Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en ...

923
Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk A.J. van der Aa bron A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk. J.J. van Brederode, Haarlem 1855 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/aa__001biog03_01/colofon.htm © 2009 dbnl i.s.m.

Transcript of Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en ...

  • Biographisch woordenboek derNederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk

    A.J. van der Aa

    bronA.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk. J.J.

    van Brederode, Haarlem 1855

    Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/aa__001biog03_01/colofon.htm

    2009 dbnl

    i.s.m.

  • 961

    [Derde stuk][Anna van Borssele]

    BORSSELE (ANNA VAN), dochter en, bij gebrek aan mannelijk oir, erfgename vanWo l f e r t v a n B o r s s e l e , Graaf v a n B o u c h a n e en van C h a r l o t t e v a nB o u r b o n , geboren op het Kasteel Sandenburg, waarschijnlijk in 1471, huwdereeds in 1481 met F i l i p s v a n B o u r g o n d i , een zoon van A n t o n i e v a nB o u r g o n d i , bijgenaamd de g r o o t e B a s t a a r d , welk huwelijk echter uithoofde van hare jonkheid eerst later voltrokken werd. In 1488 bragt zij eene dochteren in 1489 een zoon A d o l f v a n B o r s s e l e ter wereld, wiens opvoeding zij aanden oudsten der Zeeuwsche kronijkschrijvers C o r n e l i s B a t t u s (1) en dengeleerden D e s i d e r i u s E r a smu s opdroeg. Omstreeks 1500 trad zij weder inden echt met L o d ew i j k v a n Mo n t f o o r t , eenen Edelman zonder middelen,dien zij in 1503 tot Heer v a n V e r e deed huldigen. Hij stierf den 10den November1505.Ruim een maand later deed F i l i p s , Koning van Spanje, als Graaf van Holland

    en Zeeland, Vere door eenig krijgsvolk bezetten, waarschijnlijk om de weduwe tothet inwilligen en opbrengen van eene sterke bede te noodzaken.A n n a moet niet slechts eene groote begunstigster der Geleerden, maar zelve

    ook hijzonder geleerd geweest zijn. E r a smu s roemt haar bijzonder als eenemildePatrones zoo der Kerkelijken als der Geleerden, alsmede wegens hare heuschheid,vriendelijke gemeenzaamheid, niettegenstaande haren hoogen rang, standvastigheidin wederspoed, zachtzinnigheid in het dragen van ongelijk, kloekmoedigheid temidden der zorgen en meer andere schoone deugden.Deze edele vrouw hadmet onderscheidene tegenspoeden en wederwaardigheden

    te worstelen, vuur en water, pest en oorlog bragten haar en hare aanzienlijkebezittingen aanmerkelijke schade toe. Zij overleed den 8sten December 1518.

    Zie B o x h o r n , Croniick van Zeel., D. II. bl. 222, 223, 349, 350, 278 en 391;Sma l l e g a n g e , Cronyk van Zeel., D. I. bl. 323, 393; L u i s c i u s , Algem. Hist.Woordenb., D. II. St. II. bl. 65; v a n M i e r i s , Hist. der Nederl. Vorsten, D. II. bl. 83;d e l a R u e , Gelett. Zeel., bl. 509 en 510; E rm e r i n s , Zeeuwsche Oudh., D. III.St. II. bl. 118-133; K o k , Vaderl. Woordenb., D. VII. bl. 814; d e C h a lm o t , Biogr.Woordenb.; C o l l o t d ' E s c u r y , Holland's Roem, D. IV. St. I. A bl. 326.

    [Jan van Borssele]

    BORSSELE (JANVAN) of J o a n n e s B o r s s a l u s , geboren teVere, en vermoedelijkuit het adellijke geslacht van dien naam, was eerst in 1516 Hoogleeraar derLatijnsche taal aan de Hoogeschool te Leuven, daarna in 1519 Deken van hetCollegie van Sandenburg of Vere. Men getuigt van hem dat bij een bij uitstek geleerden tevens zeer eerlijk man was. E r a smu s noemt hem in zijne zamenspraken(2)onder de voornaamste Geleerden, die

    (1) Zie over hem hiervoor bl. 175.(2) In Epithalamio, P. A e g i d i i .

    A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk

  • 962

    zich destijds te Leuven ophielden. Men vermoedt dat hij de zelfde geweest is, metJ o h a n n e s B e e c k e r k B o r s s a l u s , van wiens schriften J a n J a n s s e nR e y g e r s b e r g h v a n C o r t g e n e gebruik gemaakt heeft, bij het zamenstellenvan zijne Cronycke van Zeelandt.

    Zie v a n Go u t h o e v e n , d'Oude Chronijcke ende Hist. van Holl. enz., D. I. bl.218; B o x h o r n , Chroniick van Zeel., D. I. bl. 457; d e l a R u e , Gelett. Zeel., bl.511; Tegenw. Staat der Vereen. Nederl., D. X. bl. 186; K o k , Vaderl. Woordenb.;d e C h a lm o t , Biogr. Woordenb.

    [Adolf van Borssele]

    BORSSELE (ADOLF VAN), Heer v a n S c h e l l a c h en S p r e e uw e n s t e i n , zoonvan Wo l f e r t v a n B o r s s e l e , Heer v a n S p r e e uw e n s t e i n , en vanMa g d a l e n a v a n B o r s s e l e v a n d e r H o o g e , geboren in 1527, wasErfbaljuw van Brouwershaven en Lid der Edelen, toen F i l i p s II, op den 20stenSeptember 1549, te Reimerswaal, als Graaf van Zeeland gehuldigd werd, gelijk ooklater.Hij was een man van gezag; zoo als onder anderen daaruit blijkt, dat W i l l em I,

    als voogd over zijnen zoon P h i l i p s W i l l em , voor dezen in 1562 de waardigheidvan Eerste Edele, als Heer van St. Martensdijk begeerende, A d o l f v a nB o r s s e l e als Vertegenwoordiger van dien zoon voorstelde.In en na de omwenteling bleef hij den Koning genegen. Hij overleed te Vere in

    1584 en was gehuwd eerst aan C a t h a r i n a , natuurlijke dochter van M. v a nH o o r n , Heer v a n Ga a s b e e k , en daarna aan L e v i n a T u y l v a nS e r o o s k e r k e en was dus de zwager van P h i l i b e r t v a n T h u y l enB r u y n i n k v a n W i j n g a a r d e n ,RentmeestersBewesten-enBeoosten-Schelde,beide ijveraars voor de belangen van den Koning. A d o l f v a n B o r s s e l e liet natwee zoons en eene dochter.

    Zie A i t z ema , Saken van Staet en Oorl., D. III. bl. 618; Sma l l e g a n g e , Cronykvan Zeel., D. I. bl. 393; L u s c i u s , Algem. Hist. Woordenb., D. II. St. II. bl. 65;(B e a u f o r t ), Leven van Willem I, D. I. bl. 285; W. te Wa t e r , Hoogadel. Zeel., bl.74; S c h e l t em a , Staatk. Nederl., D. I. bl. 133 en 134.

    [Pieter Janszoon van Borssele]

    BORSSELE (PIETER JANSZOON VAN), Heer v a n d e r H o o g e en i nC l e v e r s k e r k e , zoon van J a n v a n B o r s s e l e , Heer v a n d e r H o o g ee n i n C l e v e r s k e r k e , bijgenaamd d e J o n g e en van A n n a C o oma n s ,was in het jaar 1570 bekend, onder de Edelen en Ridderschap van Zeeland; werdin 1586 Rentmeester Generaal Bewesten-Schelde, en den 11den Maart 1596 alseerste Edele in de Staten van Walcheren benoemd, voor welke bezending hij in1603 en te gelijk voor de bediening van Rentmeester-Generaal bedankte. Hij waseen geleerd man en heeft geschreven:Traktaat van de Zeeuwsch Hollantsche en Geestelijke Leenen, hetwelk door

    Sma l l e g a n g e in zijne Cronyk van Zeeland, grootendeels is overgenomen.Bij zijne echtgenooteC o r n e l i a B o u r g o i s had hij eenen zoon en eene dochter

    verwekt.

    A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk

  • 963

    Zie Sma l l e g a n g e , Cronyk van Zeel., D. I. bl. 398; L u s c i u s , Algem. Hist.Woordenb., D. II. St. II. bl. 66; K o k , Vaderl. Woordenb.; d e C h a lm o t , Biogr.Woordenb.

    [Philibert van Borssele]

    BORSSELE (PHILIBERT VAN), oudste zoon van Wo l f e r t v a n B o r s s e l e enMa r i a v a n L i e r , geboren te Goes, waar zijn vader destijds Baljuw was, wasBurgemeester te Tholen, naderhand in 1625 Rentmeester Beoosten-Schelde teZierikzee, welken post hij niet lang heeft bekleed, doordien hij den 17den Januarij1627 in genoemde stad overleed. Uit eenige gedichten van hem in den ZeeuwschenNachtegaal geplaatst en een voor P. M e r u l a , Tractaat over deWildernissen blijkt,dat hij een beoefenaar van de Nederduitsche Dichtkunst was.Ook was hij de Dichter der beide volgende werkjes.Strande oft gedichte van de Scelpen Kinckhornen ende andre wonderlycke

    zeescepselen, tot lof van den Scepper aller dinghen. Haarl. 1611. kl. 8o. tweededruk Amst. 1614. 4o, welk werkje in 1838 door de Antwerpsche Rederijkkamer denOlijftak te Antwerpen in 8o herdrukt is.Den Binckhorst, ofte het leven des ghelucsalighen ende gherustmoedighen

    Landlevens. Aen Jonckheer Jacob Snouckkaert, Heere van den Binckhorst. Amst.1613. 4o.Hij was gehuwd met L u c r e t i a v a n H e r s b e k e en liet vier zonen en eene

    dochter na.Zijne zinspreuk was Van monde Sober, bli van geest, Simpel van hert, zijnde een

    anagramma van zijnen naam.

    Zie Sma l l e g a n g e , Cronyk van Zeel., bl. 394; L u s c i u s , Algem. Hist.Woordenb., D. II. St. II. bl. 65; d e l a R u e , Gelett. Zeel., bl. 395; K o k , Vaderl.Woordenb.; d e C h a lm o t , Biogr.Woordenb.; d e V r i e s , Proeve eenerGeschied.der Nederd. Dichtk., D. II. bl. 65, aant.; W i t s e n G e y s b e e k , Biogr. Woordenb.der Nederd. Dicht.; Mr. J.C.W. L e J e u n e , Bouwst. voor de Nederl. Letterk., St.II. bl. 78-96; Algem. Konst- en Letterb., 1846, D. I. bl. 5; Catal. voor de Biblioth. derMaatsch. van Nederl. Lett. te Leiden, D. I. bl. 236.

    [Jacob van Borssele]

    BORSSELE (JACOB VAN) VAN DER HOOGE, Heer v a n C l e v e r s k e r k e enGe l d e rm a l s e n , oudste zoon van J o o s v a n B o r s s e l e en van C o r n e l i av a n d e r D u s s e n , geboren te Middelburg in 1622, werd in 1650 Raad in zijnegeboortestad en vervolgens in 1655 Lid van den Raad van State, waarin hij bleeftot aan zijn overlijden in 1686 en veel gezag erlangde door ervarenis, bij deafwisseling der Afgevaardigden van de andere gewesten. Inmiddels was hij in 1663of eerder een der afgezondenen naar den Bisschop van Munster, om de geschillen,reeds in 1657 begonnen, te vereffenen.Hij was gehuwd aan Ma r i a v a n V a r i c k en bij deze vader van F i l i p s

    J a c o b v a n B o r s s e l e en A d r i a a n v a n B o r s s e l e , die beide volgen.In vele Zeeuwsche Staatsstukken vindt men zijnen naam, even als van velen

    zijner voorouders, alleen v a n d e r H o o g e . Hij en

    A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk

  • 964

    zijn vader J o o s hebben begonnen, zich v a n B o r s s e l e v a n d e r H o o g ete onderteekenen, op grond dat de hoofdtak van het huis B o r s s e l e zouuitgestorven zijn.

    Zie Sma l l e g a n g e , Cronyk van Zeel., D. I. bl. 399; L u s c i u s , Algem. HistWoordenb.; D. II. St. II. bl. 67; Wa g e n a a r , Vaderl. Hist., D. XIII. bl. 81 en 82;K o k , Vaderl. Woordenb.; S c h e l t em a , Staatk. Nederl., D. I. bl. 141 en 142, D.II. bl. 569.

