
opheldering van enkele punten toe, waarvan ik hoop (dat die leidt tot) het rechtzetten
van dit misverstand.
De krant Jyllands-Posten begon op 30/09/2005 met het publiceren van twaalf
afbeeldingen van de profeet Muḥammad (’Allāh’s zegen en vrede zij met hem),
getekend door Deense tekenaars, en wat het belangrijkste is, moet men hierbij
opmerken, dat deze cartoons absoluut niet als doel hadden om de persoon van de
profeet te raken, of de aantasting van zijn waarde, maar het was een opening voor de
dialoog rond de vrijheid van meningsuiting, waarop wij trots zijn in ons land. Op dat
moment hebben wij de impact van de belediging aan de moslims die leven in
Denemarken, en de miljoenen moslims in de wereld, niet begrepen.
Maar het publiceren van deze cartoons was niet in tegenspraak met welke Deense
wetten dan ook, waaronder de persvrijheid en het verschil van mening vallen.
Maar deze cartoons beledigden, voor zover laat uitschijnen, de miljoenen moslims in de
ganse wereld, en daarvoor bieden wij nu onze excuses aan en onze diepe spijt voor
wat gebeurd is, dat was mijlenver verwijderd van de bedoeling van de krant… hetgeen
voorafging, is dat ze een beloningsprijs hebben gewonnen van het commissariaat van
de Europese Unie, dit was na onze publicatie van meerdere artikels in een speciale
uitgave die opriep voor een vredevolle samenleving en wederzijds respect tussen de
Denen en alle andere minderheden in Denemarken.
Deze uitgave bevat meerdere onderwerpen die overvloeien in positief denken over de
islam en de moslims.
De 12 cartoons die bij ons gepubliceerd werden waaronder enkele geleid hebben naar
een misverstand dat gebaseerd is op culturele verschillen, zonder dat wij een cultuur
verkiezen boven een andere, werden voorgesteld alsof zij een wrede aanval waren die
zich richtte op de moslims in Denemarken en in de ganse wereld, dit idee verwerpen
en betreuren wij omdat wij geloven in de vrijheid van welke godsdienst dan ook. Wij
beschouwen de vrijheid van het individu voor de beleving van zijn godsdienstige
rituelen als heilig, wij hebben niet gedacht aan het raken of aanvallen van eender
welke godsdienst.
Wij betreuren het dat wij verkeerd begrepen werden en wij zijn zeker dat het niet de
bedoeling was om iemand te raken.
107
In een serieuze poging van onze kant voor het rechtzetten van dit misverstand,
hebben wij vele vergaderingen georganiseerd met de islamitische delegatie in het land.
De vergaderingen eindigden in een positieve sfeer, en een opbouwende dialoog, en wij
ijveren voor alle mogelijkheden voor de afronding in een geest van cohesie en dialoog
met de Deense moslims.. Ons verlangen eerst en vooral, hier in de krant, is een
vredevolle samenleving tussen de volkeren, en wij wensen dat de dialoog de overhand
krijgt, zelfs wanneer de meningen uiteenlopen … Uiteindelijk maak ik in de naam van
de krant Jyllands-Posten, mijn excuses bekend voor wat gebeurd is en maak ik mijn
afkeuring bekend van de ernst van elke stap die als doel heeft het raken van groepen
of alle volkeren. Van harte hoop ik dat ik deze misverstanden heb weggenomen en
God staat ons bij.
Met veel hoop, Carsten Juste
Hoofdredacteur van de krant Jyllands-Posten.
Nu na deze excuses moeten de verantwoordelijken van de godsdienst en alle
islamitische leiders de moslims op alle plaatsen aanzetten tot het stopzetten van de
woede en betogingen die transformeren naar een soort van negatief beeld dat slecht is
voor de moslims.
Na het uitbreken van de zaak rond de woededemonstraties tot het vernielen en het in
brand steken van de ambassades en het bloedvergieten van onschuldige burgers van
verschillende landen, is dit iets wat de godsdienst niet verlangt, het is slecht voor de
moslims en het toont ons met een terroristische aanblik..
Maar het is nodig dat de inspanningen voor het uitvaardigen van een wet van de VN
volgehouden worden, een wet die het niet blootstellen van de godsdienst aan
beledigingen verbiedt.. zoals de publicatie van stereotypen of waarneembare dingen of
zichtbare dingen of publicatie op het internet.. om zich ervan te verzekeren dat het
zich niet herhaalt in de toekomst, anders worden ze opgeroepen voor de internationale
rechtbank voor een hoorzitting van de krant, en de eis van een grote vergoeding die
gaat naar de organisatie van de islamitische oproep… Vooral dat de hoofdredacteur
van de krant Jyllands-Posten vorige donderdag bekendmaakte dat hij elke cartoon die
de holocaust behandelt, zou publiceren en dat het niet lang zal duren voor het
gepubliceerd zal worden in een Iraanse krant in het kader van een cartoonwedstrijd,
waar is de vrijheid van mening!!
108
De hoofdredacteur maakt duidelijk dat deze afwijzing niet nodig is voor de nieuwe
discussie rond de godsdiensten. Maar ik denk dat dat het onderwerp niet is en het is zo
dat de mensen van de krant Jyllands-Posten het jodendom belijden. Dit is duidelijk in
de foto die wij publiceerden als symbool van de krant waarin er een davidster
voorkomt, dit is het symbool van de joden en ik denk dat de joden de hand hebben in
het publiceren van de tekeningen, zodat de moslims zich keren tegen de Europeanen
en de Europeanen zich keren tegen de moslims. Over het vorige onderwerp heeft
collega Madīḥa ’Abū Zayid gediscussieerd… Dit is onze plicht, wij als moslims, ons te
wapenen met waakzaamheid… voor de internationale rechtbank in een hoorzitting van
de krant, en het eisen van een grote genoegdoening die gaat naar de organisatie van
de islamitische oproep… Dan is er aan ons de verplichting om de dialogen met de
verschillende culturen rond de waarheid van de islam te openen… Dit is de positieve
actie in de schaduw van de internationale omstandigheden die zich opstapelen tegen
ons.
Waaronder jammer genoeg het gedrag van enkele moslims, waaronder bijvoorbeeld de
moord op een Nederlandse regisseur, Theo van Gogh in het jaar 2004, door een
moslim in Nederland, omwille van een documentaire over het geweld van de moslims
tegen vrouwen. Dat was een probleem dat op te lossen was met een dialoog.
Uman – persagentschappen
De koning van Jordanië ’Al-Malik Abd’allāh II zag de belediging aan de profeet
Muḥammad door de cartoons – waarvan de publicatie de voorbije dagen herhaald
werd in enkele kranten, waaronder de Jordaanse krant Šīḥān - als een misdaad die niet
gerechtvaardigd kan worden door het argument van de vrijheid van mening.
In een verklaring gepubliceerd door het koninklijk bureau, beschouwde Abd’allāh dat
wat de krant Šīḥān gedaan heeft, als ondermijning van het land en het kan niet
aanvaard of gerechtvaardigd worden in welke vorm dan ook.
Nr. 11: ’Al-’Ahrām 4/2/06
De koning van Jordanië: de belediging aan de profeet is een misdaad die
niet gerechtvaardigd kan worden door de vrije meningsuiting.
109
Hij voegde eraan toe dat welke belediging dan ook aan de islam of andere
openbaringsgodsdiensten niet zal getolereerd of aanvaard worden en Jordanië omhelst
de godsdienstige wet die vasthoudt aan de beginselen van de islam, gebaseerd op
respect voor de openbaringsgodsdiensten en haar profeten.
Met stelligheid rondde hij de verklaring af dat hij van geen enkele kant zal aanvaarden
dat in Jordanië misbruik gemaakt wordt van de vrijheid van mening voor de belediging
tegen de profeet of de profeten van ’Allāh en tegen de islamitische godsdienst en de
andere openbaringsgodsdiensten of de godsdienstige symbolen.
Teheran – ASJA (American society of journalist and authors)
Ḥamīd Raḍā ’Aṣafī, woordvoerder in naam van het Iranese ministerie van Buitenlandse
Zaken, verklaarde gisteren dat Iran haar ambassadeur in Denemarken terug riep als
protest tegen de beledigende cartoons tegen de nobele profeet Muḥammad (’Allāh’s
zegen en vrede zij met hem).
Tijdens een persconferentie in Teheran zei hij dat ze geen Deense journalisten zullen
toestaan om binnen te komen in Iran. De woordvoerder in naam van het ministerie
van Buitenlandse Zaken van Iran veroordeelde nog eens deze cartoons die aantonen
dat een verantwoordelijke pers de gevoelens van anderen moet respecteren en de
persvrijheid betekent niet de belediging aan hen.
Nr 12: ’Al-’Ahrām 6/2/06
Iran verbiedt Deense journalisten binnen te komen op haar grondgebied.
110
’Aḥmad ’Aš-Šalān
Verenigingen en organisaties, met uitbreiding van journalisten en islamitische
satellietkanalen, en enkele internetpagina’s, gaan in de aanval ter verdediging van de
profeet (’Allāh’s zegen en vrede zij met hem) tegen “de Deense belediging”, en roepen
op om protestbrieven te sturen tegen de publicatie van de cartoons, en verklaren de
motieven voor verbod op het afbeelden van de profeet in het algemeen. Deze
vredevolle aanvallen waren soms efficiënter dan deze die gepaard gingen met tumult
en woede.
Er zijn stemmen die oproepen voor voorzichtigheid in het omgaan met de crisis van de
cartoons, opdat de woede niet de overhand zou nemen op de reacties. De
woedeaanvallen op de diplomatieke delegaties, de moordbedreigingen en het
verbranden van de vlag worden de gekende symbolen voor het handelen van de
moslims, in een in principe geciviliseerde zaak.
Enkele van deze stemmen beschouwen dat deze beledigende cartoons tegen de islam,
afkeuring, verwerping en weigering verdienen, maar er was een kans op dialoog met
een land zoals Denemarken en andere Europese landen, in plaats van het veroorzaken
van meer woede van de Europeanen. Enkele van hun kranten beginnen met het
herhalen van de publicatie van de cartoons, net als het standpunt van de
tegenstanders tegen de overdreven islamitische reactie.
Ik heb een rapport gelezen uit Jeddah van Fāyzah Ṣālaḥ ’Umbah, gepubliceerd in de
krant ‘Washington Post’ over de godsdienstige onderzoeker Samīr Barqa, die zijn
standpunt bekend gemaakt heeft over het publiceren van de beledigende cartoons aan
de profeet. Hij verklaart dat de moslims impulsief en niet met ratio gereageerd hebben
en, van degenen die proberen hem te verdedigen, is dat iets wat niet strookt met de
instructies van de profeet (’Allāh’s zegen en vrede zij met hem).
Nr. 13: ’Al-Ḥāyaat 11/2/06
Tumult en woede.
