De Hengelose Es en de Tragedie Van de Wederopbwouwarchitectuur

11
De Hengelose Es en de tragedie van de wederopbouwarchitectuur Inleiding Dit artikel beoogt een kritisch beeld te schetsen van de problematiek die er uiteindelijk toe heeft geleid dat de Hengelose Es eigenlijk niet meer bestaat. De oorspronkelijke bouw is in de loop der jaren zodanig aangetast door sloop en renovatie dat we nauwelijks nog een beeld kunnen krijgen van de bijzondere aard van deze wijk. Vooropgesteld dat er problemen waren lijkt het achteraf toch nogal opportunistisch om deze op te lossen door grootschalige afbraak. Veel van de wederopbouwarchitectuur in Nederland is eenzelfde lot beschoren en we zouden uit de geschiedenis van de Hengelose Es op zijn minst de conclusie moeten trekken dat we ons niet slechts moeten laten leiden door maatschappelijke motieven bij de herinrichting van een wijk. Het heeft er in Hengelo toe geleid dat een bijzonder karakteristieke woonwijk uiteindelijk is verworden tot een ratjetoe aan bouwstijlen waar geen duidelijk plan meer aan ten grondslag ligt. Een andere prangende vraag is of de gemeente Hengelo haar eigen erfgoed wel voldoende heeft onderkend? Ook deze vraag is bijzonder actueel gezien de grote aandacht bij monumentenzorg voor de wederopbouwarchitectuur. Vaak loopt men echter achter de feiten aan want veel van deze architectuur in Nederland is inmiddels al geofferd. Een soortgelijke ontwikkeling hebben we eerder kunnen zien bij de industriële architectuur, ook daarvan is in de loop der tijd veel afgebroken of onherkenbaar verminkt. Is men zich eigenlijk wel bewust geweest van de architectuurhistorische waarde van een dergelijke wijk? Zijn de sociale problemen niet te makkelijk afgewenteld op de architectuur? 1 De Hengelose Es is in 2006 opgenomen in de Architectuurgids Nederland 1900-2000 met de toevoeging dat deze wijk de meest complexe en uitgebalanceerde vormt in een reeks door Van den Broek & Bakema ontworpen wijken. En dat er inmiddels twee van de drie ‘stempels’ zijn afgebroken. 2 Deze vermelding toont aan 1 http://www.racm.nl/content/documenten%5Cdocmenten_zeist%5Ccultuurhistorie- een-vergeten-aspect.pdf Dezelfde vraag wordt door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg gesteld aan het eind van het rapport Cultuurhistorie, een vergeten aspect? Gepubliceerd in 2002. 2 Paul Groenendijk, Piet Vollaard, Architectuurgids Nederland 1900 -2000, Rotterdam 2006, p.103

Transcript of De Hengelose Es en de Tragedie Van de Wederopbwouwarchitectuur

Page 1: De Hengelose Es en de Tragedie Van de Wederopbwouwarchitectuur

De Hengelose Es en de tragedie van de wederopbouwarchitectuur

InleidingDit artikel beoogt een kritisch beeld te schetsen van de problematiek die er uiteindelijk toe heeft geleid dat de Hengelose Es eigenlijk niet meer bestaat. De oorspronkelijke bouw is in de loop der jaren zodanig aangetast door sloop en renovatie dat we nauwelijks nog een beeld kunnen krijgen van de bijzondere aard van deze wijk. Vooropgesteld dat er problemen waren lijkt het achteraf toch nogal opportunistisch om deze op te lossen door grootschalige afbraak. Veel van de wederopbouwarchitectuur in Nederland is eenzelfde lot beschoren en we zouden uit de geschiedenis van de Hengelose Es op zijn minst de conclusie moeten trekken dat we ons niet slechts moeten laten leiden door maatschappelijke motieven bij de herinrichting van een wijk. Het heeft er in Hengelo toe geleid dat een bijzonder karakteristieke woonwijk uiteindelijk is verworden tot een ratjetoe aan bouwstijlen waar geen duidelijk plan meer aan ten grondslag ligt. Een andere prangende vraag is of de gemeente Hengelo haar eigen erfgoed wel voldoende heeft onderkend? Ook deze vraag is bijzonder actueel gezien de grote aandacht bij monumentenzorg voor de wederopbouwarchitectuur. Vaak loopt men echter achter de feiten aan want veel van deze architectuur in Nederland is inmiddels al geofferd. Een soortgelijke ontwikkeling hebben we eerder kunnen zien bij de industriële architectuur, ook daarvan is in de loop der tijd veel afgebroken of onherkenbaar verminkt. Is men zich eigenlijk wel bewust geweest van de architectuurhistorische waarde van een dergelijke wijk? Zijn de sociale problemen niet te makkelijk afgewenteld op de architectuur?1

