Constitutief gedrag van elastisch materiaalVmr de hiJz~?~i~Sere gevallen van ru’ober elasticiteit...
Transcript of Constitutief gedrag van elastisch materiaalVmr de hiJz~?~i~Sere gevallen van ru’ober elasticiteit...
Constitutief gedrag van elastisch materiaal
Citation for published version (APA):Schouten, J. (1990). Constitutief gedrag van elastisch materiaal. (DCT rapporten; Vol. 1990.008). TechnischeUniversiteit Eindhoven.
Document status and date:Gepubliceerd: 01/01/1990
Document Version:Uitgevers PDF, ook bekend als Version of Record
Please check the document version of this publication:
• A submitted manuscript is the version of the article upon submission and before peer-review. There can beimportant differences between the submitted version and the official published version of record. Peopleinterested in the research are advised to contact the author for the final version of the publication, or visit theDOI to the publisher's website.• The final author version and the galley proof are versions of the publication after peer review.• The final published version features the final layout of the paper including the volume, issue and pagenumbers.Link to publication
General rightsCopyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright ownersand it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights.
• Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain • You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal.
If the publication is distributed under the terms of Article 25fa of the Dutch Copyright Act, indicated by the “Taverne” license above, pleasefollow below link for the End User Agreement:www.tue.nl/taverne
Take down policyIf you believe that this document breaches copyright please contact us at:[email protected] details and we will investigate your claim.
Download date: 29. Aug. 2021
CONSTITUTIEFGEDRAG VAN
ELASTISCH. MATERIAAL
Een stageverslag door
Jeroen Schouten
Begeleider : Gert-jan Sehreppers
Vakgroep : WFW
Rapport : WFW 90.008
febr 1990
SAMENVATTING.
Om numerieke berekeningen aan een fysisch model van het kniegewricht
uit te voeren, dienen de eigenschappen van de materialen van het fysisch model bekend te zijn. Aan de hand van experimenten kunnen de berekeningen vervolgens getoetst worden. Dit rapport beschrijft hoe mei behulp van trekprueven ûe
materiaaieigeïisc~appen van de kwiìststof Silastic E RT? Clilicone RUbbeï
bepaald kunnen worden. Met het verkregen Mooney materiaalmodel worden analytische en numerieke berekeningen van een drukproef gedaan.
Tenslotte wordt ter validatie van deze analytische en numerieke berekeningen een drukproef uitgevoerd. Vergelijking van berekende en experimentele drukproef leidt tot verwerpen of accepteren van het Mooney materiaalmodel, als beschrijving van het materiaalgedrag van de kunststof Silastic E RTV Silicone Rubber.
INHOUDSOPGAVE
HOOFDSTUK 1 INLEIDING.
HOOFDSTUK 2 THEORETISCHE ACHTERGROND VAN CONSTITUTIEF MODEL VAN ELASTISCHE MATERIALEN.
2.î Inleiding. pug. 2
2.3 Trekproef voor Mooney materiaalmodel. Pag. 8
2.2 Trekproef voor Neo-Hookean materiaalmouei. pag. 4
2.4 Beschrijving van het Mooney model volgens "Diana". pag. 9
HOOFDSTUK 3 UITGEVOERDE EXPERIMENTEN. 3.1 Inleiding. 3.2 Specificaties van de trekproef. 3.3 Specificaties van de drukproef.
3.4 Aspekten bij de berekening van de drukproef.
3.5 Materiaal van de proefstukken.
HOOFDSTUK 4 RESULTATEN VAN EXPERIENTEN EN BEREKENINGEN. 4.1 Inleiding. 4.2 Resultaten van de trekproef. 4.3 Berekening van de boven- en ondergrens
van de drukproef.
4.4 Resultaten van de drukproef.
HOOFDSTUK 5 EINDCONCLUSIES.
HOOFDSTUK 6 VOORTGANG.
pag. 12 pag. 13 pag. 14
pag. 16
pag. 18
pag. 19 pag. 19
pag. 22
pag. 24
pag. 27
pag. 29
LITERATUURLIJST.
APPENDIX : tabellen meetresultaten.
HOOFDSTUK 1 : INLEIDING.
Het onderwerp van dit rapport beschrijft een stageopdracht binnen het
knieproject. Dit project heeft als doel, het verkrijgen van een beter
inzicht in de belastingssituatie van het kniegewricht. Binnen dit project wordt onder andere onderzoek gedaan naar de mechanische
eigencchappm van kunststoffen. ûfe gebrdikt w r d e n ir? fysische modellen van het kniegewiielit. Met deze fysische mdellen v~rden
experimenten uitgevoerd ter validatie van numerieke berekeningen. Het
doel van deze stage is het bepalen van het constitutief gedrag van zo’n kunststof. Het constitutief gedrag dient, omdat het karakteristiek is voor een materiaal, zowel voor trek als drukproeven hetzelfde te zijn. Is dit niet het geval, dan voldoet het constitutieve model niet en
dient men het te verwerpen.
Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de theorie van de constitutieve
modellen voor elastische materialen. Voor de trekproef worden twee
modellen uitgewerkt.
Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van de experimenten, die uitgevoerd worden om het constitutieve model te toetsen, waarna de resultaten van
de experimenten en berekeningen in hoofdstuk 4 aan de orde komen. Na formulering van de eindconclusies van dit onderzoek in hoofdstuk 5,
worden in hoofdstuk 6 tenslotte nog enige suggesties voor de voortgang van het onderzoek gedaan.
HOOFDSTUK 2 : THEORETISCHE ACHTERGROND VAN CONSTITUTIEF MODEL VAN ELASTISCHE MATERIALEN.
2.1 Inleiding.
Tussen spanningen en vervormingen bestaat een verband, dat karakteristiek is ïc?c?T het materiaal= n i t verband beschrijft het materiaaigedrag en worat ook wei aangeduid ais conctit~tief gedrag. De
relaties waardoor dit gedrag beschreven wordt, noemt men de
constitutieve vergelijkingen. Op basis van thermodynamische
beschouwingen, volgt dat er een potentiaal U bestaat, die een funktie is van de linkse Cauchy-Green-tensor.
