Editie nr 370 | 30 september – 13 oktober 2013
Transcript of Editie nr 370 | 30 september – 13 oktober 2013
Paciol i Nr. 370 BIBF-IPCF / 30 september – 13 oktober 20131
P 3
0934
0 –
Afg
ifte
kant
oor
9000
Gen
t X
– T
wee
wek
elijk
s –
Vers
chijn
t ni
et in
de
wek
en 3
0-35
BIBF | Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten
INHOUD
p. 1/ In memoriam Paul Ledentp. 2/ Drie wetten met fiscale wijzigingen (1)
– De wet van 17 juni 2013p. 7/ Drie wetten met fiscale wijzigingen (2)
– De programmawet van 28 juni 2013p. 9/ Drie wetten met fiscale wijzigingen (3)
– De wet van 30 juli 2013
In memoriam Paul Ledent °1939 - † 2013
Met grote verslagenheid melden wij U het overlij-
den van onze ere-Voorzitter Paul Ledent op 13 sep-
tember jl. Zijn bijdrage aan de oprichting en de
groei van het Instituut is uiterst belangrijk. Hij
was in 1987 als Voorzitter van de NABB (Nationale
Associatie der Boekhouders van België) één van de
medeondertekenaars van het verzoekschrift dat
aan de basis lag van de reglementering van ons
beroep en de oprichting van het toenmalige BIB
(later BIBF). Als Ondervoorzitter (1993-1999) en
later als Voorzitter (1999-2003) heeft hij er mee
voor gezorgd dat ons Instituut een vaste waarde is
geworden in het socio-economisch landschap.
Naast zijn grote professionele verdiensten, zullen
wij hem vooral herinneren als een zachtaardig, in-
nemend en eerlijk man die zijn medewerkers een
warm hart toedroeg.
Het Instituut, haar mandatarissen en het perso-
neel houden eraan hun medeleven te betuigen aan
zijn echtgenote en gans zijn familie bij deze droeve
gebeurtenis.
Paciol i Nr. 370 BIBF-IPCF / 30 september – 13 oktober 20132
Drie wetten met fi scale wijzigingen (1) – De wet van 17 juni 2013
Deze zomer werden in nauwelijks één maand tijd drie wetten met fiscale bepalingen gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Het gaat om de wet van 17 juni 2013 houdende fiscale en financiële bepa-lingen en bepalingen betreffende de duurzame ont-wikkeling (BS 28 juni 2013), de programmawet van 28 juni 2013 (BS 1 juli 2013, ed. 2) en de wet van 30 juli 2013 houdende diverse bepalingen (BS 1 au-gustus 2013, ed. 2). De wijzigingen inzake de aan-slag geheime commissielonen (in de wet van 17 juni) en de roerende voorheffing (in de programmawet van 28 juni) werden in een vorig nummer van dit tijdschrift besproken, in dit nummer komen de ove-rige fiscale bepalingen in deze drie wetten aan bod. We beginnen met de wet van 17 juni.
Inkomstenbelastingen
Aftrek voor octrooi-inkomsten
Sinds het aanslagjaar 2008 kunnen vennootschap-
pen die in een bepaald boekjaar inkomsten ver-
krijgen uit octrooien de belastbare winst voor dat
boekjaar verminderen met 80 % van die octrooi-
inkomsten. Deze vermindering wordt aftrek voor
octrooi-inkomsten genoemd (art. 205/1 WIB 1992).
Wat precies begrepen moet worden onder octrooi-
inkomsten wordt bepaald in artikel 205/2 WIB
1992. Tot nu toe was het vereist dat de octrooien
ontwikkeld of verbeterd werden in een onderzoeks-
centrum dat een bedrijfsafdeling of een tak van
werkzaamheid vormt zoals bedoeld in artikel 46,
§ 1, eerste lid, 2° WIB 1992. Deze voorwaarde blijft
bestaan voor vennootschappen die groot zijn op
grond van artikel 15 W.Venn., maar wordt afge-
schaft voor vennootschappen die volgens die crite-
ria klein zijn voor het aanslagjaar dat verbonden is
aan het boekjaar waarin ze de aftrek voor octrooi-
inkomsten kunnen verkrijgen (nieuw art. 205/2,
tweede lid WIB 1992).
Inwerkingtreding : aanslagjaar 2014
Vrijstelling van storting van bedrijfsvoorheffi ng
Reeds enkele jaren bestaat er een vrijstelling van
storting van bedrijfsvoorheffi ng op de lonen van
sommige wetenschappelijke onderzoekers, die be-
taald of toegekend worden door universiteiten,
hogescholen en erkende wetenschappelijke instel-
lingen, maar ook door ondernemingen, voor lonen
die kaderen binnen onderzoeks- of ontwikkelings-
projecten- of programma’s of wanneer die onder-
nemingen zgn. Young Innovative Companies zijn
(art. 275/3 WIB 1992). De vrijstelling bedroeg tot
nu 75 % van de bedrijfsvoorheffi ng.
Aan deze regeling worden nu enkele zaken gewij-
zigd :
– De vrijstelling wordt verhoogd naar 80 % (wijzi-
ging art. 275/3, § 1 WIB 1992).
– De begrippen ‘onderzoeks- of ontwikkelingspro-
jecten of -programma’s worden gedefi nieerd, en
er wordt bepaald dat enkel projecten of program-
ma’s in aanmerking komen die zijn aangemeld
bij de Programmatorische FOD Wetenschapsbe-
leid. Bij deze dienst kan overigens ook een bin-
dend advies gevraagd worden over de vraag of de
projecten of programma’s in aanmerking komen
voor de vrijstelling van de bedrijfsvoorheffi ng.
De Koning zal de procedure en de modaliteiten
van de aanvraag en de verstrekking van dit ad-
vies bepalen (nieuw art. 275/3, § 3 WIB 1992).
– Vennootschappen kunnen maar voldoen aan de
wettelijke omschrijving van Young Innovative
Companies indien ze klein zijn. Tot nu werd daar-
voor enkel verwezen naar de eerste paragraaf
van artikel 15 W.Venn. Voortaan is dat, zoals el-
ders in het WIB 1992, naar dat volledige artikel.
