De tekenlessen - Weeblyportfoliojordik.weebly.com/uploads/2/6/7/5/... · - PowerPoint les 3 -...
Transcript of De tekenlessen - Weeblyportfoliojordik.weebly.com/uploads/2/6/7/5/... · - PowerPoint les 3 -...
De tekenlessen
Extra les vooraf: mijn verzamelmap
Les 1: Het wordt een mens!
Les 2: Waar ben ik?
Les 3: Fantasiedier
Les 4: Onderwater
Les 5: Prinsessen en ridders
Les 6: Wat doe ik?
Les 7: Je lievelingsdier
Les 8: Wat word ik?
Les 9: In de tuin met…
Les 10: hier woon ik
Extra les vooraf: mijn verzamelmap
Materialen voor de les:
- PowerPoint verzamelmap
- Bijlage 1.
- A3 papier
- paperclips
Kennen en kunnen:
De leerlingen gaan hun eigen tekenvaardig heden laten zien met deze verzamelmap.
Proces doel:
Leerlingen laten zien wat ze kunnen
Product doel:
De leerlingen hebben op hun eigen niveau getekend
Inleiding:
Je vermeldt aan de kinderen dat we dit jaar veel tekeningen gaan maken. Al die tekeningen gaan we
bewaren zodat we aan het eind van het jaar kunnen zien hoe goed je bent geworden.
Je krijgt straks een A3 vel. Op een kant van dit vel zie je de voorkant. Hier doe je nu nog even niks
mee. Je gaat het vel nu dubbel vouwen, zodat je een soort map krijgt.
Kern:
Nu we de voorkant zien, zien we ook een soort lijst. In deze lijst moeten de leerlingen een mens, dier,
huis en boom tekenen. Hoe dat maakt niet uit, als alles er maar instaat. Natuurlijk kunnen ze het ook
gaan inkleuren. De lijst mag natuurlijk ook mooie kleurtjes krijgen.
Onder aan de voorkant staat een label. Hier moeten de leerlingen hun naam op schrijven. Als dit te
hoog gegrepen is kun je dit doen voor de leerlingen. Dan is de naam ook nog duidelijk.
Slot:
Je kondigt 5 minuten van te voren aan dat we alles gaan opruimen.
Tijdens het opruimen begeleid je de leerlingen als ze hulp nodig hebben. Je laat hun opruimen en
gaat niet zelf opruimen.
Wanneer het zo ver is, laat je de mappen op tafel liggen.
Het kan zijn dat je deze les als eerst geef of al naar een paar tekenlessen geeft. Het is dan nu de
bedoelen dat je de tekeningen uit de lessen hiervoor uitdeelt en dat de leerlingen deze nu in hun map
gaan stoppen.
Als alles in de map zit deel je paperclips uit. Hiermee maken de leerlingen hun map dicht.
Je laat nu de map inleveren en deze krijgen een centrale plek in de klas.
Tekenles 1. Het wordt een mens!
Materialen voor de les:
- PowerPoint les 1
- Tekenvellen
Kennen en kunnen:
De leerlingen kunnen allemaal een mens tekenen, ze kunnen de opvallendste/ belangrijke
lichaamsdelen van het menselijk lichaam (armen, benen, ogen enz.) deze kunnen ze ook al tekenen.
Alleen ieder kind tekent dit op een andere manier.
Proces doel:
De leerlingen gaan van een koppoter meer een menselijk figuur maken.
Leerlingen gaan in zien hoe je een menselijk figuur maakt.
Product doel:
Er is een groei gemaakt van koppoter naar menselijk figuur.
De leerlingen kunnen nu zichzelf gaan verbeteren.
Inleiding:
In de PowerPoint laat je allemaal verschillende mensen zien. Je vraagt aan de leerlingen wat de
verschillen tussen bepaalde mensen zijn. Deze ga je bespreken met de leerlingen.
Nu ga je bij de leerlingen vragen wat de verschillende zijn tussen bepaalde klasgenoten. Bijvoorbeeld
leerling A heeft lang haar en leerling B heeft stekeltjes. Zorg hierbij netjes blijft en dat het niet
overgaat in plagen.
Kern:
Hier ga je een mens tekenen op het bord zoals een koppoter er gemiddeld in groep 3 uitziet. Nu haal
je er een willekeurig iemand bij en je vraagt aan die leerling wat er nog veranderd kan worden om
het meer een mens te laten lijken. Denk hierbij aan dikke armen, benen, handen en vingers. Ook kun
je de link brengen naar kleding en haar. De leerlingen mogen de koppoter die je op het bord hebt
getekend verbeteren tot het meer een mens word.
Als aansturing nodig is geef je die.
Nu moeten de leerlingen nog een keer vertellen wat ze allemaal verbeterd hebben. Dit schrijf je op
het bord, zodat ze het terug kunnen lezen.\
Je vraag nogmaals aan de leerlingen waar ze op moeten gaan letten:
- Armen en benen
- Gezicht
- Details
- Handen en vingers
- kleding
Je vraagt aan de kinderen of er nog vragen zijn over de opdracht. Dan laat je de
weekhulpjes/klassendienst de tekenvellen uitdelen. Als ze klaar zijn met de opdracht mogen ze een
vrije tekening maken.
