Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor...

49
1 Trends in de chemische, de fysische en de biologische bodemvruchtbaarheid per LEI gebied voor elke grondsoort en per sector Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015

Transcript of Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor...

Page 1: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

1

Trends in de chemische, de fysische en de

biologische bodemvruchtbaarheid per LEI gebied

voor elke grondsoort en per sector

Bodemvruchtbaarheid in Nederland

over de periode 2005 - 2015

Page 2: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

2

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een automatisch gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Eurofins Agro. Eurofins Agro stelt zich niet aansprakelijk voor eventuele schadelijke gevolgen die kunnen ontstaan bij het gebruik van gegevens uit deze uitgave. Auteurs: Dr. K. Brolsma, E. Ton M.Sc. en Dr. A. Reijneveld

Datum: Juni 2017 Plaats: Wageningen Opdrachtgever: Ministerie van Economische zaken, als onderdeel van de

ex post evaluatie Meststoffenwet Eurofins Agro Binnenhaven 5 6709 PD Wageningen telefoon: 088-876 1010 fax: 088-876 1011 e-mail: [email protected] internet: www.eurofins-agro.com

Page 3: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

3

Samenvatting Op basis van vijf gemeten bodemvruchtbaarheidskenmerken – organische stof (OS), drie fracties fosfaat; voorraad (P-AL), beschikbaar (P-PAE) en oplosbaar (Pw), en de potentieel mineraliseerbare stikstof (PMN) -, gemeten over de periode 2005 tot en met 2015 in heel Nederland is nagegaan of er verloop is geweest in de bodemvruchtbaarheid. Het verloop in bodemvruchtbaarheid is onderzocht per grondsoort, per sector – akkerbouw, grasland en maïsland – en per regio. Van de 70 onderzochte combinaties grondsoort, sector en regio, is per bodemvruchtbaarheidskenmerk nagegaan of er een trend aanwezig was. Voor het gehalte OS en de drie fosfaat fracties is er in de meeste combinaties geen trend gevonden, dat wil zeggen dat de bodemvruchtbaarheid gelijk is gebleven over de periode van 2005 tot en met 2015. Daarnaast werden een aantal trends gevonden in het verloop van OS, P-AL, P-PAE en Pw. Voor OS was er vaker een stijging gevonden in de verschillende combinaties, voor de P-AL werden een gelijk aantal combinaties gevonden waarbij de P-AL steeg danwel daalde en de P-PAE en de Pw daalde in de combinaties waar een trend gevonden was. Voor PMN was er iets vaker een afname in PMN gevonden, echter voor PMN zijn er minder data beschikbaar ten opzichte van de overige gemeten kenmerken.

Page 4: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

4

Inhoud

1 Inleiding .................................................................................................................. 5

2 Materiaal en methoden ........................................................................................... 6

3 Organische stof ...................................................................................................... 9

3.1 Samenvatting ................................................................................................... 9

3.2 Resultaat ....................................................................................................... 11

3.2.1 Akkerbouw .............................................................................................. 11

3.2.2 Grasland .................................................................................................. 14

3.2.3 Maïsland .................................................................................................. 18

4 P-AL ..................................................................................................................... 20

4.1 Samenvatting ................................................................................................. 20

4.2 Resultaat ....................................................................................................... 21

4.2.1 Akkerbouw .............................................................................................. 21

4.2.2 Grasland .................................................................................................. 23

4.2.3 Maïsland .................................................................................................. 25

5 P-PAE .................................................................................................................. 27

5.1 Samenvatting ................................................................................................. 27

5.2 Resultaat ....................................................................................................... 29

5.2.1 Akkerbouw .............................................................................................. 29

5.2.2 Grasland .................................................................................................. 33

5.2.3 Maïsland .................................................................................................. 37

6 Pw ........................................................................................................................ 40

6.1 Samenvatting ................................................................................................. 40

6.2 Resultaat ....................................................................................................... 41

6.2.1 Akkerbouw .............................................................................................. 41

6.2.2 Grasland .................................................................................................. 44

6.2.3 Maïsland .................................................................................................. 44

7 PMN ..................................................................................................................... 45

7.1 Samenvatting en Resultaat ............................................................................ 45

8 Discussie .............................................................................................................. 47

Page 5: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

5

1 Inleiding Het in stand houden van de bodemvruchtbaarheid is een van de grote uitdagingen voor een productieve landbouw in Nederland. Uitdagingen zoals de regelgeving rondom de productie en het gebruik van mest kunnen een effect hebben op de bodemvruchtbaarheid in Nederland. Bodemvruchtbaarheid kan worden opgedeeld in een biologische, een chemische en een fysische bodemvruchtbaarheid. De bepaling van de biologische bodemvruchtbaarheid is bijvoorbeeld een indicatie hoeveel (micro)organismen er in de grond aanwezig zijn en of deze actief zijn. Een actief bodemleven zorgt onder andere voor mineralisatie (beschikbaar maken van nutriënten uit organische stof), aggregaatvorming (vorming van de bodemstructuur) en weerbaarheid (onderdrukken van ziekten en plagen) van de bodem. De bepaling van het microbieel bodemleven kan worden uitgevoerd via de meting van de potentieel mineraliseerbare stikstof (PMN) in de grond. De bepaling van de chemische bodemvruchtbaarheid is het meten van de hoeveelheid van verschillende elementen - nutriënten of voedingsstoffen – en hoe sterk het betreffende element gebonden is aan bijvoorbeeld gronddeeltjes, organische stof of andere elementen. De mate van binding van bijvoorbeeld fosfor (P) geeft een indicatie van hoeveel en wanneer deze beschikbaar kan komen voor opname door het gewas. Het meten van minerale fracties P via verschillende methodes - oplosbaar (Pw), beschikbaar (P-PAE, op basis van CaCl2 bepaling) en voorraad (P-AL) – kan inzicht gekregen worden hoeveel er in de grond aanwezig is en welk deel wanneer beschikbaar kan komen. De bepaling van de fysische bodemvruchtbaarheid geeft inzicht in de structuur en de textuur van de grond. Een belangrijk kenmerk van de fysische bodemvruchtbaarheid is het gehalte aan organische stof (OS), ook de biologische en de chemische vruchtbaarheid hangen direct samen met OS. Denk hierbij aan mineralisatie, binding van kationen, bewerkbaarheid en verslemping van de grond. Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen 10 jaar – van 2005 tot en met 2015 – zich hebben voorgedaan in de Nederlandse landbouw. Elke aanwezige trend is per bodemvruchtbaarheidskenmerk – te weten OS, P-AL, P-PAE, Pw en PMN – beschreven in een apart hoofdstuk. De bodemvruchtbaarheidskenmerken zijn ingedeeld op basis van de LEI -gebieden (Landbouw Economisch Instituut. De naam is recentelijk gewijzigd in Wageningen Economic Research). In het kader van de Evaluatie Meststoffenwet in 2016 heeft het ministerie vragen gesteld over trends van bodemvruchtbaarheid. De analyse in dit rapport maakt onderdeel uit van deze evaluatie en zal worden gebruikt bij de beantwoording van de vraag of de maatregelen in kader van de Meststoffenwet hebben geresulteerd in veranderingen in de bodemvruchtbaarheid. De rapportage van de ex post vragen wordt uitgevoerd door Wageningen Environmental Research en de synthese van de evaluatie wordt uitgevoerd door Plan Bureau van de Leefomgeving.

Page 6: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

6

2 Materiaal en methoden Landelijke bodemvruchtbaarheidskenmerken gemeten door Eurofins Agro van 2005 tot en met 2015 zijn voor dit onderzoek opgedeeld in drie sectoren: akkerbouw, grasland en maïsland. Per sector zijn de kengetallen verder opgedeeld naar landbouwgebied en grondsoort (zie Figuur 1 en Tabel 1).