Inwerkingtreding : de verhoging van de vrijstel-
ling naar 80 % : vanaf 1 juli 2013; kmo-defi nitie
voor Young Innovative Companies : vanaf 8 juli
2013 (tiende dag na publicatie in het Belgisch Staatsblad); defi nitie van onderzoeks- of ontwikke-
lingsproject of -programma en invoering van een
aanmeldings- en adviesprocedure : 1 januari 2014,
met dien verstande dat de op die datum reeds be-
Paciol i Nr. 370 BIBF-IPCF / 30 september – 13 oktober 20133
staande projecten of programma’s geen melding
moeten doen tot 31 december 2014
Belastingkredieten
Er worden wijzigingen aangebracht aan sommige
belastingkredieten voor natuurlijke personen :
– Het maximale belastingkrediet voor lage activi-
teitsinkomsten dat geldt voor andere belasting-
plichtigen dan werknemers die geen statutaire
ambtenaren zijn en bedrijfsleiders in dienstver-
band, bedraagt ongeïndexeerd 440 euro, geïn-
dexeerd voor aanslagjaar 2014 is dat 660 euro.
Enkel voor statutaire ambtenaren wordt dit be-
drag nu verhoogd naar ongeïndexeerd 485 euro,
geïndexeerd voor aanslagjaar 2014 is dat
730 euro (nieuw art. 289ter, § 2, vijfde lid, 2°
WIB 1992).
– Dit belastingkrediet voor lage activiteitsinkom-
sten is voortaan ook mogelijk voor sommige be-
lastingplichtigen in de belasting der niet-inwo-
ners (nieuw art. 289ter, § 2/1 WIB 1992).
– Het belastingkrediet voor lage activiteitsinkom-
sten dat geldt voor werknemers (behalve statu-
taire ambtenaren) en bedrijfsleiders in dienst-
verband is gelijk aan een percentage van de
vermindering van de persoonlijke bijdragen van
sociale zekerheid die wordt verleend als zgn.
werkbonus. Dit percentage wordt nu verhoogd
van 5,7 % naar 8,95 % en het maximaal bedrag
wordt opgetrokken van ongeïndexeerd 85 euro
naar ongeïndexeerd 130 euro – geïndexeerd
voor aanslagjaar 2014 is dat 200 euro (wijziging
art. 298ter/1 WIB 1992).
– Het belastingkrediet voor belastingplichtigen
die winsten of baten behalen (gelijk aan 10 % van
de stijging van de eigen middelen, met een maxi-
mum van 3 750 euro), wordt ook mogelijk voor
sommige belastingplichtigen in de belasting der
niet-inwoners (wijziging art. 289bis WIB 1992).
Inwerkingtreding : verhoging bedragen/percenta-
ges : aanslagjaar 2014; uitbreiding naar sommige
belastingplichtigen in de belasting der niet-inwo-
ners : aanslagjaar 2013
Wijzigingen inzake vestiging en invordering van de belastingen
De wet van 17 juni 2013 wijzigt een aantal regels
inzake de vestiging en invordering van de inkom-
stenbelastingen :
– Vervanging van de woorden ‘microfi ches’ en
‘microfi lms’ waarop belastingkohieren kunnen
worden geregistreerd en bewaard door de term
‘een gepaste informatiedrager’ (wijziging arti-
kel 299 WIB 1992).
– De belastingplichtige kan ervoor kiezen om en-
kel nog een elektronisch aanslagbiljet te ontvan-
gen. Gaat het om een gemeenschappelijke aan-
slag, dan moeten beide belastingplichtigen zich
daarmee akkoord verklaren (nieuw art. 302,
nieuw tweede en derde lid WIB 1992). In dat ge-
val moet de aanvang van de bezwaartermijn en
van de termijn om de aanslag te betalen anders
berekend worden dan voor een papieren aan-
slagbiljet (art. 371, nieuw tweede lid WIB 1992;
art. 373, nieuw tweede lid WIB 1992; art. 413,
nieuw tweede lid WIB 1992).
– Regeling van de aangifteplicht in de belasting
der niet-inwoners voor inkomsten die belastbaar
zijn op basis van art. 228, § 3 WIB 1992, indien
de genieter van de inkomsten kiest voor ‘globali-
satie’ in plaats van een bevrijdende bedrijfsvoor-
heffi ng (wijziging art. 305, eerste lid WIB 1992,
art. 308, § 1 WIB 1992 en art. 309, eerste lid
WIB 1992).
– Belastingplichtigen in de vennootschapsbelas-
ting, de rechtspersonenbelasting of de belas-
ting van niet-inwoners voor vennootschappen
en andere rechtspersonen, zijn in de toekomst
verplicht om hun aangifte elektronisch in te die-
nen, behalve indien de belastingplichtige of de
persoon die gemachtigd is om de aangifte na-
mens hem in te dienen niet over de nodige ge-
informatiseerde middelen beschikt om aan die
verplichting te voldoen (art. 307bis, nieuwe § 3
WIB 1992).
– Banken en andere fi nanciële instellingen zijn in
het kader van de gewijzigde regels inzake het
bankgeheim verplicht om aan een centraal aan-
spreekpunt bij de Nationale Bank van België de
identiteit en de rekeningnummers van hun cliën-
Paciol i Nr. 370 BIBF-IPCF / 30 september – 13 oktober 20134
ten mee te delen1. De wet verduidelijkt nu dat die
verplichting slechts geldt voor zover het gaat om
soorten rekeningen en contracten die relevant
zijn voor de belastingheffi ng. De Koning bepaalt
om welke soorten rekeningen en contracten het
gaat (wijziging artikel 322, § 3 WIB 1992). De
Nationale Bank, de leden van haar organen en
haar personeelsleden worden ook gevrijwaard
van burgerlijke aansprakelijkheid voor fouten
of nalatigheden die ze begaan in het kader van
deze opdracht, behalve in geval van bedrog of op-
zettelijk of zware fout (art. 322, § 3, nieuw vijfde
lid WIB 1992). De verplichting van de belasting-
plichtige zelf om aan dit centraal aanspreek-
punt zijn buitenlandse bankrekeningen te mel-
den2 wordt uitgesteld naar het aanslagjaar 2014
(wijziging art. 153 van de programmawet van
29 maart 2012).
– De bevoegdheid om de schaal van de administra-
tieve geldboetes en hun toepassingsmodaliteiten
te bepalen, wordt uitdrukkelijk toegekend aan
de Koning (art. 445, nieuw tweede lid WIB 1992).