De Hengelose Es is in 2006 opgenomen in de Architectuurgids Nederland 1900-2000 met de toevoeging dat deze wijk de meest complexe en uitgebalanceerde vormt in een reeks door Van den Broek & Bakema ontworpen wijken. En dat er inmiddels twee van de drie ‘stempels’ zijn afgebroken.2 Deze vermelding toont aan dat de Hengelose Es een bijzondere woonwijk was gebouwd door een bijzonder architectenbureau.

BeginHengelo had in de jaren vijftig al een wijk laten bouwen door het bureau Van den Broek & Bakema, het zogenaamde Klein Driene II ( ondermeer de flats langs de Mozartlaan). Dit plan werd eerst aangepast, net als later bij de Hengelose Es, voordat er in 1956 daadwerkelijk begonnen werd met de bouw. Er werd ondermeer besloten de woningen 1 meter minder diep te maken. De toepassing van prefab onderdelen werd ook hier gebruikt zodat de kosten aanzienlijk gedrukt konden worden. Dit systeem, hoewel al in de jaren twintig ontwikkelt, wordt in deze wijk voor het eerst echt toegepast in Hengelo. Opmerkelijk is het feit dat Jaap Bakema lid was van Team X dat belast was met de organisatie van tiende CIAM congres in Dubrovnik in 1956. Op dit congres werd duidelijk dat er een nieuwe generatie architecten was ontstaan die andere ideeën begon te krijgen over de stad en de stedelijke groei. Zo had een kleine provinciestad een van de meest vooraanstaande en moderne architectuurbureaus in de arm genomen. De problematiek die Team X centraal stelde was de behoefte aan identiteit binnen de stedelijke groeigebieden: “De mens vereenzelvigt zich gemakkelijk met de eigen woning maar niet zomaar met de stad waarin deze zich bevindt. “Ergens thuishoren” is een fundamentele emotionele behoefte- enen de associaties die met deze behoefte verbonden zijn, zijn de eenvoudigste die men zich denken kan. Uit “het thuishoren”- identiteit- vloeit de verrijkende ervaring van nabuurschap voort. Het korte smalle straatje in een krottenwijk

1 http://www.racm.nl/content/documenten%5Cdocmenten_zeist%5Ccultuurhistorie-een-vergeten-aspect.pdfDezelfde vraag wordt door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg gesteld aan het eind van het rapport Cultuurhistorie, een vergeten aspect? Gepubliceerd in 2002.2 Paul Groenendijk, Piet Vollaard, Architectuurgids Nederland 1900 -2000, Rotterdam 2006, p.103