Figuur 1. Een overzicht van de verschillende LEI gebieden.

Page 7: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

7

De volgende bodemvruchtbaarheidskenmerken zijn meegenomen in dit onderzoek; het percentage organische stof (OS), de voorraad aan fosfor (P-AL), beschikbaar fosfor (P-PAE), wateroplosbaar fosfor (Pw) en potentieel mineraliseerbare stikstof (PMN). Voor OS, P-AL, P-PAE en Pw zijn per jaar, per sector en per landbouwgebied het gemiddelde, de standaarddeviatie, het aantal, het minimum, het maximum, de mediaan, het 10e percentiel en het 90ste percentiel berekend. Het verloop van bodemvruchtbaarheidskenmerken over tijd (minimaal 75 waarnemingen per jaar, per sector, per landbouwgebied en per grondsoort, met een maximum van 12 371 waarnemingen per jaar, per sector, per landbouwgebied en per grondsoort (zie ook de verschillende bijlages) is getoetst met behulp van de Pearson’s correlatiecoëfficiënt (CC). Hierbij zijn de jaren ten opzichte van de mediaan van de bodemvruchtbaarheidskenmerken getoetst. Wanneer er minder dan 75 waarnemingen per jaar, per sector en per landbouwgebied zijn gemeten, dan is dit jaar niet meegenomen in de analyse, en bij 3 of meer jaren met minder dan 75 waarnemingen is de analyse voor CC niet uitgevoerd. Bij een significante CC is een lineaire regressie uitgevoerd met bodemvruchtbaarheidskenmerken in de tijd (jaren); de richtingscoëfficiënt (RC) hiervan is berekend. Er is alleen een regressie uitgevoerd over de hele periode van 2005 tot en met 2015 en niet over delen van de periode. Vervolgens is nagegaan of de regionale trends per grondsoort en per sector ook voorkomen op landelijk niveau, op dezelfde manier als hierboven beschreven is. Aanvullend is bij het landelijk en regionale niveau aangegeven hoe groot het 0,95% betrouwbaarheidsinterval is van de aanwezige trend. Voor PMN is voor de jaren 2009/2010 en 2015/2016 het verschil gemeten in het gemiddelde PMN per postcodegebied (minimaal 20 metingen per postcode). In de statistische analyse is uitgegaan dat er sprake is van een toename in PMN wanneer het verschil tussen de jaren groter is dan 15 mg N/kg grond en dat er is sprake van afname in PMN wanneer het verschil tussen de jaren kleiner is dan -15 mg N/kg. Op basis van deze waarderingen is een tabel gemaakt met het aantal postcodes per gebied waarin een verloop is gevonden en is er een kaart van Nederland gemaakt met daarin drie kleuren, oranje voor afname, geel voor geen verschil en groen voor een toename in PMN. In 2009/2010 was de mediaan voor PMN 82 mg N/kg (interkwartielafstand 38 mg N/kg grond) voor Nederlandse landbouwgronden en in 2015/2016 was de mediaan voor PMN 74 mg N/kg grond (interkwartielafstand 46 mg N/kg). Let wel, voor PMN is geen toets uitgevoerd om na te gaan of er een trend aanwezig is.

Page 8: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

8

Tabel 1. Overzicht LEI gebieden Nederland en de grondsoorten per gebied.

Landbouwgebieden Grondsoort(en)

Bouwhoek en hogeland Zeeklei

Centraal veehouderijgebied Dekzand

Hollands/Utrechts weidegebied Dekzand Riverklei

IJsselmeerpolders Zeeklei

Noordelijk weidegebied Dekzand Zeeklei

Oostelijk veehouderijgebied Dekzand Rivierklei

Rivierengebied Dekzand Rivierklei

Veenkoloniën en Oldambt Dekzand Dalgrond

Waterland en droogmakerijen

Zeeklei

Westelijk Holland Zeeklei Kleiig veen Veen

Zuidelijk veehouderijgebied Dekzand Rivierklei

Zuid-Limburg Rivierklei Löss

Zuidwest-Brabant Dekzand Zeeklei

Zuidwestelijk akkerbouwgebied Zeeklei

Bollen regio Zee-/duinzand

Page 9: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

9

3 Organische stof 3.1 Samenvatting Er is een analyse uitgevoerd van trends in het gehalte aan organische stof voor de combinatie grondgebruik (akkerbouw, grasland en maïsland) en grondsoort voor heel Nederland. Voor de sector akkerbouw is een stijging in organische stofgehalte gevonden op dekzand (0,10%; met een betrouwbaarheidsinterval (BI) van 0,05 – 0,15 ; dit betekent een stijging over 10 jaar tussen de 0,5 en 1,5% organische stof) en rivierklei (0,11%, BI: 0,04 – 0,17). Voor de sector grasland is een stijging in organische stofgehalte gevonden op zeeklei (0,25%, BI: 0,06 – 0,44), rivierklei (0,24%, BI: 0,05 – 0,44) en dalgrond (0,37%, BI: 0,12 – 0,62). En voor de sector maïsland is een stijging in organische stofgehalte gevonden op dekzand (0,07%, BI: 0,03 – 0,12), zeeklei (0,20%, BI: 0,02 - 0,39) en rivierklei (0,08%, BI: 0,00 – 0,15). Vervolgens is er een analyse uitgevoerd van trends van gehalte aan organische stof voor 70 combinaties van grondgebruik, grondsoort en regio. Voor de sector akkerbouw komen er 16 combinaties naar voren waar een CC gevonden is, voor grasland 17 en voor maïsland 5. Van deze in totaal 38 combinaties zijn er 14 combinaties waar een significante verandering plaatsgevonden heeft in het gehalte aan organische stof in de periode 2005 – 2015. Voor alle overige gebieden op de verschillende grondsoorten en voor de drie sectoren is geen significante trend gevonden, dat wil zeggen dat het OS gehalte over de periode 2005 tot en met 2015 op hetzelfde niveau is gebleven.

Page 10: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

10

Jaarlijkse verandering in organische stofgehalte in percentage (absoluut), over de periode 2005 tot en met 2015 (per sector, per LEI gebied en per grondsoort).

- Akkerbouw Grondsoort Trend (%/jaar, met BI)

o Noordelijk weidegebied dekzand 0,11 (0,04; 0,17)

o Oostelijk veehouderijgebied dekzand 0,06 (0,02; 0,10)

o Zuidelijk veehouderijgebied dekzand 0,05 (0,01; 0,09)

o Zuidwest-Brabant dekzand 0,06 (0,01; 0,09)

o Zuidelijk veehouderijgebied rivierklei 0,09 (0,02; 0,15)

- Grasland

o Centraal veehouderijgebied dekzand 0,07 (0,01; 0,14)

o Oostelijk veehouderijgebied dekzand 0,08 (0,03; 0,14)

o Zuidelijk veehouderijgebied dekzand 0,08 (0,02; 0,13)

o Zuidwest-Brabant dekzand 0,07 (0,01; 0,13)

o Noordelijk weidegebied zeeklei 0,24 (0,12; 0,36)

o Westelijk-Holland zeeklei -0,31 (-0,56; -0,14)

o Oostelijk veehouderijgebied rivierklei 0,15 (0,04; 0,26)

o Zuidelijk veehouderijgebied rivierklei 0,32 (0,13; 0,50)

- Maïsland

o Noordelijk weidegebied dekzand 0,07 (0,01; 0,13)

In 13 combinaties treedt een geringe stijging in OS op. Deze stijging komt vaker naar voren op dekzand dan op de overige grondsoorten. Een daling in OS is gemeten op zeeklei in Westelijk-Holland voor de sector grasland.

