Compendium Islamitische Geschiedenis 1

download Compendium Islamitische Geschiedenis 1

If you can't read please download the document

Transcript of Compendium Islamitische Geschiedenis 1

COMPENDIUM ISLAMITISCHE GESCHIEDENIS

SYLLABUS VAN DE CURSUS CULTUURGESCHIEDENIS, GEDOCEERD AAN DE LESSIUS HOGESCHOOL, DEPARTEMENT VERTALER-TOLK TE ANTWERPENINHOUDSTAFEL Onderwerp Bladzijde

Woord vooraf 1. Deel I: Algemene geschiedenis 2. Deel II: Religieuze ontwikkelingen 2. Deel III: Arabisch-islamitische Beschaving 4. Deel IV: Recente ontwikkelingen

WOORD VOORAF Deze cursus bestaat uit vier delen. Het eerste deel is een beknopte algemene geschiedenis van de islam en de islamitische staten tot aan het einde van het Ottomaanse Rijk (20ste eeuw), met bijzonder aandacht voor de pre-islamitische periode.

Het tweede deel is toegewijd aan de leer van de islam en aan de religieuze ontwikkelingen der islamitische volkeren in de kristallisatiefase van de islam.

Het derde deel schetst de Klassieke Arabisch-islamitische Beschaving en beschrijft de voornaamste maatschappelijke instellingen der moslims door de eeuwen heen.

In het vierde deel tenslotte worden de voornaamste hedendaagse stromingen en bewegingen in de moderne moslimwereld geschetst.

Het behandelde gebied: de Arabische staten van Marokko tot de Arabische Golf, met verwijzingen naar Klein-Azi, Perzi en de rest van de moslimwereld.

DEEL I ALGEMENE GESCHIEDENIS 1. HET OUDE NABIJE OOSTEN 1.1. Historische schets: De islam is de derde monothestische godsdienst die ontstond in het Semitische Oude Nabije Oosten dat toen, evenals nu, bakermat van allerlei godsdiensten en strekkingen was. Het Oude Nabije Oosten is het gebied dat Egypte en de Levant omhelst. Kerngebieden hiervan zijn: Egypte, Syri, Mesopotami en Arabi. In dat gebied begon de historische periode der mensheid. De grens tussen de historische en pre-historische periodes werd bepaald door de uitvinding van het schrijft, toen de mens teksten begon op te tekenen voor het nageslacht. Dit gebeurde voor het eerst in Zuid-Mesopotami (in het zuiden van het huidige Irak) in ongeveer 32OO v. Chr., waar de Sumerirs, die de oudste beschaving ter wereld vestigden, het spijkerschrift uitvonden. Enkele eeuwen later begonnen de Egyptenaren met de hirogliefen, wat maakt dat het spijkerschrift het oudste is. Het alfabetische schrift is van een veel latere datum (c.a. 1500 v. Chr.). Rond 3000 v. Chr begonnen de Semitische volkeren zich in Mesopotami en Syri te vestigen. Deze volkeren kwamen uit het Arabische schiereiland dat in vroegere tijden vruchtbaar moet zijn geweest. De desertificatie van Arabi die tussen 5000 en 3000 v. Chr. zou zijn geschied, dwong vele stammen naar het noorden te verhuizen, naar de vruchtbare oevers van de Eufraat, Tigris en de Orontes in het huidige Irak en Syri. Zo hebben de Akkadirs in 3000 v. Chr. zich in Mesopotami gevestigd, waar ze de Semerirs verdrongen hadden. Rond 2000 v. Chr. vertrekken de Hebreen en andere stammen naar het noorden, om zich later, met Abraham, in het land Kanan (Palestina en Syri) te vestigen. Ieder van deze Semitische volkeren heeft een hoogstaande beschaving ontwikkeld, echter met eigen accenten en een eigen eredienst die hoe dan ook met elkaar verwant waren. Het ligt buiten bestek van deze inleidindende schets elke beschaving apart toe te lichten. Hier wil ik me beperken tot de toelichting van de grote lijnen van die beschavingen, alsook de items die betrekking hebben op het onderwerp van deze lezing. 1.2. Culturele schets:

Reeds in 35OO v. Chr. begonnen de Sumerirs, een volk waarvan de afkomst nog steeds oekend is, zich in het zuiden van Mesopotami te vestigen, waar zij een beschaving ontwikkelden gebaseerd op de landbouw met een daarbij aanleunende agrarische religie. Zij bouwden de eerste steden, organiseerden de eerste samenleving en vonden het spijkerschrift uit. Tevens hebben de Sumerirs de eerste basis voor de wetenschappen, in het bijzonder de wiskunde en de astronomie, gelegd. Zo ontwikkelden zij o.a. het zestalstelsel, deelden het jaar in seizoenen, maanden, weken en dagen in en formuleerden de eerste wetten die de samenleving moesten organiseren. Rond 28OO v. Chr. werden de Sumerirs volledig door de Semitische Akkadirs verdrongen. De Akkadirs, en vooral hun nakomelingen de Babylonirs, leidden de klassieke periode van de Mesopotamische geschiedenis in. Zowel op culturele, wetenschappelijk, maatschappelijke als religieuze domeinen beleefde Mesopotami in deze periode haar absolute hoogtepunten. De wiskunde die door de Sumerirs was begonnen, werd verder ontwikkeld. De berekening van het jaar werd verder aangescherpt en de bases van de geneeskunde werden er gelegd. Op maatschappelijk vlak denke men aan de Codex van koning Hammoerabi (gest. 1750 v. Chr.) die het eerste wetboek geschreven heeft om de samenleving te ordenen en opdat de sterke de zwakkere niet onderdrukke . De ruim 280 artikels van dit eerste wetboek vindt men in de meeste wetboeken van latere datum, de Torah incluis, terug. Op literair vlak zijn de Mesopotamische meesterwerken van het grootste belang geweest, niet alleen wegens hun ouderdom, maar vooral wegens hun opvallende analogien met de verhalen uit het Oude Testament. Zo vertoont de Babylonische genesis van nm Ill vele analogien met het boek Genesis van het Oude Testament. Hetzelfde geldt voor het Epos van Gilgamesj, wellicht het oudste epos ter wereld, waarin de zoektocht van de mens naar de eeuwigheid bezongen wordt en waarin het verhaal van de zondvloed voorkomt. Ook op religieus vlak is de invloed van Mesopotami van grote betekenis geweest. Zowel de instelling van het priesterschap als die van de tempel werden van de Babylonirs overgenomen. Ook op materieel (bankwezen), artistiek (hangende tuinen) en industriel vlak is de invloed van Mesopotami op latere beschavingen bijzonder groot geweest. 1.3. Religieuze schets: De Sumerirs, wier herkomst echter oekend blijft, waren een laouwvolk met agrarische

goden. Ook het Oude Egypte was een agrarische beschaving met agrarische godsdienst. Beide beschavingen en religies waren polythestisch, met n hoofdgod en verschillende goden. De eerste sporen van monothesme vinden we rond 2000 v. Chr., wanneer Amon door farao Toet Ankh Amon uitgeroepen werd tot enige god. Dit verliep gelijktijdig met het optreden van Abraham uit Ur der Chaldeen, (in feite der Sumerirs); hij keerde zich van het polythesme af en trok naar Palestina. Zijn historiciteit werd archeologisch bewezen. Zoals wij reeds zagen (cfr. Supra), begonnen de verschillende Semitische stammen het Arabische schiereiland rond 3000 v. Chr. te verlaten richting de vruchtbare gebieden in Mesopotami, en Syri. De Akkadiers, de Babylonirs, de Assyrirs trokken naar Mesopotami, en de verschillende West-Semitische volkeren zoals o.a. de Hebreen, de Arameers en de Fenicirs trokken naar Syri. Al deze volkeren hadden een eigen eredienst teruggaande op de eredienst van de oude polythestische Semieten. Ze namen uit Arabi de oude Semitische eredienst mee, kwamen in contact met niet-Semitische godsdiensten die op landbouw waren gebaseerd, met Egypte en met de zng. Zeevolkeren, waarmee ze oorlog voerden en handel dreven. Zo gaat de Kananitische en Akkadische dienst terug op de oud-Semitische, maar afzonderlijke ontwikkeling door contacten met andere volkeren, niet-Semitische volkeren weliswaar, met eigen agrarische godsdiensten, vonden na de volksverhuizing naar Syri en Mesopotami plaats en brachten nieuwe religieuze tendenzen teweeg. Uit die traditie is Abraham afkomstig. Na zijn rondtrekking komt hij in Palestina terecht waar hij de eredienst van de ene God stichtte. Uit Abraham en zijn nageslacht komt de religie van de oude Joden, onlosmakelijk verbonden met de voorgaande invloeden. Volgens Genesis en de oude Arabische genealogien kreeg Abraham van zijn vrouw Sarah Isaak, en van zijn bijvrouw Hagar Ismal. Als gevolg van vrouwelijke intriges trok Abraham met zijn zoon Ismal naar Arabi (Mekka), waar laatstgenoemde door allerlei huwelijken de vader van de noordelijke Arabieren werd (cfr. Infra). Volgens de Islamitische traditie bouwden Abraham en Ismal de Ka ba. Abraham zelf keerde terug naar Palestina, waar hij de eredienst van de ene God installeerde, en zo begon de oude joodse godsdienst. Jacob en zonen trokken naar Egypte. Later verlaten de Hebreen, onder leiding van Mozes, Egypte. Tijdens deze exodus werd de Torah hem op de berg Sinaai geopeaard. Daarmee kreeg het oude jodendom zijn oude (d.w.z. bijbelse) vorm aan. Rond de vierde eeuw v. Chr. werd het Oude Nabije Oosten veroverd door Alexander de

