Bio-ingenieus januari 2013

38
Inpakken en uitpakken Bio-ingenieus TIJDSCHRIFT VAN DE FACULTEIT BIO-INGENIEURSWETENSCHAPPEN DRIEMAANDELIJKS JANUARI-FEBRUARI-MAART 2013 16E JAARGANG NR. 2 Tijdschrift Toelating gesloten verpakking nr. 2/180 Verschijnt 4x per jaar Afgiftekantoor 3000-Leuven 1 België - Belgique P.B./P.P. 3000 Leuven 1 B-4883 V.U. Jan Delcour Erkenning: P4A9149 DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13 24/01/13 10:34 Pagina 1

Transcript of Bio-ingenieus januari 2013

Page 1: Bio-ingenieus januari 2013

Inpakken enuitpakken

Bio-ingenieusTIJDSCHRIFT VAN DE FACULTEIT BIO-INGENIEURSWETENSCHAPPEN

DRIEMAANDELIJKS JANUARI-FEBRUARI-MAART 2013 • 16E JAARGANG • NR. 2

Tijdschrift Toelating gesloten verpakking nr. 2/180

Verschijnt 4x per jaarAfgiftekantoor

3000-Leuven 1

België - Belgique

P.B./P.P.

3000 Leuven 1B-4883

V.U. Jan DelcourErkenning: P4A9149

DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13 24/01/13 10:34 Pagina 1

Page 2: Bio-ingenieus januari 2013

22

COLOFON

‘Bio-ingenieus’ is de nieuwsbrief van de Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen (FBIW) van de KU Leuven en haar Vereniging voor Bio-ingenieurs (VBI). Met dezenieuwsbrief willen de alumni, het personeel en de studentenvan de Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen voeling metelkaar houden en de band tussen de faculteit en haarafgestudeerden bewaren.

FREQUENTIE‘Bio-ingenieus’ verschijnt viermaal per jaar om de drie maanden nl. in januari, april, juli en oktober. Artikels en ander materiaal moeten uiterlijk 8 weken voor de verschijningsmaand op de redactie zijn.

VERANTWOORDELIJKE UITGEVERJan Delcour

REDACTIEHoofdredacteur: Marleen SuckersRedactiesecretaris en eindredactie: Marleen Suckers Leden van de redactie: Lauranne Helsmoortel, StevenMeeus, Herman Ramon, Dirk Springael, Marleen Suckers,Ann Van Loey

REDACTIEADRESBio-ingenieusFaculteit Bio-ingenieurswetenschappenDienst Externe RelatiesKasteelpark Arenberg 37 bus 23003001 HEVERLEEtel. + 32 16 32 16 29fax + 32 16 32 19 [email protected]

NUTTIGE ADRESSENFaculteit Bio-ingenieurswetenschappenKasteelpark Arenberg 20 bus 23003001 HEVERLEEtel. + 32 16 32 16 19fax + 32 16 32 19 99

URL KU Leuven: www.kuleuven.beURL FBIW: www.biw.kuleuven.be

DRUKWERKArtoosOudestraat 191910 KAMPENHOUTtel. + 32 16 61 83 59

DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13 24/01/13 10:34 Pagina 2

Page 3: Bio-ingenieus januari 2013

1

Editoriaal

InhoudOnline kwaliteitscontrole van lasnaden 2

Logistieke opvolging van bederfelijkewaar met behulp van een intelligentdraadloos sensorplatform 4

Verpakken van levensmiddelen onder gewijzigde atmosfeer: onderzoek aan Lab4Food 7

Migratiebepalingen, een noodzaak voor de voedselveiligheid 9

Geurkarakterisering van voedingsverpakkingen 13

Verpakkingen uit bioplastics, een tweede natuurlijke huid voor uw (verse) producten 16

Verpakkingstrends 19

Bioplastics: evolutie, biodegradeerbaarheid en impact op het milieu 22

Alumninieuws 26

Levenslang leren voor het leefmilieu 29

Het nieuwe taaldecreet en de opleidingen aan de faculteit bio-ingenieurswetenschappen: een case study (of gevalstudie) 29

Studentennieuws 31

Nieuws van de faculteit 32

Personalia 35

Beste lezer,

Heb jij al jouw ‘indrukwekkende’ kerstcadeautjes ingepakt en uitgepakt? En heb je volmoed jouw goede voornemens uitgepakt? Of heb je het gewone leven weer opgepakt?Met dit nummer doen we ons uiterste best jou iets te vertellen over inpakken en uitpakken.

Zo pakken we uit met ons thema over de verpakking van voedingsmiddelen.Die verpakking heeft meestal vier functies: bescherming van producten tegen bijvoorbeeldstof, vocht en bacteriën; het bijeenhouden van producten die een eenheid vormen, bijvoorbeeldom producten te vervoeren en te verhandelen; het delen van productinformatie, bijvoorbeeldeen gebruiksaanwijzing, ingrediëntendeclaratie, houdbaarheidsdatum; en het inzetten vanreclame met als doel de aandacht van de consument te trekken door middel van kleur,vormgeving of .. Omdat er binnen onze faculteit niet veel onderzoek naar verpakking gebeurt,heeft de redactie gebrainstormd waar dit binnen de Associatie KU Leuven wel gebeurten/of er organisaties zijn waarop je een beroep kan doen met verpakkingsvragen. ‘Intern’ ontvingen we bijdragen over de online kwaliteitscontrole van lasnaden, de logistiekeopvolging van bederfelijke waar en de biodegradeerbaarheid van bioplastics. Van de ‘anderen’ontvingen we bijdragen over: verpakken van levensmiddelen onder gewijzigde atmosfeer;migratiebepalingen, geurkarakterisering, verpakkingen uit bioplastics en verpakkingstrend.Een interessant pakket en aan jou om het al dan niet uit te pakken.

Ook de Vereniging van Bio-ingenieurs van KU Leuven (VBI) wijzigt de verpakking. Steven Meeus,ondervoorzitter van VBI, pakt uit met wat er moet/kan veranderen. Hij heeft hierover ookgesproken met Vriendenkring Limburg op hun fameuze zuurmoesavond en ging er ooknog eens aan de haal met een fruitkorf. Ook een mening hierover? Contacteer hetactiecomité!

Je hebt misschien het goede voornemen gemaakt om nog wat bij te scholen. Dat kan methet pakket ‘Levenlang Leren voor het Leefmilieu’.

En hoe zit het met onze studenten? Zij hebben inmiddels hun eerste semester uitgepakten zitten op dit ogenblik hopelijk niet bij de pakken neer aangezien het blok- en examentijdis. Michiel Van Pee, secretaris van LBK, laat alvast in de kaarten kijken en nodigt jullie uitop een aantal evenementen in het tweede semester. Haast je als je aan het galabal wildeelnemen en schrijf je in!

