bundel GWP 2011

download bundel GWP 2011

of 62

Transcript of bundel GWP 2011

Een school in t groen bekent kleur en gaat voor een weekje witNaam leerling: klas:

1

INDEX Proloog 1. Route 2. Kamerverdeling 3. Regels 4. Oostenrijk voor beginners 5. Global warming 6. Jean-Marie Pfaffiaans Duits 7. Dagindeling 8. Vreemde vogels op de piste 9. Biomechanica en Analyse van de skibeweging 10. Snowboarden 11. Skin 12. De 10 FIS regels 13. Eerste hulp bij ongevallen op de piste 14. Lawinekunde 15. Dagboek van een skir snowboarder 16. Referentielijst blz.3 blz.3 blz.4 blz.7 blz.8 blz.12 blz.17 blz.20 blz.20 blz.21 blz.25 blz.35 blz.39 blz.40 blz.46 blz.58 blz.62

2

Proloog : Skir versus snowboarder:

-Die snowboarders doen de pistes kapot! -Och skien dat is voor ouw peekes -Maar joeng, mijn bomma skiet sneller dan jij met je snowboard. -Pff, jullie staan altijd met jullie latten op onze snowboards aan de lift! -En jullie liggen altijd in t midden van de piste of achter een heuvel in de weg!!! -Ongetwijfeld klinkt dit bekend in de oren. Een klassieke discussie die vooral op misverstanden langs beide kanten berust. Bij de opkomst van het snowboarden nu zon dikke 20 jaar geleden ontstonden er 2 duidelijke kampen, die op de pistes nogal eens met mekaar in aanvaring kwamen. Door het maken van duidelijke regels, degelijke opleidingen, en perfectionering van het snowboardmateriaal zijn veel van de stereotypes over snowboarders ondertussen achterhaald. Daar waar snowboarders skin als saai en voorbijgestreefd beschouwden, moeten ze nu toegeven dat skirs toch niet zozeer de krakende en piepende oude knarren zijn voor wie ze hen hielden. Dit ook dankzij de revolutie in het materiaal, zoals carve-, en freestyleskis, en de modernere techniek. Gelukkig geven de locals (de echt goede skirs en snowboarders die in het gebied zelf wonen) tegenwoordig het goede voorbeeld en zijn ze samen in het freestylepark onder wederzijdse aanmoedigingen en gejuich op hun skills & tricks aan het oefenen.

Met dank aan Christophe De Groof, docent aan de Vlaamse trainersschool; voor het ter beschikking stellen van zijn cursussen

1. Route:

3

2. Kamerverdeling :

2de verdieping M/V Kamer Aantal Naam 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 V V V V V V V V V V V 26 V V V V V V V V V LK X LK LK M M M 54 32 33 34 35 36 31 30 25 24 23 1 2 3 4 1 2 3 1 2 3 4 1 1 2 3 1 2 3 1 2 3 1 2 X 1 1 1 2 3 Jacobs Shauni Van den bossche Marjolein Vannieuwenhuyse Emily Croon Eline Dasp Ine Schepers Phyllis Verplaetse Sarah Cipido Thea Marin Eline Hermans Evy Hillaert Inne Chauffeur Ceusters Dorien Haerens Vanessa Van der Veken lauren Jennes Mathilde Vanhoutvinck Hannah Mestdagh Emma Geerts Lindsay Mannekens Rachel Bogaerts Naissa Van Noten Jeannine Van den Broeck Freddy X Teeuwen Lennert De Groof Christophe Bergiers Arthur Brammer Evert Buedts Ward Klas 2AS1 2AS1 2AS4 2AS4 2AS4 2AS4 2AS4 2AS2 2AS2 2AS2 2AS2 CH 3SWE 3SWE 2AS1 3SWE 3SWE 2AS4 2AS4 2AS3 2AS3 LK LK X LK LK 2AS2 2AS2 2AS24

12 Bus

30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55

M M M M M M M M M M M M M M V V V V V V V V V V LK LK 60 61 62 59 58 57 56 55

4 5 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 1 2 3 1 1

Nauwelaerts Fabrice Cheyns Wolff Marghem Steve Martens Ward Simons Alexander Verheyden Hako Mees Wesley Desiron Pieter Decat Ben Vanloo Glenn Schoovaerts Jelle Demeyer Kevin Vertommen Louis Deklerck Ilon De Ridder Kato Janssen Naomi Vranckx Ine Meylemans Anouk Has Line Vertommen Cheyenne Waerzeggers Bridey Vanhoutvinck Maura Lacroix Dagmar De Vogelaer Eva Briers Loes Geeroms Els 46 6 LK

2AS2 2AS1 2AS4 2AS4 2AS4 2AS4 3SWE 3SWE 3SWE 3SWE 2AS1 2AS4 2AS3 2AS2 2AS4 2AS1 2AS1 2AS2 2AS1 2AS2 2AS2 2AS3 2AS3 2AS1 LK LK

3de verdieping M/V 1 2 M M 64 Kamer Aantal 1 2 Naam Simmes Robin Vandervondelen Ken Klas 2AS1 2AS15

3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35

M M M M M M M M M M M M M M M M M M M M M M M M M M M M M M M M M 72 71 70 69 68 67 66 65

3 4 1 2 3 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 5 1 2 3

Solovov Ilya Henderix Levin Olbrechts Brent Buyse Bjrn Mantingh Bouke Es-Sadiki Nory Gratchev Nikita Rivera Maximiliano Boeckxstaens Elvin Essers Axel Lambrechts Cas Adeleye Sidney Van der Haegen Damien Ebogo Ebogo Abraham Symons Joey Vanneste Ruben Verbruggen Mattias Schoovaerts Maarten Cauwenberghs Mathias Ceulemans Bjarne Delvaux David Otten Teun Arrieta Quionez Juan Zabeau Jeroen Leaerts Yordy Lievens Olivier Cornelis Frederik Adriaenssens Levi De Vos Robbe De Ceuster Nino Bernard Jason Jespers Arwin Popleu Matthias

2AS2 2AS1 2AS3 2AS3 2AS2 2AS3 2AS4 2AS4 2AS3 2AS2 2AS2 2AS3 2AS2 2AS4 2AS4 2AS1 2AS1 3SWE 3SWE 3SWE 3SWE 3SWE 3SWE 3SWE 3SWE 2AS3 2AS3 2AS1 2AS4 2AS3 2AS3 2AS3 2AS36

36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46

M M M M LK M M M LK 75 76 77 73 74

4 1 2 3 1 2 1 2 3 1 2 1

Van Put Lawrence Heremans Simon Lauwers Jochem Halilaj Gerjon De Wit Bert Portael Raf Moerman Sean Moons Michiel Neutjens Symon Teugels Jens Beckx Dieter Chauffeur 43 4 LK

2AS3 2AS1 2AS2 2AS1 LK LK 3SWE 3SWE 3SWE LK LK CH

47 Bus

3. Regels: Aan dit programma gaat veel werk vooraf, werk dat wij met plezier doen, maar in ruil voor dit aanbod en in het belang van de groep, vragen wij aan de deelnemers ook een garantie. Wij verwachten van de leerling een correcte groepsgerichte houding. Dit houdt in: Respect voor elkaar en voor de omgeving, en dit niet alleen tijdens de activiteiten, maar ook onderweg, in de verblijfplaats en tijdens de voorbereiding. Bij moedwillig aanrichten van schade worden de kosten verhaald aan de ouders. Correct naleven van afspraken i.v.m. aanvang en einde van de activiteiten. Zich houden aan de regels in de jeugdherberg betreffende de verdeling van de slaapplaatsen, nachtrust, roken, orde, (zie hausordnung op de volgende blz) Leerlingen mogen het terrein van het hotel niet verlaten zonder toestemming, ook tijdens de activiteiten mogen leerlingen de groep niet verlaten zonder toestemming. Alcoholgebruik en drugs worden niet getolereerd. Tijdens de GWP gelden dezelfde regels als gedurende het schooljaar. Als een leerling betrapt wordt op het gebruik van alcohol en/of drugs dan nemen de begeleiders onmiddellijk contact op met de school en de ouders- Indien de leerkrachten het nodig achten, kunnen zij de bagage van de leerlingen controleren; dit zal steeds in het bijzijn van de leerling in kwestie gebeuren. Zoals vermeld in het schoolreglement is het verboden te roken op buitenschoolse activiteiten. Wanneer de afspraken hieromtrent niet worden nageleefd, kan de leerling naar huis worden gestuurd. Jongens en meisjes hebben aparte slaapruimtes. s Nachts geen jongens op de kamers van de meisjes en omgekeerd.

7

Bij het overtreden van deze afspraken nemen de begeleiders contact op met de school en de ouders. De leerling zal na de GWP op gepaste wijze ter verantwoording geroepen worden. De leerling kan ook naar huis gestuurd worden en dit op kosten en verantwoordelijkheid van de ouders en de leerling. De leerling krijgt een contract en indien nodig volgt een doorverwijzing naar een externe dienst.

De leerlingen kunnen alleen deelnemen indien zij zich samen met de ouders of voogd akkoord hebben verklaard met dit contract. We zijn ervan overtuigd dat met een positieve houding en duidelijke afspraken deze GWP voor iedereen een succes wordt.

Huishoudelijk reglement van het hotel: Een aantal hoteleigenaars hebben een Hausordnung opgesteld in 2 talen. Hier volgt de Nederlandse versie van dit regelement. 1. Algemeen principe: De Belgische kinderen zijn de gasten van de Oostenrijkse herberg. De rol van een gast is niet verzoenbaar met de houding van iemand die meent het huis met inboedel en personeel te hebben ingenomen. De gastheer moet erkend worden. 2. De leerkrachten zijn steeds verantwoordelijk voor het gedrag van de leerlingen. 3. Wandelschoenen en skischoenen mogen niet in huis gedragen worden. 4. Roken op de slaapkamers is niet toegelaten. In Oostenrijk is roken verboden voor jongeren onder 17 jaar. 5. De begeleiders zijn vervolgbaar zo een overtreding wordt vastgesteld. Dit geldt ook voor buitenlanders. 6. Dranken mogen niet naar de kamers meegenomen worden. De dranken moeten onmiddellijk betaald worden. De tarieven werden vastgesteld en moeten uitgehangen worden in het chalet. 7. De skileraars staan onder het gezag van de schoolleiding, behalve tijdens de skilessen. 8. De maaltijden hebben vaste uren. Elke afwijking moet vooraf met de eigenaars besproken worden. 9. Spelen op de slaapkamers is niet toegestaan. 10. Op de kamers moet het afval in de papiermand geworpen worden. 11. Er moet vanaf 22u stilte op de kamers heersen. Dit geldt ook voor de gangen die toegang bieden aan de kamers.