Je laat nu de laatste dia zien en leest dit hard op voor. Daarna zeg je tegen de leerlingen dat ze hun
naam op het papier moeten zetten.
Nu ga je de leerlingen begeleiden tijdens het tekenen. Je gaat niks voor de leerlingen tekenen en je
gaat ook niet op de verzintoer, want als je dat zegt daalt de inspiratie van de leerling.
Slot:
De leerlingen moet nu allemaal een willekeurig mens tekenen. Het mag familie, vrienden zijn of
iemand die ze niet kennen. Ze moeten denken aan de punten die op het bord staan.
De leerlingen moeten hun naam op de achterkant zetten.
Je roept ook een paarkeer op om naar het bord te kijken en ze er aan te laten herinneren. Onder
tussen loop je rond en begeleid je de leerlingen waar het nodig is. let op: laat hun eigen inspiratie de
vrije loop. Als een leerling klaar is, dan is het klaar en ga niet op de gedwongen loop, want op dit
moment heeft de leerling geen inspiratie meer.
Wanneer ze klaar zijn met hun tekening, laat je de leerlingen opruimen. En gaan ze verder met een
vrije tekening. Tot dat alle leerlingen klaar zijn of ze het teken van de leerkracht krijgen om hun werk
af te ronden.
Tekenles 2. Waar ben ik?
Materialen voor de les:
- PowerPoint les 2
- Tekenvellen
Terugkoppeling naar de vorige les:
In de vorige les hebben ze geleerd hoe je een mens tekent. Nu leren ze hoe je tekent waar je bent.
Kennen en kunnen:
de leerlingen kunnen nu al een beter mens tekenen. Ze kunnen aangeven wat er moet worden
verbeterd om een beter mens te tekenen. Ook kunnen ze al voorwerpen zoals een huis en een boom
tekenen.
Proces doel:
De leerlingen gaan verder met een mens tekenen.
De leerlingen leren om een grondlijn tekenen om voorwerpen een plaats te geven in een ruimte
Product doel:
De leerlingen kunnen nu voorwerpen in een tekening plaatsen. Denk hierbij aan een grondlijn.
Het menselijk figuur blijft zich ontwikkelen.
De leerlingen kunnen aangeven in hun tekening waar ze zijn.
Inleiding:
Het verhaal begint met Jack. Jack is een mens die niet meer weet waar hij is. In de PowerPoint staat
Jack voor allemaal foto’s de kinderen moeten raden waar jack is. Let er op dat de kinderen hun
vinger in de lucht steken voordat ze antwoorden.
Kern:
De opdracht. De kinderen gaan zichzelf tekenen op een plek waar hun willen. Ze moeten dus een
mens gaan tekenen. Dit behandel je weer kort met de kinderen. Hierbij teken je een mens op het
bord.
Laat de kinderen herinneren dat een goed mens: armen, handen, benen, gezicht en details heeft.
De introductie van de grondlijn.
Het mens dat we hebben getekend zweeft eigenlijk. Vraag of de kinderen weten wat zweven is. Het
mens zweeft, omdat hij niet met zijn voeten op de grond staat. Je gaat nu een grond tekenen, zodat
het poppetje niet meer zweeft. Ook voorwerpen zoals: bomen en huizen moeten dus op een
grondlijn staan.
Stap 1: de leerlingen gaan hun zelf tekenen (oefenen met het menselijk figuur).
Stap 2: het mens moet in een ruimte zijn. Er moet een grondlijn aanwezig zijn.
Stap 3: ze moeten de ruimte zo opvullen dat je kunt zien waar het mens is.
Je vraag nogmaals aan de leerlingen waar ze op moeten gaan letten:
- Geen “spaghetti”armen en benen
- Een grondlijn
Je vraagt aan de kinderen of er nog vragen zijn over de opdracht. Dan laat je de
weekhulpjes/klassendienst de tekenvellen uitdelen. Als ze klaar zijn met de opdracht mogen ze een
vrije tekening maken.
Je laat nu de laatste dia zien en leest dit hard op voor. Daarna zeg je tegen de leerlingen dat ze hun
naam op het papier moeten zetten.
Nu ga je de leerlingen begeleiden tijdens het tekenen. Je gaat niks voor de leerlingen tekenen en je
gaat ook niet op de verzintoer, want als je dat zegt daalt de inspiratie van de leerling.
Slot:
Je kondigt 5 minuten van te voren aan dat je gaat stoppen.
Als de leerlingen al eerder klaar zijn mogen ze een vrije tekening maken.
Als de tijd voorbij is ga je met de kinderen opruimen. De opdracht wordt voor op de inlevertafel
gelegd en de vrije tekening achter de opdracht tekening gelegd.
Nu vraag je aan de leerlingen hoe ze het tekenen vonden gaan. En waar ze het mens hebben
getekend en hoe andere dit kunnen zien aan jou tekening (een kort eind gesprekje).