Inwerkingtreding : bepalingen inzake het elektro-
nisch aanslagbiljet : aanslagbiljetten die betrek-
king hebben op aanslagjaar 2013 en volgende;
bepalingen inzake de aangifte in de belasting van
niet-inwoners : aanslagjaar 2014; verplichte elek-
tronische aangifte voor vennootschappen en an-
dere rechtspersonen : aanslagjaar 2015 (maar de
Koning kan voor iedere categorie van belasting-
plichtigen een vroegere inwerkingtreding bepa-
len); vervanging ‘microfi ches en microfi lms’, wijzi-
gingen inzake het centraal aanspreekpunt bij de
NBB en bevoegdheid van de Koning inzake admi-
nistratieve geldboetes : 8 juli 2013 (tien dagen na
publicatie in Belgisch Staatsblad)
Wijziging tax shelter
De tax shelter voor fi lms in de vennootschapsbelas-
ting wordt op een aantal punten gewijzigd :
– Ten minste 70 % van de productie- en exploita-
tiekosten moet rechtstreeks verbonden zijn met
1 Zie artikel 322, § 3 WIB 1992, ingevoerd door de wet van 14 april
2011 houdende diverse bepalingen (1) (BS 6 mei 2011). De praktische
organisatie van het centraal aanspreekpunt werd recent geregeld, in
een KB van 17 juli 2013 (BS 26 juli 2013). Merk op dat dit een ander
centraal aanspreekpunt is dan datgene dat bij de FOD Financiën
zou worden opgericht in het kader van de bijkomende heffi ng op
roerende inkomsten. Dat centraal aanspreekpunt is er uiteindelijk
niet gekomen (zie F. VANDEN HEEDE, ‘De fi scale bepalingen in de
programmawet van 27 december 2012’, in Pacioli, 2013, nr. 356, 2).
2 Ingevoerd door art. 153 van de programmawet van 29 maart 2012,
zie F. VANDEN HEEDE, ‘De fi scale bepalingen in de programmawet
van 29 maart 2012’, in Pacioli, 2012, nr. 341, 3).
de productie. De wet vermeldt een lijst van uitga-
ven die als zodanig kunnen worden beschouwd,
en een lijst van uitgaven waarvoor dat niet het
geval is (art. 194ter, § 1, nieuw vijfde tot achtste
lid WIB 1992).
– De productie-en exploitatiekosten die in België
werden gedaan moeten ten minste 90 % bedra-
gen van de totale sommen die zullen worden aan-
gewend voor de uitvoering van de raamovereen-
komst met vrijstelling van winst (tot nu toe was
dat 150 %) (wijziging art. 194ter, § 1, 3°, tweede
streepje WIB 1992).
– Voor animatiefi lms bedraagt de periode waarin
de productie- en exploitatiekosten moeten zijn
gemaakt, voortaan 24 maanden (voor andere
audiovisuele producties blijft dit 18 maanden)
(art. 194ter, nieuw tweede lid WIB 1992).
– Het rendement van de aanschaffi ngswaarde van
eigendomsrechten wordt beperkt op basis van
het gemiddelde Euribor-interesttarief, verhoogd
met driehonderd basispunten (art. 194ter, § 1,
nieuw negende lid WIB 1992).
– De niet-aftrekbaarheid van de kosten betreffende
de eigendomsrechten wordt uitgebreid tot alle
belastingplichtigen. Deze uitbreiding geldt niet
voor de eigendoms- en exploitatierechten die de
in aanmerking komende productievennootschap
terugkoopt als zijzelf deze rechten uitgegeven
heeft op het moment van het ondertekenen van
de raamovereenkomst (art. 194ter, § 6, tweede lid
WIB 1992).
Inwerkingtreding : de verlenging van de kostenpe-
riode naar 24 maanden voor animatiefi lms : 8 juli
2013 (tien dagen na publicatie van de wet in het
Belgisch Staatsblad); andere bepalingen : van toe-
passing op raamovereenkomsten die vanaf 1 juli
2013 zijn getekend
Diverse andere wijzigingen
De wet bevat ook nog de volgende wijzigingen in-
zake inkomstenbelastingen :
– vervanging van de term ‘brugpensioen’ door de
nieuwe term ‘werkloosheid met bedrijfstoeslag’
(wijziging art. 31bis, 38, 147 en 171 WIB 1992);
– het tarief van de notionele interestaftrek
wordt voortaan anders berekend (wijziging
art. 205quater, § 2 WIB 1992);
– de verrekenbaarheid en terugbetaalbaarheid
van de roerende voorheffi ng wordt afgeschaft
voor belastingplichtigen met beroepsinkomsten
die bij overeenkomst zijn vrijgesteld en niet in
Paciol i Nr. 370 BIBF-IPCF / 30 september – 13 oktober 20135
aanmerking worden genomen voor de bereke-
ning van de belasting op hun andere inkomsten;
dit zijn vnl. ambtenaren van de Europese Unie
(art. 313, nieuw derde lid WIB 1992).
Inwerkingtreding : vervanging van de term brug-
pensioen : 1 januari 2013; wijziging berekening
notionele interestaftrek : aanslagjaar 2014; wij-
ziging roerende voorheffi ng EU-ambtenaren : in-
komsten die worden toegekend of betaalbaar ge-
steld vanaf 1 januari 2013
Toegang tot persoonsgegevens beheerd door de FOD Financiën
Normaal heeft een persoon wiens persoonsgege-
vens in een databank worden bijgehouden, op ba-
sis van de privacywetgeving het recht om daarover
geïnformeerd te worden, en op toegang en verbe-
tering van de gegevens. Sinds een wet van 3 au-
gustus 20123 is er een wettelijk kader voor het
beheer door de FOD Financiën van persoonsgege-
vens. Volgens deze wet worden de vermelde rech-
ten van de belastingplichtige geschorst tijdens de
periode waarin hij het voorwerp uitmaakt van een
fi scale controle, onderzoek of de daarmee verband
houdende voorbereidende werkzaamheden. Deze
uitzondering op de privacywetgeving wordt nu
aangepast (wijziging art. 3, § 7 en art. 13 van de
privacywet) :
– Enkel het recht op toegang wordt voortaan be-
perkt, het recht op informatie en op verbetering
niet meer.
– De schorsing geldt slechts voor zover de toepas-
sing van het recht van toegang nadelig zou zijn
voor de controle, voor het onderzoek of voor de
voorbereidende werkzaamheden en alleen voor
de duur ervan.
