De overheid als keuzearchitect - WRR · De gedragseconomie, die inzichten uit de sociale...

54
lecture 2009 De overheid als keuzearchitect? Prof.dr. I.D. de Beaufort Prof.dr. M.A. Hajer Prof.dr. M.V.B.P.M. van Hees Dr. A. Klink Prof.dr. H.M. Prast Prof. R.H. Thaler

Transcript of De overheid als keuzearchitect - WRR · De gedragseconomie, die inzichten uit de sociale...

lecture 2009

De overheid als keuze architect?

Prof.dr. I.D. de Beaufort Prof.dr. M.A. Hajer Prof.dr. M.V.B.P.M. van HeesDr. A. Klink Prof.dr. H.M. Prast Prof. R.H. Thaler

wrr-Lecture 2009

Den Haag, 2009

Prof.dr. I.D. de Beaufort Prof.dr. M.A. Hajer Prof.dr. M.V.B.P.M. van HeesDr. A. Klink Prof.dr. H.M. Prast Prof. R.H. Thaler

De overheid als keuzearchitect

Ontwerp: Studio Daniëls BV, Den Haag Coverfoto: Dolph Catrijn

© wrr / Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Den Haag, 2009isbn 978-94-90186-03-6 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opge-slagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

inhoudsopgave Voorwoord 5 Prof.dr.HenriettePrast

PublicPolicyNudges:theGovernmentasChoiceArchitect 9 Prof.RichardThaler

Kan‘nudging’eenklimaatramphelpenvoorkomen? 23 EenreactieopRichardThaler Prof.dr.MaartenHajer

Liberaalpaternalismeendewaardevanvrijheid 35 Prof.dr.MartinvanHees

Mensenmoetenvoortdurendkeuzesmaken 43 Dr.AbKlink

Overdesprekers 49

dvd wrr-Lecture 26 november 2009, Nieuwe Kerk, Den HaagLecture en discussie over menselijk keuzegedrag met prof.dr. Inez de Beaufort en prof.dr. Henriette Prast

4

de ov er heid a l s k eu z e a rchi t ec t

5

voorwoord

De gedragseconomie, die inzichten uit de sociale psychologie en de micro-economie combineert, laat zien dat mensen in drie opzich-ten systematisch afwijken van het rationele keuzemodel: ze hebben andere preferenties, ze gaan anders om met informatie, en ze zijn voorspelbaar irrationeel in hun besluitvorming.1 Om misverstanden te voorkomen: het is niet alleen onmogelijk, maar ook onwenselijk om mensen rationeel te maken: irrationaliteit heeft een functie. Dat gezegd hebbende, wat betekenen de ‘afwijkingen’ van het ratio-nele keuzemodel voor beleid? Ten eerste dat er meer motieven zijn voor de overheid om gedrag te beïnvloeden dan we op grond van het rationele model zouden denken: mensen hebben een wils-krachtprobleem, en de voorspelbare irrationaliteit leidt ertoe dat de private sector de consument meer kan manipuleren dan totnogtoe werd gedacht. Ten tweede heeft de overheid meer methoden om het gedrag van de burger te beïnvloeden.

Naast de traditionele instrumenten: ge- en verboden, financiële prikkels, overreding en waarschuwing, informatie en transparantie, is er nu ook de keuze-architectuur, ook wel ‘libertair paternalisme’ genoemd. Ook is het vrijwel onmogelijk om keuzes neutraal voor te leggen: sturing is er altijd.Zie hier de boodschap van Richard Thaler, hoogleraar Economics and Behavioral Science van de Universiteit van Chicago en key-note spreker van de wrr lecture 2009. Dit alles geeft de overheid een grote verantwoordelijkheid bij de vormgeving van beleid – alle aan-leiding dus voor de wrr om dit onderwerp te agenderen.Maarten Hajer, directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving (pbl), gaat in op de vraag of het gebruik maken van de irrationaliteit van de burger door vegetarisch als standaard, en vlees als dieetwens te presenteren, kan bijdragen tot het voorkomen van een klimaat-ramp. Zijn pbl heeft uitgerekend dat een vleesloze week zou leiden tot een 3,5 procent daling van de Nederlandse co2 uitstoot. Martin van Hees, hoogleraar wijsbegeerte aan de Rijksuniversiteit Groningen, gaat in op de verhouding tussen libertair paternalisme

voorwoord

6

de ov er heid a l s k eu z e a rchi t ec t

en de indirecte waarde van keuzevrijheid, die nauw verbonden is met verantwoordelijkheid: leren van je fouten. Paternalisme is volgens Van Hees alleen liberaal als deze waarde niet in het gedrang komt. Minister Klink (vws), die op deze middag de wrr-verkenning De menselijke beslisser2 in ontvangst nam, ging daarbij spontaan in op de daarin neergelegde bevinding dat de houding van de burger ten opzichte van de overheid meer wordt bepaald door de manier waarop die burger zich behandeld voelt dan door de uitkomst van de behandeling: dit herkende hij uit de medische sector. In zijn in deze bundel opgenomen lezing behandelt de minister de dilemma’s die keuzebeïnvloeding in de gezondheidszorg met zich meebrengt. Aan het slot van de middag interviewde Inez de Beaufort, hoogleraar Medische Ethiek en hoofd van de Afdeling Medische Ethiek en Fi-losofie van de Gezondheidszorg van het Erasmus mc, op een speelse manier Henriëtte Prast, leider van het wrr-project ‘Keuze, gedrag en beleid’, over de mogelijk nadelige effecten van libertair paternal-isme: infantilisering en een glijdende schaal. Dit interview treft u, net als de in dit boekje opgenomen lezingen, op de bijgevoegde dvd aan.

Namens de wrr,Prof.dr. Henriëtte Prast

7

voorwoord

noten

1 Zie voor een goed overzicht DellaVigna, Stefano (2009), ‘Psychology and economics:

evidence from the field’, JournalofEconomicLiterature, v 316 ol. xlvii (June 2009),

pp 315-372

2 http://www.wrr.nl

8

de ov er heid a l s k eu z e a rchi t ec t

9

publicpolicynudges: thegovernmentaschoicearchitectRichardThaler

Thank you very much for having me. It’s wonderful for all of you to come and listen. I hope we have an interesting afternoon of nudging ahead of us.

Let me first remind you that much of what I am going to say today is based on my book that was written with a very good friend of mine, Cass Sunstein, who was a colleague at the University of Chicago for many years. He is now working for his former friend and colleague at his law school, president Obama. Cass’ job – or at least the title of his job – is quite boring: he is the Director for the Office of Information and Regulatory Affairs. But the media call him the Regulation Tsar and I call him the Nudger in Chief. Cass is busy implementing these ideas and he sends me around to spread the gospel. So this church is a good place for spreading the gospel.

Let me start by saying what our goals were in writing this book. We had two ambitious goals. The first one was to try and create a frame-work for thinking about public policy that employed the idea of behavior economics and could possibly show how these ideas could be applied to many of the important problems that face the world today. So this was the merely ambitious goal. The ridiculously am-bitious goal was to create a framework that could somehow span the political debates that, at least in America, are becoming increasingly polarized between the left and the right. We tried to create a frame-work that might be acceptable to both sides. As was mentioned in the introduction, there is some glimmer of hope for that. Both Cass and I have worked and campaigned on behalf of the Obama team, but I have never been named as an advisor to David Cameron, who is from the Conservative Party. And the president of South Korea, who is actually quite conservative, has also read the book and assigned it to his cabinet. So we are hoping that spanning the political divide might possibly work.

public policy nudges: the government as choice architect

10

de ov er heid a l s k eu z e a rchi t ec t

Let me start by explaining what behavioral economics is and let me offer a definition from Herb Simon, who was really a predecessor of the current field. He rightly says that the name seems a bit odd. He calls it a pleonasm; you don’t have to be embarrassed not to know what that word means. It means a redundant phrase. He rightly says: one might wonder why we need that term. It isn’t economics about behavior after all, so why do we need a special branch that does behavioral economics? As he correctly says, the answer to that lies in the assumptions of standard economics and the way they differ in behavioral economics.

In our book we talk about two kinds of creatures. There are humans, like most of the people in this room. And then there are imaginary creatures that appear primarily in economics’ articles and text books. They are sometimes called by the Latin term homo economicus, but we just call them ‘econs’. The difference between behavioral econo-mics and other parts of economics is that behavioral economists study humans and the rest of the fields studies econs. Now what is the dif-ference between a human and an econ? Humans are ‘boundedly ratio-nal’, to use Simon’s term. Again, the contrast helps to explain this. An econ can look at an array of complicated financial instruments and immediately figure out which one has the highest value and choose it without error. A human has trouble doing long divisions if he does not have a calculator handy and humans also have limited attention spans. Econs are always on target. Sometimes we humans have our minds wonder. A second important principle is that humans have self control problems. Econs never do. They have never had a hangover, are never overweight and never splurge on a big tv or a pair of shoes that they don’t really need. So they are actually not much fun, these econs. The third characteristic of econs is that they are unboundedly unscrupulous. For them every interaction is strategic. Normally, if somebody just asks you what time it is, you look at your watch and say it is 2.20. Suppose you were outside waiting for the talk to begin and someone asks for the time, an econ would think: what is strate-gically the best response to this query? And he might say: if I lie and say it is only 2, I would probably get a better seat in the auditorium. So econs are always striving to one-up the other person. Fortunately, humans are a bit nicer than that.

11

Now the final aspect of behavioral economics that makes behavioral economics different from psychology and some of the other fields it draws upon, is that it is bad economics. I spent much of my career and the last 20 years studying financial markets and how they differ from the perfect markets that some of my University of Chicago colleagues write and dream about. I am not going to talk about the official market hypothesis today, but I am instead going to merely show a single picture that I claim is the single best evidence against the basic prin-ciple that drives the official market theory, which is the law of one price. Let me just show you this photo, which was taken in Buenos Aires. It shows identical oranges with different prices. Some of my economists claim that this is not a violation of the law of one price, it is rational discrimination against Americans who are too stupid to know the Spanish word for orange juice and too stupid to notice that the photographs of the oranges are identical. But at least until the end this is all I am going to say about financial markets.

So the approach that Cass and I take is what we call libertarian pater-nalism or might in Europe better be called liberal paternalism. And at least in the us both halves of this expression are quite unpopular. So why do we combine two unpopular, contradictory terms and write a book about that? We think that when combined, the terms are com-patible and may be even lovable. So by libertarian or liberal, all we mean is we try to devise policies that maintain freedom of choice. We don’t tell people: you must do this or you must not do that; we try to give them a choice. By paternalism we simply mean devising policies that are aimed at making people better off, as judged by themselves. It is not that Cass and I think we know what is best for other people or that we think Barack Obama or David Cameron know what’s best for other people. We think we can help people make the choices they would make if they had all the information and time necessary to make a good choice. How do we do it? We do it using ‘choice archi-tecture’, which is a phrase we coined while writing this book.

