Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen...

52
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 1 Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 30/12/2011 Inhoudstafel Inleiding ....................................................................................................................... 4 I. Strijd tegen de fiscale fraude en maatregelen voor een betere inning van de belastingen . 5 1. Gebruik rijksregisternummer .............................................................................. 5 2. Bewijskracht elektronische documenten ............................................................... 5 a) Inzake directe belastingen ............................................................................... 5 b) Inzake btw .................................................................................................... 5 3. Processen-verbaal inzake directe belastingen krijgen bewijskracht .......................... 6 4. Verjaringstermijn ten onrechte gestorte bedrijfs- en roerende voorheffing ................ 6 5. Voorrecht van intresten op bedrijfs- en roerende voorheffing .................................. 7 6. Geldboete op bedrijfs- en roerende voorheffing ..................................................... 7 II. Wijzigingen aan de roerende inkomsten .................................................................. 8 1. Algemene principes ........................................................................................... 8 2. Wijzigingen aan de tarieven van de roerende voorheffing ....................................... 8 3. Bijkomende heffing van 4 % ..............................................................................11 a) Principe van de heffing van 4 % ......................................................................11 b) Bepaling van de grens van 13 675 EUR: ...........................................................12 c) Aangifte aan centraal aanspreekpunt ..................................................................13 d) Mededeling aan fiscale administratie ................................................................14 e) Regels van toepassing op inhoudingen, vestiging en invordering .........................14 4. Aangifte in de personenbelasting ........................................................................15 a) Aanpassing tarieven in de personenbelasting ....................................................15 b) Bevrijdend wordt in de meeste gevallen verplichtend .........................................15 c) Verrekening bijkomende heffing van 4 % met personenbelasting ...........................15 d) Aanvullende gemeentebelasting ......................................................................15 e) Probleem met 0 %-tarief ................................................................................16 f) Innings- en bewaringskosten i.v.m. bijkomende heffing ........................................16 g) Geen verrekening met forfaitair deel buitenlandse belasting ...............................16 h) Roerende inkomsten als bedrijfsinkomsten .......................................................16 III. Voordelen van alle aard voor personenwagens ........................................................17 1. Algemeen ........................................................................................................17 2. Cataloguswaarde ..............................................................................................17 3. Percentage per CO 2 -gram ..................................................................................19 4. Weerslag op fiches 281.10 en 281.20 .................................................................19

Transcript of Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen...

Page 1: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 1

Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 december

2011 houdende diverse bepalingen, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 30/12/2011

Inhoudstafel

Inleiding ....................................................................................................................... 4

I. Strijd tegen de fiscale fraude en maatregelen voor een betere inning van de belastingen . 5

1. Gebruik rijksregisternummer .............................................................................. 5

2. Bewijskracht elektronische documenten ............................................................... 5

a) Inzake directe belastingen ............................................................................... 5

b) Inzake btw .................................................................................................... 5

3. Processen-verbaal inzake directe belastingen krijgen bewijskracht .......................... 6

4. Verjaringstermijn ten onrechte gestorte bedrijfs- en roerende voorheffing ................ 6

5. Voorrecht van intresten op bedrijfs- en roerende voorheffing .................................. 7

6. Geldboete op bedrijfs- en roerende voorheffing ..................................................... 7

II. Wijzigingen aan de roerende inkomsten .................................................................. 8

1. Algemene principes ........................................................................................... 8

2. Wijzigingen aan de tarieven van de roerende voorheffing ....................................... 8

3. Bijkomende heffing van 4 % .............................................................................. 11

a) Principe van de heffing van 4 % ...................................................................... 11

b) Bepaling van de grens van 13 675 EUR: ........................................................... 12

c) Aangifte aan centraal aanspreekpunt .................................................................. 13

d) Mededeling aan fiscale administratie ................................................................ 14

e) Regels van toepassing op inhoudingen, vestiging en invordering ......................... 14

4. Aangifte in de personenbelasting ........................................................................ 15

a) Aanpassing tarieven in de personenbelasting .................................................... 15

b) Bevrijdend wordt in de meeste gevallen verplichtend ......................................... 15

c) Verrekening bijkomende heffing van 4 % met personenbelasting ........................... 15

d) Aanvullende gemeentebelasting ...................................................................... 15

e) Probleem met 0 %-tarief ................................................................................ 16

f) Innings- en bewaringskosten i.v.m. bijkomende heffing ........................................ 16

g) Geen verrekening met forfaitair deel buitenlandse belasting ............................... 16

h) Roerende inkomsten als bedrijfsinkomsten ....................................................... 16

III. Voordelen van alle aard voor personenwagens ........................................................ 17

1. Algemeen ........................................................................................................ 17

2. Cataloguswaarde .............................................................................................. 17

3. Percentage per CO2-gram .................................................................................. 19

4. Weerslag op fiches 281.10 en 281.20 ................................................................. 19

Page 2: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 2

a) Voor de werknemers ...................................................................................... 19

b) Voor de bedrijfsleiders ................................................................................... 20

5. Weerslag op de bedrijfsvoorheffing ..................................................................... 20

6. Voorbeelden .................................................................................................... 21

a) Prorata temporis-berekening .......................................................................... 21

b) Berekening “cataloguswaarde” ........................................................................ 23

c) Berekening van het voordeel voor nieuwe wagens voor het eerste jaar ................... 26

d) Vergelijking van eenzelfde wagen nieuw, dan wel aangekocht tweedehands ......... 26

7. Conclusies ....................................................................................................... 27

8. Hoe belastbaarheid van een voordeel in natura voor een wagen in de PB vermijden . 28

a) Boeking via de lopende rekening in de vennootschap ......................................... 28

b) Wagen onttrekken aan vennootschap ten gunste van de bedrijfsleider ................. 28

c) Wagen verkopen aan de bedrijfsleider ................................................................ 28

d) Verplaatsingskosten per km aanrekenen aan de vennootschap ........................... 29

e) Wagen verhuren ........................................................................................... 30

IV. Regeling woon-werkverkeer voor personenwagens, auto’s voor dubbel gebruik, “valse”

lichte vracht en minibussen ........................................................................................... 31

1. Bestaande regeling ........................................................................................... 31

e) Gewone regeling ........................................................................................... 31

f) Alternatieve regeling ......................................................................................... 31

g) Fietsverkeer ................................................................................................. 31

2. Nieuwe regeling ............................................................................................... 31

a) Gewone regeling ........................................................................................... 31

b) Alternatieve regeling en fietsverkeer ................................................................ 32

V. Energiebesparende maatregelen ........................................................................... 33

1. Algemeen ........................................................................................................ 33

2. Premies van de Vlaamse overheid en gemeenten ................................................. 33

3. Van toepassing op de energiebesparende uitgaven voor 2011 en betaald ten laatste op 31 december 2011 .................................................................................................... 33

a) Uitgaven voor woningen van minder dan 5 jaar in gebruik .................................. 33

b) Uitgaven voor woningen van ten minste 5 jaar in gebruik ................................... 34

4. Van toepassing op de energiebesparende uitgaven gedaan in 2012 ........................ 34

a) Uitgaven voor woningen van minder dan 5 jaar in gebruik .................................. 34

b) Uitgaven voor woningen van ten minste 5 jaar in gebruik ................................... 34

c) Uitgaven voor woningen van meer dan 5 jaar ...................................................... 35

5. Uitgaven gedaan vanaf 01/01/13 voor isolatie van daken ...................................... 35

6. Andere uitgaven voor 2013 voor energiebesparende investeringen ......................... 36

7. Belastingkrediet voor bepaalde energiebesparende maatregelen ............................ 36

Page 3: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3

8. Belastingvermindering voor het bouwen van of verwerven in nieuwe staat van of de

volledige vernieuwing of gedeeltelijke vernieuwing van een onroerend goed om het te verbouwen tot een lage energiewoning, een passiefwoning of een nulenergiewoning ......... 36

a) Voor inkomsten 2011 ..................................................................................... 36

b) Voor inkomsten 2012 ..................................................................................... 36

9. Groene leningen ............................................................................................... 37

a) Voor inkomsten 2011 ..................................................................................... 37

b) Voor inkomsten 2012 en later ......................................................................... 37

VI. Wijziging aftrek voor risicokapitaal ........................................................................ 38

VII. Voordelen auto bij de rechtspersoon ...................................................................... 39

1. In de vennootschapsbelasting ............................................................................ 39

a) Algemeen ..................................................................................................... 39

b) Geen aftrekken mogelijk op deze verworpen uitgave ......................................... 39

2. In de rechtspersonenbelasting ........................................................................... 39

a) Algemeen ..................................................................................................... 39

b) Tarief ........................................................................................................... 39

3. In de belasting van rechtspersonen van niet-inwoners .......................................... 39

a) Algemeen ..................................................................................................... 39

b) Tarief ........................................................................................................... 40

VIII. Wijzigingen aan de btw ..................................................................................... 41

1. Btw-regime van notarissen en gerechtsdeurwaarders ........................................... 41

a) Algemeen ..................................................................................................... 41

b) Maatstaf van heffing ...................................................................................... 41

c) Tijdstip van opeisbaarheid ................................................................................. 42

d) Herziening van de btw op historische investeringen en goederen en diensten ....... 42

2. Betaaltelevisie ................................................................................................. 44

IX. Wijzigingen aan de accijnzen ................................................................................ 46

1. Tabak ............................................................................................................. 46

2. Afschaffing cliquetsysteem voor brandstof ........................................................... 46

X. Wijzigingen aan het Wetboek diverse rechten en taksen ........................................... 47

1. Taksen op beursverrichtingen ............................................................................ 47

2. Taks op de omzetting van aandelen aan toonder .................................................. 47

XI. Opheffing maatregel voor milieuvriendelijke wagens ................................................ 50

XII. Wijzigingen aandelenopties ................................................................................... 52

Page 4: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 4

Inleiding

Deze bespreking is gebaseerd op:

de Wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen en verschenen in het

Belgisch Staatsblad van 30 december 2011;

de op heden beschikbare commentaar;

een voorontwerp van wet tot wijziging van een aantal modaliteiten. De publicatie van

deze wetswijziging wordt verwacht eind februari, begin maart 2012. In dit artikel werden

deze wijzigingen duidelijk aangegeven.

Deze bespreking is afgesloten op 6 februari 2012. Met latere wijzigingen die zouden worden

aangebracht tussen het schrijven van dit artikel en de publicatie ervan wordt geen rekening

gehouden. Ik meen echter dat aan de besproken punten in dit artikel geen of weinig wijzigingen

zullen worden aangebracht.

Page 5: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 5

I. Strijd tegen de fiscale fraude en maatregelen voor een betere inning van de

belastingen

1. Gebruik rijksregisternummer

Artikel 314 WIB 92 bevat in de paragrafen 2 en 3 al de nodige regels die de Federale

Overheidsdienst Financiën toelaten gebruik te maken van het identificatienummer van het

Rijksregister van de natuurlijke personen, onder meer om het centraal aanspreekpunt te

raadplegen dat door de Nationale Bank van België wordt gehouden.

Ingevolge de wijziging door de Wet van 14 april 2011 (BS, 06/05/2011) aan art. 322, § 3 WIB

92 moeten de bank-, wissel-, krediet- en spaarinstellingen aan het centraal aanspreekpunt bij

de Nationale Bank van België de identiteit van hun cliënten, en de nummers van hun rekeningen

en contracten meedelen.

Voortaan krijgen zij de toelating om dit identificatienummer eveneens te gebruiken bij

bovenvermelde mededeling. Op deze manier zal er voor de natuurlijke personen die in België

verblijven een eenduidige identificatie mogelijk zijn.

2. Bewijskracht elektronische documenten

a) Inzake directe belastingen

De elektronische aangiften inzake personenbelasting, vennootschapsbelasting,

rechtspersonenbelasting, belasting van niet-inwoners, roerende voorheffing en

bedrijfsvoorheffing alsook de daarbij gevoegde documenten en verantwoordingsstukken hadden

door art. 314bis, ingevoegd bij Wet van 8 juni 2009 (BS, 18/06/2009), met ingang van

aanslagjaar 2009 bewijskracht.

Vanaf 01/01/2012 hebben de elektronische gegevens en documenten inzake onroerende

voorheffing ook bewijskracht.

Aangezien het logisch is dat eenzelfde bepaling bestaat voor gelijkaardige documenten inzake

inkomstenbelastingen, wordt een artikel 339/1 in het WIB 92 ingevoegd dat dezelfde uitwerking

heeft als het artikel inzake btw.

In het kader van de toepassing van voornoemde belasting, ongeacht in welke fase, of het nu de

vestiging van de belasting, de controle, het onderzoek van de bezwaarschriften, de behandeling

van administratieve of gerechtelijke beroepen, dan wel de inning of de invordering ervan

betreft, heeft de voornoemde administratie de mogelijkheid om de meest diverse gegevens en

stukken te eisen, door te sturen, te ontvangen, op te stellen of uit te wisselen.

Daarom beoogt de gebruikte formulering “in het kader van de toepassing van de wetgeving

inzake inkomstenbelastingen” alle gegevens en stukken die bedoeld zijn in het WIB 92 of in de

uitvoeringsbesluiten ervan, in de federale wetten die niet in het WIB 92 zijn opgenomen, alsook

in de supranationale rechtsregels zoals de Europese regelgeving of de internationale verdragen

of rechtsregels die tussenkomen in of voortvloeien uit de uitvoering van de fiscale opdracht.

Er dient nog te worden opgemerkt dat in geval van betwisting van de elektronische of optische

stukken door de belastingplichtige dezelfde regels van toepassing zijn als deze die gelden voor

de papieren stukken.

Bovendien biedt deze wijziging nieuwe mogelijkheden voor de belastingplichtige om zijn

persoonlijke fiscale gegevens te raadplegen en te beheren in het kader van het project “My

Minfin”.

b) Inzake btw

Page 6: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 6

Eenzelfde regeling als deze voor de directe belastingen wordt ingevoerd voor de btw, door

aanvulling van paragraaf 4 van art. 53octies W.Btw voor de bewijskracht van de elektronische

documenten.

3. Processen-verbaal inzake directe belastingen krijgen bewijskracht

Ingevolge de wijziging aan art. 340 WIB 92, kan de administratie alle door het gemeen recht

toegelaten bewijsmiddelen, met inbegrip van de processen-verbaal opgesteld door de

ambtenaren van de FOD met uitzondering van de eed, aanvoeren om het bestaan en het bedrag

van de belastingschuld te bepalen.

De aanpassing van artikel 340 WIB 92 heeft tot doel te verduidelijken dat er ook processen-

verbaal kunnen worden opgesteld ter vaststelling van een overtreding van de bepalingen van dit

Wetboek of van de ter uitvoering ervan genomen besluiten.

Deze verduidelijking is gebaseerd op artikel 59 van het Btw-Wetboek, dat expliciet bepaalt dat

iedere overtreding of elk misbruik van de bepalingen van het Wetboek of van de ter uitvoering

ervan gegeven uitvoeringsmaatregelen door de administratie kunnen worden bewezen door de

processen-verbaal opgesteld door de ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Financiën.

Met het oog op de harmonisatie van de bewijsmiddelen waarover de belastingambtenaren

beschikken, werd ook het artikel 340 WIB 92 gewijzigd.

4. Verjaringstermijn ten onrechte gestorte bedrijfs- en roerende voorheffing

Volgens artikel 2262bis, § 1, 1e lid, B.W. is de aanvraag tot terugbetaling van ten onrechte

gestorte voorheffing als een persoonlijk vorderingsrecht te beschouwen. Vanaf 1 januari 2011 is

de gemeenrechtelijke verjaringstermijn voor zulke vorderingen van tien jaar van toepassing

geworden.

Concreet betekent dit dat de mogelijkheid om een aanvraag tot terugbetaling van een

voorheffing in te dienen door de schuldenaar gedurende tien jaar bestaat.

Het Hof van Cassatie1 en het Grondwettelijk Hof2 hebben echter duidelijk gesteld dat de

verjaringstermijn van vijf jaar in de regel geldt voor alle schuldvorderingen ten laste van de

Staat, behoudens andersluidende wettelijke bepaling3.

Het nieuwe artikel 368 WIB 92 bepaalt nu de verjaringstermijn op 5 jaar voor de aanvragen tot

terugbetaling van ten onrechte in de schatkist gestorte bedrijfsvoorheffing en roerende

voorheffing, wanneer deze voorheffing niet werd ingekohierd en er geen enkele kennisgeving

van de inning door de administratie werd gestuurd. Deze nieuwe verjaringstermijn wordt met

terugwerkende kracht van toepassing verklaard op de bedrijfsvoorheffing en de roerende

voorheffing die zijn gestort vanaf 1 januari 2011.

De Raad van State formuleerde hier volgende opmerking op:

“Volgens een vaste rechtspraak van het Grondwettelijk Hof kan de terugwerkende kracht

van wetten enkel worden verantwoord wanneer zij onontbeerlijk is voor de verwezenlijking

van een doelstelling van algemeen belang. Bovendien mag de terugwerkende kracht niet tot

doel hebben in te grijpen in hangende gedingen, tenzij uitzonderlijke omstandigheden of

dwingende motieven van algemeen belang een verantwoording bieden voor het optreden

van de wetgever, dat ten nadele van een categorie van burgers afbreuk doet aan de

jurisdictionele waarborgen die aan allen worden geboden4. In dit geval is onduidelijk of de

maatregel aan de gestelde voorwaarden beantwoordt. De verantwoording bevat alvast geen

toelichting in die zin5.”

1 Cass. 14 april 2003.

2 Grondwettelijk Hof 32/96, 75/97, 5/99, 85/2001, 42/2002, 64/2002, 37/2003, 1/2004, 86/2004, 127/2004, 165/2004, 170/2004,

153/2006, 90/2007, 122/2007, 124/2007 en 17/2008. 3 Parl. St. Kamer, 2011-2012, Doc 53-1952/004, blz. 7.