Tekenles 3. Fantasiedier
Materialen voor de les:
- PowerPoint les 3
- Tekenvellen
- Bijlage 2. Brief 1
Terugkoppeling naar de vorige les:
In de vorige les hebben ze geleerd hoe ze een omgeving moeten tekenen en dat alles in een tekening
op een grondlijn moet staan.
Kennen en kunnen:
De leerlingen hebben de les over een mens en de grondlijn gehad. Ze kunnen dit nu al beter tekenen.
Proces doel:
De leerlingen gaan hun eigen creativiteit verwerken in een fantasiedier.
Hierbij moeten ze de leerstof van de vorige lessen gebruiken (grondlijn en lichaam tekenen)
Product doel:
Het is de leerling gelukt om 3 verschillende dieren tot een “fantasiedier” te maken.
In de tekening is een grondlijn.
Ze hebben in het lichaam van het fantasiedier geen “spaghetti” poten gebruikt.
Inleiding:
Je complimenteert de leerlingen met de goede resultaten van de vorige les.
Je start de les met een brief je die laatst hebt gevonden (de brief staat in de bijlage). Zodat je hem
volgens de leerlingen ook echt hebt gevonden. Je vermeldt dat je er een foto van hebt gemaakt en
deze op het scherm laat zien. Zodat de leerlingen hem ook kunnen lezen.
Je leest de brief zelf voor, omdat er moeilijke woorden in staan. Wel vraag je aan de leerlingen wat er
aan de hand is met de inktvlekken op het papier.
Onder iedere inktvlek kunnen de leerlingen dierennamen plaatsen.
Na het einde van de brief praat je er nog even kort over.
Kern:
Op de volgende dia in de PowerPoint staat de opdracht. Het is de bedoeling dat de leerlingen een
fantasiedier gaan tekenen dat minimaal bestaat uit 3 bestaande dieren. Zo staat het ook beschreven
in de brief.
Ook moeten ze de leerstof van de vorige tekenlessen erin verwerken. Les 1 was een mens tekenen.
In het fantasie dier leg je dus uit dat er geen “spaghetti” poten kunnen zitten. In les 2 ging het over
de grondlijn. Die moeten ze deze keer er ook in verwerken.
Aan het eind mogen ze het fantasiedier een naam geven. Op het tekenpapier staat een vlak
aangegeven waar ze de naam van het fantasiedier moeten zetten.
Je vraag nogmaals aan de leerlingen waar ze op moeten gaan letten:
- Geen “spaghetti” poten
- Een grondlijn
Je vraagt aan de kinderen of er nog vragen zijn over de opdracht. Dan laat je de
weekhulpjes/klassendienst de tekenvellen uitdelen. Als ze klaar zijn met de opdracht mogen ze een
vrije tekening maken.
Je laat nu de laatste dia zien en leest dit hard op voor. Daarna zeg je tegen de leerlingen dat ze hun
naam op het papier moeten zetten.
Nu ga je de leerlingen begeleiden tijdens het tekenen. Je gaat niks voor de leerlingen tekenen en je
gaat ook niet op de verzintoer, want als je dat zegt daalt de inspiratie van de leerling.
Slot:
Je kondigt 5 minuten van te voren aan dat je gaat stoppen.
Als de leerlingen al eerder klaar zijn mogen ze een vrije tekening maken.
Als de tijd voorbij is ga je met de kinderen opruimen. De opdracht wordt voor op de inlevertafel gelegd en de
vrije tekening achter de opdracht tekening gelegd.
Nu vraag je aan de leerlingen hoe ze het tekenen vonden gaan. En waar ze het mens hebben getekend en hoe
andere dit kunnen zien aan jou tekening (een kort eind gesprekje).
Tekenles 4. Onderwater
Materialen voor de les:
- PowerPoint les 3
- Tekenvellen
- Bijlage 3. Brief 2
Terugkoppeling naar de vorige les:
De leerlingen hebben een nieuw dier gemaakt. Dit hebben ze gedaan door verschillende dieren tot
een te maken.
Kennen en kunnen:
De leerlingen hebben de les over een mens en de grondlijn gehad. Ze zijn dit nu nog aan het
ontwikkelen. Ook weten ze nu dat dieren de zelfde opbouw hebben als mensen. Als je kijkt naar het
lichaam.
Proces doel:
De leerlingen gaan hun eigen creativiteit verwerken in een onderwater landschap
Hierbij moeten ze de leerstof van de vorige lessen gebruiken (grondlijn en lichaam tekenen)
Product doel:
De leerlingen hebben een waterlandschap gemaakt. De zeebodem vormt de grondlijn. De zeedieren
hebben een dierlijk figuur. Dit betekend dat de dieren geen “spaghetti” armen en benen hebben
Inleiding:
Je complimenteert de leerlingen van de goede resultaten van de vorige les.