– De duur van de voorbereidende werkzaamheden
op grond waarvan het recht van toegang wordt
geschorst mag niet meer bedragen dan één jaar
vanaf de indiening van de aanvraag tot toegang
door de belastingplichtige.
– Belastingplichtigen kunnen zich kosteloos tot
de Privacycommissie wenden om hun rechten
t.a.v. de verwerking van de persoonsgegevens
uit te oefenen.
Inwerkingtreding : 8 juli 2013 (tien dagen na pu-
blicatie van de wet in het Belgisch Staatsblad)
3 BS 24 augustus 2012, ed. 2.
Met inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen
De wet van 17 juni 2013 wijzigt het Wetboek van
de met de Inkomstenbelastingen Gelijkgestelde Be-
lastingen op drie punten :
– Artikel 340 WIB 1992 stelt dat de administratie
ter bepaling van het bestaan en van het bedrag
van de belastingschuld alsook ter vaststelling
van een overtreding van de bepalingen van het
WIB 1992 of van de ter uitvoering ervan geno-
men besluiten, alle door het gemeen recht toe-
gelaten bewijsmiddelen kan aanvoeren, met in-
begrip van de processen verbaal opgesteld door
de ambtenaren van de Federale Overheidsdienst
Financiën, maar met uitzondering van de eed.
De processen-verbaal hebben bewijskracht tot
bewijs van het tegendeel. Dit artikel wordt nu
ook van toepassing verklaard voor de met de in-
komstenbelastingen gelijkgestelde belastingen
(gewijzigd art. 2 WIGB).
– De belastingschuldigen van de verkeersbelasting
voor niet-geautomatiseerde voertuigen moeten
dit voertuig aangeven vóór de ingebruikname er-
van. Wordt het gebrek aan of de ontoereikendheid
van de aangifte vastgesteld op de openbare weg,
dan moet voortaan de bestuurder van het voer-
tuig de ontdoken verkeersbelasting en de boete
in handen van de verbalisant betalen op het ogen-
blik van de vaststelling van de overtreding. Doet
hij dat niet, wordt het voertuig aangehaald tot de
verschuldigde sommen betaald zijn (gewijzigd
art. 33 WIGB). Deze bepaling geldt niet voor het
Vlaamse Gewest, omdat dit sinds 1 januari 2011
zelf instaat voor de dienst van de verkeersbelas-
tingen.
– Voor de belasting op spelen en weddenschappen
moeten voortaan het bedrag van de uitgekeer-
de winsten en alle andere gegevens die noodza-
kelijk zijn om de belastingen te bepalen op een
elektronische informatiedrager worden bijge-
houden (gewijzigd artikel 54 WIGB). Deze bepa-
ling geldt niet voor het Waals Gewest, omdat dit
sinds 1 januari 2010 zelf instaat voor de dienst
van de belasting op spelen en weddenschappen.
Inwerkingtreding : 8 juli 2013 (tien dagen na pu-
blicatie van de wet in het Belgisch Staatsblad)
Strijd tegen de fraude
De maximale gevangenisstraf voor fi scale inbreu-
ken die gepleegd werden in het raam van ernstige
Paciol i Nr. 370 BIBF-IPCF / 30 september – 13 oktober 20136
fi scale fraude, al dan niet georganiseerd, wordt op-
getrokken van twee naar vijf jaar, en dit zowel in
de inkomstenbelastingen (art. 449, nieuw tweede
lid WIB 1992), de btw (art. 73, nieuw tweede lid
WBTW), de diverse rechten en taksen (art. 207,
nieuw tweede lid WDRT) en de accijnzen (art. 220,
gewijzigde § 2 AWDA). Inzake accijnzen geldt de
verhoging ook indien inbreuken zijn gepleegd die
de fi nanciële belangen van de Europese Unie ern-
stig hebben of zouden hebben geschaad of wanneer
de pleger van de inbreuken zich in een geval van
herhaling bevindt.
In werking : 8 juli 2013 (tien dagen na publicatie
van de wet in het Belgisch Staatsblad)
Btw
De wet van 17 juni bevat de volgende wijzigingen
inzake btw :
– Drie vrijstellingen worden gewijzigd (wijzigin-
gen art. 41, § 1, eerste lid, 6°, art. 42, § 3, eerste
lid, 10° en art. 44, § 2, 4° WBTW). Voor de prak-
tijk is het belangrijkste dat de vrijstelling voor
onderwijs voortaan beperkt wordt tot instellin-
gen die niet systematisch het maken van winst
beogen en eventuele winsten niet uitkeren.
– Een aantal overgangsmaatregelen worden her-
schreven n.a.v. de toetreding tot de EU van Kro-
atië (wijziging art. 99-103 WBTW).
– Drie KB’s uit 2010 inzake tarieven, genomen ter
uitvoering van artikel 37, § 1 WBTW, worden
wettelijk bekrachtigd.
– De hoofdelijke aansprakelijkheid van een btw-
entrepothouder of vervoerder is voortaan niet
meer van toepassing wanneer de entrepothouder
of vervoerder te goeder trouw is of aantoont dat
hij geen fout heeft begaan of nalatig is geweest
(art. 51bis, § 3, nieuw tweede lid WBTW).
Inwerkingtreding : wijziging vrijstelling onder-
wijs : 1 januari 2014; herschrijving overgangs-
maatregelen : 1 juli 2013; bekrachtiging KB’s :
met ingang van hun dag van inwerkingtreding;
andere bepalingen : 8 juli 2013 (tien dagen na pu-
blicatie wet in het Belgisch Staatsblad)
Verzekeringstaks
De overdracht van reserves of afkoopwaarden van
extralegale pensioentoezeggingen naar aanleiding
van het faillissement of de vereffening van een
verzekeringsonderneming of pensioeninstelling
naar een gelijkaardige onderneming of instelling,
is voortaan vrijgesteld van de verzekeringstaks
(art. 176², nieuw 15° Wetboek diverse rechten en
taksen). Verder is de taks voortaan betaalbaar uiter-
lijk op de twintigste (i.p.v. de laatste werkdag) van
de maand die volgt op die waarin een premie, werk-
geversbijdrage of persoonlijke bijdrage is vervallen
(art. 1791 Wetboek diverse rechten en taksen).