Ten slotte kan je in Nieuws van de faculteit vaststellen dat onze pas afgestudeerde bio-ingenieurs het jaar 2012 afsloten met het behalen van vele prijzen.

Namens de redactie wens ik jou en al jouw dierbaren een goed jaar toe vol met positieve gebeurtenissen, elke dag zon, warme vriendschappen, heel veel liefde, gezondheid en geluk. Dan kan jouw 2013 vast niet meer stuk!

Marleen Suckers

DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13 24/01/13 10:34 Pagina 1

Page 4: Bio-ingenieus januari 2013

2

Net zoals in vele sectoren is het ook in de voedings industriebelangrijk om een hoge en constante kwaliteit van hetproduct te garanderen. Dit is niet enkel essentieel op hetmoment van verkoop, maar ook tijdens de bewaring vanhet product moet deze kwaliteit gewaarborgd blijven.Verpakkingen, al dan niet met een gewijzigde atmosfeer(MAP verpakkingen – Modified Atmosphere Packaging),spelen hier een belangrijke rol in en het spreekt voor zichdat de kwaliteit van die verpakking dan ook een grote rolspeelt in het waarborgen van de houdbaarheid. Voor deverpakking zelf zijn de twee belangrijkste factoren de kwaliteitvan het verpakkingsmateriaal zelf en de kwaliteit van desluiting (ook wel las(naad) of seal genoemd). Het verpakkings -materiaal zelf kan naar wens gekozen worden om tegemoette komen aan de karakteristieken van het te verpakkenproduct, maar een goede sluiting van de verpakking ismoeilijker te verwezenlijken. Zo kunnen we in het geval van slecht gesloten verpakkingen bijvoorbeeld denken aan het verlies van knapperigheid bij chips, het verkleurenvan voorverpakte sla of het snel beschimmelen van kaas.

Om de meest voorkomende problemen bij (flexibele)verpakkingen te kunnen begrijpen wordt in Figuur 1 eentypische verpakkingsmachine afgebeeld van het type‘Vertical Form Fill and Seal’ of kort VFFS. Deze machinesen hun horizontale variant (‘flow wrappers’) wordenveelvuldig gebruikt voor het maken en vullen van flexibeleverpakkingen die zowel een dwarsnaad als een langsnaadhebben. Ook hier is een zakje chips een goed voorbeeld.

Het uitgangsmateriaal voor de verpakking wordt ontrold en na het doorlopen van een aantal spanningsverdelersom de folie zo strak mogelijk te krijgen wordt het over eenverticale vulbuis gewikkeld. Deze overgang van een vlakkefolie naar een cilinder gebeurt via de zogenaamde ‘kraag’van de machine en vormt een kritiek punt omdat op dezeplaats vaak plooien ontstaan. De folie wordt langs devulbuis naar beneden getransporteerd door twee banden.Op de plaats waar de twee folie uiteinden bij elkaar komenin de verticale richting wordt met behulp van een lasbalkde langsnaad gevormd door een combinatie van de juistelastijd, lastemperatuur en een minimale benodigde druk.Deze drie parameters zijn specifiek voor de gekozen folieen dienen zorgvuldig gekozen te worden. Boven de VFFSbevindt zich de doseerunit die de juiste hoeveelheid materiaalin de vulbuis brengt. De dwarslas wordt op een soortgelijkemanier gemaakt door twee horizontaal opgestelde lasbalkendie tijdens het maken van de lasnaad tegen elkaar gebrachtworden. Geïntegreerd in deze lasbalken bevinden zichmessen die de verpakking tenslotte doorsnijden om alduseen zakje te bekomen.

De twee meest voorkomende problemen die zich voordoenter hoogte van de dwarslas zijn plooien in de folie en productdat zich tijdens het lassen tussen de lasbalken bevindt enaldus voor een vervuiling zorgt tussen de twee folies.Plooien zorgen tijdens het lassen vaak voor kleine micro -kanalen waarlangs de eventueel aanwezige bescher mendeatmosfeer kan ontsnappen, of waarlangs micro- organismende verpakking kunnen binnendringen. Vervuiling tussen de lasnaad zorgt voor soortgelijke problemen, gaande van lasnaden die niet luchtdicht zijn tot lasnaden die zeerzwak zijn zodat ze bij een geringe externe kracht openen.Het spreekt voor zich dat dergelijke fouten tijdens productiezo snel mogelijk gedetecteerd moeten worden zodat debetreffende verpakkingen kunnen uitgesorteerd worden.

Vermits de technologie voor het automatisch, onlinedetecteren van lasfouten nog in zijn kinderschoenen staat,is de meest gebruikte strategie in de praktijk hetsteekproefsgewijs, offline testen van enkele verpakkingen.Dit kan eenvoudig gebeuren door de verpakkingen onderte dompelen in een waterbad. Een meer gesofisticeerdewerkwijze bestaat erin de verpakking in een luchtdichtetestruimte te brengen en onderdruk te genereren. Naast

Online kwaliteitscontrole van lasnaden

Figuur 1.

Verpakking

DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13 24/01/13 10:34 Pagina 2

Page 5: Bio-ingenieus januari 2013

3

deze steekproefsgewijze benadering zijn er ook nog heelwat voedingsbedrijven die een manuele, online inspectieuitvoeren door getraind personeel. Vaak wordt deze stapuitgevoerd in combinatie met het manueel overzetten van deindividuele verpakkingen in een grotere eenheid (bv. karton).Welke van deze twee strategieën ook gekozen wordt, de inspectie van lasnaden vergt telkens een manueletussenkomst, en is dan ook vaak de laatste stap in hetproductieproces die niet volledig geautomatiseerd is.

Doordat productiesnelheden steeds groter worden (typischworden 20 to 500 verpakkingen per minuut geproduceerd)en er steeds meer vraag is naar de controle van elke indivi -duele verpakking, is het onderzoek naar volledig auto -matische, online inspectiesystemen tijdens de laatste 10 jaar sterk toegenomen, en zijn al enkele systemencommercieel verkrijgbaar. De eerste techniek die com -mercieel toegepast werd bestond erin om een verpakkingzachtjes te comprimeren en door middel van de krachtnodig voor die compressie te kijken of er lucht ontsnapt.Deze methode bleek voor een aantal toepassingen eenduidelijke meerwaarde te hebben, maar voor heel watverpakkingsvormen en verpakte producten was detechniek niet toereikend. Een alternatieve technologiesteunde op computervisie, maar deze had als nadeel datze enkel bruikbaar was voor transparante verpakkings -materialen en dit in combinatie met verpakkingen dieweinig vervormbaar zijn. Meer recent werden ook systemengeïntroduceerd die gebruik maken van het toevoegen vaneen tracergas in de verpakking zelf, en dit dan combinerenmet een detector die specifiek gevoelig is voor dit gas.