Page 2: De Hengelose Es en de Tragedie Van de Wederopbwouwarchitectuur

slaagt, waar ruim opgezette stadssaneringen vaak mislukken.”3 Het is duidelijk dat Hengelo hiermee een keuze maakte waarin juist het zoeken naar een meer ‘menselijke’ benadering van de stad voorop stond. Team X, en daarmee ook Van den Broek& Bakema, was op zoek naar een meer exacte relatie tussen de fysieke vorm van de architectuur en de sociaal-psychologische behoeften van de mens. De Hengelose Es was dus een typisch modernistische, laatfunctionalistische wijk die voortkwam uit de wederopbouw (1940-1965). De wijk kan gezien worden vanuit twee gerelateerde perspectieven: 1) woningnood creëert behoefte aan goede, betaalbare woningen in grote hoeveelheden; 2) hoogtijdagen en inzet verval van de industriële cultuur in Nederland. Het is van belang om deze twee zaken wat nader toe te lichten. Achteraf blijkt de Hengelose Es gebouwd te zijn in de overgangsperiode van een industriële naar een postindustriële tijd. Het mag geen verbazing wekken dat de functionalistische opvattingen over woningbouw niet alleen een esthetische achtergrond hadden maar ook een cultuurhistorische. Aan de vraag naar goede en goedkope woningen kon alleen vanuit een meer rationele benadering van de architectuur voldaan worden. Deze visie ontstond in een tijd dat rationalisatie en mechanisatie van de productieprocessen in de industrie ook aan de orde waren. Het mag ook duidelijk zijn dat de keuze voor hoogbouw, veel woningen op een kleinere oppervlakte, hierin een rol speelde.De modernistische ‘beweging’ gaf een kenmerkende vorm aan de behoefte aan woningen en kon in de periode na de Tweede Wereldoorlog al terugrijpen op een grote traditie van woningbouw. Technische ontwikkelingen in de bouwpraktijk en de veranderende behoeftes in de samenleving zorgden voor een meer humane aanpak, qua materiaal, vorm en schaal. Dit geldt zeker ook voor het bureau Van den Broek & Bakema, via Van den Broek nauw verbonden met het bureau Brinkman en Van der Vlugt, beroemd door ondermeer de Van Nelle fabriek in Rotterdam.Het tweede punt genereert een heel nieuwe problematiek: arbeidsimmigratie en daarop volgend een fikse crisis in de economie aan het eind van de jaren zeventig. Dit had tot gevolg dat de Hengelose Es langzaamaan volstroomde met de sociale onderklasse. Ook de bouw van nieuwe wijken als Groot Driene en de Hasseler Es hebben hieraan bijgedragen, de hogere inkomensgroepen zagen hier woningen die beter aansloten op hun woonbehoeften. Overigens zijn dit processen die ook bij andere woonwijken in Nederland een rol speelden, met als belangrijkste voorbeeld de Bijlmermeer.In het geval van de Hengelose Es vormt het stedenbouwkundige plan een onlosmakelijke eenheid met de architectuur. De opvatting die daarin gehuldigd wordt zoekt de confrontatie met de streng functionalistische opvatting over scheiding van werken, wonen, recreatie en verkeer ( dit was precies het punt dat Team X ter discussie wilde stellen). De wijk voorzag namelijk in scholen, een winkelcentrum, sportfaciliteiten en veel groen. Bovendien spreekt er een idealisme uit het gebruik van het plein als kleinste onderdeel van de wijk, in het plan omschreven als “intieme woonkernen buiten het verkeer”, een punt dat ook weer de identiteit van de bewoners centraal stelt: een plein creëert verbondenheid en ook geborgenheid. De stempels bestonden dus uit meerdere pleinen, met als landmark de zogenaamde torenflats, drie in totaal. Het geheel werd samengesmeed door de lagere flats, lange horizontale lijnen. Materialen waren met name beton, baksteen, hout glas en staal. De kleuren donkergroen en rood waren dominant. De combinatie baksteen en beton geeft een streng en aards uiterlijk. De grote hoeveelheid publieke ruimte en de hoeveelheid groen in en rondom de buurt maakten het bovendien tot een prettige wijk . De hoogbouw bestaat dus uit twee types: torenflats en lagere flats, beide volgens het zogenaamde split-level principe. Dit was een vooruitstrevende vernieuwing die door Van den Broek & Bakema al eerder, in de jaren vijftig, werd toegepast

3 Kenneth Frampton, Moderne architectuur. Een kritische geschiedenis, Nijmegen 1988 (oorspronkelijke Engelse uitgave 1980), p.335