Je zegt: ik had jullie beloofd om nog een keer te kijken op zolder, om te kijken of er misschien nog
meer brieven liggen van Professor X. En toen ik eenmaal aan het zoeken was vond ik iets. Ik heb er
een foto van gemaakt en deze laat ik nu op het digibord zien (je laat nu de volgende dia in de
PowerPoint zien. Dit is een foto die gemaakt is op een zolder. Onder een voorwerp zie je een deel
van de brief liggen).
Je vraagt aan de leerlingen of ze hetzelfde zien als wat jij ziet. Indien nodig is help je ze op weg in de
foto. Wanneer de leerlingen de foto zien. Haal je de brief te voorschijn. Deze laat je ook op het
digibord zien. Je leest de brief weer voor aan de leerlingen en gaat deze voorlezen i.v.m. moeilijke
woorden. Je gaat de brief met de leerlingen bespreken en gaat hun reacties uitlokken bij de
inktvlekken.
Kern:
Op de volgende dia in de PowerPoint staat de opdracht. Het is de bedoeling dat de leerlingen een
onderwater landschap tekenen. Ze moeten dus een tekening maken waarbij de bodem van de zee
dient als grondlijn. Verder moeten ze goed gaan nadenken waar ze de dingen tekeningen. Een
onderwaterplant kan niet zwemmen in het water deze moet vast staan aan de bodem
Bij deze les wordt vooral gewerkt aan de grondlijn, plaatsing van dingen en het ordenen.
Je legt dit uit aan de kinderen en zegt kort wat je er mee bedoelt.
Grondlijn – is de bodem.
Plaatsing – waar zet ik de dingen in de tekening neer.
Ordening – het blad wordt niet gedraaid en alle voorwerpen worden vanaf een kant getekend.
Je vertelt dat op het tekenvel 2 streepjes staan aan de zijkant. Van streep tot streep moeten ze de
grondlijn tekenen. Alles wat aan de onderkant van de streep zit is de zeebodem, en wat aan de
bovenkant is natuurlijk zeewater.
Voor de les moet je dit maken en kopiëren voor de leerlingen.
Je vraag nogmaals aan de leerlingen waar ze op moeten gaan letten:
- Geen “spaghetti” poten
- Een grondlijn
Je vraagt aan de kinderen of er nog vragen zijn over de opdracht. Dan laat je de
weekhulpjes/klassendienst de tekenvellen uitdelen. Als ze klaar zijn met de opdracht mogen ze een
vrije tekening maken.
Je laat nu de laatste dia zien en leest dit hard op voor. Daarna zeg je tegen de leerlingen dat ze hun
naam op het papier moeten zetten.
Nu ga je de leerlingen begeleiden tijdens het tekenen. Je gaat niks voor de leerlingen tekenen en je
gaat ook niet op de verzintoer, want als je dat zegt daalt de inspiratie van de leerling.
Slot:
Je kondigt 5 minuten van te voren aan dat je gaat stoppen.
Als de leerlingen al eerder klaar zijn mogen ze een vrije tekening maken.
Als de tijd voorbij is ga je met de kinderen opruimen. De opdracht wordt voor op de inlevertafel
gelegd en de vrije tekening achter de opdracht tekening gelegd.
Nu vraag je aan de leerlingen hoe ze het tekenen vonden gaan. En waar ze het mens hebben
getekend en hoe andere dit kunnen zien aan jou tekening (een kort eind gesprekje).
Tekenles 5. Prinsessen en ridders
Materialen voor de les:
- PowerPoint les 5
- Bijlage 4 : brief 3 (extra brief 1 en 2)
- Tekenvellen
Terugkoppeling vorige les:
In de vorige les hebben de leerlingen een onderwaterwereld getekend. Hierbij hebben ze gewerkt
aan de grondlijn. Ook hebben de leerlingen geprobeerd om recht te gaan tekenen. Dit houdt in recht
zitten en papier recht op de tafel houden.
Kennen en kunnen:
De leerlingen kunnen nu een grondlijn tekenen op een hoger punt in de tekening.
Proces doel:
De leerlingen gaan er aan werken om hun papier recht te houden tijdens het tekenen.
Daarbij moeten ze ook gaan proberen niet scheef om hun stoel te gaan zitten.
Product doel:
De leerlingen hebben een prinses en/of een ridder getekend.
Ze hebben de prinses en/of ridder in een omgeving getekend, denk hierbij aan een kasteel op de
achtergrond of een draak.
Inleiding:
Je verteld dat de tekeningen van de vorige les heel mooi zijn geworden. Je hebt verschillende
onderwaterland schappen gezien met allemaal verschillende soorten zeedieren.
Je zegt tegen de leerlingen dat je nog een keer op zolder hebt gezocht of er nog brieven lagen. En ja
hoor, er lag nog een brief. Je laat de andere 2 briefen zien. Je laat zien aan de leerlingen dat de
brieven niet aan elkaar kunnen.
Je maakt de leerlingen nieuwsgierig en begint de brief voor te lezen vanuit de PowerPoint.
Kort ga je de vragen van de leerlingen beantwoorden en speel je in op hun ideeën en belevingen.