De Afdeling Mechatronica, Biostatistiek en Sensoren (MeBioS)ontwikkelde en patenteerde een alternatief systeem omvolautomatisch en online lasfouten te detecteren. In plaatsvan te kijken naar de verpakking zelf wordt het lasprocesgeanalyseerd. Dit gebeurt door op de lasbalken eentrillingsgevoelige sensor (‘accelerometer’) te plaatsen enhet signaal tijdens het sluiten van de lasbalken te analyseren.Tijdens het sluiten van de lasbalken worden immers trillingen(en de daaruit resulterende geluidsgolven) gegenereerd, en deze verschillen van het normale patroon als er een foutoptreedt tijdens het lassen. Men kan dit principe enigszinsvergelijken met een stethoscoop, en gebaseerd op dievergelijking werd de technologie ‘SealScope’ genoemd.

Figuur 2 toont het globalewerkingsprincipe. De grootsteuitdaging bij de ontwikkeling van de SealScope-technologiewas het feit dat elke machineverschillend is – niet enkelverschillende types machinesvertoonden een ander trillings -gedrag, maar ook identiekemachines die door productie-toleranties of door meer/mindergebruik of onderhoud iedereen uniek patroon genereren.

Deze variatie werd opgevangen door geavanceerdestatistische modellen die ‘zelflerend’ zijn. Zelflerend betekenthier dat de modellen verfijnd worden elke keer een signaalopgemeten wordt dat overeenstemt met het verwachtings -patroon van een goede lasnaad. Op die manier kunnengrenzen gedefinieerd worden die verschillend zijn voorverschillende machines, en die zichzelf verfijnen naarmatemeer productiegegevens beschikbaar zijn van die bepaaldemachine. Omdat recente metingen vaak beter aansluitenbij de realiteit, worden oude metingen progressief‘vergeten’ (~ krijgen een kleinere wegingsfactor).

Figuur 3 toont de bevestiging van de trillingssensor op eenlasbalk (links), evenals de verwerkingsunit (industriële PC,rechts) waarop de resultaten worden weergegeven. De totale ontwikkelingstijd van het systeem van eerste idee tot eerste commerciële beschikbaarheid was ongeveer6 jaar en werd mogelijk gemaakt door de investering vanverschillende partijen. Naast de subsidie toegekend doorhet Agentschap voor Innovatie door Wetenschap enTechnologie (www.iwt.be) heeft ook het Industrieel Onder -zoeksfonds (IOF, www.kuleuven.be/industrieelonderzoeksfonds/)een belangrijke financiële bijdrage geleverd. Daarenbovenkwam een deel van de financiering rechtstreeks vangeïnteresseerde bedrijven. Eind 2011 werd de technologiein licentie gegeven aan het jonge Vlaamse technologie -bedrijf Engilico (www.engilico.com).

dr.ir. Bart De Ketelaere

Figuur 2.

Figuur 3.

DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13 24/01/13 10:34 Pagina 3

Page 6: Bio-ingenieus januari 2013

4

Verliezen in de voedingsketenIn de logistieke keten van bederfelijke waar, zoals die vangroenten en fruit, is het aan de logistieke partners om eenproduct van hoge kwaliteit tot aan de eindgebruiker tebrengen. Ondanks deze inspanningen wordt een grootdeel van wat wordt geproduceerd nooit geconsumeerd.Volgens recente cijfers van de FAO kunnen deze naoogst -verliezen oplopen tot 50% van het geproduceerde volume(figuur 1). Hierbij moet gedacht worden aan een combinatievan een aantal factoren zoals vroegtijdig bederf, afval verliezentijdens voedselverwerkende processen, overschotten bijrestaurants of cateringbedrijven en onverkocht productdoor onvoldoende afstemming van vraag en aanbod. Een aantal van deze factoren zijn economisch of maatschap -pelijk bepaald, maar in het bijzonder het vroegtijdig bederfals gevolg van slecht gecontroleerde ketencondities kanvoorkomen worden door het beter monitoren en beheren

van de ketencondities. Het Europese Pasteurproject waserop gericht een intelligent draadloos sensorplatform teontwikkelen dat speciaal hiertoe kan worden ingezet. Met de beschikbaarheid van een dergelijk sensorplatformkunnen de zwakke plekken in de keten worden geïdentificeerden kan de industrie gerichter te werk gaan bij hetminimaliseren van kwaliteitsverliezen doorheen de keten.

Een intelligent draadloossensorplatformTijdens het Pasteurproject heeft een consortium van acade -mische en industriële partners zich toegelegd op hetuitwerken van het concept van een intelligent sensor -platform (zie www.pasteur-project.info voor het volledigconsortium). De nadruk heeft hierbij gelegen op het

ontwikkelen van sensoren die zichlenen voor miniaturisatie op een chip,op het integreren van alle onderdelenbinnen de randvoorwaarden die aaneen dergelijk systeem worden gestelden op het ontwikkelen van de toege -voegde intelligentie. De MeBioS groep(Afdeling Mechatronica, Biostatistiek enSensoren) is in dit project opgetredenals applicatiepartner groenten en fruiten was grotendeels verantwoordelijkvoor het ontwikkelen van de blauwdrukvoor de toegevoegde intelligentie enhet ontwikkelen van de benodigdevoorspellende kwaliteitsverloopmodellen.

In de logistieke keten voor groenten en fruit zijn er een aantal belangrijkeomgevings variabelen die verant woordelijkezijn voor het induceren van kwaliteits -verliezen. Dit betreft (i) temperatuur, de belangrijkste factor die bepalend isvoor de snelheid van kwaliteitsverliesen dus limiterend is naar houdbaarheid,(ii) luchtvochtigheid, die zowel gewichts -

Logistieke opvolging van bederfelijkewaar met behulp van een intelligentdraadloos sensorplatform

Figuur 1. Verliezen doorheen de logistieke keten van groenten en fruit uitgedrukt als percentage vanhet geproduceerde volume. Afhankelijk van de regio zijn de verliezen geconcentreerd rond bepaaldfases in de keten. Gegevens zijn ontleend aan een recente studie van de FAO.