4. Oostenrijk voor beginners:

Algemeen:

8

Oostenrijk ligt in de Alpen en heeft een oppervlakte van 83.858 km, waarvan slechts 32% van het land onder de 500 meter ligt. De hoofdstad is Wenen, dat ook met afstand de grootste stad van het land is. Van de inwoners spreekt het merendeel Duits, dat ook de officile taal is. Het verleden van Oostenrijk gaat terug tot de Romeinse tijd, en heeft een bewogen geschiedenis. Maar na de Duitse annexatie en bezetting in de Tweede Wereldoorlog en de bezetting door de geallieerden in de periode daarna, werd in 1955 Oostenrijk via het Oostenrijks Staatsverdrag weer zelfstandig en werd de Tweede Oostenrijkse Republiek gevestigd. Oostenrijk is lid van de Europese Unie, de Verenigde Naties en een groot aantal andere internationale organisaties. Geografie:

Oostenrijk is een binnenstaat, het kent geen kustlijn. Het land grenst aan de volgende acht landen: Duitsland, Itali, Hongarije, Tsjechi, Sloveni, Zwitserland, Slowakije en Liechtenstein De Alpen strekken zich over een groot deel van Oostenrijk uit: driekwart van het land behoort tot dit berggebied. De hoogste berg in Oostenrijk is de Groglockner met 3797 meter. Het natuurschoon van Tirol, Salzkammergut, Innsbruck, de Oostenrijkse Alpen, en de stad Salzburg en de aantrekkelijkheid van Wenen en andere culturele centra hebben Oostenrijk tot een belangrijk Europees toeristencentrum gemaakt. De belangrijkste twee rivieren zijn de Donau en haar zijrivier de Inn. Het grootste meer is het Neusiedler Meer, dat zich bevindt op de grens met Hongarije en op een hoogte van 115 m. Klimaat

Het heuvelland, de laagvlakten en de dalen hebben een landklimaat. Boven de 1500 meter is een hooggebergteklimaat. Het westelijk deel van het land is beduidend natter dan het oosten. Gebieden aan de zuidkant van de Alpen hebben mediterrane trekjes. De fhnwind is van invloed op het temperatuur en weerverloop. In het Alpengebied

steekt de fhn meestal op wanneer er een een warme zuidenwind waait, die vochtige lucht naar de Alpen voert. Aan de zuidelijke kant van dat gebergte wordt de lucht gedwongen te stijgen. De stijgende lucht zet uit en wordt daardoor. De koudere lucht kan minder water vasthouden, er treedt condensatie op waarbij warmte vrijkomt; het gecondenseerde water valt als regen. Wanneer de lucht aan de noordzijde van het gebergte omlaag stroomt, wordt zij samengedrukt door de stijgende druk (compressie) en wordt daardoor warmer. De resulterende luchtstroom is warmer geworden dan de oorspronkelijke, doordat de condensatiewarmte over de berg is meegevoerd. De resulterende lucht is ook droger, omdat waterdamp uit de lucht als regen is gevallen. De noordzijde van het gebergte wordt in deze situatie ook wel de regenschaduw van het gebergte genoemd. Hetzelfde verhaal gaat ook op voor de omgekeerde richting. De fhn kan namelijk zowel aan de noordzijde als aan de zuidzijde van de Alpen optreden.

9

Nuancering

Dit model verklaart niet alle fhnverschijnselen. De fhn kan ook optreden zonder wolken en regen aan de loefzijde van de berg. Een deel van de warmte in de fhnstroom is dan mogelijkerwijs meegevoerd van de andere kant van de berg, en mogelijk spelen ook complexe turbulentieprocessen een rol, als ook de vermenging van verschillende luchtlagen.

Gevolgen:

In de Alpen is het voorjaar de favoriete periode voor de fhn, maar ook in het najaar en de winter waait die wind vaak. Sommige gebieden in Zwitserland hebben jaarlijks gedurende gemiddeld 33 dagen een warme, zuidelijke fhnwind. Deze houdt soms enkele dagen aan. De temperatuur kan in enkele uren 10-25C oplopen. Het grootste gemeten verschil in temperatuur was in Brannenburg am Inn: op 29 november 2000 om 23h -22C, op 30 november 2000 om 6h 3C. De relatieve vochtigheid kan tot 20% teruglopen, een zeer lage waarde die in Nederland en Belgi niet vaak voorkomt. De gemiddelde snelheid is zo'n 25 kilometer per uur (windkracht 4), maar in windstoten kunnen snelheden van 100 kilometer per uur voorkomen. Een positief aspect van een fhn is dat het zicht zeer helder wordt en de lucht opklaart, wat samenhangt met de droge lucht, en men daardoor schitterend uitzicht over de Alpen krijgt. Een zicht van 100 kilometer en meer is dan mogelijk. In sneeuwrijke berggebieden vergroot de fhn het lawinegevaar. Ook neemt het aantal verkeersongelukken toe en krijgen veel mensen bij fhnweer last van verhoogde bloeddruk, hoofdpijn, spierpijn, slapeloze nachten en infrageluid. Daardoor is de fhn een belangrijk maatschappelijk verschijnsel.

Milieuproblematiek

Het was in de jaren tachtig duidelijk geworden dat het milieubeleid in het Alpengebied drastisch zou moeten veranderen. De explosieve groei van het massatoerisme, de toenemende bevolkingsdruk, en de daarmee gepaard gaande uitbreidingen van infrastructuur en wintersportvoorzieningen, en de toename van het verkeer in en door het gebied hebben diepgaande gevolgen gehad voor het milieu. Er is gebleken dat de massale teruggang van het bomenbestand (o.a. voor de aanleg van hotels, vakantiewoningen en ski-pistes) het verdwijnen van

10

vele plant- en diersoorten tot gevolg heeft gehad en dat daardoor steeds sterkere erosie, aardverschuivingen, lawines, modderstromen en overstromingen worden veroorzaakt, waarbij een toenemend aantal menselijke slachtoffers valt te betreuren. De toenemende vervuiling van de gletsjers en de daaruit ontspringende beken en rivieren (uitlaatgassen, afval) begint ernstige vormen aan te nemen. De inrichting van natuurreservaten en beschermde wildparken bleek niet het beoogde effect te hebben. In het begin van de jaren tachtig hebben de Alpenlanden Oostenrijk, Duitsland, Joegoslavi (nu Sloveni), Itali, Zwitserland en Frankrijk samenwerking gezocht om de problemen het hoofd te kunnen bieden. In de jaren 1980 werd aan de samenwerking ook vormgegeven in de vorm van de Alpen-Adria-groep, die een deel van de Alpen omspande. En hebben ze de CIPRA (Internationale commissie ter bescherming van het Alpengebied) opgericht.

Eten en drinken

In Oostenrijk wordt veel vlees gegeten, zoals de bekende schnitzel. De Oostenrijkse keuken is in eerste instantie een boerenkeuken, vrij zwaar en weinig geraffineerd. Na een soepje (al dan niet met noedels) vooraf volgt standaard een flink stuk vlees, in het algemeen geserveerd met een eenvoudige koolsalade, tomaten, sperziebonen of gemengde salade of de bekende aardappelsalade. Ook goulash kent variaties, van vlees, kip of worst met aardappels. Ook kent Oostenrijk de bekende Wiener Kaffee met Apfelstrudel of Sachertorte. Sport

Favoriete sporten in Oostenrijk zijn de wintersporten zoals skin, snowboarden, langlaufen, rodelen, schansspringen, schaatsen en curling. Ook voetbal is in Oostenrijk een veelbeoefende sport. In 2008 was Oostenrijk, samen met Zwitserland, gastland van het Europese Kampioenschap Voetbal.

Op de volgende bladzijden is een probleem omschreven dat zeer nauw aansluit bij het hele skigebeuren, namelijk Global warming. De opwarming van de aarde zorgt voor het wereldwijd smelten van gletsjers, het korter worden van het skiseizoen, Het valt doorwinterde wintersporters al langer op dat de winters niet meer zijn wat ze geweest zijn, er vl minder sneeuw ligt dan vroeger op de pistes, enz. Maar ook op andere gebieden laat het negatieve gevolg van ons energieverbruik zich gelden. Dat kan je in deze tekst voor het vak Engels lezen:

11

5. Global warming 1. What is the greenhouse effect? Global warming starts with the greenhouse effect: The sun warms the Earth during the day (through Incoming Short Waves). At night the Earth cools off but it doesnt lose all the heath, thanks to the Earths atmosphere (Long outgoing waves). The atmosphere covers our planet like a blanket. Without the greenhouse effect, temperatures on Earth would be around -18C. Were very lucky to have the atmosphere!

a greenhouse

The atmosphere is a thick layer of gases that surrounds the Earth. Some of these gases are: Nitrogen N, (= Stikstof) Oxygen O, (= Zuurstof) Carbon dioxide CO2 (= Koolstofdioxide)

2. Whats the problem? Theres a huge problem with CO2: theres too much of it! The more CO2 in the atmosphere, the thicker it becomes and the more heath is trapped. The number of people rises every day and together we increase the amount of CO2 every day by burning fossil fuels like oil, coal and natural gas. Fossil fuels are non-renewable energies that people use for cars and trucks, machines, factories, heating, electricity, etc... Furthermore global deforestation increases the problem: at night, plants use a lot of CO2 but people have cut down big forests (for farming, road building, housebuilding) so less CO2 is being consumed.

12

3. Temperatures rise, what are the effects? What do we see today? - Ice is melting, especially at the poles. - The number of some animals at the poles declines. - Some alpine plants and animals have moved to higher, cooler areas. - Sea level rise has become faster over the last century. - Rain and snowfall have increased around the world. - In Alaska, insects have already eaten over 5 million acres of forests (There are now more tree-eating insects because the summers were warmer in the last 20 years.)

If warming continues, what could happen later this century? - Sea levels are expected to rise between 18 and 59 cm by the end of the century. - Hurricanes and other storms are likely to become stronger. - Floods and droughts will become more common. - Less fresh water will be available. - Some diseases will spread easily such as malaria carried by mosquitoes. - Ecosystems will change: some species will move farther north and become more

13

successful; others wont be able to move and could become extinct.

Mechelen could become a coastal city!4. Can we make a difference? YES WE CAN! Here are 10 Ways.

Can one person slow global warming? Sure! You and your family can take steps to cut the amount of carbon dioxide (CO2 ) that is released into the atmosphere. Here are 10 tips to help you save the planet. 1. Wear hand-me-downs. Every item of clothing you own has an impact on the environment. Wearing your brother's, sister's or dad's old T-shirt means you avoid consuming all the energy used in producing and shipping a new one. 2. Change your lightbulbs. Replace regular bulbs with compact fluorescent lightbulbs, which save energy. And don't forget to turn off the lights when you leave a room! 3. Ride the bus. Almost 90% of all trips in the U.S. are by car. Public transportation saves about 1.4 billion gallons of gas annually. 4. Say no to plastic bags. The next time your parents go to the market, help them pack the groceries in reusable cloth bags. Every year, more than 500 billion plastic bags are distributed, and fewer than 3% are recycled. 5. Open a window. Instead of running the air conditioner, let some fresh air in. Set the thermostat higher in the summer and lower in the winter.

6. Rake the leaves. A gas-powered leaf blower is an energy guzzler. Make fall cleanup a family activity. 7. Take a cool shower. Reduce your use of energy-hogging hot water. 8. Plant trees, especially in tropical forests, which play a crucial role in cooling the planet. One tree can absorb up to a ton of carbon dioxide over its lifetime. 9. Shut off your computer. A screen saver is not an energy saver. According to the U.S. Department of Energy, 75% of all the electricity consumed in the home is standby power used to keep electronic equipment running when it is not in use.

14

10. Reduce, reuse, recycle. Look at making small changes in your daily life. Recycle cans, paper and glass. Avoid disposable objects like paper plates, cups and towels. Some 900 million trees are cut down each year to make pulp and paper. That number can be reduced if people buy recycled paper.

