De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

47
De vreugde van het evangelie teksten ter overweging Paus Franciscus: Apostolische Exhortatie Evangelii Gaudium van 24-XI-2013 nr. 1-49 en 259-288; heilige Jozefmaria Escrivá: De Smidse, nr. 1; Homilie: Opdat alle mensen gered worden, in Vrienden van God, nr. 256-273. Onze Lieve Vrouwekerk Keizersgracht 220 1016 DZ Amsterdam http://olvkerk.nl/ november 2016

Transcript of De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

Page 1: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 1

De vreugde van het evangelie

teksten ter overweging

Paus Franciscus:

Apostolische Exhortatie Evangelii Gaudium van 24-XI-2013

nr. 1-49 en 259-288;

heilige Jozefmaria Escrivá:

De Smidse, nr. 1;

Homilie: Opdat alle mensen gered worden,

in Vrienden van God, nr. 256-273.

Onze Lieve Vrouwekerk Keizersgracht 220

1016 DZ Amsterdam http://olvkerk.nl/ november 2016

Page 2: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 2

EVANGELII GAUDIUM

AAN DE PRIESTERS EN DE DIAKENS

DE GODGEWIJDE PERSONEN

EN DE LEKENGELOVIGEN

OVER DE VERKONDIGING VAN HET EVANGELIE

IN DE WERELD VAN VANDAAG

24-11-2013

overgenomen van www.rkdocumenten.nl

vertaling drs. H. Kretzers

Page 3: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 3

EVANGELII GAUDIUM ......................................................................................... 2

AAN DE PRIESTERS EN DE DIAKENS ............................................................... 2

DE GODGEWIJDE PERSONEN ............................................................................. 2

EN DE LEKENGELOVIGEN .................................................................................. 2

OVER DE VERKONDIGING VAN HET EVANGELIE ........................................ 2

IN DE WERELD VAN VANDAAG ........................................................................ 2

24-11-2013 ................................................................................................................. 2

Inleiding ..................................................................................................................... 4

ARTIKEL 1 - Vreugde, die zich vernieuwt en meedeelt (2-8) .............................. 4

ARTIKEL 2 - De innige en troostrijke vreugde van de verkondiging van het

Evangelie (9-10) ........................................................................................................ 7

ARTIKEL 3 - De nieuwe evangelisatie voor het doorgeven van het geloof (14-15)

................................................................................................................................... 8

HOOFDSTUK 1 De verandering van de missionaire Kerk (19-49) .................... 10

ARTIKEL 1 - Een Kerk onderweg (20-24) ......................................................... 11

ARTIKEL 2 - Veranderingen in de zielzorg (25-33) ........................................... 12

ARTIKEL 3 - Vanuit de kern van het Evangelie (34-39) .................................... 15

ARTIKEL 4 - De zending die gestalte krijgt in de menselijke beperkingen (40-45)

................................................................................................................................. 17

ARTIKEL 5 - Een moeder met een open hart (46-49) ......................................... 19

HOOFDSTUK 5 Verkondigers van het Evangelie met geestkracht (259-288) ... 21

ARTIKEL 1 - Motiveringen voor een hernieuwde missionaire impuls (262-283)

................................................................................................................................. 21

PARAGRAAF 1 - De persoonlijke ontmoeting met de liefde van Jezus die ons

redt (264-267) ...................................................................................................... 22

PARAGRAAF 2 - Het geestelijk genoegen volk te zijn (268-274) ................. 24

PARAGRAAF 3 - Het mysterieuze handelen van de Verrezene en van zijn Geest

(275-280) ............................................................................................................. 27

PARAGRAAF 4 - De missionerende kracht van de voorspraak (281-283) ..... 29

ARTIKEL 2 - Maria, de moeder van de evangelisatie (284-288) ....................... 30

PARAGRAAF 1 - De gave van Jezus aan Zijn volk (285-286) ....................... 30

PARAGRAAF 2 - De Ster van de nieuwe evangelisatie (287-288) ................. 31

Page 4: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 4

INLEIDING

1. De VREUGDE VAN HET EVANGELIE vervult het hart en het gehele leven van

hen die Jezus ontmoeten. Diegenen, die zich door Hem laten redden, zijn bevrijd van

de zonde, van hun droefheid, van de innerlijke leegte en van de eenzaamheid. Met

Jezus Christus komt steeds - en telkens opnieuw - de vreugde. In dit schrijven wil ik

mij tot de Christengelovigen richten, om hen uit te nodigen voor een nieuwe etappe

in de evangelisering, die door de vreugde bepaald is, en om een weg te tonen voor de

weg van de Kerk in de komende jaren.

ARTIKEL 1 - Vreugde, die zich vernieuwt en meedeelt (2-8)

2. Het grote gevaar van de moderne wereld, doortrokken als zij is van consumen-

tisme, is de verlatenheid en angst die voortkomen uit een zelfgenoegzaam en toch

hebzuchtig hart, het koortsachtig nastreven van lichtzinnige pleziertjes, en een afge-

stompt geweten. Steeds wanneer ons innerlijke leven verstrikt raakt in de eigen inte-

resses en zorgen is er niet langer ruimte voor anderen, geen ruimte voor de armen. De

stem van God wordt niet langer gehoord, de stille vreugde van Zijn liefde wordt niet

meer gehoord, en het verlangen om het goede te doen vervaagt. Ook voor gelovigen

is dit een heel werkelijk gevaar. Velen vallen er ten slachtoffer aan, en worden wrok-

kig, boos en lusteloos. Dat is niet de manier om een waardig en vervuld leven te leiden;

dat is niet Gods wil voor ons, en noch is het het leven in de Geest die haar bron heeft

in hart van de verrezen Christus.

3. Ik nodig alle christenen, overal, op dit moment uit tot een hernieuwde persoonlijke

ontmoeting met Jezus Christus, of tenminste een openheid om Hem te ontmoeten; ik

vraag u allen om dit zonder feilen elke dag te doen. Niemand moet denken dat deze

uitnodiging niet voor hem of haar bedoelt is, want “niemand is uitgesloten van de

vreugde die de Heer brengt”. [1] De Heer stelt degenen die dit risico nemen niet teleur;

elke keer dat wij een stap in de richting van Jezus zetten, komen we tot het besef dat

Hij er al is en ons met open armen opwacht. Nu is het de tijd om Jezus te zeggen:

“Heer, ik heb mijzelf laten misleiden; op duizenden manieren heb ik uw liefde afge-

wezen, maar hier ben ik opnieuw, om mijn verbond met U te hernieuwen. Ik heb U

nodig. Verlos mij nogmaals, Heer, ontvang mij nogmaals in Uw verlossende omhel-

zing”. Hoe goed voelt het om naar Hem terug te keren, steeds als wij verdwaalt zijn!

Ik zeg het nog eens: God is nooit moe ons te vergeven; wij zijn degene die het zat

worden Zijn vergeving te zoeken. Christus, die ons opdroeg elkaar “zeventig maal

zeven keer” te vergeven (Mt. 18, 22), heeft ons Zijn voorbeeld gegeven: Hij heeft ons

zeventig maal zeven keer vergeven. Steeds opnieuw draagt Hij ons op Zijn schouders.

Niemand kan ons de waardigheid afnemen die ons door deze grenzeloze en onuitput-

telijke liefde gegeven is. Met een tederheid die nooit teleurstelt, maar steeds in staat

is onze vreugde te herstellen, maakt Hij het ons mogelijk het hoofd op te heffen en

opnieuw te beginnen. Laten wij niet vluchten voor de verrijzenis van Jezus, laten we

Page 5: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 5

nimmer opgeven, wat er ook gebeurd. Moge niets ons meer inspireren dan Zijn leven,

dat ons aanzet voort te gaan.

4. De boeken van het Oude Testament voorspelden dat de vreugde van de verlossing

overvloedig zou zijn in de Messiaanse tijd. De profeet Jesaja begroet juichend de ver-

wachte Messias: “Uitbundig laat U hen juichen en U overstelpt hen met vreugde” (Jes.

9, 2). Hij maant allen die op Sion verblijven om Hem met liederen tegemoet te gaan:

“Juich en jubel, bewoners van Sion!” (Jes. 12, 6). De profeet vertelt degenen die Hem

al van verre hebben gezien om de boodschap aan anderen door te geven: “Klim op

een hoge berg, met uw boodschap van vreugde, Sion, verhef met kracht uw stem,

Jeruzalem, bode van vreugde” (Jes. 40, 9). De hele schepping deelt in de vreugde van

de verlossing: “Juich, hemelen; aarde, jubel! Breek uit in gejuich, bergen, want de

heer heeft zijn volk bemoedigd, en zich over zijn onderdrukten ontfermd” (Jes. 49,

13).

Zacharia, uitkijkend naar de dag van de Heer, nodigt het volk uit om de Heer toe te

juichen, die komt “nederig en rijdend op een ezel”: “Jubel, dochter van Sion, juich,

dochter van Jeruzalem! Zie, uw koning komt naar u toe, hij is rechtvaardig en zege-

vierend” (Zach. 9, 9).

De spannendste uitnodiging is wellicht die van de profeet Sefanja, die God met Zijn

volk laat zien te midden van een feest dat overvloeit met de vreugde van de verlossing.

Ik vind het een aangrijpende tekst om te herlezen: “De heer uw God is binnen uw

muren, een reddende held. Hij zal zich verheugen in vreugde om u en zijn liefde stil-

zwijgend laten blijken. Hij juicht uit vreugde over u” (Sef. 3, 17).

Die vreugde ervaren we dagelijks, in de kleine dingen van het leven, als een ant-

woord op de liefdevolle uitnodiging van God, onze Vader: “Mijn kind, als je zelf iets

bezit, neem het ervan ... Laat een gelukkige dag niet ontsnappen” (Sir. 14, 11.14). Wat

spreekt er een tedere vaderlijke liefde uit deze woorden!

5. Het Evangelie, schitterend in de glorie van het kruis van Christus, nodigt ons

steeds opnieuw uit om ons te verheugen. Een paar voorbeelden zijn voldoende. “Ver-

heug u!” is de groet van de engel aan Maria (Lc. 1, 28). Het bezoek van Maria aan

Elizabeth doet Johannes van vreugde opspringen in zijn moeders schoot. In haar lof-

zang verkondigt Maria: “Met al mijn adem juich ik om God, mijn redder” (Lc. 1, 47).

Wanneer Jezus Zijn dienstwerk begint, roept Johannes uit: “Nu is mijn vreugde vol-

komen” (Joh. 3, 29). Jezus zelf “jubelde ... het uit, gedreven door de heilige Geest”

(Lc. 10, 21). Zijn boodschap brengt ons vreugde: “Dit alles heb Ik jullie gezegd om

jullie deelgenoot te maken van mijn eigen vreugde, en zo jullie vreugde volkomen te

maken” (Joh. 15, 11). Onze christelijke vreugde wordt gedrenkt door zijn boordevolle

hart. Hij belooft Zijn leerlingen: “Maar ook al zijn jullie bedroefd, jullie droefheid zal

in vreugde verkeren” (Joh. 16, 20). Hij gaat dan verder: “Maar Ik zal jullie weerzien

en jullie hart zal vol vreugde zijn, een vreugde die niemand je ooit kan ontnemen”

(Joh. 16, 22). De leerlingen “verheugden” (Joh. 20, 20) zich bij het zien van de verre-

zen Christus. In de Handelingen van de Apostelen lezen we dat de eerste christenen

“samen hun maaltijden in blijdschap en eenvoud van hart” aten (Hand. 2, 46). Waar

de leerlingen kwamen “ontstond grote vreugde” (Hand. 8, 8); zelfs in hun vervolging

Page 6: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 6

bleven zij “vervuld van vreugde” (Hand. 13, 52). De pasgedoopte eunuch “vervolgde

zijn weg met vreugde” (Hand. 8, 39), terwijl de gevangenbewaarder van Paulus zich

“met al zijn huisgenoten verheugde ... omdat hij nu in God geloofde” (Hand. 16, 34).

Waarom zouden wij dan niet ook deze grote rivier van vreugde stappen?

6. Er zijn christenen wier levens lijken op een Vastentijd zonder Pasen. Ik begrijp

natuurlijk dat vreugde niet in alle stadia van het leven op dezelfde manier wordt uit-

gedrukt, in het bijzonder niet op zeer moeilijke momenten. Vreugde past zich aan en

verandert, maar houdt altijd vol, zelfs als maar een vonkje van licht dat voortkomt uit

onze persoonlijke overtuiging dat, als puntje bij paaltje komt, we oneindig geliefd zijn.

Ik begrijp het verdriet van mensen die groot lijden hebben moeten ondergaan, maar

langzaam maar zeker moeten we allemaal de vreugde van het geloof doen laten her-

leven als een stil maar vast vertrouwen, zelfs te midden van grote nood: “Geluk bleef

weg van mij, wat welstand is wist ik niet meer.. Ik prent het mij desondanks in – dat

geeft mij hoop – zonder einde is de genade van de heer, onuitputtelijk is zijn medelij-

den. Uw grote trouw is iedere ochtend weer nieuw… Het is goed om in stilte op red-

ding van de heer te wachten” (Klaagl. 3, 17.21-23.26).

7. Soms komen we in de verleiding om uitvluchten te vinden en te klagen, alsof we

alleen maar gelukkig kunnen zijn als er aan duizend voorwaarden wordt voldaan. Tot

op zekere hoogte komt dit omdat onze “technologische maatschappij erin is gelaagd

om momenten van vreugde te dupliceren, maar het heel moeilijk heeft gevonden om

vreugde voort te brengen”. [2] Ik kan wel zeggen dat de mooiste en meest natuurlijke

uitingen van vreugde die ik in mijn leven heb gezien van arme mensen kwamen die

weinig hadden om aan vast te houden. Ik denk ook aan de ware vreugde van anderen

die, zelfs onder dringende professionele verplichtingen, in staat waren om een hart vol

geloof te bewaren, in onthechting en eenvoud. Op hun eigen manier komen al deze

momenten van vreugde voort uit de oneindige liefde van God die zich in Jezus Chris-

tus aan ons heeft geopenbaard. Ik ben het nooit moe om die woorden van Benedictus

XVI te herhalen die ons naar de kern van het Evangelie leiden: “Aan het begin van

het christenzijn staat niet een ethische beslissing of een grootse gedachte, maar de

ontmoeting met een gebeurtenis, met een Persoon die aan ons leven een nieuwe hori-

zon en daarmee zijn definitieve richting gaf” [3].

8. Door alleen deze ontmoeting – of hernieuwde ontmoeting – met de liefde van God,

die tot bloei komt als een verrijkende vriendschap, worden we bevrijd van onze be-

perktheid en zelfingenomenheid. We worden volledig mens als we meer dan mensen

worden, als we ons door God boven onszelf uit laten stijgen om de volste waarheid

over ons zijn te verkrijgen. Hier vinden we de bron en inspiratie van al onze evange-

lisatiepogingen. Want als we de liefde hebben ontvangen die opnieuw betekenis geeft

aan onze levens, hoe kunnen we die liefde dan niet met anderen delen?

Page 7: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 7

ARTIKEL 2 - De innige en troostrijke vreugde van de verkondiging van het Evange-

lie (9-10)

9. Goedheid heeft altijd de neiging om zich te verspreiden. Elke authentieke geluks-

en goedheidservaring wil van nature in ons groeien, en iedere persoon die een diep-

gaande bevrijding heeft ervaren wordt gevoeliger voor de noden van anderen. In haar

uitbreiding schiet goedheid wortel en ontwikkelt het zich. Als we een waardig en vol

leven willen leiden, moeten we ons naar anderen richten en hun welzijn nastreven.

Wat dat betreft zullen een aantal uitspraken van Sint-Paulus ons niet verbazen: “De

liefde van Christus laat ons geen rust” (2 Kor. 5, 14); “Wee mij als ik het Evangelie

niet verkondig!” (1 Kor. 9, 16).

10. Het Evangelie biedt ons de kans om het leven op een hoger niveau, maar niet

minder intensief, te leven: “Het leven groeit door weggegeven te worden, en het ver-

zwakt in isolatie en gemak. Inderdaad, degenen die het meest van het leven genieten

zijn zij die zekerheid achter zich laten en enthousiast worden van de missie om het

leven aan anderen door te geven”. [4] Als de Kerk Christenen oproept om de taak van

de evangelisatie op te nemen, wijst ze hen simpelweg op de bron van de ware per-

soonlijke vervulling. Want “hier ontdekken we een diepgaande wetmatigheid van de

werkelijkheid: dat het leven behaald wordt en groeit in de mate dat het wordt wegge-

schonken om aan anderen leven te geven. Dit is zeker wat missie betekent”. [5] Als

gevolg, moet een verkondiger er nooit uitzien als iemand die net terug is van een be-

grafenis! Laten we ons enthousiasme hervinden en verdiepen, die “zachte en tegelijk

sterkende vreugde te mogen evangeliseren, ook wanneer wij moeten zaaien in tra-

nen… Moge de nu eens angstige dan weer hoopvol zoekende wereld van onze tijd de

Blijde Boodschap ontvangen, niet van bedroefde, ontmoedigde, ongeduldige en ang-

stige dragers van de evangelisatie, maar van dienaren van het evangelie wier leven

vurigheid uitstraalt, die als eersten in zichzelf de vreugde van Christus hebben ont-

vangen”[6].

De eeuwige nieuwheid (11-13)

11. Een vernieuwing van de verkondiging kan gelovigen, evenals de randkerkelijken

en niet-praktiserenden, nieuwe vreugde in het geloof en vruchtbaarheid in de evange-

lisatie geven. De kern van de boodschap zal altijd hetzelfde zijn: De God die Zijn

onmetelijke liefde heeft geopenbaard in de gekruisigde en verrezen Christus. God her-

nieuwt Zijn getrouwen steeds, ongeacht hun leeftijd: “Zij die hopen op de heer, ver-

nieuwen hun kracht en slaan hun vleugels uit als adelaars; zij lopen en worden niet

moe, zij rennen en raken niet uitgeput” (Jes. 40, 31). Christus is het “eeuwig Evangelie”

(Openb. 14, 6); Hij is “dezelfde, gisteren, vandaag en tot in eeuwigheid” (Heb. 13, 8),

maar Zijn rijkdom en schoonheid zijn onuitputtelijk. Hij is altijd jong en een constante

bron van nieuwheid. De Kerk is steeds verwonderd over de “onpeilbare rijkdom van

Gods wijsheid en kennis” (Rom. 11, 33). De heilige Johannes van het Kruis zegt: “Het

struikgewas van Gods wijsheid en kennis is zo diep en zo breed dat de ziel, hoeveel

het er ook over te weten is gekomen, altijd dieper er in binnen kan gaan”. [7] Of, zoals

Sint-Ireneüs schijft: “Met Zijn komst bracht Christus alle nieuwheid met zich mee”.