Kern:
Op de volgende dia staat de opdracht. De leerlingen gaan straks een prinses en/of ridder tekenen. Als
je dit hebt gezegd vraag je aan de leerlingen waar ze aan moeten denken als je een mens tekent.
Geen “spaghetti”armen en benen. En hoe kan je herkennen of iemand een prinses of ridder is. En
waar staat een ridder of prinses ook al weer op, een grondlijn.
Als je een ridder of prinses hebt getekend mag je nog extra dingen tekenen, bijvoorbeeld: de draak
uit het verhaal, een kasteel of een paard. Laat de leerlingen hun eigen creativiteit gebruiken. Wel is
belangrijk om nogmaals duidelijk te zeggen dat ze eerst de prinses en/of ridder moeten teken
voordat ze extra dingen mogen gaan tekenen.
Je vraag nogmaals aan de leerlingen waar ze op moeten gaan letten:
- Menselijk figuur ( geen “spaghetti”armen en benen)
- Een grondlijn’
- Recht zitten en recht tekenen
Je kunt hierbij eventueel op een HD bord laten zien dat je aparte vormen uit je pols kun tekenen.
Je vraagt aan de kinderen of er nog vragen zijn over de opdracht. Dan laat je de
weekhulpjes/klassendienst de tekenvellen uitdelen. Als ze klaar zijn met de opdracht mogen ze een
vrije tekening maken.
Je laat nu de laatste dia zien en leest dit hard op voor. Daarna zeg je tegen de leerlingen dat ze hun
naam op het papier moeten zetten.
Nu ga je de leerlingen begeleiden tijdens het tekenen. Je gaat niks voor de leerlingen tekenen en je
gaat ook niet op de verzintoer, want als je dat zegt daalt de inspiratie van de leerling.
Slot:
Je vermeldt als de leerling klaar is mijn zijn opdracht dat ze de tekening moeten inleveren op de
nakijk tafel of een andere vaste plek in de klas. Je vermeldt weer dat ze de naam op de achterkant
moeten zetten.
Je kondigt 5 minuten van te voren aan dat je gaat opruimen. Weer vermeld je dat de leerlingen hun
naam op de achter kant zetten. De vrije tekening kan op een andere plek worden ingeleverd.
Dan ga je opruimen. Je zorgt er voor dat de kinderen samen met jou gaan opruimen. De klas herstel
je in goede staat. Kort ga je na evalueren met de leerlingen, hoe en wat ze hebben getekend.
Tekenles 6. Wat doe ik? (hobby)
Materialen voor de les:
- PowerPoint les 6
- Tekenvellen
- Eventueel spullen van je eigen hobby
Terugkoppeling vorige les:
In de vorige les kwamen de leerlingen er achter wat het dier was van de brieven. Ze hebben daarbij
een tekening gemaakt over prinsessen en ridders. Het dier uit het verhaal was een draak deze is ook
te vinden in sommige tekeningen.
Kennen en kunnen:
De leerlingen kennen hun eigen hobby. Ze kunnen omschrijven wat ze daarbij doen. Ze kunnen ook
een menselijk lichaam tekenen. Het menselijk lichaam staat op een grondlijn.
Proces doel:
De leerlingen gaan een menselijk lichaam tekenen, daarbij moeten ze accessoires tekenen zodat je
kunt herkennen wat hun hobby is. Hierbij moet je denken aan een sportbroekje, bal, paard enz.
Product doel:
Ze hebben een mens zo aangekleed dat het duidelijk is geworden welke hobby ze uitvoeren in de
tekening.
Inleiding:
De inleiding begint met 3 hoofdvragen 1. Welke hobby doe je of wil je graag doen, 2. Wat vind je zo
leuk aan je hobby, 3. Waar herken je de hobby aan. Je behandelt de vragen een voor een. Je laat
leerlingen antwoorden op de vragen. Je doet dit met alle 3e vragen tegelijk. Zo krijgen de leerlingen
een beeld van een bepaalde hobby.
Komen ze er niet uit dan behandel je je eigen hobby eerst. Neem hiervoor eventuele spullen mee,
bijvoorbeeld een bal.
Kern:
Je legt uit dat de leerlingen zich zelf gaan proberen na te tekenen, maar daarbij moeten ze een hobby
uitvoeren. Ze gaan dus een menselijk figuur tekenen. Je vraagt hierbij waar ze aan moeten denken.
Het antwoord hierop is: dat ze geen “spaghetti”armen en benen mogen tekenen. Direct de volgende
vraag hierop is waar sta je dan op, een grondlijn.
Je vraagt ook weer aan de leerlingen: hoe herken je ook alweer de hobby. Je herkend een hobby aan
de kleding en spullen die je ervoor nodig hebt. Om dit waar te maken zeg je tegen de leerlingen dat
je moet herkennen wat voor hobby ze uitvoeren op de tekening, zonder aan de leerlingen te vragen
wat voor hobby ze doen.
Je vraagt ook nog een keer aan de leerlingen waar ze allemaal aan moeten denken tijdens het
tekenen:
- “spaghetti” armen en benen
- Grondlijn
- Het papier recht houden
- Recht op de stoel blijven zitten.