Vocabulary 1. What is the greenhouse effect? global warming: opwarming van de aarde, wereld during: gedurende, tijdens to cover: bedekken a blanket: een deken a greenhouse: een serre thick: dik a layer: een laag to surround: omringen, omgeven

2. Whats the problem? huge: groot, belangrijk to trap: gevangen nemen fossil fuel: fossiele brandstof oil: olie coal: steenkool natural gas: aardgas non-renewable: niet hernieuwbaar a truck: een vrachtwagen a factory (pl. factories): een fabriek

15

the heating: de verwarming furthermore: bovendien deforestation: ontbossing to cut down: omhakken less: minder

3. Temperatures rise, what are the effects? to melt: smelten the poles: de polen North Pole: Noordpool South Pole: Zuidpool to decline: verminderen alpine animals: dieren van de bergen to increase: vermeerderen an acre: oppervlaktemaat, iets meer dan 40 are the sea level: zeespiegel, het niveau van het zee/oceaanwater to rise: stijgen - the rise: de stijging fresh water: zoet water an ecosystem: (ecology + system) a system of living organisms and how the interact with the environment extinct: uitgestorven coastal: van aan de kust

16

6. Jean-Marie Pfaffiaans Duits (Wie denkt dat je jaren moet studeren om Duits te spreken moet maar eens een Duits interview met Jean-Marie Pfaff van De Pfaffs opzoeken op Youtube.)

17

18

19

7. Dagindeling: 7.30u: Uit het bed glijden 8.00u: stevig ontbijt 8.45u: Vertrek naar de liften o.l.v. de monitoren 12.00u: Einde van de voormiddag skin / snowboarden 12.15u: Middagpauze / eten 13.00u: Skin / snowboarden 16.30u: einde skin / snowboarden 17.00u: Terug in hotel. Douchen. Rusten 18.00u: Warm avondeten 18.50u: Invuloefening werkmap / video-analyse / bespreking met monitor 19.40u: Avondactiviteit (rodelen & fakkeltocht casino-avond filmavond - afsluitend feestje) 21.15u: Horizontaal staan 21.40u: Lichten uit en dromen over verse diepsneeuw

8. Vreemde vogels op de piste Naast skirs en snowboarders zie je op de piste ook nog volgende wintersporters: -Langlaufers of cross-country-skirs: Op redelijk vlakke stukken werken zij op speciaal aangelegde parcours aan hun conditie. Deze parcours liggen in de nabijheid van de pistes maar kruisen ze meestal niet. Ze maken gebruik van smalle latten en 2 stokken. -Telemarkers, dit is een combinatie van skin en langlaufen. Soms zie je hen met speciale vellen onder de skis omhoog wandelen, om daarna de piste terug af te skin. Velen nemen echter ook gewoon de lift, en gaan volgens hun specifieke techniek, waarbij de hielen loskomen van de ski, naar beneden. -Monoskirs: Zij skin op 1 brede ski waarop beide voeten bevestigd zijn. Dan zijn er ook nog een heleboel andere wintersporten, die je niet op de piste zal zien. We hebben het dan over schansspringen, bobsleen, rodelen,

20

9. Biomechanica en analyse van de skibewegingen

A) Inleiding

De biomechanica is de wetenschap die de houding en verandering in lichaamspositie bestudeert. Door het onderzoeken van lichaamshoudingen kunnen we meer te weten komen over de uitvoering van een beweging. Dit kan belangrijk zijn in functie van het perfectioneren en optimaliseren van de beweging. Goed leren snowboarden of skin gebeurt niet alleen door uitproberen, vallen en opstaan maar kan ook door kennis van deze biomechanica . Allereerst moet je dit weten. Als je voortbeweegt is dat ALTIJD het resultaat van verschillende krachten. Er zijn krachten die je helpen (vb. spierkracht van de benen bij het rennen, fietsen, paardenkracht (PK) van de motor bij het rijden met brommer of auto,) en krachten die willen beletten dat je je voortbeweegt (vb. de wind waar je tegenop moet als je snel fietst = luchtweerstand, het heel hard moeten trappen als je bergop wil fietsen = zwaartekracht, moeilijk doorheen modder fietsen = wrijvingskracht,) Hoe groter de krachten die ervoor zorgen dat je vooruitgaat, hoe sneller je gaat ( de spurter Usain Bolt heeft meer spierkracht en zal dus sneller lopen dan Joske Spilliebeen). Hoe groter de krachten die je tegenwerken, hoe trager je gaat (fietsen op asfalt gaat beter dan door mul zand (wrijving)). De zwaartekracht kan de snelheid tegenwerken (bv bij het bergop fietsen), of helpen (bv skin van een steile piste) B) Toegepast op skin en snowboarden Zwaartekracht FG Deze kracht is gelijk aan het gewicht van de skir en zorgt ervoor dat de skir in beweging komt. De zwaartekracht werkt in op het zwaartepunt (het gemiddelde van de massa) van de skir. Dit mag gesitueerd worden ter hoogte van de navel.

21

Ze werkt verticaal (recht) naar beneden. Kracht wordt voorgesteld met symbool F

De zwaartekracht kunnen we ontbinden in 2 componenten FA en FN: FA = Afglijdende component van FG. Zij werkt // met de helling en is

verantwoordelijk voor de beweging van de skir. FN = Normale component van FG. Zij werkt op de helling en zorgt

ervoor dat de skis in de sneeuw worden gedrukt. Effect van F N is afhankelijk van de graad van inkanting van de skis. Hoe steiler de helling, hoe groter FA wordt.

Dit betekent dat wanneer de helling steiler wordt, FA groter wordt, en dus ook de snelheid groter wordt.

22

Effect van FG tijdens een bocht.

1. Werkt de inzet van de bocht tegen.

2. Zorgt in de helling voor een versnelling van de skir.

3. Is bij het uitsturen mee verantwoordelijk voor het wegslippen van de skis.

Weerstand van de sneeuw op de skis. Fw Deze kracht is afhankelijk van een groot aantal factoren zoals: Graad van inkanting van de skis / snowboard Skipositie Sneeuwkwaliteit Vorm van het terrein Ski-oppervlak Toestand van de skis (waxen en slijpen) Zwaartekracht/hellingsgraad Centrifugaal kracht

23

Dit houdt in dat deze kracht enorm kan variren in grootte en richting. Zeker is echter dat ze steeds de bewegingsrichting tegenwerkt. Wil je snel de berg af zal je dus met al deze factoren rekening moeten houden.

Centrifugale kracht

Fc = Fm (Middelpuntvliedende kracht)

Treedt op bij het maken van bochten en wil de skir naar de buitenkant van de bocht duwen. Vergelijk het met het nemen van de bocht met de fiets, op hoge snelheid zal je de fiets schuin naar de binnenkant van de bocht moeten houden om niet de bocht uit te vliegen. Zij grijpt in op het zwaartepunt van de skir en werkt van het centrum van de bocht uit naar buiten toe. Hoe groter de snelheid van de skir, hoe groter Fc (kwadratisch!) Hoe kleiner de genomen bocht, hoe groter Fc

De skir zal in de bocht gaan hangen om Fc te compenseren (inclinatie).

FG

FR

Merk op dat de werklijn van de resultante FR loopt binnen het steunvlak dat gevormd wordt door beide skis. Dit zorgt er voor dat de skir in evenwicht blijft en niet valt. De skir is het meest stabiel als de werklijn van de resultante dicht bij het centrum van het steunvlak loopt.

De inclinatie is de hoek die de skir maakt met de verticale. Naarmate Fc groter wordt zal dus de inclinatie groter moeten worden om in evenwicht te blijven!

24

We bekijken dezelfde redenering nog eens bij een snowboarder:

De resultante van de centrifugale kracht en de zwaartekracht loopt steeds door de steunbasis van de snowboarder. Dit zorgt ervoor dat de boarder stabiel

Fm

blijft en niet valt. De inclinatie zal dus groter worden naarmate Fm groter wordt. Zoniet valt de snowboarder.

Effect van Fm of Fc tijdens een bocht. 1. Minst effect aangezien de snelheid hier het laagst is.

2. Fc wordt groter aangezien de snelheid is toegenomen en is maximaal net bij het overschrijden van de hellingslijn. 3. Fc zal afnemen in grootte aangezien de snelheid in deze fase wordt gecontroleerd (verminderd). Met deze kennis in het achterhoofd ben je klaarvoor de volgende brok informatie,en helpt je verder in de praktijk.

De lectuur op volgende bladzijden is specifiek voor snowboarden / skin. Je hoeft enkel te weten wat voor jou van toepassing is.

25

10. Snowboarden: Deze praktijkstage is gericht op het verbeteren van grote bochten en kleine bochten. Van beginner naar gevorderd wordt er gewerkt aan het doorlopen van volgende stappen: geschoven bochten (rutschen) -> gegleden bochten -> gesneden bochten (carven), telkens op snelheden en pistes aangepast aan het niveau. Er wordt bij leerlingen die snel vorderen ook aandacht geschonken aan het fakie boarden, dus met de niet-voorkeursvoet vooraan. Als laatste element worden, afhankelijk van de interesse en het niveau van de groep, ook de freeride- en freestyleskills bijgeschaafd. Er zal gebruik gemaakt worden van verschillende didactische principes, waar de leerlingen ook aan elkaar demos zullen moeten geven en van elkaar leren. Er zal ook met video-analyse gewerkt worden. Gaandeweg zal je merken dat bij het snowboarden een speciaal taaltje hoort (jargon), zoals ook vele beroepen en andere hobbys hun eigen taaltje hebben. Sommige woorden klinken in het begin vreemd, maar zullen vertrouwd klinken op het einde van de stage. Vb: -Kicker: geen groen slijmig beestje, maar wel een schans met landing om over te springen

-Goofy: ook geen beestje van Walt Disney, maar iemand die met de rechtse voet voor snowboardt. -Rijden: niet met de auto maar gewoon met het snowboard. -Duck: ook weer geen beestje maar wel met de bindingen open (zoals Charlie Chaplin) boarden.

-Dumpen: niet van uw lief maar wel de sneeuw die met bakken uit de lucht valt. -Pow: dat ligt er nadat het gedumpt heeft. -

26

Wie later ambities heeft om snowboarden verder op wedstrijdniveau te beoefenen, kan terecht binnen de volgende disciplines: *Race: -Dual slalom: Per 2 wordt naast elkaar een identiek parcours afgelegd, al slalommend omheen de poorten (vlagjes tussen 2 stokken) . Wie eerst beneden is, wint uiteraard. -Reuzeslalom: In een reuze slalom parcours wordt geboard aan zeer hoge snelheden. De speciale driehoekspoorten staan ver uiteen zodat de snowboarders extreem kunnen hangen in de bochten en hun snelheid alleen maar toeneemt. *Freestyle: -Halfpipe: In zijn run is het de bedoeling dat de snowboarder van wall naar wall rijdt om telkens verschillende sprongen te maken. Elke sprong - trick wordt beoordeeld op hoogte, moeilijkheidsgraad, uitvoering en landing, controle, originaliteit. -Boardercross: Op een parcours dat wat weg heeft van een motorcross-circuit moeten 4 snowboarders telkens tegen elkaar strijden. Ze moeten bulten, tunnels, schansen, kuipbochten en waterbakken trotseren. Ze mogen elkaar op elk moment passeren, dit vergt veel lef en techniek! -Big Air (high jump contest): Super spectaculair! De snowboarders maken 1 hoge verre sprong, al dan niet met rotaties om de breedte- en lenge-as (flips en spinns). -Slopestyle: Hierbij is het de bedoeling om op een gevarieerd parcours van schansen (kickers), rails (ijzeren staven waarop je met het board kan schuiven = grindbars bij skaten), tafels, een cleane run neer te zetten. De algemene indruk is belangrijk bij slopestyle, wie schudt er vette tricks uit zijn mouw, doet sjieke grinds en schakelt alles aan elkaar met een smooth flow- stijl. In deze discipline werd de jonge Belg Seppe Smits vorig jaar Wereldkampioen. *Freeride disciplines (off-piste): -Chinese downhill: Met de helikopter wordt je op de top van een berg gedropt. Wie eerst beneden is, wint. King of the Hill: De beste freeriders van de wereld worden uitgenodigd om op een extreem steile bergflank af te dfalen. De jury let op controle, risico, snelheid en uitvoering (van bv. cliffjumps) Delen van een snowboard Bij het snowboarden staan we dwars op de bewegingsrichting. In de basishouding zijn de schouder- en bekkenas van een snowboarder parallel met de lengteas van het snowboard. Bijgevolg spreken we van een teenzijde of frontside kant, en een hielzijde of backside kant. Aan de voorkant van het snowboard vormt de nose de overgang van teen- naar de hielzijde. Aan de achterkant is dit de tail.

