Blauwe Kamer

42
4 BLAUWE KAMER 4 / 2012 4 / 2012 BLAUWE KAMER 5 blauwe kamer 30 / Ontwerpbureaus halen de broekriem aan en kijken vooruit ‘Inkrimpen is niet alleen een bezuiniging’ 20 / Weg van de crisis Landschapsarchitectuur- en steden- bouwbureaus gaan de grens over 38 / Drama aan de Hollandse kust ‘Veiligheid verbinden met ruimtelijke kwaliteit’ inhoud 4 /2012 Foto Christiaan Kruwels oud 57 / Special: Voorbeeldig afstudeerwerk ‘Meer dan mooie plaatjes’ 18 / Arnold Heertje over de A10-ondertunneling ‘We hebben grote buitenlandse investeerders nodig’ Stilte in Den Haag De verkiezingen komen eraan, en wat de onderwerpen ook mogen zijn die de discussie bepalen – Europa, immigratie, de crisis natuur- lijk – ruimtelijke ordening is er niet bij. Blijkbaar vallen daarmee geen stemmen te winnen, of in elk geval is dat de overtuiging van de mannen en de enkele vrouw die de campagnethema’s bepalen. Het is al jaren niet anders, maar het blijft vreemd. Iedereen heeft met ruimtelijke ordening te maken, vrijwel iedereen heeft er een mening over – in elk geval waar het de eigen directe omgeving betreft – maar in Den Haag is het oorverdovend stil. Decentralisatie en bezuinigingen, daar blijft het zo’n beetje bij, verder niets. Dat dit voor de kwaliteit van de ruimtelijke inrichting geen goede zaak is, ligt voor de hand. Zeker weten doe je het natuurlijk nooit, maar aangenomen dat de landelijke overheid ondanks alles nog altijd invloed heeft op wat er gebeurt in het land en dat verromme- ling niet snel tot rijksbeleid zal worden verheven, lijkt het wel waar- schijnlijk. Wat is dan de oorzaak van die Haagse terughoudendheid? Misschien is dat wel het stellen van de verkeerde vraag. Nederland heeft een geweldige traditie van ruimtelijke ordening, dat staat buiten kijf. Maar als je goed kijkt, omspant deze niet meer dan enkele tientallen jaren, van Berlage tot de naoorlogse tuinsteden zo ongeveer. Je kunt moeilijk volhouden dat er uitsluitend hoogstandjes zijn afgeleverd in de eeuwen ervoor en de decennia erna, een enkele uitzondering daargelaten, zoals de Amsterdamse grachtengordel. Elders is het niet anders: elk land en elke regio heeft zijn historische momentum waarin sublieme ontwerpers de steun kregen van een overheid, landelijk of regionaal, die over voldoende draagkracht beschikte, zowel politiek als financieel. Iedereen kent de voorbeel- den: Haussmann in Parijs, Cerda in Barcelona, Ebenezer Howard in Groot-Brittannië. Maar om daarmee te zeggen dat Frankrijk, Spanje en Engeland door de eeuwen heen met louter hoogstaand ontwerp voor de dag kwamen – nee. Waarschijnlijk is de werkelijkheid prozaïscher dan veel betrokken zich kunnen of willen voorstellen. Ontwerp van een superieur niveau is niet de regel, noch in Nederland, noch daarbuiten. Het is een uit- zondering. Dat alles wil niet zeggen dat je niet moet blijven streven naar het beste. Maar als je het beste altijd als norm stelt, dan raak je onher- roepelijk teleurgesteld. En misschien hebben ze dat in Den Haag wel beter begrepen dan wij ons realiseren. Bert Bukman Foto Christiaan Kruwels

description

Tijdschrift voor landschapsarchitectuur en stedenbouw

Transcript of Blauwe Kamer

Page 1: Blauwe Kamer

4 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 5

bl auwe k amer

30 / Ontwerpbureaus halen de broekriem aan en kijken vooruit‘Inkrimpen is niet alleen een bezuiniging’

20 / Weg van de crisisLandschapsarchitectuur- en steden-

bouwbureaus gaan de grens over

38 / Drama aan de Hollandse kust‘Veiligheid verbinden met

ruimtelijke kwaliteit’

inhoud 4 /2012

Foto

Chr

isti

aan

Kruw

els

oud

57 / Special: Voorbeeldig afstudeerwerk‘Meer dan mooie plaatjes’

18 / Arnold Heertje over de A10-ondertunneling ‘We hebben grote buitenlandse

investeerders nodig’

Stilte in Den Haag

De verkiezingen komen eraan, en wat de onderwerpen ook mogen zijn die de discussie bepalen – Europa, immigratie, de crisis natuur-lijk – ruimtelijke ordening is er niet bij. Blijkbaar vallen daarmee geen stemmen te winnen, of in elk geval is dat de overtuiging van de mannen en de enkele vrouw die de campagnethema’s bepalen.Het is al jaren niet anders, maar het blijft vreemd. Iedereen heeft met ruimtelijke ordening te maken, vrijwel iedereen heeft er een mening over – in elk geval waar het de eigen directe omgeving betreft – maar in Den Haag is het oorverdovend stil. Decentralisatie en bezuinigingen, daar blijft het zo’n beetje bij, verder niets.Dat dit voor de kwaliteit van de ruimtelijke inrichting geen goede zaak is, ligt voor de hand. Zeker weten doe je het natuurlijk nooit, maar aangenomen dat de landelijke overheid ondanks alles nog altijd invloed heeft op wat er gebeurt in het land en dat verromme-ling niet snel tot rijksbeleid zal worden verheven, lijkt het wel waar-schijnlijk.Wat is dan de oorzaak van die Haagse terughoudendheid? Misschien is dat wel het stellen van de verkeerde vraag.Nederland heeft een geweldige traditie van ruimtelijke ordening, dat staat buiten kijf. Maar als je goed kijkt, omspant deze niet meer dan enkele tientallen jaren, van Berlage tot de naoorlogse tuinsteden zo ongeveer. Je kunt moeilijk volhouden dat er uitsluitend hoogstandjes zijn afgeleverd in de eeuwen ervoor en de decennia erna, een enkele uitzondering daargelaten, zoals de Amsterdamse grachtengordel.Elders is het niet anders: elk land en elke regio heeft zijn historische momentum waarin sublieme ontwerpers de steun kregen van een overheid, landelijk of regionaal, die over voldoende draagkracht beschikte, zowel politiek als financieel. Iedereen kent de voorbeel-den: Haussmann in Parijs, Cerda in Barcelona, Ebenezer Howard in Groot-Brittannië. Maar om daarmee te zeggen dat Frankrijk, Spanje en Engeland door de eeuwen heen met louter hoogstaand ontwerp voor de dag kwamen – nee.Waarschijnlijk is de werkelijkheid prozaïscher dan veel betrokken zich kunnen of willen voorstellen. Ontwerp van een superieur niveau is niet de regel, noch in Nederland, noch daarbuiten. Het is een uit-zondering.Dat alles wil niet zeggen dat je niet moet blijven streven naar het beste. Maar als je het beste altijd als norm stelt, dan raak je onher-roepelijk teleurgesteld. En misschien hebben ze dat in Den Haag wel beter begrepen dan wij ons realiseren.

Bert Bukman

Foto

Chr

isti

aan

Kruw

els

Page 2: Blauwe Kamer

6 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 7

16

inhoud rubrieken 4 /2012

AMERICANA 76Amerikanen zijn constant bang voor daling van hun woningwaarde – met verkwistende eenvormigheid en saaiheid als gevolg.

BOEKEN 78• Een literaire erfenis van Klaas

Kerstra• Rudolf Bak: Facetten van ont-

grondingen• 2000 jaar Utrechtse stadsland-

bouw• Maurits de Hoog: Ontwerpen aan

‘interactiemilileus’ in de Hol-landse metropool

BNSP 80• Elma van Beek: ‘Ontwerpen is

veel meer dan het vormgeven van een ideaalbeeld’.

NVTL 82• Landschapsarchitectuur als duur-

zame strategie: Stad van de Zon in Heerhugowaard.

• Nieuwe NVTL-voorzitter Frans Boots: ‘Ik denk in kansen.’

PLATTEGROND 84De ongeëvenaard snel groeiende supergemeente Chongqing symbo-liseert de groeiende aandacht in China voor de binnenlandse markt.

PLANKRITIEK 42• De boulevard in Scheveningen

kreeg een facelift: mooi en veilig.• Kristalbad in Twente: verlangen

naar meer toegankelijkheid.

• Groene long langs de Leidse Singel

• Verbinden en transformeren in Bordeaux

• Tuin der zinnen in Huys Dever• Onderzoek naar Tilburgse ‘tus-

senplekken’• Meer gezicht voor de Noordas• Openheid in Muidense brug

ECHO 8• Strijd om Floriade 2022• Minder rijksadviseurs adviseren

overheid door de crisis heen• Crisis- en herstelwet wordt per-

manent• Zorgen om grote fusie architec-

tuurinstituten

KRONIEK VAN HET NIEUWE LANDSCHAP 16Noord-Hollandse landbouw vecht voor overleving

42

8

82

84

7448

68

10

U VRAAGT OM RUIMTE VOOR HET CREATIEVE SPEL.

WIJ GEVEN DE SPEELRUIMTE.

4

Om wijken en buurten, parken en landschappen aantrekkelijk te maken moeten

de handen kunnen realiseren wat het hoofd bedenkt. HUWA denkt met u mee

en maakt het mogelijk. Ons kleurrijke assortiment straatbakstenen baant de

weg naar optimale ontwerpvrijheid. En heeft u bijzondere wensen, dan spelen

we dat samen met u klaar.

HUWA legt de basis www.huwastraatbaksteen.nl

120178_HUWA_adv_BLK_230x310_4_def.indd 1 20-07-12 11:06

54

Page 3: Blauwe Kamer

8 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 9

BouwvalDe openingsceremonie van de Olympische Spelen in Londen begon met een pastoraal old English landschap waaruit fabrieksschoorstenen verrezen die de industriële revolutie (volgens de Britten net als tafel-tennis een Engelse uitvinding) moesten verbeelden. Jammer genoeg kwamen daarna verpleegsters en kindermeisjes het toneel op, terwijl dat eigenlijk architecten en stedenbouwkundigen hadden moeten zijn. Immers de idealen van de moderne architectuur en stedenbouw zijn vooral te begrijpen uit een reactie op de erbarmelijke leefomstandig-heden van de volksmassa’s in de negentiende eeuw en ze gelden wat mij betreft nog altijd. Maar hoewel, zelfs in Nederland, een aardige woning in een leuke wijk in wezen onbetaalbaar is, hoor je toch steeds meer, ook van normaliter redelijk denkende vrienden en collega’s, dat er geen nieuwe gebouwen nodig zijn en dat we bestaande gebouwen maar moeten blijven gebruiken. Vlak voor de bouwvak hebben de overheid en marktpartijen een convenant gesloten waarin naast ‘stevige ruimte-lijke beleidskaders’ ook veel verwacht wordt van ‘regionale kantoren-fondsen’. De rekening voor de sloop of transformatie van verouderde panden gaat dus niet geheel naar de eigenaar of initiatiefnemer. Geen wonder dat al die onrendabele gebouwen die na de Olympische Spelen achterblijven financieel geen probleem zijn. Maar het wordt tijd om in de ruimtelijke ordening te gaan werken met twee ‘ruïnen-theorieën’. De traditionele Actuariële Ruïnetheorie bepaalt hoeveel eigen geld een bank of ontwikkelaar moet hebben om te voorkomen dat als er iets fout gaat er een financiële ruïne overblijft. Daarnaast kunnen we voortbor-duren op de Duitse Ruinenwerttheorie, die stelt dat we gebouwen zo moeten ontwerpen en bouwen dat, wanneer ze leegstaan of instorten, er aantrekkelijke ruïnes overblijven. Zo zag ik onlangs vanuit mijn hotelkamer in Dublin het betonskelet van de gestopte nieuwbouw voor een Ierse bank. En dat deed mij (en mijn echtgenote natuurlijk) den-ken aan het plan libre (de vrij-indeelbare plattegrond) zoals bekend een van de vijf kenmerken van architectuur, althans volgens Le Corbu-sier. Andere toeristen waren meer gecharmeerd van Keltische ruïnes, ingestorte kerken en kastelen en de leegstaande boerderijtjes van na de hongersnood van 1845. En eerlijk gezegd vond ik de meer dan 3000 over het land verspreide door de vastgoedcrisis leegstaande nieuwbouw-wijkjes ook weinig opwekkend. Maar misschien stonden ze nog te kort leeg om tot die gewenste romantische ruïne te vervallen. Alleen treurig dat deze theorie door Albert Speer, hofarchitect van Hitler, is ontwik-keld voor de propagandistische Spelen van 1936. Maar we hebben uit die tijd ook het lopen met de Olympische fakkel overgenomen en de nationalistische heroïek en trots. Gelukkig hadden de Britten nog mis-ter Bean om zowel een voor London-2012 hergebruikte sportfilm als de daarbij horende irritante Olympische muziek voldoende af te bran-den. Alleen als wij in 2028 ook zo’n komiek inzetten wil ik de Spelen in Nederland overwegen. Ondertussen heb ik in de tuin een zwembadje aangelegd en hangt het Hollandhuis-fotootje van onze dochters met Ranomi boven het logeerbedje van onze kleindochter. Naast een afbeel-ding van het half af te breken Aquatics Centre van Zaha Hadid. Kan ze kiezen of ze zwemster wil worden of architect.

column Tjerk Ruimschotelecho

Er zijn vier plannen ingediend voor de komende Floriade van 2022. De regio’s Boskoop, Amsterdam, Groningen en Almere presenteerden eind juli hun plannen voor de tuinbouwmanifestatie, met klinkende namen die voor het ontwerp tekenden. In oktober wordt bekend wie de Floriade 2022 mag realiseren.

Terwijl de huidige Floriade nog in volle

gang is – Venlo telde halverwege de

manifestatie ruim 1,1 miljoen bezoe-

kers – is de strijd om de vestigingslo-

catie van de Floriade 2022 al losgebar-

sten. In juli presenteerden vier regio’s

hun ambitieuze bidbooks.

Regio Boskoop presenteerde zich

onder de noemer Holland Central |

Green XChange als het centrum van

een innoverende greenport. Regio Gro-

ningen vertelde vooral het verhaal van

Noord-Nederland met topsectoren en

kennisinstellingen. Almere profileerde

zich als model voor een Green City met

stadslandbouw en voedselproductie in

en om de stad. En de regio Amsterdam

presenteerde zich als netwerkstad

met de tuinbouw als aanjager voor

de regionale economie en de stad-

landverbinding.

MarketingcampagneIn de nieuwe plannen zijn de twee mil-

joen bezoekers het minimumstreven.

Groningen gaat daarvan uit. Almere

verwacht hoger uit te komen. Amster-

dam rekent op drie miljoen bezoekers.

Boskoop hoopt zelfs boven de vier mil-

joen uit te komen. Elk bidbook bevat

een uitgekiende marketingcampagne

om zo veel mogelijk bezoekers te trek-

ken.

De potentiële organisatoren van de

Floriade denken er ondanks de huidige

crisis in 2022 financieel goed uit te

sprongen. Boskoop en Amsterdam

willen zo’n honderd miljoen euro

investeren en verwachten uit de kosten

te komen: Boskoop rekent op 300 tot

450 miljoen euro aan extra bestedin-

gen in de regio; Amsterdam op 440

miljoen. Groningen heeft het laagste

budget, 77 miljoen euro. Almere mikt

op een investering van 180 tot 230 mil-

joen euro en denkt tussen de 350 en

590 miljoen euro in de regio te kunnen

terugverdienen.

Alleen al als het om cijfers gaat, zijn de

plannen voor Floriade 2022 ambitieus

te noemen. Dat geldt ook voor de ont-

werpers die zijn aangetrokken: OMA

door Boskoop, West 8 door Groningen,

MTD Landschapsarchitecten door

Amsterdam en MVRDV door Almere.

Hun ruimtelijk ontwerpen lopen sterk

uiteen.

Menselijk gezichtHet hart van de Floriade in de regio

Boskoop ligt tegen Zoetermeer aan,

op de kruising van de A12 en de N209.

OMA deelt het landschap rond het

manifestatieterrein op in vieren: het

stadslandschap van Zoetermeer, het

polderlandschap van het Groene Hart

in het noordoosten, het produc-

tielandschap met de glastuinbouw

richting Bleiswijk in het zuidwesten

en het recreatielandschap van de Rot-

temeren in het zuidoosten. Deze vier

landschappen komen op het terrein

samen in een cirkel, met daarin een

afwisseling van de contrasten tussen

stad en land, dichtheid en leegte en

rust en drukte.

Groningen moet de Floriade worden

met een ‘menselijk gezicht’, als het

aan Adriaan Geuze van West 8 ligt. Het

manifestatieterrein ligt op het braak-

liggende voormalige fabrieksterrein

van de Suiker Unie aan de westelijke

ringweg. Dit is ‘gratis’ ruimte voor

een tijdelijke gebiedsontwikkeling tot

Floriade, tot het terrein in 2025 zijn

definitieve bestemming krijgt. Vanuit

dat gebied lopen verbindingen naar de

stadsparken en de binnenstad, waar

West 8 veel gebruik gaat maken van

bestaande gebouwen, waaronder de

Martinikerk. Ook komen er in de aan-

loop tot de Floriade twee opvallende

gebouwen bij: in 2013 het Infoversum,

een dome theater met 3D-bioscoop

voor wetenschap, cultuur en kunst,

en het Groninger Forum aan de Grote

Markt als huis van cultuur en informa-

tie in 2017.

Groene boulevardAmsterdam tovert Zuidoost in fasen

om tot een tuinbouwexpositie, daarbij

inspelend op de toekomstige ruimte-

lijke ontwikkeling. In leegstaande kan-

toren groeien straks groenten en fruit,

spoordijken en andere gebiedjes krij-

gen een tijdelijke invulling met bloem-

bollen, fruit- en notenbomen. In 2014

worden de flanken van het Bijlmerpark

ingeplant met bomen. Rond 2016

verrijst het gebouw De Staande Kas,

een icoon en administratief centrum

voor de Nederlandse tuinbouwsector,

Greenport Noord-Holland Noord,

Greenport Aalsmeer en de Tuinbouw-

raad. Rond 2018 moet er een groene

boulevard liggen en in 2020 krijgt de

Gaasperdammerweg een bouwkundige

invulling.

De Floriade in Almere is stedenbouw-

kundig de meest ambitieuze ingreep.

Uitgaande van de gedachte dat Almere

de enige stad is die uitgaat van de

filosofie van de garden city van de

Britse socioloog Ebenezer Howard,

en vasthoudend aan de groeifilosofie

van de stad, moet de Floriade een

‘Almere 2.0’ opleveren. Het vele groen

in Almere moet hierin beter gebruikt

worden, of zoals de auteurs van het

bidbook zeggen: ‘geactiveerd’, door

het te gebruiken voor hedendaagse

functies als voedselproductie, tuin-

bouw, gezondheid en zorg, kunst, cul-

tuur en educatie, recreatie, energie en

watermanagement. De Floriade moet

een ‘tapijt aan tuinen’ worden tussen

Almere Hout en het Stadshart, zodat

het nieuwe rechthoekige terrein via het

groen de stad verrijkt.

Martin Woestenburg

Vier regio’s strijden om Floriade 2022

Het ontwerp voor de Groningse Floriade van West 8.

MTD ontwierp een Floriadeplan voor Amsterdam-Zuidoost.

Plan voor de regio Boskoop door OMA. Het ambitieuze stedenbouwkundige plan van MVRDV voor een Almeerse Floriade.

Page 4: Blauwe Kamer

10 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 11

strip Ronald van der Heideecho

De Crisis- en herstelwet krijgt een

vaste plek in de gereedschapskist

van de ruimtelijke ordening. De

Tweede Kamer heeft ingestemd

met een verlenging tot na 1 januari

2014, de oorspronkelijke einddatum.

De werking van de wet is en blijft

beperkt tot projecten die de minis-

ter-president aanwijst. Dit najaar

volgt alweer de zesde tranche.

In het ombuigen van de crisis in her-

stel heeft de Crisis- en herstelwet

(ingevoerd in 2010) weinig betekend.

Maar in de ambitie van de regering

om planologische procedures te ver-

lichten, heeft hij zijn waarde bewe-

zen. Infrastructuurprojecten konden

bijvoorbeeld eerder in uitvoering

worden genomen, zoals de snelweg

A4 door Midden-Delfland en de A74

bij Venlo. Een aantal omstreden

elementen van de wet maakte dat

mogelijk. Zo zijn beroepsmogelijk-

heden beperkt, waardoor onder

meer lokale overheden geen beroep

meer kunnen aantekenen, en de

eisen aan een milieueffectrappor-

tage zijn vereenvoudigd.

De werking van de wet blijft niet

beperkt tot het versnellen – volgens

tegenstanders het doordrukken

– van rijksprojecten. Gemeenten

profiteren in hun gebiedsontwik-

kelingsplannen van de mogelijkheid

om in tien jaar tijd naar de wettelijke

milieunormen toe te groeien en om

projecten gebundeld in de inspraak

te brengen. Verder is er meer

ruimte voor innovaties, ook als die

niet direct aan alle regels voldoen.

Voorbeelden zijn miniwindturbines

en waterwoningen. Nieuw is het

wetsonderdeel dat het gemakkelij-

ker maakt om af te wijken van een

bestemmingsplan. Dit moet het her-

bestemmen van leegstaand vastgoed

bevorderen.

Officieel is de Crisis- en herstelwet

nog niet permanent. Dat was wel het

voornemen van het kabinet, maar

de Raad van State oordeelde uiterst

kritisch, onder meer omdat de wet

nooit serieus is geëvalueerd. Die kri-

tiek is behendig omzeild door de wet

niet ‘permanent’ te maken, maar

‘voor onbepaalde tijd te verlengen’.

Evaluatie volgt in 2013. Een eventu-

eel permanent karakter is overigens

relatief, want het is de bedoeling dat

de wet opgaat in de integrale Omge-

vingswet. Invoering hiervan staat

voor 2017 op de agenda.

Peter Paul Witsen

Crisis- en herstelwet permanent verlengd

Met minder rijksadviseurs noodzaak van ontwerpkwaliteit blijven promoten

‘Zangers van zuinig aan’, noemt voor-

malig rijksbouwmeester Liesbeth van

der Pol het College van Rijksadviseurs

(CRA). Geen ruime adviezen of royale

gebaren meer; méér met minder luidt

het devies. Ook in de formatie van het

nieuwe College –met Frits van Dongen

(de huidige rijksbouwmeester), Eric

Luiten (rijksadviseur voor Landschap en

Water) en Rients Dijkstra (rijksadviseur

voor Infrastructuur en Stad) – klinkt de

crisis door. Gevraagd en ongevraagd

advies blijven de rijksadviseurs geven,

maar wel met één man minder.

LeegstandDe rijksadviseur voor Cultureel Erfgoed

valt af. Wim Eggenkamp, die de functie

van 2008 tot 2012 vervulde, krijgt geen

opvolging. In plaats daarvan maakt

cultuurhistorische expertise integraal

onderdeel uit van het nieuwe College.

Herbestemming en herontwikkeling,

Eggenkamps voornaamste thema’s,

blijven belangrijk, ook buiten de veer-

tig krachtwijken. ‘De nieuwe nieuw-

bouw’, noemt rijksbouwmeester Van

Dongen het zelfs. Vanzelfsprekend is

herbestemming echter nog lang niet,

ondanks het in 2010 door Eggenkamp

opgerichte H-team. Met één boerderij

toepasselijk deed hij dit niet met een

tekst, maar met een kaart, een waarop

steden en plekken multimodaal, dat

wil zeggen op meerdere wijzen bereik-

baar zijn. Auto, openbaar vervoer en

spoor worden verknoopt. Kennis wil

Venhoeven halen uit de analyse van

reeds bestaande knooppunten, zoals

de Zuidas of Zwolle. De opgebouwde

expertise wordt ingezet bij de vorming

van een zeer uitgebreid, multimodaal

mobiliteitsnetwerk.

De komkommertijd mag dan voorbij

zijn, de crisis is dat nog niet. De vraag

rijst dan ook of een dergelijk netwerk

en dergelijk hoge ambities realiseer-

baar zijn. Net als het vorige college,

hecht het nieuwe CRA veel waarde

aan de kracht van het ontwerp. Een

geheim wapen, daarvan is rijksadviseur

Rients Dijkstra overtuigd: ‘We moeten

de sterke kanten van de Nederlandse

ontwerpcultuur opnieuw tot leven

wekken.’ Als hoofdarchitect van het

Rotterdamse Maxwan Architects

and Urbanists, geeft Dijkstra zelf het

goede voorbeeld. En ook de nieuwe

rijksadviseur voor Landschap en Water

is afkomstig uit de ontwerppraktijk.

Naast hoogleraar Cultuurhistorie en

ontwerp aan de TU Delft, is Eric Luiten

werkzaam als landschapsarchitect.

LeefomgevingNaast het ontwerp moet het belang van

echte samenwerking worden erkend,

zo meent Dijkstra. Tussen mensen en

tussen opgaven; iets wat zich volgens

Dijkstra onder andere moet vertalen

in ‘een belangstelling voor de cultu-

rele, sociale én economische kanten

van stadsontwikkeling’. Bovendien

is infrastructuur een onlosmakelijk

onderdeel van onze leefomgeving, zo

vindt de kersverse rijksadviseur. In het

eerste advies van het nieuwe college,

‘Actieagenda architectuur en ruimtelijk

ontwerp 2013-2015’ dat in september

verschijnt, zijn de visies van de nieuwe

rijksadviseurs verder uitgewerkt. Vast

staat de aandacht voor integraliteit:

die blijft rondzingen, met een stem

minder of meer.

Madelief ter Braak

per dag en twee kerken per week, groeit

de leegstand immers gestaag. Boven-

dien worden de komende jaren vele

rijksgebouwen- en terreinen afgestoten.

Als thema is herbestemming echter wel

op de kaart gezet. Dat geldt ook voor de

publieke waarde van het landschap, de

verbinding tussen landschap en natuur,

de koppeling van infrastructurele aan

ruimtelijke opgaven en een zorgvuldige

vormgeving van het snelwegenland-

schap. Niet voor niets is ‘Op de kaart

gezet’ de titel van de afscheidspubli-

catie van het college waarin naast de

verdiensten van voormalig rijksadviseur

Eggenkamp, ook die van Yttje Feddes

(Landschap) en Ton Venhoeven (Infra-

structuur) worden belicht. Van windtur-

bines tot het wijkenprogramma, en van

de MIRT-verkenning tot multimodale

knooppunten – het scheidend college

heeft veel zaken op de agenda gezet.

KaartOp de kaart of er af, multimodaal blijft

een vrij abstract begrip. Tijd voor uitleg,

zo vond ook Venhoeven. In zijn advies

‘Over stad, spoor en snelweg’ dat op

3 juli tijdens de wisseling van het col-

lege werd gepresenteerd, licht de voor-

malige rijksadviseur het begrip toe. Heel Het nieuwe CRA: Eric Luiten, rijksbouwmeester Frits van Dongen en Rients

Dijkstra.

Page 5: Blauwe Kamer

12 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 13

WeerwerkIn juli las ik dat de provincie Groningen zeventien miljoen euro scha-devergoeding gaat vragen aan twee grote aannemers, wegens onenig-heid over het ‘woonproject’ Blauwestad. De aannemers waren betrok-ken bij de ontwikkeling van die mislukte stad in Oost-Groningen en besloten uit de onderneming te stappen; ter compensatie zouden ze tweehonderd van de onbebouwde kavels aankopen, maar dat deden ze niet en de provincie besloot naar de rechter te gaan. Uit nieuwsgie-righeid en omdat ik een stuk over de dichter Bert Schierbeek (1918-1996) wilde schrijven ging ik er weer eens kijken, bij Beerta, het dorp dat Schierbeek zo lyrisch, spottend en soms ronduit kwaad oproept in zijn baanbrekende bundel Weerwerk uit 1977.Als je bij Beerta op de nieuwe rotonde de goede afslag neemt, zie je in het wonderlijk ingerichte landschap al meteen een knalrood bouw-sel in de verte, postmodernig in zijn luidruchtige aanwezigheid, die aan een televisiereclame doet denken, de platte gevel beletterd met de niet te missen mededeling BLAUWE/STAD, weerspiegeld in het water van het meer waaraan de plannenmakers zich zo’n 1500 wonin-gen hadden gedroomd. Dit was het boerenland waarover Schierbeek schreef: ‘...en wel heel het land in korengeel en gras-/groen en de beesten en ook de mensen heel klein midden/in het gele zinderende koren’.Van die 1500 woningen waren er 180 verkocht in 2010 en nu drup-pelt het nog zo’n beetje door, en dat zie je als je door het gebied van Blauwestad rijdt: over grote afstanden lopen de smalle wegen langs lege kavels. Mij valt het woord gesneden in, dat Schierbeek, geboren in Glanerbrug maar opgegroeid in Beerta, gebruikt om het verschil tussen de dorpen van zijn kindertijd en het landschap van nu feilloos aan te geven:

denk ik:in de dagen van het dorphad het gezicht nog de schijnvan onschuldwerden de eerste verrukkingenen verschrikkingenervaren binnen de tuinen enboomgaarden sloten en weilandeneindeloze velden en polders diezich aan elkaar vermenigvuldigdenin een vreemde mystiek diesamenhangt inderdaad met misten gevoelens gevoed door in elkaarvloeiende beeldenniet gesneden zoals later

‘Mislukt door de crisis, Blauwestad,’ zeggen de verantwoordelijke autoriteiten zorgelijk. Maar we weten inmiddels ook hoeveel dit soort megalomane ondernemingen met hun onverschilligheid tegenover het landschap hebben bijgedragen aan de crisis.

Willem van Toorncolumnecho

Louis Le Roy (1924–2012): estheet en wilde-tuin-filosoof

Op 87-jarige leeftijd is op 15 juni

kunstenaar, ecofilosoof en wilde-

tuinman Louis Le Roy overleden. Le

Roy werd bekend van zijn Ecokathe-

draal en was in Groningen zijn tijd

vooruit als tuinarchitect.

Architectuur die nooit af is, omdat

de natuur het werk van de ont-

werper overneemt – zo zou je de

denk- en werkwijze van Louis Le

Roy kunnen omschrijven. Le Roy in

een documentaire uit 2003: ‘Ik ben

estheet, ik zet een ding neer, en dan

geef ik dat ding aan de natuur terug.

Dat wil zeggen, de natuur pakt het in

en mijn esthetiek verdwijnt.’

Le Roy was tekenleraar en kunste-

naar toen hij zich in de jaren zeven-

tig ontpopte als tuinarchitect, maar

eerder noemden mensen hem eco-

filosoof of wilde-tuinman. Hij werd

bekend van zijn ambitieuze project

honderd meter hoog bouwsel dat

nog tijdens de bouw door de natuur

wordt overwoekerd.

Le Roy zag zijn bouwsel als een orga-

nische en intuïtieve fusie van cultuur

en natuur en als een doorlopend,

bijna levend project. ‘Mensen zeg-

gen: houdt u nou nooit op? Ik zeg: ik

begin elke dag overnieuw.’ Deson-

danks bouwde hij zijn Ecokathedraal

heel precies uit, met planmatigheid

en esthetisch gevoel. Het is geen

grapje, stelde hij, het is een project

waarin mensen – en steeds meer

mensen kwamen hem helpen – leren

bouwen en leren omgaan met de

natuur.

Vanaf 1973 werkte Le Roy aan het

project Wilgenbos in de Groningse

wijk Lewenborg, waar hij volgens

dezelfde principes samen met de

bewoners een park ontwikkelde. Op

het kale stuk grond werden wilgen

geplant, bloemen ingezaaid, en

bouwden bewoners met sloopmate-

riaal aan stenen piramides en andere

bouwsels. Een combinatie van par-

ticipatief ontwerpen en cradle to

cradle avant la lettre.

De Ecokathedraal wordt nu beheerd

door Stichting Tijd, die ook via sym-

posia, boeken, website en artikelen

het gedachtegoed van Le Roy levend

houdt. Op 10 oktober, de ‘dag van

de duurzaamheid’, is in Mildam

de Ecokathedraal voor iedereen te

bezoeken.

Martin Woestenburg

Een ontwerp voor een ‘biertuin’

voor een festival in het Franse

Chaumont-sur-Loire en een plan van

de gemeente Amsterdam voor een

buitendijks park aan de Amstel. Dat

waren de winnaars van de streetpitch

die de NVTL op 14 juni organiseerde

tijdens het evenement Street-

Days voor landschapsarchitectuur

en openbare ruimte. Een vakjury

bestaande uit landschapsarchitect

Eric Luiten, beeldend kunstenaar

Erick de Lyon en Christiaan Beek-

huis van de gemeente Delft, koos de

twee ontwerpen uit vijftien pitches,

presentaties van vijf minuten. In Le

jardin de la bière van Joost Emmerik

wordt de inrichting bepaald door de

ingrediënten van de productie van

bier, zoals hop en gerst, voldoende

voor de productie van tweehonderd

liter bier aan het einde van het fes-

tival. Het park in Amsterdam, ont-

worpen door de Dienst Ruimtelijke

Ordening van de gemeente op basis

van een eerdere ontwerpwedstrijd,

moet aan passanten een ruim uit-

zicht gaan bieden op de rivier. Het

ontwerp voorziet in een open zicht

aanmoedigingsprijs uitgereikt aan

Jacqueline Ram van Hogeschool Van

Hall Larenstein voor haar pitch De

Waterfabriek.

Bert Bukman

naar de rivier en het gebruik van

duurzame materialen. Ook komen

er horecagelegenheden en een pas-

santenhaven in de buurt, evenals

een drijvend zwembad. Ten slotte

werd tijdens de streetpitch een

Landschapsarchitect Michael van

Gessel is met het renovatieproject

voor landgoed Twickel genomineerd

voor de Rosa Barba European Land-

scape Prize. De andere genomineer-

den zijn: Robbel Steffan, Jacqueline

Osty, Michel Desvigne, Martí Franch

Batllori, Marianne Mommsen en João

Ferreira Nunes. De winnaar wordt op

28 september bekendgemaakt. De

genomineerde projecten zijn vanaf

27 september te zien tijdens de

Biënnale in Barcelona. (B.v.d.K.)Meer op www.coac.net/landscape

De masteropleiding Stedenbouw

aan de Academie van Bouwkunst in

Amsterdam heeft Arjan Klok aange-

steld als afdelingshoofd. De komende

vier jaar wil Klok naar eigen zeggen

de nieuwe lichting stedenbouwkun-

digen zo veelzijdig mogelijk opleiden.

