DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt...

86
DE TERREUR VAN SCHAAMTE LEIDRAAD VOOR VIOLENT HANDELEN adviesrapport DR. AART G. BROEK T.B.V. RECLASSERING NEDERLAND UTRECHT 2006 CARILEXIS- LEIDEN

Transcript of DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt...

Page 1: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN

SCHAAMTELEIDRAAD VOOR VIOLENT HANDELEN

adviesrapport

DR. AART G. BROEK

T.B.V.

RECLASSERING NEDERLAND

UTRECHT

2006

C A R I L E X I S - L E I D E N

Page 2: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende
Page 3: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN

SCHAAMTELEIDRAAD VOOR VIOLENT HANDELEN

adviesrapport

DR. AART G. BROEK

LEIDEN: CARILEXIS

T.B.V.

RECLASSERING NEDERLAND

UTRECHT

2006

Page 4: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

© 2006 Aart G. Broek ([email protected]) – Leiden: Carilexis i.o.( www.carilexis.nl)Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, digitale

files, fotokopie of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.

A.G. BROEK PAGINA 2

Page 5: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

D E T E R R E U R VA N S C H A A M T EL E I D R A A D V O O R V I O L E N T H A N D E L E N

INHOUDSOPGAVE

1. TER INLEIDING & SAMENVATTING . ………………...………. 52. DEFICIT …………………………………………..…..….………… 93. STELLING ………………………………………..………...…….… 124. BRONNEN …….…………………………..………………..……… 195. WETENSCHAP OVER PRAKTIJK …….……..…………..…….….. 216. CULTUURVERSCHILLEN [?] ………….…..…………..………….. 287. [GELOOCHENDE] SCHAAMTE ……...………………..………… 368. GEVOLGTREKKINGEN …………….…..………..……………… 549. AANBEVELINGEN

9.1. wetenschappelijke uitbouw ...…………………..……………… 629.2. what works: criminogene factor …………….………………… 649.3. diagnostiek & interveniëren aanpassen ………….…………….. 669.4. deelaspecten op de rails (neutraliseringsmechanismen –

geborgenheid & empathie – lichamelijkheid – verliefdheden) …. 689.5. naar onderkende schaamte …………………………….……… 709.6. afstand tot herstelrecht ……………………………….……….. 739.7. ouder- en gezinscoaching ………………………….……….…. 75

10. TER AFSLUITING …………..….……………………….….……… 7711. LITERATUUR …………………………………………….….……… 79

Ora laman lanta kabes Wanneer de zee haar hoofd opheft,balia bòltu bringa, rolt en kolkt en knokt,dal den baranka, tegen de rotsen ramt,spat den skuma salgá sangrá … bloedend tot zilt schuim uiteenspat …den su furia mi ke ta. dan wil ik in haar woede wonen[...]

Jopi Hart, ‘Laman’, in: Jopi Hart, Entrega. Willemstad, Curaçao: Carilexis, 2000. p. 76; verta-ling: ‘De zee’, in: Aart G. Broek, Sidney M. Joubert en Lucille Berry-Haseth (red.), De kleur van mijn eiland; ideologie en schrijven in het Papiamentu sinds 1863. Deel 2: Anthologie. Leiden: Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde, 2006.

A.G. BROEK PAGINA 3

Page 6: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

A.G. BROEK PAGINA 4

Page 7: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

1. TER INLEIDING

[…]cu curasón kla pa mata met een moordlustig hartmi ta sigui soña y rei blijf ik dromen en tasten

un isla qu tabat’ey een eiland dat wascosnan qu por tabatá dingen die konden zijn

Tip Marugg, ‘Den lus enfermiso di luna’, Kristòf, IV(1977), 1, p. 5.

Dit adviesrapport ontleent een belangrijk deel van de voorbeelden aan het gewelddadig handelen van een specifieke groep van jonge mannen, i.c. Afro-Curaçaoënaars die zich al dan niet definitief vestigden in Nederland of daar werden geboren. Het is echter alleszins aannemelijk dat de voorliggende uit-eenzetting niet alleen overtuigend het gewelddadige optreden van jongeren met een bepaalde etnische– i.c. Marokkaans-Berberse en Afro-Curaçaose - achtergrond verklaarbaar maakt. Het zal evenzo raadzaam blijken te zijn om het hier aangereikte gedachtegoed te betrekken bij het onderzoek naar radi-caliserende religieuze groeperingen, gewelddadige sektes en terroristische cellen (waaronder actoren van zelfmoordacties), alsmede naar moorddadig handelen van enkelingen, variërend van coupplegers tot leerlingen in zgn. school shootings. Ook vormen van huiselijk geweld naar vrouwen en kinderen, de praktijk van aanhoudend pesten op school en in bedrijven, hooliganisme, specifieke realisaties van zedendelicten – waaronder groepsverkrachtingen en het fenomeen van ‘loverboys’ - maar zelfs het (onrechtmatig) optreden door bestuurders en management van organisaties zullen vatbaar blijken te zijn voor het aangedragen gedachtegoed.

In algemene zin is het doel van dit advies het op substantiële wijze bijdragen aan het inperken van gewelddadig handelen. We kunnen echter tastbaar spe-cifieker zijn: het doel van dit adviesrapport is een overtuigend betoog neer te zetten, op basis waarvan de statusverandering van het veelomvattende feno-meen van ‘geloochende schaamte’ tot criminogene factor verder zal worden nagestreefd.

Om het doel uiteindelijk te realiseren is, dat spreekt, niet alleen een adviserend betoog als het onderhavige nodig. Daartoe is meer handelen en van onderscheidende aard vereist. Dat zal beslist kunnen plaatsvinden. Eer-ste vereiste is echter een deugdelijke uiteenzetting die overtuigt van de noodzaak om de voorgestelde weg in te slaan: onderken ‘de terreur van schaamte’ als criminogene factor, d.w.z. een fenomeen dat, onder nader te specificeren voorwaarden, op substantiële wijze bijdraagt aan gewelddadig

A.G. BROEK PAGINA 5

Page 8: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

(delinquent) handelen en zodoende ten aanzien van dit gedrag en van reci-dive de nodige voorspellende waarde heeft1.

Het voorliggend advies kon worden gerealiseerd door de gemotiveerde be-trokkenheid waarmee drs. Irish Verwey (binnen Reclassering Nederland re-giomanager Alkmaar-Haarlem) in een vroeg stadium het belang van het hier gepresenteerde gedachtegoed onderschreef. Vanuit Reclassering Nederland mocht ik vervolgens gevarieerde en alleszins motiverende feedback ontvan-gen op eerdere versies van dit advies, meer in het bijzonder van mr. drs. Jef J.H.M. van Gennip, drs. Leo C.M. Tigges, drs. Linda Bijl, drs. Janine Plai-sier, drs. Jacqueline Bosker, drs. Eefje de Ruijter, drs. Jeanne Caspers, Phil Tja-a-Lien, Fatima Ghabri, Liliën Martens en Charlotte Pöll.

Tevens bood Reclassering Nederland de gelegenheid om kennis te ne-men van inzichten van drs. Wim Veldhof, drs. Paul Klaphake, mr. dr. Mi-randa Boone, dr. Alfons Fermin, dr. Frank van Gemert, dr. Marion van San en dr. Hans Werdmolder.

Daarenboven zijn bijzonder constructief gebleken de gedachtewisse-ling met of kritische respons van prof.dr. Frank Bovenkerk, prof.mr.dr. Ernst Hirsch Ballin, prof.dr. Gert J. Oostindie, prof.mr. Jaime Saleh, ir. Gil-bert R. Wawoe, dr. Eva Abraham-van der Mark, dr. Miguel Goede, mr. Bob Wit, mr. Gert Jan Essink, dr. Hans van Hulst, drs. Jeannette van Ditzhuij-zen, drs. Carel P. de Haseth, Gibi Bacilio, drs. Wyrnus Pikeur, Michael Hup-sel en, last but not least, drs. Carlos Erselina.

Van een wat andere orde maar daarom niet van minder belang is de medewerking en ondersteuning die ik heb mogen krijgen van de directie van het communicatieadviesbureau Quick Scan! communicatie, De Bilt.

Allen ben ik zeer dankbaar voor hun stimulerende reacties.

SAMENVATTING

De Nederlandse samenleving wordt aanhoudend en in toenemende mate ge-confronteerd met bijzonder gewelddadig delinquent handelen door adoles-cente en jong volwassen mannen van Marokkaanse en Curaçaose afkomst. Het interveniëren om nieuwe aanwas c.q. om recidive van dergelijk handelen te voorkómen, is vooralsnog weinig succesvol gebleken.

In dit advies wordt, aan de hand van de casus van delinquente Cura-çaose jongeren, de stelling uitgewerkt dat tot nu toe een belangwekkende criminogene factor over het hoofd is gezien: i.c. geloochende schaamte (un-

1 Voor onderkende criminogene factoren bij Reclassering Nederland, zie Vogelvang et al. 2003 en Tigges et al. 2005.

A.G. BROEK PAGINA 6

Page 9: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

acknowledged shame), d.w.z. schaamte die niet of nauwelijks als zodanig wordt onderkend of zelfs wordt ontkend door de persoon die er onder gebukt gaat. Hierdoor is van constructieve verwerking al helemaal geen sprake. Het complexe fenomeen van schaamte kan in de kern worden opgevat als: (angst voor) de zeer ernstige pijn die een mens ervaart, wanneer hij het mikpunt is van beschaming, d.w.z. alomvattende sociale en emotionele afwijzing door een of meerdere voor hem belangwekkende personen. Deze pijn aan schaamte en de bijkomende angst ervoor hebben verreikende en ingrijpende consequenties. Deze consequenties terroriseren in eerste instantie de betref-fende persoon die beschaamd werd en vervolgens de pijnlijke schaamte voelt, maar deze consequenties kunnen evenzeer voor hun omgeving alles-zins ongunstig uitpakken of zelfs noodlottig zijn. Tot de kern van de bedoelde consequenties behoort agressie.

Door de verwaarlozing van ‘de terreur van schaamte’ krijgt succesvol interveniëren niet of uiterst moeizaam vorm en invulling waar het deze spe-cifieke groep van Marokkaanse en Curaçaose jongeren en jonge mannen be-treft. De stelling over het schaamtefenomeen wordt in het rapport verder uitgewerkt aan de hand van, zoals gezegd, de casus van delinquente Cura-çaose jongeren. Het uitgewerkte gedachtegoed is echter niet uitsluitend van toepassing op deze groep (par. 2). Dit deficit aan aandacht voor het geloo-chende-schaamte fenomeen is overigens wel begrijpelijk. Gegeven specifieke maatschappelijke en wetenschappelijke ontwikkelingen over de afgelopen decennia is dit mankement verklaarbaar (par. 3).

Hoewel vooralsnog niet als criminogene factor onderkend, blijkt het betreffende schaamtefenomeen wél te distilleren uit bestaand onderzoek dat in uiteenlopende disciplines werd verricht. Hier kon in ruime mate gebruik van worden gemaakt voor de uitwerking van de casus in dit advies, terwijl ook andere bronnen nog sturend werken om de reikwijdte van schaamte zo scherp mogelijk in beeld te krijgen (par. 4).

Er is goed gedocumenteerd onderzoek beschikbaar, aan de hand waarvan gedetailleerd het zeer complexe fenomeen van (geloochende) schaamte in kaart kan worden gebracht. Nauwkeurig herlezen van de be-schikbare studies over Curaçaose jongeren en het hernieuwd leggen van ver-banden levert zodoende bijzonder tastbaar materiaal op ter ondersteuning van de stelling dat geloochende schaamte een buitengewoon krachtig sturen-de factor is in gewelddadig handelen (par. 5).

De neiging bestaat om afwijkend (gewelddadig) gedrag van individuen uit een etnische groep die traditioneel niet tot de Nederlandse samenleving be-hoort, exclusief toe te schrijven aan de culturele achtergrond van die indivi-duen of die groep. Hoezeer de specifieke aanleiding voor en consequenties

A.G. BROEK PAGINA 7

Page 10: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

van (geloochende) schaamte ook mede door een sociale en culturele context worden gevormd, de schaamtefactor als zodanig kan absoluut niet worden bestempeld als cultuurspecifiek (par. 6).

Beschikbare onderzoeken, kennis en inzichten uit met name de psychologie en sociologie maken het mogelijk om de reikwijdte van ‘(geloochende) schaamte’ in beeld te brengen – zie bladzijde 53 voor de belangrijkste ken-merken (par. 7). Het veelvoud van deelaspecten van het fenomeen laten zich vervolgens moeiteloos koppelen aan gedrag en handelen van actoren uit de casus.

Aan de hand van de casus wordt het alleszins aannemelijk dat ‘geloochende schaamte’ als een belangrijke criminogene factor moet worden onderkend. Basis voor deze opvatting vormt het inzicht dat het zich geborgen weten bij een sociale entiteit (belongingness) een primaire behoefte (als eten en drinken) is. De indringende sociale en emotionele afwijzing waarnaar het concept ‘schaamte’ verwijst, ondermijnt deze geborgenheid op een wijze waardoor gewelddadig handelen onvermijdelijk kan zijn. Dit wordt meer in het bijzonder een gegeven, indien de schaamte niet als zodanig wordt onderkend of regelrecht wordt ont-kend en zodoende niet constructief wordt c.q. kan worden verwerkt. Indien deze geloochen-de schaamte bij de betreffende actor gepaard gaat met een beperkt empatisch vermogen en met de overtuiging zich in heden en toekomst niet of nauwelijks meer geborgen te weten, resteert gewelddadig handelen (par. 8).

Als criminogene factor onderkend, dient de weg vrij gemaakt te worden voor het integreren van het complexe fenomeen van geloochende schaamte en bijkomende aangelegenheden in het reguliere diagnostische en indicatie-stellende handelen. Tevens zal het dan sturend kunnen werken in het me-thodisch begeleidend en interveniërend handelen. De aangereikte aanbeve-lingen van uiteenlopende aard zouden dit moeten vergemakkelijken.

Het is overigens volstrekt aannemelijk dat organisaties in andere vel-den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende schaamte fenomeen is stellig niet uitsluitend instrumenteel in het gewelddadige hande-len van specifieke groepen jongeren als die van oorspronkelijk Curaçaose of Marokkaanse afkomst. (par. 9)

A.G. BROEK PAGINA 8

Page 11: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

2. DEFICIT

8 Toen zij het geluid van de HERE God hoorden, die in de hof wandelde in de avondkoelte, verborgen de mens en zijn vrouw zich voor de HERE God tussen het geboomte in de hof. 9 En de HERE God riep de mens tot Zich en zeide tot hem: Waar zijt gij? 10 En hij zeide: Toen ik uw geluid in de hof hoorde, werd ik bevreesd, want ik ben naakt; daarom verborg ik mij. 11 En Hij zeide: Wie heeft u te kennen gegeven, dat gij naakt zijt? Hebt gij van de boom gegeten, waarvan Ik u verboden had te eten? 12 Toen zeide de mens: De vrouw, die Gij aan mijn zijde gesteld hebt, die heeft mij van de boom gegeven en toen heb ik gegeten. 13 Daar-op zeide de HERE God tot de vrouw: Wat hebt gij daar gedaan? En de vrouw zeide: De slang heeft mij verleid en toen heb ik gegeten.

Genesis, 3: 8 – 13, Bijbel (1951)

Commissaris Nordholt vroeg in 1993, als eerste, nadrukkelijk aandacht voor het buitenproportioneel hoge aantal Curaçaose jongeren bij crimineel hande-len én voor het niet minder uitzonderlijk gewelddadige karakter van bepaal-de delicten. Hoewel zijn bevindingen enige nuancering behoefden, meende hij met recht op een probleem te zijn gestuit dat niet zou kunnen worden opgelost met het bijbouwen van cellen, in Nederland of op Curaçao, maar een omvangrijke investering in werk, onderwijs en huisvesting zou vereisen, om nog maar te zwijgen over investeringen van andere aard.

Inmiddels zijn we ruim tien jaar verder en is onze kennis van de geno-teerde problematiek en de geïnvolveerde actoren aanmerkelijk uitgebreid. Bij onderzoek werden veel meer velden meegenomen dan Nordholt aanvanke-lijk in gedachten had. De delinquente jongeren zelf, grotendeels van het mannelijk geslacht, hun gezinssituatie en familie- c.q. vriendenbanden (of het ontbreken ervan), percentages en aard van het feitelijke delict, zijn (nei-ging tot) recidive zijn, met nog tal van andere deelaspecten, min of meer ge-detailleerd in kaart gebracht. Beleid en handelen zijn aan- en bijgestuurd door kennis en inzichten die er vijftien jaar terug nog niet of nauwelijks wa-ren. Hiermee is overigens niet gezegd dat alle onderzoekers en beleidsma-kers het hartgrondig met elkaar eens zijn. Integendeel, zoals Bovenkerk (2003a: 29) onomwonden constateert: “Het wetenschappelijk onderzoek naar deze kwestie [criminaliteit onder immigranten en etnische minderhe-den] is omvangrijk en gevarieerd. Er bestaat nochtans allerminst eenstem-migheid over de oorzaken van het probleem.”

Wat het relatief gewelddadige handelen in de hand werkt en waarom in specifieke groepen meer dan in andere is vooralsnog een uiterst ingewik-kelde materie waarop zeer moeilijk grip te krijgen is. Desalniettemin wordt in dit rapport ingegaan op een factor die alleszins instrumenteel wordt ge-acht te zijn in het ontstaan van gewelddadige handelen.

A.G. BROEK PAGINA 9

Page 12: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

De betrokkenheid van jongeren, het recidiveren en de gewelddadige aard van delicten zijn er niet minder op geworden in de afgelopen tien, vijftien jaar. Recente gegevens in Verdacht van criminaliteit; Allochtonen en autochtonen na-der bekeken (Blom et al. 2005) maken dit concreet kenbaar, hiermee eerdere conclusies, van b.v. Willemse en Backbier (2002), bevestigend. Onder Cura-çaose evenals onder Marokkaanse jongeren bevinden zich nog steeds zeer veel actoren van uitgesproken gewelddadige delicten. De maatschappelijke eis om daadkrachtig het hoofd te bieden aan deze problematiek is alleen maar toegenomen. Oplossingen worden met politieke verve de arena inge-worpen, ook al blijken opvattingen over de effectiviteit van een bepaalde aanpak meer dan eens vooral te zijn ingegeven door intuïtie en vermoedens in plaats van door wetenschappelijk verkregen inzichten en objectivering (Van der Laan 2004: 31, hierover eveneens Nieuwenhuizen 2006).

Aan veronderstelde oplossingen wordt door uiteenlopende organisa-ties met niet minder verve vorm en inhoud gegeven – in ieder geval op pa-pier. De resultaten blijven echter bescheiden en zijn niet zonder meer gega-randeerd. “Volgens de meeste (lokale) bestuurders en politiemensen,” zo concludeerde Bovenkerk (2003b: 193) instemmend, “leveren alle maatrege-len van criminele politiek die aan beide zijden van de oceaan tegen deze transatlantische misdadigheid worden ontwikkeld, slechts gedeeltelijke (en dan nog moeilijk meetbare) succesjes op, terwijl het probleem intussen in omvang en ernst toeneemt.” Deze constatering van enkele jaren terug, kan nog niet worden tegengesproken, ook al mag beslist onderkend worden dat de afgelopen jaren er wel degelijk resultaat verbeterende inzichten zijn ont-staan, i.c. what-works principes (zie onder meer Bonta 2002, Boone en Poort 2002, Van der Laan 2004, Menger en Krechtig 2004). Het zal ongetwijfeld productief blijken te zijn om hierbij aansluiting te zoeken (zie hierna).

Nordholt - inmiddels met pensioen maar niet minder betrokken - heeft het optimisme dat er ooit nog was, laten varen: “Ik vrees dat de Antil-liaanse problematiek zoals die er nu ligt en met de manier waarop wij er mee bezig zijn, nagenoeg onoplosbaar is.” (NRC, 28 januari 2006) Een kleine tien jaar eerder had ook Van Hulst in een omvangrijke studie naar de Curaçaose volksklasse in de Nederlandse samenleving op verschillende pun-ten moeten concluderen dat een oplossing niet voor het oprapen ligt en al helemaal niet gemakkelijk te realiseren. Zijn studie kreeg niet voor niets de titel morgen bloeit het diabaas mee: “[…] diabaas [is] niets anders dan een oude benaming voor het basalt, duizend meter dik, waaruit het grootste deel van de [Curaçaose] bodem bestaat. Bloemen bloeien, diabaas bloeit niet. Diabaas kan niet bloeien.” (Van Hulst 1997: 316) Alleen onder bijzondere omstan-digheden, i.c. bij hevige en langdurige regenval, wil het diabaas – dan wel de aarde die er toch nog in en tussen kan zitten – zorgen voor kleurrijke bloe-

A.G. BROEK PAGINA 10

Page 13: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

men. Nadien heeft Van Hulst meerdere malen zijn overtuiging uitgedragen: ‘geen snelle recepten’ zoals de titel van een publicatie van zijn hand luidt (Van Hulst 2003). De problematiek zou, zo verdedigt Van Hulst keer op keer, te omvangrijk zijn en te complex om anderszins te mogen verwachten.

Een van de vragen die zich echter toch laat stellen, is of er in het veld van het vele en veelsoortige onderzoek, beleid en handelen ten behoeve van het stroomlijnen van het problematische gedrag nog (deel)elementen van criminogene aard over het hoofd worden gezien? Krijgen een of meerdere criminogene elementen onvoldoende aandacht of worden ze op gemankeer-de wijze meegenomen in onderzoek, en zodoende in beleid en handelen, waardoor beoogde resultaten niet (kunnen) worden gerealiseerd of verbe-terd?

Kortom, in welk opzicht schieten we tekort in onderzoek en zodoende in kennis, beleid en praktijk van begeleiding en interventie, en zou het tekort in een mate kunnen zijn dat bij herstel ervan er tastbare verbeteringen in resul-taten kunnen worden verwacht?

A.G. BROEK PAGINA 11

Page 14: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

3. STELLING

“Sir?” said Harry. “I’ve been thinking… Sir – even if the Stone’s gone, Vol-… I mean, You-Know-Who –”[Professor Dumbledore:] “Call him Voldemort, Harry. Always use the proper name for things. Fear of a name increases fear of the thing itself.”

J.K. Rowling, Harry Potter and the Philosopher’s Stone. Londen, 1997: 215-6

Wat ook de redenen mogen zijn van het beperkte rendement om de bedoel-de criminaliteit te reduceren, één reden dobbert, bij wijze van spreken, als een vergeten boei buitengaats. In één specifiek opzicht is de analyse van de problematiek namelijk ontoereikend geweest: de feitelijke kenmerken en de reik-wijdte van (geloochende) schaamte en bijkomende gedrags- en gevoelsaspecten worden niet of onvoldoende gekend en zodoende niet als criminogene factor onderkend.

De consequenties van deze tekortkoming zijn indringend en wijdverspreid. Met de juiste kennis van en inzichten in schaamte, meer in het bijzonder geloo-chende schaamte, manifesteert zich een leidraad voor ‘violent handelen’2 – in dubbele zin: enerzijds geeft de kennis over geloochende schaamte een ver-klaringsgrond voor (excessief) gewelddadig handelen en anderzijds een stu-rende handreiking voor daadkrachtig handelen naar de (potentiële) gewelds-delictplegers en hun directe omgeving.

De substantiële veronachtzaming waarop hier wordt gedoeld, heeft een reikwijdte die, zo werd reeds gesteld in de openingsalinea’s van dit rap-port, niet beperkt zal blijken te zijn tot het gewelddadige handelen van groe-pen als die van Nederlanders met een Antilliaanse en Marokkaanse achter-grond. Het inzicht in de motieven achter gewelddadig handelen van zeer uit-eenlopende (delinquente) actoren zal sterk kunnen worden aangescherpt.

SCHAAMTE IS SCHAAMTEVOL

Hoewel voor dit betoog niet van wezenlijk belang, ligt hier wellicht toch het juiste moment om stil te staan bij de vraag waarom de draagwijdte van een zo menselijk fenomeen als ‘(geloochende) schaamte’ zo verkeerd begrepen en zo langdurig onderbelicht zou kunnen zijn gebleven.

Het meest kernachtig laat deze vraag zich beantwoorden met: “In our civilization, shame is shameful; except under extreme circumstances, we deny its existence.” De sociologen Scheff en Retzinger (2001 [1991]: 174), aan wie dit antwoord wordt ontleend, verbaasden zich ruim vijftien jaar te-2 Hierbij wordt aangetekend, dat 'violent' wel knipoogt naar het Engelse violent (gewelddadig), maar in het Ne-derlands betekent het bovenal: zeer krachtig, heftig, onstuimig.

A.G. BROEK PAGINA 12

Page 15: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

rug ook over de relatieve stilte rond schaamte. Zij vervolgden hun kernach-tige antwoord met:

“The denial of shame may be the cause of many problems in our society; not the least of these problems is that it has served to impede the scientif-ic study of shame. Most emotion researchers do not recognize shame as a major emotion for adults in modern societies. […] Although the emotion of shame is disguised in our society to the point of virtual invisibility, shaming behaviours is more visible. We are much more aware of beha-viours that ridicule, reject, or degrade than we are of their effects – that is, the states of shame caused by these behaviours – because the shame is usually hidden.”

Deze bevindingen van Scheff en Retzinger werden ruim tien jaar later ruim-hartig onderschreven door Tangney en Dearing (2004: 11), die in dezen zelfs spraken van ‘shame phobic’.

Scheff en Retzinger verwezen met recht naar het baanbrekende en in-middels vermaarde historisch-sociologische onderzoek van Norbert Elias (2002 [1939]) voor een onderbouwing van hun stelling. Elias beschrijft tot in detail de verfijning van het beschamen in de loop van eeuwen. Daarmee ver-dwijnt het effect van beschaming, i.c. schaamte, achter de coulissen van het openbare maatschappelijke leven en zodoende van de openlijke belangstel-ling en van het wetenschappelijk onderzoek. Zowel het beschamen als de schaamte worden schaamtevol.

Hier lijkt van toepassing wat Galbraith in zijn vermaarde studie The affluent society (1958) wegzette als ‘conventional wisdom’: deze kijk op het schaamtefenomeen is voor alle actoren wel zo gemakkelijk geworden.

“’We associate truth with convenience,’ [Galbraith] wrote, ‘with what most closely accords with self-interest and personal well-being or prom-ises best to avoid awkward effort or unwelcome dislocation of life. We also find highly acceptable what contributes most to self-esteem.’ […] So the conventional wisdom in Galbraith’s view must be simple, convenient, comfortable, and comforting – though not necessarily true. It would be silly to argue that the conventional wisdom is never true. But noticing where the conventional wisdom may be false – noticing, perhaps, the contrails of sloppy or self-interested thinking – is an nice place to start asking questions.” (Levitt en Dubner: 2006: 89-90)

Het vigerende begrip van schaamte en beschaming als grotendeels van min-der belang voor ons gedrag en handelen is wel zo ‘comfortable and comfor-ting’.

Als zodanig is maatschappelijke ontwikkeling naar steeds grotere te-rughoudendheid in het beschamen en in het tonen van schaamte ingebed in een breder geheel van inspanningen om specifieke aanvechtingen tot domi-

A.G. BROEK PAGINA 13

Page 16: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

nantie te bedwingen. Er is, zo toont het werk van De Swaan en andere figu-ratiesociologen3 helder aan, een bijzondere verschuiving opgetreden in de gevoelshuishouding van Westerse mensen en in de omgangsvormen tussen mensen. Het betreft een verschuiving van een bevelshuishouding naar een onderhandelingshuishouding. Hiertoe behoort de bedoelde selbstzwang om anderen niet te kleineren. Het taboe op zelfverheffing is ruimschoots aan-toonbaar.

“Al die neigingen om zich boven anderen te stellen worden nu sterker in-gehouden: het honen van gebrekkige, lelijke of arme mensen, de kennelij-ke minachting voor minderen of minderheden, het zelfingenomen ver-toon van grotere kennis of rijkdom, hogere afkomst of rang, de zucht om anderen te overtreffen. Ambitie, wedijver, eerzucht tellen steeds meer als ondeugden. Niet dat mensen niet langer zouden proberen zich boven an-dere te verheffen, maar het wordt hun meer kwalijk genomen en ze pro-beren het ook beter te verbergen voor anderen en zelfs voor zichzelf. Mensen proberen nu vaker te doen alsof ze die verheffing zelf niet heb-ben nagestreefd, maar alsof die hun zomaar ten deel is gevallen.” (De Swaan 1986: 97; vgl. De Swaan 2006)

Anticiperend op wat later nog ter sprake komt, kan er hier op worden gewe-zen dat deze ontwikkeling naar versterkte ‘zelfdwang’ in dezen onvermijde-lijk aanzienlijke problemen oplevert voor niet-Westerse migranten in de Westerse wereld. Het is niet alleen bijzonder moeilijk om zich te bewegen in een samenleven dat wordt gestuurd door zelfdwang, onderhandeling en do-minantiebeperkend handelen, maar het kan ook alleszins bedreigend zijn om niet aan die gedragscodes te kunnen voldoen. Meer in het bijzonder zal dit gelden voor migranten uit samenlevingen waar de bevelshuishouding nog de dominante wijze van samenleven is.

Het verwaarlozen van onderzoek naar het (geloochende) schaamte feno-meen is echter ook nog anderszins gevoed. Een misvatting die grote popula-riteit heeft verkregen in wetenschappelijke kring maar ook ver daarbuiten, zal niet minder sturend zijn geweest. De antropologe Ruth Benedict – waar-van het werk mede de basis vormde voor de Universal Declaration of Human Rights (1948) – presenteerde door haar onderzoek en in haar publicaties een onderscheid tussen zgn. schaamte- en schuldculturen. Benedict (1946) be-zigde deze termen om respectievelijk de Japanse (shame culture) en de Noord-Amerikaanse samenlevingen (guilt culture) te karakteriseren, waar het de re-gulering van moreel gedrag betrof.

3 Grondlegger van de zgn. figuratiesociologie is de reeds genoemde Norbert Elias, voor een introductie tot zijn werk zie Elias 1976 en Goudsblom 1987

A.G. BROEK PAGINA 14

Page 17: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

“The assumption here, popularised by mid-20th-century anthropologists, is that certain kinds of situations lead to shame whereas other kinds of situations lead to guilt. For example, there is a long-standing notion that shame is a more ‘public’ emotion than guilt. Shame is seen as arising from public exposure and is approval of some shortcoming or transgression, whereas guilt is seen as a more ‘private’ experience arising from self-gen-erated pangs of conscience.” (Tangney en Dearing, 2004: 14).

Kortom, cultuur zou de bepalende factor in de dominantie van ‘schaamte’ dan wel ‘schuld’ zijn. Dit wordt nu door Tangney en Dearing met recht af-gewezen als onhoudbaar, maar dit is decennialang wel degelijk verdedigd en uitgedragen.