Je vraagt aan de kinderen of er nog vragen zijn over de opdracht. Dan laat je de weekhulpjes/
klassendienst de tekenvellen uitdelen. Als ze klaar zijn met de opdracht mogen ze een vrije tekening
maken.
Je laat nu de laatste dia zien en leest dit hard op voor. Daarna zeg je tegen de leerlingen dat ze hun
naam op het papier moeten zetten.
Nu ga je de leerlingen begeleiden tijdens het tekenen. Je gaat niks voor de leerlingen tekenen en je
gaat ook niet op de verzintoer, want als je dat zegt daalt de inspiratie van de leerling.
Slot:
Je vermeldt als de leerling klaar is mijn zijn opdracht dat ze de tekening moeten inleveren op de
nakijk tafel of een andere vaste plek in de klas. Je vermeldt weer dat ze de naam op de achterkant
moeten zetten.
Je kondigt 5 minuten van te voren aan dat je gaat opruimen. Weer vermeld je dat de leerlingen hun
naam op de achter kant zetten. De vrije tekening kan op een andere plek worden ingeleverd.
Dan ga je opruimen. Je zorgt er voor dat de kinderen samen met jou gaan opruimen. De klas herstel
je in goede staat. Kort ga je na evalueren met de leerlingen, hoe en wat ze hebben getekend.
Tekenles 7. Je lievelingsdier
Materialen voor de les:
- PowerPoint les 7
- Tekenvellen
Terugkoppeling vorige les:
In de vorige les heeft iedereen zijn favoriete hobby getekend, maar ieder kind heeft ook een favoriet
dier.
Kennen en kunnen:
De leerlingen kunnen dieren tekenen. ze kennen de regels waar ze aan moeten denken.
Proces doel:
Het oefenen met het dierlijk lichaam. Ze moeten proberen hun lievelingsdier zo goed en duidelijk
mogelijk te tekenen.
Product doel:
Het dierlijk lichaam is getekend volgens de richtlijnen van “spaghetti” poten. Het dier is ook herken
baar getekend.
Inleiding:
De leerlingen ontmoeten Rosa (vriendje van Jack uit les 2). Rosa heeft veel dieren waar ze van houd,
maar ze kan haar lievelingsdier niet kiezen. Ze laat de leerlingen zien van welke dieren ze allemaal
houd.’
Als ze alle dieren heeft laten zien kan ze nog niet kiezen, omdat ze het veel te moeilijk vind. Ze vraagt
aan de leerlingen wat hun lievelingsdier is en waarom. Het is een moeilijke vraag, maar je probeert
toch tot een antwoord te komen.
Kern:
Iedereen heeft een lievelingsdier, jou lievelingsdier kan heel anders zijn dan zie van je buurman of
buurvrouw.
De leerlingen gaan proberen hun lievelingsdier te tekenen. Ze moeten eerst hun lievelingsdier
tekenen, daarna mogen ze nog meer dingen op het papier tekenen, zoals: hoe het dier zijn
leefomgeving er uit ziet.
Je vraagt ook nog een keer aan de leerlingen waar ze allemaal aan moeten denken tijdens het
tekenen:
- “spaghetti” poten
- Grondlijn
- Het papier recht houden
- Recht op de stoel blijven zitten.
Je vraagt aan de kinderen of er nog vragen zijn over de opdracht. Dan laat je de weekhulpjes/
klassendienst de tekenvellen uitdelen. Als ze klaar zijn met de opdracht mogen ze een vrije tekening
maken.
Je laat nu de laatste dia zien en leest dit hard op voor. Daarna zeg je tegen de leerlingen dat ze hun
naam op het papier moeten zetten.
Nu ga je de leerlingen begeleiden tijdens het tekenen. Je gaat niks voor de leerlingen tekenen en je
gaat ook niet op de verzintoer, want als je dat zegt daalt de inspiratie van de leerling.
Slot:
Je vermeldt als de leerling klaar is mijn zijn opdracht dat ze de tekening moeten inleveren op de
nakijk tafel of een andere vaste plek in de klas. Je vermeldt weer dat ze de naam op de achterkant
moeten zetten.
Je kondigt 5 minuten van te voren aan dat je gaat opruimen. Weer vermeld je dat de leerlingen hun
naam op de achter kant zetten. De vrije tekening kan op een andere plek worden ingeleverd.
Dan ga je opruimen. Je zorgt er voor dat de kinderen samen met jou gaan opruimen. De klas herstel
je in goede staat. Kort ga je na evalueren met de leerlingen, hoe en wat ze hebben getekend.
Tekenles 8. Wat word ik?
Materialen voor de les:
- PowerPoint les 8
- Tekenvellen
Terugkoppeling vorige les:
In de vorige les hebben ze hun lievelingsdier getekend. Dit is voor iedereen anders. Ook wil iedereen
later iets ander worden.
Kennen en kunnen:
De leerlingen kennen verschillende beroepen. Ze kunnen het menselijk lichaam tekenen en ook
details tekenen (geleerd in les 6).