Daarbij wil hij studenten leren om

in te spelen op huidige condities en

dit te vertalen naar heldere en pak-

kende voorstellen. Na zijn studie

aan TU Delft heeft Klok zich vooral

beziggehouden met de inpassing van

grootschalige infrastructuur in onder

meer Leidsche Rijn, de Amsterdamse

Zuidas en stationsomgevingen van

Utrecht Centraal, Tilburg en Ensche-

de. (B.v.d.K.)Zie verder www.ahk.nl

Prijzen voor een biertuin en een buitendijks park

Arjan Klok als leermeester

de Ecokathedraal in Mildam. Daar

werkte hij met sloopmateriaal uit

de bouw aan een, in navolging van

de middeleeuwse kathedralen, dui-

zend jaar durend bouwproject dat

uiteindelijk moet resulteren in een

Nominaties Rosa Barba prijs

Genomineerd: het project Cap de

Creus van Martí Franch.

De biertuin van Joost Emmerik.

Plan voor een buitendijks park aan de Amstel door DRO.

De Ecokathedraal – Louis Le Roys kunststukje.

Page 6: Blauwe Kamer

14 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 15

echo

Knipperen met je ogen, druppels spetteren in je gezicht. De fontein van de Lustgarten, Berlijns’ oudste publieke tuin, biedt verfrissing, hier op het museu-meiland. Door je wimpers en het water, heb je zicht op de beruchte Berlijnse Dom, in bombastische neo-barrok, en het Altes Museum, een neoclassicistische tempel van vorming en verhevendheid. En leegte aan de andere kant: het enorme Stadtschloss is al in 1950 door de communisten gesloopt. Maar erg is dat niet; op hete dagen zoekt men immers verkoeling, geen cultuur.In de schaduw van de granieten schaal puffen toe-risten uit van wat Berlijn te bieden heeft. Ooit een drassige zandbank in de stadsrivier Spree, biedt het museumeiland heel veel kunst, en nog veel meer geschiedenis. Als tuin van het Stadtschloss, maakten sculpturen, fonteinen, moestuinen, exotische planten en onderaardse grotten, een wandeling in de Lust-garten tot een waar genot. Keurige plantenbakken en kortgeknipt gras in geometrische patronen, doen het vandaag de dag ook goed. Onder de nieuw aange-plante lindebomen is het nog altijd lekker lummelen.Stofwolken en soldatenlaarzen maakten een einde aan de rust, toen de Lustgarten in de achttiende eeuw werd omgevormd tot paradeplaats van de Pruisische keurvorsten. De heftige emoties bleven, ook toen de fameuze vormgevers Schinkel en Lenné de exercitie-plaats honderd jaar later weer omvormden tot open-bare tuin. Tussen de bloemenperken protesteerden 500.000 Berlijners in de Weimartijd tegen de opko-mende rechts-radicalisering, maar baten mocht het niet. Gras maakte wederom plaats voor steen, waar-over strijdliederen en Heil-Hitlers zouden galmen.Kyrieleis, klinkt vandaag maar net boven het geklater

van de fontein uit. Een hoog en ijl gehum is het, met lang niet zoveel overtuigingskracht. De spelende kin-deren rondom de fontein, springend van steen naar steen, nemen nauwelijks notie van de groep. Geen rood-zwarte vlaggen, vaandels, of lichtbundels dit keer. Enkel een bord, met ‘Jesus Rettet’ erop. Onder-aan bevindt zich een bebrild jongetje, die wat draalt van links naar rechts. Het is ook een zware boodschap, die hij te verkondigen heeft.‘Rettung in letzter Minute’, staat er op het papiertje dat een langgerokte vrouw mij in de handen drukt. Hitler of de Here: de Lustgarten is nog altijd de plek waar meningen worden gemanifesteerd. Papier, steen of gras; het medium doet er eigenlijk niet zoveel toe. De huidige vorm van deze openbare ruimte grijpt terug op een minder omstreden geschiedenis. Op de grasperken van vóór de stenen nazi- en DDR-parade-plaats. En op de vroegere fontein, nu in een modern jasje gestoken. De aantrekkingskracht blijft dezelfde, ook voor het bebrilde jongentje. Zonder bord en zonder boodschap, huppelt hij vrolijk de verkoeling tegemoet.

Madelief ter Braak

standplaats berli jn

Lustgarten

Het Nederlands Architectuurinstituut

(NAi) fuseert met Premsela (Neder-

lands instituut voor design en mode)

en Virtueel Platform (kennisinstituut

voor e-cultuur) tot een nationale

instelling voor architectuur, design

en e-cultuur. De fusie is een gevolg

van de bezuinigingen in de cultuur-

sector. Toch adviseerde de Raad voor

Cultuur de staatssecretaris om het

nieuwe instituut 7,8 miljoen euro

subsidie in het vooruitschiet te stel-

len.

Directeur van het nieuwe insti-

tuut wordt Guus Beumer, nu nog

directeur van het cultuurcentrum

Marres en NAiM/Bureau Europa in

Maastricht. In september wordt de

nieuwe naam van het fusie-instituut

bekend gemaakt.

Onder architecten bestaan zorgen

over het samengaan van de insti-

tuten. Volgens het beleidsplan van

de nieuwe instelling krijgen de drie

werkvelden evenveel aandacht. Dit

kan, zo laten architecten weten in

Zorgen om fusie architec-tuurinstituten

Bouwen volgensPlayboy

Je zou er misschien niet meteen

opkomen, maar het mannenblad

Playboy heeft in de jaren vijftig en

zestig de nodige invloed gehad op

smaak ontwikkelen. Meer hierover is

te zien op de tentoonstelling ‘Play-

boy Architecture 1953-1979’ van 29

september tot 13 januari in NAIM/

Bureau-Europa in Maastricht. Aan

de hand van foto’s, films, interviews

en designobjecten is te zien hoe

Playboy architectuur inzette om te

verleiden. (B.v.d.K.)Zie www.bureau-europa.nl

Foto

Han

s Pe

ter

Föllm

i

Groene biënnaleDe volgende editie van de Internatio-

nale Architectuurbiënnale in Rotterdam

(IABR) heeft als onderwerp Urban by

Nature. Curator is landschapsarchitect

Dirk Sijmons. In mei 2014 kan de bezoe-

ker door het oog van de landschapsar-

chitect kijken naar stedelijke problemen

als waterbeheer, voedselproductie,

afvalverwerking, energieopwekking,

infrastructuur en ecologie. De biënnale

behandelt thema’s als de relatie tussen

stad en natuur, de stad als natuur en

de stad als zelfregulerend organisme.

(B.v.d.K.)Zie www.iabr.nl

Faro krijgt internationale erkenning

Voor het in 2011 opgeleverde hou-

ten kerkje in het Gelderse Elspeet,

is Faro architecten bekroond met

een International Architecture

Award. Het gebouwontwerp is een

verwijzing naar de vele schuur- en

schuilkerken die in de omgeving

van Elspeet hebben gestaan. Deze

sobere kerkjes waren eenvoudige

ontmoetingsruimten waar men

samenkwam om uit de bijbel te

lezen. Voor het kerkje van Faro is

gebruik gemaakt van gerecycled

hout uit een oud klooster, de muren

en daken zijn voorzien van vlasde-

kens. (B.v.d.K.)Zie www.faro.nl voor meer informatie

een artikel in de Volkskrant, ten koste

gaan van de vernieuwing van het

architectenvak.

In diezelfde krant laat vertrekkend

NAi-directeur Ole Bouman weten:

‘Als ik wegga, heb ik zes jaar bij het

instituut gewerkt. De bezoekersaan-

tallen zijn toegenomen en er waren

mooie tentoonstellingen, lezingen en

debatten. Het is aan iemand anders

om dit nieuwe instituut van de grond

te krijgen.’

Mark Hendriks

architectuur en design. Dit bewijst

het promotieonderzoek van profes-

sor Beatriz Colomina en de daaruit

voortvloeiende tentoonstelling

‘Playboy Architecture 1953-1979’.

Playboy wilde door het aanmeten

van een nieuwe identiteit aan de

man, hem bevrijden van de trut-

tigheid van het gezinsleven in de

Amerikaanse buitenwijken en hem

transformeren tot een felbegeerde

vrijgezel. Daarmee kon hij zich, net

als de feministische vrouw, onder-

scheiden als individu en zijn eigen

Foto

Bru

ce D

avid

son/

Mag

num

/HH

Welke stad wil tegenwoordig niet

duurzaam zijn? Brussel doet deze

zomer een duit in het zakje met

de manifestatie Parckdesign 2012

– Garden. Brussel is een van de

groenste steden van Europa. De par-

ken en perken zijn echter ongelijk

verspreid over de stad. Garden con-

centreert zich daarom in de stenige

wijken Kuregem en Molenbeek. De

organisatie stelt dat door braaklig-

gende en verwaarloosde terreinen

in het stadsweefsel te integreren,

een bijdrage wordt geleverd aan

‘de opbouw van een duurzame stad

die dichter bij de bewoners en de

gebruikers staat’.

Twaalf teams van landschapsarchi-

tecten en kunstenaars manifesteren

zich vier maanden in hoekjes bij

bruggen, op daken, binnenhoven en

veldjes. Steeds leggen zij een kop-

peling naar de gebruikers en het

gebruik. De Belgisch/Franse Studio

Basta & Wagon Landscaping bouwt

een stellage tegen een gebouw in

de Birminghamstraat: Le jardin de

l’eSKYlier. Op het bovenste platform

weelderige moerasvegetatie op het

terrein nodigt al uit tot een ont-

dekkingsreis. De koppeling van de

begroeiing en ondergrond met een

biologisch waterzuiveringssysteem

maakt het nog eens extra spannend.

Voor het overige bevat Parckdesign

de inmiddels vertrouwde moes-

tuinen, oogstfeesten, buurtbar-

becues, en collectief getimmerde

straatmeubels, die met het oog op

bestendiging zijn ontwikkeld samen

met lokale verenigingen, bewoners

en eigenaren. Geen verrassende

ontwerpen, maar prettige dagelijkse

plekken voor de mensen die hier

wonen.

Martine BakkerParckdesign 2012 - Garden duurt tot en

met 14 oktober.

Vrolijk duurzaam in Brussel

ligt een kleine beschutte tuin met

een grandioos nieuw uitzicht.

Kunstenaar Jeanne van Heeswijk en

landschapsarchitect Marcel Vander

Meijs leveren met Trash Taxi com-

mentaar op het afval op straat. Zij

filmden gesprekken met buurt-

bewoners die in een taxi worden

afgespeeld. Wie meerijdt krijgt de

mogelijkheid om zelf ook wat op te

ruimen – op de imperiaal staan rie-

ten vuilnismanden, in de taxi liggen

prikkers.

Architecten van het Rotterdamse

bureau Ooze en de Sloveense kun-

stenaar Marjetica Potrc gebruiken

een drassig voormalig Shell-terrein

om de waterkwaliteit van Brussel

aan de kaak te stellen. Hun project

heet Source de Friche, wat letterlijk

braaklandbron betekent. Alleen de

^

De tuin Source de Friche.

Page 7: Blauwe Kamer

16 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 17

In de Kop van Noord-Holland vecht de landbouw om te overleven. Het landschap veran-dert daardoor ingrijpend maar agrariërs staan op het standpunt dat landschapskwaliteit iets is van de overheid en niet van henzelf. Dat constateerde het onderzoeksprogramma Nieuw Landschap na interviews met agrarische en verwante bedrijven. De oplossing? Partijen bij elkaar brengen met nieuwe verhalen over waarden in het gebied.

Peter Paul Witsen

mineralenboekhoudingen. Maar al die tijd schom-

melt de prijs die zij voor de melk krijgen tussen de

dertig en vijfendertig eurocent per kilo. Geen won-

der dat het landschap, hun bedrijfsruimte, veran-

dert. Veehouders zochten andere manieren om

de inflatie, meer dan honderd procent sinds 1980,

bij te benen. Automatisering, schaalvergroting,

nevenactiviteiten. Toen Jan Swaag en zijn broer

Klaas de melkveehouderij zo’n tien jaar geleden

van hun ouders overnamen, hadden ze groei nodig

om te overleven. Plattelandsverbreding was hun

stiel niet, een windturbine mocht niet, dus kozen

ze volledig voor hun vee. Maar op de kavel waar

de familie al eeuwenlang boerde, was geen plaats

voor 120 koeien en een ruime loopstal. Even leek

het of ze naar de Wieringermeer moesten vertrek-

ken, maar uiteindelijk konden ze verhuizen naar

een andere kavel in Barsingerhorn. Op de oude

familiekavel staan nu zeven villa’s. ‘Onze stal

beschikt over ligbedden, massageborstels en open

zijkanten voor frisse lucht’, zegt Swaag trots, ‘er

staan twee melkrobots, waar de koeien zelf heen

lopen.’ Ze hoeven de staldeuren alleen maar open

te zetten en de koeien hebben de keus: gaan ze de

wei in of blijven ze binnen.

Het wordt steeds duidelijker: de motor achter het

nieuwe landschap in de Kop van Noord-Holland

ligt bij relatief onzichtbare familiebedrijven.

NieuwLandschap interviewde tien van deze bedrij-

ven. Agrariërs, maar ook een makelaar in grond,

een aannemer die jarenlang het beheer van de

Afsluitdijk voerde, een handelsonderneming in

boormateriaal. Zij zoeken groei, nieuwe markten,

moderne bedrijfsmethoden. Maar ze blijven zo

veel mogelijk hun geboortegrond trouw.

‘We stonden voor de keuze: we veranderen van

omgeving of we veranderen de omgeving’, zegt

Anton Hiemstra van de aardappel- en groente-

handel Hiemstra. De familie koos voor het laatste.

‘Veranderen’ is een understatement: ze hebben

het oude akkerland tussen Medemblik en Mid-

denmeer ingrijpend getransformeerd. Hiemstra

BV is namelijk verantwoordelijk voor de komst

van Agriport A7. Deze clustering van grootschalige

tuinbouw, vollegrondsteelt en logistieke bedrijven

was nodig, zegt Anton Hiemstra, omdat het bedrijf

buren nodig had. ‘Het was zelfs zo dat de Noord-

Hollandse supermarktketen Deen, met zijn win-

kels bij wijze van spreken om de hoek, tegen ons

zei dat hij zijn ijsbergsla liever uit Venlo haalde,

omdat hij daar toch naartoe moest.’ Om in de Kop

van Noord-Holland te blijven, moest het bedrijf

voor zijn eigen concurrentie zorgen. ‘Dan wordt de

regio interessant voor leveranciers en klanten. In

plaats van én naar Zwaagdijk én naar Langendijk

én naar Middenmeer hoeft zo’n bedrijf nu alleen

maar naar Agriport te rijden.’

Hiemstra is inmiddels bezig om Agriport uit te

bouwen tot wat hij noemt een ‘synergiepark’ met

een gesloten energienetwerk. Restwarmte van de

tuinbouw wordt door andere bedrijven gebruikt,

waaronder in de toekomst misschien een datacen-

ter, en er liggen plannen voor een glasfabriek die

CO2 aan de tuinbouw levert.

Dit soort samenwerking is onder de Noord-Hol-

landse familiebedrijven zeldzaam. Uit de gesprek-

ken komt een beeld naar voren van harde werkers

en korte lijnen, bedrijven met hondstrouw per-

soneel die al generaties lang in de regio aanwezig

zijn (‘We hebben hier een monteur van tachtig

jaar, Herman, die heeft nog met opa gewerkt’, ver-

telt aannemer Klein). De bedrijven werken niet erg

planmatig, hebben weinig contact met onderne-

mers in andere sectoren en zijn wars van uiterlijk

vertoon. Of het nieuwe landschap zeggingskracht

heeft, of de regio er over dertig jaar trots op is, dat

zijn vragen die ver van hun bed staan.

‘Ik vind dat de discussie te veel over beeld en

esthetiek gaat, zonder dat men in ogenschouw

neemt wat een dergelijk initiatief betekent voor

het gebied.’ Dat zegt Tom de Graaf, die als cam-

pinghouder toch alle baat heeft bij een hoge

landschapskwaliteit of, zoals hij het zelf uitdrukt,

‘een vibrerende omgeving’. Het initiatief waar

hij het over heeft, is de uitbreiding van zijn eigen

kampeerterrein Callassande bij Callantsoog. Hij

heeft een landschapsarchitect in de arm genomen,

Dorien de Boer van Studio Groenberg, die het

nollenlandschap doortrok naar het kampeerter-

rein. Langs de uitbreiding komt een duinrand die

ook als verbinding dient met het natuurgebied

bij Abbestede. De Graaf staat daarnaast ruim drie

hectare grond af voor de ecologische hoofdstruc-

tuur. Toch heeft hij zijn plan naar eigen zeggen ‘in

allerlei commissies moeten toelichten, tot aan de

Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling toe’

– de provinciale adviescommissie die zich buigt

over alle bouwinitiatieven in het landelijk gebied.

Die vond de duinstrook een mooie lijst, maar miste

het schilderij.

De Graaf kreeg uiteindelijk zijn vergunning. Zoals

ook Hiemstra en Swaag hun bedrijven konden

uitbreiden. Maar van harte leek het allemaal niet

te gaan. ‘Zowel bij de overheid als bij de bedrijven

is een cultuuromslag nodig’, is de conclusie van

onderzoeksleider Miranda Reitsma. ‘De plan-

kroniek van het nieuwe landschap

ningstermijnen van de overheid hebben niets te

maken met de dynamiek van de ondernemers.

En bij ondernemers heerst de pavlovreactie dat

landschapskwaliteit iets is van de overheid, niet

van henzelf.’ In plaats van gebiedsvisies zou je

verhalen moeten creëren, vindt Reitsma, bijvoor-

beeld over de agrarische innovatie of over het

kusttoerisme. ‘Zo’n verhaal geeft gelegenheid

om met elkaar waardediscussies te voeren. Die

waarden borgen de samenhang en zijn de dragers

van de ontwikkeling op lange termijn. Ze zijn ver-

bonden met schoonheid en geven er inhoud en

diepte aan.’

Zo komt NieuwLandschap opnieuw een stap ver-

der. Het ontwerpbureau LINT gaat aan de slag met

de verhaallijnen van de Kop van Noord-Holland,

op basis van de gesprekken die in de regio zijn

gevoerd en nog worden gevoerd. Tegelijk vinden

ook in West-Brabant bedrijfsinterviews plaats. De

bedrijfsstructuur is daar anders. Het zijn daar niet

zozeer familiebedrijven die de agrarische econo-

mie en het landschap bepalen, maar een aantal

grote bedrijven die aan de landbouw zijn gelieerd,

zoals Cargill en de Suiker Unie. Het zal weer ande-

re waarden en andere verhalen opleveren. Over de

biobased economy en de green chemistry campus

bijvoorbeeld. En over de suikerprijs, die ook al

dertig jaar hevig fluctueert zonder structureel

hoger te worden.

Blauwe Kamer volgt in 2012 het programma NieuwLand-

schap. Het onderzoeksteam zoekt naar ruimtelijke stra-

tegieën voor de transformatie van het landelijk gebied.

Het spitst zich toe de Kop van Noord-Holland, Zeeuws-

Vlaanderen en West-Brabant. Het team werkt samen

met de Eo Wijers-stichting, de Academie van Bouwkunst

Amsterdam, Wageningen University, het centrum voor

Beeldende Kunst Zeeland en de betrokken overheden.

De financiers zijn het Stimuleringsfonds voor de Archi-

tectuur, de provincies Noord-Brabant en Noord-Holland

en de regio Kop van Noord-Holland.

De portretten van tien familiebedrijven in de Kop van

Noord-Holland zijn gebundeld in een magazine dat op

17 oktober verschijnt.

‘De prijs voor de melk is al dertig jaar hetzelfde’,

zegt melkveehouder Jan Swaag uit Barsingerhorn

bij Schagen. ‘Dat geloof je toch niet? Wij worden

geacht duurzaam te ondernemen, en daar zijn we

best toe bereid, maar hoelang is dat vol te houden

als inkopers alleen geïnteresseerd zijn in de laagste

prijs?’

Sinds de jaren tachtig hebben de melkveehouders

heel wat stormen doorstaan. Melkplassen en boter-

bergen, fusies en superheffingen, stankcirkels en

‘We veranderen van omgeving of we veranderen de omgeving’

Met de klok mee: de families Hiemstra van Agriport, Schrijver van biologisch-dynamisch tuinbouwbedrijf De Lepelaar, Swaag op hun melkveebedrijf en De

Graaf van camping Callassande.

Foto

’s M

arco

Sw

eeri

ng

Page 8: Blauwe Kamer

18 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 19

Foto

Chr

isti

aan

Krou

wel

scommentaar

‘In het ideale geval gaat een investeringsbank aan de slag, maar onder verantwoordelijkheid van de overheid, want die moet het project verant-woorden naar de burgers. Private partijen hebben alleen maar een ver-antwoordelijkheid naar hun aandeelhouders. De private partij levert het ontwerp, met de uitwerking en een marsroute van het uitvoeren ervan. Dat laatste gaat in Nederland telkens mis – er is hier geen enkele financi-ele partij die dit kan maar we zijn te arrogant om buitenlandse expertise in te huren. Dat zou een fractie kosten van wat we nu allemaal kwijt zijn aan tijdsoverschrijding en verspilling.

Hoe dan ook, participatie van private partijen vanaf het allereerste begin is ontzettend belangrijk.‘Het gaat om het creëren van betrokkenheid. Bij de Zuidasdok zegt de overheid tegen de private partijen: wij zullen die ondertunneling van de A10 wel maken hoor! Vervolgens hoeven die private partijen zich nergens druk om te maken en gaan achterover leunen. Later profiteren ze van de exploitatie van bijvoorbeeld kantoren of winkels. Als de pri-vate partij wél meefinanciert, en dus betrokken is, heeft zij er belang bij dat het zo goed en handig mogelijk gerealiseerd wordt, dat het efficiënt gebeurt. Publieke partijen hebben dat minder, zij zijn niet gewend om zich aan een planning te houden.‘Blauwestad en Meerstad in Groningen zijn voorbeelden van hoe het mis kan gaan. Het ontbrak aan transparantie, een andere voorwaarde voor een geslaagd project. Het gaat om belastinggeld, dus burgers hebben recht op informatie. Een tweede argument voor transparantie is dat je daarmee kennis mobiliseert. Als je dingen onder de pet houdt, doen alleen de partijen mee die bij het eerste dineetje aanwezig waren. Met zo’n onderonsje houd je expertise, bijvoorbeeld uit het buitenland, bui-ten de deur.’

Het geld moet terugverdiend worden door de verkoop van bouwrechten op de aan te leggen Zuidasdok. Is dat niet een enorme gok? ‘Er is nog steeds ontzettend veel leegstand in Amsterdamse kantoren, zowel in de private als publieke sfeer. Volstrekt absurd om in deze tijden nieuwe kantoren te bouwen. De malaise in de kantorenmarkt zou aanlei-ding moeten zijn om na te gaan of dat Zuidasproject wel op de voorgeno-men manier moet worden uitgevoerd.‘Men denkt: we zitten nu wel in een crisis, maar het gaat een keer over en dan wordt alles weer zoals het altijd was. Dat is een enorm misverstand, de wereld na de crisis is een heel andere dan ervoor. Consumenten zijn terecht voorzichtiger geworden, sparen voordat ze iets uitgeven, maken minder schulden en lossen schulden af. Dat vind ik heel positief, op die manier krijg je een veel gezondere economie. De nadruk komt veel meer te liggen op kwalitatieve economische ontwikkeling, op duurzaamheid, in plaats van kwantitatieve groei en consumentisme.’

Komt die tunnel er? ‘Ik moet nog zien of het nieuwe kabinet dit plan steunt. Velen maken zich druk over wat we aan Europa besteden, maar laten ze zich ook eens druk maken over wat we aan dit soort projecten in Nederland uitgeven. En is het op deze manier echt nodig? Er zijn altijd goede alternatieven.’

Annemiek Simons

Voor de aanleg van de ZuidasDok – de ondertunneling van de A10 over een lengte van 1,2 kilometer – leggen rijk, provincie Noord-Holland, stadsregio en gemeente Amsterdam samen 1,4 miljard euro op tafel. Private investeerders zijn afgehaakt. Emeritus hoog-leraar Economie Arnold Heertje vindt het absurd dat de overheid het hele plan financiert. ‘Niet alleen is het onbegrijpelijk dat de belastingbetaler hiervoor opdraait, ook creëer je zo geen enkele betrokkenheid.’

‘Amsterdam heeft geen expertise over het tot stand brengen van derge-lijke projecten. Amsterdam is groot in het maken van prachtige plannen, maar de uitvoering is abominabel – of het nu gaat om de Zuidas, de Noord-Zuidlijn, het Stedelijk Museum of IJburg. In heel Nederland ontbreekt deze expertise, al zijn er uitzonderingen, zoals in Rotterdam waar onlangs de Tweede Maasvlakte is afgerond. Een indrukwekkend project, volledig binnen de gestelde termijnen én binnen het gestelde budget. Dat zie je zelden in Nederland.’

Wat gaat er mis bij het Zuidasproject? ‘Bij dit soort grote projecten wordt altijd gesproken van samenwerken, zoals publiek-private samenwerking. Daar begint de dwaasheid want het gaat niet om samenwerking. Er zijn juist allemaal tegengestelde belan-gen, tussen private en publieke partijen, maar ook tussen de publieke partijen onderling en de private partijen onderling. Om toch tot iets gezamenlijks te komen kun je beter spreken van een constructie, een bouwwerk. Hierin leg je vooral juridische zaken, zoals risicoverdeling, grondig vast, juist om ruzie te voorkomen. Bij de overheid, zeker de Amsterdamse, ontbreekt hiervoor de expertise. Job Cohen zei het al eens: “Wij zijn allemaal amateurs”.’

Waar zit de expertise wel?‘Bijvoorbeeld bij grote investeringsbanken als Morgan Stanley, Salomon Brothers, Goldman Sachs. Zij hebben zeer gespecialiseerde kennis in huis. Vervolgens zijn er een paar uitgangspunten. Het eerste is dat je bij je ontwerp en aanleg het gebruik meeneemt. Dat moet je niet scheiden van elkaar, dus niet eerst iets neerzetten en hopen dat er vanzelf mensen op af komen die het gaan gebruiken. Dat ging mis bij de Betuwelijn: we maken het en later zien we wel wie het wil gebruiken.‘Een tweede punt is dat je niet moet beginnen met de discussie over financiering. Dat is juist het sluitstuk. Eerst moet je een duidelijk busi-nessplan hebben, je moet precies weten wat je wilt, tot in de kleinste details. En als de toekomst onzeker is, moet je zorgen dat in het plan voldoende ruimte is voor flexibiliteit. Maar dan moet je ook weten via welke juridische weg de ingebouwde ruimte in je plan benut kan worden: wie doet wat, wie draait op voor welke kosten, wie draagt risico’s? Bij de Noord-Zuidlijn ontstond er ruzie tussen de bouwers, die op een bepaald moment gewoon het werk neerlegden. Niemand wist wie er voor de kos-ten ging opdraaien.’

Hoe ziet een project als de Zuidas er in het ideale geval uit? ‘Dan is ervoor gezorgd dat het grootste deel van het risico bij private par-tijen ligt in plaats van bij publieke. Die hebben de kennis niet. Het kan zo zijn dat de overheid de regie heeft, maar een aanjager moet ze nooit zijn.

‘We hebben grote buitenlandse investeerders nodig’

Econoom Arnold Heertje over zin en risico’s van de A10-ondertunneling bij de Amsterdamse Zuidas

Page 9: Blauwe Kamer

20 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 21

Landschapsarchitectuur- en stedenbouwbureaus gaan de grens over

Weg van de crisis

Impressie uit het masterplan van CULD voor Madinat Zayed in het westen van Abu Dhabi.

Page 10: Blauwe Kamer

22 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 23

erg verschillen. ‘Wat planningscultuur betreft zijn Denemarken en Zwitserland vergelijk-baar met Nederland. Maar vlak over de grens, in België, heerst een heel andere traditie. Gebiedsontwikkeling is daar lastig, die praktijk kennen ze niet. In Nederland hebben we een lange planningstraditie, zowel stedelijk als lan-delijk, voortkomend uit gebiedsoverstijgende opgaven zoals waterbeheersing, landinrichting en grootschalige naoorlogse woningbouwop-gaven. We zijn gewend om integraal te ontwer-pen; werken aan landschappelijke opgaven betekent ook nadenken over recreatie, land-bouw en natuur. In de stedelijke context kno-pen we opgaven rondom verkeer en openbare ruimte, en stedenbouw aan elkaar. In Engeland bijvoorbeeld is het moeilijk om opgaven inte-

‘Je kunt in deze tijd twee dingen doen: kreu-nen en omvallen of verder kijken’, aldus landschapsarchitect en stedenbouwer Cor Geluk. Gemakkelijker gezegd dan gedaan. De internationale markt is een veelkoppig monster. Wie hem wil temmen moet beschik-ken over een fikse portie geduld, blijkt na een rondgang langs een aantal ontwerpbureaus. De stap maken naar het buitenland betekent eerst flink investeren in tijd en geld. Jammer dus voor bureaus die bijna omvallen. Zij zijn te laat. De eerste investering is niet het kopen van een ticket, maar een nadere beschouwing van eigen kwaliteiten en wensen. ‘Weet wat je wilt en kunt voordat je je grenzen verlegt’, vertelt Mathias Lehner, werkzaam als programma-

manager internationaal bij de belangenvereni-ging van architecten BNA. Hij raadt bureaus aan te onderzoeken of ergens in het buitenland behoefte is aan een bepaalde expertise. Wie bijvoorbeeld de Duitse markt denkt te kunnen bestormen omdat hij zo duurzaam kan ont-werpen komt van een koude kermis thuis. ‘Wat duurzaam bouwen betreft zijn onze oosterbu-ren veel verder dan wij’, aldus Lehner. Landen dichtbij hebben niet automatisch een context waar je gemakkelijk bij kan aanhaken.

Lange planningstraditieMartin Knuijt weet er alles van. Hij werkt met zijn bureau OKRA voornamelijk aan projecten in West-Europa. Ervaring leerde hem hoe tus-sen Europese landen de ruimtelijke tradities

Steeds meer ruimtelijk ontwerpers

proberen in het buitenland

opdrachten te krijgen. Daar

is nog markt voor projecten

die in Nederland schaars zijn

geworden, zoals woningbouw of

gebiedsontwikkeling. Een rondgang

langs ontwerpers op zoek naar

ervaringen met cultuurverschillen en

de sterke kanten van de Nederlandse

ontwerperswereld. ‘Nederlandse

ontwerpers zijn getraind in de

communicatie met burgers en

onervaren opdrachtgevers.’

Marieke Berkers

Werknemers in het door Khandekar BDP ontworpen Nirlon IT-park in de Indiase stad Mumbai.

Voor de herinrichting van de publieke ruimten in de Zwitserse stad Basel greep OKRA terug op

landschappelijke aanknopingspunten, zoals hoogteverschillen en het groene karakter.

Onder meer door de ‘Arabische lente’ van 2011 is de bewonersparticipatie in planprocessen in het Midden-Oosten toegenomen.

Page 11: Blauwe Kamer

24 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 25

graal aan te pakken. Daar is particulier eigen-dom veel belangrijker dan hier.’ De specifieke Nederlandse kwaliteiten kwa-men OKRA goed van pas bij de prijsvraag Gestaltungskonzept Innenstadt Basel die het bureau vorig jaar won in samenwerking met Maxwan en Basler&Hofmann. Het ont-werpteam werkt nu aan een strategie voor de transformatie van de publieke ruimte ter vergroening en verlevendiging van de stad. Aanknopingspunten in het landschap, bij-voorbeeld de hoogteverschillen en het groene karakter zijn er in het verleden niet zichtbaar gemaakt. Asfalt overheerst. ‘In Zwitserland merk je dat in Noord-Europa groen in de stad veel intensiever van karakter is. Kijk bijvoor-beeld hoe verschillend kerkhoven eruitzien; groen in Noord-Europa en stenig in het zui-

den. Dat stenige tref je ook aan in de openbare ruimte, zoals de asfalt voetgangersgebieden in Zwitserland.’ De ontwerpers moesten de stad als het ware open pellen om structuren bloot te leggen die houvast gaven voor het ontwik-kelen van een groene en levendige openbare ruimte. Daarnaast moest de verhouding tussen auto’s en voetgangers veranderen. Het denken vanuit gedeelde ruimte, shared space in ontwer-persjargon, is in Nederland meer gemeengoed dan in Zwitserland.

WoestijnzandDe vraag rijst wat de buitenlandse opgaven betekenen voor de eigen organisatie. OKRA trok buitenlandse ontwerpexpertise aan. Binnen het bureau begint zo de culturele uitwisseling al. Anderen kiezen voor samen-

werkingsverbanden. Zo richtten Cor Geluk, Huub Juurlink en Jaakko van ’t Spijker de joint venture CULD (Complex Urban Landscape Design) op. Drijfveer voor het drietal is een brede interesse in andere culturen en manie-ren van werken. CULD werkt onder meer in Duitsland, Engeland, IJsland, maar belandde ook verder weg, in Taiwan en het woestijnzand van de Verenigde Arabische Emiraten. Het bureau werkt daar onder meer aan stadsver-nieuwing. In de Emiraten zijn steden zonder veel stedenbouwkundige subtiliteit in korte tijd uit de grond gestampt. Volgens Juurlink heeft de overheid geleerd van de ontwikkelingen van de afgelopen decennia. ‘De kroonprins heeft planning als verantwoordelijkheid en wil geen tweede Dubai.’ De ontwerpers zetten uiteen waarom het land kansen biedt voor buiten-landse stedenbouwers. ‘Woningbouwopgaven zijn er urgent. De mensen zijn mondiger gewor-den, onder meer door de Arabische Lente. Dat heeft gezorgd voor een stroomversnelling in projecten. Buitenlandse ontwerpexpertise is gewild, omdat het daar simpelweg aan ont-breekt. Ook is door de Arabische Lente in het Midden-Oosten meer vraag naar participatie gekomen, maar de kennis ontbreekt om der-gelijke processen vorm te geven. Nederlandse

In Abu Dhabi proberen de ontwerpers van CULD wijken en buurten beter leesbaar te maken. ‘Steden eindigen abrupt in het woestijnzand.

