de wereld draait door gekte door de eeuwen heen - Altrecht 550 jaar

23
December 2010 Marjon Staal, Module Geschiedenis van de filantropie PAO FILANTROPISCHE STUDIES DE WERELD DRAAIT DOOR GEKTE DOOR DE EEUWEN HEEN

Transcript of de wereld draait door gekte door de eeuwen heen - Altrecht 550 jaar

Page 1: de wereld draait door gekte door de eeuwen heen - Altrecht 550 jaar

December 2010

Marjon Staal, Module Geschiedenis van de filantropie

PAO FILANTROPISCHE STUDIES DE WERELD DRAAIT DOOR GEKTE DOOR DE EEUWEN HEEN

Page 2: de wereld draait door gekte door de eeuwen heen - Altrecht 550 jaar

2

Inleiding Je zult maar gek zijn in de middeleeuwen Gekte is iets van alle tijden, maar werd er ook in alle tijden zo omgegaan met geestelijke gezondheidszorg zoals men nu doet? Hoe verliep vroeger de financiering van geestelijke gezondheidszorg? En wie betaalde de behandeling eigenlijk? Allemaal vragen die bij boven kwamen tijdens de eerste bijeenkomst van PAO module Geschiedenis van de Filantropie. In 2011 is het maar liefst 550 jaar geleden dat het Willem Arntsz Huis in Utrecht, de oudste voorganger van Altrecht, werd opgericht. Een uniek moment in de historie van de Nederlandse gezondheidszorg; er zijn immers maar weinig zorginstellingen die kunnen terugblikken op zo‟n lange en rijke historie. Onder het motto „Geen drempel, geen stempel‟ wordt 2011 voor Altrecht een jaar vol bijzondere activiteiten. De nadruk ligt daarbij op destigmatisering van de psychiatrie.

Altrecht is een instelling voor geestelijke gezondheidszorg, waar mensen met psychische problemen terecht kunnen voor specialistische hulpverlening. Het is haar missie om mensen met psychiatrische problematiek met behulp van gespecialiseerde behandeling en begeleiding, zo snel en goed mogelijk in al hun rollen weer deel te laten uitmaken van de samenleving. Tienduizenden mensen uit Utrecht, maar ook uit andere plaatsen, moeten in de meer dan vijvenhalve eeuwen instellingsgeschiedenis opgenomen zijn geweest in het Willem Arntsz huis.

Als fondsenwerver ben ik verantwoordelijk voor het aanboren van nieuwe geldstromen. Fondsenwerving is niet alleen een nieuw fenomeen binnen Altrecht maar binnen de hele geestelijke gezondheidszorg. Door het terugtrekken van de overheid en het huidige politieke klimaat met de nodige bezuinigingen zie je meer en meer behoefte aan fondsenwerving. Eenmaal in de zorgorganisatie is het nog knap lastig om draagvlak te vinden voor fondsenwerving en om de organisatie van fondsenwerving in te bedden of te laten werken. Hier liggen verschillende oorzaken ten grondslag; de huidige regelgeving (productieafspraken), gebrekkige kennis en kunde over fondsenwerving en mogelijke scepsis ten aanzien van fondsenwerving (is toch bedelarij, je hand ophouden is iets wat je niet doet, we hebben toch de verzorgingstaat?). Is fondsenwerving werkelijk nieuw voor Altrecht? Of is het een kwestie van nieuw leven blazen in oude genen? Maar wat is nou geven? Geven doe je aan iemand anders, aan anderen, aan de maatschappij. Het heeft iets te maken met maatschappelijke en goede doelen en het is „echt‟ geven als het ten koste gaat van de gever. In zulke gevallen wordt in de literatuur over „altruïsme‟ gesproken: je ontzegt jezelf iets om anderen in nood te helpen. Altruïsme is eigen aan mensen, maar het hoeft niet altijd in de zuivere vorm voor te komen. Geven is een directe manier om betrokkenheid bij maatschappelijke en goede doelen te tonen. Geschiedde in tijden van de bloei van de verzorgingsstaat de financiering van maatschappelijke en goede doelen in hoge mate publiek via belastingafdrachten van burgers en bedrijven, met de ombouw van de verzorgingsstaat wordt deze indirecte re-allocatie van middelen verminderd en wordt de ruimte die aldus ontstaat opgevuld met directe vormen van re-allocatie: privaat geven of „direct giving‟.

1 Maar waarom geven mensen, wat zijn hun beweegredenen? Welke motieven zijn er om te

geven? Motieven De motieven voor filantropisch gedrag bewegen zich tussen twee uitersten: altruïsme en egoïsme. Schuyt onderscheidt 5 motieven in dit continuüm: 1. Verwantschap altruïsme (kinship-altruism). Mensen offeren zichzelf op als het om familieleden gaat, of om personen die als naasten worden gezien (Luhmann). 2. Moraliteit. Streven naar het helpen van medemensen is een motief voor veel goede doelen. Het morele motief komt meestal voort uit levensbeschouwelijke posities – of die nu religieus zijn (naastenliefde) of seculier (solidariteit en fatsoen). 3. De behoefte aan illusies. Als mensen zich inzetten voor anderen en/of voor een goed doel kan dit ook worden herleid tot een menselijke drangom eens iets totaal anders te doen. Zo kan men denken aan individuen die door zich in te zetten voor maatschappelijke en sociale doelen een tijdelijke uitweg

Page 3: de wereld draait door gekte door de eeuwen heen - Altrecht 550 jaar

3

zoeken uit de dagelijkse beslommeringen. Helpen treft avonturiers aan. Liefdadigheid spreekt vaak tot de verbeelding. 4. Maatschappelijke status. Altruïsme wordt vooral begrepen als een middel ter verwerving van aanzien en status (Mauss). 5. (Welbegrepen) eigenbelang. Welbegrepen eigenbelang is van oudsher een belangrijke drijfveer geweest bij de totstandkoming van het Nederlandse non profit stelsel van armenzorg door kerken, rijke particulieren, werkgevers en overheid. In de individuele en groepscontext gebruikt Liebrand het begrip conditioneel altruïsme voor het analyseren van altruïstisch gedrag jegens niet- verwanten. Het conditioneel altruïstisch gedrag houdt het midden tussen egoïsme en altruïsme, het is een mengvorm en gaat uit van het welbegrepen eigenbelang voor alle betrokken partijen. Volgens Liebrand is het evolutie-theoretisch gezien een sterke strategie om een win-win situatie te realiseren. Eigenbelang en het belang van een ander c.q. een collectief belang laten zich goed combineren. Het begrip eigenbelang kan volgens Schuyt worden gebruikt voor die gevallen waarin individuen of groepen eigen opbrengsten maximaliseren zonder anderen te schaden en egoïsme voor die gevallen waarin het eigen belang gemaximaliseerd wordt terwijl de belangen van anderen bewust worden genegeerd of geschaad. Welbegrepen eigenbelang komt ten gunste van hulpgever en hulpvrager.

2

Wat zouden de beweegredenen van Willem Arntsz geweest kunnen zijn om een dolhuis op te richten? Vraagstelling Tijdens mijn presentatie in november wilde ik de geschiedenis van de psychiatrie beschrijven, de financiering van het dolhuis onderzoeken, de geschiedenis van de Willem Arntsz Stichting bekijken en bezien hoe filantropisch onze stichting door de eeuwen heen. Ik kreeg het advies om de vraagstelling af te bakenen. Ik besluit om helemaal terug te gaan naar de start van de Willem Arntsz Stichting, 1461. Wat waren de beweegredenen van Willem Arntsz om een dolhuis op te richten en hoe zag de wereld er toen uit? Na bestudering van de literatuur blijken er verschillende verhalen rondom de persoon Willem Arntsz te bestaan. Ik vond het interessant en heb dit uitgelicht. Een paar keer heb ik aan de rechterkant een voorval of een periode uitgelicht ter illustratie. Vragen die ik wil beantwoorden zijn: Hoe keek men in de middeleeuwen tegen gekte aan? Hoe ging men om met psychiatrische patiënten? Hoe werd de behandeling en/of verblijf gefinancierd? En hoe filantropisch was de vroegere Willem Arntsz Stichting eigenlijk? Wie was Willem Arntsz? En wat bezielde hem om een gesticht op te zetten? Wat staat er in de fundatiebrief en hoe werkte de stichting? De indelingen van de hoofdstukken ziet er als volgt uit:

Hoofdstuk 1 Utrecht en armoede in de late middeleeuwen Hoofdstuk 2 Krankzinnigheid in de middeleeuwen Hoofdstuk 3 De verhalen over Willem Arntsz Hoofdstuk 4 De fundatiebrief Hoofdstuk 5 Het leven in het dolhuis Hoofdstuk 6 Slotopmerkingen Werkwijze en gebruik van bronnen In eerste instantie heb ik in de interne organisatie gezocht naar mensen die me op weg konden helpen bij het onderwerp. Bij deze zoektocht kwamen er uit kasten van collega‟s verschillende boeken tevoorschijn. Een aantal boeken zijn geschreven ter gelegenheid van het 500 jarig bestaan van de Willem Arntsz Stichting, in 1961. In de laatste vijftig jaar zijn er enkele boeken bij gekomen waarin de Willem Arntsz Stichting de hoofdrol speelt. Daarnaast heb ik een lijst gemaakt van mogelijk literatuur. Er is literatuur beschikbaar over de geschiedenis van de psychiatrie en een paar boeken die geschiedenis van de Willem Arntsz Stichting behandelen. Al met al is het een puzzel geworden van verschillende citaten van diverse secundaire literatuur. Verder heb ik bij het zoeken naar literatuur gebruik gemaakt van de zoekmachine SABINE. SABINE is een bibliografisch gegevensbestand, waarin de titels zijn opgenomen van boeken en tijdschriftartikelen over alle mogelijke aspecten van de provincie Utrecht.

Page 4: de wereld draait door gekte door de eeuwen heen - Altrecht 550 jaar

4

Het archief van Altrecht en haar voorgangers is ondergebracht bij Het Utrechts Archief en een klein deel van het archief ligt bij museum t Dolhuis. In dit werkstuk heb ik verder gebruik gemaakt van noten en ter completering een literatuurlijst bijgevoegd.