111
Barqa keurt het in brand steken van de Deense ambassade in Syrië ten zeerste af; hij
zegt: “In het begin van de week vroeg ik van mijn jonge studenten gebruik te maken
van de situatie en het beste van de profeet (aan hem is vrede) aan het westen te
onderwijzen, maar in plaats van het bereiken van excuses van het westen, worden er
nu van ons excuses geëist over de daden van enkele jonge gewelddadigen.
Samīr Barqa haalt een gebeurtenis aan die plaats vond ten tijde van de profeet, toen
de profeet (’Allāh’s zegen en vrede zij met hem) gewond was en zijn bloed stroomde,
nadat enkele kinderen stenen naar hem hadden gegooid in de stad ’Aṭ-Ṭā’if, en er
wordt vermeld dat de nobele profeet niet zocht naar weerwraak op hen, maar hij
weigerde weerwraak toen engelen dit aan hem hadden aangeboden. Barqa
rechtvaardigt dit met de woorden dat wij deze weg van de nobele profeet moeten
volgen, toen hij niet reageerde op de belediging met hetzelfde, en dat de profeet
(’Allāh’s zegen en vrede zij met hem) vast en kalm bleef, en vandaag zal men soms
niet akkoord zijn met de wending die de gebeurtenissen nemen.
Het uitbreken van de huidige crisis op alle vlakken tussen de islamitische en de
westerse wereld na de belediging van het imago van onze nobele profeet (’Allāh’s
zegen en vrede zij met hem) werd veroorzaakt door de Deense kranten en de
publicatie van de beledigende cartoons door enkele Europese kranten. Dit heeft de
woede van de moslims opgewekt want ze willen de profeet van de mensheid en zijn
hoogste boodschap verdedigen. In de islamitische en in de hele wereld stelt zich de
grote vraag: hoe de beschaafde dialoog herstellen tussen de islamitische en de
westerse wereld? De dialoog die toelaat wederzijds respect te tonen voor de
heiligdommen en de religieuze symbolen. Wat is de internationale verantwoordelijkheid
vandaag om het spotten met religies en symbolen stop te zetten? Welke zijn de
middelen die toelaatbaar zijn volgens de islamitische wetgeving en die de moslims
kunnen gebruiken om te protesteren en hun profeet te verdedigen zonder dat anderen
Nr. 14: ’Al-Lewā’ ’Al-’Islamī 23/2/06
In de schaduw van de stijgende crisis rond de belediging van onze nobele profeet.
Hoe kunnen we de beschaafde dialoog tussen de islamitische en de
westerse wereld terug op gang brengen ?
112
hen beschouwen als gewelddadig en extreem in hun daden? Kan men de islamitische
media aanwenden om de crisis om te buigen in het voordeel van de islam en de
moslims? Al deze vragen werden voorgelegd door ’Al-Lewā ’Al-’Islamī aan de volgende
geleerden en hun ideeën zijn hier verwoord.
Dr. Muḥammad ’Abūlayla: ‘De profeet die nu beledigd werd is de eerste geweest die de
basis gelegd heeft van de internationale dialoog.’
Dr. Abd ’Al-Maaṭī Biyūmī: ‘De geleerden van de wereld moeten een internationale wet
opstellen die het beledigen van een godsdienst strafbaar maakt.’
Dr. Muḥammad ’Al-Jalīnd: ‘De oplossing van de belediging van de profeet van de
mensheid moet komen van de islamitische geest en beschaving.’
Dr. Ḥamdī Ḥassan: ‘Onze islamitische media zouden moeten leiden naar een positieve
dialoog tussen oost en west.’
Muḥammad ’Abūlayla, professor en voorzitter van de dienst islamitische studies in het
Engels aan de universiteit ’Al-’Azhar, bevestigt dat het uitbreken van de crisis tussen de
islamitische en de westerse wereld en het stopzetten van de dialoog de laatste tijd
veroorzaakt is door Denemarken en de andere westerse landen die de nobele profeet,
de islam en de moslims beledigd hebben. Ze hadden respect moeten tonen voor de
grootste persoon die de geschiedenis ooit gekend heeft. De geschiedkundigen van
west en oost waren het erover eens dat Muḥammad ’Ibn Abd’allāh de grootste man
was, die in zijn leven het belangrijkste gerealiseerd heeft dat ooit iemand in zijn leven
heeft kunnen realiseren en dat geen enkele leider ter wereld hetzelfde gerealiseerd
heeft.
De profeet (’Allāh’s zegen en vrede zij met hem) die men nu beledigd heeft, was de
eerste die de basis van de werelddialoog gelegd heeft en vrede, veiligheid en
barmhartigheid gebracht heeft. Hij heeft zijn hele leven gepreekt voor liefde en
hulpvaardigheid tussen de mensen, hij was tegen het extremisme dat bestond vóór de
islam, hij riep op tot islamitische broederlijkheid die de mens respecteert en geen
onderscheid maakt tussen de geslachten, de rassen of de sociale klassen. Hij heeft de
mens opgewaardeerd en het goede voorbeeld getoond voor onderlinge verhoudingen,
aanvaarding van de anderen en een goede verstandhouding, ver van persoonlijke
belangen. Hij heeft de woorden van God verkondigd aan de mensen : ‘Wij hebben de
mensen geschapen, mannen en vrouwen, volkeren en stammen om elkaar te leren
kennen.’ En hij heeft gezegd : ‘Een Arabier is niet beter dan een andere en een blanke
113
is niet beter dan een zwarte, alleen het geloof en hun goede daden tellen.’ Hij
beweerde dat het werk en de creatieve geest de basis vormen van de wisselwerking
tussen mensen en niet de persoonlijke belangen die veel negatieve zaken met zich
meebrengen zoals oorlog en onderlinge twisten.
De persoonlijkheid van de profeet.
Dr. ’Abūlayla voegt eraan toe dat de profeet de eerste was die een akkoord sloot met
niet-moslims, nl. met de joden van Medina. Hij heeft ze geïntegreerd in de
maatschappij en aan de moslims zijn bekende woorden verkondigd: ‘Ze hebben
dezelfde rechten als wij en hun plichten zijn ook onze plichten.’ Zodoende heeft hij de
burgerlijke en religieuze rechten van moslims en niet-moslims gelijkgesteld. Hij (’Allāh’s
zegen en vrede zij met hem) was de eerste ter wereld die algemene gratie verleende,
hoewel hij aan de winnende hand was en zijn vijanden hem niet aan konden. Hij heeft
ze toegesproken met zijn bekende woorden: ‘Vertrek…u bent vrij.’ Hij heeft zich niet
gewroken maar hij heeft onvoorwaardelijk vrede gesloten met de anderen, dit wil
zeggen dat hij ze niet verplicht heeft moslim te worden. De profeet heeft meer dan
tien jaar in Mekka geleefd. Hij heeft het kwade bestreden met het goede voorbeeld. Hij
heeft altijd zijn volgelingen de raad gegeven geduld te oefenen. Hij heeft geen wapens
gebruikt in Mekka en hij heeft nooit opgeroepen wapens te gebruiken. Maar hij heeft
de woorden van God gebruikt: “Zeg dat de vrede en de barmhartigheid met u zijn.”
Zijn boodschap was de eenheid. De profeet die beledigd werd door westerse gekken,
heeft zich opgericht voor de begrafenisstoet van een overleden jood want die was
evengoed een ziel gemaakt door God. Hij heeft vreemdelingen goed ontvangen in zijn
moskee.
Het standpunt van de moslims moet geconcretiseerd worden.
Dr. ’Abūlayla vraagt om het Arabische en islamitische standpunt duidelijk te maken
door middel van verenigingen en niet-gouvernementele groepen om weerwerk te
bieden tegen degenen die de profeet van de mensheid beledigd hebben. Hiervoor
moet men niet alleen de plaatselijke, maar de wereldwijde media gebruiken.
Wij zijn hier niet om respect voor de profeet (’Allāhs zegen en vrede zij met hem) te
eisen want hij staat daar boven. Hijzelf heeft dit ook niet gedaan maar hij raakte het
hart van mensen door zijn hoogstaande boodschap. Wat wij vragen is de internationale
betrekkingen te behouden en de ideeën van de islamitische en de westerse wereld
dichter bij elkaar te brengen, want het westen begaat een stommiteit als het denkt dat
114
de islam oorzaak is van terrorisme en dat de profeet dat zou aangemoedigd hebben.
Dit is een menselijke dwaling want de profeet (’Allāh’s zegen en vrede zij met hem)
heeft de mensen geleerd van elkaar te houden en elkaar te helpen. Hij heeft de
onderdrukten geholpen en de islam heeft aan de moslims geleerd te vergeven en
samen te werken met anderen. De islamitische beschaving heeft alle volkeren verenigt.
De islam heeft een beschaving opgericht die over de hele wereld bekend is. Hoe kan
men een dergelijke beschaving oprichten met een religie gebaseerd op terrorisme ? De
islam zien als oorzaak van terrorisme is een teken van de decadentie van de wereld.
Vandaag zijn geen religieuze symbolen of gebruiken nog heilig. Het einde van de
wereld zal bedroevend zijn.
Abd ’Al-Maaṭī: een internationale wet opstellen.
Dr. Abd ’Al-Maaṭī Biyūmī, de vroegere voorzitter van de religieuze faculteit van ’Al-
’Azhar en lid van de vereniging van islamitische geleerden, zegt dat de crisis,
veroorzaakt door de karikaturen die de profeet beledigd hebben in de Deense en de
westerse kranten, een hoogtepunt bereikt heeft. Om hieruit te raken moeten er eerst
excuses geformuleerd worden en dan moeten de geleerden van de hele wereld een
wet opstellen die het beledigen van religies verbiedt want de zaak is op een gevaarlijk
punt gekomen. Ofwel maakt men een wet die de islam respecteert en straft men
degenen die de islam beledigen, ofwel gaan we naar een andere relatie tussen de
islamitische en de westerse wereld.
In het westen zijn er veel mensen die de islam goed kennen, maar de extremisten in
het westen zijn erin geslaagd de publieke opinie te misleiden tot dit gevaarlijk niveau.
Ofwel zullen de extremisten de wereld naar dergelijke confrontaties leiden, ofwel zullen
de wijzen dit conflict en deze beledigingen tussen religies kunnen stoppen.
Hij vraagt ook dat het decreet van de Verenigde Naties van november laatstleden, dat
het beledigen van religies strafbaar maakt, geconcretiseerd wordt en dat dit decreet
een internationale wet wordt. Dit is even belangrijk als de wet tegen het antisemitisme
want volgens Mr. Amrū Mūsā (secretaris-generaal van de Arabische landen) is het niet
logisch dat het antisemitisme strafbaar is terwijl anti-islam uitingen een teken zijn van
vrijheid en beschaving. We moeten deze zaken op dezelfde manier behandelen en het
westen moet hiervan leren zodat er terug een goede verstandhouding en een
vruchtbare dialoog komt tussen de islamitische wereld en het westen.
