Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen...
Transcript of Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen...
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 1
Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 december
2011 houdende diverse bepalingen, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 30/12/2011
Inhoudstafel
Inleiding ....................................................................................................................... 4
I. Strijd tegen de fiscale fraude en maatregelen voor een betere inning van de belastingen . 5
1. Gebruik rijksregisternummer .............................................................................. 5
2. Bewijskracht elektronische documenten ............................................................... 5
a) Inzake directe belastingen ............................................................................... 5
b) Inzake btw .................................................................................................... 5
3. Processen-verbaal inzake directe belastingen krijgen bewijskracht .......................... 6
4. Verjaringstermijn ten onrechte gestorte bedrijfs- en roerende voorheffing ................ 6
5. Voorrecht van intresten op bedrijfs- en roerende voorheffing .................................. 7
6. Geldboete op bedrijfs- en roerende voorheffing ..................................................... 7
II. Wijzigingen aan de roerende inkomsten .................................................................. 8
1. Algemene principes ........................................................................................... 8
2. Wijzigingen aan de tarieven van de roerende voorheffing ....................................... 8
3. Bijkomende heffing van 4 % .............................................................................. 11
a) Principe van de heffing van 4 % ...................................................................... 11
b) Bepaling van de grens van 13 675 EUR: ........................................................... 12
c) Aangifte aan centraal aanspreekpunt .................................................................. 13
d) Mededeling aan fiscale administratie ................................................................ 14
e) Regels van toepassing op inhoudingen, vestiging en invordering ......................... 14
4. Aangifte in de personenbelasting ........................................................................ 15
a) Aanpassing tarieven in de personenbelasting .................................................... 15
b) Bevrijdend wordt in de meeste gevallen verplichtend ......................................... 15
c) Verrekening bijkomende heffing van 4 % met personenbelasting ........................... 15
d) Aanvullende gemeentebelasting ...................................................................... 15
e) Probleem met 0 %-tarief ................................................................................ 16
f) Innings- en bewaringskosten i.v.m. bijkomende heffing ........................................ 16
g) Geen verrekening met forfaitair deel buitenlandse belasting ............................... 16
h) Roerende inkomsten als bedrijfsinkomsten ....................................................... 16
III. Voordelen van alle aard voor personenwagens ........................................................ 17
1. Algemeen ........................................................................................................ 17
2. Cataloguswaarde .............................................................................................. 17
3. Percentage per CO2-gram .................................................................................. 19
4. Weerslag op fiches 281.10 en 281.20 ................................................................. 19
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 2
a) Voor de werknemers ...................................................................................... 19
b) Voor de bedrijfsleiders ................................................................................... 20
5. Weerslag op de bedrijfsvoorheffing ..................................................................... 20
6. Voorbeelden .................................................................................................... 21
a) Prorata temporis-berekening .......................................................................... 21
b) Berekening “cataloguswaarde” ........................................................................ 23
c) Berekening van het voordeel voor nieuwe wagens voor het eerste jaar ................... 26
d) Vergelijking van eenzelfde wagen nieuw, dan wel aangekocht tweedehands ......... 26
7. Conclusies ....................................................................................................... 27
8. Hoe belastbaarheid van een voordeel in natura voor een wagen in de PB vermijden . 28
a) Boeking via de lopende rekening in de vennootschap ......................................... 28
b) Wagen onttrekken aan vennootschap ten gunste van de bedrijfsleider ................. 28
c) Wagen verkopen aan de bedrijfsleider ................................................................ 28
d) Verplaatsingskosten per km aanrekenen aan de vennootschap ........................... 29
e) Wagen verhuren ........................................................................................... 30
IV. Regeling woon-werkverkeer voor personenwagens, auto’s voor dubbel gebruik, “valse”
lichte vracht en minibussen ........................................................................................... 31
1. Bestaande regeling ........................................................................................... 31
e) Gewone regeling ........................................................................................... 31
f) Alternatieve regeling ......................................................................................... 31
g) Fietsverkeer ................................................................................................. 31
2. Nieuwe regeling ............................................................................................... 31
a) Gewone regeling ........................................................................................... 31
b) Alternatieve regeling en fietsverkeer ................................................................ 32
V. Energiebesparende maatregelen ........................................................................... 33
1. Algemeen ........................................................................................................ 33
2. Premies van de Vlaamse overheid en gemeenten ................................................. 33
3. Van toepassing op de energiebesparende uitgaven voor 2011 en betaald ten laatste op 31 december 2011 .................................................................................................... 33
a) Uitgaven voor woningen van minder dan 5 jaar in gebruik .................................. 33
b) Uitgaven voor woningen van ten minste 5 jaar in gebruik ................................... 34
4. Van toepassing op de energiebesparende uitgaven gedaan in 2012 ........................ 34
a) Uitgaven voor woningen van minder dan 5 jaar in gebruik .................................. 34
b) Uitgaven voor woningen van ten minste 5 jaar in gebruik ................................... 34
c) Uitgaven voor woningen van meer dan 5 jaar ...................................................... 35
5. Uitgaven gedaan vanaf 01/01/13 voor isolatie van daken ...................................... 35
6. Andere uitgaven voor 2013 voor energiebesparende investeringen ......................... 36
7. Belastingkrediet voor bepaalde energiebesparende maatregelen ............................ 36
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3
8. Belastingvermindering voor het bouwen van of verwerven in nieuwe staat van of de
volledige vernieuwing of gedeeltelijke vernieuwing van een onroerend goed om het te verbouwen tot een lage energiewoning, een passiefwoning of een nulenergiewoning ......... 36
a) Voor inkomsten 2011 ..................................................................................... 36
b) Voor inkomsten 2012 ..................................................................................... 36
9. Groene leningen ............................................................................................... 37
a) Voor inkomsten 2011 ..................................................................................... 37
b) Voor inkomsten 2012 en later ......................................................................... 37
VI. Wijziging aftrek voor risicokapitaal ........................................................................ 38
VII. Voordelen auto bij de rechtspersoon ...................................................................... 39
1. In de vennootschapsbelasting ............................................................................ 39
a) Algemeen ..................................................................................................... 39
b) Geen aftrekken mogelijk op deze verworpen uitgave ......................................... 39
2. In de rechtspersonenbelasting ........................................................................... 39
a) Algemeen ..................................................................................................... 39
b) Tarief ........................................................................................................... 39
3. In de belasting van rechtspersonen van niet-inwoners .......................................... 39
a) Algemeen ..................................................................................................... 39
b) Tarief ........................................................................................................... 40
VIII. Wijzigingen aan de btw ..................................................................................... 41
1. Btw-regime van notarissen en gerechtsdeurwaarders ........................................... 41
a) Algemeen ..................................................................................................... 41
b) Maatstaf van heffing ...................................................................................... 41
c) Tijdstip van opeisbaarheid ................................................................................. 42
d) Herziening van de btw op historische investeringen en goederen en diensten ....... 42
2. Betaaltelevisie ................................................................................................. 44
IX. Wijzigingen aan de accijnzen ................................................................................ 46
1. Tabak ............................................................................................................. 46
2. Afschaffing cliquetsysteem voor brandstof ........................................................... 46
X. Wijzigingen aan het Wetboek diverse rechten en taksen ........................................... 47
1. Taksen op beursverrichtingen ............................................................................ 47
2. Taks op de omzetting van aandelen aan toonder .................................................. 47
XI. Opheffing maatregel voor milieuvriendelijke wagens ................................................ 50
XII. Wijzigingen aandelenopties ................................................................................... 52
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 4
Inleiding
Deze bespreking is gebaseerd op:
de Wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen en verschenen in het
Belgisch Staatsblad van 30 december 2011;
de op heden beschikbare commentaar;
een voorontwerp van wet tot wijziging van een aantal modaliteiten. De publicatie van
deze wetswijziging wordt verwacht eind februari, begin maart 2012. In dit artikel werden
deze wijzigingen duidelijk aangegeven.
Deze bespreking is afgesloten op 6 februari 2012. Met latere wijzigingen die zouden worden
aangebracht tussen het schrijven van dit artikel en de publicatie ervan wordt geen rekening
gehouden. Ik meen echter dat aan de besproken punten in dit artikel geen of weinig wijzigingen
zullen worden aangebracht.
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 5
I. Strijd tegen de fiscale fraude en maatregelen voor een betere inning van de
belastingen
1. Gebruik rijksregisternummer
Artikel 314 WIB 92 bevat in de paragrafen 2 en 3 al de nodige regels die de Federale
Overheidsdienst Financiën toelaten gebruik te maken van het identificatienummer van het
Rijksregister van de natuurlijke personen, onder meer om het centraal aanspreekpunt te
raadplegen dat door de Nationale Bank van België wordt gehouden.
Ingevolge de wijziging door de Wet van 14 april 2011 (BS, 06/05/2011) aan art. 322, § 3 WIB
92 moeten de bank-, wissel-, krediet- en spaarinstellingen aan het centraal aanspreekpunt bij
de Nationale Bank van België de identiteit van hun cliënten, en de nummers van hun rekeningen
en contracten meedelen.
Voortaan krijgen zij de toelating om dit identificatienummer eveneens te gebruiken bij
bovenvermelde mededeling. Op deze manier zal er voor de natuurlijke personen die in België
verblijven een eenduidige identificatie mogelijk zijn.
2. Bewijskracht elektronische documenten
a) Inzake directe belastingen
De elektronische aangiften inzake personenbelasting, vennootschapsbelasting,
rechtspersonenbelasting, belasting van niet-inwoners, roerende voorheffing en
bedrijfsvoorheffing alsook de daarbij gevoegde documenten en verantwoordingsstukken hadden
door art. 314bis, ingevoegd bij Wet van 8 juni 2009 (BS, 18/06/2009), met ingang van
aanslagjaar 2009 bewijskracht.
Vanaf 01/01/2012 hebben de elektronische gegevens en documenten inzake onroerende
voorheffing ook bewijskracht.
Aangezien het logisch is dat eenzelfde bepaling bestaat voor gelijkaardige documenten inzake
inkomstenbelastingen, wordt een artikel 339/1 in het WIB 92 ingevoegd dat dezelfde uitwerking
heeft als het artikel inzake btw.
In het kader van de toepassing van voornoemde belasting, ongeacht in welke fase, of het nu de
vestiging van de belasting, de controle, het onderzoek van de bezwaarschriften, de behandeling
van administratieve of gerechtelijke beroepen, dan wel de inning of de invordering ervan
betreft, heeft de voornoemde administratie de mogelijkheid om de meest diverse gegevens en
stukken te eisen, door te sturen, te ontvangen, op te stellen of uit te wisselen.
Daarom beoogt de gebruikte formulering “in het kader van de toepassing van de wetgeving
inzake inkomstenbelastingen” alle gegevens en stukken die bedoeld zijn in het WIB 92 of in de
uitvoeringsbesluiten ervan, in de federale wetten die niet in het WIB 92 zijn opgenomen, alsook
in de supranationale rechtsregels zoals de Europese regelgeving of de internationale verdragen
of rechtsregels die tussenkomen in of voortvloeien uit de uitvoering van de fiscale opdracht.
Er dient nog te worden opgemerkt dat in geval van betwisting van de elektronische of optische
stukken door de belastingplichtige dezelfde regels van toepassing zijn als deze die gelden voor
de papieren stukken.
Bovendien biedt deze wijziging nieuwe mogelijkheden voor de belastingplichtige om zijn
persoonlijke fiscale gegevens te raadplegen en te beheren in het kader van het project “My
Minfin”.
b) Inzake btw
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 6
Eenzelfde regeling als deze voor de directe belastingen wordt ingevoerd voor de btw, door
aanvulling van paragraaf 4 van art. 53octies W.Btw voor de bewijskracht van de elektronische
documenten.
3. Processen-verbaal inzake directe belastingen krijgen bewijskracht
Ingevolge de wijziging aan art. 340 WIB 92, kan de administratie alle door het gemeen recht
toegelaten bewijsmiddelen, met inbegrip van de processen-verbaal opgesteld door de
ambtenaren van de FOD met uitzondering van de eed, aanvoeren om het bestaan en het bedrag
van de belastingschuld te bepalen.
De aanpassing van artikel 340 WIB 92 heeft tot doel te verduidelijken dat er ook processen-
verbaal kunnen worden opgesteld ter vaststelling van een overtreding van de bepalingen van dit
Wetboek of van de ter uitvoering ervan genomen besluiten.
Deze verduidelijking is gebaseerd op artikel 59 van het Btw-Wetboek, dat expliciet bepaalt dat
iedere overtreding of elk misbruik van de bepalingen van het Wetboek of van de ter uitvoering
ervan gegeven uitvoeringsmaatregelen door de administratie kunnen worden bewezen door de
processen-verbaal opgesteld door de ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Financiën.
Met het oog op de harmonisatie van de bewijsmiddelen waarover de belastingambtenaren
beschikken, werd ook het artikel 340 WIB 92 gewijzigd.
4. Verjaringstermijn ten onrechte gestorte bedrijfs- en roerende voorheffing
Volgens artikel 2262bis, § 1, 1e lid, B.W. is de aanvraag tot terugbetaling van ten onrechte
gestorte voorheffing als een persoonlijk vorderingsrecht te beschouwen. Vanaf 1 januari 2011 is
de gemeenrechtelijke verjaringstermijn voor zulke vorderingen van tien jaar van toepassing
geworden.
Concreet betekent dit dat de mogelijkheid om een aanvraag tot terugbetaling van een
voorheffing in te dienen door de schuldenaar gedurende tien jaar bestaat.
Het Hof van Cassatie1 en het Grondwettelijk Hof2 hebben echter duidelijk gesteld dat de
verjaringstermijn van vijf jaar in de regel geldt voor alle schuldvorderingen ten laste van de
Staat, behoudens andersluidende wettelijke bepaling3.
Het nieuwe artikel 368 WIB 92 bepaalt nu de verjaringstermijn op 5 jaar voor de aanvragen tot
terugbetaling van ten onrechte in de schatkist gestorte bedrijfsvoorheffing en roerende
voorheffing, wanneer deze voorheffing niet werd ingekohierd en er geen enkele kennisgeving
van de inning door de administratie werd gestuurd. Deze nieuwe verjaringstermijn wordt met
terugwerkende kracht van toepassing verklaard op de bedrijfsvoorheffing en de roerende
voorheffing die zijn gestort vanaf 1 januari 2011.
De Raad van State formuleerde hier volgende opmerking op:
“Volgens een vaste rechtspraak van het Grondwettelijk Hof kan de terugwerkende kracht
van wetten enkel worden verantwoord wanneer zij onontbeerlijk is voor de verwezenlijking
van een doelstelling van algemeen belang. Bovendien mag de terugwerkende kracht niet tot
doel hebben in te grijpen in hangende gedingen, tenzij uitzonderlijke omstandigheden of
dwingende motieven van algemeen belang een verantwoording bieden voor het optreden
van de wetgever, dat ten nadele van een categorie van burgers afbreuk doet aan de
jurisdictionele waarborgen die aan allen worden geboden4. In dit geval is onduidelijk of de
maatregel aan de gestelde voorwaarden beantwoordt. De verantwoording bevat alvast geen
toelichting in die zin5.”
1 Cass. 14 april 2003.
2 Grondwettelijk Hof 32/96, 75/97, 5/99, 85/2001, 42/2002, 64/2002, 37/2003, 1/2004, 86/2004, 127/2004, 165/2004, 170/2004,
153/2006, 90/2007, 122/2007, 124/2007 en 17/2008. 3 Parl. St. Kamer, 2011-2012, Doc 53-1952/004, blz. 7.
4 Zie bv. GwH 13 januari 2011, nr. 3/2011, B.7.
5 Advies Raad van State, Parl. St. Kamer, 2011-2012, Doc 53-1952/013, blz. 11.
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 7
5. Voorrecht van intresten op bedrijfs- en roerende voorheffing
Het arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen6 stelde dat het voorrecht van de interesten,
verschuldigd op de bedrijfsvoorheffing en de roerende voorheffing, een andere rang inneemt
dan de bedrijfsvoorheffing en de roerende voorheffing zelf:
“Vermits het tweede lid van artikel 423 WIB 92 alleen betrekking heeft op het voorrecht van
de bedrijfsvoorheffing en van de roerende voorheffing en daarbij uitdrukkelijk bepaald is dat
de indeling van deze voorrechten in een hogere rang dan deze van het eerste lid van artikel
423, WIB 92 een “afwijking” betekent, kan niet besloten worden dat het voorrecht van de
intresten, verschuldigd op deze voorheffingen, dezelfde rang neemt als het voorrecht van de
voorheffingen zelf. Dergelijke afwijking is niet wettelijk voorzien voor de intresten.”7
Aangezien het de bedoeling van de wetgever was dat het voorrecht van de interesten,
verschuldigd op de bedrijfsvoorheffing en de roerende voorheffing, en de kosten, verband
houdende met deze voorheffingen, dezelfde rang nemen als het voorrecht van de voorheffingen
zelf, wordt artikel 423, WIB 92 aangepast.
Eenzelfde regel blijkt eveneens uit de artikelen 86 en 87 van het Wetboek van de belasting over
de toegevoegde waarde, waarin zowel het voorrecht inzake de belasting als het voorrecht inzake
de interesten en kosten dezelfde rang innemen als het voorrecht bedoeld in artikel 19, 4°ter,
van de Wet van 16 december 1851.
6. Geldboete op bedrijfs- en roerende voorheffing
In het kader van het begrotingsconclaaf 2010-2011 werd beslist om in het systeem van de
geautomatiseerde inning opnieuw de mogelijkheid van aanrekening van fiscale boeten voor de
laattijdige betaling van de bedrijfsvoorheffing en de roerende voorheffing in te voeren teneinde
de belastingschuldigen er toe aan te zetten om binnen de voorziene termijnen te betalen en
zodoende een verhoging van de verschuldigde sommen te vermijden8.
Ter uitvoering van deze beslissing zal dus automatisch een administratieve boete op de
laattijdige betaling van de bedrijfsvoorheffing en de roerende voorheffing worden toegepast.