Inwerkingtreding : vrijstelling : 8 juli 2013 (tien
dagen na publicatie in het Belgisch Staatsblad); be-
taaldatum : premies en werkgeversbijdragen die
vervallen vanaf november 2013
Taks collectieve beleggingsinstellingen
Het tarief van de jaarlijkse taks op de collectieve
beleggingsinstellingen, kredietinstellingen en
verzekeringsondernemingen wordt verhoogd van
0,08 % naar 0,0965 % met ingang van 1 januari
2013 en dan weer verlaagd naar 0,0925 % met
ingang van 1 januari 2014 (wijziging art.161ter
W.Succ.).
Inwerkingtreding : 1 januari 2013 en 1 januari
2014
Accijnzen
De wet van 17 juni 2013 bevat tot slot een aantal
voor de boekhoudpraktijk niet van belang zijnde
wijzigingen inzake de accijnzen op alcohol en al-
coholhoudende dranken, alcoholvrije dranken en
koffi e, gefabriceerde tabak en energieproducten,
en inzake de verpakkingsheffi ng.
Felix VANDEN HEEDE
Fiscaal jurist
Paciol i Nr. 370 BIBF-IPCF / 30 september – 13 oktober 20137
Drie wetten met fi scale wijzigingen (2) – De programmawet van 28 juni 2013
De tweede wet met fiscale wijzigingen die deze zo-mer werd gepubliceerd is de programmawet van 28 juni 2013 (BS 1 juli 2013, ed. 2). Behalve de wij-zigingen inzake roerende voorheffing, besproken in een vorig nummer van dit tijdschrift, bevat deze wet nog een aantal kleinere fiscale maatregelen.
Inkomstenbelastingen
Forfaitaire vergoedingen voor voogden van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen
Personen die door de FOD Justitie worden aange-
wezen om de voogdij waar te nemen over niet-bege-
leide minderjarige vreemdelingen, ontvangen voor
deze taak forfaitaire vergoedingen. Sinds aanslag-
jaar 2005 zijn deze vergoedingen, wegens het ge-
ringe bedrag ervan in vergelijking met de last die
de voogdij met zich meebrengt, gedeeltelijk vrij-
gesteld van belasting. Deze vrijstelling wordt nu
verhoogd. Voortaan zijn deze vergoedingen vrijge-
steld voor zover ze betrekking hebben op ten hoog-
ste vijf (i.p.v. tot nu toe twee) voogdijopdrachten
die tijdens een belastbaar tijdperk worden uitgeoe-
fend (wijziging art. 38, § 1, 1ste lid, 21° WIB 1992;
art. 2 programmawet van 28 juni 2013). Wanneer
er meer dan vijf voogdijopdrachten worden uit-
geoefend, worden enkel de vergoedingen voor de
zesde en volgende opdrachten belast.
Inwerkingtreding : aanslagjaar 2014
Geen notionele interestaftrek meer voor aandelen die recht geven op dbi-aftrek
Het zgn. risicokapitaal, de berekeningsbasis voor
de notionele interestaftrek moest tot nu toe ver-
minderd worden met aandelen van beleggingsven-
nootschappen waarvan de eventuele inkomsten in
aanmerking komen voor de dbi-aftrek. Deze cor-
rectie van het risicokapitaal wordt nu uitgebreid.
Voortaan moeten àlle aandelen die recht geven
op de dbi-aftrek, dus niet alleen aandelen van be-
leggingsvennootschappen, van het risicokapitaal
worden afgetrokken (wijziging art. 205ter, § 1,
tweede lid, b) WIB 1992).
Merk op dat deze maatregel voor de meeste ven-
nootschappen geen impact zal hebben. Voor de
gemiddelde kmo-vennootschap zijn aandelen die
recht geven op de dbi-aftrek normaal fi nanciële
vaste activa en die aandelen moesten altijd al in
mindering worden gebracht van het risicokapi-
taal1. Anderzijds geven aandelen die geen fi nan-
ciële vaste activa zijn, maar beleggingen normaal
geen recht op de dbi-aftrek, omdat ze niet vol-
doen aan de zgn. kwantitatieve voorwaarde die
voor deze aftrek geldt (deze voorwaarde houdt
in dat de aandelen een participatie moeten zijn
van ten minste 10 % in het kapitaal van de ven-
nootschap die de dividenden uitkeert of een aan-
schaffi ngswaarde moeten hebben van ten minste
2 500 000 euro).2
Inwerkingtreding : aanslagjaar 2014
Registratierechten
Verhoging van het registratierecht op erfpacht- en opstalcontracten
Contracten tot vestiging of overdracht van een
recht van erfpacht of opstal waren tot nu toe on-
derworpen aan een evenredig registratierecht
van 0,2 %. Dit tarief wordt nu verhoogd. Voortaan
is op contracten tot vestiging of overdracht van
een recht van erfpacht of opstal een evenredig re-
gistratierecht verschuldigd van in de regel 2 %,
en indien de verkrijger van het recht een vzw, een
internationale vzw of een een EER-rechtspersoon
die gelijkaardig is aan een vzw, 0,5 % (vervanging
art. 83, eerste lid W.Reg door nieuw art. 83, eerste
1 Art. 205ter, § 1, tweede lid, a WIB 1992.
2 Zie ook F. VANDEN HEEDE, ‘Fiscale aspecten van beleggen in aande-
len via een vennootschap’, in Pacioli, 2013, nr. 365, 2-3 en 6.
Paciol i Nr. 370 BIBF-IPCF / 30 september – 13 oktober 20138
en tweede lid W.Reg; art. 12 programmawet van
28 juni 2013).
Een ‘EER-rechtspersoon die gelijkaardig is aan
een vzw’ is een rechtspersoon waarvoor de volgen-
de voorwaarden cumulatief zijn vervuld :
– De rechtspersoon is opgericht volgens en onder-
worpen aan de wetgeving van een EER-lidstaat
en heeft zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur
of zijn hoofdvestiging binnen de EER.
– Het doel van de rechtspersoon is belangeloos,
zonder winstoogmerk.
– De activiteit van de rechtspersoon mag niet lei-
den tot de materiële verrijking van :
a) de stichters, de leden of de bestuurders ervan;
b) de echtgenoot, de wettelijk samenwonende,
een bloedverwant in de rechte lijn, een bloed-
verwant in de zijlijn die tot een stichter in
een erfgerechtigde graad staat, of een andere
rechtsopvolger van een stichter ervan;
c) de echtgenoot of een wettelijk samenwonende
van een persoon bedoeld in a) en b).