Page 5: de wereld draait door gekte door de eeuwen heen - Altrecht 550 jaar

5

Hoofdstuk 1 Utrecht en armoede in de late middeleeuwen In de middeleeuwen is de stad Utrecht de belangrijkste stad in wat nu Nederland is. Utrecht was het kerkelijke centrum, met de bisschop én werd een rijke handelsplaats. In de 16

de eeuw wordt

Amsterdam belangrijker als handelsstad.3 Wie

Utrecht naderde, zag een woud van torens! De boodschap was onmiskenbaar: Utrecht was een rijke stad. Geestelijken, handelaren, ambachtslieden en 'gewone' mensen leefden hier op een paar vierkante kilometer.

4

Door de slechte hygiëne kregen besmettelijke ziekten veel kans en stierven veel vrouwen als zij een kind kregen. Bij epidemieën vielen veel slachtoffers, vooral onder arme mensen. Ziekten die nu onschuldig zijn, waren niet te genezen. Op straat zag je veel mismaakte mensen met bochels, zweren en andere huidziekten. Steden waren in de middeleeuwen best vies. Ook Utrecht was vrij smerig. En de stad kreeg steeds meer inwoners. En hoe meer mensen, hoe meer afval. Een deel van het afval kwam terecht op mesthopen rondom de huizen en in de diepe beerputten achter het huis. Maar veel meer werd in de gracht gekieperd, zoals slachtafval.

5

Veel mensen denken dat de armoede buitensporig groot was in de middeleeuwen. Dat was zeker het geval tijdens crises, maar in een stad als Utrecht hoorde de helft van de bevolking tot de middenstand. Dat betekende dat er relatief veel werkgelegenheid was. Naast de informele armenzorg binnen familie- en buurtverband was de geïnstitutionaliseerde armenzorg in Utrecht omvangrijk en veelomvattend. „Gastvrijheid‟ was een wezenlijk begrip. Het klinkt door in de term „gasthuis‟.

6

Het stichten van gasthuizen door welgestelde burgers was heel gewoon in de middeleeuwen. De stad Utrecht beschikte in de vijftiende eeuw over tal van dergelijke instellingen, die soms uit de dertiende eeuw dateerden. De gasthuizen verleenden onderdak aan reizigers, pelgrims, armen en zieken. Ze werden gefinancierd door burgers die een stuk grond, een huis, of een jaarlijkse rente schonken. De motieven van de stichters van gasthuizen waren deels van religieuze aard. Naastenliefde en barmhartigheid waren belangrijke christelijke plichten. Bovendien was het zieleheil van de gever in het geding. Goede werken waren een middel om de eigen zonden weg te wassen en het lijden in het vagevuur te bekoren. Meer wereldlijke motieven speelden waarschijnlijk eveneens een rol. Krankzinnigen bezorgden de burgers van de stad Utrecht soms flinke overlast.

7

In de syllabus Geschiedenis van de filantropie hanteert Van Leeuwen een model van de werking van armenzorg in pre-industrieel Europa (zie hiernavolgende pagina). In het model onderscheidt hij twee groepen die belang hebben bij armenzorg namelijk de elites en de armen, de algemene maatschappelijke context en de gevolgen van de samenleving. Armen wilden geld, goederen en bepaalde voorzieningen. Bij de elites is er een onderscheid tussen collectief en individueel belang. Aan hun collectief belang valt weer een economisch aspect te onderkennen (regulering van de arbeidsmarkt door het geven van bedeling als loontoeslag), een sociaal aspect (het handhaven van de statische standenmaatschappij), een politiek aspect (het voorkomen van onrust), een medisch facet (het verhinderen van besmettingsgevaar door onder meer verplichte pokkenprikken) en een beschavingsaspect (de gedachte dat onbeschaafd gedrag ten grondslag ligt aan armoede). Individuele belangen om armen te helpen waren: statusverhoging verbonden aan een armbestuurderschap, het opdoen van bestuurlijke ervaring als een leerschool voor hogere posten en het verwerven van zieleheil. De armenzorg was een beheersingstrategie van de elites.

8

Uit de cahiers van Van Leeuwen staat ook beschreven dat de besturen van liefdadige instellingen van elkaar verschilden. Er waren twee modellen van besturen in die tijd. De protestanten deden veelal zelf het werk in de instelling vanuit de diaconie. De organisatievorm was vaak een amateurvereniging. Zij

Lonen en prijzen: 1400-1600 In de zomer van 1390 verdiende een timmerman voor een dag werken ongeveer 7,5 groten, ofwel een halve pond. Van dit dagloon kon hij ongeveer een 700 gram rogge kopen, wat goed was voor ongeveer anderhalf roggebrood. In 1457 verdiende een timmerman 4,5 kromstert op een dag. Dit is iets minder dan één stuiver, ofwel 1/8 pond (de rekenmunt op dat moment). Van een dergelijk dagloon kon hij tien liter bier of drie kilo rogge halen, waarvan ongeveer zes roggebroden gebakken konden worden. Prijzen van dergelijke levensmiddelen (want bier was in die tijd geen luxe, maar een alternatief voor vervuild drinkwater!) waren duidelijk erg variabel. Vanaf ongeveer 1500 rekende men in guldens, stuivers en plakken. Rond 1575 kreeg een houtsnijder vijf stuivers op een dag, waarvan hij ongeveer zeven liter bier kon halen. Tegen 1595 waren de prijzen wel veranderd; de graanprijzen waren onder meer ten gevolge van de toenemende internationale handel enorm gedaald. Een timmerman verdiende toen acht stuivers en kon daar ongeveer tien liter bier voor kopen. Maar met dit loon kon hij toen ook ruim tien kilo rogge kopen! (uit: fragment uit website Zutphens archief)

Page 6: de wereld draait door gekte door de eeuwen heen - Altrecht 550 jaar

6

stonden redelijk dicht bij de armen. Bij de katholieken waren het de regenten die bestuurden. Het waren professionele instellingen echter zij deelden niet zelf het brood uit maar bepaalden het beleid.

Model van de werking van armenzorg in pre-industrieel Europa, Prof. dr. Marco van Leeuwen

Page 7: de wereld draait door gekte door de eeuwen heen - Altrecht 550 jaar

7

Hoofdstuk 2 Krankzinnigheid in de middeleeuwen Voor krankzinnigheid ziet men in de middeleeuwen drie oorzaken. Allereerst een bovennatuurlijke oorzaak, zoals bezetenheid door de duivel en hekserij. Er kan ook een geestelijke oorzaak zijn, zoals angst, verdriet of te hard werken. En er kan een lichamelijke oorzaak zijn, zoals een verkeerde balans van de lichaamssappen. De leer van de vier lichaamssappen, die werd opgesteld door de Griekse arts Hippocrates (460-377), hield in dat de vier lichaamssappen het welzijn bepaalden. Indien de verhouding tussen de gele gal, de zwarte gal, het bloed en het flegma werd verstoord, ontstonden ziekten.

De middeleeuwse artsen onderscheiden ook een aantal soorten van krankzinnigheid, zoals frenesis (met als kenmerken wartaal en hoge koorts), insania (met als kenmerken manie of melancholie), epilepsie (ook aangeduid als maanziekte) en hysterie. De verklaring voor hysterie is wel erg anders dan de moderne wetenschap. Volgens de middeleeuwse mens zwerft dan namelijk de baarmoeder in het lichaam rond op zoek naar een kind. De middeleeuwer beschikte over een scala van behandelingsmethoden. Om het evenwicht tussen de vier lichaamssappen te herstellen, werd gebruik gemaakt van aderlaten, purgeren (de darm leeg maken) en zweten. Bartholomeus Anglicus (Engelse monnik) schreef daarnaast therapieën voor als rust, muziek, en lichamelijke arbeid voor hen die aan een depressie leden. Het exorcisme was een middel om bezetenheid te bestrijden. In Engeland raakte een non ooit door de duivel bezeten toen ze van een krop sla at zonder een kruis te hebben geslagen. De demon die zich in haar genesteld had, verzette zich tegen pogingen hem te overreden het lichaam te verlaten met het argument dat het niet zijn fout was, aangezien zij gewoon op een blaadje sla had gezeten toen de non hem opat. Vandaar dat er ook krachtiger middelen bestonden om onwillige duivels te verjagen. Indien niespoeder en braakmiddelen niets uithaalden, werd de patiënt gewurgd. Door zuurstofgebrek zou de demon gedwongen worden het lichaam te verlaten. Er waren talloze andere behandelingsmethoden in omloop: frenisis werd soms behandeld door het hoofd van de patiënt langdurig in azijn onder te dompelen. Populair was het keisnijden. In de onschuldige vorm van deze therapie werd de denkbeeldige kei, die zich in het hoofd bevond en oorzaak zou zijn van zwaarmoedigheid, zogenaamd verwijderd. Op afbeeldingen is soms te zien hoe de geneesheer de steen al in zijn hand heeft nog voordat hij een snee heeft gemaakt in het hoofd van de patiënt.

„Komt mannen en vrouwen alle bei En laet u snijden van de keij‟, Loopt, loopt met een groot verblijden Hier sal men ‟t wijf van kije snijden‟.

9

Een minder onschuldige vorm was de trepanatie, waarbij een gat werd gezaagd in het hoofd met behulp van een zogenaamde trepaan, een soort cirkelvormige zaag. Uit archeologisch onderzoek is gebleken dat deze ingreep ook al in de prehistorie voorkwam. Sommige patiënten schijnen overigens op wonderbaarlijke wijze de operatie te hebben overleefd; hun schedels vertonen althans sporen van genezing.