Grote. De Griekse verovering markeerde het begin van de Hellenistische periode. De Hellenistische cultuur is de cultuur die ontstond inhet Oude Nabije Oosten na de vermenging van de oud-Semitische beschaving met de Griekse en heeft dus twee componenten: een Semitische en een Griekse. Rond het begin van de christelijke jaartelling ontstond in Palestina de Messiaanse Beweging die wij uit het Nieuwe Testament en later uit de Dode-Zeerollen kennen, gesticht door en/of rond de figuur Jezus Christus. Het christendom beroept zich op de traditie van Abraham. De islam tenslotte ontstond in Arabi in de 7de eeuw.

2. DE ARABIEREN VR DE ISLAM 2.1. Het Arabisch Schiereiland: Het Arabische Schiereiland bestaat hoofdzakelijk uit woestijn. Her en der treft men oases en bergketens aan.

.Woestijnen vormen een natuurlijke barrire tussen de Arabieren en hun burenHet Ledige ,) (Traditioneel onderscheidt men drie grote woestijnen: De Sahara

.en

-

gedeeltelijk

de

Syrische

woestijn

)(

Kwartier

Oases. Dit zijn plaatsen in of aan de rand van een woestijn waar water is. Dit kan door een rivier of wd. Een wd is een waterloop die slechts gedurende het regenseizoen water krijgt en voor de rest van het jaar droog staat. Aangezien er water is, is er een kleine plantengroei en een primitieve vorm van landbouw. De oases zijn meestal dun

.bevolkt .aan de westkust in de omgeving van Mekka) (Bergketens: cAsr2.2. De Arabieren: De Arabieren zijn een volk van nomadische afkomst. Ze verplaatsten zich op dromedarissen, een goed vervoermiddel in de talrijke woestijnen, omdat deze dieren een voedsel- en waterreserve kunnen aanleggen en dus een grotere mobiliteit van de legers mogelijk maakten. Centraal-Arabi was minder gekend. Daar leefden nomaden in los verband. Ze groepeerden zich wel maar tot aan de opkomst van de islam was er geen centraal gezag. In het noorden van het Arabische schiereiland waren rondtrekkende stammen, terwijl in het zuiden vooral sedentaire boeren woonden. Landbouw en handel waren de hoofdinkomsten van de stadstaten. Zo ontstonden handelswegen en plaatsen waar de bevolking zich vestigde. Wierook en mirre vond men vooral in Zuid-oost-Arabische landbouwgebieden. Deze artikelen werden naar de Middellandse Zeekust gevoerd, samen met Indische en Oost-Afrikaanse producten. Die handelsreizen stonden onder bescherming van oude Semitische goden en andere oude goden als Sn en ama . De voor-islamitische Arabieren deelden zich in twee categorien in: de Pure Arabieren De eerste categorie .) ( en de Gearabiseerde Arabieren )( Arabieren komen uit Zuid-Arabi en de tweede categorie Arabieren zijn, volgens oude Arabische genealogen, de afstammelingen van Abraham via zijn zoon Ismal die, na zijn verbanning naar Arabi, met een Arabische vrouw huwde en zodoende een nieuwe soort

.Arabieren

teweegbracht

Deze indeling in twee soorten Arabieren bleef nog twee eeuwen na de islam gelden; later