    [Filips Jacob van Borssele]

    BORSSELE (FILIPS JACOB VAN) v a n d e r H o o g e , Heer v a n V o o r h o u t , zoonvan den voorgaande, geboren in 1656, was Raad en Rentmeester-Generaal derDomeinen van Braband, en verwisselde in 1697 genoemden post, met dien vanRaad der stad Middelburg. In 1712 werd hij als Buitengewoon Gezant, wegens deRepubliek der Vereenigde Nederlanden, naar Engeland aan Koningin A n n agezonden; vervolgens in 1715, met het luisterrijk karakter bekleed van BuitengewoonAmbassadeur naar het zelfde Rijk, met last, om Ge o r g e I in naam van den Staatgeluk te wenschen, over zijne komst tot den Troon van Groot Brittanje; vervolgensbleef hij aan dat zelfde Hof resideren tot in het jaar 1723, en verwierf den roem vanzich gedurende het geheele tijdvak zijner zending als een eerlijk en voor hetVaderland getrouw Afgezant te hebben gedragen, die veelvuldige blijken heeftgegeven van zijne verkleefdheid aan zijn Vaderland in het algemeen, en aan Zeelandin het bijzonder, wier belangen hij altijd met een warmen ijver heeft behartigd. Den16den April 1728 werd hij nevens de Regering van Middelburg, door de Staten vanZeeland aangesteld, tot hunnen Gewonen Gedeputeerde in de vergadering vanHun Hoog Mogenden, welken aanzienlijken post hij bekleed heeft, tot aan zijnoverlijden, den 5den Maart 1735. Hij werd begraven te Geldermalsen, in het grafzijner moederlijke voorzaten.Bij zijne echtgenoote Ma r i a E l i s a b e t h v a n S t r i j e n had hij eenen zoon

    verwekt, die jong overleed.

    Zie L u s c i u s , Algem. Hist. Woordenb., D. II. St. II. bl. 67; d e l a R u e , Staatk.en Heldh. Zeel., bl. 37 en 38; K o k , Vaderl. Woordenb.; d e C h a lm o t , Biogr.Woordenb.; S c h e l t em a , Staatk. Nederl.

    [Adriaan van Borssele van der Hooge]

    BORSSELE (ADRIAAN VAN) VAN DER HOOGE, Heer v a n Ge l d e rm a l s e n en i nC l e v e r s k e r k e , een broeder van den voorgaande, geboren den 6den Mei 1658,werd in 1677 Edelman van den Stadhouder W i l l em III, naderhand Koning vanEngeland. Deze Vorst verzelde hij in zijne krijgstogten, alsmede op zijne reize naarLonden, Berlijn, Zelle en Hannover; verder volvoerde hij onderscheidene bezendingenwegens den gemelden Vorst, naar Engeland, Brunswijk, Lunenburg en meer anderehoven; ook verzelde hij hem op den togt naar Engeland in het jaar 1688, toenW i l l em III bezit ging nemen van den Engelschen Troon. Niet lang hierna werd hijEdelman der bedkamer van dien Vorst, en vervolgens gezonden aan denGouverneur-Generaal der Spaansche Nederlanden,

    A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk

  • 965

    bij wien hij den veldtogt van 1689 bijwoonde. In het volgende jaar vergezelde hijKoning W i l l em op zijnen togt naar Ierland, en nam deel aan den veldtogt van1691. Eenige jaren vroeger was hij reeds tot Schepen en Raad van Vlissingenaangesteld, en in 1686 wegens die stad Gecommitteerd in de ProvincialeRekenkamer van Zeeland, nemende het volgende jaar, wegens gemelde Provincie,zitting in de Generaliteits-Rekenkamer te 's Gravenhage. In 1692 werd hij Lid vande Raad van Staten, fungeerde in die hoedanigheid, wegens hun Hoog Mogendenvan 1693 tot 1718, als Gedeputeerde te velde, en woonde tien veldtogten bij. In1699 stelde men hem aan, tot extra-ordinaris Envoy aan het Hof van Engeland,waar hij eenige jaren verbleef, waarna hij aan onderscheidene Duitsche Hoven diezelfde waardigheid bekleedde. In 1714, was hij een der Afgevaardigden van hunHoog Mogenden op het Congres van Antwerpen, tot het sluiten van eenBarrire-traktaat. Hij stierf te 's Gravenhage den 29sten April 1728 en had bij zijneechtgenoote, G e e r t r u i d v a n We l d e r e n , tien zonen en vijf dochters verwekt,van welke hem drie zonen en drie dochters overleefd hebben. Onder de zonen wasJ a n v a n B o r s s e l e v a n d e r H o o g e enF i l i p s J a c o b v a n B o r s s e l e ,die beide volgen.Zijne afbeelding naar het oorspronkelijke schilderij van A a r t S c h o uma n

    gegraveerd door J o h a n n e s H o u b r a k e n komt voor bij W a g e n a a r , Vaderl.Hist. D. XVIII. bl. 46 en in de Atlas van Zeel. Amst. bij Is. T i r i o n .

    Zie L u s c i u s , Algem. Hist. Woordenb., D. II. St. II. bl. 67; d e l a R u e , Staatk.en Heldh. Zeel., bl. 36 en 37; Wa g e n a a r , Vaderl. Hist., D. XV. bl. 312, D. XVIII.bl. 47; K o k , Vaderl.Woordenb.; d e C h a lm o t , Biogr.Woordenb.; S c h e l t em a ,Staatk. Nederl., D. I. bl. 136 en 137, D. II. bl. 568; v a n K amp e n , Vaderl.Karakterk., D. II. bl. 494 en 495.

    [Jan van Borssele van der Hooge]

    BORSSELE (JAN VAN) VAN DER HOOGE, zoon van den voorgaande, geboren 1707,werd in 1736 tot Raad der stad Middelburg benoemd. Zeer in gunst staande bij PrinsW i l l em I V v a n O r a n j e , werd hij, door dezen, tot zijnen Vertegenwoordigerals Eerste Edele van Zeeland aangesteld, kort nadat gemelden Vorst, bij resolutieder Staten van dat gewest, van 18 Mei 1747, was opgedragen, de waardigheid vanEerste Edele op de gewone voorwaarden, en voorts onder beding: dat 's Prinsenpersoon zou verbeeld worden, door lieden den Staten aangenaam, in Zeelandgeboren, en behoorlijk gegoed, van de ware Hervormde Godsdienst, en geenekrijgsambten bekleedende, alle welke hoedanigheid in v a n B o r s s e l e werdengevonden. Hij bleef in deze bediening, gedurende deminderjarigheid van 's Vorstenzoon, tot den 14den Maart 1764, toen v a n B o r s s e l e overleed. De GouvernanteA n n a had ook veel vertrouwen in hem gesteld, en hem met nog zeven andereRegenten tot Voogden over haren zoon gesteld.

    A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk

  • 966

    Veel gezags oefende hij in gemeld tijdvak, zeer ten nutte van Zeeland, volgens deRegisters der Staten van dat Gewest. In 1748 was hij een der Gemagtigden tot denVredehandel te Aken; in 1761 werd hij aangezocht tot een BuitengewoonGezantschap naar Engeland, doch bedankte. De Staten van Zeeland waren zoodankbaar voor de diensten welke v a n B o r s s e l e hun gewest had bewezen, datzij hem eene lijfrente of een ander kostbaar geschenk aanboden, het welk hij deedelmoedigheid had, uit hoofde van den bekrompen staat der gewestelijkegeldmiddelen, heuschelijk van de hand te wijzen.V a n B o r s s e l e was gehuwd met A n n a Ma r g a r e t h a E l i s a b e t h

    C o n i n c k , Ambachtsvrouw v a n R i t t h em enz. en liet twee kinderen na, beidemet Vorstelijke statie gedoopt. Voor den zoon, W i l l em Z e l a n d u s v a nB o r s s e l e , geboren in 1757, boden de Staten van Zeeland, zich tot Peters aan,terwijl de Gouvernante, Prinses A n n a op zich nam gemoeder over hem te zijn.Bovendien ontving hij bij zijne gebeorte, ter belooning van de verdiensten van zijnenvader en uit hoofde van diens edelmoedigheid, van de Staten van Zeeland, totpillegift, de verzekering van het eerst openvallend ambt wegens Zeeland, in deStaten-Generaal, Raad van State of Generaliteits-Rekenkamer, na dat hij denouderdom van 20 jaren zou bereikt hebben. Een pillegift, die om hare zeldzaamheid,destijds verschillend werd beoordeeld en waarvan de begiftigde als gewoon Lid derStaten-Generaal tot aan de omwenteling van 1795 genot had. De dochter, geborente 's Gravenhage in 1758, over wie de Regering van Middelburg het gevader enPrinses C a r o l i n a , naderhand Prinses v a n N a s s a u We i l b u r g hetgemoederschap op zich namen, ontving bij den doop de namen Ca r o l i n aMe d i o b u r g e n s i s v a n B o r s s e l e v a n d e r H o o g e en trouwde in hetjaar 1775 met den reeds vroeger door ons vermelde(1) Be r e n d H e n d r i k BaronB e n t i n c k t o t B u c k h o r s t , Heer v a n Z a l k e n V e c a t e n .De afbeelding van J a n v a n B o r s s e l e naar de schilderij van A a r t

    S c h o uma n , gegraveerd door J o h a n n e s H o u b r a k e n , is te vinden bijW a g e n a a r , Vaderl. Geschied., D. XX. bl. 100, naar de Schilderij van J.F o u r n i e r , gegraveerd door P i e t e r T a n j , vr den Atlas van Zeeland.

    Zie Tegenw. Staat der Vereen. Nederl., D. IX. bl. 49; Wa g e n a a r , Vaderl. Hist.,D. XX, bl. 99, 179; K o k , Vaderl. Woordenb.; S c h a r p , Geschied. en Costumenvan Axel, St. I. bl. 171 en 172; Vaderl. Hist. ten onmidd. verv. op Wa g e n a a r , D.XXII. bl. 355 en 356; d e C h a lm o t , Biogr. Woordenb.; S c h e l t em a , Staatk.Nederl., D. I. bl. 142 en 143, D. II. bl. 569; S t u a r t , Vaderl. Hist., D. I. bl. 36, 168,169, 524; v a n K amp e n , Vaderl. Karakterk., D. II. bl. 604.

    (1) Zie hiervoor bl. 344 en 345.

    A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk

  • 967

    [Filips Jacob Borssele van der Hooge]

    BORSSELE (FILIPS JACOB) VAN DER HOOGE, een broeder van den voorgaande, inkrijgsdienst getreden, werd Kolonel-Commandant van de Kavallerie, en wasCommandeur van Lillo, en onderhoorige forten. Hij werd ten jare 1757, door deGouvernante tot Medelid der Geligeerden in de Staatsvergadering van Utrechtbenoemd. Daar het nu een onvermijdelijk vereischte was, dat de Edellieden, alvorenszij in dit eerste Lid der Staten konden worden aangenomen, hunnen adeldommoesten bewijzen, had v a n B o r s s e l e reeds het jaar te voren, een omstandiggeschrift ingeleverd, om van zijne riddermatigheid blijk te geven; doch zulks baardetweespalt tusschen de drie Staatsleden, want de Geligeerden en de steden,uitmakende het eerste en derde lid der Stichtsche Staatsvergadering, schreven aande Gouvernante, dat zij de bewijzen des adeldoms van den Heer v a n B o r s s e l ev a n d e r H o o g e , hun ten onderzoek door hare Koninklijke Hoogheidtoegezonden, voldingend gevonden hadden, en die Heer, diensvolgens, geregtigdhielden, om als Edelman, in bet Lid der Geligeerde Raden te worden aangesteld.Doch de Ridderschap, uitmakende het tweede Lid, was van een tegenstrijdiggevoelen, zij zochten hunne zwarigheden tegen de echtheid der bewijzen van denadeldom van v a n B o r s s e l e onder het oog der Gouvernante te brengen, envaardigden, om hier in te slagen, een Lid uit hun midden naar die Vorstin af, meteen vertoog ten dien einde strekkende, doch zij verschoonde zich van het aan tenemen; maar werd naderhand te rade, ofschoon zij betuigde zich op het gedaneonderzoek van het eerste en derde Lid, gerustelijk te kunnen verlaten, en met hunnebedenkingen volkomen in te stemmen, echter de zwarigheid en aanmerkingen vande Ridderschap mede in overweging te willen nemen, ten einde voor te komen allereden van beklag, even of gunst en genegenheid zou hebben kunnen aanvullen,hetgeen aan de bondigheid der bewijzen ontbrak. Zij had alle de papieren vanweerszijden, gesteld in handen van Edelen, uit onderscheidene Gewesten, en nietzijnde van het Duitsche Huis. Hun verslag hield de bewijzen des adeldoms van v a nB o r s s e l e , voor voldingend; waarom de Gouvernante niet langer uitstelde, hemte benoemen tot Lid van de Geeligeerde Raden, niet twijfelende, of Hun Ed.Mogenden zouden Hoogst derzelver omzigtige handeling in alles billijken, als dietot geen ander einde gestrekt had, dan om aan niemand ongelijk te doen, en tegelijk weg te nemen, alle verdenking, van welk een aard die ook zou mogen wezen,als of in dezen niet gehandeld ware naar de strikste regelen van eene volmaakteJustitie. V a n B o r s s e l e , nu zich van zijne Militaire posten ontdaan hebbende,nam den 1sten Maart 1758 zitting als Edelman in het Lid der Geligeerden, nietzonder hevige tegenkanting der Edelen, die er een protest tegen lieten aanteekenen;het welk vernieuwd werd, toen de Gouvernante in het volgende jaar, de in dienstzijnde Geligeerde Raden, voor drie jaren had doen aanblijven.