Er is geen natuurlijke overgang.’

Er is behoefte aan cultuureigen woningen met

kamers die niet vanaf de straat zichtbaar zijn,

zodat vrouwen zich in huis vrij kunnen bewegen,

en er aparte ruimten zijn voor ontvangst.

De wijken in Abu Dhabi lijken op Amerikaanse suburbs. Het is de bedoeling om via subtiele ingrepen een

prettige en voetgangersvriendelijke openbare ruimte te maken.

Onder: Een nieuwe stedenbouwkundige typologie – private kavels verbonden met een gevarieerde

openbare ruimte – is een optelsom van de traditionele stedenbouw en de hedendaagse suburbane structuur.

Impressie van het centrale plein van de door Khandelar BDP ontworpen campus voor het

Indian Institute of Technology in de woestijn van Rajasthan.

Onder en rechts: Het ontwerp voor de universiteitscampus is gebaseerd op het

eeuwenoude principe van de Johad: het opvangen van water met een aarden wal op een

laaggelegen plek. De wal zorgt tevens voor beschutting tegen de wind.

Page 12: Blauwe Kamer

26 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 27

voor ontvangst nodig. Kennis over omgang met wind en schaduw is ook noodzakelijk in een land met een zeer warm klimaat. ‘Net als in China zijn de historische patronen uitgewist en is een soort CIAM-stedenbouw gepleegd’, aldus Geluk. CULD introduceerde burgerpar-ticipatie. Ook kwam CULD met voorstellen de stad beter leesbaar te maken door hiërarchie aan te brengen. ‘Steden eindigen abrupt in woestijnzand. Er is geen natuurlijke overgang’. Juurlink vindt dat de afstand tot Nederland ook iets oplevert. ‘Je kunt niet elke dag verga-deren. Dat moet je heel gecomprimeerd doen. Daardoor gaat het proces snel en gebeurt er een heleboel als je op locatie bent. Je bent constant problemen aan het oplossen.’ Aan de andere kant merken de ontwerpers op dat processen behoorlijk universeel kunnen zijn. ‘Ambtenaren zijn overal hetzelfde. Je hebt er altijd een bij die op tijd naar huis wil, in Neder-land maar ook in Abu Dhabi. Er zijn ook overal maar een paar mensen die de beslissingen nemen’, vertelt Van ’t Spijker.

Nederland te kleinShyam Khandekar van BDP.Khandekar heeft ervaring in India, waar stedenbouwkundige tradities volstrekt anders zijn dan in Neder-land. Menig Nederlands landschapper of stedenbouwkundige vindt India te verschil-lend om te werken. Positie veroveren in India lijkt meer tijd te kosten dan bureaus willen investeren. Maar de uitdagingen zijn groot. Khandekar vertelt dat de opgave van urbanisa-tie in India immens is. ‘In de komende 25 jaar

Houvast waar het wiebeltUit BNA-onderzoek blijkt dat omzet-

cijfers van Nederlandse bureaus die in

het buitenland werkzaam zijn de laat-

ste jaren flink zijn gestegen. Dit geldt

vooral voor bureaus met meer dan

veertig werknemers. Gemiddeld telt

hun buitenlandse omzet dertig pro-

cent, met name in Europa of in Azië. In

Zuid-Amerika worden nog amper zaken

gedaan.

Behalve met cijfers houdt de bond zich

ook inhoudelijk bezig met het interna-

tionaliseringsvraagstuk. Mathias Leh-

ner, programmamanager Internationaal

vertelt dat de BNA onlangs Duitsland

en Turkije als focuslanden aanwees.

Binnenkort krijgt ook Rusland een

plek in het internationale programma.

De BNA richtte netwerken op, iNet

en iTop, waar architecten kennis en

expertise uitwisselen over ondernemen

in het buitenland. Ook propageert de

brancheorganisatie in het buitenland

de kracht van de Nederlandse ruimte-

lijk ontwerpers. Lehner: ‘Vaak draaien

buitenlandse projecten om een enorm

programma dat zo snel mogelijk gerea-

liseerd moet worden, en niet in de eer-

ste plaats om toekomstige bewoners

en gebruikers prettig te laten leven

in de nieuwe wijken of werkplekken.

Nederlandse architectuur zorgt voor

een hogere kwaliteit van leven. Ervan

uitgaande dat kwaliteit uiteindelijk

extra verdiensten oplevert moet er oor

zijn naar deze insteek.’ Een bijdrage

van de BNA voor buitenlandse ont-

werpers schuilt ook de Engelse verta-

ling van zijn naam, met ‘Royal’ erin.

Lehner: ‘Het geeft je status als je de

Nederlandse overheid achter je hebt

staan. Je hebt in landen waar het wie-

belt houvast nodig.’www.dutcharchitects.org en

www.bna.nl/international

verdubbelt de stedelijke populatie naar 500 miljoen.’ Dat levert opgaven op waar Neder-land te klein voor is. Zo ontwerpt BDP.Khande-kar in India aan een voetgangersvriendelijke stadswijk in Bangalore. In Mumbai maakte het bureau een masterplan en ontwerp voor een herontwikkeling van een industrieterrein. De opgave luidde binnen vijf jaar een duur-zame werkomgeving te creëren voor meer dan 20.000 mensen.Volgens Khandekar is het steeds de kunst op zoek te gaan naar het handjevol goede opdrachtgevers. Een ingewikkelde taak, zelfs voor een ontwerper als Khandekar die geboren is in India en er een gedeelte van zijn opleiding voltooide. In 2008 ging Khandekar samen met het van origine Britse ontwerpbureau BDP. In 2009 werd Khandekar directeur van de Indiase vestiging en maakte kennis met de volstrekt andere vastgoedtraditie dan in Nederland. ‘Op één goede ontwikkelaar zijn hier wel tien snelle cowboys die een Europees bureau alleen voor de naam willen inschakelen. Vervolgens, vaak zonder het volledige honorarium te beta-len, zetten ze ook nog een slechte versie van het ontwerp neer. Een relatie met een juiste opdrachtgever kan alleen worden opgebouwd door een persoonlijke klik’, aldus Khandekar. ‘Hier is de opdrachtgever bijna absoluut beslis-singsbevoegd.’Ontwerpprocessen in India zijn hectisch. ‘Het Nederlandse proces van ontwerpen is de afgelopen decennia heel gestroomlijnd geworden. Wij vinden het normaal dat een marktonderzoek afgerond is en dat er een pro-

‘Op één goede ontwikkelaar zijn

hier wel tien snelle cowboys die

een Europees bureau alleen voor

de naam willen inschakelen’

ontwerpers zijn juist getraind in communicatie met burgers en onervaren opdrachtgevers. In Abu Dhabi bestaat vooral kennis van enginee-ring. Er bestaat bijvoorbeeld het idee dat groen goed is en dat aan een weg in een woestijn veel palmbomen geplant moeten worden. Dat kan enkel met de inzet van veel techniek’, aldus Van ’t Spijker.

Wind en schaduwHet ontwerpende drietal wil weinig weten van deze technische stedenbouw. Zij willen iets maken waar de lokale bevolking wat aan heeft. Dat vergt verdieping in de plaatselijke cultuur. Zo werkten ze aan de uitbreiding van een aan-tal wijken. De stedenbouw in Abu Dhabi stamt veelal uit de jaren zeventig en tachtig. Die wij-ken lijken op Amerikaanse suburbs, maar dan door een muur omgeven. De Arabische bevol-king heeft echter juist behoefte aan cultuurspe-cifieke huizen met kamers die niet van de straat af zichtbaar zijn, zodat vrouwen zich in huis vrij kunnen bewegen. Omdat Arabieren niet in huis ontvangen, zijn daarbuiten aparte ruimtes

Het Nirlon IT-park is gebouwd op een voormalig industrieterrein in Mumbai.

Stedenbouwkundig ontwerp van Khandekar BDP voor

Nirlon IT-park.

In de internationale wijk van Basel paste OKRA het principe van shared space toe, zodat dezelfde ruimte

door auto’s, trams en voetgangers gebruikt kan worden.

Page 13: Blauwe Kamer

28 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 29

Marc Glaudemans, directeur van de

Fontys Academie voor Architectuur

en Stedenbouw in Tilburg vond dat de

internationalisering in het academisch

onderwijs maar moeilijk van de grond

kwam. ‘Voor academiestudenten is

het vaak lastig om deel te nemen aan

internationale uitwisselingsprogram-

ma’s. Ze zitten vast aan hun baan.’

Daarom initieerde hij Stadslab, een

Europees ontwerplaboratorium voor

stedenbouw. Deze organisatie biedt

een masterclassprogramma op maat

aan deelnemers met een academische

achtergrond in ontwerpdisciplines als

architectuur en stedenbouw. Een mas-

terclass behandelt een concrete vraag

uit de markt, meestal van een stad,

waaraan een multidisciplinair en inter-

nationaal team gaat werken.

Stadslab richt zich op middelgrote

steden. ‘Hoofdsteden hebben vaak al

voldoende toegang tot internationale

netwerken.’ In de beginjaren van het

programma richtte Stadslab zich voor-

namelijk op Midden- en Oost-Europese

steden. Zo behandelden we onder

meer een vraagstuk voor gebieds-

Stedenbouwdenktank Stadslab

ontwikkeling van een kuststrook in

Georgië en een project voor herpositi-

onering van de stad Lublin in Polen als

universiteitsstad. Momenteel richt het

Stadslab zich op een case in het Japan-

se Fukuoka waar de bevolking krimpt.

Hier is de uitdaging om in een bureau-

cratische, sterk op techniek gerichte

Japanse praktijk antwoorden te vinden

op ruimtelijke vraagstukken. Volgens

Glaudemans komen daar de Neder-

landse ontwerptradities en -ervaringen

zeer van pas, zoals placemaking-stra-

tegieën, de oriëntatie op kwalitatieve

openbare ruimtes en het vormen van

publiek-private allianties.

‘Het Stadslab stimuleert de ontwikke-

ling van vaardigheden’, aldus Glaude-

mans. Op dit moment werkt de denk-

tank vooral als snelkookpan. Sommige

bureaus investeren in hun jonge top-

talenten door ze te laten participeren

in een Stadslab-masterclass. ‘Bureaus

zijn een medewerker een dag of tien

kwijt, maar krijgen in ruil daarvoor een

gemotiveerde werknemer terug.’www.stadslab.eu

gramma van eisen opgesteld is voordat een ontwerpbureau aan de slag gaat. In India is dat niet vanzelfsprekend. Ontwerpstappen waar wij in Nederland drie maanden voor reserveren, worden in India vaak in drie weken gedaan. Stappen worden simultaan gezet in tegenstelling tot wat we gewend zijn: achter elkaar. Ik heb een paar keer een masterplan gemaakt terwijl de wegen-bouwer al op het terrein stond. Processen zijn zenuwslopend. Omdat op vele fronten tegelijkertijd gewerkt wordt is de behoefte aan communicatie groot. Deze manier van werken betekent ook dat wijzigingen in het ontwerp als vanzelfsprekend ervaren worden. Men verwacht dat ontwerpbureaus daar snel op reageren. Onze aanpak van integraal benaderen van vraagstukken komt daarbij zeer te pas.’

ResultatenDe Nederlandse traditie van integraal benaderen van ontwerpvraagstukken vinden alle gesprekspartners een belang-rijke meerwaarde voor het werken over

de grens. Deze kijk bezorgt ontwerpers een zekere openheid van kijken naar opgaven en zorgt dat ze snel kunnen schakelen. Dit helpt om steeds op zoek te gaan naar gemeenschap-pelijke waarden en gedeelde uitgangspunten. Volgens Marc Glaudemans van Stadslab (zie kadertekst) is dat de kern van wat deelnemers aan de masterclasses leren van internationale projecten: ‘Zij ontdekken dat Oost-Europa Europa is. Dat merk je aan de opbouw van de stad en architectuur. Of over hoe mensen over erfgoed en openbare ruimte praten.’ Glaude-mans legt uit dat door deze ontdekking ont-werpers uit verschillende landen tot resultaten komen. Alle gesprekspartners vinden het belang-rijk om buitenlandse kennis mee naar huis te nemen. OKRA-ontwerper Knuijt en de ontwerpers van CULD noemen dat zelfs als belangrijkste motivatie om in het buitenland te werken. Knuijt leerde in Engeland dat je met uitgekiende ingrepen in heel kleine plek-ken kwaliteit kunt geven aan een veel groter deel van de stad. Dat bleek bijvoorbeeld in de Cutty Sark Gardens, een klein openbaar

gebied aan de kade van de Theems in het Lon-dense Greenwich.Aan het eind van het gesprek met CULD komt ontwerper Cor Geluk met een ontnuchterende relativering: ‘In Nederland zijn de ontwerppro-cessen nog ingewikkelder dan in bijvoorbeeld Abu Dhabi, omdat in Nederland niemand weet waar het precies naartoe gaat. In Abu Dhabi gaat het economisch goed. Er wordt ontwik-keld. Je hebt daar nu meer zekerheid en dat ontspant. In Nederland voeren we zitkuilge-sprekken. Er mist een krachtige visie en geloof.’ Met de veranderende praktijk is Nederland zelf een beetje buitenland aan het worden. Nieuwe netwerken ontstaan en ook is nieuwe kennis mogelijk. Dat biedt perspectief. De wereld ligt voor iedereen open.

Ontwerp voor Cutty Sark Gardens in Londen.

Door het werken aan Cutty Sark Gardens leerden de ontwerpers van OKRA

dat met uitgekiende ingrepen op specifieke plekken de kwaliteit van een

groter gebied verbeterd kan worden.

Deelnemers aan het Europese ontwerplaboratorium Stadslab buigen zich over krimp in de Japanse stad Fukuoka.

Ontwerpvoorstellen voor gebiedsontwikkeling bij de Georgische badplaats Batumi.

Page 14: Blauwe Kamer

30 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 31

Ontwerpbureaus halen de broekriem aan en kijken vooruit

‘De bouw mag best wat langzamer’

Het rommelt in de wereld van de ontwerpbureaus. Ingeklemd tussen teruglopende

opdrachten en schoorvoetende vernieuwing, proberen ze het huidige magere

tijdsgewricht te overleven. Een rondgang langs middelgrote bureaus die personeel

aan het werk proberen te houden en voorzichtig naar de toekomst kijken: ‘Ik heb

allerlei ideeën, ik zou wel aan de slag willen, maar wie heb ik daarvoor nodig?’

Mark Hendriks

Huub Juurlink en Cor Geluk: ‘Projecten vallen een voor een stil, dus

moeten we op zoek naar alternatieven.’

Bart Brands en Sylvia Karres: ‘Er is minder werk, je moet meer acquireren.’ Frans Boots en Jan Maas van B+B: ‘We moeten als bureau bij onze leest

blijven – we zijn in beginsel een ontwerpbureau.’

Roy Bijhouwer van Atelier Quadrat: ‘Inkrimpen is niet alleen een bezuiniging.’

Foto

’s C

hris

tiaa

n Kr

ouw

els

Page 15: Blauwe Kamer

32 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 33

Het stedenbouw- en landschapsbureau Juurlink+Geluk is opgesplitst in twee filialen. Oprichter Cor Geluk houdt sinds een jaar kantoor onder een voormalig tramviaduct aan de Rotterdamse Vijverhofstraat. Partner Huub Juurlink begon een vestiging in Amsterdam. Door een fikse terugloop in opdrachten – grote gemeenten houden het werk binnenshuis – kromp het bureau de afgelopen twee jaar van zestien naar tien medewerkers. De twee ont-werpers zijn tevreden met de kleine omvang. ‘Het was eigenlijk nooit onze ambitie een groot

In Almere willen we een sterke en collectieve structuur maken, met een karaktervolle open-bare ruimte, waarbinnen partijen hun ideeën kunnen realiseren.’ Geluk: ‘Bottom-up is goed, maar fundamentele zaken, zoals infrastructuur, parkeren en de sfeer van het openbare gebied, moeten top-down blijven.’

Eigen dynamiek‘Een hype’ zo betitelt landschapsarchitect Bart Brands van het Hilversumse bureau Karres en Brands de roep om gefaseerd en kleinschalig te werk te gaan, en om onzekerheden en open einden een plek te geven in het planning- en ontwerpproces. In de grote werkruimte van zijn bureau in het voormalige omroepmuseum stelt hij: ‘Zo werken wij al jaren.’Brands wijst naar de plattegrond aan de muur, van het Defensie-eiland in Woerden. ‘Ik ben supervisor van het stedenbouwkundig plan dat we daarvoor ontwierpen. Het ontwerp is een raamwerk waarbinnen elke plek zijn eigen dynamiek heeft.’ Brands wijst aan: ‘Daar zijn we nog in gesprek met bewoners, hier is een brug al in aanbouw, daar schetsen we aan de inrichting van een plein. Ik bedoel maar: een stedenbouwkundige ontwikkeling als deze gaat altijd in stapjes en gepaard met onzekerheden.’Karres en Brands is de crisis tot nu toe goed doorgekomen – sterker nog: 2009 was het beste jaar in hun bureauhistorie. ‘Daarna is het moeilijker geworden, er is minder werk, je moet meer acquireren’, vertelt Brands’ com-pagnon Sylvia Karres, eveneens landschapsar-chitect. ‘In 2010 hebben we afscheid genomen van enkele medewerkers. Momenteel zijn we weer met 28 mensen en de projectportefeuille is goed gevuld.’Is die bureauomvang geen obstakel?Karres: ‘Nee, het is onze kracht. We hebben een breed profiel, kunnen op alle schaal-niveaus uit de voeten, op het gebied van land-schap, stedenbouw en openbare ruimte. En we hebben ervaring. Juist in deze tijden zoeken opdrachtgevers naar zekerheid.’ Ze vervolgt: ‘De grote stedenbouw- en gebiedsontwikke-lingsprojecten voor de lange termijn zijn stilge-vallen, maar daar zijn we niet afhankelijk van.’Met zo veel medewerkers lijkt er weinig ruimte voor kennisontwikkeling en vernieuwing.Brands: ‘De afgelopen twee jaar zijn we inder-daad bezig geweest met het binnenhalen van genoeg werk zodat we niemand hoefden te ontslaan – je voelt je verantwoordelijk voor je

‘Als mensen meer invloed krijgen op hun woonomgeving,

zullen ze eerder investeren’

Volgens de bureaus die voor dit artikel

ondervraagd werden is de economische

crisis niet de enige oorzaak voor de

grote veranderingen in het vakgebied.

De ingewikkelde aanbestedingsregels

zijn daar eveneens debet aan. Roy Bij-

houwer van Quadrat: ‘Sommige aanbe-

stedingsregels, over omzet en referen-

tieprojecten, zijn de dood in de pot.’

Dit is een van de redenen waarom

bureaus uitwijken naar Duitsland,

Scandinavië en België. Bij onze zui-

derburen is de veelgeprezen ‘open

oproep’ populair: iedereen – jong en

oud, binnen- en buitenland – mag

inschrijven, enkele bureaus worden

gekozen om tegen een redelijke ver-

goeding hun voorstel uit te werken. ‘De

opgaven zijn in België uitermate goed

voorbereid, elke vraag is onderdeel van

een doordachte visie’, zeggen Jan Maas

en Frans Boots van B+B. ‘Als Mechelen

zijn openbare ruimte wil vernieuwen,

doet de stad dat niet zomaar – Meche-

len wil de winkelstad van de regio wor-

den. In Nederlandse aanbestedingen

worden opgaven maar al te vaak zonder

veel visie over de schutting gegooid.’

Sylvia Karres en Bart Brands vinden het

gebrek aan een echte prijsvraagcul-

tuur zoals de Belgische open oproep,

een groot gemis. ‘Wij gebruiken de

prijsvraag als experiment – we kunnen

ontwerpideeën uittesten en ontdek-

kingen doen’, aldus Karres. ‘Al winnen

we niet, het levert wel nieuwe inzich-

ten op. Dit belangrijke aspect van het

prijsvragensysteem wordt in Nederland

onderschat.’

Karres en Brands en Roy Bijhouwer van

Quadrat hebben inmiddels ervaring

met de complexe wereld van de DBM-

FO-aanbesteding: design, built, main-

tenance, finance, operate (ontwerp,

realisatie, beheer, financiën, exploi-

tatie). ‘Voor de Kromhoutkazerne in

Utrecht moesten drie consortia gede-

tailleerde plannen aanleveren’, vertelt

Bijhouwer. ‘Dat ging niet alleen over

de inrichting van het terrein, maar ook

over het aantal dienstauto’s. Eigenlijk

is dat te gek voor woorden.’ Toch zien

de ontwerpers ook voordelen. ‘Het

idee van DBMFO is dat de eigenaar

minstens dertig jaar verantwoordelijk

is’, legt Bart Brands uit. ‘Als je vroe-

ger natuursteen voorstelde, vond de

opdrachtgever dat al snel te duur. Maar

als je dertig jaar lang het beheer doet,

is natuursteen goedkoper dan beton.’

bureau te zijn. Dan ben je log en doe je alleen projecten om de boel draaiende te houden.’ Jullie willen onderzoek doen?Juurlink: ‘Natuurlijk, we moeten wel. Projecten vallen een voor een stil, dus moeten we op zoek naar alternatieven. Het betekent onder meer leren werken met onzekerheid – het ontwerp-proces is geen rechte lijn meer naar een eind-beeld, maar bevat allerlei zijwegen. Durven we die te bewandelen?’Geluk: ‘In dat licht doen we met Juli Architec-ten en de vastgoedadviseurs van Fakton onder

de naam Slow Growth Urbanism onderzoek naar andere vormen van stedenbouw met nieuwe financieringsmogelijkheden en moge-lijke nieuwe spelers. Zoiets levert nu niets op – maar de opgedane kennis en ervaring zijn op de lange termijn onmisbaar.’Het grootschalige woonproject Waterrijk in Eind-hoven, waarvoor jullie het stedenbouwkundig plan tekenden, ligt stil.Juurlink: ‘De projectmatige bouw, ja. Maar de kleinschalig door particulieren ontwikkelde hoven zijn wel gebouwd.’Wat zegt dat?Geluk: ‘Dat het best wat langzamer mag. Par-ticulieren en kleine aannemers kunnen een gebied stap voor stap en in kleine blokken tot ontwikkeling brengen. Ga maar na, als mensen meer invloed krijgen op hun woonomgeving, zullen ze eerder investeren. Dat is in een tijd van geldgebrek wel zo handig.’Met deze filosofie in het achterhoofd werken Geluk en Juurlink met Neutelings-Riedijk architecten en op verzoek van de Almeerse wet-houder Adri Duivesteijn mee aan een strategie om de stilgevallen bouw van Almere Poort vlot te treken. De gemeente heeft grond van pro-jectontwikkelaars teruggekocht en biedt die in kleine partjes te koop aan. Hier komen vooral particulieren en woongroepen op af die graag een eigen woning bouwen.Dat lijkt wel op het Wilde Wonen-concept uit het eind van de vorige eeuw.Juurlink schudt het hoofd: ‘Het Wilde Wonen is anarchie – vrijheid voor alles en iedereen.

Geen prijsvraagcultuur

Voor Almere Poort ontwerpt Juurlink en Geluk een

collectieve structuur waarbinnen uiteenlopende partijen

hun ideeën kunnen realiseren.

Juurlink en Geluk namen zelf het initiatief om het oude stedenbouwkundige plan voor een uitbreiding van het Brabanste

dorp Nuenen (links) te herzien. In plaats van grootschalige nieuwbouwvelden met een bufferpark, kiest Juurlink en Geluk

in het nieuwe plan voor kleinschalige clusters waarin de aanwezige bebouwing geïntegreerd is.

Foto

Jan

nes

Lind

ers

De herinrichting van het terrein van de Kromhoutkazerne is aanbesteed volgens

DBMFO.

Page 16: Blauwe Kamer

34 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 35

mensen. Nu het stabiel is, kunnen we ons her-oriënteren: welke koers moeten we varen, op welke opgaven moeten we ons richten?’Wat is het antwoord hierop?Karres: ‘Onze partner Marco Broekman is betrokken bij een denktank over kantorenleeg-stand, en met subsidie van het Stimulerings-fonds voor Architectuur doen we in het project UrbanDating onderzoek naar allianties om binnenstedelijke locaties te ontwikkelen.’ Brands kijkt door het raam naar een leeg par-keerterrein: ‘Neem deze locatie, midden in de stad. Ik heb allerlei ideeën, ik zou wel aan de slag willen, maar wie heb ik daarvoor nodig?’

Vijf jaar sparenOok bij het Amsterdamse bureau B+B ging het gesprek over de vraag welke opgaven de komende jaren aandacht verdienen. De conclu-sie was weinig verrassend: het bureau richt zich vooral op kleinschalige stedenbouwkundige ontwikkelingen in de bestaande stad en op de inrichting van de stedelijke openbare ruimte. Op de zolder van B+B’s kantoor aan de Heren-gracht stelt landschapsarchitect en directielid Jan Maas: ‘De kracht van B+B ligt in de open-bare ruimte. Het is een traditie die we niet zomaar overboord moeten gooien – ook niet nu het tij tegen zit.’Is er geld voor openbareruimteprojecten?Maas: ‘Het komt voor dat we een visie voor een binnenstad afronden en dat pas na vijf jaar spa-ren de uitvoering kan beginnen.’

‘Werken aan de openbare ruimte is onze traditie die we niet zomaar

opzij moeten zetten – ook niet nu het tij tegen zit’

‘We hebben ervaring en in deze tijden zoeken opdrachtgevers

naar zekerheid’

Jonge ontwerpbureaus menen dat we ons vooral moeten richten op grote en urgente opgaven, zoals klimaatverandering en voedsel. Daarbij valt het ont-werpen aan straten en pleinen in het niet.Maas’ collega, landschapsarchitect Frans Boots mengt zich in het gesprek: ‘Een visie op de openbare ruimte is van onschatbare waarde voor de duurzame ontwikkeling van onze ste-den, zeker als zo’n visie breed gedragen wordt.’Maas: ‘We hebben het niet over het inrichten van een enkele straat. Het gaat om de funda-mentele vraag waar je als stad heen wilt.’ Dan: ‘Alternatieven liggen niet voor het oprapen. Dit soort opgaven is ontzettend lastig binnen te slepen. De concurrentie is moordend en wij maken alleen kans als onderaannemer. Dat is niet erg aantrekkelijk.’En onderzoek naar deze belangrijke thema’s, of op andere manieren je met deze opgaven bemoeien?Boots: ‘Dat moet bij je passen. Wij zijn niet zo activistisch als ZUS, of provocerend als MVRDV.’Maas: ‘We moeten als bureau bij onze leest blij-ven – we zijn in beginsel een ontwerpbureau.’Boots: ‘Soms maken we gebruik van onder-zoeksmethoden. Voor een project over vergrij-zing werken we samen met een onderzoeksbu-

reau. Met gps-bankjes brengen zij in beeld hoe ouderen zich door een wijk verplaatsen.’Lonkt het buitenland?Maas: ‘We nemen deel aan handelsmissies en hebben met drie architectenbureaus het collec-tief 3plus1 opgericht om in het buitenland voet aan de grond te krijgen.’De directie van B+B moest de afgelopen tijd enkele pijnlijke maatregelen nemen. ‘We moes-ten ons aanpassen aan de nieuwe situatie die door de economische crisis was ontstaan’, legt Frans Boots uit. ‘Het werk liep terug, evenals het prijsniveau. Binnen het stedenbouw- en architectuurteam hebben we drie mensen ont-slagen – het einde is nog niet in zicht.’In wat voor zin is het vak zelf veranderd?Maas: ‘Het speelveld waarin ruimtelijke pro-jecten tot stand komen is groter geworden. In het Arnhemse project Meinerswijk, waar we werken aan een vijfhonderd hectare groot stadslandschap, hebben allerlei partijen even-veel te zeggen.’Wat betekent dat voor de ontwerper?Boots: ‘Het klinkt clichématig, maar integraal werken, verbanden leggen, opgaven en ambi-ties koppelen, is harder nodig dan ooit.’Maas: ‘Verbeeldingskracht, waar ontwerpers

Jong en kritisch

De afgelopen jaren maakten verschil-

lende jonge ontwerpers in Blauwe

Kamer kritische opmerkingen over de

heersende bouw- en ontwerppraktijk.

Vooral gevestigde bureaus moeten het

ontgelden. Volgens veel jonge ont-

werpers zitten die vast in een keurslijf

van ‘projecten draaien’ en houden zij

zich te weinig bezig met vernieuwing

en zaken die er echt toe doen, zoals

duurzaamheid, klimaatverandering, de

internationale verstedelijkingsopgaven

of de sociaal-economische toestand

van stadswijken.

In 2008 maakte Ronald Rietveld van

Rietveld Landscape zich boos over

‘het laffe gedrag’ in de ruimtelijke

ordening. ‘Iedereen heeft het over

het belang van de wateropgave, over

de verrommeling van ons land. Maar

niemand doet er wat aan. Waar zijn de

ontwerpen aan de infrastructuur, aan

grootschalige natuur, aan de ongebrei-

delde verstedelijking, aan het stijgende

water?’ Twee jaar later hekelt Sander

Lap, oprichter van Lap landscape &

urban design, het gebrek aan multidis-

ciplinaire samenwerking. ‘Ontwerpers

moeten niet denken dat alleen zij bete-

kenis aan plekken kunnen geven. Het is

teamwork: voor het maken van sterke

plekken zijn vele spelers nodig.’

Eind 2011 stelden Eric Frijters en Olv

Klijn van ontwerp- en onderzoeksbu-

reau Fabric: ‘We moeten niet doen

alsof de bouwwoede van de afgelopen

vijftig jaar normaal was. Hij was het

resultaat van een door volkshuisves-

ting en economische groei gedreven

ruimtelijke ordening. Daarvóór hielden

architecten zich vooral bezig met

onderzoek, met discussie, met publi-

ceren.’ Landschapsarchitect Harro de

Jong van Buro Harro riep zijn collega’s

begin dit jaar op niet lijdzaam te wach-

ten tot opdrachtgevers een keer bel-

len. ‘Kijk naar buiten, er is nog zoveel

te doen. Stel zelf de opgave vast, ver-

zin je eigen opdracht.’

Het stedenbouwkundig plan voor het Defensie-eiland in Woerden. Volgens Bart Brands een

raamwerk waarin elke plek zijn eigen dynamiek heeft.

Voor de herontwikkeling van de Gemeentewerf in Hilversum nam Karres

en Brands zelf het initiatief.

Volgens Jan Maas en Frans Boots van B+B is verbeeldingskracht

belangrijker geworden. Een tekening moet een toekomstperspectief

tonen waaraan iedereen zich wil committeren. Hier een impressie van het

prijsvraagontwerp voor de Fluvial Garden in Almere.

In het Arnhemse stadslandschap Meinerwijk hebben veel partijen evenveel te zeggen.

Illus

trat

ie B

urea

u B+

B i.

s.m

. Ate

lier

Loos

van

Vlie

t

Page 17: Blauwe Kamer

36 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 37

bekend om staan, is belangrijker geworden. Voor het ontwerp van de openbare ruimte van het Nieuwegeinse stadscentrum kwamen we vroeger bij de gemeente weg met een plat-tegrond en een maquette. Dat is voorbij. De nieuwe spelers zijn kritisch, zij verlangen een beeld dat het toekomstperspectief toont waar-aan iedereen zich wil committeren, waarbij je niet de indruk mag wekken dat het er ook zo uit gaat zien.’

Politieke agendaAls het aan Roy Bijhouwer ligt, stedenbouw-kundige en medeoprichter van het Rotter-damse Atelier Quadrat, wordt het ruimtelijke speelveld, zeker in de stad, zo snel mogelijk weer gedomineerd door de gemeentelijke over-heid. ‘Stedenbouw is een publieke zaak – het is aan de overheid om de ruimtelijke koers van een stad te bepalen.’De actualiteit wijst op het tegenovergestelde. Gemeen-ten kampen met geldgebrek en hun stedenbouw-kundige diensten leveren aan expertise in. Nieuwe opdrachtgevers betreden de arena – het zijn hun investeringen en initiatieven die de koers van de stad bepalen.‘Het is de taak van de overheid om te zor-gen dat die ontwikkelingen en initiatieven

in samenhang plaatsvinden. Ik zeg niet dat gemeentelijke diensten weer plannen moeten gaan maken. Maar zij moeten wel de touwtjes in handen houden. Dat vraagt om sterke dien-sten – niet voor niets geven wij sinds twee jaar cursussen aan ambtenaren. Hoe regisseer je ontwikkelingen? Hoe bewaak je de structuur van een stad? Hoe krijg je stedenbouw op de politieke agenda?’Collega-ontwerpers zoeken steeds vaker die nieuwe spelers op. Blijft Quadrat aan de zijde van de over-heid staan?‘Wij hebben vaak aan de kant van de overheid gestaan. De gemeente moet met die verschil-lende spelers in overleg gaan. Wij begeleiden ze daarbij. Zo ben ik al jaren supervisor in IJsselstein, in Kampen, voor het Overtoomse Veld in Amsterdam. Mijn bureaupartner Paul Achterberg doet datzelfde als lid van het kwa-liteitsteam voor de campus van de Technische Universiteit in Eindhoven – bij uitstek een plek waar nieuwe partijen betrokken zijn.’Ondanks het vele supervisiewerk heeft Qua-drat zware jaren achter de rug. Het bureau was betrokken bij langetermijnplannen als Meerstad in Groningen en de Maastrichtse gebiedsontwikkeling Belvedere. Toen die stil-vielen moest Quadrat van vijftien naar zeven

‘Inkrimpen was niet alleen een bezuiniging. Het staat voor een nieuwe

manier van werken in netwerken’

medewerkers. Toch is het de komende tijd erg druk, aldus Bijhouwer. ‘De telefoon gaat geregeld. We worden vooral gevraagd voor buitenruimteprojecten vanwege onze kennis en jarenlange ervaring. Onlangs belde de provin-cie Noord-Brabant voor een ontwikkelingsvisie voor de herbestemming van een historisch klooster in Roosendaal. Momenteel ontwerpen we de openbare ruimte van het Rotterdamse Lijnbaangebied.’Met zeven mensen is het al gauw druk.‘Het inkrimpen was niet alleen een bezuini-ging. Het staat voor een nieuwe manier van werken in een netwerk van satellieten. Per pro-ject kijken we welke expertise nodig is. Vroeger hadden we bijvoorbeeld grafisch ontwerpers in dienst, nu huren we die in. Het grote voordeel is dat we flexibel zijn, dat we kleine en grote projecten aankunnen.’Over grote projecten gesproken, zullen de stilgevallen megaprojecten ooit weer werk opleveren?‘Dat is de vraag. Ik denk dat grootschalige pro-jecten als Meerstad niet meer terugkeren. Als we dit soort gebiedsontwikkelingen willen rea-liseren, dan is het zaak een sterke landschaps-structuur te maken waarbinnen kleinschalige ontwikkelingen tot wasdom kunnen komen.’Wat als de telefoon niet meer gaat?‘Dan moeten we op zoek naar alternatieven. Nieuwe wegen bewandelen, zoals die steden-bouwcursussen voor gemeenteambtenaren.’