Page 3: De Hengelose Es en de Tragedie Van de Wederopbwouwarchitectuur

in het Hansa Viertel in Berlijn en in de wijk Buikslotermeer in Amsterdam. Het voordeel van deze oplossing ligt in het feit dat er maar één galerij nodig is voor verschillende verdiepingen. De twee lagere flats binnen iedere stempel werden verbonden door een loopbrug, ook een fraaie toevoeging die de flats een echt modern uiterlijk gaven. De garages op de begane grond van de flats waren ook fraai. Bij de lage flats had men op de begane grond zelfs de garage naast de voordeur.Uit de eerste plannen wordt duidelijk dat het de bedoeling was dat er ook duurdere woningen zouden worden gebouwd om een gemengde wijk te creëren. Dit plan is uiteindelijk door Den Haag afgeschoten en het zou later blijken dat dat geen verstandige zet was. (zie onder) Er zijn meer dingen niet doorgegaan, zoals de galerijen die in eerste instantie een soort open ‘straten’ zouden moeten worden. Dit argument, de wijk is nooit in zijn oorspronkelijke opzet gebouwd en daardoor eigenlijk al mislukt, wordt dan ook graag gebruikt om de aanpak van de wijk te motiveren, zo ook in het Voorbeeldplan Vierde Nota. De galerijen van de flats waren gepland als open loopstraten maar zijn gelijk bevensterd, verschuifbare wanden in de woningen zijn niet gerealiseerd en er zijn andere materiaalkeuzes gemaakt. Toch is het terecht om te stellen dat met de oplevering van de Hengelose Es er opeens een heel ander soort stedelijkheid was ontstaan in Hengelo.Maar een van de grote fouten in de aanloopfase naar de bouw van de wijk was wel dat er een aantal veranderingen kwamen in het plan die tot een betere financiering moesten leiden: verhoging van het aantal woningen, woonstraten in de flats worden versmald, garages worden toegevoegd en er wordt alleen sociale woningbouw gebouwd. De punten maken duidelijk dat de latere problemen feitelijk hier hun oorsprong hebben. De sociale diversiteit in de wijk werd ondermijnd, de wijk werd ook voller, de open galerijen werden gesloten en ook veel smaller. Opmerkelijk is dat het beleid dat door de corporaties en de gemeente werd gevoerd uiteindelijk heel veel geld heeft gekost, de slechte situatie in de wijk dwong tot meerdere ingrepen, die veel duurder zijn geweest dan de besparingen die men bij het begin van de bouw heeft gerealiseerd.

Mijn wijkIk heb zelf ongeveer tien jaar in de Hengelose Es gewoond in de inmiddels afgebroken L.A. Tademastraat nr.6. Na de flat in de Venusstraat (inmiddels ook afgebroken) was een eengezinswoning natuurlijk een grote luxe voor een gezin met vier kinderen: een tuin, een echte badkamer en voor ieder een slaapkamer. Ik herinner mij dat de wijk in het begin nog niet helemaal klaar was en dat was natuurlijk bijzonder spannend voor een kind. De eerste indrukken waren zeer positief, alles was nieuw en fris. Veel groen, ruimte om te spelen, een bos vlakbij. Ook ontstonden er door de karakteristieke pleinen straatteams die elkaar bestreden in spontaan georganiseerde voetbaltoernooitjes bij de ‘oude boerderij’ aan de rand van de wijk. De hoeveelheid kinderen maakte de buurt tot een ideale omgeving om op te groeien. Voor mij persoonlijk was er een ander belangrijk element: de kennismaking met andere culturen. Ik had Spaanse, Turkse, Indonesische en Nederlandse vriendjes. Ik kwam er thuis, zag andere gebruiken, rook en proefde ander eten en dat heeft me absoluut positief gevormd.Achteraf kan ik dus zeggen dat ik ben opgegroeid in de eerste stuiptrekkingen van de multiculturele samenleving. Ook destijds waren er al regelmatig geluiden te horen over teveel buitenlanders in de wijk. In de vlak in de buurt gelegen Werninkhofstraat woonde toen nog maar één Nederlands gezin. Vooruitgangsoptimisme van de jaren vijftig en zestig had plaatsgemaakt voor meer sociale spanning en een groeiend gevoel van ontheemding. Dat woningtoewijzing effect heeft op de samenstelling van de buurt en dus ook op de ervaring van woonplezier is duidelijk. Wat veel minder duidelijk is, is het feit dat de fouten uit het verleden niet zomaar weggepoetst kunnen worden.