De wijziging aan art. 445 WIB 92 heeft als doel de bedrijfsvoorheffing en de roerende
voorheffing samen met de administratieve boete gelijktijdig te kunnen invorderen. Op die
manier verdwijnt tevens het verschil van twee maanden in de opeisbaarheid voor beide
bedragen.
6 Hof van Beroep Antwerpen, 2 december 2010.
7 Parl. St. Kamer, 2011-2012, Doc 53-1952/004, blz. 9.
8 Parl. St. Kamer, 2011-2012, Doc 53-1952/004, blz. 10.
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 8
II. Wijzigingen aan de roerende inkomsten
1. Algemene principes
Deze wijzigingen zijn van toepassing op de inkomsten toegekend of betaalbaar gesteld
vanaf 1 januari 2012;
Het tarief van de roerende voorheffing van 10 % blijft behouden voor de:
o liquidatieboni;
o verdelingsboni o.a. bij uittreding uit een coöperatieve vennootschap;
Het tarief van de roerende voorheffing wordt 21 % voor:
o intresten;
o bepaalde dividenden (VV-aandelen);
o inkoopbonus bij inkoop eigen aandelen;
Het huidige tarief van de roerende voorheffing van 25 % blijft behouden voor de:
o dividenden;
o intresten uit bepaalde gemeenschappelijke beleggingsfondsen;
Het tarief van de roerende voorheffing van 15 % blijft van toepassing op de:
o spaardeposito’s boven de vrijstelling van 1 830,00 EUR
o staatsbons (niet alleen Belgische) uitgegeven tijdens de periode van
24 november 2011 tot 2 december 2011 en waarop tijdens diezelfde periode is
ingeschreven;
o andere inkomsten uit kapitalen en roerende goederen;
o bepaalde diverse inkomsten van roerende aard (beroepsmatige onderverhuur
onroerende goederen, verhuring jacht-, vis- en vogelvangstrechten, …);
Een bijkomende heffing van 4 % in de personenbelasting op de netto:
o intresten;
o dividenden
indien deze hoger zijn dan 13 675 EUR (of geïndexeerd nu 20 020,00 EUR);
Verdwijning van het bevrijdend karakter van de aangifte in de personenbelasting voor de
meeste roerende inkomsten.
2. Wijzigingen aan de tarieven van de roerende voorheffing
Zijn geen roerende inkomsten: de “niet als inkomsten van roerende goederen en kapitalen
belastbare inkomsten”, zoals vermeld in art. 21 WIB 92. Aan dit principe wordt dan ook niet
geraakt door de Wet van 28 december 2011. Het betreft o.a. inkomsten uit:
preferente aandelen NMBS;
liquidatieboni;
bepaalde Belgische overheidsfondsen en leningen Belgisch Kongo;
loten van effecten van leningen;
eerste schijf van 1 250 EUR (momenteel geïndexeerd 1 830 EUR) op spaardeposito’s;
eerste schijf van 125 EUR van dividenden van erkende C.V. en van bepaalde
vennootschappen met sociaal oogmerk (momenteel geïndexeerd 180 EUR);
herfinancieringen Nationale Maatschappij Huisvesting, …
bepaalde inkomsten in kader van pensioensparen en levensverzekeringen.
De tarieven van de roerende voorheffing voor de inkomsten toegekend of betaalbaar gesteld
vanaf 1 januari 2012 worden ingevolge de wijziging aan art. 269 WIB 92 als volgt vastgesteld:
0 %: blijft ongewijzigd.
10 %:
o blijft behouden voor:
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 9
de liquidatieboni (art. 269, 1e lid, 2°bis WIB 92);
de verdelingsboni bij o.a. de uittreding uit een coöperatieve vennootschap (art.
269, 1e lid, 2°bis WIB 92);
bepaalde vergoedingen voor ontbrekende coupon (art. 269, 1e lid, 3° WIB 92);
o wordt geschrapt voor:
de verkrijging van eigen aandelen door een binnenlandse of buitenlandse
vennootschap (wordt nu 21 %) (art. 269, 1e lid, 2°ter WIB 92);
15 %:
o blijft behouden voor9:
de inkomsten van roerende goederen en kapitalen die geen intresten of
dividenden zijn (bvb. auteursrechten) (art. 269, 1e lid, 1° WIB 92);
de diverse inkomsten van roerende aard die verkregen zijn buiten het uitoefenen
van de beroepswerkzaamheden uit onderverhuur, huuroverdracht van al dan niet
gemeubileerde onroerende goederen of uit de concessie van het recht om een
plaats die van nature onroerend is en niet is gelegen binnen de omheining van
een sportinrichting te gebruiken om er plakbrieven of andere reclamedragers te
plaatsen (art. 269, 1e lid, 1° WIB 92);
loten en effecten van leningen, met uitzondering van de loten die van elke
Belgische zakelijke of personele belasting of van elke belasting zijn vrijgesteld
(art. 269, 1e lid, 1° WIB 92);
opbrengsten uit de verhuring van jacht-, vis- en vogelvangst (art. 269, 1e lid, 1°
WIB 92);
de inkomsten uit spaardeposito’s in zover zij meer bedragen dan de vrijstelling op
spaardeposito’s van 1 250 EUR (momenteel geïndexeerd bedrag = 1 830 EUR)
(art. 269, 1e lid, 5° WIB 92);
bepaalde vergoedingen voor ontbrekende coupon (art. 269, 1e lid, 3° WIB 92);
o wordt ingevoerd voor:
inkomsten uit binnenlandse en buitenlandse staatsbons uitgegeven tijdens de
periode van 24 november 2011 tot 2 december 2011 en waarop tijdens diezelfde
periode is ingeschreven.
Een nieuw artikel 534 WIB 92 voert de overgangsmaatregel in die erin voorziet
dat het tarief van de personenbelasting en van de roerende voorheffing wordt
vastgesteld op 15 pct. voor de inkomsten van de Belgische en buitenlandse
Staatsbons uitgegeven tijdens de periode van 24 november 2011 tot 2 december
2011 en waarop tijdens diezelfde periode is ingeschreven.
Op de inkomsten uit die Staatsbons wordt evenmin de bijkomende heffing op
roerende inkomsten toegepast, noch komen ze in aanmerking om te beoordelen
of de grens van 13 675 EUR bedoeld in artikel 174/1 WIB 92 is overschreden.
De parlementaire werken over dit artikel geven volgende uitgebreide
verantwoording:
Deze uitzonderlijke maatregel is verantwoord omwille van de zeer
uitzonderlijke situatie waarin België zich op dat ogenblik bevond. Mede
omwille van de crisis rond de Euro liep de rente op de Belgische schuld enorm
op. De rente van de 5-jarige OLO met vervaldag 28 september 2016 bedroeg
op 16 november 2011 bij het vastleggen van de coupon van de Staatsbon
4,32 %. Bij de start van de inschrijvingsperiode was die rente al opgelopen
9 Tenzij voor de contracten aangegaan vóór 1 maart 1990 of hernieuwd, waar het tarief ingevolge art. 519 WIB 92 bepaald is aan 25
%.
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 10
tot 5,41 % om zijn top te bereiken op 5,52 %. Ander staatspapier flirtte toen
al met de 6 %-grens. Op dat ogenblik stonden we op de rand van een
vernietigende speculatie tegen de Belgische overheidsschuld. De sterk
toegenomen rente zou ook een budgettaire ontsporing in gang zetten die,
gelet op de al moeilijke economische en budgettaire toestand, ten stelligste
moest worden vermeden. Daarbovenop kwam de onzekerheid over het fiscaal
regime van de uitgifte aangezien bij de regeringsonderhandeling de plannen
voor een tariefverhoging van de roerende voorheffing duidelijk werden. Om
die redenen was het van uitzonderlijk belang voor het land om de
ontsporende situatie een halt toe te roepen, terug vertrouwen te scheppen en
financiële stabiliteit te brengen. Dit kon door een duidelijke oproep van de
toenmalige ontslagnemende eerste minister aan de bevolking om het land te
ondersteunen door massaal in te tekenen op de gelanceerde staatsbon en
door een duidelijk engagement van de onderhandelende partijen om de
uitgiftevoorwaarden, inclusief het fiscaal stelsel, van de gelanceerde staatsbon
te honoreren. Deze uitzonderlijke maatregel heeft zijn doel effectief bereikt.
Bij het einde van de inschrijvingsperiode, op 2 december 2011, was de rente
van de voormelde OLO gezakt tot 4,01 % en op 5 december 2011 stond die
nog 3,71 %10.
o wordt geschrapt voor:
intresten, met uitzondering van:
de inkomsten uit spaardeposito’s in zover zij meer bedragen dan de
vrijstelling op spaardeposito’s van 1 250 EUR (momenteel geïndexeerd
bedrag = 1 830 EUR) (art. 269, 1e lid, 5° WIB 92);
bepaalde dividenden van beursgenoteerde bedrijven voor VV-aandelen (art. 269,
2e lid WIB 92);
bepaalde dividenden van aandelen, ingeschreven in geld, uitgegeven na
01/01/1994 (art. 269, 2e lid WIB 92);
20 %:
o Dit tarief wordt volledig geschrapt. Het betrof:
dividenden van AFV-aandelen (inbrengen in geld in 1982 of 1983…) (art. 269, 2e
lid WIB 92);
bepaalde vergoedingen voor ontbrekende coupon (art. 269, 1e lid, 3° WIB 92);
21 %:
o Dit nieuwe tarief wordt ingevoerd voor:
alle intresten met uitzondering van:
de inkomsten uit spaardeposito’s in zover zij meer bedragen dan de
vrijstelling op spaardeposito’s van 1 250 EUR (momenteel geïndexeerd
bedrag = 1 830 EUR) (15 %) (art. 269, 1e lid, 1°bis WIB 92);
de in art. 19ter WIB 92 vermelde intresten (intresten toegekend aan leden
door gemeenschappelijke beleggingsfondsen als dit fonds niet voldoet aan
art. 321bis WIB 92) (25 %) (art. 269, 1ste lid, 1°bis WIB 92);
De spaarder die indertijd een kapitalisatiebon aankocht, waarbij de intresten niet
jaarlijks worden uitbetaald, maar gekapitaliseerd worden en op zijn beurt
intresten opbrengen, betaalt nu plots bij de uitkering met terugwerkende kracht
21 %!
10
Parl. St. Kamer, 2011-2012, Doc 53-1952/004, blz. 23 e.v.
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 11
uitkeringen die worden aangemerkt als dividenden in geval van verkrijging eigen
aandelen door een binnenlandse of buitenlandse vennootschap (art. 269, 1e lid,
2°ter WIB 92);
bepaalde dividenden van beursgenoteerde bedrijven voor VV-aandelen (inbrengen
in geld in 1982 of 1983 – KB 15) (art. 269, 2e lid WIB 92).
Aan de vormvoorwaarden voor een VV-aandeel van beursgenoteerde bedrijven
wordt niets gewijzigd, zodat het verlaagd tarief (nu 21 %) kan worden toegepast
als:
VV-strips: het aandeel wordt dan vertegenwoordigd door een mantel met:
- couponblad, gehecht aan betreffend aandeel;
- afzonderlijk couponblad (de VV-strip) dat recht geeft op het verlaagd
tarief;
gelijktijdige afgifte van beide couponbladen;
binnen de drie jaar die aanvangen op 1 januari waarin dividend wordt
toegekend.
bepaalde dividenden van AFV-aandelen, aandelen uitgegeven na 01/01/94 en
andere bedoeld in art. 269, 3e lid WIB 92 (art. 269, 3e lid WIB 92);
bepaalde vergoedingen voor ontbrekende coupon (art. 269, 1e lid, 3° WIB 92);
25 %:
o Blijft ongewijzigd. Dit is van toepassing voor:
de andere (normale) dividenden (art. 269, 1e lid, 2° WIB 92);
de in art. 19ter WIB 92 vermelde intresten (intresten toegekend aan leden door
gemeenschappelijke beleggingsfondsen als dit fonds niet voldoet aan art. 321bis
WIB 92) (25 %) (art. 269, 1e lid, 4° WIB 92);
de inkomsten van gelddeposito’s met aanduiding van termijn of een
opzeggingstermijn van minder dan 6 maanden die zijn gedaan of hernieuwd vóór
1 januari 1990 (art. 519 WIB 92);
de andere inkomsten van roerende goederen en kapitalen en de andere diverse
inkomsten als vermeld in artikel 90, 5° tot 7°, die zijn toegekend ter uitvoering
van overeenkomsten gesloten vóór 1 maart 1990 (art. 519 WIB 92);
de strips-VV die niet binnen de 15 dagen na 3 jaar worden aangeboden (vroeger
15 % + 10 % = 25 %, nu 21 % + 4 % = 25 %) (art. 412, 7e lid WIB 92);
bepaalde vergoedingen voor ontbrekende coupon (art. 269, 1e lid, 3° WIB 92);
3. Bijkomende heffing van 4 %
a) Principe van de heffing van 4 %
Ingevolge het nieuwe art. 174/1 WIB 92 wordt er een bijkomende heffing ingevoerd van 4 % op
het deel van de dividenden en interesten die aan een tarief van 21 % worden onderworpen
(roerende voorheffing of personenbelasting) en dat het totaal netto bedrag van 13 675 EUR
(momenteel geïndexeerd bedrag = 20 020 EUR11) overschrijdt per natuurlijke persoon en niet
per gezin. Dit nettobedrag is, overeenkomstig art. 22, § 1, 1° en 2° WIB 92, het bedrag vóór
aftrek van de innings- en bewaringskosten en van andere soortgelijke kosten, en verhoogd met
werkelijke en fictieve roerende voorheffing en eventueel de woonstaatheffing en eventueel de
heffing bedoeld in artikel 174/1 WIB 92.
11
Zie Belgisch Staatsblad van 18/01/2012, blz. 3198.
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 12
Behalve indien dat inkomen afzonderlijk wordt belast, of indien het wordt onderworpen aan de
heffing bedoeld in artikel 174/1 WIB 92, wordt het verminderd met de desbetreffende innings-
en bewaringskosten en andere soortgelijke kosten.
De dividenden en intresten die aan een tarief van 10 of 25 % en de inkomsten uit
spaardeposito’s in zover zij meer bedragen dan de vrijstelling op spaardeposito’s van 1 250 EUR
(momenteel geïndexeerd bedrag = 1 830 EUR) worden niet onderworpen aan deze bijkomende
heffing van 4 %.
b) Bepaling van de grens van 13 675 EUR:
1. Tellen nooit mee:
a. de “niet als inkomsten van roerende goederen en kapitalen belastbare inkomsten”,
vermeld in art. 21 WIB 92. Zij tellen ook niet mee voor de bijkomende heffing, noch
inzake de verplichting om de roerende inkomsten mede te delen aan het centraal
aanspreekpunt. Het betreft o.a. inkomsten uit:
preferente aandelen NMBS;
liquidatieboni;
bepaalde Belgische overheidsfondsen en leningen Belgisch Kongo;
loten van effecten van leningen;
eerste schijf van 1 250 EUR (momenteel geïndexeerd 1 830 EUR) op
spaardeposito’s;
eerste schijf van 125 EUR van dividenden van erkende C.V. en van bepaalde
vennootschappen met sociaal oogmerk (momenteel geïndexeerd 180 EUR);
herfinancieringen Nationale Maatschappij Huisvesting…
bepaalde inkomsten in kader van pensioensparen en levensverzekeringen.
2. Tellen wel mee voor bepaling van de grens, maar geen heffing van 4 %:
a. de dividenden en intresten die aan 10 of 25 % worden belast, uitgezonderd:
liquidatieboni;
b. de inkomsten uit staatbons uitgegeven tijdens de periode van 24 november 2011 tot
2 december 2011 en waarop tijdens diezelfde periode is ingeschreven;
c. de inkomsten uit spaardeposito’s in zover zij meer bedragen dan 1 250 EUR
(momenteel geïndexeerd 1 830 EUR).
Voorbeeld 112
Een belastingplichtige heeft in 2012 interesten ontvangen die een roerende voorheffing hebben
ondergaan van 21 % en dividenden die een roerende voorheffing hebben ondergaan van 25 %.
Hij heeft geopteerd voor een inhouding van 21 % op de intresten.
Bij de vestiging van de aanslag in de personenbelasting zal een heffing van 4 % moeten worden
geheven op het deel van de roerende inkomsten aan 21 % die 20 000 EUR13 (geïndexeerd
bedrag) overschrijden.
De korf van 20 020,00 EUR wordt bij voorrang gebruikt voor de dividenden aan 25 %.
De volgende gevallen kunnen zich voordoen (er is rekening gehouden met geïndexeerde
bedragen):
Totaal à 25 % à 21 % 4 % op 4 % op
Geval 1 19 000 6 000 13 000 0
Geval 2 21 000 6 000 15 000 1 000 (980)
Geval 3 23 000 1 000 22 000 3 000 (2 980)
12
Dit voorbeeld komt letterlijk uit de parlementaire werken: Parl. St. Kamer, 2011-2012, Doc 53-1952/004, blz. 16. 13
Ondertussen verscheen in het Belgisch Staatsblad van 18/01/2012 het nieuw geïndexeerd bedrag en werd dit bepaald op 20 020,00 EUR i.p.v. 20 000,00 EUR.
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 13
Geval 4 24 000 21 000 3 000 3 000 (3 000)
De bedragen tussen haakjes in de laatste kolom houden rekening met het nieuw geïndexeerd
bedrag van 20 020,00 EUR en komen niet voor in de parlementaire werken.
Voorbeeld 214
Een belastingplichtige heeft in 2012 interesten ontvangen die een roerende voorheffing hebben
ondergaan van 21 % en intresten uit spaardeposito’s. Hij heeft geopteerd voor een inhouding
van 21 % op de interesten.
Bij de vestiging van de aanslag in de personenbelasting zal een heffing van 4 % moeten worden
geheven op het deel van de roerende inkomsten aan 21 % die 20 000 EUR15 (geïndexeerd
bedrag) overschrijden.