4 Zie bv. GwH 13 januari 2011, nr. 3/2011, B.7.

5 Advies Raad van State, Parl. St. Kamer, 2011-2012, Doc 53-1952/013, blz. 11.

Page 7: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 7

5. Voorrecht van intresten op bedrijfs- en roerende voorheffing

Het arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen6 stelde dat het voorrecht van de interesten,

verschuldigd op de bedrijfsvoorheffing en de roerende voorheffing, een andere rang inneemt

dan de bedrijfsvoorheffing en de roerende voorheffing zelf:

“Vermits het tweede lid van artikel 423 WIB 92 alleen betrekking heeft op het voorrecht van

de bedrijfsvoorheffing en van de roerende voorheffing en daarbij uitdrukkelijk bepaald is dat

de indeling van deze voorrechten in een hogere rang dan deze van het eerste lid van artikel

423, WIB 92 een “afwijking” betekent, kan niet besloten worden dat het voorrecht van de

intresten, verschuldigd op deze voorheffingen, dezelfde rang neemt als het voorrecht van de

voorheffingen zelf. Dergelijke afwijking is niet wettelijk voorzien voor de intresten.”7

Aangezien het de bedoeling van de wetgever was dat het voorrecht van de interesten,

verschuldigd op de bedrijfsvoorheffing en de roerende voorheffing, en de kosten, verband

houdende met deze voorheffingen, dezelfde rang nemen als het voorrecht van de voorheffingen

zelf, wordt artikel 423, WIB 92 aangepast.

Eenzelfde regel blijkt eveneens uit de artikelen 86 en 87 van het Wetboek van de belasting over

de toegevoegde waarde, waarin zowel het voorrecht inzake de belasting als het voorrecht inzake

de interesten en kosten dezelfde rang innemen als het voorrecht bedoeld in artikel 19, 4°ter,

van de Wet van 16 december 1851.

6. Geldboete op bedrijfs- en roerende voorheffing

In het kader van het begrotingsconclaaf 2010-2011 werd beslist om in het systeem van de

geautomatiseerde inning opnieuw de mogelijkheid van aanrekening van fiscale boeten voor de

laattijdige betaling van de bedrijfsvoorheffing en de roerende voorheffing in te voeren teneinde

de belastingschuldigen er toe aan te zetten om binnen de voorziene termijnen te betalen en

zodoende een verhoging van de verschuldigde sommen te vermijden8.

Ter uitvoering van deze beslissing zal dus automatisch een administratieve boete op de

laattijdige betaling van de bedrijfsvoorheffing en de roerende voorheffing worden toegepast.

De wijziging aan art. 445 WIB 92 heeft als doel de bedrijfsvoorheffing en de roerende

voorheffing samen met de administratieve boete gelijktijdig te kunnen invorderen. Op die

manier verdwijnt tevens het verschil van twee maanden in de opeisbaarheid voor beide

bedragen.

6 Hof van Beroep Antwerpen, 2 december 2010.

7 Parl. St. Kamer, 2011-2012, Doc 53-1952/004, blz. 9.

8 Parl. St. Kamer, 2011-2012, Doc 53-1952/004, blz. 10.

Page 8: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 8

II. Wijzigingen aan de roerende inkomsten

1. Algemene principes

Deze wijzigingen zijn van toepassing op de inkomsten toegekend of betaalbaar gesteld

vanaf 1 januari 2012;

Het tarief van de roerende voorheffing van 10 % blijft behouden voor de:

o liquidatieboni;

o verdelingsboni o.a. bij uittreding uit een coöperatieve vennootschap;

Het tarief van de roerende voorheffing wordt 21 % voor:

o intresten;

o bepaalde dividenden (VV-aandelen);

o inkoopbonus bij inkoop eigen aandelen;

Het huidige tarief van de roerende voorheffing van 25 % blijft behouden voor de:

o dividenden;

o intresten uit bepaalde gemeenschappelijke beleggingsfondsen;

Het tarief van de roerende voorheffing van 15 % blijft van toepassing op de:

o spaardeposito’s boven de vrijstelling van 1 830,00 EUR

o staatsbons (niet alleen Belgische) uitgegeven tijdens de periode van

24 november 2011 tot 2 december 2011 en waarop tijdens diezelfde periode is

ingeschreven;

o andere inkomsten uit kapitalen en roerende goederen;

o bepaalde diverse inkomsten van roerende aard (beroepsmatige onderverhuur

onroerende goederen, verhuring jacht-, vis- en vogelvangstrechten, …);

Een bijkomende heffing van 4 % in de personenbelasting op de netto:

o intresten;

o dividenden

indien deze hoger zijn dan 13 675 EUR (of geïndexeerd nu 20 020,00 EUR);

Verdwijning van het bevrijdend karakter van de aangifte in de personenbelasting voor de

meeste roerende inkomsten.

2. Wijzigingen aan de tarieven van de roerende voorheffing

Zijn geen roerende inkomsten: de “niet als inkomsten van roerende goederen en kapitalen

belastbare inkomsten”, zoals vermeld in art. 21 WIB 92. Aan dit principe wordt dan ook niet

geraakt door de Wet van 28 december 2011. Het betreft o.a. inkomsten uit:

preferente aandelen NMBS;

liquidatieboni;

bepaalde Belgische overheidsfondsen en leningen Belgisch Kongo;

loten van effecten van leningen;

eerste schijf van 1 250 EUR (momenteel geïndexeerd 1 830 EUR) op spaardeposito’s;

eerste schijf van 125 EUR van dividenden van erkende C.V. en van bepaalde

vennootschappen met sociaal oogmerk (momenteel geïndexeerd 180 EUR);

herfinancieringen Nationale Maatschappij Huisvesting, …

bepaalde inkomsten in kader van pensioensparen en levensverzekeringen.

De tarieven van de roerende voorheffing voor de inkomsten toegekend of betaalbaar gesteld

vanaf 1 januari 2012 worden ingevolge de wijziging aan art. 269 WIB 92 als volgt vastgesteld:

0 %: blijft ongewijzigd.

10 %:

o blijft behouden voor:

Page 9: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 9

de liquidatieboni (art. 269, 1e lid, 2°bis WIB 92);

de verdelingsboni bij o.a. de uittreding uit een coöperatieve vennootschap (art.

269, 1e lid, 2°bis WIB 92);

bepaalde vergoedingen voor ontbrekende coupon (art. 269, 1e lid, 3° WIB 92);

o wordt geschrapt voor:

de verkrijging van eigen aandelen door een binnenlandse of buitenlandse

vennootschap (wordt nu 21 %) (art. 269, 1e lid, 2°ter WIB 92);

15 %:

o blijft behouden voor9:

de inkomsten van roerende goederen en kapitalen die geen intresten of

dividenden zijn (bvb. auteursrechten) (art. 269, 1e lid, 1° WIB 92);

de diverse inkomsten van roerende aard die verkregen zijn buiten het uitoefenen

van de beroepswerkzaamheden uit onderverhuur, huuroverdracht van al dan niet

gemeubileerde onroerende goederen of uit de concessie van het recht om een

plaats die van nature onroerend is en niet is gelegen binnen de omheining van

een sportinrichting te gebruiken om er plakbrieven of andere reclamedragers te

plaatsen (art. 269, 1e lid, 1° WIB 92);

loten en effecten van leningen, met uitzondering van de loten die van elke

Belgische zakelijke of personele belasting of van elke belasting zijn vrijgesteld

(art. 269, 1e lid, 1° WIB 92);

opbrengsten uit de verhuring van jacht-, vis- en vogelvangst (art. 269, 1e lid, 1°

WIB 92);

de inkomsten uit spaardeposito’s in zover zij meer bedragen dan de vrijstelling op

spaardeposito’s van 1 250 EUR (momenteel geïndexeerd bedrag = 1 830 EUR)

(art. 269, 1e lid, 5° WIB 92);

bepaalde vergoedingen voor ontbrekende coupon (art. 269, 1e lid, 3° WIB 92);

o wordt ingevoerd voor:

inkomsten uit binnenlandse en buitenlandse staatsbons uitgegeven tijdens de

periode van 24 november 2011 tot 2 december 2011 en waarop tijdens diezelfde

periode is ingeschreven.

Een nieuw artikel 534 WIB 92 voert de overgangsmaatregel in die erin voorziet

dat het tarief van de personenbelasting en van de roerende voorheffing wordt

vastgesteld op 15 pct. voor de inkomsten van de Belgische en buitenlandse

Staatsbons uitgegeven tijdens de periode van 24 november 2011 tot 2 december

2011 en waarop tijdens diezelfde periode is ingeschreven.

Op de inkomsten uit die Staatsbons wordt evenmin de bijkomende heffing op

roerende inkomsten toegepast, noch komen ze in aanmerking om te beoordelen

of de grens van 13 675 EUR bedoeld in artikel 174/1 WIB 92 is overschreden.

De parlementaire werken over dit artikel geven volgende uitgebreide

verantwoording:

Deze uitzonderlijke maatregel is verantwoord omwille van de zeer

uitzonderlijke situatie waarin België zich op dat ogenblik bevond. Mede

omwille van de crisis rond de Euro liep de rente op de Belgische schuld enorm

op. De rente van de 5-jarige OLO met vervaldag 28 september 2016 bedroeg

op 16 november 2011 bij het vastleggen van de coupon van de Staatsbon

4,32 %. Bij de start van de inschrijvingsperiode was die rente al opgelopen

9 Tenzij voor de contracten aangegaan vóór 1 maart 1990 of hernieuwd, waar het tarief ingevolge art. 519 WIB 92 bepaald is aan 25

%.

Page 10: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 10

tot 5,41 % om zijn top te bereiken op 5,52 %. Ander staatspapier flirtte toen

al met de 6 %-grens. Op dat ogenblik stonden we op de rand van een

vernietigende speculatie tegen de Belgische overheidsschuld. De sterk

toegenomen rente zou ook een budgettaire ontsporing in gang zetten die,

gelet op de al moeilijke economische en budgettaire toestand, ten stelligste

moest worden vermeden. Daarbovenop kwam de onzekerheid over het fiscaal

regime van de uitgifte aangezien bij de regeringsonderhandeling de plannen

voor een tariefverhoging van de roerende voorheffing duidelijk werden. Om

die redenen was het van uitzonderlijk belang voor het land om de

ontsporende situatie een halt toe te roepen, terug vertrouwen te scheppen en

financiële stabiliteit te brengen. Dit kon door een duidelijke oproep van de

toenmalige ontslagnemende eerste minister aan de bevolking om het land te

ondersteunen door massaal in te tekenen op de gelanceerde staatsbon en

door een duidelijk engagement van de onderhandelende partijen om de

uitgiftevoorwaarden, inclusief het fiscaal stelsel, van de gelanceerde staatsbon

te honoreren. Deze uitzonderlijke maatregel heeft zijn doel effectief bereikt.

Bij het einde van de inschrijvingsperiode, op 2 december 2011, was de rente

van de voormelde OLO gezakt tot 4,01 % en op 5 december 2011 stond die

nog 3,71 %10.

o wordt geschrapt voor:

intresten, met uitzondering van:

de inkomsten uit spaardeposito’s in zover zij meer bedragen dan de

vrijstelling op spaardeposito’s van 1 250 EUR (momenteel geïndexeerd

bedrag = 1 830 EUR) (art. 269, 1e lid, 5° WIB 92);

bepaalde dividenden van beursgenoteerde bedrijven voor VV-aandelen (art. 269,

2e lid WIB 92);

bepaalde dividenden van aandelen, ingeschreven in geld, uitgegeven na

01/01/1994 (art. 269, 2e lid WIB 92);

20 %:

o Dit tarief wordt volledig geschrapt. Het betrof:

dividenden van AFV-aandelen (inbrengen in geld in 1982 of 1983…) (art. 269, 2e

lid WIB 92);

bepaalde vergoedingen voor ontbrekende coupon (art. 269, 1e lid, 3° WIB 92);

21 %:

o Dit nieuwe tarief wordt ingevoerd voor:

alle intresten met uitzondering van:

de inkomsten uit spaardeposito’s in zover zij meer bedragen dan de

vrijstelling op spaardeposito’s van 1 250 EUR (momenteel geïndexeerd

bedrag = 1 830 EUR) (15 %) (art. 269, 1e lid, 1°bis WIB 92);

de in art. 19ter WIB 92 vermelde intresten (intresten toegekend aan leden

door gemeenschappelijke beleggingsfondsen als dit fonds niet voldoet aan

art. 321bis WIB 92) (25 %) (art. 269, 1ste lid, 1°bis WIB 92);

De spaarder die indertijd een kapitalisatiebon aankocht, waarbij de intresten niet

jaarlijks worden uitbetaald, maar gekapitaliseerd worden en op zijn beurt

intresten opbrengen, betaalt nu plots bij de uitkering met terugwerkende kracht

21 %!

10

Parl. St. Kamer, 2011-2012, Doc 53-1952/004, blz. 23 e.v.

Page 11: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 11

uitkeringen die worden aangemerkt als dividenden in geval van verkrijging eigen

aandelen door een binnenlandse of buitenlandse vennootschap (art. 269, 1e lid,

2°ter WIB 92);

bepaalde dividenden van beursgenoteerde bedrijven voor VV-aandelen (inbrengen

in geld in 1982 of 1983 – KB 15) (art. 269, 2e lid WIB 92).

Aan de vormvoorwaarden voor een VV-aandeel van beursgenoteerde bedrijven

wordt niets gewijzigd, zodat het verlaagd tarief (nu 21 %) kan worden toegepast

als:

VV-strips: het aandeel wordt dan vertegenwoordigd door een mantel met:

- couponblad, gehecht aan betreffend aandeel;

- afzonderlijk couponblad (de VV-strip) dat recht geeft op het verlaagd

tarief;

gelijktijdige afgifte van beide couponbladen;

binnen de drie jaar die aanvangen op 1 januari waarin dividend wordt

toegekend.

bepaalde dividenden van AFV-aandelen, aandelen uitgegeven na 01/01/94 en

andere bedoeld in art. 269, 3e lid WIB 92 (art. 269, 3e lid WIB 92);

bepaalde vergoedingen voor ontbrekende coupon (art. 269, 1e lid, 3° WIB 92);

25 %:

o Blijft ongewijzigd. Dit is van toepassing voor:

de andere (normale) dividenden (art. 269, 1e lid, 2° WIB 92);

de in art. 19ter WIB 92 vermelde intresten (intresten toegekend aan leden door

gemeenschappelijke beleggingsfondsen als dit fonds niet voldoet aan art. 321bis

WIB 92) (25 %) (art. 269, 1e lid, 4° WIB 92);

de inkomsten van gelddeposito’s met aanduiding van termijn of een

opzeggingstermijn van minder dan 6 maanden die zijn gedaan of hernieuwd vóór

1 januari 1990 (art. 519 WIB 92);

de andere inkomsten van roerende goederen en kapitalen en de andere diverse

inkomsten als vermeld in artikel 90, 5° tot 7°, die zijn toegekend ter uitvoering

van overeenkomsten gesloten vóór 1 maart 1990 (art. 519 WIB 92);

de strips-VV die niet binnen de 15 dagen na 3 jaar worden aangeboden (vroeger

15 % + 10 % = 25 %, nu 21 % + 4 % = 25 %) (art. 412, 7e lid WIB 92);

bepaalde vergoedingen voor ontbrekende coupon (art. 269, 1e lid, 3° WIB 92);

3. Bijkomende heffing van 4 %

a) Principe van de heffing van 4 %

Ingevolge het nieuwe art. 174/1 WIB 92 wordt er een bijkomende heffing ingevoerd van 4 % op

het deel van de dividenden en interesten die aan een tarief van 21 % worden onderworpen

(roerende voorheffing of personenbelasting) en dat het totaal netto bedrag van 13 675 EUR

(momenteel geïndexeerd bedrag = 20 020 EUR11) overschrijdt per natuurlijke persoon en niet

per gezin. Dit nettobedrag is, overeenkomstig art. 22, § 1, 1° en 2° WIB 92, het bedrag vóór

aftrek van de innings- en bewaringskosten en van andere soortgelijke kosten, en verhoogd met

werkelijke en fictieve roerende voorheffing en eventueel de woonstaatheffing en eventueel de

heffing bedoeld in artikel 174/1 WIB 92.

11

Zie Belgisch Staatsblad van 18/01/2012, blz. 3198.

Page 12: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 12

Behalve indien dat inkomen afzonderlijk wordt belast, of indien het wordt onderworpen aan de

heffing bedoeld in artikel 174/1 WIB 92, wordt het verminderd met de desbetreffende innings-

en bewaringskosten en andere soortgelijke kosten.

De dividenden en intresten die aan een tarief van 10 of 25 % en de inkomsten uit

spaardeposito’s in zover zij meer bedragen dan de vrijstelling op spaardeposito’s van 1 250 EUR

(momenteel geïndexeerd bedrag = 1 830 EUR) worden niet onderworpen aan deze bijkomende

heffing van 4 %.

b) Bepaling van de grens van 13 675 EUR:

1. Tellen nooit mee:

a. de “niet als inkomsten van roerende goederen en kapitalen belastbare inkomsten”,

vermeld in art. 21 WIB 92. Zij tellen ook niet mee voor de bijkomende heffing, noch

inzake de verplichting om de roerende inkomsten mede te delen aan het centraal

aanspreekpunt. Het betreft o.a. inkomsten uit:

preferente aandelen NMBS;

liquidatieboni;

bepaalde Belgische overheidsfondsen en leningen Belgisch Kongo;

loten van effecten van leningen;

eerste schijf van 1 250 EUR (momenteel geïndexeerd 1 830 EUR) op

spaardeposito’s;

eerste schijf van 125 EUR van dividenden van erkende C.V. en van bepaalde

vennootschappen met sociaal oogmerk (momenteel geïndexeerd 180 EUR);

herfinancieringen Nationale Maatschappij Huisvesting…

bepaalde inkomsten in kader van pensioensparen en levensverzekeringen.

2. Tellen wel mee voor bepaling van de grens, maar geen heffing van 4 %:

a. de dividenden en intresten die aan 10 of 25 % worden belast, uitgezonderd:

liquidatieboni;

b. de inkomsten uit staatbons uitgegeven tijdens de periode van 24 november 2011 tot

2 december 2011 en waarop tijdens diezelfde periode is ingeschreven;

c. de inkomsten uit spaardeposito’s in zover zij meer bedragen dan 1 250 EUR

(momenteel geïndexeerd 1 830 EUR).

Voorbeeld 112

Een belastingplichtige heeft in 2012 interesten ontvangen die een roerende voorheffing hebben

ondergaan van 21 % en dividenden die een roerende voorheffing hebben ondergaan van 25 %.

Hij heeft geopteerd voor een inhouding van 21 % op de intresten.

Bij de vestiging van de aanslag in de personenbelasting zal een heffing van 4 % moeten worden

geheven op het deel van de roerende inkomsten aan 21 % die 20 000 EUR13 (geïndexeerd

bedrag) overschrijden.

De korf van 20 020,00 EUR wordt bij voorrang gebruikt voor de dividenden aan 25 %.