So what is a choice architect? A choice architect is anyone who de-signs the environment in which choices are made. Suppose you go to a restaurant and the chef has decided what things he is going to cook that night. There is someone else whose job it is to produce a menu

public policy nudges: the government as choice architect

12

de ov er heid a l s k eu z e a rchi t ec t

and there are decisions to make. How to group the food that is going to be served, should cold appetizers and hot appetizers be in separate categories and within each category what is the order of the food. One would think that those things would not matter, but psychology tells us that they all matter. So here is the most important point I am going to make today. You must choose something.

Consider the following example which we used to motivate our book. Suppose that the director of school cafeterias for the Netherlands discovers that the order in which the food is displayed in school cafe-terias influences what the kids eat. What use should be made of that information? If she knows this, how should she arrange the food? She could arrange the food to make the kids healthier or fatter. Or she could fool herself into thinking that she can avoid choice architecture, perhaps by arranging the food at random. But of course that itself would be a choice, and one that would slow the lines down as people would have no idea where to go. Imagine that the bread is in one place and the things to put on the bread are in a completely different place. It could take hours to find your lunch. Or you could use the strategy of lining your pocket; so just feature the items for which she gets the largest bribes. You can decide which of these you like best. If you like the first one, then you can join the liberal paternalism party with us. You could be the third and fourth members, after Cass and me. But again, the point I want to stress is that you must choose something. It is not possible to have a neutral choice architecture anymore than it is possible to have neutral architecture. The architect who built this church had some constraints probably about this room or the physical location, but there were all kinds of other decisions that influence the way we enjoy the room.

The next point to make is that some designs are better than others. Chances are that you have a stove at home that looks like the one on this picture I show you. You have four burners and four knobs and if you want to turn on the left rear burner you have to turn one of those knobs on the left. If you are sitting in the back, maybe you can’t read the labels on the two burners, which puts you into the same situation of someone my age who is looking down at the stove. I find that when I am using that stove at home, I’m about 60/40 to turn on the right

13

knob. Which is better than chance, but only slightly. Compare that to the stove on the other picture, where we have not even labeled the knobs but no one would ever make a mistake.

So we have a good design and a bad design. Our point is: why not choose good designs? Which brings me to the most famous Dutch contribution to choice architecture. Now for the ladies in the audien-ce, this represents your best chance at seeing the inside of the men’s toilet at Schiphol airport. You can see that there is something in there. I actually made sure that these flies were still there yesterday when I arrived at the airport. Now this was an innovation introduced by a former economist. I think this may be the best thing economists have ever done. The idea is that when men are ‘taking care of business’, they aren’t paying very much attention to the task at hand. But if you give them a target, they will aim. According to the people at Schiphol airport, spillage has been reduced by 80 per cent. Now that fly has become my best example of a nudge.

So what is a nudge? A nudge is some small feature of the environ-ment that attracts our attention and influences our behavior. It is important to stress that nudges work on humans but not on econs. So econs choose optically without nudges but humans sometimes need a nudge. We have a chapter on the principles of good choice architec-ture. I do not have time to talk about all of them today, so let me give some examples of the first three principles. The first is default. We have heard that the default option today is to speak Dutch, which I am opting out of. Normally, a default option is just what happens if you do nothing. So normally what happens if you do nothing is that nothing happens. But sometimes for example you walk away from your computer and if you go long enough, the screen saver comes on or the computer locks itself. How long that takes, is itself a default option that came on your computer, and most people never change it. The most important point about default options is that they are sticky. So whoever chooses the default options has a lot of power.

Let me give two examples of this. The first we have lots and lots of data about. In the us we have for the last 25 years been switching over from a system of defined benefit plans to defined contribution plans,

public policy nudges: the government as choice architect

14

de ov er heid a l s k eu z e a rchi t ec t

known as 41k plans. The employee has to join the plan and decide how much to save and how to invest the money. Some employees ne-ver get around to joining. Now a simple solution to that is to change the default. So under the usual regime when you are first eligible to join the plan, you get a big pile of forms to fill out and if you do not fill them out you are not in. What some firms have done is switch to automatic enrollment. You get that first pile of forms, but the first page also says: if you do not fill this out we are going to enroll you at this savings level and this investment plan. Now this greatly speeds enrollment, but there is a downside: whatever the default options are, specifically the savings rate and the investment vehicle, those get sticky.

I am going to talk about a solution to that in a minute. Let me give you another example with respect to organ donations. In many countries, including the us and the Netherlands, if you want to make your or-gans available if you should die, you have to do something, sign some form. Countries are varied in how difficult it is to find that form and turn it in. Some European countries have adopted what is called ‘pre-sumed consent.’ This flips the default. You are assumed to give your consent unless you opt out. Spain is the world’s leader in producing organs that are available for donation and one of the methods they use is presumed consent. That has some appeal, although some people object to this politically. I actually favor a third option, neither opt in nor opt out, but what I call ‘mandated choice’. It is actually the system we use in Illinois, where I live. The way it works in Illinois is that every few years you have to get your drivers’ license renewed and get your picture taken. When you do this, they ask you: do you want to be a donor yes or no? You must answer that question to get your dri-vers’ license. So you can say no. You are free to say no, but you can’t just say: huhhhhh, I don’t know. This has increased the proportion of people who agree to give their organs to 68 per cent. Nationwide in the us it’s 38 per cent. This costs nothing. I wrote a column about this in the New York Times a couple months ago and I mentioned that Steve Jobs had recently received the liver transplant. I suggested that our goal should be to make it as easy to sign up to donate your organs as it is to download an app on an iPhone. I nudged Steve Jobs to make an app available on the iPhone for the people to sign up. Jobs didn’t

15

have to do anything: two weeks later I was approached by somebody who said he read the column and was going to do this. So now there is an app for the iPhone that you can click on and signup in any state in the us. That is yet another way we could make progress. Second principle: give feedback. People can’t learn unless they get proper feedback. One example is this. Suppose you are painting the ceiling at home. You have white paint and you are painting over white paint. It is very hard to see where you have painted. Some genius – maybe the same guy from Schiphol airport – created a paint that goes on pink but then turns white. This means you never miss a spot because you get feedback. Here is another example of feedback. This little egg-shaped thing on the picture is called the ambient orb. It can be installed in people’s homes and it normally just looks like this. But if you start using a lot of energy, it starts glowing red. Simply installing these in people’s homes decreased energy used in peak periods by 40 per cent. And energy is all about reducing energies at the peak because that’s what determines how many power plants you have to build. Here is another example that is studied by the great psychologist Bob Cialdini and his team. They went around neighborhoods and tried to encourage people to use less energy. I think this was in a hot climate in places like Arizona, where they have air conditioners. They presented these door hangers and encouraged people either to save money or save the environment or be a good citizen. The effect of this was zero. But then they had a fourth condition where they said: truthfully your neighbors are using less power, you should too. That reduced the energy used by 6 per cent.

There is a company in the us called ‘O power’. We now get these in my home in Chicago. When you get your utility bill, they tell you how much energy you are using compared to your neighbors. They don’t name your neighbors, so there is no privacy concerns. They just say: here is your utility bill, it is 300 dollars, your neighbors’ bill was 200 dollars, the average of your neighbors. It turns out that simply providing this information reduced usage by 2-6 per cent. It costs nothing. So the question is: why wouldn’t we do things like that? There is a lot of low hanging fruit. There are a lot of ways to alter be-havior on climate change that cost nothing. We don’t have to invent

public policy nudges: the government as choice architect

16

de ov er heid a l s k eu z e a rchi t ec t

new kinds of energy sources. Behavior change is one of the things we should be investing in.

The first time I went to Paris, probably 20 years ago, I went into the metro. You know they give you one of these tickets. It has a magnetic stripe and there is some writing on the other side. I was looking at it and I didn’t know how to put it in the machine. I’m an experimenta-list and put it in with the magnetic stripe up. That worked, and for the next 20 years I religiously did it that way. Then my wife and I spent 4 months living in Paris. And since now I was a native, I was showing some friends around how to use the metro. I said: it’s very impor-tant when you go on the metro to put the ticket in this way. My wife started laughing. She says: it doesn’t matter which way you put it in, it works any way. Which is the only reason why I had gotten it right for 20 years.

Now compare that to the parking garages in downtown Chicago. They work this way: you put your credit card in when you come in, and when you are leaving you drive up to the exit. You put your credit card back in, and it takes some money and the gate goes up. There are four possible ways of putting that card into that machine. Exactly one of those four ways works. You often find yourself behind some idiot who gets it wrong more than three times. Not that this has ever hap-pened to me, but imagine you put your card in, it comes out, you look and the gate is still down. Now you don’t know what mistake you made; it could be the wrong card, it could have been demagnetized, it could have been put in the wrong way, you don’t’ actually remem-ber which way you put it in. You put it back in and it could be the same way. Now this has gotten so bad, that if you go to the Chicago Symphony concerts, afterwards they have hired someone just to stick the cards in the right way. Without him, people would still be in that garage from last month’s concert.

So we need to expect error. One quick way people error is by not saving enough. In America we now trust people to save enough for retirement, but many of them don’t. A colleague and I developed a method to help with this. It is called ‘Save more tomorrow’, and it is based again on basic psychology. One principle of psychology is that

17

we all have more willpower in the future than right now. Now many of us in the room are planning to start diets on January 2; not tonight, not even at the coffee break. So we invited people to join up for a plan where their contributions to the pension plan go up every time they get a raise, and this happens automatically. And it keeps happening until they say ‘stop’, or until they hit some maximum. Now the first company that we did this, we tripled saving rates and it is now avai-lable in thousands of firms around the us. It is sort of spreading like those flies.