    Zie d e C h a lm o t , Biogr. Woordenb., D. III. bl. 9-11; S t u a r t , Vaderl. Geschied.,D. I. bl. 502-507.

    A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk

  • 968

    [Abraham van Borssum]

    BORSSUM (ABRAHAM VAN) was een Nederduitsch schilder, van wien ons geenelevensbijzonderheden bekend zijn, doch wiens werken bestaan in land- enstadsgezigten, gedierten en vogels. Zijne schilderijen zijn meest in eenen donkerenbruinachtigen toon, met krachtige lichtvallen gedaagd, en hebben eenigeovereenkomst met de werken van R emb r a n d t , maar zijn meer dik en minderkunstig behandeld. De teekeningen van v a n B o r s s um hebben grootere waardedan zijne schilderijen. Zij zijn met veel uitdrukking van gevoel der ware natuur; metde rietpen geestig getoetst en dun gekleurd, en men vindt daarin veel helder- endoorschijnendheid, waarom zij door de kenners hoog gewaardeerd worden, en alszij voorkomen, aanzienlijke prijzen gelden.Ook heeft hij vier prentjes met vee en vogels getscht, die zeldzaam voorkomen.

    Zie v a n E y n d e n en v a n d e r W i l l i g e n , Geschied. der Vaderl. Schilderk.,D. I. bl. 147 en 148; I mme r z e e l , Levens enWerken der Kunstschild. en Schilder.

    [Cornelis Borsteegh]

    BORSTEEGH (CORNELIS), geboren te Ameide in 1773, werd, na door de Akademievan beeldende kunsten te Amsterdam gexamineerd te zijn, in het jaar 1819 totStadsteekenmeester te Gouda aangesteld, welke betrekking hij tot aan zijne dood,den 7den April 1834, zeer loffelijk waarnam. Doordien hem weinig tijd van zijnelessen overschoot, bestaan er weinige schilderijen of teekeningen van zijne hand,hij heeft evenwel eenige zeer verdienstelijke landschappen, met oude gebouwen,paarden en verdere stoffaadje geleverd. Onder zijne voornaamste kunstwerken teltmen vier kapitalen sapverw-teekeningen, voorstellende: Gezigten op, de buitenplaatsvan den Heer Beeldsnijder van Voshol aan de Vecht, tusschen Amsterdam enUtrecht.

    Zie v a n E y n d e n en v a n d e r W i l l i g e n , Geschied. der Vaderl. Schilderk.,D. III. bl. 354.

    [Jakob Borstius]

    BORSTIUS (JAKOB), geboren den 15den Julij 1612 te Purmerland, uit wel eerlijke,doch onaanzienlijke ouders, werd wegens zijne ongemeene vorderingen in derekenkunde op de school zijner geboorteplaats, opgemerkt door den PredikantJ o h a n n e s J a c o b i G a a l , die zich het lot van den knaap aantrok, en hem totde II. Dienst opleidde. Met bewilliging der ouders, zond hij zijnen pleegzoon naarHaarlem, om zich aan de toen bloeijende Latijnsche school van die stad, in devoorbereidende wetenschappen te oefenen, ten einde vervolgens met nut deAkademische lessen aan de Leidsche Hoogeschool te kunnen bijwonen. Te Leidenoefende hij zich van 1632-1637 in deWijsbegeerte en Godgeleerdheid, en was daargedurende de zware pest in de jaren 1635 en 1636; zelfs zette hem dat smetvuureen pestkool in den nek, welker lidteekens hem namaals als hij in besmette huizenkwam waarschuwde. Hij was de eerste Hervormde Leeraar van Wormerveer enZaandijk, die eer hij daar kwam, noch kerk noch Predikant hadden, doch

    A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk

  • 969

    voor zijn vertrek, elk eene schoone nieuwe kerk, in plaats van een houten preekhuisgesticht en betaald zagen. Van daar werd hij beroepen naar Dordrecht, in het laatstvan het jaar 1643, waar hij, buiten zijne gedachten, in veel moeite raakte over zijnepredikatie Over het langh hayr Nadat B o r s t i u s hier tien jaren gestaan had, werdhij te Rotterdam beroepen, waar hij in de allerwenschelijkste eendragt met zijnemedebroeders zulk een groot genoegen vond, dat hij, na verloop van jaren, metaandrang verzocht zijnde, om weder naar Dordrecht te keeren, zulks weigerde,evenals hij ook niet lang daarna voor de beroeping naar Haarlem en bij de Engelschegemeente te Amsterdam bedankte. Dus leefde hij gezond en welvarende gedurende18 jaren, maar de overige acht, die nog bij zijnen leeftijd gevoegd werden, warenvol weedom en smart; want hij werd door eene kwaal aangegrepen, die men vooreene verzwering in de krop van de blaas hield, en nogthans bleek een ongemakvan eenen anderen aard te zijn, doordien men na zijn overlijden, de oorzaak vanzijne bittere smart willende nasporen, eenen grooten steen in 's mans blaas vond.Hij stierf den 1sten Julij 1680. B o r s t i u s was een vlijtig beoefenaar der ClassischeLiteratuur, en vlechtte menige schoone beschrijving en menig kernachtig gezegde,door hem uit de Ouden opgeteekend, in zijne Leerredenen, die alle wel zeerverstaanbaar waren, doch buitengemeen plat en laag, ja dikwerf grof van taal enopgevuld met dagelijksche spreekwoorden en gezegden. Hij zocht volkmatigwelsprekend te zijn, en daarop spitste hij zijn vernult; maar zijne Leerredenenteekenden een valsch vernuft. Verstandigen konden die soms niet aanhooren zondermeesmuilen. Zijne ongemeene ervarenheid in de Engelsche taal, waarin hij, zoo teLeiden als te Dordrecht en Rotterdam, meermalen predikte, deed hem de handslaan aan het overbrengen van eenige geschriften van R u t h e r f o r d , D u r h amen anderen, in zijne moedertaal. Ook de Nederduitsche lier liet hij niet onaangeroerd.De weinige gedichten echter, die ons van hem onder de oogen kwamen, zijnmiddelmatig en verdienen geen onderscheiding. Zijne meeste Godgeleerde werkenzijn in den zelfden populairen toon geschreven, waardoor zijne Leerredenen zichonderscheiden, en die hij van de Engelschen, met wier Asketischen arbeid hij zeerwas ingenomen, ontleend had. Voor dien tijd zijn zij niet zonder verdiensten. Hetbeste zijner werken is zijn Geestelicke Geneeskonst, en een der nuttigste, zijnOnderwijs-boekje in de Christelijke Godsdienst, onder de beste van dat tijdperk terangschikken en in de vorige eeuw in vrij algemeen gebruik, ja in het begin van dezenog op nieuw gedrukt, zelfs werd het door den vermaarden V a l e n t i j n , met eenwerkje van d'O u t r e i n , in het Maleisch vertaald, uitgegeven.B o r s t i u s was gedurende zijn verblijf te Dordrecht de huisvriend der familie d e

    W i t t , en vooral zeer gezien bij J a c o b d e W i t t , Burgemeester der stadDordrecht, en diens kinderen, D i d e r i k H o e u f f t , Heer v a n F o n t a i n eP e u r e u s e , den 1sten

    A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk

  • 970

    October 1641, gehuwd met M a r i a d e W i t t , J a c o b s dochter, de RuwaardC o r n e l i s d e W i t t en de Raadpensionaris J o h a n d e W i t t . Deze laatstevooral was hem zeer gunstig, en bewees hem nu en dan belangrijke diensten, dochde zelfde man, die zich gedurende zijn verblijf te Dordrecht, zoo naauw aan de d eW i t t e n verbond, die zoo vele blijken van hoogachting voor den Raadpensionarisaan den dag legde, ja hem ter eere remarquable gedichten vervaardigde, blijkenvan een dankbaar en genegen gemoed, de zelfde man ontmoeten wij, in 1672, aanhet hoofd der Prinsgezinde partij, te Rotterdam. Hij was het, die, met zijn CollegaJ o h a n n e s U r s i n u s , groote aanleiding gaf, tot de feiteijkheden, door het opzettender Gemeente tegen hare wettige Overheden, en zoo doende ook mede oorzaakvan den moord, den 20sten Augustus 1672, te 's Gravenhage gepleegd. DatB o r s t i u s een ijverig voorstander van het Oranjehuis was, kan niemand wraken,die redelijk denkt, ofschoon hij een tegenstrijdig gevoelen mogt koesteren; maardat een Leeraar van den Goddelijken J e z u s , zijnen en onzen Meester, zich in zooverre kon vergeten, van de zachtmoedige lessen dezes grooten Menschenvriendsen Heilgezants als het ware in den wind te slaan, door, en van den predikstoel, enop de straten, het wuste gemeen, dat ras bewezen diensten vergeet, en niets teverliezen hebbende, altijd tot verandering geneigd is, tegen zijne wettige Regentenaante hitsen, en als het ware den oproerkreet te bazuinen, kan niemand, die eenwaar Christen is, goedkeuren.Dat B o r s t i u s , voor het overige een vurig ijveraar was, om de regtzinnige leer,

    ingevolge het denkbeeld van de Dordsche Vaderen op het Nationale Synode van1618 en 1619 bepaald, met hand en tand vast te houden en te beschermen, blijktten duidelijkste, uit zijne menigvuldige schriften door den druk bekend gemaakt,zijnde:Predikatie over het langh hayr, of Paulus zedeles daarover, Dordrecht 1645, later

    meermalen herdrukt, als o.a. in den bundel Leerredenen, in 1696 uitgekomen.Predikatien tegen de Gierigheid (Hebr. XIII:5) en Geveinsheid (Luk. XII:1), Utrecht

    1647.Geestelicke Geneeskonst: inhoudende Raedt tegen de Doodt, en de Middelen

    tot een eeuwighdurende Gesondtheydt, Dordrecht 1651 en 1652, 2 deelen, 8o, welkwerk driemaal, laatst te Rotterdam in 1736, 8o, herdrukt werd.Vijf Predikatien, Rotterd. 1654. Rotterd. 1659. (De vier bovengemelde met eene

    vijfde, over 1 Tim. III:16.Gesprek met eenighe die zich Socynianen noemen, Rotterd. 1656.De Koning Ahasueros dronken en gram, eene beknopte verklaring van het eerste

    Cap. van Esther, Rott. 1663, in 8o.Het Nieuwe Zion met de Nieuwe Hemel ende Nieuwe Aarde, in eenige predicatien

    over onderscheyde texten gepredikt, Rotterd. 1664, meest Leerredenen tot inwijdingvan nieuw gebouwde kerken, later in de bundels van 1659 en 1696 herdrukt.

    A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk

  • 971

    De Sugtende Bruyd over den Bloedtbruidegom, ofte Korte Bedenkingen en Gebedenover het Lijden en sterven J.C., Rotterd. 1664, in 12o., en in den bundel van 1696.Bedenkingen over het H. Avondmaal, Rotterd. 1665, in 8o.Historie der Kerken van Schotland, tot 1667, Rott. 1666.Lucifer's Quaestie in Christi familie, of eene verhandeling over het Meesterschap.Van het opregten eener Suivere Kerk, Rott., Wezel 1570, in 8o.Van het Dansen, Kussen en Omhelzen van J. L a b b a d i e , Rotterd. 1671, 4o.Ongeregelde en Kleinmoedige Christen, in 12o.Vermaakelijke wandeling naar den Hemel, een verklaring van Paulus woorden:

    Wij wandelen door geloof en niet door aanschouwen. Rott. 1672. Amst. 1734 in 12o.Verschillende Engelsche werken werden door hem vertaald, en bewijs van zijne

    ervarenheid in het Latijn leverde menig dichtstuk, door hem in die taal gezongen.Na zijn dood verschenen:Predikatien over het Lijden van J.C. Rott. 1694, in 12o.Vijftien Predikatien over verscheyde Texten van de H. Schrifture, behelzende de

    voornaamste pligten van een Christelijk leven, met eene verhandeling van het Lijdenen Sterven van onsen Saligmaker Jezus Christus, in eenige korte bedenkingen overalle de Passietexten, door Jacobus Borstius, in zijn leven Bedienaar des GoddelijkenWoords, te Rotterdam, nu vermeerderd met deszelfs laatste verhandeling over Eccl.VII:13. Wie kan regt maken, etc. Nevens een verhaal van zijn leven, afsterven endevoornaamste gevallen, hem in zijnen dienst bejegent. Amst. bij G e r a r d B o r s t i u sen Utrecht bij T h oma s A p p e l s 1696, in 4o, 74 bladen.In dezen bundel vindt men, hetgeen reeds te voren gedrukt was, onder den titel

    van de vijf predikatien, het Nieuw Sion en de Sugtende Bruyd over denBloedtbruydegom.De afbeelding van B o r s t i u s is geplaatst voor zijn Geneesmiddel tegen den

    Doodt, met het onderschrift van zijnen vriend J a c o b B r a a t :

    Hier is geleerde deught, hier zijn de braefste gaven;Hier is Hij, die Gods volck met Hemels-broot komt laven,Hier is des waerheyts glans, hier is d'uytnementheydt,Hier is het regte spoor, dat u ten Hemel leydt.Een tong vol ware deught, een tong vol goede reden,Een tong die Godes lof gedurigh komt besteden.Wij hooren zijne stem in Hollants ronde tael,En Hij, in onzen tijdt, verwint 'et al-te-mael.In Hem is 't beste deel, in Hem is 't al te vinden,Dat ons kan saligh zijn en aen den Hemel binden.Hij is 't, die door Gods geest des Satans vyer uytblust,En roept gedurigh Heyl, tot dat de ziele rust.