Steenhuis Bukman Architecten Bagijnestraat 46 | 2611 AT Delft | 015 214 66 68

www.steenhuisbukman.nl

www.struykverwo.nl ■ T 0800 - 555 55 54

STIJLVOLLE ELEMENTEN

Street Art is de inspiratiebron voor ontwerpers en biedt een compleet palet betonnen elementen om de buitenruimte vorm te geven. Zoals bijvoorbeeld het creëren van groeneilanden met gebruik van stijlvolle elementen. Ronde, rechte, organische vormen, met maatwerk is alles mogelijk.

INSPIRERENDE STRAATBEELDEN

Quadrat wordt nog altijd veel gevraagd voor buitenruimteprojecten, zoals de inrichting van een historisch klooster in Roosendaal en de openbare ruimte

in het Belgische Boom.

Page 18: Blauwe Kamer

38 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 39

Drama aan zee

Tot een bepaalde leeftijd bestaat het strand vooral uit een emmertje en een schepje, plak-kerige zonnebrandolie en brandend zout water in je ogen. Later wordt dat alles door de topless dames verdrongen. En nog weer later, zeker als je landschapsarchitect bent geworden, wordt het strand behalve een vrijetijdservaring, ook een ruimtelijk fenomeen: wel of niet verbon-den met het landschap eromheen, afwisselend of homogeen, dynamisch of kunstmatig, veilig of kwetsbaar.Aan de Nederlandse kust is ruimte voor verbe-tering, dat vindt Nederland zelf ook. De pro-vincie Zuid-Holland nodigde daarom 25 bui-tenlandse experts uit om tijdens een internati-onale workshop van een week, hun frisse blik te richten op de kust. Dat gebeurde in samenwer-king met het Atelier Kustkwaliteit – een samen-werking van Bouwkunde aan de TU Delft, de kustprovincies Noord- en Zuid-Holland, Fries-land en Zeeland, het Deltaprogramma voor de kust, de gemeente Den Haag en baggeraar Van Oord – dit alles met ondersteuning van het Sti-muleringsfonds voor Architectuur. Dit jaar zal het Atelier Kustkwaliteit de resultaten uit zijn diverse ontwerpend onderzoeken bundelen in een Werkboek Kustkwaliteit, als inbreng voor het provinciale en nationale kustbeleid, de ‘Nationale kustvisie in 2014’.De 25 experts, opgedeeld in vijf internationaal samengestelde teams, moesten met voorstellen

komen voor de Zuid-Hollandse kust in 2100. De bedoeling, volgens atelierleider Jan-Dirk Hoekstra van H+N+S, was om op de lange ter-mijn veiligheid en landschappelijke kwaliteit bij elkaar te brengen – de hedendaagse mantra van de Nederlandse omgang met water.

AchterlandVier van de vijf teams constateren dat de Nederlandse kust identiteit mist, dat het overal meer van hetzelfde is, dat hij te smal is, dat de verbindingen ontoereikend zijn. Sommige plannen richten zich op de lengte en willen die smalle strip breder maken, andere richten zich op de breedte en pleiten vooral voor sterkere banden en betere verbindingen met het achter-land. Het plan More Drama wil, zoals de naam zegt, de belevenis door het doorsteken van de duinen vergroten. ‘Het verdedigen van Kat-wijk met meer duinen verhoogt de ruimtelijke kwaliteit’, zegt de Zweedse landschapsarchitect Martin Arfalk.Eén plan, Cool Strip, viert juist dat lineaire karakter. Bij de presentatie van de resultaten van de workshop in het Provinciehuis eind juni merkte Peter Veenstra van LOLA nuchter op: ‘Als je vanuit een internationaal perspectief naar de Nederlandse kust kijkt, dan is het dui-delijk dat die gewoon een strip is. Ik denk niet dat wij genoeg zandmotors kunnen aanleggen om onze kust even divers te maken als die in

Internationale ontwerpworkshop over de Zuid-Hollandse kust

Dat er iets moet gebeuren aan de kust van Zuid-Holland om de veiligheid te

waarborgen, is geen punt van discussie. Maar behalve de veiligheid is ook de

landschappelijke kwaliteit in het geding. Internationale teams van experts bogen

zich daarover met vijf ontwerpstudies. ‘Al deze plannen laten zien dat oplossingen

voor de veiligheid direct verbonden zijn aan de ruimtelijke organisatie van de kust.’

Tracy Metz

More Drama (Martin Arfalk, Zweden; Robert

Gostincar, Slovenië; Caroline Rufin-Solar, Frankrijk;

Dirk Neumann, Duitsland; Ankie Bruens, Nederland)

Meer drama betekent minder routine, meer

contrast, duidelijker omlijnde ambities. Kijk niet

alleen naar de zee maar ook naar de kwaliteiten

in de achtertuin, achter de duinen. Neem Katwijk:

geen boulevard, geen nieuw parkeren, maar

een nieuw waterfront met een haventje aan de

binnenkant. ‘In 2225 zijn wij allemaal dood, maar

Katwijk is dan het Nederlandse Venetië.’

Impressie van het nieuwe waterfront van Katwijk

in More Drama.

Page 19: Blauwe Kamer

40 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 41

andere landen. Zelf loop ik graag de zandmo-tor op om terug te kijken naar het strand als een strip.’De plannen lijken vooral door stedenbouwkun-dige en programmatische verlangens gedreven. De teams kregen als uitgangspunt mee een zeespiegelrijzing van 85 centimeter in 2100, het hoogste KNMI-scenario, maar dat heeft opval-lend weinig zichtbare weerslag op de plannen gehad. Over de verhouding tussen zoet water, bijvoorbeeld voor de kassen vlak achter de duinen, en het zoute water dat in verschillende plannen in kreken weer wordt binnengelaten, werd ook niet veel vernomen.

Stevige duinenrijToch zag Han Meyer, professor aan de TU Delft, in de plannen een bevestiging van zijn eigen overtuiging: ‘Nederland moet zijn beheer van het water aan een fundamentele heroverweging onderwerpen. Het is essentieel om veiligheid aan kwaliteit te linken. Kwaliteit is niet iets wat je achteraf erbij doet als je geld over hebt, zoals de huidige staatssecretaris denkt. Al deze plannen laten zien dat oplos-singen voor de veiligheid direct verbonden zijn aan de ruimtelijke organisatie van de kust.’ Verrassend vond hij het dat een onderwerp waar Nederland al 25 jaar lang over praat – ver-breding van de kust zeewaarts – in geen enkel plan voorkomt. Als je alle plannen die er in de loop der jaren voor de kust zijn getekend, langs diezelfde kust zou opstapelen, dan hadden we er een stevige duinenrij bij. Daar is nu deze buitenlandse inspiratie bovenop gekomen. Hiermee wordt de grote pot met plannen gekruid waar de pro-vincies nu in roeren – ze werken aan hun stra-tegieën voor het Deltaprogramma Kust voor 2100. Het is te hopen dat de grote lijn uit deze vijf plannen daarin terug te vinden is: meer contrast, meer onderscheid. De Nederlandse kust kan een beetje drama wel gebruiken.

Coastal Rhythm (Antonello Naseddu, Italië;

Kazimierz Rabski, Polen; Jake Wiersma, Gerwin de

Vries, Klaske Havik, Nederland).

Wij gaan voorbij de veiligheid, zeggen de

makers. We voegen meer zand toe om de duinen

te vergroten en aantrekkelijker te maken, we

breken de duinen door om het getij en daarmee

de natuur weer binnen te laten, we bouwen

tijdelijke nederzettingen die in de winter weer

verdwijnen. De kust raakt weer verbonden met

de ritmes van de natuur – en die zijn niet altijd

vriendelijk. Alleen Den Haag heeft het hele

jaar een strand, dus die stad krijgt de ruimte,

inclusief gebouwen die tot in de zee reiken.

Unveiling the Coast (Ana Raguz, Kroatië; José

Jiménez, Spanje; Gertjan Jobse, Leo Adriaanse,

Nederland).

Bij aankomst met de tram bij het Kurhaus hadden

de buitenlandse leden van het team geen idee

dat ze vlak bij de kust waren. Ze stuitten op

talloze obstakels: tussen de stad en het water,

tussen de duinen en het achterland, tussen

de duinen en het strand. In de plaats van deze

gefixeerde natuur stelt Unveiling the Coast een

dynamische natuur. De samenstellers trekken de

kassen naar de ‘glazen kust’, waar in tijdelijke

huisjes en paviljoens de producten uit de kassen

worden geconsumeerd. Het gebied krijgt ook een

tweelingresort: een drijvende marina in Katwijk

en event tourism in Noordwijk.

The Green Coast (Robin Hodgetts, Groot-Brittannië;

Francesco Musco, Italië; Vincent Herbert, Frankrijk;

Hanneke Kijne, Nederland).

Verbeter de verbindingen langs de kust en

met het achterland met groene corridors. Geef

de afzonderlijke kustplaatsen een sterker

eigen karakter – Hoek van Holland een nieuwe

uitkijktoren, Scheveningen het uitgaansleven,

Katwijk het ecotoerisme, Noordwijk de exclusieve

winkels en restaurants – en verbindt ze met een

netwerk van plezierboten.

The Cool Strip (Maria Goula, Spanje; Dan Haslov,

Denemarken; Linda McElduff, Ierland; Carolyn

Cobbold, Groot-Brittannië; Peter Veenstra,

Nederland).

Nee, niet de saaiheid bestrijden door om de

tien kilometer een nieuw thema te maken. Dat

lineaire van de kuststrook is geen probleem

maar juist een kwaliteit, zeker voor de

watersport, maar dan heb je wel een parallel

transportsysteem nodig, van boten of fietsen.

The Cool Strip houdt het strand in conditie met

een ‘tweede-generatie zandmotor’, waarbij

een door windenergie aangedreven motor

zelf het zand ophaalt. Het is wel te hopen dat

RandstadRail naar de kust wordt doorgetrokken.

‘Een sterke visie die op een integrale benadering

is gebaseerd, kan zelfs in tijden van crisis worden

gerealiseerd.’

Page 20: Blauwe Kamer

42 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 43

Veilig flaneren in Scheveningen

Te uitnodigende natuur in Twente

Groene long langs de Leidse Singel

Verbinden en trans formeren in Bordeaux

Tuin der zinnen in Huys Dever

Tussentijds ontwaken in Tilburg

Polderen in de Noordas

kritiek Het aansluiten bij de contrasten tussen de deelgebieden

van Scheveningen, de samenbindende toekomstige lijn

van de boulevard, en de lijnen naar het achterland, zijn de

ontwerpthema’s voor de toekomst

Page 21: Blauwe Kamer

44 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 45

rechte streep tussen kust en zee, volgt de nieuwe

boulevard hier de historische kustlijn. En die is

gebogen. Ten noorden van het kerkje van Scheve-

ningen tot aan het Museum Beelden aan Zee, heeft

de kustlijn, hier de Zeekant geheten, een kromming

naar binnen toe. Hier lagen in de luwte van de dui-

nen ooit de eerste huisjes met de vissersboten van

Scheveningen. Nu is het een parkeerterrein.

De nieuwe boulevard volgt deze kromming, waar-

door een bijzonder perspectief voor de wandelaar

ontstaat. Deze bocht zal de wandelaar nieuwsgierig

maken om verder te lopen, van de pier tot de haven

– langs de verschillende sferen van de klassieke

badplaats, het oude Dorp en de Haven. Door de

nieuwe boulevard strak tegen de bebouwing aan te

leggen, kan hier juist een breder strand ontstaan.

Dit is een duidelijke verbetering.

In het nieuwe ontwerp blijft ook het ‘autoflaneren’

mogelijk. De verkeersstromen hebben verschillende

niveaus waardoor zowel de voetganger als de auto

zich veilig en comfortabel kan bewegen. Aan het

einde van de boulevard, ter plaatse van het haven-

hoofd, komt een parkeerterrein in het nieuwe ont-

werp. Pas over enkele jaren wordt dit laatste deel

van de boulevard heringericht, na vernieuwing van

Scheveningen, sinds zo’n 150 jaar de badplaats

van Den Haag, is toe aan een nieuwe boulevard. De

huidige boulevard stamt uit de periode na 1884,

toen hier het badhotel Kurhaus werd gebouwd door

investeerders. Dit was ongeveer gelijktijdig met

andere badplaatsen zoals Noordwijk en Zandvoort.

Op de verharde boulevard en de oorspronkelijk

houten pier konden de badgasten flaneren, zien en

gezien worden. Ook nu nog is dat de functie van de

boulevard.

Met zijn vele technische vernieuwingen moet de

nieuwe boulevard Scheveningen beschermen tegen

de zeespiegelstijging – Scheveningen is door de

overheid aangemerkt als een van de ‘zwakke scha-

kels’ in de Nederlandse kustverdediging – en met-

een de toekomst van de badplaats versterken.

De nieuwe boulevard is een uitbreiding van de hui-

dige. De bestaande, die niet wordt heringericht,

stopt grofweg bij het Museum Beelden aan Zee. De

nieuwe zal hier aansluiten en doorlopen tot aan de

Haven, zo’n 1,8 kilometer verder en tweemaal zo

lang als de oude boulevard.

In 2006 werd de Barcelonese architect De Solá-

Morales als ontwerper van de nieuwe boulevard

aangesteld. De Catalaan ontwierp eerder in Bar-

Onderwerp verlenging boulevard Scheveningen

Locatie Scheveningen

Ontwerp blv

Ontwerpers Sola Morales i.s.m. Age Fluitman

Architecten; Ingenieursbureau Den Haag (Klaas

Hilverda), Dienst Stedelijke Ontwikkeling Den

Haag (Gielijn Blom)

Opdrachtgever gemeente Den Haag

Lengte 1,8 km

Ontwerp 2010

Realisatie 2012

Veilig flaneren in Scheveningen

kritiek

celona de verbinding tussen haven en stad. In

Scheveningen ontwierp het bureau van Morales

alles, van de stedenbouwkundige inpassing tot aan

het straatmeubilair. Morales legde bij dit project

de nadruk op een combinatie van aantrekkelijke

vormgeving en bijzondere technische vondsten. Zo

is de veiligheid van het achterland verzekerd door

onder de boulevard een traditionele betonnen dijk

te plaatsen. Vooral bij Scheveningen-dorp was de

zeewering zwak. Een hogere dijk zou een hinderlijke

barrière opwerpen, maar door het aanbrengen van

zand voor de dijk, kon deze hier zelfs worden ver-

laagd. Daardoor werd een betere aansluiting moge-

lijk bij de bestaande winkelstraat en bebouwing.

Om ervoor te zorgen dat de dijk bij een zeldzaam

zwaar noodweer niet doorbreekt, moeten zwaar-

dere objecten zoals paviljoens, voetgangersbruggen

en betonnen wanden uiteen kunnen vallen in delen

van maximaal 700 kilo. Zo kunnen bij zware storm

losgeraakte onderdelen de dijk niet beschadigen.

Door deze sterke nadruk op de techniek kon een

kritische partij als het waterschap Delfland over-

gehaald worden om goedkeuring te geven aan het

gewaagde nieuwe ontwerp.

Want gewaagd is het, met zijn kromming en zijn

hoogteverschillen. In plaats van de traditionele

Ontwerp van de Barcelonese architect De Solá-Morales voor de uitbreiding van de Scheveningse boulevard.

Een belangrijk principe: onder de boulevard zorgt

een betonnen dijk voor de veiligheid van het

achterland.

Impressietekening van de nieuwe boulevard.

Volgens het ontwerp is de boulevard niet langer

een rechte streep tussen kust en zee, maar volgt

het de historische en kromme kustlijn.

Page 22: Blauwe Kamer

46 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 47

de haven die dan een aantrekkelijker bestemming

voor de wandelaar zal zijn. De beëindiging van de

boulevard bestaat dan dus uit een parkeerterrein.

Hier had wellicht beter een bijzondere plek gemaakt

kunnen worden, met zicht op de schepen die de

haven in- en uitlopen. Wandelaars naar de haven

moeten straks langs een terrein met geparkeerde

auto’s.

Door de hoogteverschillen tussen de routes voor

de auto en voor de voetgangers ontstaat een veilig

en ontspannen wandelgebied. Samen met grote

lichtmasten en kiosken vormen voetgangersbrug-

gen herkenningspunten langs de boulevard. Een

deel van de strandpaviljoens wordt gehergroepeerd

zodat doorzichten ontstaan en het strand direct

toegankelijk is. Voor het Museum Beelden aan Zee

komt de overgang met de oude boulevard. Morales

had hier een geleidelijke overgang in gedachten,

waarin de bestratingen in elkaar overlopen. Een

driehoekige ruimte wordt een beeldentuin.

Niet overal komt hetzelfde straatmeubilair. Op deze

manier wilde de ontwerper een afwisselende wan-

deling creëren van Kurhaus tot Haven. Het is echter

de vraag of alle verschillen in hoogte, hekwerken,

straatmeubilair, lichtmasten en bruggen noodza-

kelijk zijn voor een aantrekkelijke wandeling, of dat

het gegeven van de bocht en de aanwezigheid van

de zee niet al voldoende zijn.

De gemeente onderzoekt ook toekomstige sce-

nario’s voor ontwikkeling, in het kader van het

nationale Atelier Kunstkwaliteit. Het is voorstelbaar

dat de boulevard dan een andere betekenis krijgt,

bijvoorbeeld als verbreding van het strand nodig is.

Het strand kan dan een betekenis krijgen voor de

stad als podium van Den Haag. Naast flaneren, zon-

nen en feesten krijgen dan ook festivals en sport-

wedstrijden hier de ruimte – met de boulevard als

een tribune met zicht op strand en zee.

Het kustatelier kan een impuls geven om de belang-

rijkste Zuid-Hollandse badplaatsen Den Haag,

Noordwijk, Katwijk en Hoek van Holland elk een

eigen profiel te laten ontwikkelen. Aansluiten bij

de gebiedskenmerken en de ontstaansgeschiedenis

zijn dan belangrijk. Hierop anticipeert het ontwerp

voor de boulevard al volop. Het aansluiten bij de

contrasten tussen de verschillende deelgebieden

van Scheveningen, de samenbindende toekomstige

lijn van de boulevard, en de verbindende lijnen naar

het achterland, zijn de ontwerpthema’s voor de toe-

komst. Daarbij komt de rol van de ruimtelijk ontwer-

per, die een aantrekkelijk ontwerp weet te koppelen

aan techniek en veiligheid, volop tot zijn recht, zoals

Morales heeft laten zien.

Angelique Mergler

Foto’s Nadine van den Berg

De nieuwe boulevard: een veilig en ontspannen wandelgebied. Rechts: Ter hoogte van het Museuem Beelden aan Zee in de duinen, heeft de kustlijn een

kromming naar binnen toe.

Alle objecten, zoals deze voetgangersbrug (midden), zijn uitgevoerd in losse delen van maximaal 700 kilo. Rechts: De Solá-Morales ontwierp ook het meubilair.

Zicht op het oude dorp. Rechts: Door het ontbreken van een hoge dijk is de aansluiting van de winkelstraat in het oude dorp op de boulevard en het strand verbeterd.

De verkeerstromen hebben alle hun eigen niveau.

Page 23: Blauwe Kamer

48 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 49Plankaart van Urbis voor het nieuwe Raakskwartier.

met het Twentekanaal gerealiseerd worden, evenals

een van de twee vlonderpaden. In het gebied tus-

sen de spoorlijn en de Hengelose straat is de tweede

fase in uitvoering, met onder meer een verbinding

met duikers onder het spoor door.

Hoewel het Kristalbad nog niet klaar is, overtuigt

het. De keuze voor lange rechte kades en stroken

riet en lisdodde in plaats van de doorsnee pseudo-

natuurlijke kronkelige vormentaal is een verade-

ming.

Het basisplan van BoschSlabbers is uitgewerkt door

Eelerwoude in samenwerking met Abe Veenstra.

Het hoofdidee van het definitief ontwerp is even

simpel als sterk: haaks op de infrastructuurlijnen

zijn nieuwe landschappelijke lijnen geïntroduceerd

in een soort streepjescodemotief, wat het landschap

aantrekkelijk maakt. Aan de Hengelose zijde ligt een

bomenweide, evenals aan de Enschedese kant waar

de weide aansluit op de fietsbrug over het kanaal.

Ertussen liggen twee groene lijnen, een tussenkade

en een brede ecologische verbindingszone, van

elkaar gescheiden door afwisselend brede en smalle

waterpartijen en stroken met zuiverende moeras-

beplanting. Door evenwijdig aan de hoogtelijnen

in het terrein, parallelle zones te maken met kleine

hoogteverschillen is een soort sawa-landschap

gecreëerd, waar het water doorheen geloodst wordt.

Op veel plaatsen is het hoogteverschil niet alleen

zichtbaar door kleine cascades maar ook door het

kalmerende geluid van vallend water. De combinatie

met het kraakheldere water – met een rijkdom aan

beplanting – en de vele meerkoeten zorgt voor een

intense natuurbeleving.

De start en het eindpunt van de weg die het water

door het gebied volgt hebben de ontwerpers gemar-

keerd met uitzichttorens die zijn vormgegeven als

grote peilstokken. De torens zijn bedoeld om de

bezoeker extra zicht te geven op de weg die het

water aflegt en daarmee inzicht in het functioneren

van het gebied als zuiveringsmachine. Ook elders

staan manshoge peilstokken om de bezoeker te

MV:24,2

MV:24,2

MV:25,0

MV:26,0

MV:27,0

MV:26,2

MV:26,5

MV:27,0

MV:27,0

MV:26,0

MV:27,0

MV:27,0

MV:28,5

MV:28,5

MV:23,9

MV:23,4

MV:23,7

MV:24,7

MV:24,7

MV:24,5

MV:24,3

MV:24,3

MV:24,3

MV:24,2

MV:24,5

MV:24,3

MV:24,7

MV:24,7

MV:24,7

MV:25,5

MV:25,0

MV:23,20

MV:22,40

MV:23,0

MV:23,0

MV:23,0

MV:22,10

MV:22,10

MV:23,00

MV:22,80

MV:23,9

Bodembreedte 4.0Taluds 1:2

Bodem:21,80

Bodem:21,3Bodem:

21,3Bodem:21,3

Bodem:21,5

Bodem:20,90

Bodem:20,6

Bodem:21,3

Bodem:22,5

Bodem:21,3Bodem:

21,3

Bodem: 22,7

Bodem: 22,69

Bodem: 22,8

Bodem: 22,5

Bodem: 22,80Bodem: 21,80

Bodem:22,3Bodem:

22,3Bodem:

22,3Bodem:22,3

Bodem:22,3

MAX peil: 24,1Normaal peil : 22,8

MAX peil: 24,3Normaal peil : 23,3

MAX peil: 24,5Peil buffering: 23,8Normaal peil : 23,5

MAX peil: 24,7Normaal peil : 24,2

Gradient

markegrens; bestaande bomen + evt. aanvulen

herprofileren heuvel

boomweide, 3 rijen

verblijfsplek (bankjes, info, fietsenrek)

uitkijktoren 12mkade op scheiding; zichtlijn

zichtbare overlaat

halfverhard pad over kade

zichtbare overlaat

vlonder (optioneel)

vlonder (optioneel)

verspringingen op overgang riet / water

uitkijktoren lager (8m)

onderhoud opslag met grasbeton

boomweide 2 rijen

info

info

info

info

info

brug

zichtbare inlaat

zichtbare inlaat

beek via grote koker in verdeelbasin

inlaat noordelijk deel

fietspad

afgraven

ophogen

3m/5m/3m

zichtbare doorlaat water / duiker ?

cascade

pad rondom

1000 mm.

1250 mm.

1250 mm.

voorzetting brugdek

keien

bank

asfalt

uitsparing boomspiegel

info

fietsenbeugels

info

verdeelkast

uitkijktoren

10 20 30 40 50 100 200 250150 300

Zuidelijk projectgebiedDO Kristalbad

Noordelijk projectgebied

Kristalbad

Landinrichting Enschede Noord

Noordpijl

Onderwerp waterbergingsgebied Kristalbad

Locatie Hengelo/Enschede

Ontwerp Eelerwoude en Abe Veenstra

landschapsarchitect

Ontwerpers Stephan Schorn, Abe Veenstra

Opdrachtgever Waterschap Regge en Dinkel i.s.m.

Dienst Landelijk Gebied, Landschap Overijssel,

gemeente Hengelo, gemeente Enschede, provincie

Overijssel, landinrichtingscommissie Enschede-

Noord

Ontwerp 2009

Realisatie 2010 – 2013

Omvang zuidelijk projectgebied ca. 27 ha (eerste

uitvoeringsfase)

Te uitnodigende natuur in Twente

Het laatste stukje van mijn wandeling naar het

Kristalbad word ik ingehaald door slierten fietsers,

ouders met kinderen, recht op het nieuwe water-

rijke groengebied af rijdend. Ik ben verbaasd over

zo’n drukte in het hagelnieuwe natuurlijke bergings-

en zuiveringsgebied. Maar het blijkt deze zondag-

middag open dag bij de nabijgelegen voetbalclub

Twente, het fietspad langs het spoor van Hengelo

naar Enschede leidt recht naar het voetbalstadion

De Veste. De fietsers laten het Kristalbad rechts lig-

gen. Dat is jammer, want ze missen wel wat.

Het Kristalbad was tot voor kort een anoniem agra-

risch tussengebied, doorsneden door het Twenteka-

naal van Zutphen naar Enschede, de spoorlijn en de

Hengelose Straat tussen Hengelo en Enschede. De

rustige, groene stadsrand van Hengelo met een cam-

ping en villabuurtjes ligt op enige afstand. Aan de

andere kant grenst het Kristalbad aan de westrand

van Enschede, waar de afgelopen jaren grootschali-

ge ontwikkeling heeft plaatsgevonden. Hier zijn veel

recreatievoorzieningen, kantoren en bedrijvigheid,

met de Universiteit Twente en het Twente-stadion

kritiek

als belangrijkste magneten. Op de rand ligt een

schaatsbaan, ingepast met een groene grondwal.

Zuidelijk van het Kristalbad, aan de overzijde van

het kanaal, prijkt een kleinschalig agrarisch coulis-

selandschap. Ten noorden van het plangebied ligt

onder meer het terrein van een golfclub.

De positie van het gebied aan de rand van stad, op

de schakel naar het ommeland, en op een van de

weinige plekken waar het langzaam verkeer het

kanaal kan oversteken, maakt het geschikt als recre-

atiegebied. Het Kristalbad ligt niet voor niets in het

recreatieve ‘Rondje Enschede’, dat diverse groen-

gebieden aaneenschakelt. Het Kristalbad is in de

eerste plaats een retentiegebied dat stedelijk water

uit Enschede opvangt. Daarnaast zorgt het voor

natuurlijke zuivering van het oppervlaktewater en

maakt deel uit van de ecologische verbindingszone

Twekkelo-Drienerlo.

Ondanks dit complexe gebiedsprogramma is het de

ontwerpers gelukt een krachtig en eenvoudig ont-

werp te maken. De eerste fase die net gerealiseerd

is, ligt tussen het kanaal en de spoorlijn. Dit grootste

deelgebied is bijna af. Wel moet nog de verbinding

MV:24,2

MV:24,2

MV:25,0

MV:26,0

MV:27,0

MV:26,2

MV:26,5

MV:27,0

MV:27,0

MV:26,0

MV:27,0

MV:27,0

MV:28,5

MV:28,5

MV:23,9

MV:23,4

MV:23,7

MV:24,7

MV:24,7

MV:24,5

MV:24,3

MV:24,3

MV:24,3

MV:24,2

MV:24,5

MV:24,3

MV:24,7

MV:24,7

MV:24,7

MV:25,5

MV:25,0

MV:23,20

MV:22,40

MV:23,0

MV:23,0

MV:23,0

MV:22,10

MV:22,10

MV:23,00

MV:22,80

MV:23,9

Bodembreedte 4.0Taluds 1:2

Bodem:21,80

Bodem:21,3Bodem:

21,3Bodem:21,3

Bodem:21,5

Bodem:20,90

Bodem:20,6

Bodem:21,3

Bodem:22,5

Bodem:21,3Bodem:

21,3

Bodem: 22,7

Bodem: 22,69

Bodem: 22,8

Bodem: 22,5

Bodem: 22,80Bodem: 21,80

Bodem:22,3Bodem:

22,3Bodem:

22,3Bodem:22,3

Bodem:22,3

MAX peil: 24,1Normaal peil : 22,8

MAX peil: 24,3Normaal peil : 23,3

MAX peil: 24,5Peil buffering: 23,8Normaal peil : 23,5

MAX peil: 24,7Normaal peil : 24,2

Gradient

markegrens; bestaande bomen + evt. aanvulen

herprofileren heuvel

boomweide, 3 rijen

verblijfsplek (bankjes, info, fietsenrek)

uitkijktoren 12mkade op scheiding; zichtlijn

zichtbare overlaat

halfverhard pad over kade

zichtbare overlaat

vlonder (optioneel)

vlonder (optioneel)

verspringingen op overgang riet / water

uitkijktoren lager (8m)

onderhoud opslag met grasbeton

boomweide 2 rijen

info

info

info

info

info

brug

zichtbare inlaat

zichtbare inlaat

beek via grote koker in verdeelbasin

inlaat noordelijk deel

fietspad

afgraven

ophogen

3m/5m/3m

zichtbare doorlaat water / duiker ?

cascade

pad rondom

1000 mm.

1250 mm.

1250 mm.

voorzetting brugdek

keien

bank

asfalt

uitsparing boomspiegel

info

fietsenbeugels

info

verdeelkast

uitkijktoren

10 20 30 40 50 100 200 250150 300

Zicht vanaf de uitkijktoren aan de stadsrand van Enschede (links). De uitkijktoren trekt veel publiek.

Plankaart Kristalbad van Eelerwoude en Abe Veenstra

landschapsarchitect.

Zicht op de natuurlijke zuiveringsvelden van Kristalbad. Op de achtergrond het Twente-stadion. Peilstokken laten zien dat het verval in het bad meer dan twee

meter bedraagt.

Page 24: Blauwe Kamer

50 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 51

wijzen op de hoogteverschillen en het is de bedoe-

ling om als peilstok vormgegeven wegwijzers te

plaatsen. Als ook de informatieborden zijn aan-

gebracht – waarvan de staanders al zijn geplaatst

– heeft het gebied zijn maximale laadvermogen aan

thema’s wel bereikt. Gelukkig zijn andere zaken,

zoals afrastering en duikerpijpen simpel gehouden.

Het gebied functioneert als uitloopgebied. Tijdens

mijn bezoek werd het goed gebruikt, vooral door

65-plussers en hondenbezitters. Op veel plaatsen

stinkt het naar hondenpoep, wat jammer is in een

gebied met het hoofdthema zuiverheid.

De torens werken niet alleen goed als uitkijkpunten

maar hebben ook een natuurlijke aantrekkings-

kracht op bezoekers. Tussen de beide torens is een

architectonische spanning voelbaar: ze kijken door

de aswerking als het ware naar elkaar. Deze as heeft

een functie als waterscheiding en is uitgevoerd als

een lange kade die dwars door de streepjescode

snijdt. Omdat deze kade voor de recreant niet toe-

gankelijk is, was het logischer geweest de verbin-

dingsroute anders vorm te geven.

Hekken met bordjes ‘kwetsbaar natuurgebied’ aan

weerszijden moeten wandelaars buiten houden

maar werken niet: tijdens mijn bezoek steekt een

tweetal met honden over, recht door het gebied.

Watervogels vliegen op. De boodschap is dat de

ecologische verbindingszone zich niet verdraagt

met recreatief gebruik. De vraag is of dat terecht is,

gezien het type natuur. Zonde is het in ieder geval

want het middengebied nodigt uit om ontdekt te

worden.

Het valt op dat alle routes in het gerealiseerde deel

langs de randen van het gebied lopen, langs het

kanaal, langs de spoorlijn, over de boomweides

langs de stadsranden, om het waterrijke midden-

gebied heen. Vanaf alle vier de randen zijn alleen

kleine ‘inprikkers’ gemaakt, zoals een kort pad op

de tussenkade. Het pad biedt een mooi zicht op

een cascade en leidt naar een vogeluitkijkscherm.

Iets verderop zijn twee vlonderpaden gedacht. Ze

voegen maar weinig toe: het nog niet gerealiseerde

tweede vlonderpad kan net zo goed achterwege

blijven. De torens blijken zodoende broodnodig om

de bezoeker een blik op het waterrijke binnenste

te bieden. En dat steekt: zo zijn natuur en recreatie

te veel gescheiden werelden in Kristalbad. Was hier

niet een evenwichtiger oplossing denkbaar in de

afweging tussen natuurontwikkeling en recreatie?

Hank van Tilborg

Foto’s Harry Harsema en Hank van Tilborg

De omgeving van de uitkijktorens is ingericht als verblijfsplek.