115
Protesteren op een beschaafde manier.
Muḥammad ’Al-Jalīnd, professor en voorzitter van de afdeling islamitische filosofie aan
de faculteit wetenschappen aan de universiteit van Caïro, wijst het gebruik van geweld
bij de protesten af.
Het verbranden van auto’s, het aanvallen van diplomaten, enz. zijn zaken die de islam
niet toelaat want dat leidt tot nog ergere gevolgen. Wij verdedigen een rechtmatige
zaak en wij verdedigen de profeet (’Allāhs zegen en vrede zij met hem) met al onze
mogelijkheden op een legale en beschaafde manier. Deze massale manifestatie heeft
de band versterkt tussen de leiders, de volkeren, de zakenlieden, de gewone mensen.
Iedereen heeft zijn rol gespeeld: de boycot, de verwijdering van Deense producten uit
de handel; enkele landen zoals Saoedi-Arabië, Syrië, Libië en Iran hebben hun
ambassadeurs teruggetrokken uit Denemarken; in sommige landen werden de Deense
ambassadeurs ter verantwoording geroepen. Dit zijn stappen die een positief effect
hebben bij het verdedigen van de profeet. Het verbranden van Deense en Noorse
ambassades en consulaten zoals in enkele landen gebeurde, is onaanvaardbaar. Het
beschadigt het imago van de moslims en het beschadigt hun zaak nl. het verdedigen
van de profeet tegen de beledigingen. Hij dringt erop aan dat de jongeren zich aan de
wetten houden en dat je iets slechts niet kan bestrijden met iets slechts. Je moet je
beheersen en je niet laten meeslepen door de emoties want dat gaat in tegen de
belangen van de islam en de moslims in het westen.
Religies en heilige plaatsen moeten beschermd worden door een internationale wet die
het beledigen van religies strafbaar maakt.
Hoe kunnen de media een oplossing brengen ?
Dr. Ḥamdī Ḥassan, professor van de islamitische media aan de universiteit ’Al-’Azhar,
wijst de visie af van de gekken in de media op de crisis en op de oplossing van het
conflict. Op basis van vrijheid van meningsuiting publiceert een krant karikaturen van
de profeet van de moslimwereld, een tweede doet hetzelfde, een derde ook en zo
tonen de vijanden van de godsdienst hun haat tegenover de islam en de moslims.
Bij dit alles schieten de Arabische en islamitische media tekort om dit fenomeen te
exploiteren en de islam kenbaar te maken als brenger van een betere boodschap en
liefde voor de mensheid. Om hun werk goed te doen moeten ze de profeet kenbaar
maken en de fundamenten van de islam uitleggen. Als de moslims samenwerken en
een akkoord bereiken zullen ze een onontkoombare kracht vormen. God zal diegenen
steunen die de profeet verdedigen. Het is nodig dat de media uitleg geven over de
116
islam in het algemeen en niet over de problemen tussen de moslims onderling zodat
anderen de islam beter begrijpen. Het westen staat ver van onze cultuur en onze
manier van denken en leven, maar het is nodig dat het westen de essentie van onze
godsdienst, ver van de verschillende interpretaties, leert kennen. De islamitische religie
heeft eenheid gebracht en is gekomen met de boodschap dat er slechts één God
bestaat. De islam heeft het leven na de dood bevestigt en wat er ons wacht na de
dood, nl. het oordeel tussen goed en kwaad. De islam heeft het respect voor de
profeten en de algemene wetgeving gebracht. Dit alles moet uitgelegd worden aan de
niet-moslims, meer dan de verschillende stromingen en de geschiedkundige
gebeurtenissen.
Hij voegt eraan toe dat de manifestaties in de verschillende Arabische en moslimlanden
een positieve impact hebben voor de miljoenen moslims en niet-moslims die dit gedrag
(het beschadigen van de profeet) ontoelaatbaar vinden. Dit gaat verder dan vrijheid
van meningsuiting. Hij zegt dat deze manifestaties gekaderd moeten worden en niet
eenmalig mogen zijn. De officiële instellingen moeten hun rol opnemen en onderling
samenwerken zodat de belangen van de islam niet in het gedrang komen.
Hij vraagt om na te denken over echte projecten om de godsdienst en zijn profeet te
verdedigen, bijv. huren van zendtijd op buitenlandse zenders om uitleg te geven in de
plaatselijke taal over de islam en het leven van de profeet, het organiseren van
voordrachten in alle talen, het verspreiden van folders en het organiseren van quizzen
waarbij men iets kan winnen voor niet-moslims die in de islamitische wereld en
daarbuiten leven. Moslims die in het westen leven kunnen uitleg geven in de media
over hun godsdienst in de taal van het land waar ze leven. De moslims moeten praten
over hun standpunten tegenover degenen die de islam beledigen en een goed reëel
beeld geven van wat de islam inhoudt.
117
Waarom houdt de šayḫ van de ’Al-’Azhar vast aan het bijregelen van de nobele Koran
en de ’As-sunna ’Aš-Šarīfa om de westerse regeringen te behagen en het verkrijgen
van goedkeuring van de macht?
Waarom is de šayḫ uit op het beledigen van de moslims en op het uitlokken van hun
woede met onderlinge meningsverschillen als gevolg?
Wat is de echte reden waardoor dokter Saīd Ṭanṭāwī dit beeld begint neer te halen
waarmee niemand akkoord is, dit is slecht voor de islam en de moslims?
Woorden en fatwa’s van de šayḫ die op de zetel zit van de šayḫ van de islam - šayḫ
van de ’Al-’Azhar – die niet kunnen terugvallen op het vermogen van de moslims of
niet-moslims die een beetje geweten hebben, om haar te dragen of om ermee akkoord
te gaan…
In een tijd dat de vijand van de islam alle grenzen en rode lijnen overschreden heeft
en in de Deense krant een graad van belediging en minachting voor de persoon van de
nobele profeet (’Allāh’s zegen en vrede zij met hem) bereikt heeft, laat šayḫ Ṭanṭāwī
niet na beleefd te blijven voor de ambassadeur van Denemarken Pierre Songe ten
nadele van de islam en de moslims. De ambassadeur rechtvaardigt zijn afwijzing voor
wat in de pers van zijn land stond en hij stelde zich tevreden met de woorden dat
Muḥammad dood is en dat hij zich niet kan verdedigen en dat men de doden niet moet
beledigen.
Zijn speech was geen stommiteit zoals de ramp van šayḫ Ṭanṭāwī, ‘de beleefde’,
waarmee hij speciale nadruk plaatste op de speech van de ambassadeur zeggende dat
de belediging aan de doden in het algemeen zoals van de profeten en de hervormers
verworpen wordt, en hij voegde het verwerpen van de belediging van de profeet
(’Allāh’s zegen en vrede zij met hem) toe omdat hij het leven heeft verlaten. Hij is
Nr. 15: ’Al-Arabī Sunday 5/2/06
De šayḫ beschreef de nobele profeet als een dode man, voordat hij gedwongen
werd om af te zien van de oproep tot boycot van de producten van Denemarken.
Ze zonderen deze man af van de top van de ’Al-’Azhar.
118
zeker dat de mensen respect hebben voor degenen die hun leven hebben beëindigd en
gestorven zijn.194
De ‘beleefde’ sjeikh verklaarde dat Muḥammad (’Allāh’s zegen en vrede zij met hem)
dood is, dat is hetgene waarover de geleerden van de islam van Egypte zich kwaad
maken met aan hun hoofd dokter Alī Juma - mufti ’Ad-Diyār ’Al-Miṣriya- die in een
ontmoeting met de Deense ambassadeur in Dār ’Al-Fitā’, zei dat de profeet niet
opgehouden heeft te leven in de geesten van alle moslims en dat hij niet dood is.
Op die manier is de šayḫ van de ’Al-’Azhar vriendelijk tegenover de Deense
ambassadeur ten nadele van de islam.
De beleefde šayḫ is ook de šayḫ die zijn fatwa’s aanpast naargelang de
omstandigheden en wij hebben ondervonden dat hij zijn mening verandert. Hij drukt
zijn afkeuring uit voor wat in de Deense krant stond, niet omdat de profeet dood is
maar omdat het de profeet van de islam is. Dit is nadat de wereld opstond tegen de
belediging van de profeet en nadat de golf van gewelddadige protesten tegen de
belediging naar de profeet (op hem is zegen en vrede) in de hele Arabische en
islamitische wereld heftiger werd.
De oproepen voor boycot van de Deense en Noorse producten verdubbelden nadat
Noorwegen van zijn kant, deelnam aan de belediging met het opnieuw publiceren van
de beledigende cartoons tegen de profeet, onder het motto van vrijheid van gelijke
rechten.
In enkele landen betoogden de moslims voor de ambassades van Denemarken en voor
de gebouwen van de VN. Er verschenen enkele niet-moslim schrijvers die deze
gebeurtenis hekelen. Zelfs Bill Clinton, voormalig president van Amerika, vroeg zich af:
“Wat indien de wereld zich richt op het vervangen van het antisemitisme door een anti-
islam gevoelen?”
Hij drukte daarbij zijn afkeuring van de belediging tegen de persoon van de profeet
van de moslims uit.
194
Letterlijke vertaling: Hij is zeker dat de mensen respect hebben voor degenen die hun einde hebben
beëindigd en gestorven zijn.
119
De šayḫ veranderde zijn positie slechts nadat hij de ernst van de situatie inzag en dat
zijn woorden verworpen werden door iedereen en hij moet in die richting verdergaan.
De volgelingen van de fatwa’s van dokter Muḥammad Saīd Ṭanṭāwī vinden het niet
vreemd dat hij zijn positie en zelfs zijn vleierij veranderde.
De šayḫ van de ’Al-’Azhar, dokter Muḥammad Saīd Ṭanṭāwī, schaarde zich achter de
beslissing van de Franse regering en geeft haar het islamitisch religieuze bewijs in een
uitgave van de wetten die het dragen van de hoofddoek in scholen verbiedt. Dit was
ook een vleierij van de šayḫ aan de Franse minister van Binnenlandse Zaken, Nicholas
Sarkozy, in zijn ontmoeting met het college van šayḫs in het jaar 2003.
Zijn beschrijving van de verwerpers voor de normalisering zijn lafaards en onwetenden
en de verwerpers van de normalisering liggen onder zijn schoen. Hij houdt niet op bij
deze grens maar gaat naar het verklaren van zijn protesten op het hoofd van de paus
Šanūda die de (leden van de) Koptische kerk verbiedt om naar Israël te gaan voor het
uitvoeren van rituelen van de christelijke hajj naar het heilige land, Bethlehem in
Palestina zolang het zich onder Zionistische bezetting bevindt.