De volgende gevallen kunnen zich voordoen (er is rekening gehouden met geïndexeerde

bedragen):

Totaal à 25 % à 21 % 4 % op 4 % op

Geval 1 19 000 6 000 13 000 0

Geval 2 21 000 6 000 15 000 1 000 (980)

Geval 3 23 000 1 000 22 000 3 000 (2 980)

12

Dit voorbeeld komt letterlijk uit de parlementaire werken: Parl. St. Kamer, 2011-2012, Doc 53-1952/004, blz. 16. 13

Ondertussen verscheen in het Belgisch Staatsblad van 18/01/2012 het nieuw geïndexeerd bedrag en werd dit bepaald op 20 020,00 EUR i.p.v. 20 000,00 EUR.

Page 13: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 13

Geval 4 24 000 21 000 3 000 3 000 (3 000)

De bedragen tussen haakjes in de laatste kolom houden rekening met het nieuw geïndexeerd

bedrag van 20 020,00 EUR en komen niet voor in de parlementaire werken.

Voorbeeld 214

Een belastingplichtige heeft in 2012 interesten ontvangen die een roerende voorheffing hebben

ondergaan van 21 % en intresten uit spaardeposito’s. Hij heeft geopteerd voor een inhouding

van 21 % op de interesten.

Bij de vestiging van de aanslag in de personenbelasting zal een heffing van 4 % moeten worden

geheven op het deel van de roerende inkomsten aan 21 % die 20 000 EUR15 (geïndexeerd

bedrag) overschrijden.

De volgende gevallen kunnen zich voordoen:

Totaal vrijgesteld à 15 % à 21 % 4 % op 4 % op

1 15 830 1 830 1 000 13 000 0

2 22 830 1 830 6 000 15 000 1 000 (980)

3 20 830 1 830 1 000 18 000 0

4 25 830 1 830 21 000 3 000 3 000 (3 000)

In geval 1 is het totaal van de roerende inkomsten 15 830 EUR, en dus lager dan 20 000 EUR.

Er is geen bijkomende heffing van 4 %.

In geval 2 is het totaal van de roerende inkomsten 22 830 EUR, en dus hoger dan 20 000 EUR.

Evenwel moet met de vrijgestelde inkomsten geen rekening worden gehouden om te beoordelen

of het grensbedrag is overschreden waardoor het in aanmerking te nemen totaal 21 000 EUR is,

dat ook hoger is dan 20 000 EUR. Er is een bijkomende heffing van 4 % op 1 000 EUR.

In geval 3 is het totaal van de roerende inkomsten 20 830 EUR, en dus hoger dan 20 000 EUR.

Evenwel moet met de vrijgestelde inkomsten geen rekening worden gehouden om te beoordelen

of het grensbedrag is overschreden waardoor het in aanmerking te nemen totaal 19 000 EUR is,

en dus lager dan 20 000 EUR. Er is geen bijkomende heffing van 4 %.

In geval 4 is het totaal van de roerende inkomsten 25 830 EUR, en dus hoger dan 20 000 EUR.

Evenwel moet met de vrijgestelde inkomsten geen rekening worden gehouden om te beoordelen

of het grensbedrag is overschreden waardoor het in aanmerking te nemen totaal 24 000 EUR is,

dat ook hoger is dan 20 000 EUR. Er is een bijkomende heffing van 4 % op 3 000 EUR.

De bedragen tussen haakjes in de laatste kolom houden rekening met het nieuw geïndexeerd

bedrag van 20 020,00 EUR en komen niet voor in de parlementaire werken.

c) Aangifte aan centraal aanspreekpunt

Dit centraal aanspreekpunt zou worden opgericht bij de Nationale Bank. Die liet echter weten

dat ze voor dit werk niet staat te springen. Daarom wordt bij de FOD Financiën een afdeling

opgericht, afgescheiden van de fiscale administraties . De toegang tot de gegevens zou beperkt

blijven tot enkele ambtenaren van de informaticacel die uitsluitend instaan voor de technische

aspecten van de databanken en die zich niet bezighouden met het vestigen noch met het

invorderen van de belastingen.

De heffing wordt vastgesteld en ingevorderd volgens verschillende modaliteiten in functie van de

keuze van de belastingplichtige om de schuldenaar van de desbetreffende inkomsten al dan niet

toestemming te geven om de 4 % bijzondere heffing in te houden.

14

Dit voorbeeld komt letterlijk uit de parlementaire werken: Parl. St. Kamer, 2011-2012, Doc 53-1952/004, blz. 16. 15

Ondertussen verscheen in het Belgisch Staatsblad van 18/01/2012 het nieuw geïndexeerd bedrag en werd dit bepaald op

20 020,00 EUR i.p.v. 20 000,00 EUR.

Page 14: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 14

Aan het centraal aanspreekpunt zullen de schuldenaars van de roerende voorheffing m.b.t.

intresten en dividenden gehouden zijn jaarlijks de noodzakelijke gegevens toe te zenden om die

heffing te vestigen.

Bijgevolg zijn niet alleen de banken en andere financiële instellingen verplicht deze inkomsten

mee te delen, maar ook elke vennootschap die een dividend uitkeert of een intrest toekent met

inhouding van roerende voorheffing…. De vraag dient gesteld dat de vennootschap al dan niet

melding mag (moet) maken van het rijksregisternummer van de begunstigde om deze

mededeling te doen aan het centraal aanspreekpunt.

Ingevolge de geplande wetswijziging zullen alle rijksinwoners ten laatste bij de indiening van

hun aangiften de nummers van hun buitenlandse rekeningen en de inlichtingen betreffende deze

roerende inkomsten, verkregen in die lidstaten, aan dit centraal aanspreekpunt moeten melden

(wijziging art. 307, § 1, 2e lid WIB 92).

Eveneens volgens de geplande wetswijziging zal de Koning verdere modaliteiten bepalen inzake

de werking van dit centraal aanspreekpunt (wijziging art. 322, § 3, 3e lid WIB 92).

Volgende gevallen kunnen zich voordoen:

1. Bijkomende inhouding van 4 % en geen mededeling:

Als de belastingplichtige zijn schuldenaar van de inkomsten verzoekt een inhouding aan

de bron aan een tarief van 4 % toe te passen tezelfdertijd met de roerende voorheffing

en dit vanaf de eerste euro, zal het bedrag van de inkomsten die hij heeft geïnd, niet

worden medegedeeld aan het centraal aanspreekpunt. In dit geval blijft de volledige

anonimiteit behouden.

2. Geen bijkomende inhouding en wel melding

Indien de belastingplichtige de schuldenaar van de roerende voorheffing toelaat de 21 %

in te houden, zal het bedrag van de roerende inkomsten dat hij heeft geïnd, aan het

centraal aanspreekpunt worden medegedeeld en zal de heffing niet worden ingehouden

aan de bron maar ter gelegenheid van de inkohiering van de personenbelasting n.a.v. de

aangegeven inkomsten en de inkomsten meegedeeld door het centraal aanspreekpunt.

d) Mededeling aan fiscale administratie

Het centraal aanspreekpunt zal op verzoek van de operationele fiscale administraties de

gegevens mededelen die het heeft ontvangen van de schuldenaars van de roerende voorheffing,

met inbegrip van de inlichtingen betreffende de dividenden en interesten die worden belast aan

10 of 25 % en de inkomsten uit spaardeposito’s, hoger dan 1 250 EUR (momenteel geïndexeerd

1 830 EUR). In het dossier van de betrokken belastingplichtige zullen de nodige elementen

moeten zijn opgenomen die verantwoorden waarom inlichtingen zijn gevraagd aan het genoemd

aanspreekpunt.

Wanneer echter deze inkomsten het totaal bedrag van 13 675 EUR, momenteel geïndexeerd

20 020 EUR, overschrijden, zal deze mededeling automatisch gebeuren.

De Koning bepaalt verdere modaliteiten qua mededeling door de schuldenaars aan het centraal

aanspreekpunt en door dit centraal aanspreekpunt aan de operationele administraties.

e) Regels van toepassing op inhoudingen, vestiging en invordering

De wettelijke bepalingen inzake roerende voorheffing zullen, behalve indien er wordt van

afgeweken, ook van toepassing zijn op de inhoudingen aan de bron van de bijkomende heffing.

De koning kan verdere regels bepalen i.v.m. deze inhouding aan de bron16.

De wettelijke regels inzake vestiging en invordering van de personenbelasting zullen ook van

toepassing zijn op deze heffing.

16

Parl. St. Kamer, 2011-2012, Doc 53-1952/004, blz. 18.

Page 15: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 15

4. Aangifte in de personenbelasting

a) Aanpassing tarieven in de personenbelasting

Artikel 171 WIB 92, dat de afzonderlijke tarieven regelt in de personenbelasting, wordt

aangepast aan de in art. 269 WIB 92 gewijzigde tarieven van de roerende voorheffing.

b) Bevrijdend wordt in de meeste gevallen verplichtend

Ingevolge de wijziging aan art. 313 WIB 92 moeten alle inkomsten uit roerende goederen en

kapitalen alsmede van de diverse inkomsten met roerend karakter (dus ook de inkomsten uit

auteursrechten) met uitzondering van de inkomsten die zijn onderworpen aan de inhouding aan

de bron van de bijkomende heffing van 4 % vanaf het aanslagjaar 2013 worden aangegeven.

Op die wijze zal de bijkomende heffing van 4 % worden gevestigd op grond van de aangifte van

de belastingplichtige en de inlichtingen ontvangen vanwege het centraal aanspreekpunt.

Bovendien voorziet de aangekondigde wetswijziging dat de gegevens die tijdens het onderzoek

van een aangifte aan het licht komen, eveneens in aanmerking komen om de juiste vaststelling

van de bijkomende heffing op roerende inkomsten te verzekeren.

Facultatief kunnen de belastingplichtigen de roerende inkomsten die ze hebben geïnd met een

inhouding van 4 % aan de bron, aangeven om een eventueel teveel geïnde inhouding aan de

bron te recupereren.

Doen zij dit niet, dan zal de inhouding aan de bron van de heffing een bevrijdend karakter

hebben en zullen zij de anonimiteit van hun roerende inkomsten behouden.

c) Verrekening bijkomende heffing van 4 % met personenbelasting

Het nieuwe artikel 284/1 WIB 92 en de wijziging aan art. 276 WIB 92 bepalen en organiseren de

mogelijkheid voor de belastingplichtige bij wie een te hoog bedrag van de bijkomende heffing op

de roerende inkomsten aan de bron is ingehouden om dit overschot te verrekenen met de

verschuldigde personenbelasting en eventueel een terugbetaling ervan te verkrijgen.

d) Aanvullende gemeentebelasting

Artikel 465 WIB 92 wordt aangevuld om te verduidelijken dat de gemeenten en agglomeraties

geen aanvullende belasting kunnen vestigen op de bijkomende heffing op de roerende

inkomsten. Dus enkel de bijkomende heffing van 4 % wordt uitgesloten van de aanvullende

gemeentebelasting.

Er is wel een probleem met de facultatief aangegeven intresten. Bij aangifte worden deze

normaal onderworpen aan de aanvullende gemeentebelasting aangezien art. 466 WIB 92 niet

werd aangepast. Dit stelt in haar 2e lid (aldus gewijzigd door art. 39 en art 43, Wet 14/04/2011

– BS, 06/05/2011), dat er geen aanvullende gemeentebelasting verschuldigd is op de intresten

en dividenden die:

voorkomen uit beleggingen en investeringen gedaan in een andere lidstaat van de

Europese Economische Ruimte;

worden geïnd of ontvangen in het buitenland zonder de tussenkomst van een in België

gevestigde tussenpersoon;

geen beroepskarakter hebben;

ingevolge artikel 171 werkelijk afzonderlijk worden belast.

Het is ondenkbaar dat er wel gemeentebelasting zou zijn op de intresten en dividenden van

Belgische oorsprong, maar niet op de intresten uit landen buiten de EER-staten, die in het

buitenland geïnd zijn en niet onderworpen zijn geweest aan roerende voorheffing. Dit is louter

discriminatie!

In de Kamercommissie heeft de minister van Financiën echter verklaard dat de veralgemeende

aangifteplicht niet tot gevolg zal hebben dat aanvullende gemeentebelasting wordt verschuldigd:

“ook vandaag kunnen de gemeentes sowieso geen belasting heffen op intresten en

Page 16: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 16

dividenden”17. Dit werd nogmaals bevestigd in een persbericht van 23 december 2011. De wet

dient in casu te worden aangepast om te voldoen aan de intenties van de minister.

Dit wordt echter niet gewijzigd in de aangekondigde wetswijziging, besproken in de ministerraad

van 24 januari 2012.

e) Probleem met 0 %-tarief

Een aantal roerende inkomsten wordt vrijgesteld van roerende voorheffing. Het betreft o.m.18:

dividenden bij een fiscaal neutrale herstructurering, waarbij de inbreng niet volledig

wordt vergoed wegens voorafgaand aandelenbezit (art. 264, 2° WIB 92);

inkoopboni bij verkrijging eigen aandelen via Euronext of analoge markt (art. 264, 2°bis

WIB 92);

inkoopboni van een door Nationale Raad voor de Coöperatie erkende Coöperatieve

Vennootschap (art. 264; 2°ter WIB 92);

dividenden woning-vastgoedbevaks (art. 106, § 8 KB/WIB 92);

dividenden privaks en private privaks (art. 106, § 9 KB/WIB 92);

inkomsten van lijfrenten ten laste van een rechtspersoon (art. 112 KB/WIB 92);

inkomsten van bepaalde pensioenspaarrekeningen (art. 115 KB/WIB 92).

Door de aangifteplicht zullen zij in de huidige stand van de wetgeving worden belast aan 21 %

of 25 % of in voorkomend geval aan 4 %. De wetgever heeft immers nagelaten dit ook in te

voeren in de personenbelasting. Meer dan waarschijnlijk volgt hier een reparatiewetgeving.

Dit wordt echter niet gewijzigd in de aangekondigde wetswijziging, besproken in de ministerraad

van 24 januari 2012.

f) Innings- en bewaringskosten i.v.m. bijkomende heffing

Het eerste en tweede lid van artikel 22, § 1 WIB 92 worden aangevuld teneinde rekening te

houden met de invoering van de bijkomende heffing van 4 % op roerende inkomsten ter

gelegenheid van de vaststelling van de roerende inkomsten.

In navolging van wat nu reeds is bepaald voor de roerende inkomsten die afzonderlijk worden

belast, zullen de innings- en bewaringskosten niet aftrekbaar zijn van de inkomsten die aan de

bedoelde heffing worden onderworpen.

g) Geen verrekening met forfaitair deel buitenlandse belasting

Artikel 286 WIB 92 wordt aangepast om te bepalen dat er met de inhouding aan de bron van de

bijkomende heffing op de roerende inkomsten geen rekening wordt gehouden bij de berekening

van het forfaitair gedeelte van de buitenlandse belasting.

h) Roerende inkomsten als bedrijfsinkomsten

Artikel 37, 3e lid WIB 92 wordt aangevuld om rekening te houden met de inhouding aan de bron

van de bijkomende heffing op roerende inkomsten bij de vaststelling van de roerende inkomsten

indien die inkomsten worden gekwalificeerd als beroepsinkomsten.

17

Parl. St. Kamer, 2011-2012, Doc 53-1952/010, blz. 28. 18

Fisc. 1280 van 25/01/2012, blz. 1.

Page 17: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 17

III. Voordelen van alle aard voor personenwagens

1. Algemeen

Artikel 36 WIB 92 wordt volledig herschreven en voegt de regels in, inzake de vaststelling van

het voordeel van alle aard voor het persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking

gesteld voertuig, die tot nu in het KB/WIB 92 waren opgenomen, omwille van het feit dat deze

voordelen als grondslag zullen dienen voor de berekening van een verworpen uitgave in de

vennootschapsbelasting. Aangezien op die manier een element van de belastbare basis wordt

bepaald, kan dit enkel bij wet gebeuren overeenkomstig artikel 170 van de Grondwet.

Deze nieuwe regeling viseert enkel de wagens bedoeld in art. 65 WIB 92, namelijk de

personenwagens, de auto’s voor dubbel gebruik, de minibussen en de zogenaamde ‘valse’ lichte

vrachtauto’s. Tot deze laatste categorie behoren de bij DIV als “lichte vrachtwagens”

gehomologeerde voertuigen, die voor de verkeersbelasting echter worden aangemerkt als

personenauto, auto voor dubbel gebruik of minibus (dit kan bijvoorbeeld betrekking hebben op

sommige monovolumes en luxueuze terreinvoertuigen).

Volgens de Wet van 28 december 2011 wordt het voordeel van alle aard voor het persoonlijk

gebruik van zulk kosteloos ter beschikking gesteld voertuig berekend, door een CO2-percentage

toe te passen op zes zevenden van de “cataloguswaarde” van het kosteloos ter beschikking

gestelde voertuig. Volgens de geplande wetswijziging zal er bovendien met de leeftijd van het

voertuig rekening worden gehouden, zoals nader bepaald.

De breuk zes zevenden is gekozen omdat wordt geoordeeld dat de last moet worden gespreid

over zowel de gebruiker, de werknemer, als degene die het voertuig ter beschikking stelt (de

vennootschap).

Wanneer een werknemer of een bedrijfsleider tezelfdertijd over meerdere wagens kan

beschikken, moet voor elk van die wagens een afzonderlijk belastbaar voordeel van alle aard

worden berekend.

Wanneer er een in tijd beperkte terbeschikkingstelling is, kan het voordeel van alle aard pro rata

temporis worden berekend en dit op basis van het aantal kalenderdagen, waarbij de eerste dag

van de terbeschikkingstelling wel wordt meegeteld, maar niet de laatste dag waarop het

voertuig wordt ingeleverd.

Dit voordeel mag uiteraard worden verminderd met de eigen bijdrage van de verkrijger van het

voordeel, dat bijvoorbeeld wordt ingehouden van het nettoloon van de werknemer (FAQ 8). Het

voordeel mag nooit minder bedragen dan 820 EUR per jaar. Dit bedrag wordt overeenkomstig

art. 178 WIB 92 geïndexeerd. Voor aanslagjaar 2013 bedraagt dit geïndexeerd bedrag

1 200 EUR.