Proces doel:
Details tekenen aan het menselijk lichaam zodat je een beroep kunt herkennen.
Ze draaien het papier niet en zitten recht op hun stoel.
Product doel:
De leerlingen hebben een goed menselijk lichaam getekend. Hierbij kun je herkennen welk beroep ze
hebben getekend.
Inleiding:
Je vertelt dat iedereen later iets anders wilt worden. Je hebt zelf voor meester of juffrouw geleerd.
Nu vraag je aan de kinderen wat hun willen worden. Kinderen geloven dat veel beroepen echt
kunnen. Zo kun je een superheld worden en wordt iedereen bijna profvoetballen of beroemd. Ga
mee in de fantasie van het kind.
Vraag ook waarom ze iets willen worden. Doen ze het voor de spanning of willen ze later graag met
dieren of kinderen werken.
Kern:
Je vertelt tegen de leerlingen dat ze zich zelf proberen te tekenen. Daarbij moeten ze het beroep
tekenen en de details tekenen wat er belangrijk aan is.
Zeg tegen de leerlingen dat ze goed moeten na denken over de kleding van het beroep en de extra
dingen, zoals: een waterslang bij een brandweer man.
Hebben ze zichzelf getekend als beroep dan gaan de leerlingen de achtergrond opvullen. Een
profvoetballer staat op een voetbalveld en een beroemd persoon staat meestal op een podium. Een
meester of juffrouw staat meestal voor een schoolbord.
Je vraagt ook nog een keer aan de leerlingen waar ze allemaal aan moeten denken tijdens het
tekenen:
- “spaghetti” armen en poten
- Grondlijn
- Het papier recht houden
- Recht op de stoel blijven zitten.
Je vraagt aan de kinderen of er nog vragen zijn over de opdracht. Dan laat je de weekhulpjes/
klassendienst de tekenvellen uitdelen. Als ze klaar zijn met de opdracht mogen ze een vrije tekening
maken.
Je laat nu de laatste dia zien en leest dit hard op voor. Daarna zeg je tegen de leerlingen dat ze hun
naam op het papier moeten zetten.
Nu ga je de leerlingen begeleiden tijdens het tekenen. Je gaat niks voor de leerlingen tekenen en je
gaat ook niet op de verzintoer, want als je dat zegt daalt de inspiratie van de leerling.
Slot:
Je vermeldt als de leerling klaar is mijn zijn opdracht dat ze de tekening moeten inleveren op de
nakijk tafel of een andere vaste plek in de klas. Je vermeldt weer dat ze de naam op de achterkant
moeten zetten.
Je kondigt 5 minuten van te voren aan dat je gaat opruimen. Weer vermeld je dat de leerlingen hun
naam op de achter kant zetten. De vrije tekening kan op een andere plek worden ingeleverd.
Dan ga je opruimen. Je zorgt er voor dat de kinderen samen met jou gaan opruimen. De klas herstel
je in goede staat. Kort ga je na evalueren met de leerlingen, hoe en wat ze hebben getekend.
Tekenles 9. In de tuin met…
Materialen voor de les:
- PowerPoint les 9
- Tekenvellen
Terugkoppeling vorige les:
De vorige les ging over wat de leerlingen later willen worden. Iedereen wordt wat en dat kan
allemaal anders zijn.
Kennen en kunnen:
De leerlingen kunnen een omgeving tekenen. Ze kunnen aangeven waar ze zijn. Ook kunnen ze
aangeven in een tekening met wie ze zijn en wat ze doen.
Proces doel:
De leerlingen proberen een verhaal te tekenen in de achtertuin. Ze houden het papier recht en zitten
ook recht tijdens het tekenen.
Product doel:
De leerlingen hebben zichzelf in de tuin getekend met een ander mens en/of een voorwerp. Hierbij
zit een verhaal verborgen want ze doen iets in de tuin met….
Inleiding:
Jack komt weer in beeld. Hij is in zijn tuin aan het spelen, maar verveeld zich. Hij vindt de tuin zo saai
dat hij even niet meer weet wat hij er allemaal kunnen doen. Je vraagt aan de leerlingen wat hun
allemaal wel eens in de tuin doen en met wie ze allemaal spelen in de tuin. En je vraagt ook aan de
leerlingen of ze hun tuin thuis leuk vinden of niet, zo niet wat moet er dan veranderen. En anders wat
is er zo leuk aan hun tuin.
Kern:
Je zegt dat de leerlingen straks een tuin gaan tekenen. Het mag hun eigen tuin zijn of een droomtuin.
Wat wel belangrijk is en dat laat je ook merken is de vraag van de les: “in de tuin met…”. Je vermeldt
dus dat de leerlingen zichzelf gaan tekenen met iets of iemand erbij. Er komt dus een verhaal in de
tekening.
De leerlingen kunnen bijvoorbeeld iemand bij in de tuin tekenen, zodat ze samen een spelletje
kunnen doen. Of ze tekenen zichzelf met een speeltoestel (hierbij kun je denken aan een schommel
of glijbaan).