Now here are some examples of this principle in the health care domain. You know when you go to fill your car up if you have a die-sel car, the nozzle is a different size to prevent you from putting the wrong fuel into your car. It used to be that there was a big problem in operations that people would get the wrong anesthesia. There is a machine with a lot of hoses and if you connect the wrong hose to the wrong slot, the patient dies. They solved that problem by making the nozzles incompatible, so it is just not possible to make that mistake. Another big problem in health care is compliance. There are many diseases where we know the medicine, we know the method to treat someone, but patients just don’t do what they are supposed to do. Diabetes is the classic example. For all kinds of things getting people to take their medicine is a problem. Think about the choice architecture of designing a pill. Suppose you want to manipulate the frequency in which people take the pill. The best kind of pill is the one you take every morning. The best would be a shot you get once and you are done. Now there is no compliance. Otherwise the best is once per day. Twice a day is bad, three times a day is terrible, but once every other day is completely hopeless. Is there any human that could master taking a pill every other day? Or every third day? That would be completely terrible. Once a week is not so bad. Some calcium sup-plements are based on once a week. Most people take it every Sunday morning; that is not too bad. Birth control pills are an interesting case, because you have to take them every morning and then you stop for a week. So the way they are devised is that there are placebos for 7 days, so you don’t lose the ritual of everyday.

public policy nudges: the government as choice architect

18

de ov er heid a l s k eu z e a rchi t ec t

One of the problems people have in hospitals is what is called the ‘central line infection’. When a central line is inserted, there are certain procedures that should be followed. If they are followed then everything is fine, but if they are not followed then there can be an infection. These infections kill people and cost tons of money. It has been shown that if they follow a simple checklist in the operating room, you can reduce these infection rates to zero. Interestingly, one of the items on the checklist is that nurses are given permission to remind the doctors to wash their hands. Hand washing is key. Cove-ring up the body except for where the line is going in, is another key. Arming the nurses to remind the doctors to follow the rules, is one of the things on the checklist. There is no excuse for any hospital not to adopt these procedures, but many don’t.

Here is something that I have been pushing a lot since the book came out. It sounds quite boring but I think is actually quite important. The idea is to change the way we do disclosure. I still have to learn the way it works here, but in the us if I get a credit card, I get 30 pages of fine print telling me all the rules of that credit card, which I presume no one has ever read. Now what we are suggesting is to supplement that with an electronic disclosure. The way it would work is that once a year you would get an email with a file with two types of informa-tion. One is your usage data: it will tell how you have used that credit card for the last year. The other would be essentially a spreadsheet of all the ways that credit card can charge you for things. You could use this for credit cards, for mortgages, for cell phones – it is a perfectly general idea. Now it is not that we think any human would open those files. But we think that in one click they are able to upload the file to third-party websites, and that would help them shop and turn humans into econs as shoppers. When we wrote this book, these websites would emerge, they have already emerged.

Here is another example. There is a website in the us that is called Billshrink.com. It helps people to find a good mobile calling plan. You could use the same system for credit cards. One of the principles that I stress is that we as consumers should have the right to our own usage data. The suppliers have it, they know how many calls we have made, how many text messages we have sent, how many emails.

19

Why shouldn’t they share that data with us so we can become intel-ligent shoppers? Now one of the advantages of this kind of approach is that the alternative is regulation, and regulation is a never-ending game. So for example, I just read an article that in Australia a cou-ple of years ago they regulated how much a credit card can charge merchants for using this card. They cut those fees in half. What has been happening over the last few years is that credit card companies are introducing more and more ingenious ways of charging you for things. In America we call this the whack’em game, where you knock something down and something else pops up. The kind of disclosure rules I am talking about, would end that game because all the ways they charge you would be transparent.

Let me end with a comment about the financial crisis. Alan Green-span gave a famous ‘mea culpa’ speech, where he said he was shocked. Like the character in Casablanca, he was shocked that the people in the financial markets were not paying enough attention to counterparty risks. And he was also shocked that the smartest finan-cial institutions in the world were viewing mortgage securities as a steal. And in his world view they were econs, super econs and would not make this kind of mistake. Here is my take on the financial crisis. I think two of the mistakes I have been talking about today are impor-tant to understanding what happened. One is bounded rationality. So the crisis started with people in places like Las Vegas, Phoenix and Miami taking out mortgages that were complicated, and which they could only really pay back if real estate prices kept going up. It is not surprising to anybody really that some people will not understand a complicated mortgage. So the bounded rationality of the borrowers is not surprising. What is surprising is that this bounded rationality worked all the way up, to the ceo’s of major financial institutions. What they did not understand is what their traders were doing. So you know, you have companies like Bear Sterns and aig and Lehman Brothers, that were essentially brought down or greatly shrunk by the behavior of a very small part of the organization that was engaged in trading practices that the ceo’s could not understand. So we have bounded rationality all the way from the bottom to the top. The se-cond key thing that I would point to is self control problems. Again, it started the crisis with people. Most of the mortgages were refinances.

public policy nudges: the government as choice architect

20

de ov er heid a l s k eu z e a rchi t ec t

People would use the low interest rates to get out a new mortgage on the increased value of their home, in order to build a big addition or put in a big television set. There was a lot with keeping up with the Joneses. My neighbor put an addition to his house and put in a big tv, so I need to put an addition on my house and put in a bigger tv. Now again the same problem occurred with ceo’s. There was earnings envy. On the golf course you had one ceo bragging about how much money he was making selling credit default swaps, and others were saying: you are not doing that? You know I’m making hundreds of millions, why are you not doing that? So we are keeping up with the Joneses from the bottom to the top, so what can we do about this? I don’t think the answer is heavy-handed government regulation. And the reason is that the regulators would not be capable of regulating. Bob Ruben, a former treasury secretary who was serving as the vice chairman of Citigroup has admitted never having heard of the term liquidity put, until he discovered that Citicorp had lost 50 billion dollars selling liquidity puts. Now they don’t come any smarter than Bob Ruben. I gave a talk in Washington last February to the treasury department and I asked: who here is ready to take over running Citibank? No one raised their hand. I gave the same talk in London a couple weeks later and asked the same question about the Royal Bank of Scotland and got the same answer. So we don’t want bureaucrats trying to run banks that were too complicated for the ceo’s to run. I think the answer has to be in better disclosure, again electronic. Here is the needle we have to try to thread. We need to get the organi-zations to disclose enough so that the regulators can monitor what they are doing and the market can also monitor what they are doing. If I am an investor in aig, I want to know what their exposure is to credit default obligations. so that I don’t invest in that company. But we can’t ask them to disclose so much that they can no longer make a living. That is the goal. I know the devil is in the detail, as it always is, but I think that’s the goal we should be shooting for. One principle I’ve been urging is: too big to fail means too big to hide. So the bigger you are, the more you have to tell us. With some little bank in some country town, I don’t care what they are doing. If it is Citibank and we have to bail them out if they go under, then they have to tell us at least what their leverage is and what exposure they have to systematic risk.

21

Let me conclude. We are all humans, we need all the help we can get. It’s possible to improve choices without restricting options. Don’t use bans and mandates, just nudge and you can even do it in Dutch.

Thank you very much.

public policy nudges: the government as choice architect

22

de ov er heid a l s k eu z e a rchi t ec t

23

kan‘nudging’eenklimaatramp helpenvoorkomen?E E N R E A C T I E O P R I C H A R D T H A L E R

MaartenHajer

Stelt u zich voor, de minister van verkeer en waterstaat kondigt aan dat scooterrijders binnenkort uitgebreide veiligheidskleding moeten dragen. Hij baseert zich daarbij op ‘nieuw wetenschappelijk bewijs’ waaruit blijkt dat ernstige verwondingen dikwijls het gevolg zijn van een gebrek aan beschermende kleding en dus niet hadden hoeven gebeuren. Zo kan lichamelijk letsel worden voorkomen en tegelijk op de ziektekosten worden bespaard. Beschermende kleding voor el-lebogen, knieën, borst en rug zal daarom verplicht worden gesteld.

De kans is groot dat zo’n voorstel tot heftige verontwaardiging zal leiden, vooral in Nederland. Paternalisme, overheidsbemoeienis in het kwadraat. Een staaltje van etatisme dat niet meer van deze tijd is. Wekelijks worden we eraan herinnerd dat burgers tegenwoordig nog maar weinig overheidsingrijpen dulden. Dure, landelijke vaccinatie-programma’s, bedoeld om mensen tegen gezondheidsrisico’s te be-schermen, worden met wantrouwen bekeken en roepen veel discus-sie op. Rekeningrijden, dat een oplossing biedt voor het fileprobleem, wordt weggezet als een inbreuk op de privacy.

De overheid worstelt met structurele problemen en zoekt naar nieuwe wegen om haar gezag te doen gelden. Hoe moet de overheid deze problemen aanpakken?

Een ander voorbeeld. Stelt u zich een snowboarder voor. Ze draagt de vrijetijdskleding die bij een echte snowboarder past en die haar tegelijkertijd onderscheidt van de gemiddelde skiër, die met zijn stokken en lange latten voor comfort gaat en risico’s liever mijdt. De snowboarder is cool en wil dat weten. Maar toch draagt zij een helm. Mochten ze elkaar in een restaurant op de skihelling tegenkomen, dan ziet de skiër dat de snowboarder onder haar relaxte outfit zelfs nog veel meer bescherming draagt. Niet omdat wetenschappelijk bewijs dat gebiedt, maar gewoon omdat het cool is om te dragen.

kan ‘nudging’ een klimaatramp helpen voorkomen?

24

de ov er heid a l s k eu z e a rchi t ec t

Inzicht in dit soort gedragsmatige logica is van belang wanneer we het hebben over beleidsvorming met betrekking tot maatschappelijke risico’s. Dit zijn interessante en intrigerende voorbeelden, omdat zij in al hun eenvoud laten zien hoe de overheid te werk zou kunnen gaan bij de aanpak van diverse belangrijke problemen waarvoor ze zich gesteld ziet.

Een van die problemen is de structurele klimaatverandering. We weten dat de twee-gradendoelstelling een manier is om klimaatver-andering te beheersen. We weten wat we daarvoor moeten doen. Stabilisering van de uitstoot van broeikasgassen wereldwijd in 2020, reductie van de co2-uitstoot met 50 procent wereldwijd in 2050. Een rechtvaardige verdeling betekent voor de westerse landen dat zij hun co2-uitstoot in 2050 met 80 procent moeten hebben verminderd. Dat is een enorme uitdaging.

Uit het voorbeeld dat ik zojuist gaf, blijkt dat de ene helm de andere niet is. Aanhangers van het boek Nudging van Richard Thaler zullen duidelijk minder gecharmeerd zijn van de scooterhelm. Elke hië-rarchische vorm van overheidsbemoeienis is voor hen uit den boze. Nudgers geloven in een zachtaardige, stimulerende overheid. Thaler en Sunstein hebben hiervoor de term libertair paternalisme bedacht. Dat klinkt misschien tegenstrijdig, maar het boek is enthousiast ontvangen.