Het voordeel van alle aard voor het persoonlijk gebruik van een voertuig dat voldoet aan de

definitie van een lichte vrachtwagen (vb. een bestelwagen), valt dus niet onder deze

berekening, maar moet bij de verkrijger zoals voorheen worden aangerekend voor de werkelijke

waarde. De notie waarmee hier rekening dient te worden gehouden is: “Welk is het bedrag dat

de verkrijger in normale omstandigheden zou moeten besteden om een dergelijk voordeel te

verkrijgen” (FAQ 16).

2. Cataloguswaarde

De Wet van 28 december 2011 definieert de “cataloguswaarde”als volgt: “de gefactureerde

waarde inclusief opties en btw, zonder rekening te houden met enige korting, vermindering,

rabat of restorno”.

Page 18: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 18

Nog volgens dezelfde wet is deze definitie zowel van toepassing op nieuwe wagens, als op

tweedehands wagens of wagens in leasing.

M.b.t. de “catalogusprijs” van tweedehands wagens kan de toets van het ”gelijkheidsbeginsel” in

twijfel worden getrokken. De minister heeft in de parlementaire werken duidelijk gesteld dat de

“catalogusprijs” van tweedehands wagens de gefactureerde waarde, met inbegrip van de opties,

zonder eventuele kortingen, rabats of restorno’s, is19.

Neem nu een vennootschap die drie jaar geleden een wagen aankocht voor 100 000,00 EUR,

deze heeft afgeschreven voor 60 000,00 EUR, zodat de boekwaarde 40 000,00 EUR bedraagt.

Een andere vennootschap koopt dezelfde wagen vandaag tweedehands aan voor

40 000,00 EUR. Hoewel beide bedrijfsleiders met dezelfde wagen rijden die even oud is, heeft

de eerste een merkelijk groter voordeel als belastbare basis dan de tweede…

De regering besliste echter op 24 januari 2012 om daar een stokje voor te steken. De definitie

van de waarde van de niet in nieuwe staat verkregen wagens, zoals hoger omschreven, zou

herschreven worden. Voor alle andere dan in nieuwe staat verworven auto’s zou de definitie

luiden: “de catalogusprijs van het voertuig in nieuwe staat bij verkoop aan een particulier,

inclusief opties en btw, zonder rekening te houden met enige korting, vermindering, rabat of

restorno.”

De parlementaire werken stellen: “Bij aankoop van een tweedehands voertuig zal bovendien

sneller een catalogus met de oorspronkelijke prijs bij verkoop in nieuwe staat worden

teruggevonden dan een kopie van de oorspronkelijke factuur van verkoop in nieuwe staat”.

Momenteel is nergens de oorspronkelijke cataloguswaarde van deze tweedehands wagens

gepubliceerd. Blijkbaar heeft FOD Financiën de opdracht gegeven aan de constructeurs om deze

cataloguswaarde zo vlug mogelijk te publiceren op hun respectievelijke sites. Ondertussen is dit

nog nergens opgevolgd, zodat op dit moment elke accountant en/of belastingconsulent met

grote vraagtekens zit.

Een tweedehands wagen zou dus worden belast als een nieuwe wagen, evenwel rekening

houdend met een jaarlijkse vermindering zoals hieronder bepaald. Elk jaar, en dit gedurende 5

jaar, zou, zowel voor nieuwe wagens als tweedehands wagens 6 % kunnen worden afgetrokken

van deze prijs.

Na deze 5 jaar zou geen aftrek van 5 % meer mogelijk zijn, waardoor de minimumwaarde van

elke wagen op 70 % van de catalogusprijs zou worden vastgepind.

Concreet betekent dit dat de cataloguswaarde wordt vermenigvuldigd met een percentage dat

recht evenredig is met de periode die verstreken is vanaf de datum van 1e inschrijving van het

voertuig bij de Directie voor de Inschrijving van de Voertuigen, waarbij elke begonnen maand

voor een volledige maand telt. Dit percentage bedraagt:

Periode verstreken sinds de 1e inschrijving Percentage cataloguswaarde

Van 0 tot 12 maanden 100 %

Van 13 tot 24 maanden 94 %

Van 25 tot 36 maanden 88 %

Van 37 tot 48 maanden 82 %

Van 49 tot 60 maanden 76 %

Vanaf 61 maanden 70 %

Onder druk van de liberalen werd overeengekomen dat dezelfde vermindering mag worden

toegepast op nieuwe wagens. Deze regeling is zo overeengekomen in de ministerraad van 24

januari 2012 en moet nog de toets van de Kamer van Volksvertegenwoordigers ondergaan.

19 Parl. St. Kamer 2011-2012, Doc. Nr. 53-1952/10, blz. 31.

Page 19: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 19

Het probleem van de leasingwagens wordt hierdoor ook opgelost. Deze leasingwagens behoren

nu tot de categorie van de “andere gevallen dan het verwerven in nieuwe staat van een auto”,

zodat ook hier moet worden uitgegaan van de “catalogusprijs” van het voertuig “in nieuwe

staat”.

En dan de laatste (?) wijziging. Op 6 februari 2012 werd beslist ook de definitie voor de nieuwe

wagens aan te passen en af te stappen van de notie “gefactureerde waarde”. Deze zou nu

luiden: “de catalogusprijs van het voertuig bij particuliere verkoop, inclusief opties en werkelijk

betaalde btw, zonder rekening te houden met enige korting, vermindering, rabat of restorno”.

Indachtig het adagio dat de btw in principe geen kostprijselement is, wordt enkel de werkelijk

betaalde btw meegeteld. Dit is vooral belangrijk voor de tweedehandswagens.

Hierdoor komt de formule voor de berekening van het voordeel van alle aard voor

bedrijfswagens op:

VAA = cataloguswaarde x % (CO2-coëfficiënt) x 6/7 x percentage i.f.v. leeftijd voertuig

3. Percentage per CO2-gram

Het CO2-basispercentage bedraagt 5,5 % voor een referentie-CO2-uitstoot:

voor voertuigen met een benzine-, LPG- of aardgasmotor: 115 g/Km

voor voertuigen met dieselmotor: 95 g/Km.

De Koning bepaalt jaarlijks deze referentie-CO2-uitstoten op basis van de CO2-uitstoot van de in

het voorgaand jaar nieuw ingeschreven voertuigen. Wanneer de uitstoot van het betrokken

voertuig hoger ligt dan de voormelde referentie-uitstoot wordt het basispercentage met 0,1 pct.

per CO2-gram vermeerderd, tot maximum 18 %.

Wanneer de uitstoot van het betrokken voertuig lager ligt dan de voormelde referentie-uitstoot

wordt het basispercentage met 0,1 pct. per CO2-gram verminderd, tot minimum 4 %. Dit

minimum zal steeds van toepassing zijn op de voertuigen met een uitstoot van 0 gram CO2 per

kilometer, zoals de elektrisch aangedreven voertuigen.

De voertuigen waarvoor geen gegevens met betrekking tot de CO2-uitstootgehaltes beschikbaar

zijn bij de dienst voor inschrijving van de voertuigen, worden, indien ze worden aangedreven

door een benzine-, LPG- of aardgasmotor, gelijkgesteld met de voertuigen met een CO2-

uitstootgehalte van 205 g/km, en, indien ze worden aangedreven door een dieselmotor, met de

voertuigen met een CO2-uitstootgehalte van 195 g/km.

Hoewel de informatie over de CO2-uitstoot vermeld is op het gelijkvormigheidsattest van het

voertuig, is de informatie vermeld op het inschrijvingsbewijs bepalend voor de berekening van

het voordeel van alle aard. Daaruit volgt dat wanneer het inschrijvingsbewijs het CO2-

uitstootgehalte niet vermeldt en de DIV niet over informatie beschikt, er steeds van moet

worden uit gegaan, dat de in vorige alinea bepaalde gegevens moeten worden gebruikt voor de

berekening van het voordeel, ook al is er een vermelding van dit gehalte op het

gelijkvormigheidsattest. Dit blijkt uit de FAQ 23, gepubliceerd op de website van FOD Financiën.

4. Weerslag op fiches 281.10 en 281.20

Onderstaande redenering blijkt uit FAQ 9 en 10, gepubliceerd op de site van FOD Financiën.Op

de fiches dient enkel het bedrag van het voordeel te worden vermeld, en niet meer het aantal

kilometers.

a) Voor de werknemers

Volgend onderscheid dient te worden gemaakt:

Voertuig uitsluitend gebruikt voor eigenlijke privéverplaatsingen

Page 20: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 20

Zodra er een terbeschikkingstelling is, kan het voordeel niet meer worden vermeld in vak 17

“Bijdragen in de reiskosten”, rubriek c) “Ander vervoermiddel”, maar moet dit voordeel steeds

worden vermeld in vak 9, rubriek c) “Voordelen van alle aard”.

Voertuig uitsluitend gebruikt voor individuele woon-werkverplaatsingen

Het voordeel van alle aard moet voor het volledige bedrag, zoals vroeger, worden vermeld in

vak 17 “Bijdragen in de reiskosten”, rubriek c) “Ander vervoermiddel” als:

o vaststaat dat dit vervoermiddel effectief en uitsluitend voor zulke verplaatsingen wordt

gebruikt;

o de werknemer aan zijn werkgever bevestigt dat hij zijn werkelijke beroepskosten niet

bewijst.

Concreet betekent dit dat in dit geval de vrijstelling van 370,00 EUR voor aanslagjaar 2013

behouden blijft.

Voertuig gemengd gebruik voor eigenlijke privéverplaatsingen en woon-

werkverkeer

Aangezien de nieuwe berekening van het voordeel geen rekening meer houdt met het aantal

kilometers (5 000 en 7 500 km), en volledig losstaat van de intensiteit of de frequentie en de

wijze van het daadwerkelijk gebruik van het voertuig, is er geen criterium meer om dit voordeel

om te slaan over de eigenlijke privéverplaatsingen en het woon-werkverkeer.

Bovendien was het blijkbaar niet de bedoeling bovenvermelde vrijstelling van 370,00 EUR af te

schaffen. Daarom mag in dit geval het voordeel worden omgeslagen als volgt:

o 370,00 EUR mag vermeld voor aanslagjaar 2013 in vak 17 “Bijdragen in de

reiskosten”, rubriek c) “Ander vervoermiddel”;

o het verschil tussen het voordeel en deze 370,00 EUR in vak 9, rubriek c) “Voordelen

van alle aard”.

Dezelfde voorwaarden worden opgelegd:

o het moet vaststaan dat dit vervoermiddel effectief en uitsluitend voor zulke

verplaatsingen wordt gebruikt;

o de werknemer dient aan zijn werkgever te bevestigen dat hij zijn werkelijke

beroepskosten niet bewijst.

b) Voor de bedrijfsleiders

Het voordeel van alle aard betreffende de terbeschikkingstelling van een bedrijfswagen moet

worden vermeld in vak 9, rubriek c) “Voordelen van alle aard”.

5. Weerslag op de bedrijfsvoorheffing

Voor de berekening van de bedrijfsvoorheffing op de voordelen voor de terbeschikkingstelling

van de bedrijfswagens die vanaf 1 januari 2012 worden toegekend, dient rekening te worden

gehouden met de nieuwe waarderingsregels.

Mocht het voordeel niet correct zijn berekend, dan dient een rechtzetting te gebeuren. Mocht de

bewuste werknemer ondertussen ontslagen zijn, dan laat de administratie toe, bij wijze van

administratieve tolerantie, dat geen rechtzetting dient te gebeuren en dat enkel op de fiches

281 het correct bedrag dient te worden vermeld. Dit blijkt uit de FAQ 24, gepubliceerd op de

website van FOD Financiën.

Er zal in dit geval dus een verschil zijn tussen de loonstaten en de ingediende fiches.

Wat betreft de nieuwe berekening, zoals voorzien in de geplande wetswijziging, wordt voorzien

dat deze berekening in de bedrijfsvoorheffing slechts zal worden toegepast op de voordelen van

alle aard die worden toegekend vanaf 1 mei 2012…

Page 21: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 21

6. Voorbeelden

a) Prorata temporis-berekening

Onderstaande voorbeelden zijn gebaseerd op de FAQ’s gepubliceerd op de website van FOD

Financiën.

Gegeven Commentaar Breuk

voordeel

Enkele normale gevallen

(FAQ 3) Een werknemer krijgt een

wagen ter beschikking vanaf

15/09/12 (schrikkeljaar)

In bezit 15/09 t/m 31/12/12,

dus:

september: 16 dagen

oktober: 31 dagen

november: 30 dagen

december: 31 dagen

totaal: 108 dagen

108/366

(FAQ 3) Ontslag van een

werknemer op 02/02/13 en

inlevering van zijn firmawagen op

dezelfde datum

Terbeschikkingstelling van 01/01

t/m 01/02/13, dus:

januari: 31 dagen

februari: 1 dag

totaal: 32 dagen

Dag van 2 februari telt niet mee

(dag inlevering wagen)

32/365

Uitzonderlijke gebeurtenissen

(FAQ 3) Wegens uitzonderlijke

gebeurtenis krijgt een werknemer

een wagen ter beschikking van

01/03/13 tot 31/03/13

Dagen ter beschikking:

01/03 tot 30/03: 30 dagen

Dag inlevering telt niet mee

30/365

(FAQ 22) Een werknemer mag

uitzonderlijk en louter toevallig een

poolwagen gebruiken voor een

dringende verplaatsing naar zijn

woning

Enkel in zeer uitzonderlijke

omstandigheden, en louter

toevallig, waarin het gebruik van

een poolwagen door de

werkgever wordt toegestaan,

dient er geen voordeel te worden

aangerekend. In dit geval is er

sprake van een niet-belastbaar

sociaal voordeel.

0/365

Wisseling wagen tijdens het jaar

(FAQ 4) Een bedrijfsleider rijdt met

firmawagen A tot 10/07/13, levert

die wagen op die datum in en

krijgt op die datum wagen B ter

beschikking

Wagen A:

ter beschikking van 01/01 t/m

09/07/13

Wagen B:

ter beschikking van 10/07 t/m

31/12

190/365

175/365

(FAQ 6) Een bedrijfsleider bestelt

een wagen A, die pas wordt

geleverd op 01/06/13. In

afwachting krijgt hij een

aanloopwagen ter beschikking

vanaf 01/03/13, die hij inlevert op

01/06/13.

Voordeel aanloopwagen:

ter beschikking van 01/03 t/m

31/05/13

Voordeel wagen A:

ter beschikking van 01/06 t/m

31/12/13

92/365

214/365

Onderhoud en herstelling van de bedrijfswagen

Page 22: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 22

(FAQ 5) Een bedrijfsleider heeft

het ganse jaar een wagen ter

beschikking. Gedurende 5 dagen

onderhoud of herstelling wagen in

garage.

Wagen is het ganse jaar door de

vennootschap ter beschikking

gesteld.

Het tijdelijk niet-gebruik van deze

wagen heeft geen invloed op de

berekening van de voordelen.

365/365

(FAQ 5) Een bedrijfsleider heeft

het ganse jaar een wagen ter

beschikking. Ingevolge een

ongeval is de wagen een maand

buiten gebruik en stelt de garage

een vervangwagen ter beschikking.

Wagen is het ganse jaar door de

vennootschap ter beschikking

gesteld. Het tijdelijk niet-gebruik

van deze wagen en de

beschikking over een

vervangwagen heeft geen invloed

op de berekening van de

voordelen.

365/365

Afwezigheden

(FAQ 18) Een vertegenwoordiger

die een bedrijfswagen ter

beschikking heeft, is afwezig

wegens vakantiedagen,

compensatiedagen,

recuperatiedagen,

omstandigheidsverlof,

ziekteverlof…

De forfaitaire berekening van het

voordeel staat volledig los van de

intensiteit of de frequentie van

het daadwerkelijk gebruik van de

wagen.

365/365

(FAQ 19) Een werknemer is

langdurig afwezig gedurende 120

dagen ten gevolge van ernstige

ziekte of zwangerschapsverlof.

In het terbeschikkingscontract is

opgenomen:

- dat zij de wagen moet inleveren

- dat zij de wagen niet moet

inleveren of er is niets

opgenomen in dit verband

Bewuste werknemer levert het

voertuig vrijwillig in en er is niets

in het contract voorzien qua

verplichte inlevering

Voordeel mag prorata worden

verminderd

Geen prorata-vermindering van

het voordeel

Geen prorata-vermindering van

het voordeel. De

terbeschikkingstelling van het

voertuig is immers niet geschorst

gedurende betreffende periode

245/365

365/365

365/365

(FAQ 20) In een contract tussen

werkgever en werknemer wordt

een wagen ter beschikking gesteld

en wordt bepaald dat de

werknemer:

- de wagen enkel mag gebruiken

voor dienstverplaatsingen en

deze ’s avonds moet inleveren

- de wagen mag gebruiken voor

dienstverplaatsingen en voor

het woon-werkverkeer, maar

niet tijdens de weekends (104

Geen voordeel, vermits er geen

sprake is van privégebruik

Wel volledig voordeel te

berekenen, vermits er sprake is

van een persoonlijk gebruik.

Mag niet worden beperkt tot 365-

0/365

365/365

Page 23: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 23

dagen) en de vakantieperiode

(25 dagen)

- de wagen ook mag gebruiken

tijdens de weekends en de

vakantieperiode

129 = 236.

Wel voordeel te berekenen

vermits er duidelijk sprake is van

een persoonlijk gebruik

365/365

b) Berekening “cataloguswaarde”

Onderstaande voorbeelden zijn eveneens gebaseerd op de FAQ’s gepubliceerd op de website

van FOD Financiën. De aangehaalde voorbeelden betreffen steeds nieuwe wagens.

Gegeven Commentaar

Cataloguswaarde

“Catalogusprijs” is prijs zonder rekening te houden met kortingen

(FAQ 12) Aankoop wagen voor:

- Catalogusprijs excl. btw:

12 000,00 EUR

- Korting:

- 2 000,00 EUR

- Factuurprijs:

10 000,00 EUR

- Btw:

2 100,00 EUR

- Factuurprijs:

12 100,00 EUR

In aanmerking te nemen

catalogusprijs:

- Catalogusprijs excl. btw:

12 000,00 EUR

- Btw:

2 520,00 EUR

- Totaal:

14 520,00 EUR

Er mag immers geen rekening

worden gehouden met de korting.

Dit geldt eveneens voor alle

fleetkortingen of kortingen

gegeven in het kader van speciale

acties (FAQ 13).