.verdween ze voorgoed2.3. Bronnen: Er bestaan geen gelijktijdige Arabische bronnen uit de periode die de islam voorafgaat. De enige pre-islamitische Arabische bron uit Zuid-Arabi zijn Zuid-Arabische opschriften in een taal verschillend van het Noord-Arabisch. Deze opschriften bevatten vermeldingen over kunst en cultuur, en er komen namen in voor van goden en personen. Een ander beeld wordt gevormd uit Akkadische, Nabatese, Griekse of Byzantijnse bronnen. De oudste bron waar Arabieren voor het eerst vermeld worden is een afbeelding van Arabieren op Assyrische relifs, waar ze op dromedarissen rijden. In 853 v. Chr. komt de naam Arabieren voor het eerst voor in opschriften van Salmanasar III. Over de pre-islamitische periode vindt men ook nog gegevens bij Aischilus en Herodotos. Daarnaast vindt men ook archeologische gegevens. Ook in het Oude Testament komen plaatsen en namen van Arabieren voor. De voornaamste Arabische bronnen over het pre-islamitische Arabi blijven de Koran, de pre-islamitische literatuur, inhet bijzonder de pozie (zie 6,3), en de latere islamitische schrijvers, in het bijzonder de filologen en de kroniekschrijvers. 2.4. Vroege internationale betrekkingen: In 853 v. Chr. komt de naam Arabieren voor het eerst voor in opschriften van de Assyrische koning Salmanasar III die in het zesde jaar van zijn koningschap een militaire expeditie tegen de Aramese koning van Damascus ondernam. De koning van Damascus werd bijgestaan door Achab, de koning van Isral, en door undub buit heeft gemaakt. Het toeval wil dat de eerste vermelding van de Arabieren in de geschiedenis gepaard ging met kamelen! Uit het opschrift van Salamansar III wordt afgeleid dat de noordelijke Arabieren het gezag van Assyri erkenden en jaarlijkse sommen geld betaalden. Ook de relatie met Egypte was niet altijd stabiel. De Egyptische farao s die, net zoals de Romeinse keizers, grote hoeveelheden dure wierook in hun tempels brandden, trachtten dikwijls Arabi te bezetten, maar net zoals de Babylonirs voor hen en de Romeinen na hen, afgeschrikt door de gevaarlijke slangen met twee hoofden en andere gevaarlijke dieren waarvan Arabi zou wemelen. Het binnenland van Arabi was raadselachtig voor Egypte, Babylon, Rome en Perzi dat men er alleen wilde verhalen over kon vertellen.

Deze trends vindt men o.a. ook bij de Griekse kroniekschrijvers Herodotes en Strabon. Ook in het Oude Testament komen de Arabieren veel voor. Het verhaal van de koningin van Saba en haar bezoek aan Jeruzalem is hier een voorbeeld van. Hoe dan ook, de eerste contacten tussen de Arabieren en hun buren waren handelscontacten. Uit de hoger vermelde bronenen en uit Griekse en Romeinse bronnen leiden wij af dat voornamelijk de noordelijke Arabieren in bepaalde bondgenootschappen betrokken waren en dat zij, telkens als deze bondgenootschappen in een nederlaag eindigen zoals dit het geval was in de Assyrische expeditie van Salamansar III, zich in de woestijn terugtrokken, de woestijn die geen van de oudere rijken kon onderwerpen.

3. ZUID-ARABI 3.1. Zuid-Arabische rijken: In tegenstelling met Noord-Arabi was het zuiden dankzij de ligging aan zee en de moessonregen vruchtbaar geworden, hetgeen sedentair bestaan toelaat. Reeds vanaf het begin van de volksverhuizing naar het noorden (ca. 3000 v. Chr.) vertrokken vele stammen uit de uitgedroogde gebieden naar het zuiden van Arabi (in het huidige Jemen) om er zich te vestigen. Weldra ontstonden er kleine landbouwgemeenschappen die in het tweede millennium tot rijken waren uitgegroeid. Deze rijken zijn:

Mina): 1900 1000 v. Chr. Politieke hoofdstad Qarn(w), - (Het Rijk van Macn .1

.religieuze hoofdstad Yatl . v. Chr. Hoofdstad Tamna 600 1000 :) (Het Rijk van Qatbn .2v. Chr. (afhankelijk eerst van Ma n 180 800 :) (Het Rijk van Hadramawt .3