Maar de šayḫ gaf blijk van lef in zijn fatwa’s en omschreef de zelfmoordacties in
Palestina als niet-islamitisch en niet aanvaardbaar voor de islam omdat dat het doden
van zionistische burgers is, ondanks het feit dat elk persoon in Israël die met geweld
de rechten van de Palestijnen schendt, een nieuwkomer is vanuit een ander land naar
Israël om de rechten van het volk van Palestina te stelen.
Šayḫ Ṭanṭāwī dwaalde opnieuw in zijn fatwa die handelt over het verzet tegen de
Amerikanen in Irak. Hij omschreef de Irakese jihād tegen Amerika als geen jihad.
Irakese verantwoordelijken, die samenwerken met de Amerikaanse bezetting, als
doelwit nemen, is een onaanvaardbare en verboden misdaad en eenieder die dit (deze
misdaad) pleegt verdient de doodstraf.
Zo komt de fatwa van šayḫ Ṭanṭāwī over. Het aanzien van de ’Al-’Azhar verzwakte op
die manier door zijn beide handen. De šayḫ zweeg en sloot zijn oren wanneer de
Amerikaanse troepen de Irakese moskeeën binnendrongen en haar bevuilden met hun
schoenen. Wanneer wij boos werden op de šayḫ zei hij, waarom hebben de Irakezen
deze verklaring niet zelf gepubliceerd, dat is een zaak van de Irakezen. De vraag is hoe
120
lang de grote iman, šayḫ van de ’Al-’Azhar, zal blijven vleien ten koste van de islam en
hoe lang hij de islam zal aanpassen aan zijn fatwa’s?
Wij sluiten niet uit dat hij met zijn uitmuntende eigenschap de islam afstemt voor het
makkelijker maken van de erfelijke overdracht van de macht van Mubārak naar Jamāl,
wij zullen morgen afwachten.
Kopenhagen – speciaal voor ’Al-’Ahrām.
Carsten Juste, hoofdredacteur van de Deense krant Jyllands-Posten, die op 30
september laatstleden, de beledigende cartoons aan de profeet (op hem is zegen en
vrede) publiceerde, biedt zijn verontschuldiging en zijn spijt aan over het publiceren
van de cartoons, en hij zegt dat het niet de bedoeling was de persoon van de profeet
of zijn religieuze waarde te raken.195
Hij zei in een verklaring die in de krant in het Arabisch gepubliceerd werd: “Wij hebben
deze cartoons gepubliceerd en beseften niet de omvang van de gevoeligheid ervan
voor de moslims, degene die in Denemarken leven of erbuiten - en die zijn met 100
miljoen in heel de wereld - enkel (beseffen we) dat het publiceren van de cartoons niet
in strijd is met welke Deense wet dan ook betreffende persvrijheid en het uiten van
mening.
In een verklaring die komt onder de titel “een andere manier om te excuseren”
bevestigde Carsten Juste dat enkele media in de wereld deze crisis misbruiken en ze
hebben sommige van de cartoons die een band hebben met ons, gepubliceerd in een
bedoelde poging om te islam en de profeet (’Allāh’s zegen en vrede zij met hem) te
beledigen.196 De hoofdredacteur van de Deense krant voegde eraan toe dat hij zich
meerdere ernstige pogingen getroost heeft om de effecten van het misverstand, dat
195
De naam Karsten Juste werd hier Karsten Buste geschreven. 196
De naam Karsten Juste werd hier Karsten Luste geschreven.
Nr. 16: ’Al-’Ahrām 6/2/06
In een verklaring in de Arabische taal.
Hoofdredacteur van de Deense krant excuseert zich voor de cartoons.
121
het resultaat was van deze crisis, op te heffen. Hij heeft meerdere vergaderingen met
de verantwoordelijken van de islamitische migranten in Denemarken samengebracht
om de pogingen voor onderlinge samenhang en dialoog met de moslims af te ronden.
De organisatie ’Al-Jisr organiseert in maart eerstkomende in Denemarken een
internationaal congres voor de Deense journalisten met als doel kennis te laten maken
met de waarheid van de islam en de negatieve afbeeldingen erover in de media tegen
te houden.
En Fāḍil Sulaymān, voorzitter van de organisatie ’Al-Jisr zei dat de internationale
organisatie doelt op de relaties tussen de godsdiensten en de rassen. Het congres
streeft naar het tegenhouden van de negatieve afbeeldingen over de islam in de media
en naar het opleiden van de journalisten over de islam en om meer kennis te hebben
erover, en daarenboven naar het geven van steun aan de islamitische minderheid in
Denemarken.
Sulaymān zei: “De organisatie ’Al-Jisr krijgt vragen naar steun aan de islamitische
minderheid in de hele wereld… Na het einde van het Deense congres zullen wij
beginnen plannen maken voor een ander congres in Australië”.
In Denemarken leven er ongeveer 180 000 moslims, dit vertegenwoordigt 3% procent
van de globale bevolking op een algemeen aantal van 5,3 miljoen personen, en een
meerderheid van deze immigranten is van Turkse afkomst.
Men ziet de Islam als tweede godsdienst in Denemarken na de christelijk-protestantse
godsdienst die wordt beleden door 4/5 van de bevolking.
Er zijn in het Deense parlement drie moslims, ze zijn: Nāṣir Ḫaḍir die de wortels draagt
van Syrië, Ḥusayn ’Arāk van Turkse afkomst en Kamāl Qurši en (hij) is van Pakistaanse
afkomst.
Nr 17: ’Al-Lewā’ ’Al-’Islamī 16/2/06
Een congres om de Deense journalisten kennis te laten maken met de
islam.
122
Kopenhagen - AFP
Op vrijdag 10/3/2006, tijdens het congres voor culturele en godsdienstige dialoog in de
hoofdstad van Denemarken, riepen godsdienstige mensen en propagandisten van de
moslims de Deense regering op, om officiële excuses aan te bieden betreffende de
zaak van de beledigende cartoons aan de profeet Muḥammad, samen met het
aanbieden van oplossingen om uit de crisis, die de oorzaak is van de spanning tussen
Kopenhagen en de islamitische wereld, te raken.
Op het einde van het congres dat plaatsvond in Kopenhagen, raadden de mensen van
de godsdienst en de propagandisten van de moslims, hopend op een kalmering van de
spanning, vooral aan om een instelling van dialoog tussen Denemarken en de
islamitische wereld op te richten. De mensen van de moslimgodsdienst, waaronder
Amr Ḫālid, de Egyptische prediker eisten van Denemarken het aanbieden van officiële
excuses voor het vestigen van de verhoopte verzoening en om het vertrouwen van de
islamitische wereld te winnen.
Met de organisatie van dit congres, dat een dag duurde met de deelname van
gematigde islamitische personen en christenen en ongeveer 50 jongeren van
Denemarken en landen van het Midden-Oosten, streeft Kopenhagen naar het herstel
van de positie.
De prediker Amr Ḫālid zei dat de instelling voor dialoog in Kopenhagen een nuttig
hulpmiddel zal verlenen voor het beter begrijpen van de islam en de islamitische
beschaving in Denemarken; dit zal een brug vormen voor het verklaren van de
godsdienstige tradities en de Deense cultuur aan de islamitische wereld. Hij voegde
eraan toe: “Wij willen dat de Deense samenleving de mogelijkheid heeft voor inzicht in
onze cultuur zodat dergelijke problemen zich in de toekomst niet herhalen’’.
Nr. 18: ’Al-Arabiya 10/3/06
Adviezen voor de oprichting van een instelling voor de dialoog tussen
Denemarken en de islamitische wereld. Het congres van godsdienstige
dialoog riep Denemarken op tot excuses om uit de cartooncrisis te komen.
123
De moslimdeelnemers riepen op tot “een ontwikkeling van de gouvernementele
instellingen en van de NGO’s voor een verbetering van de samensmelting van de
volkse en godsdienstige minderheden in de gastlanden. Ze legden deze bal in het
kamp van de Deense regering die streeft naar verzoening met de islamitische wereld.
Het congres begon met het richten van kritiek op de regering van behoudsgezinde
liberaal Anders Fogh Rasmussen, aan wie gevraagd werd om officiële excuses aan te
bieden, vóór men werk maakt van verzoening.
Het publiceren van de cartoons over de profeet Muḥammad in een grote Deense krant
Jyllands-Posten veroorzaakte een hevige storm van protesten in de islamitische landen
die leidde naar een boycot van Deense producten.
Amr Ḫālid was van mening dat de Deense regering meerdere zaken moet doen, ze
moeten excuses aanbieden en zelfs excuses blijken niet meer genoeg in het licht van
de opeenstapelingen van deze zaken. Hij voegde eraan toe dat “Denemarken nood
heeft aan het bouwen van bruggen en het openen van haar markten voor de Arabische
landen en deelname aan concrete projecten voor een terugkeer van de dialoog”.
Rasmussen verklaarde meerdere keren dat hij de artikels van de kranten niet schrijft,
bijgevolg kan hij geen excuses aanbieden in haar naam, eraan herinnerend dat de
vrijheid van mening een hoeksteen is van de Deense democratie.
Van zijn kant gaat de Koeweitse prediker Ṭāriq ’As-Suwaydān, die leiding geeft aan het
islamitische satellietkanaal ’Ar-Risāla’ en deelneemt aan het congres, een stap verder.
Hij zei: “Wij willen dat de Deense regering zich verbindt tot een rechtstreekse dialoog
met de Deense moslims en wij eisen officiële excuses zoals de Noorse regering heeft
gedaan.”
Hij voegde eraan toe: “Wij willen ook dat de wetten van Denemarken en van de
Europese Unie veranderen: ofwel hebben jullie een vrijheid van mening over alles
waaraan de holocaust en het antisemitisme vasthangt ofwel veranderen jullie de
wetten betreffende het respect voor godsdienstige symbolen zoals onze profeet
Muḥammad.”
124
’As-Suwaydān bevestigde: “Wij zijn niet boos omwille van de cartoons, zelfs al is er een
beeld dat de profeet afbeeldt met een bom in zijn tulband en dat hem voorstelt als een
terrorist, een belediging die niet kan vergeven worden. Wij zijn boos omwille van de
manier waarop jullie regering is omgegaan met deze zaak.”
Hij voegde eraan toe: “De verwerping van jullie premier voor het ontvangen van onze
ambassadeurs en de weigering om excuses aan te bieden zoals de Noorse regering
heeft gedaan” ervoor waarschuwend dat als “deze eisen niet ingewilligd worden, de
boycot van Deense producten zal verdergaan.” Hij betoogde dat de westerse wereld
een ernstige fout begaat wanneer ze de diepgang van de toewijding van de moslims
aan hun profeten niet naar waarde schatten.