Page 11: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

11

3.2 Resultaat 3.2.1 Akkerbouw Zoals te zien is in Figuur 2 steeg het organische stofgehalte op dekzand en rivierklei voor de sector akkerbouw op nationaal niveau.

Figuur 2. Het organische stof gehalte voor Nederland op dekzand en rivierklei voor de sector akkerbouw over de periode 2005 t/m 2015.

0

3

6

9

12

15

2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016

OS

(%)

Dekzand

Rivierklei

Page 12: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

12

Voor de sector akkerbouw komen vijf gebieden naar voren waar een significante trend is gevonden in OS (Tabel 2). Het OS gehalte steeg op dekzand in het Noordelijk weidegebied, in het Oostelijk en Zuidelijk veehouderijgebied en in Zuidwest-Brabant (Figuur 3) en op rivierklei in het Zuidelijk veehouderijgebied (Figuur 4).

Tabel 2. Correlatiecoëfficiënten en richtingscoëfficiënt (de RC is alleen berekend bij significante CC) voor het organische stofgehalte (%) voor de sector akkerbouw over de periode 2005 t/m 2015 per grondsoort en per LEI gebied.

Zee-/duinzand

Dekzand Zeeklei Rivierklei Dalgrond

CC CC RC CC CC RC CC

Bouwhoek en hogeland 0,17

Centraal veehouderijgebied

Hollands/Utrechts weidegebied

IJsselmeerpolders -0,56

Noordelijk weidegebied 0,77** 0,11 0,11

Oostelijk veehouderijgebied 0,75** 0,07 0,11

Rivierengebied 0,38 0,62

Veenkoloniën en Oldambt 0,36 0,36

Waterland en droogmakerijen

Westelijk Holland 0,55

Zuidelijk veehouderijgebied 0,69* 0,05 0,72* 0,09

Zuid-Limburg

Zuidwest-Brabant 0,69* 0,06 -0,18

Zuidwestelijk akkerbouwgebied

-0,47

Bollen

-0,20

Voor elke combinatie waar geen getal staat zijn of te weinig waarnemingen of is de combinatie niet aanwezig voor deze sector

* P < 0,05

** P < 0,01

Page 13: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

13

Figuur 3. Het organische stof gehalte voor het Noordelijk weidegebied, het Oostelijk en Zuidelijk veehouderijgebied en in Zuidwest-Brabant op dekzand voor de sector akkerbouw over de periode 2005 t/m 2015.

Figuur 4. Het organische stof gehalte voor het Zuidelijk veehouderijgebied op rivierklei voor de sector akkerbouw over de periode 2005 t/m 2015.

0

3

6

9

12

15

2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016

OS

(%)

Noordelijk weidegebied Oostelijk veehouderijgebied

Zuidelijk veehouderijgebied Zuidwest-Brabant

0

3

6

9

12

15

2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016

OS

(%)

Zuidelijk veehouderijgebied

Page 14: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

14

3.2.2 Grasland Zoals te zien is in Figuur 5 steeg het organische stofgehalte op zeeklei, rivierkklei en dalgrond voor de sector grasland op nationaal niveau.

Figuur 5. Het organische stof gehalte voor Nederland op zeeklei, rivierklei en dalgrond voor de sector grasland over de periode 2005 t/m 2015.

0

3

6

9

12

15

2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016

OS

(%)

Zeeklei

Rivierklei

Dalgrond

Page 15: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

15

Voor de sector grasland komen acht gebieden naar voren waar een trend is gevonden in OS (Tabel 3). Het OS gehalte steeg in het Centraal veehouderijgebied, het Oostelijk en Zuidelijk veehouderijgebied en in Zuidwest-Brabant op dekzand (Figuur 6) en op zeeklei in het Noordelijk weidegebied en op rivierklei in het Oostelijk en Zuidelijk veehouderijgebied (Figuur 7). Het OS gehalte daalde in Westelijk Holland op zeeklei (Figuur 8).

Tabel 3. Correlatiecoëfficiënten en richtingscoëfficiënt (de RC is alleen berekend bij significante CC) voor het organische stofgehalte (%) voor de sector grasland over de periode 2005 t/m 2015 per grondsoort en per LEI gebied.

Dekzand Zeeklei Rivierklei Dalgrond Veen en kleiig veen

CC RC CC RC CC RC CC CC

Bouwhoek en hogeland 0,47

Centraal veehouderijgebied 0,66* 0,07

Hollands/Utrechts weidegebied

-0,22

IJsselmeerpolders

Noordelijk weidegebied -0,25 0,83** 0,24

Oostelijk veehouderijgebied 0,73* 0,08 0,72** 0,15

Rivierengebied 0,09

Veenkoloniën en Oldambt 0,22 0,41

Waterland en droogmakerijen

-0,39

Westelijk Holland -0,78** -0,31 0,20

Zuidelijk veehouderijgebied 0,72* 0,08 0,79** 0,32

Zuid-Limburg

Zuidwest-Brabant 0,68* 0,07

Zuidwestelijk akkerbouwgebied

0,64

Bollen

Voor elke combinatie waar geen getal staat zijn of te weinig waarnemingen of is de combinatie niet aanwezig voor deze sector

* P < 0,05

** P < 0,01

Page 16: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

16

Figuur 6. Het organische stof gehalte in het Centraal, het Oostelijk en het Zuidelijk veehouderijgebied en in Zuidwest-Brabant op dekzand voor de sector grasland over de periode 2005 t/m 2015.

Figuur 7. Het organische stof gehalte in het Noordelijk weidegebied en in Westelijk Holland op zeeklei voor de sector grasland over de periode 2005 t/m 2015.

0

3

6

9

12

15

2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016

OS

(%)

Centraal veehouderijgebied Oostelijk veehouderijgebied

Zuidelijk veehouderijgebied Zuidwest-Brabant

0

3

6

9

12

15

2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016

OS

(%)

Noordelijk weidegebied

Westelijk Holland

Page 17: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

17

Figuur 8. Het organische stof gehalte in het Oostelijk en Zuidelijk veehouderijgebied op rivierklei voor de sector grasland over de periode 2005 t/m 2015.

0

3

6

9

12

15

2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016

OS

(%)

Oostelijk veehouderijgebied

Zuidelijk veehouderijgebied

Page 18: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

18

3.2.3 Maïsland Zoals te zien is in Figuur 9 steeg het organische stofgehalte op dekzand, zeeklei en rivierklei voor de sector akkerbouw op nationaal niveau.

Figuur 9. Het organische stof gehalte voor Nederland op zeeklei, dekzand en rivierklei voor de sector maïsland over de periode 2005 t/m 2015.

0

3

6

9

12

15

2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016

OS

(%)

Dekzand

Zeeklei

Rivierklei

Page 19: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

19

Voor de sector maïsland steeg het organische stofgehalte in het Noordelijk weidegebied op dekzand (Tabel 4 en Figuur 10).

Tabel 4. Correlatiecoëfficiënten en richtingscoëfficiënt (de RC is alleen berekend bij significante CC) voor het organische stofgehalte (%) voor de sector maïsland over de periode 2005 t/m 2015 per grondsoort en per LEI gebied.

Dekzand Rivierklei

CC RC CC

Bouwhoek en hogeland

Centraal veehouderijgebied 0,62

Hollands/Utrechts weidegebied

IJsselmeerpolders

Noordelijk weidegebied 0,63* 0,07

Oostelijk veehouderijgebied 0,60 0,35

Rivierengebied

Veenkoloniën en Oldambt

Waterland en droogmakerijen

Westelijk Holland

Zuidelijk veehouderijgebied 0,22

Zuid-Limburg

Zuidwest-Brabant

Zuidwestelijk akkerbouwgebied

Bollen

Voor elke combinatie waar geen getal staat zijn of te weinig waarnemingen of is de combinatie niet aanwezig voor deze sector

* P < 0,05

Figuur 10. Het organische stof gehalte in het Noordelijk weidegebied op dekzand voor de sector maïsland over de periode 2005 t/m 2015.