Page 4: De Hengelose Es en de Tragedie Van de Wederopbwouwarchitectuur

Mijn ervaring was prettig doordat er ook veel ruimte was om te spelen, vooral het naburige Weusthagbos was een plek waar we als kinderen veel tijd doorbrachten. Dit laat ook zien dat er wel degelijk een element van sociale cohesie bestond. Kinderen slechtten barrières die voor ouders soms moeilijk te nemen zijn.Achteraf denk ik dat ik juist in de laatste fase van het vooruitgangsoptimisme van de jaren zestig ben opgegroeid. Eigenlijk maakte ik de teloorgang van het modernisme mee dat vooral ook gekenmerkt werd door een verandering in de architectuuropvattingen. In de jaren zeventig valt dan ook voor het eerst de term postmodernisme, om het einde van een tijdperk mee aan te duiden.

De vierde notaAl in de jaren zeventig zijn er negatieve geluiden te horen over de situatie in de wijk. Het wordt in de jaren ’80 serieuzer en er zijn diverse rapportages over de Hengelose Es. Veel problemen hangen samen met de woningtoewijzing en de staat van onderhoud. In 1985 brengt de Werkgroep Hengelose Es een rapport uit dat dwingt tot ingrijpen. De eerste zet is het inschakelen van het Utrechtse bureau SOAB dat in september 1986 begint met een onderzoek naar de oorzaken van de problemen. In 1987 verschijnt een plan van aanpak met een aantal aanbevelingen die de toon zetten voor de directe toekomst van de wijk.4 Opmerkelijk is hierbij dat SOAB zichzelf een rol toekent in de beoordeling van de architectuur op esthetische gronden. Belangrijke conclusies worden getrokken uit de opbouw van de wijk: “De aard van de bebouwing tezamen met de huidige bewonerssamenstelling heeft geleid tot een veelheid aan sociale problemen. Kenmerkend voor deze situatie is een gebrek aan onderlinge sociale controle. Anonimiteit en onverschilligheid jegens elkaar zijn het gevolg…..Indien de monotonie van de bebouwing en van de groen- en speelvoorzieningen wordt doorbroken dan mag verwacht worden dat het anonieme karakter, de gebrekkige sociale controle en de onverschilligheid jegens elkaar zullen verminderen.” 5 Er wordt een directe relatie gesuggereerd tussen problemen en architectuur (de monotonie), een relatie die moeilijk te bewijzen is natuurlijk. Bovendien lijkt het alsof het over een metropool gaat, de wijk was niet zo groot dat er geen enkel toezicht meer mogelijk was. Het vreemde is dat in de door SOAB gehouden enquête de tevredenheid van bewoners over de woningen zeker niet heel negatief is.6 Wat men wel duidelijk ziet zijn de eenzijdige sociale samenstelling van de buurt en het nogal gebrekkige onderhoud. Ook is de mening van bewoners dat de problemen vooral te maken hebben met de mentaliteit van de mensen. De klachten over het onderhoud gelden zowel voor de woningen zelf als voor de openbare ruimte. In het rapport laten de uitkomsten van de enquête eigenlijk zien dat de negatieve beleving van de architectuur (grootschaligheid, monotonie) vooral gevoed wordt door het achterblijvende onderhoud. Dat is opvallend omdat daarmee duidelijk wordt dat wanneer het onderhoud en het woningbeleid beter waren geweest de beleving waarschijnlijk ook veel positiever was uitgevallen. De conclusies die hieruit getrokken worden zijn zeer ingrijpend voor de bestaande architectuur en stedenbouwkundige opzet. Een aantal voorbeelden kunnen dat verhelderen. Omdat er te weinig sociale controle is, men kent elkaar niet, wordt er nauwelijks verantwoordelijkheid genomen voor de gemeenschappelijke ruimtes. Door de middelhoogbouw te compartimenteren hoopt men dit te kunnen oplossen: “Het compartimenteren behelst het verwijderen van de loopbruggen van de lange flats in twee afzonderlijk te ontsluiten delen. Door het bijbouwen van trappenhuizen en een liftschacht voor elk afzonderlijk deel kan de compartimentering gestalte krijgen. De vormgeving van dit plan dient in te spelen op het doorbreken van de lange en saaie