27

Als een snowboard op zijn kant wordt gezet zullen de staalkanten niet overal de sneeuw raken. Rond het midden is een snowboard het smalst (de waist van een snowboard). Hierdoor zal een snowboard bijna vanzelf een bocht maken als het op zijn kant wordt geplaatst. Deze taillering bepaalt voor een groot deel de radius van de bocht. Hoe meer een board getailleerd is, hoe korter de bocht zal zijn die het beschrijft.

Fig: De radius van een board

Lengte en breedte van een snowboard bepalen de totale oppervlakte van een snowboard. Zo zal een langer en breder board zorgen voor meer stabiliteit, een korter en smaller board is dan weer wendbaarder. De meeste snowboards lopen aan de voor- en achterkant omhoog zodat een deel van de kanten niet in contact komt met de sneeuw. Het gedeelte van de staalkant dat tijdens het snowboarden contact maakt met de sneeuw zorgt voor de grip en wordt de effectieve kantenlengte genoemd.

1=nose; 2=tail; 3=waist; 4=effectieve kantenlengte

Basishouding Een correcte basishouding is van groot belang om snel en veilig te blijven vorderen in het leerproces. Daarom zullen we de eerste uitvoeringen van een correcte basishouding oefenen op een vlak terrein.

28

Aandachtspunten: Enkels, knien en heupen gebogen Schouder- en bekkenas evenwijdig met de lengteas van het board Armen zijwaarts, in het verlengde van de schouderas ( onderarmen evenwijdig aan de grond), ellebogen los van het lichaam. De voorste hand wijst richting nose, de achterste hand wordt uit het gezichtsveld gehouden om het evenwicht te bewaren en situeert zich boven de tail. Hoofd rechtop Gewicht op voorste voet Analyse van de snowboardbeweging Een schematisch overzicht: A) Houdingen van een snowboarder Omwille van de dwarse positie van een snowboarder op het board is er een voorwaartse (frontside) en een rugwaartse (backside) houding. Bij de voorwaartse houding steunt de snowboarder op de tenen. De projectie van het zwaartepunt ligt aan de teenzijde van het board. In de rugwaartse houding leunt de snowboarder op de hielen. In deze houding ligt de projectie van het zwaartepunt aan de hielzijde van het board.

B) Soorten bochten In het snowboarden spreken we van een bocht wanneer de snowboarder een

29

kantenwissel uitvoert. Omwille van de twee verschillende houdingen bij het snowboarden is het maken van bochten geen symmetrische beweging. We onderscheiden twee soorten bochten: Frontside bocht Bij het nemen van een frontside bocht gaat de snowboarder over van een rugwaartse naar een voorwaartse houding ( van het steunen op de hielen naar het steunen op de tenen). Backside bocht Bij het nemen van een backside bocht gaat de snowboarder over van een voorwaartse naar een rugwaartse houding ( van het steunen op de tenen naar het steunen op de hielen).

OPMERKING:

De termen rugwaarts en voorwaarts hebben betrekking op een houding. Aangezien bij het bochten maken de houding van de snowboarder verandert, wordt er niet gesproken over een voorwaartse of een rugwaartse bocht. C) Rotaties De snowboarder kan naast bochten ook rotaties rondom zijn lichaamsassen uitvoeren. In tegenstelling tot bij het maken van een bocht brengt dit niet noodzakelijk een kantenwissel met zich mee. De termen backside en frontside gebruikt men om de richting van een rotatie rond de longitudinale lichaamsas te definiren en zijn gebaseerd op het verloop van de one eighty (= draai van 180 rond de longitudinale lichaamsas). Backside rotatie Bij de backside 180 wordt er 180 graden gedraaid volgens het bewegingsverloop van een frontside bocht. De reden van deze terminologische omwisseling ligt in het feit dat deze rotatie wordt ingezet met de rug naar het dal. Tijdens deze beweging ziet men het dal nooit en wordt er soms gesproken van een blindside 180. In de regular positie wordt derotatie naar rechts ingezet (in wijzerzin), in de goofy positie gebeurt de inzet naar links (in tegenwijzerzin). o regular backside rotatie = rotatie in wijzerzin o goofy backside rotatie = rotatie in tegenwijzerzin Frontside rotatie Bij de frontside 180 wordt er 180 graden gedraaid volgens het bewegingsverloop van een backside bocht. Deze rotatie wordt ingezet met voorkant van het lichaam naar het dal. Bij deze beweging kan men tijdens de zweeffase constant het dal zien. In de regular positie wordt de rotatie naar links ingezet (in tegenwijzerzin), in de goofy positie gebeurt de inzet naar rechts (in wijzerzin). o regular frontside rotatie = rotatie in tegenwijzerzin o goofy frontside rotatie = rotatie in wijzerzin Om het niet nog ingewikkelder te maken zullen alle rotaties die worden ingezet op dezelfde wijze als een backside 180 de benaming backside blijven behouden ook al landt men bij een backside 360 niet blind en kan men de tijdens de laatste 180 graden het dal zien. Het behoud van terminologie geldt ook voor de frontside rotaties. Elke snowboarder heeft een voorkeur voor frontside of backside rotaties. We spreken dan van natural en de unnatural rotaties.

30

Opmerking: Indien de snowboarder switch aanrijd naar een afzet en hierover roteertgebruiken we een andere terminologie. Roteert hij backside dan spreken we over switch backside rotaties. Kiest hij daarentegen voor de frontside rotatie dan spreken we van cap. D) Goofy & Regular versus Voorkeurs- & Niet-voorkeursvoet De voorste voet bepaalt de positie die ingenomen wordt op het snowboard. Regular is de positie met de linkervoet vooraan, goofy is de positie met de rechtervoet vooraan. Daar waar op beginnerniveau de positie van de snowboarder bepaald wordt door de motorische voorkeursvoet, zal er op een meer gevorderd niveau naar gestreefd worden het praktische verschil tussen deze twee posities tot een minimum te herleiden. Hierdoor wordt er op een gevorderd niveau niet meer gesproken van regular en goofy positie, maar van een voorkeurs- en een niet-voorkeurshouding (switch). E) Stance De stance is de positie van de bindingen op het snowboard. Door de breedte en de hoek van de bindingen aan te passen, kunnen de rijeigenschappen van een snowboard veranderen. Aangezien er geen voorgeschreven regels bestaan die aanduiden welke stance het beste is voor een type snowboarder, moet de meer gevorderde snowboarder zelf aanvoelen wat voor hem de meest optimale positie is. F) Druk In het snowboarden wordt er gesproken over druk wanneer de kracht die een snowboarder uitoefent op het raakvlak van zijn board met de sneeuw besproken wordt. Bij het maken van bochten moet het verhogen van de druk op de sneeuw, nodig voor de grip van het snowboard, tegelijkertijd krachtig en precies gedoseerd zijn. Dit is enerzijds mogelijk door het verhogen van de inkantingsgraad en anderzijds door een buiging of een strekking. We kunnen druk opbouwen: o op het einde van de flexie o tijdens een extensie o bij een statische houding in de stuurfase We kunnen de druk verminderen: o tijdens het dalen in flexie o op het einde van een extensie o door een drukreactie (rebound of reactiekracht van het terrein) Drukverminderingsmechanismen worden gebruikt als ontlasting bij de inzet van een bocht, en bij het opvangen van oneffenheden van het terrein. Drukopbouwmechanismen worden meestal toegepast in de stuurfase.

31

G) Verplaatsingsvormen Bij het snowboarden bestaan drie soorten verplaatsingsvormen. Het gebruik ervan is in essentie afhankelijk van de vaardigheid van de snowboarder en de kwaliteit van het sneeuwoppervlak. Variatie in het gebruik van de verschillende verplaatsingsvormen is noodzakelijk om op verschillende terreinen vlot en gecontroleerd af te kunnen dalen. Ervaren snowboarders kunnen vlot de overgang maken tussen de verschillende verplaatsingsvormen. -Afglijden De snowboarder zal afglijden wanneer de inkanting minimaal is. Er is dan ook steeds een groot hoogteverschil in de verplaatsing. De kleine inkantingshoek betekent een grote steunbasis wat resulteert in meer contact met het sneeuwoppervlak en een groter evenwicht in het laterale vlak.

32

De lage snelheden en de beperkte gewrichtsmobiliteit van de beginner zorgen ervoor dat hij de inkantingshoek slechts minimaal kan variren. Afglijden is dus de natuurlijke verplaatsingsvorm voor de beginneling -Glijden Het glijden wordt gekenmerkt door een grotere inkantingshoek waardoor er tijdens de verplaatsing minder hoogteverlies is dan bij het afglijden. Deze grotere inkantingshoek volgt uit een licht toegenomen gewrichtsmobiliteit. Aangezien het steunoppervlak verkleint, wordt het evenwicht in het laterale vlak moeilijker. -Snijden (carven) Snijden wordt gekenmerkt door een nog grotere inkantingshoek waardoor er een minimaal hoogteverlies is tijdens de verplaatsing. Op de sneeuw vertaalt dit zich in een zeer smal spoor. De snowboarder beschikt hier over een maximale gewrichtsmobiliteit. H) Draaimechanismen Bij het snowboarden onderscheidt men 5 verschillende types van draaiacties: -De rotatiebeweging De rotatie is een draaiende beweging van het ganse lichaam in monobloc in de richting van de bocht, rond een as die door de voorste voet gaat. Hierbij gebeurt de inzet steeds door het bekken. De rotatiebeweging wordt bij het insturen gebruikt om het board in de hellingslijn te krijgen. Bij het sturen moet de rotatie volgehouden worden gedurende de gehele uitstuurfase.