Verpakking

DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13 24/01/13 10:34 Pagina 4

Page 7: Bio-ingenieus januari 2013

5

verliezen als rotontwikkeling kan induceren, (iii) gassen alszuurstof en koolstofdioxide die een belangrijke rol spelenbij het onderdrukken van het metabolisme van het levendeproduct en daarmee de houdbaarheid kan verlengen, en tenslotte (iv) ethyleen, een gasvormig rijpingshormoondat bij veel fruitsoorten gebruikt kan worden voor hetsignaleren van voortijdige afrijping en de daarmeesamenhangende risico’s op verliezen.

De temperatuursensor is gebaseerd op een gepatenteerdhalfgeleiderontwerp en heeft een nauwkeurigheid van 0.1 °C.Voor de verschillende gassensoren is in eerste instantiegezocht naar materialen die een capaciteit- of weerstand -verandering ondergaan in respons op de blootstelling aanhet specifieke gas, dit eventueel in combinatie met gas-selectieve-folies om de specificiteit verder op te voeren.Dergelijke gasgevoelige materialen zijn eenvoudig tedeponeren op het oppervlak van een chip; de uitdagingbestaat uit het identificeren van het meest geschiktesensormateriaal. Bij afsluiting van het project is men op deze wijze succesvol in staat gebleken een zeer nauw keurige luchtvochtigheidsensor te implementeren(nauwkeurigheid van minder dan 1% RH) zondernoemenswaardige hysteresiseffecten (bv. het verschijnseldat een luchtvochtigheidsensor na blootstelling aan 100%luchtvochtigheid vaak nog langere tijd 100% blijft aan -geven ook al is de luchtvochtigheid al weer terug gezakt).Voor de overige gassen zijn al wel materialen geselecteerdmaar voldeden deze niet aan alle randvoorwaarden voorverdere implementatie (dit betreft zaken als energieconsumptie,responsetijd, gevoeligheid, stabiliteit en reproduceerbaarheid).

Naast het ontwikkelen van geschikte sensoren voor hetopmeten van de verschillende omgevingsvariabelen hebbende projectpartners gewerkt aan ondersteunende techno -logieën zoals het ontwikkelen van een flexibele dragerfoliemet daarop geprinte batterijen, elektronische circuits eneen antenne voor de draadloze communicatie (figuur 2).Een speciale sensorchip is ontwikkeld die de verschillendesensoren integreert en de data klaarzet voor verwerkingdoor de ontwikkelde algoritmes. Tenslotte werd een grafischegebruikersinterface ontwikkeld om de multivariate sensordataen de resultaten van de voorspellende kwaliteitsmodellenop eenvoudige wijze te representeren en te interpreteren.

Toegevoegde intelligentieDe sensorchip levert een continue stroom van data op diein de praktijk snel en efficiënt geïnterpreteerd dient te wordenom op grond hiervan de logistieke keten te evalueren enzo nodig in te grijpen. Om dit proces te stroomlijnen is ereen blauwdruk voor de data-afhandeling opgesteld waarindiverse aanpakken worden gecombineerd. Gegeven eenproduct en zijn logistieke keten zijn er doorgaans grenzenbekend waarbinnen omgevingsvariabelen mogen fluctuerenzonder dat dat ingrijpende gevolgen heeft voor de kwaliteitvan het product. In dit kader zijn op de chip statischecontrolemodellen geïmplementeerd die, gegeven deze

grenswaarden, op grond van de opgevolgde omgevings -data kunnen signaleren wanneer de logistieke conditiesbuiten de vooraf gedefinieerde specificaties komen. Dit isvertaald in een statusvlag die aangeeft of alles nog conformde eisen verloopt. Om de impact van de omgevings conditieste interpreteren in termen van producthoudbaarheid is ereen generiek houdbaarheidsmodel geïmplementeerd datvoor een brede waaier van bederfelijke producten kanworden ingezet (zoals onder meer bier, vlees, snijbloemen,vruchtensap, groenten en fruit). Gegeven de gerealiseerdecondities in de keten tot op dat moment berekent hetmodel de resterende aantal dagen houdbaarheid van het product voor bepaalde standaard uitstalcondities. Op grond van dit getal kan een manager in de keten snel inzicht verkrijgen of het product met nog voldoendekwaliteit op de plaats van bestemming zal arriveren. Om het effect van de omgevingscondities op specifiekekwaliteitsattributen na te gaan zijn er specifieke kwaliteits -verloopmodellen ontwikkeld die bijvoorbeeld derotontwikkeling van aardbeien, stevigheid van appelen,microbieel bederf van vlees of het vaasleven van snijbloemenkunnen voorspellen. Deze specifieke productmodellenwerden niet op de chip geïntegreerd maar kunnen offlineworden toegepast als een additioneel beheerinstrument.Zij stellen de manager in staat in meer detail te bestuderenwelke gevolgen de gerealiseerde ketencondities hebbenvoor de productkwaliteit.

Figuur 2. Een prototype van het draadloos sensorplatform uitgevoerdop een flexibel dragerfolie met daarop duidelijk herkenbaar de zilver -kleurige RFID antenne, de zwarte geprinte batterij en de op de foliebevestigde chips met de geïntegreerde sensoren.

DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13 24/01/13 10:34 Pagina 5

Page 8: Bio-ingenieus januari 2013

6

PraktijkwerkingIn het vervolgtraject zal het concept verder worden uitgewerkttot een commercieel haalbaar prototype. Het is de bedoelingom het intelligent draadloos sensorplatform te commercia -liseren in de vorm van een goedkope wegwerpsensor ophet formaat van een kredietkaart. Deze sensoren kunnendoor de gebruiker worden geïnstantieerd en toegekendaan een partij van een bepaald product (Figuur 3). In hetgeval van groenten en fruit zal dit doorgaans gebeurendirect na oogst bij de teler. Afhankelijk van de uiteindelijketoepassing kan dit gebeuren op krat- of palletniveau.Doorheen de logistieke keten kunnen de sensoren via de draadloze RFID-interface worden bevraagd om te zienwat de statusvlag en de verwachtte houdbaarheid van de betrokken partij is. De verkregen data kan wordenbijge houden in een gecentraliseerde databank. Zolang destatus vlag en het aantal dagen houdbaarheid in orde is kan het product zijn weg vervolgen. Indien één van beideindicatoren daartoe aanleiding geeft (en standaard aan heteind van de keten) kan de volledige sensordata wordenuitgelezen, opgeslagen en geanalyseerd. Deze dataverschaft een compleet historisch overzicht van alles wat is gebeurd vanaf het moment van oogst. De mogelijkheidbestaat om de communicatie met de sensoren en deuitwisseling van data met de gecentraliseerde databankgeheel via webpagina’s te laten verlopen.