U = U ( [ B ) c3 = I F - P
waarin F de deformatietensor voorstelt en die aan de tweede
Piola-Kirchhoff-spanningstensor lP gekoppeld is volgens 2
( 2.1 1
waarbij p de soortelijke massa in de referentietoestand voorstelt. De
elastische potentiaal U, is interpreteerbaar als de inwendige energietoename per eenheid van het referentievolume. Beperkt men zich
tot isotrope materialen en gaat men uit van een spanningsloze
referentietoestand, dan is de elastische potentiaal U een funktie van
de invarianten van de linkse Cauchy-Green-tensor [B.
o
u = u ( IB , IIB , IIIB 1
Waarin I I1 en I11 de invarianten van c3 zijn, met: B 9 B B
( 2.3 1
2
Voor de tweede Piola-Kirchhoff-spanningstensor IP
relatie:
geldt dan de volgende 2
+ - - + - - BU dIB BU dIIB
iP = 2 p - - [ aIB d5 aIIB d5 aIIIB d5 2 O ( 2.7 1
Vmr de h i J z ~ ? ~ i ~ S e r e gevallen van ru’ober elasticiteit gebrdikt men in h e t
algemeen het Neo-Eooicean of het Eiooney materiaahode? ( [ I ! ! . Beide
modellen veronderstellen incompressibel materiaalgedrag. In het
Neo-Hookean materiaalmodel is de elastische potentiaal U als volgt gedefinieerd:
U = A ( I - 3 ) B ( 2.8 1
Coëfficiënt A is afhankelijk van de Boltzmann constante, de absolute temperatuur en de dichtheid van de dwarsverbindingen in het materiaal.
Hieruit blijkt dus, dat coëfficiënt A terug te voeren is op de
moleculaire basis van het elastisch materiaal. Het Neo-Hookean
materiaalmodel voldoet in de beschrijving van het gedrag van natuurlijk
rubber voor rekken tot ongeveer 10% . Voor grotere deformaties blijkt in het algemeen het Mooney materiaalmodel beter te voldoen. De
elastische potentiaal is voor dit model als volgt gedefinieerd:
De tweede term, in de rechterzijde van bovenstaande vergelijking bevat
de coëfficiënt B. Deze coëfficiënt berust, in tegenstelling met
coëfficiënt A, niet op enige moleculaire basis. Uit ervaring is echter gebleken, dat met deze toevoeging een goede beschrijving van het
materiaalgedrag wordt verkregen. Zowel het Neo-Hookean als het Mooney materiaalmodel zal in de volgende twee paragrafen worden uitgewerkt voor het bijzondere geval van een trekproef.
3
2.2 Trekproef voor Neo-Hookean materiaalmodel.
Uit de vorige paragraaf bleek, dat voor de tweede
Piola-Kirchhoff-spanningstensor P relatie ( 2.7 1 geldt. 2
Maakt men nu gebruik van het Neo-Hookean materiaalmodel, dan geldt voor
de elastische potentiaal U = A (IB - 3 I . Kombineert men deze twee vergelijkingen, dan volgt voor de tweede Piola-Kirchhoff-spanningstensor :
d(IB : U ) = o dxB - - - met :
IB [Pz 2poA -
diB diB diB
Pz = 2poA ii ( 2.10 1
De tweede Piola-Kirchhoff-spanningstensor U' werken we om naar de
Cauchy-spanningstensor S, omdat deze te splitsen is in een deviatorisch en een hydrostatisch gedeelte ( [ 2 l ) .
2
( 2.11 1
( 2.12 1
J is in ( 2.11 1 de volumeveranderingsfactor. In het bijzondere geval van incompressibiliteit is J gelijk aan 1. Alleen het deviatorisch deel van de Cauchy-spanningstensor wordt bepaald door de deformatietoestand.
Formeel kan dus genoteerd worden dat geldt.
In deze relatie is p de hydrostatische druk en is úà ( IF 1 de deviatorische spanning, eenduidig bepaald door de deformatietensor.
4
Voor de Cauchy-spanningstensor kan men met de relaties ( 2.12 1 en ( 2.13 1 dus het volgende schrijven.
( 2.14
-> e 1
F F ? 1
figuur 2.1 Schematische voorstelling van een trekproef.
Bovenstaand figuur geeft een schematische voorstelling van een trekproef. In de referentietoestand heeft het proefstuk lengte lo en
doorsnede A . In de momentane toestand wordt een kracht F op het proefstuk uitgeoefend, ten gevolge van deze kracht treedt een
verlenging op, zodat het proefstuk in de momentane toestand lengte 1 en, ten gevolge van dwarscontractie, doorsnede A heeft. Wordt
incompressibiliteit verondersteld, dan betekent dit dat er geen
volumeverandering van het proefstuk optreedt.
O
1
1
( 2.15 l1 - A. - bode lo Al bldl
_ - - - - v = v =a 1 A = 1 A * O 1 O 0 1 1
In figuur 2.1
uitdrukken in basisvectoren
het volgende:
-> kan men de plaatsvector in de momentane toestand x
de plaatsvector in de referentie toestand xo en de -*
+ - + -* -* e e en e . Voor x geldt dan, bij homogene deformatie,
1 ’ 2 3
5
11-10 -3 + + bl-bo + + + + + + x = x O + - (xo.el)e 1 + - (xo.e )e + - ( xo - e3 1 e 3 + +
2 2 l0
+ + De deformatie van x naar x wordt beschreven door de deformatietensor
[F, welke als volgt gedefinieerd is. O
+ + + + + + azo ïl-ïo a(xo-el) + bl-bo a(xo-e2) + dl-do a(xo.e3) -$
e + + 3
e + - 2 aXo
V x = - + - e + - O ax l0 azo 1 azo
O
11-10 + + b1-bo + + + + Go; = IJ + - e e + - e e + - e e 1 1 2 2 3 3
l0
+ + 1 1 + + bl + + dl + 4
V x = - e e + - e e + - e e O 1 1 2 2 3 3 l0
11 + +
%O
l + + d bl + +
[F = - e e + - e e + - e e 1 1 2 2 3 3 - A met : - - l1
( 2.16 1
De relatieve veranderingen van de breedte en de dikte van het proefstuk zijn aan elkaar gelijk. Tevens geldt dat het product van deze relatieve
veranderingen gelijk is aan de verhouding van de doorsneden A 1 en A O e
Met relatie ( 2.15 1 volgt nu voor de breedte en dikte verhouding:
bo do c O l1 47 ( 2.17 1
Met de definitie van A, kan in het geval van de trekproef, voor
deformatietensor [F de onderstaande vergelijking worden afgeleid.
e ; + + 1 + + [ F = A e e + - e e + - 3 3 J-T 2 2 K 1 1
6
( 2.18 )
Nu de deformatietensor 5 bekend is, kan met relatie ( 2.1 1 de linkse Cauchy-Green-tensor U3 bepaald worden. Vervolgens wordt met relatie
( 2.14 1 de Cauchy-spanningstensor S berekend, waaruit de eerste Piola-Kirchhoff-spanningstensor P bepaald kan worden. De eerste
Piola-Kirchhoff-spanningstensor geeft de spanning ten opzichte van de
referentie doorsnede A weer. Men krijgt zodoende uiteindelijk een
1
O relatie tUcc;e:: de trekkrucht F en de rpkgriQtheia 0 .