Er bestond in de late middeleeuwen een grote variatie in de opvang van krankzinnigen. De meeste krankzinnigen bleven bij hun familie of zwierven rond. Op het moment dat er gevaar ontstond voor de omgeving werden ze opgepakt en opgesloten of opgenomen, meestal in algemene charitatieve instellingen en soms in dolhuizen. Naar de mogelijkheden en inzichten van die tijd werden

Nog een geval In 1666 werd een zekere J. Herll opgenomen. Hij leed waarschijnlijk aan periodieke psychosen, die zo heftig waren dat men genoodzaakt was hem op te sluiten. Tijdens zijn kalme perioden was hij bij zinnen en leek hij in het geheel niet geestesziek. Hij was er van overtuigd dat hij onterecht was opgenomen en hij wist zijn zaak voor het gerecht zo vaardig te bepleiten, dat hij de bijnaam „de advocaat‟ kreeg. De schout en schepenen van de stad stelden hem na een proces weer in vrijheid, maar dat heeft hem weinig goed gedaan. Hij werd later vermoord teruggevonden. (Boek: Van regenten en patiënten, p.27)

Een geval In 1470 zou een zekere Arent van Voren, die de veelzeggende bijnaam Arent de Wilde had en soms „dwaes Arentghen‟ werd genoemd, amok hebben gemaakt in de binnenstad. Hij werd veroordeeld tot een openbare geseling en vervolgens in het „Dolhuys‟ opgesloten. (Boek: Van regenten en patiënten, p19/20)

Page 8: de wereld draait door gekte door de eeuwen heen - Altrecht 550 jaar

8

krankzinnigen vaak menselijk opgevangen. Meer bemiddelden kwamen in een betrekkelijk gerieflijk gesticht terecht.

Rond 1500 werd de houding tegenover krankzinnigen repressiever. Een van de redenen was dat het geloof in hekserij toenam. Elke geloofsbeleving die afweek van het christendom kon hekserij worden genoemd. Laat in de middeleeuwen ontstond echter een nieuw concept van hekserij. Heksen waren duivelaanbidders die bewust en vrijwillig een pact met de duivel hadden gesloten en daarmee de ergst denkbare zonde begingen: ketterij. In 1484 verscheen de pauselijk bul Summis desiderantes, waarin duivelaanbidders als de wortel van alle kwaad werden beschouwd. Twee jaar na de bul verscheen met instemming van de paus de beruchte Malleus Maleficarum (de Heksenkamer), waarin psychopathologische verschijnselen werden beschouwd als hekserij en bezetenheid. In Europa waren er veel rampen: hongersnoden en boerenopstanden, pestepidemieën, syfilis. Een andere plaag waren de vele oorlogen. Al deze rampen konden alleen maar een straf van God zijn en daarom keerde men zich tegen zondaars. Zo was in de stad Utrecht, die in de zestiende eeuw door een reeks pestepidemieën werd getroffen, de tovenarij rond 1530 dusdanig populair geworden dat het stadsbestuur een verbod hier tegen uitvaardigde en de straf op een jaar verbanning stelde. De Inquisitie had niet als doel geestesgestoorden te vervolgen; het doel was de kerk tegen hekserij en ketterij te beschermen. Er klonken protesten tegen het idee dat geestelijke stoornissen door bezetenheid of hekserij werden veroorzaakt. Een van de bekendste critici was Johannes Wier (1515-1588), die de Malleus Maleficarum als een goddeloos en onzinnig boek zag.

Over de etiologie (leer der oorzaken) van psychische ziekten is sinds de middeleeuwen een heftig debat gaande. Telkens opnieuw laaide de discussie op over de ziekteoorzaken en met name het belang van psychische of somatische factoren. Deze richtingenstrijd heeft diepgaande invloed uitgeoefend op de wijze waarop krankzinnigen in de loop der eeuwen zijn behandeld.

10

Figuur 2 Jan Steen, Een kwakzalver snijdt een kei

Figuur 1 Johannes Wier

Page 9: de wereld draait door gekte door de eeuwen heen - Altrecht 550 jaar

9

Hoofdstuk 3 De verhalen over Willem Arntsz Willem Arntsz was gefortuneerd en bezat meerdere landgoederen rondom Utrecht. Hij bekleedde een belangrijke positie in het stadsbestuur van Utrecht en was als cameraar (de schepenen die gedurende het gehele jaar belast waren met de administratie van de stedelijke financiën werden cameraars genoemd)

11 belast met financieel beheer. Uit onderzoek van W.A. Wijburg jr.,

gepubliceerd in een artikel in „Oud-Utrecht, blijkt dat hij samen met zijn vrouw joffer Geertruyd belangen hadden in het gebied tussen Houten en Schalkwijk. Na later bleek droeg zijn vrouw het Bartholemeusgasthuis ook een warm hart toe. Na het overlijden van Willem Arntsz deed zij in 1469 een schenking aan het gasthuis. Zij had zes huisjes bestemd voor zes armen waarvan er vier stonden op het erf van het Bartholemeusgasthuis en twee op het erf van de Geertekerk, waar Willem in de kerk begraven ligt. Willem Arntsz had drie kinderen, zoon Arnt, dochter Alyde en bastaardzoon Arnt, aldus W.A. Wijburg. In 1449 kwam Willem Arntsz met een groep edelen in opstand tegen bisschop Rudolf van Diepholt die een ongewenste belastingpolitiek wilde afdwingen. Na een bloedige, verloren strijd die op de Utrechtse Ganzenmarkt en in de Schoutensteeg werd beslecht, moest hij als een van de leiders van de verslagen opstandelingen zijn stad gedwongen verlaten. Uit verschillende verhalen valt te lezen dat Willem Arntsz vertrok naar het Heilige Land. Bij terugkomst zou hij ook zijn naam hebben aangepast. In het Heilige Land zag hij hoe de Arabische wereld krankzinnigen met liefde, zorg en eerbied omringde en hoe sommige geesteszieken die waren gehuisvest in bijgebouwen van moskeeën, zelfs als heiligen. Dit zou zo'n indruk op hem gemaakt hebben dat hij bij terugkomst in zijn vaderstad een stichting in het leven zou hebben geroepen. Ook schijnt er een schrijver te zijn geweest die beweerde dat Willem Arntsz nog meer bewogen zou zijn temeer hij een geestesziek kind zou hebben. Zou dit zijn motieven verklaren om een dolhuis op te richten? Tijdens mijn bezoek aan Het Utrechts Archief hielp een medewerker op weg naar het boekje 'Jaarboekje van Oud-Utrecht', een verzameling van artikelen. In het artikel van W.A. Wijburg blijkt bovengenoemde kleurrijke verhaal weinig waarheidsgronden te bevatten. De opstand wordt 'Het Utrechtsche Schisma' genoemd. De reeds lang bestaande oppositie tegen bisschop Rudolf groeide in het begin 1449 sterk aan, toen hij een aanslag wilde doen op de beurs van de Utrechtse geestelijke instellingen en burgers. De tweedracht werd zelfs zo groot, dat een aantal Utrechtse burgers – onder aanvoering van Rudolf's felle teenstander de Domdeken Jan Proys – Rudolf wilde beletten in de nacht van 2 op 3 februari 1449 de stad binnen te komen. Op de Ganzenmarkt brak een fel gevecht uit, waarbij de partij van de bisschop overwon. Uiteraard werden tegen de verliezers maatregelen genomen. Blijkens een bekendmaking in het Utrechtse Buurspraakboek van maandag 3 febr. werd aan een ieder verboden onderdak te verlenen aan Jan Proys en Willem Arntszoon en vele andere personen. De hoge plaats die Willem Arntszn op deze ranglijst inneemt (zelfs vóór vele Utrechtse edellieden) wijst er op dat hij tot de vooraanstaanden moet hebben gehoord. Kort nadien moet Willem Arntszn. in de stad zijn teruggekeerd want op 31 maart 1449 blijkt hij in de gevangenis te zitten. Op die datum wordt namelijk in het Raads Dagelijks Boek aangetekend dat “Geertgen Willam Aerntsz's wijf van wegen hoirs mans voirs heeft aangesproken Jacob Pot hoe Jacob den voirs Willam onredelicken toe gesproken heeft, dair hij van mijns Heeren wegen (=vanwege de Bisschop) ende der stadt in hoire vangnisse sit...”.

12

De Moderne Devotie

is een spirituele beweging binnen de middeleeuwse katholieke

Kerk die opkwam aan het eind van de veertiende eeuw. De

beweging ontstond doordat mensen niet tevreden waren over hun

situatie door misstanden onder de geestelijkheid en in de kerkelijke

leiding. De Moderne devotie stond voor een vernieuwing van het

christelijke gemeenschapsleven en is te zien als een

hervormingsbeweging binnen de Kerk en maatschappij.

Persoonlijke levensheiliging en praktische levenswijsheid vormden

het streven. De initiatiefnemers bestonden uit geestelijken en

leken. Ze leefden in gemeenschap van tafel en goederen zonder

een formele kloostergelofte af te leggen. (Wikipedia)

De aandacht voor de medemens stond centraal. De stichter Geert

Grote, heeft enige tijd in Utrecht vertoefd en de in 1456 ingewijde

bisschop van Utrecht, David van Bourgondië had belangstelling

voor de Moderne Devotie. Willem Arntsz handelde dan ook in de

geest van de bisschop en werd wellicht door hem gesteund.

(Boek: Van regenten en patiënten, p.27)

Page 10: de wereld draait door gekte door de eeuwen heen - Altrecht 550 jaar

10

De schrijver van dit artikel zegt hiermee een belangrijke aanwijzing te hebben dat Willem Arntszn identiek was met Willem Arntszn van den Heylige Lande want beiden waren met een Geertruyt (= Geertgen) gehuwd. In het artikel worden nog een paar aanwijzingen genoemd dat hij wel degelijk in het gevang zat. Blijkbaar werd Willem Artnszn in de loop van 1449 vrijgelaten nadat hem een zware boete was opgelegd. Hij moest 1000 Rijnse guldens aan bisschop Rudolf betalen. Van een verbanning van Willem Arntszn op dat moment bleek niets. Het is wel waarschijnlijk dat hij nadien samen met zijn medestanders verbannen werd. Uit een acte blijkt dat hij op 30 december 1452 in Antwerpen is geweest. En uit ander onderzoek komt naar voren dat hij toen poorter was van Antwerpen. Naar alle waarschijnlijkheid heeft Willem Arntszn kennis genomen van de vorm van krankzinnigenverpleging, zoals die in zijn tijd bestond te Gheel (in de provincie Antwerpen). Dit centrum (dat ook nu nog als zodanig bekend is) is zeer waarschijnlijk het voorbeeld geweest dat Willem voor ogen heeft gestaan toen hij zijn beschikking maakte ten bate van de Utrechtse geesteszieken, aldus dhr. W.A. Wijburg. In het boek van Joost Dankers beschrijft men dat Willem Arntsz waarschijnlijk ook inspiratie heeft opgedaan van het Reinier van Arkel gesticht (de eerste speciaal voor krankzinnigen bestemde inrichting in de Nederlanden, 1442). Er bestaan in ieder geval opmerkelijke overeenkomsten tussen beide inrichtingen. In beide gevallen konden zes dollen worden opgenomen en werd er bepaald dat ze in de hoogste graad onnozel moesten zijn. In beide gevallen bevestigde het stadsbestuur de stichting en haar reglementen.