.en later van Saba . Hoofdsteden: Mayfa a en later abwahMaryab) (- ba): 750 115 v. Chr. Hoofdstad Ma rib - ( Het Rijk van Saba .4

.over dit rijk zijn ook gegevens in de bijbel vermeld ,) (v. Chr. tot 525 n. Chr. Hoofdsteden: Zafr 115 :) ( Het Rijk van Himyar .5 .) (en later SancTijdens de regering van het Ma in werd het Zuid-Arabisch alfabet (het zgn. Musnadschrift) uitgevonden. Dit, uit 29 tekens bestaande alfabet vertoont zo n grote anomalien met het Fenicische alfabet, dat vele onderzoekers van oordeel zijn dat het Musnad-schrift ouden dan het fenicische alfabet is en bijgevolg het oudste alfabet zou zijn. Het Musnad-schrift is een monumentaal schrift waarin ettelijke duizenden inscripties werden overgeleverd. Vooral het Sabaese rijk kende een grote bloei, mede dankzij de bouw van een gigantische stuwdam in de hoofdstad Ma rib, welke runes tot op heden zichtbaar zijn. Het rijk ging ten onder toen de stuwdam doorbrak. Hoe dan ook, de Zuid-Arabische rijken waren rijke staten die, naast landbouwproducten4 en handel ook over de toen averal gegeerde wierookgebieden beschikten. Wierook en mirre waren toen de meest gegeerde luxueuze artikelen die veel in Egypte, Syri, Mesoptomi en Rome gevraagd werden. Zo gegeerd en duur dat zowel de farao s (o.a. Shr 2743 2731 v. Chr.) als de Romeinen (o.a. de Romeinse Julius Gallos in 24 v. Chr.) verschillende militaire expedities naar Arabi organiseerden, enkel en alleen om de

wierookstreken te bezetten. Evenwel zonder succes.

4. Noord-ARABI 4.1. Noord-Arabische rijken: 4.1.1. Het rijk der Nabateers: Deze Arabische stadstaat, die vanaf de 5de eeuw een grote bloei kende, was in het De Nabateers waren .) (huidige Jordani gevestigd, met als hoofdstad Petra Arabieren die zich voor schriftelijke optekeningen van het Aramees bedienden. Het eigen schrift dat zij van het Aramees afleidden, lag an de basis van het later Arabisch schrift. De Golf van Aqaba werd onder controle geplaatst. Het Nabatese Rijk werd in de eerste eeuw v. Chr. verdrongen. Vanaf 101 n. Chr. loste dit rijk zich op in de Romeinse Provincia

.Arabia4.1.2. Het rijk van Palmyra: Palmyra, nu Tadmor in Syri, lag op de Oost-West weg langs de Eufraat. Samen met het bankwezen zorgde de handel voor de bloei van deze stadstaat. Tijdens de oorlog tussen de Romeinen en de Parthen koos Palmyra voor Rome. Als beloning kregen zijn de protectoraatstatus tot Odenatus zich onafhankelijk verklaarde. In 264 n. Chr. trachtte Zenobia, de vrouw van Odenatus deze onafhankelijkheid verder te zetten maar werd door Rome verslagen.

:) (Het rijk der Lihyanieten .4.1.3Tijdens het begin van de christelijke jaartelling kenden ook nog enkele andere staatjes gevolgen van deze landbouw en handel: de Lihyanieten, rond Hiz, met als hoofdstaat Het rijk bloeide in de eerste eeuw n. Chr.. Dit was het oudste Noord- .) (= Ddn Arabische rijk dat zuiver Noord-Arabisch was en onafhankelijk van het Zuid-Arabische

.sedentaire rijk, van Rome en van Perzi4.1.4. Vazalstaten: Rond de derde of de vierde eeuw n. Chr. onststonden in Zuid-Syri en in Zuid-Irak twee Arabische staten die vazal waren van de Byzantijnen, respectievelijk de Perzen. was in Zuid-Syri gevestigd met al-bija (ten ) (Het rijk van de Gassanieden zuiden van Damascus) als hoofdstad. De Gassanieden (genoemd naar assn, een Arabische stam uit Zuid-Arabi), waren Jakobitische (= monofysitische) christenen die enkele eeuwen dienst deden als schild voor Byzantium tegen de aanvallen vanuit de