2" I + + I + + [ ~ = ü - ü ' = h elel + - e e + - e e h 2 2 A 3 3
( 2.19 1
2 + + I + + I + + $ = - pii+2poA(h e l e l + - e e + - e e 1 h 2 2 h 3 3
+ + + + + + $ = e e e + C T e e + @ e e 11 1 1 22 2 2 33 3 3
In het geval van de trekproef, heeft men met een uniaxiale
spanningstoestand te maken. De Cauchy-spanningstensor heeft dan slechts
een component ongelijk aan nul. In ons geval is (r ongelijk aan nul en
zijn (r en (r beide gelijk aan nul. 11
22 33
2 @ = 2poA h - p 11
1 22 33 o A <r = C = 2 p A - - p = O
1 p = 2 p A - o h
1 + + s = 2 p o ~ ( h2 -
5 O
iP1 - - P l l e e = -
p1 1
1 elel = J B - ~ - S = ~ ~ A ( A - - - - ) ~ ~ 1 + +
1 1 A2 + + F + +
e e 1 1 A. i i
1 = a ( A - - ) A2
F =aA ( A - - 5 A2 O
met a = 2 p A O
( 2.20 1
2.21 1
( 2.22 1
Relatie ( 2.21 1 is karakteristiek voor Neo-Hookean materiaalgedrag. Het verband tussen de spanning P en de rekgrootheid A wordt slechts
door een constante a beschreven. Door een eenvoudige trekproef uit te 11
7
voeren wordt a bepaald voor het beproefde materiaal.
2.3 Trekproef voor Mooney materiaalmodel.
Voor het Mooney materiaalmodel kan men op dezelfde wijze te werk gaan
als bij het Neo-Hookean materiaalmodel. Voor de elastische potentiaal U
geldt nu echter relatie i 2 , 9 i uit paragraaf 2.1.
U = A ( IB - 3 1 + B ( IIB - 3 1 ( 2.9 1
Kombineert men dit met relatie ( 2.7 1 , dan volgt voor de tweede Piola-Kirchhoff-spanningstensor.
dI IB dlB P2 = 2p A - + 2poB - dû3 dlû O
met : dlB - = 0 dlû
en dI IB
dlB - - - I g 0 - l B
P2 = 2po( A + B IB 1 O - 2poB lû ( 2.23
Relatie ( 2.23 1 wordt nu op dezelfde manier, als in paragraaf 2.2, voor het Mooney model omgewerkt naar een relatie tussen de
Cauchy-spanningstensor S en de linkse Cauchy-Green-tensor lû. Voor de
totale Cauchy-spanningstensor geldt dan de volgende relatie:
$ = - p O + 2po( A + B IB 1 E? - 2poB [B2 ( 2.24 1
De linkse Cauchy-Green-tensor U3 wordt voor het speciale geval van de
trekproef gegeven in vergelijking ( 2.19 1 . Kombineert men dit met vergelijking ( 2.24 1 , dan volgt hieruit voor de Cauchy-spanningstensor:
+ + + + + + $ = e e e + e e e + e e e
1 1 1 1 22 2 2 33 3 3
Met : 2
c = 2poA A + 4poB A - p 11
8
2.26 1
Relatie ( 2.27 1 is karakteristiek voor Mooney materiaalgedrag. Het verband tussen de spanning P en de rekgrootheid h wordt nu door twee
constanten, namelijk a en P, beschreven. Ook nu is het met behulp van een eenvoudige trekproef mogelijk, om de beide constanten a: en /3 te
bepa 1 en.
11
2.4 Beschrijving van het Mooney model volgens "Diana".
In het computerprogramma "Diana" gaat men van een ander uitgangspunt uit bij de beschrijving van het constitutief gedrag van het Mooney
materiaalmodel dan in de vorige paragraaf. In paragraaf 2.2 is men
uitgegaan van de elastische potentiaal U als funktie van de invarianten
van de linkse Cauchy-Green-tensor 5.
met
I I ~ = [ - tr I [B l 2 1 B ( 2.5 1
De elastische potentiaal U is, in de beschouuingswijze volgens "Diana",
een funktie van de invarianten van de Green-Lagrange-rektensor E, zoals
9
in vergelijking ( 2.29 1 i s weergegeven.
U = C IE + D IIE
=tr(IE) IE met
- t r ( ~ ) ~ ] 1 2 I I E = 2 [ IE
( 2.29 )
( 2.30 1
( 2.31 1
In deze paragraaf zal worden bewezen dat beide uitgangspunten gelijkwaardig zijn. De Green-Lagrange-rektensor IE is een funktie van de deformatietensor F of van de rechtse Cauchy-Green tensor C.
I E = q F = . F - q = - 2 2 [ = i 1 ( 2.32 ) 1
met a: = FC.F
De invarianten van de Green-Lagrange-rektensor IE worden omgewerkt naar de invarianten van de rechtse Cauchy-Green tensor C.
3 1 = - ( IC - 3 1 IE = - t r ( C ) - ~ 1 2
1 1 6 = 2 [ 2 I I c - IC + 41
De invarianten van de rechtse Cauchy-Green tensor (E zijn gelijk aan de invarianten van de linkse Cauchy-Green tensor IB. Hierdoor worden de invarianten van de Green-Lagrange-rektensor [E een funktie van de
invarianten van de linkse Cauchy-Green tensor IB.
( I B - 3 ) ( 2.33 ) 1 = -
IE 2
Voor de elastische potentiaal uit relatie ( 2.29 geldt nu dat deze
10
afhankelijk is van de invarianten van de linkse Cauchy-Green tensor B,
zoals in onderstaande vergelijking is weergegeven.
6 D l C u = - 2 - 3 ) + 5 ( 5 IIB - IB + 4
( 'B
U = - ( C - D ) ( I B - 3 ) + 5 1 ( I IB - 3 1 2
Vergelijking ( 2.35 1 is identiek met vergelijking ( 2.9 I . Uit deze afleiding blijkt dus dat de beschrijving volgens "Diana", met een
ander uitgangspunt eenzelfde resultaat zal hebben als het resultaat, verkregen in paragraaf 2.3, omdat beide uitgangspunten in elkaar zijn
over te voeren.
11
HOOFDSTUK 3 : UITGEVOERDE EXPERIMENTEN.