De volgende gevallen kunnen zich voordoen:
Totaal vrijgesteld à 15 % à 21 % 4 % op 4 % op
1 15 830 1 830 1 000 13 000 0
2 22 830 1 830 6 000 15 000 1 000 (980)
3 20 830 1 830 1 000 18 000 0
4 25 830 1 830 21 000 3 000 3 000 (3 000)
In geval 1 is het totaal van de roerende inkomsten 15 830 EUR, en dus lager dan 20 000 EUR.
Er is geen bijkomende heffing van 4 %.
In geval 2 is het totaal van de roerende inkomsten 22 830 EUR, en dus hoger dan 20 000 EUR.
Evenwel moet met de vrijgestelde inkomsten geen rekening worden gehouden om te beoordelen
of het grensbedrag is overschreden waardoor het in aanmerking te nemen totaal 21 000 EUR is,
dat ook hoger is dan 20 000 EUR. Er is een bijkomende heffing van 4 % op 1 000 EUR.
In geval 3 is het totaal van de roerende inkomsten 20 830 EUR, en dus hoger dan 20 000 EUR.
Evenwel moet met de vrijgestelde inkomsten geen rekening worden gehouden om te beoordelen
of het grensbedrag is overschreden waardoor het in aanmerking te nemen totaal 19 000 EUR is,
en dus lager dan 20 000 EUR. Er is geen bijkomende heffing van 4 %.
In geval 4 is het totaal van de roerende inkomsten 25 830 EUR, en dus hoger dan 20 000 EUR.
Evenwel moet met de vrijgestelde inkomsten geen rekening worden gehouden om te beoordelen
of het grensbedrag is overschreden waardoor het in aanmerking te nemen totaal 24 000 EUR is,
dat ook hoger is dan 20 000 EUR. Er is een bijkomende heffing van 4 % op 3 000 EUR.
De bedragen tussen haakjes in de laatste kolom houden rekening met het nieuw geïndexeerd
bedrag van 20 020,00 EUR en komen niet voor in de parlementaire werken.
c) Aangifte aan centraal aanspreekpunt
Dit centraal aanspreekpunt zou worden opgericht bij de Nationale Bank. Die liet echter weten
dat ze voor dit werk niet staat te springen. Daarom wordt bij de FOD Financiën een afdeling
opgericht, afgescheiden van de fiscale administraties . De toegang tot de gegevens zou beperkt
blijven tot enkele ambtenaren van de informaticacel die uitsluitend instaan voor de technische
aspecten van de databanken en die zich niet bezighouden met het vestigen noch met het
invorderen van de belastingen.
De heffing wordt vastgesteld en ingevorderd volgens verschillende modaliteiten in functie van de
keuze van de belastingplichtige om de schuldenaar van de desbetreffende inkomsten al dan niet
toestemming te geven om de 4 % bijzondere heffing in te houden.
14
Dit voorbeeld komt letterlijk uit de parlementaire werken: Parl. St. Kamer, 2011-2012, Doc 53-1952/004, blz. 16. 15
Ondertussen verscheen in het Belgisch Staatsblad van 18/01/2012 het nieuw geïndexeerd bedrag en werd dit bepaald op
20 020,00 EUR i.p.v. 20 000,00 EUR.
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 14
Aan het centraal aanspreekpunt zullen de schuldenaars van de roerende voorheffing m.b.t.
intresten en dividenden gehouden zijn jaarlijks de noodzakelijke gegevens toe te zenden om die
heffing te vestigen.
Bijgevolg zijn niet alleen de banken en andere financiële instellingen verplicht deze inkomsten
mee te delen, maar ook elke vennootschap die een dividend uitkeert of een intrest toekent met
inhouding van roerende voorheffing…. De vraag dient gesteld dat de vennootschap al dan niet
melding mag (moet) maken van het rijksregisternummer van de begunstigde om deze
mededeling te doen aan het centraal aanspreekpunt.
Ingevolge de geplande wetswijziging zullen alle rijksinwoners ten laatste bij de indiening van
hun aangiften de nummers van hun buitenlandse rekeningen en de inlichtingen betreffende deze
roerende inkomsten, verkregen in die lidstaten, aan dit centraal aanspreekpunt moeten melden
(wijziging art. 307, § 1, 2e lid WIB 92).
Eveneens volgens de geplande wetswijziging zal de Koning verdere modaliteiten bepalen inzake
de werking van dit centraal aanspreekpunt (wijziging art. 322, § 3, 3e lid WIB 92).
Volgende gevallen kunnen zich voordoen:
1. Bijkomende inhouding van 4 % en geen mededeling:
Als de belastingplichtige zijn schuldenaar van de inkomsten verzoekt een inhouding aan
de bron aan een tarief van 4 % toe te passen tezelfdertijd met de roerende voorheffing
en dit vanaf de eerste euro, zal het bedrag van de inkomsten die hij heeft geïnd, niet
worden medegedeeld aan het centraal aanspreekpunt. In dit geval blijft de volledige
anonimiteit behouden.
2. Geen bijkomende inhouding en wel melding
Indien de belastingplichtige de schuldenaar van de roerende voorheffing toelaat de 21 %
in te houden, zal het bedrag van de roerende inkomsten dat hij heeft geïnd, aan het
centraal aanspreekpunt worden medegedeeld en zal de heffing niet worden ingehouden
aan de bron maar ter gelegenheid van de inkohiering van de personenbelasting n.a.v. de
aangegeven inkomsten en de inkomsten meegedeeld door het centraal aanspreekpunt.
d) Mededeling aan fiscale administratie
Het centraal aanspreekpunt zal op verzoek van de operationele fiscale administraties de
gegevens mededelen die het heeft ontvangen van de schuldenaars van de roerende voorheffing,
met inbegrip van de inlichtingen betreffende de dividenden en interesten die worden belast aan
10 of 25 % en de inkomsten uit spaardeposito’s, hoger dan 1 250 EUR (momenteel geïndexeerd
1 830 EUR). In het dossier van de betrokken belastingplichtige zullen de nodige elementen
moeten zijn opgenomen die verantwoorden waarom inlichtingen zijn gevraagd aan het genoemd
aanspreekpunt.
Wanneer echter deze inkomsten het totaal bedrag van 13 675 EUR, momenteel geïndexeerd
20 020 EUR, overschrijden, zal deze mededeling automatisch gebeuren.
De Koning bepaalt verdere modaliteiten qua mededeling door de schuldenaars aan het centraal
aanspreekpunt en door dit centraal aanspreekpunt aan de operationele administraties.
e) Regels van toepassing op inhoudingen, vestiging en invordering
De wettelijke bepalingen inzake roerende voorheffing zullen, behalve indien er wordt van
afgeweken, ook van toepassing zijn op de inhoudingen aan de bron van de bijkomende heffing.
De koning kan verdere regels bepalen i.v.m. deze inhouding aan de bron16.
De wettelijke regels inzake vestiging en invordering van de personenbelasting zullen ook van
toepassing zijn op deze heffing.
16
Parl. St. Kamer, 2011-2012, Doc 53-1952/004, blz. 18.
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 15
4. Aangifte in de personenbelasting
a) Aanpassing tarieven in de personenbelasting
Artikel 171 WIB 92, dat de afzonderlijke tarieven regelt in de personenbelasting, wordt
aangepast aan de in art. 269 WIB 92 gewijzigde tarieven van de roerende voorheffing.
b) Bevrijdend wordt in de meeste gevallen verplichtend
Ingevolge de wijziging aan art. 313 WIB 92 moeten alle inkomsten uit roerende goederen en
kapitalen alsmede van de diverse inkomsten met roerend karakter (dus ook de inkomsten uit
auteursrechten) met uitzondering van de inkomsten die zijn onderworpen aan de inhouding aan
de bron van de bijkomende heffing van 4 % vanaf het aanslagjaar 2013 worden aangegeven.
Op die wijze zal de bijkomende heffing van 4 % worden gevestigd op grond van de aangifte van
de belastingplichtige en de inlichtingen ontvangen vanwege het centraal aanspreekpunt.
Bovendien voorziet de aangekondigde wetswijziging dat de gegevens die tijdens het onderzoek
van een aangifte aan het licht komen, eveneens in aanmerking komen om de juiste vaststelling
van de bijkomende heffing op roerende inkomsten te verzekeren.
Facultatief kunnen de belastingplichtigen de roerende inkomsten die ze hebben geïnd met een
inhouding van 4 % aan de bron, aangeven om een eventueel teveel geïnde inhouding aan de
bron te recupereren.
Doen zij dit niet, dan zal de inhouding aan de bron van de heffing een bevrijdend karakter
hebben en zullen zij de anonimiteit van hun roerende inkomsten behouden.
c) Verrekening bijkomende heffing van 4 % met personenbelasting
Het nieuwe artikel 284/1 WIB 92 en de wijziging aan art. 276 WIB 92 bepalen en organiseren de
mogelijkheid voor de belastingplichtige bij wie een te hoog bedrag van de bijkomende heffing op
de roerende inkomsten aan de bron is ingehouden om dit overschot te verrekenen met de
verschuldigde personenbelasting en eventueel een terugbetaling ervan te verkrijgen.
d) Aanvullende gemeentebelasting
Artikel 465 WIB 92 wordt aangevuld om te verduidelijken dat de gemeenten en agglomeraties
geen aanvullende belasting kunnen vestigen op de bijkomende heffing op de roerende
inkomsten. Dus enkel de bijkomende heffing van 4 % wordt uitgesloten van de aanvullende
gemeentebelasting.
Er is wel een probleem met de facultatief aangegeven intresten. Bij aangifte worden deze
normaal onderworpen aan de aanvullende gemeentebelasting aangezien art. 466 WIB 92 niet
werd aangepast. Dit stelt in haar 2e lid (aldus gewijzigd door art. 39 en art 43, Wet 14/04/2011
– BS, 06/05/2011), dat er geen aanvullende gemeentebelasting verschuldigd is op de intresten
en dividenden die:
voorkomen uit beleggingen en investeringen gedaan in een andere lidstaat van de
Europese Economische Ruimte;
worden geïnd of ontvangen in het buitenland zonder de tussenkomst van een in België
gevestigde tussenpersoon;
geen beroepskarakter hebben;
ingevolge artikel 171 werkelijk afzonderlijk worden belast.
Het is ondenkbaar dat er wel gemeentebelasting zou zijn op de intresten en dividenden van
Belgische oorsprong, maar niet op de intresten uit landen buiten de EER-staten, die in het
buitenland geïnd zijn en niet onderworpen zijn geweest aan roerende voorheffing. Dit is louter
discriminatie!
In de Kamercommissie heeft de minister van Financiën echter verklaard dat de veralgemeende
aangifteplicht niet tot gevolg zal hebben dat aanvullende gemeentebelasting wordt verschuldigd:
“ook vandaag kunnen de gemeentes sowieso geen belasting heffen op intresten en
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 16
dividenden”17. Dit werd nogmaals bevestigd in een persbericht van 23 december 2011. De wet
dient in casu te worden aangepast om te voldoen aan de intenties van de minister.
Dit wordt echter niet gewijzigd in de aangekondigde wetswijziging, besproken in de ministerraad
van 24 januari 2012.
e) Probleem met 0 %-tarief
Een aantal roerende inkomsten wordt vrijgesteld van roerende voorheffing. Het betreft o.m.18:
dividenden bij een fiscaal neutrale herstructurering, waarbij de inbreng niet volledig
wordt vergoed wegens voorafgaand aandelenbezit (art. 264, 2° WIB 92);
inkoopboni bij verkrijging eigen aandelen via Euronext of analoge markt (art. 264, 2°bis
WIB 92);
inkoopboni van een door Nationale Raad voor de Coöperatie erkende Coöperatieve
Vennootschap (art. 264; 2°ter WIB 92);
dividenden woning-vastgoedbevaks (art. 106, § 8 KB/WIB 92);
dividenden privaks en private privaks (art. 106, § 9 KB/WIB 92);
inkomsten van lijfrenten ten laste van een rechtspersoon (art. 112 KB/WIB 92);
inkomsten van bepaalde pensioenspaarrekeningen (art. 115 KB/WIB 92).
Door de aangifteplicht zullen zij in de huidige stand van de wetgeving worden belast aan 21 %
of 25 % of in voorkomend geval aan 4 %. De wetgever heeft immers nagelaten dit ook in te
voeren in de personenbelasting. Meer dan waarschijnlijk volgt hier een reparatiewetgeving.
Dit wordt echter niet gewijzigd in de aangekondigde wetswijziging, besproken in de ministerraad
van 24 januari 2012.
f) Innings- en bewaringskosten i.v.m. bijkomende heffing
Het eerste en tweede lid van artikel 22, § 1 WIB 92 worden aangevuld teneinde rekening te
houden met de invoering van de bijkomende heffing van 4 % op roerende inkomsten ter
gelegenheid van de vaststelling van de roerende inkomsten.
In navolging van wat nu reeds is bepaald voor de roerende inkomsten die afzonderlijk worden
belast, zullen de innings- en bewaringskosten niet aftrekbaar zijn van de inkomsten die aan de
bedoelde heffing worden onderworpen.
g) Geen verrekening met forfaitair deel buitenlandse belasting
Artikel 286 WIB 92 wordt aangepast om te bepalen dat er met de inhouding aan de bron van de
bijkomende heffing op de roerende inkomsten geen rekening wordt gehouden bij de berekening
van het forfaitair gedeelte van de buitenlandse belasting.
h) Roerende inkomsten als bedrijfsinkomsten
Artikel 37, 3e lid WIB 92 wordt aangevuld om rekening te houden met de inhouding aan de bron
van de bijkomende heffing op roerende inkomsten bij de vaststelling van de roerende inkomsten
indien die inkomsten worden gekwalificeerd als beroepsinkomsten.
17
Parl. St. Kamer, 2011-2012, Doc 53-1952/010, blz. 28. 18
Fisc. 1280 van 25/01/2012, blz. 1.
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 17
III. Voordelen van alle aard voor personenwagens
1. Algemeen
Artikel 36 WIB 92 wordt volledig herschreven en voegt de regels in, inzake de vaststelling van
het voordeel van alle aard voor het persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking
gesteld voertuig, die tot nu in het KB/WIB 92 waren opgenomen, omwille van het feit dat deze
voordelen als grondslag zullen dienen voor de berekening van een verworpen uitgave in de
vennootschapsbelasting. Aangezien op die manier een element van de belastbare basis wordt
bepaald, kan dit enkel bij wet gebeuren overeenkomstig artikel 170 van de Grondwet.
Deze nieuwe regeling viseert enkel de wagens bedoeld in art. 65 WIB 92, namelijk de
personenwagens, de auto’s voor dubbel gebruik, de minibussen en de zogenaamde ‘valse’ lichte
vrachtauto’s. Tot deze laatste categorie behoren de bij DIV als “lichte vrachtwagens”
gehomologeerde voertuigen, die voor de verkeersbelasting echter worden aangemerkt als
personenauto, auto voor dubbel gebruik of minibus (dit kan bijvoorbeeld betrekking hebben op
sommige monovolumes en luxueuze terreinvoertuigen).
Volgens de Wet van 28 december 2011 wordt het voordeel van alle aard voor het persoonlijk
gebruik van zulk kosteloos ter beschikking gesteld voertuig berekend, door een CO2-percentage
toe te passen op zes zevenden van de “cataloguswaarde” van het kosteloos ter beschikking
gestelde voertuig. Volgens de geplande wetswijziging zal er bovendien met de leeftijd van het
voertuig rekening worden gehouden, zoals nader bepaald.
De breuk zes zevenden is gekozen omdat wordt geoordeeld dat de last moet worden gespreid
over zowel de gebruiker, de werknemer, als degene die het voertuig ter beschikking stelt (de
vennootschap).
Wanneer een werknemer of een bedrijfsleider tezelfdertijd over meerdere wagens kan
beschikken, moet voor elk van die wagens een afzonderlijk belastbaar voordeel van alle aard
worden berekend.
Wanneer er een in tijd beperkte terbeschikkingstelling is, kan het voordeel van alle aard pro rata
temporis worden berekend en dit op basis van het aantal kalenderdagen, waarbij de eerste dag
van de terbeschikkingstelling wel wordt meegeteld, maar niet de laatste dag waarop het
voertuig wordt ingeleverd.
Dit voordeel mag uiteraard worden verminderd met de eigen bijdrage van de verkrijger van het
voordeel, dat bijvoorbeeld wordt ingehouden van het nettoloon van de werknemer (FAQ 8). Het
voordeel mag nooit minder bedragen dan 820 EUR per jaar. Dit bedrag wordt overeenkomstig
art. 178 WIB 92 geïndexeerd. Voor aanslagjaar 2013 bedraagt dit geïndexeerd bedrag
1 200 EUR.
Het voordeel van alle aard voor het persoonlijk gebruik van een voertuig dat voldoet aan de
definitie van een lichte vrachtwagen (vb. een bestelwagen), valt dus niet onder deze
berekening, maar moet bij de verkrijger zoals voorheen worden aangerekend voor de werkelijke
waarde. De notie waarmee hier rekening dient te worden gehouden is: “Welk is het bedrag dat
de verkrijger in normale omstandigheden zou moeten besteden om een dergelijk voordeel te
verkrijgen” (FAQ 16).
2. Cataloguswaarde
De Wet van 28 december 2011 definieert de “cataloguswaarde”als volgt: “de gefactureerde
waarde inclusief opties en btw, zonder rekening te houden met enige korting, vermindering,
rabat of restorno”.
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 18
Nog volgens dezelfde wet is deze definitie zowel van toepassing op nieuwe wagens, als op
tweedehands wagens of wagens in leasing.
M.b.t. de “catalogusprijs” van tweedehands wagens kan de toets van het ”gelijkheidsbeginsel” in
twijfel worden getrokken. De minister heeft in de parlementaire werken duidelijk gesteld dat de
“catalogusprijs” van tweedehands wagens de gefactureerde waarde, met inbegrip van de opties,
zonder eventuele kortingen, rabats of restorno’s, is19.
Neem nu een vennootschap die drie jaar geleden een wagen aankocht voor 100 000,00 EUR,
deze heeft afgeschreven voor 60 000,00 EUR, zodat de boekwaarde 40 000,00 EUR bedraagt.