14 520,00 EUR

Gratis opties of opties aangeboden tegen verminderde prijs

(FAQ 14) Aankoop wagen voor:

- Catalogusprijs excl. btw:

12 000,00 EUR

- Opties:

4 000,00 EUR

- Korting op opties:

- 2 000,00 EUR

- Factuurprijs:

14 000,00 EUR

- Btw:

2 940,00 EUR

- Factuurprijs:

16 940,00 EUR

In aanmerking te nemen

catalogusprijs:

- Catalogusprijs excl. btw:

12 000,00 EUR

- Opties (incl. gratis):

4 000,00 EUR

- Totaal excl. btw:

16 000,00 EUR

- Btw:

3 360,00 EUR

- Totaal:

19 360,00 EUR

19 360,00 EUR

Werknemer gebruikt verschillende poolwagens

(FAQ 21) Een werknemer

gebruikt verschillende

poolwagens, die hij mag

gebruiken voor woon-

werkverkeer en/of eigenlijke

privéverplaatsingen tijdens

weekends, vakanties of vrije

tijd.

Hij gebruikt gedurende 25

dagen een poolwagen 1 met een

In aanmerking te nemen

catalogusprijs:poolwagen 1,

vermits hij die het meest gebruikt

in die maand.

U dient derhalve een berekening te

maken per maand en niet per jaar.

(de bedrijfsvoorheffing wordt ook

per maand berekend)

20 000,00 EUR

Page 24: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 24

cataloguswaarde van

20 000,00 EUR en gedurende 6

dagen een poolwagen 2 met een

cataloguswaarde van

25 000,00 EUR

Werknemer betaalt zelf gratis opties

(FAQ 7) Een werkgever koopt

een bedrijfswagen met een

“cataloguswaarde” van

30 000,00 EUR, inclusief btw.

De werknemer betaalt zelf

bijkomende opties voor

2 000,00 EUR, inclusief btw.

De “cataloguswaarde blijft

30 000,00 EUR, ongeacht of de

werknemer de opties betaalt:

- aan de garage of

leasingmaatschappij

- integraal aan zijn werkgever

- aan zijn werkgever door

periodieke of eenmalige

inhouding op zijn loon

30 000,00 EUR

Verkrijger van het voordeel betaalt schade aan wagen terug

(FAQ 15) Een werknemer rijdt

met een firmawagen waarvan

de cataloguswaarde

19 360,00 EUR bedraagt en

betaalt ingevolge een ongeval

met de wagen een bijdrage van

1 500,00 EUR (voorbeeld de

franchise van de verzekering)

naar aanleiding van een

ongeval.

Een bedrijfsleider rijdt met een

firmawagen waarvan de

cataloguswaarde 19 360,00 EUR

bedraagt, en betaalt op het

einde van een leasingcontract

het bedrag dat de

leasingmaatschappij factureert

voor schade aan het voertuig

(2 000,00 EUR).

Kan niet in mindering worden

gebracht van het voordeel.

Kan niet in mindering worden

gebracht van het voordeel.

19 360,00 EUR

19 360,00 EUR

“6-wielen” leasingcontract (naast firmawagen een scooter of een fiets)

(FAQ 17) Een leasinggever stelt

ter beschikking:

- wagen met een

cataloguswaarde van

19 360,00 EUR

- een scooter (waarde

10 000,00 EUR)

Voordeel voor de wagen blijft

ongewijzigd

Voordeel voor de scooter wordt

berekend op werkelijke waarde

voor de verkrijger, berekend

volgens het adagio: “welk is het

bedrag dat de verkrijger in

normale omstandigheden zou

moeten besteden om een

dergelijk voordeel te verkrijgen?”

19 360,00 EUR

??

Page 25: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 25

Een leasinggever stelt ter

beschikking:

- wagen met een

cataloguswaarde van

19 360,00 EUR

- een fiets (waarde

5 000,00 EUR)

Voordeel voor de wagen blijft

ongewijzigd

Voordeel voor de fiets:

- indien die fiets daadwerkelijk

wordt gebruikt voor de

verplaatsingen woon-

werkverkeer, dan dient voor

de fiets geen voordeel te

worden aangerekend (ook niet

voor de eigenlijke

privéverplaatsingen)

- Indien de fiets uitsluitend voor

eigenlijke privéverplaatsingen

(andere dus dan woon-

werkverkeer) wordt gebruikt,

zelfde regeling als voor de

scooter

19 360,00 EUR

Gratis

??

Page 26: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 26

c) Berekening van het voordeel voor nieuwe wagens voor het eerste jaar

Wagen 1 Wagen 2 Wagen 3 Wagen 4

Brandstof benzine diesel LPG diesel

CO2-uitstoot 230 300 85 200

Aankoopprijs excl. btw 90 000,00 45 000,00 20 000,00 20 000,00

Opties 10 000,00 5 000,00 2 000,00 2 000,00

Btw over 100 000,00 50 000,00 22 000,00 22 000,00

Btw 21 000,00 10 500,00 4 620,00 4 620,00

Gratis opties (btw incl.) 5 000,00 1 000,00 1 000,00 1 000,00

Catalogusprijs 126 000,00 61 500,00 27 620,00 27 620,00

Referentie CO2-uitstoot 115 95 115 95

Basispercentage CO2-uitstoot 5,50 5,50 5,50 5,50

Verhoogd/verlaagd % CO2-

uitstoot 17,00 26,00 2,50 16,00

Beperking tot 4 of 18 17,00 18,00 4,00 16,00

Voordeel(cat.prijs x % CO2 x

6/7) 18 360,00 9 488,57 946,97 3 787,89

Minimum van 1 200 18 360,00 9 488,57 1 200,00 3 787,89

Dagen in bezit 365 200 31 365

Proportioneel voordeel 18 360,00 5 199,22 101,92 3 787,89

Bijdrage verkrijger* 1 200,00 700,00 100,00 1 200,00

Uiteindelijk voordeel 17 160,00 4 499,22 1,92 2 587,89

V.U. in vennootschap: 17 % 2 917,20 764,87 0,33 439,94

*: De verworpen uitgaven mogen worden berekend op het voordeel na aftrek van de

persoonlijke bijdrage20.

d) Vergelijking van eenzelfde wagen nieuw, dan wel aangekocht tweedehands

Onderstaande berekening is geschied volgens de geplande wetswijziging die waarschijnlijk eind

februari of begin maart 2012 zal worden opgenomen in een programmawet.

Wagen 1 Wagen 1

Nieuw Occasie

Aangekocht 10/02/2012 10/02/2015

1e inschrijving bij DIV 15/02/2012 15/02/2012

Brandstof benzine benzine

CO2-uitstoot 250 250

Aankoopprijs excl. btw 90 000,00 45 000,00

Opties 10 000,00 0,00

Btw over 100 000,00 45 000,00

Btw 21 000,00 9 450,00

Gratis opties (btw incl.) 5 000,00 0,00

Kostprijs 126 000,00 54 450,00

Catalogusprijs

20 Fisc. 1277, blz. 9.

Page 27: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 27

- 1e jaar (t/m 14/01/2013) 126 000,00

- 2e jaar (t/m 14/01/2014) 118 440,00

- 3e jaar (t/m 14/01/2015) 110 880,00

- 4e jaar (t/m 14/01/2016) 103 320,00 93 849,00

- 5e jaar (t/m 14/01/2017) 95 760,00 86 982,00

- vanaf 6e jaar (vanaf 15/01/2017) 88 200,00 80 115,00

Verhoogd % CO2-uitstoot beperkt tot 18,00 18,00

Voordeel ( cat.prijs x % CO2 x 6/7)

- 2012

- 1e jaar (321/366 dagen) 17 049,84

- 2013

- 1e jaar (1 maand) 1 620,00

- 2e jaar (11 maanden) 16 750,80

18 370,80

- 2014

- 2e jaar (1 maand) 1 522,80

- 3e jaar (11 maanden) 15 681,60

17 204,40

- 2015

- 3e jaar (1 maand) 1 425,60

- 4e jaar (11 maanden) 14 612,40

- 4e jaar (321/365 dagen)

12 734,08

16 038,00 12 734,08

- 2016

- 4e jaar (1 maand) 1 328,40 1 206,63

- 5e jaar (11 maanden) 13 543,20 12 301,74

14 871,60 13 508,37

- 2017

- 5e jaar (1 maand) 1 231,20 1 118,34

- 6e jaar (11 maanden) 12 474,00 11 330,55

13 705,20 12 448,89

- 2018 en later

- 6e jaar (12 maanden) 13 608,00 12 360,60

V.U. in vennootschap: 17 %

- 2012 2 898,47

- 2013 3 123,04

- 2014 2 924,75

- 2015 2 726,46 2 164,79

- 2016 2 528,17 2 296,42

- 2017 2 329,88 2 116,31

- 2018 en later 2 313,36 2 101,30

7. Conclusies

Ten opzichte van de eerste regeling voorzien in de Wet van 28 december 2011 is er volgens de

geplande wetswijziging een:

Page 28: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 28

1. merkelijke winst voor de voertuigen in nieuwe staat verkregen;

2. groot nadeel voor de tweedehands voertuigen.

Kleinere en groene bedrijfswagens doen soms voordeel door dit nieuwe systeem van berekening

van de voordelen van alle aard. Anders is het gesteld met de grote luxewagens die een vrij hoog

voordeel van alle aard zullen genereren.

Bovendien zal de markt van de tweedehandse luxewagens een enorme deuk krijgen en zal een

bedrijfsleider die een dergelijke wagen verwerft eerst de voor- en nadelen ervan dienen te

becijferen.

8. Hoe belastbaarheid van een voordeel in natura voor een wagen in de PB

vermijden

a) Boeking via de lopende rekening in de vennootschap

Door de voordelen te boeken op het debet van de lopende rekening, in zover deze crediteur

staat – anders betaalt u debetintresten -, en via het credit van een 74-rekening vermijdt u het

(meestal) hogere tarief in de personenbelasting. Er is immers geen sprake van een fiche. Het

spreekt voor zich dat deze boeking uiterlijk dient te gebeuren op het einde van het boekjaar.

U boekt op deze manier echter “nettogeld” af, dat u anders belastingvrij uit de vennootschap

kan halen.

b) Wagen onttrekken aan vennootschap ten gunste van de bedrijfsleider

Indien de wagen wordt onttrokken binnen de vijf jaar na verwerving, kan een onttrekking

gebeuren via de regel van de vijfden (zoals bij een herziening). Na de periode van vijf jaar dient

men als maatstaf van heffing de waarde van de wagen te nemen in de staat waarin hij zich

bevindt op het tijdstip van de onttrekking. De onttrekking kan gebeuren over een maatstaf van

heffing die tot de helft wordt gereduceerd (cf. aanschrijving nr. 3/1981). Eens de wagen uit de

vennootschap is gehaald, kan hij als particulier worden verkocht.

Verkoop hem in geen geval onmiddellijk erna met een grote meerwaarde!

Voorbeeld

Wagen 1 Wagen 2 Wagen 3 Wagen 4

Totale btw op factuur 21 000,00 10 500,00 4 620,00 4 620,00

Bedrijfsmatig gebruikt

voor 80 % 50 % 40 % 30 %

Afgetrokken btw 10 500,00 5 250,00 1 848,00 1 386,00

Aankoopdatum 30/06/2006 30/06/2007 30/06/2008 30/06/2009

Jaren te herzien 0 0 1 2

Btw op onttrekking

50 % op

waarde x

21 %

50 % op

waarde x

21 %

Aankoopprijs

x 1/5 x 50 %

x 21 % en

een

herziening in

voordeel van

10 % op 1/5

van de niet-

afgetrokken

btw

Aankoopprijs

x 2/5 x 50 %

x 21 % en

een

herziening in

voordeel van

20 % op 2/5

van de niet-

afgetrokken

btw

c) Wagen verkopen aan de bedrijfsleider

Indien de btw bij verwerving werd beperkt tot het beroepsmatig gebruik (door toepassing van

het nieuwe art. 45, § 1 quinquies W.Btw) mag de maatstaf van heffing bij de verkoop worden

Page 29: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 29

beperkt tot de helft. Eventueel mag ook de herziening in voordeel gebeuren (1/5 van de btw per

verlopen herzieningsjaar voor het gedeelte van de aftrek dat een andere beperking heeft

ondergaan dan art. 45, § 2 W.Btw, d.i. de 50 %-regel).

Voor 2011 bestaat een tolerantie. Hier kan men de voordelen van alle aard nog berekenen

volgens de oude methode (5 000/7 500 km en coëfficiënt 1,0855), maar dan dient de verkoop

over de volledige maatstaf van heffing te gebeuren.

Voorbeeld

Wagen 1 Wagen 2 Wagen 3 Wagen 4

Verkoopprijs excl. btw 25 000,00 20 000,00 15 000,00 10 000,00

Btw van 21 % 5 250,00 4 200,00 3 150,00 2 100,00

Bedrijfsmatig gebruik 80 % 50 % 40 % 30 %

Btw te betalen

12 500 x

21 % =

2 625,00

10 000 x

21 % =

2 100,00

7 500 x 21 %

= 1 575 en

herziening in

het voordeel

van 10 % per

niet-verlopen

herzieningsjaar

5 000 x 21 %

= 1 050 en

herziening in

voordeel van

20 % per niet-

verlopen

herzieningsjaar

d) Verplaatsingskosten per km aanrekenen aan de vennootschap

Voor de bedrijfsleider is deze aanrekening belastingvrij, voor zover de jaarlijks bedrijfsmatig

afgelegde en aangerekende kilometers jaarlijks minder is dan 24 000 km (ComIB 31/36).

Het tarief per kilometer dat u mag aanrekenen, is de kilometervergoeding van de ambtenaren

voor hun dienstverplaatsingen. Dit tarief bedraagt:

vanaf 01/07/08 t/m 30/06/09: 0,3169 per km

vanaf 01/07/09 t/m 30/06/10: 0,3026 per km

vanaf 01/07/10 t/m 30/06/11: 0,3178 per km

vanaf 01/07/11 t/m 30/06/12: 0,3352 per km

Van dit tarief kan worden afgeweken als u dit kunt staven door ernstige normen. Volgens ComIB

66/51 dient deze kilometervergoeding te worden omgedeeld in:

30 % voor de brandstof;

70 % voor de andere kosten.

Voorbeeld

Wagen 1 Wagen 2 Wagen 3 Wagen 4

Totaal gereden km 50 000 40 000 30 000 20 000

Woon-werkverkeer 10 000 5 000 5 000 5 000

Andere privéverplaatsingen 5 000 3 000 3 000 3 000

Bedrijfsmatig gereden km 35 000 32 000 22 000 12 000

Maximum aan te rekenen 24 000 24 000 22 000 12 000

Tarief sinds 01/07/11 0,3352 0,3352 0,3352 0,3352

Totaal aan te rekenen 8 044,80 8 044,80 7 374,40 4 022,40

Waarvan voor benzine (30 %) 2 413,44 2 413,44 2 212,32 1 206,72

Waarvan aftrekbaar in

vennootschap 1 810,08 1 810,08 1 659,24 905,04

Waarvan voor andere kosten

(70 %) 5 631,36 5 631,36 5 162,08 2 815,68

Soort brandstof benzine diesel LPG diesel

Page 30: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 30

CO2-uitstoot 230 300 85 200

Beperking via VU 50 % 50 % 10 % 40 %

Waarvan aftrekbaar in

vennootschap 2 815,68 2 815,68 4 645,87 1 689,41

Totaal belastingvrij

bedrijfsleider 8 044,80 8 044,80 7 374,40 4 022,40

Totaal aftrekbaar in

vennootschap 4 625,76 4 625,76 6 305,11 2 594,45

e) Wagen verhuren

De bedrijfsleider kan zijn wagen verhuren aan de vennootschap.

Het is aan te raden in het verhuurcontract te bepalen dat deze wagen enkel bedrijfsmatig mag

worden gebruikt. Indien er toch privéverplaatsingen (woon-werkverkeer, andere

privéverplaatsingen tijdens weekends, vrije tijd of vakanties) met deze wagen zouden gebeuren,

dan moet er wel een voordeel worden bepaald en dit volgens dezelfde regels!

Op te merken valt dat de verhuur van een wagen niet valt onder het btw-statuut, omdat maar

één roerend goed wordt verhuurd21. Dit vormt geen economische activiteit. Verhuurt men

meerdere wagens aan de vennootschap of ook andere goederen naast een wagen, dan ontstaat

wel btw-belastingplicht. In dat geval kan eventueel worden geopteerd voor de

vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen (art. 56, § 2 W.Btw).

Het is wel, op basis van art. 17, § 1, 3° WIB 92, een in de personenbelasting aan te geven

roerend inkomen. Van dit roerend inkomen kan u de werkelijke kosten aftrekken, of een forfait

van 15 %. Dit roerend inkomen is niet onderworpen aan een roerende voorheffing als de

begunstigde een rijksinwoner is, onderworpen aan de personenbelasting of een binnenlandse

vennootschap (art. 111 KB/WIB 92).

Indien de huurprijs voor de wagen niet in verhouding staat tot de opname van de bedrijfsleider,

dan zou dit onaangename gevolgen kunnen hebben. De fiscus zou in dat geval art. 344, § 2

(antimisbruikbepaling i.v.m. economische werkelijkheid) kunnen inroepen en dit roerend

inkomen trachten te herkwalificeren als een bedrijfsinkomen voor de bedrijfsleider. Dit risico is

verhoogd door de geplande wijziging aan artikel 344, § 2 WIB 92.

Wenst men geen inkomen uit de vennootschap te halen, dan kan eventueel aan de figuur van

de bruikleen worden gedacht. Deze handeling is immers om niet.

21 Rb. Antwerpen, 02/06/08.

Page 31: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 31

IV. Regeling woon-werkverkeer voor personenwagens, auto’s voor dubbel gebruik,

“valse” lichte vracht en minibussen

1. Bestaande regeling

e) Gewone regeling

Belastingplichtigen die over zulke bedrijfswagen beschikken kunnen momenteel hun

beroepskosten voor het woon-werkverkeer inbrengen tegen 0,15 EUR per kilometer (art. 66, § 4

WIB 92).

Naarmate ze meer kilometers inbrengen als beroepskost voor woon-werkverkeer, stijgt ook het

aantal kilometer waarmee rekening wordt gehouden om het belastbaar voordeel van alle aard te

bepalen dat resulteert uit het gratis beschikken over een bedrijfswagen.