3.1 Inleiding.
Om het doel van deze stage te verwezenlijken, moeten de experimenten aan bepaalde eisen voldoen. De experimenten moeten namelijk zodanig ingericht worden, dat de karakteristieke Jrâteïiâa?i;ârâmeters hieruit afgeleid kunnen worden. Uit de vergelijkingen ( 2.21 1 en [ 2.26 1 blijkt, dat het verband tussen de kracht F en de rekgrootheid h bepaald dient te worden. Voor het Neo-Hookean materiaalmodel dient alleen de
constante a bepaald te worden, terwijl voor het Mooney materiaalmodel
zowel a als ook @ moet worden bepaald. Zoals al eerder genoemd, i s een trekproef een uitermate geschikt experiment, waaruit deze constanten bepaald kunnen worden. Alvorens een trekproef kan worden uitgevoerd, dienen bepaalde gegevens van de geometrie van het proefstuk bekend te zijn. Van belang zijn de grootheden referentielengte lo en referentiedoorsnede A Hiertoe worden de lengte, breedte en dikte van
het proefstuk gemeten. Om een homogene spanningstoestand te creëren, is er voor gezorgd, dat de lengte veel groter is dan de breedte en de dikte. De lengte en de breedte zijn beide met behulp van een schuifmaat gemeten. Voor de diktemeting is gebruik gemaakt van de verplaatsingsopnemer van de Zwick-trekbank. In figuur 3 . 1 is het principe van deze meting weergegeven.
O'
arm van de verplaatsingsopnemer
van de Zwick-trekbank.
onderv 1 ak
figuur 3.1 Principe van de diktemeting.
12
i
De arm van de verplaatsingsopnemer wordt op het ondervlak op nul gecalibreerd. Vervolgens wordt het proefstuk onder de arm van de
verplaatsingsopnemer gelegd en wordt op verschillende plaatsen de dikte van het proefstuk gemeten. Aan het einde van de meting wordt ter
kontrole het ondervlak nogmaals gemeten. Na deze meting is de geometrie van het proefstuk bekend. Om een goed resultaat te krijgen, worden
met i~ger ; aan - 7 ; V I JI ;C t7-rc-h; V G X = ~ L I I L & ~ I I \ I ~ 1 Inna- nynnTctiikkpn y VWIY---I---- &aan. Ân_ri_ j_a.nd van de
resultaten van de trekproef kan het constitutief materlaalmodel bepaald worden. Met het aldus verkregen model kan men vervolgens het gedrag van
proefstuk tijdens een drukproef voorspellen. Om deze voorspelling te kontroleren, voeren we ook nog een drukproef uit. De proefstukken, waarmee de trekproeven zijn uitgevoerd, zijn niet
geschikt voor de drukproef. Voor de drukproef worden ronde schijven als
proefstukken gebruikt. Ook van deze proefstukken dienen de
referentiedoorsnede A en de hoogte h bepaald te worden. Hiertoe O O
worden de diameter en de hoogte gemeten. De diameter wordt weer met een
schuifmaat gemeten, terwijl de dikte met de verplaatsingsopnemer van de
Zwick-trekbank wordt gemeten.
3.2 Specificaties van de trekproef
Bij de trekproef spelen slechts twee grootheden een rol namelijk een krachtgrootheid en een vervormingsgrootheid. De trekproef wordt
uitgevoerd door een proefstuk met een axiale trekkracht te belasten en
wel zodanig dat, bij benadering, een uniaxiale spanningstoestand in het proefstuk zal ontstaan. Door deze belasting ontstaat een verlenging die
gemeten wordt. Het is ook mogelijk de verlenging voor te schrijven en
de kracht te meten die nodig is voor het tot stand brengen van deze
verlenging. Bij mijn experimenten heb ik daadwerkelijk de verlenging voorgeschreven en de trekkracht gemeten. Het materiaal dat beproefd
wordt, is niet echt elastisch, hierdoor is enige spanningsrelaxatie
onvermijdelijk. De spanningsrelaxatie kan het materiaalmodel
beinvloeden, daarom wordt de trekproef aangepast, zodat de
spanningsrelaxatie niet wordt meegenomen in de meting. Hiertoe wordt de
trekproef in verschillende stappen uitgevoerd. Op tijdstip t=O wordt een verplaatsing van 2 mm voorgeschreven met een verlengingssnelheid
een
13
mm van 4 . Na een halve minuut is de verplaatsing van 2 mm gerealiseerd en stopt de trekbank. De trekkracht veroorzaakt door de voorgeschreven verplaatsing neemt, ten gevolge van het
1 relaxatiefenomeen, geleidelijk af. Na 2- minuut is het materiaal 2 redelijk uitgerelaxeerd, de kracht wordt gemeten en op t=3 minuten kan
de volgende stap in de verplaatsing worden voorgeschreven. Deze
~~eetprouediire gordt 2G maai herhaaid. Men krijgt zadaende =p 20
tijastippen de Verplaatsing en de bijbehoreade kracht.
min
- t
figuur 3.2 Meetprocedure bij de trekproeven.
Figuur 3.2 geeft een beeld van de gevolgde procedure. De totale
Verplaatsing, van 20 maal 2 mm = 40 mm, is gelijk aan het maximum
bereik van de verplaatsingsopnemer van de Zwick-trekbank. Bij de
referentielengte van k 110 mm, ligt het bereik van h tussen 1 en 1,36.
3.3 Specificaties van de drukproef.
Voor de drukproef maak ik gebruik van de in figuur 3.3 weergegeven meetopstelling. Bij de drukproef wordt evenals bij de trekproef de
axiale verplaatsingsgrootheid voorgeschreven. De drukkracht en de radiale verplaatsing ter hoogte van het midden van het proefstuk worden
14
gemet en.
Schaevitz-DC-LVDT
verplaatsingsopnemer
axiale verplaatsingsopneme
figuur 3.3 Meetopstelling van de drukproef.