Page 8: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 8

[8] Met deze versheid is Hij steeds in staat om onze levens en onze gemeenschappen

te vernieuwen, en ook al heeft de christelijke boodschap tijden van duisternis en ker-

kelijke zwakte gekend, zij zal nooit oud worden. Jezus kan ook de saaie categorieën

waarmee wij Hem willen insluiten doorbreken en Hij verbaast ons steeds door Zijn

goddelijke creativiteit. Wanneer wij de moeite nemen om naar de bron terug te keren

en de originele versheid van het Evangelie terug te vinden, dan openen zich nieuwe

wegen van creativiteit, met verschillende uitdrukkingsvormen, sprekender tekenen en

woorden met nieuwe betekenissen voor de moderne wereld. Elke vorm van authen-

tieke evangelisatie is altijd “nieuw”.

12. Hoewel het waar is dat deze missie grote vrijgevigheid van ons vraagt, is het

verkeerd om het te zien als een heroïsche individuele onderneming, want het is in de

allereerste plaats Zijn werk, dat alles wat wij kunnen zien en begrijpen te boven gaat.

Jezus is “de eerste die geëvangeliseerd heeft en de grootste” [9]. In elke evangelisa-

tiehandeling hoort de eerste plaats altijd aan God, die ons heeft geroepen om met Hem

samen te werken en die ons door de kracht van Zijn Geest leidt. De ware nieuwheid

is de nieuwheid die God zelf op mysterieuze wijze tot stand brengt en op duizenden

manieren inspireert, leidt en vergezelt. Het leven van de Kerk moet altijd duidelijk

laten zien dat God het initiatief neemt, dat “Hij ons het eerst heeft liefgehad” (1 Joh.

4, 19), en dat Hij alleen “de wasdom geeft” (1 Kor. 3, 7). Deze overtuiging stelt ons

in staat een geest van vreugde vast te houden in een taak die zo veeleisend en uitda-

gend is dat het ons hele leven erin betrekt. God vraagt alles van ons, maar tegelijkertijd

biedt Hij ons alles aan.

13. We moeten de nieuwheid van deze missie ook niet beschouwen alsof het een

soort verdringen of vergeten van de levende geschiedenis die ons omringt en ons doet

voortgaan inhoudt. Herinnering is een dimensie van ons geloof dat we “deuternomisch”

zouden kunnen noemen, niet veel anders da de herinnering van Israël zelf. Jezus heeft

de Kerk de Eucharistie nagelaten als de dagelijkse herdenking van, en een dieper delen

in, de gebeurtenis van Zijn Pasen. De vreugde van de evangelisatie komt altijd voort

uit dankbare herinnering: het is een genade die we steeds moeten afsmeken. De apos-

telen vergaten nooit het moment waarop Jezus hun harten raakte: “Het was ongeveer

het tiende uur” (Joh. 1, 39). Samen met Jezus maakt deze herinnering ons deelgenoot

van een “wolk van getuigen” (Heb. 12, 1), waarvan wij als gelovigen sommigen met

grote vreugde herdenken: “Blijf aan uw leiders denken, die het woord van God ver-

kondigd hebben” (Heb. 13, 7). Sommigen van hen waren gewone mensen die ons

nabij waren en ons het leven van het geloof leerden kennen: “Dan komt uw onge-

veinsd geloof mij voor de geest, dat geloof dat eerst uw grootmoeder Loïs en uw moe-

der Eunike bezield heeft” (2 Tim. 1, 5). De gelovige is, in essentie, “iemand die her-

innert”.

ARTIKEL 3 - De nieuwe evangelisatie voor het doorgeven van het geloof (14-15)

14. Met aandacht voor de ingevingen van de Heilige Geest die ons samen helpt om

Page 9: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 9

de tekenen van de tijd te verstaan, kwam de XIII Gewone Algemene Vergadering van

de Bisschoppensynode samen van 7 tot 28 oktober 2012 om het onderwerp van “de

nieuwe evangelisatie voor het doorgeven van het christelijk geloof” te bespreken. De

Synode bevestigde opnieuw dat de nieuwe evangelisatie een oproep tot allen is en dat

het op drie belangrijke bases moet worden uitgevoerd [10].

15. Op de eerste plaats kunnen we het gebied van het algemene pastorale dienstwerk

noemen, dat wordt “aangespoord door het vuur van de Geest, om zo de harten van de

gelovigen aan te vuren, die regelmatig deelnamen aan de gezamenlijke eredienst en

op de Dag des Heren samenkomen om gevoed te worden met Zijn woord en het brood

van eeuwig leven” [11]. In deze categorie kunnen we ook die leden van de gelovigen

insluiten die een diep en gemeend geloof bewaren, dat zij op verschillende manieren

uiten, maar die zelden deelnemen aan de eredienst. Het algemene pastorale dienstwerk

wil gelovigen helpen geestelijk te groeien zodat zij steeds vollediger kunnen antwoor-

den op Gods liefde in hun leven.

Een tweede gebied is dat van “de gelovigen wier levens niet de vereisten van het

Doopsel weerspiegelen” [12], die een betekenisvolle relatie met de Kerk missen en

niet langer de troost ervaren die voortkomt uit geloof. De Kerk probeert hen in haar

moederlijke zorg te helpen om een bekering te ervaren die de vreugde van het geloof

in hun harten zal herstellen en hen inspireren tot een toewijding tot het Evangelie.

Als laatste mogen we niet vergeten dat evangelisatie in de allereerste plaats gaat om

de verkondiging van het Evangelie aan hen die Jezus Christus niet kennen of die Hem

altijd hebben afgewezen. Velen van hen zoeken God in stilte, geleid door een verlan-

gen om Zijn gelaat te zien, zelfs in landen met een oeroude christelijke traditie. Zij

hebben allen het recht om het Evangelie te ontvangen. Christenen hebben de plicht

het Evangelie te verkondigen zonder iemand uit te sluiten. In plaats van nieuwe ver-

plichtingen op te leggen, moeten zij voorkomen als mensen die hun vreugde willen

delen, die wijzen op een horizon van schoonheid en die anderen voor een heerlijke

maaltijd uitnodigen. De Kerk groeit niet door proberen te bekeren, maar “door aan-

trekking”[13].

Johannes Paulus II vroeg ons te erkennen “dat de gerichtheid op de verkondiging

(aan hen die ver van Christus zijn) ... niet verloren (moet) gaan ... aangezien dit de

eerste taak is van de Kerk” [14]. Zeker, “tegenwoordig is de missieactiviteit nog steeds

de grootste uitdaging voor de Kerk” [15] en “de zaak van de missie (komt) op de

eerste plaats” [16]. Wat zou er gebeuren als we deze woorden serieus zouden nemen?

We zouden beseffen dat de missie paradigmatisch is voor al het handelen van de Kerk.

Langs die lijn stelden de Latijns-Amerikaanse bisschoppen dat “we niet kalm en pas-

sief in ons kerkgebouwen kunnen blijven afwachten” [17]; we moeten “van een pas-

toraal dienstwerk dat alleen om bewaren gaat” naar “een beslist missionair pastoraal

dienstwerk”[18]. Deze taak blijft een bron van grote vreugde voor de Kerk: “Ik zeg u,

zo zal er in de hemel meer blijdschap zijn over één zondaar die zich bekeert, dan over

negenennegentig rechtvaardigen die geen bekering nodig hebben” (Lc. 15, 7).

16. Ik nam graag het verzoek van de Synodevaders aan om deze Exhortatie te schrij-

ven [19]. Hiermee oogst ik de rijke vruchten van het werk van de Synode. Daarnaast

Page 10: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 10

heb ik het advies gezocht van een aantal mensen en wil ik mijn eigen gedachten over

dit specifieke hoofdstuk van het evangelisatiewerk van de Kerk uitdrukken. Talloze

onderwerpen die betrekking hebben op de evangelisatie zouden hier besproken kun-

nen worden, maar ik heb ervoor gekozen om deze vele vragen die verdere bezinning

en studie vereisen niet te behandelen. Ik ben ook niet van mening dat het pauselijk

leerambt geacht kan worden een definitief of volledig antwoord te hebben op elke

vraag die de Kerk en de wereld raakt. Het is niet raadzaam voor de paus om de plek

van de plaatselijke bisschop in te nemen in het onderscheiden van elk onderwerp dat

in hun gebied ontstaat. Zo ben ik mij bewust van de behoefte om een doordachte “de-

centralisatie” te bevorderen.

17. Hier heb ik gekozen een aantal richtlijnen aan te geven die de hele Kerk kunnen

aanmoedigen en leiden in een nieuwe fase van evangelisatie, een fase gekenmerkt

door enthousiasme en vitaliteit. In dit verband, en op basis van wat de Dogmatische

Constitutie Lumen Gentium leert, heb ik besloten om, naast andere onderwerpen, de

volgende vragen uitgebreid te bespreken:

de hervorming van de Kerk in haar missionair bereik;

de verleidingen van werkers in het pastoraat;

de Kerk, begrepen als het hele Volk van God dat evangeliseert;

de homilie en de voorbereiding ervan;

het opnemen van de armen in de maatschappij;

vrede en dialoog binnen de maatschappij;

de geestelijke motivatie voor de missie.

18. Ik heb deze onderwerpen uitgebreid behandeld, met zoveel details dat sommigen

het misschien overdreven vinden. Maar dat heb ik niet gedaan met de bedoeling om

een uitgebreide verhandeling te schrijven, maar simpelweg als een manier om de be-

langrijke praktische toepassingen ervan te laten zien voor de missie van de Kerk van

vandaag. Allemaal helpen ze vorm te geven aan een uiteindelijke stijl van evangeli-

seren die ik u vraag over te nemen in alle activiteiten die u onderneemt. Op die manier

kunnen we in onze dagelijkse bezigheden de Bijbelse oproep opnemen: “Verheugt u

altijd in de Heer. Nog eens: verheugt u!” (Fil. 4, 4).

HOOFDSTUK 1

DE VERANDERING VAN DE MISSIONAIRE KERK (19-49)

19. Evangelisatie gebeurt in gehoorzaamheid aan de opdracht van Jezus: “Ga, en

maak alle volkeren tot leerling; doop hen in de naam van de Vader, de Zoon en de

Heilige Geest, en leer hun alles onderhouden wat Ik jullie geboden heb” (Mt. 28, 19-

20). In deze verzen zien we hoe de verrezen Christus Zijn volgelingen uitzond om het

Evangelie in alle tijden en plaatsen te verkondigen, zodat het geloof in Hem zich naar

Page 11: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 11

alle hoeken van de aarde kan verspreiden.

ARTIKEL 1 - Een Kerk onderweg (20-24)

20. Het woord van God laat ons steeds zien hoe God degenen die in Hem geloven

uitdaagt “te gaan”. Abraham kreeg de oproep om naar een nieuw land te gaan. Mozes

hoorde de oproep van God: “Ga er dus heen, Ik zend u” (Ex. 3, 10) en leidde het volk

naar het beloofde land. Tot Jeremia zei God: “Ga naar iedereen tot wie Ik u zend” (Jer.

1, 7). In onze tijd weerklinkt het gebod van Jezus om “te gaan en leerlingen te maken”

in de veranderlijke scenario’s en steeds weer nieuwe uitdagingen voor de evangelisa-

tiemissie van de Kerk, en wij zijn allen geroepen om deel te nemen aan dit nieuwe

missionaire “gaan”. Iedere christen en elke gemeenschap moet de weg onderscheiden

die de Heer wijst, maar we zijn allen geroepen om vanuit onze veilige omgeving naar

buiten te treden om zo alle “randgebieden” te bereiken die het licht van het Evangelie

nodig hebben.

21. De Evangelievreugde die de gemeenschap van leerlingen verlevendigt is een

missionaire vreugde. De tweeënzeventig leerlingen ervoeren het toen ze van hun mis-

sie terugkeerden. Jezus ervoer het toen Hij het in de Heilige Geest uitjubelde en de

Vader dankte dat Hij zich aan de armen en kleinsten heeft geopenbaard. De eerste

bekeerlingen, die zich verwonderden toen zij, op de dag van Pinksteren, de apostelen

“in zijn eigen taal” (Hand. 2, 6) hoorden verkondigen, ervoeren het. Deze vreugde is

een teken dat het Evangelie is verkondigd en vruchten voortbrengt. Maar de drang om

te gaan en te geven, om buiten onszelf te gaan, om door te gaan met het zaaien van

het goede zaad, blijft altijd aanwezig. De Heer zegt: “Laten we ergens anders heen

gaan, naar de dorpen in de buurt, zodat Ik ook daar kan verkondigen. Want met dat

doel ben Ik weggegaan” (Mc. 1, 38). Als het zaad eenmaal op een plek gezaaid is blijft

Jezus niet wachten om dingen uit te leggen of nog meer tekenen te laten zien; de Geest

zet Hem aan om verder te gaan, naar andere dorpen.

22. Het woord van God is onvoorspelbaar, wat de kracht ervan betreft. Het Evangelie

spreekt van een zaadje dat, eenmaal gezaaid, vanzelf groeit, zelfs als de zaaier slaapt

(Mc. 4, 26-29). De Kerk moet deze weerbarstige vrijheid van het woord, dat doet wat

het wil op manieren die onze berekeningen en denkwijzen overstijgen, accepteren.

23. De nabijheid van de Kerk tot Jezus is een onderdeel van een gezamenlijke reis;

“de gemeenschap en de zending zijn nauw met elkaar verbonden” [20]. Trouw aan

het voorbeeld van de Meester is het van vitaal belang voor de Kerk van vandaag om

er op uit te gaan en het Evangelie te verkondigen aan iedereen: in alle plaatsen, bij

elke gelegenheid, zonder aarzelen, twijfel of angst. De vreugde van het Evangelie is

voor alle mensen: niemand kan worden uitgesloten. Dat is wat de engel verkondigde

aan de herders in Bethlehem: “Schrik niet, want ik heb een goede boodschap voor u,

een grote vreugde voor het hele volk” (Lc. 2, 10). Het Boek Openbaring spreekt van

“een eeuwig evangelie te verkondigen aan de bewoners van de aarde, aan alle naties

en stammen en talen en volken” (Openb. 14, 6).

Page 12: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 12

24. Die Kerk die “erop uit gaat” is een gemeenschap van missionaire leerlingen die

de eerste stap zetten, die betrokken en elkaar en anderen tot steun zijn, die vrucht

dragen en vieren. “Primerear - het initiatief nemen”: verontschuldiging voor dit neo-

logisme! Een evangeliserende gemeenschap weet dat de Heer het initiatief heeft ge-

nomen, Hij heeft ons als eerste liefgehad, en daarom kunnen wij voortgaan, moedig

het initiatief nemen, naar anderen toe gaan, diegenen zoeken die weggevallen zijn, op

een kruispunt staan en de verworpene verwelkomen. Zo’n gemeenschap heeft een ein-

deloos verlangen om genadig te zijn, als de vrucht van zijn eigen ervaring van de

kracht van de eindeloze genade van de Vader. Laten we iets meer ons best doen om

de eerste stap te zetten en betrokken te zijn. Jezus waste de voeten van Zijn leerlingen.

De Heer raakt betrokken en Hij betrekt de zijnen als Hij neerknielt om hun voeten te

wassen. Hij zegt tot Zijn leerlingen: “gelukkig ben je als je er ook naar handelt” (Joh.

13, 17). Een evangeliserende gemeenschap raakt in woord en daad betrokken bij het

dagelijks leven van mensen; zij overbrugt afstanden, is bereidt zich zo nodig klein te

maken, en omhelst het menselijk leven, raakt het lijdende vlees van Christus in ande-

ren. Verkondigers nemen zo de “geur van de schapen” aan en de schapen zijn bereid

hun stem te horen. Een evangeliserende gemeenschap is ook ondersteunend, staat

naast mensen op elke stap van de weg, ongeacht hoe moeilijk dit ook mag blijken te

zijn of hoe lang ook mag duren. Zij is bekend met geduldige verwachting en aposto-

lisch uithoudingsvermogen. Evangelisatie bestaat grotendeels uit geduld en het nege-

ren van de beperkingen van de tijd. Trouw aan het geschenk van de Heer draagt zij

ook vrucht. Een evangeliserende gemeenschap is altijd bezig met vruchten, want de

Heer wil dat zij vruchtbaar is. Het draagt zorg voor het graan en verliest met het on-

kruid niet haar geduld. Als hij onkruid ziet opschieten tussen het graan, moppert of

reageert de zaaier niet overdreven. Hij of zij vindt een manier om het woord vlees aan

te laten nemen in een specifieke situatie en vruchten van nieuw leven te dragen, hoe

imperfect of incompleet deze ook schijnen te zijn. De leerling is bereid om zijn of

haar hele leven op het spel te zetten, zelfs het martelaarschap te accepteren, om te

getuigen van Jezus Christus, maar het doel is niet vijanden maken, maar Gods woord

aangenomen en haar vermogen tot bevrijding en vernieuwing onthult te zien worden.

Als laatste is een evangeliserende gemeenschap vol van vreugde; zij weet hoe zij altijd

vreugdevol kan zijn. Zij viert elke kleine overwinning, elke stap voorwaarts in het

evangelisatiewerk. Evangelisatie met vreugde wordt schoonheid in de liturgie, als deel

van onze dagelijkse zorg om goedheid te verspreiden. De Kerk evangeliseert en wordt

zelf geëvangeliseerd door de schoonheid van de liturgie, die zowel een viering van de

evangelisatietaak is als de bron van haar hernieuwde zelfgave.

ARTIKEL 2 - Veranderingen in de zielzorg (25-33)

25. Ik ben mij ervan bewust dat documenten tegenwoordig niet dezelfde interesse

genieten als in het verleden, en dat ze snel vergeten zijn. Maar toch wil ik benadrukken

dat wat ik hier probeer uit te drukken van programmatisch belang is en belangrijke

Page 13: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 13

gevolgen heeft. Ik hoop dat alle gemeenschappen het nodige zullen doen om verder

te gaan op de weg van een pastorale en missionaire bekering die de dingen niet kan

laten zoals ze nu zijn. “Pure administratie” kan niet langer voldoende zijn [21]. Laat

ons in heel de wereld “in een permanente staat van missie” [22] zijn.