Inmiddels weten we dat de constatering van onder meer Breugelmans (2004: 13) – mede ingegeven door zijn eigen proefschrift - meer accuraat is: “Cultural differences in the frequency, intensity, or distinctness of shame and guilt do not imply that these emotions are structurally different across cultures.” Dit is echter nog geenszins een algemeen geaccepteerd inzicht. Het onderzoek en de publicaties van Benedict cum suis hebben tot op de dag van vandaag de gedachte gevoed, dat bepaalde (sociaal-culturele) situaties en gedragingen ‘schaamte’ teweegbrengen en andere verantwoordelijk zijn voor ‘schuldgevoelens’. Onderzoek wijst inmiddels het tegenovergestelde uit: ‘shame and guilt do not differ in terms of the degree of public exposure […]. Our analysis of the personal shame and guilt experiences provided by both children and adults,’ zo dragen Tangney en Dearing (2004: 17) aan, ‘indicate that there are very few, if any “classic” shame-inducing or guilt-inducing situations.’ De ene cultuur laat zich niet essentialistisch aftekenen ten op-zichte van de ander door deze als een ‘schaamtecultuur’ of juist een ‘schuld-cultuur’ te bestempelen (zie ook Harchaoui 2001:107). “As it turns out, shame and guilt differ not so much in the content or structure of the situ-ations that engender them, but rather in the manner in which people con-strue self-relevant negative events.” (Tagney en Dearing 2004: 24)

Kortom, naast het maatschappelijke taboeïsering van ‘schaamte’ en ‘beschaming’ zijn misvattingen over schuld en schaamte, en het extrapoleren van deze misvattingen naar omvangrijke veronderstellingen als schuld- en schaamteculturen, evenzeer onderdeel van een gemankeerde kennis van het fenomeen ‘schaamte’ en van de reikwijdte van dit sociale en emotionele fenomeen.

Het verwarrende begrip van schaamte is evenzeer aanwijsbaar in het dage-lijks taalgebruik, waarin ‘schuld’ en ‘schaamte’ alleszins onduidelijke begrip-pen zijn. Door De Swaan (1996: 69) werden schaamte- en schuldgevoelens kernachtig als volgt gedefinieerd: “Schaamte is een gevoel waarbij je je voor-stelt wat anderen van je zullen denken, terwijl je bij schuldgevoel je voorstelt

A.G. BROEK PAGINA 15

Page 18: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

hoe zeer je een ander benadeeld hebt.” De materie is aanmerkelijk complex-er dan deze definiëring doet vermoeden (waarover uitgebreid hierna), maar om de begripsverwarring te illustreren is het een handzame richtsnoer en in essentie is deze ‘werkdefinitie’ alleszins accuraat (zie Tangney en Dearing 2004: 82).

Wat in de Westerse cultuur, i.c. de Nederlandse, als (het appelleren op) ‘schuldgevoelens’ wordt weggezet, zou bij nader inzien wel eens veel meer een door beschaming – d.w.z. vernedering en afwijzing - gestuurd han-delen kunnen zijn. Zo kan de openbare schuldbelijdenis bij een “moetje” – zwangerschap vóór het huwelijk - moeilijk anders dan als een openbare be-schaming worden getypeerd, die in gereformeerde kringen tot eind jaren vijf-tig van de vorige eeuw vorm en inhoud kreeg (Amelink 2001: 50-61). Dit publieke ritueel riep geen schuld- maar bovenal schaamtegevoelens op, d.w.z. het verdriet en de pijn van (de mogelijkheid tot) emotionele en sociale afwijzing door de groep waartoe men behoort (zie ook hierna).

Niet minder krachtig zijn waarschijnlijk vraagtekens te zetten bij de schuldgevoelens t.a.v. het lot van de Joden in de Tweede Wereldoorlog, die de vermaarde Nederlandse tolerantie ná die oorlog zouden hebben gevoed. De pragmatiek die tolerantie naar ‘allochtonen’ – als Joden en Hugenoten - in de afgelopen eeuwen voedde, doet al vermoeden dat ‘schuld’ niet zo’n do-minante historisch-culturele component in de Lage Landen is. De (Joodse) socioloog De Swaan stelde het vijfentwintig jaar terug al onomwonden, maar dit is stellig geen dominante benaderingswijze geworden.

“Het lijkt wel eens te worden vergeten, maar Nederland heeft de Tweede Wereldoorlog verloren, niet gewonnen. […] In de oorlogsjaren konden de nationaal-socialisten en hun hulptroepen in Nederland vrijwel ongestoord hun gang gaan; zij konden vrijwel de gehele Joodse bevolking deporteren zonder veel tegenstand te ontmoeten. Schandelijk is dat misschien niet, beschamend is het wel. Er moet in de verhouding tussen de overlevenden van de Duitse moordcampagne en hun overige tijd- en landgenoten een verborgen verwijt enerzijds en anderzijds een verholen schaamte steken: ‘Jullie hebben niet veel voor ons gedaan’, tegenover: “wij konden, durfden en wilden niet veel voor jullie doen’.” (De Swaan 1999: 48, vgl. Vuijsje 2006)

In de praktijk van alledag – zo maakte de Franse filosoof Finkelkraut (1988, 2001) tastbaar duidelijk voor de Westerse cultuur – is ‘tolerantie’ en de mo-derne variant ‘multiculturalisme’ bovenal ingegeven door de angst “voor dis-criminerend, racistisch, intolerant” door te gaan. Kortom, in dezen zouden conflictmijding en bovenal ‘schaamte’, d.w.z. de angst voor sociale en emo-tionele afwijzing door de groep waartoe men behoort, wel eens een veel in-

A.G. BROEK PAGINA 16

Page 19: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

vloedrijkere factor kunnen zijn (geweest) dan schuldgevoelens – zie bijdra-gen aan Ten Hooven (red.) 2002, Kennedy 1997; vgl. Broek, 2005: 24-7.

Schuivende panelen waar het de feitelijke betekenis en reikwijdte van schaamte en schuld betreft, verdoezelen het zicht op het indringende feno-meen van schaamte. Wat wij als betrokkenheid bij een ander wegzetten – schuldgevoelens – zou wel eens veel meer dan wij wenselijk achten een pre-occupatie met onszelf kunnen zijn en kunnen zijn ingegeven door de angst voor sociale en emotionele afwijzing: schaamte dus (vgl. Beunders 2002: 146 ff.)4.

Gegeven de dominante sociale code, c.q. politieke correctheid, over de afgelopen decennia zouden we ons moeten schamen voor een dergelijk gemankeerde betrokkenheid bij (allochtone) zwakkeren in de samenleving – wat feitelijk betekent: we zouden ons schuldig moeten voelen. Ons handelen lijkt echter grotendeels gekenmerkt door schaamteloosheid, d.w.z. ons emo-tionele huishouden gaat niet gebukt onder schuldgevoelens, ook al doet het woord vermoeden dat wij ‘zonder schaamte’ zijn in dezen, d.w.z. zonder angst voor afwijzing. Die angst lijkt echter veelvuldig juist wél beslist en be-slissend aanwezig te zijn. Is dit schaamtevol? Verstaan we onder ‘schaamte-vol’ dat we angst voor afwijzing en vernedering ervaren of juist dat wij ons afvragen wat wij door ons gedrag een of meerdere anderen hebben aange-daan – waardoor wij ons schuldig (zouden moeten) voelen?

Kortom, in het dagelijkse doen en laten gebruiken we de begrippen veelvuldig door elkaar of zijn ons überhaupt nauwelijks bewust van de ver-schillen. Het zij ons vergeven daar Tangney en Dearing (2004: 11) constat-eerden “that the ‘experts’ too, often use the terms shame and guilt inconsist-ently or interchangeably.” In het Nederlandse taalgebied is het niet anders. Ook hier vullen zowel experts als leken de concepten ‘schaamte’ en ‘schuld’ met contrastvolle betekenistoepassingen5.

Mogelijk moet nog een derde reden worden onderkend voor de gebrekkige aandacht die het fenomeen schaamte tot nu toe in onderzoek mocht verkrij-gen.

“Until recently, the experience of humiliation was largely overlooked in the literature,” meent ook Hartling (2005: 1) te moeten constateren en zij vervolgt: “Perhaps research was stymied by the limitations of theories, methodologies, and systems of logic that emphasized individualistic ana-

4 Tweeënhalve eeuw geleden wees Adam Smith in zijn The theory of moral sentiments (1759) overigens reeds op het gegeven dat wat voor ‘sympathy’ doorgaat meer dan eens geen oprechte voorstelling van de pijn van een ander als eigen pijn blijkt te zijn.5 Dit kan soms verreikende consequenties bij gerechtelijke uitspraken hebben, zoals Sage 2004 (samengevat in Sage 2006) laat zien voor de invulling van het fenomeen ‘gewetensontwikkeling’ bij jongeren. De mate van gevoelens van schuld, schaamte, empathie zijn dominant sturend bij het bepalen van ‘geweten’ en zodoende bij het wel/niet of minder toerekeningvatbaar geacht worden. Dit beïnvloedt de gerechtelijke uitspraak.

A.G. BROEK PAGINA 17

Page 20: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

lyses of human experience, rather than relational analyses. For exemple, Western psychology has tended to use the ‘self’ as the primary unit of study, privileging the values of independence and self-sufficiency, presup-posing that separation from relationships is the ultimate outcome of healthy development. […] Today, most of us would agree that an under-standing of humiliation needs a larger lens. It is an experience that reaches far beyond the experience of the self. […] The study of humili-ation challenges us to move beyond a focus on the individual experience toward a larger view that takes in the relational complexities of this experience. It requires us to create multidimensional, conceptual maps of the psycho-social-emotional-political-historical geography of this phe-nomenon.”

De stelligheid waarmee dit naar voren wordt gebracht, doet echter geen recht aan een onderzoeksveld als de ‘sociale psychologie’, waarin getracht wordt de relationele en figurationele aspecten van ‘the self’ temidden van anderen tot recht te laten komen (zie o.a. Van Gemert en De Jonge 2005).

Desalniettemin kan de dominantie van het ‘ik’ binnen de psychologie moeilijk ontkend worden. Hierbij voegt zich nog een realisatie van alledaags handelen dat, naar Ross (1977), een fundamentele attributiefout blijkt te zijn. “Dit is het verschijnsel dat bijna alle mensen de hardnekkige neiging hebben om bij het verklaren van gedrag van anderen systematisch de invloed van persoonlijke factoren te overschatten ten koste van situationele oorzaken.” (Meertens, Prins en Doosje 2005: 21; zie ook Wilson 2002: 203 ff.). Deze neiging zou wel eens door angst gevoed kunnen zijn: bij situationele verkla-ringen zijn wij beduidend minder heer en meester van ons leven dan wij ons bij voorkeur wensen6. Het lot van ‘beschaming’ kan blijkbaar ieder treffen en dat is een weinig geruststellende gedachte. Wij geven er dan ook de voor-keur aan om ‘schaamte’ toe te schrijven aan het slachtoffer en diens geman-keerde emotionele huishouden en gemankeerde maatschappelijke weerbaar-heid. Kortom, zodoende is het wel zo “simple, convenient, comfortable, and comforting”.

6 Anderzijds moet de noodzaak om accent te leggen in ons eigen voordeel eveneens worden onderkend. “The conflict between the need to be accurate and the desire to feel good about ourselves is one of the major battlegrounds of the self, and how this battle is waged and how it is won are central determinants of who we are and how we feel about ourselves. The best way to ‘win’ this battle, in terms of being a healthy, well-adjusted person, is not always obvi-ous. We must, of course, keep in touch with reality and know our own abilities well enough to engage in self-improve-ment. But it turns out that a dose of self-deception can be helpful as well, enabling us to maintain a positive view of ourselves and an optimistic view of the future.” Wilson 2002: 39-40; zie verder: 137 ff.

A.G. BROEK PAGINA 18

Page 21: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

4. BRONNEN

“Na enkele tellen lieten de bandieten mij voor dood liggen. Ik hoorde ze weg-rennen. Eén echter aarzelde. Hij plaatste zijn voet op mijn slaap en ging er eenmaal met zijn volle gewicht op staan. Ik had hem niets misdaan en toch, uit wreedheid, verlangde hij over mij heen te lopen. Ik voelde dat er iets ka-potging. Het leek of er bloed vanuit mijn neus mijn rechteroog in stroomde. Ik knipperde om het schoon te wassen. Een waas trok langs, waarin de laatste schimmen verdwenen. Ik proefde achter in mijn keel een zilte stroom, alsof ik vanbinnen huilde. Eén tel slechts, voor ook mijn reuk door het zoute bloed werd aangetast, sloeg van de schoen een geur van oude vriendschap.”

Arthur Japin, De zwarte met het witte hart. Amsterdam, 1997. p. 209

Het in vele opzichten gemankeerde begrip van en inzicht in schaamte – on-der meer als criminogene factor van aanzienlijk gewicht - zal worden geïllu-streerd aan de hand van een grondig en in enkele opzichten baanbrekend onderzoek dat Van San verrichtte en waarop zij promoveerde, i.c. Stelen en steken. Delinquent gedrag van Curaçaose jongens in Nederland (1998). De casuïstiek is dus gebonden aan de problematiek van het gewelddadige delinquent han-delen van Curaçaose jongeren en jong volwassenen, maar de reikwijdte van de criminogene factor van geloochende schaamte is, zoals reeds nadrukkelijk gesteld, ver voorbij deze problematische groep te leggen.

Aan de hand van dit onderzoek van Van San, en enkele andere mee-nemend, is het zeer wel mogelijk om enerzijds de juiste en onjuiste observa-ties en interpretaties van het fenomeen van schaamte tastbaar te maken en anderzijds, waar relevant, voor de belangrijkste (deel)aspecten recht te trek-ken.

Het een en ander wordt ondersteund door een zo kernachtig mogelij-ke uiteenzetting van het veelkoppige fenomeen schaamte zoals dit uit socio-logische, cultuurhistorische en psychologische studies naar voren komt. Zo-als het citaat uit het werk van Scheff en Retzinger (2001) al kon worden op-gemaakt, is onderzoek op het terrein van schaamteonderzoek verhoudings-gewijs beperkt. Dat was het niet alleen vijftien jaar geleden maar dat is het nog steeds. Dit neemt niet weg dat onderzoekers alleszins deugdelijke bevin-dingen, verhelderende analyses en plausibele interpretaties weten aan te rei-ken. Als zodanig vormt dit voldoende basis om de hier geponeerde stelling te onderbouwen.

Het betoog is derhalve primair gebaseerd op het gebruik van bestaan-de studies in verschillende velden (waaronder eigen onderzoek, zie Broek 2006), van wetenschappelijk gewaardeerde kwaliteit en in principe gemakke-lijk traceerbaar. De literatuurverwijzingen preciseren de bronnen die in eer-ste instantie zijn aangewend. Een recent rapport (Van der Hijden, Smeulders

A.G. BROEK PAGINA 19

Page 22: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

en Fermin 2005) constateert dat interdisciplinair onderzoek naar achter-gronden van de (belevings)wereld van de Curaçaose jongeren ontbreekt, hetgeen de ontwikkeling van “een effectieve(re) aanpak” van de problemen verhindert. Met dit advies - dat tastbaar interdisciplinair gevoed is – wordt dit bezwaar ondermijnd.

Minder zichtbaar maar ongetwijfeld van invloed is mijn verblijf van twintig jaar wonen en werken op Curaçao, reizen en werken in de Caraïbische regio.

Daarenboven is, in Nederland, mijn betrokkenheid als interim direc-teur bij drie fuserende bedrijven van in totaal ca. 950 werknemers en opere-rend op het breukvlak van de publieke en private sectoren, alleszins instru-menteel geweest in de uitbouw van het hier gepresenteerde gedachtegoed. Als bij ‘participerende observatie’ bood mijn positie mij tussen 2001 – 2004 uitzonderlijk veel gelegenheid om mijn kennis over de aard en de conse-quenties van beschamen, met name de uitzonderlijk destructieve kracht van geloochende schaamte, te vergroten. De praktijk van alledag in een omvang-rijke organisatie kan een sterk bevestigende onderbouwing geven van wat in dit adviesrapport wordt gekoppeld aan gewelddadig crimineel handelen. Het was aanvankelijk verbijsterend om te moeten constateren dat, zoals hiervoor al hypothetisch werd gesteld, handelen in een organisatie – van commissaris-sen en andere bestuurders (wethouders en burgemeesters), van managers, externe adviseurs en consultants, leden van de ondernemingsraad, afdelings-hoofden en zo verder een organisatie door – in meer of minder sterke mate wordt aangestuurd door vormen van schaamte en bovenal geloochende schaamte, door angst voor beschaming en niet minder door het resultaat van feitelijke of ervaren beschaming, i.c. wraakoefeningen. Eveneens werd dui-delijk dat hierbij persoonlijke indrukken dikwijls beduidend belangrijker zijn dan feitelijke informatie en individuele emoties belangrijker dan de objectivering van de ervaren werkelijkheid. De cultivering van deze krachti-ge neigingen blijken vervolgens indringend mede invulling te kunnen geven aan zowel (geloochende) schaamte als aan beschamingsexercities.

Ten slotte, niet minder invloedrijk is mijn ruim vier jaar durende (2000 – 2005), bijzonder intensieve omgang en omvangrijke, openhartige correspon-dentie met een Nederlandse man, van inmiddels ruim veertig jaar en van on-besproken gedrag, die aan den lijve ‘de terreur van geloochende schaamte’ een leven lang en tot op de dag van vandaag met grote heftigheid heeft erva-ren. Hij maakte mij er, bedoeld en onbedoeld, nadrukkelijk deelgenoot van.

A.G. BROEK PAGINA 20

Page 23: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

5. WETENSCHAP OVER PRAKTIJK

Freedom is just another word for nothing left to lose,Nothing, that’s all that Bobby left me, yeah, […]

‘Me & Bobby McGee’tekst: Kris Kristofferson & Fred Foster

zang: Janis Joplin, Pearl (1971)

De afgelopen tien jaar is er onderzoek beschikbaar gekomen, dat gedetail-leerd inzicht geeft in kenmerkend gedrag en in persoonlijkheidskenmerken van Curaçaose en Marokkaanse jonge, adolescente en volwassen delinquen-ten. Criminaliteitsbevorderende elementen en factoren van uiteenlopende aard zijn meerdere malen geconstateerd. Deze zijn als zodanig overigens niet op voorhand typerend voor deze allochtone groepen, maar de concentratie van deze factoren onder deze groepen is bijzonder hoog. Reeds in 1997 wist Leuw aan de hand van een driedeling de dominante kenmerken van onder meer Marokkanen en Curaçaoënaars in beeld te brengen, die Van San (1998: 12) helder samenvatte.

“Ten eerste werden structurele factoren (slechte opleidingssituatie, slechte positie op de arbeidsmarkt, weinig kansen binnen conventionele econo-mie, lage status en weinig prestige) die samenhangen met de relatief lage sociaal-economische positie van de meeste allochtone minderheden ge-zien als criminaliteitsbevorderende factoren. Naast ‘universele’ structurele factoren lag voor de verklaring van verschillen in criminaliteitspatronen tussen etnische minderheden de nadruk op culturele factoren (ambivalen-tie van normen en waarden, weinig affiniteit met voor integratie vereiste gedragscodes, weinig westerse, gebureaucratiseerde maatschappij, weinig loyaliteit met meerderheidscultuur). Tot slot wordt gewezen op het belang van persoonlijke factoren (conflicten met het traditionele ouderlijke ge-zag, verstoorde gezins- en gezagsrelaties, tekortschietende opvoeding, ori-ëntatie op [deviante] leeftijdsgenoten- en straathoekcultuur, ‘zelfuitslui-ting’ met betrekking tot deelname aan de conventionele samenleving).”

Met onderzoek van Van San zelf en van Van Hulst (1997) werden t.a.v. de Curaçaose jongeren nuanceringen aangebracht en enkele significante aanvul-lingen aangereikt. Uit het onderzoek van Van San naar wat delinquente Cu-raçaoënaars zélf te zeggen hebben over hun gedrag en handelen, met name hoe zij hun daden en gewelddadigheid legitimeren, komt een voelbaar beeld naar voren van een belevingswereld met emotioneel en sociaal uiterst pro-blematische kanten. In relatie tot het gewelddadige, criminele handelen zijn de volgende bevindingen meermaals opgemerkt.

A.G. BROEK PAGINA 21

Page 24: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

Tot de zgn. ‘neutraliseringstechnieken’ behoren de absolute neiging van de dader om nauwelijks of geen verantwoordelijkheid voor zijn hande-len te nemen. Zo zal, bij voorbeeld, een dergelijke actor er vanuit gaan dat niet hij degene is die leed veroorzaakt maar dat de schuld bij het slachtoffer zelf ligt (Van San 1998: 19), en de veronderstelling koesteren dat het “de in-vloed van ‘slechte vrienden’ [is], die [hem] gemotiveerd en uiteindelijk aan-gezet hebben om delinquent gedrag te plegen.” (ibid.: 129), dan wel dat de jongens in Nederland “te vrij” zijn en dat “de politie te laks is” (ibid: 137). Kortom, “[d]e vijf types neutraliseringstechnieken die Sykes en Matza (1957) onderscheiden, zijn terug te vinden bij de Curaçaose jongens7. Zij doen zo-wel aan ontkenning van verantwoordelijkheid, ontkenning van schade of na-deel, ontkenning van het slachtoffer en veroordeling van de veroordelaars.” (Van San 1998: 140, vgl. 140–63). Van San constateert dit ten aanzien van zowel de instrumentele als, bovenal, de expressieve delicten (d.w.z. gewelds-delicten)8.

Kenmerkend is in dezen het uitgesproken gebrek aan ‘geen spijt’ heb-ben en zich absoluut “niet schuldig voelen wanneer zij een delict hebben ge-pleegd” (ibid.: 248). Niet alleen ligt – in de ogen van de jongens en jonge mannen - de oorzaak van het geweld sowieso bij het slachtoffer, maar de le-gitimeringen die Van San optekende, ontberen bovenal empathie. “Ik weet niet, ik heb al zoveel mensen gestoken dat ik ben vergeten. Ik steek gewoon, ik heb nooit spijt. Maar ik steek niet zomaar. Ik steek alleen als ik krijg ruzie of zo.” (ibid.: 173) En, nog een voorbeeld: “Dan heb je iemand doodge-maakt, maar dan krijg je niet het gevoel dat je slecht bent.” (ibid.: 176)

De aanleiding tot het ‘steken’, al dan niet met dodelijke afloop, ligt per definitie bij het slachtoffer. Die zou zelf aanleiding geven en deze aanleiding bestaat uit een vorm van ‘belediging’ en ‘bedreiging’, waarbij de eigen ‘eer’ in het geding is:

“[deze] worden als dermate krenkend en kwetsend ervaren dat alleen door het gebruik van fysiek geweld de geschonden eer hersteld kan wor-den. […] De behoefte om op beledigingen te reageren is des te dwingen-der wanneer de vernedering wordt geobserveerd door omstanders, en de reputatie van diegene die beledigd wordt of zich beledigd voelt hierdoor op het spel komt te staan. […] Als iemand zich met hen ‘bemoeit’ of ‘ru-zie zoekt’, of als iemand hen ‘beledigt’ respectievelijk ‘bedreigt’, is het vol-

7 Het een en ander laat zich ook als manifestaties van zgn. ‘cognitieve dissonantie’ herkennen, zie over de be-treffende theorie - ontwikkeld door L. Festinger in de jaren ’50 van de vorige eeuw – Meertens, Prins en Doosje (2006: 46-55), die dit aanwenden in hun grondige discussie van groepsprocessen bij sektes en terreurcellen.8 Het mag niet verbazen dat dezelfde mechanismen van ontkennen werden geconstateerd bij de ‘loverboys’ t.a.v. hun rol in het aanzetten tot prostitutie van jonge vrouwen, zie Bovenkerk et al. 2006: 156 ff.; zie ook Terpstra, Van Dijke en Van San 2005. Anderzijds is de primair door de jonge vrouwen zelf gebruikte benaming van ‘loverboy’ (Bovenkerk 2006: 48 ff., 215) waarschijnlijk ook juist als een overeenkomstig door schaamte gevoed mechanisme van ontkennen door de jonge vrouwen te zien.

A.G. BROEK PAGINA 22

Page 25: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

gens de meerderheid van de Curaçaose jongens vanzelfsprekend om te steken. […] [D]e minste of geringste aanleiding – bijvoorbeeld wanneer iemand hen, naar eigen zeggen, té lang aankijkt of ‘stoer doet’ - wordt ge-ïnterpreteerd als een belediging of een bedreiging. Ook is er weinig gele-genheid tot dialoog of het bespreken van conflicten. Uit de gesprekken met de jongens blijkt eerder dat velen de behoefte voelen om hun manne-lijkheid uitdrukkelijk te demonstreren. Eergevoel is het hoogste goed, aangetast eergevoel is de diepste belediging die moet worden gewroken. Niet gewroken beledigingen leiden tot gezichtsverlies, hetgeen een bedrei-ging is van de mannelijkheid.” (ibid.: 181-83)

Steeds weer komt Van San terug op de bedreiging en belediging en de ge-noegdoening die deze ‘erekwestie’ zou vereisen.

“De jongens achten steken met een mes geoorloofd wanneer zij of hun moeder worden bedreigd of beledigd en op die manier hun eer of die van hun moeder op het spel staat. Hoewel er een verschil is in de hevigheid van de reacties, reageert een belangrijk deel van de jongens op nagenoeg dezelfde manier wanneer zij door iemand worden bedreigd of beledigd of wanneer zij het gevoel hebben dat dit het geval is. Het is daarbij opmerke-lijk dat de minste of geringste aanleiding door de jongens wordt geïnter-preteerd als een belediging of een bedreiging, die tot schande leidt. Derge-lijke situaties waarin hun eer bedreigd wordt, vragen om ‘genoegdoening’, waarbij enkel door het gebruik van fysiek geweld – in dit geval steken met een mes – de geschonden eer hersteld kan worden. Niet alleen gebruiken de moeders voor expressieve delicten eenzelfde soort legitimeringen als de jongens, maar er zijn ook opvallende overeenkomsten in de inhoud van de legitimeringen tussen de moeders van jongens met politiecontac-ten en jongens zonder politiecontacten, daders en niet-daders. De moe-ders keuren het gedrag van hun zoon niet alleen goed, maar moedigen het in sommige gevallen zelfs aan.” (ibid.: 236)

De legitimering van de jongeren blijkt dus vrijwel een op een terug te vinden bij de moeders van deze jonge kerels, met name voor de expressieve delicten van hun zoons.

“Evenals de jongens wordt er door de moeders aan ontkenning van ver-antwoordelijkheid, ontkenning van schade of nadeel, maar vooral aan ontkenning van het slachtoffer gedaan. […] Net als hun zoon reageren de moeders fel op beledigingen en bedreigingen. […] ‘Steken’ [wijst] er niet op dat men als moeder gefaald heeft omdat de situatie eenvoudigweg ‘vereiste’ dat men met geweld reageerde. De moeders moedigen hun zoon reeds op jonge leeftijd veelal aan om hun ‘moed’ en ‘durf’ te tonen door hem er onder meer toe aan te zetten ‘terug te slaan’ wanneer hij door een leeftijdsgenoot wordt geslagen. […] [Uit deze studie] blijkt dat een sterke

A.G. BROEK PAGINA 23

Page 26: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

binding met de ouders (in dit geval de moeder) delinquent gedrag eerder bevordert dan afremt. Kennelijk is de inhoud van de bindingen belangrij-ker dan de sterkte. Wat dat betreft is de houding van de moeders ten aan-zien van het delinquente gedrag van hun zoon van fundamentele beteke-nis gebleken. […] Dat een moeder alleen haar kinderen opvoedt hoeft op zich geen nadelige factor te zijn. […] Wel is gebleken dat de houding van de moeders ten aanzien van het delinquente gedrag van hun zoon een cruciale rol speelt bij het delinquente gedrag van de jongens.” (ibid.: 228-30)

Het vermijden van de dialoog om een conflict op te lossen, maar bovenal het op agressieve, gewelddadige wijze beslechten van een conflict, wordt kenmerkend geacht voor “een sterke machocultuur”. Of het de term juist is gebruikt valt te betwijfelen – zie hierna – maar met ‘macho’ wordt de associatie met ‘geweld’ zeer gemakkelijk gemaakt. “Van een man,” zo vat Van San samen, “wordt verwacht dat hij zich met geweld verdedigt tegen eventuele beledigingen. De fysieke weerbaarheid die de jongens vertonen is in belangrijke mate bepalend voor hun sociale positie, voor het aanzien en respect dat zij genieten, en daarmee voor hun eer, hun reputatie en hun identiteit […]. Het mes is het symbool van het eergevoel, omdat het die identiteit en status verschaft. Het mes maakt woorden overbodig en het ge-bruik ervan wordt bijgevolg soms onvermijdelijk. Het dragen van en het ste-ken met een mes is hun manier om zich binnen de groep te handhaven, om ‘erbij te horen’.” (ibid: 187)

Hierop besluit Van San, bijna als een afterthought,: “Het ontbreekt hen aan andere mogelijkheden doordat zij geen toegang hebben tot andere net-werken en referentiekaders.” Hoewel niet meer wordt aangereikt dan de ge-citeerde zin, lijkt dit een verwijzing naar de zgn. double failure theorie van Clo-ward en Ohlin (1961) - waarover hierna n.a.v. Bovenkerk 2003b.