Beleidsmakers en intellectuelen zijn op zoek naar nieuwe perspec-tieven op de overheid en sturing door de overheid. Veel mensen zien inmiddels de nadelen in van New Public Management. Bovendien kunnen we niet langer volhouden dat we innovatief zijn in ons denken wanneer we alleen maar wijzen op de tweedeling tussen ‘overheid’ en ‘sturing’. Het is duidelijk dat sturing nodig blijft, al is het maar vanwege de onbalans die we vaak zien tussen de omvang van het overheidsapparaat enerzijds en de omvang van maatschap-pelijke problemen anderzijds. Dit geldt voor de grensoverschrijdende criminaliteit, het toezicht op de financiële markten, de migratiepro-blematiek, maar zeker ook voor klimaatverandering. In alle gevallen geldt dat voor een effectieve aanpak van maatschappelijke problemen samenwerking nodig is tussen diverse actoren die – en dat is heel

25

belangrijk – niet in een hiërarchische verhouding tot elkaar staan. Sturing door samenwerking is dan ook een randvoorwaarde voor de aanpak van de vele problemen waarvoor wij ons in deze gefragmen-teerde samenleving gesteld zien.1 Toch lijkt het erop dat we een stap extra moeten zetten om inzicht te verkrijgen in de rol die de overheid dient te spelen bij het faciliteren van deze sturingsnetwerken.

In dat kader is het werk van Thaler een voorbeeld van een bredere, academische stroming die bereid is de verantwoordelijkheid te ne-men voor de ontwikkeling van een nieuwe theorie over het openbaar bestuur. De jonge traditie van de gedragseconomie biedt wat dit betreft dezelfde voordelen als die andere nieuwe wetenschappelijke discipline, de neuropsychologie: zij biedt veel inkijkjes in de dingen die mensen motiveren en laat zien waarom etatistische strategieën om tot gedragsverandering te komen vaak niet werken. Gedrags-economie werkt ronduit verslavend. Een paar voorbeelden die met klimaatverandering te maken hebben:

- Loop een willekeurig overheidsgebouw binnen en probeer de trap te vinden. Dat is niet gemakkelijk. Iedereen neemt de lift.

- Bij het ministerie van vrom maken ambtenaren die gezond en arbeidgeschikt zijn, de deur open met een elektronisch apparaatje dat voor gehandicapten is ontwikkeld. Het is gemakkelijk, dus waarom niet?

- Bij het verlaten van je huis moet je alle lichten een voor een uit-doen.

- Energiekosten worden slechts een keer per jaar door het energiebe-drijf berekend; er is geen stimulans om mensen bewuster te maken van de kosten van hun gewoontegedrag;

- Het mooiste voorbeeld tot op heden is afkomstig van Henriëtte Prast, een van de leden van de wrr. Toen uit ons onderzoek bleek dat de vleesconsumptie verantwoordelijk is voor 12 procent van de broeikasgassen, 80 procent van het grondgebruik en 30 procent van het verlies aan biodiversiteit, wees zij op een mogelijkheid die veel mensen was ontgaan. In plaats van dat je op de uitnodiging voor een diner kunt aankruisen of je vegetarisch bent, stelt zij voor om standaard een andere optie aan te bieden: ‘Ja, ik heb een dieet-wens: ik eet vlees.’

kan ‘nudging’ een klimaatramp helpen voorkomen?

26

de ov er heid a l s k eu z e a rchi t ec t

Dit zijn leuke voorbeelden, maar zijn het niet mini-oplossingen die volledig in het niet vallen bij zo’n reusachtig probleem als klimaat-verandering? Kan ‘nudging’ een klimaatramp helpen voorkomen? Hebben ze wel zin, al deze kleine voorbeelden en mini-initiatiefjes? Ik wil u twee zaken in overweging geven.

Ten eerste, als we de uitstoot met 80 procent willen verminderen, moeten we alles aanpakken wat we kunnen. Voor de milieupolitiek zijn de wittebroodsweken voorbij. Wanneer alle Nederlanders zou-den besluiten om op dezelfde dag geen vlees te eten, zouden we 0,6 tot 0,7 megaton minder co2 uitstoten; een volledig vegetarische dag (dus ook zonder zuivelproducten) heeft omgerekend naar co2 een effect van 1,1 megaton.2 Dat is 0,5 procent van de totale uitstoot van broeikasgassen in Nederland. Een vleesloze week zou dus leiden tot een emissiereductie van 3,5 procent, een opmerkelijk groot effect.3

In de tweede plaats wordt met nudging een sociale kracht gemobi-liseerd die een grotere bijdrage levert dan alleen het directe procen-tuele effect. Ik denk dat klimaatverandering uitsluitend beperkt kan worden wanneer het de overheid lukt om er een culturele beweging van te maken die een grote groep mensen in de samenleving aantrekt.

Milieubescherming is van oudsher gepaard gegaan met een bredere sociale beweging. In de beroemde werken van Donald Worster en Samuel P. Hays wordt erop gewezen dat die beweging destijds wel-iswaar tot belangrijke veranderingen heeft geleid, maar dat degenen die daaraan een bijdrage leverden, dat om zeer diverse redenen hebben gedaan. Zo was de natuurbescherming en de aanwijzing van gebieden als National Park in de Verenigde Staten het resultaat van een samenwerkingsverband tussen bosbouwers, beleidsmakers in Washington, een nieuwe generatie stedelingen die de natuur op-nieuw had ontdekt, en een politiek bestuur dat klaar stond om al deze energie te bundelen. Het grote milieubewustzijn uit de jaren zestig en zeventig werd gevoed door bezorgdheid onder biologen als Rachel Carson, door lokale bewegingen die zich geconfronteerd zagen met gevallen van bodemverontreiniging, en door een nieuwe generatie intellectuelen die ‘post-materiële’ waarden ontdekten en daaraan prioriteit gaven, mensen die zelf waren opgegroeid in de luxe van een

27

gezin waarvan de ouders hun leven lang hadden gewerkt voor meer materiële welvaart.

Ik denk dat klimaatverandering alleen kan worden tegengegaan met een strategie waarbij wordt gezocht naar gelijkgestemde geesten die net als vroeger een onwaarschijnlijk geachte coalitie kunnen smeden, waardoor vervolgens echte sociale veranderingen teweeg worden gebracht. Met andere woorden: voor een effectieve klimaatstrategie is meer nodig dan alleen een beleid met vastomlijnde doelen; zo’n strategie moet ook de sociale en culturele krachten mobiliseren die nodig zijn om dat beleid te realiseren.

Nudging kan dan zeker helpen. Maar dan moeten we het perspectief wel enigszins bijstellen, want nudging gaat naar mijn zin een beetje te veel om individueel gedrag. Voor een betekenisvol perspectief verdie-nen twee dimensies meer aandacht.

Allereerst moeten we meer nadenken over het belang van kaderstel-ling. Hoewel het bijna altijd het individu is dat handelt, weten we dat hij zijn keuzes aanpast in het kader van een collectief handelen. Ten tweede wordt bij effectief nudgen uitgegaan van een bepaalde rol voor de overheid. Het is nu juist deze planningstheorie die ik niet overtuigend vind in het boek van Thaler en Sunstein. Laat ik deze twee dimensies nader toelichten, om te beginnen het belang van het bieden van een kader.

De geschiedenis van de milieupolitiek leert ons dat grote successen op het gebied van milieu verklaard kunnen worden uit het ontstaan van een bredere culturele alliantie. Het is interessant om te zien dat deze krachten in het verleden gemobiliseerd werden door een gemeenschappelijke kijk op de problematiek. ‘Natuurbescherming’ was iets waar veel Amerikanen rond 1900 een positief gevoel over hadden; daarmee was de basis gelegd voor een brede milieubeweging, bestaande uit zeer diverse groeperingen. ‘Industriële vervuiling’ stond haaks op de ambities van de nieuwe post-materiële generatie in de jaren zestig. De vraag is nu of ‘klimaatverandering’ aan het begin van de 21e eeuw maximaal potentieel heeft om sociale krachten te mobiliseren. Kreten als ‘80 procent’ reductie, ‘cap-and-trade’, ‘ramp-

kan ‘nudging’ een klimaatramp helpen voorkomen?

28

de ov er heid a l s k eu z e a rchi t ec t

scenario’, ‘gecoördineerde’ beleidsinspanningen kunnen voor landen misschien een stimulans zijn om tot overeenstemming te komen, maar een brede culturele beweging zal er niet uit voortvloeien.

Ik denk zelf dat in deze fase van onze geschiedenis innovatie het meest attractieve kader biedt. Om met Shellenberger en Nordhaus te spreken, Martin Luther King zei niet: “Ik heb een nachtmerrie”; hij zei: “Ik heb een droom” en vandaaruit ontstond een beweging.3 Een paar decennia geleden tankten we nog gelode benzine waar-mee we onze eigen kinderen vergiftigden, gooiden we flessen in de vuilnisbak, zodat de vuilnisman zich bezeerde en we grondstoffen verspilden. Onze auto’s slurpten benzine zoals kinderen limonade dronken. Allemaal zeer triest, op het zielige af. We hebben mis-schien de neiging om het verleden door een roze bril te zien, maar dat geldt niet voor de benzine met lood, de glasscherven van flessen en dorstige auto’s. In die zin toont dit het failliet aan van onze struc-turele afhankelijkheid van fossiele brandstoffen, vervuilende olie en vieze kolen.

Innovatie is op zichzelf geen stimulans. Het is meer een technocrati-sche wens. Maar wanneer je deze wens koppelt aan de onderzoeks-resultaten over klimaatverandering en ‘piekolie’, krijgt hij vorm. Dan krijg je een duidelijker kader, namelijk over de overgang van het ‘tijdperk van vervuilende fossiele brandstoffen’ naar een ‘tijdperk van autonomie op basis van onuitputtelijke duurzame hulpbronnen’. De sleutelwoorden in dit alternatieve discours zijn innovatie, slimme oplossingen, mondiale rechtvaardigheid, rekening en verantwoor-ding, autonomie.

Slim: Jongeren willen iPods, geen onhandige cassettespelers met grote batterijen (die sowieso snel op zijn). Het is deze generatie die we binnenboord moeten krijgen. Huiseigenaren willen een lage elek-triciteitsrekening en goedkope mobiliteit.

Mondiale rechtvaardigheid: met duurzame middelen, zoals zonnecel-len, mobiele netwerken e.d., kunnen ontwikkelingslanden snel in hun eigen behoefte voorzien. De hulp vanuit het Westen zou mis-schien meer moeten gaan over het gemeenschappelijk gebruik van

29

octrooien en niet zozeer over geld.

Autonomie: mensen in het Westen zien zichzelf graag als individuen die autonome keuzes maken. Duurzame energiebronnen creëren autonomie voor ontwikkelingslanden. Duurzame energie maakt minder afhankelijk van geografisch instabiele regio’s.