Omdat bij dit experiment ook spanningsrelaxatie optreedt, wordt ook de
drukproef in verschillende stappen uitgevoerd. Op tijdstip t=O wordt een verplaatsing van 0,2 mm voorgeschreven met een verlengingssnelheid van 0,4 - . De drukkracht die hierdoor ontstaat, zal vele malen hoger zijn dan de trekkracht bij de eerder besproken trekproef. Op tijdstip
t=5 minuten, worden de drukkracht en de radiale verplaatsing gemeten, dan kan de volgende stap in de axiale verplaatsing worden
voorgeschreven. Er worden 12 stappen in de verplaatsing gemaakt, dit leidt tot een totale verplaatsing van 12 maal 0,2 mm = 2,4 mm. De radiale verplaatsing wordt met een Schaevitz-DC-LVDT ( Linear
Variable Differential Transformer 1 verplaatsingsopnemer gemeten. Deze verplaatsingsopnemer bestaat uit een buitenmantel en een bijpassende kern. Beweegt de kern zich in de buitenmantel, dan verandert de capaciteit tussen kern en buitenmantel. De capaciteit tussen de kern en de buitenmantel is een maat voor de verplaatsing van de kern ten
opzichte van de buitenmantel. Alvorens deze verplaatsingsopnemer te
gaan gebruiken, dient hij geijkt te worden. De kern wordt hiertoe in de bovenklem van de Zwick-trekbank geplaatst. De buitenmantel wordt in de onderste klem bevestigd. De trekbank wordt ingesteld, vervolgens laat
men de kern in de buitenmantel zakken en registreert men het verband tussen de verplaatsing van de kern, weergegeven door de verplaatsingsopnemer van de Zwick-trekbank, en de waarde van de
mm min
15
spanning die de Schaevitz-DC-LDVT uitvoert.
figuur 3.4 Schaevitz-DC-LDVT verplaatsingsopnemer ijkcurve.
1 mm + 2,6843 V 1 V + 0,3725 mm
3.4 Aspekten bij de berekening van de drukproef
Bij de drukproef is het onmogelijk een homogene spanningstoestand te creëren. Men kan dus ook niet spreken over een rekpercentage, omdat er
oneindig veel verschillende rekken in het materiaal aanwezig zijn. Het
is niet mogelijk om met de gemeten krachten en verplaatsingen de
sgannings- en de rekgrootheden te berekenen, omdat men niet kan spreken
over dé spanning of dé rek. Het i s ook niet nodig om deze grootheden uit te rekenen omdat met behulp van de materiaalparameters, die voortvloeien uit de trekproef en de materiaalmodellen uit hoofdstuk 2,
de kracht en de verplaatsingsgrootheid numeriek met behulp van een
eindig elementen pakket als bijvoorbeeld "Diana", te berekenen zijn.
Bij de berekening met het eindig elementen pakket "Diana" moeten de randvoorwaarden aan boven en onderzijde van het proefstuk bekend zijn.
Deze randvoorwaarden zijn echter onbekend. Wel is het mogelijk om de twee uiterste gevallen te berekenen, omdat in de uiterste gevallen de randvoorwaarden wel bekend zijn. De bovengrens wordt bepaald door uit
1
16
te gaan van volledige stick tussen het proefstuk en de klemmen. Men
beschouwt de boven- en onderzijde van het proefstuk dan als ingeklemd.
Vervolgens kunnen de krachten en de radiale verplaatsingen met het
eindig elementen pakket "Diana" worden berekend. De ondergrens wordt bepaald door van het andere uiterste geval, namelijk volledige slip uit
te gaan. De boven- en onderzijde van het proefstuk worden nu in het - 7 1 V I S I & qb vun de inklemming als volledip vrij becchoiiwd. Er is dan wel eeri
homogene spanningssituatie ontstaan en de krachten kurìen met de relaties ( 2.22 1 en ( 2.28 1 voor respectievelijk Neo-Hookean en Mooney materiaalmodel worden berekend. Voor het berekenen van de radiale verplaatsing maakt men gebruik van de veronderstelde
incompressibiliteit. Hieruit kan de straal R. berekend worden. Trekt men hier de straal R vanaf, dan is de radiale verplaatsing AR bekend.
1
O
Vo = A. ho = 1rR2 h i i
( 3.1 1
- Ro AR = R i ( 3.3 1
De experimenteel gemeten krachten en radiale verplaatsingen dienen zich
nu tussen deze beide grenzen te bevinden, omdat in het experiment een
kombinatie van slip en stick zal optreden. Omdat de slip-stick-situatie in het uitgevoerde experiment onbekend is,
is er een tweede sessie metingen uitgevoerd. Bij deze tweede meetsessie
wordt het proefstuk gedurende het experiment door middel van fotografie
vastgelegd. De foto-negatieven worden uitvergroot met een projector.
Deze vergrotingen geven veel informatie over de vrije rand van het
proefstuk. Hieruit kan onder andere de maximale radiale verplaatsing en
de slip-stick-situatie aan de boven en onderzijde van het proefstuk
bepaald worden. Om duidelijk kontrast op de foto-negatieven te
verkrijgen, zijn de klemmen, waartussen het proefstuk geklemd is, mat
zwart gespoten. Het kontrast met het witte proefstuk is dan groot. Door het spuiten van de klemmen is de slip-stick-situatie niet meer te
vergelijken met de situatie, waar de klemmen nog niet gespoten waren.
17
De eigenschappen van de kontaktoppervlakken zijn veranderd. De metalen
klemmen zijn redelijk glad, dus treedt er relatief veel slip op. De mat
zwart gespoten klemmen zijn daarentegen veel ruwer waardoor er relatief
meer stick zal optreden.
3.5 Materiaal van de proefstukken.
Het materiaal waaruit de proefst-&ken bestaan is Silastic E RTV Silicone Rubber. Dit materiaal behoort tot de silicone elastomeren. Silastic E RTV Silicone Rubber is een sterk en scheurbestendig materiaal, wat is samengesteld uit een basismateriaal en een
katalysator. Het is belangrijk het basismateriaal en de katalysator in de juiste verhouding te mengen. Na toevoeging van de katalysator
vulcaniseert het materiaal en moet men 8 dagen wachten, voordat men het
materiaal gaat beproeven, omdat binnen de 8 dagen het materiaal nog van
eigenschappen kan veranderen.
18
HOOFDSTUK 4 : RESULTATEN VAN EXPERIMENTEN EN BEREKENINGEN.
4.1 Inleiding.
De resultaten van de, in het vorige hoofdstuk besproken experimenten zullen in dit hoofdstuk uitvoerig worden besproken. Allereerst zal ik
de resültâten -+ran de v i j f trekprieven bespreken. Vervolgens worder; m e t
een regressieprogramma het Neo-Hookean en ket I.ic>oney nateïiaalmvdel ep
deze gegevens gefit. Hieruit zal blijken welk materiaalmodel het beste voldoet. Voor dit model worden de boven- en ondergrens van de kracht en de radiale verplaatsing voor de drukproef bepaald. Tenslotte worden de
resultaten van de drukproef besproken.