4 SOAB, Plan van aanpak Hengelose Es, Utrecht 1987 (archief Gemeente Hengelo, 2809)5 Idem, p.17-186 Idem, p.18-24

Page 5: De Hengelose Es en de Tragedie Van de Wederopbwouwarchitectuur

zichtlijnen.”7 Ook hier wordt door het bureau een kwalificatie ( saaie zichtlijnen) gegeven aan de architectuur die nauwelijks te rechtvaardigen is door de enquête. Zorgwekkender is het dat er radicale ingrepen worden voorgesteld die geen enkele garantie geven voor verbetering (de huidige situatie is nog steeds niet goed). Zo wordt in hetzelfde deel een voorstel gedaan om de entrees van de flats te vernieuwen en af te sluiten. De oplossingen die daarvoor gekozen zijn verdienen niet de schoonheidsprijs, qua vorm, kleur en materiaalkeuze.8 Hier gaat het dus echt mis: de rapportage is subjectief en leidt tot een directe aantasting van kenmerkende aspecten van de wijk.In 1988 verschijnt de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening ( VINO) onder verantwoordelijkheid van minister Hans Alders. Deze nota heeft als ijkpunt Nederland in 2015 en wordt in 1991 uitgebreid met de Vierde Nota Extra (Vinex). Gevolg van de Vierde Nota was dat er in Hengelo een ambitieus plan werd geformuleerd voor de herstructurering van de Hengelose Es. In de folder die werd uitgebracht werd duidelijk gemaakt waarom dit nodig was. Ik zal er een aantal zaken uithalen. Opnieuw wordt er een verband gelegd tussen massaliteit van de wijk en de sociale betrokkenheid van bewoners. Om deze te doorbreken zal er gesloopt moeten worden. Daarvoor in de plaats komen andere woningtypes, groter en meer divers. De ontsluitingsweg, de Leefsmastraat, wordt ook aangepakt om het verkeer beter te kunnen reguleren. De gevolgen van de ingrijpende maatregelen zijn echter nog onduidelijk. In de folder wordt duidelijk dat gemeente en de begeleiders van het project Voorbeeldplannen hierin tegenover elkaar staan. Bij het project vragen de begeleiders zich af of er geen betere effecten behaald kunnen worden met minder ingrijpende maatregelen.9 Terecht heeft men deze kanttekening gezet aangezien de ruimtelijke structuur van de wijk en de strenge regelmaat inderdaad doorbroken zijn. Het plan wordt in 1992 goedgekeurd door de raad, totale kosten 70 miljoen gulden.De gemeente Hengelo had onmiddellijk kunnen signaleren dat er nogal wat aannames in het rapport stonden die nauwelijks onderbouwd konden worden. Deze aannames hadden vooral betrekking op de kwaliteit van de architectuur. Zo kon er een spiraal ontstaan waarin de roep om maatregelen steeds meer werd afgewend op de architectuur.