26. Paulus VI nodigde ons uit om de oproep tot vernieuwing uit te diepen en duide-

lijk te maken dat vernieuwing niet alleen individuen, maar de gehele Kerk betreft.

Laten we opnieuw kijken naar een gedenkwaardige tekst die ons blijft uitdagen. De

Kerk moet “dieper doordringen in de leer over haar oorsprong, haar wezen… Uit dit

duidelijk en vurig zelfbewustzijn van de Kerk volgt een spontaan verlangen het ide-

aalbeeld, dat Christus voor zijn Kerk als Zijn heilige en onbesmette Bruid heeft gewild

(vgl. Ef. 5, 27), te vergelijken met haar feitelijk gelaat, dat zich tegenwoordig aan onze

ogen voordoet… Hieruit volgt dat de Kerk met een sterke en vurige geestdrift haar

eigen vernieuwing nastreeft, een verbetering dus van de fouten, die haar leden toege-

laten hebben en die door haar zelfkennis, als in de spiegel van haar voorbeeld Christus,

worden aangewezen en veroordeeld” [23].

Het Tweede Vaticaans Concilie presenteerde kerkelijke bekering als openheid voor

een constante zelfvernieuwing, voortgekomen uit trouw aan Jezus Christus: “Iedere

vernieuwing van de Kerk bestaat (wezenlijk) in een grotere getrouwheid jegens haar

roeping… Christus roept de Kerk op haar aardse pelgrimstocht tot deze voortdurende

hervorming, die zij als menselijke en aardse instelling steeds weer nodig heeft” [24].

Er zijn kerkelijke structuren die pogingen tot evangelisatie kunnen bemoeilijken,

maar ook goede structuren zijn alleen nuttig als ze continu worden gedreven, onder-

houden en beoordeeld door het leven. Zonder nieuw leven en een ware evangelische

geest, zonder de “getrouwheid jegens haar roeping” van de Kerk, zal elke nieuwe

structuur al snel ineffectief blijken.

Een kerkelijke vernieuwing die niet uitgesteld kan worden (27-33)

27. Ik droom van een “missionaire keuze”, dat wil zeggen een missionaire prikkel

die alles kan veranderen, zodat de gewoonten, manier van dingen doen, tijden en

schema’s, taal en structuren van de Kerk op de juiste wijze kunnen worden toegepast

op de evangelisatie van de moderne wereld, in plaats van op haar zelfbehoud. De ver-

nieuwing van structuren waar de pastorale bekering om vraagt kan alleen in dit licht

worden begrepen: als onderdeel van een poging om ze meer op de missie te richten,

om gewone pastorale activiteit op elk niveau expansief en opener te maken, om in

werkers in het pastoraat een blijvend verlangen te wekken om erop uit te gaan en op

deze manier een positief antwoord uit te lokken in allen die Jezus oproept tot vriend-

schap met Hem. Zoals Johannes Paulus II eens zei tot de bisschoppen van Oceanië:

“Alle vernieuwing in de Kerk moet missie als haar doel hebben, wil het niet ten prooi

vallen aan een soort van kerkelijke ingekeerdheid” [25].

28. De parochie is geen achterhaald instituut; juist omdat het ontzettend flexibel is

kan het verschillende vormen aannemen, afhankelijk van de openheid en missionaire

creativiteit van de pastor en de gemeenschap. Hoewel het zeker niet het enige evan-

geliserende instituut is, blijft het, als het in staat blijkt tot zelfvernieuwing en constante

Page 14: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 14

aanpasbaarheid, “de Kerk zelf die leeft te midden van de huizen van haar zonen en

dochters” [26]. Dit veronderstelt dat de parochie in contact is met de huizen en levens

van haar mensen, en niet een nutteloze structuur wordt die geen voeling heeft met

mensen, of een zelfingenomen cluster van een paar verkozen enkelingen. De parochie

is de aanwezigheid van de Kerk in een bepaald gebied, een omgeving voor het horen

van Gods woord, om te groeien in het christelijk leven, voor dialoog, verkondiging,

liefdadigheid, eredienst en vieren [27]. In al haar activiteiten bemoedigt en traint de

parochie haar leden om verkondigers te zijn [28]. Het is een gemeenschap van ge-

meenschappen, een toevluchtsoord waar de dorstigen komen drinken tijdens hun reis,

en een centrum van constant missionair bereik. We moeten echter toegeven dat de

oproep om onze parochies te beschouwen en vernieuwen nog niet genoeg is geweest

om ze dichter bij de mensen te brengen, om ze omgevingen te maken van levende

gemeenschap en deelname, en ze volledig gericht te maken op de missie.

29. Andere Kerkelijke instanties, gewone en kleine gemeenschappen, bewegingen

en verenigingen zijn een bron van rijkdom voor de Kerk, opgericht als zij zijn in de

Geest om verschillende gebieden en sectoren te evangeliseren. Vaak brengen zij een

nieuwe evangeliserende ijver en een nieuwe kans tot dialoog met de wereld met zich

mee, waardoor de Kerk wordt vernieuwd. Maar voor hen zal het goed zijn om het

contact met de rijke realiteit van de plaatselijke parochie niet te verliezen en van harte

mee te doen in de algehele pastorale activiteit van de plaatselijke Kerk [29]. Dit soort

integratie zal voorkomen dat zij zich alleen richten op een deel van het Evangelie of

de Kerk, of nomaden zonder wortels worden.

30. Elke plaatselijke Kerk, als onderdeel van de Katholieke Kerk onder leiding van

haar bisschop, is evenzo geroepen tot missionaire bekering. Zij is het eerste doel van

evangelisatie, [30] want zij is de concrete manifestatie van de ene Kerk op een speci-

fieke plaats, en in haar is “de ene heilige, katholieke en apostolische Kerk van Christus

werkelijk aanwezig en in werking” [31]. Zij is de Kerk aanwezig op een bepaalde

plaats, toegerust met alle middelen van verlossing die Christus geschonken heeft,

maar met plaatselijke kenmerken. Haar vreugde in het verkondigen van Christus is

zowel zichtbaar in de zorg om Hem op plekken met grote behoefte te verkondigen en

in het steeds erop uit gaan naar de randen van haar eigen gebied of naar nieuwe soci-

aal-culturele omgevingen [32]. Waar de behoefte aan het licht en het leven van de

Verrezen Christus het hoogste is, daar zal zij willen zijn [33]. Om deze missionaire

impuls steeds gerichter, vrijgeviger en vruchtbaarder te laten zijn, moedig ik elke

plaatselijke Kerk aan om een vastberaden onderscheidings-, zuiverings- en hervor-

mingsproces te ondernemen.

31. De bisschop moet deze missionaire communio in zijn diocesane Kerk altijd koes-

teren en het ideaal nastreven van de eerste christelijk gemeenschappen, waarin de ge-

lovigen één in hart en ziel waren (vgl. Hand. 4, 32). Om dit te bereiken zal hij soms

zijn mensen vooruitgaan, de weg wijzen en hun hoop levend houden. Op andere mo-

menten zal hij simpelweg bescheiden en genadig onder hen zijn. En op nog andere

momenten zal hij achter hen aan lopen, degenen die achterblijven helpend en – bo-

venal – de kudde nieuwe paden laten inslaan. Op zijn missie een dynamische, open

Page 15: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 15

en missionaire communio te bevorderen zal hij aan moeten moedigen en de middelen

tot deelname moeten ontwikkelen zoals voorgesteld in het Kerkelijk Wetboek [34],

en andere vormen van pastorale dialoog, vanuit het verlangen om naar iedereen te

luisteren en niet slechts naar degenen die hem vertellen wat hij wil horen. Maar het

belangrijkste doel van deze deelnameprocessen moet niet de kerkelijke organisatie

zijn, maar veeleer het missionaire verlangen om iedereen te bereiken.

32. Vanaf het ogenblik dat ik wordt geroepen om te beleven wat ik van anderen

vraag, moet ik ook denken aan een nieuwe opzet van het pausschap. Het komt mij toe,

als bisschop van Rome, open te blijven staan voor suggesties betreffende een uitoefe-

ning van mijn ambt die erop gericht is dat het meer trouw is aan de betekenis die Jezus

Christus het wilde geven en aan de huidige behoeften van de evangelisatie. Paus Jo-

hannes Paulus II vroeg om te worden geholpen “een vorm te vinden van uitoefening

van het primaat die weliswaar geenszins afziet van het essentiële van haar zending,

maar die zich openstelt voor een nieuwe situatie” [35]. Wij zijn in deze zin weinig

gevorderd. Ook het pausdom en de centrale structuren van de universele Kerk hebben

er behoefte aan te luisteren naar de oproep tot een nieuwe pastorale opzet. Het Tweede

Vaticaans Concilie heeft gezegd dat de bisschoppenconferenties op een gelijksoortige

wijze als de oude patriarchale Kerken “veelvoudig en vruchtbaar werk kunnen leveren

om de collegiale gesteltenis tot concrete toepassingen te brengen” [36]. Maar deze

wens is niet geheel verwezenlijkt, omdat er nog niet voldoende duidelijk een statuut

van de bisschoppenconferenties is geformuleerd dat deze opvat als subjecten met con-

crete bevoegdheden, met insluiting van ook enige authentieke bevoegdheid op het

gebied van het leergezag [37]. Een buitensporige centralisatie maakt, in plaats van te

helpen, het leven van de Kerk en haar missionaire dynamiek gecompliceerd.

33. De pastoraal in missionair opzicht vereist een afstappen van het gemakzuchtige

pastorale criterium van “men heeft het altijd zo gedaan”. Ik nodig allen uit moedig en

creatief te zijn in deze taak de doelstellingen, structuren, stijl en methoden van evan-

gelisatie van de eigen gemeenschap opnieuw te overdenken. Een bepalen van de doel-

einden zonder een passend gemeenschappelijk zoeken naar de middelen om ze te be-

reiken is gedoemd zich te vertalen in pure fantasie. Ik spoor allen aan ruimhartig en

moedig, zonder verboden, noch angst, de richtlijnen van dit document toe te passen.

Het belangrijkste is niet alleen te gaan, altijd te rekenen op de broeders en zusters en

in het bijzonder op de leiding van de bisschoppen in een wijze en realistische pastorale

onderscheiding.

ARTIKEL 3 - Vanuit de kern van het Evangelie (34-39)

34. Als wij alles vanuit missionair perspectief willen zien, dan geldt dit ook voor de

wijze waarop de boodschap wordt meegedeeld. In de wereld van vandaag, met haar

snelheid van communicatie en de niet belangeloze, door de media gemaakte selectie

van de inhoud, loopt de boodschap die wij verkondigen, meer dan ooit het gevaar dat

Page 16: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 16

zij wordt verminkt en gereduceerd tot enkele van haar secundaire aspecten. Daaruit

komt voort dat enkele kwesties die deel uitmaken van het morele onderricht van de

Kerk buiten de samenhang blijven waaraan zij hun betekenis ontlenen. Het grootste

probleem doet zich voor, wanneer de boodschap die wij verkondigen, dan geïdentifi-

ceerd lijkt met dergelijke secundaire aspecten, die, ook al zijn zij belangrijk, op zich

alleen niet de kern van het Evangelie van Jezus Christus laten zien. Wij moeten dus

realistisch zijn en het niet als vanzelfsprekend beschouwen dat onze gesprekspartners

de volledige achtergrond kennen van hetgeen wij zeggen, en dat zij ons betoog in

verband kunnen brengen met de essentiële kern van het Evangelie die daaraan zin,

schoonheid en aantrekkingskracht verleent.

35. Een pastoraal in missionair opzicht is niet bezeten van de onsamenhangende

overdracht van een menigte aan doctrines die men, door erop aan te dringen, probeert

op te leggen. Wanneer men zich een pastoraal doel stelt en een missionaire stijl aan-

neemt die werkelijk allen zonder uitzondering of uitsluiting bereikt, dan concentreert

de verkondiging zich op het wezenlijke, op hetgeen het mooist, het grootst, het aan-

trekkelijkst en tegelijkertijd het noodzakelijkst is. Het aanbod wordt eenvoudiger zon-

der hierdoor aan diepte en waarheid te verliezen en zo wordt het overtuigender en

stralender.

36. Alle geopenbaarde waarheden komen voort uit dezelfde goddelijke bron en wor-

den geloofd met hetzelfde geloof, maar sommige hiervan zijn belangrijker om directer

de kern van het Evangelie tot uitdrukking te brengen. In deze fundamentele kern is de

schoonheid van de heilzame liefde van God, geopenbaard in Jezus Christus die is ge-

storven en verrezen, hetgene wat straalt. In deze zin heeft het Tweede Vaticaans Con-

cilie gezegd dat “er in de katholieke leer wegens het verschil in verhouding tot het

fundament van het christelijk geloof een rangorde of hiërarchie van waarheden bestaat”

[38]. Dit geldt zowel voor de dogma’s van het geloof, als voor het geheel van het

onderricht van de Kerk, daarbij inbegrepen het morele onderricht.

37. De heilige Thomas van Aquino leerde dat er ook in de morele boodschap van de

Kerk, in de deugden en de daden die daaruit voortkomen, een hiërarchie is [39]. Wat

hier telt is vooral “het geloof zich uitend in de liefde” (Gal. 5, 6). De werken van liefde

voor de naaste zijn de meest volmaakte uiterlijke blijk van de innerlijke genade van

de Geest: “Het belangrijkste element van de nieuwe wet is de genade van de Heilige

Geest die zich openbaart in het geloof dat handelt door middel van de liefde” [40].

Daarom zegt hij dat de barmhartigheid, wat betreft het uiterlijk handelen, de grootste

van alle deugden is: “De barmhartigheid is in zichzelf de grootste van de deugden, het

komt haar immers toe te geven aan anderen en, wat meer telt, de ellende van anderen

te verlichten. Dat is nu in het bijzonder de taak van wie hoger staat, daarom zegt men

dat het eigen is aan God barmhartigheid te gebruiken en zijn almacht zich juist hierin

openbaart” [41].

38. Het is belangrijk de pastorale consequenties te trekken uit het onderricht van het

Concilie, dat een oude overtuiging van de Kerk weer opneemt. Vóór alles moeten wij

zeggen dat bij de verkondiging van het Evangelie het noodzakelijk is dat er een juiste

verhouding is. Deze herkent men in de regelmaat waarmee enkele thema’s voorkomen,

Page 17: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 17

en in de accenten die in de prediking worden gelegd. Bijvoorbeeld, als een pastoor

gedurende het liturgisch jaar tien keer spreekt over de matigheid en alleen maar twee

op drie maal over de liefde of de gerechtigheid, dan komt er een wanverhouding tot

stand, waardoor de deugden die onderbelicht worden, nu juist die zijn welke meer

aanwezig zouden moeten zijn in de prediking en de catechese. Hetzelfde gebeurt,

wanneer men meer spreekt over de wet dan over de genade, meer over de Kerk dan

over Jezus Christus, meer over de Paus dan over het Woord van God.

39. Evenals het organisch verband tussen de deugden het verhindert één ervan uit te

sluiten van het christelijk ideaal, wordt geen enkele waarheid ontkend. Het is niet

noodzakelijk de volledigheid van de boodschap van het Evangelie te verminken. Bo-

vendien begrijpt men iedere waarheid beter, als men haar plaats in relatie met de har-

monische totaliteit van de christelijke boodschap en in dit verband hebben alle waar-

heden hun belang en lichten zij elkaar toe. Wanneer de prediking trouw is aan het

Evangelie, openbaart zich duidelijk de centrale plaats van enkele waarheden en blijkt

duidelijk dat de christelijke morele prediking niet een Stoïcijnse ethiek is, meer dan

een ascese is, niet een pure praktische filosofie, noch een catalogus van zonden en

fouten. Het Evangelie nodigt vóór alles ertoe uit een antwoord te geven aan God, die

ons liefheeft en die ons redt, door Hem in de ander te herkennen en buiten zichzelf te

treden om het welzijn van allen te zoeken. Deze uitnodiging moet in geen enkele om-

standigheid worden versluierd! Alle deugden staan ten dienste van dit antwoord van

liefde. Als een dergelijke uitnodiging niet krachtig en aantrekkelijk straalt, loopt het

bouwwerk van de Kerk gevaar een kaartenhuis te worden en dit is ons ergste gevaar.

Want dan zal het nu juist niet het Evangelie zijn wat wordt verkondigd, maar enkele

leerstellige of morele accenten die voortvloeien uit bepaalde ideologische keuzes. De

boodschap zal het gevaar lopen haar frisheid te verliezen en niet meer “de geur van

het Evangelie” te hebben.

ARTIKEL 4 - De zending die gestalte krijgt in de menselijke beperkingen (40-45)

40. De Kerk, die missionaire leerlinge is, heeft behoefte eraan te groeien in haar

interpretatie van het geopenbaarde Woord en in haar begrip van de waarheid. De taak

van de exegeten en theologen helpt “het oordeel van de Kerk” te doen rijpen [42]. Op

een andere wijze doen dat ook de overige wetenschappen. Met verwijzing naar bij-

voorbeeld de sociale wetenschappen heeft Johannes Paulus II gezegd dat de Kerk aan-

dacht besteedt aan de bijdragen ervan om “daaruit concrete aanwijzingen te halen die

haar helpen haar zending van leergezag te vervullen” [43]. Bovendien zijn er binnen

de Kerk talloze kwesties waaromtrent men in grote vrijheid onderzoek doet en na-

denkt. De verschillende lijnen van filosofisch, theologisch en pastoraal denken kun-

nen, als zij zich door de Geest in respect en liefde met elkaar in overeenstemming

laten brengen, de Kerk doen groeien, in zoverre zij helpen beter de zeer rijke schat

van het Woord te verduidelijken. Aan allen die dromen van een monolithische, door

allen verdedigde leer zonder nuances, kan dit een onvolmaakte versnippering schijnen,

Page 18: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 18

maar de werkelijkheid is dat een dergelijke verscheidenheid ertoe helpt de verschil-

lende aspecten van de onuitputtelijke rijkdom van het Evangelie beter te laten zien en

te ontwikkelen [44].