Onuitputtelijke bronnen: sommige energiebronnen zijn onuitputte-lijk, we hebben alleen nog geen manier gevonden om die bronnen te exploiteren. Wat een droom, wat een mentaliteitsomslag. Maak daar gebruik van en zorg ervoor dat innovatie zich richt op de exploitatie van deze onuitputtelijke, duurzame energiebronnen. Een prachtig doel voor onze ‘kenniseconomie’, onze universiteiten en het bedrijfs-leven.

Ik verzin dit maar ten dele. Die sociale kracht zie ik namelijk al. Stel doelen, creëer autonomie en je boort het potentieel aan van innova-tieve wijken, steden en bedrijven die allemaal co2-neutraal willen zijn.

EennieuwetheorievanhetopenbaarbestuurDat brengt mij op de rol van de overheid. Ik denk dat de overheden van de diverse landen de belangrijkste spelers gaan worden bij het richting geven aan de diverse krachten. Binnen dat kader zal de over-heid echter doelstellingen voor de lange termijn moeten ontwikkelen en duidelijk moeten maken dat hierover geen discussie meer mogelijk is. Het is de taak van de overheid om duidelijke grenzen en doelen te stellen. De overheid dient zowel in de ruimte als in de tijd een gelijk speelveld te creëren waarmee zekerheden en kansen worden geboden die nodig zijn om creatieve concurrentie tot stand te brengen.5 Hier-voor zijn juridische en institutionele maatregelen nodig.

Wat mij betreft, ligt de ware kracht van nudging niet in de leuke voorbeelden, maar in de centrale idee van het aanbieden van de juiste standaardkeuzes. Zoals de Amerikaanse politicoloog Schattschneider begin jaren zestig al constateerde, dienen alle organisatievormen een bepaald belang. Later in de jaren zestig ontwikkelden Bachrach en Baratz de idee dat veel macht gelegen is in ‘non-decisions’, zoals dat

kan ‘nudging’ een klimaatramp helpen voorkomen?

30

de ov er heid a l s k eu z e a rchi t ec t

onze samenleving standaard is gebaseerd op het gebruik van fossiele brandstoffen. Deze ideeën zijn relevant voor de discussie over het klimaat. In het dagelijkse leven nemen we de ene ‘non-beslissing’ na de ander, waarmee wij onze, voor het klimaat zo schadelijke levens-wijze in stand houden.

De overheid kan in dit gewoontegedrag veranderingen aanbrengen. Zij moet regels stellen die het aantrekkelijk maken om energie te besparen en over te stappen op duurzame alternatieven. Om een duidelijk signaal af te geven, zou voor een nieuwe ‘prioritering’ gekozen kunnen worden. Die zou dan gebaseerd kunnen zijn op de trias energetica: energiebesparing heeft daarin de hoogste priori-teit, gevolgd door het gebruik van duurzame energie en pas daarna ‘schone’ fossiele brandstoffen. Dit moet dan gecombineerd worden met de uitdrukkelijke toezegging dat men zich conformeert aan de co2-reductiedoelstellingen.

Op dat punt biedt nudging geen soelaas. Wat we nodig hebben om de benodigde zekerheid in de tijd te scheppen, is een ouderwets instru-ment. Wat we nodig hebben, is een klimaatwet. Dat is de strategie die bijvoorbeeld in Engeland is gebruikt. De belangrijkste reden waarom een klimaatwet cruciaal is, is dat het structureel een enorme inspan-ning kost om op niet-fossiele technologieën over te stappen. Inves-teerders zullen alleen bereid zijn om in te stappen wanneer daarvoor een stabiel, gelijk speelveld wordt gecreëerd. Dit soort investeringen moet over een langere periode worden afgeschreven dan de vier jaar dat een regering aan de macht is. Daar komt bij dat je met een klimaatwet kunt laten zien dat alle partijen hetzelfde doel nastreven, namelijk afscheid nemen van het fossiele tijdperk. De maatschappij heeft dan wel wat duwtjes van de overheid nodig:1. Maak van burgers producenten; geef hun prioriteit op het net

wanneer zijzelf duurzame energie produceren. Hetzelfde geldt natuurlijk voor het bedrijfsleven. Het gaat dan om zogenoemde ‘feed in’-tarieven.

2. Decentraliseer het realisatieproces: stel landelijke doelen en bied dan prikkels om de concurrentie te stimuleren; geef ruimte aan creativiteit bij het realiseren van deze doelstellingen.

31

3. Zorg ervoor dat je als overheid niet teleurstelt, mensen niet ont-moedigt. Er is niets zo destructief als onzekerheid over toekomst-ige prijzen of regelgeving. Niets zo erg als het stopzetten van een succesvolle subsidieregeling voor duurzame energie omdat te veel mensen er een beroep op doen.6

Hoewel we in Nederland geen feed in-systeem kennen, blijkt uit nieuwe landelijke cijfers dat individuele boeren en coöperaties in-middels 45 procent van het huidige, in Nederland opgestelde vermo-gen aan windenergie voor hun rekening nemen.7 Zij hebben die kans wel gezien. Het moet dus mogelijk zijn om klimaatdoelstellingen ook vanuit de maatschappij te realiseren.

We weten dat in ieder geval een oorzaak van het gewoontegebruik van brandstoffen is gelegen in het feit dat in de brandstofprijzen niet alle kosten zijn opgenomen. We zijn er nog steeds niet in geslaagd om de milieukosten te internaliseren. De overheid kan de ontwikke-ling van een autonome samenleving ondersteunen door dit gedrag, dat zijn wortels heeft in het industriële tijdperk, te corrigeren. Maak fossiele brandstoffen maar duur: de beste prikkel is wanneer je aan de uitstoot van co2 een hoog prijskaartje hangt.

Bij nudging wordt terecht gewezen op het belang van feedback. In de theorie van Archon Fung wordt dit ‘accountable autonomy’ ge-noemd. Stel doelen, bewaak de voortgang, laat zien waar de verschil-len in prestaties liggen. Een belangrijke taak van de overheid is dan beleidsevaluatie: verklaren waarom sommigen vooroplopen en waar-om anderen achterlopen. Zorg dat verbeteringen beloond worden. Daarnaast heeft de overheid nog een andere belangrijke taak, waar de nudgers niet op ingaan: het bestraffen van misbruik van regelgeving die bedoeld is om klimaatverandering tegen te gaan. Natuurlijk zijn er altijd mazen in de wet, maar die moeten dan snel worden gedicht.

ToekomstIn Kopenhagen zijn politieke leiders bijeengeweest voor een geza-menlijke aanpak. Maar na Kopenhagen is de klimaatpolitiek écht aan zet. De overheid zal haar beloftes dan gestand moeten doen. Er zal een cruciale keuze moeten worden gemaakt: gaan we de mensen

kan ‘nudging’ een klimaatramp helpen voorkomen?

32

de ov er heid a l s k eu z e a rchi t ec t

dwingen of proberen we wat aan het gewoontegedrag te doen? Zetten we ze onder druk of geven we ze een handvat? Dat burgers, bedrij-ven, steden en buurten zich moeten gaan aanpassen, staat buiten kijf. Het perspectief om via innovatie tot een autonome, duurzame samenleving te komen, kan dan misschien juist de attractieve prikkel zijn om mensen in beweging te krijgen.

Ondanks alle inventiviteit is de klimaatcrisis natuurlijk een te groot probleem om als overheid in je eentje op te lossen. Zoals Thomas Friedmann al betoogde: een goed bestuur biedt kansen aan creati-viteit.8 Dat aspect is misschien wel het meest hoopvolle: de onte-genzeggelijke kracht van innovatie, van creatieve concurrentie, die aangewakkerd wordt door nieuwe incentive-structuren.

Waar het uiteindelijk allemaal op neerkomt, is het kiezen tussen twee helmen. Zelf kies ik voor de snowboarder. Dat wil zeggen, ik zou in ieder geval proberen om burgers, bedrijven, steden, buurten, wijken en provincies zover te krijgen dat zij zich net zo opstellen als de snowboarder. Jezelf beschermen tegen risico’s waarvan je je echt wel bewust bent. En trots zijn op het feit dat je dit innovatief en autonoom hebt aangepakt en daarvoor verantwoording kunt afleg-gen. Wanneer de overheid ervoor zorgt dat initiatief en innovatie beloond worden, moet het mogelijk zijn om fossiele brandstoffen uit te bannen.

33

kan ‘nudging’ een klimaatramp helpen voorkomen?

noten

1 Dit is het onderwerp van mijn nieuwe boek AuthoritativeGovernance–PolicyMakingin

anAgeofMediatization, Oxford: Oxford University Press 2009.

2 Ervan uitgaande dat we deze vleesloze dag niet compenseren door op andere dagen meer

vlees te eten.

3 Bovendien moeten we niet vergeten dat zo’n keuze ook positieve gevolgen heeft op het

gebied van biodiversiteit, luchtverontreiniging en dierenwelzijn.

4 Ted Nordhaus & Michael Shellenberger (2008) BreakThrough–WhyWeCan’tLeave

SavingthePlanettoEnvironmentalists, New York: Houghton Mifflin Books.

5 Dit standpunt wordt eveneens aangehangen door Anthony Giddens in diens Politicsof

ClimateChange. Hij noemt dat de roep om een faciliterende overheid. Anthony Giddens

(2009) PoliticsofClimateChange, Cambridge: Polity Press.

6 Andere vereisten zijn creatief denken en moed. We weten dat het innovatiepotentieel vaak

onderschat wordt. We weten van het Duitse feed-in tarief dat het de nieuwe producenten

waren die als eerste inspeelden op de prioriteitsverandering op het Duitse elektriciteitsnet

een aantal jaar geleden. De stroomproducenten waren de trendvolgers, niet de trendset-

ters.

7 Op basis van een analyse van 74 procent van het huidige, op het land opgestelde vermogen

aan windenergie (2019 mw), pbl-cijfers.

8 Thomas Friedmann, AdvicefromGrandma,NewYorkTimes, 21 november 2009.

34

de ov er heid a l s k eu z e a rchi t ec t

35

liberaalpaternalismeendewaardevanvrijheidMartinvanHees

In de jaren negentig dachten we met enig pessimisme na over de cal-culerende burger, vandaag met enig optimisme over de calculerende overheid. Dat is een overheid die via een slimme keuzearchitectuur de burgers weet te verleiden tot rationeel gedrag. De sturing van de overheid is gericht op het veiligstellen van de belangen van de burgers zelf (paternalisme) maar leidt daarbij niet tot een beperking van hun keuzevrijheid (liberalisme). Is dat inderdaad mogelijk? Hebben Tha-ler en Sunstein (2008) gelijk en kunnen liberalisme en paternalisme samengaan?