Het hedenToen ik recentelijk de Hengelose Es weer eens bezocht om foto’s te maken schrok ik van de staat van onderhoud. Opvallend genoeg werd dit dus al ruim twintig jaar geleden in het SOAB rapport geconstateerd. Ten eerste zag ik zo ongeveer alle kleuren van de regenboog verwerkt in de flats, alsof de woningbouwvereniging al haar verfrestanten wilde opmaken. Ten tweede zijn er op diverse plekken nieuwe ingangen voor de flats geplaatst waarbij iedere relatie met de bestaande architectuur ver te zoeken is. Men gebruikte ronde vormen, roze en geel, kleuren die wederom totaal niet in deze bouw passen. Verder heeft men diverse randen langs de daken van de woningen vervangen door kunststof, een euvel dat zo ongeveer heel Nederland teistert. Bij de oplevering waren deze randen betimmerd met hout met duidelijk meer en betere contouren voor het dak. De indruk die de wijk nu wekt is tragisch, chaotisch en er is qua verzorging weinig verbeterd. Zo werd er al in de jaren zeventig op diverse plekken veel geürineerd, vooral bij de torenflats (helemaal naar boven gaan voor de WC was toch geen optie), maar nooit is iemand blijkbaar op het simpele idee gekomen om een urinoir te plaatsen. Bovendien maakte de wijk een rommelige indruk, te weinig zorg leidt ook tot

7 Idem, p.308 Ooit was de functionalistische opvatting ontstaan om de bouwnijverheid te rationaliseren: “ Wat estheten dus als een voorliefde voor de regelmatige vorm zouden beschouwen, was voor de CIAM de voorwaarde voor het opvoeren van de woningproduktie en de overwinning van methoden uit een ambachtelijk georiënteerde tijd” Kenneth Frampton, Moderne Architectuur. Een kritische geschiedenis, Nijmegen 1988, p.333 (oorspronkelijke Engelse uitgave uit 1980)9 Hengelose Es naoorlogse woonwijk, Voorbeeldplan Vierde nota

Page 6: De Hengelose Es en de Tragedie Van de Wederopbwouwarchitectuur

verloedering. Als dit niet gezien wordt als een probleem dan lijkt mij de wijk ten dode opgeschreven. Verantwoordelijkheid voor de wijk is niet alleen meer een zaak voor de woningbouwvereniging of de gemeente. Maar de zorg voor architectuur in de zin van onderhoud en verzorging van de openbare ruimte lijkt mij wel in eerste instantie daar te liggen.Hier ligt mijns inziens het knelpunt in de beschouwing van de wederopbouwarchitectuur. Gebrek aan waardering komt eerder voort uit onkunde dan uit de kwaliteit van de architectuur. Had men tijdig ingezien dat deze problemen niet esthetisch van aard waren dan was er misschien nog hoop geweest voor deze eens zo levendige en frisse wijk. Het is ook pas sinds kort dat er daadwerkelijk een visie op deze architectuur aan het ontstaan is.10 Daarin zijn een paar opmerkelijke ontwikkelingen te zien. Ten eerste leeft er al geruime tijd bij sommige woningcorporaties het idee dat nieuwbouw winstgevender is dan fatsoenlijk renoveren. Architectuurhistoricus Vincent van Rossem van het bureau Monumenten en Archeologie in Amsterdam verwoordde het zo: “ Mijn opvatting is eigenlijk: nooit slopen. Je krijgt er altijd spijt van. Er gaat onmiskenbaar iets van de geschiedenis verloren, en tegelijkertijd wordt het milieu onevenredig zwaar belast. Altijd maar dat paradigma van nieuwbouw.”11 Dit nieuwbouwfetisjisme heeft natuurlijk ook grote maatschappelijke consequenties qua bevolkingssamenstelling van wijken. Maar zonder deze problemen te willen bagatelliseren is in mijn optiek dat we een verantwoordelijkheid dragen voor de gebouwde omgeving, een verantwoordelijkheid die serieus genomen moet worden. Als ik zie hoe het bureau SOAB zich destijds uitsprak over de kwaliteit van de architectuur van de Hengelose Es dan wordt duidelijk dat er in iedere stad, of regio, een bekwaam architectuurhistoricus in dienst moet zijn die altijd terugkoppelt naar een landelijk orgaan. Het draagvlak om iets tot monument aan te wijzen moet gecreëerd worden. Dirk Baalman, adjunct-directeur van Het Oversticht in Zwolle: “Misschien moeten de bewoners van die wijken, de beheerders bij de woningcorporaties, de wethouders volkshuisvesting en bedrijvigheid wel eerst worden gewonnen voor het idee dat het ook na de oorlog ergens over kan gáán als we het over ‘cultuurhistorie’ of ‘erfgoed’ hebben. Dat zou wel eens kunnen betekenen dat een bottom-up in plaats van een topdown benadering wordt ontwikkeld, die recht doet aan de bijzondere ensembles uit de wederopbouw enerzijds, maar ook aan de zeer democratische strekking van de Monumentenwet anderzijds.”12 Deze visie lijkt mij pragmatisch omdat er zonder draagvlak en verdere ontwikkeling van expertise geen enkel zicht bestaat op een duidelijke wending in het beleid ten aanzien van deze architectuur. Als het cultuurhistorische belang van de Hengelose Es eerder was onderkend dan had zich de mogelijkheid voorgedaan de gehele wijk tot monument te bestempelen. Daaruit zouden ongetwijfeld nieuwe perspectieven zijn voortgekomen. De tragedie schuilt juist in het feit dat men maar één oplossing zag (en ziet?): radicaal ingrijpen in de bebouwing. Een ander aspect dat een beetje uit de discussie over architectuur lijkt te verdwijnen is de ontwikkeling van hoogbouw. In Hengelo lijken de ervaringen met de Hengelose Es er toe te hebben geleid dat er nauwelijks nog nieuwe hoogbouw wordt gebouwd. De effecten op de omgeving mogen duidelijk zijn. Ook Hengelo kent inmiddels haar eigen ‘sprawl’, de spreiding van de stad over rurale gebieden. De nieuwe wijken bestaan bijna zonder uitzondering uit laagbouw, huizen met tuinen, en dit heeft een grote hoeveelheid prachtige natuur in de omgeving van Hengelo vernietigd. Meer hoogbouw was wel degelijk een