1

2

3

33

-De draai-extensie (lextension pivote) De draai-extensie is een extensie ter hoogte van enkels, knien en heup gecombineerd met een rotatie van het ganse lichaam. De extensie is daarbij voor- en dalwaarts gericht. De effectiviteit van deze techniek ligt in de dosering van de verschillende bewegingen tegenover elkaar in functie van het gewenste traject en de sneeuwkwaliteit. Door de extensie wordt het board kort ontlast wat een vlottere en makkelijkere inzet van de bocht toelaat. Dit maakt ook op steilere pistes een snelle kantenwissel mogelijk. De rotatie wordt ook hier tijdens de ganse stuurfase volgehouden, waarbij een progressieve flexie nodig is om druk te beheersen. -Draaiflexie (flexion pivote) De draaiflexie is een actieve flexie van enkels, knien en heup gecombineerd met een rotatie van het ganse lichaam. De ontlasting van het board wordt hier gecreerd door een snelle buiging van de benen. Met deze techniek is een zeer snelle kantenwissel mogelijk waardoor deze geschikt is voor moeilijk en gevarieerd terrein. Opmerking: Zowel de draai-extensie als de draaiflexie steunen op het principe van de dynamische steunreactie (zie biomechanica) -De retour danticipation De retour danticipation is een terugkeer van de onderste ledematen in de richting van het bovenlichaam dat reeds anticipeert naar de volgende bocht. De dissociatie tussen het bovenlichaam en het onderlichaam is daarbij essentieel. De retour wordt bekomen door het lossen van de spanning gecreerd tussen het boven en onderlichaam op het moment van de anticipatie. Dat ontspannen wordt bevorderd door een drukreactie. Deze drukopbouw krijgt men door een geleidelijke en krachtige extensie. Deze spierspanning wordt gemakkelijk bekomen tussen de frontside en backside en moet vaak afgezwakt en gedoseerd worden. Daarentegen is de spanningopbouw moeilijker te verkrijgen van backside naar frontside. De retour danticipation laat toe de radius van de bocht te verkleinen en de snelheid van uitvoering te verhogen. -Het veegeffect (balayage) Het veegeffect is een snelle pivoteerbeweging van de onderste ledematen die tegelijkertijd een tegenrotatie van het bovenlichaam uitlokt. Het wordt gebruikt bij de noodstop en flat of freestyle om rotaties van het snowboard af te remmen, te blokkeren of te versnellen. Het veegeffect wordt vaak complementair aan de andere draaimechanismen gebruikt tijdens het maken van bochten. I) Besluit Als we de evolutie door het leerproces bekijken die een beginner maakt naar het hoogste niveau expert dan stellen we een verandering van positie van de snowboarder vast. Daar waar de beginner enkel in een hoge positie op zn board kan staan, door de beperkte bewegelijkheid, staat de expert in een ontspannen lage positie. Deze positie is tegelijkertijd een resultaat en een voorwaarde om progressie te blijven maken gedurende het gehele leerproces.

34

Deze verandering komt eveneens tot uiting door een evolutie doorheen de verschillende verplaatsingsvormen. De beginner zal enkel in staat zijn om af te glijden, terwijl de expert over alle drie de verplaatsingsvormen kan beschikken en ze kan gebruiken afhankelijk van het terrein en omgeving. Een vlotte overschakeling tussen de verschillende verplaatsingsvormen is noodzakelijk om snelheid en evenwicht te kunnen controleren. Daarnaast zijn cordinatie en timing cruciale begrippen doorheen het gehele leerproces. De snowboarder heeft nood aan voldoende gewrichtsmobiliteit, kantengevoel en bewegingservaring maar slechts door al deze zaken op een juiste manier te cordineren, kan hij tot een technisch juiste afdaling komen.

11. Skin Deze praktijkstage is gericht op het verbeteren van grote en kleine bochten. Net zoals bij snowboarden werken we hier uiteraard in functie van het niveau. Van beginner naar gevorderd doorlopen we volgende stappen: geschoven bochten -> gegleden bochten -> gesneden bochten (carven), telkens op snelheden en pistes aangepast aan het niveau. Er wordt bij leerlingen die snel vorderen ook aandacht geschonken aan het switch of achteruit skin Als laatste element worden, afhankelijk van de interesse en het niveau van de groep, ook de freeride- en freestyleskills bijgeschaafd. Er zal gebruik gemaakt worden van verschillende didactische principes, waar de leerlingen ook aan elkaar demos zullen moeten geven en van elkaar leren. Er zal ook met videoanalyse gewerkt worden. In park en pipe kunnen de leerlingen kijken naar hoe de freestyle wereld in elkaar zit. Dit gaat er nog net iets anders aan toe dan op de gewone piste. Skirs dagen elkaar uit om zo knap en technisch mogelijke tricks uit te voeren en tot een goed einde te brengen. Carve-ski Begin jaren negentig kwamen de eerste carve-skis op de markt. Bekendste namen zijn de Kneissl Ergo en de Elan Parabolic. Deze skis waren in die tijd echter niet populair bij het grote publiek ( noch bij skileraars of wedstrijdskirs). Zo werd de Kneissl Ergo gepromoot als een ski voor

35

oudere mensen en mensen met zwakke knien. Niet echt prestatiegericht dus. Deze ski vroeg minder moeite en minder kniebeweging om bochten te maken. In de snowboardwereld had het carven echter wel succes waardoor na verloop van tijd men in het wedstrijdskin toch begon gebruik te maken van carve-skis. Vanaf het eind van de jaren 90 heeft de carve-ski dan ook definitief zijn weg gevonden naar het grote publiek. Sindsdien heeft deze ski nog een grote evolutie ondergaan, vooral wat betreft afmetingen (lengte, taillering, radius). Dit heeft trouwens geleid tot een grondige evolutie van de skitechniek.

Vorm en afmetingen

Schouder: Breedste deel van de ski (voorkant)

Taille: Smalste deel van de ski (onder de voet)

Heup: brede achterkant van de ski

Wat volgt zijn een aantal algemene mechanismen die de skir kan aanwenden op de piste, om door middel van een vlotte techniek de piste vloeiend af te dalen. Het spreekt voor zich dat deze mechanismen slechts een greep zijn uit het talloze aantal. De begeleiding van een monitor die ze allemaal onder de knie heeft is aan te raden bij het toepassen en leren van deze mechanismen. Dat is ook het doel van deze praktijkstage. Inwerkende krachten Zwaartekracht Centrifugale kracht Krachten t.g.v. het contact tussen de skis en de sneeuw De krachten die hier optreden zijn afhankelijk van 4 fundamentele parameters:

36

1 Inkanting van de skis 2 Grootte en richting van de uitgeoefende druk 3 Verdeling van de druk over de skis 4 Pivotbeweging van de skis Door in te grijpen op deze 4 parameters benvloed de skir het contact tussen zijn skis en de sneeuw. Hiermee bepaalt hij dus het soort draaimechanisme, de stuurfase, belastingswissel, enz We bespreken kort deze parameters, alsook de verschillende mechanismen en de bewegingen van de skir die hierop invloed hebben. De 4 Fundamentele parameters 1 Inkanting We maken hier onderscheid tussen: De graad van inkanting De kantenwissel

Graad van inkanting

De graad van inkanting bepaalt de grootte van het contactoppervlak tussen de ski en de sneeuw. Hoe hoger de graad van inkanting, hoe kleiner het contactoppervlak en des te meer grijpen de skis in de sneeuw.

Kantenwissel

Behalve bij ploegbochten, vindt deze actie plaats bij elke overgang van de ene bocht naar de andere. Men onderscheidt hierbij: de kantenwissel in 1 tijd wanneer deze gebeurt met de 2 skis tegelijkertijd. de kantenwissel in 2 tijden wanneer deze eerst voor 1 ski en daarna voor de andere ski gebeurt. 2 Uitgeoefende druk Hiermee bedoelt men de grootte van de druk die door de skis op de sneeuw wordt uitgeoefend. Verschillende uitvoeringen van flexie en extensie zijn de middelen om te variren in deze uitgeoefende druk. Men spreekt van drukopbouw, drukvermindering, het constant houden van de druk en van drukwissels. 3 Drukverdeling Hieronder verstaat men de plaats waar de druk aangrijpt: eerder vooraan, achteraan, in het midden of verdeeld over de gehele lengte van de ski. Men kan deze plaats benvloeden door in het longitudinale vlak de positie van het zwaartepunt te verplaatsen t.o.v. de skis (of omgekeerd). Grijpt de druk aan in het midden van de voeten, spreekt men van een middenpositie (mittellage of position intermdiaire) Grijpt de druk aan korter naar de punt van de ski, spreekt men van een positie voorwaarts (vorlage of position davance). Bij een positie achterwaarts (rcklage of position de recul) zal de druk zich meer achteraan op de skis bevinden. 4Pivotbeweging van de skis Het betreft hier het pivoteren of roteren van de skis t.o.v. zichzelf. Deze pivotbeweging kan groot, klein of zelfs nihil zijn, bijvoorbeeld bij een zuiver gesneden spoor, en benvloed de snelheid en richting van de skis. Al naar gelang de grootte van dit pivoteren zal er een hoeveelheid sneeuw opgehoopt worden door de skis met als gevolg het bekende gerutschte of gederapeerd spoor.

37

Evenwicht Het evenwicht van de skir in beweging wordt, vooral tijdens het maken van bochten, in alle richtingen verstoord. Dit betekent dat de skir continu bezig is met het behoud van zijn evenwicht in het longitudinale vlak (dieptevlak, voor-achter) en in het laterale vlak (breedtevlak, links-rechts). In het deel bewegingsanalyse is hier dieper op ingaan. Ook de begrippen angulatie en knieknik kwamen hier aan bod, zie ook verder in deze tekst. Stuurmechanismen De verschillende stuurmechanismen geven aan op welke manier de stuurfase uitgevoerd wordt ter hoogte van de skis. M.a.w. welk spoor er door de skis in de sneeuw gemaakt wordt. Globaal onderscheidt men: De geslipte stuurfase Bij deze stuurfase maakt de as van de skis steeds een vrij grote hoek met de raaklijn aan de beschreven bocht. De graad van inkanting is zwak, rekening houdend met de krachten die inwerken ten gevolge van de zwaartekracht en de centrifugale kracht. De weerstand van de skis op de sneeuw bevindt zich hoofdzakelijk op het voorste deel van de skis. De bocht zal een belangrijke remfase (slipfase) inhouden. De gegleden stuurfase Ook wel drapage perfection genoemd. Bij deze stuurfase neigt de as van de skis steeds naar de raaklijn van de beschreven bocht. De graad van inkanting is beter, rekening houdend met de inwerking van de zwaartekracht en de centrifugale kracht. De weerstand van de skis op de sneeuw bevindt zich vooraan, maar dicht bij het midden van de skis. De gesneden stuurfase Bij deze stuurfase zullen de skis zodanig vervormen dat ze steeds het spoor volgen. De vervorming van de skis is afhankelijk van de taillering, de elasticiteit en de uitgeoefende druk.

Opmerking: Bij de gesneden stuurfase treedt er geen pivotbeweging van de skis op.

38

12. De 10 FIS regels 10 regels voor goed gedrag op de piste (netjes voor jullie vertaald) Voor jouw plezier, om je veiligheid en die van anderen te garanderen, weesvoorzichtig op de pistes. Deze mini-gids legt je uit welke route op de piste te volgen en geeft je enkele simpele raadgevingen. o Rgle 1 - Respect d'Autrui. Respect voor de andere. De gebruikers van de piste moeten zich zo gedragen dat ze de andere niet in gevaar brengen door hun gedrag of o Rgle 2 - Matrise de la Vitesse et du Comportement. Controle van de snelheid en het gedrag. Elke gebruiker van de piste moet zijn snelheid en gedrag aanpassen aan zn persoonlijke vaardigheid, alsook aan de condities van de piste en het weer, en de drukte. o Rgle 3 - Choix de la direction par celui qui est en amont. Keuze van de richting van degene hogerop de berg. Degene hogerop de berg heeft het voordeel een traject te kunnen kiezen, hij moet deze keuze zo maken dat de veiligheid van degenen lager bewaard blijft. o Rgle 4 Dpassement. Voorbijsteken.