Zoals het onderzoek van Van San aantoonde, worden belangrijke referen-tiekaders mede aangereikt en versterkt door hun opvoeders, i.c. de moeders. Die moeders worden, zo meende Van San te kunnen constateren, aange-stuurd door ‘schaamte’. “Een schaamtegevoel dat je als onderzoeker pas ontdekt wanneer je na verloop van tijd een goede relatie met hen hebt op-gebouwd.” Hiermee komt Van San – als geen andere onderzoeker - zonder meer in de buurt van wat in dit rapport centraal staat, maar de betekenis-toekenning van het begrip ‘schaamte’ en de veronderstelde reikwijdte van dit sociaal-emotionele fenomeen wordt nog niet voldoende onderkend en niet toereikend geïnterpreteerd. “Schaamte,” zo meent Van San, “herinnert dege-ne die zich schaamt eraan dat hij aanstoot heeft gegeven en zich in een kwetsbare en weerloze positie bevindt, overgeleverd aan het onwrikbare ne-

A.G. BROEK PAGINA 24

Page 27: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

gatieve oordeel van anderen. Door zich te schamen geeft men uitdrukking aan het gevoel dat men het afwijzende oordeel van anderen aanvaardt en er-onder lijdt. De moeders [in Nederland] schamen zich vooral tegenover hun familie op Curaçao.” (Van San 1998: 224) Of schaamte altijd de ‘acceptatie’ impliceert die Van San hier meegeeft, is zeer de vraag. Schaamte is echter ongetwijfeld, zoals Van San benadrukt, de angst voor gezichtsverlies, de angst voor sociale afwijzing: “de moeders bekommeren zich vooral over de vraag hoe hun omgeving over hun opvoedingskwaliteiten denkt. […] Bij Cu-raçaose vrouwen uit de lagere sociaal-economische klasse […] is het een schande bij uitstek om aangesproken te worden op hun pedagogische falen.” (ibid.: 226-7)9

De vraag is, dat spreekt, wat onder ‘correct’ pedagogische handelen door de betreffende groep wordt verstaan, aangezien in principe Van San iets constateert, dat niets bijzonders is. Overal in de wereld worden opvoe-ders – al dan niet de biologische moeders en vaders – gestuurd door ver-wachtingen, eisen, normen en waarden enzovoorts van de groep waartoe ze behoren. Overal in de wereld lopen ze de kans ‘beschaamd’ te worden bij af-wijkend opvoedkundig handelen. Tot het pedagogische falen behoort, zo mag geconcludeerd worden, in ieder geval niet het gewelddadige handelen wanneer de zoon wordt ‘beledigd’. In tegendeel, Van San wordt niet moe om te benadrukken, “Net als hun zoon reageren de moeders fel op beledi-gingen en bedreigingen. Sommige moeders deinsden er in dergelijke gevallen niet voor terug om zelf geweld te gebruiken.” (ibid.: 229)

Daarenboven is er evenmin iets bijzonders aan de constatering dat de moeders belangrijke elementen van hun eigen referentiekader, gedachtegoed en emotionele huishouden door socialisering overdragen op hun kinderen (zie o.a. Tangney en Dearing 2004: 139-156). Als zodanig zijn moeders en/ of vaders over de hele wereld en in alle mogelijke samenlevingen gewoon dit te doen en zijn hun kinderen ontvankelijk voor een dergelijke overdracht. Kinderen kunnen niet zonder. Het moet dan ook niet verbazen dat Van San opmerkt, dat zij geen (causaal) verband heeft kunnen constateren tussen het

9 Tot het door schaamte gestuurd handelen van de moeders behoren ook heel andere aangelegenheden, zoals de excessieve uitgaven ten behoeve van het vieren van de heilige communie van de kinderen, deelname aan carnaval, de ontvangst op verjaardagen of met kerst en de jaarwisseling. Het betreft vormen van sociaal-psychologische ‘mimi-cry’ die als zodanig onlosmakelijk verbonden zijn met schaamte – een fenomeen dat stellig niet alleen op het eiland Cu-raçao voorkomt en al evenmin beperkt is tot moeders. Tot dergelijke vormen van ‘mimicry’ – feitelijk het boven eigen macht (in verschillende betekenissen) zich dusdanig wegzetten dat waardering wordt verwacht van peers en zeker van sociaal meerderen – behoort mogelijk ook de praktijk van het geven van uitzonderlijke namen aan de kinderen – al evenmin een eilandgebonden fenomeen, zie Levitt en Dubner 2002: 179 ff. Voor Curaçao geeft de al decennia succes-volle roman Dubbelspel van Frank Martinus Arion (1973) een uitgesproken tastbaar beeld van deze dagelijkse manifesta-ties van schaamte. Met het gedachtegoed in dit adviesrapport mag het niet meer verbazen, dat in deze roman de vele schaamte-ervaringen waarover wordt verhaald, eindigen in moord en doodslag. In de eilandelijke creoolse moedertaal, het Papiamentu, heeft met name Elis Juliana de dagelijkse schaamte-ervaringen tot onderwerp van zijn verhalen en poëzie gemaakt (zie Broek 2006: 150 ff.; voor concrete voorbeelden in Nederlandse vertaling zie Broek, Joubert en Berry (2006).

A.G. BROEK PAGINA 25

Page 28: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

zo frequent voorkomende eenoudergezin – i.c. met alleen een moeder – en het delinquente gedrag van de jongens. “Er is namelijk gebleken dat het niet zozeer het ontbreken van de vader is, dat een invloed heeft op het gedrag van de jongens, maar wel de houding van de moeders ten aanzien van het delinquente gedrag van hun zonen. In die zin is de afwezigheid van de vader niet determinerend te noemen maar heeft het vooral met de houding van de moeders te maken of te jongens al dan niet goed terecht komen.” (Van San, 2002: 87; vgl. Van San 1998: 83, 247) Alleen indien geconstateerd zou kun-nen worden dat vaders een substantieel ander gedachtegoed en een ander-soortige emotionaliteit aandragen t.a.v. crimineel gedrag van hun zoons, is in principe een bijsturen in gunstige zin mogelijk. Mocht dit niet het geval zijn (wat aannemelijker is), dan zou de aanwezigheid van een vader alleen maar ‘versterkend’ werken op het delinquente gedrag.

Als het meer of minder agressieve verzet tegen vormen van beledi-ging tot het betreffende gedachtegoed van de moeders behoort, is het op zich absoluut niet vreemd dit eveneens bij de zoons – en dochters – tegen te komen. Opmerkelijk is echter wel, dat waar Van San ‘schaamte’ als kernele-ment van het gedrag van de moeders constateert, niet opmerkt dat schaamte ook zo’n kernelement van gedrag en handelen is bij hun zoons (en dochters) en evenzeer door de moeders zou kunnen worden overgedragen. Dit ligt echter wel degelijk voor de hand, zoals bij voorbeeld Baneke (2002) stelt voor overdracht door ouders op de eigen kinderen van gemankeerde emotionaliteit als schaamtegevoelens10. Belangwekkender nog is dat gesteld kan worden dat het onderzoek van Van San zelfs aantoont dat schaamte het gedrag van de jongens zeer dwingend stuurt (waarover later meer), maar dat de onderzoeker dit zelf vooralsnog niet her- en onderkende.

Tevens zou ‘schaamte’ – d.w.z. angst voor het afwijzende oordeel van de directe omgeving - een dusdanige dominante aansturing zijn, dat zodoen-de (?) ‘liefde’ voor het kind op de tweede plaats komt of zelfs veelvuldig ge-heel ontbreekt. Van San citeert: “Veel kinderen hebben problemen, weet je waarom? Ze krijgen geen liefde thuis. […] [A]l deze jongens die in de crimi-naliteit zitten, ik wil ze helpen. Ik wil met deze jongens werken. Want het is gewoon, ze missen de liefde van hun moeder.” In de literatuur komen ver-wijzingen naar deze gemankeerde affecthuishouding met grote regelmaat te-rug. “Hen aanraken doet ze in brand vliegen,” citeert Bovenkerk (2003b: 183) een politieman. Nathalia Isenia – coördinator van het Sociale Vor-mingsplichtprogramma op Curaçao en dagelijks met dergelijke jongeren in de weer – beschreef het recentelijk als volgt: "Het profiel? Opgegroeid met alleen een moeder, die vaak nog een tiener was toen ze haar eerste kind

10 Zie ook Real, 1998, en Osherson, 1993, voor vele aan de praktijk ontleende voorbeelden; zie ook hierna on-der verwijzing naar Tangney en Dearing 2004.

A.G. BROEK PAGINA 26

Page 29: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

baarde, veel alleen gelaten, weinig liefde gekregen. We hebben hier jongens die, als je een arm om ze heen slaat, in elkaar krimpen. Ze kennen geen ge-negenheid, weten alleen hoe het voelt om geslagen te worden." (Het Parool, 3 januari 2006)

De verbanden tussen schaamte, beschaming en emotionele verwaarlozing – ‘geen liefde thuis’ – worden niet helder getrokken en zijn mogelijk ook niet zo gemakkelijk te onderkennen. Evident is dat langdurige beschaming door de belangrijkste opvoeder(s) geen affectvolle relatie tussen deze opvoeder(s) en kind realiseren. Hier gaat het echter primair om de constatering dat een door (geloochende) schaamte gestuurd handelen van opvoeders een aanmer-kelijke beperking van het empatische vermogen voor hun ‘kroost’ zou kun-nen betekenen.

Voor nadere uitwerking van verbanden behoeven sowieso de feno-menen beschaming, schaamte- en schuldgevoelens nadere precisering. Bo-vendien dient evenzeer de etikettering van het toebehoren van schaamte aan de Curaçaose cultuur dan wel aan een specifieke groep in die eilandelijke sa-menleving nader onder de loep te worden gelegd. Dit laatste krijgt nu eerst de vereiste aandacht.

A.G. BROEK PAGINA 27

Page 30: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

6. CULTUURVERSCHILLEN (?)

[…] mensen zullen we zeker vindenzolang er kusten zijnwaar vis uit het water spoeltwaar schepen komen

Carel de Haseth, Zolang er kusten zijn. Haarlem, 2001, p. 15

Het behoeft geen betoog dat tot de criminogene kern meer in het bijzonder factoren zouden behoren die “te maken hebben met ideeën over eer en mannelijkheid” (Van San 1998: 234) Het lijkt hier om fenomenen te gaan die ‘cultuurbepaald’ zijn, meer in het bijzonder eigen zijn aan de cultuur van het eiland Curaçao. Het lijkt hoe dan ook te gaan om cultuurgebonden hande-len, daar het meer of minder sterk afwijkt van wat regulier gebruikelijk zou zijn in Nederland. Van Sans onderzoek leidt tot conclusies als de volgende.

“Doordat de jongens en de moeders afkomstig zijn uit een andere dan de Nederlandse samenleving houden zij er bovendien soms ietwat andere normen op na dan die welke in Nederland over het algemeen gebruikelijk zijn. […] Ten aanzien van sommige vormen van delinquent gedrag be-staat bij de Curaçaose jongens en hun moeder een vrij grote tolerantie. De motivatie of de tolerantie om bepaalde delicten te plegen kan in verband worden gebracht met de culturele opvattingen en normen die zij erop na-houden. Zo is uit het onderzoek gebleken dat heling niet wordt afge-keurd, dat berovingen als kattenkwaad worden omschreven, dat het bezit van luxegoederen noodzakelijk wordt geacht voor iemands prestige en dat er tolerantie bestaat ten aanzien van bepaalde vormen van geweld en agressie, met name als het om eerkwesties gaat. Deze tolerantie staat in scherp contrast met de houding die in Nederland over het algemeen be-staat jegens deze vormen van geweld.

Een ander voorbeeld van botsende interpretaties tussen de Curaçaose jongens en hun moeder en het Nederlands recht kan worden geïllustreerd aan de hand van de betekenis die zowel de jongens als de moeders geven aan het begrip ‘zelfverdediging’. […] Zelfverdediging is geoorloofd wan-neer men bedreigd wordt. De jongens en hun moeder zien bedreiging, en van daaruit zelfverdediging, echter meestal vanuit een ander oogpunt. De minste of geringste aanleiding – bijvoorbeeld wanneer iemand hen naar eigen zeggen té lang aankijkt – wordt door de jongens, maar ook door de moeders vaak geïnterpreteerd als bedreigend. Wanneer ze zich bedreigd voelen geeft hen dat naar eigen zeggen het recht om te reageren uit zelf-

A.G. BROEK PAGINA 28

Page 31: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

verdediging. Bovendien verlaagt deze wijze van definiëren de drempel tot het plegen van het delict en heeft dit tot gevolg dat de jongens zich na het plegen van een geweldsdelict veelal niet schuldige voelen.“ (ibid.: 244)

Het bagatelliseren van bepaald delinquent handelen tot kattenkwaad, de bij-zondere legitimering van geweld en het geweld als zodanig, de gevoelige in-vulling van ‘belediging’ en ‘bedreiging’, het ontbreken van schuldgevoelens: betreft het hier, zoals Van San (ibid.: 244-5) meent, cultuurverschillen tussen de Nederlandse en de Caraïbische wereld?

Betreft het hier, de vraag preciserend, aangelegenheden die eigen zijn aan de culturele traditie van het Curaçaose samenleven, meer in het bijzonder eigen aan de specifieke invulling van ‘eer’ en ‘mannelijkheid’ door de Curaçaose samenleving in haar geheel of een specifieke groep in het bijzonder?

Van San is niet de enige die nadrukkelijk wijst op de essentiële rol die speci-fieke interpretaties van ‘eer’ en ‘mannelijkheid’ spelen. Bovenkerk (2003b: 196) eindigt zijn betoog over ‘transnationale jeugdcriminaliteit uit de Neder-landse Antillen’ met een weinig hoopgevende conclusie: “Er ligt geen oplos-sing voor het Antilliaanse criminaliteitsvraagstuk in Nederland in het ver-schiet.” Het in vele opzichten informatieve artikel, weet echter wél waar de oplossing begint: een Nederlands antwoord op de vraag om rèspèt [respect] – hét sleutelbegrip uit de Curaçaose ‘mannencultuur’. “[Bij] jongens [gaat] het om voortdurende onderlinge wedijver en het verwerven van respect. Alle auteurs over de Antilliaanse mannencultuur zijn het eens over dit sleutelbe-grip: rèspèt! Let wel: dit begrip wordt slechts gebruikt door degenen die het zelf opeisen, het impliceert niet dat zij ook anderen eerbied betonen. […] Er wordt geen opbouwende prestatie geleverd maar omgekeerd: respect dwing je af door anderen te vernederen.” (ibid: 185).

Een van de auteurs waarop Bovenkerk doelt, is Van Hulst (1997). Hij gebruikt zelf het Papiamentse woord rèspèt niet in de studie ter discussie11, maar hij pleegt daarvoor het meer plechtstatige ‘waardigheid’ te gebruiken. “De behoefte aan waardigheid en erkenning,” zo benadrukt Van Hulst veel-vuldig in zijn studie, “is […] een essentieel bestanddeel van de mentale baga-ge die Antilliaanse migranten meenemen naar Nederland.” Dit is niet alleen een aangelegenheid voor de criminele jongeren maar voor “mannen en vrouwen, jongeren en ouderen, geslaagden en gemarginaliseerden, personen met en personen zonder strafblad.” Binnen de samenleving wordt deze ‘strijd om waardigheid’ (ibid.: 255-71) door de zgn burdugu op de inmiddels bekende gewelddadige en gewetenloze wijze invulling gegeven, zowel op het

11 Het woord rèspèt is Van Hulst natuurlijk niet onbekend; hij neemt het nadrukkelijk mee in een eerdere studie, waarvan de titel knipoogt naar de mei ’69 revolte op Curaçao: pan i rèspèt (brood en respect) (Van Hulst en Bos 1994).

A.G. BROEK PAGINA 29

Page 32: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

eiland als in Nederland. “Uncle Tom is niet langer de dominant. Aan de te-genoverliggende zijde van het spectrum verscheen burdugu, spreek uit: [boer-doegoe]. Dit Papiamentse woord voor ‘beul’ staat ook voor de hier ge-bruikte betekenis van iemand die ongericht en heftig uiting geeft aan de gro-te boosheid die hij in zich draagt. Burdugu vertegenwoordigt na 30 mei de sociale grondhouding van vooral, maar niet uitsluitend, de onderste echelons van de volksklasse.” (Van Hulst 2002: 30, vgl. Van Hulst 1997: 260-1)

Betreft het hier cultuurverschillen?

EER, MANNELIJKHEID & MACHISMO

Er is in ieder geval sprake van begripsverwarring. Er worden vele termen aangedragen, die in betekenistoepassing of in connotaties en associaties el-kaar meer of minder overlappen: respect, prestige, schande, achting, ontzag, eer, reputatie, gezichtsverlies, stoer doen, machogedrag, aanzien, prestige, waardigheid, erkenning, enzovoorts. Het begrip dat het meest nadrukkelijk op cultuurverschillen wijst, is ‘machismo’: de Nederlandse cultuur zou alles behalve een machocultuur zijn.

Bij nadere beschouwing moet deze gedachte toch nadrukkelijk anders worden ingevuld. Enigszins chargerend kan strikt genomen gesteld worden, dat het ‘Curaçaose probleemgeval’ – op Curaçao, in Dordrecht, Rotterdam, Den Helder of welke Antillengemeente dan ook – geen macho is maar, in hedendaagse terminologie, een watje.

Een macho kenmerkt zich namelijk door drie gedragingen: hij zorgt voor de bevruchting van een of meerdere vrouwen, verdedigt degenen die van hem afhankelijk zijn en zorgt dat die niets tekortkomen om te overle-ven. Of zoals Gilmore (1990) het stelt: “To be a man […] one must impreg-nate women, protect dependents from danger, and provision kith and kin.” Dit is geen altruïstische instelling, zo weten we inmiddels uit de neodarwi-nistische sociobiologie, maar een eigenzinnig genetisch egoïsme: hierdoor hebben de genen van de man de meeste kans om te blijven voortbestaan. Wat hiervan ook zij, de macho zoals hier omschreven en het daarbij komen-de dominante gedrag zijn een wereldwijd gegeven, al sinds mensenheugenis: van Nieuw Zeeland tot in Nederland, van de Sambia in Nieuw Guinea tot de eskimo’s in Groenland, van China tot in Latijns Amerika, van honderden Afrikaanse bevolkingsgroepen tot in alle Arabische landen. Alleen op Tahiti en bij de Semai in Maleisië schijnt de macho uitzonderlijke vormen aan te nemen. Het dominante, meer of minder agressieve prestatiegedrag dat on-vermijdelijk bij het machodom hoort, ontbreekt bij de Semai en de Polynesi-ërs. De Semai vluchten wanneer ze op enigerlei wijze worden bedreigd, en

A.G. BROEK PAGINA 30

Page 33: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

op Tahiti lijkt, tot de komst van de Westerse beschaving, het paradijs voor de zondeval bestaan te hebben (ibid.: 201-219). Maar in dezen zou de kwalificatie van ‘watjes’ de lading niet dekken: de mannelijke Semai en de Polynesiërs zorg(d)en verder uitstekend voor hun vrouwen en kinderen.

Met het bovenstaande vormt een substantieel deel van de (jonge) An-tilliaanse mannen een opmerkelijk contrast. Deze mannen weten zich wel voort te planten, maar van de andere twee kerntaken van de macho – ‘ver-dediging’ en ‘zorg’ voor vrouw(en) en kinderen – brengen zij opmerkelijk weinig terecht. De prestatiedrang die bij die kerntaken behoort, is wel mee-gekomen - met geboorte en door socialisatie - maar de concrete invulling dwingt geen brede maatschappelijke bewondering af. In tegendeel, dat han-delen is maatschappelijk desastreus. Terwijl juist dát het machodom wereld-wijd kenmerkt, waar het verdediging en zorg betreft: het is bovenal maat-schappelijk constructief. Ik citeer nogmaals naar Gilmore (ibid.: 224-229):

“[…] Society is a delicate perpetual motion machine that depends upon the replication of its primary structures, the family in particular, because without the family there is no context for socializing children and thus for perpetuating the culture. This requires that enough people make certain minimal sacrifices and contributions. […] The moral codes and norms of culture encourage people (sometimes through psychological rather than material reward and punishment) to pursue social ends at the same time that they follow their own personal desires. This is the genius of culture: to reconcile individual with group goals. […] manhood ideologies [viz. machismo, agb] always include a criterion of selfless generosity, even to the point of sacrifice. Again and again we find that “real” men are those who give more than they take; they serve others. Real men are generous, […]. Manhood therefore is also a nurturing concept, if we define that term as giving, subventing, or other-directed.”

Naast het ontwikkelen van de eigen kwaliteiten en de zorg voor zichzelf, is het juist dit maatschappelijke handelen (“to give back to others”) dat in alle mogelijke samenlevingen het meeste ‘respect’ (waardering) oplevert. Zo be-vestigt ook Sennett in zijn studie naar dit fenomeen van respect, dat feitelijk de keerzijde van ‘beschaming’ is: “[To give back to others] is perhaps the most universal, timeless, and deepest source of esteem for one’s character.” (Sennett 2004: 64).

Het zal duidelijk zijn dat de eretitel van macho niet bij de Curaçaose delin-quente jongere past. Het kan hier echter niet de bedoeling zijn om wat in het dagelijks spraakgebruik gangbaar is te trotseren. Wél is het van belang om het voorgaande mee te nemen in het beantwoorden van de vraag of het ge-welddadige en bandeloze ‘machogedrag’ – zonder zorg voor (bij)vrouwen en

A.G. BROEK PAGINA 31

Page 34: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

voor kinderen - eigen is aan ‘de’ (Afro-)Curaçaose cultuur. Stappen de Cura-çaoënaars al eeuwenlang uit het wereldwijde patroon?

Curaçao zou ongetwijfeld de goed onderbouwde studie van Gilmore hebben gehaald indien de vraag bevestigend beantwoord kon worden. Het antwoord op deze vraag kan - ook los van Gilmore - met een grote stellig-heid zijn: nee! Zonder de uitzonderlijke omstandigheden van de slavernij te bagatelliseren of te ontkennen, kan wel degelijk gesteld worden dat de Afro-Curaçaose samenleving geen geschiedenis kent van een uitzonderlijk geweld-dadige wijze van omgaan met elkaar als bijzondere realisatie van ‘mannelijk-heid’. Het eiland kent al evenmin een geschiedenis van bandeloze omgang van polygame mannen met talrijke (bij)vrouwen en een verwaarlozing van afhankelijke kinderen.

Het vermaledijde gedrag mag geen lange traditie kennen, het doet zich na-drukkelijk wél voor op het eiland en wordt ‘geëxporteerd’ naar Nederland. In toenemende mate heeft zich dit gedrag de afgelopen drie, vier decennia gemanifesteerd. Tevens is inmiddels wel bekend, dat het bij Afro-Curaçaoë-naars geconstateerde ‘machogedrag’ als zodanig geen strikte cultuurbegren-zing tot het eiland of, geïmporteerd, tot het Koninkrijk der Nederlanden kent. Bij grote sociale (sub)groepen elders kreeg c.q. krijgt dit specifieke ‘ma-chismo’ een overeenkomstige gewelddadige invulling. Ook Bovenkerk (2003b: 185) merkt op dat de Curaçaose macho weinig van doen heeft met de oorspronkelijke en maatschappelijk constructieve invulling van deze wijd-verspreide vorm van mannelijkheid. Onder verwijzing naar onder meer stu-dies van Anderson (1999) en Bourgois (1996), constateert Bovenkerk met recht: “Hun habitus heeft alles [uitstaande] met de bravoure van het zwarte getto dat in Amerika door een reeks etnografen zo goed is beschreven.”

Het een en ander impliceert overigens niet, dat het eilandelijke samen-leven in de loop van de eeuwen geen voorwaarden zou genereren, die het bandeloze en gewelddadige machogedrag van de afgelopen decennia heeft bevorderd. Het is echter zaak te voorkomen dat onder het vaandel van ‘cul--tuurverschillen’ specifiek (gewelddadig) gedrag als wezensvreemd aan onze eigen cultuur wordt weggezet. Als problematisch ervaren gedrag kan moei-zamer oplosbaar lijken door het als uniek te koppelen aan een specifiek an-dere, meer of minder omvangrijke, sociale of culturele entiteit.

Kortom, gaat het eigenlijk wel over iets fundamenteel anders dan waarmee de gemiddelde Nederlander vertrouwd is, wanneer we het hebben over: respect, prestige, schande, eer en eerwraak, gezichtsverlies, stoer doen, machogedrag, bravoure, aanzien, eerbied, mannelijke moed en vermetelheid, waardigheid, enzovoorts? Hier wordt betoogd dat we met het model van (geloochende) schaamte veel meer dan op het eerste gezicht voor mogelijk wordt gehou-

A.G. BROEK PAGINA 32

Page 35: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

den, gedrag en handelen kunnen begrijpen en verklaren, dat als cultuurbepaald of in an-dere zin afwijkend wordt genoemd.

Met Kwame Anthony Appiah (2006: xxi) ben ik van mening: “The foreign-ness of foreigners, the strangeness of strangers: these things are real enough. It’s just that we‘ve been encouraged, not least by well-meaning intellectuals, to exaggerate their significance by an order of magnitude.” Er is ruim-schoots aanleiding voor verbazing over wat wij delen met immigranten, al dan niet met een criminele staat van dienst. We slepen nog te veel de erfenis met ons mee, die etnografen verzamelden op hun langdurige en inspan-nende reizen naar exotische volkeren. Die reizen moesten de inspanningen waard zijn. “So, naturally, the ethnographer didn’t usually come back with a report whose one-sentence summary was: they are pretty much like us.” (ibid.: 14). Hier wordt getracht dit accent wel aan te brengen. Het spreekt dat verschillen niet op voorhand worden ontkend maar ze dienen evenmin om aanhoudende scheiding tussen groepen mensen als noodzakelijk en ono-verbrugbaar neer te zetten.

Hier wordt, zo zal duidelijk zijn, voorbijgegaan aan de vraag of cultuurver-schillen gerespecteerd dienen te worden vanuit een meer of minder strikt aangehangen cultureel relativisme. Het cultuurrelativisme is niet alleen een in zich ernstig tegenstrijdige wijze van denken, daar het ons dwingt om te into-lerantie te tolereren. “[E]lke aanranding van de meest fundamentele mensen-rechten [kan] in beginsel met een beroep op de eigen cultuur worden goed-gepraat,” zoals Von der Dunk (2001: 157) het stelde, waarop hij vervolgde: “Niet alle culturen zijn evenwel gelijkwaardig. Mensen zijn gelijkwaardig, en daarmee zijn culturen die deze fundamentele gelijkwaardigheid ontkennen, dat per definitie niet.”

Hiermee wordt het cultuurrelativisme rigoureus opzijgezet, maar bo-venal zou duidelijk moeten zijn dat het Westerse, i.c. Nederlandse samenle-ven, voor allen die daarvan deel uitmaken, ondubbelzinnig is ingericht naar de beginselen van de democratische rechtstaat. “Er is een verplichting om de vrijheden en rechten te handhaven die voor iedereen gelden, voor nieuw-komers en gevestigden gelijkelijk.[…] De gevestigde Nederlanders zijn aan de nieuwelingen niets meer verschuldigd dan aan elkaar. En ook niets min-der. Dat is genoeg.” (De Swaan 1999: 260-62) De eisen die gesteld mogen worden, zijn evident, de rechten die gelden niet minder. Het zal niet verba-zen, dat bij een dergelijke overtuiging ‘positieve tolerantie’ geen pas geeft. Nieuwe participanten in de Nederlandse samenleving, zo zou in een beeld-spraak gesteld kunnen worden, dienen een drempel te leren nemen en daar-

A.G. BROEK PAGINA 33

Page 36: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

bij, in zoverre überhaupt noodzakelijk, geholpen moeten worden, de drem-pel dient echter niet weggenomen te worden.

“Waarom,” zo benadrukt De Swaan, “zouden Nederlanders elkanders gewoonten en ideeën koesteren? Dat is toch nergens voor nodig. Ze hebben elkaars rechten te waarborgen. Dat volstaat. […] Ik hoop dat de nieuwe Ne-derlanders zich niet laten opsluiten in hun etnisch hok, dat ze zich niet laten verbijzonderen en bevoogden.” (ibid., 263, vgl. in lijn met De Swaan en zeer gedetailleerd onderbouwd D’Souza 1995) Oorspronkelijk werd deze opvat-ting reeds in 1985 nadrukkelijk door De Swaan in de discussie over de ‘mul-ticulturele samenleving’ aangedragen en in dezen werd hij ook wel gesteund, b.v. door de arabist Brugman (zie zijn verzameling essays, Brugman 1999). Deze overtuiging heeft de daarop volgende vijftien jaar echter een uitgespro-ken ondergeschoven positie gekend.

Kritiek op het cultuurrelativisme is er overigens al decennia12. Het cul-tuurrelativisme is sowieso nooit wereldwijd onderschreven. In tegendeel, bij voorbeeld de Islamitische en Chinees Aziatische beschavingen hebben nooit gemeend ‘gelijk’ te zijn aan de Westerse beschaving maar zijn ervan over-tuigd (gebleven) daar superieur aan te zijn (Huntington 2002: passim). Toch is het cultuurrelativisme ongetwijfeld een uitgesproken dominante gedachte-gang geworden na de Tweede Wereldoorlog in de Westerse samenlevingen. Eerst de afgelopen jaren wordt er steeds feller uitgehaald naar dit relative-rende gedachtegoed, wat gepaard kan gaan – o.a. in de invloedrijke landelijke dag- en weekbladen - met een pleidooi voor een positievere benadering van de Westerse cultuur en de verworvenheden van de democratische recht-staat13.

Hier wordt de vraag naar de mate waarin met de ‘eigendommelijk-heid’ van (relatieve) nieuwkomers rekening gehouden moet worden, beant-woord met het – hierboven - instemmend citeren van De Swaan. Hij is stel-lig niet meer een roepende in de woestijn. “De allochtoon met heel zijn geestelijk hebben en houden,” zo wordt anno 2006 veel nadrukkelijker ver-kondigd en onderschreven dan twintig jaar geleden, “wordt uitgenodigd deel te nemen aan de Nederlandse samenleving. […] Dat vergt aanpassing. Maar die aanpassing vraagt cultureel gezien tijd en hoeft overigens niet verder te gaan dan wat de wet nu eist (en de aanvaarding van de strikte handhaving daarvan). Waarom zouden we meer vragen dan de wet eist?” (Harinck en Klink 2006: 292; zie ook Wienen, Burg en Klink 2003).12 Zie Lemaire 1976, waarin ook zeer uitgebreid over het ontstaan van het cultuurrelativisme en de verdere ont-wikkeling ervan; de kritiek wordt over de jaren met regelmaat herhaald, zoals door De Swaan en Brugman, en in de context van de hier besproken Antilliaanse casus door Broek 1994.13 Zie o.a. Cliteur 2002 en 2004, Elian 2005, Emmer en Wansink 2005, Heijne 2005, Verbrugge 2004. Meer of minder nadrukkelijk zijn dit bijdragen in de discussie over de ‘clash of civilizations’, waaran Huntington (2002) de meest spraakmakende bijdrage leverde. Voor de door hem onderscheidende kenmerken van de Westerse beschaving, zie Huntington 2002: 69 ff.

A.G. BROEK PAGINA 34

Page 37: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

Kortom, de Nederlandse democratische rechtsstaat is ‘de alfa en ome-ga’14. Dit impliceert dat op een of meerdere cruciale punten er tussen, bij voorbeeld, de religieus-Islamitische ideologie en de moderne Nederlandse democratische rechtsstaat, indringende wrijfpunten zijn. In dezen moet meer in het bijzonder gedacht worden aan de verhouding man – vrouw, het strafrecht en de godsdienstvrijheid (zie Wienen, Van de Burg en Klink, 2003; voor wereldwijde spanningsvolle verbanden zie Huntington 2002). “Het is geen uitgemaakte zaak,” zo meent de redactie van een speciaaluitga-ve over religie en geloven in de huidige Nederlandse samenleving, “dat de spanningen tussen dergelijke opvattingen en de opvattingen die zijn neerge-slagen in onze rechtsstaat zullen kunnen worden opgelost.” (Borgman, Van den Brink en Jansen 2006: 29). De richtlijn voor de oplossing – al zal die niet als zodanig door alle actoren als zaligmakend worden ervaren15 – ligt er echter wel, i.c. het Nederlandse democratische rechtsbestel en de aanvaar-ding van de handhaving ervan.

Kennis van ‘allochtone’ of ‘autochtone’ culturele of sociale eigendommelijk-heden kan daarentegen wel uitgesproken instrumenteel zijn in het stroom-lijnen van gedrag en handelen dat niet in overeenstemming is met de rechten en plichten van deze democratische rechtsstaat. Hierbij wordt aangetekend, terugkoppelend naar wat hiervoor al werd geconcludeerd, dat eigendomme-lijkheden bepaald minder cultuurgebonden kunnen blijken te zijn dan wij dikwijls veronderstellen of wensen. In dezen is het schaamte fenomeen een alleszins tastbaar voorbeeld.