0

3

6

9

12

15

2002 2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016

OS

(%)

Noordelijk Weidegebied

Page 20: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

20

4 P-AL 4.1 Samenvatting Nationaal Er is een analyse uitgevoerd van trends in de P-AL voor de combinatie grondgebruik (akkerbouw, grasland en maïsland) en grondsoort, er zijn geen trends in P-AL gevonden op nationaal niveau. Regionaal Er is een analyse uitgevoerd van trends van de P-AL voor 70 combinaties van grondgebruik – grondsoort – regio. Voor de sector akkerbouw komen er 17 combinaties naar voren waarvoor een CC gemeten is, voor grasland 20 en voor maïsland 5. Van deze in totaal 42 combinaties zijn er 6 combinaties waar een significante verandering plaatsgevonden heeft in de P-AL in de periode 2005 – 2015. Voor alle overige gebieden op de verschillende grondsoorten en voor de drie sectoren is geen significante trend gevonden, dat wil zeggen dat de P-AL over de periode 2005 tot en met 2015 op hetzelfde niveau is gebleven. Jaarlijkse verandering in P-AL over de periode 2005 tot en met 2015 (per sector, per LEI gebied en per grondsoort).

- Akkerbouw Grondsoort Trend (mg P2O5/

100 g/jaar, met BI)

o Zuidwest-Brabant dekzand -0,80 (-1,45; 0,15)

o Zuidwest-Brabant zeeklei -0,88 (-1,50; -0,26)

- Grasland

o Noordelijk weidegebied dekzand -0,30 (-0,53; -0,07)

o Zuidelijk veehouderijgebied dekzand 0,59 (0,14; 1,04)

o IJsselmeerpolders zeeklei 0,53 (0,27; 0,79)

- Maïsland

o Zuidelijk veehouderijgebied dekzand 0,93 (0,35; 1,50)

Een toename in P-AL is gevonden in het Zuidelijk veehouderijgebied op dekzand voor de sector grasland en voor de sector maïsland en in de IJsselmeerpolders op zeeklei voor de sector grasland. Een afname in P-AL is gevonden in Zuidwest-Brabant op dekzand en zeeklei voor de sector akkerbouw en voor de sector grasland in het Noordelijk weidegebied op dekzand. Voor alle overige gebieden op de verschillende grondsoorten en voor de drie sectoren is geen significante trend gevonden, dat wil zeggen dat de P-AL over de periode 2005 tot en met 2015 op hetzelfde niveau is gebleven.

Page 21: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

21

4.2 Resultaat 4.2.1 Akkerbouw Voor de sector akkerbouw komen twee gebieden naar voren waar een trend is gevonden in P-AL. De P-AL daalde op dekzand en op zeeklei in Zuidwest-Brabant (Tabel 5 en Figuur 11).

Tabel 5. Correlatiecoëfficiënten en richtingscoëfficiënt (de RC is alleen berekend bij significante CC) voor de P-AL (mg P2O5/100 g) voor de sector akkerbouw over de periode 2005 t/m 2015 per grondsoort en per LEI gebied.

Zee-/duinzand

Dekzand Zeeklei Rivierklei Dalgrond

CC CC RC CC RC CC CC

Bouwhoek en hogeland 0,17

Centraal veehouderijgebied

Hollands/Utrechts weidegebied

IJsselmeerpolders -0,44

Noordelijk weidegebied 0,02 0,04

Oostelijk veehouderijgebied 0,44 -0,39

Rivierengebied 0,21 -0,11

Veenkoloniën en Oldambt 0,45 -0,05

Waterland en droogmakerijen

Westelijk Holland 0,22

Zuidelijk veehouderijgebied 0,08 -0,36

Zuid-Limburg

Zuidwest-Brabant -0,68* -0,80 -0,73* -0,88

Zuidwestelijk akkerbouwgebied

0,24

Bollen

-0,31

Voor elke combinatie waar geen getal staat zijn of te weinig waarnemingen of is de combinatie niet aanwezig voor deze sector

* P < 0,05

Page 22: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

22

Figuur 11. De P-AL in Zuidwest-Brabant op dekzand en zeeklei voor de sector akkerbouw over de periode 2005 t/m 2015.

0

20

40

60

80

2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016

P-A

L (m

g P

2O5/1

00

g)

Zuidwest-Brabant (dekzand)

Zuidwest-Brabant (zeeklei)

Page 23: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

23

4.2.2 Grasland Voor de sector grasland steeg de P-AL in het Zuidelijk veehouderijgebied op dekzand (Tabel 6 en Figuur 12) en in de IJsselmeerpolders op zeeklei (Figuur 13), de P-AL daalde op dekzand in het Noordelijk veehouderijgebied (Figuur 12).

Tabel 6. Correlatiecoëfficiënten en richtingscoëfficiënt (de RC is alleen berekend bij significante CC) voor de P-AL (mg P2O5/100 g) voor de sector grasland over de periode 2005 t/m 2015 per grondsoort en per LEI gebied.

Dekzand Zeeklei Rivierklei Dalgrond

Veen en kleiig veen

CC RC CC RC CC CC CC

Bouwhoek en hogeland -0,58

Centraal veehouderijgebied 0,18

Hollands/Utrechts weidegebied

-0,17 0,23

IJsselmeerpolders 0,84** 0,53

Noordelijk weidegebied -0,70* -0,30 0,47

Oostelijk veehouderijgebied 0,39 -0,41

Rivierengebied 0,23 0,45

Veenkoloniën en Oldambt 0,22 -0,26

Waterland en droogmakerijen

0,56

Westelijk Holland 0,28

Zuidelijk veehouderijgebied 0,70* 0,59 -0,45

Zuid-Limburg

Zuidwest-Brabant 0,08 -0,38

Zuidwestelijk akkerbouwgebied

-0,38

Bollen

Voor elke combinatie waar geen getal staat zijn of te weinig waarnemingen of is de combinatie niet aanwezig voor deze sector

* P < 0,05

** P < 0,01

Page 24: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

24

Figuur 12. De P-AL in het Noordelijk weidegebied en in het Zuidelijk veehouderijgebied op dekzand voor de sector grasland over de periode 2005 t/m 2015.

Figuur 13. De P-AL in de IJsselmeerpolders op zeeklei voor de sector grasland over de periode 2005 t/m 2015.

0

20

40

60

80

2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016

P-A

L (m

g P

2O5/

10

0 g

)

Noordelijk weidegebied

Zuidelijk veehouderijgebied

0

20

40

60

80

2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016

P-A

L (m

g P

2O

5/1

00

g)

IJsselmeerpolders

Page 25: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

25

4.2.3 Maïsland Voor de sector maïsland steeg de P-AL in het Zuidelijk veehouderijgebied op dekzand (Tabel 7 en Figuur 14).

Tabel 7. Correlatiecoëfficiënten en richtingscoëfficiënt (de RC is alleen berekend bij significante CC) voor de P-AL (mg P2O5/100 g) voor de sector maïsland over de periode 2005 t/m 2015 per grondsoort en per LEI gebied.

Dekzand Rivierklei

CC RC CC

Bouwhoek en hogeland

Centraal veehouderijgebied 0,36

Hollands/Utrechts weidegebied

IJsselmeerpolders

Noordelijk weidegebied 0,54

Oostelijk veehouderijgebied 0,27 -0,51

Rivierengebied

Veenkoloniën en Oldambt

Waterland en droogmakerijen

Westelijk Holland

Zuidelijk veehouderijgebied 0,80** 0,93

Zuid-Limburg

Zuidwest-Brabant

Zuidwestelijk akkerbouwgebied

Bollen

Voor elke combinatie waar geen getal staat zijn of te weinig waarnemingen of is de combinatie niet aanwezig voor deze sector

* P < 0,05

** P < 0,01

Page 26: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

26

Figuur 14. De P-AL in het Zuidelijk veehouderijgebied op dekzand voor de sector maïsland over de periode 2005 t/m 2014.