Het eerste bassin met instroom van de Elsbeek. De drijvende bakken met beplanting werken wat vervreemdend temidden van de rijke natuurlijke begroeiing onder

water. Rechts: Aan de Hengelose kant verlaat het gezuiverde water van de Elsbeek het Kristalbad via een cascade.

Het vlonderpad draagt bij aan de beleving van het water. Rechts: Een van de ‘inprikkers’ leidt naar het vogeluitkijkscherm en de

daarachter gelegen cascade.

Links: Zicht vanaf de uitkijktoren aan de stadrand van Hengelo over de kade richting de uitkijktoren aan kant van Enschede. Rechts: Zwanen nestelen tussen de jonge

moerasbeplanting. Op de achtergrond de uitkijktoren aan de Hengelose kant van Krsitalbad.

Page 25: Blauwe Kamer

52 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 53

De keuze voor lange rechte kades en stroken riet en lisdodde

in plaats van de doorsnee pseudonatuurlijke kronkelige vormentaal

is een verademing

Overzicht over het plangebied in noordelijke richting, gezien vanaf de uitkijktoren aan de Hengelose zijde, met op de achtergrond het plangebied van de tweede fase.

Page 26: Blauwe Kamer

54 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 55

bevolking heeft een belangrijke

stem in de realisatie, vooral in de

programmering van het park. Om de

bewonersparticipatie te organiseren

stelt LOLA voor het park te verdelen

in cirkels. Groepen bewoners ‘adop-

teren’ cirkels en selecteren de best

mogelijke programmering, functies

en kenmerken. De gemeente heeft als

belangrijkste taak het herinrichten

van het wegenstelsel. De ontwerpers

nemen de leiding bij het ontwerpen

van de randen van het Singelpark.

Studio Karst gooit het over een ande-

re boeg, maar hun plannen zijn gro-

tendeels wel te combineren met die

van LOLA. Studio Karst wil met Gar-

den of Leiden de hele stad tot bota-

nische tuin maken. Het Singelpark

vormt de ring. De ontwerpers beogen

meer intieme plekken te maken in het

stedelijk weefsel en stellen de aanleg

van twintig omheinde tuinen voor.

Elke tuin krijgt zijn eigen beplanting

en sfeer. Net als LOLA ziet het Zwit-

serse bureau in de Hortus Botanicus,

die onderdeel uitmaakt van het Sin-

gelpark, een belangrijke partner. Over

de route moeten nog knopen worden

doorgehakt. Studio Karst is een stuk

explicieter dan LOLA over het marke-

ren van deze weg. Het bureau situeert

aan de buitenzijde van de singels een

vrij liggende promenade, omzoomd

door een dubbele bomenrij.

Tuin der zinnen in Huys Dever

Locatie Lisse

Ontwerp Joost Emmerik en Tomas

Degenaar

Opdrachtgever vakblad Tuin &

Landschap (prijsvraag)

Status uitvoering in 2013

vrijheid. In hun ontwerp passen ze

verschillende elementen uit middel-

eeuwse siertuinen toe. Het ontwerp

heeft een vloer van bloemrijk gras-

land waarop een lange zodenbank

en wilgentenen staan. Vakken vol

‘Verbluffend eenvoudig en tegelij-

kertijd architectonisch gezien zeer

krachtig’, zo typeert de jury van vak-

blad Tuin & Landschap het winnende

ontwerp voor een siertuin bij rijksmo-

nument ’t Huys Dever in Lisse. Makers

van het plan Tuin der zinnen zijn

landschapsarchitect Tomas Degenaar

en architect en stedenbouwkundige

Joost Emmerik. De prijsvraag draaide

om het ontwerpen van een middel-

eeuwse siertuin. De ontwerpers gin-

gen daarom op zoek naar de essentie

van zo’n historische tuin.

Emmerik en Degenaar concludeerden

al snel dat de gestelde vraag merk-

waardig was. Er bestaat namelijk geen

archetypische middeleeuwse siertuin.

Het beeld dat je als eerste voor ogen

komt, is de kloostertuin met een

strakke ordening van vier vakken.

Maar in de middeleeuwen bestonden

ook idyllische tuinen met een veel

vrijere opzet zoals het type locus

amoenus. Of eenvoudige moestuinen.

Die ontdekking gaf de ontwerpers

[email protected] Tekst Marieke Berkers

Singelpark Leiden

Locatie Leiden

Ontwerp LOLA landscape architects

en Studio Karst

Opdrachtgever gemeente Leiden

Status gemeente gaat in gesprek

met ontwerppartijen

Groene long langs de Leidse Singel

Verbinden en trans formeren in Bordeaux

Locatie Bordeaux

Ontwerp KCAP Architects&Planners

i.s.m. Mutabilis (landschap), Ingerop

Engineering, Oasiis (duurzaamheid)

en BMA (programmering)

Opdrachtgever Ville de Bordeaux

Communauté Urbaine de Bordeaux

Status masterplan goedgekeurd

door de burgemeester van

Bordeaux, de Franse minister van

Buitenlandse Zaken en de gemeente

Bordeaux

In 2012 krijgt Bordeaux een nieuwe

brug over rivier de Garonne: de

Bacalan Bastide. Hierdoor ontstaat

een betere verbinding tussen de

linker- en rechteroever. Dit biedt

de mogelijkheid het beter ontsloten

waterfront van Bordeaux-Brazza

te transformeren. Het voormalige

industriegebied krijgt een gemengd

stedelijk programma. Het masterplan

van KCAP Architects&Planners behelst

de totale aanpak van het 67 hectare

LOLA kiest voor een lineair park, een

park met een veel grotere lengte

dan breedte. Dit type park verbindt,

maakt ruimte in volle steden en zorgt

voor biodiversiteit. Het Singelpark is

een bijzonder lineair park; het heeft

de vorm van een cirkel en is met zijn

twee kades twee keer 6,3 kilometer

lang. Een doorgaande, heldere route

die de diverse delen van het park

doorsnijdt zorgt voor de verbindende

lijn. De routes zijn zo ontworpen

dat gebruikers ze intuïtief zullen

gebruiken. Wie het water volgt komt

al een heel eind. Ook zijn de oevers

van de Singelgracht te onderscheiden

van die van de stadsgrachten door

hun natuurlijke karakter. Daarmee is

bewegwijzering overbodig. Wel stelt

LOLA digitale informatiepunten voor

over de geschiedenis of natuurwaar-

den van de plek.

De ontwerpers moeten ook een

manier vinden om de vele ideeën

van bewoners te kanaliseren. De

De Singel in Leiden begrenst al sinds

1659 de binnenstad. Het ontbreekt

de structuur tegenwoordig echter aan

eenheid. Twee jaar geleden bracht

een burgerinitiatief het idee voor

het voetlicht het Singelpark te ver-

nieuwen. De projectgroep Singelpark

van Stadslab, die de initiatiefnemers

ondersteunt, werd aanjager van het

project. De gemeente Leiden steunde

het initiatief en zegde de helft van de

investering toe: 6,3 miljoen euro. Ook

schreef ze een prijsvraag uit die twee

eersteprijswinnaars opleverde: LOLA

landscape architects uit Rotterdam en

Studio Karst uit Zürich.

bloemen en kruiden geven de tuin een

levendig beeld. In de tuin ligt een vij-

ver, omgeven door een stalen ring met

de bekende vroegmiddeleeuwse zin:

‘Hebban olla uogala nestas hagunnan

hinase hic anda thu.’

grote gebied. Naast het toevoegen

van gemengde stedelijke functies

worden voormalige gebouwen en

infrastructuur hergebruikt. Het

opruimen van bodemverontreiniging

en overstromingsmanagement zijn

onderdeel van het masterplan. Het

programma bevat 600.000 vierkante

meter aan woningen, kantoren,

industrie, publieke functies en nieu-

we openbare ruimtes.

Het masterplan geeft een kwaliteits-

impuls die verder reikt dan het gebied

zelf. Zo ontwerpen de stedenbouw-

kundigen een netwerk van openbare

ruimtes die nieuwe verbindingen

vormen tussen de rivier, bestaande

wijken en de heuvels in de omgeving.

KCAP geeft de verschillende zones

eigen sferen, dichtheid, functies en

typologieën. De ontwerpers duiden

de opzet als een ‘mozaïekstructuur

van karakterzones’.

Het lineaire ontwerp voor het Singelpark.

Een heldere route verbindt de onderdelen van het park.

Het masterplan voor het waterfront van Brazza – in het noorden de nieuwe brug

over de Garonne.

Verschillende stijlfiguren in het ontwerp voor de siertuin bij ’t Huys Dever.

Page 27: Blauwe Kamer

56 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 57

etalage

Locatie Tilburgse Spoorzone

Ontwerp Studio Papaver

Opdrachtgever mede mogelijk

gemaakt door het Stimuleringsfonds

voor Architectuur, de provincie

Noord-Brabant en de gemeente

Tilburg.

Status onderzoek is afgerond

Tussentijds ontwaken in Tilburg

Studio Papaver deed het afgelopen

jaar onderzoek naar onbestemde

ruimtes rond grote ontwikkello-

caties. Sluimerplekken noemen ze

die. De stedenbouwkundigen Zineb

Seghrouchni en Anne Seghers ontra-

felen in hun onderzoek de mogelijk-

heden voor tijdelijk gebruik van dit

soort ruimtes. De resultaten vatten

ze samen in een manifest. Zeven

kracht van sluimerplekken om ontoe-

gankelijke ruimtes open te breken en

verbindingen met de stad maken, is

dat ze op grotere schaal kunnen bij-

dragen aan de stadsontwikkeling.

Studio Papaver benadrukt dat slui-

merplekken niet zomaar verdwijnen.

Ze verschuiven in de loop der tijd. Een

ingreep kan tijdelijk zijn, maar het

effect ervan moet zich verder kunnen

Locatie Noordas Stadsregio

Rotterdam

Ontwerp DaF-architecten

Opdrachtgever stadsregio

Rotterdam

Status realisatie tussen medio 2012

en eind 2013

Polderen in de Noordas

Rond de Noordas in de stadsregio

Rotterdam bestaat de ambitie ruim-

telijke opgaven die gemeentegrenzen

overschrijden in samenhang aan te

pakken. Bereikbaarheid staat cen-

traal bij verschillende opgaven van

gebiedsontwikkeling in het gebied

dat deels open en deels bebouwd is.

Ook bij het ontwikkelen van natuur-

en recreatiegebieden tussen de noor-

delijke stadsrand van Rotterdam en

het verstedelijkende Lansingerland,

is het beter bereikbaar maken een

sleutelopgave. Over dit vraagstuk

riep de stadsregio ontwerpers op met

plannen te komen om de Noordas als

geheel en het Polderpad – een fiets-

pad dat je van Rotte naar de Schie

brengt – in het bijzonder een duidelij-

ker gezicht te geven. Winnaar van de

prijsvraag, DaF-architecten, schetste

een kader voor vier routes met de

titels: Polderen over het programma,

Het markeren van de polders, De

beleving van het landschap en Verha-

len uit de polder. Deze routes vormen

samen het omgevingsontwerp dat

zorgt voor een betere beleving van

het landschap. DaF-architecten deed

een uitgebreide studie naar histori-

sche en landschappelijke aspecten.

Dat viel in de smaak bij de jury. De

komende tijd werken de ontwerpers

met de historische ondergrond als

basis samen met bewoners, gebrui-

kers en bedrijven aan markering van

de route en inbedding in het gebied.

ontwikkelen. Deze ambitie geeft het

belang aan van ‘principe twee’ uit het

manifest: ‘Formuleer de urgentie op

bovenlokaal niveau.’ De Spoorzone in

Tilburg is een goed gekozen testloca-

tie. Op deze plek vindt namelijk een

grootschalige ontwikkeling plaats,

omringd door sluimerplekken. De

centraal gelegen plek gold echter

lange tijd als ontoegankelijk enclave in

de stad. Goede tussentijdse plekken,

waarbij ook nagedacht wordt over

verbinding met de rest van de stad,

zullen de locatie weer in de hoofden

van de Tilburgse bewoners tot leven

wekken.

Het is de vraag of de vorm van een

manifest wel zo goed gekozen is. Dat

komt doordat het niet altijd duidelijk

is wie de ontwerpers aanspreken.

Soms lijkt Studio Papaver zich te

richten tot de ontwerper en soms ook

tot ontwikkelaars of gemeenten. Het

gevaar ligt op de loer dat niemand

zich echt aangesproken voelt.

principes moeten de lezer de juiste

mentaliteit bijbrengen: de tussentijd-

mentaliteit. De methode werd getest

in de spoorzone in Tilburg.

De ontwerpers doen waardevolle

aanbevelingen. Zo waarschuwen ze

om tijdelijke ingrepen niet als ad hoc

ingrepen te beschouwen. ‘Zorg voor

een goede verknoping tussen lokale en

bovenlokale urgenties’, bevelen ze. De

Mogelijke invulling van een sluimerplek op een Tilburgse straathoek.

ACADEMIE VAN BOUWKUNST AMSTERDAM / stedenbouw en landschaps architectuur TECHNISCHE UNIVERSITEIT DELFT / stedenbouw T EC H N I SC H E U N I V E RS I T E I T E I N D HOV E N / urban des ign and planning WAGENINGEN UNIVERSITy / landschapsarchitectuur ROTTERDAMSE ACADEMIE VAN BOUWKUNST / stedenbouw HOGESCHOOL VAN HALL LARENSTEIN / landschapsarchitectuur NHTV INTERNATIONAAL HOGER ONDERWIJS BREDA / urban design HKU HOGESCHOOL VOOR DE KUNSTEN UTRECHT / urban design FONTyS ACADEMIE VOOR ARCHITECTUUR EN STEDENBOUW / stedenbouw SAXION DEVENTER / stedenbouwkundig ontwerpen

Het beste afstudeerwerk

Beeld uit het Wageningse project Vibrant Land van Jorrit Noordhuizen en Inge Kersten.

Page 28: Blauwe Kamer

58 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 59

Dit jaar stuurden tien ontwerpopleidingen afstudeerwerk in, een mix van projecten op bachelor- en masterniveau. Grote maatschap-pelijke vraagstukken, zoals herstructurering van het bestaande, klimaat- en voedselcrisis en energie staan bij afstudeerders al jaren op de agenda. Ook in deze lichting zijn ze goed verte-genwoordigd.Vooral studenten aan Wageningen University, de Amsterdamse Academie van Bouwkunst en het Tilburgse Fontys adresseren grote thema’s als kustveiligheid, voedsel, duurzame energie en klimaatadaptatie. De invulling of herbe-stemming van cultuurhistorische gebieden is, in vergelijking met de beroepspraktijk, veel minder aanwezig. Wel staat dit onderwerp cen-traal in plannen als dat voor de omgeving van slot Loevestein (pagina 69), het KVL-terrein

in Oisterwijk (69) het hergebruik van het Trolly Car depot no. 6 in Wroclaw (74) en het ontwerpend onderzoek naar de Rotterdamse brandgrens (68). Nieuw zijn de consequenties van de economische crisis, die in voorgaande lichtingen nog niet zichtbaar waren.Hoe benaderen studenten deze opgaven? Hoe gaan ze om met de hedendaagse tijdgeest en de rol van het ontwerp?

Veelzeggende titelHet zoeken naar een nieuwe verhouding tussen de overheid en de gebruiker van het publieke domein komt het nadrukkelijkst aan de orde in de plannen van de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht. Kim Kool laat zich in haar ontwerp voor het Wilhelminaplein in Eind-hoven met de veelzeggende titel ‘Ons plein’

(72) leiden door de beleving van de gebruiker. In haar toelichting legt zij het accent op een beschrijving van het ontstane beeld. Daardoor wordt niet duidelijk of de gekozen insteek tot dilemma’s leidt – bijvoorbeeld tussen groe-pen gebruikers of tussen nieuwe wensen en bestaande kwaliteiten. Ook is het is de vraag of de oplossing, die veel ruimte geeft aan grote zitelementen en terrassen voor bestaande hore-cavoorzieningen, uiteindelijk zo veel anders en nieuw is als wordt beoogd.Floris Grondman (‘Het Nest Uit!’, 72) wil in zijn ontwerp voor de omgeving van de Utrechtse creatieve broedplaats Vechtclub XL het gebruik niet te veel vastleggen maar ‘moge-lijkheden aanbieden’. Het is aan de gebruiker om aanwezige elementen te definiëren ‘tot wat men er in ziet’. Uit de presentatie wordt niet direct helder wat er wél wordt ontworpen.Hoe zorg je voor vrijheid voor toekomstig en onvoorspelbaar gebruik en hoe bereik je tege-lijkertijd samenhang en ruimtelijke kwaliteit? Deze vraag klinkt door in veel plannen. Het plan ‘Visible Cities’ (63) van Edwin Hans van de Technische Universiteit Delft maakt dui-delijk dat dit niet zonder overheid kan. Het plan zoekt het antwoord in het geven van een impuls aan de programmering door de inzet van publieke, niet-ruimtelijke middelen, zoals wifi, elektriciteit en water. Samenhang komt van een verhoogde waterkering. De gemeente is verantwoordelijk voor de basisinrichting van zogenoemde stadskamers.

LocatiekeuzeDe consequenties van de financiële en econo-mische crisis echoën vooral door in de projec-ten afkomstig van de NHTV Breda en de Tech-

58 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 59

Beeld het uit project 'Nieuw eetlust' van Peter Leeuw van de Tilburgse Fontys academie.

Meer dan mooie plaatjes

nische Universiteit Eindhoven. Sleutelwoorden zijn fasering, samenhang en sociale identiteit. In de Bredase plannen ‘Waste-Graceland’ (71) en ‘Waalfront 1.2’ (71) dient de openbare ruimte als kader voor toekomstige ontwikke-lingen.Illustratief voor de tijdgeest is de locatiekeuze van ‘Waalfront 1.2’: voor dit gebied is al in 2007 een masterplan gemaakt. Het project gold als het paradepaardje van de gebiedsont-wikkeling en figureerde als voorbeeldcase in tal van cursussen. Een nieuwe visie, begin 2012 gemaakt door het Ontwikkelbedrijf Waalfront in reactie op het economisch slechte weer, met een raamwerk van openbare ruimtes en flexibel in te vullen bouwvelden, was het vertrekpunt voor dit afstudeerwerk. Het afstu-deerplan beoogt met spelregels de kwaliteit van de bebouwingswanden te borgen en tege-lijkertijd de flexibiliteit te bieden die in deze tijd gewenst is.De Eindhovense plannen ‘Het stedelijk geheugen’ (64) en ‘Potentie en weerbarstig-heid’ (65) leggen het accent op de sociale en ruimtelijke context. In het eerste plan wordt met bescheiden stedenbouwkundige ingrepen de zone tussen twee Haagse wijken opnieuw ingedeeld en geprogrammeerd. Lokale onder-nemers kunnen zich hier vestigen. ‘Potentie en weerbarstigheid’ streeft naar een ‘alternatieve herstructuringslogica’ voor het voormalige KVL-terrein in Oisterwijk. Uit de impressie van de ‘eerste fase’ valt op te maken dat bewoners zich het terrein kunnen toe-eigenen. Maar dit beeld roept ook vragen op. Zijn alle activiteiten toegestaan? Zijn er meerdere fases?De Eindhovense student Damian Alcedo betoogt in ‘Wonen tussen stad en land’ (64) dat door de Grondexploitatiewet lage bebou-wingsdichtheden mogelijk zijn. De schema’s maken niet voldoende aannemelijk dat hierbij automatisch ook een ‘openbaar toegankelijk natuurgebied’ ontstaat.

Breedste insteekOntwerp kan gaan over vormgeven aan een specifiek programma of een duidelijk omschre-ven doelstelling maar het wordt spannender als het ontwerp een rol speelt bij het inzichtelijk maken of verzoenen van (schijnbaar) conflic-terende belangen. Plannen die een dergelijk spanningsveld als vertrekpunt hebben zijn ‘Eemsdam’ (verzoening natuur en economie, 70), ‘Nieuwe Eetlust’ (71, stedelingen en agra-riërs dichter bij elkaar brengen) en ‘Eat your

view’ (60, landbouw met natuur).Dit laatste project van de Amsterdamse stu-dent Michiel van Driessche heeft de breedste insteek. Zijn ontwerpend onderzoek laat zien wat een landbouwhervorming kan betekenen voor de Veenkoloniën. Tegelijkertijd doet het plan uitspraken over recreatie, ecologie en infrastructuur. Aansluiting op de lokale vraag werd gevonden door 22 stakeholders te inter-viewen. Tijdens de presentatie van dit afstu-deerwerk toonde de afstudeercommissie zich onder de indruk van de uitwerking op grote schaal maar oordeelde ook dat de student ontwerpterrein prijsgaf door zijn soms al te pragmatische houding tegenover de concrete opgaven. De commissie vroeg zich af of dit een uitvloeisel is van de zoektocht naar de nieuwe rol van ontwerpers – aangezien meer afstudeer-studenten in Amsterdam deze neiging leken te vertonen. In de vorige editie van de afstudeerspecial onderscheidde inleider Enno Zuidema twee soorten plannen: projecten waarbij de focus ligt op het eindbeeld, ontwerp als fait accompli, en projecten waarbij de ingrepen centraal staan en het eindbeeld het gevolg is van ontwikkelingen die hierdoor in gang zijn gezet. De tweede categorie is in deze lichting nadrukkelijk aanwezig met een breed scala aan ingrepen: ‘kleinschalige landschapsinterven-ties’ (66, de ‘plug-ins’), aanpassingen in het watersysteem (62, overstromingsbestendige dijken in ‘Prepare for impact’), infrastructuur (69, ‘Voorbij de vangrail’) en wifi (63, ‘Visible Cities’).Andere voorbeelden zijn de kustversterking-plannen die te typeren zijn als een slimme omgang met natuurlijke processen met een lange tijdshorizon. In het plan ‘Een door-braak voor de Hollandse badplaats’ (60) van de Amsterdamse student Miriam Verrijdt en het eerder genoemde plan ‘Eemsdam’ wordt de kustlijn gemanipuleerd met respectievelijk strekdammen en een leiddam waardoor land-schappen ontstaan met nieuwe mogelijkheden voor natuur, recreatie, industrie en zeewier-teelt.‘Rijzend Land’ (61) van Jorryt Braaksma van de Amsterdamse Academie van Bouwkunst is gebaseerd op de strategie om laaggelegen polders te laten opslibben tot boven de gemid-delde hoogwaterstand, onder invloed van de getijdendynamiek. En in het Wageningse plan ‘Vibrant Land’ (66) voor de kustverdediging van North Carolina zorgt een houten struc-

tuur, gemaakt van lokaal gekapte bomen, voor de aangroei van duinen. Het plan maakt gebruik van eenvoudige middelen maar is uiterst effectief, oordeelde de jury van de Archiprix die dit plan in juni bekroonde met een eerste prijs.

Onzekerheden en procesUit de afstudeerplannen spreekt engagement met de actualiteit, idealisme en een groot geloof in de kracht van het ontwerp, maar ook is het besef aanwezig dat er grenzen zijn aan wat maakbaar is. Er wordt gezocht naar een meer gefaseerde manier van ontwerpen die ruimte laat voor onzekerheden en proces.Dit blijkt uit de woordkeus in de toelichtingen. Plannen worden aangeduid als ‘testcase’, ‘ont-werpend onderzoek’, ‘zoektocht’, ‘scenario’, ‘mogelijk eindbeeld’, ‘ontwikkelscenario’, of ‘geregisseerd laissez faire’. Er worden ‘transfor-maties op gang gebracht’, ‘impulsen gegeven aan een dynamisch proces’ of ‘mogelijkheden onderzocht’. Het is soms puzzelen waar een plan precies over gaat. Voor een deel komt dat ongetwijfeld doordat de studenten slechts een half A4’tje tekst en enkele beelden mochten aanleveren. De studenten lijken te beseffen hoe belangrijk communicatie is in deze tijd van prijsvragen en meervoudige opdrachten, maar slaan soms door in retoriek en ondoorgrondelijk proza, terwijl het ‘waarom’, ‘wat’ en ‘hoe’ niet altijd duidelijk zijn. Wat te denken van een zin als: ’Er wordt een regeneratieve en integratieve strategie toegepast door middel van een ope-rationeel plan dat zich in het veld manifesteert met een implementeerbare tactiek.’De plannen van deze afstudeerlichting zijn niet op alle fronten even overtuigend in presentatie of ruimtelijke uitwerking van de (hoge) nage-streefde ambities. Dat is niet verwonderlijk. Opgaven waarin geanticipeerd wordt op markt-partijen of burgers zijn per definitie complex, zeker in relatie tot de laboratoriumsituatie die een opleiding in feite is. Maar het is goed om te zien dat deze afstudeerlichting inhoud en proces nadrukkelijk met elkaar probeert te verbinden.

Harma Horlings

Page 29: Blauwe Kamer

4 / 2012 blauwe kamer 6160 blauwe kamer 4 / 2012

De waddenkust heeft een lange

geschiedenis van landwinning. Al

meer dan duizend jaar worden hoge

kwelders bedijkt voor agrarisch

gebruik. Door inklinking en de stij-

gende zeespiegel liggen deze polders

tegenwoordig onder zeeniveau, de

oudste al meer dan twee meter. De

waterschappen hebben steeds meer

moeite om deze gebieden droog en

zoet te houden. De diepteligging

heeft ook andere nadelen. Bij een

dijkdoorbraak zijn de gevolgen groter

bij een diepgelegen polder dan bij

polders die boven zeeniveau liggen.

Zo waren er tijdens de watersnood-

ramp in 1953 grote verschillen in het

aantal dodelijke slachtoffers tussen

lager- en hogergelegen polders.

Dit afstudeerontwerp verkent een

duurzame strategie tegen verzilting

en voor kustveiligheid. Het is een

strategie om laaggelegen polders op

natuurlijke wijze, onder invloed van

de getijdendynamiek, te laten opslib-

ben tot boven de gemiddelde hoog-

waterstand. Tijdens dit proces volgen

in een relatief kort tijdsbestek (75-100

jaar) spectaculaire landschappen

elkaar op. Iedere 25 jaar wordt het

proces bij een ander te laag gelegen

gebied in werking gesteld. Hierdoor

zijn in één mensenleven alle stadia

van de Waddenzee te beleven, van

wadden en geulen tot hoge kwelder.

Als pilot is de oudste en diepstgele-

gen Dollardpolder uitgewerkt. Een

overschot aan slib in het water van het

Eems-Dollard estuarium zorgt voor

ecologische problemen. Door met het

slib de polder op te hogen kan bag-

Rijzende waddenpolders

betekenis voor de voedselindustrie.

Het infrastructureel netwerk wordt

aangepast om deze nieuwe ontwik-

kelingskansen te ondersteunen en het

productiegebied opnieuw toegankelijk

en beleefbaar te maken, zowel voor de

consument als de producent.

Het resultaat is een geherstructureerd

landbouwmodel als mondiaal voor-

beeld van duurzame voedselproductie.

Op lokale schaal zorgt deze transitie

voor een landbouwgebied met omge-

vingskwaliteit als identiteitsdrager

voor de Veenkoloniën.

Dit afstudeeronderzoek laat de nood-

zaak en tegelijk de mogelijkheden zien

van de koppeling tussen mondiale

vraagstukken en lokale gebiedsont-

wikkeling.

Student Michiel Van Driessche

(landschaps architectuur)

Project Eat Your View

Commissie Eric Frijters (mentor),

Wim Boetze, Cees van der Veeken

Als testlab kunnen de Veenkoloniën dit

nieuwe landbouwmodel ontwikkelen,

waardoor ze niet enkel hun eigen pro-

bleem aanpakken, maar ook werken

aan een mondiale opgave.

Het nieuwe landbouwmodel vraagt

om een nieuw productiesysteem. Een

zevenslagstelsel combineert gewas-

en veeteelt en integreert tijdelijke

natuurzones. De verwerking van de

opbrengst vindt plaats in een netwerk

van lokale, regionale en nationale ver-

werkingshubs. Telkens wordt de keuze

gemaakt tussen transportkosten of

schaalvoordeel. Dit leidt tot ontwik-

kelingskansen op verschillende schaal-

niveaus, met een hernieuwde sociale

Hoe kan de dynamiek van het plat-

teland ingezet worden voor actuele

wereldwijde opgaven, en hoe kan deze

dynamiek een nieuw plattelandssys-

teem opleveren?

De Veenkoloniën zijn een plattelands-

gebied in het noorden van Nederland,

met een aantal belangrijke economi-

sche, sociale en ecologische opgaven.

Als landbouwgebied zijn ze onderdeel

van een mondiaal systeem. De proble-

men in dit gebied worden veroorzaakt

door dit globale voedselsysteem en de

sociale, economische en ecologische

omgeving die het creëert.

De Verenigde Naties pleiten voor een

nieuw, duurzaam landbouwsysteem.

A C A D E M I E V A N B O U W K U N S T A M S T E R D A M / stedenbouw en landschapsarchitectuur

Dit ontwerpproject is een zoektocht

naar een nieuw concept voor de Hol-

landse badplaats. Het huidige concept

is gedateerd en doet weinig recht aan

de kwaliteit van het kustlandschap.

In de morfologie van de bestaande

badplaatsen zijn negen types te

vinden met een eigen historische

achtergrond. Een daarvan is het bou-

levardtype, dat de speciale kwaliteit

van de badplaats dramatiseert: het

samenspel van het dynamische kust-

landschap met de harde constructies

van de badplaats. Aan het boulevard-

type kleven twee nadelen. Ten eerste

kan het niet goed reageren op de

stijgende zeespiegel en de daarmee

gepaard gaande verandering van de

kustlijn. Ten tweede past de boule-

vard niet bij het massatoerisme. Er

is in de boulevardbadplaats namelijk

maar één eerste rij.

Het nieuwe type is een harde con-

structie die een kwartslag gedraaid is

ten opzichte van de boulevard. Strek-

dammen dus, maar dan als onderdeel

van de badplaats. Dit type heeft de

voordelen van de boulevard – het

directe contact tussen stedelijkheid

en landschap – maar ontwijkt de

nadelen. Bovendien hebben strek-

dammen een stimulerende invloed op

de kustlijn. Deze wordt stabieler, met

dynamische natuur ten noorden van

de dammen.

Het concept is op Scheveningen uit-

geprobeerd. Het landschap rondom

de strekdammen wordt een stuk

spannender, maar ook de aankomst

voor de badgasten verbetert radicaal.

Scheveningen krijgt een opener front

naar zee, waardoor zijn kwaliteit

verder doordringt en het strandleven

veel meer diversiteit krijgt. Verder

krijgt Scheveningen 50 procent meer

kustlijn, waarvan een groot deel pal

op het zuiden. Zandsuppletie is niet

meer nodig. De Hollandse kust heeft

legio mogelijkheden.

Student Miriam Verrijdt (stedenbouw)

Project Doorbraak voor de Hollandse

badplaats

Commissie Florian Boer (mentor),

Els Bet, Huub Juurlink

Doorbraak voor de Hollandse badplaats

Het lokale in de wereld

geren in het estuarium gereduceerd

worden. De helderheid en het zeele-

ven zullen toenemen en daarmee het

ecosysteem versterken.

De tracébepaling en vormgeving van

nieuwe ringdijken en randen, kan

zorgen voor een sterke ruimtelijke,

functionele en cultuurhistorische ver-

ankering daarvan. Door het reguleren

van getijden met een stormvloedke-

ring, zal het opslibben sneller verlo-

pen en kunnen de dijken lager blijven.

Op andere plekken ontstaan natuur-

lijke klifkusten. Deze blijven achter

als relict in het landschap nadat het

gebied weer opgeslibd is. Ze zijn een

poëtische verwijzing naar het verle-

den en de toekomst van deze polders.

Student Jorryt Braaksma (landschaps-

architectuur)

Project Rijzend land

Commissie Lodewijk van Nieuwen-

huijze (mentor), Paul Achterberg,

Sander Lap

Impressie van een nieuw type boulevard op een strekdam bij Scheveningen. Masterplan met strekdammen haaks op de Scheveningse kust.

Het opslibben van de laaggelegen waddenpolders: na vijf jaar (intergetijdengebied, -1,50 NAP), na 25 jaar

(pioniersstadium), na vijftig jaar (lage kwelder), na vijftig tot honderd jaar (hoge kwelder, +1,90 NAP).

De Veenkoloniën als testlab voor een nieuw

landbouwmodel.

Een infrastructureel netwerk met ‘verwerkings-

hubs’ – een nieuwe identiteitsdrager voor het

landschap van de Veenkoloniën.

Het nieuwe productiesysteem is een

zevenslagstelsel van gewas- en veeteelt in

combinatie met tijdelijke natuurzones.

Page 30: Blauwe Kamer

62 blauwe kamer 4 / 2012 – ONDerwIJS ONDerwIJS – 4 / 2012 blauwe kamer 63

Thuis in de stad

programmatisch door een thema. De

gemeente is verantwoordelijk voor de

basisinrichting en commerciële par-

tijen kunnen een plek sponsoren door

middelen ter beschikking te stellen.

Stedelingen kunnen de activiteiten

vorm geven en daarmee de stadska-

mers activeren. Een verhoogde water-

kering verbindt alle stadskamers.

Wie daaroverheen loopt passeert een

Dit is een onderzoek naar en een ont-

werp van een publieke ruimte waarin

de wisselwerking tussen mobiele

technologieën en de fysieke ruimte

centraal staat. Mobiele technologieën

(zoals telefoons, tablets, draadloze

netwerken) versterken de sociale

transparantie tussen mensen en cre-

eren een stedelijke transparantie

door user generated content. Mobiele

technologieën openen zelfs de moge-

lijkheid voor stedelingen om hun

publieke ruimtes zelf vorm en inhoud

te geven.

Dit project onderzoekt de moge-

lijkheden van dit bottom-up vorm

en inhoud geven van de publieke

ruimte en de impact daarvan op Rot-

terdams stedelijk leven. Het voorziet

in een ontwerp voor een symbolisch

vrijetijdsnetwerk op Rotterdams

brandgrens. Publieke middelen zoals

wifi, elektriciteit en water geven een

impuls aan de publieke ruimte. Het

bottom-up opzetten van bijvoorbeeld

bijeenkomsten, evenementen of uit-

voeringen raakt in een versnelling,

vergemakkelijkt door mobiele tech-

nologieën.