In een poging om de gemoederen te bedaren, bevestigde de bisschop Karsten Nissan
die in februari een lovenswaardige boodschap bracht naar Caïro tijdens de week “Wij
willen dat de islamitische wereld weet dat Denemarken geen vijand is van de islam.197
Wij willen dat de wereld weet dat wij een leven in vrede met de moslims in
Denemarken en in de wereld verlangen.’’
Voor de start van die dagen, werd kritiek uitgebracht op het congres door andere
mensen van de moslimgodsdiensten die niet uitgenodigd waren tot deelname eraan en
ook door het centrum ‘Simon Wiezenthal’ dat betreurt dat er geen afgevaardigden van
de joodse godsdienst aanwezig zijn.
197
In een poging om de gemoederen te bedaren, bevestigde de bisschop Karsten Nissan die in februari
een lovenswaardige boodschap bracht naar Caïro tijdens de week. ‘Tijdens de week’ betekent
waarschijnlijk ‘vorige week’.
125
1. Inleiding.
In deze analyse van het corpus heb ik een onderverdeling gemaakt volgens de inhoud
van de artikels, sommige artikels passen dus in meerdere groepen.
Daarnaast ga ik de strekking van de krant na en geef ik een korte geschiedenis van
elke krant.
2. Korte toelichting bij de gebruikte kranten.
De meeste kranten uit dit corpus zijn Egyptisch.
De Egyptische krant ’Al-’Ahrām (de piramiden) werd in 1876 door twee Libanese
broers, Salim en Bechara Taqla opgericht. In de toelatingsaanvraag die werd
voorgelegd aan de autoriteiten stond te lezen dat men zich niet zou mengen in de
politiek... Na drie jaar werd de krant voor enkele maanden geschorst, omdat ze de
Khedive hadden beschuldigd van diefstal. In 1884 volgde opnieuw een schorsing,
jawel… omdat men zich te veel met politiek had bemoeid …
In 1881 werd ’Al-’Ahrām een dagelijkse krant en in 1889 vestigden ze hun hoofdbureau
in Caïro. De inhoud van de krant wordt gecontroleerd door het ministerie van
Informatie, ondanks dit worden hun opiniestukken gewaardeerd. Verder hanteert de
krant een sobere formulering en biedt een brede waaier van rubrieken aan. Tot op de
dag van vandaag blijft ’Al-’Ahrām een maatstaf en slaagt er bovendien in om zich meer
dan behoorlijk overeind te houden in het medialandschap.198
Daarnaast vindt men ’Al-Maṣrī ’Al-Yawm, een dagelijkse Egyptische onafhankelijke
liberale krant, die zich vooral toelegt op wat er omgaat in het land. Ze spitten de lokale
gebeurtenissen uit tot op de grond en zorgen vooral voor wat oppositie.199
In 1946 werd de Libanese krant ’Al-Ḥayāt in Beirut opgericht door Kamal Mrowe. Ze
groeide uit tot een prominente en gerespecteerde krant. Omwille van de burgeroorlog
198
ELIAS, H.E., 1993 : La presse arabe, p. 34. 199
AL AMRANI, I., 2006 : “Why Al Masri Al Youm matters?”, Internet, 14-7-2007 op
http://arabist.net/archives/2006/02/24/why-al-masri-al-youm-matters/
Hoofdstuk 6: Analyse van het corpus.
126
en 13 bomaanslagen op hun kantoren zag men zich genoodzaakt de publicatie in 1976
stop te zetten. In 1986 hervatte de krant haar publicaties in Londen. Sinds 1991 is de
krant in handen van de Saoedische prins Ḫālid bin Sulṭān. ’Al-Ḥayāt wordt onder meer
gedrukt in Londen, New York, Frankfurt, Cairo, Beiroet, Bahrein…
Deze pan-Arabische krant onderscheidt zich van andere door haar graad van
professionalisme en intellectuelen verkiezen deze krant vooral voor de opiniestukken.
Daartegenover valt wel op te merken dat de accuraatheid van hun politieke analyses
ietwat lijdt onder haar verblijf in het Westen.200 201
De krant ’Al-Arabi en haar zondagse uitgave ’Al-Arabi Sunday is het medium van de
Democratische Nasseri partij. Ze beweren de ‘andere kant van het verhaal’ te brengen
en zijn een stem in de oppositie.202
Het Egyptische nieuwsblad ’Al-Lewā’ ’Al-’Islamī (Islamic Banner), wordt wekelijks
uitgegeven en is in handen van de regerende partij, de Nationale Democratische partij
van Ḥosnī Mubārak.
De webpagina van het Saoedische nieuwskanaal ’Al-Arabiya, gekend onder ’Al-
Arabiya.net is één van de beste en meeste gelezen Arabische nieuwssites. Met de
slogan ‘Interesting Journalism’ streeft men ernaar om het nieuws heet van de naald te
brengen en verschillende opinies over politiek, sport, zaken en entertainment aan te
bieden.203
3. Classificatie van het corpus.
3.1. Betogingen en brandstichtingen.
Artikel nr.1 verslaat de betogingen van de studenten en professoren van alle
faculteiten aan de universiteit van Caïro en de voorbereidingen voor een grotere
demonstratie die de volgende maandag zal georganiseerd worden. Daarvoor werden
uitnodigingen gestuurd naar vakbonden en politici. Tijdens de betoging in de
200
ELIAS, H.E., 1993 : La presse arabe, p. 143. 201
RUGH, W.A., 2004 : Arab mass media, pp. 170-171. 202
Zie officiële website, Internet 14-7-2007 op http://www.al-araby.com/ 203
Zie officiële website, Internet 14-7-2007 op http://www.alarabiya.net/english.html#005
127
universiteit eisten de betogers een strengere afwijzende en veroordelende houding en
de uitwijzing van de diplomatieke delegaties van landen die de cartoons publiceerden.
De toon in dit artikel is neutraal verslaggevend.
Artikel nr. 2 gaat dieper in op de gebeurtenissen tijdens de demonstratie die
plaatsvond in de ’Al-’Azhar moskee. Deze werd door Dokter Muḥammad Saīd Ṭanṭawī,
šayḫ van de ’Al-’Azhar, geleid. Hij werd meerdere malen onderbroken en de studenten
hekelden hem omwille van zijn lakse houding. Ze riepen slogans voor de uitwijzing van
de ambassadeurs, voor de boycot van Deense producten en tegen Ṭanṭawī.
Dokter Maḥmūd Ḥamdī Zaqzūq, minister van Religie, kwam ook aan het woord en
verklaarde dat de islam de vrije meningsuiting niet verwerpt maar wel de belediging
aan de profeet.
Dokter ’Ahmād ’Aṭ-Ṭayib riep op tot een verandering van de opvoedingsmethodes in
het Westen.
Ook de universiteiten van Qana en Bunha waren het toneel van demonstraties.
De secretaris-generaal van de Islamitische Wereld Liga riep op tot een krachtdadige en
eenduidige reactie van de islamitische landen.
Dit artikel is een weergave van de strakkere houding in de crisis. Men laat vooral
religieuze verantwoordelijken aan het woord.
Artikel nr. 3 geeft een opsomming van een heel aantal acties, gebeurtenissen en
manifestaties die plaatsvonden in de islamitische wereld als reactie op de publicatie
van de cartoons.
Sāmiḥ Ašūr, van de ‘vakbond van de rechters’ noemt de feiten onverenigbaar met de
waarden en fundamenten van een beschaafde wereld. Hij vindt een boycot het
minimum voor de uitdrukking van hun afkeuring.
In dit weinig samenhangend artikel overladen met reacties komt de verdediging van de
profeet op de voorgrond.
Artikel nr. 4 beschrijft de Palestijnse protestacties na het vrijdagmiddaggebed. De
woordvoerder van Ḥamās plaatst de beledigingen in het kader van terrorisme,
extremisme en in de lijn van de ontheiliging van de Koran door Amerikanen en
Israëli’s.
Dit artikel is een neutrale weergave van de gebeurtenissen waarin men de nadruk legt
op de protestacties van Ḥamās.
128
Artikel nr. 5 meldt de brandstichting in het Deense consulaat in Beiroet. Na
gelijkaardige incidenten in de Deense en Noorse ambassade in Damascus legt Amerika
de verantwoordelijkheid bij Syrië wegens falen in de bescherming.
Syrië drukt zijn spijt uit en Libanon zijn afkeer voor de gewelddadige acties.
De verslaggeving in dit artikel is neutraal, men laat beide zijden aan het woord die de
acties betreuren.
Artikel nr. 6 brengt verslag uit van de toenemende protestmarsen en het aanhoudende
geweld tegen de Deense ambassade in Teheran. Kofi Annan roept op tot rust en
dialoog.
De Iranese krant Hamšahrī provoceert met een cartoonwedstrijd om de beste
satirische cartoon over de holocaust te maken.
De houding van het Westen ten aanzien van de crisis komt aan bod in dit artikel.
3.2. Boycot.
Artikel nr. 7 bericht over de toenemende boycot van Deense producten, omdat er geen
excuses worden aangeboden. Deense ondernemingen vrezen voor hun omzet in de
islamitische landen en proberen via reclame in Arabische kranten hun belangen te
vrijwaren.
Dit artikel bericht op een neutrale manier over de boycot en de gevolgen ervan.
In artikel nr. 8 spreekt Muḥammad Saīd Ṭanṭāwī, šayḫ van de ’Al-’Azhar, zich uit voor
de boycot van álle islamitische landen tegen álle landen die beledigingen hebben geuit.
In artikel nr. 9 wordt Dokter Maḥmud Šabān raadgever van de minister van
Buitenlandse Zaken geïnterviewd over de houding van het ministerie van Buitenlandse
Zaken in de cartooncrisis. Šabān wijst op de prompte reactie van hun ambassadeur in
Kopenhagen. Na de afwijzing van de Deense premier voor een bijeenkomst met
ambassadeurs in islamitische landen startte Egypte een intensieve diplomatieke
campagne. Šabān vindt de boycot irrealistisch maar de druk is wel nodig en heeft
succes.
In de inleiding van dit interview is de auteur verontwaardigd en wat agressief. Hij
verdedigt de islam, die de laatste jaren altijd de gebeten hond leek.
129
3.3 Vijandige toon.
Artikel nr. 10 verdenkt de Joden ervan de hand te hebben in de publicatie van de
cartoons om Europeanen en moslims tegen elkaar in het harnas te jagen. Als ‘bewijs’
voert men de davidster aan die in de kop van de krant Jyllands-Posten voorkomt.
De standpunten in dit artikel verharden, tegen het geweld na de excuses en tegen de
joden.
Artikel nr. 11: Na de publicatie van de cartoons in een Jordaanse krant reageert koning
’Al-Malik Abd’allāh II fel: de publicatie is een misdaad, in Jordanië kan zo’n misbruik
van vrije meningsuiting niet door te beugel.
In dit artikel geeft men het harde standpunt weer van koning ’Al-Malik Abd’allāh II.