13

In 1455 overleed bisschop Rudolf van Diepholt. Zijn opvolger, de Domproost Gijsbrecht van Brederode, verleende de bannelingen gratie zodat ze vrij waren om weer terug te keren naar Utrecht. Op instigatie van Hertog Filips de Goede van Bourgondië werd de bisschopsstaf in 1456 overgedragen aan Filips bastaardzoon David van Bourgondië. Deze kerkvorst sympathiseerde met de ideeën van De Moderne Devotie. Willem Arntsz keerde weer terug naar Utrecht. Hij wilde, wellicht aangeraakt door de Moderne Devotie- een dolhuis oprichten. Naar de heersende religieuze overtuiging was, zeker voor welgestelden, het verrichten van goede werken een zwaar wegende christelijke plicht waardoor men na de dood het snelst in de hemel kon komen. Want mooie daden vielen te verrekenen met je zonden, zodat het onvermijdelijke verblijf in het vagevuur van de kortste duur zou zijn. Het dolhuis werd – zoals ook in de fundatiebrief is opgenomen gesticht 'ter eren Gods'. Willem Arntsz van den Heylige Lande vond zijn laatste rustplaats in de St. Geertekerk, Reeds bij zijn leven had hij op het Heilige Kruisaltaar in deze kerk een „zingende mis‟ gesticht, mogelijk ter memorie aan zijn ouders. Op 14 december 1477 werd door Dr. Jur. Aelbert, zoon van Adriaan bastaard van Holland, deken der Haagse Hofkapel en kanunnik ten Dom met vele andere personen (waaronder Willem‟s zoon Arnt van den Heylige Lande en Willem‟s bastaard zoon Arend van Benthem) een fundatiebrief opgemaakt voor een vroeger gestichte H. Kruis broederschap. Deze broederschap nam op zich de zingende mis die Willem Arntsz gesticht had op te luisteren. Bepaald werd o.a. dat iedere vrijdagmorgen voor het opdragen van de mis het water vóór het koor gezegend zou worden ten gebruike van het volk, terwijl daarna het graf van de stichter „begaen‟ zou worden. Bij het overlijden van een broeder van deze broederschap zouden 30 missen voor hem opgedragen worden en hij zou begraven worden in een daartoe door Arnt Willems van den Heylige Lande geschonken graf vóór het altaar.

14

Kort voor zijn dood in 1458 of 1459 besprak Willem Arntsz de stichting van een 'gasthuys voir die dulle lude' met de broeders van het Sint Barberagasthuis en het Sint Bartholemeusgasthuis. Dit laatste gasthuis lag aan een steeg die verbonden was met zijn achterpoort van zijn huis. Na zijn overlijden namen ze de taak op zich om met zijn erfenis een dolhuis te vestigen en het bestuur ervan te vormen. De bouw vond plaats in 1460 op de plek waar zich nu nog steeds het Willem Arntsz Huis bevindt en waar vermoedelijk al sinds 1457 een huis bestond van een zekere Herman de Veer die er krankzinnigen had ondergebracht.

15

In de catalogus staat het volgende: In de jaren 1457 en 1458 vinden wij Herman de Veer bezig met den aankoop van drie vierendeelen van een huis op het St. Nyclaes-enge „tot behoeff dat alendige gasthuys, gelegen bij Sinter Nyclaes-kerchhoff‟. En het volgende jaar 1459 ontmoeten wij den pries-ter Aernt Eelgissoen als „procuratoir‟ van hetzelfde gasthuis, die zeker giften daar-voor opzamelde).

16

Op 26 januari 1461 vaardigde het stadsbestuur van Utrecht officieel de fundatiebrief van de stichting Willem Arntsz uit.

Page 11: de wereld draait door gekte door de eeuwen heen - Altrecht 550 jaar

11

Hoofdstuk 4 De fundatiebrief Om een gevoel te krijgen wat er nu in een fundatiebrief staat heb ik de hedendaagse vertaling opgenomen van de fundatiebrief van de Willem Arntsz Stichting. Wij Burgemeesters, Schepenen, Raad en gezamenlijke vertegenwoordigers der gilden van de oude en de nieuwe Raad der stad Utrecht maken bekend aan allen, die deze onze brief zullen zien of horen lezen. Willem Arntsz (zijn nagedachtenis zij in ere gehouden) heeft in zijn laatste levensdagen ter ere Gods bij testament vermaakt aan de broeders van het St. Barbara- en het St. Bartholomeüsgasthuis te Utrecht een zekere som geld ten behoeve van geesteszieken, indien genoemde broeders binnen een jaar na zijn dood een huis daartoe bestemmen om die geesteszieken daarin te herbergen. Zo is het geschied dat genoemde broeders met Gods hulp en tot zijn Goddelijke eer eendrachtig zijn overeengekomen een huis daartoe te bestemmen, gelegen aan het St. Nicolaaskerkhof te Utrecht, aan de brink, en dat te bouwen en op te trekken in de aller beste vorm, ten behoeve van ten hoogste zes geesteszieken, van wie noodzakelijk wordt geacht dat zij geïsoleerd worden gehouden of bijzondere verpleging en toezicht behoeven, doch op dat moment geen onderkomen hebben, tenzij dat gasthuis naderhand meer kan opnemen. Een en ander uitsluitend ten behoeve van het opnemen, herbergen, doen verblijven en doen verzorgen van geesteszieken, die binnen de stad Utrecht af in het omliggende gebied wonen of meer dan drie jaren daarin woonachtig zijn geweest. Over de noodzaak tot opneming wordt beslist door de vier dienstdoende Oversten der stad en door de bestuurder van het St. Barbara- en St. Bartholomeüsgasthuis. Hetgeen God onze Heer en goede lieden daarvoor zullen geven en verlenen, zal men de patiënten tot hun behoefte uitreiken, zoveel als doenlijk is, en van elk van hen, hetzij man of vrouw, zullen voor altijd de goederen, die hij of zij ten tijde der opneming bezit, aan genoemd huis vervallen: met dien verstande dat ingeval van erfgenamen die in de omgeving wonen, gedurende een half jaar, de keus hebben of zij de goederen van de patiënt aan het gasthuis willen laten, dan wel of zij die tot zich willen nemen, in welk geval zij het gasthuis verschuldigd zijn vijfentwintig Rijnse gulden voor ieder jaar dat de opneming heeft geduurd. Mocht het gasthuis tevoren iets van de patiënt hebben ontvangen, dan zal dat in mindering komen van genoemde vijfentwintig Rijnse guldens. Overigens zal men in dit gasthuis niemand opnemen dan alleen de hierboven bedoelde patiënten, met dien verstande, dat in tijden van pest- of dysenterie-epidemieën diegenen die dan met die ziekten besmet zullen zijn en geen onderdak hebben en op dat tijdstip binnen de stad of in de omgeving daarvan woonachtig zijn, in genoemd huis op afzonderlijke daarvoor bestemde plaatsen mogen worden opgenomen, tot zoveel personen toe als men dan behoorlijk aldaar zal kunnen doen verblijven en verzorgen, en hen van het nodige voorzien gelijk de geesteszieken, Mochten zij in genoemd huis overlijden en geen kinderen achterlaten die kennelijk in armoede verkeren, dan zullen zij in het huis laten ten behoeve der armen al zodanig roerend goed als zij bij hun dood zullen achter laten, na aftrek van hun wettige schuld, voor zover hun goederen tot delging daarvan kunnen dienen. Bedoelde goederen zullen ontvangen en in bewaring worden genomen door de gezamenlijke broeders van het St. Barbara- en het St. Bartholomeüsgasthuis. Deze zullen uit elk van hun Broederschap kiezen twee goede mannen die het genoemde huis zullen besturen ter ere Gods op de wijze als hierboven uiteengezet, zonder enig tijdelijk loon daar voor te ontvangen. Zij zullen bedoelde geesteszieken in overleg met de vier op dat moment in functie zijnde Oversten der Stad opnemen en ook mogen afwijzen naar hun beste weten. Zij zullen alles wat God onze Heer en goede lieden daartoe geven en verlenen, hoe en op welke wijze het ook wordt verkregen, uitgeven en beheren, Echter zullen zij ten minste eenmaal 's jaars rekening en verantwoording afleggen van alles wat is ontvangen en uitgegeven, en wel in tegenwoordigheid van onze Oversten of van de door hen aangewezen afgevaardigden van de Raad, alsmede in tegenwoordigheid van de huismeesters van de beide genoemde gasthuizen. De vier bedoelde broeders zullen nog tot zich nemen twee goede eerbare mannen, verblijf houdende in de parochie van St. Nicolaas, op advies van de oudste pastoor aldaar of op advies van de kerkmeesters der voornoemde kerken. Deze twee zullen de andere vier naar hun beste weten met raad en daad helpen ter ere Gods en tot profijt der armen. Men zal evenwel die zes personen of één hunner bepaaldelijk jaarlijks wel een mogen vervangen, echter dan op de wijze zoals hierboven omschreven. En daar wij willen dat alle hierboven omschreven punten en bepalingen ten eeuwigen dage vast en onverbroken worden gehandhaafd, hebben wij het Groot Zegel van onze stad aan deze brief doen hangen. Gegeven in het jaar onzes Heren duizend vierhonderd een en zestig des Maandags Na St. Paulus bekering.