– In geval van ontbinding of vereffening van de
rechtspersoon mogen de goederen ervan niet
toekomen aan personen vermeld onder het vori-
ge streepje, maar moeten ze worden overgedra-
gen aan hetzij een gelijkaardige rechtspersoon
die zelf ook voldoet aan de voorwaarden vermeld
in het eerste streepje, hetzij een EER-lidstaat
of een territoriaal gedecentraliseerde overheid
van een EER-lidstaat (gewest, gemeenschap,
departement, provincie, stad, gemeente, ...) of
een dienstgewijze gedecentraliseerde overheid
van een dergelijke publiekrechtelijke rechtsper-
soon.
Inwerkingtreding : 1 juli 2013, met dien verstande
dat de verhoging ook al van toepassing is op de au-
thentieke akten die vanaf 1 juli 2013 ter registra-
tie worden aangeboden indien ze een overeenkomst
vaststellen die ook is vastgesteld in een onderhand-
se akte dagtekenend van vóór die datum.
Verhoging algemeen vast recht
Het algemeen vast registratierecht, 1 000 frank
vóór de overschakeling naar de euro en vijfentwin-
tig euro sindsdien, wordt verhoogd naar 50 euro
(wijziging art. 11, derde lid W.Reg).
Inwerkingtreding : alle akten en geschriften die
vanaf 1 juli 2013 ter registratie worden aangebo-
den
Accijnzen
Er wordt voor de accijnzen op tabak een bijzondere
regeling ingevoerd om de zgn. ‘forestalling’ tegen
te gaan. Dit is de praktijk waarbij na de wijziging
van de accijnsreglementering er nog tabaksfabri-
katen te koop worden aangeboden die in verbruik
werden gesteld onder de ‘oude reglementering’, en
die een verlies aan geplande fi scale ontvangsten tot
gevolg heeft.
Daarom wordt nu het begrip ‘afnemer’ in het le-
ven geroepen, naast het begrip marktdeelnemer
(vervanging art. 1bis, wet van 3 april 1997 be-
treffende het fi scaal stelsel van gefabriceerde
tabak; art. 8 programmawet van 28 juni 2013),
en krijgt de Koning de bevoegdheid om bij wijzi-
ging van de accijnsreglementering afnemers te
verbieden om nog tabaksfabrikaten te verkopen
en te leveren die onder de ‘oude reglementering’
in verbruik werden gesteld (wijziging art. 3, § 6
wet van 3 april 1997 betreffende het fi scaal stel-
sel van gefabriceerde tabak; art. 9 en art. 10 pro-
grammawet van 28 juni 2013).
Inwerkingtreding : 11 juli 2013 (tien dagen na pu-
blicatie in het Belgisch Staatsblad)
Felix VANDEN HEEDE
Fiscaal jurist
Paciol i Nr. 370 BIBF-IPCF / 30 september – 13 oktober 20139
Drie wetten met fi scale wijzigingen (3) – De wet van 30 juli 2013
De derde en laatste wet met fiscale maatregelen die deze zomer werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad is de wet van 30 juli 2013 houdende di-verse bepalingen (BS 1 augustus 2013, ed. 2). De meest opvallende maatregel is de invoering van de ‘fairness tax’.
Inkomstenbelastingen
Private vermogensstructuren
In de strijd tegen de fi scale fraude, zullen belas-
tingplichtigen in de personenbelasting voortaan
in hun aangifte het bestaan moeten vermelden
van een juridische constructie waarvan zij, hun
echtgeno(o)t(e) of minderjarige kinderen hetzij de
oprichters zijn, hetzij bij hun weten op enigerlei
wijze of ogenblik begunstigde of potentieel begun-
stigde zijn.
Wat onder ‘een juridische constructie’ en ‘oprich-
ter van een juridische constructie’ wordt verstaan,
wordt bepaald in artikel 2 WIB 1992 (nieuw art. 2,
§ 1, 13° WIB 1992).
Er zal een in ministerraad overlegd KB worden uit-
gebracht met een lijst van de geviseerde rechtsvor-
men voor welbepaalde landen of rechtsgebieden,
zoals bijvoorbeeld trusts en sommige buitenlandse
stichtingen.
Inwerkingtreding : aanslagjaar 2014
Werknemersbonussen
Sinds 2008 kunnen aan werknemers onder be-
paalde voorwaarden (o.a. de opstelling van een bo-
nusplan en de opname ervan in een aan de FOD
Werkgelegenheid te bezorgen toetredingsplan of
cao) bonussen, offi cieel ‘niet-recurrente resultaats-
gebonden voordelen’, worden toegekend die tot een
bedrag van (ongeïndexeerd) 2 200 euro vrijgesteld
zijn van personenbelasting. Oorspronkelijk was op
zulke bonussen ook minder RSZ te betalen, nl. en-
kel een ‘bijzondere’ RSZ-bijdrage van 33 % ten laste
van de werkgever.
De programmawet van 27 december 2012 trok
het vrijgestelde bedrag op naar 3 100 euro, maar
maakte vanaf 1 januari 2013 ook de inhouding van
een RSZ-‘solidariteitsbijdrage’ van 13,07 % ten las-
te van de werknemers verplicht. De wetgever had
echter nagelaten om het fi scaal vrijgestelde bedrag
aan te passen. Deze nalatigheid is nu rechtgezet.
Het fi scaal vrijgestelde bedrag wordt nu verhoogd
naar 2 695 euro (basisbedrag, geldig voor aanslag-
jaar 2014), wat overeenkomt met 3 100 euro min
de solidariteitsbijdrage. Tevens wordt bevestigd
dat ook die solidariteitsbijdrage, net zoals de bij-
zondere werkgeversbijdrage, aftrekbare kosten is
voor de werkgever (wijziging art. 38, § 1, eerste
lid, 24° en art. 52, 9° WIB 1992).
Inwerkingtreding : voordelen betaald of toegekend
vanaf 1 januari 2013
Uitgaven voor dienstencheques en PWA
Wie prestaties heeft betaald van een persoon die
door een PWA wordt tewerkgesteld of dienstenche-
ques heeft gekocht, kan daarvoor een belasting-
vermindering krijgen van 30 % van de uitgaven,
maar het bedrag van de uitgaven is wel beperkt.
Tot nu toe was het maximale bedrag van de uit-
gaven 1 810 euro (geïndexeerd voor aanslagjaar
2014 is dit 2 720 euro). Deze grens wordt nu terug-
gebracht naar 920 euro per belastingplichtige (ge-
indexeerd voor aanslagjaar 2014 is dit 1 380 euro)
(wijziging art. 145/21 WIB 1992).