.woestijngenoemd naar Mundir, een Arabische stam uit zuid - ( Het rijk van de Manadzira

Arabi), vestigde zijn hoofdstad in al-Hra (Harta in de Romeinse bronnen). Al-Manadzira waren aanhangers van de talrijke religies die toen in Irak bestonden zoals het Nestoriaanse (= dyofysitische) christendom, het Zoroastrisme, de eredienst der

.sterrenaaidders, enzEvenals de Gassanieden, deden zij ook dienst als schild voor het Sassanidische rijk tegen de aanvallen vanuit de woestijn. Op de vooravond van de islamitische verovering van Syri en Irak (634) hebben de overwegend niet-moslimse Arabische inwonders van deze twee vazalstaten zich massaal bij de Arabische legers aangesloten en samen met die legers tegen hun vroege bondgenoten gestreden. Sedertdien zijn zij volledig in het islamitische rijk gentegreerd. 5. HET CHRISTENDOM EN HET JODENDOM IN ARABI 5.1. Het Christendom: Na de bekering van keizer Constantijn de Grote tot het christendom, werd het christendom tot staatsgodsdienst uitgeroepen. Keizer Constantijn en de jonge clerus moesten toen een einde stellen aan de eindeloze theologische discussies over de natuur van Jezus, die het scherpst door Arius (gest. Ca. 336) verwoord werd. Arius ontkende de Goddelijke natuur van Jezus volkomen, omdat Jezus geleden heeft, terwijl God, aldus Arius, boven het lijden verheven was. Daarnaast waren de meeste Oosterse kerken ongelukkig met de formulering van de leer van de Drieenheid, houdende n God in drie gestalten: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Keizer Constantijn riep in 325 het Concilie van Nicea samen om het geschil op te lossen. De centrale vraag waarop het Concilie een antwoord diende te geven was: hoe kon de leer van de Drieenheid verzoend worden met het monothesme van het Oude Testament? Het Concilie gaf te kennen dat de Vader en de Zoon deel uitmaakten van n wezen. De Oosterse kerken waren hiermee niet gelukkig, zij vonden dat er weinig onderscheid gemaakt werd tussen God en Jezus. Het Concilie van Chalcedon (451), dat ter bespreking van dit probleem werd gehouden, leverde een semantisch compromis (Jezus was n persoon met twee naturen, een Goddelijke en een menselijke), wat een crisis binnen de jonge godsdienst veroorzaakte, welke crisis tot het ontstaan van tal van kerken geleid heeft, waarvan de belangrijkste voor ons de monofysitische Jakobitische kerk, de duofysitische Nestoriaanse Kerk en de monothelitische Malekitische Kerk zijn. De uitsluiting van deze kerken door Constantinopolis legde hen aan meedogenloze vervolgingen bloot. De aanhangers van deze strekking vluchtten oostwaarts en

zuidwaarts naar streken waar de aanwezigheid van het Oost-Romeinse ofwel Byzantijnse militaire apparaat gering of helemaal nihil was. Zo kende de vijfde eeuw een grote immigratie van Nestorianen en Jakobieten vanuit Syri naar Arabi, meer bepaald naar het westen van Arabie. Arabi was toen overwegend polythestisch en de toenmalige Arabieren waren niet tot grote religieuze sympathie in staat geacht, hettgeen het rustige en bijna onopgemerkte bestaan van het christendom in West-Arabi dan ook verklaart. De aanwezigheid van deze christenen in het westen van Arabi liet de Byzantijnse keizers echter niet met rust. Al vroeg zond keizer Constantijn een missie naar het bloeiende Jemen om er zendingsarbeid te verrichten. Aan het hoofd van Constantijns missie stond een volgeling van Arius, Theofillos de Ariaan genaamd, hetgeen echter de politieke aard van deze missie verklaart (het isoleren van de Perzen uit de wierookroute). De christelijke aanwezigheid op het Arabische schiereiland was dus enerzijds het gevolg van de immigratie van vervolgde groepen naar West-Arabi en anderzijds van Byzantijnse missies naar Zuid-Arabi. Dit was het eerste contact tussen Arabieren en christenen. De Syrische Jakobieten en Nestorianen begonnen in West-Arabi zendingsarbeid te verrichten. Nog geen eeuw later werd bijna heel West-Arabi gekerstend. Zowel in Sana, de hoofdstad van Jemen in Zuid-Arabi, als in Nirn, de Usquf