Zonder het gedachtegoed van Huntington (2002) onvoorwaardelijk over te nemen, kan wel met hem worden geconstateerd, dat “peoples in all civilizations should search for and attempt to expand the values, institutions, and practices they have in common with peoples of other civilizations” (ibid: 320). In deze zoektocht naar overeenkomsten (commonalities) moet het emotio-nele huishouden van mensen in de verschillende beschavingen nadrukkelijk worden meege-nomen. Het veelkoppige fenomeen van (geloochende) schaamte is ongetwijfeld een ‘commo-nality’, een wereldwijde overeenkomst tussen mensen in alle onderscheiden beschavingen.

14 “One may be reminded of an old story from the days of colonial India. A British officer who was trying to stop a suttee was told by an Indian man. ‘It’s our custom to burn a widow on her husband’s funeral pyre.’ To which the officer replied, ‘And it’s our custom to execute murderers.’” Ontleend aan Appiah (2006: 25) in een discussie over relativism; vgl. ook Appiah 2006: 153: “Still, if people really do think some people don’t matter at all, there is only one thing to do: try to change their minds, and, if you fail, make sure they can’t put their ideas into action.”15 Binnen een Westerse samenleving als de Nederlandse is dit een nastrevenswaardig en m.i. zeer noodzakelijk doel, maar hiermee wordt stellig niet gesuggereerd dat dit ook op voorhand dient te geschieden buiten de Westerse be-schaving. Hoe overtuigd wij ook mogen zijn van ons gelijk, het moet inmiddels duidelijk zijn dat waarden van de Wes-terse rechtsstaat en democratie niet als ‘universeel’ worden ervaren in andere beschavingen. In tegendeel, enigszins ge-chargeerd stelde Huntington (2002: 184) met recht: “What is universalism to the West is imperialism to the rest.”

A.G. BROEK PAGINA 35

Page 38: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

7. (GELOOCHENDE) SCHAAMTE

“Misschien is het allemaal niet waar. Misschien had niets een bete-kenis, had alles net zo goed anders kunnen gaan. Zijn het maar lij-nen die ik trek van de ene gebeurtenis naar de andere om de zin er-van te begrijpen.”

Jan Wolkers, Terug naar Oegstgeest. Amsterdam, 1965

“Waarom hebben we zo’n krankzinnig goed geheugen voor vernederingen?” is een vraag die Draaisma, hoogleraar geschiedenis van de cognitieve psy-chologie, wel stelt maar in het betreffende essay eigenlijk niet beantwoordt. Dat is geen bezwaar, daar het hem te doen lijkt te zijn om een nadere invul-ling van de onuitwisbaarheid van deze specifieke ervaringen van vernedering – wat wij hier beschaming noemen – en het gevolg: schaamtegevoelens.

“Vraag iemand,” zo vervolgt hij, “of hij zich een moment voor de geest kan halen waarop hij zich vernederd voelde en je krijgt een verslag dat zo gedetailleerd, zo grafisch is, dat het lijkt alsof het geheugen daar een af-zonderlijk register van bijhoudt. Krenkingen worden bijgeschreven met onuitwisbare inkt. Ze verjaren nooit. Bij het ouder worden reizen ze mee in de tijd, zodat er nooit meer dan een etmaal lijkt te liggen tussen de ge-beurtenis en de herinnering.” (Draaisma 2002: 54)

Of zijn opmerking over de onuitwisbaarheid wel helemaal juist is, valt nog te bezien, maar dat beschaming gevoelens teweeg brengt, die uitgesproken pijnlijk zijn, staat buiten kijf: “painful regardless of mode, motive, quantity, or causal clarity,” zo benadrukken Williams en Zadro (2005). De ervaring van het kleineren door afwijzen brengt een pijn teweeg, die ten dele hersen-functies aan het werk zet, die ook bij fysieke pijn actief zijn. Eisenberg, Lie-berman en Williams (2003: 291) hebben door onderzoek moeten constate-ren, dat een specifiek hersengebied in het bijzonder actief is om zowel fysie-ke als sociale pijn (i.c. schaamte) te verwerken.

“[T]he anterior cingulate cortex (ACC) is believed to act as a neural ‘alarm system’ or conflict monitor, detecting when an automatic re-sponse is inappropriate or in conflict with current goals. […] Not sur-prisingly, pain, the most primitive signal that ‘something is wrong’, activ-ates the ACC […] More specifically, dorsal ACC activity is primarily as-sociated with the affectively distressing rather than the sensory compo-nent pain […]”

Kortom, zo vat Hartling (2005: 3) samen: “Just as we are wired to respond to and anticipate the physical pain of touching a hot stove, we are wired to respond to and anticipate the social pain of humiliation.”

A.G. BROEK PAGINA 36

Page 39: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

Dergelijke ‘krenkingen van het zelfbeeld’ blijken we - dientengevolge (?) - zorgvuldig en gedetailleerd en zeer langdurig op te slaan. “Waar het verstrij-ken van de tijd bij minder emotionele herinneringen nog wel eens een zeke-re stilering aanbrengt, draaien krenkingen als evenzovele vroege lumières voor de projector van ons geheugen langs.” (Draaisma 2002: 56). Zelfs de gevoelsuiting die de krenking bij de beschaamde veroorzaakte, zou onver-slijtbaar zijn: “Ook na een afstand van een halve eeuw of langer kan iemand [vanwege een vernedering] nog trillen van woede […].” (ibid.: 56) Welke ge-voelens beschaming ook met zich mogen meebrengen, kenmerkend is in ie-der geval juist de emotie die Draaisma hier noemt: woede – waarover uitge-breider hierna.

Niet alleen introspectie als die van Draaisma, maar ook onderzoek wijst onomstotelijk op duurzaamheid alsof de ervaring van afwijzing en klei-nering in marmer wordt gegraveerd. “In an exploratory study […] I found that those with high scores on the scale [van de ‘humiliation inventory’, agb] described their experiences of humiliation as if it had happened yesterday, even though the experience may have occurred many, many years in the past. Their experiences remained painfully fresh and vivid in their minds.” (Hartling 2005: 1)

Draaisma, zich een alleszins vernederende scène uit z’n jeugd herinne-rend, wijst tenslotte op nog een kenmerkend aspect van beschaming. “Je ziet jezelf. […] Wie zich vernederd voelt, ziet zichzelf prompt van buitenaf. [De] gebeurtenis ligt ook nog eens opgeslagen als een registratie van buitenaf. Op die opname staat vastgelegd hoe anderen – denk jij – naar jou keken toen je dit overkwam.” (Draaisma 2002: 56; zie ook De Swaan 1996: 69, hiervoor geciteerd; alsmede Katz 1999: 145 ff). Hieraan mag beslist worden toege-voegd, dat de krenking het uitgesproken onaangename schaamtegevoel te-weegbrengt, juist daar de ander of de anderen meer of minder nadrukkelijk een rol van enig belang spelen in het leven van de gekrenkte. De psycholo-gen Tangney en Dearing (2004: 140) stellen met recht dat “that person [die krenkt, beschaamt] is almost invariably someone with whom we are closely affiliated or identified (e.g. a family member, friend, or colleague closely as-sociated with the self). We experience shame because that person is part of our self-definition.”

In Draaisma’s ervaring van heftige beschaming betrof het de teamlei-der en zijn teamgenoten van de damclub waarvan hij lid was: hij voelde zich ongetwijfeld verbonden met deze mensen en identificeerde zich in sterke mate met hen. Kortom, beschaming bestaat bij de gratie van een ‘referentie-punt’ waarmee de beschaamde zich identificeert: “a person [that] is part of our self-definition”. Meer dan eens zal dat een zgn. ‘significant other’ zijn,

A.G. BROEK PAGINA 37

Page 40: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

maar dit is stellig niet een voorwaarde om de pijnlijke schaamte-ervaring te bewerkstelligen (zie Williams en Zadro 2005).

Het is hier de plaats om te wijzen op het gegeven, dat een ‘significant other’ niet per definitie deze rol voor iemand bewust vorm en inhoud geeft of zich überhaupt altijd bewust is deze rol invulling te geven voor iemand. In het verlengde van deze constatering moet gesteld worden dat in geval van beschaming van iemand door een voor hem of haar ‘significant other’ ook niet per se geldt dat hij/zij altijd (doel)bewust wordt beschaamd. Tenslotte dient nog te worden aangegeven, dat een belangwekkend ‘referentiepunt’ niet per se een persoon behoeft te zijn, maar ook een groep, een organisatie of zelfs een grotere sociale – b.v. religieuze - eenheid kan zijn, maar ook – al zullen hierin steevast mensen een rol van betekenis spelen - een (ideologi-sche) abstractie als ‘God’ of ‘Allah’ of ‘the great American dream’ of ‘el Lí-der (Fidel)’. Waar het om gaat is dat, zoals hierboven reeds gesteld, bescha-ming pas zal kunnen optreden indien er sprake is van een actor die “part of [one’s] self-definition” is.

Tenzij op enigerlei wijze (neurologisch) gemankeerd, heeft ieder mens een potentieel van zes primaire emoties: vrees, verbazing, vreugde, verdriet, woede, weerzin/walging. “These emotions - [fear, anger, disgust, surprise, sadness, and happiness] – are easily identifiable in human beings across sev-eral cultures and in non-human species as well. The circumstances that cause the emotions and pattern of behaviours that define the emotions also are quite consistent across cultures and species.” (Damasio 2003: 44-5; vgl. Breeuwsma 2004: 126) Schaamte behoort niet tot de zes basisemoties, maar tot de zgn. ‘social emotions’, waartoe ook onder meer ‘guilt, pride, jealousy, envy, gratitude, admiration, indignation’ (Damasio 2003: 45) behoren. Even-min als de primaire emoties zijn laatstgenoemde uitsluitend beperkt tot men-sen (waarover o.a. De Waal 2005), maar ze zijn stellig niet van dezelfde orde als de primaire of basisemoties. In hoeverre de twee emoties die hier cen-traal staan, ook bij dieren voorkomen, is vooralsnog zeer de vraag, waardoor schuld en schaamte wel een heel bijzondere plaats innemen in ons menselijk emotionele huishouden. “Ik ken,” zo merkt De Waal op in een gesprek met Spiering, “eigenlijk maar twee emoties die misschien uniek menselijk zijn. Allebei zijn heel cognitief en hebben veel te maken met zelfbewustzijn. De ene is schuldgevoel en de andere is schaamte.” (NRC, 18 januari 2006)

Breeuwsma (2004: 128) weet het onderscheid tussen de basisemoties en de cognitief bemiddelde emoties helder en kort te omschrijven.

“De basisemoties hebben een sterk alles-of-niets karakter, waarbij de fy-sieke reactie de geest veelal te snel af is. Andere emoties staan echter wel degelijk onder invloed van het denken. Emoties zoals schaamte en schuld,

A.G. BROEK PAGINA 38

Page 41: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

maar ook trots, verlegenheid, afgunst, jaloezie en liefde worden cognitief bemiddeld en lenen zich voor culturele variatie. Ze hebben evenals de ba-sisemoties een aangeboren component, maar staan veel sterker onder in-vloed van leerprocessen, traditie en cultuur.”

Om over schaamte te spreken in termen van een ‘sociale’ emotie is alleszins verdedigbaar. Hoezeer ieder zelf – al dan niet door een aangeboren compo-nent - een aandeel in het uitgesproken ellendige gevoel kan hebben en heeft, beschaming en het resultaat schaamte zijn toch vooral iets dat mensen elkaar aandoen. Hierop wordt door Goudsblom (1997) met recht nadrukkelijk ge-wezen: ‘schaamte is sociale pijn’. Scheff en Retzinger (2001: 65) zijn in dezen niet minder beslist:

“Unlike other emotions, the primary characteristic of shame is that it is al-ways social: it involves the simultaneous involvement between self and other, concern about other’s images of oneself. The context for shame is a message perceived to involve separation (or threat of separation) and in-jury to self: insult, rejection, rebuff, disapproval, unrequited love, betrayal, unresponsiveness, disrespect, and the like. Shame is intricately connected with social separation and threats of abandonment – responses to aliena-tion from others.”

Voor beschaming van iemand is feitelijk één ander persoon voldoende en dan meer in het bijzonder een belangwekkende ander, zoals hiervoor reeds werd opgemerkt.

In de beleving van de beschaamde zijn echter dikwijls meer personen in het spel en feitelijk is dit ook doorgaans zo. De Ernst ontstaat, zo vat Katz (1999: 151) samen, “[in] being before the community without being part of the community”. Beschaming kan zelfs een uitgesproken collectief en ritueel karakter hebben. Hiertoe hoeven we niet naar culturen met een ‘erecode’ te kijken, maar is een ‘openbare schuldbelijdenis bij een moetje’ (d.w.z. een hu-welijk genoodzaakt door zwangerschap) in de gereformeerde zuil tot eind ja-ren vijftig van de vorige eeuw een alleszins luisterrijk maar bovenal zeer pijnlijk voorbeeld, waarover Amelink (2001) uitgebreid verhaalt.

“Leo van Vessem (1916) uit Haarlem vertelt over zijn moeder, die in de jaren tien [van de 20ste eeuw] ongehuwd zwanger raakte en dus schuld-belijdenis moest doen voor ze in de kerk kon trouwen: ‘Haar hele leven heeft in het teken gestaan van die verschrikkelijke gebeurtenis. Ze gunde zichzelf geen enkel pleziertje; haar zondigheid was haar zo ingeprent, dat ze zich al schuldig voelde als ze iets lekkers bij de koffie nam.’” (Amelink 2001: 52).

Wat een ‘openbare schuldbekentenis’ heette, is feitelijk een openbare be-schaming, waarvan het resultaat geen schuldgevoelens maar ernstige schaamtegevoelens is, die een leven lang beschaamden kunnen terroriseren.

A.G. BROEK PAGINA 39

Page 42: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

“Dergelijke beschamingsrituelen,” zo constateert Goudsblom (1997: 18-9), “[zijn] alleen daar effectief waar voor de beschaamde persoon geen uitweg bestaat: geen andere gemeenschap waarin hij zijn toevlucht kan zoe-ken noch enige hogere instantie die hem bescherming kan bieden. Naarmate dit soort besloten gemeenschappen wordt opengebroken, vermindert ook de levensvatbaarheid van deze beschamingsrituelen.” Dit is in principe wel juist geconstater maar voor de betreffende persoon die uitbreekt, dient wel een andere gemeenschap klaar te staan en bereid te zijn om hem of haar op te nemen. Aan afwijzing (beschaming) is feitelijk alleen te ontsnappen door elders acceptatie te vinden, anders is de afwijzing alsnog succesvol en zullen de consequenties er naar zijn. Maar zelfs al zou men aan het ‘beschamingsri-tueel’ weten te ontsnappen, dan nog heeft de afwijzing door de sociale groep waarbij men zich geborgen voelde, plaatsgevonden.

Het is op dit punt dat een constatering van Van San (1998: 187), die hierbo-ven werd geciteerd, aan zeggingskracht wint: “Het ontbreekt [de geweldda-dige criminele jongeren] aan andere mogelijkheden doordat zij geen toegang hebben tot andere netwerken en referentiekaders.” Of, zoals Levitt en Dub-ner (2006: 105) het luchtig maar daarom niet minder ernstig constateren:

“To the kids growing up in a housing project on Chicago’s south side, crack dealing was a glamour profession. For many of them, the job of gang boss –highly visible and highly lucrative – was easily the best job they thought they had access to. Had [the Afro-American crack dealers] grown up under different circumstances, they might have thought about becoming economists or writers.”

Voor het reguliere handelen van alledag (al dan niet crimineel van aard) is het een enorme opgave om aan de invloed van de directe omgeving te ont-snappen. Zo min is het voor wie dan ook eenvoudig te ontsnappen aan vor-men van beschaming door de omgeving waarbij men zich geborgen meent en die onvermijdelijk wordt ervaren als belangwekkend referentiepunt.

Op de afwijzing als zodanig dient nader te worden ingegaan. Deze heeft fei-telijk een bijzonder karakter of wordt als zodanig ervaren door de be-schaamde. Draaisma expliciteerde dit niet, maar impliceerde het wel degelij-ke: de ervaring die hij zich als ‘beschamend’ herinnerde uit zijn jeugd, is juist zo duurzaam gebleken, daar het, in zijn beleving, om een totale afwijzing van hemzelf als persoon betrof en niet slechts een afwijzing van een speci-fiek handelen of gedragskenmerk van hem. De beschaming van de moeder van Van Vessem trof en omvatte – al dan niet exclusief in haar beleving - de vrouw in haar geheel en raakte stellig niet slechts een in tijd en plaats gebonden kortstondig (seksueel) handelen van haar. “The experience of

A.G. BROEK PAGINA 40

Page 43: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

shame,” stelde Lewis (1971: 30) heel beslist, “is directly about the self, which is the focus of evaluation.” Het gaat bij beschaming c.q. schaamte niet om een ervaring van kritiek op handelen maar om de ervaren afwijzing van de persoonlijke identiteit als zodanig. “Shame is about the whole self.” (ibid.: 40) Dit zorgt voor “intensely painful feelings [that] do not appear to steer people in a constructive, moral direction. Such intense moral pain about the self cuts to our core, exacting a heavy ‘penance’ perhaps. But rather than motivating reparative action, shame often motivates denial, defensive anger and aggression.” (Tangney en Dearing 2004: 2)

Strikt genomen kunnen beschamingspraktijken onderkend worden, waarvan het eenmalige karakter al voldoende is om mensen voor het leven te tekenen (zoals bij de moeder van Van Vessem). Het behoeft echter geen betoog dat aanhoudende beschaming (b.v. bij vormen van pesten op school of van relationeel geweld naar vrouwen of van discriminatie vanwege etnici-teit) of de dreiging van aanhoudende afwijzing (zoals bij de moeder van Van Vessem) een vernietigende uitwerking hebben, waarvan de reikwijdte niet gemakkelijk overschat kan worden. “The repeated experiences of shame,” zo geven Tangney en Dearing (2004: 60) aan, zullen in ieder geval ongunsti-ge uitwerking hebben op “one’s overall evaluation of the self”, op de invul-ling in ongunstige zin van iemands gevoel van eigenwaarde. De consequen-tie hiervan is, dat het ervaren van handelen van derden als beschamend of potentieel beschamend voor de betreffende persoon weer vergroot. Een neerwaartse spiraal dreigt: “[F]eelings of shame engender low self-esteem and, in turn, low self-esteem results in a vulnerability to feelings of shame” (ibid.: 60) enzovoorts.

Het zeer pijnlijke samenballen van verdriet, angst en woede om (de dreiging van) absolute sociaal-emotionele afwijzing – zeker wanneer dit een langdurige ervaring is - vertaalt zich, meer of minder bewust, in aanhouden-de inspanningen om niet opnieuw in de situatie terecht te komen waarin de beschaming zou kunnen plaatsvinden. Alvorens hierop nader in te gaan, be-hoeft het smartelijke karakter van het beschamen verdere onderbouwing.

Beschaming is niet alleen zo pijnlijk omdat de schaamte-ervaring behelst dat het om de emotionele en sociale afwijzing van ‘de totale ik’ gaat, maar juist ook omdat een van de primaire levensbehoeftes tot diep in de wortel wordt aangetast. Het betreft hier ‘the need to belong’: de behoefte zich duurzaam gebor-gen te weten. In hun gezaghebbende publicatie over de fundamentele behoefte aan ‘belongingness’ formuleren Baumeister en Leary (1995: 497) hun hypo-these als volgt:

“[Human beings] have a pervasive drive to form and maintain at least a minimum quantity of lasting, positive, and significant interpersonal rela-

A.G. BROEK PAGINA 41

Page 44: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

tionships. Satisfying this drive involves two criteria. First, people need frequent, affectively pleasant interactions with a few other people, and, second, these interactions must take place in the context of a temporally stable and enduring framework of affective concern for each other’s wel-fare.”

De auteurs concluderen uiteindelijk na zeer gedetailleerd (literatuur)onder-zoek, dat deze behoefte een uitgesproken essentiële behoefte is en praktisch nauwelijks onderdoet voor de behoefte aan voedsel. “We suggest that be-longingness can be almost as compelling a need as food and that human cul-ture is significantly conditioned by the pressure to provide belonging-ness.”(ibid. 498)16

Het is absoluut noodzakelijk zich geborgen te weten bij enkele men-sen door constructief-affectieve banden en naar verwachting duurzaam. Be-schaming wordt, zo moet duidelijk zijn geworden, juist daarom zo’n pijnlijke ervaring, omdat het de kern van ‘belongingness’ aantast (zie ook bijdragen aan Williams, Forgas en Von Hippel (red.) 2005). Aanhoudende emotionele en sociale afwijzing scheurt het zich geborgen weten volledig aan flarden.

Niemand zit te wachten op dergelijke ervaringen van algehele afwijzing van ‘wie’ men is. Dientengevolge zal, na een eerste ‘kennismaking’ met een der-gelijke afwijzing, iedereen zich inspannen om een dergelijk pijnlijke ervaring niet opnieuw mee te maken. Daartoe staan mensen een beperkt aantal mid-delen ter beschikking. Hiertoe behoren primair het in alle opzichten ‘voor-komend’ (onderdanig, nederig, gedwee, meegaand, ootmoedig, kruiperig, in-schikkelijk) optreden, opdat beschaming wordt voorkomen - zie in dezen met name onderzoek van Williams (2001), waarover ook Twenge et al. 2001: 1058-9.

Indien beschaming door eigen handelen wordt opgeroepen of ook maar in eniger mate dreigt, is een geijkte handelwijze het zwijgen en aan de beschaming zo spoedig mogelijk trachten te ontsnappen, dan wel het in alle toonaarden ontkennen van het betreffende handelen, dan wel de eigen ver-antwoordelijkheid en/of betrokkenheid en/of de consequenties ontkennen, buiten zichzelf plaatsen (externaliseren) en op z’n minst heel sterk bagatelliseren17. In ieder geval wordt het nemen van ‘eigen verantwoordelijk-16 In de geschiedenis is een van de dominante wijzen om ‘belongingness’ vorm en inhoud te geven de meer of minder geïnstitutionaliseerde religies: ‘the need to belong may be a more compelling factor than the need to believe.” (Baumeister en Leary 1995: 522; zie Stark en Bainbridge 1985, Kirkpatrick en Shaver 1992).17 Het een en ander neemt niet weg, dat er ook, in de woorden van Harchaoui (2001: 109), rekening gehouden moet worden met de leerschool van alledag waar het, bij voorbeeld, ‘ontkennende’ Marokkaanse delinquenten betreft: “Naar mijn mening moet de verklaring voor ‘ontkennen’door de huidige generatie Marokkaanse verdachten eerder worden gezocht in de toegenomen kennis van en inzicht in (mede door de hoge recidive) strafrechtelijke praktijken. Wat dat betreft integreren zij ook op dit punt. Advocaten wijzen hun cliënten in afwachting van de te bepalen procest-actiek bovendien vaker op hun recht tot zwijgen.” In dezen wordt Harchaoui ondersteund door de resultaten van een kleinschalig verkennend onderzoek van Kleijer-Kool (2006).

A.G. BROEK PAGINA 42

Page 45: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

heid’ een nagenoeg onmogelijke opgave. Gevoelens van schaamte hebben een dusdanig boosaardige uitwerking op het ‘zelf’ en de ‘eigenwaarde’, dat in voorkomende gevallen “[a] coping strategy – and one [likely] to be effective, at least in the short run – is to turn the tables and shift the blame outward. Blaming others (instead of the self) can serve an ego-protective function.” (Tangney en Dearing 2004: 92; zie ook Osherson, p. 110 ff.)

Niet alleen is “a tendency to project blame outward” kenmerkend voor handelen dat door schaamte wordt gestuurd, maar meer in het alge-meen zijn vormen van agressie dit18. “Contrary to folk wisdom,” merken Tangney en Dearing (2004: 110) met recht op, “feelings of shame actually provoke other-directed anger, rather than inhibiting anger and aggression.” Beschaming houdt individuen sociaal of wettig wel min of meer in het gareel wanneer er geen ontsnappen mogelijk is (zie hiervoor). Emotioneel vormt het beschamen hoegenaamd de brandstof voor agressie. Indien die ‘ont-snappingsmogelijkheden’ er wel zijn dan zal die agressie ook tastbaar wor-den, overwegend niet naar ‘binnen’ gericht zijn (zoals bij de moeder van Van Vessem) maar naar ‘buiten’. Schaamtegevoelens motiveren “to strike back or lash out at others,” zoals Tangney en Dearing (2004: 169) het, na er uitge-breid op in te zijn gegaan, kort en krachtig samenvatten.

Schaamte genereert intense kwaadheid. Beschaming is zo pijnlijk en bedrei-gend, dat de aanval de beste verdediging wordt. Agressie – ervaren als ge-rechtvaardigd door de pijn die de beschaming teweegbracht - zorgt voor een gevoel dat de aangetaste ‘eigenwaarde’ enigermate wordt hersteld:

“[T]he accompanying feelings of self-righteous anger can help the shamed person to regain some sense of agency and control. Anger is an emotion of potency and authority. In contrast, shame is an emotion of the worthless, the paralysed, the ineffective. Thus, by redirecting hostil-ity, by turning their anger outward, shamed individuals become angry in-stead, reactivating and bolstering the self, which was previously so im-paired by the shame experience.” (ibid.: 93).

Of zoals de psychotherapeut Osherson (1993: 95) het begripvol stelt over een van zijn cliënten uit zijn uitgebreide praktijk:

“Tony got angry and ‘chippy’ to make himself feel more like a man. Tony’s plight illustrates one of the central dilemmas for men: the way men convert neediness and shame into their opposites – attempts to act big, tough, and aggressive. And why not? If shame disorganizes us and cuts to the core of our well-being, then anger mobilizes us, pumps us up,

18 “[T]he distinction between anger and aggression is an important one. Anger is a negative affective state – an emotion that involves an attribution of blame. Aggression (verbal or physical) is a behavioral response aimed at causing harm or distress to another.” (Tangney en Dearing 2004: 98)

A.G. BROEK PAGINA 43

Page 46: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

and helps us feel powerful and big. It can momentarily wipe out shame and sadness and neediness.”

Niet alleen uit de therapeutische praktijk is de sterke band tussen ‘agressie’ en ‘schaamte’ tastbaar geworden. Experimenteel onderzoek heeft de verbin-ding onomstotelijk vastgesteld.

In een serie van complexe experimenten hebben Twenge cum suis (2001) moeten constateren dat beschaming de directe oorzaak van agressief gedrag blijkt te kunnen zijn: “[T]hese manipulations of sociale exclusion consistently produced large and powerful increases in aggression.” Agressie wordt meer in het bijzonder gegenereerd wanneer deze afwijzing niet alleen de geldende ‘geborgenheid’ van iemand ondermijnt maar ook het duurzame karakter van het zich geborgen weten, aantast. “[T]hwarting the need to be-long, even just from telling people that decades into the future they would lack for close friends and relationships, was enough to produce powerful re-sponses.” (Twenge et al. 2001: 1067)19. Als een laboratoriumsituatie al zoveel agressie weet voort te brengen, dan mag het niet verbazen, zo benadrukken Twenge en haar medeonderzoekers met bezorgdheid, dat beschaming bui-ten het laboratorium tot “cruel, brutal, and even lethally violent reactions” kan leiden, c.q. zal leiden wanneer voornoemde ‘randvoorwaarden’ in het spel zijn.

Met het onderzoek kon tevens worden vastgesteld, dat die agressie niet gericht hoefde te zijn op de beschamende actor maar willekeurig slacht-offers maakt. “[T]he aggression we observed was apparently not a specific retaliation for the rejection. The antipathy fostered by being excluded was displaced onto other targets. Put another way, those who reject a person are not the only people in danger of becoming targets of the rejected person’s wrath.” (ibid.: 1067)

Steeds duidelijker tekent de relatie van gewelddadige agressie en schaamte zich af – een re-latie die zelfs een zeker oorzakelijk verband met zich blijkt mee te brengen. Met het on-derkennen van de primaire behoefte zich geborgen te weten wordt de aantasting van deze behoefte door beschaming een uitgesproken pijnlijk ‘ontstekingsmechanisme’ indien con-structief-affectieve banden van de beschaamde zeer beperkt zijn. Agressie zal, zo conclu-deert ook Twenge (2005), vooral plaatsvinden “when opportunities for affiliation are low”. Kortom, wanneer met de beschaming ‘affiliation’ wordt gebroken of dat met de be-schaming juist wordt gemarkeerd dat er voor de beschaamde actor geen constructief-affectie-

19 De uitwerking van beschaming lijkt uitgesproken agressief te zijn, zo bespreekt Twenge (2005), bij mensen met sterke narcistische persoonlijkheidskenmerken, zoals de actoren in de Columbine slachting. “”[T]he combination of rejection by peers and a narcissistic, grandiose view of the self seemed to be two motivating factors behind the shootings at Columbine, and possibly others acts of violence.” (zie ook Bushman en Baumeister 1998, Twenge en Campbell 2003) Kenmerkend voor een dergelijke persoonlijkheid is de zeer beperkte ontwikkeling van het empatisch vermogen, zo benadrukt ook Twenge (2005), wat een belangwekkend additioneel aspect is – zie ook hierna.

A.G. BROEK PAGINA 44

Page 47: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

ve banden meer zullen zijn, dan is er niets meer te verliezen en resteert nog de pijn20. Voeg hierbij een gemankeerd empatisch vermogen en er lijkt nog slechts geconcludeerd te mogen worden dat er dan sprake is van een criminogeen kruidvat met een uiterst explo-sief-destructieve kracht.

In een door schaamte gestuurd emotioneel huishouden (shame prone) is per definitie geen of zeer weinig ruimte voor empathie: “[S]hamed people are less inclined toward empathy – empathy that might otherwise help curb their tendency to externalise blame and lash out in anger.” (Tangney en Dea-ring 2004: 94). Schaamte maakt het feitelijk onmogelijk om zich nog in eni-gerlei mate druk te maken om de gevoelens van een ander en zorgt voor een egocentrisch handelen, opdat alle aandacht gericht kan worden op de (ver-dediging van de) eigen emotionele pijn. “[…] There are numerous empirical indications that feelings of shame actually interfere with other-oriented em-pathic responses. Rather, shame appears to set the stage for self-oriented personal distress reactions, where the individual’s focus on a distressed other is ‘derailed’ by his or her own emotional experience.” (ibid.: 89)

Moeders zoals beschreven door Van San (1998) vormen geen uitzon-dering op deze constatering. Gestuurd worden door schaamte betekent een sterke inperking van hun empatische handelen ten aanzien van hun opgroeiende kinderen. Zodoende ligt een koppeling voor de hand naar het wijdverspreide fenomeen van kindermishandeling op het eiland. Op het ge-welddadige karakter van de Afro-Curaçaose opvoeding werd jaren terug al gewezen (o.a. door Taylor 1991). Het kon sindsdien alleen maar worden be-vestigd dat bij de opvoeding de nadruk ligt “op veelal met fysieke middelen afgedwongen discipline en gehoorzaamheid enerzijds en bestraffing van mondigheid anderzijds” (Van Hulst 1997: 274). In algemene zin geldt wat Real (1998: 290) in zijn therapeutische praktijk moest constateren voor emo-tioneel gemankeerde mannen, nl. dat ‘man must first learn to cherish and take care of himself. Only then will he be equipped to value and care for others.” Schaamte vreet aan het vermogen tot empathie, vreet aan het ver-mogen om voor een ander te zorgen.