Inwerkingtreding : voor uitgaven gedaan vanaf
1 juli 2013, maar voor de uitgaven gedaan vóór die
datum mag nog rekening gehouden worden met
de oude grens. Deze grenzen mogen niet opgeteld
worden, maar moeten ook niet geprorateerd wor-
den. Volgende tabel illustreert hoe de maatregel
moet begrepen worden :
Paciol i Nr. 370 BIBF-IPCF / 30 september – 13 oktober 201310
uitgaven vóór 1 juli 2013 uitgaven na 1 juli 2013 uitgaven 2013
uitgaven in rekening voor belastingvermindering
uitgaven in rekening voor belastingvermindering
uitgaven in rekening voor belastingvermindering
€ 4 100 € 2 720 € 0 € 0 € 4 100 € 2 720
€ 2 720 € 2 720 € 1 380 € 0 € 4 100 € 2 720
€ 1 380 € 1 380 € 1 380 € 0 € 2 760 € 1 380
€ 690 € 690 € 1 380 € 690 € 1 380 € 1 380
€ 0 € 0 € 1 380 € 1 380 € 1 380 € 1 380
Fairness tax
Sommige vennootschappen, vooral multinationals,
maken weliswaar winst, die ze grotendeels als di-
vidend uitkeren aan hun aandeelhouders, maar be-
talen door de notionele interestaftrek en de aftrek
van overgedragen verliezen geen of weinig ven-
nootschapsbelasting. Met dit fenomeen geconfron-
teerd, heeft de regering besloten om een zgn. fair-
ness tax in te voeren (nieuw art. 219ter WIB 1992
voor de vennootschapsbelasting, art. 233, nieuw
derde lid en art. 246, eerste lid, nieuw 3° WIB 1992
voor de belasting van niet-inwoners).
De fairness tax is slechts van toepassing voor
boekjaren waarin een vennootschap een dividend
uitkeert en indien die vennootschap voor die boek-
jaren groot is in de zin van art. 15 W.Venn. Dit be-
tekent dat de fairness tax niet relevant is voor uw
praktijk wanneer u enkel kleine vennootschappen
als cliënt heeft.
De fairness tax is een afzonderlijke aanslag in de
vennootschapsbelasting van 5,15 %, d.i. 5 %, ver-
hoogd met de aanvullende crisisbijdrage (wijziging
art. 463bis, § 1, 1° WIB 1992), en de aanslag is, zo-
als de gewone vennootschapsbelasting, een verwor-
pen uitgave (wijziging art. 198, § 1, 1° WIB 1992).
Voor de berekening van de belastbare basis voor
de aanslag wordt vertrokken van het positieve
verschil tussen enerzijds de bruto uitgekeerde di-
videnden voor het boekjaar en anderzijds het uit-
eindelijk fi scaal resultaat dat daadwerkelijk on-
derworpen wordt aan de gewone tarieven van de
vennootschapsbelasting (33,99 % of het verlaagd
opklimmend tarief). In een tweede stap worden van
dit ‘positieve verschil’ de dividenden afgetrokken
die afkomstig zijn van vroeger, en uiterlijk voor
het aanslagjaar 2014, belaste reserves. Tot slot
wordt dit resultaat nog beperkt door vermenig-
vuldiging met een percentage dat de verhouding
uitdrukt tussen enerzijds de voor het boekjaar
werkelijk toegepaste notionele interestaftrek en
aftrek van overgedragen verliezen en anderzijds
het fi scaal resultaat van het boekjaar na de eerste
bewerking exclusief de vrijgestelde waardevermin-
deringen, voorzieningen en meerwaarden (bedrag
in code 060 van de aangifte, dus vóór de toepassing
van aftrekposten).
Wat de aftrek van de vroeger reeds belaste reserves
betreft (bedoeld om de fairness tax enkel van toe-
passing te maken op de als dividend uitgekeerde
winsten van het boekjaar zelf), moet de verminde-
ring bij voorrang aangerekend worden op de laatst
aangelegde reserves, en kunnen voor het aanslag-
jaar 2014 uitgekeerde dividenden nooit geacht
worden afkomstig te zijn van voor dat aanslagjaar
belaste reserves.
Voor de toepassing op Belgische inrichtingen in
de belasting van niet-inwoners wordt onder uitge-
keerde dividenden verstaan : het gedeelte van de
bruto door de vennootschap uitgekeerde dividen-
den dat verhoudingsgewijs overeenstemt met het
positieve aandeel van het boekhoudkundig resul-
taat van de Belgische inrichting in het globaal
boekhoudkundig resultaat van de vennootschap.
We illustreren de berekening van de fairness tax
aan de hand van de twee voorbeelden die in de par-
lementaire voorbereiding werden gegeven.1
Voorbeeld 1 : een vennootschap heeft een fi scaal
resultaat na de eerste bewerking van 1 600, be-
staande uit een aangroei van de belaste reserves
van 750, verworpen uitgaven van 250 en 600 uit-
gekeerde dividenden. Na toepassing van de dbi-af-
trek van 300, een notionele interestaftrek van 800
1 Amendement (Henry c.s.) op het wetsontwerp houdende diverse
bepalingen, Parl. St., Kamer, 2012-2013, nr. 53K2891/004, 14-15.
Paciol i Nr. 370 BIBF-IPCF / 30 september – 13 oktober 201311
en een aftrek van overgedragen verliezen van 50,
is de belastbare winst 450.
Berekening van de fairness tax :
bewerking berekening resultaat
verschil tussen bruto uitgekeerde dividenden en het uiteindelijke belastbaar resultaat 600 – 450 150
aftrek van dividenden afkomstig van vroeger belaste reserves – 0 150
notionele interestaftrek + overgedragen verliezen/fi scaal resultaat van het boekjaar 800 + 50/1600 53,12 %
belastbare grondslag fairness tax 150 × 53,12 % 79,68
fairness tax 79,68 × 5,15 % 4,10
Voorbeeld 2 : een vennootschap heeft een fi scaal
resultaat na de eerste bewerking van 2 100, be-
staande uit een afname van de belaste reserves van
1 000, verworpen uitgaven van 100 en 3 000 uitge-
keerde dividenden. Na toepassing van de dbi-aftrek
van 100, een notionele interestaftrek van 1 000 en
een aftrek van overgedragen verliezen van 1 000,
is het uiteindelijk belastbaar resultaat 0.