Een andere vennootschap koopt dezelfde wagen vandaag tweedehands aan voor
40 000,00 EUR. Hoewel beide bedrijfsleiders met dezelfde wagen rijden die even oud is, heeft
de eerste een merkelijk groter voordeel als belastbare basis dan de tweede…
De regering besliste echter op 24 januari 2012 om daar een stokje voor te steken. De definitie
van de waarde van de niet in nieuwe staat verkregen wagens, zoals hoger omschreven, zou
herschreven worden. Voor alle andere dan in nieuwe staat verworven auto’s zou de definitie
luiden: “de catalogusprijs van het voertuig in nieuwe staat bij verkoop aan een particulier,
inclusief opties en btw, zonder rekening te houden met enige korting, vermindering, rabat of
restorno.”
De parlementaire werken stellen: “Bij aankoop van een tweedehands voertuig zal bovendien
sneller een catalogus met de oorspronkelijke prijs bij verkoop in nieuwe staat worden
teruggevonden dan een kopie van de oorspronkelijke factuur van verkoop in nieuwe staat”.
Momenteel is nergens de oorspronkelijke cataloguswaarde van deze tweedehands wagens
gepubliceerd. Blijkbaar heeft FOD Financiën de opdracht gegeven aan de constructeurs om deze
cataloguswaarde zo vlug mogelijk te publiceren op hun respectievelijke sites. Ondertussen is dit
nog nergens opgevolgd, zodat op dit moment elke accountant en/of belastingconsulent met
grote vraagtekens zit.
Een tweedehands wagen zou dus worden belast als een nieuwe wagen, evenwel rekening
houdend met een jaarlijkse vermindering zoals hieronder bepaald. Elk jaar, en dit gedurende 5
jaar, zou, zowel voor nieuwe wagens als tweedehands wagens 6 % kunnen worden afgetrokken
van deze prijs.
Na deze 5 jaar zou geen aftrek van 5 % meer mogelijk zijn, waardoor de minimumwaarde van
elke wagen op 70 % van de catalogusprijs zou worden vastgepind.
Concreet betekent dit dat de cataloguswaarde wordt vermenigvuldigd met een percentage dat
recht evenredig is met de periode die verstreken is vanaf de datum van 1e inschrijving van het
voertuig bij de Directie voor de Inschrijving van de Voertuigen, waarbij elke begonnen maand
voor een volledige maand telt. Dit percentage bedraagt:
Periode verstreken sinds de 1e inschrijving Percentage cataloguswaarde
Van 0 tot 12 maanden 100 %
Van 13 tot 24 maanden 94 %
Van 25 tot 36 maanden 88 %
Van 37 tot 48 maanden 82 %
Van 49 tot 60 maanden 76 %
Vanaf 61 maanden 70 %
Onder druk van de liberalen werd overeengekomen dat dezelfde vermindering mag worden
toegepast op nieuwe wagens. Deze regeling is zo overeengekomen in de ministerraad van 24
januari 2012 en moet nog de toets van de Kamer van Volksvertegenwoordigers ondergaan.
19 Parl. St. Kamer 2011-2012, Doc. Nr. 53-1952/10, blz. 31.
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 19
Het probleem van de leasingwagens wordt hierdoor ook opgelost. Deze leasingwagens behoren
nu tot de categorie van de “andere gevallen dan het verwerven in nieuwe staat van een auto”,
zodat ook hier moet worden uitgegaan van de “catalogusprijs” van het voertuig “in nieuwe
staat”.
En dan de laatste (?) wijziging. Op 6 februari 2012 werd beslist ook de definitie voor de nieuwe
wagens aan te passen en af te stappen van de notie “gefactureerde waarde”. Deze zou nu
luiden: “de catalogusprijs van het voertuig bij particuliere verkoop, inclusief opties en werkelijk
betaalde btw, zonder rekening te houden met enige korting, vermindering, rabat of restorno”.
Indachtig het adagio dat de btw in principe geen kostprijselement is, wordt enkel de werkelijk
betaalde btw meegeteld. Dit is vooral belangrijk voor de tweedehandswagens.
Hierdoor komt de formule voor de berekening van het voordeel van alle aard voor
bedrijfswagens op:
VAA = cataloguswaarde x % (CO2-coëfficiënt) x 6/7 x percentage i.f.v. leeftijd voertuig
3. Percentage per CO2-gram
Het CO2-basispercentage bedraagt 5,5 % voor een referentie-CO2-uitstoot:
voor voertuigen met een benzine-, LPG- of aardgasmotor: 115 g/Km
voor voertuigen met dieselmotor: 95 g/Km.
De Koning bepaalt jaarlijks deze referentie-CO2-uitstoten op basis van de CO2-uitstoot van de in
het voorgaand jaar nieuw ingeschreven voertuigen. Wanneer de uitstoot van het betrokken
voertuig hoger ligt dan de voormelde referentie-uitstoot wordt het basispercentage met 0,1 pct.
per CO2-gram vermeerderd, tot maximum 18 %.
Wanneer de uitstoot van het betrokken voertuig lager ligt dan de voormelde referentie-uitstoot
wordt het basispercentage met 0,1 pct. per CO2-gram verminderd, tot minimum 4 %. Dit
minimum zal steeds van toepassing zijn op de voertuigen met een uitstoot van 0 gram CO2 per
kilometer, zoals de elektrisch aangedreven voertuigen.
De voertuigen waarvoor geen gegevens met betrekking tot de CO2-uitstootgehaltes beschikbaar
zijn bij de dienst voor inschrijving van de voertuigen, worden, indien ze worden aangedreven
door een benzine-, LPG- of aardgasmotor, gelijkgesteld met de voertuigen met een CO2-
uitstootgehalte van 205 g/km, en, indien ze worden aangedreven door een dieselmotor, met de
voertuigen met een CO2-uitstootgehalte van 195 g/km.
Hoewel de informatie over de CO2-uitstoot vermeld is op het gelijkvormigheidsattest van het
voertuig, is de informatie vermeld op het inschrijvingsbewijs bepalend voor de berekening van
het voordeel van alle aard. Daaruit volgt dat wanneer het inschrijvingsbewijs het CO2-
uitstootgehalte niet vermeldt en de DIV niet over informatie beschikt, er steeds van moet
worden uit gegaan, dat de in vorige alinea bepaalde gegevens moeten worden gebruikt voor de
berekening van het voordeel, ook al is er een vermelding van dit gehalte op het
gelijkvormigheidsattest. Dit blijkt uit de FAQ 23, gepubliceerd op de website van FOD Financiën.
4. Weerslag op fiches 281.10 en 281.20
Onderstaande redenering blijkt uit FAQ 9 en 10, gepubliceerd op de site van FOD Financiën.Op
de fiches dient enkel het bedrag van het voordeel te worden vermeld, en niet meer het aantal
kilometers.
a) Voor de werknemers
Volgend onderscheid dient te worden gemaakt:
Voertuig uitsluitend gebruikt voor eigenlijke privéverplaatsingen
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 20
Zodra er een terbeschikkingstelling is, kan het voordeel niet meer worden vermeld in vak 17
“Bijdragen in de reiskosten”, rubriek c) “Ander vervoermiddel”, maar moet dit voordeel steeds
worden vermeld in vak 9, rubriek c) “Voordelen van alle aard”.
Voertuig uitsluitend gebruikt voor individuele woon-werkverplaatsingen
Het voordeel van alle aard moet voor het volledige bedrag, zoals vroeger, worden vermeld in
vak 17 “Bijdragen in de reiskosten”, rubriek c) “Ander vervoermiddel” als:
o vaststaat dat dit vervoermiddel effectief en uitsluitend voor zulke verplaatsingen wordt
gebruikt;
o de werknemer aan zijn werkgever bevestigt dat hij zijn werkelijke beroepskosten niet
bewijst.
Concreet betekent dit dat in dit geval de vrijstelling van 370,00 EUR voor aanslagjaar 2013
behouden blijft.
Voertuig gemengd gebruik voor eigenlijke privéverplaatsingen en woon-
werkverkeer
Aangezien de nieuwe berekening van het voordeel geen rekening meer houdt met het aantal
kilometers (5 000 en 7 500 km), en volledig losstaat van de intensiteit of de frequentie en de
wijze van het daadwerkelijk gebruik van het voertuig, is er geen criterium meer om dit voordeel
om te slaan over de eigenlijke privéverplaatsingen en het woon-werkverkeer.
Bovendien was het blijkbaar niet de bedoeling bovenvermelde vrijstelling van 370,00 EUR af te
schaffen. Daarom mag in dit geval het voordeel worden omgeslagen als volgt:
o 370,00 EUR mag vermeld voor aanslagjaar 2013 in vak 17 “Bijdragen in de
reiskosten”, rubriek c) “Ander vervoermiddel”;
o het verschil tussen het voordeel en deze 370,00 EUR in vak 9, rubriek c) “Voordelen
van alle aard”.
Dezelfde voorwaarden worden opgelegd:
o het moet vaststaan dat dit vervoermiddel effectief en uitsluitend voor zulke
verplaatsingen wordt gebruikt;
o de werknemer dient aan zijn werkgever te bevestigen dat hij zijn werkelijke
beroepskosten niet bewijst.
b) Voor de bedrijfsleiders
Het voordeel van alle aard betreffende de terbeschikkingstelling van een bedrijfswagen moet
worden vermeld in vak 9, rubriek c) “Voordelen van alle aard”.
5. Weerslag op de bedrijfsvoorheffing
Voor de berekening van de bedrijfsvoorheffing op de voordelen voor de terbeschikkingstelling
van de bedrijfswagens die vanaf 1 januari 2012 worden toegekend, dient rekening te worden
gehouden met de nieuwe waarderingsregels.
Mocht het voordeel niet correct zijn berekend, dan dient een rechtzetting te gebeuren. Mocht de
bewuste werknemer ondertussen ontslagen zijn, dan laat de administratie toe, bij wijze van
administratieve tolerantie, dat geen rechtzetting dient te gebeuren en dat enkel op de fiches
281 het correct bedrag dient te worden vermeld. Dit blijkt uit de FAQ 24, gepubliceerd op de
website van FOD Financiën.
Er zal in dit geval dus een verschil zijn tussen de loonstaten en de ingediende fiches.
Wat betreft de nieuwe berekening, zoals voorzien in de geplande wetswijziging, wordt voorzien
dat deze berekening in de bedrijfsvoorheffing slechts zal worden toegepast op de voordelen van
alle aard die worden toegekend vanaf 1 mei 2012…
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 21
6. Voorbeelden
a) Prorata temporis-berekening
Onderstaande voorbeelden zijn gebaseerd op de FAQ’s gepubliceerd op de website van FOD
Financiën.
Gegeven Commentaar Breuk
voordeel
Enkele normale gevallen
(FAQ 3) Een werknemer krijgt een
wagen ter beschikking vanaf
15/09/12 (schrikkeljaar)
In bezit 15/09 t/m 31/12/12,
dus:
september: 16 dagen
oktober: 31 dagen
november: 30 dagen
december: 31 dagen
totaal: 108 dagen
108/366
(FAQ 3) Ontslag van een
werknemer op 02/02/13 en
inlevering van zijn firmawagen op
dezelfde datum
Terbeschikkingstelling van 01/01
t/m 01/02/13, dus:
januari: 31 dagen
februari: 1 dag
totaal: 32 dagen
Dag van 2 februari telt niet mee
(dag inlevering wagen)
32/365
Uitzonderlijke gebeurtenissen
(FAQ 3) Wegens uitzonderlijke
gebeurtenis krijgt een werknemer
een wagen ter beschikking van
01/03/13 tot 31/03/13
Dagen ter beschikking:
01/03 tot 30/03: 30 dagen
Dag inlevering telt niet mee
30/365
(FAQ 22) Een werknemer mag
uitzonderlijk en louter toevallig een
poolwagen gebruiken voor een
dringende verplaatsing naar zijn
woning
Enkel in zeer uitzonderlijke
omstandigheden, en louter
toevallig, waarin het gebruik van
een poolwagen door de
werkgever wordt toegestaan,
dient er geen voordeel te worden
aangerekend. In dit geval is er
sprake van een niet-belastbaar
sociaal voordeel.
0/365
Wisseling wagen tijdens het jaar
(FAQ 4) Een bedrijfsleider rijdt met
firmawagen A tot 10/07/13, levert
die wagen op die datum in en
krijgt op die datum wagen B ter
beschikking
Wagen A:
ter beschikking van 01/01 t/m
09/07/13
Wagen B:
ter beschikking van 10/07 t/m
31/12
190/365
175/365
(FAQ 6) Een bedrijfsleider bestelt
een wagen A, die pas wordt
geleverd op 01/06/13. In
afwachting krijgt hij een
aanloopwagen ter beschikking
vanaf 01/03/13, die hij inlevert op
01/06/13.
Voordeel aanloopwagen:
ter beschikking van 01/03 t/m
31/05/13
Voordeel wagen A:
ter beschikking van 01/06 t/m
31/12/13
92/365
214/365
Onderhoud en herstelling van de bedrijfswagen
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 22
(FAQ 5) Een bedrijfsleider heeft
het ganse jaar een wagen ter
beschikking. Gedurende 5 dagen
onderhoud of herstelling wagen in
garage.
Wagen is het ganse jaar door de
vennootschap ter beschikking
gesteld.
Het tijdelijk niet-gebruik van deze
wagen heeft geen invloed op de
berekening van de voordelen.
365/365
(FAQ 5) Een bedrijfsleider heeft
het ganse jaar een wagen ter
beschikking. Ingevolge een
ongeval is de wagen een maand
buiten gebruik en stelt de garage
een vervangwagen ter beschikking.
Wagen is het ganse jaar door de
vennootschap ter beschikking
gesteld. Het tijdelijk niet-gebruik
van deze wagen en de
beschikking over een
vervangwagen heeft geen invloed
op de berekening van de
voordelen.
365/365
Afwezigheden
(FAQ 18) Een vertegenwoordiger
die een bedrijfswagen ter
beschikking heeft, is afwezig
wegens vakantiedagen,
compensatiedagen,
recuperatiedagen,
omstandigheidsverlof,
ziekteverlof…
De forfaitaire berekening van het
voordeel staat volledig los van de
intensiteit of de frequentie van
het daadwerkelijk gebruik van de
wagen.
365/365
(FAQ 19) Een werknemer is
langdurig afwezig gedurende 120
dagen ten gevolge van ernstige
ziekte of zwangerschapsverlof.
In het terbeschikkingscontract is
opgenomen:
- dat zij de wagen moet inleveren
- dat zij de wagen niet moet
inleveren of er is niets
opgenomen in dit verband
Bewuste werknemer levert het
voertuig vrijwillig in en er is niets
in het contract voorzien qua
verplichte inlevering
Voordeel mag prorata worden
verminderd
Geen prorata-vermindering van
het voordeel
Geen prorata-vermindering van
het voordeel. De
terbeschikkingstelling van het
voertuig is immers niet geschorst
gedurende betreffende periode
245/365
365/365
365/365
(FAQ 20) In een contract tussen
werkgever en werknemer wordt
een wagen ter beschikking gesteld
en wordt bepaald dat de
werknemer:
- de wagen enkel mag gebruiken
voor dienstverplaatsingen en
deze ’s avonds moet inleveren
- de wagen mag gebruiken voor
dienstverplaatsingen en voor
het woon-werkverkeer, maar
niet tijdens de weekends (104
Geen voordeel, vermits er geen
sprake is van privégebruik
Wel volledig voordeel te
berekenen, vermits er sprake is
van een persoonlijk gebruik.
Mag niet worden beperkt tot 365-
0/365
365/365
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 23
dagen) en de vakantieperiode
(25 dagen)
- de wagen ook mag gebruiken
tijdens de weekends en de
vakantieperiode
129 = 236.
Wel voordeel te berekenen
vermits er duidelijk sprake is van
een persoonlijk gebruik
365/365
b) Berekening “cataloguswaarde”
Onderstaande voorbeelden zijn eveneens gebaseerd op de FAQ’s gepubliceerd op de website
van FOD Financiën. De aangehaalde voorbeelden betreffen steeds nieuwe wagens.
Gegeven Commentaar
Cataloguswaarde
“Catalogusprijs” is prijs zonder rekening te houden met kortingen
(FAQ 12) Aankoop wagen voor:
- Catalogusprijs excl. btw:
12 000,00 EUR
- Korting:
- 2 000,00 EUR
- Factuurprijs:
10 000,00 EUR
- Btw:
2 100,00 EUR
- Factuurprijs:
12 100,00 EUR
In aanmerking te nemen
catalogusprijs:
- Catalogusprijs excl. btw:
12 000,00 EUR
- Btw:
2 520,00 EUR
- Totaal:
14 520,00 EUR
Er mag immers geen rekening
worden gehouden met de korting.
Dit geldt eveneens voor alle
fleetkortingen of kortingen
gegeven in het kader van speciale
acties (FAQ 13).
14 520,00 EUR
Gratis opties of opties aangeboden tegen verminderde prijs
(FAQ 14) Aankoop wagen voor:
- Catalogusprijs excl. btw:
12 000,00 EUR
- Opties:
4 000,00 EUR
- Korting op opties:
- 2 000,00 EUR
- Factuurprijs:
14 000,00 EUR
- Btw:
2 940,00 EUR
- Factuurprijs:
16 940,00 EUR
In aanmerking te nemen
catalogusprijs:
- Catalogusprijs excl. btw:
12 000,00 EUR
- Opties (incl. gratis):
4 000,00 EUR
- Totaal excl. btw:
16 000,00 EUR
- Btw:
3 360,00 EUR
- Totaal:
19 360,00 EUR
19 360,00 EUR
Werknemer gebruikt verschillende poolwagens
(FAQ 21) Een werknemer
gebruikt verschillende
poolwagens, die hij mag
gebruiken voor woon-
werkverkeer en/of eigenlijke
privéverplaatsingen tijdens
weekends, vakanties of vrije
tijd.
Hij gebruikt gedurende 25
dagen een poolwagen 1 met een
In aanmerking te nemen
catalogusprijs:poolwagen 1,
vermits hij die het meest gebruikt
in die maand.
U dient derhalve een berekening te
maken per maand en niet per jaar.