    A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk

  • 972

    B o r s t i u s had bij zijne echtgenoote verwekt: J o a n n e s B o r s t i u s ,Boekverkooper te Rotterdam, en S e b a s t i a n u s B o r s t i u s , Predikant in 1674te Bovencarspel, in 1675 te Arnhem, in 1677 te Alkmaar en in 1685 te Gouda.

    Zie Wa g e n a a r , Vaderl. Hist., D. XIV. bl. 67, 78; K o k , Vaderl. Woordenb.; v a nA b k o u d e en A r r e n b e r g , Naamreg. van Nederd. Boeken; B r o u r i u s v a nN i d e k en l e L o n g , Kabinet van Nederl. en Kleefsche Oudhed., D. IV. bl. 60; d eC h a lm o t , Biogr. Woordenb.; C o l l o t d ' E s c u r y , Holl. Roem, D. IV. St. II. A.bl. 736 en 737, D. V. bl. 148 en 149; B i l d e r d i j k , Geschied. des Vaderl., D. IX.bl. 229; S c h o t e l , Kerk. Dordr., D. I. bl. 449-473, D. II. bl. 770; Biogr. Woordenb.der Nederl. Dicht. ten verv. op W i t s e n G e y s b e e k ; H a r d e r w i j k , Naaml. enLevensbijz. der Predik. te Rotterd., bl. 39-41; G l a s i u s , Godgel. Nederl.;Kanselontluistering door S i n c e r u s , waar men proeve van zijne welsprekendheidvindt aangehaald.

    [Balthasar Bort]

    BORT (BALTHASAR), geboren in 1626, werd in 1662 door het hoog bestuur vanNerlands Indi met eene vloot van 12 schepen uitgezonden, om een gezantschapnaar China over te brengen, op welken togt hij den 12 Augustus van dat jaar destad Swatia, den 17 November die van Chittat en voorts nog 27 zoo groote als kleineschepen op de Chinesche kusten vernielde. In het volgende jaar vertrok hij den 17Junij, met eene tweede vloot van zestien schepen van Batavia derwaarts. En hoeweleen woedende storm, den 7 September, voor de rivier van Hoksieuw de vlootoverviel, ja die in veel gevaar in de onbekende Baai van Heytan wierp, had hij nietalleen het geluk van zich uit dien grooten nood te redden, maar ook op de hoogtevan Quemuy de tegens hem in zee gebragte vloot der Chinezen, die omtrent 250schepen sterk was, nadat er drie van in den grond geschoten waren, uit zee tejagen. In erkentenis van dit heldhaltig gedrag in beide deze togten gehouden, werdB o r t , den 15den October 1685 tot Opperbestuurder van Malakka aangesteld endrie jaren daarna, op uitdrukkelijke aanschrijving der Heeren Zeventienen, tot eerstenLandvoogd van dat gewest verheven. Sedert van daar te Batavia teruggekeerd,werd hij, in het jaar 1670, Buitengewoon Raad, en, na dit ambt acht jaren bediendte hebben, Lid van den Gewonen Raad. Nadat B o r t in 1679 reeds tot Presidentvan Justitie was aangesteld, werd hem in 1681 den moeijelijken post vanDirecteur-Generaal van den Handel opgedragen, dien hij met onvermoeiden ijvertot aan zijn overlijden, den 11 Januarij 1684, waarnam, van welk afsterven degedachtenis op eenen gouden begrafenispenning bewaard wordt.Er bestaat een portret van hem in breed 4o.

    Zie Borts Voyagie naar de kust van China en Formosa, berymt door M. C r ame r ,Amst. 1670. 8o; V a l e n t i j n , Oud- en Nieuw-Oost-Indin, D. IV. A. bl. 368, 370,371, 384, C. bl. 9 en 10, D. V. A. bl. 349; v a n L o o n , Nederl. Historip., D. III. bl.306 en 307; T e e n s t r a , Nederl. Overz. Bezitt., bl. 630 en 631.

    A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk

  • 973

    [Pieter Bort]

    BORT (PIETER), omtrent het midden der zeventiende eeuw, te 's Gravenhagegeboren, beoefende de Regten, en werd een der beroemdste Advokaten, die inzijnen tijd voor de hoven van Justitie te 's Gravenhage hebben gepractiseerd. Hijschijnt tot op het jaar 1680 geleefd te hebben. Men is aan de schrandere pen vandezen kundigen Regtsgeleerde de volgende werken verschuldigd, die door dendruk zijn gemeen gemaakt:Tractaat van de Hollandsche Leenen en de wijze om die bij uiterste wille enz. te

    bekomen. 's Hage 1649. 4o.Over het Appel in de Provintie van Holland en Westfriesland, omtrent criminele

    zaken enz. 's Hage 1652. 8o.Alle de Werken van Mr. P. Bort. 's Hage 1681. fol. Herdrukt in 1702, en nogmaals

    te Utrecht in 1730, beide ook in Fo.Nagelatene werken voor dezen nooit in 't licht gegeven, en dienende tot een

    Aanhangsel, of tweede Deel van alle des Schrijvers werken. Utr. 1745. Fo.

    Zie v a n A b k o u d e en A r r e n b e r g , Naamreg. van Nederd. Boeken; d eC h a lm o t , Biogr. Woordenb.

    [Cornelis Borwinkel]

    BORWINKEL (CORNELIS), woonde in de laatste helft der vorige eeuw te Amsterdamen beoefende de dichtkunst, zoo als blijkt uit een werkje van zijne hand getiteld:Dichtkundige Bespiegelingen over de zinnebeeldige sieraden in den Oosterkerk

    te Amsterdam, bij gelegenheid van het eerste eeuwgetij der inwijinge van datGodsgebouw op den vierden van Wijnmaand 1771. Amst. 1772, 8o., hetwelk echterniet veel meer dan berijmd proza is.Van betere gehalte zijn de gedichten van hem vr de werken van R u t g e r

    S c h u t t e en onder de grafschriften op dien beroemdenAmsterdamschenPredikant,wiens vriend hij was, even als van J o h a n n e s E u s e b i u s V o e t , Ook heeft hijeene bijdrage geleverd tot de Dichtkundige Cypressenbladen gestrooit by hetAfsterven van Willem IV. Amst. 1752.

    Zie v a n A b k o u d e en A r r e n b e r g , Naamreg. van Nederd. Boeken; Biogr.Woordenb. van Nederl. Dicht. ten vervolge op W i t s e n G e y s b e e k .

    [Jeronimus Bos]

    BOS (JERONIMUS), geboren in 1440 te 's Hertogenbosch, was een Kunstschilder,die zich onderscheide door de zonderlinge keuze van zijne onderwerpen, zijndezijne tafereelen doorgaans gestoffeerd met verwonderlijke figuren van duivels,spoken, en helsche gedrochten. Zijne behandeling was vast, vlug en aardig. Hijschilderde vele zijner stukken in eens op, en had gelijk meer andere oudemeesters,de gewoonte, zijne ontwerpen op het wit der paneelen te schetsen en te teekenen,er een doorsnijdend plamuursel over te leggen, en de gronden te doenmedewerken.Zijne stukken, hoe goed ook geschilderd, verwekten echter eer afgrijzen, gepaardmet verwondering, dan wezenlijk genoegen. Toen hij in het Escuriaal in Spanje de

    A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk

  • bewonderenswaardige voortbrengselen der goede meesters aanschouwde,waarmede

    A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk

  • 974

    dat paleis versierd is, wanhoopte hij om immer iets te maken, dat daarbij konvergeleken worden, en om die rede verkoos hij zich eenen stijl, die van hen allenverschilde en vol grillige en woeste verbeelding was. Onder verscheidene anderestukken van de hand dezes meesters, in het Escuriaal voorhanden, is hetmerkwaardigste eene zinnebeeldige voorstelling van de vermaken des vleesches,waarin hij de voornaamste figuur voorstelt in eenen wagen, door monsterachtigegedaanten wordende voortgetrokken, voorafgegaan door duivels en gevolgd doorden Dood. Ook bestaat er van hem een stuk, verbeeldende de vlugt naar Egypte,waarin J o s e p h vooraan, een boer naar den weg vraagt, en Ma r i a op een ezelzit, in het verschiet vertoont zich eene rots met veel gewoel, als bij eene herbergen vele vreemde potsemakers, die eenen grooten beer voor geld doen dansen;alles zeer zonderling en kluchtig bijeengebragt. Nog is er een stuk van hem,verbeeldende de Hel, waaruit de Oudvaders verlost worden, en eenige geestenJ u d a s , die mede poogt door te slippen, met eene strop naar boven trekken, allesdoorgaans met verwonderlijke gespensen gestoffeerd, waaruit onder anderen blijkt,hoe natuurlijk hij vlammen, branden, rook en smook, wist af te beelden Vele zijnerschilderijen gingen naar Spanje of werden door hem in dat Rijk geschilderd.Van dezen aard waren genoegzaam alle zijne tafereelen; waarom ook

    D om i n i c u s L amp r o n i u s , in zijneGedichten, hem volgenderwijze aanspreekt:

    Quid sibi vult, H i e r o n ym e B o s c h i ,Ille oculis tuus atonitus? quidPallor in ore? Velut lemures si etSpectra Erebi volitantia coramAspiceres? Tibi Ditis avariCrediderim patuisse recessusTartareasque domos; tua quando,Quicquid habet sinus imus Averni,Tam potuit bene pingere dextra.

    hetwelk wij aldus vertaald vinden:

    Wat wil dat zoo verbaasd gezigt,J e r o e n ? die bleekheid op de wangen?Zou u ook 't helsch gespook veelligtOm de oren vliegen en u prangen?Zou P l u t o ook den afgrond welU hebben opgedaan? zijn LandenEn 't Rijk doen zien der nare hel?'k Vat anders nimmer hoe uw handenZoo kunstig malen alles, watDe schoot der hel in zich bevat!

    A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk

  • 975

    In de galerij te Weenen zijn van hem een:Aartsengel Michal, die den Draak bevecht, en twee kleine stukjes, voorstellende:eene Tentatie van St. Antonius.een Orpheus, die zijne Euridice in de benedenwereld, van Pluto terugischt.B o s heeft ook hout-figuren gesneden; onder anderen bestaat van hem een

    houtsneeprent, verbeeldende een St. Anthonis tentatie of aanvechting, gemerkt1522. Vele prenten zijn nog onder de liefhebbers voorhanden, die dooronderscheidene Plaatsnijders naar zijne schilderijen en teekeningen in het kopergebragt zijn, als: een Luiaards en Lanterfantenleven; daar men den Gek scheert;daar de eene blinde den anderen leidt; daar de groote visschen de kleine eten envele anderen meer, doorgaans kluchtig en zoo grappig van ordonnantie, dat menze niet zonder lagchen kan beschouwen.B o s overleed omstreeks 1530. Zijne afbeelding komt voor op plaat L no. 2 in

    v a n Ma n d e r s Leven der Schilders.

    Zie voorts dat werk D. I. bl. 96-99; H o o g s t r a t e n , Groot Algem. Hist. Woordenb.;d e C h a lm o t , Biogr. Woordenb.; Biogr. Nation.; I mme r z e e l , de Levens enWerken der Kunsts.; Biogr. Univers; Convers. Lexicon, 10e auflage (1851), BandIII. S. 132 u. 133; M e y e r s , Convers. Lexicon, Band V.S. 272 u. 273, welke beidelaatsten hem H i e r o n ymu s B o s c h noemen.

    [Jacob Bos]

    BOS (JACOB). Zie BOSCH (JACOB).

    [Lambert Bos]

    BOS (LAMBERT), geboren te Workum in Friesland den 23 November 1670, was eenzoon van J a k o b B o s , Rector der Latijnsche school aldaar, en van Ge r a r d ad e H a a n . Hij genoot van zijnen vader grondig onderwijs in de Latijnsche enGrieksche talen. De lagere klassen doorloopen hebbende, vermeerderde de jongeB o s zijne reeds verkregene kundigheden, door het vlijtig lezen in Grieksche enLatijnsche schrijvers. In 1694 begaf hij zich naar de Hoogeschool te Franeker, teneinde zijne letteroefeningen voort te zetten.DeberoemdeC amp e g i u s V i t r i n g a ,zijn bloedverwant, in hem veel lust tot het doorgronden van de Grieksche taal, hareoudheden en wat verder daaraan verwant is, bespeurd hebbende, gaf hem denwijzen raad, om zich enkel en alleen op het beoefenen daarvan toe te leggen, enhij deed zulks. In October 1696 gaf men hem de vrijheid om openlijk de Griekschetaal aan de Hoogeschool te onderwijzen, en in Februarij vereerden hem de Curatorenden titel van Lector in die wetenschap. In 1704 werd B o s tot Hoogleeraar in deGrieksche taal benoemd, en hij aanvaardde dien post met eene redevoering: overde voortplanting der wetenschappen door de Grieken in hunne kolonin(1). Hijvervulde de pligten aan zijn ambt verknocht, met een ongemeen werkzamen

    (1) De cruditione Graecorum per colonias eorum propagata.