Door op deze wijze inzicht te verschaffen in de ketenconditiesen het effect ervan op de productkwaliteit worden de keten -verantwoordelijken beter in staat gesteld hun werk teevalueren. Partijen die blootgesteld zijn aan een slechtbeheerde logistieke keten kunnen snel en eenvoudigworden geïdentificeerd.

Er kan gericht worden gezocht naar waar in de keten de tegenvallende kwaliteit werd veroorzaakt. De houd baar -heidsinformatie kan worden gebruikt om te beslissen welkepartij zal worden verstuurd naar welke doelgroep, voor welkeprijs, aan welke kost. In het geval ketencondities buiten despecificaties treden kunnen deze situaties tijdig worden herkenden kan er onmiddellijk worden ingegrepen om erger tevoorkomen. Om probleemketens te analyseren kan menterugvallen op historische data verzameld in de centraledatabank.

Ten slotte moet opgemerkt worden dat er bij biologischproduct sprake is van een zeer grote variatie tussen departijen. Het doen van een exacte voorspelling van product -kwaliteit of het aantal dagen houdbaarheid is dan ook eenonbegonnen zaak. Het is echter zeer goed haalbaar omde appreciatie van de logistieke keten uit te drukken doorde impact van de ketencondities op productkwaliteit uit te drukken in vergelijking tot een standard referentie partijverhandeld onder een optimale logistieke referentieketen.Hiermee wordt het zelfs mogelijk internationaal ketens tegaan vergelijken op hun performantie.

Maarten HertogJeroen Lammertyn

BIOSYST - MeBioS (Mechatronics, Biostatistics and Sensors)

dr. Maarten Hertogprof. Jeroen Lammertyn

MeBioS Pasteur video op YouTube(foto’s M. Hertog)

Figuur 3. Een appelverpakkingslijn waar appelen dan wel in grootverpakking (dozen) dan wel in een consumentenkleinverpakking (zakken) worden verpakt.Dit is het moment dat de sensoren kunnen worden toegevoegd om vanaf hier de verdere keten te monitoren.

DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13 24/01/13 10:34 Pagina 6

Page 9: Bio-ingenieus januari 2013

7

Een breed gamma van voedingsproducten wordt vandaagde dag verpakt in een gewijzigde of beschermende atmosfeer(“modified atmosphere packaging” of MAP) met het oogop het inperken van bederf. De lucht in de verpakking rondhet product (i.e. de kopruimte) wordt tijdens het verpakkenvervangen door een zuiver gas (CO2, N2, of O2) of eenmengsel van deze gassen. Verpakken onder gewijzigdeatmosfeer is een milde conserveringstechniek. Het potentieelvan de technologie, in het bijzonder de houdbaarheids -verlenging die ermee bereikt kan worden voor een levens -middel, wordt bepaald door het behalen van de gewenstegassamenstelling bij het verpakken en het behoud ervantijdens de bewaarperiode. Dit laatste aspect wordt voor -namelijk beïnvloed door de permeabiliteit van het verpak kings -materiaal, de kwaliteit van de lasnaad en de gasuitwis selingendie zich kunnen voordoen tussen product en kopruimte.

Bij het ontwerp van een verpakkingsconcept voor eenspecifiek voedingsmiddel en bij de implementatie van degasverpakkingstechnologie in een bedrijf, komen talrijkevragen naar boven. Het ligt voor de hand dat het meestgeschikte gas(mengsel) en verpakkingsmateriaal geselecteerdmoeten worden. Daarnaast moet een keuze gemaakt wordenvoor wat betreft de verpakkingsmachine en de aangewendetechniek: de atmosfeer kan gewijzigd worden door het spoelenvan de verpakking met het gas(mengsel) vóór het dicht lassenervan (“flushen”), of het gas(mengsel) kan in de verpakkinggebracht worden nadat de lucht eruit gehaald werd door hetaanleggen van vacuüm (“vacuüm compensatie”). Voor elk van beide werkwijzen bepalen de machine-instellingen dekwaliteit van het resultaat, vooral het behalen van de gewenstegassamenstelling in de kopruimte na het verpakken. Zo wordenbijvoorbeeld een aantal niet-respirerende levensmiddelen bestverpakt in afwezigheid van zuurstof. In de praktijk komt ditneer op het minimaliseren van het restzuurstofgehalte in deverpakking door het zoeken naar de geschikte verpakkings tech -niek en machine-instellingen, in functie van het levensmiddel.

Bedrijven beschikken echter meestal niet over de tijd, de mid -delen en de ervaring om voor een product een verpak kings -concept te ontwikkelen. Aan Lab4Food is het mogelijk omgerichte combinaties van gassen, verpakkings materialen,technieken en procesparameters uit te testen voor een voedings -product. In het verleden werden diverse onder zoeksprojecten

uitgevoerd zowel voor KMO’s als voor grote bedrijven,waarbij het gasverpakken van een bepaald product onderde loep genomen werd. Het onderzoek wordt afgebakendtot niet-respirerende levensmiddelen. Concreet werden nieuweverpak kings concepten ontworpen, bestaande conceptengeoptimaliseerd of specifieke vragen rond een MAP-toepassingbeantwoord. Zo werd een bedrijf dat hamburger broodjesproduceert begeleid bij de overgang van diepvries- naarMAP-bewaring. Voor pastasalades werd de optimale gas-product-verhouding in de verpakking bepaald. Voor fruitstukjesop basis van geconcentreerde puree en verpakt ondergewijzigde atmosfeer werd een project uitge voerd rond hetbeheersen van de verkleuring van de stukjes. Voor gasverpaktebiobroden werd gekeken naar de mogelijk heden van hetgebruik van ethanol in combinatie met MAP-verpakking.

Naast ad hoc toepassingen voor bedrijven, worden aanLab4Food ook meer fundamentele onderzoeksvragen rondgasverpakken behandeld. Recent werd in samenwerkingmet de Afdeling Mechatronica, Giostatistiek en SenorenBioS o.l.v. prof. Nicolaï en met Fraunhofer IVV in Freising,Duitsland, een CORNET-project opgestart (Bake.IMPACT:“Innovations in Mild decontamination and PACkagingTechnologies for bakery products”, IWT-120276).