0

20

40

60

80

2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016

P-A

L (m

g P

2O

5/1

00

g)

Zuidelijk veehouderijgebied

Page 27: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

27

5 P-PAE 5.1 Samenvatting Er is een analyse uitgevoerd van trends in P-PAE voor de combinatie grondgebruik (akkerbouw, grasland en maïsland) en grondsoort. Voor de sector akkerbouw is een daling in P-PAE gevonden op zeeklei (-0,08 mg P/kg/jaar, BI: -0,11 - -0,04), rivierklei (-0,10 mg P/kg/jaar, BI: -0,16 - -0,05) en veen en kleiig veen (-0,13 mg P/kg/jaar, BI -0,22 - -0,04). Voor de sector grasland is een daling in P-PAE gevonden op dekzand (-0,11 mg P/kg/jaar, BI: -0,17 - -0,06) en rivierklei (-0,08 mg P/kg/jaar, BI: -0,11 - -0,04). En voor maïsland is een daling in P-PAE gevonden op zeeklei (-0,13 mg P/kg/jaar, BI: -0,22 - -0,01), rivierklei (-0,11 mg P/kg/jaar, BI: -0,20 - -0,02) en veen en kleiig veen (-0,15 mg P/kg/jaar, BI: -0,25 - -0,05).

Page 28: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

28

Er is een analyse uitgevoerd van trends van de P-PAE voor 70 combinaties van grondgebruik – grondsoort – regio. Voor de sector akkerbouw komen er 17 combinaties naar voren waarvoor een CC gemeten is, voor grasland 15 en voor maïsland 5. Van deze in totaal 37 combinaties zijn er 20 combinaties waar een significante verandering plaatsgevonden heeft in de P-PAE in de periode 2005 – 2015. Voor alle overige gebieden op de verschillende grondsoorten en voor de drie sectoren is geen significante trend gevonden, dat wil zeggen dat de P-PAE over de periode 2005 tot en met 2015 op hetzelfde niveau is gebleven. Jaarlijkse verandering in P-PAE over de periode 2005 tot en met 2015 (per sector, per LEI gebied en per grondsoort).

- Akkerbouw Grondsoort Trend (mg P/kg/

jaar, met BI)

o Zuidelijk veehouderijgebied dekzand -0,14 (-0,27; 0,00)

o Bouwhoek en Hogeland zeeklei -0,05 (-0,09; -0,01)

o IJsselmeerpolders zeeklei -0,04 (-0,07; -0,01)

o Noordelijk weidegebied zeeklei -0,06 (-0,11; 0,00)

o Westelijk Holland zeeklei -0,13 (-0,18; -0,09)

o Zuidwest-Brabant zeeklei -0,22 (-0,41; -0,04)

o Oostelijk veehouderijgebied rivierklei -0,13 (-0,22; -0,04)

o Rivierengebied rivierklei -0,07 (-0,13; -0,04)

- Grasland

o Centraal veehouderijgebied dekzand -0,12 (-0,22; -0,01)

o Noordelijk weidegebied dekzand -0,09 (-0,14; -0,03)

o Oostelijk veehouderijgebied dekzand -0,10 (-0,16; -0,04)

o Veenkoloniën en Oldambt dekzand -0,08 (-0,13; -0,03)

o Zuidelijk veehouderijgebied dekzand -0,09 (-0,16; -0,03)

o Zuidwest-Brabant dekzand -0,08 (-0,15; -0,02)

o Westelijk Holland zeeklei -0,06 (-0,12; 0,00)

o Oostelijk veehouderijgebied rivierklei -0,07 (-0,13; -0,02)

o Rivierengebied rivierklei -0,10 (-0,15; -0,04)

o Zuidelijk veehouderijgebied rivierklei -0,19 (-0,34; -0,04)

- Maïsland

o Centraal veehouderijgebied dekzand -0,17 (-0,32; -0,02)

o Oostelijk veehouderijgebied rivierklei -0,13 (-0,23; -0,04)

Er is geen toename in P-PAE gevonden. Voor alle sectoren en voor diverse gebieden is een afname van P-PAE gevonden op dekzand, zeeklei en rivierklei. Voor alle overige gebieden op de verschillende grondsoorten en voor de drie sectoren is geen significante trend gevonden, dat wil zeggen dat de P-PAE over de periode 2005 tot en met 2015 op hetzelfde niveau is gebleven.

Page 29: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

29

5.2 Resultaat 5.2.1 Akkerbouw Zoals te zien is in Figuur 15 daalde de P-PAE op zeeklei, rivierklei en veen en kleiig veen voor de sector akkerbouw op nationaal niveau.

Figuur 15. De P-PAE voor Nederland op zeeklei, rivierklei en veen en kleiig veen voor de sector akkerbouw over de periode 2005 t/m 2015.

0

2

4

6

8

2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016

P-P

AE

(mg

P/k

g)

Zeeklei

Rivierklei

Veen en kleiig veen

Page 30: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

30

Voor de sector akkerbouw komen acht gebieden naar voren waar de P-PAE afnam (Tabel 8). De P-PAE daalde op dekzand in het Zuidelijk veehouderijgebied (Figuur 16), op zeeklei in de Bouwhoek en Hogeland, in de IJsselmeerpolders, in het Noordelijk weidegebied, in Westelijk Holland (Figuur 17) en in Zuidwest-Brabant en op rivierklei in het Oostelijk veehouderijgebied en in het Rivierengebied (Figuur 18).

Tabel 8. Correlatiecoëfficiënten en richtingscoëfficiënt (de RC is alleen berekend bij significante CC) voor de P-PAE (mg P/kg) voor de sector akkerbouw over de periode 2005 t/m 2015 per grondsoort en per LEI gebied.

Zee-/duinzand

Dekzand Zeeklei Rivierklei Dalgrond

CC CC RC CC RC CC RC CC

Bouwhoek en hogeland -0,68* -0,05

Centraal veehouderijgebied

Hollands/Utrechts weidegebied

IJsselmeerpolders -0,74** -0,04

Noordelijk weidegebied -0,53 -0,62* -0,06

Oostelijk veehouderijgebied -0,58 -0,74** -0,13

Rivierengebied -0,07 -0,68* -0,07

Veenkoloniën en Oldambt -0,56 -0,33

Waterland en droogmakerijen

Westelijk Holland -0,91*** -0,13 -0,53

Zuidelijk veehouderijgebied -0,62* -0,14

Zuid-Limburg

Zuidwest-Brabant -0,55 -0,67* -0,22

Zuidwestelijk akkerbouwgebied

-0,60

Bollen

-0,14

Voor elke combinatie waar geen getal staat zijn of te weinig waarnemingen of is de combinatie niet aanwezig voor deze sector

* P < 0,05

** P < 0,01

Page 31: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

31

Figuur 16. De P-PAE in het Zuidelijk veehouderijgebied op dekzand voor de sector akkerbouw over de periode 2005 t/m 2015.

Figuur 17. De P-PAE in de Bouwhoek en Hogeland, IJsselmeerpolders, Noordelijk weidegebied, Westelijk Holland en in Zuidwest-Brabant op zeeklei voor de sector akkerbouw over de periode 2005 t/m 2015.