    A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk

  • 976

    ijver en veel nut voor de studerende jeugd. Op het einde van het jaar 1716 dooreene kwaadaardige koorts overvallen zijnde, verviel hij in de tering; eene kwaal,welke bij van zijne moeder scheen overgerfd te hebben, die aan de zelfde ziektewas gestorven. Hij overleed den 6 Januarij 1717.B o s was begaafd met een uitmuntend verstand, gezond en welwikkend oordeel,

    gemakkelijke bevatting en stalen geheugen; bij die hoedanigheden paarde hij eenopregt karakter; hij was ongeveinsd, zacht van zeden, eenvoudig en onopsprakelijk,voorts was hij teeder godvruchtig. Onvermoeid werkzaam, was niets in staat, hemvan den arbeid af te trekken, en hij beklaagde de oogenblikken, die hij niet metletteroefeningen had doorgebragt. Ook was naauwgezette zedigheid een hoofdtrekvan zijn karakter; hij schatte een ander altijd hooger dan zich zelven, en scheen deeenigste te zijn, welke zijne eigene waarde niet kende. Als een verstandig, bedaarden beschaafd Criticus, stelde hij nimmer de misstellingen van anderen op eenehatelijke wijze ten toon, maar schikte het zoodanig, dat de waarde van hunnenarbeid er niets door leed, het als een blijk van een slecht karakter aanmerkende,zijn naam op de puinhoopen van die van anderen te willen vestigen.Den ouderdom van veertig jaren bereikt hebbende, trad B o s in den echt met

    F e i k j e S i n e d a , weduwe van Ge r a r d u s H o r r e u s , in leven Predikant teLieve Vrouwen-Parochie op het Bildt in Friesland, bij wie hij twee dochters verwekte,P e t r o n e l l a B o s , die gehuwd is geweest aan B e n j am i n B e e r e n s t e i n ,Burgemeester te Franeker, in 1735 overleden, en G e r a r d i n a J o h a n n a B o s ,eerst getrouwd met H o b b e d e B o e r , Burgemeester, en ten tweedenmale metH e s s e l v a n T o u t e n b u r g , Secretaris te Workum, overleden in 1745.Zijne gedrukte werken zijn, behalve vele onafgedane letterarbeid, die hij in schrift

    heeft nagelaten:Animadversiones ad Thomae Magistri Dictionum Atticarum Eclogas. Franeq.

    1698. 8o.Exercitationes philologicae ad loca nonnulla Novi Foederis. Franeq. 1700. 8o.

    Edit. alt. Multis partibus aucta accedit Diss. de Etymologia Graeca. Ib. 1713. 8o.Observationesmiscellaneae ad Loca quaedam, cumNovi Foederis, tum exterorum

    Scriptorum Graecorum. Accedit Horatii Vitringa Campegii fil. Animadversionum adJo. Vorstii Philologiam sacram specimen. Ibid. 1607 8o. Edit. alt. Leov. 1731. 8o.EllipsesGraecae. Franeq. 1702. 12o, waarvan naderhand onderscheidene drukken

    zijn uitgekomen, sommigen met aanteekeningen van C h r . S c h o e t t g e n , J o h .F r . L e i s n e r , N.G.S. B e r n h o l d enz. verrijkt.Antiquitatum Graecarum, principue Atticarum, descriptio brevis 1714. 12o, van

    welke mede onderscheidene drukken in het licht zijn gekomen; en, in 1749, eenemet additis testimoniis

    A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk

  • 977

    ex fontibus et observationibus quibusdam. I s . F r e d . L e i s n e r i . Lipsiae 8o., terwijler in 1809 te Groningen nog een druk in 8o. van het licht zag.Animadversiones ad scriptores quosdam Graecos. Accedit specimen

    Animadversionum Latinarum. Franeq. 1715. 8oVetus Testamentum ex versione LXX Interpretum cum variis Lectionibus,

    Prolegomenis, etc. Franeq. 1709. 4o.Ook wordt van zijne hand gehouden:Regulae praecipuae Accentuum et Syntaxis Graeca in concinnam methodum

    reducta. Amst. 1715. 8o.

    ZieH o o g s t r a t e n enB r o u r i u s v a n N i d e k ,GrootAlgem.Hist.Woordenb.;V r i em o e t , Athen. Frisiae, pag. 723-727; S a x e , Onomast. Liter. Pars V, pag.504 et 505; K o k , Vaderl. Woordenb.; d e C h a lm o t , Biogr. Woordenb.;N i e uw e n h u i s , Woordenb. van Kunst. en Wetens.; v a n K amp e n , Geschied.der Nederl. Letteren en Wetens., D. I. bl. 414, D. III. bl. 123; C o l l o t d ' E s c u r y ,Holland's Roem, D. IV. St. II. bl. 33 A bl. 218; Biogr. Nation.; Biogr. Univers.; (d eJ o n g ) Alphabet. Naaml. van Boeken.

    [Cornelis Bos]

    BOS (CORNELIS). Zie BOSCH (CORNELIUS).

    [Salomon Bos]

    BOS (SALOMON), geboren te Amsterdam den 8sten November 1749, legde zich opden handel toe en daar hij onderscheidene schepen in zee had, verloor hij die enhet grootste gedeelte van zijn vermogen door den oorlog met de Engelschen.In de onrustige tijden vr het jaar 1787 was hij de zaak der patriotten toegedaan,

    en bevond zich in het begin van dat jaar op de Lijst van veertig VaderlandscheMedeburgeren, om daaruit te benoemen een getal van vijfentwintig Persoonen, alsNationale Geconstitueerden tot de zaak der onderhandelingen te Parijs. Later washij een der Burger-geconstitueerden, om met de Heeren van den krijgsraad of meteene commissie uit denzelven zoo veel mogelijk, gemeenschappelijk te overleggenen te beramen al hetgene ter bevordering van de goede zaak des Vaderlands eninzonderheid van de goede burgerij dezer stad (Amsterdam) zou dienstig geoordeeldworden.Van 1787 tot 1795 leefde hij te Amsterdam stil en buiten openbare betrekkingen,

    zich toen alleen met den weinig levendigen handel bezig houdende. Na deomwenteling van 1795, werd hij dadelijk aangesteld tot Lid der Municipaliteit in zijnegeboortestad, en deed als Voorzitter daarvan eene doelmatige aanspraak op hetfeest der vrijheid den 4den Maart 1795. Later was hij Voorzitter van het CommittvanWaakzaamheid aldaar, in 1798 werd hij Commissaris van het Uitvoerend Bewindin het Departement Texel, welke betrekking hij bekleedde in de moeijelijkeomstandigheden, tijdens de landing der Engelschen in 1799.Aangezien B o s uit zuivere vaderlandsliefde gehandeld en slechts verbetering

    in het bestuur, en geenszins eigen grootheid bedoeld had, onttrok hij zich in 1802aan het bewind, zoodra hij zag

    A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk

  • 978

    dat velen meer hun eigen belang dan dat des Vaderlands behartigden.Bij de komst van den Raadpensionaris R u t g e r J a n S c h imme l p e n n i n k ,

    met wien hij in vroeger jaren reeds, in naauwe vriendschapsbetrekkingen verkeerde,trad hij weder in het openbare leven en werd Directeur van het Lands Zegel, welkenpost hij onder de Regering van Koning L o d ew i j k bleef bekleeden, onder den titelvan Directeur van 's Rijks algemeen Zegel, tot aan het tijdstip der inlijving van onsVaderland in Frankrijk; toen hij om zijne bekende Anti-Fransche gevoelens doorden beruchten Franschen Prefeci d e C e l l e s uit zijne betrekking ontslagen werden den betrekkelijk geringen post van Ontvanger van Velsen en de Beverwijkgeplaatst werd, welken post hij bleef bekleeden tot 1828, toen hij met een geringpensioen ontslagen werd; hij overleed te Beverwijk den 18den November 1832, uitzijn huwelijk met J o h a n n a D o r sma n met wien hij in 1776 in den echt wasgetreden, liet hij na: twee zoons en drie dochters. Een zijner zonen was deverdienstelijke, in 1850 Gepensioneerde Generaal-Majoor der Genie, Inspecteuren Directeur der Fortificatien, D i r k B o s .S a l om o n B o s heeft zich mede als dichter doen kennen door eenige Tooneel-

    en Zangspelen, van welke onder anderenHet feest der Braminnen, zangsp., Amst. 1798. gr. en kl. 8o enOberon. Zangspel.ontelbare malen met veel bijval zijn ten tooneele gevoerd. Ook zijn er nog een

    aantal onuitgegeven gedichten van B o s bij de familie berustende.

    Zie Vaderl. Hist. ten verv. opWa g e n a a r , D. XV. bl. 110, D. XVII. bl. 73, D. XXVIII,bl. 143, D. XXIX. bl. 253, 261, 311, D. XXXI. bl. 254, D. XXXV. bl. 239, uitfamiliepapieren aangevuld.

    [Lambert van den Bos]

    BOS (LAMBERT VAN DEN), ook wel, ofschoon ten onregte als VANBOSCH voorkomende,geboren in 1610, te Dordrecht, waar hij, in het midden der zeventiende eeuw, Rectorder Latijnsche scholen was, doch wegens dronkenschap en nalatigheid werd afgezet,onder het curatorschap van den Ruwaard d e W i t t , tegen wien hij, in zijnenReysende Mercuur, volgens het getuigenis van Ou d a a n vooral om die oorzaak,schrikkelijk heeft uitgevaren, en welken hij in een schandelijk daglicht heeft pogente stellen. Hij, die in 1698 overleed, heeft zich eenen naam gemaakt door zijnemenigvuldige schriften, welke hij, of op zijnen eigenlijken naam of onder dien vanS y l v i u s , in het licht zond. Als Historieschrijver is hij echter zeer partijdig, en alsDichter bezat hij middelmatige bekwaamheden, doch als Vertaler bezat hijonmiskenbare verdiensten.De volgende werken zien van hem het licht:Potische Betragtingen, zijnde de Thebaidos, Belgiados en Mauritades. Amst.

    1640. 8o.Batavische Aeneus, Amst. 1648. 8o.

    A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk

  • 979

    Lingua; ofte strijd tusschen de tong en de vijf zinnen om de heerschappij, uit hetEngelsch vertaald. Amst. 1648. 4o.Napelsche Beroerte. Amst. 1652. 12o.Der Poeten Lustprieel of Dichtkunst. Amst. 1649.Historisch Verhael van de Scrickelycke beroerte van Napels; met de wonderlycke

    opkomst en ongeluckige ondergangh van Mas' Anillo. Vyt het Italiaensch vertaelt.Amst. 1650.Het tweede deel van het Oproer te Napels, of Verhael van het rustige opset

    desselven Volks om sich en het gantsche Ryck t'ontlasten van het onverdraeghlyckejuck der Spanjaerden. Vyt het Italiaensch vertaelt, den tweeden druk. Amst. 1652.Engelsche Florus of kort begryp der Engelsche geschiedenis tot de doodt van

    Koning Karel I, eerst in 't latijn beschreven door L. van Bos en door denzelvenvertaelt. Amst. 1652. 24o.Avonturen van Don Quichot de la Manche. Dord. 1657, in 1732 voor de zevende

    maal herdrukt.Het Vorstelijk Treurtoneel. Amst. 1660. 2 deelen met pl.Historie van Zijne Majesteyt Koning Karel den II. Dord. 1660. met pl.Britannias, of Herstelde Majesteyt, heldendicht. Dord. 1661. kl. 8o.Wegwyser door Italien. Dord. 1661. 12o.Sacrum melos of Schat der kennisse en dienst Gods. Dord. 1662. 8o.Goddelyke voorzienigheid en Rym-Atlas of Sphaera mundi. Dord. 1662. 8o.Wilhem of gequetste Vryheyt, treusp. Dord. 1662. kl. 8o. met pl.Gillis Neering. 1662. kl. 8o.Zuydhollandsche Thessalia. Gron. 1662. 12o.Kerksgeheymenis in Rym. Dord. 1662. 12o.Dordrechtsche Arcadia; bevattende Oude en Nieuwe, soo binnen- als

    buytenlantsche Geschiedenissen, verschiet van verhandelingen, staet en wyskunde,minnery en posy, vermaek en nut. Amst. 1663. 24o. van hetwelk ook eene drukAmst. 1701 bestaat.De Reysende Mercuur. Amst. 1674. 8o.De Spaansche Mercurius. Amst. 1674. 2 deelen. 8o.Tooneel des oorlogs, opgerecht in de Vereen. Nederlanden, door de wapenen

    van de Koningen van Vrankryk en Engeland, Keulsche enMunstersche Bisschoppen,enz. tegen de Staten der Vereenigde Nederlanden enz. zedert 1669. Amst. 1675.4 deelen met pl. 4o.Leven en Daden der Zeehelden. 1676. met pl. 4o.Treurstof dezes tijds. Amst. 1676. 8o.Het Oude Nieuws der ontdekte wereld, met pl. 12o.