41. Tegelijkertijd vragen de geweldige en snelle culturele veranderingen erom dat

wij voortdurend opletten te trachten de waarheden van altijd in een taal uit te drukken

die het mogelijk maakt de blijvende nieuwheid ervan te herkennen. Want in het goed

van de christelijke leer “is de substantie één ding (...) en een ander de manier waarop

dit wordt uitgedrukt” [45]. Soms is bij het horen van een volledig orthodox taalgebruik

dat wat de gelovigen meekrijgen op grond van het taalgebruik dat zij gebruiken en

begrijpen, iets dat niet beantwoordt aan het ware Evangelie van Jezus Christus. Met

de heilige bedoeling hun de waarheid over God en het menselijk wezen mee te delen

geven wij hun bij sommige gelegenheden een valse god of een menselijk ideaal dat

niet werkelijk christelijk is. Zo zijn wij trouw aan een formulering, maar brengen wij

het wezen niet over. Dat is het ernstigste risico. Laten wij eraan denken dat “de uit-

drukkingsvorm van de waarheid vele gestalten kan aannemen en de vernieuwing van

de uitdrukkingsvormen noodzakelijk wordt om aan de mens van vandaag de evange-

lische boodschap in haar onveranderlijke betekenis door te geven” [46].

42. Dit is zeer van belang bij de verkondiging van het Evangelie, als het ons werke-

lijk ter harte gaat de schoonheid ervan beter te laten bespeuren en deze door allen te

laten aannemen. Wij zullen in ieder geval nooit van het onderricht van de Kerk iets

kunnen maken dat gemakkelijk te begrijpen is en dat door allen met blijdschap wordt

gewaardeerd. Het geloof behoudt altijd een aspect van het kruis, enige duisterheid die

geen afbreuk doet aan de vastberadenheid om erin toe te stemmen. Er zijn dingen die

men alleen begrijpt en waardeert uitgaande van deze instemming, die de zuster is van

de liefde, uitstijgend boven de duidelijkheid waarmee men de redenen en de argumen-

ten ervan kan begrijpen. Daarom is het noodzakelijk eraan te herinneren dat ieder

onderricht van de leer moet worden geplaatst in een evangeliserende houding die met

nabijheid, liefde en getuigenis de instemming van het hart wekt.

43. In haar voortdurende onderscheiding kan de Kerk ook ertoe komen eigen ge-

woonten te herkennen die niet direct verbonden zijn met de kern van het Evangelie,

waarvan enkele diep zijn geworteld in de loop van de geschiedenis, die vandaag in-

tussen niet meer op dezelfde wijze worden verstaan en waarvan de boodschap ge-

woonlijk niet op de juiste wijze wordt waargenomen. Zij kunnen mooi zijn, maar doen

nu niet op dezelfde wijze dienst met betrekking tot de overdracht van het Evangelie.

Laten wij niet bang zijn deze te herzien. Zo zijn er ook kerkelijke normen en voor-

schriften die in andere tijden zeer doeltreffend kunnen zijn geweest, maar niet meer

dezelfde opvoedende kracht hebben als kanalen voor het leven. De heilige Thomas

van Aquino onderstreepte dat de voorschriften die door Christus en de apostelen aan

het Volk van God zijn gegeven, “zeer gering in aantal” zijn [47]. De heilige Augusti-

nus citerend, merkte hij op dat men de voorschriften die door de Kerk later zijn toe-

gevoegd, met mate moeten worden geëist “om het leven voor de gelovigen niet te

Page 19: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 19

verzwaren” en onze godsdienst te veranderen in een slavernij, wanneer “de barmhar-

tigheid van God heeft gewild dat zij vrij was” [48]. Deze waarschuwing, die verschil-

lende eeuwen geleden werd gegeven, heeft een verschrikkelijke actualiteit. Het zou

een van de criteria moeten zijn die in overweging moeten worden genomen op het

ogenblik dat men denkt aan een hervorming van de Kerk en haar prediking die het

mogelijk maakt werkelijk allen te bereiken.

44. Anderzijds mogen zowel de herders als alle gelovigen die hun broeders en zus-

ters in het geloof of op een weg van opening voor God begeleiden, niet vergeten wat

de Catechismus van de Katholieke Kerk met zoveel duidelijkheid leert: “De toereken-

baarheid van en de verantwoordelijkheid voor een daad kunnen verminderd of zelfs

opgeheven worden door onwetendheid, onoplettendheid, geweld, vrees, gewoonten,

onmatige verlangens en andere fysieke of sociale factoren” [49].

Daarom is het noodzakelijk, zonder de waarde van het evangelische ideaal te ver-

minderen, met barmhartigheid en geduld de mogelijke groeifasen te begeleiden van

mensen die zich van dag tot dag vormen [50]. Ik breng de priesters in herinnering dat

de biechtstoel geen folterkamer moet zijn, maar een plaats van de barmhartigheid van

de Heer, die ons ertoe aanzet het mogelijk goede te doen. Een kleine stap te midden

van de grote menselijke beperkingen kan God aangenamer zijn dan een uiterlijk cor-

rect leven van wie zijn dagen doorbrengt zonder belangrijke moeilijkheden het hoofd

te bieden. De troost en de prikkel van de heilzame liefde van God die op mysterieuze

wijze werkzaam is in iedere persoon, boven zijn gebreken en misstappen, moet ieder

kunnen bereiken.

45. Zo zien wij dat de evangeliserende inzet zich beweegt tussen de grenzen van de

taal en de omstandigheden. Hij tracht altijd de waarheid van het Evangelie zo goed

mogelijk mee te delen in een bepaalde context, zonder af te zien van de waarheid, het

goede en het licht dat hij kan brengen, wanneer volmaaktheid niet mogelijk is. Een

missionair hart is zich bewust van deze beperkingen en wordt “zwak met de zwakken

(...) alles voor allen” (1 Kor. 9, 22). Het sluit zich nooit af, het trekt zich nooit terug

in eigen zekerheden, het kiest nooit voor een zichzelf verdedigende starheid. Het weet

dat het zelf moet groeien in het begrip van het Evangelie en in de onderscheiding van

de paden van de Geest en dan ziet het niet af van het mogelijk goede, hoewel het

gevaar loopt vuil te worden door de modder van de straat.

ARTIKEL 5 - Een moeder met een open hart (46-49)

46. De Kerk “die erop uitgaat” is een Kerk met open deuren. Uitgaan naar de anderen

om de menselijke randgebieden te bereiken wil niet zeggen zonder richting en zonder

zin op de wereld af snellen. Vaak is het beter de pas in te houden, het verlangen om

de anderen in de ogen te kijken en te beluisteren van zich af te zetten of af te zien van

de dringende behoeften om degene die aan de rand van de weg is achtergebleven, te

begeleiden. Soms is zij als de vader van de verloren zoon, die achterblijft met de deu-

ren geopend, opdat hij, wanneer hij terugkomt, zonder probleem kan binnenkomen.

Page 20: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 20

47. De Kerk is geroepen altijd het open huis van de Vader te zijn. Een van de con-

crete tekenen van dit open zijn is overal kerken met een open deur te hebben. Zodat,

als iemand een ingeving van de Geest wil volgen en nadert op zoek naar God, niet

oploopt tegen de kilte van een gesloten deur. Maar er zijn nog andere deuren die ook

niet gesloten mogen worden. Allen kunnen op de een of andere wijze deelnemen aan

het kerkelijke leven, allen kunnen deel uitmaken van de gemeenschap en ook de deu-

ren van de sacramenten zouden om welke reden dan ook niet gesloten mogen worden.

Dit geldt vooral, wanneer het het Sacrament betreft dat “de deur” is, het Doopsel.

Hoewel de Eucharistie de volheid van het sacramentele leven is, is zij geen prijs voor

de volmaakten, maar een royaal geneesmiddel en een voedsel voor de zwakken [51].

Deze overtuigingen hebben ook pastorale gevolgen die wij geroepen zijn bezonnen

en moedig in overweging te nemen. Vaak gedragen wij ons als controleurs van de

genade en niet als helpers. Maar de Kerk is geen douane, zij is het vaderhuis waar

plaats is voor ieder met zijn zwaar leven.

48. Als de hele Kerk deze missionaire dynamiek aanneemt, moet zij allen zonder

uitzondering bereiken. Maar wie zou zij moeten bevoorrechten? Wanneer men het

Evangelie leest, komt men een heel duidelijke richtlijn tegen: niet zozeer vrienden en

nabije rijken, maar vooral de armen en de zieken, hen die vaak worden veracht en

vergeten, hen “die het u niet kunnen vergelden” (Lc. 14, 14). Er moeten geen twijfels

blijven bestaan, noch houden er verklaringen stand die deze zo duidelijke boodschap

verzwakken. Vandaag en altijd “ zijn de armen de bevoorrechte ontvangers van het

Evangelie” [52], en de evangelisatie die belangeloos op hen is gericht, is een teken

van het Rijk dat Jezus is komen brengen. Men moet zonder omhaal van woorden zeg-

gen dat er een onlosmakelijke band bestaat tussen ons geloof en de armen. Laten wij

hen nooit alleen laten.

49. Laten wij erop uitgaan, laten wij uitgaan om aan allen het leven van Jezus Chris-

tus aan te bieden. Ik herhaal hier voor heel de Kerk wat ik vele malen heb gezegd

tegen de priesters en leken van Buenos Aires: ik geeft de voorkeur aan een Kerk die

gekneusd, gewond en vuil is, omdat zij langs de straten is uitgetrokken, boven een

Kerk die ziek is, omdat zij gesloten is en uit gemakzucht zich vastklampt aan eigen

zekerheden. Ik wil geen Kerk die zich erom bekommert het middelpunt te zijn en

uiteindelijk opgesloten raakt in een wirwar van obsessies en procedures. Als iets ons

heilig moet verontrusten en ons geweten zorgen moet baren, dan is dat het feit dat

zovelen van onze broeders en zusters zonder de kracht, het licht en de troost van de

vriendschap met Jezus Christus leven, zonder een geloofsgemeenschap die hen ont-

vangt, zonder een horizon van zin en leven. Ik hoop dat we meer dan door de angst

om fouten te maken worden bewogen door de angst ons op te sluiten in de structuren

die ons een valse bescherming bieden, in de normen die ons veranderen in onverzoen-

lijke rechters, in de gewoonten waarbij wij ons gerust voelen, terwijl er buiten een

hongerige menigte is, en Jezus onophoudelijk tegen ons herhaalt: “Geeft gij hun maar

te eten” (Mc. 6, 37).

Page 21: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 21

HOOFDSTUK 5

VERKONDIGERS VAN HET EVANGELIE MET GEESTKRACHT

(259-288)

259. Verkondigers van het Evangelie met Geestkracht wil zeggen verkondigers van

het Evangelie die zich zonder angst openstellen voor het werken van de Heilige Geest.

Met Pinksteren doet de Geest de apostelen buiten zichzelf treden en verandert hen in

verkondigers van Gods grootse werken, die ieder in zijn eigen taal begint te begrijpen.

De Heilige Geest stort bovendien in hen de kracht om de nieuwheid van het Evangelie

met vrijmoedigheid (parresia), luid en in iedere tijd en op iedere plaats, ook tegen de

stroom in, te verkondigen. Laten wij Hem vandaag aanroepen, hecht verankerd in het

gebed, want zonder het gebed loopt iedere activiteit van ons gevaar zinloos te blijven

en is de verkondiging ten slotte zonder ziel. Jezus wil verkondigers van het Evangelie

die de Blijde Boodschap niet alleen met woorden verkondigen, maar vooral met een

leven dat door de tegenwoordigheid van God is veranderd.

260. In dit laatste hoofdstuk zal ik niet een synthese van de christelijke spiritualiteit

aanbieden, noch grote thema’s zoals het gebed, de eucharistische aanbidding of de

viering van het geloof ontwikkelen, wij beschikken immers in dezen reeds over kost-

bare teksten van het leergezag en beroemde geschriften van grote schrijvers. Ik wil

een zo grote rijkdom niet vervangen, noch overtreffen. Ik zal eenvoudigweg enkele

overwegingen omtrent de geest van de nieuwe evangelisatie naar voren brengen.

261. Wanneer men zegt dat iets “een geest “ heeft, dan wijst dat gewoonlijk op een

innerlijke drijfveer die een prikkel geeft, motiveert, bemoedigt en het persoonlijke en

gemeenschappelijke handelen zin geeft. Een evangelisatie met een geest is heel anders

dan een geheel van taken die worden beleefd als een zware verplichting die men een-

voudigweg verdraagt of ondergaat als iets dat ingaat tegen de eigen neigingen en wen-

sen. Hoezeer zou ik de woorden willen vinden om aan te moedigen tot een vuriger,

vreugdevoller, edelmoediger, gedurfder hoofdstuk in de evangelisatie, vol van liefde

tot het uiterste en aanstekelijk leven! Maar ik weet dat geen enkele motivatie vol-

doende zal zijn, als het vuur van de Geest niet brandt in de harten. Uiteindelijk is een

evangelisatie met geestkracht een evangelisatie met de Heilige Geest, aangezien Hij

de ziel van de evangeliserende Kerk is. Alvorens enkele geestelijke motiveringen en

suggesties voor te stellen roep ik nogmaals de Heilige Geest aan, vraag ik hem dat Hij

de Kerk komt vernieuwen, wakker schudden, een impuls geven, zodat zij buiten zich-

zelf treedt om alle volken te evangeliseren.

ARTIKEL 1 - Motiveringen voor een hernieuwde missionaire impuls (262-283)

262. Verkondigers van het Evangelie met Geestkracht betekent verkondigers van het

Evangelie die bidden en werken. Vanuit het standpunt van de evangelisatie zijn noch

mystieke voorstellen zonder een sterk maatschappelijk en missionair engagement,

noch maatschappelijke en pastorale betogen en praktijken zonder een spiritualiteit die

Page 22: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 22

een hart verandert, van nut. Dit gedeeltelijk en verbrokkelend aanbod bereikt alleen

maar kleine groepen en heeft geen kracht om op grote schaal door te dringen, omdat

het het Evangelie verminkt. Het is altijd noodzakelijk een innerlijke ruimte te bewaren

die de inzet en activiteit een christelijke zin geeft [205]. Zonder langere ogenblikken

van aanbidding, biddende ontmoeting met het Woord, oprechte dialoog met de Heer

verliezen taken gemakkelijk hun betekenis, verzwakken wij door vermoeidheid en

moeilijkheden en dooft het enthousiasme. De Kerk kan niet zonder de long van het

gebed en het verheugt mij ten zeerste dat in alle kerkelijke instellingen de gebedsgroe-

pen, de groepen die zich wijden aan het gebed van voorspraak, het biddend lezen van

het Woord, de eeuwige aanbidding van de Eucharistie zich vermenigvuldigen. Tege-

lijkertijd “moet men de verleiding van een intimistische en individualistische spiritu-

aliteit afwijzen, die behalve dat zij slecht samengaat met de logica van de menswor-

ding, slecht zou samengaan met de eisen van de liefde” [206]. Er is het gevaar dat

sommige ogenblikken van gebed een excuus worden om te vermijden dat men zijn

leven inzet voor de zending, omdat de privatisering van de levensstijl de Christenen

ertoe kan brengen hun toevlucht te zoeken in een valse spiritualiteit.

263. Het is heilzaam zich de eerste Christenen en de zovele broeders en zusters in

de geschiedenis te herinneren die van vreugde vervuld, vol moed, onvermoeibaar in

de verkondiging en in staat waren tot een groot actief uithoudingsvermogen. Er zijn

er die zich troosten met te zeggen dat het vandaag moeilijker is; wij moeten echter

erkennen dat de context van het Romeinse Rijk niet bevorderlijk was voor de verkon-

diging van het Evangelie, noch voor de strijd voor de gerechtigheid, noch voor de

verdediging van de menselijke waardigheid. Op ieder ogenblik in de geschiedenis is

de menselijke zwakheid aanwezig, het ongezonde zoeken naar zichzelf, het gemak-

zuchtige egoïsme en uiteindelijk de begeerte die ons allen bedreigt. Die werkelijkheid

is altijd in de ene of de andere vorm aanwezig; zij bloeit meer voort uit de menselijke

beperktheid dan uit de omstandigheden. Laten wij dus niet zeggen dat het vandaag

moeilijker is; het is anders. Laten wij veeleer leren van de heiligen die ons zijn voor-

gegaan en aan de moeilijkheden van hun tijd het hoofd hebben geboden. Daartoe stel

ik u voor een ogenblik stil te blijven staan om opnieuw enkele motiveringen te ont-

dekken die ons helpen hen in onze dagen na te volgen [207].

PARAGRAAF 1 - De persoonlijke ontmoeting met de liefde van Jezus die ons

redt (264-267)

264. De eerste motivering om te evangeliseren is de liefde van Jezus die wij hebben

ontvangen, de ervaring door Hem te zijn gered die ons ertoe aanzet Hem steeds meer

lief te hebben. Wat is echter de liefde die niet de noodzaak voelt om over de geliefde

persoon te spreken, hem voor te stellen, hem te doen kennen? Als wij niet het intense

verlangen voelen om deze mee te delen, de behoefte hebben in gebed stil te blijven

staan om Hem te vragen dat Hij ons weer fascineert. Wij hebben er behoefte aan iedere

dag te smeken, te vragen om zijn genade, opdat Hij ons kille hart opent en ons lauwe

en oppervlakkige leven wakker schudt. Wanneer wij voor hem staan met een open

Page 23: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 23

hart, ons door Hem laten aankijken, herkennen wij deze liefdevolle blik die Natanaël

ontdekte op de dag dat Jezus verscheen en tegen hem zei: “Ik zag u onder de vijgen-

boom zitten” (Joh. 1, 28). Hoe goed is het voor een kruisbeeld te staan of geknield te

zijn voor het allerheiligste en eenvoudigweg in zijn tegenwoordigheid te zijn! Hoe

goed doet het ons Hem ons bestaan weer te laten raken en ons erop uit te laten zenden

om zijn nieuwe leven mee te delen! Wat er dus gebeurt, is uiteindelijk dat “wat wij

gezien en gehoord hebben, wij dat ook verkondigen” (1 Joh. 1, 3). De beste motivering

om te besluiten het Evangelie mee te delen is het met liefde te overwegen, te blijven

stilstaan bij de bladzijden ervan en het met het hart te lezen. Als wij het op deze wijze

benaderen, verbaast ons de schoonheid ervan, fascineert het ons telkens weer. Daarom

is het dringend noodzakelijk weer een contemplatieve geest te krijgen die het ons mo-

gelijk maakt iedere dag opnieuw te ontdekken dat ons een goed in bewaring is gege-

ven dat menselijker maakt, dat helpt een nieuw leven te leiden. Er is niets beters om

door te geven aan de anderen.