Berekening van de fairness tax :
bewerking berekening resultaat
verschil tussen bruto uitgekeerde dividenden en het uiteindelijke belastbaar resultaat 3 000 – 0 3 000
aftrek van dividenden afkomstig van vroeger belaste reserves – 1 000 2 000
notionele interestaftrek + overgedragen verliezen/fi scaal resultaat van het boekjaar 1 000 + 1 000/2 100 95,23 %
belastbare grondslag fairness tax 2 000 x 95,23 % 1 904,76
fairness tax 1 904,76 x 5,15 % 98,09
Inwerkingtreding : aanslagjaar 2014. Elke wijzing
die vanaf 28 juni 2013 aangebracht werd of wordt
aan de afsluitdatum van het boekjaar blijft zonder
uitwerking voor de toepassing van deze maatregel.
Vrijstelling doorstorting bedrijfsvoorheffi ng
In het kader van het in 2012 opgestarte relance-
plan van de federale regering, wordt de Koning
gemachtigd om een hoger percentage vast te stel-
len voor de vrijstelling van doorstorting van be-
drijfsvoorheffi ng (momenteel 1 % van het bruto
bedrag van de bezoldigingen vóór inhouding van
de persoonlijke sociale zekerheidsbijdrage), zij het
enkel voor kleine vennootschappen in de zin van
artikel 15 W.Venn. en natuurlijke personen die
mutatis mutandis aan de criteria van artikel 15
W.Venn. beantwoorden (art. 275/7, nieuw derde lid,
WIB 1992).
Inwerkingtreding : bezoldigingen die worden be-
taald of toegekend vanaf 1 januari 2014
Inkomsten verkregen van collectieve beleggingsinstellingen
De inkomsten verkregen ingeval van de overdracht
onder bezwarende titel van aandelen, de inkoop van
eigen rechten van deelneming of de gehele of ge-
deeltelijke verdeling van het eigen vermogen van
een collectieve beleggingsinstelling in effecten die
meer dan 25 % van haar vermogen rechtstreeks of
onrechtstreeks heeft belegd in schuldvorderingen,
zijn volgens artikel 19bis WIB 1992 belastbaar als
interest.
Tot nu toe was er echter een belastingvrijstelling
voor dergelijke inkomsten wanneer ze afkomstig
waren van collectieve beleggingsinstellingen die
in de EER gevestigd zijn, maar geen zgn. Euro-
pees paspoort hebben. Deze vrijstelling wordt nu
opgeheven (opheffi ng art. 19bis, § 1, zesde lid
WIB 1992).
Inwerkingtreding : 1 juli 2013
Paciol i Nr. 370 BIBF-IPCF / 30 september – 13 oktober 201312
Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever : Jean-Marie CONTER, B.I.B.F. – Legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail : [email protected], URL : http: //www.bibf.be. Redactie : Jean-Marie CONTER, Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Xavier SCHRAEPEN, Chantal DEMOOR. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Professor Emeritus, Universiteit Luik, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven. Gerealiseerd in samenwerking met kluwer – www.kluwer.be
Wijziging roerende voorheffi ng Belgische beleggingsvennootschappen
Tot nu toe was voor Belgische beleggingsvennoot-
schappen en Belgische vaste inrichtingen van bui-
tenlandse beleggingsvennootschappen de roerende
voorheffi ng op Belgische dividenden verrekenbaar
en terugbetaalbaar, maar voor buitenlandse beleg-
gingsvennootschappen zonder Belgische vaste in-
richting niet. Volgens het Hof van Justitie was dit
een schending van het vrij kapitaalverkeer en het
recht van vrije vestiging2. De wet wordt nu aange-
past. Voortaan is de roerende voorheffi ng op Bel-
gische dividenden ook voor Belgische beleggings-
vennootschappen en Belgische vaste inrichtingen
van buitenlandse beleggingsvennootschappen niet
langer verrekenbaar en terugbetaalbaar.
Inwerkingtreding : aanslagjaar 2014
Intercommunales
De dividenden die een intercommunale toekent aan
enige vennootschap of andere rechtspersoon, met
uitzondering van de Staat, de Gemeenschappen, de
Gewesten, de provincies, enz. waren tot nu toe be-
lastbaar in de rechtspersonenbelasting tegen een
afzonderlijk tarief van 15 %. Dit tarief wordt nu
opgetrokken naar 25 % (wijziging art. 225, tweede
lid, 6° WIB 1992).
Inwerkingtreding : aanslagjaar 2014
Steun aan de landbouw
De in 2009 ingevoerde tijdelijke fi scale steunmaat-
regelen voor de landbouw (belastingvrijstelling en
tariefverlagingen voor sommige subsidies en pre-
mies) worden met twee jaar verlengd (tot en met
inkomstenjaar 2014).
2 HvJ, zaak nr. C-387/11.
Btw
Advocaten
Sinds 1 januari 2012 moesten notarissen en ge-
rechtsdeurwaarders al btw aanrekenen op hun
dienstverrichtingen. Nu wordt ook de btw-vrijstel-
ling voor advocaten afgeschaft (opheffi ng art. 44,
§ 1, 1° WBTW). Het normale btw-tarief van 21 % is
van toepassing.
Inwerkingtreding : 1 januari 2014
Taks collectieve beleggingsinstellingen
Het tarief van de jaarlijkse taks op de collectieve
beleggingsinstellingen, kredietinstellingen en ver-
zekeringsondernemingen voor de van inkomsten-
belastingen vrijgestelde spaardeposito’s bij krediet-
instellingen wordt verhoogd van 0,0965 % naar
0,1200 % vanaf 1 januari 2013 en naar 1,1929 %
vanaf 1 januari 2014 (wijziging art. 161ter W. Succ.).
Inwerkingtreding : 1 januari 2013 en 1 januari
2014
Jaarlijkse taks op kredietinstellingen
Het variabele tarief van deze door de programma-
wet van 22 juni 2012 ingevoerde taks wordt een
vast tarief van 0,0435 %.
Inwerkingtreding : 1 januari 2014.
Accijnzen
Er zijn ook wijzigingen aan de accijnzen op alcohol
en energie.
Inwerkingtreding : accijnzen op alcohol : 1 augus-
tus 2013; accijnzen op energie : 5 augustus 2013
Felix VANDEN HEEDE
Fiscaal jurist