20 Dit is in lijn met en onderschrijft wat Rutenfrans jaren geleden al aanvoerde ter onderbouwing van zijn ver-klaring van de verschillen tussen mannen en vrouwen in misdaad (aantal, aard en recidive). In zijn conclusie komt hij tot de stellingen dat “[a] hoe sterker de gemeenschappelijke gevoelens en overtuigingen bij iemand aanwezig zijn, des te minder crimineel gedrag zal zij of hij begaan. [b] Hoe sterker iemand affectief is gehecht aan anderen, des te minder crimineel gedrag zal zij of hij begaan.” (Rutenfrans 1989: 290). Inmiddels heeft onderzoek naar ‘belongingness’ tastbare vorderingen gemaakt. Het lijkt mij echter niet aangetoond dat voor vrouwen “verbondenheid […] een zoveel belangrij-ker rol speelt dan bij mannen”, zoals Rijnen (2006: 95) stelt. De theorie van ‘belongingness’ (zoals ontvouwd door Bau-meister en Leary 1995; zie hiervoor) maakt een dergelijk onderscheid in ieder geval niet. Voor mannen zou, gegeven de dominantie in crimineel handelen, het netwerk van geborgenheid wel veel vaker gemankeerd kunnen zijn dan bij vrou-wen, wat als verklaringsgrond voor bedoelde verschillen zou kunnen worden aangedragen. Waarom ‘the sense of be-longing’ zo veel vaker en nadrukkelijker ontoereikend invulling krijgt bij mannen, is weer een andere vraag die gesteld zou moeten worden. Het is echter absoluut geen gegeven dat voor mannen ‘belongingness’ minder belangrijk zou zijn dan voor vrouwen.

A.G. BROEK PAGINA 45

Page 48: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

Schaamte heeft als wezenlijke ‘bijwerking’ dat het empatisch vermo-gen zeer onder druk komt te staan. Wanneer dit empatisch vermogen – door opvoeding als in het voorbeeld dan wel door, bij voorbeeld, een lange ge-schiedenis van pesten op school, sowieso slecht of vrijwel niet ontwikkeld is, kneedt dit schaamte verder tot voornoemd kruidvat.

Terugslaan of uithalen naar de ander – al dan niet degene die de beschaming teweegbracht – blijkt meer in het bijzonder heftige invulling te krijgen waar de schaamte niet of onvoldoende wordt onderkend of zelfs nadrukkelijk wordt ontkend: geloochende schaamte (unacknowledged shame) is dé voedingsbo-dem voor ernstig gewelddadig handelen.

Eerst een uitstapje. Waar schaamte wél expliciet en openlijk wordt onderkend (acknowledged) is in principe de voorwaarde aanwezig om de on-vermijdelijk opkomende woede te stroomlijnen richting een vreedzaam her-stel van de door beschaming gefrustreerde relatie. “Denying and disguising shame walls off persons from each other,” stellen Scheff en Retzinger (2001: 168), “since explicit shame cues signal the state of the bond, allowing repair when the bond is damaged. For this reason, open acknowledgement and ex-pression of shame draw people together.” Het mag niet verbazen dat Tang-ney en Dearing (2004: 171-79) geen andere mening zijn toegedaan.

Dat een dergelijk vreedzaam herstel niet gegarandeerd is, behoeft nauwelijks betoog: (de geschiedenis van) het samenleven is vergeven van zeer uiteenlopende en gewelddadige wraakoefeningen, d.w.z. vergeldings-exercities gericht op de persoon of personen die ons leed berokkend hebben door feitelijke beschaming of door als beschaming ervaren handelen. Juist waar schaamte ‘onderkend’ is, wordt een doelgericht handelen mogelijk.

Voor kunstuitingen – waaronder toneel, verhalen, sprookjes, mythen, romans, epische gedichten, schilderkunst, opera’s, films - is de onderkenning van schaamte en (zoeken naar) het gepaste wrekende handelen een schier eindeloze bron van inspiratie gebleken. Enigszins gechargeerd zou wel ge-steld mogen worden dat we juist aan het wreken van schaamte onze indruk-wekkendste kunstuitingen te danken hebben.

Het behoeft waarschijnlijk niet te verbazen dat de Bijbel, na het schep-pingsverhaal, opent met de uitzonderlijk agressieve consequenties van het beschamen door de mens van God. Zijn schaamte is de voedingsbodem voor een zeer gewelddadig handelen van Zijn kant: de mens verliest het pa-

A.G. BROEK PAGINA 46

Page 49: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

radijs21. De Bijbelboeken – met name van het Oude Testament – presente-ren een ongeëvenaarde rijkdom aan beschamingsexercities, geloochende en onderkende schaamte en de onlosmakelijke gewelddadigheden, vergel-dingsacties als oorlogen en andere vormen van min of meer vileine agressie.

Hoewel ‘wraak’, naast het gewelddadige karakter, zou worden geken-merkt door het ontbreken van een kennelijk nut (Frijda 1993), kan met meer overtuiging enkele alleszins sociale en persoonlijk functionele aspecten wor-den ontwaard, zeker waar verwantschapsverhoudingen in het geding zijn. “Wraak is zoet,” zo weet Van der Dennen (2003) aannemelijk te maken, “onder andere, omdat een geslaagde wraakactie verloren eigenwaarde com-penseert, gezichtsverlies teniet doet, een vernederd en gekrenkt ego herstelt. De woede en de verontwaardiging en de haatgevoelens staan in dienst van het herstel van het waargenomen onrecht en het afschrikken van toekomstig onrecht.” De socioloog De Swaan (1999: 46) is niet minder overtuigd: “Ie-dere mogelijkheid om iets terug te kunnen doen, om iets te kunnen wreken, kan dat zelfgevoel enigszins herstellen, als de wraak althans niet onwaardig is (en dus in de andere, de morele, orde niet opnieuw tot kleinering leidt). Wraak, maar gerechtigde wraak, kan dus iets goed maken, mensen in staat stellen hun besef van eigenwaarde te herwinnen. Men hoeft niet altijd zich-zelf te wreken: anderen kunnen wreken wat iemand is aangedaan.”

Of in emotioneel opzicht een wraakoefening steeds zo bevredigend is op den lange duur, is meer dan eens zeer twijfelachtig gebleken (zie Crom-bag 2003). Een vergeldingsactie is echter vooral ook een inspanning om de (machts)verhoudingen van vóór de beschaming (de status-quo ante) te herstel-len en als zodanig een uitdrukking van het vigerend recht en de heersende moraal in een bepaalde sociale of culturele entiteit in een bepaalde periode. Ook dit herstel behoeft niet gerealiseerd te worden of te kunnen worden, terwijl de geschiedenis ruimschoots aangeeft dat ook de ‘afschrikking’ geen waterdicht resultaat heeft opgeleverd. Desalniettemin is het beslist zinvol om met Van der Dennen (2003: 77) de vraag te stellen wat het alternatief is: “Het enige reële alternatief is nietsdoen en uitgeroeid worden. Alle bij wraakacties betrokken partijen verliezen, maar ze verliezen aanmerkelijk minder dan in het alternatieve scenario waarin een partij géén wraak neemt […] – die partij zal hoogstwaarschijnlijk op korte termijn worden uitge-roeid.”

21 In de interpretaties van het verlies van het paradijs wordt alle aandacht gevestigd op het toornige straffen door God van de mens, waarop Adam en Eva zich schamen, d.w.z. de heftige afwijzing door God ervaren, terwijl Hij als niets en niemand anders het belangrijkste onderdeel van hun zelfbeeld (self-definition) vormt. Enkele versregels in Ge-nesis (in dit rapport geciteerd bij de opening van par. 2) geven de ‘neutraliseringsmechanismen’ die kenmerkend zijn voor schaamtegevoelens. Hoewel schaamte - de angst voor verdere afwijzing door God - de eerste mensen begeleidt bij hun vertrek uit het paradijs, is het toch God die als eerste schaamte voelde. De beschaming door de mens die zijn afspraak niet nakwam met God leverde een uitgesproken gewelddadig handelen van Hem op.

A.G. BROEK PAGINA 47

Page 50: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

Van der Dennen (ibid.: 83-4) wijst er vervolgens met recht en met klem op, dat wraakoefeningen in principe in geen enkele samenleving cate-gorisch kunnen en konden worden uitgevoerd: “Er bestaan veel voorbeel-den […] [van samenlevingen] die de persoonlijk vendetta’s van hun leden niet tolereren uit angst dat de wederzijdse wraakacties kunnen escaleren en zodoende de collectieve belangen van de gehele gemeenschap schaden.” (zie ook Harchaoui 2001: 101 voor beperking van koppeling van ‘eerherstel’ met ‘geweld’). Ook wij in Nederland leven in een dergelijke samenleving die ons enerzijds aanzienlijke ruimte laat om ons persoonlijk te wreken en anderzijds het persoonlijk vergelden sterk aan banden legt en zelfs uit handen heeft ge-nomen (voor de geschiedenis achter het geweldsmonopolie zie Elias 1977). In onze huidige rechtsstaat wordt van ons verwacht dat wij als vergelding voor ons aangedaan leed het recht niet zonder meer in eigen hand nemen.

“Ten eerste heeft de staat het geweldsmonopolie. Eigen richting is verbo-den. Het gevolg is dat de dader meestal alleen door de staat kan worden opgespoord en voor de rechter gebracht. […] Ten tweede is de rol van ei-ser voor een belangrijk deel van het recht aan de staat voorbehouden. […] Dit heet het vervolgingsmonopolie van het Openbaar Ministerie […] Ten derde heeft geweldsmonopolie nog een ander gevolg. […] De staat mag als enige de straf uitvoeren.” (Vos 2003: 41)

De aard en mate waarin de staat het monopolie op geweld heeft verkregen c.q. daadwerkelijk weet af te dwingen, verschilt naar samenleving, maar in de loop van de eeuwen zijn in dit opzicht, wereldwijd, de vele samenlevingen steeds meer naar elkaar toe gegroeid.

Waar schaamte wordt onderkend, is bij een vergeldingsexercitie – waaraan al dan niet invulling is gegeven door ‘de staat’ - een vorm van gelegitimeerd ge-weld een essentieel onderdeel. Waar schaamte niet die onderkenning mee-krijgt, mag niet minder geweld worden verwacht, maar, dat spreekt, wel min-der doelgericht geweld. Het onderzoek en de theorie van Scheff en Retzin-ger (2001 [1991]) leggen uitdrukkelijk verband tussen geweld en de uitge-sproken ‘vruchtbare’ voedingsbodem van geloochende schaamte. Scheff en Retzinger baseren zich op het baanbrekende werk van Lewis (1971) over schaamte in de relatie therapeut - cliënt, maar zijn helaas minder nauwkeurig in het hanteren van onderscheid tussen ‘schaamte’ en ‘schuld’ dan Lewis is of dan Tangney en Dearing zijn. Dit neemt niet weg dat Scheff en Retzinger overtuigend beargumenteren en illustreren dat een gemankeerde emotionele relatie tussen mensen in de vorm van ‘schaamte’ en het niet onderkennen, laat staan bespreken van deze wederzijdse ‘vervreemding’ (alienation) onver-mengde voorwaarden voor geweld zijn. “[A] particular sequence of emo-tions underlies all destructive aggression: shame is first evoked, which leads

A.G. BROEK PAGINA 48

Page 51: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

to rage and then violence. But shame leads to violence under only one con-dition – that it is hidden to the point that it is not acknowledged or resolved. [Shame] becomes destructive only when its presence is completely sup-pressed.” (Scheff en Retzinger 2001: 3)

Het wel of juist niet kunnen ontrafelen en ontraadselen van bescha-ming/schaamte is sterk afhankelijk van een opvoeding waar trots op wie je als persoon(lijkheid) bent en het onderscheid tussen ‘handelen/gedragingen’ en ‘ik’ wel of juist niet ruimschoots vorm en inhoud zijn gegeven. Het cor-rigeren in ouderlijke opvoeding is constructief wanneer “it shames a deed which is perceived as wrong while refraining from rejecting the wrongdoer as a person. So the loving mother chides her child for a naughty deed while leaving the child in no doubt that she enjoys love for the person she is. The child is shamed for deeds within a continuum of respect, indeed love, for her person.” (Braithwaite in Scheff en Retzinger 2001: xii)

De ontwikkeling van hanteerbare schaamte- en van schuldgevoelens vereist niet alleen “a clear recognition of the self as separate from others” en de ontwikkeling van een aanzienlijke mate van trots op ‘the self as separate from others’. De bedoelde ontwikkeling vereist vooral de ontkoppeling van eigen ‘gedrag/handelen’ en “the self”, alsmede, daarenboven, de ontwikke-ling van “standards against which the self and/or one’s behaviour is evalua-ted” (Tangney en Dearing 2004: 140). Dit zijn cognitief relatief zware exerci-ties, die, zoals hiervoor reeds en passant in een citaat van Breeuwsma werd opgemerkt, “onder invloed [staan] van leerprocessen, traditie en cultuur”. Voornoemde cognitieve training neemt bovendien jaren om tot ontwikke-ling te worden gebracht bij kinderen, zo dit al geschiedt. “Theory and some empirical evidence suggests that the capacity for shame emerges first – at about age 2. Guilt and the capacity to evaluate one’s behaviour independent of one’s self almost certainly require a more sophisticated cognitive develop-mental level not typically seen much before age 8.” (Tangney en Dearing 2004: 155).

Met de factoren ‘sociaal-emotionele omgeving’ en ‘tijd’ als nadrukke-lijke variabelen lopen kinderen alleszins de kans om uiterst moeizaam han-teerbare schaamtegevoelens en ontoereikende of zelfs vrijwel geen schuldge-voelens te ontwikkelen. Het is, zoals Tangney en Dearing (2004: 146-148) stellen, bovendien zeer aannemelijk dat het door schaamte gestuurde emo-tionele huishouden van de ene generatie op de andere wordt overgedragen: “the parenting beliefs and practices [are] most proximal to the development of children’s shame and guilt”. Onderzoek door verschillende wetenschap-pers heeft onder meer het volgende uitgewezen: ‘In studies of adults’ retro-spective reports of their parents’ behaviour, shame proneness in adulthood

A.G. BROEK PAGINA 49

Page 52: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

was associated with recalled parental putdowns and shaming, recalled pa-rental protectiveness and lack of parental care, harsh and inconsistent par-enting, parentification (i.e. the child being placed in a parental role), and re-called emotional abusiveness.” (Tangney en Dearing 2004: 105-1, zie ook Real 1998: passim) Zo kan een ‘emotioneel erfgoed’ ontstaan, dat van de ene generatie op de andere wordt overgedragen.

Al dan niet zoals hier getekend als erfenis overgedragen, een gemankeerd empatisch ver-mogen is een uitgesproken slechte ‘schokbreker’ om beschaming op te vangen. Schaamte heeft buitendien, we stelden het hiervoor reeds, als wezenlijke bijwerking dat het empatisch vermogen sowieso zeer onder druk komt te staan. Dan resulteert een uitgesproken egocen-trische belevingswereld waarin persoonlijke indrukken, belevingen en emoties domineren. Voeg hierbij in voorkomende gevallen het vooruitzicht (of de beleving) als beschaamde ac-tor het zonder of met minimale constructief-affectieve banden in heden en naar verwachting in de toekomst te moeten stellen. Beschaming vormt vervolgens schaamte om tot een crimi-nogeen kruidvat met een uiterst explosief-destructieve kracht.

Hoezeer in het voorgaande de rol van een erfenis in opvoeden zichtbaar wordt, toch dient specifieke relativering te worden aangebracht. Opvoeders (ouders en familie) staan niet als autonome entiteiten in het leven van hun kinderen. Zij vormen, evenals de kinderen, onderdeel van grotere sociale ge-helen, van samenlevingen waarin ‘beliefs and practices’ invloed uitoefenen op de ontwikkeling van schaamte- en schuldgevoelens, sowieso door het aanreiken en ijken van de “standards against which the self and/or one’s be-haviour [are being] evaluated”. Hoewel de verknoping van de bredere socia-le en maatschappelijke samenleving met het individuele rationele en emotio-nele huishouden een ingewikkelde materie is, kan geen sterveling zich ont-trekken aan dat grotere sociale geheel. In dezen kan ter illustratie weer terug-gegrepen worden op de Antilliaanse casus (ontleend aan Broek 2005 en 2006).

Van San heeft in haar proefschrift Stelen en steken (1998) tastbaar uit-eengezet, dat onder de Curaçaose jongeren in Nederland met een uiterst zwakke sociaal-economische achtergrond er inderdaad weinig wordt geduld. Zij geeft vele opmerkelijke voorbeelden van zeer gewelddadig gedrag en het volledig ontbreken van schuldgevoelens bij [delinquente] jongeren, waar die verwacht lijken te mogen worden. ‘Waarom zou ik dan met hem woorden wisselen?’ vertelt een van de delinquente jongeren haar. ‘Gewoon, ik schiet hem neer. Heb ik geen last van hem, ja toch, zo is het eigenlijk. […] ik hoef niet met die man te praten die lastig is. Kan ik hem beter uit de weg ruimen. En ja, dan zien we wel.’ (ibid.: 183)

A.G. BROEK PAGINA 50

Page 53: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

Dit is ongetwijfeld een radicale oplossing maar uiterst radicaal zijn tientallen jaren ook de uitspraken geweest van de ‘revolutionaire’ Afro-Antil-liaanse politici en intellectuelen. Zij zouden aanzienlijk invloedrijkere actoren kunnen zijn dan tot nu toe werd onderkend, c.q. mocht worden onderkend (gegeven de decennia vigerende politieke correctheid). In de felle uitlatingen van deze intellectuele en politieke elite moest alle macht in de handen van de onderdrukte arbeidersklasse worden gelegd, wilde de donkergekleurde on-derklasse – waartoe de jongeren die Van San beschrijft behoren - zich kun-nen bevrijden van armoede en uitbuiting. Frank Martinus Arion - de auteur van de veelgeprezen roman Dubbelspel (1973) en politiek decennialang een gepassioneerd opinion maker – verwoordde deze strijdbare gedachten als volgt.

'[Door de revolte van 30 mei '69] is de situatie gevaarlijker, want nu trach-ten de onderdrukkers van de arbeidersklasse het volk met alle mogelijke middelen te onderdrukken. […] De les van 30 mei '69 moet dan ook zijn dat de arbeidersklasse niets meer moet dulden. Zij moet niet nadenken over wettig of onwettig, maar op radicale wijze stoppen met het accepte-ren van alle vormen van uitbuiting. Uitbuiting van arbeiders stopt alleen dan wanneer de arbeidersklasse de klasse is geworden, die de touwtjes in handen heeft voor de volle honderd procent!' (Martinus Arion 1972: 39; oorspronkelijk in het Papiamentu; vertaling agb).

De vlammende retoriek heeft de jongeren bepaald de handreiking van ge-weld gedaan. Het ideologische gedachtegoed dat aan Nederlandse zijde werd ontwikkeld corrigeerde de oproep tot verzet niet maar blijkt in menig op-zicht juist complementair. “The poor reap what the intellectual sows,” weet Dalrymple (2001 en 2005) overtuigend te onderbouwen voor de ontspoorde underclass van uiteenlopende etnische groeperingen in het Verenigd Konink-rijk. Het is niet aannemelijk dat in het Koninkrijk der Nederlanden er andere processen van ‘zaaien’ en ‘oogsten’ plaatsvinden.

“[…], in de samenleving zijn allerlei noties, modellen, verhalen beschik-baar die iemand kan aanwenden in de redactie van zijn eigen levensver-haal. Sterker nog, sommige van die ideeën worden iemand haast onont-koombaar opgedrongen door anderen, hij heeft ze te verwerken in zijn versie van zijn lotgevallen, hoe pijnlijk of onwelkom ze hem ook mogen zijn. In dat opzicht is de meest individuele verwerking van de meest per-soonlijke ervaringen toch maatschappelijke arbeid. Niemand kan zich onttrekken aan circulerende opvattingen, zoals die hem blijken in conver-saties, lectuur of openbare discussies.” (De Swaan 1999: 42; vgl. Verbrug-ge [2004] over het belevingssolipsisme, hierna)

Het huidige tijdsgewricht in de Westerse wereld voedt een belevingseis die individueel welzijn en maximale behoeftebevrediging van de eigen persoon

A.G. BROEK PAGINA 51

Page 54: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

centraal stelt. Aan deze ontwikkeling ligt een geschiedenis van eeuwen ten grondslag, die in detail werd gedocumenteerd door McMahon (2006). Hij wijst evenzo op de keerzijde van deze medaille van de veronderstelde maak-baarheid van persoonlijk geluk. “Arguably, there is no greater modern as-sumption than that it lies within our power to find happiness. And arguably there is no greater proof of that than our feeling that we have failed when we are unable to do so.” (ibid.: 12, cf. pp. 454 ff.; zie ook Lipovetsky 2006).

De mate waarin de maatschappelijke cultivering van deze egocentri-sche gevoelsbeleving een gebrekkige empathie nog verder voedt, laat zich niet zonder meer objectiveren. In dezen wordt echter steeds meer de stelling onderschreven die nadrukkelijk door Verbrugge (2004: 29) wordt aangereikt: “In de verabsolutering van de individuele vrijheid van de persoon met zijn eindeloze behoeften en verlangens kweekt onze samenleving cultuurloos ge-peupel dat zich asociaal en gewelddadig manifesteert.” (vgl. Dalrymple 2002 en 2005). Hoe dit in de praktijk feitelijk geschiedt, behoeft nadere bestude-ring. Het is echter zeer aannemelijk dat de dominantie van het individuele genieten – door Verbrugge (2004: 33) ‘belevingssolipsisme’ genoemd - onge-wenst gedrag aanstuurt, wanneer het maatschappelijke ideaal niet haalbaar blijkt: niemand zit erop te wachten bij falen ook nog eens als ‘loser’ terzijde te worden geschoven en zodoende het falen voor honderd procent als een ei-gen verantwoordelijkheid te krijgen aangemeten.

Deze verabsolutering van de maakbaarheid van eigen leven en van de eigen verantwoordelijkheid is aantoonbaar onjuist22. De mens is geen ‘homo clausus’ (Elias 1969, 1970; zie ook Goudsblom 1983 passim), geen ‘gesloten mens’, maar is er een te midden van vele anderen en dit in die mate, dat zelfs de beleving van een ‘individu’ los van anderen geen realistische benadering van ons samenleven en ons persoonlijke emotionele huishouden is. Dit is in ieder geval onmiskenbaar waar het de reikwijdte van de sociaal-emotionele processen van beschamen en schaamte betreft.

***In de loop van voorgaand betoog werd aan de reikwijdte van het fenomeen van (geloochende) schaamte de invulling gegeven, die in bijgaand overzicht is samengevat.

22 De door Reclassering Nederland onderschreven what-works benadering is gekritiseerd door onder meer Han-nah-Moffet (2005), daar – in de woorden van Rijnen (2006: 95) – “daders […] niet worden gezien als slachtoffers van omstandigheden, maar als individuen die niet capabel zijn om adequaat om te gaan met tekorten, en die het niet lukt om de schijnbaar te voorziene risico’s op slachtofferschap, armoede, racisme en werkloosheid te vermijden.” Mijns in-ziens wordt de invloed van de omgeving niet ontkend, maar valt deze grotendeels buiten het (mogelijke) handelen van Reclassering Nederland, daar deze context niet geacht wordt te kunnen worden beïnvloed door deze organisatie (zie Bosker 2006). Dit neemt niet weg dat zodoende een zekere mate van overtuiging in ‘maakbaarheid’ toch als stepping stone dient.

A.G. BROEK PAGINA 52

Page 55: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

SCHAAMTE

1 zeer pijnlijk gevoel waarin verdriet, angst en woede samenballen en waarbij de beschaamde zich waardeloos en machteloos voelt;

2 de pijnlijk gevoelens worden veroorzaakt door vermeende of feitelijke emotionele en sociale af-wijzing dan wel de dreiging met deze afwijzing door voor hem/haar een of meerdere belangrijke actoren die onderdeel uitmaken van zijn/haar zelfbeeld (self-definition);

3 de pijn van schaamte is juist daarom zo scherp, daar beschaming een van de meest fundamentele behoeftes aantast, i.c. belongingness: de behoefte zich geborgen te weten bij mensen waarmee een constructief-affectieve band bestaat voor lange tijd;

4 de schaamte, d.w.z. de ervaren afwijzing, krenking en kleinering (be)treft de persoonlijke identi-teit in haar totaliteit, raakt het ‘ik’ – in ieder geval in de beleving van de beschaamde persoon - in z’n geheel in plaats van een specifiek handelen van de betreffende persoon;

5 gevoelens van schaamte ontwikkelen zich vanaf ca. 2 jaar, terwijl ‘schuldgevoelens’, i.c. het ver-mogen om onderscheid te maken tussen ‘ik’ en het eigen en andermans ‘handelen’ (onderschei-dend van ‘ik’), alsmede het inzicht door eigen handelen een andere te kunnen benadelen en dit af te keuren eerst tot ontwikkeling komen rond ca. 8 jaar;

6 de schaamte-ervaring brengt een scheiding met zich mee van een ‘ervarende ik’ en een ‘observe-rende ik’ (self consciousness), deze verdubbeling – van ervaren en registreren - versterkt de pijn;

7 de gevoelens van schaamte zijn cognitief bemiddeld, daar deze gevoelens een meer of minder ge-ïnternaliseerd geheel aan waarden en normen als referentiepunten veronderstellen waartegen het eigen ‘ik’ wordt afgemeten en wordt ervaren als tekort te schieten;

8 de schaamte-ervaring heeft een langdurige uitwerking: de herinnering aan het afwijzen, krenken, kleineren en (dreigende) bestraffen, aan het gevoel van waardeloosheid en machteloosheid is zeer duurzaam en zal in de meeste gevallen ook – tot in de kleinste details - nooit meer vergeten worden;

9 de schaamte-ervaring, meer in het bijzonder bij herhaling, ondermijnt een gunstig gevoel van ei-genwaarde, voedt en resulteert in een negatief zelfbeeld;

10 de ervaring als zodanig stuurt, gegeven de pijn, egocentrisme: het op zichzelf betrokken zijn, en staat haaks op empathie en op schuldgevoelens;

11 de schaamte-ervaring zorgt voor een dubbelslachtig gelijktijdig verlangen tot ‘flight’ (o.a. neutra-liseringsmechanismen) en tot ‘fight’ (fysieke en andersoortige gewelddadige agressie), een dubbel verlangen dat één is in de inspanning om te ontsnappen aan de (dreigende) pijn;

12 na de ervaring is de persoonlijke gevoeligheid voor het minste of geringste dat neigt tot beschaming zo groot dat de drang tot ‘flight’ of ‘fight’ direct op scherp wordt gezet;

13 waar de schaamte-ervaring, zeker bij aanhoudende herhaling, niet als schaamte wordt onderkend of zelfs wordt ontkend, ontstaat geloochende schaamte (unacknowledged shame), waarbij de neiging tot gewelddadig handelen zal overheersen (boven flight gedragingen);

14 indien de geloochende schaamte-ervaring door een persoon met een reeds beperkt empatisch vermogen moet worden gekanaliseerd, dan zal de neiging om gewelddadig te handelen do-mineren;

15 indien door de geloochende schaamte-ervaring bestaande constructief-affectieve banden (belon-gingness) worden verbroken en dat er door de beschaamde actor wordt ervaren dat er voor hem/ haar geen constructief-affectieve banden meer zullen zijn, dan is er niets meer te verliezen en resteert het gewelddadig handelen;

A.G. BROEK PAGINA 53

Page 56: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

8. GEVOLGTREKKINGEN

“[…] en als er dan, als er nu iemand is die dat probeert te betreiteren, te be-schimpen, me verwijt de zaken niet door te hebben, niet goed geregeld te hebben … dan ontplof ik.”

[Anoniem], Logboek, september 2003

De feitelijke kenmerken en de reikwijdte van (geloochende) schaamte zoals hiervoor uiteengezet, dienen als zodanig te worden onderkend. Bovenal dient onderkend te worden dat deze kenmerken en de reikwijdte ervan uit-gesproken instrumenteel zijn in het gewelddadig delinquent handelen van (groepen) mensen. Dan kan het gedrag, handelen en de gevoelens van onder andere Curaçaose en Marokkaanse jongeren en van hun sociaal-culturele omgeving tastbaar worden ontrafeld en ontraadseld23.

Hoewel dit hier niet verder zal kunnen worden uitgewerkt, zou het aannemelijk moeten zijn geworden, dat het geloochende-schaamte model ook meegenomen zou moeten worden bij andere velden van (excessief) ge-weld (vgl. Tangney en Dearing 2004: 157 ff.). In dezen, zo werd al eerder ge-steld, moet zeker ook worden gedacht aan actoren, zowel daders als slacht-offers, bij huiselijk en relationeel geweld24 en bij (jarenlange) pesterijen, op school of op werk door peers. Het hier aangereikte gedachtegoed zal ook de ‘school shootings’ in de Verenigde Staten inzichtelijker weten te maken (zie in dezen vooral Leary et al., 2003). Daarenboven lijkt het alleszins raadzaam om het geloochende-schaamte fenomeen - en de keerzijde: de primaire be-hoefte aan geborgenheid (a sense of belonging) - een prominentere rol te geven bij het onderzoek naar de personologie van seriemoordenaars, van topcrimi-nelen als maffiabazen of van politiek-militaire coupleiders. Ook manifes-taties van suïcide door maatschappelijk prominente actoren (uit leger, een politieke partij of een internationaal bedrijf) laat zich begrijpen door de angst voor de pijn van beschaming 25. Het schaamtegedachtegoed behoeft perti-nent meegenomen te worden bij onderzoek naar militante moslimbewe-gingen26, naar terroristische groeperingen en naar sektes en excessief ge-

23 Voor Marokkaanse jongeren komt het onderzoek van Buijs, Demant en Hamdy (2006) met ervaringen die zich zonder meer laten lezen als bevestiging van het hier uiteengezette geloochende schaamte-fenomeen.24 Hoopgevende interventie, zoals bij voorbeeld aangedragen door Ruiter en Veen (2004) bij o.a. relationeel ge-weld, zal met het meenemen van de geloochende-schaamte component een verbeterd resultaat kunnen genereren.25 Onder verwijzing naar het onderzoek van Morris (1975) tekent Katz (1999: 155) ‘de terreur van schaamte’ waarbij het geweld door de (potentieel) beschaamde op zichzelf wordt gericht. “Ivan Morris, in his review of patterns of honourable suicide in Japanese history, points to further subtleties in the way that shame is related to isolation from a sacred community. When military and political leaders commit ritual suicide after losing a war, and when Wall Street leaders jump out of skyscrapers when stock markets crash and financial frauds are revealed, commentators often as-sume that unbearable shame motivated the suicide. Morris makes clear that while these are shame-related suicides, they do not necessarily follow experiences of unbearable shame. Rather they may be ways of maintaining one’s honour and thus of avoiding shame.”