265. Heel het leven van Jezus, zijn wijze van omgaan met de armen, zijn gebaren,

zijn coherentie, zijn dagelijkse en eenvoudige edelmoedigheid en tenslotte zijn totale

overgave, dit alles is kostbaar en spreekt tot ons persoonlijk leven. Telkens al men dit

weer ontdekt, overtuigt men zich ervan dat dit het is waaraan de anderen behoefte

hebben, ook al erkennen zij het niet: “Wat gij vereert zonder het te kennen, dat kom

ik u verkondigen” (Hand. 17, 23). Soms verliezen wij het enthousiasme voor de zen-

ding en vergeten dan dat het Evangelie beantwoordt aan de diepste noden van de per-

sonen, omdat wij allen zijn geschapen voor hetgeen het Evangelie ons voorhoudt: de

vriendschap met Jezus en de broederlijke liefde. Wanneer men erin slaagt de wezen-

lijke inhoud van het Evangelie gepast en mooi tot uitdrukking te brengen, dan zal die

boodschap zeker een antwoord geven op de diepste vragen van de harten: “De missi-

onaris is overtuigd dat er door de werking van de Geest in de afzonderlijke personen

en in de volkeren reeds een, wellicht onbewust, verlangen is om de waarheid te kennen

over God, over de mens en over de weg die naar de bevrijding uit zonde en dood leidt.

Het enthousiasme in de verkondiging van Christus vloeit voort uit de overtuiging dat

men beantwoordt aan dat verlangen” [208].

Het enthousiasme bij de evangelisatie baseert zich op deze overtuiging. Wij hebben

een schat aan leven en liefde ter beschikking die niet kan bedriegen, de boodschap die

niet kan manipuleren, noch teleurstellen. Het is een antwoord dat neerdaalt in het

diepste van het menselijk wezen en dat hem kan ondersteunen en verheffen. Het is de

waarheid die niet uit de mode raakt, omdat zij in staat is daar door te dringen waar

niets anders kan komen. Onze oneindige droefheid wordt alleen maar genezen met

een oneindige liefde.

266. Deze overtuiging wordt echter gedragen door de voortdurend hernieuwde per-

soonlijke ervaring zijn vriendschap en liefde te genieten. Men kan niet volhouden in

een vurige evangelisatie, als men krachtens de eigen ervaring niet ervan overtuigd

blijft dat het niet hetzelfde is Jezus te hebben leren kennen of Hem niet te leren kennen,

dat het niet hetzelfde is met Hem te gaan of op de tast te gaan, dat het niet hetzelfde

is naar Hem te kunnen luisteren of zijn Woord te negeren, dat het niet hetzelfde is

Page 24: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 24

Hem te kunnen aanschouwen, te vereren, in Hem te rusten of het niet te kunnen doen.

Het is niet hetzelfde veeleer een wereld trachten op te bouwen met zijn Evangelie dan

het alleen maar met de eigen rede te doen. Wij weten goed dat het leven met Jezus

veel voller wordt en dat het met Hem gemakkelijker is de zin van alles te vinden.

Daarom evangeliseren wij. De ware missionaris, die nooit ophoudt leerling te zijn,

weet dag Jezus met hem gaat, met hem spreekt, met hem ademt, met hem werkt. De

levende Jezus leeft met hem te midden van de missionaire inzet. Als iemand zijn aan-

wezigheid niet ontdekt in het hart zelf van de missionaire onderneming, verliest hij

snel het enthousiasme en houdt op zeker te zijn van wat hij doorgeeft, ontbreekt hem

kracht en hartstocht. En een persoon die niet overtuigd, enthousiast, zeker, verliefd is,

overtuigt niemand.

267. Verenigd met Jezus zoeken wij wat Hij zoekt, beminnen wij wat Hij bemint.

Uiteindelijk is wat wij zoeken, de heerlijkheid van de Vader, leven en handelen wij

“tot lof van de heerlijkheid van zijn genade” (Ef. 1, 6). Als wij ons tot het uiterste en

met volharding willen geven, moeten wij verder dan iedere motivatie gaan. Dat is de

definitieve, diepste, grootste drijfveer, de reden en de laatste zin van al het overige.

Het gaat om de heerlijkheid van de Vader, die Jezus in de loop van heel zijn bestaan

heeft gezocht. Hij is de Zoon die eeuwig gelukkig is met heel zijn wezen “in de schoot

van de Vader” (Joh. 1, 18). Als wij missionarissen zijn, dan is dat vóór alles, omdat

Jezus ons heeft gezegd: “Hierdoor wordt mijn Vader verheerlijkt, dat gij rijke vruch-

ten draagt” (Joh. 15, 8). Buiten het feit dat het ons ligt of niet, dat het ons interesseert

of niet, dat het voor ons van nut is of niet, buiten de kleine grenzen van onze verlan-

gens, ons begripsvermogen en onze motiveringen, evangeliseren wij tot meerdere eer

van de Vader, die van ons houdt.

PARAGRAAF 2 - Het geestelijk genoegen volk te zijn (268-274)

268. Het Woord van God nodigt ons ook uit te erkennen dat wij een volk zijn: “Vroe-

ger waart gij geen volk, nu Gods volk” (1 Pt. 2, 10). Om authentieke verkondigers van

het Evangelie te zijn is het ook noodzakelijk het geestelijk genoegen te ontwikkelen

om het leven van de mensen nabij te blijven, en wel zozeer dat men ontdekt dat dat

de bron wordt van een hogere vreugde. De zending is een hartstocht voor Jezus, maar

tegelijkertijd ook een hartstocht voor zijn volk. Wanneer wij voor de gekruisigde Je-

zus stilstaan, herkennen wij heel zijn liefde die ons waardigheid geeft en ons onder-

steunt, maar op datzelfde moment beginnen wij, als wij niet blind zijn, gewaar te wor-

den dat die blik van Jezus zich verbreedt en zich vol genegenheid en vuur richt op

heel zijn volk. Zo ontdekken wij opnieuw dat Hij zich van ons wil bedienen om zijn

geliefde volk steeds meer nabij te komen. Hij neemt ons uit het midden van het volk

en zendt ons naar het volk, zodat onze identiteit niet wordt begrepen zonder deze ver-

bondenheid.

269. Jezus zelf is het model van deze evangeliserende keuze die ons brengt tot in het

hart van het volk. Hoe goed doet het ons Hem allen zo nabij te zien! Als Hij met

iemand sprak, keek Hij met een diepe, liefdevolle aandacht in zijn ogen: “Jezus keek

Page 25: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 25

hem liefdevol aan” (Mc. 10, 21). Wij zien hoe Hij openstaat voor een ontmoeting,

wanneer Hij de blinde langs de weg nadert (vgl. Mc. 10, 46-52) en wanneer Hij eet en

drinkt met de zondaars (vgl. Mc. 2, 16), zonder zich erom te belommeren dat men

Hem bejegent als een veelvraat en drinker (vgl. Mt. 11, 19). Wij zien hoe beschikbaar

Hij is, wanneer Hij een prostituee zijn voeten laat balsemen (vgl. Lc. 7, 36-50), of

wanneer Hij ‘s nachts Nicodemus ontvangt (vgl. Joh. 3, 1-15). Wanneer Jezus zich op

het kruis geeft, dan is dat niets anders dan het hoogtepunt van die stijl die heel zijn

bestaan heeft gekenmerkt. Door dit model gefascineerd, willen wij ons tot het uiterste

in de maatschappij invoegen, delen wij het leven met allen, luisteren wij naar hun

zorgen, werken wij materieel en spiritueel met hen samen in hun noden, verheugen

wij ons met hen die vreugde hebben, huilen wij met hen die huilen, en zetten wij ons,

schouder aan schouder met de anderen, in voor de opbouw van een nieuwe wereld.

Maar niet als een verplichting, niet als een last die ons uitput, maar als een persoon-

lijke keuze die ons vervult van vreugde en ons identiteit verschaft.

270. Soms voelen wij de verleiding Christen te zijn, maar daarbij wel een verstan-

dige afstand van de wonden van de Heer te bewaren. Maar Jezus wil dat wij de men-

selijke ellende aanraken, dat wij het lijdende vlees van de anderen aanraken. Hij ver-

wacht dat wij ervan afzien de persoonlijke of gemeenschappelijke uitvluchten te zoe-

ken die het ons mogelijk maken ons op een afstand te houden van de kern van het

menselijk drama, opdat wij het werkelijk aanvaarden in contact te komen met het con-

crete bestaan van de ander en de kracht van de tederheid leren kennen. Wanneer wij

dit doen, wordt het leven voor ons op een altijd wonderbaarlijke wijze ingewikkelder

en beleven wij de intense ervaring een volk te zijn, de ervaring tot een volk te behoren.

271. Weliswaar zijn wij in onze relatie met de wereld geroepen rekenschap af te

leggen van onze hoop, maar niet als vijanden die met de vinger wijzen en veroordelen.

Wij worden heel duidelijk gewaarschuwd: “verdedigt u met zachtmoedigheid en ge-

paste eerbied” (1 Pt. 3, 16) en “leeft voor zover het van u afhangt met alle mensen in

vrede” (Rom. 12, 18). Wij worden ook aangespoord “het kwade door het goede” (Rom.

12, 21) te overwinnen, zonder moe te worden “goed te doen” (Gal. 6, 9) en zonder

hoger te willen lijken, maar door “de ander hoger dan zichzelf” (Fil. 2, 3) te achten.

De apostelen van de Heer stonden inderdaad “bij het hele volk in de gunst” (Hand. 2,

47; 4, 21, 33; 5, 13). Het is duidelijk dat Jezus Christus ons niet wil als vorsten die op

de anderen neerkijken, maar als mannen en vrouwen van het volk. Dit is niet de me-

ning van een Paus, noch een pastorale keuze onder andere mogelijke keuzes; het zijn

zo duidelijke, directe en evidente aanwijzingen van het Woord van God dat ze geen

interpretaties behoeven die hun hun uitdagende kracht zouden ontnemen. Laten wij

ze “sine glossa”, zonder commentaar beleven. Zo zullen wij de missionaire vreugde

ervaren het leven te delen met het gelovige volk van God en daarbij te trachten het

vuur in het hart van de wereld te ontsteken.

272. De liefde voor de mensen is een geestelijke kracht die de volledige ontmoeting

met God begunstigt en wel zo dat wie zijn broeder niet liefheeft, “in duisternis is” (1

Joh. 2, 11), “in het gebied van de dood is” (1 Joh. 3, 14) en “God niet kent” (1 Joh. 4,

8). Benedictus XVI heeft gezegd dat “de ogen sluiten voor de naaste ook blind voor

Page 26: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 26

God maakt” [209], en dat de liefde in wezen het enige licht is dat “een donkere wereld

steeds weer opnieuw verlicht en ons de moed geeft om te leven en te handelen” [210].

Laten wij daarom, wanneer wij de mystiek beleven de ander te naderen met de bedoe-

ling zijn welzijn te zoeken, ons innerlijk verruimen om de mooiste geschenken van de

Heer te ontvangen. Telkens wanneer wij een menselijk wezen in liefde ontmoeten,

worden wij in staat gesteld steeds iets nieuws te ontdekken met betrekking tot God.

Telkens wanneer wij onze ogen openen om de ander te herkennen, wordt het geloof

meer verlicht om God te herkennen. Als gevolg hiervan kunnen wij, als wij in het

geestelijk leven willen groeien, niet ervan afzien missionaris te zijn. De inzet van de

evangelisatie verrijkt de geest en het hart, hij doet geestelijke horizonten voor ons

opengaan, hij maakt ons gevoeliger ervoor het werken van de Geest te herkennen, hij

doet ons buiten onze beperkte geestelijke schema’s treden. Tegelijkertijd ervaart een

missionaris die ten volle aan zijn werk is toegewijd, het genoegen een bron te zijn die

overstroomt en de ander verfrist. Alleen wie zich goed voelt bij het zoeken naar het

welzijn van de naaste, wie het geluk van de ander wenst, kan missionaris zijn. Deze

opening van het hart is een bron van geluk, omdat “het zaliger is te geven dan te

ontvangen” (Hand. 30, 35). Men leeft niet beter door weg te vluchten van de ander,

zich te verbergen, te weigeren samen te delen, als men zich verzet te geven, als men

zich opsluit in gemakzucht. Dat is niets anders dan een langzame zelfmoord.

273. De zending naar het hart van het volk is niet een deel van mijn leven of een

sieraad dat ik kan afdoen, het is geen aanhangsel of een van de vele ogenblikken in

mijn bestaan. Het is iets dat ik niet uit mijn wezen kan uitroeien, wil ik mijzelf niet

vernietigen. Ik ben gezonden op deze aarde en daarom bevind ik mij in deze wereld.

Men moet erkennen dat men gebrandmerkt is door deze zending om te verlichten,

zegenen, verlevendigen, opbeuren, genezen, bevrijden. Daar openbaart zich wie met

hart en ziel verpleegster, wie met hart en ziel leraar, wie ment hart en ziel politicus is,

wie ten diepste besloten heeft er met en voor de ander te zijn. Als iemand echter een

scheiding aanbrengt tussen enerzijds zijn plicht en anderzijds zijn privéleven, dan

wordt alles grijs en zal hij voortdurend erkenning zoeken of zijn eigen behoeften ver-

dedigen. Hij zal ophouden volk te zijn.

274. Om ons leven te delen met de mensen en ons edelmoedig te geven hebben wij

behoefte eraan ook te erkennen dat iedere persoon onze toewijding waardig is. Niet

op grond van zijn uiterlijk, zijn capaciteiten, zijn taal, zijn mentaliteit of de voldoening

die hij ons kan geven, maar omdat hij Gods werk is, zijn schepping. Hij heeft hem

geschapen naar zijn beeld en hij weerspiegelt iets van zijn heerlijkheid. Ieder mense-

lijk wezen is een voorwerp van de oneindige tederheid van de Heer en Hijzelf woont

in zijn leven. Jezus Christus heeft zijn kostbaar bloed gegeven op het kruis voor die

persoon. Buiten alle uiterlijkheid is ieder onmetelijk heilig en verdient onze genegen-

heid en onze toewijding. Als ik daarom erin slaag één persoon te helpen om beter te

leven, dan is dat al voldoende om de gave van mijn leven te rechtvaardigen. Het is

mooi gelovig volk van God te zijn. En wij bereiken de volheid, wanneer wij de muren

neerhalen en ons hart zich vult met gezichten en namen!

Page 27: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 27

PARAGRAAF 3 - Het mysterieuze handelen van de Verrezene en van zijn Geest

(275-280)

275. In hoofdstuk twee hebben wij nagedacht over het gebrek aan diepe spiritualiteit

dat zich vertaalt in pessimisme, fatalisme, wantrouwen. Sommige personen wijden

zich niet aan de zending, omdat zij geloven dat niets kan veranderen, en het heeft dus

voor hen geen nut om zich in te spannen. Zij denken als volgt: “Waarom zou ik mij

moeten beroven van mijn gemak en genoegens, als ik geen enkele belangrijk resultaat

zie?”. Met deze mentaliteit wordt het onmogelijk missionaris te zijn. Deze houding is

nu juist een slecht excuus om opgesloten te blijven binnen gemakzucht, luiheid, on-

voldane droefheid, in een egoïstische leegte. Het betreft een auto-destructieve houding,

omdat “de mens niet zonder hoop kan leven: zijn leven zou dan, veroordeeld tot on-

beduidendheid, onverdraaglijk worden” [211]. Als wij denken dat de dingen niet zul-

len veranderen, laten wij er dan aan denken dat Jezus Christus heeft getriomfeerd over

de zonde en vol van macht is. Jezus Christus leeft waarlijk. Anders, “als Christus niet

is verrezen, is onze prediking zonder inhoud” (1 Kor. 15, 14). Het Evangelie vertelt

ons dat, wanneer de eerste leerlingen uittrokken om te prediken, “de Heer met hen

meewerkte en kracht schonk aan hun woord” (Mc. 16, 20). Wij worden uitgenodigd

dit te ontdekken, dit te beleven. Dit gebeurt ook vandaag. De verrezen en glorierijke

Christus is de diepe bron van onze hoop en zijn hulp zal ons niet ontbreken om de

zending die Hij ons toevertrouwt, te vervullen.

276. Zijn verrijzenis is niet iets van het verleden; zij bevat een levenskracht die de

wereld heeft doordrongen. Waar het lijkt dat alles dood is, verschijnen overal opnieuw

de kiemen van de verrijzenis. Het is een weergaloze kracht. Weliswaar lijkt het vaak

da God niet bestaat: wij zien onrecht, boosaardigheid, onverschilligheid en wreedheid,

die niet minder worden. Maar het is even zo zeker dat te midden van de duisternis

steeds iets nieuws begint te ontluiken, dat vroeg of laat vrucht voortbrengt. Op een

vlak veld verschijnt opnieuw het leven, hardnekkig en onoverwinnelijk. Er zullen veel

lelijke dingen zijn, maar het goede neigt altijd ernaar te ontluiken en zich te versprei-

den. Iedere dag wordt in de wereld de schoonheid opnieuw geboren, die, veranderd

door de drama’s van de geschiedenis, herrijst. De waarden neigen altijd ertoe in

nieuwe vormen weer te verschijnen en het menselijk leven is inderdaad vaak herboren

uit situaties die onomkeerbaar leken. Dat is de kracht van de verrijzenis en iedere

verkondiger van het Evangelie is een instrument van deze dynamiek.

277. Voortdurend doen zich ook nieuwe moeilijkheden voor, de ervaring van de

mislukking, menselijke bekrompenheden die zoveel kwaad doen. Wij weten allen uit

ervaring dat een taak soms niet de bevrediging biedt die wij hadden gewenst, de vruch-

ten zijn schaars en de veranderingen gaan langzaam en men heeft de verleiding moe

te worden. Het is echter niet hetzelfde, wanneer men uit vermoeidheid voor een ogen-

blik de moed laat zakken, als wanneer men deze definitief laat zakken, omdat men

beheerst wordt door een chronische ontevredenheid, door een lusteloosheid die de ziel

doet verdorren. Het kan gebeuren dat het hart moe wordt te strijden, omdat het uitein-

delijk zichzelf zoekt in een carrièrezucht die dorst naar erkenning, applaus, beloning,

Page 28: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 28

functies; dan laat iemand de moed zakken, en heeft hij geen strijdlust meer, ontbreekt

hem de verrijzenis. Zo blijft het Evangelie, dat de mooiste boodschap is die er in deze

wereld bestaat, begraven onder veel excuses.