Verpakken van levensmiddelenonder gewijzigde atmosfeer:onderzoek aan Lab4Food

Figuur 1: Factoren die het potentieel van een gasverpakking voor de houdbaarheid van een niet-respirerend levensmiddel bepalen

Verpakking

DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13 24/01/13 10:34 Pagina 7

Page 10: Bio-ingenieus januari 2013

8

Het project kwam tot stand op basis van voorafgaand onder -zoek aan Lab4Food. Voor voedingsproducten die ademhalings -activiteit vertonen, verse groenten en fruit, is algemeen gewetendat de gassamenstelling na het verpakken tijdens de bewaar - periode evolueert. Onderzoek aan Lab4Food heeft echteruitgewezen dat voor verschillende soorten niet-respirerendevoedingsmiddelen, zoals bakkerijproducten met een poreuzestructuur, zich ook gasuitwisselingen kunnen voordoen tussenproduct en kopruimte (Figuur 1). Dit heeft tot gevolg dat degewenste gassamenstelling niet bereikt wordt onmiddellijkna het verpakken. Ook kan de samenstelling veranderentijdens de bewaarperiode en steeds meer afwijken van deoptimale samenstelling (Figuur 2). Zuurstof kan bijvoorbeelduittreden uit het product, wat aanleiding geeft tot schimmel groeiop het productoppervlak. CO2 kan diffunderen en eventueeloplossen in het product. Dit leidt tot verlies van de bewaar -capaciteit en het gewenste uitzicht van het verpakte product.

De hoofddoelstelling van het Vlaamse projectdeel bestaat erinom gewijzigde atmosfeer verpakking te optimaliseren voorbakkerijproducten door gasuitwisseling tussen product enkopruimte in rekening te brengen. Gastransport in levens -middelen wordt bepaald door de micro structuur van hetproduct. De porositeit, en ook de vorm, grootte en connec ti -viteit van de poriën zijn in het bijzonder bepalend voorgastransport. In het project wordt door MeBioS de micro -structuur van brood en een aantal andere bakkerij productenin beeld gebracht aan de hand van X-stralen tomografie.Hieruit kan vervolgens de gasdiffusiviteit van de productenafgeleid worden. Op basis van deze maat voor gasuitwis seling

worden door Lab4Food richtlijnen en proces para metersvoor de verpakkings techniek uitgewerkt in houdbaarheids - experimenten (Figuur 3) en in een best practice guidegegoten.

Waar in het Vlaamse projectdeel de focus ligt op hetverpakken van bakkerijproducten, spitst het Duitseprojectdeel zich toe op innovatieve oppervlakte decon -tami natietechnieken voor bakkerijproducten die toe tepassen zijn vlak vóór het verpakken. In het bijzonderworden de mogelijkheden van Intensieve Lichtpulsen(ILP) en van plasmatechnologie voor brood en enkeleandere bakkerijproducten onderzocht.

De gebruikersgroep van het CORNET-project omvateen dertigtal Vlaamse en Duitse bedrijven uit diverse

invalshoeken op de verpakkings problematiek. Deelnemerszijn producenten van verpakkings machines, verpakkings -materialen, gassen en meetapparatuur (gasanalyse, micro -structuur analyse). Het merendeel van de bakkerijen die deeluitmaken van de gebruikersgroep is KMO. Ook is er voor ditproject samenwerking met het Laboratorium voor Levens -middelenchemie en –biochemie o.l.v. Prof. Delcour, hetVerpak kingsCentrum van de XIOS Hogeschool Limburg,The Packaging People en de Federatie van Grote bakkerijenvan België. Op deze wijze komt interactie met andere expertenin Vlaanderen indit domein totstand voor deaanpak van eenmultidisciplinairprobleem. HetCORNET-projectpast volledig in de visie vanLab4Food, waarbijeen toege past enindustrieel relevantvraagstuk op eenweten schap pelijkgefundeerde wijzeuitgewerkt wordt.

Dr. Ir. Leen van CampenhoutDr. Ir. Johan Claes

De onderzoeksgroep Lab4Food verricht toegepast wetenschappelijk onderzoek in de voedingssector op de campus wvan Thomas More te Geel. Het onderzoek is verbonden met de academische opleiding Master in de Biowetenschappen(industrieel ingenieur) en met een aantal professionele bacheloropleidingen op dezelfde campus (Voedings- en Dieetkunde,Agro- en Biotechnologie, Chemie). De masteropleiding vormt samen met de andere industriële ingenieursopleidingen vande Associatie KU Leuven, vanaf oktober 2013 de nieuwe Faculteit Industriële Ingenieurswetenschappen. Het onderzoekvan Lab4Food maakt deel uit van de Techologiecluster Food & Biotech, samen met onderzoeksgroepen van KaHo Sint-Lieven, Thomas More Mechelen, KHBO en KHLim. Deze cluster is ondergebracht in het Departement Microbiële enMoleculaire Systemen. Het onderzoek aan Lab4Food bevat vier pijlers: textuur en reologisch onderzoek, houdbaarheid enconservering, wetgeving en voedselveiligheid, nutritioneel en chemisch onderzoek. Lab4Food is actief in doctoraatsonder-zoeken, collectieve projecten met bedrijven, bilateraal onderzoek en in dienstverleningsopdrachten (advies en opleiding).Daarbij wordt samengewerkt met voedings- en technologiebedrijven, zorginstellingen, ziekenhuizen, …Meer info: www.Lab4Food.be

Figuur 3: Verpakkingsmachine van hettype vacuümkamer.

Figuur 2: Zuurstofgehalte in de kopruimte van verpakkingen met brood en cake tijdensde bewaring, gemeten tot schimmelgroei op de producten zichtbaar was. De productenwerden verpakt in 30% CO2 + 70% N2 d.m.v. flushen of vacuümcompensatie(gemiddelden van 5 verpakkingen, data Lab4Food, 2011, niet gepubliceerd.)

DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13 24/01/13 10:34 Pagina 8

Page 11: Bio-ingenieus januari 2013

9

Belgisch VerpakkingsinstituutHet gebruik van krantenpapier voor het verpakken vandiverse voedingsmiddelen hebben we in onze contreien aleen hele tijd achter ons gelaten. Het werd al snel duidelijkdat bedrukt papier niet het ideale verpakkingsmateriaalhiervoor is. De inktingrediënten op het papier kunnenmakkelijk naar de voeding overgaan; er is sprake vanmigratie. Net zoals de inkt kan vrijkomen uit krantenpapier,kan dat ook met andere chemische stoffen gebeuren. De verschillende papier- en kunststofsoorten zijn gesyntheti -seerd uit complexe chemische mengsels. Het gevaar dater her en der een bepaalde substantie niet helemaal vastin het papier of in de kunststof zit, is dus helemaal nietdenkbeeldig. Het zijn juist die “losse” stoffen die heelgemakkelijk kunnen vrijkomen. Migratie verwijst in feitealtijd naar zwakke bindingen in de chemische structuur.