0

2

4

6

8

2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016

P-P

AE

(mg

P/k

g)

Zuidelijk veehouderijgebied

0

2

4

6

8

2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016

P-P

AE

(mg

P/k

g)

Bouwhoek en Hogeland IJsselmeerpolders

Noordelijk weidegebied Westelijk Holland

Zuidwest-Brabant

Page 32: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

32

Figuur 18. De P-PAE in het Oostelijk veehouderijgebied en in het Rivierengebied op rivierklei voor de sector akkerbouw over de periode 2005 t/m 2015.

0

2

4

6

8

2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016

P-P

AE

(mg

P/k

g)

Oostelijk veehouderijgebied

Rivierengebied

Page 33: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

33

5.2.2 Grasland Zoals te zien is in Figuur 19 daalde de P-PAE op dekzand en rivierklei voor de sector grasland op nationaal niveau.

Figuur 19. De P-PAE voor Nederland op dekzand en rivierklei voor de sector grasland over de periode 2005 t/m 2015.

0

2

4

6

8

2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016

P-P

AE

(mg

P/k

g)

Dekzand

Rivierklei

Page 34: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

34

Voor de sector grasland komen tien gebieden naar voren waar de P-PAE af nam (Tabel 9). De P-PAE daalde op dekzand in het Centraal, het Oostelijk en het Zuidelijk veehouderijgebied, in het Noordelijke weidegebied, in de Veenkoloniën en Oldambt en in Zuidwest-Brabant (Figuur 20), op zeeklei in Westelijk Holland (Figuur 21) en op rivierklei in het Oostelijk en Zuidelijk veehouderijgebied en in het Rivierengebied (Figuur 22).

Tabel 9. Correlatiecoëfficiënten (CC) en richtingscoëfficiënt (de RC is alleen berekend bij significante CC) voor de P-PAE (mg P/kg) voor de sector grasland over de periode 2005 t/m 2015 per grondsoort en per LEI gebied.

Dekzand Zeeklei Rivierklei Veen en kleiig veen

CC RC CC RC CC RC CC

Bouwhoek en hogeland -0,21

Centraal veehouderijgebied -0,67* -0,12

Hollands/Utrechts weidegebied

-0,57

IJsselmeerpolders

Noordelijk weidegebied -0,80** -0,09 -0,17

Oostelijk veehouderijgebied -0,79** -0,10 -0,74** -0,07

Rivierengebied -0,59 -0,80** -0,10

Veenkoloniën en Oldambt -0,80** -0,08

Waterland en droogmakerijen

-0.02

Westelijk Holland -0,62* -0,06 -0,49

Zuidelijk veehouderijgebied -0,75** -0,09 -0.74* -0.19

Zuid-Limburg

Zuidwest-Brabant -0,75* -0,08

Zuidwestelijk akkerbouwgebied

Bollen

Voor elke combinatie waar geen getal staat zijn of te weinig waarnemingen of is de combinatie niet aanwezig voor deze sector

* P < 0,05

** P < 0,01

Page 35: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

35

Figuur 20. De P-PAE in het Centraal veehouderijgebied, het Noordelijk weidegebied, het Oostelijk veehouderijgebied, de Veenkoloniën en Oldambt, in het Zuidelijk veehouderijgebied en in Zuidwest-Brabant op dekzand voor de sector grasland over de periode 2005 t/m 2015.

Figuur 21. De P-PAE in Westelijk Holland op zeeklei voor de sector grasland over de periode 2005 t/m 2015.

0

2

4

6

8

2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016

P-P

AE

(mg

P/k

g)

Centraal veehouderijgebied Noordelijk weidegebied

Oostelijk veehouderijgebied Veenkoloniën en Oldambt

Zuidelijk veehouderijgebied Zuidwest-Brabant

0

2

4

6

8

2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016

P-P

AE

mg

(P/k

g)

Westelijk Holland

Page 36: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

36

Figuur 22. De P-PAE in het Oostelijk en Zuidelijk veehouderijgebied en in het Rivierengebied op rivierklei voor de sector grasland over de periode 2005 t/m 2015.

0

2

4

6

8

2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016

P-P

AE

(mg

P/k

g)

Oostelijk veehouderijgebied

Rivierengebied

Zuidelijk veehouderijgebied

Page 37: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

37

5.2.3 Maïsland Zoals te zien is in Figuur 23 daalde de P-PAE op zeeklei, rivierklei en veen en kleiig veen voor de sector maïsland op nationaal niveau.

Figuur 23. De P-PAE voor Nederland op zeeklei, rivierklei en veen en kleiig veen voor de sector maïsland over de periode 2005 t/m 2015.

0

2

4

6

8

2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016

P-P

AE

(mg

P/k

g)

Zeeklei

Rivierklei

Veen en kleiig veen

Page 38: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

38

Voor de sector maïsland daalde de P-PAE in het Centraal veehouderijgebied op dekzand (Tabel 10 en Figuur 24) en in het Oostelijk veehouderijgebied op rivierklei (Figuur 25).

Tabel 10. Correlatiecoëfficiënten (CC) en richtingscoëfficiënt (de RC is alleen berekend bij significante CC) voor de P-PAE (mg P2O5/100 g) voor de sector maïsland over de periode 2005 t/m 2015 per grondsoort en per LEI gebied.

Dekzand Rivierklei

CC RC CC RC

Bouwhoek en hogeland

Centraal veehouderijgebied -0,65* -0,17

Hollands/Utrechts weidegebied

IJsselmeerpolders

Noordelijk weidegebied -0,02

Oostelijk veehouderijgebied -0,50 -0,73** -0,13

Rivierengebied

Veenkoloniën en Oldambt

Waterland en droogmakerijen

Westelijk Holland

Zuidelijk veehouderijgebied -0,22

Zuid-Limburg

Zuidwest-Brabant

Zuidwestelijk akkerbouwgebied

Bollen

Voor elke combinatie waar geen getal staat zijn of te weinig waarnemingen of is de combinatie niet aanwezig voor deze sector

* P < 0,05

Page 39: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

39

Figuur 24. De P-PAE op dekzand in het Centraal veehouderijgebied voor de sector maïsland over de periode 2005 t/m 2015.

Figuur 25. De P-PAE op rivierklei in het Oostelijk veehouderijgebied voor de sector maïsland over de periode 2005 t/m 2015.

0

2

4

6

8

2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016

P-P

AE

(mg

P/k

g)

Centraal Veehouderijgebied

0

2

4

6

8

2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016

P-P

AE

(mg

P/k

g)

Oostelijk veehouderijgebied

Page 40: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

40

6 Pw 6.1 Samenvatting Er is een analyse uitgevoerd van trends in Pw voor de combinatie grondgebruik (akkerbouw, grasland en maïsland) en grondsoort. Voor de sector akkerbouw is een daling in Pw gevonden op zeeklei (-0,80 mg P2O5/l/jaar, BI: -1,38 - -0,22), rivierklei (-0,91 mg P2O5/l/jaar, BI: -1,53 - -0,28) en veen en kleiig veen (-1,64 mg P2O5/l/jaar, BI: -2,86 - -0,41). Voor de sector grasland is geen trend gevonden voor Pw op nationaal niveau. Voor maïsland is een daling in Pw gevonden op rivierklei (-1,13 mg P2O5/l/jaar, BI: -2,15 - -0,10) en veen en kleiig veen (-2,24 mg P2O5/l/jaar, BI -3,99 - -0,48). Er is een analyse uitgevoerd van trends van de Pw voor 70 combinaties van grondgebruik – grondsoort – regio. Voor de sector akkerbouw komen er 14 combinaties naar voren waarvoor een CC gemeten is, hiervan zijn er 4 combinaties waar een significante verandering plaatsgevonden heeft in de Pw in de periode 2005 – 2015. Voor alle overige gebieden op de verschillende grondsoorten en voor de drie sectoren is geen significante trend gevonden, dat wil zeggen dat de Pw over de periode 2005 tot en met 2015 op hetzelfde niveau is gebleven. Jaarlijkse verandering in Pw over de periode 2005 tot en met 2015 (per sector, per LEI gebied en per grondsoort)

- Akkerbouw Grondsoort Trend (mg P2O5/l/jaar, met BI)

o Zuidwest-Brabant dekzand -1,12 (-2,24; 0,00)

o IJsselmeerpolders zeeklei -0,70 (-1,23; -0,17)

o Westelijk Holland zeeklei -0,74 (-1,29; -0,19)

o Zuidwest Brabant zeeklei -2,12 (-3,60; -0,64)

Er is geen toename in Pw gevonden. Voor de sector akkerbouw en in drie gebieden op zeeklei en een gebied op dekzand is een afname van Pw gevonden. Voor alle overige gebieden op de verschillende grondsoorten en voor de drie sectoren is geen significante trend gevonden, dat wil zeggen dat de Pw over de periode 2005 tot en met 2015 op hetzelfde niveau is gebleven.