Rotterdam kent een scala aan sociale

groeperingen. In plaats van te pro-

beren iedereen samen te brengen op

één plek kiest dit ontwerp ervoor om

aan het water van Rotterdam, op De

Boompjes, verschillende stadskamers

te creëren voor verschillende groepe-

ringen. Deze plekken worden ruim-

telijk gedefinieerd door boompjes en

voor een stedelijk ontwerp. Aanha-

kend op de herstructureringsambities

van Hoogvliet, wordt de nieuwe stra-

tegie getest in een bestaande, subur-

bane context.

Het resultaat is een confrontatie tus-

sen stad en nieuwe natuur, versterkt

door het openen van het Haringvliet.

De kreken brengen een transformatie

van het landschap op gang, en zorgen

voor nieuwe ecologische kwaliteit en

recreatieve mogelijkheden voor de

hele regio. De nieuwe waterfronten

die hiermee ontstaan wisselen van

karakter, van een groen moerasbos

tot een stedelijke kade, met nieuwe

en bestaande bebouwing opgenomen

in de secundaire waterkering. Op

wijkniveau brengen de nabijheid en

de beleefbare dynamiek van het getij-

denwater nieuwe kwaliteiten.

Student Robert de Kort

Project Prepare for impact – climate

change adaptation and spatial quality

in the Dutch Urban Delta

Mentoren Anne Loes Nillesen,

Verena Balz

De Rijnmond staat de komende eeuw

voor de uitdaging van hogere water-

standen door de klimaatverandering.

Dit onderzoek verbindt de aanpassing

van het waterveiligheidssysteem van

de regio met het toevoegen van ruim-

telijke kwaliteit op drie schalen: de

delta als geheel, de stad en de wijk.

In het ontwerp wordt op verschillende

plekken, zoals de Albrandswaard en

de Hoekse Waard, afgestapt van de

huidige waterveiligheidsstrategie. In

plaats van de kans op een overstro-

ming te beperken door dijkverho-

gingen, worden de gevolgen van een

overstroming beperkt door het gebied

aan te passen op de maximale over-

stromingsdiepte. Dijken worden over-

stromingsbestendig gemaakt door het

versterken van het binnentalud, en de

gebieden achter de dijk veranderen

in aangepaste woonmilieus. Na een

T EC H N I S C H E U N I V E RS I T E I T D E L F T / stedenbouw

Voorbereiden op het water

schijnbaar chaotisch ontwerp, maar op

ooghoogte in een duidelijke hiërarchie

en verrassende ervaringen.

Dit afstudeerproject biedt een alter-

natief voor de Chinese urbanisatie, die

meer gericht is op het spektakel en het

object, dan op de ruimte zelf. De muur

wordt op verschillende schalen als fun-

damenteel ruimte-ervaringselement

ingezet. Het voorstel is om de stads-

grens van de Chinese stad Chengdu

sterk te verdichten met bebouwing als

een nieuwe stedelijke ‘muur’ rondom

de stad. Het plan is een stadsmodel

dat grenzen, net als die van middel-

eeuwse Chinese en Europese steden,

opnieuw definieert, en dat daarmee de

stad dwingt te verdichten en zodoende

ruimte te bieden aan de enorme migra-

tie naar Chengdu.

Muur maakt de stad

hoogwatersituatie kan het teveel aan

water in de polders worden geloosd

via kreken en wateruitlaten in de

dijk. Een GIS-model analyseert de

combinatie van maximale overstro-

mingsdiepte van een gebied met haar

stedelijke aard om zo de geschiktheid

voor de nieuwe strategie te bepalen.

Een casestudy naar klimaatadaptatie,

de relatie water en stad, en ruimtelijke

kwaliteit en waterkeringen in verste-

delijkte delta’s, levert de bouwstenen

Binnen het masterplan is een Chi-

nese buurt verder uitgewerkt. De

uitwerking is gebaseerd op het idee

dat de manier waarop mensen plek-

ken gebruiken en waarderen onder

invloed staat van hun perceptie op

ruimte. Daarom is de ervaring van

ruimte cruciaal voor het stadsont-

werp. In een theoretische verkenning

is het Chinese ruimtebegrip beschre-

ven, om van daaruit de publieke ruim-

te binnen de buurt te structureren.

In de Chinese perceptie van ruimte is

omsluiting, met de muur als symbool,

het belangrijkste principe.

In de buurt ontstaan geleidelijk

muren aan de randen van de rijstvel-

den. Binnen de groeiende vaste struc-

tuur is een veelheid aan ruimtelijke

typologieën mogelijk. Dit resulteert

vanaf vogelvluchtperspectief een

reeks etalages van creatieve manifes-

taties. Dit is het visitekaartje van Rot-

terdam – de stad wordt hier als geheel

zichtbaar.

Student Edwin Hans

Project Visible Cities – home in the city

Mentoren F. Colombo (hoofdmentor),

L. Calabrese (mentor), G. Bruijns

(gecommitteerde)

Student Jasper Nijveldt

Project The Wall – the rediscovery of

ordinary public places in an alternative

urban architectural model for Chinese

cities. The case of Chengdu

Mentoren Henco Bekkering, Deborah

Hauptmann

In de Rijnmond worden de gevolgen van een overstroming beperkt door de

steden aan te passen op de maximale overstromingsdiepte.

Verbetering van de waterveiligheid in de Albrandswaard door het binnentalud

van dijken te versterken en aangepaste woonmilieus te maken.

De muur is belangrijke inrichtings element in de verdichting van de stadsrand

van de Chinese stad Chengdu.

In de Chinese beleving van ruimte staat

omsluiting centraal.

Een vrijetijdsnetwerk, gebaseerd op mobiele technologieën zoals telefoons, tablets en draadloze netwerken.

Stadskamers op de Rotterdamse Boompjes bieden ruimte aan allerlei

groeperingen.

Page 31: Blauwe Kamer

64 blauwe kamer 4 / 2012 – ONDerwIJS ONDerwIJS – 4 / 2012 blauwe kamer 65

T EC H N I S C H E U N I V E RS I T E I T E I N D HOV E N / urban des ign and planning

Dit is een onderzoek naar stedelijke

en etnografische weefsels van twee

Haagse wijken, die als katalysator die-

nen voor de herstructurering van het

publieke domein tussen de wijken.

Lange tijd is de leefwereld van de

bewoners uit Transvaal en de Schil-

derswijk in Den Haag door planners

genegeerd. Specifieke kennis over de

wijk en zijn bewoners ontbreekt nog

steeds in de planvorming. De bewo-

ners blijven passieve figuranten in hun

eigen wijk, de bestaande kwaliteiten

blijven op de achtergrond, terwijl

deze kwaliteiten aanknopingspunten

kunnen zijn voor de noodzakelijke

kwaliteitsslag. Dit plan ontwikkelt

nieuw instrumentarium voor de ste-

denbouwkundig ontwerper. Door

de morfologische en etnografische

structuur van de wijken te bestuderen

kan de ontwerper zich meer van de

specifieke context toe-eigenen bij het

ontwerpen van het publiek domein.

Tussen Transvaal en de Schilders-

wijk ligt een fysieke barrière. In deze

strookzone liggen ruimtes die een

belangrijke rol spelen in het dagelijks

leven van bewoners en in de stedelijke

structuur van Den Haag. De Haagse

markt en het Hobbemaplein zijn heb-

ben kwaliteiten als ontmoeting- en

verblijfsplaats. De zone vraagt om ver-

nieuwing en kan via de gevonden kwa-

liteiten een kwaliteitsslag krijgen. Met

kleine ingrepen wordt de strookzone

in het ontwerp ontwikkeld tot een toe-

gankelijk centrum voor beide wijken

met een aantrekkelijk investeringskli-

maat. Zijn positie op stedelijk niveau

wordt verstekt en de wijken worden

met elkaar verbonden.

De strookzone bestaat uit overlappen-

de ruimtes, die tezamen één publiek

domein vormen. Bewoners zorgen

voor gemeenschappelijk beheer. Er

komt deels een vast programma en

daarnaast ruimte voor vrije vormge-

ving. Het hanteren van deze bottom-

upbenadering laat zien dat met kleine,

relatief goedkope ingrepen grote

stedenbouwkundige effecten teweeg-

gebracht worden. Daarmee past deze

strategie in de huidige maatschappij.

Student Manoe Ruhé

Project Het stedelijk geheugen van

Transvaal en de Schilderswijk

Afstudeerbegeleiders Bruno de Meul-

der, Michiel Dehaene, Reinder Rutgers

Het stedelijk geheugen van Haagse volkswijken

Weerbarstige herstructurering

Door het vervagen van het verschil

tussen stad en land en het achter-

blijven van adequaat overheidsbeleid

daarvoor, is aan veel stadsranden

kwaliteitsarm tussenland ontstaan.

Landelijke woonmilieus kunnen

deze locaties weer kwaliteit geven

maar met de huidige marktwerking

en beleidsmiddelen is het bijna

niet mogelijk deze te realiseren. De

Grondexploitatiewet kan uitkomst

bieden doordat deze wet gemeenten

de mogelijkheid geeft om bij plan-

ontwikkeling de gemaakte kosten te

verhalen. Dit betekent dat er nieuwe

mogelijkheden voor passief grondbe-

leid en ontwikkelingsplanologie ont-

staan met de mogelijkheid om grote

hoeveelheden woningen te realiseren

zonder de financiële druk die hier nu

Wonen tussen stad en

bij hoort. Door grondeigenaren aan

de stadsrand de kans te geven hun

gronden zelf te ontwikkelen hoeven

gemeenten bij planontwikkeling niet

meer alle gronden aan te kopen. Hier-

door wordt de prijs van de grond niet

meer opgedreven en is het mogelijk

om veel lagere woningdichtheden

te realiseren met meer ruimte om

de kwaliteiten van deze gebieden te

behouden.

Door het toepassen van deze ontwik-

kelingsstrategie kan het landelijk

gebied aan de oostelijke stadsrand

van Breda getransformeerd worden in

een openbaar natuur- en recreatiege-

bied met compacte woningclusters.

In een gebied van 492 hectare kunnen

2861 woning worden gebouwd (27

procent sociale woningbouw) in een

dichtheid van slechts 6,1 woningen

per hectare en kan een openbaar

toegankelijk natuurgebied komen van

340 hectare (69 procent van het plan-

gebied). Dit levert de ontwikkelende

partijen 200 miljoen euro op nadat de

gemeente 45 miljoen euro aan kosten

verhaald heeft. Hierdoor krijgt de

gemeente kosteloos een kwalitatief

hoogwaardig tussenland, een voor

iedereen toegankelijk landelijk woon-

milieu en een groot openbaar natuur-

gebied dat de huidige kwaliteiten van

het gebied versterkt.

Student Damián Alcedo

Project Wonen tussen stad en land –

Nieuwe ontwikkelmogelijkheden met

de Grondexploitatiewet

Begeleiding Kees Doevendans, Reinder

Rutgers, Hans van Engen

Het voormalige KVL-terrein in Oister-

wijk is, zoals zoveel erfgoed, een kans

en een probleem tegelijkertijd. Het

is een kans om een onderscheidende

dorpsuitbreiding te realiseren op een

zichtlocatie. Maar er zijn ook weer-

barstigheden, onder meer vervuiling

en monumentaliteit, die een belem-

mering vormen voor een soepele her-

ontwikkeling. Normalisatie van deze

weerbarstigheden vraagt hoge inves-

teringen en daarmee een hoge eco-

nomische druk op het gebied. Maar is

deze economische druk in het belang

van het dorp? Is de dorpsontwikke-

ling gebaat bij een hoogwaardig en

prestigieus project? Wat zijn eigenlijk

de programmatische mogelijkheden?

Hoe functioneert het dorp? En hoe

kan KVL de grootste bijdrage leveren

aan het dorp, zowel economisch,

ruimtelijk als sociaal?

Via een analyse van de potenties en

weerbarstigheden van het terrein in

samenhang met de ruimtelijke context

is tot een andere interpretatie van de

herontwikkelingscondities gekomen.

De gekozen laagwaardige insteek leidt

tot een meer kansrijke en gefaseerde

herstructurering waarmee het KVL-

terrein toegevoegde waarde krijgt

voor het dorp, in plaats van erop te

parasiteren.

Dit project is een casestudy vanuit

een kritisch theoretisch perspectief

naar industrieel erfgoed, (geforceer-

de) herstructurering, publiek domein

en de verbanden tussen deze begrip-

pen. De huidige manier van heront-

wikkelen is zeer kapitaalintensief en

kijkt niet verder dan de grenzen van

het plangebied. Daarmee heeft deze

aanpak een negatieve invloed op

stadsontwikkeling op grotere schaal

en draagt niet bij aan de sociale rijk-

dom en variëteit van de stad.

Dit project is een zoektocht naar

andere herstructureringsmodellen,

waarbij getracht wordt de weerbar-

stigheden in te zetten, in plaats van

ze te normaliseren, om tot een meer

gefaseerde en genuanceerde vorm van

herstructureren te komen die beter

aansluit bij de demografische, econo-

mische, programmatische en ruimte-

lijke context.

Student André Cools

Project Potentie en weerbarstigheid

Afstudeerbegeleiders Kees Doeven-

dans, Michiel Deheane, Hans Snijders

Impressie van het vernieuwde Hobbemaplein.

Morfologische en etnografische analyse

van de Haagse wijken Transvaal en

Schilderswijk.

Ontwerp voor de strookzone tussen

Transvaal en de Schilderwijk.

Door grondeigenaren in de stadsrand van Breda hun gronden zelf te laten

ontwikkelen ontstaat een openbaar natuur- en recreatiegebied met een

woningdichtheid van 6,1 woningen per hectare. Dit levert aanzienlijk meer

voordelen op dan andere ontwikkelingsstrategieën.

Voor het KVL-terrein in Oisterwijk

is gezocht naar een alternatief

herstructureringsmodel dat beter aansluit

bij de demografische, economische,

programmatische en ruimtelijke context

van het Brabantse dorp.

De herontwikkeling zorgt voor aansluiting van het KVL-terrein op de

stedenbouwkundige structuur van Oisterwijk.

Page 32: Blauwe Kamer

66 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 67

Het klimaat maakt de staddat deze een gezamenlijke toekomst

delen. Er wordt een regeneratieve en

integratieve strategie toegepast via

een operationeel, tactisch plan voor

de huidige situatie.

De focus van deze thesis was de acti-

vering van verandering in de neder-

zetting en het ontsnappen aan het

verwaarloosde landschap. Onder veel

denkbare scenario’s is één mogelijk

eindbeeld geschetst.

Student Malu Cayetano

Project Plug-INs: a transformative

approach – facing informal settlement

challenges in a European Context, La

Cañada Real Galiana, Madrid

Begeleiding Ingrid Duchhart, Rafael

Escribano Bombin (TU Madrid)

dament van deze aanpak ligt in het

stimuleren van de dynamiek van het

duinlandschap om zo een geleidelijke

stedelijke herstructurering vanaf de

lokale schaal in gang te zetten. Het

stimuleren van de ruimtelijke ken-

merken van dit landschap (duinen,

bos, moeras) zorgt voor meer lokale

landschappelijke diversiteit en draagt

bij aan een gevarieerd en levendig

stedelijk landschap: vibrant land. Het

dynamische karakter van de eilanden,

waartegen nu nog wordt ‘gevochten’,

wordt aangewend om het gebruik van

dit landschap voor de toekomst te

verzekeren.

Student Inge Kersten, Jorrit

Noordhuizen

Project Vibrant Land – responsive

engagement with the fragmented

coastline of North Carolina

Begeleiding Rudi van Etteger, Paul

Roncken

Dit ontwerpend onderzoek naar

klimaatadaptatie in Nederlandse

steden, is een zoektocht naar nieuwe

dynamiek gebaseerd op lokale land-

schapssystemen. De grenzen en

beperkingen van de huidige bena-

dering komen meer en meer aan het

licht, met name in de steden.

Oplossingen als groene daken, groene

gevels en wadi’s dragen bij aan kli-

maatadaptatie. Deze kleinschalige

ingrepen lossen echter op de grotere,

stedelijke schaal de problemen niet

op. Bovendien zijn het generieke

oplossingen die overal op eenzelfde

wijze toegepast worden, terwijl lokaal

zowel de impact van klimaatverande-

ring als de adaptieve capaciteit van

het landschap verschillen.

Om op deze lokale verschillen te rea-

geren stelt dit onderzoek een op het

landschap gebaseerde ontwerpbe-

nadering voor. Deze landscape-based

design approach neemt het onder- en

omliggende landschap van steden in

ogenschouw en zoekt naar gebied-

specifieke oplossingen voor klimaat-

problemen.

Het ontwerpen van stedelijke water-

systemen vanuit deze landschap-

pelijke benadering resulteert in

veerkrachtige, duurzame en gebieds-

eigen watersystemen. Innovatieve

ontwerpoplossingen omarmen land-

schapseigenschappen binnen de

lokale identiteit. Om dit te illustreren

is de voorgestelde methode in twee

casestudies getest.

In Gouda zijn twee polders nabij de

stad als retentiegebieden geïnte-

greerd in een hernieuwd, aaneenge-

sloten en cyclisch watersysteem. De

opslag van overtollig water in polders

vervangt het uitpompen. Door het

daar te zuiveren kan het ingezet wor-

den in perioden van droogte.

De verdwenen beken in Enschede

worden hersteld en gekoppeld aan

zuiveringsvijvers in parken. Overtol-

lig regenwater wordt in deze vijvers

opgeslagen, gefilterd en vervolgens

zichtbaar door de stad naar het bui-

tengebied afgevoerd. Dit herstelt de

bufferende capaciteit van het land-

schap en maakt de dynamiek van het

klimaat weer zichtbaar.

Deze benadering betekent een

ommekeer in het Nederlandse water-

beheer, een grote ingreep met groot

resultaat – uitmondend in schitte-

rende, klimaatbestendige groene en

blauwe netwerken die de steden van

de 21ste eeuw karakteriseren.

Student Joppe Veul, Paul van Dijk

Project Waterways to climate

adaptation

Begeleiding Ingrid Duchhart

WAG E N I N G E N U N I V E RS I T y / l andschapsarchitectuur

Dit afstudeerproject richt zich op het

ontwerpen van een robuust kustland-

schap voor North Carolina, met gevoel

voor lokale karakteristieken en de

beleving van de gebruikers, met res-

pect voor zowel natuurlijke als men-

selijke processen.

Kustgebieden zijn aantrekkelijke land-

schappen voor menselijke vestiging.

De natuurlijke dynamiek zorgt voor

een unieke en levendige omgeving.

Verstedelijking tot aan de waterlijn

gecombineerd met de onvoorspelbare

dynamiek van de oceaan zorgt voor

frictie en vraagt om slimme oplossin-

gen. De urgentie van deze ontwerp-

opgaven is duidelijk zichtbaar bij de

Barrier Islands van North Carolina. De

uitdaging ligt hier in het ontwikkelen

van een eilandvriendelijke strategie

voor het landschap en zijn gebruikers,

waarin de stedelijke structuur mee-

beweegt met de dynamiek van het

landschap in plaats van daartegen te

vechten.

Het ontwerp geeft de bewoners van

het gebied gereedschap om het (duin)

landschap te ontwikkelen en voor

te bereiden op de toekomst. Lokale

ruimtelijke karakteristieken en een-

voud en haalbaarheid van de ingreep

zijn daarvoor van groot belang. De

gebruiker krijgt de kans om bij te

dragen aan het verduurzamen van het

landschap.

Het transformeren van de openbare

ruimte varieert voor de drie lokale

landschapstypen: de duin/strand-

zone, het bosgebied en de binnenzee

met kweldermoerassen. Het fun-

Botsend landschap

Bezet historisch landschap

Dit afstudeerproject verkent de rol

van landschapsarchitectuur in infor-

mele nederzettingen in Europa in het

algemeen en specifiek in La Cañada

Real Galiana in de Spaanse hoofdstad

Madrid.

La Cañada Real Galiana heeft een

sterke historische en culturele bete-

kenis in Spanje als belangrijke dreef,

een landroute voor het verplaat-

sen van het vee naar de velden. De

noord-zuidlopende dreef verbindt

verschillende landschappen en grond-

gebieden met elkaar. Tegenwoordig

zijn veertien kilometer van deze land-

schappelijke as door informele huis-

vesting bezet en de bewoners maken

aanspraak op de grond. Dit heeft

geleid tot een conflict tussen cultureel

erfgoed en woonwensen.

Een belangrijke component van dit

project is het begrijpen van het ont-

staan van de nederzettingen. Alleen

als men begrijpt hoe de huidige situa-

tie is ontstaan kan men weloverwogen

beslissingen voor de toekomst maken.

Landschappen veranderen voortdu-

rend en verandering is de sleutel van

dit voorstel, dat een doelgerichte

transformatie van de nederzetting

voorstaat.

De gemeenschap speelt de hoofdrol

in deze transformatie. Strategie en

ontwerp versterken het positieve

netwerk van sociale, economische en

culturele activiteiten. Gemeenschap

is een bron van kennis en inspiratie.

De transformatie van de kolonie vindt

plaats met op maat gemaakte land-

schapsinterventies (plug-INs); flexi-

bele en aanpasbare gereedschappen.

Toekomstalternatieven voor La Caña-

da Real Galiana als informele neder-

zetting en als dreef zijn ontwikkeld en

geëvalueerd, vanuit het uitgangspunt

1e prijs Archiprix

2012

Masterplan voor de dreef La Cãnada Real Galiana. De op maat gemaakte landschapsinterventies (plug-INs).

Bewoners krijgen gereedschap om de dynamiek van het duin-

landschap in te zetten bij stedelijke herstructurering.

Impressie van het binnengebied met kweldermoerassen op de Barrier Islands in North Carolina.

Impressie van een zuiveringsvijver op

het Enschedese Van Heekplein.

Het ontwerp van het stedelijk watersysteem van Gouda is gebaseerd op het

omliggende landschap.

Page 33: Blauwe Kamer

68 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 69

Snelwegen hebben de beleving van

ruimte en tijd drastisch veranderd. We

zijn opeens in staat om in korte tijd,

met flinke snelheid een indruk van

grootse landschappen te krijgen. Maar

infrastructurele landschappen hebben

een steeds uniformer karakter gekre-

gen. De snelweg verliest daardoor zijn

kwaliteit als venster op de regio en

voedt het gevoel dat Nederland vol is.

Dit afstudeerproject richt zich op de

A23, een actuele opgave tussen de A7

bij Hoorn en de Houtribdijk bij Enk-

huizen. De huidige plannen zijn vooral

verkeerskundig en economisch gericht

en negeren de ruimtelijke opgaven van

West-Friesland.

Dit project koppelt de ontwikkeling

van de A23 aan een ruimtelijk toe-

komstscenario voor West-Friesland.

De snelweg versterkt de regio en vormt

een sturend element in de ontwik-

kelingen.

Het verkeerskundige systeem onder-

steunt de ruimtelijke ontwikkeling

vanuit kernen, versterkt de verbin-

ding met het landschap, en is een

prachtig venster op de regio.

Het ontwerp bestaat uit drie infra-

structurele netwerken op verschil-

lende schalen met elk een eigen

ruimtelijke dynamiek en programme-

ring, die zich onafhankelijk van elkaar

ontwikkelen. Het bovenregionale net-

werk biedt ruimte aan bovenregionale

programma’s. Het regionale netwerk

ontwikkelt zich op een gebiedseigen

wijze tot een ‘superlint’ met lokale

en regionale bedrijvigheid. Het lokale

netwerk faciliteert kleinschalig agra-

risch en recreatief programma. Het

ontwikkelscenario is een ‘geregis-

seerd laisser faire’.

Plekken waar wegen elkaar kruisen of

raken geven aanleiding voor bijzon-

dere ingrepen. Een voorbeeld hiervan

is de ‘pitstolp’, een stepping stone

tussen de snelweg en de regio. Recre-

atief programma en een landwinkel

bereiken hier een bovenregionaal

publiek en geven de regio een econo-

mische impuls. Tevens wordt hiermee

het maatschappelijk draagvlak voor

het open landschap versterkt.

Student Bas van der Vinne

Project Voorbij de vangrail

Begeleiding Harm Timmermans (men-

tor), Stefan Bendiks, Peter Veenstra,

Jeroen de Willegen en Chris van Langen

Snelweg in het landschap

De ontdekking van De meeste projecten van het over-

heidsproject Ruimte voor de Rivier,

gaan gepaard met transformatie van

het veelal agrarische landschap naar

natuur. Zo ook het in 2009 opgestelde

masterplan voor het Munnikenland. De

hierin voorgestelde verandering ver-

breekt de onlosmakelijke verbinding

tussen Slot Loevestein en het land-

schap. Dit afstudeerproject behelst

een herontwerp van dit masterplan

en tevens een inrichtingsvoorstel

voor Slot Loevestein. In het centrale

concept, ‘het museale landschap’,

staat bij het creëren van ruimte voor

de rivier niet de natuur, maar de land-

schapsgeschiedenis centraal.

Door het inpassen van een ‘natuurde-

rij’ – een duurzaam agrarisch bedrijf in

de uiterwaarden – kan de al 700 jaar

bestaande agrarische functie en de

daarbij behorende verkaveling behou-

den blijven. De museale objecten, of

landschapselementen, zijn verbonden

door gethematiseerde wandel- en

fietsroutes in het historische decor.

Slot Loevestein is het middelpunt in

dit museale landschap. Het kasteel uit

de veertiende eeuw wordt sinds 1900

gebruikt als toeristische trekpleister.

De buitenruimte van Loevestein mist

het gevoel van dramatiek en emotie,

dat nodig is om de geschiedenis van de

vesting optimaal te beleven.

Het ontwerp voor de vesting bevat

twee routes, een aanvalsroute en een

verdedigingsroute. Door de bezoe-

ker in het omliggende landschap een

keuze te laten maken voor één van de

twee routes zal de bezoeker vanuit dat

perspectief – aanval of verdediging –

de vesting ontdekken. De geschiedenis

en het systeem van aanvallen en ver-

dedigen wordt zo beter afleesbaar en

ervaarbaar. Slot Loevestein is hiermee

een belangrijke attractie in het muse-

ale landschap, waar jong en oud graag

Nederlandse geschiedenis beleven.

Student Jelmar Brouwer

Project Museaal landschap – Land-

schapsgeschiedenis als drijfveer achter

‘Ruimte voor de Rivier’

Begeleiding Johan Vlug, Ard Middel-

dorp, Theo Reesink, Willem Verhoeven,

Lillian van Oosterhoudt

H O G E S C H O O L V A N H A L L L A R E N S T E I N / landschapsarchitectuur

Dit afstudeerproject presenteert een

alternatieve strategie voor binnenste-

delijke ontwikkeling. Het brengt de

tuin terug als ruimtelijk en program-

matisch middelpunt in het stedelijk

weefsel, met name op verdichtinglo-

caties. De kracht van de omsloten tuin

transformeert versleten gebieden

langs de Rotterdamse brandgrens tot

een vitaal stuk stad met bijzondere

woonkwaliteiten. Voor iedereen een

tuin!

Het ontwerpend onderzoek naar

de Rotterdamse brandgrens dient

als voorbeeld voor soortgelijke

transformatiegebieden in andere

steden. De overgangszone tussen de

negentiende-eeuwse en de moderne

stad kenmerkt zich door een variatie

aan plekken die met tuinen verdicht

kunnen worden. Hier kan aangesloten

worden op bestaande structuren en

ruimtelijke kwaliteiten met een mix

aan programma.

Nu is er een handjevol tuinen in het

Zomerhofkwartier. Ze zijn allemaal

privé en gekoppeld aan de woningen,

de rest van het gebied is openbaar. De

‘vertuinstrategie’ bestaat uit het toe-

voegen van verschillende tuintypolo-

gieën. Hierdoor vindt een verschui-

ving plaats in de verhouding publiek,

privaat en collectief, en ontstaat een

rijker pallet aan (buiten)ruimten: van

balkon en dakterras tot aan veranda,

boomgaard en dakpark. Hierdoor ver-

levendigen het gebruik en de beleving

van de openbare ruimte.

Elk tuintype is een katalysator van

een verdichtingstrategie. Zo wordt de

ruimtelijke overmaat aan de Teilin-

gerstraat en de Heer Bokelweg gepri-

vatiseerd en ‘vertuind’. Woningen die

eerst geen buitenruimte hadden krij-

gen een privétuin en maken de straat

als ruimtelijke drager herkenbaar. Een

andere strategie wordt toegepast op

het Benthemplein dat verandert in het

Benthemhof met een stadstuin die de

losse gebouwen verbindt tot een ste-

delijk ensemble.

Dit ontwerp transformeert potentiële

verdichtinglocaties tot een groene

gordel van tuinen. De tuin bevordert,

als ruimtelijke drager, de verblijfs-

kwaliteit én verhoogt de woonkwa-

liteit.

Student John de Groot

Project De tuinen van Rotterdam

Begeleiding Dirk van Peijpe (mentor),

Susanne Komossa, Jeroen Boomgaard

en Margit Schuster

R O T T E R D A M S E A C A D E M I E V A N B O U W K U N S T / stedenbouw

De tuinen van Rotterdam

Omsloten tuinen transformeren de versleten gebieden langs de

Rotterdamse brandgrens.

Typen tuinen.

De Heer Bokelweg voor en na de ‘vertuining’.

De ‘pitstolp’ is een stapsteen tussen de snelweg A23 en de West-Friese regio.

Concept voor de snelweg als

sturend element in de ruimtelijke

ontwikkeling van West-Friesland.

Impressie van de Aanvalsroute, een van de twee routes waarlangs

bezoekers Slot Loevestein kunnen verkennen.

Page 34: Blauwe Kamer

70 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 71

Parkkracht

N H T V I N T E R N A T I O N A A L H O G E R O N D E R W I J S B R E D A / urban des ign

Beeld van het Waalfront Toen de Nijmeegse gemeenteraad

in februari 2007 het Masterplan

Waalfront vaststelde, kon niemand

vermoeden dat er economisch zulk

zwaar weer zou losbarsten. Voor

Ontwikkelbedrijf Waalfront was deze

crisis reden om een nieuwe visie op

het Waalfront te maken. Begin 2012

resulteerde dat in een schets van een

raamwerk van openbare ruimtes met

flexibel in te vullen bouwvelden. Deze

schets vormt het vertrekpunt voor dit

afstudeerwerk.

De traditionele benadering waarbij

het programma, de parkeernorm en

de dichtheid voor tientallen jaren

vastliggen, werkt niet meer. Gekozen

is om het raamwerk kwantitatief vast

te leggen, om de samenhang en iden-

titeit van het gebied te waarborgen.

De vlekken van het raamwerkplan

worden niet vanuit het onzekere pro-

gramma ontworpen maar vanuit het

raamwerk van de openbare ruimte.

De oost-westlijnen zorgen voor

samenhang. Dit zijn de structuurdra-

gers van het Waalfront: Lint, Stads-

weg en natuurlijk de Waalboulevard.

Voor de uitwerking van de deelge-

bieden zijn impressies en spelregels

opgesteld om deze afhankelijk van

de markt flexibel in te kunnen vul-

len. Het Romeins Kwartier is een

compact, autovrij zwerfmilieu aan de

rivier dat refereert aan het Romeinse

verleden van het Waalfront. Fortstad

is een formele, monumentale en

groene stadsbuurt die herinnert aan

de ontmanteling van fort Krayenhoff

eind negentiende eeuw. Dijkhoven

is een moderne, hoogstedelijke en

gemengde stadsbuurt aan de Waalha-

In Breda liggen rondom het spoor

talrijke braakliggende terreinen. Ooit

was de bedrijvigheid op deze ter-

reinen de economische motor van de

stad. Nu rest er een niemandsland

dat de stad doormidden snijdt. Mede

door de economische laagconjunctuur

en het tekort aan programma worden

deze gebieden de komende vijftien

jaar niet of nauwelijks ontwikkeld. De

gebieden hebben echter een schat

aan potentie die nu wordt verwaar-

loosd.

Dit afstudeerproject is een stra-

tegie om de gebieden die het best

verbonden zijn met het stedelijk

weefsel weer betekenis te geven

voor de inwoners van Breda. Door de

gebieden te integreren met de ste-

delijke structuren, het omliggende

landschap en met elkaar, ontstaat een

Spoorpark dat deze gebieden weer

bruikbaar en beleefbaar maakt. Dit

Spoorpark dient vervolgens als kader

voor toekomstige ontwikkelingen op

de braakliggende gebieden.

Hoofdingrediënten van deze strate-

gische interventie zijn het versterken

van een fijnmazig netwerk van lang-

zaamverkeersverbindingen en het

transformeren van het bestaande

groen tot een aantrekkelijk stads-

landschap. Centraal hierbij staan:

het verbinden van de gebieden met

de directe omgeving; het bieden van

ruimte voor bottom-up-initiatieven;

en tegelijkertijd de gebieden weer

betekenis en identiteit geven in het

geheel van de stad.

Deze ingrepen leiden niet direct tot

een spoorpark. Daarom zijn er per

gebied op basis van gebiedsspecifieke

eigenschappen zoals ondergrond,

omgeving en eigenaar katalysatoren

geformuleerd die de totstandkoming

van het park aanjagen. De katalysato-

ren genereren identiteit, activiteit en

dragen bij aan de fysieke ontwikke-

ling van het park. Het resultaat is een

bruikbaar en beleefbaar stadsland-

schap en met kiemen voor nieuw leven

op de braakliggende terreinen.

Student Joris Klein

Project Waste-, Graceland

Begeleiding Marc Holvoet, Tim van den

Burg, Ivo Dieleman, Levi Lanser

H O G E S C H O O L V A N H A L L L A R E N S T E I N / landschapsarchitectuur

Dam in de Eems voor meer Nederland, deltaland! Hierbij denkt

iedereen aan de zuidwestelijke delta,

maar in het noorden van Nederland

ligt nog een delta met een vrij uit-

stromende rivier, de Eemsdelta.

Vanwege het ecologische belang is dit

estuarium toegevoegd aan het Natura

2000-gebied Waddenzee.

Het Eems-Dollard estuarium is ook de

toegangspoort tot belangrijke havens.

De groei van deze havens vraagt

om veelvuldig baggeren. Dit zet de

natuurwaarde in het estuarium onder

grote druk. Door het baggeren ont-

staat een verstikkende laag modder,

waardoor langzaam maar zeker al het

leven in en boven het water verdwijnt.