Vandaag is het effect van migratie van componenten uit deverpakking naar de voeding toe beter gekend. Het EuropeseAgentschap voor Voedselveiligheid (EFSA, www.efsa.europa.eu/EFSA/efsa_locale-1178620753812_home.htm) en hetBelgische Federale Agentschap voor de Veiligheid van deVoedselketen (FAVV, www.favv.be/) hebben hun aandachten interesse voor veilige verpakkingen sterk opgedreven.

Regelgeving op Europees niveauNu zijn niet alle materialen even migratiegevoelig. Veel hangtaf van de karakteristieke eigenschappen van het materiaalen zijn samenstelling. Maar welke technieken en formuleringende producent ook mag aangewend hebben, het verdient altijdaanbeveling om de migratiegevoeligheid van het verpakkings -materiaal te kennen en om het materiaal aan een migratie -proef te onderwerpen. Overigens is er een Europese wetgeving,die migratie – en dan zeker migratie voor chemischesubstanties die toxische eigenschappen vertonen – aan striktenormen onderwerpt. Migratie uit de verpakkingen van voedingis heel kritisch omdat iedereen, die verpakte voeding eet,zichzelf blootstelt aan het eventuele gevaar van migranten.

De verpakking dient tenslotte om de voeding te beschermenen niet om de voeding te contamineren. Met andere woordenhet verpakkingsmateriaal kan niet degelijk genoeg zijn ende bevoegde overheid dient dit te controleren.

De Europese wetgeving, omvat de volledige regelgevingomtrent kunststoffen. Voor heel wat andere materialen,zoals papier en karton, is er op dit ogenblik nog geenregelgeving op Europees niveau opgesteld. Deze Europeseregelgeving is op Belgisch niveau omgezet door het KBvan 11 mei 1992 (horizontale wetgeving). In deze wet is erbovenop de regelgeving voor kunststoffen ook aandachtvoor andere materialen, zoals bijvoorbeeld voor papier enkarton. De regelgeving voor de kunststoffen werd omgezetdoor KB 03/07/2005 + amendementen (zie tabel 1)

De basiswetgeving – framework regulation - voor materialenen voorwerpen in contact met voeding is de Verordening(EG) nr.1935/2004. Deze verordening omschrijft in algemenebewoordingen waaraan materialen en voorwerpen moetenvoldoen om in contact te mogen komen met voedings -middelen.

Migratiebepalingen, een noodzaak voor de voedselveiligheid

1935/2004/EG: Framework verordening omtrent materialen en voorwerpen in contact met voeding

282/2008/EG: gebruik van gerecycleerde kunststoffen2023/2006/EG: GMP bij productie van contactmaterialen

voor levensmiddelen10/2011/EU: verordening betreffende materialen en

voorwerpen van kunststof, bestemd om met levensmiddelen in contact te komen +amendementen

NBN-EN-1186-1:leidraad voor de selectie van omstandigheden en beproevingsmethoden voor totale migratie.

NBN-EN-1186-2 tot 15: verschillende testmethodes voor het bepalen van de totale of globale migratie

Tabel 1. samenvatting van de belangrijkste Europese wetgeving/normenmet betrekking tot voedingscontactmaterialen

Verpakking

DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13 24/01/13 10:34 Pagina 9

Page 12: Bio-ingenieus januari 2013

10

Het komt er in eerste instantie op neer dat deze voorwerpenen materialen geen bestandsdelen mogen afgeven, die degezondheid van de consument in gevaar kunnen brengen.Anderzijds mogen deze bestandsdelen niet de oorzaak zijnvan wijzigingen in de specifieke eigenschappen zoalssmaak, geur en kleur van het voedingsmiddel.

De andere Europese richtlijnen omvatten de regelgevingomtrent specifieke verpakkingsmaterialen en het opzettenvan proeven voor het bepalen van de migratie. Tot op hedenis er enkel voor kunststoffen een specifieke regelgeving opEuropees niveau uitgewerkt en van kracht. De verordening10/2011 omvat een positieve lijst met monomeren enadditieven. Een positieve lijst betekent dat alleen dezemoleculen/stoffen, die in de lijst zijn opgenomen, mogengebuikt worden voor het vervaardigen van de kunststof die later in rechtstreeks contact zal komen met voeding.

Grondstoffen worden schaars en dus kan het hergebruik/recycleren van kunststoffen een oplossing bieden. De Europese wetgeving 282/2008/EC tekent hiervoor hetkader. Het Europees Agentschap voor de Voedselveiligheidheeft hiervoor een gids uitgewerkt voor de praktischeinterpretatie van deze wetgeving. Zie ook opwww.efsa.europa.eu

De wijze waarop contactmaterialen vervaardigd wordenkan een invloed hebben op het al dan niet vrijkomen vanmigranten en dus op de veiligheid van deze materialen enartikels. De Europese Verordening (EG) nr. 2023/2006verplicht de bedrijven om over een GMP-systeem tebeschikken. Het merendeel van de materiaalsectorenhebben hiervoor reeds een praktische gids uitgewerkt.

Wat is migratie?Het hele migratieproces kan men gemakkelijkheidshalve indrie grote “stappen” onderverdelen. De migrerende chemischestoffen bewegen zich van de kern van het verpakkings -materiaal naar de rand ervan. Dit noemt men een diffusie.Nadien volgt de transfer van de moleculen van uit hetverpakkingsmateriaal naar de verpakte voeding. En tenslotteis er een dispersie of verdeling over het geheel van de voeding.

Bij deze interactie tussen verpakking enerzijds en verpaktevoeding anderzijds spelen naast de karakteristieke eigen -schappen en samenstelling van het kunststofmateriaal ookhet type voedingsmiddel, de temperatuur en de tijd eenbelangrijke rol.

Er bestaan scheikundige verbindingen die meer of minderaffiniteit vertonen voor bepaalde middens. Lipofiele verbin -dingen bijvoorbeeld gaan heel gemakkelijk migreren naar eenapolair milieu zoals vet of olie en, omgekeerd, heel moeilijknaar een polair midden zoals water of zuur. De verpakkingenvan boter en van citroenlimonade zullen dus heelverschillend zijn.

Bij hoge temperatuur zal het migratieproces veel snellerverlopen dan bij een lagere temperatuur. De kans opveront reiniging door migratie uit de verpakking is beduidendkleiner in de frigo dan in de oven. Dit lijkt heel voor dehand liggend. Nochtans mogen we niet vergeten dat ernogal wat recipiënten van vandaag tegelijkertijd dienstdoen als verpakking tijdens het bewaren van het producten als kookpannetje tijdens de bereiding ervan. Heel watkant-en-klaar gerechten gaan niet meer in een traditionelepan of vuurvaste schotel. Ze gaan gewoon met de verpakkingde microgolfoven in. En dan heb je toch maar best eenkunststof die geen chemische substanties afgeeft bij hetopwarmen van de maaltijd!