(de bedrijfsvoorheffing wordt ook
per maand berekend)
20 000,00 EUR
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 24
cataloguswaarde van
20 000,00 EUR en gedurende 6
dagen een poolwagen 2 met een
cataloguswaarde van
25 000,00 EUR
Werknemer betaalt zelf gratis opties
(FAQ 7) Een werkgever koopt
een bedrijfswagen met een
“cataloguswaarde” van
30 000,00 EUR, inclusief btw.
De werknemer betaalt zelf
bijkomende opties voor
2 000,00 EUR, inclusief btw.
De “cataloguswaarde blijft
30 000,00 EUR, ongeacht of de
werknemer de opties betaalt:
- aan de garage of
leasingmaatschappij
- integraal aan zijn werkgever
- aan zijn werkgever door
periodieke of eenmalige
inhouding op zijn loon
30 000,00 EUR
Verkrijger van het voordeel betaalt schade aan wagen terug
(FAQ 15) Een werknemer rijdt
met een firmawagen waarvan
de cataloguswaarde
19 360,00 EUR bedraagt en
betaalt ingevolge een ongeval
met de wagen een bijdrage van
1 500,00 EUR (voorbeeld de
franchise van de verzekering)
naar aanleiding van een
ongeval.
Een bedrijfsleider rijdt met een
firmawagen waarvan de
cataloguswaarde 19 360,00 EUR
bedraagt, en betaalt op het
einde van een leasingcontract
het bedrag dat de
leasingmaatschappij factureert
voor schade aan het voertuig
(2 000,00 EUR).
Kan niet in mindering worden
gebracht van het voordeel.
Kan niet in mindering worden
gebracht van het voordeel.
19 360,00 EUR
19 360,00 EUR
“6-wielen” leasingcontract (naast firmawagen een scooter of een fiets)
(FAQ 17) Een leasinggever stelt
ter beschikking:
- wagen met een
cataloguswaarde van
19 360,00 EUR
- een scooter (waarde
10 000,00 EUR)
Voordeel voor de wagen blijft
ongewijzigd
Voordeel voor de scooter wordt
berekend op werkelijke waarde
voor de verkrijger, berekend
volgens het adagio: “welk is het
bedrag dat de verkrijger in
normale omstandigheden zou
moeten besteden om een
dergelijk voordeel te verkrijgen?”
19 360,00 EUR
??
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 25
Een leasinggever stelt ter
beschikking:
- wagen met een
cataloguswaarde van
19 360,00 EUR
- een fiets (waarde
5 000,00 EUR)
Voordeel voor de wagen blijft
ongewijzigd
Voordeel voor de fiets:
- indien die fiets daadwerkelijk
wordt gebruikt voor de
verplaatsingen woon-
werkverkeer, dan dient voor
de fiets geen voordeel te
worden aangerekend (ook niet
voor de eigenlijke
privéverplaatsingen)
- Indien de fiets uitsluitend voor
eigenlijke privéverplaatsingen
(andere dus dan woon-
werkverkeer) wordt gebruikt,
zelfde regeling als voor de
scooter
19 360,00 EUR
Gratis
??
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 26
c) Berekening van het voordeel voor nieuwe wagens voor het eerste jaar
Wagen 1 Wagen 2 Wagen 3 Wagen 4
Brandstof benzine diesel LPG diesel
CO2-uitstoot 230 300 85 200
Aankoopprijs excl. btw 90 000,00 45 000,00 20 000,00 20 000,00
Opties 10 000,00 5 000,00 2 000,00 2 000,00
Btw over 100 000,00 50 000,00 22 000,00 22 000,00
Btw 21 000,00 10 500,00 4 620,00 4 620,00
Gratis opties (btw incl.) 5 000,00 1 000,00 1 000,00 1 000,00
Catalogusprijs 126 000,00 61 500,00 27 620,00 27 620,00
Referentie CO2-uitstoot 115 95 115 95
Basispercentage CO2-uitstoot 5,50 5,50 5,50 5,50
Verhoogd/verlaagd % CO2-
uitstoot 17,00 26,00 2,50 16,00
Beperking tot 4 of 18 17,00 18,00 4,00 16,00
Voordeel(cat.prijs x % CO2 x
6/7) 18 360,00 9 488,57 946,97 3 787,89
Minimum van 1 200 18 360,00 9 488,57 1 200,00 3 787,89
Dagen in bezit 365 200 31 365
Proportioneel voordeel 18 360,00 5 199,22 101,92 3 787,89
Bijdrage verkrijger* 1 200,00 700,00 100,00 1 200,00
Uiteindelijk voordeel 17 160,00 4 499,22 1,92 2 587,89
V.U. in vennootschap: 17 % 2 917,20 764,87 0,33 439,94
*: De verworpen uitgaven mogen worden berekend op het voordeel na aftrek van de
persoonlijke bijdrage20.
d) Vergelijking van eenzelfde wagen nieuw, dan wel aangekocht tweedehands
Onderstaande berekening is geschied volgens de geplande wetswijziging die waarschijnlijk eind
februari of begin maart 2012 zal worden opgenomen in een programmawet.
Wagen 1 Wagen 1
Nieuw Occasie
Aangekocht 10/02/2012 10/02/2015
1e inschrijving bij DIV 15/02/2012 15/02/2012
Brandstof benzine benzine
CO2-uitstoot 250 250
Aankoopprijs excl. btw 90 000,00 45 000,00
Opties 10 000,00 0,00
Btw over 100 000,00 45 000,00
Btw 21 000,00 9 450,00
Gratis opties (btw incl.) 5 000,00 0,00
Kostprijs 126 000,00 54 450,00
Catalogusprijs
20 Fisc. 1277, blz. 9.
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 27
- 1e jaar (t/m 14/01/2013) 126 000,00
- 2e jaar (t/m 14/01/2014) 118 440,00
- 3e jaar (t/m 14/01/2015) 110 880,00
- 4e jaar (t/m 14/01/2016) 103 320,00 93 849,00
- 5e jaar (t/m 14/01/2017) 95 760,00 86 982,00
- vanaf 6e jaar (vanaf 15/01/2017) 88 200,00 80 115,00
Verhoogd % CO2-uitstoot beperkt tot 18,00 18,00
Voordeel ( cat.prijs x % CO2 x 6/7)
- 2012
- 1e jaar (321/366 dagen) 17 049,84
- 2013
- 1e jaar (1 maand) 1 620,00
- 2e jaar (11 maanden) 16 750,80
18 370,80
- 2014
- 2e jaar (1 maand) 1 522,80
- 3e jaar (11 maanden) 15 681,60
17 204,40
- 2015
- 3e jaar (1 maand) 1 425,60
- 4e jaar (11 maanden) 14 612,40
- 4e jaar (321/365 dagen)
12 734,08
16 038,00 12 734,08
- 2016
- 4e jaar (1 maand) 1 328,40 1 206,63
- 5e jaar (11 maanden) 13 543,20 12 301,74
14 871,60 13 508,37
- 2017
- 5e jaar (1 maand) 1 231,20 1 118,34
- 6e jaar (11 maanden) 12 474,00 11 330,55
13 705,20 12 448,89
- 2018 en later
- 6e jaar (12 maanden) 13 608,00 12 360,60
V.U. in vennootschap: 17 %
- 2012 2 898,47
- 2013 3 123,04
- 2014 2 924,75
- 2015 2 726,46 2 164,79
- 2016 2 528,17 2 296,42
- 2017 2 329,88 2 116,31
- 2018 en later 2 313,36 2 101,30
7. Conclusies
Ten opzichte van de eerste regeling voorzien in de Wet van 28 december 2011 is er volgens de
geplande wetswijziging een:
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 28
1. merkelijke winst voor de voertuigen in nieuwe staat verkregen;
2. groot nadeel voor de tweedehands voertuigen.
Kleinere en groene bedrijfswagens doen soms voordeel door dit nieuwe systeem van berekening
van de voordelen van alle aard. Anders is het gesteld met de grote luxewagens die een vrij hoog
voordeel van alle aard zullen genereren.
Bovendien zal de markt van de tweedehandse luxewagens een enorme deuk krijgen en zal een
bedrijfsleider die een dergelijke wagen verwerft eerst de voor- en nadelen ervan dienen te
becijferen.
8. Hoe belastbaarheid van een voordeel in natura voor een wagen in de PB
vermijden
a) Boeking via de lopende rekening in de vennootschap
Door de voordelen te boeken op het debet van de lopende rekening, in zover deze crediteur
staat – anders betaalt u debetintresten -, en via het credit van een 74-rekening vermijdt u het
(meestal) hogere tarief in de personenbelasting. Er is immers geen sprake van een fiche. Het
spreekt voor zich dat deze boeking uiterlijk dient te gebeuren op het einde van het boekjaar.
U boekt op deze manier echter “nettogeld” af, dat u anders belastingvrij uit de vennootschap
kan halen.
b) Wagen onttrekken aan vennootschap ten gunste van de bedrijfsleider
Indien de wagen wordt onttrokken binnen de vijf jaar na verwerving, kan een onttrekking
gebeuren via de regel van de vijfden (zoals bij een herziening). Na de periode van vijf jaar dient
men als maatstaf van heffing de waarde van de wagen te nemen in de staat waarin hij zich
bevindt op het tijdstip van de onttrekking. De onttrekking kan gebeuren over een maatstaf van
heffing die tot de helft wordt gereduceerd (cf. aanschrijving nr. 3/1981). Eens de wagen uit de
vennootschap is gehaald, kan hij als particulier worden verkocht.
Verkoop hem in geen geval onmiddellijk erna met een grote meerwaarde!
Voorbeeld
Wagen 1 Wagen 2 Wagen 3 Wagen 4
Totale btw op factuur 21 000,00 10 500,00 4 620,00 4 620,00
Bedrijfsmatig gebruikt
voor 80 % 50 % 40 % 30 %
Afgetrokken btw 10 500,00 5 250,00 1 848,00 1 386,00
Aankoopdatum 30/06/2006 30/06/2007 30/06/2008 30/06/2009
Jaren te herzien 0 0 1 2
Btw op onttrekking
50 % op
waarde x
21 %
50 % op
waarde x
21 %
Aankoopprijs
x 1/5 x 50 %
x 21 % en
een
herziening in
voordeel van
10 % op 1/5
van de niet-
afgetrokken
btw
Aankoopprijs
x 2/5 x 50 %
x 21 % en
een
herziening in
voordeel van
20 % op 2/5
van de niet-
afgetrokken
btw
c) Wagen verkopen aan de bedrijfsleider
Indien de btw bij verwerving werd beperkt tot het beroepsmatig gebruik (door toepassing van
het nieuwe art. 45, § 1 quinquies W.Btw) mag de maatstaf van heffing bij de verkoop worden
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 29
beperkt tot de helft. Eventueel mag ook de herziening in voordeel gebeuren (1/5 van de btw per
verlopen herzieningsjaar voor het gedeelte van de aftrek dat een andere beperking heeft
ondergaan dan art. 45, § 2 W.Btw, d.i. de 50 %-regel).
Voor 2011 bestaat een tolerantie. Hier kan men de voordelen van alle aard nog berekenen
volgens de oude methode (5 000/7 500 km en coëfficiënt 1,0855), maar dan dient de verkoop
over de volledige maatstaf van heffing te gebeuren.
Voorbeeld
Wagen 1 Wagen 2 Wagen 3 Wagen 4
Verkoopprijs excl. btw 25 000,00 20 000,00 15 000,00 10 000,00
Btw van 21 % 5 250,00 4 200,00 3 150,00 2 100,00
Bedrijfsmatig gebruik 80 % 50 % 40 % 30 %
Btw te betalen
12 500 x
21 % =
2 625,00
10 000 x
21 % =
2 100,00
7 500 x 21 %
= 1 575 en
herziening in
het voordeel
van 10 % per
niet-verlopen
herzieningsjaar
5 000 x 21 %
= 1 050 en
herziening in
voordeel van
20 % per niet-
verlopen
herzieningsjaar
d) Verplaatsingskosten per km aanrekenen aan de vennootschap
Voor de bedrijfsleider is deze aanrekening belastingvrij, voor zover de jaarlijks bedrijfsmatig
afgelegde en aangerekende kilometers jaarlijks minder is dan 24 000 km (ComIB 31/36).
Het tarief per kilometer dat u mag aanrekenen, is de kilometervergoeding van de ambtenaren
voor hun dienstverplaatsingen. Dit tarief bedraagt:
vanaf 01/07/08 t/m 30/06/09: 0,3169 per km
vanaf 01/07/09 t/m 30/06/10: 0,3026 per km
vanaf 01/07/10 t/m 30/06/11: 0,3178 per km
vanaf 01/07/11 t/m 30/06/12: 0,3352 per km
Van dit tarief kan worden afgeweken als u dit kunt staven door ernstige normen. Volgens ComIB
66/51 dient deze kilometervergoeding te worden omgedeeld in:
30 % voor de brandstof;
70 % voor de andere kosten.
Voorbeeld
Wagen 1 Wagen 2 Wagen 3 Wagen 4
Totaal gereden km 50 000 40 000 30 000 20 000
Woon-werkverkeer 10 000 5 000 5 000 5 000
Andere privéverplaatsingen 5 000 3 000 3 000 3 000
Bedrijfsmatig gereden km 35 000 32 000 22 000 12 000
Maximum aan te rekenen 24 000 24 000 22 000 12 000
Tarief sinds 01/07/11 0,3352 0,3352 0,3352 0,3352
Totaal aan te rekenen 8 044,80 8 044,80 7 374,40 4 022,40
Waarvan voor benzine (30 %) 2 413,44 2 413,44 2 212,32 1 206,72
Waarvan aftrekbaar in
vennootschap 1 810,08 1 810,08 1 659,24 905,04
Waarvan voor andere kosten
(70 %) 5 631,36 5 631,36 5 162,08 2 815,68
Soort brandstof benzine diesel LPG diesel
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 30
CO2-uitstoot 230 300 85 200
Beperking via VU 50 % 50 % 10 % 40 %
Waarvan aftrekbaar in
vennootschap 2 815,68 2 815,68 4 645,87 1 689,41
Totaal belastingvrij
bedrijfsleider 8 044,80 8 044,80 7 374,40 4 022,40
Totaal aftrekbaar in
vennootschap 4 625,76 4 625,76 6 305,11 2 594,45
e) Wagen verhuren
De bedrijfsleider kan zijn wagen verhuren aan de vennootschap.
Het is aan te raden in het verhuurcontract te bepalen dat deze wagen enkel bedrijfsmatig mag
worden gebruikt. Indien er toch privéverplaatsingen (woon-werkverkeer, andere
privéverplaatsingen tijdens weekends, vrije tijd of vakanties) met deze wagen zouden gebeuren,
dan moet er wel een voordeel worden bepaald en dit volgens dezelfde regels!
Op te merken valt dat de verhuur van een wagen niet valt onder het btw-statuut, omdat maar
één roerend goed wordt verhuurd21. Dit vormt geen economische activiteit. Verhuurt men
meerdere wagens aan de vennootschap of ook andere goederen naast een wagen, dan ontstaat
wel btw-belastingplicht. In dat geval kan eventueel worden geopteerd voor de
vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen (art. 56, § 2 W.Btw).
Het is wel, op basis van art. 17, § 1, 3° WIB 92, een in de personenbelasting aan te geven
roerend inkomen. Van dit roerend inkomen kan u de werkelijke kosten aftrekken, of een forfait
van 15 %. Dit roerend inkomen is niet onderworpen aan een roerende voorheffing als de
begunstigde een rijksinwoner is, onderworpen aan de personenbelasting of een binnenlandse
vennootschap (art. 111 KB/WIB 92).
Indien de huurprijs voor de wagen niet in verhouding staat tot de opname van de bedrijfsleider,
dan zou dit onaangename gevolgen kunnen hebben. De fiscus zou in dat geval art. 344, § 2
(antimisbruikbepaling i.v.m. economische werkelijkheid) kunnen inroepen en dit roerend
inkomen trachten te herkwalificeren als een bedrijfsinkomen voor de bedrijfsleider. Dit risico is
verhoogd door de geplande wijziging aan artikel 344, § 2 WIB 92.
Wenst men geen inkomen uit de vennootschap te halen, dan kan eventueel aan de figuur van
de bruikleen worden gedacht. Deze handeling is immers om niet.
21 Rb. Antwerpen, 02/06/08.
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 31
IV. Regeling woon-werkverkeer voor personenwagens, auto’s voor dubbel gebruik,
“valse” lichte vracht en minibussen
1. Bestaande regeling
e) Gewone regeling
Belastingplichtigen die over zulke bedrijfswagen beschikken kunnen momenteel hun
beroepskosten voor het woon-werkverkeer inbrengen tegen 0,15 EUR per kilometer (art. 66, § 4
WIB 92).
Naarmate ze meer kilometers inbrengen als beroepskost voor woon-werkverkeer, stijgt ook het
aantal kilometer waarmee rekening wordt gehouden om het belastbaar voordeel van alle aard te
bepalen dat resulteert uit het gratis beschikken over een bedrijfswagen.
Voorwaarden voor deze forfaitaire aftrek is dat het betrokken voertuig hetzij (art. 66, § 5, 1e lid
WIB 92):
a) zijn eigendom is;
b) op zijn naam bij de DIV ingeschreven is;
c) door een huur- of leasingoverkomst bestendig of gewoonlijk te zijner beschikking heeft;
d) aan zijn werkgever of vennootschap toebehoort en het eventueel voordeel op zijn naam
wordt belast.
f) Alternatieve regeling
Bovendien kunnen de echtgenoot of hun kinderen voor hun woon-werkverkeer eveneens
gebruikmaken van deze aftrek van 0,15 EUR per km in de gevallen bedoeld in 1. a), b) en c).
Voor gezamenlijk afgelegde trajecten wordt de forfait slechts éénmaal toegekend (art. 66, § 5,
2e lid WIB 92).
Woon-werkverkeer met andere voertuigen dan bedoeld in 1. a), b), c) en d) kan ook worden
afgetrokken aan 0,15 EUR per km als deze afstand (enkele rit) minder is dan 100 km (art.