Page 41: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

41

6.2 Resultaat 6.2.1 Akkerbouw Zoals te zien is in Figuur 26 daalde de Pw op zeeklei, rivierklei en veen en kleiig veen voor de sector akkerbouw op nationaal niveau.

Figuur 26. De Pw voor Nederland op zeeklei, rivierklei en veen en kleiig veen voor de sector akkerbouw over de periode 2005 t/m 2015.

0

20

40

60

80

2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016

Pw

(m

g P

2O5/l

)

Zeeklei

Rivierklei

Veen en kleiig veen

Page 42: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

42

Voor de sector akkerbouw komen vier gebieden naar voren waar een trend is gevonden in Pw verloop (Tabel 11). De Pw daalde op dekzand in Zuidwest-Brabant (Figuur 27) en op zeeklei in de IJsselmeerpolders, Westelijk Holland en in Zuidwest-Brabant (Figuur 28).

Tabel 11. Correlatiecoëfficiënten (CC) en richtingscoëfficiënt (de RC is alleen berekend bij significante CC) voor de Pw (mg P2O5/l) voor de sector akkerbouw over de periode 2005 t/m 2015 per grondsoort en per LEI gebied.

Zee-/duinzand

Dekzand Zeeklei Rivierklei

CC CC RC CC RC CC

Bouwhoek en hogeland -0,57

Centraal veehouderijgebied

Hollands/Utrechts weidegebied

IJsselmeerpolders -0,71* -0,7

Noordelijk weidegebied -0,49 -0,50

Oostelijk veehouderijgebied -0,59

Rivierengebied 0,08

Veenkoloniën en Oldambt 0,17 -0,05

Waterland en droogmakerijen

Westelijk Holland -0,71* -0,74

Zuidelijk veehouderijgebied 0,51

Zuid-Limburg

Zuidwest-Brabant -0,60* -1,12 -0,73* -2,12

Zuidwestelijk akkerbouwgebied

-0,50

Bollen

-0,48

Voor elke combinatie waar geen getal staat zijn of te weinig waarnemingen of is de combinatie niet aanwezig voor deze sector

* P < 0,05

Page 43: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

43

Figuur 27. De Pw op dekzand in Zuidwest-Brabant voor de sector akkerbouw over de periode 2005 t/m 2015.

Figuur 28. De Pw op zeeklei in de IJsselmeerpolders, Westelijk Holland en Zuidwest-Brabant voor de sector akkerbouw over de periode 2005 t/m 2015.

0

20

40

60

80

2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016

Pw

(m

g P

2O

5/l)

Zuidwest-Brabant

0

20

40

60

80

2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016

Pw

(m

g P

2O

5/l

)

IJsselmeerpolders

Westelijk Holland

Zuidwest-Brabant

Page 44: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

44

6.2.2 Grasland Voor de sector grasland is geen trend gevonden in Pw. 6.2.3 Maïsland Zoals te zien is in Figuur 29 daalde de Pw op rivierklei en veen en kleiig veen voor de sector maïsland op nationaal niveau.

Figuur 29. De Pw voor Nederland op rivierklei en veen en kleiig veen voor de sector maïsland over de periode 2005 t/m 2015.

Regionaal was er geen trend gevonden in Pw voor de sector maïsland.

0

20

40

60

80

2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016

Pw

(m

g P

2O5/l

)

Rivierklei

Veen en kleiig veen

Page 45: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

45

7 PMN 7.1 Samenvatting en Resultaat Zoals te zien is in Tabel 11 en Figuur 30 zijn er meer postcodes waarin een toename in PMN is gevonden in Westelijk Holland en er is meer afname in de Bouwhoek en Hogeland, in het Rivierengebied, in de Veenkoloniën en het Oldambt en in Zuid-Limburg. Echter, het verloop in PMN is niet getoetst. Voor PMN is het verloop niet per sector of per grondsoort weergegeven. Tabel 11. Totaal aantal postcodes per LEI-gebied waarin het verloop in potentieel mineraliseerbare stikstof (PMN in mg N/kg) is gemeten, het verloop (afname, gelijk of toename) is gebaseerd op de jaren 2009/2010 en 2015/2016.

Totaal Afname Gelijk Toename

Bouwhoek en Hogeland 15 11 3 1 Centraal Veehouderijgebied 20 5 13 2 Hollands/Utrechts weidegebied 11 4 3 4 IJsselmeerpolders 18 7 10 1 Noordelijk Weidegebied 66 23 30 13 Oostelijk Veehouderijgebied 135 22 103 10 Rivierengebied 16 13 0 3 Veenkoloniën en Oldambt 34 20 13 1 Westelijk Holland 11 2 4 5 Zuidelijk veehouderijgebied 77 23 50 4 Zuid-Limburg 1 1 0 0 Zuidwest-Brabant 12 6 0 6 Zuidwestelijk akkerbouwgebied 12 5 6 1

Page 46: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

46

Figuur 30. Verloop in potentieel mineraliseerbare stikstof (PMN) per postcodegebied, het verloop (afname, gelijk of toename) is gebaseerd op de jaren 2009/2010 en 2015/2016.