4.2 Resultaten van de trekproef.
Van de vijf proefstukken zijn eerst de lengte lo, breedte bo en de dikte d gemeten. De gemiddelde waarden van deze grootheden zijn voor
alle vijf de proefstukken in tabel 1 weergegeven ( de tabellen staan in
de appendix I . Uit de gemiddelde breedte en de dikte is meteen de gemiddelde doorsnede A berekend. In tabel 2 zijn de resultaten van de
trekproef weergegeven, de trekspanningen P
daarbij behorende axiale verplaatsing u en de pseudotijd t. De spanningen uit deze tabel zijn berekend uit de krachten, door te delen door de doorsnede A van de proefstukken. De axiale verplaatsing u wordt omgerekend naar A, met relatie ( 4.1 I . De axiale verplaatsing u en de beginlengte lo, zijn voor alle vijf de trekproeven ongeveer gelijk, zodat ook A voor alle trekproeven ongeveer gelijk is. In
tabel 2 zijn daarom slechts voor de eerste trekproef de waarden van u
en A weergegeven. Voor de trekproeven 2 tot en met 5 zijn de waarden van u en A ongeveer gelijk aan die van trekproef 1. In de grafiek in figuur 4.1 zijn wel de afzonderlijke A ' s weergegeven.
O
O tot en met P5 met de
1
O
lo + u
l0 a=- 4.1 1
Het verband tussen de spanning PII en de rekgrootheid h wordt voor alle
19
vijf de trekproeven weergegeven in figuur 4.1. Uit deze grafiek blijkt dat de spanning bij een trekproef beduidend lager is dan die van de
andere. Bij nadere kontrole blijkt een proefstuk ook onregelmatiger van vorm te zijn dan de andere vier. Deze afwijkende meting zal om deze
reden dan ook niet in volgende beschouwingen worden meegenomen. In
figuur 4.2 is de vijfde meting dus ook verwijderd.
0.05
trekproeven 1 t/m 5 silastic
6
- e . . I I 1
a
figuur 4.1 resultaten van de vijf trekproeven.
Met de resultaten van de overige vier zijn de materiaalparameters, met behulp van een regressie programma bepaald voor de beide materiaalmodellen. De grafiek van het Neo-Hookean materiaalmodel is in
figuur 4.2 samen met de resultaten van de metingen weergegeven. Figuur 4.3 toont de grafiek van het Mooney materiaalmodel en de resultaten van de metingen.
20
trekproeven silastic i t/m 4 Neo-Hookean model
025
0.20
0.15
4 / 0.10 - '/ a/
'/ a / 0.05 - ,/ ./
/ I I I
1.40 0.00 1.10 1 .zo 1.30
rekgootkid ia- [-I
1 .o0
figuur 4.2 trekproeven en het Neo-Hookean materiaalmodel.
trekproeven silastic 1 t/m 4 Mooney model
- 0.30 i 2 0.25
e
u- 2 0.15
.- 2 I R) O
Q,
- li *i'
0.10
0.05
0.00
a' ./ -/
1 .o0 1.10 J 1 .zo 1.30 1.40
rekgootheid lambda [-I
figuur 4.3 trekproeven en het Mooney materiaalmodel.
21
Uit deze grafieken blijkt duidelijk dat het Mooney materiaalmodel voor het beproefde materiaal een beter model is dan het Neo-Hookean model. De constante a uit relatie ( 2.21 1 van het Neo-Hookean materiaalmodel is gelijk aan 0,3133 N/mm2. Voor het Mooney materiaalmodel zijn de
constanten a en 6 uit relatie ( 2.27 1 respectievelijk gelijk aan 0,1462 N/mm2 en 0,2113 M/mm2. Omdat het Mooney materiaalmodel gescninux is gzaii xe ;;;et dit mdel verds. Het cinstitutief mociei
geeft nu de volgende relatie tussen de eerste Pioia-gi~ckrPsff-spaiining
- -L L 1-L _ _
en de rekgrootheid A . i
4.3 Berekening van de boven- en ondergrens van de drukproef
Met het constitutief model uit relatie ( 4.2 1 is de drukproef door te rekenen voor bekende randvoorwaarden. Voor de volledige stick-situatie
gebeurt dit numeriek met het eindig elementen pakket "Diana". Allereerst wordt een mesh van het proefstuk gemaakt. Vanwege de symmetrie van het proefstuk, hoeft slechts een kwart gemodelleerd t e
worden, hierdoor wordt veel rekentijd bespaard. Er worden rotatiesymmetrische elementen gebruikt. Figuur 4.4 toont de mesh met de
element verdeling en de knooppunten.
Y
figuur 4.4 Elementenmesh.
AR
- 7
De onderzijde van de mesh is in x- en y-richting voorgeschreven. De
22
600
500
- 400 Z U Y
300 f 2
200
1 O 0
knooppunten 12, 18, 29, 35, 46 en 52 zijn in x-richting voorgeschreven. De bovenzijde van de mesh wordt in stappen in negatieve y-richting
verplaatst met een totale verplaatsing ter grootte - De constanten die ingevoerd moeten worden zijn de bulkmodulus en de ’ , welke respectievelijk de waarden 100.000, materiaalconstanten 5 en 5 0,0731 en 0,1056 hebben. De ingevoerde bulkmodulus correspondeert met Sljrìâ incGmpressihfliteit. De kracht in knooppunt 52 en de raûia:e
U 2 .
c1
. .
Verplaatsing van knooppunt 62 worden bij iedere stap in de axiale verplaatsing berekend. De bovengrens van de kracht en de radiale
verplaatsing is zo bepaald. Voor de volledige slip-situatie kan analytisch de ondergrens van de drukproef bepaald worden, zoals in
paragraaf 3.4 is toegelicht. De resultaten van de berekeningen van de boven- en ondergrens van de drukkracht Fd en de maximale radiale verplaatsing AR zijn in tabel 3 en in figuur 4.5 weergegeven ten opzichte van de axiale verplaatsing u.
boven en ondergrens van de drukproeven
O 0.00 0.50 1.00 1-50 2.00 2.50
axiale verplaatsing u [mml
al m - ü L
2.50
2.00
1.50
1 .o0
0.50
0.00
boven en ondergrens van drukproeven
0.00 0.50 1.00 1.50 2.00 2.50
axiale verplaatsing [ml
figuur 4.5 Boven- en ondergrens van de drukproef.