66bis, 1e lid WIB 92 – art. 43/1 KB/WIB 92).
g) Fietsverkeer
Woon-werkverkeer per fiets mag forfaitair worden afgetrokken aan 0,145 EUR (geïndexeerd
voor Aj. 2012: 0,21 EUR) voor een onbeperkt aantal km (art. 66bis, 2e lid WIB 92).
2. Nieuwe regeling
a) Gewone regeling
Vanaf inkomstenjaar 2012 wordt het voordeel van alle aard voor een bedrijfswagen echter
louter berekend op basis van de cataloguswaarde van het voertuig en de CO2-uitstoot.
Het aantal privé-kilometers dat met het voertuig wordt afgelegd, heeft dus geen invloed meer
op de berekening van het voordeel. Om te beletten dat een belastingplichtige die over een
bedrijfswagen beschikt, op grond van artikel 66, §§ 4 en 5 WIB 92 een hoger bedrag aan
beroepskosten kan inbrengen dan het bedrag aan voordeel van alle aard dat voor die
bedrijfswagen wordt belast, wordt in artikel 66, § 5, WIB 92 een bepaling opgenomen die stelt
dat de beroepskosten voor de verplaatsingen woon-werkverkeer met een bedrijfswagen nooit
hoger kunnen zijn dan het bedrag van het voordeel van alle aard dat in zijn hoofde wordt belast.
Wanneer de belastingplichtige een persoonlijke bijdrage betaalt voor zijn bedrijfswagen, wordt
deze bijdrage in mindering gebracht om het belastbaar voordeel alle aard te bepalen.
Voorbeeld:
Wagen 1 Wagen 2 Wagen 3 Wagen 4
Verkoopprijs incl. btw 15 000 15 000 15 000 15 000
Brandstof diesel diesel diesel diesel
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 32
CO2-uitstoot 200 200 200 200
% CO2-uitstoot 16 16 16 16
Voordeel 2 057,14 2 057,14 2 057,14 2 057,14
Woon-werkverkeer enkel km 10,00 20,00 30,00 40,00
220 werkdagen aantal km 4 400,00 8 800,00 13 200,00 17 600,00
0,15 / km 660,00 1 320,00 1 980,00 2 640,00
Beperkt tot voordeel 660,00 1 320,00 1 980,00 2 057,14
Verschil voordeel en km-
vergoeding 1 397,14 737,14 77,14 0,00
Het voordeel wordt meer geneutraliseerd naarmate de afstand woon-werkverkeer groter is.
M.a.w. hoe meer men de wagen voor het woon-werkverkeer gebruikt, hoe minder men betaalt!!
b) Alternatieve regeling en fietsverkeer
Aan deze regelingen wordt niet geraakt. Dit wil zeggen dat er voor deze regeling geen beperking
is voor de aftrek van 0,15 EUR/km (tenzij deze van de afstand voor een enkele rit van 100 km)
in functie van het voordeel van alle aard. Iemand die zijn echtgenoot gratis vergezelt in diens
personenwagen (en geen eigen verplaatsingskosten heeft), heeft in deze alternatieve regeling
ook recht op een onbeperkte kostenaftrek van 0,15 EUR/km – evenwel beperkt tot 100 km
enkel -, ook al is deze hoger dan het voordeel dat de echtgenoot heeft voor het gebruik van
deze wagen.
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 33
V. Energiebesparende maatregelen
1. Algemeen
Wat de federale belastingverminderingen voor energiebesparende uitgaven in een woning
betreft, wordt voorgesteld om deze vanaf 2012 te verminderen wat de uitgaven voor dakisolatie
betreft en af te schaffen voor de rest.
Rationeel energiegebruik behoort overeenkomstig de bijzondere Wet van 8 augustus 1980 tot
hervorming van de instellingen tot de materies waarvoor de Gewesten bevoegd zijn. In het
akkoord inzake de zesde Staatshervorming is overeengekomen een aantal fiscale uitgaven over
te dragen naar de Gewesten. Nog volgens dit akkoord kan de federale overheid om inmenging in
de materies die onder de bevoegdheid van de Gewesten vallen, vanaf het budget 2012 een
einde maken aan de fiscale stimuli die ze in die materies verleent.
Derhalve wordt voorgesteld om vanaf 2012 enkel nog een belastingvoordeel te verlenen voor
het isoleren van daken van bestaande woningen. Dakisolatie wordt immers beschouwd als de
meest kostenefficiënte investering op het vlak van energiebesparing. Art. 14524 WIB 92 wordt
aangepast.
2. Premies van de Vlaamse overheid en gemeenten
De Vlaamse overheid geeft samen met de netbeheerders volgende premies:
er zijn premies voor dak-, muur- en vloerisolatie. Nieuw is dat ook daken die kleiner zijn
dan 40m² in aanmerking kunnen komen voor een premie.
eigenaars van zonnepanelen krijgen van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en
Gasmarkt (VREG) een groenestroomcertificaat per 1 000 kWh opgewekte elektriciteit
tijdens een bepaalde periode.
er worden premies gegeven voor het plaatsen van hoogrendementsbeglazing, een
zonneboiler of warmtepomp.
mensen die de sociale maximumprijs genieten voor elektriciteit en aardgas (beschermde
afnemers) krijgen bovendien een premie wanneer zij hun oude stookketel vervangen
door een condensatieketel.
Sommige gemeenten en provincies geven ook vaak premies voor energiebesparende
maatregelen. Via de premiezoeker op de website energiesparen komt u te weten welke
premies er in uw gemeente worden gegeven.
Deze premies kunnen worden gecumuleerd met de federale aftrekken.
Een overzicht van de mogelijke federale aftrekken:
3. Van toepassing op de energiebesparende uitgaven voor 2011 en betaald ten laatste
op 31 december 2011
a) Uitgaven voor woningen van minder dan 5 jaar in gebruik
In zover ze niet in aanmerking komen voor werkelijke beroepskosten en recht geven op
investeringsaftrek, komen volgende uitgaven in aanmerking:
installatie van een systeem van waterverwarming door middel van zonne-energie;
zonnepanelen voor omzetting van zonne-energie in elektrische energie;
plaatsing van alle andere uitrustingen voor geometrische energieopwekking.
Belastingvermindering bedraagt 40 % en mag per belastbaar tijdperk en per woning niet meer
bedragen dan 2 830,00 EUR (verhoogd met 850,00 EUR voor zonnepanelen). Bij
gemeenschappelijke aanslag wordt deze belastingvermindering evenredig omgedeeld in functie
van het belastbaar inkomen van elk der echtgenoten.
Geen overdracht mogelijk.
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 34
b) Uitgaven voor woningen van ten minste 5 jaar in gebruik22
In zover ze niet in aanmerking komen voor werkelijke beroepskosten en recht geven op
investeringsaftrek komen volgende uitgaven in aanmerking:
dakisolatie;
vervanging van oude stookketels of onderhoud van een stookketel;
installatie systeem van waterverwarming door middel van zonne-energie;
zonnecelpanelen voor omzetting zonne-energie in elektrische energie;
plaatsen van alle andere uitrustingen voor geothermische energieopwekking;
dubbele beglazing;
warmteregeling met centrale verwarming d.m.v. thermostatische kranen of
kamerthermostaat met tijdschakeling;
energie-audit van een woning.
De uitgaven voor vloer- en muurisolatie zijn in 2011 niet meer aftrekbaar. De aftrek van deze
uitgaven werd ingevoerd door de Wet van 27 maart 2009 (BS, 07/04/2009) en was een
tijdelijke maatregel voor inkomsten 2009 en 2010. Deze maatregel wordt niet meer verlengd.
Belastingvermindering bedraagt 40 % en mag per belastbaar tijdperk en per woning niet meer
bedragen dan 2 830,00 EUR. Dit bedrag wordt verhoogd met 850,00 EUR voor zonnecelpanelen.
Bij gemeenschappelijke aanslag wordt deze belastingvermindering evenredig omgedeeld in
functie van het belastbaar inkomen van elk der echtgenoten.
Overdracht mogelijk voor drie belastbare tijdperken, zonder dat de aftrek per belastbaar
tijdperk hoger mag zijn dan voormelde 2 830,00 EUR (+ 850,00 EUR voor zonnecelpanelen) per
woning, uitgaven van het belastbaar tijdperk meegerekend.
4. Van toepassing op de energiebesparende uitgaven gedaan in 2012
Bepaalde belastingplichtigen hadden zich op 28 november 2011, het moment waarop de
regering haar voornemen bekendmaakte om de belastingverminderingen voor de meeste
uitgaven te schrappen, echter reeds contractueel verbonden om volgend jaar bepaalde
energiebesparende investeringen te laten uitvoeren in hun woning. Om te vermijden dat de
financiële planning van deze belastingplichtigen in gevaar wordt gebracht, is het
gerechtvaardigd om de belastingvermindering nog te verlenen voor andere uitgaven dan
uitgaven voor dakisolatie die in 2012 worden gedaan, op voorwaarde dat ze kaderen binnen een
overeenkomst die voor 28 november 2011 is ondertekend.
a) Uitgaven voor woningen van minder dan 5 jaar in gebruik
Voor zover ze niet in aanmerking komen voor werkelijke beroepskosten en recht geven op
investeringsaftrek en betrekking hebben op contracten gesloten vóór 28 november 2011 komen
volgende uitgaven in aanmerking:
installatie van een systeem van waterverwarming door middel van zonne-energie;
zonnepanelen voor omzetting van zonne-energie in elektrische energie;
plaatsing van alle andere uitrustingen voor geometrische energieopwekking.
Belastingvermindering bedraagt 40 % en mag per belastbaar tijdperk en per woning niet meer
bedragen dan het voor aanslagjaar 2013 nieuw geïndexeerd bedrag van 2 930,00 EUR
(verhoogd met ongeveer 880,00 EUR voor zonnepanelen). Bij gemeenschappelijke aanslag
wordt deze belastingvermindering evenredig omgedeeld in functie van het belastbaar inkomen
van elk der echtgenoten.
Geen overdracht mogelijk.
b) Uitgaven voor woningen van ten minste 5 jaar in gebruik
22
De termijn van 5 jaar moet niet van dag tot dag worden berekend, maar het volstaat dat de woning voor het eerst in gebruik werd genomen in de loop van het vijfde kalenderjaar dat voorafgaat aan de aanvang van de werken die verband houden met de energiebesparende investeringen (Fisc. 1275, blz. 6).
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 35
Voor zover ze niet in aanmerking komen voor werkelijke beroepskosten en recht geven op
investeringsaftrek en betrekking hebben op contracten gesloten vóór 28 november 2011, komen
volgende uitgaven in aanmerking:
dakisolatie;
vervanging van oude stookketels of onderhoud van een stookketel;
installatie systeem van waterverwarming door middel van zonne-energie;
zonnecelpanelen voor omzetting zonne-energie in elektrische energie;
plaatsen van alle andere uitrustingen voor geothermische energieopwekking;
dubbele beglazing;
warmteregeling met centrale verwarming d.m.v. thermostatische kranen of
kamerthermostaat met tijdschakeling;
energie-audit van een woning.
c) Uitgaven voor woningen van meer dan 5 jaar
Voor zover ze niet in aanmerking komen voor werkelijke beroepskosten en recht geven op
investeringsaftrek en betrekking hebben op contracten gesloten na 27 november 2011, komen
volgende uitgaven in aanmerking:
dakisolatie.
De belastingvermindering voor woningen van ten minste 5 jaar in gebruik (b + c) bedraagt:
30 % voor de uitgaven van dakisolatie die betrekking hebben op een overeenkomst
gesloten na 27 november 2011;
40 % op de andere uitgaven.
Deze belastingvermindering mag per belastbaar tijdperk en per woning niet meer bedragen dan
het voor aanslagjaar 2013 nieuw geïndexeerd bedrag van 2 930,00 EUR. Dit bedrag wordt
verhoogd met het voor aanslagjaar 2013 nieuw geïndexeerd bedrag van ongeveer 880,00 EUR
voor zonnecelpanelen. Bij gemeenschappelijke aanslag wordt deze belastingvermindering
evenredig omgedeeld in functie van het belastbaar inkomen van elk der echtgenoten.
Overdracht mogelijk voor de hier bovenvermelde energiebesparende uitgaven aan woningen die
minstens vijf jaar in gebruik zijn - met uitzondering van de uitgaven voor dakisolatie die
kaderen binnen een overeenkomst die na 27 november 2011 is afgesloten die niet in
aanmerking komen voor de overdracht23- voor drie belastbare tijdperken, zonder dat de aftrek
per belastbaar tijdperk hoger mag zijn dan voormelde voor aanslagjaar 2013 geïndexeerde
bedragen van 2 930,00 EUR (en + ongeveer 880,00 EUR voor zonnecelpanelen), uitgaven van
het belastbaar tijdperk meegerekend.
5. Uitgaven gedaan vanaf 01/01/13 voor isolatie van daken
Er wordt een belastingvermindering verleend voor de uitgaven die tijdens het belastbaar
tijdperk werkelijk zijn betaald voor de isolatie van het dak van een woning waarvan de
belastingplichtige eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder, vruchtgebruiker of huurder is.
De belastingvermindering is niet van toepassing op uitgaven die:
a) in aanmerking genomen zijn als werkelijke beroepskosten;
b) recht geven op de in artikel 69 bedoelde investeringsaftrek;
c) betrekking hebben op werken die worden verricht aan een woning waarvan de
ingebruikneming minder dan vijf jaar voorafgaat aan de aanvang van die werken.
De belastingvermindering is gelijk aan 30 % van de werkelijk betaalde uitgaven bedoeld in het
eerste lid.
Het totaal van de belastingvermindering mag per belastbaar tijdperk en per woning niet meer
bedragen dan 2 000 EUR (te indexeren!). Dit bedrag wordt echter verhoogd met 600 EUR (te
indexeren!) voor zover deze verhoging uitsluitend betrekking heeft op een overgedragen
23
Parl. St. Kamer, 2011-2012, Doc 53-1952/004, blz. 30.
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 36
vermindering voor uitgaven voor de plaatsing van zonnecelpanelen voor het omzetten van
zonne-energie in elektrische energie.
Wanneer het totaal van de belastingvermindering en de overgedragen belastingverminderingen
het in het vierde lid beoogde grensbedrag overschrijdt, kan het overschot dat betrekking heeft
op het nog overdraagbaar gedeelte van de overgedragen verminderingen, worden overgedragen
(zonder beperking van jaren). Het is evenwel niet meer terugbetaalbaar.
Wie dus nog van dit terugbetaalbaar belastingkrediet voor dakisolatie wil gebruikmaken, moet
zijn dak laten isoleren vóór 31 december 2012.
6. Andere uitgaven voor 2013 voor energiebesparende investeringen
Worden allemaal geschrapt, ook deze waarvan het contract gesloten werd vóór 27 november
2011. Enkel de overdrachten blijven bestaan.
7. Belastingkrediet voor bepaalde energiebesparende maatregelen
Art. 156bis, 1e lid WIB 92 wordt gewijzigd.
Naast het voordeel van de dienstencheques worden voor woningen die al 5 jaar in gebruik zijn,
de uitgaven voor energiebesparende maatregelen, behalve voor zonneboilers, fotovoltaïsche
zonnepanelen en geothermische warmtepompen, automatisch omgezet in een belastingkrediet
voor wie onvoldoende belastingen betaalt.
Het belastingkrediet voor vervanging van oude stookketels of onderhoud van stookketels,
dubbele beglazing, dakisolatie, warmteregeling met thermostatische kranen of tijdschakeling en
energie-audit, werd in 2009 ingevoerd als een tijdelijke maatregel, van toepassing op de
uitgaven gedaan tot in 2012. Deze tijdelijke maatregel wordt behouden, ook voor de
overdrachten.
Dit gewijzigd artikel is van toepassing vanaf aanslagjaar 2014, vermits het oude artikel reeds
van toepassing was voor inkomsten 2010 tot 2012.
8. Belastingvermindering voor het bouwen van of verwerven in nieuwe staat van of
de volledige vernieuwing of gedeeltelijke vernieuwing van een onroerend goed om
het te verbouwen tot een lage energiewoning, een passiefwoning of een
nulenergiewoning
a) Voor inkomsten 2011
Regeling blijft behouden. De geïndexeerde belastingverminderingen bedragen per woning:
voor een lage energiewoning: 420,00 EUR;
voor een passiefwoning: 850,00 EUR;
voor een nulenergiewoning: 1 200,00 EUR.
b) Voor inkomsten 2012
Regeling wordt afgeschaft vanaf aanslagjaar 2013.
De belastingvermindering zal evenwel verder worden verleend voor de woningen waarvoor
uiterlijk op 31 december 2011 een certificaat werd uitgereikt.
Er wordt een overgangsregeling ingevoerd ingevolge het nieuwe art. 535 WIB 92.
De belastingvermindering voor lage energiewoningen, passiefwoningen en nulenergiewoningen
(artikel 14524, § 2 WIB 92) wordt opgeheven.
Woningen waarvoor op uiterlijk 31 december 2011 een certificaat lage energiewoning,
passiefwoning of nulenergiewoning werd aangevraagd en ten laatste op 29 februari 2012 werd
uitgereikt, komen nog in aanmerking voor de belastingvermindering.
Voor de in 2011 of vroeger gecertificeerde woningen zal de belastingvermindering wel verder
worden verleend op grond van deze overgangsbepaling.
De parlementaire werken geven volgende uitleg:
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 37
“Men moet er zich van bewust zijn dat de administratieve afhandeling van de certificering
van lage energiewoningen, passiefwoningen en nulenergiewoningen, wat tijd in beslag kan
nemen. Daarom wordt voorgesteld om aan de gewestelijke administraties en aan de
instellingen die voor 2011 zijn erkend, nog tot 29 februari 2012 de tijd te geven om de
aanvraagdossiers die uiterlijk op 31 december werden ingediend te behandelen en
desgevallend een certificaat lage energiewoning, passiefwoning of nulenergiewoning uit te
reiken. Voor de toepassing van de belastingvermindering zullen deze certificaten worden
beschouwd als certificaten uitgereikt op 31 december 2011, waardoor de betrokken
belastingplichtigen nog aanspraak zullen kunnen maken op de belastingvermindering”24.