278. Geloof betekent ook geloven in Hem, geloven dat Hij ons werkelijk liefheeft,

dat Hij leeft, dat Hij in staat is op mysterieuze wijze in te grijpen, dat Hij ons niet in

de steek laat, dat Hij het goede uit het kwade haalt met zijn macht en oneindige crea-

tiviteit. Het betekent geloven dat Hij zegevierend in de geschiedenis verdergaat samen

met “hen die met Hem zijn ... de geroepenen, uitverkorenen, getrouwen” (Openb. 17,

14). Wij geloven in het Evangelie, dat zegt dat het Rijk Gods reeds tegenwoordig is

in de wereld en zich hier en daar ontwikkelt op verschillende wijzen: zoals het zaadje

dat in een grote boom kan veranderen (vgl. Mt. 13, 31-32), zoals een handvol zuur-

deeg, die een grote massa doordesemt (vgl. Mt. 13, 33) en zoals het goede zaad dat te

midden van het onkruid opgroeit (vgl. Mt. 13, 24-30), en ons altijd op een aangename

wijze kan verrassen. Het is aanwezig, het komt opnieuw, het vecht om opnieuw te

bloeien. De verrijzenis van Christus brengt op iedere plaats kiemen van deze nieuwe

wereld voort; en ook al worden zij afgesneden, zij schieten steeds weer op, omdat de

verrijzenis van de Heer reeds het geheime verloop van deze geschiedenis heeft door-

drongen, omdat Jezus niet tevergeefs is verrezen. Laten wij niet aan de rand van deze

weg van de levende hoop blijven staan!

279. Daar wij niet altijd deze kiemen zien, hebben wij behoefte aan een innerlijke

zekerheid, dat wil zeggen de overtuiging dat God kan handelen in iedere omstandig-

heid, ook te midden van schijnbare mislukkingen, omdat “wij deze schat in aarden

potten dragen” (2 Kor. 4, 7). Deze zekerheid is wat men noemt “het gevoel voor het

mysterie”. Het is zeker weten dat wie zich uit liefde aan God aanbiedt en zich aan

Hem geeft, zeker vruchtbaar zal zijn (vgl. Joh. 15, 5). Die vruchtbaarheid is vaak on-

zichtbaar, ongrijpbaar, kan niet worden gemeten. Iemand kan zich heel goed bewust

ervan zijn dat zijn leven vrucht zal dragen, maar zonder te pretenderen dat hij weet

hoe, of waar, of wanneer. Hij heeft de zekerheid dat geen enkel van zijn met liefde

verrichte werken verloren gaat, geen enkel van zijn oprechte zorgen voor de ander

verloren gaat, geen enkele daad uit liefde voor God verloren gaat, geen enkele edel-

moedige moeite verloren gaat, geen enkel pijnlijk geduld verloren gaat. Dit alles gaat

door de wereld als een levenskracht. Soms komt het ons voor dat wij met onze krachts-

inspanningen geen resultaat hebben bereikt, maar de zending is geen business of een

bedrijfsproject, het is evenmin een humanitaire organisatie, het is geen evenement om

te tellen hoeveel mensen dankzij onze propaganda eraan hebben deelgenomen; het is

iets veel diepers, dat zich aan iedere meting onttrekt. Misschien maakt de Heer gebruik

van onze inzet om zegeningen uit te storten op een andere plaats in de wereld, waar

wij nooit hen zullen gaan. De Heilige Geest werkt, zoals Hij wil, wanneer Hij wil en

waar Hij wil; wij offeren ons op met toewijding, maar zonder de pretentie te hebben

opvallende resultaten te zien. Wij weten alleen maar dat onze zelfgave noodzakelijk

is. Laten wij leren te rusten in de tederheid van de armen van de Vader te midden van

onze creatieve en edelmoedige toewijding. Laten wij verder gaan, laten wij ons vol-

ledig inzetten, maar laten wij ook Hem onze inspanningen vruchtbaar laten maken,

Page 29: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 29

zoals Hem dat goed lijkt.

280. Om het missionaire vuur levend te houden is een vastberaden vertrouwen in de

Heilige Geest noodzakelijk, omdat “Hij onze zwakheid te hulp komt” (Rom. 8, 26).

Maar dat edelmoedig vertrouwen moet zich voeden en daarom moeten wij Hem voort-

durend aanroepen. Hij kan ons genezen van alles wat ons verzwakt in de missionaire

inzet. Weliswaar kan dit vertrouwen in het onzichtbare bij ons een zeker duizeling-

wekkend gevoel te weeg brengen: het is als ondergaan in een zee waar wij niet weten

wat wij zullen tegenkomen. Ik heb het zelf heel vaak meegemaakt. Er is echter geen

grotere vrijheid dan zich te laten dragen door de Geest door ervan af te zien alles te

berekenen en te controleren, en het Hem mogelijk te maken ons te verlichten, te leiden,

te drijven waarheen Hij wil. Hij weet goed wat er in iedere tijd en op ieder ogenblik

nodig is. Dat heet op mysterieuze wijze vruchtbaar zijn!

PARAGRAAF 4 - De missionerende kracht van de voorspraak (281-283)

281. Er is een vorm van gebed dat ons in het bijzonder ertoe aanzet om ons geheel

in te zetten voor de evangelisatie en ons motiveert om het welzijn van de ander te

zoeken: het gebed van voorspraak. Laten wij een ogenblik kijken naar het innerlijk

van een grote evangelisator als de heilige Paulus om te begrijpen hoe zijn gebed was.

Dat gebed was vol van personen: “Altijd, bij al mijn gebeden voor u allen. En ik ver-

richt mijn gebed met blijdschap (...), want ik draag u in mijn hart” (Fil. 1, 3-5.7). Zo

ontdekken wij dat voor iemand ten beste spreken ons niet scheidt van de ware con-

templatie, omdat contemplatie die de ander uitsluit, bedrog is.

282. Deze houding verandert ook in een dankzegging aan God voor de ander: “In de

eerste plaats breng ik door Jezus Christus dank aan mijn God voor u allen” (Rom. 1,

8). Het betreft een voortdurende dankzegging: “Steeds weer zeg ik God dank voor

zijn genade, die u in Christus Jezus is gegeven” (1 Kor. 1, 4). “Ik dank mijn God,

telkens als ik u gedenk” (Fil. 1, 3). Het is geen ongelovige, negatieve blik zonder hoop,

maar een geestelijke blik van diep geloof, die erkent wat God zelf in hen bewerkt.

Tegelijkertijd is het de dankbaarheid die opwelt uit een hart dat werkelijk aandacht

heeft voor de ander. Zo is het hart van de evangelisator, wanneer hij uit het gebed

komt, edelmoediger geworden, heeft het zich bevrijd van een geïsoleerd bewustzijn

en verlangt het ernaar het goede te doen en het leven met de ander te delen.

283. De grote mannen en vrouwen van God zijn grote voorsprekers geweest. De

voorspraak is als een “zuurdeeg” binnen de Drie-eenheid. Het is een ingaan in de

Vader en nieuwe dimensies ontdekken die de concrete situaties verlichten en veran-

deren. Wij kunnen zeggen dat het hart van God wordt geroerd door de voorspraak,

maar Hij in werkelijkheid erop vooruitloopt en dat wat wij met onze voorspraak kun-

nen doen, is dat zijn macht, zijn liefde en zijn trouw zich duidelijker openbaren in het

volk.

Page 30: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 30

ARTIKEL 2 - Maria, de moeder van de evangelisatie (284-288)

284. Samen met de Heilige Geest staat altijd Maria te midden van het volk. Zij ver-

zamelde de leerlingen om Hem aan te roepen (Hand. 1, 14) en heeft zo de missionaire

explosie mogelijk gemaakt die met Pinksteren plaatsvond. Zij is de Moeder van de

evangeliserende Kerk en zonder haar kunnen wij de geest van de nieuwe evangelisatie

niet ten volle begrijpen.

PARAGRAAF 1 - De gave van Jezus aan Zijn volk (285-286)

285. Op het kruis kon Jezus, toen Hij in zijn vlees de dramatische ontmoeting tussen

de zonde van de wereld en de goddelijke barmhartigheid leed, aan zijn voeten de

troostende aanwezigheid van zijn moeder en zijn vriend zien. Op dat cruciale ogenblik

zei Jezus tot Maria alvorens te verklaren dat het werk dat de Vader Hem had toever-

trouwd, was volbracht: “Vrouw, zie daar uw zoon!”. Vervolgens zei Hij tot zijn ge-

liefde vriend: “Zie daar uw moeder!” (Joh. 19, 26-27). Deze woorden van Jezus op de

drempel van de dood drukken op de eerste plaats geen bezorgdheid vol medelijden

voor zijn moeder uit, maar zijn veeleer een openbaringsformulering die het mysterie

van een bijzondere heilszending laat zien. Jezus liet ons zijn moeder als onze moeder

na. Alleen na dit te hebben gedaan heeft Jezus kunnen voelen dat “alles was volbracht”

(Joh. 19, 28). Aan de voet van het kruis brengt Christus in het hoogste uur van de

nieuwe schepping ons bij Maria. Hij brengt ons bij haar, omdat Hij niet wil dat wij

zonder moeder op weg zijn, en het volk leest in dat moederbeeld alle mysteries van

het Evangelie. Het bevalt de Heer niet dat aan zijn Kerk het vrouwelijke icoon ont-

breekt. Zij die Hem met zo een groot geloof voortbracht, begeleidt ook “de overigen

van haar kinderen, (...) hen namelijk die de geboden van God en het getuigenis van

Jezus trouw bewaren” (Openb. 12, 17). De innige band tussen Maria, de Kerk en ie-

dere gelovige, in zoverre zij op verschillende wijzen Christus voortbrengen, wordt op

schitterend tot uitdrukking gebracht door de zalige Isaac de Stella: “In de goddelijke

geïnspireerde Schriften wordt wat in het algemeen wordt gezegd over de Kerk, maagd

en moeder, in het bijzonder gezegd over de Maagd Maria (...) Men kan evenzo zeggen

dat iedere gelovige ziel bruid is van het Woord van God, moeder van Christus, dochter

en zuster, maagd en vruchtbare moeder (...) Christus verbleef negen maanden in de

schoot van Maria, Hij zal in het tabernakel van het geloof van de Kerk blijven tot aan

de voleinding der eeuwen; en in de kennis en de liefde van de gelovige ziel, in de

eeuwen der eeuwen” [212].

286. Maria is degene die een grot voor dieren weet te veranderen in een huis van

Jezus, met enkele arme windsels en een berg aan tederheid. Zij is de kleine dienst-

maagd van de Vader die overloopt van vreugde in de lofprijzing. Zij is de vriendin die

altijd erop let dat de wijn niet ontbreekt in een ons leven. Zij is het wier hart is door-

boord door een zwaard, die alle verdriet begrijpt. Als moeder van allen is zij een teken

van hoop voor de volken die barensweeën lijden, totdat de gerechtigheid ontkiemt. Zij

is de missionaris die tot ons nadert om ons in het leven te begeleiden door de harten

te openen voor het geloof met haar moederlijke genegenheid. Als een ware moeder

Page 31: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 31

gaat zij met ons mee, strijdt zij met ons en stort zij onophoudelijk de nabijheid van

Gods liefde uit. Door de verschillende Mariadevoties, die over het algemeen verbon-

den zijn met een heiligdom, deelt zij de lotgevallen van ieder volk dat het Evangelie

heeft ontvangen, en gaat deel uitmaken van zijn historische identiteit. Veel christelijke

ouders vragen om het doopsel voor hun kinderen in een Mariaheiligdom en laten zo

hun geloof zien in het moederlijke handelen van Maria, die nieuwe kinderen voor God

voortbrengt. Daar, in de heiligdommen, kan men gadeslaan hoe Maria rondom zich

de kinderen verenigt die met zoveel moeite als pelgrims komen om haar te zien en

zich door haar te laten zien. Daar vinden zij de kracht van God om het lijden en de

vermoeienissen van het leven te verdragen. Maria biedt hun, evenals Juan Diego, de

liefkozing van haar moederlijke troost aan en zij zegt tot hen: “Laat je hart niet ver-

ontrust zijn (...) Ben ik die je moeder ben, niet hier?”[213].

PARAGRAAF 2 - De Ster van de nieuwe evangelisatie (287-288)

287. Wij vragen aan de moeder van het levende Evangelie dat zij ten beste spreekt,

opdat deze uitnodiging tot een nieuwe fase van de evangelisatie door heel de kerkge-

meenschap wordt aangenomen. Zij is de vrouw van geloof die in het geloof wandelt,

[214] en “haar buitengewone pelgrimstocht van het geloof is een voortdurend refe-

rentiepunt voor de Kerk” [215]. Zij heeft zich door de Geest langs een weg van het

geloof naar een bestemming van dienst en vruchtbaarheid laten leiden. Wij vestigen

vandaag de blik op haar, opdat hij ons helpt allen de boodschap van het heil te ver-

kondigen en opdat de nieuwe leerlingen ijverige evangelisatoren worden [216]. Bij

deze pelgrimstocht van de evangelisatie ontbreken niet de fases van dorheid, verbor-

genheid en zelfs een zekere moeite, zoals die welke Maria beleefde in de jaren van

Nazareth, toen Jezus opgroeide: “Dit is het begin van het Evangelie ofwel van de

goede, blijde boodschap. Maar het is niet moeilijk in dat begin een bijzondere moeite

van het hart op te merken, samen met een soort nacht van het geloof (om de woorden

van de heilige Johannes van het Kruis te gebruiken), als het ware een “sluier” waar-

doorheen men moet naderen tot de Onzichtbare en leven in innige verbondenheid met

het mysterie. Het is inderdaad op deze wijze dat Maria vele jaren innig verbonden

bleef met het mysterie van haar Zoon en voortging op haar geloofstocht” [217].

Maria, Ster van de nieuwe evangelisatie

288. Er is een mariale stijl in de evangeliserende activiteit van de Kerk. Want telkens

wanneer wij naar Maria kijken, geloven wij opnieuw in de revolutionaire kracht van

de tederheid en de genegenheid. In haar zien wij dat nederigheid en tederheid geen

deugden zijn van de zwakken, maar van de sterken, die het niet nodig hebben de ander

slecht te behandelen om zich belangrijk te voelen. Door naar haar te kijken ontdekken

wij dat zij die God prees, omdat “hij heersers hun troon ontneemt” en “de rijken heen

zendt met lege handen” (Lc. 1, 52.53), dezelfde is die huiselijke warmte garandeert

voor ons zoeken naar gerechtigheid. Zij is het ook die zorgzaam “al deze woorden in

haar hart” bewaart “en ze bij zichzelf overweegt” (Lc. 2, 19). Maria weet de sporen

Page 32: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 32

van de Geest van God te herkennen in de grote gebeurtenissen en ook in die welke

nauwelijks waarneembaar lijken. Zij overweegt het mysterie van God in de wereld, in

de geschiedenis en in het dagelijkse leven van ieder en van allen, Zij is de biddende

en werkende vrouw in Nazareth en ook onze zorgzame Vrouw, zij die uit haar dorp

vertrekt om anderen “met spoed” (Lc. 1, 39) te helpen. Die dynamiek van gerechtig-

heid en tederheid, van contemplatie en weg naar de ander is wat van haar een kerkelijk

model maakt voor de evangelisatie. Wij vragen haar dat zij met haar moederlijk gebed

ons helpt dat de Kerk een huis wordt voor velen, een moeder voor alle volken en de

geboorte van een nieuwe wereld mogelijk maakt. Het is de Verrezene die ons met een

macht die ons vervult met een immens vertrouwen en vaste hoop, zegt: “Zie, Ik maak

alles nieuw” (Openb. 21, 5). Gaan wij vol vertrouwen met Maria verder op weg naar

deze belofte en zeggen wij tot haar:

Moeder en Maagd Maria,

Gij die door de Geest bewogen,

in de diepte van Uw nederig geloof,

helemaal overgeleverd aan de Eeuwige,

het Woord van het Leven ontvangen hebt,

help ons, ons “ja” te zeggen

in de hoge nood, dringender dan ooit,

om Jezus’ Blijde Boodschap te laten horen.

Gij, die vervuld zijt van de aanwezigheid van Christus,

Gij hebt de Vreugde van Johannes de Doper gedragen

en hem in de schoot van zijn moeder laten opspringen.

Gij hebt jubelend van vreugde, de weldaden van de Heer bezongen.

Gij, die met een onwankelbaar geloof

bij het kruis zijt blijven staan

en die de troostende vreugde van de verrijzenis hebt gekregen,

Gij hebt de leerlingen verzameld wachtend op de Geest

opdat de evangeliserende Kerk zou geboren worden.

Verkrijg nu voor ons de nieuwe geestdrift van verrezen mensen

om aan iedereen het Evangelie van het Leven te brengen

dat de dood overwint.

Geef ons heilige geestdrift om nieuwe wegen te zoeken

opdat de gave van de nooit verblekende schoonheid

iedereen zou bereiken.

Page 33: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 33

Gij, Maagd van het luisteren en het schouwen,

Moeder van de schone liefde, Bruid van de eeuwige bruiloft,

spreek ten beste voor de Kerk waarvan Gij de heel zuivere icoon bent,

opdat zij zich nooit zou opsluiten in zichzelf

en de geestdrift nooit zou tegenhouden om het Koninkrijk te vestigen.

Ster van de nieuwe evangelisatie,

help ons te stralen door het getuigenis van gemeenschap,

dienstbaarheid, vurig en grootmoedig geloof,

gerechtigheid en liefde voor de armen,

opdat de vreugde van het Evangelie

tot aan de grenzen van de aarde zou reiken

en geen enkele periferie van zijn licht zou beroofd worden.

Moeder van het levend Evangelie,

bron van vreugde voor de kleinen,

bid voor ons.

Amen. Alleluia.

Gegeven te Rome bij Sint Pieter bij de afsluiting van het Jaar van het Geloof, 24

november 2013, op het hoogfeest van Onze Heer Jezus Christus, Koning van het

Heelal, het eerste jaar van mijn pontificaat.

Page 34: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 34

[1] Paul VI, Apostolic Exhortation Gaudete in Domino

(9 May 1975), 22: AAS 67 (1975), 297.

[2] Ibid. 8: AAS 67 (1975), 292.

[3] Encyclical Letter Deus Caritas Est (25 December 2005), 1: AAS 98 (2006), 217.

[4] Fifth General Conference of the Latin American and Caribbean Bishops, Aparecida

Document, 29 June 2007, 360.

[5] Ibid.