A.G. BROEK PAGINA 54

Page 57: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

weld27, en naar zelfmoordacties die bovenal tot doel hebben veel (bur-ger)slachtoffers te maken28.

Geloochende schaamte – zeker wanneer aangescherpt door een ge-mankeerd empatisch vermogen en gemankeerde of ontbrekende mogelijkhe-den van geborgenheid - is een criminogene factor met een achtenswaardig destructief vermogen. In de getekende casus van Curaçaose jongeren blijken risicofactoren, kenmerken (o.a. van gedachten, gevoelens en gedrag bij de-linquente actoren) en consequenties een samenhangend geheel te kunnen vormen, indien bekeken vanuit het hier gepresenteerde gedachtegoed. De deelelementen van de casus wijzen beslist niet op voorhand op cultuurverschillen maar veel meer op het onvermijdelijke resultaat, i.c. geloochende schaamte, van alleszins herkenbaar algemeen menselijk handelen, i.c. (aanhoudende) beschaming.

Ongetwijfeld manifesteert beschaming/schaamte zich in alle mogelijke sociale en culturele contexten en zijn deze van invloed, al was het maar gegeven het feit dat schaamte ‘een so-ciale pijn’ is: een pijn die mensen elkaar aandoen. Waar geloochende schaamte binnen een specifieke groep wijdverspreid is, zoals in de getekende Curaçaose groep, zijn specifieke so-ciaal-culturele factoren in die groep dan wel tussen de betreffende groep en ‘derden’ onge-twijfeld van invloed op deze concentratie. Dit alles moet echter het zicht niet ontnemen op het fenomeen als zodanig, dat ongeacht de cultuur zich overal heeft voorgedaan en zich da-gelijks voordoet.

Het is uit what-works onderzoek bekend (Bonta 2002, Boone en Poort 2002, Van der Laan 2004), dat recidivecijfers alleen gunstig kunnen worden beïn-vloed door de factoren aan te pakken, die aanwijsbaar van invloed zijn op delictgedrag. Het zijn juist deze criminogene factoren die een zekere voor-spellende waarde hebben ten aanzien van de vermindering van recidive. Waar het om dynamische – in tegenstelling tot statische – criminogene fac-toren gaat, is interventie mogelijk en zodoende zinvol. Daar dergelijk gedrag beïnvloedbaar is, kan recidive tastbaar verminderd worden (Menger en Krechtig 2004: 55). Met het onderkennen van geloochende schaamte als dy-namische criminogene factor wordt een significant element tastbaar, waar-aan het hoofd geboden zal moeten en kunnen worden. Dit zou van invloed

26 Met algemene termen als ‘woede’ en ‘wraak’ en ‘krenking’ wordt de in dit adviesrapport uitgewerkte verbin-dingen inmiddels regelmatig aangereikt als min of meer een ‘gegeven’ in de islamitische belevingswereld, zoals het re-cente onderzoek onder Nederlandse (Marokkaanse) moslimjongeren laat zien, Buijs, Demant en Hamdy (2006). Met het aanwenden van kennis over het fenomeen ‘(geloochende) schaamte’ zou huidig onderzoek het beeld veel verder kunnen aanscherpen en inzichtelijk kunnen maken.27 Meertens, Prins en Doosje (2006: 84-98) gaan nader in op twee ‘fundamentele drijfveren’ van terroristen, i.c. ‘woede over onrecht’ en ‘onzekerheid over hun sociale identiteit’; met het hier aangereikte gedachtegoed van (geloo-chende) schaamde als keerzijde van geborgenheid (belongingness) is nadere detaillering en het leggen van verbanden tus-sen beiden tastbaar te vergroten en zodoende nog aannemelijker te maken.28 Bij onderzoek naar zelfmoordacties geschiedt dit, zij het verhoudingsgewijs nog enigszins schoorvoetend, in-middels ook, zie Khosrokhavar 2006 en Stern 2004.

A.G. BROEK PAGINA 55

Page 58: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

moeten zijn op de reductie van (recidiverend) delinquent handelen. Het ge-presenteerde geloochende-schaamte model heeft naast diagnostische waar-de, waarop in deze paragraaf verder wordt ingegaan, tenslotte bovenal thera-peutische waarde (preventief, curatief en punitief) en prognostische waarde (zie de volgende paragraaf).

Door het koppelen van de gepresenteerde casus aan de kennis over (geloo-chende) schaamte zou de diagnostische waarde alleszins tastbaar moeten zijn. Die koppeling, zo lijkt verantwoord om te stellen, ligt zo voor de hand, dat een één-op-één ‘herhaling van zetten’ zou kunnen worden aangereikt. Met de aangereikte kennis en inzichten is het mogelijk om de niet op voor-hand samenhangende bevindingen over, in onze casus, Curaçaose criminele jongeren in onderling verband te plaatsen en zodoende te doorgronden. De door wetenschappelijk onderzoek verkregen beschrijvingen van gedrag en handelen van de Curaçaose delinquente jongeren zijn te duiden als door ge-loochende schaamte aangestuurd. Dit geldt stellig niet alleen voor het in pa-ragraaf 5 besproken werk van Van San (1998).

De gedetailleerde analytische verhandeling van Bovenkerk (2003b) over Curaçaose ‘transnationale jeugdcriminaliteit’, bij voorbeeld, draagt een ris constateringen aan, die bij nader inzien zijn te begrijpen vanuit een door geloochende schaamte gestuurd emotioneel huishouden en sociaal-cultureel samenleven. Vanuit het geloochende-schaamte model kan het niet verbazen dat “de organisatiegraad in de groep laag [is]” en dat “duidelijke leidersfigu-ren” ontbreken, dat “maatregelen in de sfeer van zero tolerance niets [ople-veren]”, en dat respect wordt afgedwongen “door anderen te vernederen”. Het wordt zeer aannemelijk dat het onderwerpen van deze criminele jonge-ren aan het Glen Mills regime, zoals Bovenkerk vermoedt (ibid.: 282), niet zinvol zal blijken te zijn. Evenmin kan het verbazen dat “het hun aanraken doet ze in brand vliegen”, dat ze leiden aan “een laag ‘zelfbeeld” of, in ter-men van Van Hulst (1997) op wie Bovenkerk zich baseert, “een gebrekkige maatvoering in assertiviteit”. Het mag niet verbazen dat er sprake is van “ge-ringe solidariteit” en van “onderlinge jaloezie”, van “tijdelijke action sets” en niet van “georganiseerde misdaad”. Het wordt ook begrijpelijk waarom door “vooral punitief ingesteld” handelen, zoals op de Antillen naar delinquenten, “de kans op louterende rehabilitatie niet erg groot” is. Het wordt verklaar-baar waarom een verblijf in de gevangenis statusverhogend werkt, zoals dit ook het geval is onder gewelddadige Noord-Afrikaanse jongeren in de Fran-se voorsteden (waarover Salas 2005).

Voor een verklaring van datgene wat hij tegenkomt, zoekt Bovenkerk houvast bij de zgn. double-failure hypothese, waaraan Cloward en Ohlin (1961) hun naam hebben gekoppeld. “Criminaliteit is volgens deze auteurs,”

A.G. BROEK PAGINA 56

Page 59: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

zo vat Bovenkerk (2003: 186) samen, “altijd een reactie op het gebrek van de mogelijkheid om via de legitieme weg het algemeen geambieerde culturele ideaal van materieel succes te bereiken. […] soms mankeert ook de moge-lijkheid om het succes op een profijtelijke illegale manier te bereiken. Voor wie in beide opzichten faalt […], staat de weg open om zich aan te sluiten bij een subcultuur van mislukkelingen. […] Binnen hun eigen – destructieve – subcultuur is het voor de tweemaal mislukten nog wel mogelijk om in ie-der geval enkele jaren lang een zekere reputatie af te dwingen en eigenwaar-de te ontwikkelen.”

Deze hypothese heeft beslist de nodige verklaringskracht, maar juist op enkele cruciale punten laat het gedachtegoed van Cloward en Ohlin het afweten. Meer in het bijzonder blijft het zicht troebel op de reden(en) waar-om het mensen ontbreekt aan “de mogelijkheid om via legitieme weg het al-gemeen geambieerde culturele ideaal van materieel succes te bereiken”. Juist dit ‘waarom’ is van eminent belang om adequaat te kunnen reageren c.q. te interveniëren. Evenmin wordt duidelijk – in de context van dit advies be-langrijker - waarom het dubbele mislukken zich zo nadrukkelijk kan vertalen in gewelddadig handelen. Daarenboven vindt er een reductie van het mense-lijk handelen plaats tot de exclusieve behoefte aan ‘materieel succes’. De mens is als ‘sociaal wezen’ gereduceerd tot een individuele actor wiens suc-ces bovenal in eigen handen ligt en die niet afhankelijk zou zijn van zijn so-ciale omgeving of zonder zich geborgen te weten (belongingness) zou kunnen bestaan – niets is minder waar.

Bovenkerk is, dat spreekt, evenmin de beperkte reikwijdte van dit ver-klaringsmodel ontgaan maar weet uiteindelijk, zo werd al hiervoor gesteld, vooralsnog niet meer aan te reiken dan dat de oplossing in de eerste plaats begint met rèspèt. In dezen steunt hij op het onderzoek van Van Hulst (1997). Beiden bedoelen de betekenisreikwijdte van ‘respect’ te laten uitstij-gen boven het reguliere respect waarop iedere cliënt recht heeft. Dat ‘res-pect’ een factor van importantie kan zijn, wordt echter pas daadwerkelijk aannemelijk vanuit het hier gepresenteerde schaamtemodel: de keerzijde van beschaming is vooreerst rèspèt: acceptatie en het gevoel zich geborgen te we-ten! De roep om rèspèt is feitelijk een schreeuw om belongingness invulling te geven.

Afsluitend is het onvermijdelijk dat de vraag zich opdringt, waaruit de ge-duchte beschaming bestaat, waaronder, in onze casus, een aanzienlijke groep Curaçaoënaars gebukt gaat. Hier moet met een toelichting worden volstaan maar de studies waarnaar wordt verwezen geven tezamen een indringend beeld van een vergaande vorm van aanhoudende ‘beschaming’.

A.G. BROEK PAGINA 57

Page 60: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

Hoetink (1958, 1961) introduceerde het complementaire paar heren- en slavengedragspatroon om de sociale en psychologische verhoudingen te benoemen, die de Curaçaose samenleving karakteriseerden ver terug in de slaventijd tot vóór de komst van de olieraffinaderij op het eiland rond 1920. In deze verhoudingen verkreeg een blank somatisch en Westers cultureel normbeeld een dominantie met indringende consequenties op met name e-motioneel vlak (Paula 1968, Broek 2006: 137 ff.).

Deze gedragspatronen bleven niet beperkt tot de verhouding tussen meester en slaaf, of blanke en neger, en verdwenen ook niet langzaam maar zeker met de komst van de industrialisatie, “doch gingen als algemene ge-dragsnormen gelden voor de verhoudingen tussen de zich superieur voelen-de leden van de samenleving en hun ondergeschikten.” (Römer 1998: 18) De uit het moederland aangekomen ambtenaren, de rooms-katholieke mis-sie, de hogere echelons van de raffinaderij, de deskundigen en consultants van allerlei snit, de sociaal gestegen kleurlingen en, na mei 1969, de politici uit de Afro-Curaçaose onderlaag namen gedragingen van het ‘herengedrags-patroon’ over of wat daar in hun ogen voor doorging (zie o.a. Van Hulst 1997, Paula 1968, Schrils 1990 voor details).

Evenzo bestendigden zij het slavengedragspatroon met de zo ken-merkende wijzen om gunsten te verwerven. Tussen een machtige en een minder machtige vormt het ondoorzichtige uitwisselen van dienst en weder-dienst de basis van een relatie die de machtsverhoudingen bestendigt. Als zodanig bestaat dit heren- en slavengedragspatroon bij de gratie van zeer onevenwichtige machtsverhoudingen, het ontbreken van een consistent op-gebouwd en transparant systeem aan gelijke rechten en plichten, dat weder-zijds wordt gekend en erkend. Een samenleven gebaseerd op gunstverlening voedt het onderlinge wantrouwen door de voortdurende dreiging van afwij-zing en door feitelijke afwijzing. De geschiedenis van de eilandelijke samen-levingen laat dit onverholen zien. Een substantiële groep resteert uiteindelijk als de ultieme ‘onderliggende partij’, daar de emancipatie van de betreffende zwarte volksklasse de afgelopen drie decennia volledig tot stilstand kwam. Een Afro-Curaçaose arbeidersrevolte in mei 1969 leek anders aan te kondi-gen. Juist doordat de revolte oogde de emancipatie verder te zullen realise-ren maar hieraan - behalve voor een enkeling (zie Oostindie 1999a, 1999b) - absoluut geen invulling gaf, scherpt de afwijzing zich meer en meer aan.

Van Hulst (1997) is zeer gedetailleerd in het beschrijven van het ge-drag, de gevoelens en gedachtewereld van deze ernstig gemankeerde groep29. Tot de belangrijkste bestanddelen van het emotionele huishouden van deze mensen behoort

29 Zie ook Marcha en Verweel 2003, 2005, en bijdragen aan Allen, Heijes en Marcha (red.) 2005

A.G. BROEK PAGINA 58

Page 61: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

“de diepingrijpende ideologische effecten tot op heden van enkele eeu-wen blank-somatisch en [Westers] cultureel normbeeld waardoor de eigen persoonlijkheid, het eigen somatisch voorkomen en de eigen taal en cul-tuur systematisch en met dwang naar het tweede plan werden en worden geschoven […]. Het zich ter overleving maar weer voegen in de aloude strategie van het slavengedragspatroon, of […] de weigering van die maat-schappelijke rol en zich nadrukkelijk manifesteren maar daar […] geen so-ciaal acceptabele vorm aan weten te geven, doordat het eraan ten grond-slag liggende verzet ideologisch, psychisch en sociaal, ongevormd is ge-bleven.” (ibid.: 302)

Hierboven werd er reeds op gewezen dat het weigeren van de ondergeschik-te en onderdanige maatschappelijke rol die het slavengedragspatroon conti-nueert, mede is gevoed door het algemene eilandelijke ideologische klimaat: “De les van 30 mei '69 moet dan ook zijn dat de arbeidersklasse niets meer moet dulden”. Het bleef echter bij die ‘ideologische’ ondersteuning, terwijl anderszins de emancipatie stokte. De afwijzing is gebleven, die is zodoende instrumenteel in en wordt weer versterkt door het hopeloos gemankeerde eigen functioneren in de eilandelijke of de Nederlandse samenleving.

Op haar beurt verscherpte de Nederlandse samenleving de afgelopen decennia de afwijzing door de cultivering van ‘categoriaal’ welzijnswerk en door onderwijs in Eigen Taal en Cultuur30. In plaats van reguliere eisen van integratie voor te staan, werd – mogelijk met de beste bedoelingen - ‘stigma-tisering’ gekoesterd en werd op voorhand door dergelijk onderwijs en wel-zijn een marginale plaats in de Nederlandse samenleving nagestreefd. Bo-venal werd (en wordt) op deze wijze bij ‘iedere les’ de bestaande schaamte er als zout in de wonde ingewreven31. Dit zal allemaal niet bedoeld zijn ge-weest, maar in de praktijk is dit wel het resultaat van het handelen gebleken.

Het is deze schaamte, door moeders en vaders op hun zoons en dochters overdra-gen, die niet wordt onderkend en al helemaal niet bespreekbaar is, en die onvermijdelijk een uitgesproken gebrekkige ontwikkeling van empathie in het kielzog meevoert. Voeg hierbij feitelijke of vermeende vormen van beschaming en zeer beperkte of zelfs het ontbre-ken van substantiële constructief-affectieve banden in heden en (naar verwachting) toe-komst. Kortom, het gewelddadige handelen van deze groep behoeft niet te verbazen gegeven

30 Dit geldt, mutatis mutandis, evenzeer voor de Marokkaanse bevolkingsgroep. Terwijl het Berbers in Marok-ko niet wordt onderwezen daar de (taal)politiek erop gericht is het land ééntalig te maken (Arabisch), kregen de Marok-kaanse immigranten in Nederland – t.b.v. hun ‘eigenwaarde’ - in hun moedertaal Berbers onderwijs. Niet alleen verover je geen plaats in de Nederlandse samenleving met het Berbers, maar bij ‘iedere les’ wordt de ondergeschikte rol van het Berbers en van de sprekers ervan nog eens fijnzinnig onderstreept. Of, zoals Brugman (1999) die op deze aangelegen-heid beeldend ingaat, er verder nog op wijst: “Nu vind ik het altijd wat onaangenaam wanneer ik hoor of lees dat niet-Europeanen ‘in hun eigen cultuur’ gelaten moeten worden, want dat was nu juist de belangrijkste rechtvaardiging van de Zuid-Afrikaanse apartheid. Het is natuurlijk heel mooi bedoeld, maar dit kant zit er zeker aan.” (ibid., 12-3).31 De mogelijkheid om in de afhankelijkheidsrelaties nog iets aan ‘reciprociteit’ – de mogelijkheid van een ‘we-dergift’ – in te bouwen, verdween zodoende ook als sneeuw voor de zon. Respect bleef dan ook een ander woord voor ‘afhankelijkheid’ en ‘afwijzing’. Zie hierna onder ‘beschamende mondigheid’, par. 9.

A.G. BROEK PAGINA 59

Page 62: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

de verknoping van talrijke problemen die geloochende schaamte genereert en aan zich bindt.

De krachtigste criminogene voedingsbodem vormt schaamte zelf, gegeven dat het wordt gekenmerkt door ontkenning in plaats van onderkenning. Waar geloochende schaamte domineert, komt ook een verklaring in beeld voor een opmerkelijk gegeven dat anders wordt weggezet met een vaag of niet nader gepreciseerd ‘cultuurverschil’.

“Minderheidsgroepen met een hoog criminaliteits- en detentieniveau wor-den vaak gekenmerkt door sociale en economische achterstand, wat aan-sluit op de van oudsher bekende relatie armoede - criminaliteit. Er zijn echter wel opmerkelijke uitzonderingen vastgesteld. In Engeland bevin-den immigranten uit het Indiase subcontinent zich evenzeer in een ach-tergestelde positie – en worden evenzeer gediscrimineerd – als immigran-ten uit de Caraïben en Afrika. Maar hun criminaliteits- en detentieniveau is zelfs lager dan dat van de blanke Engelsen. Hetzelfde gaat op voor de oudere Japanse en Chinese immigrantengroepen in de VS. In overeen-stemming met deze bevinding van Tonry (1997) [is het waargenomen] la-ge criminaliteitsniveau onder immigranten afkomstig uit het voormalige Nederlands-Indië. Culturele verschillen tussen immigranten die sociaale-conomisch in dezelfde positie verkeren, blijken te kunnen leiden tot sterk verschillende criminaliteitspatronen.” (Willemse en Backbier 2002: 47)

Er mag zich een eeuwenlange geschiedenis van ‘beschaming’ door westerlin-gen van Aziatische en Arabische bevolkingsgroepen hebben ontrold, voor Aziatische en Arabische bevolkingsgroepen, grosso modo, zijn westerlingen en hun beschaving nooit de kern van hun identiteit (self-definition) - laat staan de ‘significant others’ - geworden noch hebben zij alom tegenwoordige referen-tiemodellen kunnen vormen32. Dit is wel het geval voor bij voorbeeld de Afro-Curaçaoënaars of voor de lagere sociale groepen van Afro-Amerikanen in de Verenigde Staten. Uitzondering in dezen vormt in ieder geval eveneens de Marokkaanse Berberbevolkingsgroep, meer in het bijzonder de tweede generatie, die zich over West-Europese landen als Nederland heeft ver-spreid. In genoemde gevallen is de realisatie van het verlangen om te partici-peren in het Westerse samenleven veelvuldig keihard opgelopen tegen vor-men van afwijzing in het gezin, de familie, de sociaaletnische groep en/of de samenleving in haar geheel.

32 Gevoelens van superioriteit over de Westerse wereld zijn onder meer in de Chinees Aziatische en Islamiti-sche wereld eeuwenlang gekoesterd, door Westers imperialisme en de bijkomende vormen van vernedering (bescha-ming) gevoed en komen heden ten dage met de economische, militaire en demografische groei in versterkte vorm te-rug. De sterke gevoelens van eigenwaarde van andere dan de Westerse beschaving en de aantasting van die eigenwaar-de staan onder andere centraal in het wereldwijd vermaarde en gekritiseerde The clash of civilizations and the remaking of world order van Huntington (2002 [1996])

A.G. BROEK PAGINA 60

Page 63: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

Belangwekkender ter verklaring van deze veronderstelde ‘cultuurver-schillen’ is het gegeven dat de schaamte niet ‘geloochend’ is gebleven in de bedoelde Aziatische en Arabische samenlevingen (zie Huntington 2002: pas-sim), maar nadrukkelijk werd onderkend. Er werd zodoende, dikwijls in zeer breed maatschappelijk verband, in de respectieve Aziatische en Arabische samenlevingen op gereageerd worden. Dit geschiedde en geschiedt, wraak-oefeningen eigen, meer dan eens uitgesproken gewelddadig naar de bescha-mende actoren uit de Westerse wereld. Uitzondering ook in dezen vormt in ieder geval de Marokkaanse Berberbevolkingsgroep die zich over West-Eu-ropese landen als Nederland heeft verspreid. Van deze bevolkingsgroep is dan ook een overeenkomstige aanhoudende marginalisering door een in me-nig opzicht gemankeerd emancipatieproces en een bijkomende beschaming te tekenen als van de Afro-Curaçaose bevolkingsklasse. Deze ‘dubbele’ be-schaming is de criminogene voedingsbodem voor geweld.

A.G. BROEK PAGINA 61

Page 64: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

9. AANBEVELINGEN

“Do the work. […] Face this pain, now, or pass it on to your children, just as it was passed on to you.”

Terence Real, I don’t want to talk about it. New York, 1998, p. 230

In hun exclusief aan schaamte en schuld gewijde studie, hebben Tangney en Dearing (2004: 62) moeten constateren dat er bijzonder weinig onderzoek is verricht naar de wijze waarop mensen hebben geleerd om succesvol om te gaan met beschaming en de uitwerking in schaamte, hun neiging tot schaam-te- of juist schuldgevoelens. “At present, there is virtually no research on the ways in which people manage their feelings of shame and guilt. But we can speculate that there may be a variety of useful strategies for dispelling feel-ings of shame – some cognitively oriented, some affectively based, and some socially derived.”33

Omvangrijk wetenschappelijk onderzoek mag vooralsnog ontbreken, we kunnen – zo moet dit rapport tastbaar maken - wel meer aan handreikin-gen doen dan speculeren. We menen toch aan minimale eisen van onder meer degelijkheid in theorievorming te voldoen, die in beleidsrapporten als Naar een veiliger samenleving (2002) en Jeugd terecht (2003) met recht worden ver-eist voor preventie- en interventieprogramma’s. Onder meer van de thera-peutisch-interveniërende praktijk van psychologen en andere gedragsweten-schappers, zoals die in de reclassering, is voldoende bekend om aansluiting bij te zoeken en te vinden. Daarenboven mag gesteld worden dat beschikba-re kennis en inzichten over (geloochende) schaamte deugdelijk wetenschap-pelijk onderbouwd zijn. Dit als zodanig wordt, b.v. door Leeuw 2003, na-drukkelijk als voorwaarde bepleit om zich van de potentiële effectiviteit van interventie en preventie te verzekeren.

9.1 . WETENSCHAPPELIJKE UITBOUW

Het moet echter worden onderkend dat in bepaalde onderdelen van het hier gepresenteerde gedachtegoed nader onderzoek gewenst is, meer in het bij-zonder moet onder meer gedacht worden aan onderzoek naar de uiteenlopende vormen en mechanismen van beschaming. Hoezeer schaamte ook een ‘sociale pijn’ mag zijn, de kennis hieromtrent behoeft meer uitbouw dan in dit adviesrap-port kon worden ontvouwd. Dit hindert mogelijk enigermate het doelgericht 33 Katz (1999: 171-2), die een veel bredere (en soms niet zo tastbare) opvatting van ‘schaamte’ neerzet dan hier inhoud heeft gekregen, vreest dat het schaamtefenomeen juist al te dikwijls naar voren wordt geschoven. Dit is echter vooral een stelling eerder dan een onderbouwde constatering.

A.G. BROEK PAGINA 62

Page 65: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

preventief en curatief handelen, daar dit handelen mede afhankelijk zou kunnen blijken te zijn van de aard van de beschaming.

Zo is, bij voorbeeld, zicht op wat onvermijdelijk zou kunnen zijn in be-schaming nog beperkt. We kunnen ons de praktijk van het beschamen uit de wereld wensen, maar dit is niet alleen naïef om na te streven, het is ook aan-nemelijk dat bepaalde vormen van beschaming onafwendbaar zijn, wanneer een bepaalde ‘weerbaarheid’ (?) bij potentiële beschamingsslachtoffers ont-breekt.

Het is aannemelijk dat bepaalde vormen van beschaming onont-koombaar zijn. ‘Why many Muslims,” zo vraagt Appiah (2006: 143) zich af, “do feel that Christians are still engaged in a crusade against them is a com-plicated question. I am inclined to agree with those who think that an im-portant element in the psychological mix is a sense that Islam, which once led Christendom, has somehow fallen behind, a sense that produces an un-comfortable mélange of resentment, anger, envy, and admiration.” Hiermee komt mogelijk een vorm beschaming c.q. van door ‘afgunst’ (?) gestuurde schaamte in beeld, die interveniërend handelen vereist, dat daarmee specifiek rekening houdt34.

Enigermate van overeenkomstige aard maar met een eigen dynamiek, is de beschaming die gepaard gaat met de emancipatie van, bij voorbeeld, Is-lamitische vrouwen (al dan niet in de Westerse wereld). Hiermee verliezen islamitische mannen hun traditionele meerderwaardigheid boven vrouwen, wat als een emotionele en sociale vernedering wordt ervaren en zodoende een agressieve vrouwvijandigheid mede in de hand werkt. “[D]eze mannelij-ke superioriteitswaan,” zo benadrukt De Swaan (2006: 15, 21) met recht “[wordt] nog in de godsdienst gecultiveerd. Religies beroepen zich op antie-ke teksten en eeuwenoude overlevering, waarin de kiemen van mannelijke meerderwaardigheid nog steeds en telkens weer besmettelijk blijken. […] Voor veel jongens die opgroeien in de patriarchale traditie zal het een onver-teerbare vernedering zijn om braaf en nijver op school de meisjes bij te moeten houden. De mannelijke superioriteit was zoals alle traditionele meer-derwaardigheid uitdrukkelijk op niets gebaseerd.” Het mag op niets geba-seerd zijn, dit neemt echter niet weg dat de machtsverhoudingen tot ernstige gevoelens van vernedering en schaamte en zodoende tot geweld leiden. Dat emancipatie niet alleen islamitische vrouwen tot slachtoffer van mannelijk geweld maakt, is niet onbekend (De Swaan 2006: 17), maar de verbinding tussen dit gewelddadige handelen en deze specifiek gevoede vorm van man-nelijke schaamte zou nadrukkelijker verder onderzoek naar en het interve-niëren bij huiselijk geweld moeten sturen.

34 Deze specifieke afgunstige gevoelens van minderwaardigheid worden ook door de Sloveense filosoof Slavoy Zizek toegeschreven aan ‘religieuze fundamentalisten’, zie zijn essay ‘Bluttrübe Zeiten’ (2006)

A.G. BROEK PAGINA 63

Page 66: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

Het voorgaande betreft een deelaspect van de theorievorming, maar het ge-dachtegoed als zodanig behoeft ook nadere versteviging. Het spreekt dat de in-ductieve wijze van redeneren die in dit rapport is gehanteerd, door een uitgebreidere en ge-varieerdere casuïstiek kan en moet worden uitgebouwd. Het aangereikte gedachtegoed ont-vouwt zich primair door de casus waarin de wereld van een specifieke Afro-Curaçaose groep centraal staat. Het is ongetwijfeld mogelijk, zo is enkele malen reeds gesteld en hier en daar enigermate onderbouwd met verwijzingen naar bestaande studies, dit gedachtegoed aan te wenden om zeer uiteenlopende vormen van agressie en geweld nader inzichtelijk te maken. Zodoende zal, mutatis mutandis, evenzeer de validiteit van het aangereikte theo-retische gedachtegoed worden versterkt.

Het is alleszins aannemelijk - de opening van dit rapport citerend - dat de voorliggende uiteenzetting niet alleen overtuigend het gewelddadige op-treden van jongeren met een bepaalde etnische achtergrond verklaarbaar maakt. Het zal evenzo raadzaam blijken te zijn om het hier aangereikte ge-dachtegoed te betrekken bij het onderzoek naar radicaliserende religieuze groeperingen, gewelddadige sektes en terroristische cellen (waaronder acto-ren van zelfmoordacties), alsmede naar moorddadig handelen van enkelin-gen, variërend van coupplegers tot leerlingen in zgn. school shootings. Ook vor-men van huiselijk geweld naar vrouwen en kinderen, de praktijk van aanhou-dend pesten op school en in bedrijven, hooliganisme, specifieke realisaties van zedendelicten – waaronder groepsverkrachtingen en het fenomeen van ‘loverboys’ - maar zelfs het (onrechtmatig) optreden door bestuurders en management van organisaties zullen vatbaar blijken te zijn voor het aange-dragen gedachtegoed.

Deze persuasieve stellingname laat zich vanzelfsprekend eerst omzet-ten tot een verdere deugdelijke onderbouwing van de theorievorming over ‘de terreur van schaamte’, indien het voorgestelde onderzoek plaatsvindt: the proof of the pudding is in the eating. Evenals voor de Afro-Curaçaose casus is er inmiddels ook voor voornoemde andere casussen zeer veel en alleszins deugdelijk onderzoeksmateriaal voorhanden.

9.2 .WHAT WORKS: CRIMINOGENE FACTOR

Als criminogene factor, zo lijkt niet overbodig om te benadrukken, verkrijgt het geloochende-schaamte fenomeen een significant andere status dan ge-bruikelijk voor geconstateerde mankementen in het emotionele huishouden van cliënten, zoals, bij voorbeeld, ‘gebrekkige gevoelens van eigenwaarde’ nu hebben in interventieprogramma’s.