Het voorbijsteken kan langs elke kant, maar moet altijd breed genoeg gebeuren zodat je op bewegingen van degene die je voorbijsteekt kan anticiperen. o Rgle 5 - Au Croisement des Pistes ou lors d'un Dpart. Aan de kruising van pistes of bij het vertrek. Na een stop of kruising van pistes, moet elke gebruiker, na controle van de hellingzijde en dalzijde, zich ervan verzekeren dat hij kan vertrekken zonder gevaar voor de andere en zichzelf.

o

Rgle 6 Stationnement. Stilstaan.

Elke gebruiker moet vermijden om zich op niet-zichtbare plaatsen op te stellen. In het geval van een val moet hij de piste zo snel mogelijk vrijmaken. o Rgle 7 - Monte et descente pied. Te voet omhoog of naar beneden.

Wie verplicht is om een piste te voet te bestijgen of af te dalen moet hiervoor de rand van de piste gebruiken, ermee rekening houdend dat hij of zijn materiaal niemand in gevaar brengt. o Rgle 8 - Respect de l'information, du balisage et de la

Signalisation. Respect voor de informatie, afbakening en signalisatie. De gebruiker moet rekening houden met de informatie over de condities van het weer, de staat van de pistes en de sneeuw. Hij moet de afbakening en signalistie respecteren.

39

o

Rgle 9 Assistance. Bijstand

Elke persoon die getuige is van een ongeval of het zelf uitlokt, moet hulp verlenen, door instanties te alarmeren. In dit geval, en op de vraag van de pistehulp, moet hij zich ook ten dienste van hen stellen. o Rgle 10 - Identification

Iedereen, getuige van of betrokken bij een ongeval, moet ten allen tijde zijn identiteit kunnen melden aan de betrokkenen.

13.

Eerste hulp bij ongevallen op de piste

Skin en snowboarden, hoe veilig en goed onderbouwd je deze grandioze sporten ook beoefent, ze houden altijd risicos in. Deze risicos zijn afhankelijk van mens, materiaal en de omgeving. Het moet steeds jou bedoeling zijn om mogelijke risicos tijdig in te schatten om zo materile en fysieke schade bij jezelf en/of andere wintersporters te voorkomen. Ondanks alle voorzorgen, kunnen ongevallen optreden, meestal onverwacht. Correct toegepaste E.H.B.O. kan de prognose van het slachtoffer verbeteren n het genezingsproces sneller laten verlopen. Daarom is het belangrijk dat je een degelijke basiskennis bezit aangaande de verschillende mogelijke letsels en de eerste hulp die ter plaatse kan aangewend worden.

40

13.1 SneeuwblindheidSneeuwblindheid is een tijdelijk verlies van het gezichtsvermogen t.g.v. een ontsteking(keratitis) van het hoornvlies(cornea) door langdurige en/of felle U.V.straling. Sneeuwblindheid is van voorbijgaande aard en laat op zich geen letsels na, ook geen kleurenblindheid. Symptomen : ondraaglijke oogpijn die zelfs aanleiding kan geven tot braken, rode ogen en dikwijls gezwollen oogleden, lichtschuw (de ogen amper open krijgen omdat het licht de pijn verergert), tranende ogen t.g.v. de ontsteking, wazig, troebel zicht als men de ogen iets kan openen, EHBO wat te doen: alleen zware pijnstillers zullen de pijn kunnen verzachten. pijnstillende oogdruppels hebben een sneller en beter effect maar vereisen het afdekken van de ogen omdat de persoon zijn cornea kan beschadigen bij het wrijven van de ogen. Deze oogdruppels zijn enkel verkrijgbaar op doktersvoorschrift ! koude kompressen op de oogleden leggen en/of de ogen baden met afgekoelde thee zijn noodoplossingen. voorkomen is beter dan genezen, draag steeds een zonnebril. Kan tot 3 dagen duren eer de gekwetste persoon terug licht kan verdragen !

13.2 OnderkoelingIn de bergen is de bescherming tegen kou uitermate belangrijk. Helaas wordt de inwerking van koude op een slachtoffer vaak vergeten of onderschat terwijl juist zij een groter risico lopen op hypothermie (onderkoeling). Invloed van koude : De inwerking van de koude hangt vooral af van: De omgeving: * de temperatuur van de lucht, * de wind, * de vochtigheid. Ons metabolisme: * warmteproductie * warmteverlies * thermoregulatie Warmteverlies : Het lichaam verliest voor opvallend veel warmte boven de schouders, nl. de hals en het hoofd. Daarom zijn muts en sjaal onontbeerlijk in de strijd tegen de koude !

Opgepast! Afkoeling door de wind. De windsnelheid zal de warmtelaag rond de blootgestelde huid sneller afvoeren en zo warmteverlies veroorzaken. De luchttemperatuur en windsnelheid bepalen de graad van afkoeling.

41

Het hoeft dus niet te vriezen om serieus af te koelen ! Oorzaken van onderkoeling bij skirs en snowboarders : lawines (afdalingen buiten de pistes). slachtoffer die t.g.v. zijn verwondingen niet kan/mag bewegen. overdadig alcoholgebruik voor en tijdens het skin of snowboarden. onaangepaste kledij in combinatie met wind, kou en vochtigheid. combinaties van bovenstaande oorzaken. Symptomen van onderkoeling : Men spreekt van hypothermie (onderkoeling) als de temperatuur onder de normale waarde van 37c zakt. Het verloopt in 3 opeenvolgende stadia in functie van de gedaalde lichaamstemperatuur. In de praktijk vloeien deze stadia in elkaar over en zijn dus niet duidelijk van elkaar te onderscheiden. Lichte hypothermie (35 - 34 C): persoon is bewust maar stoornissen in het recente geheugen zijn mogelijk. bibberen en kippenvel. blauwe lippen en bleke gelaatskleur. snelle hartslag hyperventilatie meer moeten plassen Door dehydratatie wordt het bloed dikker ontstaan van vrieswonden (vergelijkbaar met brandwonden) Matige hypothermie (34 - 30C): toenemende stijfheid van spieren en gewrichten (minder beweeglijk) vertraging in denken en verbanden leggen, orintatiestoornissen. Cordinatiestoornissen (fijne motoriek vb. ritssluiting sluiten) Vertraging van het hartritme en ademhalingsfrequentie Slachtoffer kan het plots warm krijgen en zich willen ontdoen van kledij Slachtoffer wil met rust gelaten worden voelt geen koude meer Apathie en slaperigheid Slachtoffer wordt comateus en minder goed te wekken. Diepe hypothermie (< 30C): slachtoffer is in coma. hartslag is niet voelbaar en zeer traag: T < 28 = fibrillatie / T < 20 = hartstilstand. ademhaling is nauwelijks merkbaar: 1 2 maal per minuut. nog toegenomen spierstijfheid die vermindert beneden de 27C. pupillen zijn wijd. gezwollen gezicht uitzicht van een wassen beeld. BELANGRIJK : Hypothermie heeft een beschermend effect op de hersenen. Daarom mag men een slachtoffer nooit te vroeg opgeven, zeker niet voordat hij of zij weer opgewarmd is !

E.H.B.O. , wat WEL te doen: overweeg de mogelijkheid om erg natte bovenkledij te vervangen !

42

reddingsdeken(zilver naar het slachtoffer toe) alleen rond de romp en buik aanleggen(kerntemperatuur) door het slachtoffer voorzichtig op te tillen ! zorg zoveel mogelijk voor bescherming tegen wind, koude en vochtigheid in afwachting van redding (vb. skistokken + reddingsdeken). het slachtoffer zo weinig mogelijk bewegen of agiteren om hartfalen te voorkomen. is het slachtoffer BEWUST, mag men warme gesuikerde dranken toedienen. slachtoffer(t < 35) niet opwarmen in een warm bad (rewarming kollaps) CPR toepassen bij niet waarneembare ademhaling en hartwerking ! ALTIJD liggend transporteren naar het ziekenhuis !

Wat mogen we NOOIT doen: slachtoffer masseren, (in)wrijven met sneeuw alcohol toedienen ! een bewusteloze drinken toedienen ! zwaar hypothermieslachtoffer verplaatsen, draaien, bewegen = zal een hartstilstand veroorzaken!

13.3 Trauma van het bewegingsstelsel Aandoeningen van de ligamenten: Ligament = bindweefselband die het gewricht (vb: knie, elleboog, schouder). A)Verstuiking = een overbelasting van een gewricht waarna de gewrichtsdelen terug in hun normale positie tegenover elkaar komen te staan. uitrekking en/of scheuren van de ligamenten. Komt het frequentste voor bij het pols- en kniegewricht. Het enkelgewricht geniet de beste bescherming dankzij de hoge schoenen een te grote schoenmaat kan toch nog verstuikingen toelaten ! Symptomen: Zwelling. Functiebeperking. Pijn. Gevaar: ! Blijvende instabiliteit van het gewricht. ! Vroegtijdig verslijten van de gewrichtsvlakken. EHBO : R = Rust van het getroffen gewricht. I = IJs voor de zwelling en de pijn(min. 20'). C = Compressie d.m.v. zwachtel of skischoen. E = Elevatie(= hoogstand) van het gewricht. NOOIT masseren, ook niet met zalven !

43

B) Luxatie (uit de kom) Een luxatie is een verstuiking waarbij de gewrichtsdelen niet meer op hun normale positie terugkeren. Zowel het gewrichtskapsel als de ligamenten zijn gescheurd. Symptomen felle pijn in het gewricht. misvorming van het gewricht. abnormale positie van het lidmaat. onmacht om het lidmaat te gebruiken. De meest voorkomende luxatie is die van het schoudergewricht, ook bij skirs. EHBO: NOOIT trachten zelf het lidmaat te reduceren. lokale koude gedurende 20 minuten als pijnstilling. lidmaat immobiliseren tegen het lichaam in de minst pijnlijke houding. transport naar het ziekenhuis voor reductie onder algemene verdoving. niets meer laten eten n drinken !! Aandoeningen van de spieren : A)Spierkramp De spier kan niet meer behoorlijk functioneren wegens zuurstoftekort en opstapeling van melkzuur. Dit fenomeen doet zich voornamelijk voor tijdens of na langdurige inspanningen, t.g.v. zouttekort, door onvoldoende training en/of opwarming, slechte bloeddoorstroming t.g.v. knellende schoenen, t.g.v. de koude. Symptomen: felle pijn in de spier spier niet meer of nauwelijks kunnen belasten spier voelt hard aan EHBO: stoppen met de sportbeoefening ! passieve uitrekking van de getroffen spier. hoogstand. de getroffen spier nooit masseren, hoogstens een lichte druk uitoefenen of losschudden(kine). B)Spierscheur: De spiervezels zijn gedeeltelijk of geheel gescheurd t.g.v. overbelasting. contusie (direct trauma). Symptomen: felle, plotse pijngewaarwording (dolksteek, zweepslag), lokale zwelling (bloeduitstorting),

44

EHBO:

functieverlies, een totale spierscheur is uitwendig voelbaar en soms zichtbaar. stoppen met sporten. lokale koude aanbrengen (min 20 minuten). rust. hoogstand indien mogelijk. drukverband aanleggen. nooit masseren !!! controle door arts!