[6] Paul VI, Apostolic Exhortation Evangelii Nuntiandi (8 December 1975), 80: AAS 68

(1976), 75.

[7] Spiritual Canticle, 36, 10.

[8] Adversus Haereses, IV, c. 34, n. 1: PG 7, pars prior, 1083: “Omnem novitatem attulit,

semetipsum afferens”.

[9] Paul VI, Apostolic Exhortation Evangelii Nuntiandi (8 December 1975), 7: AAS 68

(1976), 9.

[10] Cf. Propositio 7.

[11] Benedict XVI, Homily at Mass for the Conclusion of the Synod of Bishops (28 Oc-

tober 2012): AAS 104 (2102), 890.

[12] Ibid.

[13] Benedict XVI, Homily at Mass for the Opening of the Fifth General Conference of

the Latin American and Caribbean Bishops (13 May 2007), Aparecida, Brazil: AAS 99

(2007), 437.

[14] Encyclical Letter, Redemptoris Missio (7 December 1990), 34: AAS 83 (1991), 280.

[15] Ibid., 40: AAS 83 (1991), 287.

[16] Ibid., 86: AAS 83 (1991), 333.

[17] Fifth General Conference of the Latin American and Caribbean Bishops, Aparecida

Document, 29 June 2007, 548.

[18] Ibid., 370.

[19] Cf. Propositio 1.

[20] John Paul II, Post-Synodal Apostolic Exhortation Christifideles Laici (30 December

1988), 32: AAS 81 (1989) 451.

[21] Fifth General Conference of the Latin American and Caribbean Bishops, Aparecida

Document, 29 June 2007, 201.

[22] Ibid., 551.

[23] Paul VI, Encyclical Letter Ecclesiam Suam (6 August 1964), 9, 10, 11: AAS 56

(1964), 611-612.

[24] Second Ecumenical Vatican Council, Decree on Ecumenism Unitatis Redintegratio,

6.

[25] John Paul II, Post-Synodal Apostolic Exhortation Ecclesia in Oceania (22 Novem-

ber 2001), 19: AAS 94 (2002), 390.

[26] John Paul II, Post-Synodal Apostolic Exhortation Christifideles Laici (30 September

Page 35: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 35

1988), 26: AAS 81 (1989), 438.

[27] Cf. Propositio 26.

[28] Cf. Propositio 44.

[29] Cf. Propositio 26.

[30] Cf. Propositio 41.

[31] Second Vatican Ecumenical Council, Decree on the Pastoral Office of Bish-

ops Christus Dominus, 11.

[32] Cf. Benedict XVI, Address for the Fortieth Anniversary of the Decree Ad Gentes (11

March 2006): AAS 98 (2006), 337.

[33] Cf. Propositio 42.

[34] Cf. Canons 460-468; 492-502; 511-514; 536-537.

[35] Encyclical Letter Ut Unum Sint (25 May 1995), 95: AAS 87 (1995), 977-978.

[36] Second Vatican Ecumenical Council, Dogmatic Constitution on the Church Lumen

Gentium, 23.

[37] John Paul II, Motu Proprio Apostolos Suos (21 May 1998): AAS 90 (1998), 641-658.

[38] Second Vatican Ecumenical Council, Decree on Ecumenism Unitatis Redintegratio,

11.

[39] Cf. S. Th., I-II, q. 66, a. 4-6.

[40] S. Th., I-II, q. 108, a. 1.

[41] S. Th., II-II, q. 30, a. 4: “We do not worship God with sacrifices and exterior gifts for

him, but rather for us and for our neighbour. He has no need of our sacrifices, but he does

ask that these be offered by us as devotion and for the benefit of our neighbour. For him,

mercy, which overcomes the defects of our devotion and sacrifice, is the sacrifice which is

most pleasing, because it is mercy which above all seeks the good of one’s neighbour” (S.

Th., II-II, q. 30, a. 4, ad 1).

[42] Second Vatican Ecumenical Council, Dogmatic Constitution on Divine Revela-

tion Dei Verbum, 12.

[43] Motu Proprio Socialium Scientiarum (1 January 1994): AAS 86 (1994), 209.

[44] Saint Thomas Aquinas noted that the multiplicity and variety “were the intention of

the first agent”, who wished that “what each individual thing lacked in order to reflect the

divine goodness would be made up for by other things”, since the Creator’s goodness “could

not be fittingly reflected by just one creature” (S. Th., I, q. 47, a. 1). Consequently, we need

to grasp the variety of things in their multiple relationships (cf. S. Th., I, q. 47, a. 2, ad 1; q.

47, a. 3). By analogy, we need to listen to and complement one another in our partial recep-

tion of reality and the Gospel.

[45] John XXIII, Address for the Opening of the Second Vatican Council (11 October

1962): AAS 54 (1962), 792: “Est enim aliud ipsum depositum fidei, seu veritates, quae ven-

eranda doctrina nostra continentur, aliud modus, quo eaedem enuntiantur”.

[46] John Paul II, Encyclical Letter Ut Unum Sint (25 May 1995), 19: AAS 87 (1995),

933.

[47] S. Th., I-II, q. 107, a. 4.

Page 36: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 36

[48] Ibid.

[49] No. 1735

[50] Cf. John Paul II, Post-Synodal Apostolic Exhortation Familiaris Consortio (22 No-

vember 1981), 34: AAS 74 (1982), 123.

[51] Cf. Saint Ambrose, De Sacramentis, IV, 6, 28: PL 16, 464: “I must receive it always,

so that it may always forgive my sins. If I sin continually, I must always have a remedy”;

ID., op. cit., IV, 5, 24: PL 16, 463: “Those who ate manna died; those who eat this body will

obtain the forgiveness of their sins”; Saint Cyril of Alexandria, In Joh. Evang., IV, 2: PG

73, 584-585: “I examined myself and I found myself unworthy. To those who speak thus I

say: when will you be worthy? When at last you present yourself before Christ? And if your

sins prevent you from drawing nigh, and you never cease to fall – for, as the Psalm says,

‘what man knows his faults?’ – will you remain without partaking of the sanctification that

gives life for eternity?”

[52] Benedict XVI, Address to the Brazilian Bishops in the Cathedral of São Paulo, Brazil

(11 May 2007), 3: AAS 99 (2007), 428.

[205] Cf. Propositio 36.

[206] John Paul II, Apostolic Letter Novo Millennio Ineunte (6 January 2001), 52: AAS

93 (2001), 304.

[207] Cf. V.M. Fernández, “Espiritualidad para la esperanza activa. Discurso en la aper-

tura del I Congreso Nacional de Doctrina Social de la Iglesia (Rosario 2011)”, in UCActua-

lidad, 142 (2011), 16.

[208] John Paul II, Encyclical Letter Redemptoris Missio (7 December 1990), 45: AAS

83 (1991), 292.

[209] Benedict XVI, Encyclical Letter, Deus Caritas Est (25 December 2005), 16: AAS

98 (2006), 230.

[210] Ibid., 39: AAS 98 (2006), 250.

[211] Second Special Assembly for Europe of the Synod of Bishops, Final Message,

1: L’Osservatore Romano, Weekly English-language edition, 27 October 1999, 5.

[212] Isaac of Stella, Sermo 51: PL 194, 1863, 1865.

[213] Nican Mopohua, 118-119.

[214] Cf. Second Vatican Ecumenical Council, Dogmatic Constitution on the Church Lu-

men Gentium, 52-69.

[215] John Paul II, Encyclical Letter Redemptoris Mater (25 March 1987), 6: AAS 79

(1987), 366-367.

[216] Cf. Propositio 58.

[217] John Paul II, Encyclical Letter Redemptoris Mater (25 March 1987), 17: AAS 79

(1987), 381.

Page 37: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 37

H. Jozefmaria,

de Smidse, punt 1

1

Kinderen van God. Dragers van de enige vlam die de weg van de men-

sen op aarde kan verlichten; van het enige licht waarvoor schaduw,

schemer of duisternis wijkt.

De Heer gebruikt ons als fakkels om dat licht te laten schijnen… Het

hangt van ons af of veel mensen niet langer in de duisternis blijven,

maar de paden volgen die naar het eeuwig leven leiden.

Page 38: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 38

H. Jozefmaria,

OPDAT ALLE MENSEN GERED WORDEN

Vrienden van God, nr. 256-273

Page 39: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 39

OPDAT ALLE MENSEN GERED WORDEN

256 De roeping van de christen, dat persoonlijke appel van de Heer, brengt ons ertoe

ons met Hem te vereenzelvigen. Maar we moeten niet vergeten, dat Hij op de wereld

is gekomen om alle mensen vrij te kopen, omdat Hij wil, dat alle mensen gered

worden.1 Er is geen ziel ter wereld waarin Christus geen belang stelt. Elke ziel heeft

Hem de prijs van zijn bloed gekost.2

Nu ik dat overweeg, schiet me het gesprek van de apostelen met de Meester te binnen,

vlak voor het wonder van de broodvermenigvuldiging. Een grote menigte heeft

Christus vergezeld. De Heer slaat de ogen op en vraagt Filippus: Hoe moeten wij

brood kopen om deze mensen te laten eten? 3 Filippus antwoordt na een snelle

rekensom: Wil ieder ook maar een klein stukje krijgen, dan is voor tweehonderd

denariën brood nog te weinig.4 Ze hadden dat geld niet en moesten hun toevlucht

nemen tot een noodoplossing: Een van zijn leerlingen, Andreas, de broer van Simon

Petrus, merkte op: Er is hier wel een jongen met vijf gerstebroden en twee vissen,

maar wat betekent dat voor zo’n aantal?5

De gist en het deeg

257 Wij willen de Heer volgen en zijn Woord verbreiden. Menselijk gesproken is

het logisch, dat we ons dan ook afvragen: met zijn hoevelen zijn we voor zo’n groot

aantal? Al waren we met miljoenen, dan nog zouden we met weinigen zijn in

verhouding tot het aantal bewoners van de aarde. Daarom moeten we onszelf zien als

een beetje zuurdesem, klaar en bereid om heel de mensheid een goede dienst te

bewijzen. Daarbij moeten we de woorden van de Apostel in gedachten houden: Ge

weet toch dat een beetje zuurdesem genoeg is om het hele deeg te laten gisten?6 We

moeten leren gist en zuurdesem te zijn om de massa om te vormen en geheel te

veranderen.

Is gist van nature beter dan deeg? Nee. Maar gist geeft de mogelijkheid op het deeg

in te werken en het in eetbaar en gezond voedsel om te zetten.

Denken we eens, al is het maar in grove trekken, aan het effect van gist bij het maken

van brood: basisvoedsel, heel eenvoudig en binnen ieders bereik. Hier en daar —

misschien bent u er wel eens bij geweest— is het ovenklaar maken van het deeg een

hele plechtigheid die ons tenslotte een verbazingwekkend, smakelijk resultaat voor

ogen tovert.

Men neemt goed meel, zo mogelijk het beste. Men kneedt het deeg in de kom om de

gist er doorheen te werken. Een langdurig karwei dat geduld vraagt. Dan een tijdje

1 1 Tim 2, 4 2 Vgl. 1 Petr 1, 18­19 3 Joh 6, 5 4 Joh 6, 7 5 Joh 6, 8­9 6 1 Kor 5, 6

Page 40: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 40

rust, nodig om het desem zijn werk te laten doen en het deeg te laten rijzen.

Intussen brandt in de oven het vuur, gestookt met hout dat verteerd wordt. En door

de werking van de hitte van de vlammen krijgen we een vers, luchtig brood van grote

klasse. Dat resultaat zouden we nooit bereikt hebben zonder de werking van de gist

—er is maar een beetje nodig— die in een doeltreffend, onzichtbaar proces tussen de

andere bestanddelen opgenomen en verdwenen is.

258 Als we deze passage van de apostel Paulus met gevoel voor het

bovennatuurlijke overdenken, zullen we inzien dat er geen andere mogelijkheid is dan

ten dienste van alle zielen te werken. Anders gedragen we ons als egoïsten. Als we

ons leven nederig beschouwen, zullen we helder zien, dat de Heer ons behalve de

genade van het geloof ook nog talenten en goede eigenschappen gegeven heeft.

Niemand van ons is een serieprodukt: onze Vader heeft ons een voor een geschapen

en Hij heeft verschillende goederen onder zijn kinderen verdeeld. Wij moeten die

talenten en eigenschappen ten dienste van iedereen stellen: die gaven van God

gebruiken als hulpmiddelen om anderen Christus te laten ontdekken.

Zie dat niet als een extra, als een randversiering van ons christelijk bestaan. Als de

desem niet gist, gaat hij verloren. Hij kan verdwijnen zonder het deeg te laten rijzen,

maar hij kan ook verspild worden in nutteloosheid en egoïsme. We bewijzen God

Onze Heer geen gunst, als we aan anderen over Hem vertellen. Dat ik het evangelie

predik, is voor mij geen reden om te roemen; ik kan niet anders, als gevolg van het

gebod van Jezus Christus: Wee mij, als ik het evangelie niet verkondig!7

Vissers

259 Ik stuur een groot aantal vissers uit om hen te vangen — godsspraak van

Jahwe.8 Daarmee wijst Hij ons concreet op onze taak: vissen. Als men over de wereld

spreekt of schrijft, gebruikt men soms het beeld van de zee. Er zit wel iets waars in

die beeldspraak. In het mensenleven zijn er, zoals op zee, perioden van stilte en

perioden van storm, van luwte en van stormwinden. Mensen zwemmen te midden van

hoge golven door het zilte nat. Ze zoeken het hart van de storm, arme zwemmers, al

lijken ze vrolijk, zelfs door het dolle heen. Ze proberen met hun lachsalvo’s hun

momenten van zwakte te verbergen; en hun teleurstelling, hun leven zonder liefde,

zonder begrip voor de ander. Ze vreten elkaar op als vissen.

Het is een taak voor de kinderen van God, dat iedereen, in vrijheid, de netten van de

Heer binnenzwemt om elkaar daar in liefde te vinden. Als we christen zijn, moeten

we worden als die vissers die de profeet Jeremia met dezelfde beeldspraak beschrijft

als Christus meer dan eens gebruikt: Volgt Mij; Ik zal u vissers van mensen maken9,

zegt Hij tot Petrus en Andreas.

260 Laten we Christus vergezellen bij deze goddelijke visvangst. Jezus staat aan de

7 1 Kor 9, 16 8 Jer 16, 16 9 Mat 4, 19

Page 41: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 41

oever van het Meer van Gennésaret. De mensen drongen op Hem aan om het woord

Gods te horen.10 Net zoals vandaag! Ziet u dat niet? Mensen willen de boodschap van

God horen, ook al lijkt dat uiterlijk niet zo. Sommigen hebben misschien de leer van

Christus vergeten. Anderen hebben —buiten hun schuld— Hem nooit leren kennen

en beschouwen de godsdienst als iets dat er niet voor hen is. Maar wij moeten zelf

overtuigd zijn van een realiteit die altijd geldt: vroeg of laat zal de ziel zich overgeven,

zullen de gebruikelijke verklaringen hem niet meer voldoen, zullen de leugens van de

valse profeten hem niet meer tevreden stellen. En ook als ze het nog niet zullen willen

toegeven, zullen ze zich van hun onrust willen ontdoen, hun honger naar waarheid

willen stillen: met wat de Heer leert.

Laten we het woord geven aan Sint Lucas: Hij zag nu twee boten liggen aan de oever

van het meer; de vissers waren eruit gegaan en spoelden hun netten. Hij stapte in een

van de boten, die van Simon en vroeg hem een eindje van wal te steken. Hij ging zitten

en vanuit de boot vervolgde Hij zijn onderricht aan het volk.11 Toen Hij klaar was met

zijn onderricht beval Hij Petrus: Vaar nu naar het diepe en gooi uw netten uit voor de

vangst.12 Christus is de heer van de boot. Hij zorgt voor de vangst en daarvoor is Hij

op de wereld gekomen: om zijn broeders en zusters de weg van de heerlijkheid en de

liefde van de Vader te wijzen. Het apostolaat van de christen is niet door ons

uitgevonden. Nee, door ons gebrek aan geloof vormen we er hoogstens een obstakel

voor.

261 Simon antwoordde: Meester, de hele nacht hebben we gezwoegd zonder iets te

vangen.13 Het antwoord lijkt hout te snijden. Urenlang hebben ze gevist zoals altijd

en precies die nacht zonder iets te vangen. Daarna nog overdag gaan vissen? Ondanks

alles gelooft Petrus: maar op uw woord zal ik de netten uitgooien.14 Hij besluit

Christus te volgen. Hij zet zich aan het werk. Hij vertrouwt op het Woord van de Heer.

Wat gebeurt er dan? Ze deden het en vingen zulk een massa vissen in hun netten dat

deze dreigden te scheuren. Daarom wenkten ze hun maats in de andere boot om hen

te komen helpen. Toen zij gekomen waren, vulden zij beide boten tot zinkens toe.15

Jezus had, toen Hij met zijn leerlingen van wal stak, niet alleen die vangst op het

oog. Daarom antwoordde Hij, toen Petrus Hem te voet viel en nederig beleed: Heer,

ga weg van mij, want ik ben een zondig mens: Wees niet bevreesd, voortaan zult ge

mensen vangen. 16 En bij deze nieuwe soort visvangst zal het goddelijk resultaat

opnieuw blijken: de apostelen zullen vruchtbare werktuigen zijn, ondanks hun eigen

kleinheid.

10 Luc 5, 1 11 Luc 5, 2­3 12 Luc 5, 4 13 Luc 5, 5 14 Ibidem 15 Luc 5, 6­7 16 Luc 5, 8 en 10

Page 42: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 42

Wonderen zullen zich herhalen

262 Ik durf te stellen, dat de Heer ook van ons werktuigen zal maken, als we elke

dag slag leveren om de heiligheid te bereiken in ons gewone leven, op onze eigen

plaats midden in de wereld en in de uitoefening van ons beroep; werktuigen die

wonderen kunnen verrichten, ook de meest uitzonderlijke als daar behoefte aan is. Wij

zullen blinden laten zien. Wie zou er niet duizend voorbeelden kunnen opnoemen van

de manier waarop mensen die bijna vanaf hun geboorte blind zijn, weer ziende worden

en de volle glans van het licht van Jezus in zich opnemen? Een ander was doof, een

derde stom, ze konden niet horen, geen enkel verstaanbaar woord uitbrengen, althans

niet als kinderen van God Hun zintuigen werden gezuiverd en ze horen en ze uiten

zich meteen als mensen en niet als dieren. In nomine Jesu!17 in de naam van Jezus

gaven de apostelen aan een man die vanaf zijn geboorte lam was en niet in staat was

één enkele nuttige handeling te verrichten, zijn krachten terug. Zo gold voor een

luiaard, die zijn plicht kende maar niet nakwam: In de naam van Jezus, surge et

ambula18, sta op en wandel.