Voorwaarden voor deze forfaitaire aftrek is dat het betrokken voertuig hetzij (art. 66, § 5, 1e lid

WIB 92):

a) zijn eigendom is;

b) op zijn naam bij de DIV ingeschreven is;

c) door een huur- of leasingoverkomst bestendig of gewoonlijk te zijner beschikking heeft;

d) aan zijn werkgever of vennootschap toebehoort en het eventueel voordeel op zijn naam

wordt belast.

f) Alternatieve regeling

Bovendien kunnen de echtgenoot of hun kinderen voor hun woon-werkverkeer eveneens

gebruikmaken van deze aftrek van 0,15 EUR per km in de gevallen bedoeld in 1. a), b) en c).

Voor gezamenlijk afgelegde trajecten wordt de forfait slechts éénmaal toegekend (art. 66, § 5,

2e lid WIB 92).

Woon-werkverkeer met andere voertuigen dan bedoeld in 1. a), b), c) en d) kan ook worden

afgetrokken aan 0,15 EUR per km als deze afstand (enkele rit) minder is dan 100 km (art.

66bis, 1e lid WIB 92 – art. 43/1 KB/WIB 92).

g) Fietsverkeer

Woon-werkverkeer per fiets mag forfaitair worden afgetrokken aan 0,145 EUR (geïndexeerd

voor Aj. 2012: 0,21 EUR) voor een onbeperkt aantal km (art. 66bis, 2e lid WIB 92).

2. Nieuwe regeling

a) Gewone regeling

Vanaf inkomstenjaar 2012 wordt het voordeel van alle aard voor een bedrijfswagen echter

louter berekend op basis van de cataloguswaarde van het voertuig en de CO2-uitstoot.

Het aantal privé-kilometers dat met het voertuig wordt afgelegd, heeft dus geen invloed meer

op de berekening van het voordeel. Om te beletten dat een belastingplichtige die over een

bedrijfswagen beschikt, op grond van artikel 66, §§ 4 en 5 WIB 92 een hoger bedrag aan

beroepskosten kan inbrengen dan het bedrag aan voordeel van alle aard dat voor die

bedrijfswagen wordt belast, wordt in artikel 66, § 5, WIB 92 een bepaling opgenomen die stelt

dat de beroepskosten voor de verplaatsingen woon-werkverkeer met een bedrijfswagen nooit

hoger kunnen zijn dan het bedrag van het voordeel van alle aard dat in zijn hoofde wordt belast.

Wanneer de belastingplichtige een persoonlijke bijdrage betaalt voor zijn bedrijfswagen, wordt

deze bijdrage in mindering gebracht om het belastbaar voordeel alle aard te bepalen.

Voorbeeld:

Wagen 1 Wagen 2 Wagen 3 Wagen 4

Verkoopprijs incl. btw 15 000 15 000 15 000 15 000

Brandstof diesel diesel diesel diesel

Page 32: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 32

CO2-uitstoot 200 200 200 200

% CO2-uitstoot 16 16 16 16

Voordeel 2 057,14 2 057,14 2 057,14 2 057,14

Woon-werkverkeer enkel km 10,00 20,00 30,00 40,00

220 werkdagen aantal km 4 400,00 8 800,00 13 200,00 17 600,00

0,15 / km 660,00 1 320,00 1 980,00 2 640,00

Beperkt tot voordeel 660,00 1 320,00 1 980,00 2 057,14

Verschil voordeel en km-

vergoeding 1 397,14 737,14 77,14 0,00

Het voordeel wordt meer geneutraliseerd naarmate de afstand woon-werkverkeer groter is.

M.a.w. hoe meer men de wagen voor het woon-werkverkeer gebruikt, hoe minder men betaalt!!

b) Alternatieve regeling en fietsverkeer

Aan deze regelingen wordt niet geraakt. Dit wil zeggen dat er voor deze regeling geen beperking

is voor de aftrek van 0,15 EUR/km (tenzij deze van de afstand voor een enkele rit van 100 km)

in functie van het voordeel van alle aard. Iemand die zijn echtgenoot gratis vergezelt in diens

personenwagen (en geen eigen verplaatsingskosten heeft), heeft in deze alternatieve regeling

ook recht op een onbeperkte kostenaftrek van 0,15 EUR/km – evenwel beperkt tot 100 km

enkel -, ook al is deze hoger dan het voordeel dat de echtgenoot heeft voor het gebruik van

deze wagen.

Page 33: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 33

V. Energiebesparende maatregelen

1. Algemeen

Wat de federale belastingverminderingen voor energiebesparende uitgaven in een woning

betreft, wordt voorgesteld om deze vanaf 2012 te verminderen wat de uitgaven voor dakisolatie

betreft en af te schaffen voor de rest.

Rationeel energiegebruik behoort overeenkomstig de bijzondere Wet van 8 augustus 1980 tot

hervorming van de instellingen tot de materies waarvoor de Gewesten bevoegd zijn. In het

akkoord inzake de zesde Staatshervorming is overeengekomen een aantal fiscale uitgaven over

te dragen naar de Gewesten. Nog volgens dit akkoord kan de federale overheid om inmenging in

de materies die onder de bevoegdheid van de Gewesten vallen, vanaf het budget 2012 een

einde maken aan de fiscale stimuli die ze in die materies verleent.

Derhalve wordt voorgesteld om vanaf 2012 enkel nog een belastingvoordeel te verlenen voor

het isoleren van daken van bestaande woningen. Dakisolatie wordt immers beschouwd als de

meest kostenefficiënte investering op het vlak van energiebesparing. Art. 14524 WIB 92 wordt

aangepast.

2. Premies van de Vlaamse overheid en gemeenten

De Vlaamse overheid geeft samen met de netbeheerders volgende premies:

er zijn premies voor dak-, muur- en vloerisolatie. Nieuw is dat ook daken die kleiner zijn

dan 40m² in aanmerking kunnen komen voor een premie.

eigenaars van zonnepanelen krijgen van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en

Gasmarkt (VREG) een groenestroomcertificaat per 1 000 kWh opgewekte elektriciteit

tijdens een bepaalde periode.

er worden premies gegeven voor het plaatsen van hoogrendementsbeglazing, een

zonneboiler of warmtepomp.

mensen die de sociale maximumprijs genieten voor elektriciteit en aardgas (beschermde

afnemers) krijgen bovendien een premie wanneer zij hun oude stookketel vervangen

door een condensatieketel.

Sommige gemeenten en provincies geven ook vaak premies voor energiebesparende

maatregelen. Via de premiezoeker op de website energiesparen komt u te weten welke

premies er in uw gemeente worden gegeven.

Deze premies kunnen worden gecumuleerd met de federale aftrekken.

Een overzicht van de mogelijke federale aftrekken:

3. Van toepassing op de energiebesparende uitgaven voor 2011 en betaald ten laatste

op 31 december 2011

a) Uitgaven voor woningen van minder dan 5 jaar in gebruik

In zover ze niet in aanmerking komen voor werkelijke beroepskosten en recht geven op

investeringsaftrek, komen volgende uitgaven in aanmerking:

installatie van een systeem van waterverwarming door middel van zonne-energie;

zonnepanelen voor omzetting van zonne-energie in elektrische energie;

plaatsing van alle andere uitrustingen voor geometrische energieopwekking.

Belastingvermindering bedraagt 40 % en mag per belastbaar tijdperk en per woning niet meer

bedragen dan 2 830,00 EUR (verhoogd met 850,00 EUR voor zonnepanelen). Bij

gemeenschappelijke aanslag wordt deze belastingvermindering evenredig omgedeeld in functie

van het belastbaar inkomen van elk der echtgenoten.

Geen overdracht mogelijk.

Page 34: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 34

b) Uitgaven voor woningen van ten minste 5 jaar in gebruik22

In zover ze niet in aanmerking komen voor werkelijke beroepskosten en recht geven op

investeringsaftrek komen volgende uitgaven in aanmerking:

dakisolatie;

vervanging van oude stookketels of onderhoud van een stookketel;

installatie systeem van waterverwarming door middel van zonne-energie;

zonnecelpanelen voor omzetting zonne-energie in elektrische energie;

plaatsen van alle andere uitrustingen voor geothermische energieopwekking;

dubbele beglazing;

warmteregeling met centrale verwarming d.m.v. thermostatische kranen of

kamerthermostaat met tijdschakeling;

energie-audit van een woning.

De uitgaven voor vloer- en muurisolatie zijn in 2011 niet meer aftrekbaar. De aftrek van deze

uitgaven werd ingevoerd door de Wet van 27 maart 2009 (BS, 07/04/2009) en was een

tijdelijke maatregel voor inkomsten 2009 en 2010. Deze maatregel wordt niet meer verlengd.

Belastingvermindering bedraagt 40 % en mag per belastbaar tijdperk en per woning niet meer

bedragen dan 2 830,00 EUR. Dit bedrag wordt verhoogd met 850,00 EUR voor zonnecelpanelen.

Bij gemeenschappelijke aanslag wordt deze belastingvermindering evenredig omgedeeld in

functie van het belastbaar inkomen van elk der echtgenoten.

Overdracht mogelijk voor drie belastbare tijdperken, zonder dat de aftrek per belastbaar

tijdperk hoger mag zijn dan voormelde 2 830,00 EUR (+ 850,00 EUR voor zonnecelpanelen) per

woning, uitgaven van het belastbaar tijdperk meegerekend.

4. Van toepassing op de energiebesparende uitgaven gedaan in 2012

Bepaalde belastingplichtigen hadden zich op 28 november 2011, het moment waarop de

regering haar voornemen bekendmaakte om de belastingverminderingen voor de meeste

uitgaven te schrappen, echter reeds contractueel verbonden om volgend jaar bepaalde

energiebesparende investeringen te laten uitvoeren in hun woning. Om te vermijden dat de

financiële planning van deze belastingplichtigen in gevaar wordt gebracht, is het

gerechtvaardigd om de belastingvermindering nog te verlenen voor andere uitgaven dan

uitgaven voor dakisolatie die in 2012 worden gedaan, op voorwaarde dat ze kaderen binnen een

overeenkomst die voor 28 november 2011 is ondertekend.

a) Uitgaven voor woningen van minder dan 5 jaar in gebruik

Voor zover ze niet in aanmerking komen voor werkelijke beroepskosten en recht geven op

investeringsaftrek en betrekking hebben op contracten gesloten vóór 28 november 2011 komen

volgende uitgaven in aanmerking:

installatie van een systeem van waterverwarming door middel van zonne-energie;

zonnepanelen voor omzetting van zonne-energie in elektrische energie;

plaatsing van alle andere uitrustingen voor geometrische energieopwekking.

Belastingvermindering bedraagt 40 % en mag per belastbaar tijdperk en per woning niet meer

bedragen dan het voor aanslagjaar 2013 nieuw geïndexeerd bedrag van 2 930,00 EUR

(verhoogd met ongeveer 880,00 EUR voor zonnepanelen). Bij gemeenschappelijke aanslag

wordt deze belastingvermindering evenredig omgedeeld in functie van het belastbaar inkomen

van elk der echtgenoten.

Geen overdracht mogelijk.

b) Uitgaven voor woningen van ten minste 5 jaar in gebruik

22

De termijn van 5 jaar moet niet van dag tot dag worden berekend, maar het volstaat dat de woning voor het eerst in gebruik werd genomen in de loop van het vijfde kalenderjaar dat voorafgaat aan de aanvang van de werken die verband houden met de energiebesparende investeringen (Fisc. 1275, blz. 6).

Page 35: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 35

Voor zover ze niet in aanmerking komen voor werkelijke beroepskosten en recht geven op

investeringsaftrek en betrekking hebben op contracten gesloten vóór 28 november 2011, komen

volgende uitgaven in aanmerking:

dakisolatie;

vervanging van oude stookketels of onderhoud van een stookketel;

installatie systeem van waterverwarming door middel van zonne-energie;

zonnecelpanelen voor omzetting zonne-energie in elektrische energie;

plaatsen van alle andere uitrustingen voor geothermische energieopwekking;

dubbele beglazing;

warmteregeling met centrale verwarming d.m.v. thermostatische kranen of

kamerthermostaat met tijdschakeling;

energie-audit van een woning.

c) Uitgaven voor woningen van meer dan 5 jaar

Voor zover ze niet in aanmerking komen voor werkelijke beroepskosten en recht geven op

investeringsaftrek en betrekking hebben op contracten gesloten na 27 november 2011, komen

volgende uitgaven in aanmerking:

dakisolatie.

De belastingvermindering voor woningen van ten minste 5 jaar in gebruik (b + c) bedraagt:

30 % voor de uitgaven van dakisolatie die betrekking hebben op een overeenkomst

gesloten na 27 november 2011;

40 % op de andere uitgaven.

Deze belastingvermindering mag per belastbaar tijdperk en per woning niet meer bedragen dan

het voor aanslagjaar 2013 nieuw geïndexeerd bedrag van 2 930,00 EUR. Dit bedrag wordt

verhoogd met het voor aanslagjaar 2013 nieuw geïndexeerd bedrag van ongeveer 880,00 EUR

voor zonnecelpanelen. Bij gemeenschappelijke aanslag wordt deze belastingvermindering

evenredig omgedeeld in functie van het belastbaar inkomen van elk der echtgenoten.

Overdracht mogelijk voor de hier bovenvermelde energiebesparende uitgaven aan woningen die

minstens vijf jaar in gebruik zijn - met uitzondering van de uitgaven voor dakisolatie die

kaderen binnen een overeenkomst die na 27 november 2011 is afgesloten die niet in

aanmerking komen voor de overdracht23- voor drie belastbare tijdperken, zonder dat de aftrek

per belastbaar tijdperk hoger mag zijn dan voormelde voor aanslagjaar 2013 geïndexeerde

bedragen van 2 930,00 EUR (en + ongeveer 880,00 EUR voor zonnecelpanelen), uitgaven van

het belastbaar tijdperk meegerekend.

5. Uitgaven gedaan vanaf 01/01/13 voor isolatie van daken

Er wordt een belastingvermindering verleend voor de uitgaven die tijdens het belastbaar

tijdperk werkelijk zijn betaald voor de isolatie van het dak van een woning waarvan de

belastingplichtige eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder, vruchtgebruiker of huurder is.

De belastingvermindering is niet van toepassing op uitgaven die:

a) in aanmerking genomen zijn als werkelijke beroepskosten;

b) recht geven op de in artikel 69 bedoelde investeringsaftrek;

c) betrekking hebben op werken die worden verricht aan een woning waarvan de

ingebruikneming minder dan vijf jaar voorafgaat aan de aanvang van die werken.

De belastingvermindering is gelijk aan 30 % van de werkelijk betaalde uitgaven bedoeld in het

eerste lid.

Het totaal van de belastingvermindering mag per belastbaar tijdperk en per woning niet meer

bedragen dan 2 000 EUR (te indexeren!). Dit bedrag wordt echter verhoogd met 600 EUR (te

indexeren!) voor zover deze verhoging uitsluitend betrekking heeft op een overgedragen

23

Parl. St. Kamer, 2011-2012, Doc 53-1952/004, blz. 30.

Page 36: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 36

vermindering voor uitgaven voor de plaatsing van zonnecelpanelen voor het omzetten van

zonne-energie in elektrische energie.

Wanneer het totaal van de belastingvermindering en de overgedragen belastingverminderingen

het in het vierde lid beoogde grensbedrag overschrijdt, kan het overschot dat betrekking heeft

op het nog overdraagbaar gedeelte van de overgedragen verminderingen, worden overgedragen

(zonder beperking van jaren). Het is evenwel niet meer terugbetaalbaar.

Wie dus nog van dit terugbetaalbaar belastingkrediet voor dakisolatie wil gebruikmaken, moet

zijn dak laten isoleren vóór 31 december 2012.

6. Andere uitgaven voor 2013 voor energiebesparende investeringen

Worden allemaal geschrapt, ook deze waarvan het contract gesloten werd vóór 27 november

2011. Enkel de overdrachten blijven bestaan.

7. Belastingkrediet voor bepaalde energiebesparende maatregelen

Art. 156bis, 1e lid WIB 92 wordt gewijzigd.

Naast het voordeel van de dienstencheques worden voor woningen die al 5 jaar in gebruik zijn,

de uitgaven voor energiebesparende maatregelen, behalve voor zonneboilers, fotovoltaïsche

zonnepanelen en geothermische warmtepompen, automatisch omgezet in een belastingkrediet

voor wie onvoldoende belastingen betaalt.

Het belastingkrediet voor vervanging van oude stookketels of onderhoud van stookketels,

dubbele beglazing, dakisolatie, warmteregeling met thermostatische kranen of tijdschakeling en

energie-audit, werd in 2009 ingevoerd als een tijdelijke maatregel, van toepassing op de

uitgaven gedaan tot in 2012. Deze tijdelijke maatregel wordt behouden, ook voor de

overdrachten.

Dit gewijzigd artikel is van toepassing vanaf aanslagjaar 2014, vermits het oude artikel reeds

van toepassing was voor inkomsten 2010 tot 2012.

8. Belastingvermindering voor het bouwen van of verwerven in nieuwe staat van of

de volledige vernieuwing of gedeeltelijke vernieuwing van een onroerend goed om

het te verbouwen tot een lage energiewoning, een passiefwoning of een

nulenergiewoning

a) Voor inkomsten 2011

Regeling blijft behouden. De geïndexeerde belastingverminderingen bedragen per woning:

voor een lage energiewoning: 420,00 EUR;

voor een passiefwoning: 850,00 EUR;

voor een nulenergiewoning: 1 200,00 EUR.

b) Voor inkomsten 2012

Regeling wordt afgeschaft vanaf aanslagjaar 2013.

De belastingvermindering zal evenwel verder worden verleend voor de woningen waarvoor

uiterlijk op 31 december 2011 een certificaat werd uitgereikt.

Er wordt een overgangsregeling ingevoerd ingevolge het nieuwe art. 535 WIB 92.

De belastingvermindering voor lage energiewoningen, passiefwoningen en nulenergiewoningen

(artikel 14524, § 2 WIB 92) wordt opgeheven.

Woningen waarvoor op uiterlijk 31 december 2011 een certificaat lage energiewoning,

passiefwoning of nulenergiewoning werd aangevraagd en ten laatste op 29 februari 2012 werd

uitgereikt, komen nog in aanmerking voor de belastingvermindering.

Voor de in 2011 of vroeger gecertificeerde woningen zal de belastingvermindering wel verder

worden verleend op grond van deze overgangsbepaling.