A.G. BROEK PAGINA 64

Page 67: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

Het what-works onderzoek laat zich leiden door vier algemene princi-pes, i.c. risico – behoefte – responsiviteit – programma-integriteit. Op grond van deze ‘zoeklichten’ komen meer of minder effectieve programma’s in beeld. Uit onderzoek is, zo werd hierboven ook aangehaald, ruimschoots duidelijk geworden, dat recidive tastbaar vermindert indien voor interventies op dynamische criminogene factoren wordt ingezoomd. Daar, als voorbeeld, het verband tussen ‘gebrekkige gevoelens van eigenwaarde’ en criminaliteit niet is aangetoond, vormt het geen criminogene factor en het gemankeerde zelfbeeld vormt dan ook geen interventiedoel. Dit impliceert overigens niet, dat er niet reeds anderszins rekening wordt gehouden met de cliënt gegeven de invulling van zijn of haar eigenwaarde. Om de ontvankelijkheid van inter-ventie (responsiviteit) te vergroten is het alleszins raadzaam om daarmee re-kening te houden. (ibid.: 39-41, gebaseerd op Van der Laan 2004)35

In termen van de what-works principes moet gesteld worden dat het geloochende-schaamte fenomeen juist wel nadrukkelijk meegenomen zou moeten gaan worden als cri-minogene factor om t.b.v. de betreffende cliënt tot een effectieve interventie te kunnen ko-men. Het betreft hier dus absoluut niet een drempel die genomen moet worden om de ‘res-ponsiviteit’ van de cliënt te verbeteren. In tegendeel, het betreft hier een factor die – zo wordt met de nodige overtuiging gesteld - veel tastbaarder als ‘criminogeen’ moet worden onderkend dan de meeste van de als zodanig onderkende factoren.

Anderzijds is het hier ook de plaats om te onderkennen, dat in de vigerende therapeutische praktijk ten behoeve van het reguleren van agressie - zo zal nader onderzoek hoogstwaarschijnlijk uitwijzen - er belangwekkende aan-knopingspunten gevonden zullen kunnen worden voor het stroomlijnen van geloochende schaamte en het door geloochende schaamte gestuurde agres-sieve handelen. In het hier aangereikte gedachtegoed moeten realisaties van agressie tenslotte worden beschouwd als een symptoom van geloochende schaamte. Het onderzoek waar hier op wordt gedoeld, laat zich – zo lijkt al-leszins verantwoord om te stellen – zonder noemenswaardige hindernissen uitvoeren. Het mag, gegeven de aard van het geloochende-schaamte feno-meen, worden verwacht dat het stroomlijnen van deze criminogene factor op belangrijke punten kan aansluiten bij de vigerende praktijk bij Reclasse-ring Nederland van zowel de diagnostiek en indicatiestelling als het metho-disch begeleidend en interveniërend handelen ‘in gedwongen kader’.

35 Voor het distinctieve onderscheid tussen ‘self esteem’ en ‘shame’ zie Tangney en Dearing 2004: 56-9; voor eigenwaarde bij minderheidsgroepen, zie ook D’Souza 1995: 340-3.

A.G. BROEK PAGINA 65

Page 68: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

9.3 . DIAGNOSTIEK & INTERVENIËREN AANPASSEN

In algemene zin, zoveel is stellig duidelijk geworden, betekent het gepresen-teerde model een potentieel krachtige bijdrage ter optimalisering van twee kernactiviteiten van de reclassering, i.c. [a] de diagnostiek en indicatiestelling a.d.h.v. Recidive Inschattingschalen (RISc) en [b] het methodisch begelei-dend en interveniërend handelen ‘in gedwongen kader’ (zoals uiteengezet in Menger en Krechtig 2004). Beiden dienen te worden aangepast aan de ver-eisten van het geloochende-schaamte fenomeen.

Ten aanzien van de diagnostiek en indicatiestelling kan hier, op basis van Menger en Krechtig (ibid.: 51-71), worden gesteld dat meer in het bij-zonder in de RISc schalen 10 (emotioneel welzijn), 11 (denkpatronen, ge-drag en vaardigheden) en 12 (houding) de manifestaties van (geloochende) schaamte en de consequenties ervan in gedrag en handelen zouden moeten worden gemarkeerd. Als zodanig zouden deze weer moeten terugkeren in het delictscenario dat mede op basis van RISc wordt opgesteld en dat “gede-tailleerd inzicht [geeft] in situaties, omstandigheden en gedragingen die het risico van recidive vergroten.” (ibid.: 77) Vooralsnog is dit t.a.v. van (geloochende) schaamte niet of slechts in zeer beperkte mate het geval. Dit zou echter wél te realise-ren zijn.

Met Rijnen (2006: 95) moet geconstateerd worden dat in voornoemde schalen de onderwerpen “die gerelateerd zijn aan verbondenheid, zoals relaties met familie en part-ners, en emotioneel welzijn, slechts in geringe mate [meewegen] bij het inschatten van het risicoprofiel.” Hierdoor wordt de primaire behoefte aan ‘geborgenheid’ (belongingness) onvoldoende meegenomen. Voor de keerzijde – i.c. schaamte – geldt dit evenzeer. Het een en ander impliceert niet, dat spreekt, dat het niet in RISc meegenomen zou kunnen wor-den, noch dat het niet ‘met passen en meten’ uit de gegevens te distilleren zou zijn. Het ge-wicht dat hieraan gegeven wordt, is echter vooralsnog zeer beperkt. In dezen wordt Rij-nen bevestigd door Bosker (2006), die verder juiste kritische kanten aan-brengt bij Rijnens kritiek op RISc.

Het alleszins noodzakelijke aanscherpen van de vigerende diagnostiek en in-dicatiestelling bij Reclassering Nederland laat zich in ieder geval ondersteu-nen op de volgende twee wijzen.

Het wordt hier bepleit om RISc aan te scherpen, opdat de geloochen-de-schaamte problematiek bij cliënten onderkend kan worden en er vervol-gens naar gehandeld kan worden. Het is raadzaam om – naast de reguliere wijze van aanpassen van diagnostiek - voor deze aanpassing in ruime mate gebruik te maken van reeds beschikbare intakes en dossiers. Het is aannemelijk dat uit de reeds beschikba-re gegevens een profiel met tastbare schaamte-indicaties is te distilleren – zoals ook uit stu-dies als van Van San, Van Hulst en Bovenkerk deze ‘schaamteprofielen’ tevoorschijn

A.G. BROEK PAGINA 66

Page 69: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

komen. Op deze wijze wordt het mogelijk om de mate waarin de aanpassing van RISc (t.b.v. het onderkennen van geloochende schaamte) nodig is, nader te preciseren.

Eveneens ten behoeve van het aanscherpen van de diagnostiek - maar niet minder van belang voor het interveniërend als voor het preventief han-delen – zou onderzoek moeten worden verricht naar weerbaarheid inzake schaamte. Hiervoor werden Tangney en Dearing (2004) geciteerd, die consta-teerden dat er bijzonder weinig onderzoek is verricht naar de wijze waarop mensen hebben geleerd om succesvol om te gaan met beschaming en de uitwerking in schaamte, hun nei-ging tot schaamte- of juist schuldgevoelens. Juist voor deze uiterst belangwekkende aangele-genheid zou de analyse sterk moeten liggen bij mensen afkomstig uit bepaalde risicogroe-pen - zoals de Afro-Curaçaoënaars in onze casus - die dit wél hebben geleerd. In dezen zou, zo wil het gepresenteerde gedachtegoed, meer in het bijzonder van belang zijn welke de rol is van een of meerdere personen ‘that are part of one’s self-definition” en welke de factoren zijn die “the sense of belonging” bewerkstelligen.

Het schaamtefenomeen dat hier wordt neergezet is een sterk cognitief be-middelde clustering van gevoelens die vrij nauwkeurig te specificeren gedrag en handelen genereert. Als zodanig is het zonder meer mogelijk – zoals ook voor andere criminogene factoren geldt - om te werken aan beheersing van de risico’s. In dezen moet, zo ligt voor de hand, meer in het bijzonder ge-dacht worden aan uiteenlopende vormen van op gedrag- en cognitie gerichte trainingen. Voor het stroomlijnen van door (geloochende) schaamte ge-stuurd handelen geschiedt dit nog niet bij Reclassering Nederland, maar dit zou wel kunnen worden ingepast in het interveniërend handelen.

Juist van dit specifiek interveniëren (gericht op gedrag en cognitie) is ook het vereiste resultaat te verwachten, zo wordt door evaluatieonderzoek aangetoond. Niet alleen het beschikbare onderzoek ten behoeve van de re-classering bevestigt dit.

Dat een door straf- of civielrechtelijke maatregel het interveniëren er niet eenvoudiger op wordt, moet een uitdaging zijn en geen belemmering om aan de slag te gaan. Zo geeft Van Nieuwenhuizen (2006: 20-21) in haar oratie met recht de waarschuwing mee: “Het kan en mag niet zo zijn dat jeugdigen een adequate behandeling wordt onthouden omdat de complexi-teit van hun problematiek teveel wordt benadrukt waardoor er de kans be-staat dat het blikveld vernauwd wordt.”

Inderdaad, de (vertaal)slag naar het onderkennen van geloochende schaamte als criminoge-ne factor en vervolgens het integraal opnemen van deze complexe aangelegenheid in de dia-gnostiek en indicatiestelling én in het methodisch interveniëren ‘in gedwongen kader’ is

A.G. BROEK PAGINA 67

Page 70: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

geen sinecure maar is evenmin een onneembare burcht. In het navolgende zullen nog meer handreikingen worden gedaan.

9.4 . DEELASPECTEN OP DE RAILS:

NEUTRALISERINGSMECHANISMEN – GEBORGENHEID & EMPATHIE – LICHAMELIJKHEID - VERLIEFDHEDEN

NEUTRALISERINGSMECHANISMEN - In haar onderzoek naar verworvenhe-den en leemtes van het werk dat reclasseringsfunctionarissen verzetten, stuit ook Boone (2002) op het grote aantal ontkenningen onder cliënten van An-tilliaanse en Marokkaanse afkomst, wat het werk van de medewerkers bij-zonder bemoeilijkt. “De bekentenis van het delict beschouwen veel reclasse-ringswerkers als een belangrijk startpunt van de hulpverlening.” (ibid.: 121) Bekennen wordt opgevat als een aanwijzing voor de aanwezigheid voor be-rouw, wat niet alleen kan leiden tot strafvermindering (Willemse en Backbier 2002: 46) maar - niet minder belangrijk - een indicatie is voor het leren aan-vaarden van verantwoordelijkheid. Dit wordt vooral geacht de basis te vor-men voor interventieprogramma’s die succesvol kunnen zijn in termen van het voorkómen van recidive (vgl. Werdmölder 2005: 165 ff.; Harchaoui 2001: 110-1). Ook Menger en Krechtig (2004) zijn zich uitgesproken bewust van het ingewikkelde fenomeen van ‘ontkennende cliënten’ en wijden dan ook ruimschoots aandacht aan het tackelen van dit frequent voorkomende verschijnsel, vooral waar het niet-Westerse cliënten betreft (zie ook Boone 2002: 32, 65, 83, 87).

Menger en Krechtig (2004: 157-164) ontlenen handzame aanwijzin-gen voor de omgang met ‘ontkennende cliënten’ aan de praktijk van reclas-seringswerkers. Voor de medewerkers is het doel van het nemen van dit ob-stakel van ontkennen om de ontvankelijkheid van de beoogde interventie (responsiviteit) aan te brengen dan wel te vergroten. Menger en Krechtig dragen verschillende redenen aan waarom cliënten kunnen ontkennen, waar-onder met name de ‘culturele achtergrond’. De aangereikte redenen zullen mogelijk bij cliënten een rol spelen en zodoende zullen reclasseringswerkers juist (kunnen) reageren.

Aan de redenen ontbreekt echter het geloochende-schaamte feno-meen. Juist dit fenomeen – zo werd hierboven uitgebreid aangegeven – brengt onder meer als kenmerkend handelen met zich mee het ‘ontkennen’: shift the blame outward. Het aangaan van een ‘dialoog’ over het geconstateeerde

A.G. BROEK PAGINA 68

Page 71: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

(delinquente) handelen is het laatste dat een door geloochende schaamte ge-stuurde cliënt wenselijk acht of überhaupt goed zal kunnen Menger en Krechtig (ibid.: 162) laten echter ruimte voor de mogelijkheid van een der-gelijk gefundeerde problematiek en verwijzen vervolgens wijselijk door naar een andere setting. “Ontkennen kan hier een uiting zijn van afweer die die-per in de persoon is verankerd. Het is niet aan de reclasseringswerker om dit ‘boven tafel’ te brengen. Confronteren in de reclasseringsbegeleiding is hier niet de juiste aanpak. Daarvoor is een therapeutische behandelingssetting nodig.” De constatering is voor cliënten die gebukt gaan onder geloochende schaamte alleszins gerechtvaardigd. Het is ook in veel te sterke mate een criminogene factor om en passant mee te nemen in het vigerende handelen.

Gegeven de cognitief bemiddelde aard van ‘schaamte’ en ‘schuld’, kan de bedoelde therapeutische behandeling vorm en inhoud krijgen door gedrag en cognitie gericht te werken. Niet alleen is dit overeenkomstig de alleszins gerechtvaardigde nieuwe beleidslijnen (zie o.a. Menger en Krechtig 2004, Tigges 2005) maar het is ook in lijn met de beschikbare kennis over het re-sultaatgericht stroomlijnen van door geloochende schaamte gestuurd gedrag. “In fact, many of the key cognitive-behavioural interventions for depression described by Beck (1983) and Ellis (1962) are likely to be an effective means of addressing shame-inducing cognitions.” (Tangney en Dearing 2004: 175, voor details zie ibid.: 171-194; zie ook Van Nieuwenhuizen 2006: 20-21) Dit enthousiasme heeft wel enige basis om op terug te vallen, maar vooralsnog zal er onvermijdelijk rekening gehouden moeten worden met het nodige tri-al-and-error handelen.

Het is hier de plaats om nadrukkelijk te wijzen op nog een viertal kenmer-ken van het geloochende-schaamte fenomeen zoals het hier wordt uiteenge-zet, waarbij het helende interveniëren aansluiting zal kunnen c.q. moeten zoeken om succesvol te kunnen zijn.

GEBORGENHEID EN EMPATHIE - Gegeven de primaire behoefte van ‘be-longingness’ (geborgenheid) die het beschamen juist tot zo’n pijnlijke erva-ring maakt, is het noodzakelijk bij het interveniëren het potentieel aan ge-borgenheid, i.c. het potentieel aan constructief-affectieve banden van de cli-ënt scherp in beeld te krijgen en waar maar enigszins mogelijk te cultiveren (zie hiertoe ook het onderzoek “recalling postitive memories” van Twenge 2005). Daarenboven mag verwacht worden, dat, juist ook door een geman-keerd empatisch vermogen, het interveniërende handelen de zwak ontwik-kelde gelijkschakeling van ‘self’ en ‘behaviour’ enigermate zal moeten door-breken (zie ook hierna onder ‘ouder coaching’).

A.G. BROEK PAGINA 69

Page 72: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

GEMANKEERDE LICHAMELIJKHEID - De ontbrekende geborgenheid en genegenheid vertaalt zich symptomatisch onder meer in een fysieke proble-matiek: “Hen aanraken doet ze in brand vliegen,” zo citeerden wij Boven-kerk (2003: 183) al eerder. Hoewel specifieke sporten, met name fitness, wel al onderdeel kunnen uitmaken van interventies, zou toch de mogelijkheden van martial arts meegenomen moeten worden in de begeleiding (terwijl deze sporten nu overwegend taboe zijn).

VERLIEFDHEDEN - De door schaamte-ervaringen aangetaste behoefte aan geborgenheid vertaalt zich, bij zowel actoren als slachtoffers van agressie, in het aangaan van banden die wel constructief ogen maar dit niet zijn noch voor de persoon zelf noch voor zijn/haar omgeving of voor de samenleving in haar geheel. In dezen moet niet alleen gedacht worden aan de geborgen-heid van groepen met een ‘gesloten karakter’, zoals (religieuze) sektes, crimi-nele benden, terroristische groeperingen. Op individueel niveau vindt deze door (geloochende) schaamte gevoede behoefte bij voorbeeld een (kortston-dige) bevrediging in verliefdheden36. Geloochende schaamte blijkt een vruchtbare voedingsbodem voor ‘infatuations’: “By idealizing another per-son, the shame-prone person seeks to dispel shame by attaching to someone imagined to have the virtues lacking in oneself. But the outcome is usually the opposite; difficulties in the relationship, arising out projections on one or both sides, increase shame.” (Scheff en Retzinger 2001: 112) Het ligt voor de hand dit indringende deelaspect nadrukkelijk een plaats te geven in het interveniërend handelen.

Aan de tot nu toe genoemde aspecten is door middel van hanteerbare pilots al spoedig ‘handen en voeten’ te geven, waarvan een tastbaar resultaat mag worden verwacht.

Voor nog een ander deelaspect wordt hierna ruimschoots aandacht ge-vraagd, daar het reeds als zo’n dominant obstakel wordt onderkend.

9.5 . NAAR ONDERKENDE SCHAAMTE

Van Hulst (1997) wijst in zijn onderzoek naar de delinquente jongeren uit de Antilliaanse volksklasse op een gegeven dat na de Tweede Wereldoorlog, met name sinds de jaren zestig van de vorige eeuw, ontstond onder druk van 36 Dit lijkt een rol te spelen bij de stappen tot prostitutie onder de hoede van een ‘loverboy’ (Bovenkerk et al. 2006), maar ook bij sommige, snel tot gewelddadigheden leidende relaties van jong volwassenen – zie http://www.stayinlove.nl voor aanwijzingen voor jongeren om alert te zijn en blijven.

A.G. BROEK PAGINA 70

Page 73: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

alleszins goede bedoelingen en meer of minder resultaatgerichte doelen. “De methodieken die gehanteerd worden in het opnemen en onderhouden van contacten met cliënten en in allerlei hulpverlenings- en ondersteuningssitua-ties zijn, hoezeer ze per instelling ook naar concrete vorm kunnen variëren, op dezelfde vooronderstellingen gebaseerd. Ze gaan uit van de mondige cli-ënt die zelf verantwoordelijk is voor wat er met hem of haar gebeurt, die zelf deelneemt in het stellen van de diagnose en actief is in de therapie of tijdens het hulpverleningsproces.” (ibid.: 311) Dit is stellig geen ontwikkeling die al-leen in Nederland waarneembaar is. Ook andere Westerse landen als Groot-Brittannië, Frankrijk, Duitsland, de Scandinavische landen en de Ver-enigde Staten kennen deze verschuiving ten gunste van ‘eigen verantwoor-delijkheid’ en ‘zelfredzaamheid’.

Deze gang van zaken werd juist ingegeven door het onderkennen dat afhankelijkheid kon worden en ook dikwijls werd ervaren als synoniem met vernedering, zoals ‘liefdadigheid’ dat kon en kan zijn. “[Ch]arity itself,” zo noteert Sennett (2004: 12), “has the power to wound; pity can beget con-tempt; compassion can be intimately linked to inequality.” Sennett gaat uit-gebreid in op de onbedoelde uitwerkingen van hulpverlening en de geschie-denis achter de schaamte die het teweeg brengt: “[…] it lays a heavy burden of gratitude on the recipient, who may have nothing to give back but sub-mission.” (ibid.: 149)

De vernedering lijkt meer in het bijzonder gelegen in het ontbreken van enige ‘wederkerigheid’. In een bespreking van het internationaal beken-de onderzoek van de antropoloog Mauss (2004 [1954]) over ‘le don’ (het ge-ven), vat Sennett (2004: 219) kernachtig samen wat zo essentieel is aan het ontvangen van hulp terwijl ‘respect’ voor de ontvanger blijft gehandhaafd. “[F]or Mauss believed that those who benefit must give something back, even if they do not and cannot give back an equivalent. They must do so in the eyes of others and their own. […] Put simply, reciprocity is the founda-tion of mutual respect.” Dit geldt bovenal in de ogen van de door schaamte gestuurde ontvanger van ondersteuning en hulp.

Hoezeer de herijking van het uitgangspunt (i.c. de beweging naar eigen ver-antwoordelijkheid) in de loop van de afgelopen decennia ook te verdedigen is, voor cliënten die gebukt gaan onder geloochende schaamte is dit juist het uitgangspunt dat de tegenovergestelde uitwerking heeft: het werkt bescha-mend en zodoende schaamte versterkend. Dit wordt een gegeven met name daar de wederkerigheid ontbreekt en primair ‘afhankelijkheid’ wordt aange-boden (verpakt in het nadrukkelijk een beroep doen op de eigen verant-woordelijkheid). Uit de beschrijving van door geloochende schaamte ge-stuurde personen moet duidelijk zijn, dat het veronderstelde verlangen naar

A.G. BROEK PAGINA 71

Page 74: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

‘mondigheid’, de ‘vraag om hulp’ en bijkomende ‘eigen verantwoordelijk-heid’ juist ontbreekt en dat mede op een of meerdere van deze aangelegen-heden de ‘afwijzing’ (schaamte) juist betrekking heeft. Dat sociale en emo-tionele mankement behoort de kern van geloochende schaamte toe. Er naar vragen of op appelleren kan niet anders dan worden ervaren als een kleine-ren en een directe afwijzing en wordt zodoende opnieuw een beschamen. Het interveniërende handelen wordt zo een neerwaartse spiraal van bescha-ming op beschaming.

“[Het formuleren van de hulpvraag] betekent dat men zijn eigen ge-drag moet kunnen problematiseren, terwijl nu juist het kernprobleem is dat deze cliëntengroep wezenlijk anders denkt over het vertoonde gedrag,” zo merkt Boone (2002: 115) beslist op naar aanleiding van hardnekkig en aan-houdend ‘ontkennende cliënten’. Voor de cliënten ter zake geldt dit onge-twijfeld. Met de reclasseringsmedewerkers die Boone sprak, moet zij dan ook tot de conclusie komen: “In plaats van als vereiste zou deze vaardigheid ook hier beter als doelstelling van het programma geformuleerd kunnen worden, […].” Ook al had Boone niet op voorhand de cliënten voor ogen die in dit rapport centraal staan, haar constatering geldt zonder meer juist deze groep. Voor hen geldt dat niet het gesprek maar het ‘vluchten’ het ei-gen handelen stuurt.

Menger en Krechtig (2004) onderkennen dat het reguliere ‘streven naar zelfbeschikking’ niet zo vanzelfsprekend is of kan worden ingevuld als het interveniëren decennialang heeft verondersteld. “[V]eel cliënten,” zo merken zij op, “zijn juist bij de reclassering terechtgekomen, omdat ze niet in staat zijn gebleken hun volwassen verantwoordelijkheid op alle levensge-bieden te dragen. Zelfbeschikking als zodanig, los van maatschappelijke bin-dingen, is niet altijd het hoogste goed en lang niet altijd het beste doel van begeleidingscontacten.” (ibid.: 105)

Kortom, voor het stroomlijnen van handelen en gedrag dat wordt gestuurd door geloochende schaamte kan het vigerende uitgangspunt van interveniëren bij Reclassering Nederland niet productief zijn.

De grootste hindernis die genomen dient te worden en waarmee ook het doel van interven-tie inzichtelijk wordt, is juist “identifying and verbalizing the shame experience”. Het kan niet verbazen dat Tangney en Dearing (2004: 174) nadrukkelijk aandragen dat geloochende schaamte dient te worden omgezet in onderkende schaamte (zie ook Scheff en Retzinger 2001: 167 ff.). In dezen, zo zal evenmin verbazen, is inzicht in “the difference between condemning a behavior and condemning the self” – het verschil tussen ‘schuld’ en ‘schaamte’ – onderdeel van de ‘cognitieve herevaluatie’. Met deze herevaluatie worden

A.G. BROEK PAGINA 72

Page 75: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

stapsgewijs herzieningen in ‘referentiekaders’ aangedragen, die handelen verder constructief zullen kunnen aansturen.

De directe confrontatie, zo werd hiervoor beredeneerd, is een weinig effec-tieve methode is daar het ontkenningsmechanismen in de hand werkt. Ten behoeve van het onderkennen van schaamte zullen echter verschillende vor-men van ‘verpersoonlijking’ (impersonation) en ‘toneel- en rollenspel’ (acting out) een alleszins louterende werking blijken te kunnen hebben. Meer in het bijzonder zou gedacht moeten worden aan het ontlenen van technieken zo-als ontwikkeld werden door de Braziliaan Augusto Boal voor straattoneel. Zijn werkmethoden maken het mogelijk om het ‘onbespreekbare’ bespreek-baar te maken, zoals op Curaçao gebeurde door Gibi Bacilio.

“Geïnspireerd door de theaterervaringen van de Braziliaanse regis-seur/acteur Augusto Boal, trokken Bacilio en zijn theatergroep de wijken in. Zij lokten de mensen uit hun huizen en van hun porches naar het plein met zang, ritmische aanmoedigingen en drumslagen. In korte scènes werd een situatie neergezet, waarin steevast een vorm van lokaal machts-misbruik centraal stond. De kern van de problematiek verwerkte Bacilio meestal ook nog in een sterk ritmisch gedicht met kernachtige herhalin-gen. Wanneer dezelfde scènes opnieuw gespeeld werden, werd aan een ieder uit het publiek de mogelijkheid geboden een rol over te nemen en deze zelf en naar eigen inzicht in te vullen. Door improvisatie, gestan-daardiseerde handelingen en ritmische spreekkoren werd de spanning en vooral de vaart in een stuk gehouden, dat door spelers en publiek ont-stond en werd aanschouwd.” (Broek 2006: 219-20)

Deze werkwijze blijkt tongen los te maken en zal het mogelijk maken om deelaspecten van geloochende schaamte stap voor stap te onderkennen en de noodzakelijke mondigheid te geven.

Evenals de voorstellen hierboven aangereikt, is ook dit alleszins tastbaar ex-perimenteel nader uit te werken.

9.6 . AFSTAND TOT HERSTELRECHT

Direct in het verlengde van de constatering dat het vigerende uitgangspunt een hindernis oplevert voor succesvolle interventie, kan gewezen worden op de beperkende mogelijkheden van het zgn. herstelrecht voor de cliënten ter zake. Met Roberts, Stalans en Hough (2005: 32) kan de kern van herstelrecht als volgt worden gekarakteriseerd.

A.G. BROEK PAGINA 73

Page 76: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

“Herstelgerichte programma’s verschillen in menig opzicht van elkaar, maar alle programma’s hebben drie centrale, gemeenschappelijke compo-nenten. Ten eerste verlangen herstelgerichte projecten van de dader dat hij de verantwoordelijkheid voor zijn handelen aanvaardt (op zijn minst); er moeten oprechte excuses worden gemaakt aan het slachtoffer. Ten tweede geven herstelgerichte procedures aan het slachtoffer ruime gele-genheid tot het uitspreken van zijn wensen en zorgen. Ten slotte omvat-ten de uitkomsten van de procedures meestal vergoeding aan het slacht-offer en/of aan de samenleving, opdat de dader de aangerichte schade herstelt en als een productieve burger opnieuw in de samenleving geïnte-greerd raakt.” (zie ook Blad 2001: 301-05)

Uit wat hiervoor naar voren werd gebracht, kan enkel geconcludeerd wor-den dat het herstelrecht een handelen aanreikt dat vooreerst geen aansluiting kan vinden bij de door geloochende schaamte gestuurde cliënten.

De grondlegger van het herstelrecht (restorative justice), John Braith-waite, zal gelijk hebben met het benadrukken dat “restorative justice [is] at the moment an adventure of research and development, where the research is proving tremendously encouraging in some ways, discouraging in others” (Braithwaite 2003: 4). Hoezeer Braithwaite (1989, 2001) zich ook bewust heeft getoond van de consequenties van unacknowledged shame, van het her-stelrecht mag vooralsnog niet verwacht worden zonder meer bemoedigend resultaat te zullen opleveren voor de groep ter zake. Terzijde maar niet altijd zonder meer terzijde te schuiven, is te constateren dat “het [publieke] draag-vlak voor herstelrecht op criminaliteit in het geval van de meest ernstige vormen, met name geweldsmisdrijven” uiterst beperkt is (zie Roberts, Sta-lans en Hough (2005: 32)

Doorslaggevend is echter dat de doelen van herstelrecht en die van een organisatie als Reclassering Nederland niet parallel maar uiteenlopen, zoals Friele (geciteerd in Leest 2005: 10) helder stelt, in de nadruk die de laatste legt op “gedragsbeïnvloeding met als gevolg minder recidive. In zo-verre herstelbemiddeling daarin een rol kan spelen, kan de Reclassering Ne-derland een partner zijn.” Voor de ‘schaamteloze’ daders die hier ter discus-sie staan, moet met Friele de prognose zijn, dat het herstelrecht en een dergelijke samenwerking niet gemakkelijk de beoogde recidivereductie tot gevolg zal kunnen hebben: voor ‘onze’ dader bestaat het slachtoffer in de eerste en laatste plaats uit de persoon van hem- of haarzelf!37

37 “The frightening power of anger is rooted in its self martyring nature. If the angry person is his or her own first victim, this provides a powerful defense against feeling guilt for what he or she is willing to do to others.” (Katz 1999: 378, zie ook p. 331)

A.G. BROEK PAGINA 74

Page 77: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

9.7 . OUDER- EN GEZINSCOACHING

Van San eindigt haar proefschrift met het aanreiken van een advies naar aan-leiding van het gegeven dat zowel de jongens als de moeders verantwoorde-lijkheid voor gewelddadig handelen ontkennen en absoluut niet gebukt gaan onder schuldgevoelens. Het zou, aldus Van San (1998: 248), raadzaam kun-nen zijn om “behandelingsprogramma’s aan te bieden die tot doel hebben het gevoel van verantwoordelijkheid van deze jongens te vergroten”, en dit bij voorkeur “na het eerste politiecontact”. Van San vervolgt haar advies, ge-geven de geconstateerde invloed van de opvoeders, met het wijzen op de noodzaak “om aan de moeders van de jongens opvoedingsondersteuning te bieden”, om zodoende bij beide actoren “het gevoel van verantwoordelijk-heid voor het eigen gedrag te vergroten” (ibid.: 248-9).

Het nemen van ‘de eigen verantwoordelijkheid’ richt zich bij Van San, gezien het resultaat van haar onderzoek, uitgesproken sterk op de ontwikke-ling van het empatisch vermogen (schuldgevoelens). Als zodanig is een ge-mankeerd ‘empatisch vermogen’ geen criminogene factor. Als bijkomend re-sultaat van langdurige beschaming is het echter wel een fenomeen dat ge-drag en/of cognitie gerichte therapieën t.b.v. het leren hanteren van geloo-chende schaamte, zal moeten en zal kunnen meenemen.

Hier wordt echter op deze aangescherpte invulling van de eigen ver-antwoordelijkheid gewezen daar het een alleszins concreet uitgangspunt en doel voor preventie bij opvoeding biedt. In dezen moet niet gedacht worden aan ouder- en gezinscoaching wanneer de jongeren al ontspoord zijn, maar aan begeleiding op een zo vroeg mogelijk moment. Hier moet zelfs gedacht worden aan speciale ‘zwangerschapscursussen’ voor vrouwen uit de betref-fende sociale laag. Hiermee is op Curaçao overigens al de nodige ervaring opgedaan (zie Schweitz et al. 1992-95). Enigszins gechargeerd zou gesteld kunnen worden, dat de opvoeding, en zodoende de coaching, begint bij de conceptie, dan wel “opvoeden vanaf een ‘nulpunt’” (Van Hulst 1997: 233).