9. Groene leningen
a) Voor inkomsten 2011
Regeling blijft behouden. Belastingvermindering van 40 % op deze intresten die werkelijk
werden gedragen tijdens het belastbaar tijdperk, na aftrek van de Staatstussenkomst van
1,5 %.
b) Voor inkomsten 2012 en later
Regeling blijft behouden. Belastingvermindering van 30 % in plaats van 40 % op deze intresten
die werkelijk werden gedragen tijdens het belastbaar tijdperk, na aftrek van de
Staatstussenkomst van 1,5 %.
In lijn met het akkoord inzake de zesde Staatshervorming om vanaf aanslagjaar 2013 nog
slechts twee tarieven te behouden voor de belastingvermindering, met name 30 en 45 %, wordt
het voordeel voor de intresten betaald op groene leningen vanaf dat aanslagjaar teruggebracht
tot 30 %.
24
Parl. St. Kamer, 2011-2012, Doc 53-1952/004, blz. 38.
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 38
VI. Wijziging aftrek voor risicokapitaal
Artikel 205quater, § 5 WIB 92 wordt gewijzigd en past het maximale tarief aan dat wordt
gebruikt voor de berekening van de aftrek voor risicokapitaal tot een maximale vermindering tot
3 %.
De mogelijkheid gegeven aan de Koning om van dit maximale tarief bij een na overleg in de
Ministerraad vastgesteld besluit af te wijken, wordt tezelfder tijd opgeheven, zodat dit maximale
tarief alleen bij wet kan worden gewijzigd.
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 39
VII. Voordelen auto bij de rechtspersoon
1. In de vennootschapsbelasting
a) Algemeen
Artikel 198, 1e lid, 9° WIB 92 wijzigt de verworpen uitgaven met betrekking tot de
vennootschapsbelasting.
De nieuwe bepaling herstelt artikel 198, 1e lid, 9° WIB 92, om te voorzien in een verworpen
uitgave die bestaat uit de kosten van in artikel 65 WIB 92 bedoelde voertuigen
(personenwagens, auto’s voor dubbel gebruik, minibussen en zogenaamde ‘valse’ lichte
vrachtauto’s) ten belope van 17 pct. van het bedrag van het voordeel alle aard, verbonden aan
het persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gesteld voertuig als bedoeld in artikel
65 WIB 92 door de vennootschap.
Het percentage van 17 pct. voor de vaststelling van de verworpen uitgave wordt toegepast op
het bedrag van het voordeel, berekend volgens de wettelijke en reglementaire bepalingen die
hiervoor van toepassing zijn. De nieuwe bepaling is van toepassing naast de al toegepaste
beperking op de met de voertuigen verbonden kosten (artikelen 66 en 198bis WIB 92).
Enkele voorbeelden werden hoger becijferd.
b) Geen aftrekken mogelijk op deze verworpen uitgave
Artikel 207, tweede lid, WIB 92 wordt gewijzigd om in zijn toepassingsveld de verworpen
uitgaven vermeld in artikel 198, eerste lid, 9°, WIB 92, in te voegen.
Deze verworpen uitgave wordt dus in elk geval in de belastbare basis van het tijdperk vermeld
en kan in geen enkel geval het bedrag aan eventueel over te dragen verliezen verhogen.
M.a.w.: deze nieuwe verworpen uitgaven van 17 %, evenwel verminderd met de persoonlijke
bijdrage van de genieter, wordt toegevoegd aan het lijstje onderdelen van het fiscaal resultaat
waarop geen aftrekken bedoeld in de art. 199 tot 206 WIB 92 mogen worden toegepast, en
waarop ook geen compensatie met het verlies van het belastbaar tijdperk mag gebeuren.
2. In de rechtspersonenbelasting
a) Algemeen
Artikel 223, 1e lid WIB 92 wordt aangevuld. Het bedoelde voordeel van alle aard voor het
persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gesteld voertuig, bedoeld in art. 36, § 2
van 17 %, wordt toegevoegd aan de elementen waarop de rechtspersonen belastbaar zijn.
Enkel de rechtspersonen bedoeld in art. 220, 1° WIB 92 (Staat, Gewesten, provincies,
gemeenten, OCMW, openbare kerkelijke instellingen en de polders en wateringen) ontsnappen
aan deze regeling.
b) Tarief
Art. 225, 1e lid, 5° WIB 92 wordt aangepast, zodat in de rechtspersonenbelasting voor de
hierboven vermelde rechtspersonen, de aanslagvoet van de vennootschapsbelasting bedoeld in
art. 215, 1e lid WIB 92 wordt vastgesteld betreffende de 17 % voordelen van alle aard voor het
persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gesteld voertuig.
3. In de belasting van rechtspersonen van niet-inwoners
a) Algemeen
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 40
Art. 234, 1e lid WIB 92 wordt aangevuld met een nieuwe bepaling onder 6°. Worden bedoeld
alle rechtspersonen die hun maatschappelijke zetel, hun voornaamste inrichting of hun zetel van
bestuur of beheer niet in België hebben en geen onderneming exploiteren of zich niet met
verrichtingen van winstgevende aard bezighouden of zich zonder winstoogmerk uitsluitend
bezighouden met:
alleenstaande of uitzonderlijke verrichtingen;
verrichtingen die bestaan uit het beleggen van fondsen ingezameld in het kader van de
statutaire opdracht;
verrichtingen die bestaan uit een bedrijvigheid die slechts bijkomstig op nijverheids-,
handels- of landbouwverrichtingen betrekking heeft of niet volgens nijverheids- of
handelsmethoden wordt uitgevoerd.
Bedoelde rechtspersonen, niet-inwoners, worden belastbaar voor het in artikel 36, § 2, bedoelde
voordeel van alle aard voor het persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gesteld
voertuig van 17 %.
b) Tarief
Art. 247, 2° WIB 92 wordt vervangen, zodat in de belasting voor niet-inwoners voor de
hierboven vermelde rechtspersonen, de aanslagvoet van de vennootschapsbelasting bedoeld in
art. 215, 1e lid WIB 92, wordt vastgesteld betreffende de 17 % voordelen van alle aard voor het
persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gesteld voertuig.
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 41
VIII. Wijzigingen aan de btw
1. Btw-regime van notarissen en gerechtsdeurwaarders
a) Algemeen
De diensten van notarissen, advocaten en gerechtsdeurwaarders zijn aan de belasting over de
toegevoegde waarde (btw) onderworpen volgens de normale regels van Richtlijn 2006/112/EG
van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting
over de toegevoegde waarde.
Overeenkomstig artikel 371 van voornoemde richtlijn mogen evenwel de lidstaten die op 1
januari 1978 vrijstelling verleenden voor de in de lijst van bijlage X, deel B, van voormelde
richtlijn genoemde handelingen, deze onder de in iedere betrokken lidstaat op die datum
bestaande voorwaarden, blijven vrijstellen van de belasting. Deze afwijking blijft van toepassing
tot de invoering van de definitieve regeling.
België heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. De diensten verricht door notarissen,
advocaten en gerechtsdeurwaarders in de uitoefening van hun geregelde werkzaamheid zijn
sinds 1 januari 1978 van de belasting vrijgesteld gebleven overeenkomstig artikel 44, § 1, 1°,
van het Btw-Wetboek.
De notarissen en gerechtsdeurwaarders verliezen m.a.w. hun vrijstelling van artikel 44 W. Btw
op 1 januari 2012. De advocaten blijven, m.i. volledig onterecht, voorlopig gevrijwaard van deze
regeling.
Ondertussen heeft de btw-administratie volgende nadere onderrichtingen opgesteld.
Er wordt een overgangsregeling ingevoerd. Zij dienden uiterlijk op 20 januari 2012 een btw-
nummer aan te vragen.
b) Maatstaf van heffing
Over de vraag wat juist onder de maatstaf van heffing valt, heeft de btw-administratie volgende
verduidelijkingen gegeven.
1. De btw dient berekend over:
• de vergoeding die de notaris of de gerechtsdeurwaarder voor zijn diensten verkrijgt,
hetzij van de opdrachtgever, hetzij van een derde;
• de doorgerekende kosten die de gerechtsdeurwaarder voor eigen rekening betaalt.
Hier horen in elk geval de kosten bij waarvoor de notaris of de gerechtsdeurwaarder
een factuur op zijn naam ontvangt;
• de doorgerekende belastingen waarvan de gerechtsdeurwaarder de schuldenaar is.
Volgende kosten worden geacht door de notaris of de gerechtsdeurwaarder zelf te zijn
ontvangen (de aangerekende btw kan worden afgetrokken in zover er btw werd
aangerekend) en te zijn verstrekt (met aanrekening van btw, ook al is er geen btw aan
hem aangerekend, omdat de diensten van het kadaster, OVAM/BIM en de gemeenten
immers niet btw-plichtig zijn):
het recht op geschriften;
het gebruik van de applicatie sociale en fiscale berichten voor aflevering van dito
notificaties;
het gebruik van de applicatie e-depot;
de opzoekingen bij het kadaster voor de aflevering van het kadastraal uittreksel;
de aflevering van het OVAM-attest of het BIM-attest;
de aflevering van stedenbouwkundige inlichtingen;
de aanvraag registratie voor dertigjarige oorsprong van eigendom;
de aanvraag van de hypothecaire staat;
de kosten voor opzoekingen in het rijksregister;
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 42
de kosten met betrekking tot de inschrijving in de centrale registers van testamenten
en huwelijksovereenkomsten;
…
2. Er is geen btw verschuldigd over de voorgeschoten kosten. Voorwaarde is wel dat deze
sommen worden gefactureerd op naam en voor rekening van de medecontractant (met
uitzondering van de kosten die voorvloeien uit een reglementering van de overheid
waarvoor geen factuur wordt afgeleverd). Bovendien dient de notaris of de
gerechtsdeurwaarder hetzelfde bedrag van de cliënt terug te vorderen, waardoor er dus
eigenlijk geen sprake is van doorfacturering, maar eerder van recuperatie van een kost
die door hem werd voorgeschoten.
Het kan concreet gaan over volgende voorgeschoten kosten:
• de registratierechten;
• het hypotheekrecht en ereloon van hypotheekbewaarder bij hypothecaire
inschrijving;
• de kosten van hypothecaire inschrijving, overschrijving en doorhaling (zowel het
hypotheekrecht, het ereloon van de hypotheekbewaarder als de kosten verbonden
aan de hypothecaire verrichting);
• het rolrecht;
• de kosten van publicatie in het Belgisch Staatsblad (als Belgisch Staatsblad niet
factureert aan notaris);
• de belastingen die de notaris of de gerechtsdeurwaarder wel dient te betalen maar
waarvan zijn opdrachtgever wettelijk de schuldenaar is;
• ...
In afwijking van bovenstaande regels is er voor de gerechtsdeurwaarders, wat hun zogenaamde
B-dossiers betreft (= dossiers waarvan de kosten niet worden betaald door de opdrachtgever,
maar waarvan degene ten laste van wie de uitvoering gebeurt door het gerechtelijk wetboek als
de debiteur wordt aangemerkt).
Hierbij wordt de factuur uitgereikt aan de opdrachtgever, niet aan de debiteur die betaalt. Het
opstellen van een factuur door de gerechtsdeurwaarder is niet verplicht, tenzij de opdrachtgever
hierom verzoekt.
c) Tijdstip van opeisbaarheid
Deze valt op het ogenblik van het verlijden van de akte, ongeacht of de cliënt al dan niet op dat
moment betaalt.
De provisie die door de cliënt wordt betaald vóór het verlijden van de akte wordt niet
beschouwd als een “incassering van de prijs”, waardoor de btw dus ook niet opeisbaar wordt bij
de betaling van de provisie. Dit heeft voor gevolg dat provisies betaald in 2011 en waarbij de
akte wordt verleden in 2012 toch volledig aan de btw onderworpen zijn. Bewuste provisies
dienen dan ook in 2011 niet in op een 7-rekening geboekt te worden, maar op een 4-rekening,
anders is er een dubbele belastbaarheid.
Teneinde tegemoet te komen aan de praktische uitwerking – notarissen en
gerechtsdeurwaarders dienen allen hun programma’s voor de boekhouding aan te laten passen -
, mogen zij – bij wijze van administratieve tolerantie - tijdens het eerste kwartaal “nihil-
aangiften ” indienen, op voorwaarde dat er geen facturen worden uitgereikt, waarbij de cliënt
een recht op aftrek geniet. De omzet en de aftrek voor het eerste kwartaal dient verwerkt in de
aangifte voor de maand april (maandaangevers - omzet boven de 1 000 000,00 EUR) of voor
het tweede kwartaal (kwartaalindieners).
Er is weer een afwijking voor de zogenaamde B-dossiers voor de gerechtsdeurwaarders. Hier is
de btw slechts verschuldigd bij de incassering van de btw, ook wanneer er op verzoek van de
opdrachtgever een factuur wordt uitgereikt.
d) Herziening van de btw op historische investeringen en goederen en diensten
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 43
Het nieuwe koninklijk besluit van 9 januari 2012 tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 3 van
10 december 1969 met betrekking tot de aftrekregeling voor de toepassing van de btw,
verschenen in het Belgisch Staatsblad van 23 januari 2012, regelt de herzieningsaftrek voor
belastingplichtigen die op grond van artikel 44 van het Btw-wetboek vrijgestelde leveringen van
goederen of diensten hebben verricht die geen recht op aftrek gaven, en voor dezelfde
handelingen belastingplichtig worden met recht op aftrek.
Vanaf 1 januari 2011 is de aftrek van de voorbelasting beperkt tot het deel van de investering
dat betrekking heeft op zijn gebruik voor de economische activiteit. M.a.w. de btw op een
investering dat bijvoorbeeld voor 40 % wordt gebruikt voor privé en 60 % voor zijn beroep is
slechts voor 60 % aftrekbaar vanaf 1 januari 2011. Indien het een personenwagen betreft wordt
deze 60 % beperkt tot maximaal 50 %, ingevolge artikel 45, § 2 W.Btw.
Deze regeling komt op het volgende neer.
1. Voor de goederen en diensten andere dan bedrijfsmiddelen, die nog niet werden verbruikt
op het tijdstip van de wijziging van de belastingregeling:
De btw is aftrekbaar op de niet verbruikte goederen en diensten. Als voorbeeld kan worden
aangehaald: de aankoop en levering op 31 december van een pallet papier dat uiteraard op
31 december nog in voorraad is.
2. Voor de bedrijfsmiddelen die bij de wijziging van het btw-regime nog bestaan, voor zover
die goederen nog bruikbaar zijn en de herzieningstermijn nog niet is verstreken:
Alleen de btw i.v.m. de aankoop, de totstandkoming, de omvorming of de verbetering van
bedrijfsmiddelen kan worden herzien. Het betreft dus niet de btw over de herstelling, het
onderhoud van een bedrijfsmiddel, noch het materiaal, onderdelen of de wisselstukken voor
deze bedrijfsmiddelen. Het spreekt voor zich dat er geen herziening kan gebeuren indien
het goed verkocht, onttrokken, verdwenen is door vernietiging, ontvreemding of overdracht.
Voor de toepassing van de btw wordt onder bedrijfsmiddel verstaan: “enerzijds de
verkrijging van gebouwen en bouw- en verbouwingswerken in onroerende staat aan
gebouwen, en anderzijds de lichamelijke roerende goederen die een eenheidswaarde
hebben van meer dan 250,00 EUR, exclusief btw, en een normale gebruiksduur van meer
dan een jaar hebben”.
Met ingang van 7 januari 2007 worden tevens als bedrijfsmiddel beschouwd de
“onlichamelijke goederen die worden afgeschreven gedurende tenminste vijf jaren of in
waarde verminderen en dus op een duurzame wijze worden gebruikt binnen de
onderneming” (licenties, handelsmerken, auteursrechten, intellectuele eigendomsrechten,
cliënteel, octrooien…)
a) Gewone bedrijfsmiddelen
Deze bedraagt vijf jaar (art. 48, § 2 W.Btw). Meer bepaald bedraagt de herziening van
de btw: zoveel vijfden als er nog jaren te lopen zijn van een termijn van 5 jaar die start
op 1 januari van het jaar van aankoop.
Als voorbeelden kunnen worden aangehaald: een bedrijfswagen, een computer,
meubilair, enz., maar ook de omvorming en de verbetering van gebouwen, tenminste als
deze werken niet zo ingrijpend zijn dat er een nieuw gebouw ontstaat.
Dit geldt dus eveneens voor goederen die onroerend door bestemming worden in een
gebouw (bijvoorbeeld: een notaris laat in een gehuurd gebouw ingemaakte kasten
plaatsen).
Voorbeelden:
• Aankoop hardware op 10 november 2009:
o herzieningstermijn: 1 januari 2009 – 31 december 2013;
o aftrekbaar: 2/5 van de btw (voor de jaren 2012 en 2013).
Aankoop bedrijfswagen op 10 november 2009 (beroepsgebruik groter dan 50 %):
o herzieningstermijn: 1 januari 2009 – 31 december 2013;
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 44
o aftrekbaar: 50 % van 2/5 van de btw (voor de jaren 2012 en 2013).
b) Onroerende bedrijfsmiddelen
Onder onroerende bedrijfsmiddelen wordt verstaan (art. 9, § 1, 3e lid W.Btw):
1° de handelingen die strekken of bijdragen tot de oprichting van een gebouw of
een gedeelte van een gebouw dat vast met de grond is verbonden;
2° de verkrijging van deze goederen;
3° de verkrijging van andere zakelijke rechten dan het eigendomsrecht, die aan de
rechthebbende de bevoegdheid verschaffen om een onroerend goed te
gebruiken (o.a. erfpacht in het kader van financieringshuur is expliciet
uitgesloten).
Voor gebouwen of zakelijke rechten op gebouwen bedraagt de herzieningstermijn nu
vijftien jaar (art. 48, § 2 W.Btw). Concreet betekent dit dat er een herziening
mogelijk is van zoveel vijftienden als er nog jaren te lopen zijn van een termijn van
15 jaar die start op 1 januari van het jaar van aankoop.