C)Traumata van het skelet : Breuken. Een breuk is een verbreking van de samenhang van de beenderen. Soorten: * gesloten breuk: de botuiteinden kunnen verplaatst of niet verplaatst zijn maar de huid blijft ongeschonden. * open breuk: de botuiteinden hebben de huid doorboord, hoewel het soms maar om een klein huidwondje gaat. Symptomen: Zekerheidstekens : abnormale stand van het lidmaat. abnormale beweeglijkheid. slachtoffer heeft het bot horen en/of voelen breken. Meestal gepaard met : pijn. zwelling. functieverlies van het getroffen lidmaat. Gevaar: Shock t.g.v. pijn en/of bloeding (open breuk). besmettingsgevaar i.g.v. open breuk. gedeeltelijke of gehele verlamming i.g.v. een wervelbreuk.

Vaak voorkomende fracturen bij skirs : Boottop-fractuur = breuk van het scheenbeen t.h.v. de rand van de skischoen door slecht functionerende veiligheidsbindingen. Schouderfracturen Fracturen van de hand en vingers= door contusie tegen een hard obstakel terwijl de hand stevig de skistok vasthoudt. EHBO: Elke beweging = verergert de inwendige verwondingen. = verhoogt de pijn. = kan van een gesloten breuk een open breuk maken. lokale koude (20 minuten). bloedingen moeten prioritair gestelpt worden. NOOIT zelf trachten het bot ineens recht te zetten ! bij open breuken moet de wonde zo snel mogelijk steriel afgedekt worden.

45

observatie van shocksymptomen. niet meer laten eten en/of drinken(operatieve ingreep) passief transport naar het ziekenhuis.

14. Lawinekunde

14.1

Inleiding

Veel sneeuwval veroorzaakt vreugdekreten, maar we staan er niet bij stil dat diezelfde noodzakelijke sneeuw op bepaalde momenten levensgevaarlijke situaties kan veroorzaken. Dit brengt ons bij het begrip lawines. En van de eigenschappen van lawines is dat ze onverwachts en onder bepaalde omstandigheden zowat overal kunnen voorkomen. Spijtig genoeg constateren we dat een groot aantal lawines door de betrokken wintersporter zelf veroorzaakt worden. Een gebrek aan kennis en inschattingsvermogen ligt hier aan de basis. Door het bekijken van ski- of snowboard-DVDs of filmpjes op Youtube krijgen veel wintersportfanaten enorm veel zin om zich aan de maagdelijk witte flanken met diepsneeuw te wagen. Wij willen GEEN reclame maken om hier zonder gids aan te beginnen, maar je juist waarschuwen en de gevaarlijke kant van het freeride-skien of snowboarden tonen.

14.2

Factoren die een invloed hebben op het ontstaan van lawines.

A) Sneeuwsoort Hier bekijken we vooral de opperlaag. Deze kan bestaan uit verse sneeuw of oude sneeuw die al wat veranderingen heeft ondergaan.

a. Verse sneeuw :

Losse zeshoekige sneeuwkristallen met een vrij kleine

onderlinge aantrekkingskracht. D.w.z. dat vooral grote hoeveelheden versgevallen sneeuw in een korte tijdspanne een risicovolle factor zijn. Deze moet de tijd krijgen om zich als het ware te zetten. We zien dan ook heel wat accidenten op de zonnige dagen die een periode van sneeuwval opvolgen. De pistes liggen vers besneeuwd, de wintersporters zijn in volle euforie maar vergeten dat bepaalde hellingen zeer risicovol zijn.

46

b. Oude sneeuw :

Het ineenzakken van de verse sneeuw door warmte en /of regen

geeft massas vochtige sneeuw die in eerste instantie aan stabiliteit verliest. Indien het weinig gesneeuwd heeft maar vrij koud was (vb. typisch voor december) ontstaat een zeer korrelige structuur die het gehele seizoen gevaarlijk blijft omdat latere sneeuwlagen hierop kunnen wegschuiven. Algemeen : Uit de praktijk blijkt dat niet zozeer het verschil tussen de opeenvolgende lagen een gevaar betekent maar dat vooral hun onderlinge hechting van groot belang is. Hoe minder de sneeuwlagen onderling verbonden zijn, hoe groter het lawinegevaar. De opbouw van rijmlagen (ijsachtige sneeuw) zorgt dat de latere sneeuw die hierop valt als het ware op een gladde schuifaf ligt.

B) Sneeuwprofiel Om een idee te krijgen van de opbouw van de sneeuwlagen, kan men een sneeuwprofiel maken. Door een put te scheppen door de sneeuwlagen tot aan de bodem krijg je een indruk van de stabiliteit van de opeenvolgende sneeuwlagen. Het maken van een sneeuwprofiel is moeilijk en kan niet op 1, 2, 3 aangeleerd worden. C) Temperatuur Een belangrijk risico ontstaat wanneer door verhoging van de temperatuur een plotse opwarming van de bovenlagen ontstaat (bijvoorbeel door fhn). Het smeltproces dat ontstaat zorgt voor minder samenhangende sneeuw. Voorbeeld : typische situatie op zonnige hellingen in het voorjaar, s morgens alles ok, in de namiddag verhoogt het lawinerisico door toenemende zonnestraling. Opmerking : wanneer deze smeltperiode gevolgd wordt door sterke koude (vb. s nachts) wint de laag terug aan stabiliteit door het aaneenvriezen van de partikels. Dit geeft aan hoe belangrijk het kan zijn om bepaalde afdalingen degelijk te plannen. De tijd speelt dan een cruciale rol. Waar men rond 9 10u s morgens ideale omstandigheden heeft vanwege de s nachts aaneengevroren deeltjes, zal men rond de middag een groot risico lopen om een lawine te veroorzaken. Dit laatste omdat de hechting tussen de sneeuwdeeltjes sterk verminderd zal zijn door de opwarming tengevolge van de zon.

47

D) Wind Speelt een zeer belangrijke rol bij de vorming van risicovolle sneeuwlagen. Zelfs bij matige sneeuwval kan de wind in beperkte tijd grote massas sneeuw ophopen aan de bergzijde weg van de wind.

Er ontstaan ophopingen sneeuw die men plaques of windplaten noemt. Ze bevatten sneeuwlagen met moeilijk in te schatten dikte. Wanneer de plaques recent bedekt zijn door een laagje verse sneeuw zijn ze volledig verstopt en liggen ze als echte valstrikken te wachten tot iemand ze laat breken. Hier wegblijven is de boodschap. In de praktijk zijn dit meestal hellingen die er prachtig besneeuwd uitzien en menig skir of snowboarder heeft zich al laten verleiden om van de uitstekende corniches te springen. Met alle risicos vandien. Indien de corniche afbreekt neemt ze meestal een groot stuk van de helling mee. Hier ontstaan de typische plaatlawines.

Fig. 3

E) Bodemgesteldheid Deze is zeer moeilijk in te schatten. Het zijn de plaatselijke gidsen die over de beste info beschikken van de voor hen bekende bodem. Zij kennen heel dikwijls ook de toestand in zomeromstandigheden, met name lang gras, rotsblokken, Bodems met lang gras geven soms een toestand waarbij sneeuwlagen gemakkelijk afglijden. De hechting is zeer zwak en het gras vormt een prima glijvlak. Begroeiing kan een positief effect hebben. Bijvoorbeeld dichte, gesloten bossen kunnen soms een lawine tegenhouden. Pas altijd op voor een vals veiligheidsgevoel. De meeste bossen waar de bomen wat verder uit elkaar staan bieden geen bescherming tegen een voorbijrazende lawine. Indien je er zelf kan door skin of snowboarden, kan ook de lawine erdoor. Soms is de kans op verwondingen zelfs groter door de meegesleurde objecten. (losse bomen en takken).

48

Uiteraard zijn de uitstekende, dorre takken onderaan heel wat sparren levensgevaarlijk om verwondingen op te lopen. Oneffenheden (zoals rotsen, boomstronken,) kunnen in de sneeuwlagen breuklijnen veroorzaken die de onstabiliteit in de hand werken. F) Hellingsgraad In principe kan je stellen hoe steiler de helling, hoe hoger het risico. In praktijk delen we de hellingen in een drietal categorien in. Zo hebben zwakke hellingen (< 25) een beperkt risico, omdat er gewoon minder kans is dat sneeuwmassas loskomen en afglijden. Bij hellingen tussen de 25 en 40 stijgt het risico enorm, zeker bij verse sneeuwval. De sneeuw kan zich hier in eerste instantie opstapelen maar op een gegeven moment zal de zwaarte van de sneeuwmassa een zeker risico gaan betekenen. Dit laatste zal nog geaccentueerd worden indien er een onstabiel opbouw gebeurd is. Hellingen die steiler zijn dan 40 houden een zeer hoog lawine risico in. Alleen merken we dat deze lawines eerder spontaan vertrekken indien er grote sneeuwval is. Bij veel sneeuw gaan deze hellingen zo overbelast worden vanwege hun hellingsgraad, dat er spontaan lawines optreden. Dit houdt een relatieve vermindering van risico in wat betreft lawines uitgelokt door wintersporters.

G) Orintatie van het terrein De ligging van de helling is vooral van belang door het verschil in inwerking van wind en zon. Het grootste lawine risico vinden we terug op noordelijk gerichte schaduwzijden. In het begin van het seizoen valt er dikwijls weinig sneeuw terwijl het heel koud is. Deze vormen lagen met heel korrelige losse sneeuw. (Schwimmschnee) Zolang de omstandigheden niet veranderen blijft deze onstabiele toestand. Enkel periodes met de nodige sneeuwval of regen kan de toestand stabiliseren. Wanneer in het voorjaar de zon wat hoger komt te staan en hier en daar wat zonnestraling op deze hellingen geraakt, geeft dit eveneens een positief effect. Een andere risicogevoelig gebied zijn de hellingen met typisch oostelijk tot zuidoostelijk orintatie. Bij extreme zoninwerking zullen ze s morgens nog vrij stabiel liggen vanwege de nachtelijke vrieskoude. Naar de middag toe verliezen ze veel stabiliteit door deze werking van de zon.

49

Hierdoor zal een smeltproces in gang gezet worden. Het resultaat is een minder samenhangende sneeuw. Deze hellingen afdalen rond de middag zou reeds onverantwoorde risicos inhouden. H) Uitwendige krachten In veel gevallen is het de wintersporter zelf die op een of andere manier de lawine in gang zet. Een misverstand is dat dit door roepen gebeurt. De golven geproduceerd door een stem zijn uiteraard te zwak om een lawine te starten. Wat wel een risico inhoudt is het doorsnijden van een stabiele bovenlaag met skis of snowboard waardoor deze kan afglijden op een lager gelegen onstabiele laag. Het traverseren (van de ene kant helemaal naar de ander kant glijden) van een helling waarbij druk of trekkrachten in de sneeuwlaag over een grote afstand verbroken worden is altijd te vermijden! I) Samenvatting Samengevat is er zeker een verhoogde kans op lawinegevaar bij : zware sneeuwval (zeker na een lange, koude periode). veel wind (ophoping aan lijzijde), zeker in combinatie met sneeuwval. lange warmte periode of periode met regen.

Verder merken we op dat : Mist het zicht zo kan beperken dat een juiste inschatting van het terrein serieus bemoeilijkt wordt. Het bestaan van ski of snowboardsporen helemaal niet betekent dat de helling veilig is. Info i.v.m. de sneeuwcondities steeds zeer plaatselijk gebonden is en er zelfs binnen een klein gebied sterke verschillen kunnen voorkomen. (= relativeren van risicoschalen,) Bomen een valse veiligheid kunnen geven. Indien ze onvoldoende dicht bij elkaar staan houden ze lawines niet tegen. Er grenzen aan de voorspelbaarheid zijn. Je kan nooit lawines vermijden, je kan alleen een zo goed mogelijke inschatting maken waardoor je het risico aanvaardbaar maakt.