10 Rob Golin, Veranderend sentiment rond wederopbouwarchitectuur, Volkskrant 15 oktober 2007: http://www.volkskrant.nl/binnenland/article470524.ece/Veranderend_sentiment_rond_wederopbouwarchitectuur11 idem12 Dirk Baalman, De monumentenzorg van Plasterk, oktober 2007: http://www.archined.nl/opinie/de-monumentenzorg-van-plasterk/

Page 7: De Hengelose Es en de Tragedie Van de Wederopbwouwarchitectuur

alternatief geweest en dat had de ongeremde groei van de stad en met name ook van de eindeloze industrieterreinen af kunnen remmen.

ConclusieAan de hand van de geschiedenis van de Hengelose Es kunnen we opmaken dat er een sterke neiging bestond om in eerste instantie de problemen te negeren. In de jaren zeventig zijn de klachten van bewoners te weinig serieus genomen. Men had gelijk moeten ingrijpen en daarbij had men hoog moeten inzetten op het onderhoud van de woningen en de verzorging van de openbare ruimte. Het uitblijven van maatregelen leidt er toe dat er in de jaren tachtig en negentig zeer rigoureuze maatregelen worden genomen. Hierin staat Hengelo beslist niet alleen. Het heeft tot gevolg dat een van de zeer karakteristieke woonwijken van Hengelo langzaamaan is ontmanteld. Kunnen we dan ook werkelijk zeggen dat de wijk hierdoor verbeterd is? Als ik zie wat het winkelcentrum nu is dan vrees ik dat er over tien jaar weer heel wat afgebroken moet worden, nog even afgezien van de fraaie Martin Luther Kingschool die sneuvelde. Waar Hengelo ooit risico durfde te nemen, met Klein Driene II, de Hengelose Es en ook de Kasbah, geeft men nu vooral de voorkeur aan degelijkheid. Het zijn over het algemeen gebouwen zonder visie. En ook daar heeft het wat betreft de Hengelose Es aan ontbroken. Men kan wel een aantal flats en woningen laten staan en de rest afbreken en vervangen maar daarmee heeft men voorgoed de architectonische opvatting van een bijzondere periode uit de geschiedenis uitgewist.