Een bekend liberaal bezwaar tegen paternalisme is dat het ten on-rechte zou veronderstellen dat er een standaard is op basis waarvan we eenduidig kunnen vaststellen wat de ‘juiste’ of de ‘rationele’ keuze is. Er bestaan echter verschillende opvattingen over wat ‘echt’ in het belang van individuen is, en een keuze voor één standaard zou daarom het liberale ideaal van een neutrale overheid schenden. Een ander bekend kritiekpunt verwijst naar de mogelijkheid van een hellend vlak. Zelfs als paternalisme in sommige gevallen inderdaad verdedigbaar is, dan, zo is de gedachte, zal dit onherroepelijk ontaar-den in een ongewenste uitdijing van de toepassingsgebieden.

Ten behoeve van het betoog zal ik in mijn reactie deze bezwaren ne-geren. Sterker, ik veronderstel eenvoudigweg dat er consensus bestaat over de te hanteren standaard, dat wil zeggen dat er overeenstem-ming is over wat wel en wat niet in het belang van burgers is. Ook zal ik veronderstellen dat er voldoende beheersingsmechanismen zijn waarmee het toepassingsbereik van het liberaal paternalisme naar wens kan worden beperkt. Echter, zo zal ik betogen, zelfs als we uitgaan van deze optimistische veronderstellingen kunnen liberale vraagtekens bij het idee van de overheid als keuzearchitect worden geplaatst.

liberaal paternalisme en de waarde van vrijheid

36

de ov er heid a l s k eu z e a rchi t ec t

DespecifiekewaardevanvrijheidDie vraagtekens komen voort uit de eenzijdige opvatting over de waarde van (keuze)vrijheid die aan het liberaal paternalisme ten grondslag ligt. Het liberaal paternalisme richt zich uitsluitend op wat wel de specifieke waarde van vrijheid is genoemd. Die waarde bestaat uit de waarde van de specifieke opties waaruit kan worden gekozen.1 Meer in het bijzonder, zij bestaat uit de waarde van de keuzeoptie die maximale waarde heeft: de specifieke waarde van mijn keuzevrij-heid in een restaurant valt samen met de waarde van mijn favoriete gerecht, de specifieke waarde van mijn vrijheid om een ziektekosten-verzekering te kiezen is de waarde van de verzekering die het meest in mijn belang is, et cetera. Uiteraard wordt deze waarde van vrijheid pas gerealiseerd als mensen inderdaad de ‘optimale’ keuze maken, dat wil zeggen kiezen voor de optie die de meeste waarde heeft. Juist het gegeven dat we dat vaak niet doen, en dat irrationaliteit ons keuzege-drag dus in belangrijke mate kenmerkt, ligt aan het liberaal paterna-lisme ten grondslag. De gedragseconomie en de sociale psychologie hebben immers overtuigend laten zien dat mensen niet altijd de keuzes maken die de specifieke waarde van vrijheid realiseren. De contextuele bepaaldheid van beslissingen, automatismen (het beslis-sen op ‘de automatische piloot’) en verkeerde risico-inschattingen zijn inmiddels bekende oorzaken van individuele irrationaliteit en dus van bedreigingen van de specifieke waarde van vrijheid. Het liberaal paternalisme is gericht op het reduceren van die irrationali-teit. Door de juiste duwtjes in de rug (‘nudges’) worden we verleid tot het maken van de optimale keuze, dat wil zeggen tot de keuze die de specifieke waarde van vrijheid daadwerkelijk realiseert.

Deniet-specifiekewaardevanvrijheidAls keuzevrijheid alleen van belang is vanwege haar specifieke waarde lijkt er dus niet zo veel mis te zijn met het liberaal paternalis-me. Vrijheid heeft echter ook een belangrijke niet-specifieke waarde. Het betreft dan de waarde die vrijheid heeft voor zover die niet bepaald wordt door de waarde van de specifieke opties waaruit we kunnen kiezen. Wil het voorgestelde paternalisme inderdaad liberaal genoemd kunnen worden, dan zou het ook de niet-specifieke waarde van vrijheid niet in gevaar moeten brengen.

37

We kunnen drie vormen van niet-specifieke waarde onderscheiden.2 Allereerst heeft vrijheid een belangrijke expressieve waarde. De gedachte is dat we in de keuzes die we maken onszelf ‘uitdrukken’ – we geven via onze keuzes aan wat wij wel of niet belangrijk vinden. Of, om het wat plechtiger te formuleren, onze keuzes vertegenwoor-digen een deel van onze identiteit. Het belang dat we hechten aan verantwoordelijkheid speelt hier een belangrijke rol. Het hebben van keuzevrijheid betekent immers ook dat we de mogelijkheid heb-ben bepaalde keuzes niet te maken en door deze ‘negatieve keuzes’ worden we meer verantwoordelijk voor de keuze die we wel maken. Dat verklaart bijvoorbeeld waarom het voor een werkzoekende waardevoller is om te kunnen kiezen uit drie aanbiedingen dan uit slechts een, zelfs als die ene optie de droombaan is die hij anders ook gekozen zou hebben. Als de waarde van vrijheid alleen specifiek van aard zou zijn is dat echter niet te verklaren: de specifieke waarde van de keuzevrijheid is in beide situaties gelijk.

Het hebben van vrijheid kan ook een belangrijke symbolische waarde hebben. Joseph Raz (1994) heeft er op gewezen dat het belang dat we hechten aan vrijheid van meningsuiting niet correspondeert met de mate waarin we gebruik maken van die vrijheid. Het aantal mensen dat wel eens een opiniërend stuk schrijft voor een landelijk dagblad is bijvoorbeeld zeer klein. Toch zullen velen zeer verontwaardigd zijn als burgers die nooit een stuk voor de krant zullen schrijven dat recht ook wordt ontnomen. Een dergelijke beperking van de vrijheid van meningsuiting zou een uitdrukking of symbool zijn van een negatief oordeel dat we onacceptabel vinden. Een concreet voorbeeld van het belang van de symbolische waarde van vrijheid treffen we aan in discussies in de Verenigde Staten over invoering van het homohuwe-lijk. De onmogelijkheid om met een partner van hetzelfde geslacht te trouwen drukt impliciet een oordeel van de wetgever uit over de on-gelijkwaardigheid van homoseksuele en heteroseksuele relaties. Ook hier geldt dat de niet-specifieke waarde van vrijheid niet samen hoeft te vallen met haar specifieke waarde: je hoeft geen homoseksueel met trouwplannen te zijn om waarde te hechten aan de mogelijkheid om te trouwen met een partner van hetzelfde geslacht.

liberaal paternalisme en de waarde van vrijheid

38

de ov er heid a l s k eu z e a rchi t ec t

De derde vorm van niet-specifieke waarde van vrijheid is haar vormende waarde. Wanneer we maar vaak genoeg bepaalde keuzes moeten maken zullen we daar op termijn beter in worden, zo is de gedachte. Het feit dat we niet altijd de specifieke waarde van vrijheid realiseren (niet de beste keuze maken) is hier zelfs een belangrijk uitgangspunt voor de verdediging van keuzevrijheid. We leren van onze fouten en van de fouten van anderen en moeten daarom ook in staat worden gesteld om die fouten te maken. De vormende waarde van vrijheid is zowel op micro- als op macroniveau verdedigd. Op microniveau gaat het om de verbetering van de beslisvaardigheden van individuen: door vaker keuzes te maken leren we beter omgaan met verschillende soorten informatie, afwegingen maken, etc. Op macroniveau betreft het het innovatieve vermogen van een samenle-ving ‘als geheel’ – ook de maatschappij ontwikkelt zich via een proces van trials and errors.

Liberaalpaternalismeendeniet-specifiekewaardevanvrijheidWat betekent het liberaal paternalisme voor de niet-specifieke waarde van vrijheid? Of de expressieve waarde van vrijheid in gevaar komt zal afhangen afhangen van het beleidsinstrument dat wordt ingezet alsmede van de aard van de keuzes. Als via overheidsingrijpen de juis-te keuzes op de automatische piloot worden gemaakt kan de expres-sieve waarde onder druk komen te staan – wat eerst een welbewuste handeling was wordt nu een automatisme dat, juist omdat het een au-tomatisme is, een beperkte expressieve waarde heeft: de expressieve waarde van donorschap in een ‘opt in’-systeem is bijvoorbeeld groter dan in een ‘opt out’-systeem. Twee kanttekeningen kunnen hier ech-ter bij worden geplaatst. Allereerst zal die expressieve waarde vooral onder druk komen te staan voor degenen die de juiste keuze toch al hadden gemaakt. In de terminologie van Thaler en Sunstein: het is de expressieve waarde van de vrijheid van de econs en niet die van de humans die in gevaar komt; immers, het is niet aannemelijk dat het irrationeel keuzegedrag dat het liberaal paternalisme wil voorkomen veel expressieve waarde heeft. Verder zal de expressieve waarde wei-nig relevant zijn wanneer het gaat om relatief triviale keuzes. Via de aanschaf van een wasmiddel druk ik geen deel van mijn identiteit uit, maar bij de keuze van een school voor mijn kinderen doe ik dat wel.

39

Voor de symbolische waarde van vrijheid geldt deels hetzelfde als voor de expressieve waarde: vooral voor individuen die wel rationele keuzes maken – de econs – wordt zij negatief beïnvloedt. Immers, het liberaal paternalisme drukt dan ten onrechte een negatief oordeel uit over de competentie van deze burgers. Verder zal het belang van de symbolische waarde van vrijheid vooral consequenties hebben voor de vraag welke groepen burgers betrokken zijn bij de issues waar het instrumentarium wordt ingezet. Als er sprake is van selectieve toe-passing is het gevaar van stigmatisering van bepaalde groepen burgers uiteraard groter.