17

De schrijvers van het boek meenden dat er iets naïefs in het slot van de stichtingbrief stond. Het 'ten eeuwigen dage vast en onverbroken' houden zou inhouden dat alles ongewijzigd voort zal bestaan, willen zij hun taak kunnen uitvoeren. Alsof er nooit wat zou veranderen. Verder is er overleg over de

Page 12: de wereld draait door gekte door de eeuwen heen - Altrecht 550 jaar

12

juridische betekenis van deze stichtingsbrief met name over de rollen van het stadsbestuur en de twee broederschappen van de betrokken gasthuizen. Dit leidde in 1583 tot een resolutie. Met instemming van de magistraat stichtten zij een vereniging, die in nauwe relatie met het stadsbestuur naar overneming van het beheer streefde, overigens met voorkennis en medeweten van de beide gasthuizen, die niets liever wensten dan van de administratie te worden ontslagen. Resolutie van 1583 In onze tegenwoordige bewoording komt de inhoud op het volgende neer: 'Burgemeesters en bestuurders der stad Utrecht hebben uit medegevoel voor geesteszieken, die geïsoleerd moeten worden of bijzondere verpleging en toezicht behoeven, alsmede voor lijders aan pest of dysenterie, onlangs ingesteld een broederschap ten einde het bestuur van de Willem Arntsz Stichting te Utrecht op zich te nemen, indien de broeders van het St. Barbara- en het St. Bartholomeusgasthuis voortaan van hun bestuursbevoegdheden afstand doen, doch niettemin elk der beide gasthuizen aan genoemde stichting jaarlijks in januari vóór Lichtmis zullen leveren zes mud goede tarwe van dezelfde kwaliteit als zij voor hun eigen gasthuizen gebruiken. Voorts zullen de broeders van het St. Barbara-gasthuis voor het hierboven omschreven doel jaarlijks vóór Michaelis (29 september) aan genoemde stichting beschikbaar stellen de som van zesendertig Carolus guldens, elk ter waarde van veertig stuivers. Bovendien zal aan de stichting komen omstreeks 2 hectare grond gelegen in het Gooi en in gebruik bij Jacob Ersten. De bestuurders van genoemde gasthuizen stemmen hiermede in en verzoeken acte van hetgeen is overeengekomen, welk hen tot décharge zal strekken, hetgeen hen hierbij wordt verleend. Aldus vastgesteld de 7e october 1583'.

18

Ter illustratie de huidige statuten van Stichting Altrecht Artikel 2 Doel: 1.de stichting heeft als doel de bevordering van de geestelijke gezondheid, alsmede het uitvoeren en doen uitvoeren van de geestelijke gezondheidszorg. De stichting zal de etnische achtergrond, de levensbeschouwelijke en/of maatschappelijke overtuiging van personen en groeperingen eerbiedigen. 2. de stichting beoogt niet het maken van winst. 3. de stichting streeft naar het beschikbaar stellen van geestelijke verzorging in overeenstemming met de behoeften van gebruikers. Artikel 3 De stichting tracht haar doel te bereiken door: 1.Het beheer en de exploitatie van de voorzieningen in de geestelijke gezondheidszorg 2. Het bieden van mogelijkheden tot ambulante/poliklinische- deeltijd- en klinische behandelingen, verpleging, verzorging ter begeleiding van mensen met een psychiatrische en psychische stoornissen. 3. Het uitvoeren van preventieve taken op het terrein van de geestelijke gezondheid, alsmede het verlenen van ondersteuning aan personen of instellingen op dit terrein. 4. Het scheppen van een gunstig leef- en behandelklimaat voor cliënten van de stichting. Het scheppen van een gunstig werkklimaat voor medewerkers van de stichting 5. Het zelf bieden of bevorderen van opleidingsmogelijkheden in het kader van de doelstelling 6. het bevorderen van een goede samenwerking met alle instellingen, die soortgelijke of aanverwante doelstellingen nastreven 7. het verrichten van- of het medewerken aan ethisch en verantwoord wetenschappelijk onderzoek respectievelijk praktijkonderzoek binnen het kader van de doelstelling 8. de bevordering van de deskundigheid op het terrein van haar doelstellingen 9. andere wettige middelen. Artikel 4 Vermogen 1. Het eigen vermogen van de stichting bestaat uit: a. algemene reservers b. schenkingen, erfstellingen en legaten c. andere verkrijgingen en baten 3. De inkomsten van de stichting bestaan uit: a. de ontvangsten uit hoofde van uitgeoefende functie b. opbrengsten uit eigen vermogen c. van overheidswege of door andere instanties beschikbaar gestelde bijdragen in de exploitatiekosten d. alle andere baten. Artikel 6 Samenwerkingsverband 1. De stichting neemt deel aan het samenwerkingsverband van de stichting Willem Arntsz Stichting, gevestigd te Utrecht, ter ondersteuning van de doelstellingen van de Willem Arntsz Stichting en ter bevordering van de realisering van de eigen doelstellingen. 2. De stichting draagt tezamen met de andere in het samenwerkingsverband deelnemende rechtspersonen naar evenredigheid van hun budgetten, exclusief rente en afschrijvingen, bij in de normale, dagelijkse bestuurskosten van de Willem Arntz Stichting. 3. De stichting stelt aan de Willem Arntsz Stichting ter informatie de begroting, jaarstukken en beleidsplannen beschikbaar.

Page 13: de wereld draait door gekte door de eeuwen heen - Altrecht 550 jaar

13

Hoofdstuk 5 Het leven in het dolhuis Het gasthuis voor dolle lude bestond dus uit 6 'dolhuiskameren' en een hoofdhuis met een aparte ruimte met slaapbanken voor patiënten die niet hoefden te worden vastgeketend aan hun krib. Opname was aan strikte regels gebonden. Om in aanmerking te komen voor een plaatsje moest iemand volslagen dol zijn, daarnaast armlastig en bovendien ingezetene van Utrecht of al drie jaar in de stad wonen. Een verblijf van een jaar kostte 25 gulden. Het was ook mogelijk dit bedrag af te kopen door alle bezittingen aan het dolhuis te schenken.

19

Vraagt men naar de medische behandeling dan dient u zich te bedenken dat er ten tijde van de oprichting en nog lang daarna in de Noordelijke Nederlanden geen universiteit bestond, zodat dus academisch geschoolde medici hun opleiding in het buitenland verkregen moesten hebben. Naast enkele doctoren vond men de plaatselijke chirurgijns, die tevens het vak barbier uitoefenden. Zij verleenden alleen hulp bij lichamelijke gebreken en het toedienen van medicamenten aan pestlijders. De verpleging en behandeling van geesteszieken was destijds zeer primitief. De huishoudelijke beslommeringen van het dolhuis waren opgedragen aan een „moeder‟ met een aantal „meiden‟, die hun verblijf in het huisprincipaal hadden. In elk dolhuisje stond een krib met stro gevuld. Zo nodig werd de razende in boeien gelegd. In elk huisje was een privaat dat naar buiten op de binnenplaats uitliep. De huisjes werden met dubbele deuren en stevige grendels afgesloten. De kleding werd dikwijs door de familie van de betrokken patiënt verzorgd; in geval dit niet geschiedde kreeg de patiënt een rode duffelse hansop van het gesticht. Eenmaal per week werden de huisjes gereinigd en van vers stro voorzien, terwijl vier keer per jaar de bewoners geknipt en zo nodig geschoren werden door de chirurg. Vreesde men hierbij moeilijkheden, dan werd een smidsknecht ingehuurd om de patiënt vast te houden. Van een specifieke behandeling horen we niets.

20

Terwijl in de middeleeuwen krankzinnigen in de Arabische wereld als heiligen werden vereerd of bijzondere zorg genoten hield vooral de clerus in Europa de opvattingen in stand dat krankzinnigen van de duivel bezeten waren. Dat beeld kon goed gedijen, want het was een roerige, donkere tijd vol angst, ellende, twisten en oorlogen. Er heerste hongersnood, pestepidemieën halveerden in sommige gebieden de bevolking en syfilis verminkte de lijders tot afzichtelijke, onaardse hellemonsters. Al deze rampen waren een straf van God en daarvoor moesten de zondaars worden opgespoord en boeten.

21

Hoe werkte het Dolhuis? In de eerste jaren van het bestaan van het dolhuis werd het dagelijks bestuur gevormd door vier broeders gekozen uit de broederschappen van beide voorgenoemde gasthuizen (die staan onder beheer van het College van Regenten der Verenigde Gods-en Gasthuizen) en door twee bewoners van de parochie van de St. Nicolaaskerk. Er moest rekening en verantwoording worden afgelegd aan de Huismeesters van beide Gasthuizen en de daartoe door de raad van Utrecht aangewezen personen. Ook was in de fundatiebrief bepaald dat maximaal 6 geesteszieken verzorgd zouden worden, hetgeen dus gebeurde door een bestuur van zes personen.

22

In het belang van de stad werd eveneens bepaald dat in tijden van pest ook pestlijders moesten worden opgenomen (indien er plaats was). Hierna werd een speciaal Gasthuis voor Pestlijders gesticht waardoor die functie vervalt. Vreemdelingen werden alleen opgenomen met toestemming van de Raad (stadbestuur) en het St. Barbera- en ST. Bartholomeusgasthuis. Onbemiddelde vreemdelingen werden zonder pardon buiten de stad gezet.

23

Gedurende een reeks van jaren schonken beide gasthuizen aan het Dolhuis ieder de helft van het benodigde broodkoren. Naarmate de tijden moeilijker werden, werd het voor de besturen van de Gasthuizen ook bezwaarlijker in de noden van het dolhuis te voorzien. In 1576 was de toestand zelfs zo dat het stadsbestuur het noodzakelijk achtte de Huismeester van de Gasthuizen op te dragen het broodkoren voor het Dolhuis te leveren, omdat de verpleegden aldaar gebrek leden. Het zal dan ook voor de beide gasthuizen een belangrijke verlichting zijn geweest dat het dolhuis op 7 oktober 1583 een eigen bestuur en administratie kreeg. Hiermee kwam aan de ruim 120 jaren bestaand hebbende relatie een einde.

24

Broederschappen in de Late Middeleeuwen

Utrecht telde rond 1500 minstens 100

broederschappen. Dat is veel op een bevolking van

20.000 mensen. Ook in de Middeleeuwen was het

voor mensen gebruikelijk om de handen ineen te

slaan als zij een doel wilden realiseren dat op eigen

kracht onbereikbaar was.

Page 14: de wereld draait door gekte door de eeuwen heen - Altrecht 550 jaar

14

In eerder genoemde archivalia vinden we verschillende schenkingen, erfstellingen en legaten van „guede lude‟. Genoemd is in 1490 door Reijer Willemszoon en Margiet „zijn wijf‟ een toegekende jaarlijkse uitkering van 1 pond en 5 schellingen tot ééne tractatie van schoonen broot op de vier hoogtyden‟. In de eerste jaren van het bestaan van de stichting was het leven zeer goedkoop; er bestond toen een voor dit gewest ongekende welvaart, die te danken was aan het goede bestuur van de Bourgondiërs, zowel in het Sticht als in Holland.