3.4. Reacties.
Artikel nr. 12 bericht over het terugroepen van de Iranese ambassadeur uit
Denemarken en verbiedt Deense journalisten de toegang tot Iran.
3.5. Zelfkritiek.
Artikel nr. 10 roept de verantwoordelijken van de godsdienst en islamitische leiders op
om de gemoederen te bedaren. Door het aanhoudende geweld komen moslims immers
in een negatief daglicht te staan.
Artikel nr. 13 wijst op de vredevolle acties die soms efficiënter bleken dan
gewelddadige. De auteur van het artikel predikt voorzichtigheid in deze crisis. Hij haalt
de gemiste kans tot dialoog aan. Verder laat hij de godsdienstige onderzoeker Samīr
Barqa aan het woord die vindt dat moslims te impulsief reageerden.
Artikel nr. 14 roept vooral de jongeren op om zich niet te laten meeslepen door hun
emoties. Ze moeten zich aan de wetten houden en leren protesteren op een
beschaafde en legale manier. Anders schaadt men de belangen van de islam.
De teneur van dit artikel is helemaal pro-islam.
130
3.6. Kritiek van moslims op eigen ‘godsdienstige leider’, Muḥammad Saīd Ṭanṭāwī.
In artikel nr. 15 krijgt Muḥammad Saīd Ṭanṭāwī, šayḫ van de ’Al-’Azhar, ervan langs:
hij dwaalt in zijn fatwa’s, hij praat het Westen naar de mond, zo berokkent hij schade
aan de islam. Zijn houding is een verzwakking voor de ’Al-’Azhar. Dit artikel staat
vijandig tegenover de houding van Muḥammad Saīd Ṭanṭāwī.
3.7. Kritiek op het Westen.
Volgens Abd ’Al-Maaṭī in artikel nr. 14 moet er een internationale wet komen tegen
belediging van religies. Antisemitisme kan niet door de beugel dus ook geen anti-islam.
3.8. Verontschuldigingen.
Artikel nr. 8 laat Flemming Rose aan het woord. Hij biedt zijn excuses aan als moslims
zich gekwetst voelen maar voor de cartoons zelf kan hij zich niet verontschuldigen.
Artikel nr. 16 bericht over de excuses die Carste Juste in zijn krant in het Arabisch
publiceerde. Hij zegt spijt te hebben over de publicatie en dat ze niet hadden stil
gestaan bij de mogelijke impact die de publicatie met zich zou kunnen meebrengen.
Hierin vinden we een neutrale weergave van de excuses.
Artikel nr. 10 publiceert de verontschuldigende brief van Carsten Juste integraal.
3.9. Opbouwende maatregelen.
Artikel nr. 17 heeft het over een internationaal congres om Deense journalisten beter
te informeren en vertrouwder te maken met de islam zodat de islam een positievere
weerklank krijgt in de media.
Artikel nr. 18: Op het einde van een congres in Kopenhagen riep Amr Ḫālid op om een
instelling van dialoog tussen Denemarken en de islamitische landen op te richten,
zodanig dat een brug geslagen wordt tussen de Deense cultuur en de islamwereld. Een
Koeweitse prediker stelde de Europese Unie voor de keuze betreffende vrije
meningsuiting, ofwel is er vrije meningsuiting over alles, ofwel komen er wetten om
131
meer respect voor de godsdienstige symbolen af te dwingen. Dit artikel neemt een
goedkeurende toon aan ten opzichte van de maatregelen die genomen werden om die
dialoog te herstellen.
In artikel nr. 14 komt Hamdi Hassen aan het woord. Hij ziet voor de media een rol als
verspreiders van de ‘boodschap van de islam’, zodat de kloof tussen de westerse en
islamitische cultuur wat wordt gedicht.
4. Conclusie.
Er moet hierbij opgemerkt worden dat het niet mogelijk is om een uitgebreide
persstudie aan te bieden aangezien de omvang en breedte van de artikels te klein is.
Dit was ook niet de bedoeling van deze studie.
Algemeen gezien nemen de kranten een neutrale houding aan in hun artikels. Ze zijn
er niet op uit om de volksmassa verder op te stoken maar zoeken nu ook niet meteen
toenadering tot de westerse landen.
We kunnen besluiten dat de Egyptische kranten een objectief journalistiek standpunt
innamen betreffende de cartooncrisis.
132
Recept: Hoe kan een kinderboek zorgen voor wereldwijde opschudding?
Ingrediënten: Je neemt een Europees land, i.c. Denemarken, dat de laatste tientallen
jaren veranderd is in een xenofobisch land waar de immigratiewetten alsmaar strenger
worden. Verder heb je een krant nodig, met een rechts smaakje die cartoonisten
oproept om Muḥammad af te beelden zoals zij hem zien. Wanneer imams na die
publicatie een onderhoud aanvragen bij de Deense premier werden ze met een kluitje
in het riet gestuurd. Deze imams, voelen zich als het ingrediënt te veel en laten het
daar niet bij. Ze besluiten om steun te zoeken bij hun vrienden in het Midden-Oosten
en Noord-Afrika. Ze zetten de situatie uiteen en peperen met enkele overdrijvingen of
onwaarheden het gerecht wat bij. Het gerecht brandt uiteindelijk aan, de gemoederen
worden opgehitst en het mondt zelfs uit tot een boycot van Deense goederen,
doodsbedreigingen aan het adres van de cartoonisten, het aanpassen van wetten
inzake vrije meningsuiting, massale protestbetogingen, brandende ambassade, een
honderdtal doden en gewonden,…
Het tragische aan deze situatie is dat het eigenlijk helemaal niet ging over cartoons.
Cartoons zijn vaak het symptoom van een probleem, niet de oorzaak. Deze cartoons
dienden enkel om het verhaal gaande te houden, ze werden ingezet als excuus om in
een al woelige wereld nog wat meer beroering te zaaien. Deze actie, die de
toenemende zelfcensuur en het verlies van vrije meningsuiting een halt wou
toeroepen, had zeker niet als doel om moslims een handje te helpen bij de integratie in
het Westen, maar zorgde ervoor dat men de moslims nu nog meer dan ooit ziet als de
‘anderen’.
Cartoons hebben een ganse geschiedenis doorlopen en dienden vaak als een vorm van
protest, maar deze Deense cartoons, met geen al te grote artistieke waarde, blinken
daarin niet uit.
Cartoons worden als meest geslaagd beschouwd wanneer ze de waarheid zeggen in
het gezicht van de gevestigde macht, niet wanneer ze weeral eens de
minderheidsgroep kunnen viseren en aanvallen.
De publicatie van Jyllands-Posten, wat de aanleiding dan ook mag geweest zijn, was
zeker niet ondoordacht. Dankzij de reikwijdte van het internet, opstokende
Algemeen besluit
133
extremisten, botsende opvattingen... hadden de cartoons meer impact dan de Deense
krant ooit had verwacht.
Toch moet men in het achterhoofd houden dat Jan met de pet en Ahmed met de
djellaba niet echt maalden om deze crisis. Maar extremisten aan beide kanten zagen in
de cartoons de perfecte aanleiding om de al niet geringe bestaande kloof tussen het
Westen en de islam nog te vergroten. Ze kregen met hun populistische kreten vooral in
de moslimwereld Ahmed met de djellaba de straat op.
Vrije meningsuiting komt in principe op het zelfde neer in de westerse en islamitische
wereld. Maar ook al kon men volgens de Millian theorie, die zegt dat vrije
meningsuiting alleen moet begrensd worden wanneer die aanzet tot fysiek geweld, de
cartoons publiceren; misschien zou het toch niet misstaan hebben om wat meer
aandacht te schenken aan de religieuze gevoeligheden van de medemens.
Maar daarnaast is de wat late reactie van de gekwetste moslims, die nog niet half zo
fel reageerden op gruwelbeelden uit ’Abū Ġraīb of uit Guantánamo, met brandende
ambassades en andere geweldplegingen waarin ongeveer honderd mensen de dood
vonden, toch ook opmerkelijk. We mogen echter niet uit het oog verliezen dat die
fanatieke brandstichters niet representatief zijn voor de volledige moslimwereld.
Was deze cartooncrisis dan een nieuwe bladzijde in de geschiedenis van onwil of
eventueel onkunde van beide zijdes om elkaar beter te begrijpen en te leren
samenleven met elkaar? Nee, dit was eerder een ‘dialoog’ tussen culturen, een
confrontatie tussen een cultuur die steunt op de Verlichting en een cultuur die deze
ideeën (voorlopig) verwerpt of nog niet volledig kent.
134
Corpus
’Al-’Ahrām: 4/2/2006; 6/2/2006; 8/2/2006
’Al-Arabī: 12/2/2006
’Al-Arabī Sunday: 5/2/2006
’Al-Arabiya: 10/3/2006
’Al-Ḥayāt: 11/2/2006
’Al-Lewā’ ’Al-’Islamī: 2/2/2006; 16/2/2006; 23/2/2006
’Al-Maṣrī ’Al-Yūm: 7/2/2006
Naslagwerken
BLEANEY, C.H., ROPER, G.J., Index Islamicus 2002-2003-2004-2005, Brill, Leiden.
COWAN, J.M., 1994 : The Hans Wehr dictionary of modern Written Arabic. Arabic-
English dictionary, Spoken Languages, Ithaca (New York).
Encyclopaedia of Islam (EI), New edition 1960, Brill, Leiden.
MAAS, A.M., MAAS, P.M., 1996 : Prisma woordenboek Frans-Nederlands, Spectrum,
Utrecht.
REIG, D., 1999 : Larousse, Dictionnaire arabe-français/français-arabe, Larousse-
Bordas, Paris.
Bibliografie
135
VAN DALE, 2006 : Vertaalwoordenboek Engels-Nederlands, Van Dale lexicografie bv,
Antwerpen/Utrecht.
Woordenlijst Nederlandse Taal, 2005 : Instituut voor Nederlandse lexicologie,
Standaard Uitgeverij, Den Haag & Antwerpen.
Geraadpleegde literatuur
BARENDT, E., 2005 : Freedom of speech, Oxford university press, Oxford.
BASHIR UD-DIN, M.A. (red.), 2004 : De Heilige Qor’aan. Met Nederlandse vertaling.
The Oriental & Religious publishing corporation, Rabwah.
BEAUGE, G., CLEMENT, J.F., 1995 : L’image dans le monde arabe, CNRS Editions,
Paris, 1995.
BOESFLUG, F., 2006 : Caricaturer Dieu? Pouvoirs et dangers de l’image, Bayard, Paris.
BUELENS, G., BULTINCK, B., DE BUYSSER, P., MERTENS, D. (red.), 2000 : De
militanten van de limiet. Over censuur en vrije meningsuiting, Halewyck, Leuven.
COHEN-ALMAGOR, R., 2001 : Speech, media and ethics. The limits of free expression,
Palgrave, New York.