De parlementaire werken geven volgende uitleg:

Page 37: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 37

“Men moet er zich van bewust zijn dat de administratieve afhandeling van de certificering

van lage energiewoningen, passiefwoningen en nulenergiewoningen, wat tijd in beslag kan

nemen. Daarom wordt voorgesteld om aan de gewestelijke administraties en aan de

instellingen die voor 2011 zijn erkend, nog tot 29 februari 2012 de tijd te geven om de

aanvraagdossiers die uiterlijk op 31 december werden ingediend te behandelen en

desgevallend een certificaat lage energiewoning, passiefwoning of nulenergiewoning uit te

reiken. Voor de toepassing van de belastingvermindering zullen deze certificaten worden

beschouwd als certificaten uitgereikt op 31 december 2011, waardoor de betrokken

belastingplichtigen nog aanspraak zullen kunnen maken op de belastingvermindering”24.

9. Groene leningen

a) Voor inkomsten 2011

Regeling blijft behouden. Belastingvermindering van 40 % op deze intresten die werkelijk

werden gedragen tijdens het belastbaar tijdperk, na aftrek van de Staatstussenkomst van

1,5 %.

b) Voor inkomsten 2012 en later

Regeling blijft behouden. Belastingvermindering van 30 % in plaats van 40 % op deze intresten

die werkelijk werden gedragen tijdens het belastbaar tijdperk, na aftrek van de

Staatstussenkomst van 1,5 %.

In lijn met het akkoord inzake de zesde Staatshervorming om vanaf aanslagjaar 2013 nog

slechts twee tarieven te behouden voor de belastingvermindering, met name 30 en 45 %, wordt

het voordeel voor de intresten betaald op groene leningen vanaf dat aanslagjaar teruggebracht

tot 30 %.

24

Parl. St. Kamer, 2011-2012, Doc 53-1952/004, blz. 38.

Page 38: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 38

VI. Wijziging aftrek voor risicokapitaal

Artikel 205quater, § 5 WIB 92 wordt gewijzigd en past het maximale tarief aan dat wordt

gebruikt voor de berekening van de aftrek voor risicokapitaal tot een maximale vermindering tot

3 %.

De mogelijkheid gegeven aan de Koning om van dit maximale tarief bij een na overleg in de

Ministerraad vastgesteld besluit af te wijken, wordt tezelfder tijd opgeheven, zodat dit maximale

tarief alleen bij wet kan worden gewijzigd.

Page 39: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 39

VII. Voordelen auto bij de rechtspersoon

1. In de vennootschapsbelasting

a) Algemeen

Artikel 198, 1e lid, 9° WIB 92 wijzigt de verworpen uitgaven met betrekking tot de

vennootschapsbelasting.

De nieuwe bepaling herstelt artikel 198, 1e lid, 9° WIB 92, om te voorzien in een verworpen

uitgave die bestaat uit de kosten van in artikel 65 WIB 92 bedoelde voertuigen

(personenwagens, auto’s voor dubbel gebruik, minibussen en zogenaamde ‘valse’ lichte

vrachtauto’s) ten belope van 17 pct. van het bedrag van het voordeel alle aard, verbonden aan

het persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gesteld voertuig als bedoeld in artikel

65 WIB 92 door de vennootschap.

Het percentage van 17 pct. voor de vaststelling van de verworpen uitgave wordt toegepast op

het bedrag van het voordeel, berekend volgens de wettelijke en reglementaire bepalingen die

hiervoor van toepassing zijn. De nieuwe bepaling is van toepassing naast de al toegepaste

beperking op de met de voertuigen verbonden kosten (artikelen 66 en 198bis WIB 92).

Enkele voorbeelden werden hoger becijferd.

b) Geen aftrekken mogelijk op deze verworpen uitgave

Artikel 207, tweede lid, WIB 92 wordt gewijzigd om in zijn toepassingsveld de verworpen

uitgaven vermeld in artikel 198, eerste lid, 9°, WIB 92, in te voegen.

Deze verworpen uitgave wordt dus in elk geval in de belastbare basis van het tijdperk vermeld

en kan in geen enkel geval het bedrag aan eventueel over te dragen verliezen verhogen.

M.a.w.: deze nieuwe verworpen uitgaven van 17 %, evenwel verminderd met de persoonlijke

bijdrage van de genieter, wordt toegevoegd aan het lijstje onderdelen van het fiscaal resultaat

waarop geen aftrekken bedoeld in de art. 199 tot 206 WIB 92 mogen worden toegepast, en

waarop ook geen compensatie met het verlies van het belastbaar tijdperk mag gebeuren.

2. In de rechtspersonenbelasting

a) Algemeen

Artikel 223, 1e lid WIB 92 wordt aangevuld. Het bedoelde voordeel van alle aard voor het

persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gesteld voertuig, bedoeld in art. 36, § 2

van 17 %, wordt toegevoegd aan de elementen waarop de rechtspersonen belastbaar zijn.

Enkel de rechtspersonen bedoeld in art. 220, 1° WIB 92 (Staat, Gewesten, provincies,

gemeenten, OCMW, openbare kerkelijke instellingen en de polders en wateringen) ontsnappen

aan deze regeling.

b) Tarief

Art. 225, 1e lid, 5° WIB 92 wordt aangepast, zodat in de rechtspersonenbelasting voor de

hierboven vermelde rechtspersonen, de aanslagvoet van de vennootschapsbelasting bedoeld in

art. 215, 1e lid WIB 92 wordt vastgesteld betreffende de 17 % voordelen van alle aard voor het

persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gesteld voertuig.

3. In de belasting van rechtspersonen van niet-inwoners

a) Algemeen

Page 40: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 40

Art. 234, 1e lid WIB 92 wordt aangevuld met een nieuwe bepaling onder 6°. Worden bedoeld

alle rechtspersonen die hun maatschappelijke zetel, hun voornaamste inrichting of hun zetel van

bestuur of beheer niet in België hebben en geen onderneming exploiteren of zich niet met

verrichtingen van winstgevende aard bezighouden of zich zonder winstoogmerk uitsluitend

bezighouden met:

alleenstaande of uitzonderlijke verrichtingen;

verrichtingen die bestaan uit het beleggen van fondsen ingezameld in het kader van de

statutaire opdracht;

verrichtingen die bestaan uit een bedrijvigheid die slechts bijkomstig op nijverheids-,

handels- of landbouwverrichtingen betrekking heeft of niet volgens nijverheids- of

handelsmethoden wordt uitgevoerd.

Bedoelde rechtspersonen, niet-inwoners, worden belastbaar voor het in artikel 36, § 2, bedoelde

voordeel van alle aard voor het persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gesteld

voertuig van 17 %.

b) Tarief

Art. 247, 2° WIB 92 wordt vervangen, zodat in de belasting voor niet-inwoners voor de

hierboven vermelde rechtspersonen, de aanslagvoet van de vennootschapsbelasting bedoeld in

art. 215, 1e lid WIB 92, wordt vastgesteld betreffende de 17 % voordelen van alle aard voor het

persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gesteld voertuig.

Page 41: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 41

VIII. Wijzigingen aan de btw

1. Btw-regime van notarissen en gerechtsdeurwaarders

a) Algemeen

De diensten van notarissen, advocaten en gerechtsdeurwaarders zijn aan de belasting over de

toegevoegde waarde (btw) onderworpen volgens de normale regels van Richtlijn 2006/112/EG

van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting

over de toegevoegde waarde.

Overeenkomstig artikel 371 van voornoemde richtlijn mogen evenwel de lidstaten die op 1

januari 1978 vrijstelling verleenden voor de in de lijst van bijlage X, deel B, van voormelde

richtlijn genoemde handelingen, deze onder de in iedere betrokken lidstaat op die datum

bestaande voorwaarden, blijven vrijstellen van de belasting. Deze afwijking blijft van toepassing

tot de invoering van de definitieve regeling.

België heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. De diensten verricht door notarissen,

advocaten en gerechtsdeurwaarders in de uitoefening van hun geregelde werkzaamheid zijn

sinds 1 januari 1978 van de belasting vrijgesteld gebleven overeenkomstig artikel 44, § 1, 1°,

van het Btw-Wetboek.

De notarissen en gerechtsdeurwaarders verliezen m.a.w. hun vrijstelling van artikel 44 W. Btw

op 1 januari 2012. De advocaten blijven, m.i. volledig onterecht, voorlopig gevrijwaard van deze

regeling.

Ondertussen heeft de btw-administratie volgende nadere onderrichtingen opgesteld.

Er wordt een overgangsregeling ingevoerd. Zij dienden uiterlijk op 20 januari 2012 een btw-

nummer aan te vragen.

b) Maatstaf van heffing

Over de vraag wat juist onder de maatstaf van heffing valt, heeft de btw-administratie volgende

verduidelijkingen gegeven.

1. De btw dient berekend over:

• de vergoeding die de notaris of de gerechtsdeurwaarder voor zijn diensten verkrijgt,

hetzij van de opdrachtgever, hetzij van een derde;

• de doorgerekende kosten die de gerechtsdeurwaarder voor eigen rekening betaalt.

Hier horen in elk geval de kosten bij waarvoor de notaris of de gerechtsdeurwaarder

een factuur op zijn naam ontvangt;

• de doorgerekende belastingen waarvan de gerechtsdeurwaarder de schuldenaar is.

Volgende kosten worden geacht door de notaris of de gerechtsdeurwaarder zelf te zijn

ontvangen (de aangerekende btw kan worden afgetrokken in zover er btw werd

aangerekend) en te zijn verstrekt (met aanrekening van btw, ook al is er geen btw aan

hem aangerekend, omdat de diensten van het kadaster, OVAM/BIM en de gemeenten

immers niet btw-plichtig zijn):

het recht op geschriften;

het gebruik van de applicatie sociale en fiscale berichten voor aflevering van dito

notificaties;

het gebruik van de applicatie e-depot;

de opzoekingen bij het kadaster voor de aflevering van het kadastraal uittreksel;

de aflevering van het OVAM-attest of het BIM-attest;

de aflevering van stedenbouwkundige inlichtingen;

de aanvraag registratie voor dertigjarige oorsprong van eigendom;

de aanvraag van de hypothecaire staat;

de kosten voor opzoekingen in het rijksregister;

Page 42: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 42

de kosten met betrekking tot de inschrijving in de centrale registers van testamenten

en huwelijksovereenkomsten;

2. Er is geen btw verschuldigd over de voorgeschoten kosten. Voorwaarde is wel dat deze

sommen worden gefactureerd op naam en voor rekening van de medecontractant (met

uitzondering van de kosten die voorvloeien uit een reglementering van de overheid

waarvoor geen factuur wordt afgeleverd). Bovendien dient de notaris of de

gerechtsdeurwaarder hetzelfde bedrag van de cliënt terug te vorderen, waardoor er dus

eigenlijk geen sprake is van doorfacturering, maar eerder van recuperatie van een kost

die door hem werd voorgeschoten.

Het kan concreet gaan over volgende voorgeschoten kosten:

• de registratierechten;

• het hypotheekrecht en ereloon van hypotheekbewaarder bij hypothecaire

inschrijving;

• de kosten van hypothecaire inschrijving, overschrijving en doorhaling (zowel het

hypotheekrecht, het ereloon van de hypotheekbewaarder als de kosten verbonden

aan de hypothecaire verrichting);

• het rolrecht;

• de kosten van publicatie in het Belgisch Staatsblad (als Belgisch Staatsblad niet

factureert aan notaris);

• de belastingen die de notaris of de gerechtsdeurwaarder wel dient te betalen maar

waarvan zijn opdrachtgever wettelijk de schuldenaar is;

• ...

In afwijking van bovenstaande regels is er voor de gerechtsdeurwaarders, wat hun zogenaamde

B-dossiers betreft (= dossiers waarvan de kosten niet worden betaald door de opdrachtgever,

maar waarvan degene ten laste van wie de uitvoering gebeurt door het gerechtelijk wetboek als

de debiteur wordt aangemerkt).

Hierbij wordt de factuur uitgereikt aan de opdrachtgever, niet aan de debiteur die betaalt. Het

opstellen van een factuur door de gerechtsdeurwaarder is niet verplicht, tenzij de opdrachtgever

hierom verzoekt.

c) Tijdstip van opeisbaarheid

Deze valt op het ogenblik van het verlijden van de akte, ongeacht of de cliënt al dan niet op dat

moment betaalt.

De provisie die door de cliënt wordt betaald vóór het verlijden van de akte wordt niet

beschouwd als een “incassering van de prijs”, waardoor de btw dus ook niet opeisbaar wordt bij

de betaling van de provisie. Dit heeft voor gevolg dat provisies betaald in 2011 en waarbij de

akte wordt verleden in 2012 toch volledig aan de btw onderworpen zijn. Bewuste provisies

dienen dan ook in 2011 niet in op een 7-rekening geboekt te worden, maar op een 4-rekening,

anders is er een dubbele belastbaarheid.

Teneinde tegemoet te komen aan de praktische uitwerking – notarissen en

gerechtsdeurwaarders dienen allen hun programma’s voor de boekhouding aan te laten passen -

, mogen zij – bij wijze van administratieve tolerantie - tijdens het eerste kwartaal “nihil-

aangiften ” indienen, op voorwaarde dat er geen facturen worden uitgereikt, waarbij de cliënt

een recht op aftrek geniet. De omzet en de aftrek voor het eerste kwartaal dient verwerkt in de

aangifte voor de maand april (maandaangevers - omzet boven de 1 000 000,00 EUR) of voor

het tweede kwartaal (kwartaalindieners).

Er is weer een afwijking voor de zogenaamde B-dossiers voor de gerechtsdeurwaarders. Hier is

de btw slechts verschuldigd bij de incassering van de btw, ook wanneer er op verzoek van de

opdrachtgever een factuur wordt uitgereikt.

d) Herziening van de btw op historische investeringen en goederen en diensten

Page 43: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 43

Het nieuwe koninklijk besluit van 9 januari 2012 tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 3 van

10 december 1969 met betrekking tot de aftrekregeling voor de toepassing van de btw,

verschenen in het Belgisch Staatsblad van 23 januari 2012, regelt de herzieningsaftrek voor

belastingplichtigen die op grond van artikel 44 van het Btw-wetboek vrijgestelde leveringen van

goederen of diensten hebben verricht die geen recht op aftrek gaven, en voor dezelfde

handelingen belastingplichtig worden met recht op aftrek.

Vanaf 1 januari 2011 is de aftrek van de voorbelasting beperkt tot het deel van de investering

dat betrekking heeft op zijn gebruik voor de economische activiteit. M.a.w. de btw op een

investering dat bijvoorbeeld voor 40 % wordt gebruikt voor privé en 60 % voor zijn beroep is

slechts voor 60 % aftrekbaar vanaf 1 januari 2011. Indien het een personenwagen betreft wordt

deze 60 % beperkt tot maximaal 50 %, ingevolge artikel 45, § 2 W.Btw.

Deze regeling komt op het volgende neer.

1. Voor de goederen en diensten andere dan bedrijfsmiddelen, die nog niet werden verbruikt

op het tijdstip van de wijziging van de belastingregeling:

De btw is aftrekbaar op de niet verbruikte goederen en diensten. Als voorbeeld kan worden

aangehaald: de aankoop en levering op 31 december van een pallet papier dat uiteraard op

31 december nog in voorraad is.

2. Voor de bedrijfsmiddelen die bij de wijziging van het btw-regime nog bestaan, voor zover

die goederen nog bruikbaar zijn en de herzieningstermijn nog niet is verstreken:

Alleen de btw i.v.m. de aankoop, de totstandkoming, de omvorming of de verbetering van

bedrijfsmiddelen kan worden herzien. Het betreft dus niet de btw over de herstelling, het

onderhoud van een bedrijfsmiddel, noch het materiaal, onderdelen of de wisselstukken voor

deze bedrijfsmiddelen. Het spreekt voor zich dat er geen herziening kan gebeuren indien

het goed verkocht, onttrokken, verdwenen is door vernietiging, ontvreemding of overdracht.

Voor de toepassing van de btw wordt onder bedrijfsmiddel verstaan: “enerzijds de

verkrijging van gebouwen en bouw- en verbouwingswerken in onroerende staat aan

gebouwen, en anderzijds de lichamelijke roerende goederen die een eenheidswaarde

hebben van meer dan 250,00 EUR, exclusief btw, en een normale gebruiksduur van meer

dan een jaar hebben”.

Met ingang van 7 januari 2007 worden tevens als bedrijfsmiddel beschouwd de

“onlichamelijke goederen die worden afgeschreven gedurende tenminste vijf jaren of in

waarde verminderen en dus op een duurzame wijze worden gebruikt binnen de

onderneming” (licenties, handelsmerken, auteursrechten, intellectuele eigendomsrechten,

cliënteel, octrooien…)

a) Gewone bedrijfsmiddelen

Deze bedraagt vijf jaar (art. 48, § 2 W.Btw). Meer bepaald bedraagt de herziening van

de btw: zoveel vijfden als er nog jaren te lopen zijn van een termijn van 5 jaar die start

op 1 januari van het jaar van aankoop.

Als voorbeelden kunnen worden aangehaald: een bedrijfswagen, een computer,

meubilair, enz., maar ook de omvorming en de verbetering van gebouwen, tenminste als

deze werken niet zo ingrijpend zijn dat er een nieuw gebouw ontstaat.

Dit geldt dus eveneens voor goederen die onroerend door bestemming worden in een

gebouw (bijvoorbeeld: een notaris laat in een gehuurd gebouw ingemaakte kasten

plaatsen).

Voorbeelden:

• Aankoop hardware op 10 november 2009:

o herzieningstermijn: 1 januari 2009 – 31 december 2013;

o aftrekbaar: 2/5 van de btw (voor de jaren 2012 en 2013).

Aankoop bedrijfswagen op 10 november 2009 (beroepsgebruik groter dan 50 %):

o herzieningstermijn: 1 januari 2009 – 31 december 2013;

Page 44: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 44

o aftrekbaar: 50 % van 2/5 van de btw (voor de jaren 2012 en 2013).

b) Onroerende bedrijfsmiddelen

Onder onroerende bedrijfsmiddelen wordt verstaan (art. 9, § 1, 3e lid W.Btw):

1° de handelingen die strekken of bijdragen tot de oprichting van een gebouw of

een gedeelte van een gebouw dat vast met de grond is verbonden;

2° de verkrijging van deze goederen;

3° de verkrijging van andere zakelijke rechten dan het eigendomsrecht, die aan de

rechthebbende de bevoegdheid verschaffen om een onroerend goed te

gebruiken (o.a. erfpacht in het kader van financieringshuur is expliciet

uitgesloten).