Voorbeeld:
Aankoop nieuw gebouw op 10 november 2007 (volledig bestemd voor zijn
bedrijfsvermogen):
o herzieningstermijn: 1 januari 2007 - 31 december 2021
o aftrekbaar: 10/15e van de btw (voor de jaren 2012 tot en met 2021)
De herzieningsmogelijkheid wordt afhankelijk gesteld van het indienen van een inventaris in
tweevoud (art. 21bis, § 2 (gewijzigd) koninklijk besluit nr. 3 van 10/12/1969).
Deze moet worden ingediend:
• uiterlijk 30 april voor maandindieners;
• uiterlijk 30 juni voor kwartaalindieners.
Ze vermelden op gedetailleerde wijze de goederen en diensten die in aanmerking komen voor
de herziening:
de datum en het nummer van de factuur van de aankoop of het invoerdocument;
de maatstaf van heffing waarover de btw werd berekend;
het te regulariseren bedrag.
Als u in de veronderstelling was dat het totale bedrag in éénmaal kan worden teruggevraagd,
dan is dit buiten de voorzienigheid van de wetgever gerekend. Louter om budgettaire redenen
bepaalt § 3 van het nieuwe artikel 21bis van het koninklijk besluit nr. 3 dat dit enkel kan
worden toegerekend, maar niet teruggevraagd!
De herziening kan in iedere aangifte (rooster 62) worden uitgeoefend tot maximaal het bedrag
dat zonder herziening verschuldigd zou zijn en tot rooster 71. Het saldo dient te worden
overgedragen naar de volgende aangifte.
Wat er dient te gebeuren na drie jaar (dan is in principe de mogelijkheid van de herziening
vervallen) wanneer een notaris of gerechtsdeurwaarder nog een te recupereren saldo heeft, is
niet geweten. Volgens de huidige stand van de wetgeving is dit verloren…
2. Betaaltelevisie
Sinds 1 april 1992 zijn de diensten verricht door de organisaties voor betaaltelevisie
onderworpen aan het verlaagde btw-tarief van 12 %.
De diensten verricht door vennootschappen voor radio- en televisiedistributie via de kabel
bleven daarentegen onderworpen aan het normale btw-tarief dat thans 21 % bedraagt.
Ingevolge de ontwikkeling van het medialandschap hebben sinds 1 augustus 2005 de radio- en
televisie-uitzendingen, verkregen door middel van een in huis geïnstalleerde decoder, op hun
beurt het voordeel van het verlaagd btw-tarief van 12 % genoten, steeds met uitzondering van
de analoge televisiediensten, internet of de individuele diensten.
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 45
Dit wordt nu afgeschaft door de opheffing van tabel B van de bijlage bij het koninklijk besluit nr.
20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de btw en tot indeling van de goederen
en de diensten bij die tarieven.
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 46
IX. Wijzigingen aan de accijnzen
1. Tabak
De accijnzen en de bijzondere accijnzen op sigaretten en rooktabak van fijne snede voor het
rollen van sigaretten en andere soorten tabak worden opgetrokken met 3 %, ingevolge een
opgelegde kalender van de Europese richtlijnen. Deze voorziet dat voor 1 januari 2020 de
accijnzen op tabak minstens 50 % moeten zijn. Daardoor stijgt de totale accijns op tabak van
41,233 % naar 42,50 %.
2. Afschaffing cliquetsysteem voor brandstof
Begin vorig jaar voerde de overheid een omgekeerde cliquet in om de stijging van de
brandstofprijzen af te remmen. Wanneer de dieselprijs boven de 1,50 € per liter klom en de
benzine boven de 1,70 € per liter, werden de accijnzen verlaagd met de meerinkomsten uit de
btw. Boven dit prijsniveau kreeg de staat dus geen extra inkomsten meer binnen. Die regeling
liep vorig jaar af en werd niet meer verlengd. De prijzen van de brandstof kunnen voortaan
onbeperkt stijgen…
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 47
X. Wijzigingen aan het Wetboek diverse rechten en taksen
1. Taksen op beursverrichtingen
De artikelen 121, 122, 1° en 124 van het Wetboek diverse rechten en taksen wordt gewijzigd.
Deze artikelen strekken ertoe de taks op de beursverrichtingen met 30 % te verhogen op alle
verrichtingen die vanaf 1 januari 2012 worden gedaan.
Dit betekent dat in concreto het tarief van:
0,07 % wordt verhoogd tot 0,09 % voor de aan- en verkoop van bepaalde openbare
fondsen;
0,17 % wordt verhoogd tot 0,22 % voor de aan- en verkoop van alle andere openbare
fondsen;
0,50 % wordt verhoogd tot 0,65 % voor de aan- en verkoop van kapitalisatieaandelen of
bij de inkoop van kapitalisatieaandelen door een beleggingsvennootschap;
maximaal 500 EUR wordt verhoogd naar 650 EUR;
maximaal 750 EUR wordt verhoogd naar 975 EUR (verrichtingen met
kapitalisatieaandelen).
2. Taks op de omzetting van aandelen aan toonder
In dit wetboek wordt vanaf 1 januari 2012 een nieuwe Titel IV ingevoegd houdende de invoering
van een taks op de omzetting van titels aan toonder in gedematerialiseerde effecten of effecten
op naam, met art. 167 tot 173.
De Wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van de effecten aan toonder bepaalt dat in
de periode tussen 1 januari 2008 en 31 december 2013 alle effecten die nog niet op 1 januari
2008 van rechtswege zijn omgezet in gedematerialiseerde effecten, omgezet dienen te worden
in gedematerialiseerde effecten of in effecten op naam.
Gezien op dit ogenblik vele vennootschappen de omzetting nog niet hebben gerealiseerd en
gevreesd wordt dat zij het allerlaatste ogenblik afwachten om ze uit te voeren, heeft de
wetgever maatregelen genomen om te vermijden dat eind 2013 de overgrote meerderheid van
de vennootschappen overgaat tot de omzetting.
De taks beoogt de omzetting van titels aan toonder:
1. in gematerialiseerde effecten door inschrijving op een effectenrekening (dematerialisatie
= koppeling van een effectenrekening aan een bankrekening). De vaste datum verkrijgt
men hier door de bankverrichting. Het is duidelijk de datum van de inschrijving op de
effectenrekening die telt en niet de datum van de neerlegging van de effecten met het
oog op de omzetting. Toondereffecten van beursgenoteerde bedrijven en effecten waarin
door de spaarders worden belegd, worden van rechtswege gedematerialiseerd op het
moment dat ze op een effectenrekening worden geplaatst. De aandelen van kmo’s en
van niet beursgenoteerde vennootschappen kunnen echter slechts gedematerialiseerd
worden na het doorlopen van een ganse procedure25. Zij houdt o.m. in dat verschillende
formaliteiten en bekendmakingen moeten gebeuren (beraadslaging en beslissing in
algemene vergadering, statuten moeten erin voorzien, dus meestal aangepast…)
2. in effecten op naam door neerlegging bij de uitgever (omzetting in effecten op naam).
Overeenkomstig art. 462 W.Venn. kan elke eigenaar van effecten aan toonder of
gedematerialiseerde effecten te allen tijde vragen dat deze effecten op hun kosten
worden omgezet in effecten op naam. In concreto betekent dit dat de houder van deze
effecten een aangetekende brief aan de vennootschap zendt met bede zijn effecten aan
toonder om te zetten in effecten op naam door inschrijving van deze effecten en
25
Art. 7, § 3 wet 14/12/05, zoals gewijzigd door art. 88 wet 25/04/07, houdende diverse bepalingen.
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 48
ondertekening in een aandelenboek. Deze omzetting dient binnen de 5 werkdagen te
gebeuren. Om een vaste datum van deze transactie te verkrijgen, kan bijvoorbeeld het
blad van deze aandeelhouder uit het aandelenboek of de bevestiging van de
vennootschap dat betrokken aandelen werden vernietigd en ingeschreven in een
aandelenregister, worden geregistreerd. Door de inschrijving in het aandelenregister
dienen deze effecten vernietigd te worden.
De keuze voor omzetting in “gedematerialiseerde aandelen” of “aandelen op naam” heeft een
weerslag op het tarief van de roerende voorheffing voor de dividenden als het gaat om aandelen
die voorheen recht gaven op het verlaagd tarief van de roerende voorheffing. Voor
gedematerialiseerde effecten wordt dit tarief nu 21 % (i.p.v. 15 %), terwijl dit voor de effecten
op naam normaal 25 % wordt. Bovendien kunnen gedematerialiseerde effecten steeds worden
geschonken door een bankoverschrijving, aandelen op naam niet. Houders van
gedemateriaseerde effecten kunnen tenslotte nog steeds rekenen op een grotere discretie,
vermits enkel de erkende rekeninghouder, die de omloop van deze effecten centraliseert, wordt
ingeschreven in het aandelenregister en niet de individuele aandeelhouder.
De Raad van State stelde in haar bespreking dat deze nieuwe belasting strijdig is met het
vertrouwensbeginsel en dat ze bovendien een discriminerend karakter heeft26.
Het belastbaar feit van de taks is dus de omzetting van de titels. Worden dus beoogd de
omzettingen die gebeuren vanaf 1 januari 2012. Het tarief van de taks is vastgelegd op 1 % van
de waarde van de om te zetten effecten, voor de omzettingen die worden gerealiseerd in 2012.
De taks bedraagt 2 % voor de omzettingen die worden gerealiseerd in 2013.
Zij wordt geïnd op het ogenblik van de inschrijving van de effecten op een effectenrekening of
van de neerlegging bij de uitgevende vennootschap.
De taks wordt berekend op de waarde van de effecten op de dag van hun inschrijving op een
effectenrekening of de neerlegging bij de uitgever met het oog op hun omzetting.
De vorderbare taks wordt berekend op datum van neerlegging:
a) voor de roerende waarden opgenomen in de gereglementeerde markt of in een
multilaterale handelsfaciliteit, volgens de laatste koers vastgesteld voor de datum van
neerlegging;
b) voor de effecten van schuldvorderingen die niet zijn toegelaten tot een
gereglementeerde markt, op het nominale bedrag van het kapitaal van de
schuldvordering;
c) voor de rechten van deelneming in beleggingsinstellingen met een veranderlijk aantal
rechten, volgens de laatst berekende inventariswaarde vóór de datum van neerlegging;
d) in alle andere gevallen, op de boekwaarde van de effecten, de interesten daarin niet
begrepen, te ramen op de dag van de neerlegging, door degene die de omzetting heeft
bewerkt.
Voorbeeld:
Een vennootschap heeft een eigen vermogen van 1 000 000,00 EUR:
taks voor 2012: = 10 000,00 EUR
Wanneer de waarde van de om te zetten effecten wordt uitgedrukt in vreemde munt, wordt zij
omgezet in euro op basis van de verkoopkoers op de datum van neerlegging.
De tussenpersonen van beroep of de uitgevende vennootschappen zijn ertoe gehouden de taks
te innen voor de omzettingen die met hun tussenkomst worden uitgevoerd.
De taks is betaalbaar door storting of overschrijving op de postrekening van het bevoegde
kantoor uiterlijk de laatste werkdag van de maand die volgt op deze waarop de neerlegging
plaatsvond.
26
Parl. St. Kamer 2011-2012, nr. 53-1952/13, blz. 15.
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 49
Op de dag van de betaling wordt door de belastingschuldige op dat kantoor een opgave
ingediend die de maatstaf van heffing opgeeft alsmede alle elementen noodzakelijk ter bepaling
ervan.
Wanneer de taks niet binnen de in § 1 bepaalde termijn werd betaald, is de interest van
rechtswege verschuldigd, te rekenen van de dag waarop de betaling had moeten geschieden.
Wanneer de opgave niet binnen de bepaalde termijn werd ingediend, wordt een boete verbeurd
van 12,50 EUR per week vertraging. Iedere begonnen week wordt voor een gehele week
aangerekend.
Iedere onjuistheid of onvolledigheid in de opgave bedoeld in § 1, wordt gestraft met een boete
gelijk aan vijfmaal de ontdoken taks zonder dat ze minder dan 250 EUR kan bedragen.
De Koning zal nog een KB uitvaardigen met de modaliteiten van bedoelde opgave, van elk voor
te leggen stuk voor controle op de heffing, evenals van het bevoegde kantoor.
Op straf van een boete van 250 EUR tot 2 500 EUR, zijn de tussenpersonen en de uitgevende
vennootschappen gehouden op elke vordering der aangestelden van de administratie van de
belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen die ten minste de graad van
adjunct-verificateur hebben, zonder verplaatsing inzage te verlenen, van hun boeken,
contracten en van alle andere bescheiden in verband met de verrichtingen die over openbare
fondsen gaan.
Eventuele terugbetalingen zijn mogelijk (met een minimum van 5,00 EUR) als de betaalde taks
te hoog was of wanneer een intrekking, wijziging of verbetering van de beurskoersen een
wijziging van de belastbare basis heeft teweeggebracht. Ook dit zal de Koning regelen in een
KB.
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 50
XI. Opheffing maatregel voor milieuvriendelijke wagens
De milieuvriendelijke maatregelen betreffende de autovoertuigen als bedoeld in titel VII,
hoofdstuk VI, van de programmawet van 27 april 2007 worden om budgettaire redenen
opgeheven.
Er wordt in een overgangsregeling voorzien voor de bedoelde milieuvriendelijke voertuigen voor
zover er aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
1. het voertuig moet vóór 28 november 2011 besteld zijn.
Het bewijs van de bestelling wordt geleverd door de indiening van de bestelbon bij de
Dienst Terugbetaling Uitgaven Milieuvriendelijke Voertuigen vóór 5 januari 2012;
2. uiterlijk op 31 december 2011 moet een voorschotfactuur zijn uitgereikt ten bedrage van
minstens:
— het dubbele van de korting op factuur bij toepassing van artikel 147, derde lid, van
de programmawet van 27 april 2007 (korting van 3 % van de aanschaffingswaarde,
met maximum van een nog te indexeren bedrag van 615,00 € voor wagens met een
CO2-uitstoot van 105 tot 115 gr./km);
— de korting op factuur bij toepassing van artikel 147, tweede lid, van deze
programmawet (korting van 15 % van de aanschaffingswaarde, met maximum van
een nog te indexeren bedrag van 3 280,00 € voor wagens met een CO2-uitstoot van
minder dan 105 gr./km) ;
3. de in punt 1 bedoelde documenten moeten door de in artikel 147, § 1, vierde lid, van
dezelfde programmawet bedoelde leverancier bij de bevoegde dienst van de Federale
Overheidsdienst Financiën (Dienst Terugbetaling Uitgaven Milieuvriendelijke Voertuigen)
worden ingediend. Vóór 5 januari 2012 moeten de in punt 2 bedoelde documenten
eveneens door dezelfde personen aan dezelfde dienst worden gezonden.
In afwijking van artikel 8 van het koninklijk besluit van 8 juni 2007 tot bepaling van de
regels voor de toekenning van een korting voor de verwerving van een voertuig met een
maximale uitstoot van 115 gram CO2 per kilometer en van een dieselvoertuig standaard
uitgerust met een roetfilter, moeten de in dat artikel vermelde bewijsstukken worden
toegevoegd aan de aanvragen tot terugbetaling als bedoeld in artikel 3 van dat besluit die
vanaf 1 januari 2012 aan de bevoegde dienst van de Federale Overheidsdienst Financiën
(Dienst Terugbetaling Uitgaven Milieuvriendelijke Voertuigen) worden toegezonden.
Dit geldt ongeacht of het gaat om uitgaven betaald in 2011 waarvoor de aanvraag maar in
2012 wordt gedaan, of om uitgaven betaald in 2012 binnen de voorwaarden van de
overgangsregeling.
De voorschotfactuur moeten minstens de overeenkomstig artikel 5, § 1, 7°, van het
koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992met betrekking tot de regeling voor de
voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde, verplichte vermeldingen
bevatten, te weten de in artikel 8bis, § 2, van het btw-Wetboek bedoelde gegevens voor
de leveringen van nieuwe vervoermiddelen, evenals het merk, het model, het jaartal, de
cilinderinhoud, de motorsterkte, het carrosseriemodel en het chassisnummer in geval van
levering van nieuwe personenauto’s of auto’s voor dubbel gebruik.
Gezien de wet slechts verscheen in het Belgisch Staatsblad van 30 december 2011 merkte de
Raad van State terecht op dat de termijn veel te kort was en dat “niet voldaan werd aan de
vereiste inzake redelijke termijn”27. Daarover ondervraagd in de plenaire vergadering
antwoordde de minister van Financiën dat er dagelijks meerdere reclamespots op radio en TV
deze regeling duidelijk hebben belicht en dat er een bericht verscheen op de website van FOD
27
Parl. St. Kamer 2011-2012, nr. 53-1952/13, blz. 15.
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 51
Financiën, dat door de pers was overgenomen28.
28
Integraal Verslag. Kamer 22 december 2011, nr. 53 Plen 062, blz. 105.
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 52
XII. Wijzigingen aandelenopties
Inzake aandelenopties zijn de voordelen van alle aard die worden verkregen uit hoofde van een
beroepswerkzaamheid van de verkrijger, onder de vorm van een al dan niet kosteloze
toekenning van een optie, belastbaar als beroepsinkomen.
Aandelenopties die schriftelijk aanvaard worden binnen de 60 dagen volgend op hun aanbod zijn
belastbaar bij hun ‘toekenning’. Bij niet-beursgenoteerde bedrijven wordt het belastbaar
voordeel op dat ogenblik forfaitair geraamd op een percentage van de waarde van de
onderliggende aandelen, dat vastgesteld werd op 15 %.
Dit tarief van 15 % wordt, ingevolge een aanpassing van art. 43, § 5, 1ste lid van de wet van 26
maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende
diverse bepalingen nu opgetrokken tot 18 %, voor de aandelenopties die worden aangeboden
vanaf 1 januari 2012, naar analogie met de maatregel die werd genomen voor de
belastingplichtigen die hoge roerende inkomsten verkrijgen bedoeld in artikel 17, § 1, 1° en 2°
WIB 92 en die aan een bijkomende bijdrage worden onderworpen.