COHEN-ALMAGOR, R., 2006 :The scope of tolerance. Studies on the cost of free
expression and the freedom of press, Routledge, Londen, New York.
DE ROO, E.J., 1970 : Godslastering. Rechtsvergelijkende studie over blasfemie en
andere religiedelicten, Kluwer, Deventer.
ELIAS, H.E., 1993 : La presse arabe, Maisinneuve & Larose, Paris.
136
HARRISON, R.P., 1981 : The cartoon, the communication to the quick, Sage
Publications, Beverly Hills ( California).
HAYTHAM, M., 1997 : Islam et hérésies, l’obsession blasphématoire, L’Harmattan,
Paris.
HORN, M., 1990 : The World Encyclopedia of Cartoons, Chelsea House Publishers, New
York, London.
GRABAR, O., 1987 : The formation of art, Yale University, New Haven, London.
KAMALI, M.H., 1997 : Freedom of expression in Islam, Islamic Texts Society,
Cambridge.
LANGEVELD, W., 1989 : Politiek per prent, Ambo, Amsterdam.
LEMMENS, P., 2005 : Vrijheid van meningsuiting. Een grondrecht ingebed in plichten
en verantwoordelijkheden, Kluwer, Deventer.
MCWHIRTER, D.A., 1994 : Freedom of speech, press and assembly, Oryx, Phoenix,
Arizona.
RUGH, W.A., 2004 : Arab mass media: Newspapers, radio, and television in Arab
politics, Praeger, Westport, Connecticut.
TER WAL, J. (red.), 2002 : Racism and cultural diversity in the mass media, an
overview of research and examples of good practice in the EU Member States, 1995-
2000, European Monitoring Centre on Racism and Xenophobia, Vienna.
WEBSTER, R., 1990 : A brief history of blasphemy. Liberalism, Censorship and ‘The
Satanic Verses’, The Orwell Press, Suffolk.
Artikels
137
BAERT, B., 2002 : “Woord, huid, sluier. Omtrent beeld en monotheïsme”, Etcetera vol.
20, nr. 81, pp. 12-19.
SPIEGELMAN, A., 2006 : “Drawing blood”, Stripmagazine, jrg. 1, 2e reeks, nr.1, pp. 21-
29.
Elektronische bronnen
AJOUAOU, M., 2006 : “Woede maakt de kloof alleen maar groter.” Internet, 3-4-2007
op http://www.flwi.ugent.be/cie/CIE2/majouaou20.htm
AL AMRANI, I., 2006 : “Why Al Masri Al Youm matters?”, Internet, 14-7-2007 op
http://arabist.net/archives/2006/02/24/why-al-masri-al-youm-matters/
AMIN FARIS, N., 1952 : “The book of idols by Hisham Ibn Al-Kalbi.” Internet, 2-7-2007
op http://answering-islam.org/Books/Al-Kalbi/
BOGAERT, L., 2006 : “Spotten met de profeet.” Internet, 12-5-2007 op
http://www.flwi.ugent.be/cie/bogaert/bogaert18.htm
BOGAERT, L., 2006 : “Vrijheid van meningsuiting - een Koranisch perspectief.” Internet
12-5-2007 op http://www.flwi.ugent.be/cie/bogaert/bogaert12.htm
BRINCH, J., 2006 : “The cartoonist : The reason for the bomb in the turban.” Internet,
23-2-2007 op http://www.jp.dk/udland/artikel:aid=3584442:fid=11328/
CLEAVER, H., 2006 : “We need a counter-balance to Islam, says Danish queen.”
Internet, 25-3-2007 op
http://www.telegraph.co.uk/news/main.jhtml?xml=/news/2005/04/15/wqueen15.xml
COLLIGNON, P., 2006 : “The editor’s dilemma.” Internet, 23-3-2007 op
http://www.jp.dk/udland/artikel:aid=3544960:fid=11328/
138
DIAB, K., 2006 : “Graven images and poor reflection.” Internet, 3-4-2007 op
http://users.skynet.be/diab/Reflections/Graven_images.htm
DIENE, D., 2004 : “Le racisme, la discrimination raciale, la xénophobie et toutes les
formes de discrimination. Situation des populations musulmanes et arabes dans
diverses régions du monde.” Internet, 3-7-2007 op
http://www.flwi.ugent.be/cie/archief/G0411073.pdf
DIENE, D., 2006 : “Racism, racial discrimination, xenophobia and all forms of
discrimination. Situation of muslims and Arab peoples in various parts of the world.”
Internet, 3-7-2007 op
http://daccessdds.un.org/doc/UNDOC/GEN/G06/107/32/PDF/G0610732.pdf?OpenElem
ent
ELLEMAN-JENSEN, U., 2006 : “Coexistence or no existence.” Internet, 24-2-2007op
http://www.project-syndicate.org/commentary/ellemann11
FISK, R., 2006 : “Don’t be fooled, this isn’t an issue of Islam versus secularism.”
Internet, 6-4-2007 op http://news.independent.co.uk/world/fisk/article343111.ece
FLEMMING, R., 2006 : “Flemming Rose.” Internet, 23-2-2007 op
http://www.answers.com/topic/flemming-rose
FLEMMING, R., 2006 : “Why I published those cartoons.” Internet , 23-2-2007 op
http://www.jp.dk/udland/artikel:aid=3566642:fid=11328/
GALLINA, A., 2001 : “Ethnic discrimination in the Danish media” A report for the
‘Observatory for action against sex and ethnic discrimination.’ Internet, 3-7-2007 op
http://www.ruc.dk/upload/application/pdf/f51d6748/gallinaguerrero5_2001.pdf
HALIM, A.A., 2006 : “Al-Azhar takes Anti-Prophet Danish cartoons to UN.” Internet 2-4-
2007 op http://www.islamonline.net/English/News/2005-12/11/article04.shtml
HANSEN, J., 2006 : “The editor and the 12 cartoons.” Internet, 23-3-2007 op
http://www.jp.dk/udland/artikel:aid=3544978:fid=11328/
139
HAWLEY, C., 2006 : “We have to turn up the volume of reason.” Internet, 3-4-2007 op
http://www.spiegel.de/international/0,1518,399965,00.html
HIRSI ALI, A., 2006 : “The right to offend.” Internet, 3-4-2007 op
http://www.liberales.be/cgi-bin/en/showframe.pl?essay&offend
HOWDEN, D., “How a meeting of leaders in Mecca set off the cartoon wars around the
world.” Internet, 27-2-2007 op
http://news.independent.co.uk/world/middle_east/article344482.ece
JUSTE, C., 2006 : “Honourable Fellow Citizens of the Muslim world.” Internet, 23-3-
2007 op http://www.jp.dk/udland/artikel:aid=3544992:fid=11328/
KENT, J., 2006 : “Iran’s ex-leader sees new Islam.” Internet, 3-4-2007 op
http://news.bbc.co.uk/2/hi/asia-pacific/4703260.stm
KHADER, N., 2006 : “Commentary : I feel insulted.” Internet, 3-4-2007 op
http://www.khader.dk/flx/in_english/commentary_i_feel_insulted/?from=Khader
KIMMAGE, D., 2006 : “Something’s rotten in the state of Denmark. What do Arab
journalist think of the Islamic cartoon scandal?” Internet, 4-4-2007 op
http://www.slate.com/id/2135449/
LEMPKOWICZ, Y., 2006 : “Muslim leaders deplores violent protests over cartoons.”
Internet, 1-4-2007 op http://ejpress.org/article/news/5696
MANJI, I., 2006 : “Combustible cartoons.” Internet, 3-4-2007 op
http://www.aijac.org.au/updates/Feb-06/070206.html#Article_2
MOORE, M., 2006 : “Tension rises over cartoons of Mohammed.” Internet, 1-4-2007 op
http://www.washingtonpost.com/wp-
dyn/content/article/2006/02/02/AR2006020202720_pf.html
140
MUSHARBASH, Y., 2006 : “Jordanisher Chefredakteur wagt Abdruck der Karikaturen –
und fliegt.” Internet, 10-3-2007 op
http://www.spiegel.de/politik/ausland/0,1518,398885,00.html
Officiële website, Internet 14-7-2007 op http://www.al-araby.com/
Officiële website, Internet 14-7-2007 op http://www.alarabiya.net/english.html#005
Officiële website, Internet 30-3-2007 op
http://www.muslimworldleague.org/mwlwbsite_eng/index.htm
Officiële website, Internet 30-3-2007 op http://www.oic-oci.org/
PERRY, A., 2006 : “Muslim European group posts anti-Semitic cartoons.” Internet, 6-4-
2007 op http://www.ejpress.org/article/news/5663
RAMADAN, T., 2006 : “Free speech and civic responsibility.” Internet, 3-4-2007 op
http://www.iht.com/articles/2006/02/05/opinion/edramadan.php
RASMUSSEN, F. A., 2006 : “Press Statement by the Danish Prime Minister Anders
Fogh Rasmussen regarding the drawings of the Prophet Mohammed.” Internet, 9-3-
2007 op http://www.stm.dk/Index/dokumenter.asp?o=3&n=0&d=2495&s=1
REYNOLDS, P., 2006 : “A clash of rights and responsibilities.” Internet, 26-2-2007 op
http://news.bbc.co.uk/2/hi/south_asia/4686536.stm
S.N., 2006 : “16 die in cartoon protests in Nigeria.” Internet, 11-3-2007 op
http://www.cnn.com/2006/WORLD/africa/02/18/cartoon.roundup/index.html
S.N., 2006 : “Alienated Danish Muslims sought help form Arabs.” Internet, 25-2-2007
op http://www.spiegel.de/international/0,1518,398624,00.html
S.N., 2006 : “Badawi urges muslims, West to accept each other.” Internet, 3-4-2007 op
http://www.islamonline.net/English/News/2006-02/10/article04.shtml
141
S.N., 2006 : “Ban on cartoons ‘worrying’ ” Internet, 10-3-2007 op
http://www.news24.com/News24/South_Africa/News/0,,2-7-1442_1875691,00.html
S.N., 2006 : “Blair og Chirac stotter Danmark.” Internet, 5-4-2007 op
http://www.dr.dk/Nyheder/Udland/2006/02/06/134555.htm
S.N., 2006 : “Cartoon riot.” Internet 25-2-2007 op
http://mycountryonline.com/about/Cartoon_riot.htm
S.N., 2006 : “Cartoons infused Muslims with a spirit of defiance.” Internet, 10-3-2007
op
http://www.arabnews.com/?page=1§ion=0&article=77309&d=4&m=2&y=2006
S.N., 2006 : “Clinton warns of rising anti-Islamic feeling.” Internet, 9-3-2007 op
http://www.breitbart.com/article.php?id=060130151546.v8vrasnt&show_article=1
S.N., 2006 : “Coexistence calls for a climate of mutual respect.” Internet, 5-4-2007 op
http://www.zenit.org/english/visualizza.phtml?sid=83985
S.N., 2006 : “Danish paper apologizes to Muslims.” Internet, 9-3-2007 op
http://www.iht.com/articles/2006/01/30/news/denmark.php
S.N., 2006 : “Death toll from Afghan cartoon protest rises.” Internet, 2-4-2007 op
http://www.msnbc.msn.com/id/10705393/
S.N., 2006 : “Decision on possible criminal proceedings in the case of Jyllands-Posten’s
article “The face of Muhammed.” Internet, 25-2-2007 op
http://www.rigsadvokaten.dk/media/bilag/afgorelse_engelsk.pdf
S.N., 2006 : “Egyptian newspapers pictures that published cartoons 5 months ago.”