In 1598 legateert Maria van Woerden van Vliet, huisvrouw van Jhr. Arent van Iselsteyn, het huis 500 gulden, om uit de rente daarvan op de vier hoogtijden aan de krankzinnigen een maaltijd te geven. In 1637 schenkt Aleyda, dochter van Thomas van de Ketel, 100 gulden, om uit de rente de personen in het huis twee maal per jaar op rijstenbrei te onthalen. Christiaan Lepetit laat in 1639 een testament na, waarbij hij 200 gulden aan het dolhuis vermaakt om uit de rent de in het huis aanwezige krankzinnigen jaarlijks op zijn sterdag op wijn, brood en gebraad te onthalen. Het huis zelf zorgde ook voor tractaties. De kosten werden behalve uit de verpleeggelden verkregen uit bijzondere bijdragen; tot het dolhuis behorende landerijen en uit subsidies van abdijen uit de omgeving, uit de ommegangen, de bus bij de poort en de kermisinkomsten.

Na de aanvankelijke welvaart werd de staatkundige toestand evenwel weer slechter, de prijzen stegen en de financiële toestand van het gesticht werd minder gezond. Het dagelijks bestuur ging zich bezwaard voelen door de toenemende administratie, terwijl beide gasthuizen verschil van menig kregen over hun onderlinge verplichtingen ten aanzien van het dolhuis. In 1528 werd besloten dat de stichting in vervolg door één administrateur beheerd zou worden. Dit werd de dolhuismeester. De inkomsten waren in die tijd gering. In 1538 bedroegen de ontvangsten 118 gulden en in 1539 84 gulden. De beide gasthuizen moesten bijpassen.

25 In 1551 stelden de huismeesters der beide

gasthuizen een reglement vast op het beheer, waarbij bepaald werd, dat twee broeders uit de beide gasthuizen samen huismeesters van het Dolhuis zijn zouden; het gesticht verkreeg dus reeds zekere zelfstandigheid. Op den duur bleek echter deze regeling niet te voldoen: het stedelijk bestuur richtte in 1582 een broederschap op voor het zelfstandig beheer van het huis, en 7 oktober 1583 werd daarna door dit bestuur de verhouding der beide gasthuizen tot het Dolhuis, die voortaan zuiver financieel zou zijn, geregeld; de broederschapsbrief is verloren. De broederschap beheerde het gesticht zonder noemenswaardige verandering tot 1859 toe.

26

Paasdol Er kwamen meer en meer patiënten. Naast de poort werd een bus geplaatst, terwijl boven deze poort het navolgende opschrift de voorbijganger verzocht deze bus te gedenken: „Die wel bij sinnen zijt, wanneer gij hier aanschout ‟t Ellendig sinloos Volk, siet dat ghij gierigheyd schout Tot dankbaerheyd aan Godt, die u by sinnen hout‟. Volgens het boek van Van Hut e.a. nam het bestuur het besluit om alleen maar dollen op te nemen. Men maakte veelal contracten op voor levenslang. Als de dolle door Gods genade weer bij zinnen kwam dan moest hij weer bij vrienden of buren opgenomen worden. Het dolhuis was alleen voor onnozelen, verklaarden regenten nog in 1808. Het huis werd op deze wijze uitsluitend een bewaarplaats en ontaardde daarbij tot een bezienswaardigheid. De „begancknisse‟ ten bate van het gesticht ontaardden tot een werelds vermaak, namelijk tot de Paaskermis op het Nicolaaskerhof. Tijdens deze kermis werd het huis dan tegen een geringe entree opengesteld voor het volk, waarbij de patiënten in rolkoetsen werden vertoond en door de bezoekers als wilde dieren in hun kooi gesard en getart konden worden. Op een Paasmaandag heeft dit wel 13 gulden opgebracht. In 1616 vonden de regenten dat dit toch te ver gaan. Het was hen ernst want enige jaren nadien werd politieassistentie gevraagd om het volk bij het huis vandaan te houden. Echter uit archieven blijkt dat de inkomsten uit de Paasdool alleen maar toenam. Pas in 1782 werd besloten tot een afschaffing van de Dolhuiskermis, aldus Van Hut e.a..

Page 15: de wereld draait door gekte door de eeuwen heen - Altrecht 550 jaar

15

Figuur 3 Alexander M.W.C. Ver-Huell: De Elven, 1856. Elf krankzinnigen zijn bijeen onder een luifel in een gesticht te

Zutphen; hun toestand is nog wel niet ideaal, maar zij worden niet langer aan hun lot overgelaten. Prentenkabinet der Rijksuniversiteit, Leiden.

De laatste paar eeuwen in vogelvlucht Aan het einde van de 18de en het begin van de 19de eeuw werden de patiënten langzamerhand geconfronteerd met de heilzame gevolgen van het verlichte denken dat ook op het terrein van de krankzinnigenzorg zijn intrede deed. Vanaf 1793 werden voor het eerst na enkele eeuwen ook weer bouwactiviteiten ontplooid, die zich in de loop van de 19de eeuw tot een vrijwel permanent doorlopend fenomeen zouden ontwikkelen. Vooreerst liep het aantal bewoners echter terug (1821: 14). Een doorbraak kwam met de komst van prof. dr. J.L.C. Schroeder van der Kolk, de vader van de moderne krankzinnigenzorg in Nederland. Nadat hij in het Amsterdamse Buitengasthuis een grondige reorganisatie had doorgevoerd, werd hij in 1827 benoemd tot hoogleraar aan de medische faculteit van de Rijksuniversiteit te Utrecht. Nog in datzelfde jaar werd hij aangesteld tot regent van de Willem Arntsz Stichting. Over de toestanden in het huis schreef hij het Rapport bij wijze van algemeen overzigt of voorslag tot verbetering van het krankzinnigenhuis, dat hij tijdens de regentenvergadering van 18 oktober 1827 voordroeg met de bedoeling een algehele reorganisatie door te voeren. Hij slaagde er in zijn collega's te overtuigen dat de verpleging ten doel zou moeten hebben de patiënt te genezen.

27 In bijlage 1 leest u meer over de meer recente geschiedenis van Altrecht.

Page 16: de wereld draait door gekte door de eeuwen heen - Altrecht 550 jaar

16

Hoofdstuk 6 Slotopmerkingen De geschiedenis van het dolhuis valt uiteen in verschillende periodes. De eerste periode loopt van 1461 tot 1583, van de opening van het Dolhuys tot de instelling van de Broederschap als bestuursorgaan (voorheen de taak van het St. Barbara en St. Bartholomeusgasthuis). De tweede periode loopt van 1583 tot 1827, waarin de broederschap het Dolhuys bestuurt. Deze eerste twee periodes worden bestempeld als perioden waarin elke verzorging of behandeling van de krankzinnigen ontbreekt. De hierop volgende periode vangt aan met de beroemde rede van prof. dr. J.L.C. Schroeder van der Kolk, de vader van de moderne krankzinnigenzorg in Nederland, dat een algehele reorganisatie van het krankzinnigenwezen noodzakelijk was. In de rede wist hij zijn collega‟s te overtuigen dat de verpleging ten doel zou moeten hebben de patiënt te genezen.

28 Ik heb vooral de

eerste periode nader bekeken. Mijn inleiding begon met „je zult maar gek zijn in de middeleeuwen‟, uit alles is duidelijk dat je beter niet in een gasthuis of ander gesticht kon zitten. Ook als je geestelijke gesteldheid te wensen overliet luidt het advies: beter niks doen dan laten „behandelen‟. En behandelen is eigenlijk niet het juiste woord want echte behandelingen waren er niet. Over het leven van Willem Arntsz is wel wat bekend maar ik vond de informatie summier. Ik had ook niet verwacht dat er verschillende interpretaties over Willem Arntsz zouden zijn. Nergens heb ik een geboortejaar of een afbeelding van hem kunnen vinden. Hij had in zijn tijd moderne inzichten als je je realiseert hoe men destijds in het algemeen tegenover de psychisch abnormale mens stond. Voor de meesten waren de woorden ketter, heks en geesteszieke synoniemen. Willem Arntsz moet een zeer bewogen en kleurrijk man zijn geweest overigens tezamen met zijn „wijf‟. Zij was groot grondbezitter en deed ook aan charitas. Blijkbaar kon zijn bastaardzoon prima met de andere broers overweg en was het geen taboe. Als je het model van Van leeuwen op dit verhaal plaatst dan zie je bijna alle actoren en hun oogmerken terugkomen. Ik denk dat Willem Arntsz niet lang in het vagevuur zal zijn verbleven. Als elite heeft hij vooral uit zieleheil een nalatenschap achtergelaten. De broederschap kreeg een nalatenschap en daarbij werd er een dolhuis opgericht, naar hem vernoemd. Het oprichten van een dolhuis was vooral in sociaal opzicht een beheersingstrategie namelijk handhaving van de sociale orde. Opmerkelijk dat een invloedrijkman als Willem Arntsz, die tot de elite behoort, in de gevangenis belandt. Bijzonder vind ik ook dat de fundatiebrief zich specifiek uitspreekt over specifiek psychiatrische patiënten. Vandaag de dag is dit nog steeds de doelgroep van het Willem Arntsz Huis. Als je de fundatiebrief met de huidige stichtingsstatuten vergelijkt is de bloedband nog letterlijk aanwezig. In de kern is de doelstelling eigenlijk niet gewijzigd. Daarentegen zijn de middelen wel gewijzigd. Bestuur en de Organisatie van het dolhuis zijn de afgelopen eeuwen drastisch veranderd. Vandaag de dag worden investeringskosten in de tarieven verdisconteerd. Bij het opzetten van het dolhuis was men toen volledig afhankelijk van schenkingen. Een aantal onderwerpen heb ik op een rijtje gezet.

Onderwerp 1461 2009

Verhouding bestuur-cliënten

6 bestuurders voor 6 gekken 2 bestuurders voor 30.000 cliënten waarvan 335 ZZP cliënten

Administratie Bestuurders deden alle administratie, dit was een zware belasting voor de bestuurder.

Organisatie heeft diverse stafdiensten, computers, software om alle in te voeren.