Veel van de voorbeelden die worden gebruikt ter verdediging van het liberaal paternalisme hebben een statisch karakter, ze veron-achtzamen de vormende waarde van vrijheid. Zoals gezegd berust de vormende waarde van vrijheid in het leereffect dat keuzevrijheid heeft. Deze waarde lijkt snel onder druk te staan door het liberaal paternalisme. Immers, als we door een slimme keuzearchitectuur geen ‘fouten’ meer maken dan is er ook niet meer de mogelijkheid om te leren van onze fouten. Neem als voorbeeld de elektronische belastingaangifte. Voor velen van ons is het een zegen dat de jaarlijkse last van het invullen van complexe aangifteformulieren, al dan niet met behulp van even ondoorgrondelijke belastinggidsen, voorbij is. Maar hoe frustrerend die exercitie ook ieder jaar weer was, we kun-nen redelijkerwijs veronderstellen dat die vaardigheid over de jaren toenam en daardoor tot meer inzicht in (en misschien zelfs begrip van) de structuur van ons belastingregime leidde. Keuzevrijheid zal vooral een vormende werking hebben als de keuzesituatie een zekere mate van complexiteit heeft, en als het keuzeprobleem zich regel-matig voordoet. Liberaal paternalisme hoeft dus niet haaks te staan op die vormende waarde als het vooral wordt toegepast in relatief eenvoudige keuzesituaties (bijvoorbeeld omdat het zoals bij orgaan-donatie gaat om een beperkt aantal opties die duidelijk gedefinieerd zijn) of in keuzeproblemen die zich slechts incidenteel voordoen (vgl. het afsluiten van een hypotheek, pensioenvoorzieningen).

ConclusieImmanuel Kant meende dat staatspaternalisme de ergste vorm van despotisme is. Ik geloof dat Kant, zoals wel vaker, iets te stellig was.

liberaal paternalisme en de waarde van vrijheid

40

de ov er heid a l s k eu z e a rchi t ec t

Het liberaal paternalisme laat zien dat niet alle vormen van paterna-lisme haaks staan op het belang dat we hechten aan vrijheid. Echter, als we het liberale aspect van het liberaal paternalisme serieus nemen, moeten we niet alleen kijken naar de specifieke waarde van vrijheid maar ook naar haar niet-specifieke waarde – en dat betekent dat we beperkingen moeten opleggen in de toepassing van het liberaal pa-ternalisme. Die beperkingen hebben betrekking hebben op het type keuzesituaties. Wil de waarde die we hechten aan vrijheid daadwer-kelijk gerealiseerd kunnen worden, dan zal het gebruik van de nieuwe keuzearchitectuur allereerst beperkt moeten blijven tot keuzepro-blemen die voor de betrokkenen zelf geen al te grote urgentie heb-ben (maar mogelijk wel voor anderen). Teneinde stigmatisering te voorkomen, moet het geen beleidskwesties betreffen waar alleen bepaalde groepen burgers bij betrokken zijn. En, tenslotte, het moet gaan om keuzesituaties die zich slechts incidenteel voordoen of niet al te complex zijn.

41

literatuur

Carter, I. (1999) AMeasureofFreedom, Oxford: Oxford University Press. Hees, M. van (1999) ‘Liberalism, Efficiency, and Stability: Some Possibility

Results’, JournalofEconomicTheory, 88, 294-309Hees, M. van (2000) LegalReductionismandFreedom, Dordrecht: Kluwer

AcademicKramer, M.H. (2003) TheQualityofFreedom. Oxford: Oxford University

Press Raz, J. (1994) ‘Free Expression and Personal Identification’, in: J. Raz, Ethicsin

thePublicDomain.EssaysintheMoralityofLawandPolitics, Oxford: Clarendon, 146-169

Scanlon, T.M. (1998) WhatWeOwetoEachOther, Cambridge: Belknap PressThaler, Richard H. en C. Sunstein (2008) Nudge:ImprovingDecisionsAbout

Health,WealthandHappiness, New Haven: Yale University Press

liberaal paternalisme en de waarde van vrijheid

42

de ov er heid a l s k eu z e a rchi t ec t

noten

1 Carter (1999) introduceerde het onderscheid tussen de specifieke en niet-specifieke waarde

van vrijheid. Zie ook Van Hees (2000) en Kramer (2003).

2 Vergelijk Scanlon (1998). In Van Hees (1999) laat ik zien dat, gegeven de bekende econo-

mische rationaliteitaannames, een belangrijk niet-specifieke waarde van keuzevrijheid in

strategische besluitvormingssituaties gelegen is in de realisatie van Pareto-optimale even-

wichtsuitkomsten. Omdat het liberaal paternalisme de gebruikte rationaliteitaannames

echter juist afwijst zal ik deze vorm van niet-specifieke waarde hier niet verder bespreken.

43

mensenmoetenvoortdurend keuzesmakenAbKlink

Het is een feest van herkenning om bij het lezen van Nudge, het invloedrijke, interessante en amusante boek van Richard Thaler en Cass Sunstein, weer eens geconfronteerd te worden met keuzegedrag van échte mensen, dus niet de rationalistische ‘econs’ die politiek en ambtenarij vaak en meestal onbewust als uitgangspunt nemen bij het ontwerpen van beleid. Thaler onderscheidt ‘humans’ – echte mensen – en ‘econs’. Econs zijn dan de – in de goede zin van het woord –berekenende, niet-bestaande mensen die goed geïnformeerd door autoriteiten, altijd weloverwogen de keuzes maken die hun altijd het meeste voordeel opleveren. Humans zijn anders, minder rationeel. Pascal zei het al: “Het hart kent zijn redenen, die de rede niet kent.” Freud leerde ons van de onbewuste drijfveren. En de apostel Paulus heeft zelfs het onbewuste niet nodig om de notie van de weloverwo-gen wens van een vraagteken te voorzien: “Het goede dat ik wil, doe ik niet en het kwade dat ik niet wil doe ik, ellendig mens.” Dat is toch andere koek dan de ‘econ’. Mensen hebben een begrensde rationaliteit. De evolutie of de schep-per heeft er nu eenmaal voor gezorgd dat onze automatische piloot in geval van routine de overhand heeft. Nietzsche wees daar over-tuigend op. En dat is maar goed ook. We hebben het reflectieve deel immers nodig voor de interessantere dingen van het leven. Maar juist door deze automatische piloot, en ook tal van andere factoren, maken mensen vaak niet de keuze die het beste voor hen is of op de lange duur het beste uitpakt. De voorkeuren van mensen blijken im-mers beperkt veranderlijk te zijn. Gewoontegedrag is, zoals gezegd, hardnekkig. Inertie en uitstelgedrag zijn bijna niemand vreemd. Kuddegedrag is aanstekelijk en we worden allemaal beïnvloed door bijvoorbeeld patronen en culturele conventies die tot het niveau van vanzelfsprekendheden zijn opgeklommen.Intuïtief voelen we dat misschien al wel aan. Het is goed dat er nu steeds meer wetenschappelijke kennis komt over het keuzegedrag van mensen, zodat we daarmee, paradoxaal genoeg, de keuzevrij-

mensen moeten voortdurend keuzes maken

44

de ov er heid a l s k eu z e a rchi t ec t

heid kunnen versterken. Het zo neutraal mogelijk informeren van de burger is lang niet altijd genoeg. Alleen al de vraag of er zoiets moge-lijk is als ‘neutraal informeren’ houdt wetenschappers en filosofen bezig. Ook voor het beleid is dat relevant. Neem het voorbeeld van de kilometerheffing. De economisch rationele keuze is nu vaak die van de auto. De variabele kosten zijn laag, de vaste hoog. Dat stuurt ons gedrag. Variabilisering brengt daarin verandering. Wat is neutra-ler? Wat objectiever? En moeten het per se kostprijzen zijn die het verschil maken? Of mag de overheid de variabilisering zelfs voorbij-gaan en accijnzen heffen die gedragsregulerend van aard zijn? Onze huidige accijnzen beogen dat. Overigens gebruikt de overheid bij de kilometerheffing weer wel de motieven van de ‘econ’ in het beleid door voor een bepaalde default te kiezen, om een woord van Thaler en Sunstein te gebruiken. Een default die naar mijn beleven eerlijker uitpakt doordat de feitelijke kosten van automobiliteit en openbaar vervoer eerlijker tegen elkaar kunnen worden afgewogen. Dat zijn keuzemomenten die inderdaad op het politieke toneel spelen. Hier doen zich vragen voor die niet op te lossen zijn met een strikte regel van neutraliteit.Thaler noemt mensen die de keuze van andere mensen beroepshalve beïnvloeden ‘keuze-architecten’. Zij zijn overal. Bij overheden, waar bijvoorbeeld beleidsmedewerkers of experts formulieren ontwerpen of voorlichtingscampagnes ontwikkelen, of in het bedrijfsleven. Denk maar aan architecten of productontwerpers die rekening hou-den met voorspelbaar gedrag van mensen en dit soms op verrassend doeltreffende en goedkope wijze beïnvloeden, ook in Nederland.De ingebakken vlieg als ‘doelwit’ in de urinoirs op Schiphol wordt door Thaler herhaaldelijk als treffend voorbeeld genoemd. Die vlieg werkt duidelijk beter dan bijvoorbeeld een bordje met een neutrale tekst over de gevolgen van ‘ongecontroleerd urineren’. Het wekt ook minder ergernis op dan zo’n bordje zou doen. En het kost ook niet zo veel, zeker als je het afzet tegen de besparing aan schoonmaakkosten. Het voorbeeld past ook bij de zienswijze van de lutherse theoloog Dietrich Bonhoeffer, die met de morele overbelasting van de mens niet zoveel op had. Wie al te zeer marchandeert verliest niet alleen krediet, hij overbelast mensen ook. Een zekere speelsheid in het leven kan dat ondervangen. De vlieg is daarvan een expressie.De keuzearchitectuur speelt ook sterk in de gezondheidszorg, met