Internet, 24-2-2007 op http://freedomforegyptians.blogspot.com/2006/02/egyptian-
newspaper-pictures-that.html
S.N., 2006 : “Embassies burn in cartoon protest.” Internet, 11-3-2007 op
http://news.bbc.co.uk/2/hi/middle_east/4681294.stm
142
S.N., 2006 : “Embassies evade Muslim demonstrators.” Internet, 11-3-2007 op
http://www.ippmedia.com/ipp/guardian/2006/02/18/60360.html
S.N., 2006 : “EMHRN position on the debate regarding the Cartoons in the Danish
Newspaper Jyllandsposten.” Internet, 23-3-2007 op
http://www.euromedrights.net/pages/275/news/focus/10463
S.N., 2004 : “ENAR shadowreport 2004 Denmark.” Internet, 2-7-2007 op
http://www.enar-eu.org/en/national/denmark/Denmark2004_enOK.pdf
S.N., 2005 : “ENAR shadow report : 2005 Racism in Denmark.” Internet, 2-7-2007 op
http://www.enar-eu.org/en/national/denmark/Denmark_2005.pdf
S.N., 2006 : “Epinion : Ingen skal undskylde Muhammed tegninger.” Internet, 23-3-
2007 op http://www.dr.dk/Nyheder/Indland/2006/01/28/062331.htm
S.N., 2006 : “Erdogan, Zapatero urge respect, calm over cartoons.” Internet, 1-4-2007
op http://www.islamonline.net/English/News/2006-02/06/article02.shtml
S.N., 2006 : “European Parliament resolution on the right to freedom of expression and
respect for religious beliefs.” Internet, 11-3-2007 op
http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?pubRef=-//EP//TEXT+TA+P6-TA-
2006-0064+0+DOC+XML+V0//EN
S.N., 2006 : “Four killed in attack on Norwegian-led military base in Afghanistan.”
Internet, 11-3-2007 op http://www.aftenposten.no/english/local/article1216591.ece
S.N., 2006 : “Freedom of speech carries responsibilities for all.” Internet, 4-4-2007 op
http://www.amnesty-eu.org/static/html/pressrelease.asp?cfid=12&id=252&cat=4&l=1
S.N., 2006 : “French courts OKs cartoons.” Internet, 11-3-2007 op
http://www.news24.com/News24/World/News/0,,2-10-1462_1877099,00.html
143
S.N., 2006 : “Gunmen shut EU office over cartoons.” Internet, 9-3-2007 op
http://www.cnn.com/2006/WORLD/meast/02/02/gaza.cartoon/index.html
S.N., 2006 : “In Libya, 11 reportedly die in cartoon protests.” Internet, 11-3-2007 op
http://www.cnn.com/2006/WORLD/africa/02/17/libya.cartoons/index.html
S.N., 2006 : “Iran’s Holocaust cartoon exibition.” Internet, 2-4-2007 op
http://english.aljazeera.net/English/Archive/Archive?ArchiveID=25137
S.N., 2006 : “ Islamophobia : a challenge for all of us.” Internet, 3-7-2007 op
http://www.runnymedetrust.org/publications/pdfs/islamophobia.pdf
S.N., 2006 : “Joint un, European union, Islamic conference statement shares ‘anguish’
of muslim world at Mohammed caricatures, but condemns violent response.” Internet,
4-4-2007 op http://www.un.org/News/Press/docs/2006/sg2105.doc.htm
S.N., 2006 : “London protesters : ‘Behead thos who insult prophet’ ” Internet, 10-3-
2007 op
http://www.dailymail.co.uk/pages/live/articles/news/news.html?in_article_id=376088&i
n_page_id=1770&expand=true
S.N., 2006 : “Muslimer og danskere stod sammen.” Internet, 11-3-2007 op
http://nyhederne-dyn.tv2.dk/article.php/id-3610906.html
S.N., 2006 : “Muslims in the European Union. Discrimination and Islamophobia. EUMC”
Internet, 3-7-2007 op
http://eumc.europa.eu/eumc/material/pub/muslim/Manifestations_EN.pdf
S.N., 2006 : “Muslim scholars, leaders condemn cartoon violence.” Internet, 31-3-2007 op http://www.islamonline.net/English/News/2006-02/05/article05.shtml
S.N., 2006 : “Muslimske organisationer i Danmark afblaeser kampagne.” Internet, 9-3-
2007 op http://www.dr.dk/Nyheder/Indland/2006/01/31/074932.htm
S.N., 2006 : “No legal action against Yaqoob.” Internet, 11-3-2007 op
http://www.tmcnet.com/usubmit/2006/02/19/1386726.htm
144
S.N., 2006 : “Open brief van de VOEM n.a.v. de cartoonheisa.” Internet, 6-4-2007 op
http://www.voem-
vzw.be/modules.php?op=modload&name=News&file=article&sid=165&mode=thread&
order=0&thold=0
S.N., 2006 : “Paper reprints Holocaust cartoons.” Internet, 2-4-2007 op
http://news.bbc.co.uk/2/hi/europe/5327852.stm
S.N., 2006 : “Pope urges respect in cartoon row.” Internet, 5-4-2007 op
http://news.bbc.co.uk/2/hi/europe/4734454.stm
S.N., 2006 : “Probe against editor who reprinted cartoons.” Internet, 6-4-2007 op
http://www.breakingnews.ie/ireland/?jp=CWEYOJCWKFGB
S.N., 2006 : “Protesters burn consulate over cartoons.” Internet, 11-3-2007 op
http://www.cnn.com/2006/WORLD/asiapcf/02/05/cartoon.protests/
S.N., 2006 : “Protests in France against controversial cartoons.” Internet, 5-4-2007 op
http://www.abc.net.au/news/newsitems/200602/s1562758.htm
S.N., 2006 : “Qadarawi condemns violent cartoon protest.” Internet, 2-4-2007 op
http://www.islamonline.net/English/News/2006-02/06/article01.shtml
S.N., 2005 : “Responding to racism in Denmark, ENAR” Internet, 2-7-2007 op
http://www.enar-eu.org/en/publication/national_leaflets/Denmark_EN.pdf
S.N., 2006 : “Terrorists target Danes for murder worldwide.” Internet 9-3-2007 op
http://www.militantislammonitor.org/article/id/1599
S.N., 2006 : “The cartoons of prophet Muhammad.” Internet, 4-4-2007 op
http://www.aljazeerah.info/Opinion%20editorials/2006%20Opinion%20Editorials/Febr
uary/10%20o/The%20Cartoons%20of%20Prophet%20Muhammad%20By%20Enver%
20Masud.htm
145
S.N., 2006 : “The right to satirise is not the right to injure or humiliate.” Internet, 5-4-
2007 op http://www.cer-online.org/en/DisplayRelease.asp?ID=35
S.N., 2006 : “Thousands protest ‘Offensive’ cartoons in Gaza.” Internet, 1-4-2007 op
http://www.foxnews.com/story/0,2933,183686,00.html
S.N., 2006 : “Timeline : The Muhammed cartoons.” Internet, 23-2-2007 op
http://www.timesonline.co.uk/tol/news/world/article725158.ece
S.N., 2006 : “Undskyldning fra Syrien og Libanon.” Internet, 11-3-2007 op
http://nyhederne-dyn.tv2.dk/article.php/id-3603680.html
S.N., 2006 : “U.S. blames Syria for not protecting embassies.” Internet, 11-3-2007 op
http://today.reuters.com/News/CrisesArticle.aspx?storyId=N04334765
S.N., 2006 : “Wafa Sultan on the Danish cartoons.” Internet, 3-4-2007 op
http://atlasshrugs2000.typepad.com/atlas_shrugs/2006/10/wafa_sultan_of_.html
S.N., 2006 : “Writer’s statement on cartoons.” Internet, 3-7-2007 op
http://news.bbc.co.uk/2/hi/europe/4764730.stm
SOETE, H., 2006 : “Sami Zemni over de Deense cartoons : Welcome to the real world.”
Internet, 6-4-2007 op http://www.indymedia.be/en/node/1301
SPENCER, R., 2006 : “Muslim World League calls on UN to validate cartoon rage.”
Internet, 30-3-2007op http://www.freerepublic.com/focus/f-news/1566979/posts
THEIL, S., 2006 : “The end of tolerance.” Internet, 6-4-2007 op
http://www.msnbc.msn.com/id/11569485/site/newsweek/
TRAUFETTER, G., 2006 : “Everyone is afraid to criticize Islam.” Internet, 3-4-2007 op
http://www.spiegel.de/international/spiegel/0,1518,399263,00.html
TREMBATH, B., 2006 : “Muslims continue protest against satirical cartoons.” Internet,
11-3-2007 op http://www.abc.net.au/worldtoday/content/2006/s1564092.htm
146
“Universele verklaring van de Rechten van de Mens.” Internet, 9-5-2007 op
http://www.unhchr.ch/udhr/lang/dut.htm
“Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele
Vrijheden.” Internet, 9-5-2007 op http://www.echr.coe.int/NR/rdonlyres/655FDBCF-
1D46-4B36-9DAB-99F4CB59863C/0/DutchN%C3%A9erlandais.pdf
“Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele
Vrijheden.” Internet, 9-5-2007 op http://www.echr.coe.int/NR/rdonlyres/655FDBCF-
1D46-4B36-9DAB-99F4CB59863C/0/DutchN%C3%A9erlandais.pdf
Zie Internet, 25-2-2007 op http://www.um.dk/NR/rdonlyres/00D9E6F7-32DC-4C5A-
8E24-F0C96E813C06/0/060123final.pdf
Zie Internet, 25-2-2007 op http://www.um.dk/NR/rdonlyres/E4612A0B-470A-4E55-
B332-5BA106E25C71/0/HenvendelsefraFNspecialrapportoereritegningesagen.pdf
Zie Internet, 25-2-2007 op http://www.um.dk/NR/rdonlyres/00D9E6F7-32DC-4C5A-
8E24-F0C96E813C06/0/060123final.pdf
147
Bijlage nr.1
148
Bijlage nr.2
149
Bijlage nr.3
150
Bijlage nr.4