Voor gebouwen of zakelijke rechten op gebouwen bedraagt de herzieningstermijn nu

vijftien jaar (art. 48, § 2 W.Btw). Concreet betekent dit dat er een herziening

mogelijk is van zoveel vijftienden als er nog jaren te lopen zijn van een termijn van

15 jaar die start op 1 januari van het jaar van aankoop.

Voorbeeld:

Aankoop nieuw gebouw op 10 november 2007 (volledig bestemd voor zijn

bedrijfsvermogen):

o herzieningstermijn: 1 januari 2007 - 31 december 2021

o aftrekbaar: 10/15e van de btw (voor de jaren 2012 tot en met 2021)

De herzieningsmogelijkheid wordt afhankelijk gesteld van het indienen van een inventaris in

tweevoud (art. 21bis, § 2 (gewijzigd) koninklijk besluit nr. 3 van 10/12/1969).

Deze moet worden ingediend:

• uiterlijk 30 april voor maandindieners;

• uiterlijk 30 juni voor kwartaalindieners.

Ze vermelden op gedetailleerde wijze de goederen en diensten die in aanmerking komen voor

de herziening:

de datum en het nummer van de factuur van de aankoop of het invoerdocument;

de maatstaf van heffing waarover de btw werd berekend;

het te regulariseren bedrag.

Als u in de veronderstelling was dat het totale bedrag in éénmaal kan worden teruggevraagd,

dan is dit buiten de voorzienigheid van de wetgever gerekend. Louter om budgettaire redenen

bepaalt § 3 van het nieuwe artikel 21bis van het koninklijk besluit nr. 3 dat dit enkel kan

worden toegerekend, maar niet teruggevraagd!

De herziening kan in iedere aangifte (rooster 62) worden uitgeoefend tot maximaal het bedrag

dat zonder herziening verschuldigd zou zijn en tot rooster 71. Het saldo dient te worden

overgedragen naar de volgende aangifte.

Wat er dient te gebeuren na drie jaar (dan is in principe de mogelijkheid van de herziening

vervallen) wanneer een notaris of gerechtsdeurwaarder nog een te recupereren saldo heeft, is

niet geweten. Volgens de huidige stand van de wetgeving is dit verloren…

2. Betaaltelevisie

Sinds 1 april 1992 zijn de diensten verricht door de organisaties voor betaaltelevisie

onderworpen aan het verlaagde btw-tarief van 12 %.

De diensten verricht door vennootschappen voor radio- en televisiedistributie via de kabel

bleven daarentegen onderworpen aan het normale btw-tarief dat thans 21 % bedraagt.

Ingevolge de ontwikkeling van het medialandschap hebben sinds 1 augustus 2005 de radio- en

televisie-uitzendingen, verkregen door middel van een in huis geïnstalleerde decoder, op hun

beurt het voordeel van het verlaagd btw-tarief van 12 % genoten, steeds met uitzondering van

de analoge televisiediensten, internet of de individuele diensten.

Page 45: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 45

Dit wordt nu afgeschaft door de opheffing van tabel B van de bijlage bij het koninklijk besluit nr.

20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de btw en tot indeling van de goederen

en de diensten bij die tarieven.

Page 46: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 46

IX. Wijzigingen aan de accijnzen

1. Tabak

De accijnzen en de bijzondere accijnzen op sigaretten en rooktabak van fijne snede voor het

rollen van sigaretten en andere soorten tabak worden opgetrokken met 3 %, ingevolge een

opgelegde kalender van de Europese richtlijnen. Deze voorziet dat voor 1 januari 2020 de

accijnzen op tabak minstens 50 % moeten zijn. Daardoor stijgt de totale accijns op tabak van

41,233 % naar 42,50 %.

2. Afschaffing cliquetsysteem voor brandstof

Begin vorig jaar voerde de overheid een omgekeerde cliquet in om de stijging van de

brandstofprijzen af te remmen. Wanneer de dieselprijs boven de 1,50 € per liter klom en de

benzine boven de 1,70 € per liter, werden de accijnzen verlaagd met de meerinkomsten uit de

btw. Boven dit prijsniveau kreeg de staat dus geen extra inkomsten meer binnen. Die regeling

liep vorig jaar af en werd niet meer verlengd. De prijzen van de brandstof kunnen voortaan

onbeperkt stijgen…

Page 47: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 47

X. Wijzigingen aan het Wetboek diverse rechten en taksen

1. Taksen op beursverrichtingen

De artikelen 121, 122, 1° en 124 van het Wetboek diverse rechten en taksen wordt gewijzigd.

Deze artikelen strekken ertoe de taks op de beursverrichtingen met 30 % te verhogen op alle

verrichtingen die vanaf 1 januari 2012 worden gedaan.

Dit betekent dat in concreto het tarief van:

0,07 % wordt verhoogd tot 0,09 % voor de aan- en verkoop van bepaalde openbare

fondsen;

0,17 % wordt verhoogd tot 0,22 % voor de aan- en verkoop van alle andere openbare

fondsen;

0,50 % wordt verhoogd tot 0,65 % voor de aan- en verkoop van kapitalisatieaandelen of

bij de inkoop van kapitalisatieaandelen door een beleggingsvennootschap;

maximaal 500 EUR wordt verhoogd naar 650 EUR;

maximaal 750 EUR wordt verhoogd naar 975 EUR (verrichtingen met

kapitalisatieaandelen).

2. Taks op de omzetting van aandelen aan toonder

In dit wetboek wordt vanaf 1 januari 2012 een nieuwe Titel IV ingevoegd houdende de invoering

van een taks op de omzetting van titels aan toonder in gedematerialiseerde effecten of effecten

op naam, met art. 167 tot 173.

De Wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van de effecten aan toonder bepaalt dat in

de periode tussen 1 januari 2008 en 31 december 2013 alle effecten die nog niet op 1 januari

2008 van rechtswege zijn omgezet in gedematerialiseerde effecten, omgezet dienen te worden

in gedematerialiseerde effecten of in effecten op naam.

Gezien op dit ogenblik vele vennootschappen de omzetting nog niet hebben gerealiseerd en

gevreesd wordt dat zij het allerlaatste ogenblik afwachten om ze uit te voeren, heeft de

wetgever maatregelen genomen om te vermijden dat eind 2013 de overgrote meerderheid van

de vennootschappen overgaat tot de omzetting.

De taks beoogt de omzetting van titels aan toonder:

1. in gematerialiseerde effecten door inschrijving op een effectenrekening (dematerialisatie

= koppeling van een effectenrekening aan een bankrekening). De vaste datum verkrijgt

men hier door de bankverrichting. Het is duidelijk de datum van de inschrijving op de

effectenrekening die telt en niet de datum van de neerlegging van de effecten met het

oog op de omzetting. Toondereffecten van beursgenoteerde bedrijven en effecten waarin

door de spaarders worden belegd, worden van rechtswege gedematerialiseerd op het

moment dat ze op een effectenrekening worden geplaatst. De aandelen van kmo’s en

van niet beursgenoteerde vennootschappen kunnen echter slechts gedematerialiseerd

worden na het doorlopen van een ganse procedure25. Zij houdt o.m. in dat verschillende

formaliteiten en bekendmakingen moeten gebeuren (beraadslaging en beslissing in

algemene vergadering, statuten moeten erin voorzien, dus meestal aangepast…)

2. in effecten op naam door neerlegging bij de uitgever (omzetting in effecten op naam).

Overeenkomstig art. 462 W.Venn. kan elke eigenaar van effecten aan toonder of

gedematerialiseerde effecten te allen tijde vragen dat deze effecten op hun kosten

worden omgezet in effecten op naam. In concreto betekent dit dat de houder van deze

effecten een aangetekende brief aan de vennootschap zendt met bede zijn effecten aan

toonder om te zetten in effecten op naam door inschrijving van deze effecten en

25

Art. 7, § 3 wet 14/12/05, zoals gewijzigd door art. 88 wet 25/04/07, houdende diverse bepalingen.

Page 48: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 48

ondertekening in een aandelenboek. Deze omzetting dient binnen de 5 werkdagen te

gebeuren. Om een vaste datum van deze transactie te verkrijgen, kan bijvoorbeeld het

blad van deze aandeelhouder uit het aandelenboek of de bevestiging van de

vennootschap dat betrokken aandelen werden vernietigd en ingeschreven in een

aandelenregister, worden geregistreerd. Door de inschrijving in het aandelenregister

dienen deze effecten vernietigd te worden.

De keuze voor omzetting in “gedematerialiseerde aandelen” of “aandelen op naam” heeft een

weerslag op het tarief van de roerende voorheffing voor de dividenden als het gaat om aandelen

die voorheen recht gaven op het verlaagd tarief van de roerende voorheffing. Voor

gedematerialiseerde effecten wordt dit tarief nu 21 % (i.p.v. 15 %), terwijl dit voor de effecten

op naam normaal 25 % wordt. Bovendien kunnen gedematerialiseerde effecten steeds worden

geschonken door een bankoverschrijving, aandelen op naam niet. Houders van

gedemateriaseerde effecten kunnen tenslotte nog steeds rekenen op een grotere discretie,

vermits enkel de erkende rekeninghouder, die de omloop van deze effecten centraliseert, wordt

ingeschreven in het aandelenregister en niet de individuele aandeelhouder.

De Raad van State stelde in haar bespreking dat deze nieuwe belasting strijdig is met het

vertrouwensbeginsel en dat ze bovendien een discriminerend karakter heeft26.

Het belastbaar feit van de taks is dus de omzetting van de titels. Worden dus beoogd de

omzettingen die gebeuren vanaf 1 januari 2012. Het tarief van de taks is vastgelegd op 1 % van

de waarde van de om te zetten effecten, voor de omzettingen die worden gerealiseerd in 2012.

De taks bedraagt 2 % voor de omzettingen die worden gerealiseerd in 2013.

Zij wordt geïnd op het ogenblik van de inschrijving van de effecten op een effectenrekening of

van de neerlegging bij de uitgevende vennootschap.

De taks wordt berekend op de waarde van de effecten op de dag van hun inschrijving op een

effectenrekening of de neerlegging bij de uitgever met het oog op hun omzetting.

De vorderbare taks wordt berekend op datum van neerlegging:

a) voor de roerende waarden opgenomen in de gereglementeerde markt of in een

multilaterale handelsfaciliteit, volgens de laatste koers vastgesteld voor de datum van

neerlegging;

b) voor de effecten van schuldvorderingen die niet zijn toegelaten tot een

gereglementeerde markt, op het nominale bedrag van het kapitaal van de

schuldvordering;

c) voor de rechten van deelneming in beleggingsinstellingen met een veranderlijk aantal

rechten, volgens de laatst berekende inventariswaarde vóór de datum van neerlegging;

d) in alle andere gevallen, op de boekwaarde van de effecten, de interesten daarin niet

begrepen, te ramen op de dag van de neerlegging, door degene die de omzetting heeft

bewerkt.

Voorbeeld:

Een vennootschap heeft een eigen vermogen van 1 000 000,00 EUR:

taks voor 2012: = 10 000,00 EUR

Wanneer de waarde van de om te zetten effecten wordt uitgedrukt in vreemde munt, wordt zij

omgezet in euro op basis van de verkoopkoers op de datum van neerlegging.

De tussenpersonen van beroep of de uitgevende vennootschappen zijn ertoe gehouden de taks

te innen voor de omzettingen die met hun tussenkomst worden uitgevoerd.

De taks is betaalbaar door storting of overschrijving op de postrekening van het bevoegde

kantoor uiterlijk de laatste werkdag van de maand die volgt op deze waarop de neerlegging

plaatsvond.

26

Parl. St. Kamer 2011-2012, nr. 53-1952/13, blz. 15.

Page 49: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 49

Op de dag van de betaling wordt door de belastingschuldige op dat kantoor een opgave

ingediend die de maatstaf van heffing opgeeft alsmede alle elementen noodzakelijk ter bepaling

ervan.

Wanneer de taks niet binnen de in § 1 bepaalde termijn werd betaald, is de interest van

rechtswege verschuldigd, te rekenen van de dag waarop de betaling had moeten geschieden.

Wanneer de opgave niet binnen de bepaalde termijn werd ingediend, wordt een boete verbeurd

van 12,50 EUR per week vertraging. Iedere begonnen week wordt voor een gehele week

aangerekend.

Iedere onjuistheid of onvolledigheid in de opgave bedoeld in § 1, wordt gestraft met een boete

gelijk aan vijfmaal de ontdoken taks zonder dat ze minder dan 250 EUR kan bedragen.

De Koning zal nog een KB uitvaardigen met de modaliteiten van bedoelde opgave, van elk voor

te leggen stuk voor controle op de heffing, evenals van het bevoegde kantoor.

Op straf van een boete van 250 EUR tot 2 500 EUR, zijn de tussenpersonen en de uitgevende

vennootschappen gehouden op elke vordering der aangestelden van de administratie van de

belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen die ten minste de graad van

adjunct-verificateur hebben, zonder verplaatsing inzage te verlenen, van hun boeken,

contracten en van alle andere bescheiden in verband met de verrichtingen die over openbare

fondsen gaan.

Eventuele terugbetalingen zijn mogelijk (met een minimum van 5,00 EUR) als de betaalde taks

te hoog was of wanneer een intrekking, wijziging of verbetering van de beurskoersen een

wijziging van de belastbare basis heeft teweeggebracht. Ook dit zal de Koning regelen in een

KB.

Page 50: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 50

XI. Opheffing maatregel voor milieuvriendelijke wagens

De milieuvriendelijke maatregelen betreffende de autovoertuigen als bedoeld in titel VII,

hoofdstuk VI, van de programmawet van 27 april 2007 worden om budgettaire redenen

opgeheven.

Er wordt in een overgangsregeling voorzien voor de bedoelde milieuvriendelijke voertuigen voor

zover er aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

1. het voertuig moet vóór 28 november 2011 besteld zijn.

Het bewijs van de bestelling wordt geleverd door de indiening van de bestelbon bij de

Dienst Terugbetaling Uitgaven Milieuvriendelijke Voertuigen vóór 5 januari 2012;

2. uiterlijk op 31 december 2011 moet een voorschotfactuur zijn uitgereikt ten bedrage van

minstens:

— het dubbele van de korting op factuur bij toepassing van artikel 147, derde lid, van

de programmawet van 27 april 2007 (korting van 3 % van de aanschaffingswaarde,

met maximum van een nog te indexeren bedrag van 615,00 € voor wagens met een

CO2-uitstoot van 105 tot 115 gr./km);

— de korting op factuur bij toepassing van artikel 147, tweede lid, van deze

programmawet (korting van 15 % van de aanschaffingswaarde, met maximum van

een nog te indexeren bedrag van 3 280,00 € voor wagens met een CO2-uitstoot van

minder dan 105 gr./km) ;

3. de in punt 1 bedoelde documenten moeten door de in artikel 147, § 1, vierde lid, van

dezelfde programmawet bedoelde leverancier bij de bevoegde dienst van de Federale

Overheidsdienst Financiën (Dienst Terugbetaling Uitgaven Milieuvriendelijke Voertuigen)

worden ingediend. Vóór 5 januari 2012 moeten de in punt 2 bedoelde documenten

eveneens door dezelfde personen aan dezelfde dienst worden gezonden.

In afwijking van artikel 8 van het koninklijk besluit van 8 juni 2007 tot bepaling van de

regels voor de toekenning van een korting voor de verwerving van een voertuig met een

maximale uitstoot van 115 gram CO2 per kilometer en van een dieselvoertuig standaard

uitgerust met een roetfilter, moeten de in dat artikel vermelde bewijsstukken worden

toegevoegd aan de aanvragen tot terugbetaling als bedoeld in artikel 3 van dat besluit die

vanaf 1 januari 2012 aan de bevoegde dienst van de Federale Overheidsdienst Financiën

(Dienst Terugbetaling Uitgaven Milieuvriendelijke Voertuigen) worden toegezonden.

Dit geldt ongeacht of het gaat om uitgaven betaald in 2011 waarvoor de aanvraag maar in

2012 wordt gedaan, of om uitgaven betaald in 2012 binnen de voorwaarden van de

overgangsregeling.

De voorschotfactuur moeten minstens de overeenkomstig artikel 5, § 1, 7°, van het

koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992met betrekking tot de regeling voor de

voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde, verplichte vermeldingen

bevatten, te weten de in artikel 8bis, § 2, van het btw-Wetboek bedoelde gegevens voor

de leveringen van nieuwe vervoermiddelen, evenals het merk, het model, het jaartal, de

cilinderinhoud, de motorsterkte, het carrosseriemodel en het chassisnummer in geval van

levering van nieuwe personenauto’s of auto’s voor dubbel gebruik.

Gezien de wet slechts verscheen in het Belgisch Staatsblad van 30 december 2011 merkte de

Raad van State terecht op dat de termijn veel te kort was en dat “niet voldaan werd aan de

vereiste inzake redelijke termijn”27. Daarover ondervraagd in de plenaire vergadering

antwoordde de minister van Financiën dat er dagelijks meerdere reclamespots op radio en TV

deze regeling duidelijk hebben belicht en dat er een bericht verscheen op de website van FOD

27

Parl. St. Kamer 2011-2012, nr. 53-1952/13, blz. 15.

Page 51: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 51

Financiën, dat door de pers was overgenomen28.

28

Integraal Verslag. Kamer 22 december 2011, nr. 53 Plen 062, blz. 105.

Page 52: Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor

Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 52

XII. Wijzigingen aandelenopties

Inzake aandelenopties zijn de voordelen van alle aard die worden verkregen uit hoofde van een

beroepswerkzaamheid van de verkrijger, onder de vorm van een al dan niet kosteloze

toekenning van een optie, belastbaar als beroepsinkomen.

Aandelenopties die schriftelijk aanvaard worden binnen de 60 dagen volgend op hun aanbod zijn

belastbaar bij hun ‘toekenning’. Bij niet-beursgenoteerde bedrijven wordt het belastbaar

voordeel op dat ogenblik forfaitair geraamd op een percentage van de waarde van de

onderliggende aandelen, dat vastgesteld werd op 15 %.

Dit tarief van 15 % wordt, ingevolge een aanpassing van art. 43, § 5, 1ste lid van de wet van 26

maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende

diverse bepalingen nu opgetrokken tot 18 %, voor de aandelenopties die worden aangeboden

vanaf 1 januari 2012, naar analogie met de maatregel die werd genomen voor de

belastingplichtigen die hoge roerende inkomsten verkrijgen bedoeld in artikel 17, § 1, 1° en 2°

WIB 92 en die aan een bijkomende bijdrage worden onderworpen.