45

daarbij een belangrijke rol voor de overheid. Neem het voorbeeld dat Thaler en Sunstein noemen over de man met prostaatkanker. Via een psa komt de bijna 70-jarige erachter dat hij prostaatkanker heeft. Hij wil laten opereren. Onderzoek wijst uit dat hij daar fysiek niet toe in staat is. Hij heeft een te verhelpen hartaandoening. Een stent wordt geplaatst. Er ontstaat een postoperatieve infectie. Herstel duurt lang en hij verblijft lang in het ziekenhuis. De prostaatoperatie leidt tot in-continentie. Toch is hij de artsen zielsdankbaar dat zij de kanker tijdig hebben ontdekt. Twee jaar later, enige maanden na de prostaatopera-tie overlijdt hij aan een compleet andere aandoening. Wellicht denkt u dat dit anecdotisch is. Maar onderzoekers uit de vs wijzen erop dat met alle verbeterde diagnostiek het aantal dodelijke slachtoffers van prostaatkanker niet of nauwelijks is gedaald (als deel van de bevol-king). Sterker nog: less blijkt vaak more te zijn. In die gebieden in de vs waar de meeste medische behandelingen worden uitgevoerd, is de zorg het duurst en de kwaliteit het laagste, óók uitgedrukt in mortali-teitscijfers. Deze relatie is niet eenmalig, maar bestendig. Overbehan-deling schaadt. Opnames in ziekenhuizen kennen een eigen risico en behandelingen hebben niet altijd meerwaarde. De praktijkvariaties voor bijvoorbeeld oogoperaties, amandelen, dot-teren zijn enorm. Wie kiest hier eigenlijk? Wie is hier de ‘econ’, de rationeel kiezende mens? De patiënt? Hoe goed is hij geïnformeerd, gegeven ook de informatieasymmetrie? Hoe moet de keuze-architec-tuur er hier uitzien? Uiteindelijk kies ik voor een gerichte informatie aan de burger. Thaler en Sunstein wijzen er niet alleen op dat de keuze voor opere-ren, bestralen of nog even aanzien niet alleen moeilijk is, maar ook nog eens beïnvloed wordt door het type arts die je voor je hebt. Som-migen zijn gespecialiseerd als chirurg, anderen zijn radioloog en geen van allen hebben belang bij nog even aanzien, al adviseren sommigen dat wel degelijk. Daar zit echt niet altijd eigen belang achter. De tim-merman denkt nu eenmaal in categorieën van spijkers en hamers. De radioloog heeft zijn eigen perspectief. Richtlijnen en protocollen, zeker als die multidisciplinair zijn ingevuld, verruimen perspectieven en objectiveren keuzemomenten voor arts en patiënt. Vandaar de dis-cussie over borstkankerscreening vanaf 40 of 50 jaar. Moet je mensen voor moeilijke afwegingen plaatsen? In het aanbod van de screening ligt impliciet de suggestie besloten dat het uit medisch oogpunt nodig

46

de ov er heid a l s k eu z e a rchi t ec t

of zinvol is te screenen. Maar uit medisch oogpunt is dat juist niet het geval. De mindset van verzekerden/patiënten is vaak een andere. Weten is behandelen en genezen. En toch:less is echt vaak more. Hier staan beroepsgroepen en de overheid voor vragen van keuze-architectuur. Terecht stellen Thaler en Sunstein: “A good system of choice architec-ture helps people to improve their ability to map and hence to select options that will make them better off. One way to do this is to make the information about options more comprehensible.” Inderdaad: welke informatie geven we? Alleen over consumententevredenheid, bejegening, patiëntenervaringen? Of ook medische informatie? Het is de bedoeling dat op termijn voor tachtig aandoeningen duidelijk is welke prestaties het ziekenhuis of de specialist precies leveren.Telkens moeten wij ons bewust zijn van het feit dat de overheid vaak niet strikt neutraal kan zijn. Ik wees op de kilometerheffing. Ik wees op de bekostiging van zorginstellingen, waar de keuzearchitectuur en de defaults gericht moeten zijn op wat de zorg moet zijn: zorg voor de patiënt, kwaliteit en samenhang. Een neutrale visie op keuzevrijheid helpt de burger vaak niet verder, evenmin als een van overheidswege dichtgeregelde leefomgeving.Die dreiging van de dichtgeregelde leefomgeving ligt er ook op het terrein van de gezondheidszorg. Treffend wordt dat weergegeven in de roman van Juli Zeh, Corpus Delicti. Daarin valt te lezen hoe preventieve geboden die diep het persoonlijke leven indringen,en volledige controle van ieders gedrag kunnen leiden tot een soort gezondheidsdictatuur. Preventie is dan het opperste gebod en vereist een enorme controle van het gedrag, dagelijks gedwongen opnemen van bloeddruk en lichaamstemperatuur, opgelegde bewegingsoefe-ningen etc. Ziek zijn is in dat donkere toekomstscenario een misdaad, zolang het aan persoonlijk falen is te wijten.Nudges kunnen ons behoeden voor zo’n toekomst, maar ze kunnen haar ook bevorderen. Met behulp van een goede keuze-architectuur –vormgegeven in het bekostigingsstelsel, zelfmanagement, richtlij-nen en zichtbare zorg – kun je bereiken dat mensen worden bevrijd van veel denkwerk en moeilijke beslissingen. Maar als de nudges im-pliciet en nauwelijks inzichtelijk werken kan die wijze van sturen, ze-ker als je daar niet volledig open over bent, iets indringends, stiekems krijgen. Dat levert een ethisch dilemma op voor ‘keuzearchitecten’.

47

Dit is het dilemma tussen het ontlasten van de burger van moeilijke keuzes en het voorkomen van manipulatie van de burger, voor doel-einden waarvoor hij zelf niet bewust heeft gekozen en die uiteindelijk de vrijheid belemmeren. Daarom is een open debat over de nudges, zowel de impliciete als de expliciete, van groot belang. Dat debat hoort in de politiek plaats te vinden. En dat kan alleen als we ons bewust zijn van alle sluipende nudges die er nu al zijn. Het kan door deze te wegen, ons ervan bewust te maken en uiteindelijk expliciet te kiezen voor defaults die per politieke stroming weer verschillen in populariteit. Openbare keuze rond dilemma’s van publieke aard. Mijn voorbeelden van de kilometerheffing, de bekostiging in de zorg, maar zeker uiteraard ook de voorbeelden die in het boek Nudges wor-den aangereikt tonen dat aan.

48

49

overdesprekers

Prof.dr.I.D.deBeaufort studeerde theologie in Utrecht, promo-veerde in Groningen, werkte bij het instituut voor Bio -ethiek in Maastricht en is sinds 1986 verbonden aan het Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam waar zij hoogleraar Gezondheidsethiek is. De Beaufort was lid van de Raad voor Gezondheid en Zorg. Zij is erelid van de Gezondheidsraad, lid van de European Group on Ethics in Science and Technology die de Europese Commissie adviseert en lid van de ccmo en de Toetsingscommissie Euthanasie Noord- Holland. Inez de Beaufort is al heel lang geïnteresseerd in ethische problemen rond ongezond gedrag. Zij coördineert van het eu- project naar ethi-sche kwesties rond overgewicht en obesitas (Eurobese). De Beaufort heeft speciale belangstelling voor ethische problemen zoals verhaald in fictie.

Prof.dr.M.A.Hajer is sinds oktober 2008 directeur van het Plan-bureau voor de Leefomgeving. Daarnaast is hij hoogleraar Bestuur & Beleid aan de afdeling Politicologie van de Universiteit van Amster-dam. Hajer was eerder onder meer werkzaam aan de universiteiten van Leiden en München en als senior onderzoeker bij de Weten-schappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Hij heeft zich de laatste jaren vooral beziggehouden met projecten op het gebied van stedelijk bestuur en stedelijke conflicten, ruimtelijke ordening, technologische ontwikkeling en milieu, en natuurbeleid in een nationale en inter-nationale context. In de zomer van 2009 verscheen zijn nieuwe boek Authoritativegovernance:policymakingintheageofmediatization. Hajer studeerde politicologie en planologie aan de Universiteit van Amsterdam en promoveerde als politicoloog aan de universiteit van Oxford.

Prof.dr.M.V.B.P.M.vanHees studeerde Politieke Wetenschappen en Filosofie aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam. Hij promo-veerde in 1994 aan de Katholieke Universiteit te Nijmegen. Vanaf 2000 is Martin van Hees verbonden aan de Rijksuniversiteit van Gro-ningen, vanaf 2007 als hoogleraar Ethiek en Politieke Theorie. Afge-lopen jaren was hij als gasthoogleraar tevens verbonden aan de Fudan University te Shanghai en aan de Universität Bayreuth, Duitsland.

50

de ov er heid a l s k eu z e a rchi t ec t

Hij kreeg een Vici-subsidie van de Nederlandse Organisatie voor We-tenschappelijk Onderzoek (nwo) voor verder onderzoek naar en het ontwikkelen van het programma Modellingfreedom:formalanalysisandnormativephilosophy. Van Hees is bestuursvoorzitter van de Internationale School voor Wijsbegeerte. In 2001 schreef hij het boek ‘Legal reductionism and freedom’.

Dr.A.Klink studeerde sociologie aan de Erasmus Universiteit Rot-terdam. In 1991 promoveerde hij aan de Rijksuniversiteit Leiden tot doctor in de rechtsgeleerdheid. Na zijn studie was hij onder meer werkzaam bij het ministerie van Justitie, waar hij als raadadviseur bij de Stafdeling Algemene Wetgevingsbeleid en later als plaats- vervangend directeur Rechtspleging actief was. In 1999 werd Klink directeur van het Wetenschappelijk Instituut van het cda. Van 2003 tot 2007 was hij lid van de Eerste Kamer der Staten Generaal. Dr. Klink werd op 22 februari 2007 benoemd tot minister van Volksge-zondheid, Welzijn en Sport. Klink was onder meer bestuurslid van de Vereniging voor Christelijk Voortgezet Onderwijs Rotterdam.

Prof.dr.H.M.Prast is sinds 2008 raadslid van de wrr. Zij studeer-de algemene economie aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. In 1996 promoveerde zij, met het proefschrift Essaysoninflation,unemploymentandcentralbanking. Henriëtte Prast bekleedt de leer-stoel Persoonlijke financiële planning aan de faculteit Economie en bedrijfswetenschappen van de Universiteit van Tilburg. Tot oktober 2007 was zij als onderzoeker werkzaam bij De Nederlandse Bank. Bij de wrr leidt zij het project ‘Keuze, gedrag en beleid’.

Prof.R.H.Thaler is hoogleraar economie en gedragswetenschappen aan de Universiteit van Chicago. Hij heeft nieuwe wegen geopend op het gebied van de gedragseconomie: de tak van de economie die onderzoekt hoe mensen in het alledaagse leven kiezen. Thaler schreef over dit onderwerp vele artikelen en publicaties. Zijn laatste boek Nudge.Improvingdecisionsabouthealth,wealthandhappiness schreef hij samen met Cass Sunstein. Richard Thaler is lid van de American Academy of Arts en co -directeur van het nber project over gedragseconomie.

51

52

de ov er heid a l s k eu z e a rchi t ec t

Lange Vijverberg 4-5, Postbus 20004, 2500 ea Den Haag

Telefoon: +31 (0)70 356 46 00, Fax: +31 (0)70 356 46 85, E-mail: [email protected], Website: www.wrr.nl

De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (wrr) is een onafhankelijke denktank voor de Nederlandse regering. De WRR geeft de regering gevraagd en ongevraagd advies vanuit een langetermijnperspectief. De onderwerpen zijn sectoroverstijgend en hebben betrekking op maatschappelijke vraagstukken waarmee de regering in de toekomst te maken kan krijgen.

De wrr-Lecture is een initiatief om wetenschappers en beleidsmakers de gelegenheid te bieden actuele maatschappelijke vraagstukken ter discussie te stellen en daarover met andere geïnteresseerden in debat te treden.