Communicatie - werkbladen

16
Hoofdstuk 2: Communicatie Communicatie – 1

description

school

Transcript of Communicatie - werkbladen

Hoofdstuk 2:

Communicatie

Communicatie – 1

1. Inleiding

Opdracht 1: A. Maak samen met een klasgenoot een woordspin.

B. Breng de gevonden mogelijkheden onder in de volgende tabel.

Gesprokeninformatie

Geschreveninformatie

Beeldinformatie

Communicatie – 2

2. Communicatie is geen blabla

Belangrijke professoren zijn het er eindelijk over eens: communicatie islevensbelangrijk voor de mens. In New York (Verenigde Staten) werd er zelfs een hele dag over vergaderd. Belangrijker dan je vermoedt

Het belang van communicatie werd gedurende lange tijd onderschat. Dehuidige wetenschappers weten het heel goed: zonder communicatie is geen enkele vorm van menselijk leven mogelijk. Zelfs de kleinste storing in communicatie is nadelig voor de mens.

Wanneer spreekt men over com- municatie? Om te communiceren heeft men 3 belangrijke elementen nodig: een boodschap, een zender en een ontvanger. Indien één van deze elementen ontbreekt, is er gewoonweg geen communicatie.

Deze 3 elementen zijn aan enkele voorwaarden onderworpen. Ook de taal, de cultuur, en de opleiding van mensen die willen communiceren moet een beetje dezelfde zijn.

Hospitalisme

Op het congres was ook Anna Freud aanwezig, de dochter van de bekende psycholoog Sigmund Freud.Anna Freud vertelde over het hospitalisme. Dat was tijdens de Tweede Wereldoorlog een psychologische proef met een groep van 6 kinderen.

Met de test wilden wetenschappers bewijzen dat de mens niet zonder contact met zijn medemens kan. Zes weeskinderen werden voor het experiment in een ziekenhuis ondergebracht. De verzorgers kre- gen de opdracht om de kinderen de beste medische zorgen te geven, maar er niet mee te praten. De kinderen mochten ook geen genegenheid, vriendschap of liefde voelen.

Wat stelde Anna Freud vast? Reeds na korte tijd weigerden deze kinderen te eten. Ze werden lusteloos en interesseerden zich nergens meer in. Uiteindelijk stierven zelfs enkele kinderen door een gebrek aan aandacht, genegenheid en liefde. Meteen was bewezen hoe belangrijk praten, liefde en genegenheid was.

Communicatie – 3

Opdracht 2:

Zijn onderstaande stellingen juiste of fout? Verklaar je antwoord.

1) Communicatie is voor de mens niet belangrijk. J / F

……………………………………………………………………………………………………....................................................................…………

……………………………………………………………………………………………………....................................................................…………

2) Zonder zender kan er nog altijd communicatie zijn. J / F

……………………………………………………………………………………………………....................................................................…………

……………………………………………………………………………………………………....................................................................…………

3) Hospitalisme is en experiment waarbij kinderen teveel liefde krijgen. J / F

……………………………………………………………………………………………………....................................................................…………

……………………………………………………………………………………………………....................................................................…………

4) Het experiment toont aan dat enkel een goede verzorging zonder

communicatie en liefde niet voldoende zijn om te overleven. J / F

……………………………………………………………………………………………………....................................................................…………

……………………………………………………………………………………………………....................................................................…………

Communicatie – 4

3. Communicatie - Algemeen3.1 Het Communicatiemodel

Opdracht 3: Plaats de passende termen bij de figuren in het schema:

Boodschap –zender– ontvanger

Er zijn drie voorwaarden om tot communicatie te komen:

• er moet een zender zijn;

• er wordt een boodschap of informatie uitgezonden;

• er moet een ontvanger zijn

Communicatie – 5

Opdracht 4: Formuleer wie zender en ontvanger is en welke boodschap

wordt gegeven.

Voorbeeld 1:

Zender = …………………………………………………………..

Boodschap = ……………………………………………………..

Ontvanger = ……………………………………………………….

Voorbeeld 2:

Zender = …………………………………………………………..

Boodschap = …………………………………………………….

Ontvanger = ……………………………………………………...

Communicatie – 6

Opdracht 5: Noteer nu zelf een definitie van communicatie.

Communicatie = …..............................................................................................................

…......................................................................................................................................................

…......................................................................................................................................................

…......................................................................................................................................................

3.2 Geslaagde Communicatie

Opdracht 6: A. Bekijk bovenstaande cartoon en beantwoord de vragen.

Wat is de boodschap? ……………………………………………………………………………........................………...

Wat is het effect? ……………………………………………………………………………………............................……..

Is er sprake van een geslaagde communicatie? …………………………………………………………..

B. Kan je een definitie geven van geslaagde communicatie?

…...............................................................................................................................................................

…..............................................................................................................................................................

…..............................................................................................................................................................

Communicatie – 7

Opdracht 7: Speel het tekenspel in de klas. Noteer achteraf kort wat je

bevindingen waren. Bespreek deze bevindingen in de klas.