Een ander, gestorven, vergaan, riekend naar lijken, heeft de stem van God gehoord,

zoals bij het wonder van de zoon van de weduwe van Naïn: Jongeman, Ik zeg je: sta

op! 19 Wonderen als die van Christus; wonderen als die van de eerste apostelen.

Misschien hebben die wonderen zich voltrokken in u, in mij. Misschien waren we

blind, of doof, of lam, of riekten we naar de dood, toen het woord van de Heer ons uit

onze krachteloosheid opgeheven heeft. Als we Christus liefhebben, als we Hem

zonder reserve volgen, als we niet onszelf zoeken, maar Hem alleen: dan kunnen we

in zijn naam gratis uitdelen wat we gratis gekregen hebben.

263 Zonder ophouden heb ik over die tegelijkertijd bovennatuurlijke en menselijke

mogelijkheid gepreekt, die God Onze Vader zijn kinderen ter hand stelt: delen in de

Verlossing die Christus bewerkt heeft. En het heeft me verheugd die leer in de teksten

van de Kerkvaders te ontdekken. De heilige Gregorius de Grote stelt met overtuiging:

«Het is als het verdrijven van slangen, wanneer christenen met hun aansporingen het

goede te doen het kwaad uit de harten van anderen uitrukken Het is als zieken de

hand opleggen om hen te genezen, wanneer ze de naaste op duizend manieren te hulp

snellen —wanneer ze merken dat die verzwakt in het nastreven van het goede— en

hem sterken met hun voorbeeld. Die wonderen zijn groter naarmate ze meer op de

geest betrekking hebben en zo niet het lichaam, maar de geest doen herleven. Ook gij

kunt, als gij uzelf maar dwingt, deze wonderen bewerkstelligen met de hulp van

God».20

God wil, dat alle mensen gered worden. Die uitdaging en verantwoordelijkheid rust

op ieder van ons. De Kerk is niet een veilige wijkplaats voor de bevoorrechten. «De

17 Hand 3, 6 18 Ibidem 19 Luc 7, 14 20 H. Gregorius de Grote, Homiliae in Evangelia, 29, 4 (PL 76, 1215­1216)

Page 43: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 43

grote Kerk, omvat die maar een zeer gering deel van de aarde? De grote Kerk is de

gehele wereld».21 Dat schreef de heilige Augustinus, en hij voegde er aan toe: «waar

ge ook gaat, Christus is daar. Gij bezit als erfgenaam de grenzen der aarde. Kom, bezit

haar helemaal met mij».22 Herinnert u zich nog hoe de netten waren? Zo vol, dat ze

dreigden te scheuren. Er zou geen vis meer bij hebben gekund. God verlangt vurig,

dat zijn huis zich zal vullen.23 Hij is Vader. Hij wil leven met al zijn kinderen om zich

heen.

Apostel zijn in het gewone leven

264 Kijken we nu naar een andere visvangst, de vangst die volgde op het Lijden en

de Dood van Jezus Christus. Driemaal heeft Petrus de Meester verloochend. En hij

heeft van nederige smart geweend. Het gekraai van de haan heeft hem weer doen

denken aan de waarschuwing van de Heer en hij heeft vanuit het diepst van zijn ziel

om vergiffenis gesmeekt. En terwijl hij vol wroeging op de vervulling van de belofte

van de Verrijzenis wacht, doet hij zijn gewone werk: hij gaat vissen. «Men heeft ons

met betrekking tot die visserij vaak gevraagd, waarom Petrus en de zonen van

Zebedeüs het beroep weer opgenomen hebben dat ze hadden voor de Heer hen

geroepen had. Ze waren namelijk vissers toen de Heer tot hen sprak: ‘volg Mij, Ik zal

van u mensenvissers maken’. Als iemand zich verwondert over dat gedrag, moet u

antwoorden dat het de apostelen niet verboden was hun beroep uit te oefenen, omdat

het een legitiem en eerbaar beroep was».24

Apostel zijn, het vurige verlangen dat het hart van iedere christen verteert, is in de

kern niets anders dan het werk van elke dag. Het vormt een eenheid met dat werk dat

de kans biedt Christus zelf te ontmoeten. Als we onze krachten bundelen, schouder

aan schouder met onze collega’s die dezelfde idealen hebben, met onze vrienden en

onze ouders, zullen we hen bij het doen van ons werk kunnen helpen te naderen tot

Christus die op ons wacht aan de oever van het meer. Eerst visser zijn, dan apostel.

Apostel geworden weer visser zijn. Voor en na hetzelfde beroep.

265 Wat verandert er dan wel? De ziel ziet —omdat Christus daar binnenkomt, zoals

Hij in de boot van Petrus stapt— nieuwe horizonten opengaan, weidser, een grotere

zucht naar dienstbaarheid, en een onweerstaanbaar verlangen om alle schepsels de

magnalia Dei25 te verkondigen, de grote werken die de Heer verwezenlijkt, als wij

het laten gebeuren. Ik kan niet voor me houden, dat de ‘beroepsarbeid’ van de priester,

om het maar eens zo te noemen, een ‘goddelijke en openbare bediening’ is, die al zijn

activiteiten beslaat en zo veeleisend is, dat in het algemeen de priester, die tijd voor

niet strikt priesterlijk werk overheeft, er zeker van kan zijn dat hij zijn taak als priester

21 H. Augustinus, Enarrationes in Psalmos, 21, 2, 26 (PL 36, 177) 22 Ibidem, 21, 2, 30 (PL 36, 180) 23 Vgl. Luc 14, 23 24 H. Augustinus, In Ioannis Evangelium tractatus, 122, 2 (PL 35, 1959) 25 Hand 2, 11

Page 44: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 44

niet goed vervult.

Er waren bijeen: Simon Petrus, Tomas die ook Didymus genoemd wordt, Natanaël

uit Kana in Galilea, de zonen van Zebedeüs en nog twee van zijn leerlingen. Simon

Petrus zei tot hen: Ik ga vissen. Zij antwoordden: Dan gaan wij mee. Zij gingen dus

op weg en klommen in de boot, maar ze vingen die nacht niets. Toen het reeds morgen

begon te worden, stond Jezus aan het strand.26

Hij ging langs zijn apostelen, langs die zielen die zich aan Hem gegeven hadden: en

ze waren zich er niet van bewust. Hoe vaak is Christus niet alleen vlak bij ons, maar

zelfs in ons! En het leven dat we leiden is zo menselijk! Christus is vlak bij, maar van

zijn kinderen krijgt hij geen blik vol genegenheid, geen woord van liefde, geen

nauwgezette arbeid.

266 De leerlingen, schrijft Johannes, wisten niet dat het Jezus was. Jezus sprak hen

aan: Vrienden, hebben jullie soms wat vis?27 Dat familietafereel met Christus vervult

me met blijdschap. Dat het juist Jezus Christus, God, is die dat zegt. Hij, die al een

verheerlijkt lichaam heeft! Werpt het net uit rechts van de boot, daar zult ge iets

vangen. Nadat ze dit gedaan hadden, waren ze niet meer bij machte het net op te halen

vanwege het grote aantal vissen. 28 Nu begrijpen ze het. Wat ze bij zoveel

gelegenheden uit de mond van de Meester gehoord hebben, speelt de leerlingen weer

door de geest: mensenvissers, apostelen. En ze begrijpen, dat alles mogelijk is omdat

Hij aan de visvangst leiding geeft.

Daarop zei de leerling van wie Jezus veel hield tot Petrus: Het is de Heer!29 Liefde,

liefde ziet van verre. De liefde begrijpt zo snel als mogelijk is die fijne trekjes. Die

jonge Apostel, met de diepe genegenheid die hij voor Jezus voelt, omdat hij Christus

met de zuiverheid en tederheid van een onschuldig hart liefheeft, roept het uit: het is

de Heer!

Toen Simon Petrus hoorde dat het de Heer was, trok hij zijn bovenkleed aan —want

hij droeg slechts een onderkleed— en sprong in het meer.30 Petrus is het geloof. Hij

springt in het meer, vervuld van een wonderlijke moed. Hoever zouden wij met de

liefde van Johannes en het geloof van Petrus niet komen?

Zielen behoren aan God

267 De andere leerlingen kwamen met de boot, want ze waren niet ver uit de kust,

slechts ongeveer tweehonderd el.31 Ze leggen meteen de vangst aan de voeten van de

Heer, want die is van Hem. Zo kunnen we leren dat de zielen aan God toebehoren, dat

niemand op deze aardbol zich dat eigendom kan aanmatigen, dat het apostolaat van

26 Joh 21, 2­4 27 Joh 21, 4­5 28 Joh 21, 6 29 Joh 21, 7 30 Ibidem 31 Joh 21, 8

Page 45: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 45

de Kerk —haar boodschap en heilswerkelijkheid— niet op het prestige van een paar

mensen berust, maar op de goddelijke genade.

Jezus stelt Petrus driemaal dezelfde vraag, alsof hij hem met deze herhaling de kans

wil geven zijn drievoudige verloochening goed te maken. Petrus heeft zijn lesje al

gehad, hij heeft lering getrokken uit zijn eigen ellende. Hij kent zijn eigen zwakheid

en is er dus volledig van overtuigd dat het geen nut heeft met vermetele verklaringen

te komen. Daarom legt hij alles in Christus’ handen. Ja Heer, Gij weet, dat ik U

bemin Heer, Gij weet alles; Gij weet, dat ik U liefheb.32 En wat antwoordt Christus?

Weid mijn lammeren Weid mijn schapen.33 Niet die van u, niet die van jullie: de

zijne! Omdat de mens door Hem geschapen is, door Hem is vrijgekocht, heeft Hij alle

zielen vrijgekocht, de een na de ander —ik herhaal het— met zijn Bloed als losprijs.

Toen de donatisten in de vijfde eeuw hun aanvallen op de katholieken richtten,

verdedigden zij de stelling, dat het onmogelijk was, dat Augustinus, bisschop van

Hippo, de waarheid onderwees, omdat hij een groot zondaar was geweest. En de

heilige Augustinus deed zijn broeders in het geloof het volgende antwoord aan de

hand: «Augustinus is bisschop van de Katholieke Kerk; hij draagt zijn last waarover

hij aan God rekenschap moet afleggen. Ik heb hem onder de goede mensen leren

kennen. Als hij slecht is, dan weet hij dat. Als hij goed is, heb ik zelf mijn hoop niet

op hem gevestigd. Het eerste wat ik immers in de Katholieke Kerk geleerd heb, is

mijn hoop niet op een mens te vestigen».34

Het is niet ‘ons apostolaat’ dat we doen. Als dat het geval was, wat zouden we dan

te zeggen hebben? Wij oefenen Christus’ apostolaat uit, omdat God het wil, omdat

Hij het ons heeft opgedragen: Gaat over heel de wereld en preek het evangelie.35 De

dwalingen en fouten zijn van ons, de vruchten komen de Heer toe.

De durf om over God te spreken

268 Hoe verwerkelijken we nu dat apostolaat? Allereerst door ons voorbeeld, door

te leven in overeenstemming met de Wil van de Vader, zoals Christus ons door zijn

leven en onderricht geopenbaard heeft. Het ware geloof is het geloof dat geen

tegenspraak tussen daden en woorden duldt. We moeten de authenticiteit van ons

geloof afmeten aan de hand van het onderzoek van ons eigen gedrag. We zijn geen

oprechte gelovigen, als we geen moeite doen in praktijk te brengen wat we met de

lippen belijden.

269 Nu is het juiste moment aangebroken om een andere episode in herinnering te

brengen waardoor de opmerkelijke apostolische ijver van de eerste christenen aan de

dag zal treden. Er was nog geen kwart eeuw verlopen sinds Christus ten Hemel was

opgestegen, toen zijn faam zich al in veel steden en dorpen verspreid had. Een man

32 Joh 21, 15 en 17 33 Ibidem 34 H. Augustinus, Enarrationes in Psalmos, 36, 3, 20 (PL 36, 395) 35 Mar 16, 15

Page 46: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 46

met de naam Apollos komt aan in Éfeze, een welsprekend man, die doorkneed was in

de Schriften. Hij had onderricht ontvangen in de weg des Heren, sprak vol geestdrift

en gaf in bijzonderheden onderricht over alles wat Jezus betrof, hoewel hij alleen het

doopsel van Johannes kende.36

Het licht van Christus was al binnengedrongen in de geest van die man. Hij had over

Hem horen spreken en hij verkondigde Hem aan anderen. Maar hij moest nog een

stukje weg afleggen om zich verder te informeren, om te komen tot het geloof in al

zijn volheid, om werkelijk van de Heer te houden. De christelijke echtgenoten, Aquila

en Priscilla, horen zijn betoog. Zij blijven niet passief of onverschillig. Het komt niet

in hun hoofd op te denken: ‘Hij weet al genoeg, niemand heeft ons opdracht gegeven

hem te onderwijzen’. Omdat hun ziel vervuld was van een ware apostolische ijver

gingen ze naar Apollos toe, namen hem mee en legden hem de weg van God

nauwkeuriger uit.37

270 Ook de houding van de apostel Paulus is te bewonderen. Hij zit gevangen,

omdat hij de leer van Christus verkondigd heeft, maar hij laat geen gelegenheid

voorbijgaan of hij gaat verder met het verkondigen van het evangelie. In aanwezigheid

van Festus en Agrippa verklaart hij zonder aarzeling: Met Gods hulp houd ik stand tot

op deze dag en leg getuigenis af voor klein en groot. Ik zeg niets anders dan wat ook

de profeten en Mozes hebben verklaard dat gebeuren zou, namelijk dat de Christus

moest sterven en dat Hij als eerste uit de opstanding der doden het licht zou

verkondigen aan het volk en aan de heidenen.38

De apostel zwijgt niet, hij verbergt zijn geloof niet, noch zijn apostolisch optreden

dat de oorzaak was van de haat van zijn vervolgers: hij blijft bezig aan iedereen het

heil te verkondigen. En met een wonderbaarlijke durf gooit hij Agrippa voor de voeten:

Koning Agrippa, gelooft gij in de profeten? Ik weet dat gij aan hen gelooft.39 Het

gesprek gaat verder. Agrippa: Bijna zoudt ge mij door uw overtuigende woorden

christen maken. Daarop sprak Paulus: Ik zou God willen bidden dat vroeg of laat niet

alleen gij, maar allen die mij heden aanhoren, zouden worden als ik ben, afgezien dan

van deze boeien.40

271 Waar haalde de heilige Paulus die kracht vandaan? Omnia possum in eo qui me

confortat!41 Alles kan ik in Hem die mij versterkt. Ik kan alles, want God alleen geeft

me dit geloof, deze hoop, deze liefde. Het is mij bijna onmogelijk geloof te hechten

aan het bovennatuurlijk succes van een apostolaat dat zijn fundament niet heeft in en

volledig gericht is op een leven van intieme omgang met de Heer. En dan te midden

van het werk, thuis en op straat, met alle al dan niet belangrijke problemen waarmee

we elke dag geconfronteerd worden. Daar en niet ergens anders, maar met het hart bij

36 Hand 18, 24­25 37 Hand 18, 26 38 Hand 26, 22­23 39 Hand 26, 27 40 Hand 26, 28­29 41 Fil 4, 13

Page 47: De vreugde van het evangelie, teksten ter overweging

“De vreugde van het evangelie” teksten ter overweging 47

God. Onze woorden, onze daden —zelfs onze ellende— zullen zo de bonus odor

Christi42, de goede geur van Christus in de wereld zijn, die noodzakelijkerwijs door

andere mensen opgemerkt zal worden als ze bij zichzelf zeggen: kijk, een christen.

272 Als u voor de verleiding zou bezwijken u af te vragen ‘wie zegt me, dat ik me

daarmee moet bemoeien?’, dan zou ik u zeggen ‘Christus in eigen persoon beveelt het

u’. Hij vraagt het u: De oogst is groot, maar werklieden zijn er weinig. Bidt daarom

de Heer van de oogst dat Hij werklieden zendt in zijn wijngaard.43 Wees geen lafaard

en denk niet: ‘Wat kan ík daar nu voor een bijdrage leveren, er zijn al anderen die dat

doen. Voor dat soort activiteiten ben ik niet in de wieg gelegd’. Nee, er is niemand

anders. Als u dat zou kunnen zeggen, zou iedereen dat met evenveel recht kunnen

zeggen. Dit verzoek van Christus is aan alle christenen en aan elk van hen afzonderlijk

gericht. Niemand is ervan vrijgesteld, noch door leeftijd, noch door gezondheid, noch

door werk. Er is geen enkel excuus denkbaar. Ofwel ons apostolaat brengt vrucht

voort, of ons geloof is onvruchtbaar.

273 Bovendien, wie heeft bepaald dat het nodig is merkwaardige en vreemde dingen

te doen om over Christus te spreken en om zijn leer te verbreiden? Leef uw gewone

leven; werk waar u bent, zorg ervoor daar uw plichten van staat te vervullen, de

verplichtingen van uw beroep of werk na te komen, steeds beter, elke dag uzelf

verbeterend. Wees trouw en vol begrip voor anderen en veeleisend voor uzelf. Wees

offervaardig en blijmoedig. Dat zal uw apostolaat zijn. En zonder dat u —door uw

eigen armzaligheid— het kunt verklaren, zullen ze uit uw omgeving naar u toe komen

en in een vanzelfsprekend gesprek, gewoon na het werk, bij een familiebijeenkomst,

in trein of bus, tijdens een wandeling, waar dan ook, met u praten over de onrust die

ieder in zijn binnenste heeft, hoewel sommigen dat niet duidelijk beseffen. Ze zullen

die onrust pas begrijpen, als ze op weg gaan om God echt te zoeken.

Vraag aan Maria, Koningin der Apostelen, de vaste wil deel te hebben aan het

verlangen naar ‘oogst en vangst’ dat zindert in het Hart van haar Zoon. Ik verzeker u,

dat u —als u begint— net als de vissers uit Galilea zult zien, dat uw boot tot over de

rand gevuld zal worden. En u zult ook Christus zien die op het strand op u wacht.

Want de vangst is van Hem.

42 2 Kor 2, 15 43 Mat 9, 37­38