Tangney en Dearing (2004: 156) vatten kernachtig de opvoedings-praktijk samen, waarin schuld- respectievelijk schaamtegevoelens worden ontwikkeld. “Guilt-prone children perceive that their parents use behaviour-focussed messages and empathy induction when disciplining them. In con-trast, shame-prone children report that their parents use person-focused dis-ciplinary messages, express disgust, tease, communicate conditional approv-al, and use love-withdrawal techniques.” Het is ongetwijfeld geen sinecure om ‘be-haviour focussed messages and empathy induction’ aan te brengen in de opvoeding, maar hier ligt wél de kern van het sturende, interveniërende handelen ten behoeve van een con-structieve opvoeding die de overdracht van schaamte kan doorbreken. Vooralsnog heb ik echter geen coaching programma voor (één ouder)gezinnen onder ogen

A.G. BROEK PAGINA 75

Page 78: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

gekregen, dat deze kerntaak onderkent, laat staan op enigerlei wijze syste-matisch verwerkt in de begeleiding.

A.G. BROEK PAGINA 76

Page 79: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

10. TER AFSLUITING

“To be shocked at how deeply rejection hurts is to ignore what acceptance in-volves. We must never allow our suffering to be compounded by suggestions that there is something odd in suffering so deeply. There would be something amiss if we didn’t.”

Alain de Botton, The consolations of philosophy. Londen, 2001 (2000). p. 194

Er is een wereld te winnen, zo lijkt geconcludeerd te mogen worden. Doel van dit adviesrapport is, zo expliciteerden de inleidende woorden, een over-tuigend betoog neer te zetten, op basis waarvan de statusverandering van ‘geloochende schaamte’ tot potentieel criminogene factor verder zal worden nagestreefd. Als zodanig onderkend wordt de weg vrij gemaakt voor het in-tegreren van het geloochende-schaamte fenomeen in het reguliere diagnosti-sche en indicatiestellende handelen, alsmede het methodisch begeleidend en interveniërend handelen ‘in gedwongen kader’ van Reclassering Nederland.

Het onderkennen van de betekenis en reikwijdte van ‘de terreur van schaamte’ zal ook buiten deze organisatie verreikende consequenties blijken te hebben. In dezen moeten de gedachten uitgaan, zo werd al eerder gesteld, naar de verklaringskracht die het gedachtegoed ter zake kan hebben voor huiselijk en relationeel geweld, zedendelicten, hooliganisme, aanhoudend pesten, en zodoende voor het (therapeutische) handelen om de ongunstige consequenties voor de involveerde actoren te stroomlijnen. Hier moet niet alleen gedacht worden aan de gewelddadig handelende actoren maar ook aan (potentiële) slachtoffers, i.c. het nader determineren van mensen die een hogere kans om slachtoffer te worden van een misdrijf dan anderen.38

Het gedachtegoed zal echter ook, zo mag nogmaals benadrukt wor-den, verklaringskracht blijken te hebben in het onderzoek naar radicaliseren-de religieuze groeperingen, gewelddadige sektes en terroristische cellen (waaronder actoren van zelfmoordacties), alsmede naar moorddadig hande-len van enkelingen (variërend van coupplegers en ‘topmanagers’ van georga-niseerde criminaliteit tot leerlingen in zogeheten school shootings).

Daarenboven, zo mag herhaald worden, zal blijken dat het reguliere handelen, bij voorbeeld in organisaties, in veel sterkere mate dan tot nu toe is onderkend, wordt aangestuurd door geloochende schaamte, angst voor beschaming en het resultaat van feitelijke of ervaren beschaming, i.c. wraak-

38 Te oordelen naar een studie als Loverboys of modern pooierschap lijkt schaamte een bijzonder indringende rol te spelen, bij voorbeeld, bij slachtoffers van loverboys, i.c. de jonge vrouwen en meisjes die deze mannen weten aan te zetten tot prostitutie - zie Bovenkerk et al. 2006: 19-47; 158 ff. Zie ook Twenge 2005 met indringend materiaal om re-kening mee te houden, onder andere het gegeven dat “rejected people [are] more likely to perpetrate aggression, but they are also more likely to be victims of aggression”, waarbij aangetekend kan worden dat de kans zeer groot is, dat het slachtofferschap juist ook weer ontstaat door iemand die zelf het slachtoffer van beschaming is.

A.G. BROEK PAGINA 77

Page 80: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

oefeningen39. Ook vormen van minder regulier handelen – suïcide bij voor-beeld – kunnen bij actoren die tot een min of meer grote organisatie beho-ren (leger, politieke partij, internationaal bedrijf) door de angst voor de pijn van beschaming blijken te zijn aangestuurd.

Om het uiteindelijke doel dat wordt beoogd te realiseren - het verminderen van gewelddadig gedrag - is, dat spreekt, niet alleen een overtuigend betoog nodig. Daartoe is meer handelen en handelen van andere aard vereist. Het is hier niet de plaats om een detaillering van vervolgstappen neer te zetten. Hieraan zal een volgend document vorm en inhoud moeten kunnen geven. Moge dit voorliggende betoog inderdaad de overtuigingskracht hebben om de voorgestelde weg in te slaan: de statusverandering van het geloochende- schaamte fenomeen tot criminogene factor.

39 Indien de aangereikte stelling het waarheidsgehalte heeft dat hier wordt verdedigd dan moet de terreur van schaamte in het reguliere handelen eveneens een beduidend indringender rol spelen dan wij tot nu toe (durven) onder-kennen. Dan zal verdedigbaar blijken dat vormen van excessieve verrijking en de scheve schaats die daarbij soms wordt gereden (zoals bij Enron, Worldcom, Ahold, Parmalat en andere multinationals), veel meer door (geloochende) schaamte en het verlangen naar geborgenheid worden aangestuurd dan reguliere verklaringsmodellen van dergelijk han-delen voor mogelijk houden.

A.G. BROEK PAGINA 78

Page 81: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

11. LITERATUUR

Allen, Rose Mary, Coen Heijes en Valdemar Marcha (red.), 2003, Emancipatie & Acceptatie. Cu-raçao en Curaçaoënaars. Beeldvorming en indentiteit honderdveertig jaar na de slavernij. Amsterdam : SWPAmelink, Agnes, 2001, De gereformeerden. Amsterdam: Bert BakkerAnderson, Elijah, 1999, Code of the Street. New York/Londen: Norton & Comp.Appiah, Kwame Anthony, 2006, Cosmopolitanism; Ethnics in a World of Strangers. New York/Lon-den: Norton & Comp.Baneke, Joost J., 2002, Het Antigone-paradgima; conflict, communicatie en gezndheid. Enschede: Uni-versiteit TwenteBaumeister, Roy F. en Mark R. Leary, 1995, ‘The Need to Belong: Desire for Interpersonal At-tachments as a Fundamental Human Motivation’, Psychological Bulletin, 117, 497-529. Beck, A.T., 1983, ‘Cognitive therapy of Depression: New Perspectives’, in: P. Claton en J. Barrett (red.), Treatment of Depression. pp. 265-290. New York: Raven PressBenedict, Ruth, 2006 [1946], The Chrysanthemum and the sword. Patterns of Japanese Culture. Boston: Houghton Mifflin (Mariner Books)Beunders, Henri, 2002, Publieke tranen; De drijfveren van de emotiecultuur. Amsterdam: ContactBlad, John R., 2001, ‘Benadeling en herstel’, in: E. Lissenberg, S. van Ruller en R. van Swaaningen (red.), Tegen de regels IV; Een inleiding in de criminologie. Nijmegen: Ars Aequi LibriBlom, M., et al., 2005, Verdacht van criminaliteit; Allochtonen en autochtonen nader bekeken. Voorburg/Heerlen/Den Haag: CBS/WODCBoone, Miranda, 2002, Leren diversifiëren; Reclassering en culturele diversiteit. Utrecht: Willem Pompe InstituutBoone, M. en R. Poort, 2002, ‘Wat werkt (niet) in Nederland? De what works principes toegepast op het programma aanbod van de Reclassering’, Justitiële Verkenningen, 28-8: 48-63Bonta, J., 2002, ‘Recidivepreventie bij delinquenten; Een overzicht van de huidige kennis en een visie op de toekomst’, Justitiële Verkenningen, 28-8: 20-35Borgman, Erik, Gabriël van den Brink en Thijs Jansen (red.), 2006, Zonder geloof geen democratie, Christen Democratische Verkenningen, speciaalnummer (zomer)Bosker, Jacqueline, 2006, ‘De bruikbaarheid van RISc voor vrouwelijke daders’, Proces (te verschijnen)Botton, Alain, 2001 (2000), The consolations of philosopy. Londen: PenguinBourgois, Phillippe, 1996, In search of respect: Selling Crack in El Barrio Cambridge: Cambridge Uni-versity PressBovenkerk, Frank, 2003a, ‘Over de oorzaken van allochtone misdaad’, in: Frank Bovenkerk, Mieke Komen en Yücel Yeşilgöz (red.), Multiculturaliteit in de strafrechtspleging. pp. 29-58. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers. Bovenkerk, Frank, 2003b [2001], Misdaadprofielen. Amsterdam: AulaBovenkerk, Frank et al., 2006, Loverboys of modern pooierschap. Amsterdam: AugustusBraithwaite, John, 1989, Crime, shame, and reintegration. Cambridge: Cambridge University PressBraithwaite, John, 2001, ‘Forword’, in: Thomas J. Scheff en Suzanne M. Retzinger, Emotions and violence. Shame and rage in destructive conflicts. pp. ix – xv. Lincoln: iUniverseBraithwaite, John, 2003, ‘Principles of Restorative Justice’, in: A. von Hirsch, J.V. Roberts en A. Bottoms, Restorative justice and criminal justice. pp. 1-20. Oxford/Portland: Hart PublishingBreeuwsma, Gerrit, 2004, Psychologische zaken; Wegwijs in de werking van de geest. Amsterdam: Pro-meteus.Breugelmans, Seger, 2004, Cross-cultural (non-)equivalence in emotions; Studies of shame and guilt. Tilburg [Proefschrift, Universiteit van Tilburg]Broek, Aart G., 1994, Onenigheid is een genoegen; Omtrent indentiteit beneden de wind. Willemstad, Curaçao: Amigoe

A.G. BROEK PAGINA 79

Page 82: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

Broek, Aart G., 2005, ‘Voorbij schuld en schaamte: naar ongedeeld Nederlanderschap’, Christen Democratische Verkenningen, 1 – 4: 20-33Broek, Aart G., 2006, De kleur van mijn eiland: Aruba, Bonaire en Curaçao; Ideologie en schrijven in het Papiamentu sinds 1863. Deel 1: Geschiedschrijving. Leiden: Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en VolkenkundeBroek, Aart G. en Jan J. Wijenberg, 2005, ‘Het roer moet om. Naar een ongedeeld Nederlander-schap voor Antillianen en Arubanen’, Civis Mundi, 44 – 4: 178-86.Broek, Aart G., Sidney M. Joubert en Lucille Berry-Haseth (red.), 2006, De kleur van mijn eiland: Aruba, Bonaire en Curaçao; Ideologie en schrijven in het Papiamentu sinds 1863. Deel 2: anthologie. Leiden: Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en VolkenkundeBrugman, J., 1999, Het raadsel van de multicultuur. Amsterdam: MeulenhoffBuijs, Frank J., Froukje Demant en Atef Hamdy, 2006, Strijders van eigen bodem; Radicale en democratische moslims in Nederland. Amsterdam: Amsterdam University PressBushman, B.J. en R.F. Baumeister, 1998, ‘Threatened egotism, narcissism, self-esteem, and diret and displaced agression: Does self-love or self-hate lead to violence?, Journal of Personality and So-cial Psychology, 75: 219-229Cloward, R.A. en L.A. Ohlin, 1961, Delinquency and Opportunity. Glencoe: Free PressCliteur, Paul, 2002, Moderne Papoea’s. Amsterdam: de Arbeiderspers.Cliteur, Paul, 2005, Tegen de decadentie. Amsterdam: de Arbeiderspers.Crombag, H.F.M., 2003, Over wraak; Resultaten van een empirisch onderzoek.’ Justitiële Verken-ningen, 29-5: 56-72Dalrymple, Theodore, 2001, Life at the bottom; The worldview that makes the underclass. Chicago: Ivan R. DeeDalrymple, Theodore,, 2005, Our culture, what’s left of it; The mandarins and the masses. Chicago: Ivan R. Dee.Damasio, Antonio, 2003, Looking for Spinoza. Joy, sorrow and the feeling brain. Londen etc.: Harcourt [Harvest Book]Dennen, J.M.G. van der, 2003, ‘De evolutionaire aspecten van wraak; Waarom wraak zoet is en bovendien heilige plicht’, Justitiële Verkenningen, 29-5: 73-85Draaisma, Douwe, 2002 [2001], Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt. Groningen: Histori-sche Uitgeverij.D’Souza, Dinesh, 1995, The End of racism; Principles for a multiracial society. New York: Free Press.Dunk, Thomas von der, 2001, Alleen op de wereld; De Nederlandse worsteling met zichzelf, God en Europa. Amsterdam: Van GennepEisenberger, N.J., M.D. Lieberman en K.D. Williams, 2003, ‘Does Rejection Hurt? An fMRI study of social exclusion. Science, 302: 290-2.Ekman, Paul, 1992, ‘An argument for basic emotions’, Cognition and Emotion, 6: 169-200.Ellian, Afshin, 2005, Brieven van een Pers; Over Nederlands en islamitisch kannibalisme. Amsterdam: Meulenhoff. Elias, Norbert, 1969, ‘Sociology and Psychiatry’, in: S.H. Foulkes en G. Steward Prince (red.), Psychiatry in a Changing Society. pp. 117-144. Londen: TavistockElias, Norbert, 1970, Sociologie en geschiedenis en andere essays. Amsterdam: Van Gennep [hierin o.a. een vertaling van Elias 1969]Elias, Norbert, 1977 [1939], Über den Prozess der Zivilisation. Soziogenetische und psychogenetische Untersuchungen. Frankfurt a/m.: Surhkamp [twee delen]Elias, Norbert, 1970, Was ist Soziologie? München: JuventaElias, Norbert, 1976 [1971], Wat is sociologie? Amsterdam: Spectrum [vertaling van Elias 1970]Elias, Norbert, 2001, Het civilisatieproces; sociogenetische en psychogenetische onderzoekingen. Amsterdam: Boom [vertaling van Elias 1977 (1939)]Ellis, A., 1962, Reason and emotion in psychotherapy. New York: StuartEmmer, Piet en Hans Wansink, 2005, Wegsturen of binnenlaten? Amsterdam: ArbeiderspersFinkielkraut, Alain, 1987, La défaite de la pensée. Parijs: Gallimard.

A.G. BROEK PAGINA 80

Page 83: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

Finkielkraut, Alain, 1988, De ondergang van het denken. Amsterdam: Contact [vertaling van Finkielkraut 1987]Finkielkraut, Alain, 1996, L’Humanité perdue; Essai sur le xx-e siècle. Parijs: Editions du Seuil.Finkielkraut, Alain, 2001, In the name of humanity; Reflections on the twentieth century. London: Random House/Pimlico. [vertaling van Finkielkraut 1996]Finkielkraut, Alain et al., 2004 Dubbelzinnige democratie. De opmars van radicale politiek. Nijmegen: K.U.N. [Soeterbeeck Programma]Frijda, N.H., 1986, The emotions. Cambridge: Cambridge University PressFrijda, N.H., 1993, ‘De Lex Talionis; over wraak’, in: idem., De psychologie heeft zin. pp. 159-96. Amsterdam: Prometheus.Galbraith, John Kenneth, 1978 [1958], The affluent society. Harmondsworth: Penguin Books.Gemert, F. van en J.D. de Jonge, 2005, ‘Groepsdynamiek binnen een jeugdbende; Een casus van verzet tegen de politie’, Tijdschrift voor Veiligheid en Veiligheidszorg, 2: 46-56Geerts, René W.M., 1998, Jongeren en criminaliteit; Ontwikkeling en aanpak. Willemstad, Curaçao: De-partement van Justitie N.A.Gilmore, David. D., 1990, Manhood in the making; Cultural concepts of masculinity. New Ha-ven/Londen: Yale University Press. Goudsblom, Johan, 1983 [1974], Balans van de sociologie. Amsterdam: Spectrum (Aula).Goudsblom, Johan, 1987, De sociologie van Norbert Elias. Amsterdam: Meulenhoff.Goudsblom, Johan, 1997, ‘Schaamte als sociale pijn’, in idem., Het regime van de tijd. pp. 11-9. Amsterdam: Meulenhoff.Hannah-Moffat, Kelly, 2005, ‘Criminogenic needs and the transformative risk subject.’ Punishment & Society, 7-1: 29-51Harinck, Georg en Ab Klink, 2006, ‘Breekt CDA met pluralistische model van Kuyper?’, in: Erik Borgman, Gabriël van den Brink en Thijs Jansen (red.), Zonder geloof geen democratie, Christen Democratische Verkenningen, speciaalnummer (zomer), pp. 284-304Hartling, Linda, 2005, Humiliation: Real pain, a pathway to violence. Paper, Sixth Annual Human Dig-nity and Humiliation Studies Meeting, New York, Columbia University, December 15-16Harchaoui, S., 2001, ‘Marokkaanse criminaliteit in Nederland’, Justitiële Verkenningen, 27-5: 99-114.Heijne, Bas, 2005, Hollandse toestanden. Amsterdam: Prometheus.Hijden, S. van der, V. Smeulders en A. Fermin, 2005, State-of-the-art studie Antilliaanse risicojongeren. Den Haag: QA+/KIEMHoetink, Harry, 1987 [1958], Het patroon van de oude Curaçaose samenleving. Amsterdam: Emmering.Hoetink, Harry, 1962, De gespleten samenleving in het Caribisch gebied. Assen: Van GorcumHoogenboom, A.B. en L.J.J. Rogier, Rèspèt. 61 essays over criminaliteit op Curaçao en St. Maarten. Cu-raçao: Interpress, 1999.Hoove, Marcel ten (red.), 2002 [2001], De lege tolerantie; Over vrijheid en vrijblijvendheid in Nederland. Amsterdam: Boom.Hulst, Hans van, en Jeannette Bos, 1994 (1993), Pan i rèspèt; Criminaliteit van geïmmigreerde Curaçaose jongeren. Utrecht: OKUHulst, Hans van, 1997, Morgen bloeit het diabaas; De Antilliaanse volksklasse in de Nederlandse samenleving. Amsterdam: Het Spinhuis.Hulst, Hans van, 2003, Geen snelle recepten; Gezichtspunten en bouwstenen voor een andere aanpak Antilliaanse jongeren. Amsterdam: Aksant.Huntington, Samuel P., 2002 (1996) The clash of civilizations and the remaking of world order. Londen: Simon & Schuster (The Free Press)Jeugd terecht, 2003, Den Haag: Ministerie van Justitie.Katz, Jack, 1999, How emotions work. Chicago: University of Chicago PressKennedy, James, 1997 [1995], Nieuw Babylon in aanbouw. Nederland in de jaren zestig. Amsterdam: Boom.Kirkpatrick, L.A. en P.R. Shaver, 1992, ‘An attachment-theoretical approach to romantic love and religious belief’, Personality and Social Psychology Bulletin, 19: 266-75

A.G. BROEK PAGINA 81

Page 84: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

Khosrokhavar, Farhad, 2006, Suicide bombers. Allah’s new martyrs. Londen: Pluto Press.Kleijer-Kool, Lianne, 2006, ‘Marokkaanse ontkennende verdachten in het kinderstrafporces’, Proces, 85-3: 97-105Laan, P.H. van der, 2004, ‘Over straffen, effectiviteit en erkenning; De wetenschappelijke onderbouwing van preventie en strafrechtelijke interventie’, Justitiële Verkenningen, 30–5: 31-48.Leary, M.R., R.M. Kowalski, L. Smith en S. Phillips, 2003, ‘Teasing, rejection, and violence: case studies of the school shootings’, Aggressive Behavior, 29: 202-214Leest, Judith, 2005, ‘Sympathiek maar veel gedoe; Rondetafeldebat: draagvlak voor herstelrecht binnen justitie?’, Tijdschrift voor Herstelrecht, 5-1: 8-18.Leuw, Ed., 1997, Criminaliteit en etnische minderheden. Den Haag: WODC, Ministerie van Justitie.Leeuw, F.L., 2003, ‘Reconstructing program theories: methods available and problems to be solved’, American Journal of Evaluation, 24-1: 5-20.Lemaire, Ton, 1976, Over de waarde van kulturen. Baarn: Ambo.Levitt, Steven D. en Stephen J. Dubner, 2006 (2005), Freakonomics. Londen: Penguin.Lewis, Helen B., 1971, Shame and guilt in neurosis. New York: International Universities Press.Lipovetsky, Gilles, 2006, Le bonheur paradoxal, essai sur la société d'hyperconsommation. Paris: GallimardMarcha, Valdemar en Paul Verweel, 2003, De cultuur van angst. De paradoxale culturele ketenen van angst en zwijgen. Amsterdam : SWPMarcha, Valdemar en Paul Verweel, 2005, De Curacaose man. Vrouwen over de sociale identiteit van Cur-acaose mannen. Amsterdam : SWPMartinus Arion, Frank E., 1972, '30 di mèy: fin di abusu', Kontakto Antiyano, 4-1: 37–9.Martinus Arion, Frank, 1973, Dubbelspel. Amsterdam: de Bezige BijMauss, Marcel, 2004 (1950), ‘Essai sur le don’, in: idem: Sociologie et anthropologie. Parijs. Presses Universitaires de FranceMauss, Marcel, 2000 (1954), The gift: The form and reason for exchange in archaic societies. New York/Londen: Norton [vertaling van Mauss 1950]McMahon, Darrin M., 2006, Happiness; A history. New York: Atlantic Monthly Press.Meertens, Roel W., Yvonne R.A. Prins en Bertjan Doosje, 2006, In iedereen schuilt een terrorist; Een sociaal-psychologische analyse van terroristische sekten en aanslagen. Schiedam: Scriptum.Menger, Anneke en Lous Krechtig, 2004, Het delict als maatstaf; Methodiek voor werken in gedwongen kader. Utrecht: Stichting Reclassering Nederland.Morris, Ivan, 1975, The nobility of failure; Tragic heroes in the history of Japan. New York: Holt, Rinehart & WinstonNaar een veiliger samenleving, 2002, Den Haag: Ministerie van Justitie.Nieuwenhuizen, Chijs van, 2006, Tegen beter weten in? Amsterdam: Dutch University Press [oratie].Oostindie, Gert J., 1999a, Curaçao 30 mei 1969; verhalen over de revolte. Amsterdam: Amsterdam Uni-versity Press.Oostindie, Gert J., 1999b, Dromen en littekens: dertig jaar na de Curaçaose revolte, 30 mei 1969. Amster-dam: Amsterdam University Press.Osherson, Samuel, 1993 [1992], Wrestling with love; How men struggle with intimacy. New York: Faw-cett Columbine.Paula, A.F., 1968[1967], From objective to subjective social barriers. Willemstad, Curaçao: Curaçaosche Courant.Real, Terence, 1998 [1997], I don’t want to talk about it; Overcoming the secret legacy of male depression. New York etc.: Simon & SchusterRijnen, Kairen, 2006, ‘Context en verbondenheid. Vragen bij de bruikbaarheid van RISc voor vrouwelijke daders’, Proces, 85-3: 90-6Roberts, Julian V., Loretta Stalans en Mike Hough, 2005, ‘Publieke meningen over herstelrecht’, Tijdschrift voor Herstelrecht, 5-1: 25-34Römer, René A., 1998, De Curaçaose samenleving. Willemstad, Curaçao: AmigoeRoss, L., 1977, ‘The intuitive psychologist and his shortcomings’, Advances in Experimental Social Psychology, 10: 174-220

A.G. BROEK PAGINA 82

Page 85: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

Ruiter, C. De en V.C. Veen, 2004, Terugdringen van recidive bij drie typen geweldsdelinquenten: werkzame interventies bij relationeel geweld, seksueel geweld en algemeen geweld. Utrecht: Trimbos InstituutRutenfrans, C.J.C., 1989, Criminaliteit en sexe. Een verklaring voor de verschillen in het criminele gedrag van mannen en vrouwen. Arnhem: Gouda QuintSage, Leonie F. le, 2004, De gebrekkige gewetensontwikkeling in het jeugdstrafrecht. Amsterdam: SWPSage, Leonie F. Le, 2006, ‘Geen schaamte, wel schuldig? De behoefte aan (begrips)bepaling van de gewetensontwikkeling en de toerekeningsvatbaarheid’, Proces, 85-2: 53-59Salas, Denis, 2005, La volonté de punir; Essai sur le populisme pénal. Parijs: HachetteSan, Marion van, 1998, Stelen en steken; Delinquent gedrag van Curaçaose jongens in Nederland. Amsterdam: Het Spinhuis.San, Marion van, 2002, ‘”Mijn vader is ook geen engeltje”; Curaçaose jeugdige delinquenten en hun opvoeders’, Justitiële Verkenningen, jrg. 28, nr. 1., pp. 79-89Scheff, Thomas J. en Suzanne M. Retzinger, 2001 (1991), Emotions and violence; vhame and rage in de-structive conflicts. Lincoln: iUniverseSchrils, James M.R., 1990, Een democratie in gevaar. Assen/Maastricht: Van GorcumSchweitz, Marijke et al., 1992-1995, [Programa di guia i informashon pa futuru mama], Willemstad, Curaçao: Stichting Neutrale Wijkverpleging/Infese [9 deeltjes]Sennett, Richard, 2004 (2003), Respect; The formation of character in an age of inequality. Londen: Pen-guinSmith, Adam, 2000 [1759], The theory of moral sentiments. New York: Prometheus BooksStark, R. en W.S. Bainbridge, 1985, The future of religion. Berkeley: University of California PressStern, Jessica, 2004 (2003), Terror in the name of God; Why militants kill. New York: HarperCollinsSykes, G.M. en D. Matza, 1957, ‘Techniques of Neutralization; A Theory of Delinquency’, Amer-ican Sociological Review 22: 664-70Swaan, Abram de, 1986 [1982], ‘Uitgaansbeperking en uitgaansangst; over de verschuiving van bevelshuishouding naar onderhandelingshuishouding’, in: ibid., De mens is de mens een zorg. pp. 81-115. Amsterdam: MeulenhoffSwaan, Abram de, 1996, De mensenmaatschappij. Amsterdam: Bert BakkerSwaan, Abram de, 1999 [1984], ‘De maatschappelijke verwerking van oorlogsverledens’, in: J. Heilbron en G. de Vries (red.), De draagbare De Swaan. pp. 42-54. Amsterdam: Prometheus.Swaan, Abram de, 1999 [1985], ‘Verdriet en lied van de kosmopoliet’, in: J. Heilbron en G. de Vries (red.), De draagbare De Swaan. pp. 255-68. Amsterdam: PrometheusSwaan, Abram de, 2006, De botsing der beschavingen en de strijd der geslachten. Utrecht: Forum/Uitgeve-rij Ger GuijsTangney, June P. en Ronda L. Dearing, 2004 (2002), Shame and Guilt. Londen/New York: Guil-ford PressTaylor, Iona, 1991, ‘Kindermishandeling: ieder geval is er een’, in: Aart G. Broek en Christa M. Roose-Weijer (red.), Onderwijs in de steigers. pp. 149-161. Willemstad, Curaçao: PSCTerpstra, L., A. van Dijke en M. van San, 2005, Loverboys, een publieke zaak. Amsterdam: SWOTigges L.C.M. et al., 2005, Terugdringen recidive; Gedragsinterventies. Den Haag: Ministerie van JustitieTonry, M., 1997, Ethnicity, crime and immigration. Chicago etc.: University of Chicago PressTwenge, Jean M., 2005, ‘When does social rejection lead to aggression? The influence of situ-ations, narcissism, emotion, and replenishing connections’, in: Williams, Forgas en Von Hippel (red.) 2005. Twenge, Jean M. en W.K. Campbell, 2003, ‘”Isn’t it fun to get the respect that we’re going to de-serve?” Narcissism, social rejection, and aggression’, Personality and Social Psychology Bulletin, 29: 261-272.Twenge, Jean M., Roy F. Baumeister, Dianne M. Tice en Tanja S. Stucke, 2001, ‘If you can’t join them, beat them; Effects of social exclusion on aggressive behavior’, Journal of Personality and Social Psychology, 81-6: 1058-69Verbrugge, Ad, 2004, Tijd van onbehagen; Filosofische essays over een cultuur op drift. Nijmegen: Sun

A.G. BROEK PAGINA 83

Page 86: DE TERREUR VAN SCHAAMTE - Politieacademie.nl · den dan waarin Reclassering Nederland beweegt evenzeer hun voordeel zul-len kunnen doen met de aangereikte inzichten. Het geloochende

DE TERREUR VAN SCHAAMTE

Vogelvang, B.O. et al., 2003, Prevalentie van criminogene factoren bij mannelijke gedetineerden in Nederland. Woerden/Den Haag: Adviesbureau Van Montfoort/WODCVos, J.M.C., 2003, ‘Het vragende slachtoffer en de wrekende staat; De functie van wrok in een moderne rechtsstaat’, Justitiële Verkenningen, 29-5: 31-45Vuijsje, I., 2006, Tegen beter weten in; zelfbedrog en ontkenning in de Nederlandse geschiedschrijving over de Jo-denvervolging. Amsterdam: AugustusWaal, Frans de, 2005, De aap in ons; Waarom we zijn wie we zijn. Amsterdam/Antwerpen: ContactWerdmöller, Hans, 2005, Marokkaanse lieverdjes. Amsterdam: BalansWienen, J., P. v.d. Burg en A. Klink, 2003, Investeren in integratie; Reflecties rondom diversiteit en gemeenschappelijkheid. Den Haag: Wetenschappelijk Instituut CDAWillemse, H.M. en E.H.F. Backbier, 2002, ‘Etnische botsingen met de strafwet, Justitiële Verken-ningen, 28-5: 38-49Williams, Kipling D., 2001, Ostracism; The power of silence. New York: Guilford PressWilliams, Kipling D. en Lisa Zadro, 2005, ‘Ostracism: the indiscriminate early detection system’, in: Williams, Forgas en Von Hippel (red.), 2005Williams, Kipling D., Joseph P. Forgas, en William von Hippel (red.), 2005, The social outcast: Os-tracism, social exclusion, rejection, and bullying. New York: The Psychology PressWilson, Timothy D., 2002, Strangers to ourselves; Discovering the adaptive unconscious. Cambridge (Mass.)/Londen: Harvard University PressZizek, Slavoj, 2006, ‘Bluttrübe Zeiten’, Lettre International; Europas Kulturzeitung, nr. 73

A.G. BROEK PAGINA 84