    A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk

  • 980

    Flavii Josephi - Boeken, - nu op nieuws uyt de Grieksche en Latynsche sprakevertaelt. Amst. 1682. met pl. Fo.Historin onses tyds, behelzende Saken van Staet en Oorlogh, voorgevallen in,

    en omtrent de Vereenigde Nederlanden en door geheel Europa, mitsgaders in meestalle deelen des werelds. Beginnende met het jaar 1669 daar het de Heer Lieuwevan Aitzema heeft gelaten. Amst. 1685-1699. 3 deelen met pl. in folio, van welkwerk het laatste deel eerst na zijnen dood het licht zag.Praal-Tooneel der Doorlugtige Mannen. Amst. 1691. 3 deelen met pl.Toneel der ongevallen, Amst. 1692. met pl. 8o.Leven van Maria Stuart, Koningin van Schotland. 4o.Treurtoneel van Doorluchtige Mannen. Amst. 1698. 3 deelen. 4o.Behalve de hier reeds vermeldemoet v a n d e n B o s nogmeer werken vertaald

    hebben, waarvan wij evenwel de titels niet vermeld vinden.

    Zie P a r s , Naamrol van Bat. en Holl. schrijv., bl. 111; v a n A b k o u d e , Naamr.van Nederd. Boeken, D. I. St. II, St. III; v a n A b k o u d e en A r r e n b e r g , Naamr.van Nederd. Boeken;W i t s e n G e y s b e e k , Biogr.Woordenb. der Nederd. Dicht.;G.D.J. S c h o t e l , Beoord. der Arcadia's, medegedeeld in de Bijdragen tot Boeken-en Menschenkennis, D. I. bl. 184-189, D. II. bl. 79-80, v a n H a s s e l t , Brief aanG.D.J. Schotel, in het zelfde werk, D. II. bl. 94-97.

    [P. van den Bos]

    BOS (P. VAN DEN), van wien ons geen levensbijzonderheden bekend zijn, heeft inhet licht gezonden:Beschrijving van verscheidene Oost-Indische Gewesten. Rott. 1677. 4o.

    Zie v a n A b k o u d e en A r r e n b e r g , Naamr. van Nederd. Boeken.

    [Gasper of Casper van den Bos]

    BOS (GASPER of CASPER VAN DEN), geboren te Hoorn in 1634, waar zijn vaderScheepstimmerman was, legde zich eerst op het vaderlijk beroep toe; maar dooreene groote zucht tot de Schilderkunst gedreven, teekende en schilderde hij, zonderbijkans eenig ander voorbeeld dan de natuur en slechts zijn vernuft tot Leermeesterhebbende, zeen en stille wateren met allerlei vaartuigen, zoo kunstig, net en losvan behandeling, als vast en vloeijende met de punt van het penseel gegraveerd,dat kenners betuigden nooit iets beter te hebben gezien; doch hij stierf zeer jong,zoodat het te verwonderen is, dat hij nog zoo vele stukken heeft kunnenvervaardigen, als men in zijne geboorteplaats van hem aantreft.Zie H o u b r a k e n , Schoub. der Schild. en Schilder., D. II. bl. 327 en 229; v a n

    H o o g s t r a t e n en B r o u r i u s v a n N i d e k , Groot Algem. Hist. Woordenb.;K o k , Vaderl.Woordenb.; d e C h a lm o t , Biogr.Woordenb.; I mme r z e e l , Levensen Werken der Kunsts.

    [Albert van den Bos]

    BOS (ALBERT VAN DEN), van wien wij verder niets weten, dan dat hij in het middender vorige eeuw leefde; heeft in het licht gezonden:

    A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk

  • 981

    De veilige weg om eerlijk, regtvaardig, vrolijk, gezegend te leven en de zaligheiddeelachtig te worden. Alkmaar 1763.

    Zie v a n A b k o u d e en A r r e n b e r g , Naamr. van Nederd. Boeken.

    [Jan van Bosbeke]

    BOSBEKE (JAN VAN) of BOSBEQUEwas Cipier van 's Gravestein te Middelburg, toende Admiraal W i l l em v a n B l o i s gezegd T r e s l o n g aldaar in 1585 gevangenzat. B o s b e k e gaf voor medelijden met B l o i s te hebben, en stelde hem alzoovoor, om hem los en vrij uit de gevangenis te helpen, waarvoor hij genieten zoutwee duizend gulden, te weten duizend gulden eer hij hem uit de gevangenis lieten duizend gulden moest hem door des Admiraals huisvrouw geteld worden, zoodrahij in vrijheid was, voorts zou B o s b e k e met B l o i s naar Engeland reizen en doordezen laatste worden onderhouden tot zoo lang de Admiraal hem, hetzij in Engelandof hier te Lande, aan een goed bestaan geholpen had, B l o i s moest hem bovendien,zoodra zij in Engeland waren aangekomen, nog eene vereering schenken, voor hetverlies van zijne meubelen. Dit accoord alzoo, den 3den Julij 1585, tusschen henaangegaan zijnde, werd door den snooden Cipier aan den Baljuw van MiddelburgD a v i d Z ome r , den gezworen vijand van B l o i s , verraden, waardoor de aanslag,zoo als van zelf spreekt, te niet liep. Het blijkt evenwel, dat niet de Cipier maar deBaljuw het geld had naar zich genomen. Zijne erfgenamen zijn daarom bij den Hovevan Holland veroordeeld, die gelden terug te geven, ter somme van 1300 gulden12 stuivers kapitaal en interest; zeker alleen van de eerste 1000 gulden.Zie B o r , Nederl. Oorlogen, B. XX. bl. 576 (17).

    [Simon Bosboom]

    BOSBOOM (SIMON), geboren te Einden, in 1614, had onder het bestuur van denvermaarden Bouwmeester en Kunstschilder J a c o b v a n C amp e n , deel aanhet vervaardigen der beelden en sieraden van het Paleis te Amsterdam, die nogheden strekken ten blijke van den hoogen trap van volkomenheid, waarop deBeeldhouwkunst te dier tijde gestegen was. B o s b o om werd mede gebruikt doorden Keurvorst van Brandenburg, tot het vervaardigen van Bouw- enBeeldhouwkundige werken te Berlijn. Hij heeft mede geschreven:Bouworde van de vijf kolommen. Amst. 1664 folio met pl., welk werk in 1784 te

    Amsterdam herdrukt is onder den titel van:De kolomorde met derzelver Deuren en Poorten vermeerderd en verbeterd door

    C. P h i l i p s en J. H o u t h u y z e n .Kort onderwijs van de V Kolommen. Amst. folio met pl.Beide werken zijn in het Engelsch vertaald.B o s b o om overleed te Amsterdam, omstreeks 1668 en liet eenen zoon na,

    D i r k B o s b o om , die volgt.Het afbeeldsel van S im o n B o s b o om , door P i e t e r d e J o d e gegraveerd

    naar de schilderij van N i c o l a a s d e H e l t , bijgenaamd S t o k k a d e , wordt inhet Gulden Kabinet van C. d e B i e aangetroffen.

    A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk

  • 982

    Zie v a n A b k o u d e en A r r e n b e r g , Naamr. van Nederd. Boeken; v a nE y n d e n en v a n d e r W i l l i g e n , Geschied. dr Vaderl. Schilderk., D. I. bl.148-150; I mme r z e e l , Levens en Werken der Kunsts.

    [Dirk Bosboom]

    BOSBOOM (DIRK), een zoon van den voorgaande, volgde zijnen vader op in hetwaarnemen van de steenhouwerij; doch later, door den Burgemeester N i c o l a a sW i t s e n , met eene en andere bediening begunstigd, had hij gelegenheid, om dehem, van het waarnemen van zijnen post, overschietende tijd te besteden, in debeoefening der Schilderkunst. Daar zijne keus viel op het voorstellen van gebouwenen doorzigtkundige voorwerpen, waartoe hij de kennis van de regelen der Perspectiefnoodig had, legde hij zich daarop inzonderheid toe, en vervaardigde over diewetenschap een boek, dat hij ten nutte der Schilderjeugd uitgaf, onder den titel van:Doorzichtkunde. Amst. 1703. 4o.Dit werk bevat wel vele nuttige onderrigtingen en schrandere inzigten, doch het

    is te onduidelijk en te verward geschreven, om met vrucht door eerstbeginnendengebruikt te worden.Ook schreef hij met medewerking van S im o n S c h i j n v o e t :Verhandeling van de Algemeene Bouworde. Amst. 1765 met pl., hetwelk bij v a n

    A b k o u d e enA r r e n b e r g , Naamr. vanNederd. Boeken, abusivelijk op den naamvan G. B o s b o om staat.

    Zie v a n E y n d e n en v a n d e r W i l l i g e n , Geschied. der Vaderl. Schilderk.,D. I. bl. 149 en 150, uit medegedeelde berigten aangevuld.

    [Pierre Thomines Sieur du Bosc]

    BOSC (PIERRETHOMINESS i e u r DU) zoon vanGu i l l a ume d u B o s c , Advokaatvoor het Parlement van Rouaan, geboren te Bajeux den 21sten Februarij 1635. Nagrondig in de Geleerde talen en daaraan verknochte beginselen der Fraaije Letterenonderwezen te zijn, beoefende hij gedurende 18 maanden de Godgeleerdheid teMontauban, en vervolgens nog drie jaren te Saumur, waarna hij, een allerloffelijkstexamen ondergaan hebbende, tot Proponent werd aangenomen; voorts 23 jarenoud zijnde, werd hij als Predikant te Can beroepen.Zijn naamwerd intusschen door zijne overgroote bekwaamheid zoodanig beroemd,

    dat men hem als een orakel aanmerkte, en zijne welsprekendheid werd zoowereldkundig, dat die van Charenton hem in 1658 tot hunnen Predikant verzochten,en daartoe de sterkste aanzoeken deden; doch te vergeefs, want hij wilde zijnegeliefde Gemeente te Can niet verlaten.Intusschen kon het niet missen, of zulk een uitmuntend man en die zoo veel nut

    aan de partij der Hervormden toebragt, moest in het oog loopen en ongerustheidaan de tegenstrevers van die Godsdienst inboezemen; dit werd hij in 1664 gewaardoordien hij, bij een Koninklijk bevel, naar Chalons in ballingschap werd gezonden.Zekere P a um i e r , die van Her-

    A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk

  • 983

    vormd Roomsch was geworden, beschuldigde hem valschelijk, dat hij in ongepastebewoordingen van de Oorbiecht had gesproken. Door Parijs trekkende, om zichnaar de plaats van zijne ballingschap te begeven, gaf hij aan den Kanselier M i c h e lL e T e l l i e r zijne denkbeelden over de Biecht te kennen, en op welk eene wijzehij er zich over had uitgelaten. L e T e l l i e r scheen er over voldaan te zijn, enbetuigde hem zelfs, dat hij nimmer eenigen twijfel had gehad aan de onwaarheidder beschuldiging. Ook bekwam hij den 15den October 1664 zijne vrijheid weder,tot overgroote blijdschap van zijne Gemeente niet alleen, maar zelfs kwamen hemeen groot aantal Roomschgezinden hartelijk geluk wenschen; zoodanig was dezebrave man van een ieder bemind.Den 13den Julij 1668, werd hij als Afgevaardigde der Gereformeerde Kerken van

    Normandi, naar Parijs gezonden, om, ware het mogelijk, verzachting te bewerken,ten aanzien van de strenge verklaring, die de Koning reeds in 1666 tegen deHervormden had doen aankondigen. Te Parijs gekomen, werd hij door de andereAfgezondenen verzocht, om de smeekschriften op te stellen, waaraan hij voldeed.Hij werd ook maar alleen tot het gehoor bij den Koning toegelaten, voor wien hij opden 27sten November 1668 de belangen van zijne Geloofsgenooten, met zulk eenkracht van woorden en welsprekendheid voordroeg, dat de Koning ten uiterste overhem voldaan scheen, en aan het geheele Hofgezin zijn genoegen over devoorzigtigheid en overtuigende welsprekendheid van dezen Leeraar betuigde; zelfszou de Koning bij deze gelegenheid gezegd hebben: Je viens d'entendre le plusbeau parleur de mon Royaume, (Ik heb daar zoo even de schoonste spreker vanmijn rijk gehoord). In den beginne scheen dit eenige goede uitwerking te weeg tezullen brengen, doch het was op den duur van geen gunstig gevolg.Na het herroepen van het Edict van Nantes, in 1685, deelde d u B o s c in het lot

    zijner overige geloofsgenooten en hem werd, bij een gewijsde van het Parlementvan Normandi, verboden den Predikstoel langer te beklimmen. Hij begaf zich hieropnaar Holland, en werd reeds in November van dat zelfde jaar te Rotterdam alsPredikant in de Waalsche Gemeente beroepen, waar hij werkzaam bleef tot aanzijne dood, welke voorviel den 2den Januarij 1692.Nimmer was er iemand, die met meer geschiktheid en deftigheid, de achtbaarheid

    van zijn beroep wist te doen gelden; ook stemde hier het ligchaam met de zielovereen; bij eene schoone welgevenredigde reizige gestalte, had hij eenevriendelijke deftigheid in zijn wezen, welke geen geringe klem aan zijnewelsprekendheid bijzette, zijne levenswijze was stichtelijk en zeer geregeld; ookwas hij bij een ieder gezien, bemind en geacht. Hij was tweemalen gehuwd, en liettwee dochters na.Van hem zijn onder anderen in het licht gekomen:Sur les caractres des enfants de Dieu, een destijds zeer veel gelezen, meermalen

    herdrukt en nog voor weinige jaren in

    A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk

  • 984

    Duitschland wederom vertaald, praktikaal werkje van groote waarde.Sermons sur divers textes de l'criture sainte. 5 vol. 8o, welke in het jaar 1745 in

    het Nederduitsch vertaald, in twee deelen in 4o te Leiden zijn gedrukt, zijnde dezevertaling met niet minder gretigheid dan het oorspronkelijke ontvangen.Sermons sur l'Eptre de S. Paul aux Ephesiens. 4 vol., waarvan in 1777 te Utrecht

    mede eene Nederduitsche vertaling in 4 deelen 8o in het licht verscheen.Lettres, avec sa vie. 1716.Van d u B o s c bestaan drie verschillende afbeeldingen; een in folio zwarte kunst,

    door V a i l l a n t en J a n Go l e , een van E t i e n n e J e a n A n d i e rD e s r o c h e r s en eene in de verzameling van M i c h i e l O d i e u v r e .