Het plan Eemsdam brengt hier ver-

andering in door het plaatsen van

een 33 kilometer lange leidam. Deze

Eemsdam begint bij Ditsum en eindigt

midden in de Waddenzee. Door de

Eemsdam vermindert de getijden-

amplitude in het estuarium, waardoor

zowel buiten- als binnendijks de

omstandigheden verbeteren.

Buitendijks ontstaan twee systemen.

Aan Duitse zijde ontwikkelt zich een

fast landscape met een overwegend

industrieel karakter. Bestaande

havenindustrieën kunnen hierin blij-

ven bestaan en de dam zal nieuwe

mogelijkheden bieden voor onder

meer de teelt van zeewier en voor

windenergie. Aan Nederlandse zijde

ontstaat een slow landscape met een

ecologisch karakter, waarbij door

kwelderontwikkeling de natuurwaar-

de sterk toeneemt.

Binnendijks voorkomt de afgenomen

getijdenamplitude wateroverlast,

doordat er gemakkelijker gespuid kan

worden op het estuarium. De ver-

wachte veranderingen in het geulen-

patroon en het ondieper worden van

het estuarium aan Nederlandse zijde,

maken van de haven van Delfzijl een

recreatieve bestemming, ontoeganke-

lijk voor diepstekende schepen. Door

verplaatsing van de industrie naar

Eemshaven kan Delfzijl inzetten op

hoogwaardige woonkwaliteit, recre-

atie, natuur en zoetwaterberging.

De aanleg van de Eemsdam verandert

het Eems-Dollard-estuarium in een

vogelparadijs van wereldklasse, een

proeftuin voor het bedrijfsleven en

een rustplek voor de mens.

Student Roeland Meek

Project De Eemsdam

Begeleiders Renzo Veenstra, Ivar

Branderhorst, Cees Zoon, Adrian

Noortman

ven. De diversiteit in sfeer wordt voor

een belangrijk deel bepaald door de

breedte van het profiel, het gebruik

van de openbare ruimte, beplanting

en de overgang tussen openbaar

en privé en de mate waarin deze

bedraagt aan een groen straatbeeld.

Regels voor materialisering, parcel-

lering, kapvorm, hoek- en hoogteac-

centen, en maximale en minimale

bouwhoogte borgen de kwaliteit van

de bebouwingswanden, maar bieden

ook de zo gewenste flexibiliteit.

Student Chris van Nimwegen

Project Waalfront 1.2 – onderzoek

naar beeldkwaliteit

Begeleiding Marian de Vries, Mathieu

Schouten, Jos Weenink, Kees Zoon

Vogelvlucht van de 33 kilometerlange leidam in de Eems.

Aan de Nederlandse zijde van de dam ontwikkelt zich een slow landscape van kwelders en natuurontwikkeling.

Het einde van de Eemsdam.

Een raamwerk van openbare ruimtes voor het Waalfront in Nijmegen.

Bestaand groen wordt heringericht tot

een aantrekkelijk stadslandschap.

Ontwerp van het Spoorpark in Breda.

Page 35: Blauwe Kamer

72 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 73

FONTyS ACADEMIE VOOR ARCHITECTUUR EN STEDENBOUW / stedenbouw

In Hollandstad wonen ruim 4500 boe-

ren. Zij beheren het open landschap

dat meer dan 1000 jaar geleden door

de eerste vrije boeren is aangelegd.

Die transformeerden de zompige

moerassen tot vruchtbare akkers en

later weides. De hedendaagse boeren

zijn vooral ondernemers. Naast hun

kernactiviteit ontplooien ze vaak

nevenactiviteiten in agrotoerisme,

zorg, of verkoop van eigen producten

zoals ambachtelijk gemaakte kaas,

melk, vleeswaren, sappen, jams,

enzovoort. Dit gebeurt nu veelal

ongestructureerd: boeren op de

streekmarkt verkopen allemaal min of

meer dezelfde producten.

Hollandstad gaat over duurzaamheid,

over eigen voedsel- en energiepro-

ductie. Met nieuwe ‘marktportalen’

in Hollandstad, waar boeren elkaar

ontmoeten om kennis uit te wisselen

en in contact te komen met hun afne-

mers. Hier vind je de beste streekpro-

ducten die in Hollandstad te vinden

zijn. Delicatessenwinkels kopen hier

kazen en worsten, cateraars kunnen

hier voor een goede prijs producten

kopen. Maar ook voor dagjesmensen

en toeristen is dit een geweldige plek,

met verse, eerlijke producten.

‘Nieuw eetlust’ is een van de markt-

portalen, in de kern van Hollandstad

in het unieke lamellenlandschap tus-

sen Leiden en Alphen aan den Rijn.

Hier komt de Oude Rijn aan het ter-

rein van de verlaten kleiwarenfabriek

Nieuw Werklust die wordt getransfor-

meerd tot marktportaal Nieuw eet-

lust. Ingebed in het landschap volgen

vijf marktpaviljoens de lijnen van het

landschap. Een vismarkt, een kaas-

markt, een zuivelmarkt, een groente-

en fruitmarkt en een vleesmarkt

liggen als vingers in het landschap. De

oude fabriek dient als marktkantoor

en voor congressen. De groene daken

benadrukken dat het unieke stroken-

landschap ononderbroken doorloopt.

Haventjes steken vanaf de Oude Rijn

het terrein in, het vervoer via water

wordt hier in ere hersteld.

Nieuw eetlust is de schakel in Holland -

stad tussen stad en land. Hier zijn

landschap, architectuur en mensen

met elkaar verbonden.

Student Peter Leeuw

Project Nieuw eetlust – een markt-

portaal in Hollandstad

Commissie Arzu Ayikgezmez (mentor),

Wim van Krieken (gecommitteerde),

Jan Willem van Kuilenburg (coördinator

afstuderen), Pieter Feenstra

Schakel tussen stad en land

De Randstad en het Groene Hart heb-

ben de ambitie om samen te smelten

tot Hollandstad, de groenste metropool

van de wereld. Hier ligt veel landelijk

gebied waar nog op traditionele wijze

intensieve veehouderij, landbouw en

kassenteelt plaatsvinden. Deze pro-

ductielandschappen bevinden zich op

een keerpunt, net als de energiesector

die uitziet naar het gebruik en de win-

ning van nieuwe soorten energie. Een

versnelling in de ontwikkeling van duur-

zame energie is cruciaal voor de eco-

nomische potentie van duurzame ener-

gietechnologie en de energiezekerheid

van in Nederland. Hollandstad kan een

voorbeeld zijn voor andere metropolen

met het bevorderen van algenteelt, een

nieuw soort energiewinning die Hol-

landstad grotendeels zelfvoorzienend

in energieproductie kan maken. Door in

Een voorbeeld van het hergebruik van

reststromen is regenwater dat op de

glazen daken van de kas valt, vervolgens

dient voor irrigatie van de tomaten-

planten en spoeling van de toiletten, en

daarna gereinigd wordt door de algen-

tubes in het gebouw. Een andere kring-

loop, van restwarmte, Exergie, komt uit

het algenlandschap. Deze restwarmte

kan worden gebruikt voor de tomaten-

teelt. Overtollige warmte is bruikbaar

Leven in een algenlandschap

voor de woonwerkruimten en de vis-

teelt, of wordt opgeslagen in de bodem

voor gebruik in de winterperioden.

Student Tim Robben

Project Leven in een algenlandschap.

Commissie Duzan Doepel (mentor),

Nico Tillie en Matthijs de Boer (gecom-

mitteerden), Jan Willem van Kuilenburg

(coördinator afstuderen), Pieter Feen-

stra

onbruik geraakte landschappen in te

zetten als productielandschappen voor

biomassa kan Hollandstad in techni-

sche infrastructurele zijn bijblijven.

Het algenlandschap is ontworpen als

nieuwe laag over het bestaande land-

schap. In kringlopen kan biomassa

worden geproduceerd voor energie en

grondstoffen. De luchtkwaliteit langs

snelwegen verbetert door de nabij-

gelegen open algenbouw. Bestaande

bebouwing, natuur en cultuurland-

schap worden opgenomen in een

nieuw systeem dat zonder schade ook

weer weggenomen kan worden. Het

algenlandschap biedt aanknopings-

punten voor nieuwe ruimtelijke ont-

wikkelingen op het gebied van wonen,

werken en recreatie, zoals een woon-

werkcluster of een woonlandschap op

terpen.

Fascinatie voor de beleving van de

openbare ruimte was aanleiding voor

dit afstudeerproject over het Wilhel-

minaplein in Eindhoven. Hoe kijken

en beleven mensen deze plek? Een

plek is beter te begrijpen door vanuit

de gebruiker te kijken. De verkregen

input – in de vorm van kenmerkende

woorden – vanuit de gemeente,

bezoekers en bewoners bepaalde

mede de ontwerpkeuzes voor dit

onderzoek. De belangrijkste termen

zijn omgezet in kaarten. Zo is de kaart

van het woord ‘gezichtsbepalend’

opgebouwd uit alle krantenkoppen

van het Eindhovens Dagblad van afge-

lopen jaar die over het plein gaan.

De negen kaarten hebben bijgedragen

aan het ontwerp voor de herinrich-

ting van het Wilhelminaplein. In de

huidige situatie loopt er een twee-

richtingsweg rondom het plein, wat

de vele horecavoorzieningen in hun

terrasruimte beperkt. De auto heerst

hier, wat direct te zien is aan de par-

keerplaatsen aan de uiteinden van het

plein. In het nieuwe plan is het parke-

ren gehalveerd en beperkt tot vergun-

ninghouders. De voetganger is weer

hoofdgebruiker en krijgt een verbin-

dende promenade die iets verhoogd

op het plein ligt. Het plein krijgt een

waardige entree met een podium

waar in alle rust kan worden verble-

ven. De monumentale panden aan

het plein gaven maat aan de enorme

zitelementen voor het plein. ’s Avonds

lichten zij op en geven extra sfeer aan

de terrassen die langs de promenade

liggen. Het plein geeft vorm aan de al

aanwezige Bourgondische sfeer.

De titel ‘Ons plein’ komt voort uit de

gedachte dat als we in het begin van

een ontwerptraject meer gebruikma-

ken van de beleving van de gebruiker,

dan ontstaan er bijzondere ontwerp-

keuzen.

Student Kim Kool

Project Ons plein

Begeleiding Rob van Dam, Arjan Kars-

sen, Ellen Marcusse, Mieke Döbken

Dit afstudeerproject onderzoekt de

rol van ‘broedplaatsen’ in steden.

Broedplaatsen worden wegens hun

‘kiemkracht’ ingezet als strategisch

middel voor stedelijke ontwikkeling.

Veel van deze plekken voor creativiteit

hebben nog weinig verbinding met de

omgeving. Voor dit project is de omge-

ving van de broedplaats Vechtclub XL in

Utrecht heringericht. Om het karakter

Ons plein

Kiemkracht van de broedplaats

H K U HO G ES C HOO L VOOR D E K U N S T E N U T R EC H T / urban des ign

van het gebied te behouden is geko-

zen voor hergebruik. In het ontwerp is

gebruikgemaakt van alle materialen die

te vinden zijn binnen de grenzen van de

locatie.

De gebruikers van een broedplaats kun-

nen meer invloed uitoefenen op hun

omgeving en die met hun initiatieven en

creaties een heel eigen kleur en dyna-

miek geven. In dit ontwerp is gepoogd

een impuls te geven om dit dynamische

proces in de buitenruimte te activeren.

De herinrichting is opgedeeld in vijf

deelgebieden. Per deelgebied is geke-

ken naar de functie die het inneemt

binnen het ontwerp. Er is daarbij

onderscheid gemaakt in uitwerking op

verschillende schalen: stadsstrand voor

ontmoeten en bezoeken; parkrand voor

parkbezoek en parkeren; bloemenveld

voor open ruimte; klinkerveld voor

parkeren en evenementen; verbindend

centrum om samen te komen.

De ontworpen elementen nodigen uit

tot activiteit en deelname, maar for-

ceren dat niet. De elementen zijn op

meerdere manieren te interpreteren.

Een element kan een tafel of bank zijn,

maar tegelijkertijd ook de basisvorm

van een expositie. Zo krijgen de gebrui-

kers van het gebied mogelijkheden,

maar zijn er individuele acties nodig

om de elementen verder te definiëren.

De beoogde dynamiek en activiteit die

in de buitenruimte ontstaan zal ook

ondernemers van buiten de broed-

plaats aantrekken. Zo kan een keten

van reacties en initiatieven op kleine

schaal, deel uitmaken van een strategie

voor gebiedsontwikkeling.

Student Floris Grondman

Project Het Nest Uit!

Begeleiding Rob van Dam, Arjan Kars-

sen, Ellen Marcusse, Mieke Döbken

Het ontwerp voor het Eindhovense Wilhelminaplein is onder meer gebaseerd

op berichtgeving over deze plek door kranten.

Voor de herinrichting voor de Utrechtse broedplaats

Vechtclub XL wordt gebruik gemaakt van aanwezige

materialen op de locatie.

Het plan voor Vechtclub XL bestaat uit vijf deelgebieden.

De productie van biomassa op in onbruik geraakte landschappen in het

Groene Hart.

Marktportalen: plekken waar boeren samenkomen om kennis uit te wisselen

en contact te leggen met afnemers.

Page 36: Blauwe Kamer

74 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 75

De tram voorbij in Wroclaw

Groene alternatieven rond de

SAXION DEVENTER / stedenbouwkundig ontwerpen

Deze case betreft stedenbouwkundi-

ge herstructurering bij het hergebruik

van gebouwen.

Het ‘Trolly Car depot no. 6’ in Wro-

claw, Polen, dat in een stadsdeel met

veel groen ligt, is een tramdepot waar

tot op heden trams voor onderhoud

en opslag staan. Het wordt omringd

door kenmerkende stedelijke ele-

menten. Het gebouw bestaat uit twee

onderling verbonden grote hallen.

Het ontwerp vormt op basis van een

bredere stedenbouwkundige visie een

statement over flexibiliteit en her-

gebruik. In de hallen is na de ingreep

op de begane grond ruimte gemaakt

voor werkruimtes voor startende

zelfstandigen. In de tramrails komen

verschuifbare wanden waardoor de

ruimte voor het startende bedrijf

mee kan groeien of na functieveran-

dering eenvoudig aan de gewenste

schaal kan worden aangepast. Een

nieuwe basisconstructie binnen het

depot biedt ruimte voor woningen die

naarmate de vraag toeneemt, aan het

gebouw worden toegevoegd en ook

weer weggehaald kunnen worden als

ze niet meer nodig zijn. De verbinding

tussen de twee hallen is het centrale

ontmoetingspunt dat niet alleen

bereikbaar is voor de bewoners en

gebruikers van het depot, maar ook

voor anderen.

De wijze van hergebruik van het tram-

depot sluit aan op het potentieel van

de stad. In combinatie met het groene

karakter van dit stadsdeel met daarin

de dierentuin en de Jahrhunderthalle,

vormt dit ontwerp een vliegwiel in

Wroclaw voor duurzaamheid en inno-

vatie.

Student Bernard Leferink

Project Flexibiliteit als statement

Afstudeerbegeleiders Matthias Ott,

Nicoline Loeper

Het ‘Trolly Car depot no. 6’ in Wro-

claw, Polen, ligt met zijn omliggende

bebouwing als een grijze scheiding

tussen twee prachtige parken in.

Hoewel het voor de hand lag om iets

te doen met het in onbruik geraakte

depot, brengt dit ontwerp de twee

parken met elkaar in verbinding.

Er is eerst onderzoek gedaan naar vier

type gebieden: parklandschappen als

Park Guell in Barcelona. Een woonwijk

als Berg en Bos in Apeldoorn. De cam-

pus Vitra Campus in het Duitse Wheil

am Rhein en het vakantiepark Rabit

Hill in Nieuw Milligen. De ruimtelijke

kenmerken die deze plekken zo eigen

maken zijn in ontwerptools vertaald.

Zo zijn er 28 tools gevormd , onder-

verdeeld in acht categorieën: grenzen,

entrees, kavels, straatprofielen, stra-

ten/paden, pleinen, kruispunten en

zichtlijnen.

Door de beste ingrediënten van de

gebieden te gebruiken is het con-

cept A Green Cocktail ontstaan. Het

ontwerp heeft een openbare sfeer,

omdat het de verbinding tussen twee

parken vormt, en kenmerkt zich door

rust en eenheid. Belangrijke routes in

het gebied krijgen een groenstrook

van drie tot vijf meter breed en bij de

woningen komen juist geen tuinen –

het park is immers de tuin. Om toch

semiopenbare ruimtes te creëren zijn

aan de belangrijke invalswegen poort-

woningen ontworpen en de kernen

krijgen publieke ruimtes. De openbare

gebouwen worden geïsoleerd, om zo

een statig beeld te creëren. Zo zijn

alle ontwerpkeuzes te herleiden tot

de tools die voortkomen uit de vier

geanalyseerde gebieden.

Student Ruud van der Maas

Project De groene cocktail

Afstudeerbegeleiders Matthias Ott,

Nicoline Loeper

TIEN OPLEIDINGEN HEBBEN WERK

VAN HUN BESTE AFSTUDEERDERS

INGESTUURD: DRIE UNIVERSITEI-

TEN (WAGENINGEN, EINDHOVEN EN

DELFT), VIER HOGESCHOLEN EN DRIE

POST-HBO-OPLEIDINGEN (DE ACADE-

MIES VAN AMSTERDAM, ROTTERDAM

EN TILBURG).

De AMSTERDAMSE ACADEMIE VAN

BOUWKUNST leidt architecten, land-

schapsarchitecten en stedenbouwkun-

digen op in een constante uitwisseling

tussen de disciplines. Deze interdisci-

plinaire benadering is een wezensken-

merk van de drie masteropleidingen

aan de Academie. Studenten worden

voorbereid op de beoefening van het

ruimtelijk ontwerp als discipline op

het snijvlak van kunst, wetenschap en

techniek en combineren hun studie

met een baan bij een ontwerpbureau.

Afgestudeerden hebben rechtstreeks

toegang tot het register van architec-

ten, stedenbouwkundigen of land-

schapsarchitecten.

Contactpersoon: Marjoleine Gadella

www.academievanbouwkunst.nl

Het onderwijsprogramma van de

FACULTEIT BOUWKUNDE VAN DE

TU DELFT bestaat uit een algemeen

driejarig bachelorprogramma en een

tweejarig masterprogramma waarin

studenten kiezen uit vijf richtingen:

Architecture, Urbanism, Building

Technology, Real Estate & Housing

en Landscape Architecture. De mas-

terprogramma’s van Urbanism en

Landscape Architecture bestaan uit

een jaar geprogrammeerd onderwijs

en een afstudeerjaar waarin stu-

denten in afstudeerstudio’s werken

en een accent leggen op ontwerp of

ruimtelijke planning. In 2010 ging het

programma Landscape Architecture

met vijftien studenten van start. Ook

verzorgt de faculteit een postgradu-

ate European Masters in Urbanism in

samenwerking met de universiteiten

van Venetië, Barcelona en Leuven.

Contactpersoon: Han Meyer

www.bk.tudelft.nl/www.urbanism.nl

Aan WAGENINGEN UNIVERSITY kun-

nen masterstudenten landschapsar-

chitectuur hun wetenschappelijke stu-

die verdiepen met specialisaties op het

gebied van klimaat, sociale analyse,

energiewinning, ecologie en hydro-

logie. Behalve het maken van ruim-

telijke ontwerpen leren de studenten

artikelen schrijven en communiceren

met collega-onderzoekers. De com-

binatie van wetenschappelijke bouw-

stenen en intuïtieve ontwerpcreati-

viteit levert Wageningse studenten

jaarlijks internationale prijzen op. Op

dit moment doet de leerstoelgroep

onderzoek naar ‘landscape machines:

living systems, urban climate, energy

responsive regional design’ en naar

‘aesthetics and cultural perspectives

on landscape architecture’.

Contactpersoon: Paul Roncken

www.wur.nl

Studenten aan de ROTTERDAMSE

ACADEMIE VAN BOUWKUNST werken

in de beroepspraktijk en studeren

binnen de muren van de Academie. De

hechte relatie tussen beide trajecten,

in combinatie met het horizontale

karakter van het studiedeel, vormt de

basis onder de ontwikkeling van het

ontwerpvakmanschap, een kritische,

onderzoekende ontwerphouding,

kennis van het instrumentarium van

de aangrenzende disciplines en het

bewustzijn van de maatschappelijke

consequenties van het ontwerpend

handelen. Afgestudeerden kunnen

zich direct inschrijven als architect of

stedenbouwkundige in het Architec-

tenregister.

Contactpersoon: Margit Schuster

www.ravb.nl

De opleiding TUIN- EN LANDSCHAPS-

INRICHTING VAN DE HOGESCHOOL

VAN HALL LARENSTEIN in Velp leidt

landschaps- en tuinontwerpers op tot

bachelorniveau, evenals technische

planvoorbereiders en beheerders

van de buitenruimte. De studiepro-

jecten worden ontleend aan actuele

inrichtingsvraagstukken en opdrach-

ten uit het werkveld. In het vierjarig

studietraject doen studenten kennis

en vaardigheden op over landschap,

ruimtelijke planvorming, ontwerp en

beheer, beplantingen en materialen.

Ook besteedt de opleiding aandacht

aan tekenen, visualiseren, presen-

teren en rapporteren. Goede door-

stroommogelijkheden zijn er naar

masteropleidingen aan Wageningen

University, TU Delft en Academies van

Bouwkunst.

Contactpersoon: Jos Ulijn

www.vanhall-larenstein.nl

NHTV INTERNATIONAAL HOGER

ONDERWIJS BREDA bundelt onder de

naam Academie voor Stedenbouw,

Logistiek en Mobiliteit een aantal

opleidingen. Een daarvan is de vol-

tijdse studie Urban Design, waarin

het stedenbouwkundig ontwerpen

centraal staat. Stedenbouwstudenten

werken onder begeleiding van profes-

sionele ontwerpers in ateliers aan

praktijkgerichte ontwerpopdrachten

op uiteenlopende schaalniveaus.

Rond de ateliers worden cursussen

en trainingen verzorgd met veel aan-

dacht voor visualiseren. Alle docen-

ten zijn naast hun opleidingstaak,

werkzaam in de beroepspraktijk als

stedenbouwkundige, architect of

landschapsarchitect.

Contactpersoon: Martin van den

Borst. www.nhtv.nl

URBAN DESIGN AAN DE HKU HOGE-

SCHOOL VOOR DE KUNSTEN UTRECHT

is een specialisatie binnen de studie

Bachelor of Design in Spatial Design.

Deze opleiding biedt de student de

mogelijkheid zich te ontwikkelen

als ruimtelijk ontwerper met een

eigen visie op interieurs, architec-

tuur, stedelijke en landschappelijke

ruimte. De opleiding is sterk gericht

op de beroepspraktijk. Zo werken

interdisciplinaire studentgroepen in

projectonderwijs aan een project voor

een externe opdrachtgever. Na de

bacheloropleiding kan worden door-

gestroomd naar bijvoorbeeld de Mas-

ter of Design in Public Space Design

aan de HKU.

Contactpersoon: Ellen Marcusse

www.hku.nl/spatialdesign

FONTYS ACADEMIE VOOR ARCHITEC-

TUUR EN STEDENBOUW IN TILBURG

biedt masteropleidingen architectuur

en stedenbouw en diverse postacade-

mische programma’s voor professio-

nals. Kenmerk van de academie is de

sterke oriëntatie op de beroepsprak-

tijk: studenten en docenten werken in

de praktijk en de onderwijssituatie is

een afspiegeling daarvan. Studenten

worden opgeleid tot reflecterende

beroepsbeoefenaren, bewust van de

maatschappelijke, culturele, ecologi-

sche en economische context waarin

ze hun ontwerpen realiseren. Daar-

naast bereidt AAS de studenten voor

op het ondernemerschap van architect

of stedenbouwkundige.

Contactpersoon: Marc Glaudemans

www.fontys.nl/aas

De opleiding STEDENBOUWKUNDIG

ONTWERPEN AAN SAxION UNIVER-

SITY OF APPLIED SCIENCES is de enige

geaccrediteerde bacheloropleiding

in Nederland die opleidt tot ste-

denbouwkundig ontwerper. In deze

vierjarige opleiding staat het leren

ontwerpen centraal aan de hand van

projectonderwijs. In het eerste jaar

zijn de projecten intern, waarna de

studenten vanaf het tweede jaar aan

concrete projecten in het werkveld

werken. De studenten worden begeleid

door beroepsbeoefenaren uit de prak-

tijk, docenten en ouderejaars studen-

ten. Studenten vergaren hun kennis en

vaardigheden op school en op locatie,

zoals in Barcelona, Wroclaw, Berlijn en

Rotterdam. Het afstudeerjaar werken

studenten samen met buitenlandse

studenten aan internationale projec-

ten over ‘interstedelijke netwerken’.

Tijdens de opleiding werken zij aan een

eigen portfolio, dat wordt beoordeeld

door docenten en deskundigen uit het

beroepenveld.

Contactpersoon: Nicoline Loeper

www.saxion.nl

De masteropleiding Stedenbouw

(Urban Design and Planning) van de

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EIND-

HOVEN richt zich op stedelijke inter-

venties en transformaties binnen het

stedelijk gebied. Ontwerpen speelt

een hoofdrol, waarbij het ontwerp

zich beweegt ‘door de schalen heen’.

Studenten leren het ontwerp in te

zetten op het niveau van de stad als

geheel – van verankering van stede-

lijke netwerken tot het maken van

openbare ruimten. Ook maken zij

zich onderzoeksvaardigheden eigen.

Immers, de verwevenheid van ruimte-

lijke schaalniveaus en de complexiteit

van ruimte, economie, demografie en

mobiliteit vereist dat de stedenbouw-

kundige zowel thuis is in ontwerpen als

in onderzoek.

Contactpersoon: Pieter van Wesemael

www.tue.nl

Maquette van het ‘Trolly Car depot

no. 6’ in het Poolse Wroclaw.

Het hergebruik van het tramdepot is een vliegwiel voor de ontwikkeling van de

omgeving.

Het ‘Trolly Car depot no. 6’ in

Wroclaw als verbinding tussen

twee parken.

Impressie van de nieuwe openbare

ruimte rond de voormalige tramrails.

Page 37: Blauwe Kamer

76 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 77

Amerikanen zijn minder mobiel dan Europeanen denken. Er is welis-waar een groep hoogopgeleide veelverdieners die regelmatig van staat naar staat hopt, op zoek naar betere kansen. Maar de meeste Amerika-nen blijven in de streek waar ze opgroeien. Zelfs vele Silicon Valley-ster-ren komen uit de Valley. In meer rurale gebieden ontmoet men mensen die geen flauw benul hebben van de wereld buiten het dorp.Maar ook deze mensen verhuizen vaker dan Europeanen, al is het bin-nen de streek. Een reden is dat iemands huis zijn status bepaalt. Groter is beter en prestigieuze buurten zijn erg aanlokkelijk. Een andere reden is dat buurten in de ruige markt en zonder bufferend beleid snel in de pikorde kunnen dalen. Een paar hangjongeren maken de buren bang, uit angst voor dalende huizenprijzen vertrekken enkele bewoners, zodat iedereen bang wordt en de prijzen echt zakken, waarna minder gegoe-den zich vestigen – de rest vlucht.

Deze cirkel leidt tot constante bezorgdheid over lokale huizenprijzen en over het uiterlijk van de buurt. Ondanks minimale planning en schamel ontwerp van huizen en buurten, let iedereen op elkaar en sluiten ze covenants, buurtcontracten, af en lobbyen bij de gemeente om strengere buurtregels in de ordinances, de lokale planningswetten. Er kan ook een sterke informele druk ontstaan. De som van deze tactieken is dat veel ste-den en gemeenten geen noemenswaardig structuurplan hebben, maar je wel in problemen komt als je gras niet goed gemaaid is of je tuin uit iets anders dan gras bestaat – bijvoorbeeld uit weeds, wilde planten – zoals in mijn geval.Angst is een slechte raadgever. Om risico’s te vermijden, om het eigen huis zo verkoopbaar mogelijk te houden moet de hele buurt er zo ‘nor-maal’ mogelijk uit zien. De buren moeten zich normaal gedragen, de huizen moeten normaal zijn, het interieur ook. De tuinen mogen geen aandacht trekken en liefst is het geheel niet te aantrekkelijk voor fietsers en wandelaars – pottenkijkers.Maar dat ‘normaal’ hoorde bij een bepaalde context, al was dat soms in die context niet optimaal. Elders en later gaat het normaal van 1960 steeds meer klemmen. Gazonnetjes zijn niet optimaal in Arizona, urban sprawl in New Jersey geeft meer problemen dan in Arizona. Een praktijk waarbij ontwikkelaars hele buurten tegelijk neerzetten met woningen die zo min mogelijk weerstand opwekken bij een gemiddelde Amerikaan, en waarbij architecten en landschapsarchitecten geen rol spelen, is niet iets wat je per se wil reproduceren uit risicovermijding. Mag het iets meer weird zijn?

De geliefde vrijheid heeft angsten losgemaakt die leiden tot overre-gulering, tot reproductie van normen die suboptimaal en ongevoelig zijn, en tot een overweldigende eenvormigheid en saaiheid van huizen, interieurs, tuinen en buurten. Sinds de jaren zestig is die eenvormigheid alleen maar toegenomen. Tot die tijd waren cataloguswoningen gewoon, maar in elke buurt stond een mix aan huizen uit diverse nationale cata-logi, naast woningen die door de familie in elkaar getimmerd waren

(makkelijk met houten frames), en af en toe iets van een lokale architect. Zelfbouwers, lokale architecten en nationale catalogi – Sears was de bekendste – verdwenen allemaal op de achtergrond, ten gunste van ont-wikkelaars zonder architect. Ondanks alle reclame in magazines blijven new urbanism, smart growth, transit oriented development, conservation design en andere ontwerpintensieve benaderingen marginaal.

Saaiheid is één ding, maar de druk tot eenvormigheid is meer dan een esthetisch probleem. Het bemoeilijkt aanpassing aan andere economi-sche, culturele, natuurlijke omstandigheden. De Amerikaanse saaiheid is verkwistend, onvriendelijk voor het milieu, voor iedereen zonder auto, en de eenvormigheid maakt het niet makkelijker om mensen te leren zelf hun situatie anders te analyseren, om zelf een andere smaak te ontwikke-len. Dit is wat men gewend is, en geldt als enige verdediging tegen chaos en teloorgang.Alleen ontwikkelaars profiteren van dit systeem. Zij verdedigen het niet enkel omwille van koortsige dromen en gebrek aan perspectief. Zij zete-len vaak in de gemeenteraad. Dat oudere buurten verloederen wordt als bewijs gezien van hun waarde, van de waarde van hun product: nieuwe nette eenvormige buurten. Gemeenten zien nieuwe buurten als het symbool van economische ontwikkeling, vaak zonder goed te rekenen. Planning en ontwerp, bijvoorbeeld voor herontwerp van oudere wijken, zijn dure aanslagen op privaat eigendom en vervalsingen van de markt – erg on-Amerikaans. De voornaamste experts bij de ontwikkelaars, de landmeters, maken subdivisions die een maximaal aantal percelen met maximale oppervlakte als rationeel en efficiënt voorstellen.En dus blijft alles hetzelfde. Waarom zeuren bij de gemeente over ver-plichte gazonnetjes en afwezige fietspaden? We willen geen gedoe met de buren. Beter om dat granieten aanrecht te installeren. Dat doet ieder-een. En ja, kan je even die koningskaars uit het gazon halen? (Waar kijkt die wandelaar naar? Wat doet die hier?)

Kristof Van Assche

americana

Amerikanen zijn constant bang voor daling van hun woningwaarde – met verkwistende eenvormigheid en saaiheid als gevolg

Page 38: Blauwe Kamer

78 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 79

hard oordeel velde over landschap en

cultuur in de brede zin.

K. hoefde geen aanleiding te hebben

om een column te schrijven, en dat

maakt zijn stukken ook nu nog leesbaar

en aangenaam. Ze zetten je als lezer

aan het denken, en de minder erudiete

lezer aan het zoeken op internet. Soms

begint een column met een krantenar-

tikel, over een megapark in Friesland

bijvoorbeeld, soms met een symposi-

um dat Kerkstra bijwoonde, soms met

een bezoek aan de supermarkt, vaak

komt het door Kerkstra verfoeide post-

modernisme aan bod, maar vaker duikt

hij de literatuur in met een prachtige

beginzin over een klassieker. Bijvoor-

beeld: ‘Naar gangbare opvatting wordt

op 26 april 1336 de schoonheid van het

landschap ontdekt door Franscesco

Petrarca, als hij samen met broer

Gherardo de 1912 meter hoge Mont

Ventoux beklimt, nieuwsgierig naar het

panorama vanaf de top.’

Klaas Kerkstra, Wat mooi betreft

– Over landschap en cultuur. Blauw-

druk, ISBN 9789075271706, € 9,90

Interactie in de delta‘De Hollandse Metropool bestaat,

maar we zijn nog maar net gestart met

een serieus beleid en met serieuze

projecten gericht op zijn ontwikkeling’,

concludeert Maurits de Hoog in De

Hollandse metropool. ‘In een delta city

region gaat dat anders in zijn werk dan

in een centraal gestuurde capital city

region.’ Volgens De Hoog, die dit jaar

afscheid nam als praktijkhoogleraar

Stedenbouwkundig ontwerpen aan de

TU Delft, moet in een deltametropool

als de Randstad het ontwerpvizier

gericht zijn op het verbeteren van wat

hij noemt ‘interactiemilieus’. ‘Hoog-

waardige faciliteiten voor ontmoeting

en uitwisseling met een internationaal

bereik vormen de kern van de heden-

daagse metropool en een belangrijke

nieuwe opgave voor ruimtelijk beleid

en interventies’, zo legt hij in het begin

van het boek uit.

Daarmee lijkt De Hollandse metropool

wel op een planologische benadering

van de verstedelijking in de Randstad.

Maar dat is het niet. De Hoog schreef

een helder boek, waarin hij steden-

bouwkundig belangrijke clusters analy-

seert en typeert tegen de achtergrond

van het Nederlandse ruimtelijk beleid.