23
4.4 Resultaten van de drukproef.
600
500
400
300
200
100
O
Er zijn twee drukproeven uitgevoerd, de eerste met metalen klemmen en de Schaevitz-DC-LDVT verplaatsingsopnemer en de tweede met mat zwart gespoten klemmen. Bij de tweede drukproef zijn foto's gemaakt, waaruit de radiale verplaatsing van de vrije rand van het proefstuk wordt gezetela. De res~ l tz ter? ï un beide dr~&proeven zijn weergeseven in tabel 4 en in figuur 4.6, waar tevens de boven- en ondergrens i n zijn
weergegeven.
drukproeven silastic met boven en ondergrens
2.50
0.00 0.50 1.00 1.50 2.00 2.50 axiale verplaatsing u [ml
. . . . . . . . &ukproef 2
drukproeven silastic met boven en ondergrens
2 .o0
1.50
1 .00
0.50
0.00 0.00 0.50 1.00 1.50 2.00 2.50
axiale verplaatsing íml
. . . . . . . . drukproef 2
figuur 4.6 Resultaten van de drukproeven en hun boven- en ondergrens.
Uit de foto's volgen meer gegevens over de rand dan alleen de maximale
24
radiale verplaatsing, zo is ook de radiale verplaatsing aan de boven-
en onderzijde van het proefstuk gemeten. Deze verplaatsingen staan in
tabel 5. Uit deze tabel volgt de slip-stick-situatie van de boven- en
onderzijde van het proefstuk. Zet men dit in een grafiek uit, dan krijgt men de grafiek uit figuur 4.7.
si ip-stick situatie drukproef 2
0.60
0.50
0.40
0.30
0.20
0.10
0.00 0.00 0.50 1.00 1.50 2.00 2.50
axiale Verplaatsing [ml
figuur 4.7 Slip-stick-situatie van de boven- en onderzijde.
In het eindig elementen pakket "Diana" wordt de koppeling tussen axiale
en radiale verplaatsing volgens het in figuur 4.7 aangegeven "gemiddelde" ingevoerd. Daarbij wordt de radiale verplaatsing lineair
over de knooppunten 1 tot en met 11 verdeeld. De radiale verplaatsing van de knooppunten 1 tot en met 11 is nu afhankelijk van de axiale verplaatsing u. Drukproef 2 wordt nu met deze randvoorwaarde berekend. Men krijgt met deze randvoorwaarde een betere schatting van de
werkelijke drukproef. In werkelijkheid zal de slip-stick-situatie waarschijnlijk niet lineair over de boven en onderzijde van het proefstuk verdeeld zijn. Maar de kombinatie van slip en stick die nu in
de berekening wordt meegenomen zal er toe leiden dat de berekening
25
dichter bij de resultaten van drukproef 2 zal komen te liggen dan de
beide grensgevallen, die alleen volledige slip of volledige stick
weergeven. De resulaten van de bovenstaande berekening staan in tabel 6
en in figuur 4.8.
drukproef 2 si!astic met berekening
600
500
400
300
200
100
0 0.00 0.50 1.00 1.50 2.00 2.50
axiale verplaatsing u ímml
&Woef 2 . . . . .
bwekend slip-stick
---
drukproef 2 silastic met berekening
2 . /?' 0.00
0.00 0.50 1.00 1.50 2.00 2.50 axiale verplaatsing [ml
. . . . . &&proef 2
berekend slip-stick
---
figuur 4.8 Drukproef 2 met linear verdeelde slip-stick-situatie.
26
HOOFDSTUK 5 : EINDCONCLUSIES.
Aan de hand van de resultaten, in hoofdstuk 4, kan men een aantal conclusies trekken. Deze conclusies hebben betrekking op het beproefde materiaal en de beide materiaal modellen.
- Uit de resultaten van de trek- en drukproeven volgt dat het materiaal Silustic Y RTV Silic1~1e Ri'nber bij een constante belactins
spanningsreiaxaiie vertoont. - De vier trekproeven zijn gezien de spreiding van de meetresultaten in figuur 4.2, zorgvuldig uitgevoerd. De Neo-Hookean en Mooney materiaal
modellen kunnen hierdoor, met een kleinste kwadraten methode, goed over de meetresultaten gelegd worden. - Uit de figuren 4.3 en 4.4 blijkt, dat het Mooney materiaalmodel beter op de meetresultaten ligt dan het Neo-Hookean materiaalmodel. Men kan
hieruit concluderen, dat het materiaal Silastic E RTV Silicone Rubber beter door het Mooney materiaalmodel beschreven wordt, dan door het
Neo-Hookean materiaalmodel.
- De karakteristieken van de drukkracht van drukproef 1 en 2 blijken tussen de berekende boven- en ondergrens te liggen, voor het Mooney
materiaalmodel. - De karakteristiek van de drukkracht van drukproef 2 ligt dichter bij de bovengrens en de karakteristiek van de drukkracht van drukproef 1 ligt dichter bij de ondergrens. Dit is te verklaren door de wrijving
tussen het proefstuk en de klemmen. Bij drukproef 1 zijn gladde metalen klemmen gebruikt en bij drukproef 2 mat zwart gespoten klemmen, die
aanmerkelijk ruwer zijn. Hierdoor is de wrijving bij drukproef 1 lager dan bij drukproef 2 en treedt in het geval van drukproef 1 meer slip op, zodat de karakteristiek van de drukkracht van drukproef 1 dichter bij de ondergrens ligt. In het geval van drukproef 2 treedt meer stick op, de karakteristiek van de drukkracht van drukproef 2 ligt daarom ook
dichter bij de bovengrens. - De berekende karakteristiek van de drukkracht van drukproef 2, met gecombineerde slip-stick randvoorwaarden, benadert drukproef 2
redelijk. Dat er toch nog verschil is, is te verklaren door het, in de berekening veronderstelde, lineaire verloop van de radiale verplaatsing
over de boven- en onderzijde van het proefstuk.
27
- De karakteristieken van de maximale radiale verplaatsing van
drukproef 1 en 2 blijken niet tussen de boven- en ondergrens, voor het
Mooney materiaalmodel te liggen. Hiervoor zijn twee verklaringen te vinden. Ten eerste is de positie van de klemmen, waartussen het
proefstuk zich bevindt, wanneer het experiment wordt gestart, niet eenduidig bepaald. Er kan namelijk lucht tussen de klemmen en de boven-
zn onderzijde VUE het priefst i i l zitten. 'w'ordt de axiale verplaatshg n~
ingezet, dan volgt er nog geen radiale verplaatsing, omdat de lucht
eerst ontsnapt. De karakteristieken van de maximale radiale
verplaatsing van drukproef 1 en 2 komen hierdoor verder naar rechts te
liggen. Een tweede verklaring is compressie van het materiaal. Het is niet ondenkbaar dat er in het proefstuk luchtbelletjes zitten, die
samengeperst worden. De karakteristieken van de maximale radiale
verplaatsing van de drukproeven komen hierdoor lager te liggen.