    Zie Ph. L e g e n d r e , Vie de Pierre Thomines du Bosc, Rott 1694; L u s c i u s ,Algem.Hist.Woordenb.; S a x e ,Onomast. Liter., Pars V. pag. 284; v a n A b k o u d een A r r e n b e r g , Naamr. van Nederd. Boeken; K o k , Vaderl. Woordenb.; d eC h a lm o t . Biogr. Woordenb.; K o e n e n , Geschied. der Fransche Vlugtel. inNederl., bl. 91, 167; v a n H a r d e r w i j k , Naaml. der Predikanten te Rotterdam, bl127-129.

    [Jonkvr. Elisabeth Machtelt Bosc de la Calmette]

    BOSC DE LA CALMETTE (Jonkvr. ELISABETH MACHTELT), overleden den 13denMei 1801, was de Schrijfster van een bundeltje zwakke Gedichtjes, 28 bladz. 4obeslaande.

    Zie Aanh. op het Biogr.Woordenb. der Nederd. Dichters vanW i t s e n G e y s b e e k .

    [Hieronymus Bosch]

    BOSCH (HIERONYMUS). Zie BOS (JERONIMUS).

    [N. Bosch]

    BOSCH (N.), bij B o r BOSK geheeten, komt op de rol der Verbonden Edelen voor,en wordt evenzoo onder de Watergeuzen genoemd, als deel hebbende aan deverovering van een groot Groninger schip, bij Emden, door S o n o y , T h oma s z .en G e r r i t S e b a s t i a a n s z . v a n G o r c um . Hij is hoogst waarschijnlijk dezelfde als Mr. d e B o s c h , die met A d r i e n d e Mo n t o y e naar Oudenaardeen Aalst werd gezonden, om daar bondgenooten te verzamelen, ten einde zich den3den April te Brussel te bevinden, met eene magt zoo groot mogelijk, om aan deGouvernante het request of de remonstrantie der Edelen, tot vernietiging der Inquisitieen plakkaten aan te bieden.

    Zie B o r , Nederl. Oorl., B. IV. bl. 169; t e Wa t e r , Hist. van het Verb. der Edelen,St. II. 266 en 267; v a n G r o n i n g e n ,Geschied. derWatergeuzen, bl. 178;G r o e nv a n P r i n s t e r e r , Arcbives, Tom II. pag. 59.

    [Cornelis Bosch]

    A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk

  • BOSCH (CORNELIS) of VAN DEN BOSCH ook SYLVIUS, Advokaat voor den Hove vanHolland, werd in 1615 tot Gewoon Hoogleeraar in de Regten aan de Hoogeschoolte Leiden aangesteld, doch vond zich, uit hoofde van zijne groote genegenheid totde Remonstranten, genoodzaakt in 1619 zijn ontslag te vragen, en ontving,

    A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk

  • 985

    ter gelegenheid, dat dit hem verleend werd, eene aanzegging dat hij zich van hetgeven van bijzondere lessen en het oefenen der jonge lieden door Disputatin zouhebben te onthouden, waarnaar hij, onder ernstige betuiging van zijne onschuldaan het geen ten zijnen laste mogt zijn voortgebragt, beloofde zich te zullengedragen. Hij vestigde zich nu weder te 's Gravenhage, waar hij de Regtsgeleerdepraktijk met lof en voordeel oefende. Toen in 1623 de aanslag tegen het leven vanPrinsM a u r i t s ontdekt was, werd B o s c h in zijn huis verzekerd, maar, nadat zijneonschuld gebleken was, geslaakt.Men houdt hem voor den schrijver van deHistorie van het Leven en Sterven van Heer Johan van Oldenbarnevelt, Ridder

    Heer van den Tempel, Berkel, Rodenrys, Advocaat en Groot-Zegel-Bewaarder vanHolland enz., waarachtelijk beschreven door een Lief hebber der waerheid. In 't jaaronses Heeren Anno 1648. zonder plaatsvermelding.Ook schijnt hij de hand te hebben gehad, in de uitgave der oudste Hollandsche

    Consultatien en Advysen, bij I s a a k N a e r a n u s te Rotterd. gedrukt, althans erkomen in de eerste deelen onderscheidene adviezen van hem voor.

    Zie B r a n d t , Hist. der Reform., D. III. bl. 919-922, D. IV. bl. 941; Wa g e n a a r ,Vaderl. Hist, D. X. bl. 462; S i e g e n b e e k , Geschied. der Leids. Hooges., D. I. bl.102, 117; B i l d e r d i j k , Geschied. des Vaderl., D. IX. 307-309, D. X. bl. 327, D. XI.bl. 281 en 282.

    [Theodorus Bosch]

    BOSCH (THEODORUS), van wien wij volstrekt niets anders weten, was schrijver van:Practyk der Schieterijkunde en Constapelkonsten. Amst. 1630 en 1697. 4o.Gedagten over de Wyzen uyt het Oosten. 4o.

    Zie v a n A b k o u d e , Naamr. van Nederd. Boeken, D. I. St. III.

    [Jacob Bosch]

    BOSCH (JACOB), een Ingenieur, die in de noodlottige tijden dat L o d ew i j k XIVons den oorlog aandeed, aan zijn Land groote diensten bewees, bragt toen deoorlog met Frankrijk in 1672 niet meer twijfelachtig was, met veel ijver enbekwaamheid de vesting Rijnberk in staat van verdediging en de overgaaf diervesting, den 6den Junij 1672, door verraad geschied zijnde, kan niet als bewijsworden aangehaald, dat de diensten door hem bewezen niet van zeer groot nuthadden kunnen zijn geweest. Daarna is hij in die dagen van kommer gebruikt tothet in verdedigbaren staat brengen van Amsterdam en bij resolutie van den Raaddier stad werd hij, den 16den Junij 1672, aangesteld tot Stads-Ingenieur. Den 17denNovember daaraanvolgende vesterkte hij op last van den Veldmaarschalk M a u r i t sv a n N a s s a u , den Uithoorn. Ook werden de posten aan hetWoerdensche Verlaaten bij den Groenen Jonker door B o s c h aangelegd.

    A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk

  • 986

    In December 1672 maakte hij het ontwerp tot bevestiging van de stad Weesp enonder zijn toezigt werd met de uitvoering daarvan in Mei 1673 aangevangen.Blijkens het geen men vermeld vindt in het geschrevene door de Regering van

    Amsterdam, schijnt hij een man te zijn geweest van groote voortvarendheid, dochdie zich bij die gelegenheid jegens zijne ondergeschikten somwijlen liet vervoerentot drift, welke hij niet bedwingen kon.

    Zie M o n t a n u s en V e r w e y , Leven van Willem III, D. I. bl. 138; v a nS y p e s t e y n en d e B o r d e s , Verded. van Nederl. in 1672-1673, D. I. bl. 35, D.II. bl. 53, 72, 73, 74, 75, 76, 97 noot(1) en 104, B o s s c h a , Held. te Land, D. II. bl.53.

    [Apollonius Bosch]

    BOSCH (APOLLONIUS), een Orgelmaker uit de zeventiende eeuw, bouwde in 1679te Brielle het orgel in de Groote Kerk. Het bezat achttien stemmen, drie klavierenen een aangehangen pedaal.

    Zie H e e s , Disposit. der Orgels, E.L. G e r b e r , Lexicon fr Tonknstler, bl. 481.

    [Samuel Bosch]

    BOSCH (SAMUEL), naar het schijnt een inwoner van Amsterdam, werd aldaar in1684 openlijk ingedaagd als zijnde beschuldigd vanmet J o h a n v a n B a n c h em(I) een aanslag gesmeed te hebben op den persoon van K o e n r a a d v a nB e u n i n g e n . Of hij de zelfde is met S. B o s c h van wien in het SwartTooneelgordijn, opgeschoven voor de Heeren Gebroederen Cornelis en Johan deWitt. 1678 een grafschrift op J o h a n d e W i t t voorkomt, durvenwij niet verzekeren.

    Zie Wa g e n a a r , Beschr. van Amsterdam, St. I. bl. 683; de zelfde, Vaderl. Hist.,D. XV. bl. 204; Biogr. Woordenb. van Nederd. Dichters ten verv. op W i t s e nG e y s b e e k .

    [Cornelis Bosch]

    BOSCH (CORNELIS), geboren te Utrecht, werd in 1656 Predikant te Renswoude,vertrok van daar in 1663 naar Maasland, voorts in 1667 naar Brielle en in het zelfdejaar nog naar Alkmaar. In 1676 naar 's Gravenhage beroepen, werd hij aldaarEmeritus in 1713, en overleed den 28sten Maart 1715.Hij heeft geschreven:Over de Wedergeboorte. 's Grav. 1708.Het Heil der Koningen, 4o.

    Zie v a n A b k o u d e en A r r e n b e r g , Naamr. van Nederd. Boeken; d eC h a lm o t , Biogr. Woordenb., uit partikuliere berigten aangevuld.

    [Maria Bosch]

    (1) Zie hiervoor bl. 94.

    A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk

  • BOSCH (MARIA), geboren te Amsterdam, in 1741, en aldaar overleden den 19denNovember 1773, bezong in eenen vloeijenden, onopgesmukten stijl eenigegodvruchtige en zedelijke onderwerpen, die hare boezemvriendinA g a t h a D e k e n ,met eenige gelijksoortigen van haar zelve, en daaronder eene aandoenlijkedichtmatige

    A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk

  • 987

    beschrijving van het krankbed en godvruchtig einde harer vriendin, in het licht gaf,onder den titel van:Stichtelijke Gedichten van M. B o s c h en A. D e k e n , Amst. 1575, 4o.Deze dichtstukken onderscheiden zich niet zoo zeer door eigenlijk gezegde hooge

    vlugt en uitnemende dichterlijke sieraden, als wel door eene beminnelijkeeenvoudigheid, helderheid van denkbeelden en zuivere godvrucht;verdraagzaamheid, liefde en deugdbetrachting is de geest, welke daarin heerscht.

    Zie v a n A b k o u d e en A r r e n b e r g , Naamreg. van Nederd. Boeken; W i t s e nG e y s b e e k , Biogr. Woordenb. der Nederd. Dicht.