…...............................................................................................................................................................

…..............................................................................................................................................................

…..............................................................................................................................................................

…...............................................................................................................................................................

…..............................................................................................................................................................

…..............................................................................................................................................................

Communicatie – 8

4. Verbale en Non-Verbale Communicatie4.1 Definities

Tijdens de vorige opdracht heb je gemerkt dat we communiceren met meer

dan taal alleen. Behalve door te praten kan je op veel andere manieren

duidelijk maken wat je denkt, voelt of wil. Bijvoorbeeld met ge

gezichtsuitdrukking, je houding, je stem, je handen. Dit noemen we

'lichaamstaal'.

Opdracht 8: Formuleer de definities.

Verbale communicatie:

…...............................................................................................................................................................

…..............................................................................................................................................................

Non-Verbale communicatie:

…...............................................................................................................................................................

…..............................................................................................................................................................

Communicatie – 9

4.2 Lichaamstaal

Om een boodschap juist te interpreteren, luister je niet alleen naar wat iemand

zegt, maar kijk je ook naar het uiterlijk, naar de manier van praten, naar de

gezichtsuitdrukkingen etc.

Lichaamstaal wordt vaak onbewust gebruikt, en vaak is de boodschap die

mensen via hun lichaam geven directer en eerlijker dan de verbale

boodschap. Het brengt boodschappen over die we bij ons spreken wel eens

proberen te verbergen.

Opdracht 9: Kan je hier een voorbeeld van bedenken?

…...............................................................................................................................................................

…..............................................................................................................................................................

…...............................................................................................................................................................

Opdracht 10: Speel het uitbeeld-spel.

Wat gebeurt er met de boodschap als hetgeen je zegt en je

lichaamstaal niet overeen komen?

…...............................................................................................................................................................

…..............................................................................................................................................................

…...............................................................................................................................................................

Communicatie – 10

4.2.1 Aangeboren lichaamstaal

De basisemoties (boosheid, vreugde, verdriet, angst, afschuw en verrassing)

worden door iedereen en overal ter wereld herkend, ze zijn dus universeel.

Ook kinderen die zowel doof als blind geboren zijn, drukken zich bijvoorbeeld

’boos’ uit als ze boos zijn, of lachen als ze blij zijn, ook al hebben ze dit nooit

kunnen zien bij iemand anders. Deze 6 basisemoties zijn dus aangeboren

en moeten niet worden aangeleerd.

Voor het interpreteren van andere gevoelens zoals jaloezie, onzekerheid,

schuldgevoel, spijt, wantrouwen enzovoorts hebben we meer informatie nodig

dan alleen de gezichtsuitdrukking. Gebaren kunnen wel worden aangeleerd,

deze verschillen soms van land tot land. Ons gevoel kunnen we ook

uitdrukken door de intonatie van onze stem, onze houding (sta je dicht bij

iemand of veraf, zit je uitgezakt aan je bank of school of rechtop…).

Communicatie – 11

Opdracht 11: Link de juiste emoties met de foto's. Geef ook elke keer

de kenmerken.

Kies uit:

vreugde – verdriet – boosheid – schaamte – verwondering - afkeer

Communicatie – 12

4.2.2 Aangeleerde lichaamstaal

Lichaamstaal kan ook aangeleerd worden. Zo weet een baby snel het effect

van huilen en lachen, waardoor hij dit meer of minder; harder of zachter zal

gaan doen. Sommige ouders denken nog dat je een baby minder doet huilen

door hem even te laten doorhuilen. Maar als je een baby laat huilen, zal hij

alleen steeds harder gaan huilen. Aangeleerde lichaamstaal kan

verschillen per cultuur. In veel landen is het nog volkomen normaal dat een

moeder het eten voorkauwt voor haar kind. Mensen in het westen vinden dit

soms een vies gebruik.

Opdracht 12: Kijk naar de kolommen op de volgende bladzijde. Verbind

de gebaren met de (wereldwijde) betekenis.

Communicatie – 13

A B C D E F G H I

Communicatie – 14

Opdracht 13: Bekijk het filmpje van Mr. Bean en bespreek na elk

fragment in de klas welke boodschappen worden overgebracht.

Communicatie – 15

5. Vragen bij het themaCommunicatie

(Het is NIET de bedoeling dat je de antwoorden die je in je bundelvindt uit het hoofd leert. Als je de leerstof begrijpt, kom je met logisch

nadenken al een heel eind.)

1. Wat is communicatie?

2. Aan communicatie zijn 3 voorwaarden verbonden. Welke?

3. Oefening: zender, boodschap, ontvanger aanduiden

4. Wanneer is er sprak van geslaagde communicatie?

5. Wat is non-verbale communicatie?

6. Waarom is non-verbale communicatie zo belangrijk?

7. Wat is het verschil tussen aangeboren en aangeleerde lichaamstaal. Geef

voor allebei 3 voorbeelden.

Communicatie – 16