Bedden 6 kribben met stro 985 beschikbare bedden/plaatsen voor verblijfszorg

Productie 6 onnozelen in de hoogste graad vermoedelijk levenslang gecontracteerd.

productie bestaat uit: 349.485 dagen met verblijfszorg, 39.843 deeltijdbehandelingen, 646.960 ambulante contacten, 258.870 dagdelen dagactiviteiten.

Page 17: de wereld draait door gekte door de eeuwen heen - Altrecht 550 jaar

17

Kosten 25 Rijnse guldens voor 1 jaar tot een jaar val je in een DBC (diagnose behandel combinatie) na een jaar val je in een ZZP (zorgzwaartepakketten)

Filantropisch 100% Op totale financiering <1%. Sinds 2009 is er een fondsenwerver aangesteld. In de toekomst zal fondsenwerving een steeds belangrijker plek gaan innemen.

Personeel 1 Binnenmoeder en een paar meiden. Later ook een binnenvader

Personeel in loondienst 2.876 bestaande uit 2.271 FTE

Werkgebied: Inwoners van Utrecht < 20.000 Midden-west.Utrecht (800.000 inw.)

Stigma Paasdol

Heksenjacht

Herstel bestaat campagnes destigmatisering www.1opde4.nl www.time-to-change.org.uk/home

Thema’s/trends Moderne Devotie De elite en de armen filantropie

Opsluiten van gekken Verpleging geen behandeling Hekserij

Geïntegreerde instellingen Marktwerking Nieuwe manieren van financieren door overheid Preventie Langer thuis blijven wonen (ambulantisering) e-mentalhealth

Figuur 4 Brooduitdeling aan de armen in de buurkerk. Foto uit het boek De getekende stad, C.C.S. Wilmer

Page 18: de wereld draait door gekte door de eeuwen heen - Altrecht 550 jaar

18

Literatuur: Altrecht, „Het Willem Arntszhuis 1461-2008, Gasthuys voir die dulle lude – psychiatrisch ziekenhuis, 2008, Tijmen Pers Vormgevers Bakker, C. Th., Geld voor de ggz, De financiering van de geestelijke gezondheidszorg en de invloed van geld op de zorgpraktijk (1884-1984), Proefschrift Uva Amsterdam, 2009 (http://dare.uva.nl/document/137383)

Bogaers, L. Aards, betrokken en zelfbewust. De verwevenheid van cultuur en religie in katholiek Utrecht, 1300-1600, Utrecht, 2008 Dankers, J., Linden, van der J., ‘Van regenten en patiënten. De geschiedenis van de Willem Arntsz Stichting: Huis en Hoeve, Van der Hoeve Kliniek en Dennendal’, 1996, Uitververij Boom Amsterdam Hut, L.J., Poslavsky, A., Loois, H., Woord, van der B., „De Willem Arntsz Stichting 1461-1961’, 1961 N.V.A. Oosthoek‟s Uitgeversmaatschappij Utrecht Jongerius, A., e.a, Speurtochten naar normen t.a.v. krankzinnigheid, in Utrecht tussen 1600 – 1800. Beschrijving, werkwijze, bronnen, Utrecht, dec. 1984). Verslag doctoraalwerkgroep Rijksuniversiteit Utrecht, 1986 Leeuwen, M.H.D. syllabus Geschiedenis van de filantropie 2010, Sociale zorg. Cahiers voor lokale en regionale geschiedenis, Zutphen, 1994 Schuylenburg, W.C., Joosting, J.G.C., Catalogus van het archief van regenten van het krankzinnigen-gesticht (1416) 1461-1859 (1947) van het Utrechts Archief. Schuyt, Dr Th. N. M., Filantropische Studies, Capita Selecta, Vrije Universiteit, Amsterdam, Uitgeverij De Graaff, Utrecht, 2002 Wijburg jr. , W.A., Gegevens over Willem Arntszoon van den Heilige Lande en zijn familie. Artikel uit Jaarboekje van 'Oud-Utrecht', vereeniging tot beoefening en tot verspreiding van de kennis der geschiedenis van stad en provincie Utrecht, uitgave van de vereniging Utrecht 1961.

Internet:

http://www.levendverledenutrecht.nl http://nl.wikipedia.org/wiki/Willem_Arntsz http://www.hetutrechtsarchief.nl/thema/tijdbalk/1461 http://www.canonsociaalwerk.eu/nl/details.php?id=3 http://www.nieuw-dennendal.nl/chronologieI.html http://members.shaw.ca/ncpg/verheggen_zotheid.html (samenvatting boek Zin en Zotheid) http://www.psychiatrie-zinloosgeweld.nl/ www.historischcentrumoverijssel.nl http://www.anoiksis.nl/content/de-geschiedenis-van-de-psychiatrie-vogelvlucht http://www.hetoudegesticht.com/ http://www.hetdolhuys.nl/ (museum) http://www.museumdrguislain.be/index.php?option=com_glossary&func=view&Itemid=110&catid=11&term=Middeleeuwen%2C+Psychiatrische+ziektebeeld http://www.itergateway.org/ www.iisg.nl http://www.hijzen.com/ http://www.regionaalarchiefzutphen.nl/archieven-zutphen www.collectieutrecht.nl http://www.hetutrechtsarchief.nl/files/onderzoeksgidsen/Gids_06.pdf gepokt en gemazeld http://www.dbnl.org/tekst/lind006gesc01_01/lind006gesc01_01_0009.php

Page 19: de wereld draait door gekte door de eeuwen heen - Altrecht 550 jaar

19

Dvd …Maar waar moet je heen.., een documentaire van Tie van der Horst over het Willem Arntsz Huis, 1991.

Page 20: de wereld draait door gekte door de eeuwen heen - Altrecht 550 jaar

20

Bijlage 1 Altrecht in een notendop Altrecht is een geïntegreerde GGZ-instelling (inclusief forensische zorg), gevestigd in Den Dolder. De stichting heeft als doel de bevordering van de geestelijke gezondheid en het uitvoeren en doen uitvoeren van de geestelijke gezondheidszorg. Altrecht wil mensen met psychische problemen een betere kwaliteit van leven bieden. De organisatie kent zes divisies die in totaal zijn opgebouwd uit 33 afdelingen. Iedere afdeling bestaat uit verschillende teams en units. Altrecht is een fusieorganisatie die in het jaar 2000 is ontstaan uit de toenmalige H.C. Rümke Groep (op haar beurt een fusie van de drie psychiatrische centra Willem Arntsz Hoeve in Den Dolder, het Christelijk Sanatorium in Zeist en het Willem Arntsz Huis in Utrecht) met de beide RIAGG-vestigingen in Utrecht (RIAGG Stad Utrecht en RIAGG Westelijk Utrecht). In 2006 heeft Altrecht NOAGG Utrecht B.V. overgenomen. NOAGG richt zich op hulpverlening aan cliënten van Turkse en Marokkaanse afkomst. De eerstelijnszorg heeft een eigen merknaam, Indigo. In 2011 zal Indigo verzelfstandigen. Het primaire werkgebied van Altrecht is de regio Midden Westelijk Utrecht, een gebied met ruim 800.000 inwoners. De adherentie van Altrecht is veel groter. Altrecht heeft een aantal zeer gespecialiseerde functies, die een bovenregionaal karakter hebben. Daarnaast vergroot Altrecht actief haar werkgebied. De financiële situatie van Altecht is complex. Zij ontvangt geld uit de AWBZ, ZvW, WMO en Justitie. De schotten tussen de verschillende financieringen zijn lastig. Wanneer houdt de ene financiering op en wanneer begint de andere? Ook de GGZ bevindt zich in een dynamische en complexe omgeving. Denk bijvoorbeeld aan het nieuwe financieringsstelsel, overhevelingen, marktwerking en natuurlijk bezuinigingen in de zorg.

Fondsenwerving bij Altrecht Fondsenwerving is innovatief voor Altrecht maar ook nieuw in de GGZ. Het aantal fondsenwervers kan je op één hand tellen. Het vinden van draagvlak voor fondsenwerving, zowel intern als extern, heeft geleid tot het onderzoeken van de claim voor fondsenwerving. Waarom doet een grote GGZ instelling aan fondsenwerving? En waarom zouden vermogensfondsen projecten van grote instellingen niet standaard moeten afwijzen? Interessante vraag, beseffend dat het grootste deel van de geschiedenis van de organisatie zijn bestaansrecht vindt in filantropische bijdragen. Willem Arntsz Altrecht is een organisatie met een rijke historie. In 2011 bestaat zij 550 jaar. Op 26 januari 1461 is het Willem Arntsz‟ Gasthuis voor „dolle luden‟ opgericht. Willem Arntsz is een vooraanstaand Utrechts burger in de 15e eeuw. In zijn testament laat hij geld na aan de broeders van het St. Barbara- en het St. Bartholomeusgasthuis om een gasthuis voor geesteszieken op te richten. Dit gasthuis is bedoeld voor geesteszieken die geïsoleerd moeten worden. In de stichtingsbrief staan het bestuur en de doelstelling van het gasthuis omschreven. Dolle luden Het gasthuis is gevestigd aan het St. Nicolaaskerkhof. Er is een hoofdgebouw met zes dolhuisjes voor de patiënten, waar eerst voor zes en later voor een

2011

Altrecht in cijfers 2876 medewerkers (2271 FTE) op 33 afdelingen Cliënten in behandeling op jaarbasis: circa 34.000 Werkgebied: Midden-west.Utrecht (800.000 inw.) 160.000 m2 vloeroppervlak, 200 accommodaties 307.700 verzorgingsdagen, 642.400 ambulante contacten 190 miljoen omzet De één na oudste (zorg) stichting van NL