    [Jacobus Bosch]

    BOSCH (JACOBUS), een fluweelwever te Leeuwarden, begaf zich in het jaar 1771met der woon naar Kampen, alwaar hij in een hooggevorderden ouderdom moetoverleden zijn. Het was een dweepzuchtig mensch, doch zeer ervaren in de schriftendes Ouden en Nieuwen Verbonds, en bovendien onderwijzer in de Hebreeuwschetaal.Van hem is door den druk gemeen gemaakt:De Ware hope en verwagtinge Israls, of de Triumpherende Waarheid, vertoond

    in eenige Samenspraken, gehouden op bijzondere tijden, tusschen den GeleerdenRabbi Hartog Leuwy, Leeraar der Jooden en den Koopman Jacobus Bosch; waarin niet alleen de gehele Joodsche en Christen Godtgeleertheid op een zeedige wijzeword verdedigt, maar ook aan zeer veele duystere plaatsen veel ligt bijgezet, endaarom zeer nodig zo van Jooden als van Christenen gelezen te worden.Leeuwarden, 1747, 8o.Trouwhertige waarschuwing tegen het Doodelijk Banket, opgedist op een

    Doopsgezinde Schotel door Johannes Stinstra, berugt, verdagt en zoogenaamdLeeraar der Doopsgezinden tot Harlingen, onder den Naam vanWaarschouwingentegen de Geestdrijverij, aan alle Regtzinnige Doopsgezinden in Friesland en inandere Provincin. Leeuw. 1751, groot 8o.(1)

    (1) Hier tegen is gevolgd: Lof-Reeden op de Trouwhertige Waarschouwing van denVreedelievenden, Alomberugten en geenzints verdagten Heere Jacobus Bosch, tergelegentheid van zijn Ed. verstandig, doorwrogt en met doorslaande blijken van een ExacteBelezentheid voorzien Werkje, genaamt Trouwhertige Waarschouwing tegen het DoodelijkBanket, enz. gehouden in 't Genootschap der Petits Scavans, door B l a n k e n b u r g Junior.Harling. 1751, groot 8o. - Jacobus Bosch, Schrijver en Weever te Leeuwarden ontmaskerd,Hekeldigten, dienende tot verdediging van Joh. Stinstra, en zijn nu onlangs uitgegevenTractaatjes over de Geestdrijverije. Leeuw. 1751, groot 8o. - en Zeedige Aanmerkingen overhet zeedeloos verdedigen van de Brief van den Heer Stinstra, G.W. Leeraar derDoopsgezinden tot Harlingen, genaamt Waarschouwinge tegen de Geestdrijverij, aan deDoopsgezinden in Friesland, reedeloos beredeneerd door J.P. Dorre tegens de TrouwhertigeWaarschouwing door Jacobus Bosch, Leeuw. 1751, groot 8o.

    A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk

  • 988

    Harmonie der IV Euangelisten. Leeuw. 1765, 8o.Het licht ten tijde des daags, zijnde een onderwijzing in de Hebreeuwsche

    Taalkunst. Leeuw. 1770, 8o.Wegwijzer in het Boek van den Propheet Jeremias. Leeuw. 1770.De slang bij de vrouw in het midden van den Hof, onderzogt naar den

    oorspronkelijken text, en naar den meening van Mozes ontdekt. Leeuw. 1773, 8o.Nog schreef hij over de Ridders van Maltha; Brieven aan de Amsterdamsche

    Synagoge, enz.

    Zie v a n A b k o u d e , Naamreg. van Nederd. Boeken, D. I. St. IV en V, v a nA b k o u d e en A r r e n b e r g , Naamreg. van Nederl. Boeken; d e C h a lm o t ,Biogr. Woordenb., uit partikuliere berigten aangevuld.

    [Bernardus Bosch]

    BOSCH (BERNARDUS), geboren te Deventer den 4den September 1746, werd in hetjaar 1770 Predikant bij de Hervormde te Spanbroek en Opmeer, daarna in 1779 teOudcarspel, voorts in 1780 te Vollenhove, en eindelijk in 1782 te Diemen, waar hijnog stond toen hij in 1785 het dichtstuk, getiteld: de Eigenbaat, zonder zijnen naamin het licht zond. Dit beviel zoodanig aan een Amsterdamsch patriottisch gezelschap,dat het in de couranten den maker daarvan eenen gouden medaille ter waarde vanveertig ducaten aanbood, indien hij zijnen naam wilde openbaren. B o s c h deedwel het laatste, doch wees de medaille edelmoedig van de hand, en nu was zijnroem gevestigd; het regende lofdichten, maar ook afgunstige paskwillen, op hem.Te Diemen moesten de zitplaatsen in de kerk vermeerderd worden, en de deurenin den zomer openstaan, omdat de kerk de menigte niet kon bevatten, doch dit wasjuist niet een gevolg van het voorgevallene met dit dichtstuk, maar B o s c h hadzich ook als Prediker eenigen naam verworven. De uit het Engelsch vertaaldegeschriften van J ame s H e r v e y , maakten toenmaals in ons Vaderland grootenopgang, en menig Predikant beijverde zich den verhevenen en bloemrijken stijl vanden uitheemschen schrijver, die zoo algemeen bewonderd werd, na te volgen. Onderdeze en wel onder de beste navolgers van H e r v e y s stijl, behoorde B o s c h .Hoezeer minder dan andere, zijn zijne leerredenen kenbaar door eene overdrevenejagt naar beelden, bloemen en hetgeen men indrukwekkend meende te wezen. Erheerscht een gezwollen stijl in, gepaard met iets hartogtelijks, maar dat toch deonloochenbare kleur draagt van alleen kunstig aangebragt, niet uit het gevoelvoortgevloeid te zijn. Intusschen zijn 's mans predikatin desniettegenstaandeverstaanbaar en vrij wat duidelijker, dan die van anderen, die aan hunne zucht voorhet gezwollene alle duidelijkheid ten offer bragten.Bij de komst der Pruissiche troepen in het najaar van 1787 vond hij het geraden,

    als bekend tegenstander van de Stadhouderlijke regering, zich van zijne standplaatste verwijderen. Na het vertrek dier troepen wilde hij de predikdienst hervatten, dochhij

    A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk

  • 989

    had nu de wufte volksgunst verloren, en het prediken werd hem door deDorps-regering ontzegd, waarom hij van den Kerkeraad zijn ontslag verzocht enverkreeg, en zich met der woon naar Amsterdam begaf, alwaar hij met G e r r i tB r e n d e r B r a n d i s het Dicht- en LetteroefenendGenootschap oprigtte, hetwelkin korten tijd twee dikke deelen met verzen uitgaf. Doch eene aanzegging bekomenhebbende om Amsterdam binnen vier en twintig uren te verlaten, begaf hij zich eerstnaar Durgerdam en vervolgens naar Buiksloot. Na het aanbod van den Prins v a nN e uw i e d , die B o s c h tot Hofprediker verlangde, te hebben van de hand gewezen,nam hij, in Mei 1790, een beroep naar Poortvliet aan; doch, uit hoofde van zijnepolitieke gevoelens, werd hij daar van den predikstoel geweerd.Hij vestigde zich toen te Bergen op Zoom, waar hij een Departement der

    Maatschappij: Tot Nut van 't Algemeen oprigtte en eene vernieuwde uitgave begonvan V o n d e l s Werken, die hij niet voltooide. Vervolgens woonde hij te Zaandam,en vond zijn bestaanmiddel in het schrijven voor den drukpers, tot dat hij bij deomwenteling van 1795 Voorzitter werd der Zaandamsche Munisipaliteit. Van bierbegaf hij zich naar Amsterdam, waar hij Secretaris van de AlgemeeneWijkvergaderingen, en in 1796 Representant van het Bataafsche volk werd, in welkehoedanigheid hij zich dan ook zeer werkzaam betoonde tot den 12den Junij 1798,toen hij gearresteerd en met andere Representanten op het Huis in 't Boschgevangen gezet, doch in Augustus weder ontslagen werd; hiermede liep zijnestaatkundige loopbaan ten einde. Vruchteloos deed hij nu aanzoek bij hetDepartementaal Bestuur van Holland om een pensioen als Emeritus Predikant.B o s c h overleed, in de kommerlijkste omstandigheden, den 1sten December

    1803, op het buitenverblijf Zeldenrust, aan den Scheveningschen weg,toebehoorende aan denHeerO o s t h u y s e n , die er hemedelmoediglijk huisvestinghad verleend. Na zijn overlijden vond men zelfs niet genoeg huisraad, om uit deopbrengst daarvan de kosten van zijne begrafenis goed te maken. De vrijmetselaarsloge de Ware Bataven te 's Gravenhage voorzag daarin en deed hem in de Nieuwekerk te dier stede ter aarde bestellen.Zonder hem onder de groote Staatsmannen te rekenen, meenen wij hem onder

    de onbaatzuchtige te mogen rangschikken, en dat hij niet tot die Patriottenbehoorden, die minder het welzijn des Lands, dan het voordeel van hunne beursbeoogden, blijkt genoegzaam uit de armoede en het gebrek, waarmede hij op hetlaatst zijns levens te worstelen had. Onder de dichters verdient B o s c h geen hoogeplaats.De voornaamste zijner werken zijn:De geachtte Euangelie Arbeider en de welgeraden Jongeling geschetst, Amst.

    1778.Leerredenen, 3 deelen. Amst. 1783, 8o.De Eigenbaat, een Dichtstuk. Amst. 1785, 8o.

    A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk

  • 990

    De vrijheid der drukpers; dichtstuk. Amst. 1787, 8o.Leerredenen, 2 deelen. Amst. 1789, 4 stukken, gr. 8o.Onze verpligting om tot nut van 't algemeen te werken; dichtstuk, Bergen-op-Zoom,

    1791, 8o met eene plaat.Onze verpligting om tot nut van 't algemeen te werken en de voordeelen, die

    daaruit voortvloeijen, Zaandam en Amst. 1794, 8o.Redenvoering, over het werk der Goddelijke Voorzienigheid in Nederlands

    gezegende Staatsomwenteling zigtbaar, eene stof van gejuich en lofzangen vooralle Bataaven, uitgesproken op het Feest ter eere van het Opperweezen. Amst.1795, 8o.Napoleon Buonaparte; lierzang, 2de druk. 's Hage, 1799, gr. 8o.De Baatzucht. 's Hage, 1801, gr. 8o.Gedichten, 3 deelen. Leyden, 1803, gr. 8o.Ook was B o s c h medewerker aan sommige staatkundige Tijdschriften, zoo als

    den Politieken Blixem en Heer Janus Januszoon.Zijne afbeelding is onderscheidene malen in prent gebragt, als twee malen door

    R e i n i e r V i n k e l e s , eens in 4o en eens in 12o; voorts door N o a c h v a n d e rM e e r in 12o en eens in schaduwbeeld kl. 8o.

    Zie Vaderl. Hist. ten verv. op Wa g e n a a r , D. XXI. bl. 25, 44, D. XXIV. bl. 47-58,D. XXXI. bl. 110, D. XXXIV. bl. 392, 407, D. XXXV. bl. 99, 100, 119, 267, D. XXXVII.bl. 63, 213, 227, 233, D. XXXVIII. bl. 78, 121, 225 noot, 228, 254, D. XXXIX. bl. 112,256, 268, D. XL. bl. 25, 181, 188, XLV. bl. 119; C. v a n d e r A a , Geschied. vandenOorl., 1793-1802, D. IV. bl. 32, 33, 191-203; v a n A b k o u d e enA r r e n b e r g ,Naamreg. van Nederd. Boeken; Algem. Konst- en Letterbode 1803, D. II. bl. 370;Biogr. des Contemp.; W i t s e n G e y s b e e k , Woordenb. van Nederd. Dicht.; v a nK amp e n . Vaderl. Karakt., D. II. bl. 710; Biogr. Nation.; (d e J o n g ), Alphab.Naaml. van Boeken; v a n K amp e n , Geschied. der Nederl. Letteren en Wetens.,D. II. bl. 484 en 485; G l a s i u s , Godgel. Nederl.; de Navorscher 1852, bl. 52.

    [Jean Louis Bosch]

    BOSCH (JEAN LOUIS), bevond zich, in 1779, als Luitenant, op het fregat de Venus,gevoerd door den Kapitein J a c o b P i e t e r v a n B r a am , toen op dat schip eenehevige muiterij ontstond, welke grootendeels door de kordaatheid enonverschrokkenheid van B o s c h gedempt werd.Als Tweede Bevelhebber op het schip van den Kapitein B e n t i n c k de Batavier

    van 54 stukken, woonde hij den 5den Augustus 1781 den slag van Doggersbankbij, nam, na de verwonding van B e n t i n c k , het bevel op zich, en zette metonverschrokken moed het gevecht op de Batavier tegen de Bienfasant zoo dappervoort, dat het Engelsch schip, na omtrent anderhalf uur slaags te zijn geweest, totop den afstand van een zesponderschot afdeinsde, blijvende op dien afstand gestadigvuren. Een vierenzeventiger kwam de Batavier dwars op zijde en gaf hem drie malende volle laag, waardoor de kruissteng benevens de vlag van

    A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk

  • 991

    het achterschip nederstortte, en de verschansing bij het groote want in brand vloog:deze gebluscht zijnde, liet Kapitein B o s c h terstond een Geus opheischen. Vandien vijand ontslagen, zag zich de Batavier, bij het doel van den EngelschenVice-Admiraal P a r k e r om door te breken, door vier schepen te gelijk beschieten,welk schrikkelijk vuur B o s c h beantwoordde met dubbele ladingen van zijne nogbruikbare stukken, terwijl al zijn staand en loopend want vernield werd, de zeilenaan flarden hingen, de ra bijna neder kwam, de roerpen brak en het schip in eenwrak verkeerde. Daar de Schout bij Nacht Z o u tm a n digt onder lij van den Batavierheenliep, nam Bo s c h die gelegenheid waar, om dien Vlootvoogd den slechtenstand en geheel stuurloozen staat van zijn schip bekend te maken en een fregat teverzoeken om hem te slepen. Alle moeite aangewend om den Batavier zeilvaardigen stuurbaar te maken,