Als besluit kunnen we stellen dat lawines complexe natuurlijke fenomenen zijn die zelfs met al de kennis die we vandaag de dag hebben nog altijd zeer moeilijk te voorspellen zijn. Het verrassingsaspect blijft een belangrijk gegeven.

50

14.3

Soorten lawines

VOLGENS DEVORM VAN

Lijnvormig scherpkantig- verticaal op glijoppervlak

Puntvormig

AFSCHEUREN

De afgescheurde laag verbreekt in schollen Schneebrettlawine

door een trilling of vallende steen enz. Lockerschneelawine

VOLGENS SOORTOF VORM VAN

Glijoppervlak ligt binnenin de sneeuwlaag

Glijoppervlak ligt op de bodem, aan de grond

GLIJOPPERVLAK

Slechts een deel of stuk van

Afschuiven van sneeuwlaag op

51

de sneeuwlaag glijdt af. Vb. nieuwe sneeuw op oude, ijzige sneeuw Oberlawine

ondergrond (lang gras)

Bodenlawine

VOLGENS SOORTOF VORM VAN

Vooral stuivend

Vooral stromend, glijdend

BEWEGING

Grote hoeveelheid verse sneeuw Staublawine

Glijlawine, ijsmassas of natte sneeuw Gewone lawine Fliesslawine

14.4

Inschatting risicos

In de meeste gebieden probeert men het gevaar van lawines zoveel mogelijk te beperken door ze af te schieten op plekken waar vaak lawines voorkomen. Vaak gebeurt dit als de weersomstandigheden zo zijn dat het gevaar voor lawines toeneemt, bv. na langdurige sneeuwval of als het geregend heeft in het gebied.

Lawinerisico wordt aangegeven met een cijfer van 1 t/m 5 : (Europese lawineschaal)

52

Bijhorend vind je op het terrein aanduidingen door middel van gekleurde vlaggen. Een gele vlag geeft risiconiveau 1 of 2 aan, een vlag met gele en zwarte blokjes duidt op risico 3 of 4, terwijl een volledig zwarte vlag het hoogste risiconiveau aanduidt. Bij acuut lawine risico zal het voorgaande ondersteund worden door een oranje flikkerlicht. Uiteraard is het in deze omstandigheden levensgevaarlijk om je buiten piste te begeven.

De Europese lawine risicoschaal : Meestal stabiel sneeuwoppervlak. Wind-of sneeuwlawines (Schneebrettlawine) treden slechts sporadisch op bij grote belasting van een steile helling (bijvoorbeeld door een grote groep skirs). Meestal slechts op lawinegevoelige plaatsen (vb. wegens hun vorm, ligging, e.d.) Spontane of kleine lawines komen niet of nauwelijks voor. Doorgaans veilig om te touren. Op sommige plaatsen: onstabiel sneeuwoppervlak. Het sneeuwdak heeft zich op sommige hellingen matig ingezet. Grote groepen skirs kunnen lawines losmaken. Op steiler terrein kunnen lawines ook door een individuele skir veroorzaakt worden. Kleine spontane lawines komen vooral in het voorjaar voor. Spontane grote lawines zijn niet te verwachten. Vermijd de zogenaamde risicozones. Meestal onstabiel sneeuwoppervlak. Het sneeuwdek heeft zich op vele hellingen (lawinebericht!) matig tot slecht gezet. Lawines kunnen al bij kleine overbelasting of door individuen veroorzaakt worden en het is zelfs mogelijk vanaf de voet van de berg een lawine te starten. Middelgrote en grote spontane lawines komen voor. Touren beperkt mogelijk. Bijna overal onstabiel sneeuwoppervlak. Acuut gevaar. Het sneeuwdek heeft zich op alle hellingen slecht gezet. Lawines bij kleine belasting op de meeste steile hellingen en grote lawines komen spontaan naar beneden. Ga nooit buiten geprepareerde pistes !

NIVEAU 1 Gering

NIVEAU 2 Matig

NIVEAU 3 Aanzienlijk

NIVEAU 4 Groot

53

(Touren zeer beperkt, goede kennis van zaken m.b.t. lawines nodig.) Algemeen onstabiel sneeuwoppervlak. Extreem gevaarlijke toestand. Grote spontane lawines, ook op minder steile hellingen. Het skigebied is meestal (grotendeels) afgesloten. Soms vindt evacuatie plaats. Touren onmogelijk

NIVEAU 5 Zeer groot

Opmerking : De meeste ongevallen gebeuren niet bij niveau 5. Op dat niveau is de situatie duidelijk, niemand komt buiten piste. Niveau 3 (met sterk verhoogd risico) wordt meestal genterpreteerd als; het valt nog wel mee. Op dat moment zijn er in verhouding ook redelijk veel wintersporters buiten piste terwijl de omstandigheden zeer gevaarlijk zijn. Het is dan ook op die momenten dat heel wat dodelijke accidenten met lawines plaatsvinden.

14.6

Redding uit een lawine

Als je in een lawine terecht komt en door de aard ervan niet te zwaar gewond raakt (breuken, inwendige bloedingen, ruggengraat beschadiging,), blijf je op het einde meestal vaststeken in de enorme massa sneeuw. Een aantal slachtoffers liggen bovenop of zitten deels geklemd in de sneeuw. Deze vindt men vrij

snel.Meer dan de helft raakt volledig bedolven onder de sneeuw. Verstikking door opname van vocht in de longen of door het platdrukken van de borstkas is dan een reel gevaar. Uit statistieken blijkt dat de tijd nodig om iemand boven te halen een zeer belangrijke factor is. A) Overlevingskans De periode kort na een lawine wordt ingedeeld in een 4 fasen. a. Overlevingsfase : Deze is hoog, 93 % in de eerste 15 minuten. Het zijn die slachtoffers die niet dodelijk gewond werden en die de aanwezige zuurstof uit de sneeuw halen. b. Verstikkingsfase : In het volgende half uur dalen de overlevingskansen tot 30 %. De meeste slachtoffers zullen stikken. De overlevenden zijn zij die in

54

een voldoende grote luchtholte zitten waardoor ze nog een tijdje zuurstof hebben. c. Wachtende fase : Enkel die personen die in een optimale situatie bedolven zitten overleven, hun kans op overleven blijft afnemen. (na 2 uur nog ongeveer 10 %). Onderkoeling begint duidelijk zijn tol te eisen op dat moment. d. Reddingsfase : De naam is eigenlijk bedrieglijk, want of men echt gered is zal moeten blijken in het ziekenhuis. Te grote onderkoeling zorgt ervoor dat nog heel wat slachtoffers die laattijdig gevonden worden en levend bovengehaald worden, toch zullen overlijden. De 4 fasen zijn in onderstaande figuur voorgesteld

Hieruit blijkt overduidelijk dat de grootste kans op overleven in een lawine ondersteund wordt door een snel terugvinden en uitgraven van het slachtoffer (binnen de 15 minuten!). In de praktijk zijn dus geoefende groepsleden of getuigen van de lawine de enigen die met succes zullen kunnen helpen. Professionele hulp (honden, helikopter, reddingspersoneel, ) organiseren, zal in de praktijk snel een half uur tijd in beslag nemen. Hierop wachten zal duidelijk de overlevingskansen van de ingesneeuwde slachtoffers verminderen.

55

B) Reddingsmateriaal Beveiligings- en reddingsmateriaal noodzakelijk voor buitenpiste.

Rugzak met : ARVA (Appareil de Recherche des Victimes d Avalanche) Om breed te zoeken (signaal vanaf 30 50 meter).

Peilstok (sonderingstok) om nauwkeurig te zoeken.

Sneeuwschop om uit te graven.

Indien men getraind heeft, zijn de beschikbaarheid van deze 3 toestellen de enige voorwaarde om iemand binnen de 15 minuten te vinden en uit te graven. Het belang van deze 15 minuten zien we in Fig. 9 Indien n van deze 3 toestellen ontbreekt, en je gn training hebt, dan loopt de reddingstijd en kans op overleving zeer sterk uit.

Lawinerugzak De laatste jaren komt ook meer en meer het nut van de lawinerugzak of ABS rugzak naar voor. Terwijl men in het begin vooral info haalde uit testen onder labo omstandigheden, kan men ondertussen ook al resultaten voorleggen uit de praktijk.

56

Het gebruik van deze rugzak zorgt ervoor dat je meer aan de oppervlakte zal blijven, waardor je meer kans hebt om er zelf uit te geraken of in elk geval sneller wordt teruggevonden. Soms zelfs omdat een stuk van de rugzak of je lichaam uit de sneeuw steekt.

57

15. Dagboek van een skir snowboarder Maandag 16 januari: -De reis: Commentaar:

-Het hotel: Eerste indruk:

Mijn kamergenoten:-Het eten: Wat hebben we gegeten?

Score -Op de piste:

/10

Wat heb ik bijgeleerd?

-Overzicht: Wat heb ik nog gedaan?

!Vergeet niet om vanavond al je handschoenen, broek en jas te drogen te hangen. Zorg dat je skipas in de juiste jas zit!

58

Dinsdag 17 januari: -Dagindeling:

-Het eten: Ontbijt: Middageten; het lunchpakket was lekker / niet lekker en voldoende / niet voldoende. Avondeten:

Algemene dagscore -Op de piste:

/10

Wat heb ik bijgeleerd?

-Overzicht: Wat heb ik nog gedaan?

Om nooit meer te vergeten?

!Vergeet niet om vanavond al je handschoenen, broek en jas te drogen te hangen. Zorg dat je skipas in de juiste jas zit!

59

Woensdag 18 januari: -Dagindeling:

-Het eten: Ontbijt: Middageten; het lunchpakket was slechter / hetzelfde / beter dan gisteren. Avondeten:

Algemene dagscore -Op de piste:

/10

Wat heb ik bijgeleerd?

-Overzicht: Wat heb ik nog gedaan?

Om nooit meer te vergeten?

!Vergeet niet om vanavond al je handschoenen, broek en jas te drogen te hangen. Zorg dat je skipas in de juiste jas zit!

60

Donderdag 19 januari: -Dagindeling:

-Het eten: Ontbijt:

Avondeten:

Algemene dagscore -Op de piste:

/10

Wat heb ik bijgeleerd?

-Overzicht: Wat heb ik nog gedaan?

Om nooit meer te vergeten?

!Vergeet niet om vanavond al je handschoenen, broek en jas te drogen te hangen. Zorg dat je skipas in de juiste jas zit!

61

Zaterdagmorgen 21 januari: -De terugreis:

-Meest memorabele moment van de stage (leuk, hilarisch, verbazingwekkend,):

-Dit vond ik het minst leuk:

-Op de piste heb ik veel / weinig bijgeleerd. Ik zat in een beginners- / tussenin / gevorderde groep. Ik deed aan skin / snowboarden.

16. Referentielijst

Specifieke didactiek initiator snowboard VSSF, 2007 Werkbundel schoolreis Avoriaz KAK 2011, auteur Christophe De Groof Specifiek gedeelte initiator ski, materiaal en uitrusting, Bob Lenaers, 2007, VSSF Werkbundel Skistage Sll, Ter Bronnen, Kampenhout, 2011 Werkbundel Skistage Wagrain, HHHeverlee, 2010 Reglement, algemene informatie, inschrijving ski- en snowboardstage Jan-VanRuusbroeckcollege Brussel, 2011 Informatiebrochures hotel Frberwirt Oberau, Oostenrijk

62