Hij behandelt achtereenvolgens cul-

tuurclusters, congresclusters, en ken-

nisclusters, en laat zien hoe die in de

steden in de Randstad ruimtelijk zijn

georganiseerd, maar ook hoe die in

verhouding staan tot clusters in andere

steden in de Randstad.

Het stedenbouwkundig interessante

aan De Hollandse metropool is dat De

Hoog niet alleen een internationaal

vergelijkende analyse maakt van de

stedelijke kwaliteiten van de Randstad

en de grotere steden daarin, maar

ook dat hij een typologie ontwikkelt

voor de drie typen clusters en meer in

abstracte zin ook voor de interactiemi-

lieus op zichzelf: gebouwde (centrum,

hovencomplex, terminal), stedelijke

(plein, straat, front, kwartier, district),

groene (tuin, werf, park, campus), en

neutrale (terrein, veld, areaal, gebied,

streek) interactiemilieus.

Vervolgens komt hij tot de conclusie

dat elf stedelijke gebieden de ‘groot-

ste en meest krachtige grootstedelijke

interactiemilieus in de Hollandse

Metropool’ vormen: de binnensteden

van Amsterdam en Den Haag, de ken-

nisclusters van de TU Delft in Delft en

de Uithof in Utrecht, en zeven ‘opko-

mende districten’: de Rotterdamse

binnenstad met het Museumpark en de

Leuvehaven, het centrum van Utrecht,

in Amsterdam de cultuurclusters

rond Leidseplein-Museumplein, de

oostelijke binnenstad en de Zuidas,

de ‘internationale zone’ rond het

Gemeentemuseum in Den Haag, en het

zeefront van Scheveningen. Zo komt

De Hoog analyserend en typerend tot

aanbevelingen en aanwijzingen voor

een stedenbouwkundige aanpak van

de Hollandse deltametropool, waarin

interactie en samenwerking centraal

staat.

Maurits de Hoog, De Hollandse

metropool – Ontwerpen aan de

kwaliteit van interactiemilileus.

Thoth, ISBN 9789068685893, € 34,50

OntgrondenOphoogzand, grind, industriezand,

kalksteen en klei, dat werd en wordt

allemaal gewonnen in grootschalige

ontgrondingen. Volgens adviseur Roe-

lof Bak is er ondanks de enorme ruim-

telijke gevolgen van dergelijke opper-

vlaktemijnbouw weinig aandacht voor

de herinrichting en herbestemming

van deze terreinen. In Uit eigen bodem

geeft hij daarom een uitgebreid over-

zicht van de winning van oppervlak-

tedelfstoffen, de gevolgen hiervan op

milieu en landschap, en de mogelijk-

heden die er zijn om ontgrondingster-

reinen om te vormen tot strandbaden,

viswater, golfbanen, natuur, afvalstort

of landbouwgebied.

De zoektocht naar oppervlaktedelf-

stoffen zal het Nederlandse landschap

blijven veranderen. Bak schat dat bijna

80 procent van de in Nederland beno-

digde bouwgrondstoffen in Neder-

land gewonnen moet worden, en dat

schommelt in totaal tussen de 80 en

meer dan 120 miljoen ton kalksteen,

klei, grind en zand per jaar. Kalksteen

komt uit Zuid-Limburg, net als grind.

Industriezand komt uit het stroomge-

bied van de grote rivieren, van de klei

komt 60 procent uit Gelderland.

Uit eigen bodem biedt een compleet

overzicht van alle aspecten van ont-

gronding, en vormt daarmee een

goede basis voor creatieve ideeën

om de ingrijpende landschappelijke

veranderingen van ontgronding vorm

te geven. Bak geeft al een idee aan de

hand van twaalf bestemmingsmogelijk-

heden van ontgrondingen, van viswater

tot afvalberging.

Rudolf Bak, Uit eigen bodem –

Facetten van ontgrondingen. ISBN

9789490915025, € 42,– (te bestellen

via [email protected])

Historie stads-landbouw lightStadslandbouw is een vreemde term,

die eerder iets zegt over het huidige

tijdsgewricht dan over de relatie tus-

sen stad en landbouw. De stadsland-

bouw die tegenwoordig welhaast een

hype is, vertegenwoordigt een wel

erg scheve verhouding tussen stad en

landbouw. De stad is allesoverheer-

send, de landbouw is een kleine niche

en volgens zwartkijkers niet meer

dan een hobby van stedelingen die er

vooral hun eigen leefstijl mee willen

etaleren. Dus wat moet je nu eigenlijk

als stedenbouwkundige of landschaps-

architect met dit nieuwe fenomeen, de

stadslandbouw?

Deze vraag en deze verwarrende

gedachten komen op na het lezen van

het boek Vlaaien op de Neude van land-

schapsarchitect Frank Stroeken. Hij

beschrijft hoe stad en landbouw zich

in en rond Utrecht ontwikkelen vanaf

het moment dat de Romeinen daar een

nederzetting bouwden. Stroeken laat

mooi zien hoe de stad het omringende

landschap verandert, en wat de invloed

is van de voedselproductie en -handel

voor de stedenbouw van Utrecht. Toen

Utrecht zich in 1122 stad mocht noe-

men, waren er binnen de stadsmuren

akkers, moestuinen, boomgaarden

en weilanden. Rond 1600 worden de

laatste groene plekken bebouwd en

liggen de meeste moestuinen vlak

buiten de stadsmuren. Utrechtenaren

hadden veel landbouwgrond in de

omgeving in eigendom, in 1540 rond

Houten en Werkhoven wel tot 80

procent, en bepaalden daarom mede

hoe die werd gebruikt. Er ontstond

specialisatie: graan- en fruitteelt op de

klei- en zavelgronden langs de Oude en

Kromme Rijn, veeteelt op de veenwei-

den, op de Heuvelrug was de landbouw

marginaal en niet op de stad gericht.

Je ziet de verhouding tussen stad en

landbouw zich als het waren omdraai-

en: tot ver in de middeleeuwen was

Utrecht eerder een verzameling

gebouwen of dorpjes in een agrarisch

gebied binnen stadsmuren, pas na de

zestiende eeuw ontstaat er een stad

die dankzij zijn groeiende bevolking

bepaalt hoe het agrarische landschap

eruitziet. En juist die omkering maakt

dat je in verwarring raakt over de

term stadslandbouw. Want net zoals

je Utrecht in de tijd van de Romeinen

nauwelijks een stad kan noemen, kun

je de landbouw in het huidige Utrecht

nauwelijks voedselproductie noemen.

Overigens is er een overeenkomst: de

Romeinen importeerden ook al veel

voedsel, waaronder graan uit Enge-

land, en de stad Utrecht is nu voor zijn

voedsel afhankelijk van een grondge-

bied dat meer dan vier keer zo groot is

als de provincie Utrecht.

Vlaaien op de Neude is in de hype van

de stadslandbouw, die nogal eens wil

worden overspoeld met wilde ideeën,

een opvallend nuchtere en genuan-

ceerde – light –geschiedschrijving van

de voedselproductie in en rondom een

van de oudste steden van Nederland.

Het is een makkelijk leesbaar boek,

ondanks de soms wat omzichtige en

afstandelijke stijl, en voorzien van

illustratieve kaarten die in vogelvlucht

laten zien hoe bijvoorbeeld de voed-

selmarkten zich in de stad uitbreiden

en verspreiden. Wat mij betreft is het

boek ook een voorbeeld van goede

landschappelijke geschiedschrijving,

met de blik van de stadslandbouw als

wisselende relatie tussen stad en land-

schap.

Frank Stroeken, Vlaaien op de

Neude – 2000 jaar stadslandbouw

en voedsellandschap in Utrecht.

Terra Incognita, € 17,95

De K. van KerkstraKlaas Kerkstra was een van de eerste

columnisten van Blauwe Kamer. De

onlangs overleden, toenmalige hoog-

leraar Landschapsarchitectuur aan de

Landbouwuniversiteit schreef in de

jaren negentig onder het pseudoniem

K. 31 stukken die nu gebundeld zijn in

het boekje Wat mooi betreft. De titel

van het boekje refereert aan de titel

die Kerkstra voor vier van zijn columns

gebruikte. Die vier laten mooi zien

hoe Kerkstra zijn taak als columnist

opvatte. Hij combineerde Griekse filo-

sofie met popmuziek, kwantumtheorie

met beleidsteksten, refereerde lichtjes

aan de actualiteit, en verzon een vaak

snedig geschreven kronkel die aan het

eind een zeer genuanceerd maar toch

boekenTekst Martin Woestenburg

Landschapspark Assenrade

Page 39: Blauwe Kamer

80 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 81

uit. Een tweede doel is het uitwis-

selen van kennis en ervaring over het

ontwikkelen van de levende stad. Niet

alleen tussen individuele deelnemers

maar ook met bedrijven, overheden en

onderwijsinstituten die elkaar via het

netwerk kunnen vinden. ‘Het netwerk

is pas van start gegaan en spreekt

mensen meteen al aan. Het kan iets

moois worden’, verwacht Van Beek.

‘Ik heb niet de illusie dat ik de omslag

die ik bepleit in mijn eentje teweeg kan

brengen en hoop met het boek en het

netwerk iets in gang te zetten. In deze

fase is het belangrijk bij overheden

en andere opdrachtgevers draagvlak

te creëren voor die veranderingen.

bnspBeroepsvereniging van NederlandseStedenbouwkundigen en Planologen

‘Ontwerpen is veel meer dan het vormgeven van een ideaalbeeld’Elma van Beek – Vlaanderen Oldenzeel, oprichter van stichting De levende Stad

vakgebied.’ Het boek is een fris geluid

in een tijd van crisisberichten en vast-

lopende planprocessen. ‘Er is heel veel

werk’, betoogt Van Beek, ‘alleen heeft

het een andere vorm dan we gewend

zijn. De omslag van lineair naar cyclisch

denken die ik in mijn boek bepleit zal

tijd kosten, want sinds de Tweede

Wereldoorlog werken we vooral aan

kwantitatieve bouwopgaven. Daar-

naast bestaat er een spanningsveld

tussen duurzaamheid en het proces

van deregulering. Je kunt niet van een

gemeente vragen besluiten te nemen

ten gunste van het algemene ruimte-

lijke systeem als die negatief uitpakken

op lokaal niveau. Op elk schaalniveau is

een heldere visie nodig en deze visies

moeten op elkaar aansluiten. Boven-

dien is de tijdshorizon in de politiek

anders dan bij ruimtelijke processen.

Ruimtelijke ontwikkeling vraagt om

een visie die decennia stand houdt en

waarvan de voordelen soms pas op

lange termijn zichtbaar zijn.’

FragmentenVan Beeks boek benadert de stad als

een levend systeem waarin mensen nu

en in de toekomst kunnen en willen

leven. ‘Ik heb de stad als uitgangs-

punt gekozen omdat ik me daar zelf

thuis voel. In de stad is draagvlak voor

onderzoek, creativiteit en innovatie.

Hierdoor kan de mens als soort zich

ontwikkelen. Bij hoge dichtheden komt

alles bij elkaar en dus ligt daar ook de

grootste uitdaging.

‘De voorbeelden in het boek laten zien

dat fragmenten van de levende stad

al bestaan. De filosofie brengt samen-

hang in de verschillende maatregelen

voor duurzaamheid. Hiermee kan iede-

re stad een levende stad worden.’

De eerste boekrecensies zijn positief.

Van Beek: ‘Al tijdens de voorbereiden-

de gesprekken de afgelopen jaren met

vakgenoten en opdrachtgevers merkte

ik dat mijn ideeën iets losmaken. Nu

wil ik mijn filosofie concreet toepas-

sen, bijvoorbeeld in een structuurvisie

voor een middelgrote stad.’

Stichting De levende Stad, een jaar

geleden door Elma van Beek opgericht,

draagt deze duurzame ontwerpfilosofie

Duurzaamheid is de stuwende kracht achter het werk van stedenbouwkundige Elma van Beek. Haar onlangs verschenen boek ‘Levende stad, stad om te leven’, is een pleidooi voor een nieuwe benadering van het ruimtelijk ontwerp.

‘De drang om duurzaamheid vorm te

geven is bij mij geleidelijk gegroeid’,

vertelt Van Beek. ‘Toen ik voor een

adviesbureau werkte had ik niet

genoeg gelegenheid voor reflectie. Om

goed te functioneren als adviseur vind

ik dat je verder moet kunnen kijken

dan je opdrachtgever. Dat kost meer

tijd dan ik bij een bureau verantwoor-

den kon. Met ELMA stedenbouw doe

ik hetzelfde soort opdrachten, maar ik

heb een betere balans gevonden tussen

betaalde werkzaamheden en inhoude-

lijke ontwikkeling.’

Fris geluid‘De economische conjunctuur, klimaat-

verandering en demografische ont-

wikkelingen vragen om een wezenlijk

andere benadering van het gebruik van

de ruimte en eindige grondstoffen. Ik

denk dat de levende-stadfilosofie een

nieuw perspectief kan bieden voor het

levende stad, stad om in te levenCyclische procesen voor duurzame stedenbouw in de praktijk

Tekst Elma van Beek - Vlaanderen

Oldenzeel

ISBN 978-90-75271-53-9

Paperback met flappen, 17x24 cm,

176 pagina’s, full colour

Prijs € 24,90

nieuw krachtenveldnieuwe paradigma’sTrendverkenning in de Nederlandse Bouwsector

Tekst Willem Verbaan

ISBN 978-90-75271-56-0

Paperback, 17 x 24 cm,

160 pagina’s, full colour

Prijs € 17,90

wat mooi betreftKlaas Kerkstra: 6 x 6 columns over landschap en cultuur

Met bijdragen van Yvon Horsten,

Yttje Feddes, Eric Luiten, Paul Ronc-

ken, Harro de Jong en Michaël van

Buuren

ISBN 978-90-75271-70-6

Paperback met flappen, 16 x 24 cm,

48 pagina’s

Prijs € 9,90

Foto

Han

s D

ijkst

ra

Onderzoek en toepassing in de prak-

tijk zijn daarvoor belangrijke peilers.’

Brede doelgroepTijdens het BNSP-congres ‘Klimaat-

beleid en duurzame ontwikkeling’

op 8 november verzorgt Van Beek

een van de workshops samen met

collega’s van de NVTL, met wie ze

ook samenwerkt in de BNSP-NVTL-

werkgroep Duurzame stedelijke

ontwikkeling. ‘De voorbereiding van

het congres is in volle gang’, vertelt

ze. ‘We werken aan de meest aan-

sprekende manier om het thema aan

de congresgangers aan te bieden.

We willen een brede doelgroep aan-

spreken en alle facetten aan de orde

laten komen.

‘Met de levende-stadfilosofie wil ik

mensen uitnodigen zich open te stel-

len voor veranderingen en zo ruimte

creëren voor de nieuwe, kwalitatieve

opgaven in ons vakgebied. Ontwerpen

is veel meer dan het vormgeven van

een ideaalbeeld. De kunst is te bouwen

op een toekomstgerichte manier, met

ruimte voor ontwikkeling van de mens

in zijn omgeving. Juist daarom hebben

we het mooiste vak van de wereld!’

Marieke Steenbergen

Op 13 september organiseert Elma van

Beek de workshop ‘De levende stad in

de praktijk’. Zie daarvoor www.deleven-

destad.nl.

Elma van Beek, Levende stad, stad om te

leven. Cyclische processen voor duurza-

me stedenbouw in de praktijk, Uitgeverij

Blauwdruk, € 24,90.

klein apeldoorns dorpen kookboekEen insiprerende handleiding voor verandering

Tekst en beeld Petra Kuijlaars en

Gerrit van Oosterom

ISBN 978-90-75271-55-3

Hard cover, 17 x 24 cm,

272 pagina’s, full colour

Prijs € 19,90

Uitgave i.s.m. gemeente Apeldoorn

apeldoornsdorpen

kleinkookboek

apeldoornsdorpen

kleinkookboek

kleinA-kookboek omslag.indd 1 16-08-12 11:04

www.uitgeverijblauwdruk.nl

Page 40: Blauwe Kamer

82 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 83

Frans Boots is eind juni benoemd

tot nieuwe voorzitter van de NVTL.

Hij volgt Arda van Helsdingen op

die de vereniging de afgelopen drie

jaar heeft geleid. ‘Bij een vereniging

die uit vrijwilligers bestaat, moet je

er zelf ook een keer helemaal voor

gaan.’

Landschapsontwerper Frans Boots

werkt sinds zestien jaar bij Bureau

B+B stedenbouw en landschapsar-

chitectuur in Amsterdam, waarvan

de afgelopen drie jaar in het direc-

tieteam. De felicitaties stromen bin-

nen, een bos bloemen van de bran-

chevereniging voor ondernemers

in het groen prijkt op zijn bureau.

Boots heeft de dagelijkse leiding

over B+B en begeleidt projecten op

het gebied van de openbare ruimte

en groen, en ook stedenbouwkundi-

ge projecten. Daarnaast doceert hij

aan de Amsterdamse Academie van

Bouwkunst. ‘Ik vind het van belang

om dat te doen omdat het structure-

doet. Daaraan wil ik graag samen-

werken met de rijksadviseur voor

Landschap en Water, Eric Luiten.

Met sterke inhoudelijke argumen-

ten en het laten zien van de kennis

en creativiteit van landschapsar-

chitecten willen we deuren verder

openen. Ik wil bijvoorbeeld graag

meedenken over hoe het vakgebied

aan kan sluiten op het topsectoren-

beleid. Ik denk in kansen, niet alleen

in Nederland, maar vooral ook in het

buitenland. Landschapsarchitec-

tuur is een belangrijk exportproduct

geworden.’

‘Over drie jaar? Dan wil ik dat er

vooruitgang is geboekt in onze

voornemens, dat de NVTL met

goede energie uitgebouwd is, dat

de vereniging financieel gezond is

gebleven en de leden tevreden zijn.

Dat we als een sterke vereniging, die

positief en constructief opereert,

gezamenlijk verder zijn gekomen.’

Cécile van der Heijden

van Elderen, ‘het project is niet te

vatten als één opgave waarbij één ont-

werptekening is uitgevoerd. Het zijn

eerder fragmenten met een samenvat-

ting achteraf.’

Drie forse windmolensDe duurzaamheidsresultaten van Stad

van de Zon zijn indrukwekkend. De

doelstelling voor het project is 5 mega-

watt energieopwekking de zon, via de

PV-cellen, nu 3,75 megawatt levert.

Ter aanvulling van de duurzame-

energiedoelstelling leveren drie forse

windmolens in het landschapspark

daarbovenop 6,9 megawatt. Een ont-

wikkelaar, een energiemaatschappij

en een woningcorporatie werken vanaf

2003 samen om de energiedoelstelling

te realiseren. Een doorbraak voor de

Nieuwe NVTL-voorzitter Frans Boots:‘Ik denk in kansen’

terschap. Maar bij een vereniging

die uit vrijwilligers bestaat, moet je

er ook zelf een keer helemaal voor

gaan. Ik stap er met goede energie

in. We moeten scherp op elkaar zijn,

maar we moeten vooral zorgen voor

een constructieve samenwerking

waaruit goede dingen kunnen ont-

staan.’

‘De komende maanden wil ik samen

met het bestuur de langetermijn-

koers en de concrete doelen bepa-

len. Veel van de huidige koers willen

we voortzetten, zoals de toene-

mende samenwerking met de BNA,

BNSP en BNI, het professionaliseren

van de ledenservice en een sterkere

externe profilering van het vakge-

bied en de vereniging. Daarbij willen

we ‘Den Haag’ beter bereiken. In een

land waar ruimte schaars is, is een

kwalitatief goed ruimtelijk beleid

van groot belang. Landschapsarchi-

tecten spelen daarbij een waarde-

volle rol, maar ze worden nog veel

te weinig ingezet. Velen in Den Haag

die zich bezighouden met ruimtelijk

beleid, zoals bij het ministerie van

Economische Zaken, Landbouw en

Innovatie, weten soms niet eens

wat een landschapsarchitect precies

toepassing van de fotovoltaïsche cellen

was de ontwikkeling van een zoge-

noemde PV-bevestigingsclip. Die uit-

vinding maakte het mogelijk om zon-

nepanelen min of meer onafhankelijk

van de bouw eenvoudig aan woningen

te ‘klikken’. De panelen zijn daardoor

duidelijk zichtbaar maar, zoals te

verwachten is, niet geïntegreerd in de

architectuur. Dit zou waarschijnlijk in

deze tijd niet meer voorkomen.

Andere duurzaamheidsmaatregelen

zoals een duurzaam watersysteem,

komen vooral tot uiting in het rondom

het woongebied gelegen Park van

Luna. Het eisenpakket voor het land-

schapsplan – dat is ontwikkeld door

van Elderen samen met ontwerpbureau

Drftwd – stoelde op drie uitgangs-

punten: een plas met waterkwaliteit

om in te zwemmen, een gesloten

grondbalans en ruimte voor recreatieve

functies. Het resultaat is een royale

zwemplas compleet met een strand,

een ligweide en een poppodium, afge-

zoomd met een fikse dijk, een bosge-

bied en een eigen waterzuiveringspark.

DraaikolkHet eerste wat buiten opvalt is de

grootte van het gebied. De overvloed

aan ruimte is imponerend. Toch lijken

de ontwerpers zich niet goed raad

te hebben geweten met die omvang.

Er zijn enkele heuvels, een speelplek

ingericht met boomstammen en een

half-geslaagd, kunstzinnig meubile-

ringproject. Even verderop ligt het

stromingslabyrint dat het water van

de zwemplas zuivert. Waterelementen

vormgegeven als een draaikolk stuiten

tijdens de excursie vanwege de tegen-

draadse relatie met de poldergram-

matica, naast waardering op een licht

misprijzen. Storend is wel het gebrek

aan samenhang tussen de onderdelen

bos, waterpark, plas en open ruimten

van het park.

Als het gaat om de duurzaamheid van

het Park van Luna dringt zich op dat

het continuïteitsprincipe (zorgen voor

continuïteit in tijd en ruimte) domi-

neert. De landschappelijkheid in het

plan en de leegte, het niet volledig

ingerichte en ontworpene, laten het

gebied ademen en onderdeel blijven

van een grotere landschappelijke

context. En geduldig wachten op wat

komen gaat.

Hans Dekker

le verdieping biedt en je goed op de

hoogte blijft van wat jonge mensen

bezighoudt.’

De nieuwe voorzitter is al jaren

betrokken bij de NVTL als lid van de

Bureaucommissie. ‘Met name mijn

internationale ervaring en brede net-

werk waren voor het bestuur een pre.

Natuurlijk heb ik na moeten denken

over de aanvaarding van het voorzit-

nvtlNederlandse vereniging van Tuin- en Landschapsarchitecten

Het masterplan van Ashok Bhalotra

van Kuiper Compagnons uit 1992 is

gebaseerd op een voor die tijd revo-

lutionaire duurzaamheidsdoelstelling.

De ambitie was om Stad van de Zon

energieneutraal te maken. Het draaien

van het wooneiland als belangrijkste

stedenbouwkundige ingreep kon zo,

naast de typische Bhalotra-metafoor

‘het kwadrant ontvoeren uit de pol-

derstructuur’, ook heel praktisch wor-

den gemotiveerd. Met de 45 graden

draai van het landschappelijke grid

kon tachtig procent van de straten

in oostwest-richting lopen waardoor

optimaal gebruik kon worden gemaakt

van passieve zonne-energie. Daarnaast

werd beoogd de woningen geschikt te

maken voor foto-voltaïsche cellen die

zonlicht omzetten in elektriciteit (ook

wel PV-cellen genoemd).

Dode hoekenGemeentelijk projectmanager Joost

Bruijn en extern ontwerper Berrie van

Elderen vertellen hoe lastig het is om

duurzaamheid centraal te stellen in een

grootschalige gebiedsontwikkeling. De

sleutel is om te zorgen voor een dui-

delijke focus op één doel (energieneu-

traal) en één middel (zonne-energie).

Dat geeft helderheid en forceert

belangrijke keuzes. Tegelijkertijd zijn

die keuzes niet altijd goed verenigbaar

met andere duurzaamheidprincipes. Zo

leidt de verdraaiing van het wooneiland

tot dode hoeken in de omringende

waterplas waardoor onderwaterdam-

men nodig waren voor een goede

watercirculatie.

Een recreatie- en verblijfsgebied in

een open polder vraagt om beplanting.

Buiten blijkt dat de jonge berken zicht-

baar moeite hebben om te overleven

in het extreme kust- en polderklimaat.

Het is tekenend voor het project dat

nog grotendeels in zijn ontwikkelings-

fase zit. ‘Niet alles gaat goed’, stelt

Jaarthema ‘Landschapsarchitectuur

als duurzame strategie’

Foto

Wou

ter

Schi

k

Foto

Jol

anda

van

Loo

ijFo

to J

olan

da v

an L

ooij

Park van Luna: royale zwemplas met strand, ligweide en fietspad.

Stad van de Zon is een vroeg voorbeeld van gebiedsontwikkeling. Een gecombineerde stadsuitbreiding en landschapsontwikkeling van 120 hectare nieuw woongebied met 3000 woningen en 170 hectare recreatiegebied met water en groenvoorzieningen. De NVTL ging er op 22 juni op excursie.

Zicht op Stad van de Zon.

Duurzaamheid in Stad van de Zon

Page 41: Blauwe Kamer

84 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 85

Het kaartfragment is een uitsnede van de supergemeente Chongqing in Zuid-

west-China. Chongqing Shi is reusachtig. Het inktvlekvormige territorium heeft

een doorsnede van ruim 370 kilometer en telt 32 miljoen inwoners. De kaart-

uitsnede meet 174 bij 201 kilometer. Daarbinnen ligt de stad Chongqing, met een

grootte van ongeveer 25 bij 25 kilometer (met minstens 8 miljoen inwoners).

Deze stad heeft zich de afgelopen jaren razendsnel ontwikkeld – en is naar

verwachting inmiddels uitgegroeid tot een metropool van 50 kilometer in het

vierkant. In ieder geval is Chongqing de afgelopen jaren langs rivieren en nieuwe

autowegen met vele kilometers lengte de omgeving in gelopen.

Gelet op de schaal is dit geen stedenbouwkundige, maar eerder een geografische

kaart. Dat is nodig voor een stad met een omvang als Chongqing. De legenda

voorziet in een dikke, bruine streep, afgezet met een onderbroken lijn in zwart,

die de grens van deze supergemeente markeert. Op het fragment loopt deze

grens over de gehele breedte van het kaartbeeld, gecomplementeerd met stuk-

jes grens links- en rechtsboven. Het kaartfragment – en daarmee Chongqing

– ligt excentrisch, in het zuidwestelijke deel van de supergemeente. Steden en

plaatsen buiten Chongqing staan op de kaart als zwarte stippen. Voor de rest

wordt het kaartbeeld overwegend gevuld met aanduidingen voor infrastructuur,

waarvan de als dikke groene en rode lijnen aangegeven autowegen het meest in

het oog springen.

De stad Chongqing ligt midden in het kaartbeeld, de plaats waar de Jialing rivier

zich bij de grote Yangtze rivier voegt, die een kleine tweeduizend kilometer

oostwaarts bij Shanghai in zee uitmondt. Op de kaart is het stadscentrum te

zien, dat over een lengte van enkele kilometers tussen de beide rivieren ligt

ingeklemd. Aan de oostzijde stuit het centrum op de oever van de Yangtze,

waar het meest spectaculaire panorama van de stad zich ontvouwt. Hoewel de

schaal van de kaart geen stedelijke details toelaat, zijn met enige moeite toch de

hoofdstraten in het hart van Chongqing af te lezen.

Bijna altijd zijn metropolen en grote steden opgebouwd uit meerdere gemeen-

tes, maar hier is het precies andersom. De centrale stad en de uitgegroeide

metropool daaromheen liggen in een gemeente die vele malen groter is. Dat

komt omdat Chongqing sinds 1997 als speciale gemeente rechtstreeks ressor-

teert onder de centrale regering. Chongqing is de enige stad in het binnenland

met deze status. De overige ‘nationale centrale steden’ liggen aan de kust, zoals

Shanghai.

Chongqing is de grootste stad in het binnenland van

China. De strategisch gelegen gemeente Chongqing

Shi symboliseert met zijn gelijknamige stad – die met

ongekende snelheid aan het groeien is – de toenemende

aandacht in China voor de binnenlandse markt.

In de snelgroeiende stad zou de ontwikkeling van infrastructuur achterblijven.

Op dit kaartbeeld uit 2005 blijkt daar niet veel van. Toen al maakte Chongqing

zijn positie als knooppunt van Zuidwest-China waar, want in elke richting lopen

nieuwe autosnelwegen (in groen op de kaart) de wijde omgeving in. Naar de

grote stad Chengdu in het westen bijvoorbeeld, en naar Wuhan in de tegenover-

gestelde richting, of naar xi’an in het noorden.

Opvallend is de dichte infrastructuur in het stedelijke kerngebied. Een grote

rondweg draagt daar de stedelijke groei. De onstuimige ontwikkeling van

Chongqing valt af te lezen aan de vele voorsteden, die op de kaart met dikke

zware stippen staan genoteerd.

De puur stedelijke infrastructuur is door de geografische schaal van de kaart

nauwelijks zichtbaar. Dat geldt bijvoorbeeld voor de nieuwe metrolijnen. Toch

vormt het kaartbeeld een vingerwijzing voor de indrukwekkende omvang van

Chongqing. Op tal van plaatsen is te zien dat raillijnen en wegen de rivieren

Yangtze en Jialing (in blauw op de kaart) kruisen. Chongqing Shi telt maar liefst

25 bruggen, waarvan vele in de metropool zelf. En dan nog is het zeven jaar

oude kaartbeeld misleidend. Sinds 2005 is de infrastructuur zo’n beetje verdub-

beld. De autoring is gesloten en de parallelle verstedelijking is tot volle wasdom

gekomen.

Chongqing vertegenwoordigt in economisch opzicht nieuwe tijden. Niet langer

meer is China met al zijn productiecentra aan de oostkust louter een export-

natie, maar in toenemende mate wordt voor de eigen markt geproduceerd.

Chongqing is bij uitstek representant van deze ontwikkeling. Deze supra-

regionale metropool is zonder twijfel het belangrijkste nieuwe productiecen-

trum van het Chinese binnenland, gesymboliseerd door de strategisch in de

geografie gelegen infrastructuur, die nog vele jaren een stormachtige groei zal

dragen.

Of toch niet? Net als veel andere steden in China kampt Chongqing met leeg-

stand, aan de rand van de agglomeratie. Bijvoorbeeld bij de nieuwe universi-

teitsstad (niet op de kaart) staan begin 2012 nog veel nieuwe woningen leeg.

Het wordt tijd voor een geactualiseerd kaartbeeld.

Rob van der Bijl

De kaart is vervaardigd door het voormalige Chengdu Cartographic Publishing House

(2005)

plattegrond

Supergemeente Chongqing

Page 42: Blauwe Kamer

86 blauwe kamer 4 / 2012

internetladder

PLANUITWERKINGDe vertaalslag van ontwerp naar techniek, ieder z’n vak!Wat kost het? Hoe gaan we het maken? Is het te onderhouden?Kijk voor meer informatie op www.dggroep.nl

Inrichters van [email protected] I www.vanvlietbv.nl

[email protected] www.kragten.nl

Blauwe Kamer, tijdschrift voor landschaps ontwikkeling en stedenbouw Verschijnt zes maal per jaar. Tweeëntwintigste jaargang.Blauwe Kamer wordt uitgegeven door Stichting Lijn in Landschap Schip van Blaauw Generaal Foulkesweg 72 6703 BW WageningenTelefoon: 0317-425890, Fax: 0317-425886E-mail: [email protected] Amro 53 91 50 169

BestuurPeter Kuenzli (voorzitter), Ewoud van Arkel, Tineke Blok, Gert Middelkoop, Karen van Vliet

RedactieMarieke Berkers, Bert Bukman (hoofd-redacteur), Rob van der Bijl, Maarten Ettema (eindredac teur), Mark Hendriks (bureauredacteur) , Hank van Tilborg, Peter Paul Witsen

Medewerkers aan dit nummerKristof Van Assche, Martine Bakker, Nadine van den Berg, Madelief ter Braak, , Ronald van der Heide, Harma Horlings, Bibi van de Klundert, Christiaan Krouwels, Angelique Mergler, Tracy Metz, Tjerk Ruimschotel, Annemiek Simons, Willem van Toorn, Martin Woestenburg

Abonnementen en administratieAnnemarie Roetgerink, [email protected]

VormgevingDaphne de Bruijn, Harry Harsema en Marjan Gerritse (basis vormgeving)

DrukModern, Bennekom

AdvertentiesMargot van Steen, Upmedia Telefoon: 0314-360500, fax: 0314-362004Advertentiemateriaal zenden aan de uit-gever

Prijzen 2012E 89,– (incl. btw). Studentenabonnement: E 69,–Bedrijven en instellingen: E 122,–Proefabonnement (2 nummers): E 15,–Bij automatische incasso geldt een korting van E 5,– (zie www.blauwekamer.nl).Losse nummers: E 14,50Een abonnement kan op ieder gewenst tijdstip ingaan en geldt tot wederopzeg-ging, tenzij anders is overeengekomen. De minimumlooptijd van een abonnement is één jaar. Opzeggingen dienen schriftelijk (per post of e-mail) te geschieden. De opzegtermijn bedraagt drie maanden. Proefabonnementen uitgezonderd: die lopen automatisch af na vier maanden.

ISSN 1389-742xBlauwe Kamer komt mede tot stand door medewerking van de Beroepsvereniging van Nederlandse Stedebouwkundigen en Planologen en de Nederlandse Vereniging voor Tuin- en Landschapsarchitectuur.

© Stichting Lijn in Landschap

Volgend nummer

In het oktobernummer van Blauwe Kamer:

• Vijf internationale teams maken plannen voor het

Leidse Singelpark

• Reportage van de Biënnale Venetië

• Duurzame klimaatbeheersing in de stad

• Kroniek van het landschap, deel 5

• Plankritieken: Justus van Effen-complex in Rotterdam

en Natuurbegraafplaats Heidepol in Ede

Met een extra dossier over producten, materialen en

ontwerpen voor de openbare ruimte