2000

1461

1659

Page 21: de wereld draait door gekte door de eeuwen heen - Altrecht 550 jaar

21

toenemend aantal lijders plaats was. In 1659 waren er al 45 bewoners. In elk dolhuisje staat een krib om te slapen, er ligt stro op de vloer en er is een poepdoos. De ramen zijn vergrendeld en soms is de patiënt geboeid. Verlichte denken Aan het einde van de 18de en het begin van de 19de eeuw werden de patiënten langzamerhand geconfronteerd met de heilzame gevolgen van het verlichte denken dat ook op het terrein van de krankzinnigenzorg zijn intrede deed. Vanaf 1793 werden voor het eerst na enkele eeuwen ook weer bouwactiviteiten ontplooid, die zich in de loop van de 19de eeuw tot een vrijwel permanent doorlopend fenomeen zouden ontwikkelen. Prof. Schroeder van der Kolk Een doorbraak kwam met de komst van prof.dr. J.L.C. Schroeder van der Kolk. Nadat hij in het Amsterdamse Buitengasthuis een grondige reorganisatie had doorgevoerd, werd hij in 1827 benoemd tot hoogleraar aan de medische faculteit van de Rijksuniversiteit te Utrecht. Nog in datzelfde jaar werd hij aangesteld tot regent van de Willem Arntsz Stichting. Professor Schroeder van der Kolk wordt gezien als de hervormer van de hedendaagse psychiatrie. Buitengesticht Langzamerhand ontworstelde de psychiatrie zich aan haar oorspronkelijk filosofisch fundament, waarbij de slinger soms te sterk doorsloeg naar de andere kant: de fysiologische aspecten van krankzinnigheid. Voor de patiënten was de invoering van arbeidstherapie een belangrijke zichtbare verandering. Er werd veel heil verwacht van de rust en de ontspanning die uitging van het werken in de openlucht en in de vrije natuur. In 1846 huurde de Willem Arntsz Stichting voor dit doel een perceel land buiten de Tolsteegpoort. Aan deze ideeën kon pas goed gestalte worden gegeven toen naast het "binnengesticht" in de steeds drukker wordende stad een "buitengesticht" kon worden gesticht in de toen nog vrijwel onbewoonde buurtschap Den Dolder in de gemeente Zeist. In 1905 werd een ruim 200 ha groot terrein in Den Dolder aangekocht, waarna met de bouw van een boerderij en later van paviljoens kon worden begonnen. In 1911 werd de Willem Arntsz Hoeve officieel in gebruik genomen. Affaire Dennendal Op 3 juli 1974 werd in de zwakzinnigeninrichting Dennendal van de Willem Arntsz-Stichting in Den Dolder het paviljoen Lorentz ontruimd, de medewerkers werden gearresteerd, honderden bezetters en sympathiserende ouders op straat gezet, de verstandelijk-gehandicapten met bussen naar de Rijks Psychiatrische Inrichting in Eindhoven afgevoerd. Premier Den Uyl sprak van 'een persoonlijke nederlaag'. De affaire draaide om de vraag wat kon worden gedaan om verstandelijk gehandicapte mensen te bevrijden uit hun afzondering. De Dennendal-staf, onder leiding van Carel Muller, wilde een 'verdunningsexperiment', waarin verstandelijke gehandicapten te midden van andere burgers hun leven konden leiden. Ze waren er in feite al mee begonnen en daarbij geloofden ze zo onvoorwaardelijk in hun eigen gelijk dat ze iedereen die bedenkingen had, waaronder nogal wat ouders, tegen zich in het harnas joegen. Daardoor escaleerde het conflict zodanig, dat het uiteindelijk met harde hand een halt werd toegeroepen. Verzelfstandiging De voorzittershamer werd begin 1986 overgedragen aan mevrouw Raming-van Dongen, directeur van de Stichting De Ombudsman. Met enkele andere nieuwe bestuursleden zette zij beleid in om de psychiatrische zorg te vernieuwen. Daarbij liepen zij aanvankelijk vast op de formele structuur, waarin het bestuur geen invloed had op beleid en beleidsuitvoering op het niveau van de "hoofdafdelingen”. Na financiële problemen werd door het bestuur van de stichting besloten de centralistische organisatie formeel te gaan verlaten en de drie verschillende werkvelden - psychiatrie, forensische psychiatrie en zorg voor verstandelijk gehandicapten - te verzelfstandigen. In resp. de Stichting Psychiatrie Willem Arntsz, de Dr. Henri van der Hoeven Stichting en de Stichting Dennendal. Literatuur Joost Dankers en Jos van der Linden, Van regenten en patiënten. De geschiedenis van de Willem Arntsz Stichting: Huis en Hoeve, Van der Hoevenkliniek en Dennendal.(Amsterdam 1996). L.J. Hut et al., De Willem Arntsz Stichting 1461-1961.(Utrecht z.j. (1961)) Website: http://www.hijzen.com/

1793

1827

1846

1974

1986

Page 22: de wereld draait door gekte door de eeuwen heen - Altrecht 550 jaar

22

Noten

1 Dr Th. N. M.Schuyt, Filantropische Studies, Capita Selecta, Vrije Universiteit, Amsterdam, 2002,

Uitgeverij De Graaff, Utrecht, p15 2 Dr Th. N. M.Schuyt, Filantropische Studies, Capita Selecta, Vrije Universiteit, Amsterdam, 2002,

Uitgeverij De Graaff, Utrecht, p 65 3 Website Utrechts Archief www.utrechtsarchief.nl

4 Llewellyn Bogaers, Aards, betrokken en zelfbewust. De verwevenheid van cultuur en religie in

katholiek Utrecht, 1300-1600, Utrecht, 2008 http://www.levendverledenutrecht.nl/lezingen.php 5 Website Utrechts Archief www.utrechtsarchief.nl

6 Llewellyn Bogaers, Aards, betrokken en zelfbewust. De verwevenheid van cultuur en religie in

katholiek Utrecht, 1300-1600, Utrecht, 2008) http://www.levendverledenutrecht.nl/lezingen.php 7 Joost Dankers en Jos van der Linden, Van regenten en patiënten. De geschiedenis van de Willem

Arntsz Stichting: Huis en Hoeve, Van der Hoevenkliniek en Dennendal. (Amsterdam 1996), p. 19/20 8 Prof. Dr. M. van Leeuwen, syllabus Geschiedenis van de filantropie 2010, Sociale zorg. Cahiers

voor lokale en regionale geschiedenis, Zutphen, 1994, p.14 9 Hut, L.J., Poslavsky, A., Loois, H., Woord, van der B., De Willem Arntsz Stichting 1461-1961, 1961 N.V.A. Oosthoek‟s Uitgeversmaatschappij Utrecht, p. 24 10 Joost Dankers en Jos van der Linden, Van regenten en patiënten. De geschiedenis van de Willem Arntsz Stichting: Huis en Hoeve, Van der Hoevenkliniek en Dennendal. (Amsterdam 1996), p. 22 11

www.historischcentrumoverijssel.nl 12

W.A. Wijburg jr., Gegevens over Willem Arntszoon van den Heilige Lande en zijn familie. Artikel uit Jaarboekje van 'Oud-Utrecht', vereeniging tot beoefening en tot verspreiding van de kennis der geschiedenis van stad en provincie Utrecht. 1961, uitgave van de vereniging Utrecht, p.29/30 13

Joost Dankers en Jos van der Linden, Van regenten en patiënten. De geschiedenis van de Willem Arntsz Stichting: Huis en Hoeve, Van der Hoevenkliniek en Dennendal. (Amsterdam 1996), p. 22. 14

W.A. Wijburg jr., Gegevens over Willem Arntszoon van den Heilige Lande en zijn familie. Artikel uit Jaarboekje van 'Oud-Utrecht', vereeniging tot beoefening en tot verspreiding van de kennis der geschiedenis van stad en provincie Utrecht. 1961, uitgave van de vereniging Utrecht, p.40 15

Altrecht, Het Willem Arntszhuis 1461-2008, Gasthuys voir die dulle lude – psychiatrisch ziekenhuis, 2008, Tijmen Pers Vormgevers. 16

Uit: catalogus van het archief van regenten van het krankzinnigen-gesticht (1416) 1461-1859 (1947) Door W.C. Schuylenburg en J.G.C. Joosting. nr. 2569 en nr. 1564 in catalogus. 17

Hut, L.J., Poslavsky, A., Loois, H., Woord, van der B., De Willem Arntsz Stichting 1461-1961, 1961 N.V.A. Oosthoek‟s Uitgeversmaatschappij Utrecht 18

Hut, L.J., Poslavsky, A., Loois, H., Woord, van der B., De Willem Arntsz Stichting 1461-1961, 1961 N.V.A. Oosthoek‟s Uitgeversmaatschappij Utrecht. 19

Altrecht, Het Willem Arntszhuis 1461-2008, Gasthuys voir die dulle lude – psychiatrisch ziekenhuis, 2008, Tijmen Pers Vormgevers. 20

Hut, L.J., Poslavsky, A., Loois, H., Woord, van der B., „De Willem Arntsz Stichting 1461-1961‟, 1961 N.V.A. Oosthoek‟s Uitgeversmaatschappij Utrecht, p. 22. 21

Altrecht, Het Willem Arntszhuis 1461-2008, Gasthuys voir die dulle lude – psychiatrisch ziekenhuis, 2008, Tijmen Pers Vormgevers 22

W.A. Wijburg jr., Gegevens over Willem Arntszoon van den Heilige Lande en zijn familie. Artikel uit Jaarboekje van 'Oud-Utrecht', vereeniging tot beoefening en tot verspreiding van de kennis der geschiedenis van stad en provincie Utrecht. 1961, uitgave van de vereniging Utrecht, p.37 23

Agnes Jongerius ea, Speurtochten naar normen t.a.v. krankzinnigheid, in Utrecht tussen 1600 – 1800. Beschrijving, werkwijze, bronnen, Utrecht, dec. 1984, p.103 24

W.A. Wijburg jr., Gegevens over Willem Arntszoon van den Heilige Lande en zijn familie. Artikel uit Jaarboekje van 'Oud-Utrecht', vereeniging tot beoefening en tot verspreiding van de kennis der geschiedenis van stad en provincie Utrecht. 1961, uitgave van de vereniging Utrecht, p.38 25

Hut, L.J., Poslavsky, A., Loois, H., Woord, van der B., „De Willem Arntsz Stichting 1461-1961‟, 1961 N.V.A. Oosthoek‟s Uitgeversmaatschappij Utrecht, p. 24

26

Catalogus van het archief van regenten van het krankzinnigen-gesticht (1416) 1461-1859 (1947) Door W.C. Schuylenburg en J.G.C. Joosting 27

http://www.hijzen.com/ 28

Agnes Jongerius e.a., Speurtochten naar normen t.a.v. krankzinnigheid, in Utrecht tussen 1600 – 1800. Beschrijving, werkwijze, bronnen, Utrecht, dec. 1984

Page 23: de wereld draait door gekte door de eeuwen heen - Altrecht 550 jaar

23