Page 47: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

47

8 Discussie In dit onderzoek is nagegaan of er trends in bodemvruchtbaarheidskengetallen in de Nederlandse landbouw – per LEI gebied en per sector - naar voren komen over de periode 2005 tot en met 2015. De kengetallen zijn samengevoegd per LEI gebied en per sector, hierbij is gewerkt met een minimum van 75 waarnemingen om na te gaan of er een trend aanwezig is. Let wel, er zijn geen percelen over de tijd gevolgd om na te gaan of er trends zijn geweest, maar per regio en per sector is gewerkt met de mediaan (op basis van minimaal 75 waarnemingen). Over het algemeen is er een geringe stijging in OS voor verschillende grondsoorten en sectoren. Deze stijging in OS komt vaker naar voren op dekzand dan op de overige grondsoorten. Een daling in OS is gemeten op zeeklei in Westelijk-Holland voor de sector grasland. Op nationaal niveau zijn de trends in OS vergelijkbaar met de regionale, behalve de daling in OS op zeeklei in Westelijk-Holland. Een mogelijke verklaring voor een trend in OS is dat de aanvoer van organisch materiaal groter (of kleiner) is geweest dan de afbraak van OS in de grond. Aanvoer van organisch materiaal is bijvoorbeeld het gebruik van dierlijke mest en andere organische meststoffen, maar ook de teelt van groenbemesters of het hakselen en onderwerken van stro bij granen. Aan de andere kant is het eveneens mogelijk dat de afbraak van OS lager is geworden. Afbraak van OS is afhankelijk van de aanwezigheid en de activiteit van het bodemleven. Een verminderde aanwezigheid of activiteit van dit bodemleven (bij gelijke aanvoer organisch materiaal) resulteert in een afname van OS afbraak. Op basis van de gepresenteerde data is het niet mogelijk om een verklaring aan te wijzen voor de trends die gevonden zijn in OS gehalte per grondsoort, regio of sector. Een toename in P-AL is gevonden in het Zuidelijk veehouderijgebied op dekzand voor de sector grasland en voor de sector maïsland en in de IJsselmeerpolders op zeeklei voor de sector grasland. Een afname in P-AL is gevonden in Zuidwest-Brabant op dekzand en zeeklei voor de sector akkerbouw en voor de sector grasland in het Noordelijk weidegebied op dekzand. Op nationaal niveau zijn geen trends in P-AL gevonden. Een trend in P-AL kan op verschillende manieren verklaard worden, bijvoorbeeld een lagere aanvoer van P via meststoffen, meer nalevering en/of meer fixatie in de grond. In het verleden was de aanvoer van meststoffen hoger dan tegenwoordig. Deze aanvoer van P in het verleden is gedeeltelijk gebonden aan bijvoorbeeld ijzer, aluminium of calcium welke weer afhankelijk zijn van de specifieke condities van de grond. Nu de aanvoer van P kleiner is geworden kan de in het verleden gefixeerde P vrijkomen, wat mogelijk een verklaring kan zijn van de toename in P-AL. Of dit ook per grondsoort afhankelijk is, of uitgesplitst kan worden, is lastig te zeggen omdat niet alle kenmerken van P-fixatie bekend zijn. De afname in P-AL is waarschijnlijk het gevolg van een lagere aanvoer van meststoffen. Voor alle sectoren, voor diverse gebieden en op nationaal niveau, is een afname van P-PAE gevonden op dekzand, zeeklei en rivierklei. Een daling in P-PAE kan verklaard worden door een lagere aanvoer van P via meststoffen, minder nalevering en/of meer fixatie in de grond. Welk kenmerk op welke grondsoort een sterke rol speelt is niet te verklaren op basis van deze data. Voor de sector akkerbouw in drie gebieden op zeeklei en een gebied op dekzand is een afname van Pw gevonden. Op nationaal niveau is er een afname in Pw gevonden voor de sector akkerbouw en maïsland. Waarschijnlijk kan hier dezelfde verklaring hiervoor gegeven worden als voor P-PAE.

Page 48: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

48

Voor PMN waren er vier LEI-gebieden waar het aantal postcodes waarin een afname in PMN was gevonden en een gebied met een toename. Een verschuiving in PMN kan veroorzaakt zijn door een verschuiving in het aanbod aan nutriënten, minder bemesting, of in slechtere omstandigheden voor het bodemleven. Er is in het kader van deze evaluatie geen andere methode dan lineaire regressie toegepast voor trendanalyse. Het mag niet worden uitgesloten dat de fit met niet-lineaire regressie voor een deel van de resultaten beter zou zijn (bijvoorbeeld als de trend in de loop van de tijd afvlakt). In deze rapportage worden de resultaten gegeven van de lineaire regressie. Het doel is om aan te geven of er een dalende, stijgende of geen trend aanwezig is. Extrapolatie van trends op basis van de coëfficiënten voor jaarlijkse verandering in organische stof of fosfaattoestand zijn niet uitgevoerd in verband met de genoemde onzekerheden. Daarnaast is het waarschijnlijk dat trends niet lineair blijven verlopen maar afvlakken, zeker over een langere periode gezien. Het is nog niet mogelijk om trendanalyses uit te voeren met deze dataset per perceel. In het volgende overzicht staan per LEI gebied de trends opgenoemd die gevonden zijn per grondsoort en voor elke sector.

- In de Bouwhoek en Hogeland op zeeklei voor de sector akkerbouw daalde P-

PAE en waren er meer postcodes waar een afname in PMN was gevonden.

- In het Centraal veehouderijgebied op dekzand voor de sector grasland steeg

OS en daalde P-PAE en op dekzand voor de sector maïsland daalde P-PAE.

- In de IJsselmeerpolders op zeeklei voor de sector akkerbouw daalde P-PAE

en Pw en op zeeklei voor de sector grasland steeg P-AL.

- In het Noordelijk weidegebied op dekzand voor de sector akkerbouw steeg

OS, op dekzand voor de sector grasland daalde P-AL en P-PAE, op dekzand

voor de sector maïsland steeg OS, op zeeklei voor de sector akkerbouw

daalde P-PAE en op zeeklei voor de sector grasland steeg OS.

- In het Oostelijk veehouderijgebied op dekzand voor de sector akkerbouw en

grasland steeg OS, op dekzand voor de sector grasland daalde P-PAE, op

rivierklei voor de sector akkerbouw daalde P-PAE, op rivierklei voor de sector

grasland steeg OS en daalde P-PAE, op rivierklei voor de sector maïsland

daalde P-PAE.

- In het Rivierengebied op rivierklei voor de sector akkerbouw en grasland

daalde P-PAE en waren er meer postcodes waar een afname in PMN was

gevonden.

- In de Veenkoloniën en het Oldambt op dekzand voor de sector grasland

daalde P-PAE en waren er meer postcodes waar een afname in PMN was

gevonden.

- In Westelijk Holland op zeeklei voor de sector akkerbouw daalde P-PAE en

Pw, op zeeklei voor de sector grasland daalde OS en P-PAE.

Page 49: Bodemvruchtbaarheid in Nederland over de periode 2005 - 2015...Het onderzoek in het rapport dat voor u ligt is uitgevoerd om na te gaan welke trends in bodemvruchtbaarheid de afgelopen

49

- In het Zuidelijk veehouderijgebied op dekzand voor de sector akkerbouw

steeg OS en daalde P-PAE, op dekzand voor de sector grasland steeg OS en

P-AL en daalde P-PAE, op dekzand voor de sector maïsland steeg de P-AL,

op rivierklei voor de sector akkerbouw en grasland steeg OS en op rivierklei

voor de sector grasland daalde P-PAE.

- In Zuidwest-Brabant op dekzand voor de sector akkerbouw steeg OS en

daalde de P-AL en Pw op dekzand, op dekzand voor de sector grasland

steeg OS en daalde P-PAE, op zeeklei voor de sector akkerbouw daalde de

P-AL, de P-PAE en de Pw.

- In Zuid-Limburg waren er meer postcodes waar een afname in PMN was

gevonden

- In het Hollands/Utrechts weidegebied, Waterland en droogmakerijen,

Zuidwestelijk akkerbouwgebied en de Bollen was geen trend gevonden.

De combinatie van een stijging in OS en P-AL, zoals gevonden is in het Zuidelijk veehouderijgebied op dekzand voor de sector grasland kan mogelijk verklaard worden door de aanvoer van dierlijke mest en andere organische meststoffen. De combinatie van dalende P-kengetallen, P-AL met P-PAE of met Pw, zoals gevonden in het Noordelijk weidegebied op dekzand voor de sector grasland, en in Zuidwest-Brabant op dekzand en op zeeklei voor de sector akkerbouw zou betekenen dat de P-toestand van deze grond achteruitgaat wat een gevolg kan zijn van een lagere aanvoer van P-meststoffen. Op basis van 10 monitoringsgegevens is in de verslag een overzicht van trends in bodemvruchtbaarheid gegeven. Echter, de bemestings- en opbrengstgegevens zijn niet meegenomen in dit onderzoek. Hierdoor is het lastig om link te leggen tussen bodemvruchtbaarheid en de productie en/of kwaliteit van de oogst in deze 10 jaar. In de Evaluatie Meststoffenwet zal worden nagegaan of maatregelen in het kader mestbeleid hebben geresulteerd in veranderingen in bodemvruchtbaarheid.