Je vraag nogmaals aan de leerlingen waar ze op moeten gaan letten:
- Menselijk figuur ( geen “spaghetti”armen en benen)
- Een grondlijn’
- Recht zitten en recht tekenen
Je kunt hierbij eventueel op een HD bord laten zien dat je aparte vormen uit je pols kun tekenen.
Je vraagt aan de kinderen of er nog vragen zijn over de opdracht. Dan laat je de
weekhulpjes/klassendienst de tekenvellen uitdelen. Als ze klaar zijn met de opdracht mogen ze een
vrije tekening maken.
Je laat nu de laatste dia zien en leest dit hard op voor. Daarna zeg je tegen de leerlingen dat ze hun
naam op het papier moeten zetten.
Nu ga je de leerlingen begeleiden tijdens het tekenen. Je gaat niks voor de leerlingen tekenen en je
gaat ook niet op de verzintoer, want als je dat zegt daalt de inspiratie van de leerling.
Slot:
Je vermeldt als de leerling klaar is mijn zijn opdracht dat ze de tekening moeten inleveren op de
nakijk tafel of een andere vaste plek in de klas. Je vermeldt weer dat ze de naam op de achterkant
moeten zetten.
Je kondigt 5 minuten van te voren aan dat je gaat opruimen. Weer vermeld je dat de leerlingen hun
naam op de achter kant zetten. De vrije tekening kan op een andere plek worden ingeleverd.
Dan ga je opruimen. Je zorgt er voor dat de kinderen samen met jou gaan opruimen. De klas herstel
je in goede staat. Kort ga je na evalueren met de leerlingen, hoe en wat ze hebben getekend.
Tekenles 10. Hier woon ik
Materialen voor de les:
- PowerPoint les 10
- Tekenvellen
Terugkoppeling vorige les:
In de vorige les hebben ze hun (droom)tuin getekend. Bij een tuin hoort natuurlijk eens huis.
Kennen en kunnen:
De leerlingen kunnen een omgeving tekenen. Ze kunnen aangeven waar ze zijn. Ook kunnen ze
aangeven in een tekening met wie ze zijn en wat ze doen.
Proces doel:
De leerlingen gaan voor hun zelf een bekende omgeving na tekenen. Ze moeten proberen details te
verwerken in de tekening.
Product doel:
De leerlingen maken hun eigen huis. Ze hebben de details van het huis verwerk in hun tekening.
Inleiding:
Jack komt weer in beeld. Hij staat voor zijn huis. Hij laat zien dat iedereen in een ander huis woont. Je
vraagt aan de leerlingen hoe hun huis eruit ziet. Is het een huis dat alleen staat of is het een huis die
aan andere huizen vast staat.
Je vraagt aan de leerlingen hoe ze hun huis herkennen. Staan er grote planten achter de ramen.
Hebben ze een aparte kleur voordeur. Hebben ze een tuintje voor hun huis of een aparte brieven
bus.
Je vertelt dat iedereen ander woont. En dat misschien een klasgenootje wel bijna in het zelfde huis
als je woont, maar toch is hij anders, want je ziet altijd verschillen.
Kern:
Je legt de opdracht aan de leerlingen uit. Je zegt dat iedereen ander woont. De leerlingen mogen hun
eigen huis of een droomhuis tekenen. Ze moeten hierbij alles op een grondlijn zetten.
De leerlingen moeten proberen zoveel mogelijk details te tekenen in hun huis. Hierbij kun je
voorbeelden geven als gordijnen, brievenbus, planten achter het raam, een voor deur en een
schoorsteen.
Je vraag nogmaals aan de leerlingen waar ze op moeten gaan letten:
- Een grondlijn’
- Recht zitten en recht tekenen
Je kunt hierbij eventueel op een HD bord laten zien dat je aparte vormen uit je pols kun tekenen.
Je vraagt aan de kinderen of er nog vragen zijn over de opdracht. Dan laat je de
weekhulpjes/klassendienst de tekenvellen uitdelen. Als ze klaar zijn met de opdracht mogen ze een
vrije tekening maken.
Je laat nu de laatste dia zien en leest dit hard op voor. Daarna zeg je tegen de leerlingen dat ze hun
naam op het papier moeten zetten.
Nu ga je de leerlingen begeleiden tijdens het tekenen. Je gaat niks voor de leerlingen tekenen en je
gaat ook niet op de verzintoer, want als je dat zegt daalt de inspiratie van de leerling.
Slot:
Je vermeldt als de leerling klaar is mijn zijn opdracht dat ze de tekening moeten inleveren op de
nakijk tafel of een andere vaste plek in de klas. Je vermeldt weer dat ze de naam op de achterkant
moeten zetten.
Je kondigt 5 minuten van te voren aan dat je gaat opruimen. Weer vermeld je dat de leerlingen hun
naam op de achter kant zetten. De vrije tekening kan op een andere plek worden ingeleverd.
Dan ga je opruimen. Je zorgt er voor dat de kinderen samen met jou gaan opruimen. De klas herstel
je in goede staat. Kort ga je na evalueren met de leerlingen, hoe en wat ze hebben getekend.