- De steilheid van de karakteristieken van de maximale radiale
verplaatsing van de drukproeven is van dezelfde orde grootte als de
steilheid van de boven- en ondergrens. - De steilheid van de karakteristiek van de maximale radiale verplaatsing van drukproef 1 ligt dichter bij die van de ondergrens. De
steilheid van de karakteristiek van de maximale radiale verplaatsing
van drukproef 2 ligt dichter bij die van de bovengrens en komt overeen met die van de, met gecombineerde slip-stick randvoorwaarden berekende
karakteristiek.
- Na vergelijking van de drukproeven met de, met het Mooney materiaalmodel berekende karakteristieken, is er geen reden om het
Mooney materiaalmodel te verwerpen. Het Mooney materiaalmodel, waarmee Silastic E RTV Silicone Rubber beschreven kan worden, is hieronder weergegeven.
PI = 0,1462.(A - - ) + 0,2113*( 1 - - A2 A3
28
HOOFDSTUK 6 : VOORTGANG.
Omdat de karakteristieken van de maximale radiale verplaatsing van de
drukproeven niet tussen de boven- en ondergrens liggen, en dit aan de compressibiliteit van het materiaal Silastic E RTV Silicone Rubber kan
liggen, is het nuttig om een compressieproef uit te voeren. De resultaten van Se experimenteni d i e ie deze stage verricht zijn, geven
voldoende redenen om het materiaal Silastic E RTV Cilic~se Rirbber xet
het Mooney materiaalmodel te beschrijven. In het kader van het knieproject dient op korte termijn voor twee andere soortgelijke materialen het materiaalmodel bepaald te worden. Dit kan op dezelfde wijze als in dit rapport beschreven is, worden uitgevoerd. De gegevens
van deze materialen kunnen dan gebruikt worden in het huidige model van het kniegewricht. Hierdoor krijgt men enig inzicht in de
belastingssituatie van het kniegewricht. Op langere termijn moeten de
elastische materialen vervangen worden door materialen die de
werkelijke materialen in het kniegewricht beter benaderen.
29
LITERATUURLIJST .
([11) S.C. Hunter (1983). "Mechanics of continuous media."
(121) W.A.M. Brekelmans (1986). "Niet-lineaire Mechanica : basis."
I lengte I breedte mm mm
proefstuk 1
proefstuk 2
prGefctlA 3
proefstuk 4
proefstuk 5
111,o 10,3
111,o 10,3
îo,5 - - - > I ! / 0 - _
î î î , u iG,1
110,o 10,4
* - r
dikte
mm
O, 85
o, 91
u: 94
3,95
1,02
doorsnede 2 mm
8,82
9,34
??,a= 9,5?
10,55
tabel 1 Geometrie van de proefstukken.
t
min
O
3
6
9
12
15
18
21
24
27
30
33
36
39
42
45
48
51
54
57
60
U
mm
O
2
4
6
8
10
12
14
16
18
20
22
24
26
28
30
32
34
36
38
40
1,o
1,0184
1, o355
1, 0542
1,0724
1,0897
1,1079
1,1261
1 1443
1,1622
1,1791
1,1986
1,2162
1 , 2344
1,2524
1,2714
1 , 2885
1,3063
1,3245
1,3423
1,3595
N/llUl12
090
0,0193
E , '380
û , U567
O , 0731
O , 0879
o, 1020
O , 1156
O, 1281
O , 1406
O , 1514
O, 1638
O , 1740
O , 1848
o, 1950
O , 2058
0,2154
O , 2256
O , 2358
O , 2455
O , 2551
pz N/m2
090
o, o199
0,0396
u, 0565 O, 0723
O, O871
o, 1010
O , 1139
O, 1265
O , 1383
O, 1494
O, 1605
O, 1710
O, 1813
O , 1911
o, 2012
o, 2110
o, 2202
O , 2299
O, 2391
O, 2483
p3 N/rnm2
090 O, 0192
i^i i 03-79
u, u549
0,0710
O, 0857
O, 0998
O, 1130
O , 1255
O, 1373
O, 1489
O, 1604
O, 1712
O, 1816
O , 1918
o, 2020
o, 2122
o , 2222
O , 2322
O, 2418
0,2511
p4 N/Wl12
o, 0
O , 0198
0 , U383
u , u547
O , 0705
O, 0849
O , 0984
o, 1111
O, 1229
O , 1344
O, 1456
O, 1564
O, 1668
O , 1772
O, 1872
O , 1970
O, 2066
O, 2164
O, 2257
O , 2351
O, 2444
p5 N/rnrn2
090
O, 0205
U , 0389 3, 3555
O , 0707
O , 0847
O , 0980
o, 1101
O , 1219
O , 1329
O , 1435
O , 1537
O , 1636
O , 1732
O , 1827
O , 1918
o, 2009
O , 2098
O , 2189
O , 2276
O , 2363
tabel 2 Resultaten trekproeven.
ondergrens
AR rnrn
090
o, 163 o, 330 O, 502
O, 675
O, 862
1, o51
1,246
1,447
1,655
1,870
2 ? 093
2,324
F N
o , 0
In, 8
38,8
60,7
83,6
108,l
134,7
164,8
195,l
227,7
263,l
302,3
346,5
bovengrens
0 , O
n,224
o , 452 O, 686
O, 925
1,169
1 , 419 1,674
1,936
2,201 -
-
F N
090 46,3
96,9
152,1
212,5
278,4
350 ? 2
428,1
512,5
604,1 - -
tabel 3 Berekende boven en ondergrens van de drukproef.
drukproef 1
o , 022 G9 125
o 5 278
O, 458
O, 623
0,791
O, 976
1,170
1,336
1 , 533 1,732
1,950
2,177
F N
0,3 26,s
66,s
111,2
149,3
188, O
229, O
269, O
306,6
346,5
391,2
436,5
481,5
tabel 4 Resultaten drukproeven.
U
mm
0 , O
O, 47
0,87
1,24
1,59
2,Ol
drukproef 2
AR mm mm mb O
0 , O 090
o, 11 o, 12 0,21 o , 12 o, 21 0,26
0,51 0,36
0,61 0,54
drukproef 2
AR m
F N
5,2 á9,4
66,2
113,4
163,2
216,1
272,7
328, O
388,4
448,Z
514, O - -
tabel 5 Slip-stick-situatie aan de boven en onderzijde van het
proefstuk.
U mm
berekend
AF3 mm
0 , O
0,220
O, 439
O, 658
O, 889
1,125
1,368
1,744
1,873
2,135
2,403
F N
090
34,3
81,5
126,5
177,3
233,0
294,2
397,2
434,7
514,9
602,5
tabel 6 Berekening van de drukproef met bekende slip-stick-situatie.