Tot slot zal de parameter tijd bepalen of er veel of weinigbestandsdelen overgegaan zijn naar het voedingsmiddel.Al deze overwegingen hebben geleid tot enkele standaard -testmethoden om de migratietesten uit te voeren enkel enalleen met de bedoeling om de gebruiksvoorwaarden zogoed mogelijk te weerspiegelen.

De opzet van een migratieproefIn functie van de bewaring en het gebruik worden ersimulatie testen opgezet. De testduur en de te hanterentemperatuur worden weergeven in de Europese Verordening10/2011/EU. Enerzijds zijn er in de verordening standaard -testmethoden opgenomen voor het bepalen van de globalemigratie, anderzijds zijn ook de de contactomstandigheden(tijd en temperatuur) voor het bepalen van de specifiekemigratie vastgelegd (zie tabel 2).

CONTACTTIJD TESTDUURt ≤ 5 min 5 min

2uur < t ≤ 6 uur 6 uur3 dagen < t ≤ 30 dagen 10 dagen

CONTACTTEMPERATUUR TESTTEMPERATUURT ≤ 5°C 5°C5°C < T ≤ 20°C 20°C20°C < T ≤ 40°C 40°C

Tabel 2. Contactomstandigheden voor bepaling specifieke migratie (uittreksel)

DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13 24/01/13 10:34 Pagina 10

Page 13: Bio-ingenieus januari 2013

11

De rechtstreekse bepaling van de hoeveelheid gemigreerdebestanddelen van het verpakkingsmateriaal in de levens -middelen is een quasi onmogelijk taak. Om dit toch tekunnen nagaan werden in de Europese Verordening10/2011/EU zes voedingssimulanten gedefinieerd om het effect van het levensmiddel na te bootsen (zie tabel 3).

In diezelfde Europese verordening staat per type voedings -middel vermeld welk van de simulanten er dient ingezet teworden. Voor sommige voedingsmiddelen is er een reductie -factor voor de vetsimulant voorzien. Deze voedingsmid delenbevatten minder vetstof en het aldus bekomen resultaat metde vetsimulant zou zonder het gebruik van deze reductie -factor een vertekend beeld (overschatting) weergeven.

In de norm NBN EN 1186-1 (versie juni 2002), staan 6 verschillende types van migratiecellen gedefinieerd die kunnen gebruikt worden om de migratie te bepalen.Het BVI maakt gebruik van celtype B.

Deze cel bestaat uit twee inoxplaten, waartussen eeninoxring voorzien van dichtingsringen uit inert kunststofkomt te liggen. De tussenring is ook voorzien van tweepijpjes, waarlangs de tussenruimte gevuld kan worden methet aangepaste simulant en na de test weer kan geledigdworden. Via de vier bouten met vleugelmoeren wordt hetgeheel goed aangeschroefd. Het te testen materiaal wordtaan één zijde van de cel aangebracht. De tussenring wordtop het verpakkingsmateriaal geplaatst, de bovenplaat wordteveneens bevestigd en het geheel wordt vervolgens dicht -geschroefd en op de geschikte temperatuur onderworpenaan een migratietest.

Na de migratieperiode wordt de simulant gerecupereerd,verdampt en wordt het residu gravimetrisch bepaald. Met andere woorden, men weegt de hoeveelheid residudie achterblijft na verdamping. Dit is tevens de hoeveelheiddie door migratie uit het verpakkingsmateriaal is vrijge -komen. Het bekomen residu is de maat voor de globalemigratie die heeft plaatsgevonden.

Anderzijds is de wetgeving niet enkel toegespitst op globalemigratie. Van enkele stoffen weet men dat ze een potentieelgevaar betekenen vanaf een bepaalde waarde. Vermits hethier gaat over waarden, die typisch zijn voor specifiekeverbindingen, spreekt men van specifieke migratielimieten.

Simulant A: ethanol 10% (v/v)Simulant B: azijnzuur 3% (m/v) Simulant C: ethanol 20% (v/v).Simulant D1: ethanol 50% (v/v)Simulant D2: plantaardige olieSimulant E: Poly(2,6-difenyl-p-fenyleenoxide) (MPPO)

De levensmiddelsimulanten A, B en C worden gebruikt voorhydrofiele levensmiddelen die hydrofiele stoffen kunnen extra-heren. Levensmiddelsimulant B wordt gebruikt voor levensmid-delen met een pH van minder dan 4,5. LevensmiddelsimulantC wordt gebruikt voor alcoholhoudende levensmiddelen meteen alcoholgehalte tot 20% en voor levensmiddelen met eensignificante hoeveelheid organische bestanddelen waardoorhet levensmiddel lipofieler wordt.De levensmiddelsimulanten D1 en D2 worden gebruikt voorlipofiele levensmiddelen die lipofiele stoffen kunnen extraheren.Levensmiddelsimulant D1 wordt gebruikt voor alcoholhoudendelevensmiddelen met een alcoholgehalte van meer dan 20% en voor olie-in-wateremulsies. Levensmiddelsimulant D2 wordtgebruikt voor levensmiddelen met vrije vetten aan het oppervlak.Levensmiddelsimulant E wordt gebruikt voor het bepalen vande specifieke migratie naar droge levensmiddelen.

Tabel 3. Gebruikte simulantia voor migratieproeven

DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13 24/01/13 10:34 Pagina 11

Page 14: Bio-ingenieus januari 2013

12

De wettelijke migratielimietVoor de globale migratie is de wettelijke limiet 10 mg perdm² verpakkingsmateriaal of 60 mg per kg of liter levens -middel. Voor heel wat bestanddelen van kunststofmateriaalis er een specifieke migratielimiet vastgelegd. Deze vindtmen terug in de Europese Verordening 10/2011/EU. Indien de globale migratie kleiner is dan de specifiekemigratielimiet (SML) van de gebruikte component, dan dienter geen specifieke migratie bepaald te worden. In het anderegeval dient dit wel te gebeuren.

In functie van de toxiciteit van de moleculen werd eenmaximumwaarde vastgelegd, die in het voedingsmiddel of zijn simulant mag teruggevonden worden. Enkele voor -beelden zijn:

vinylacetaat: SML= 12 mg/kg, dimethylisoftalaat: SML= 0,05 mg/kgbisfenol A: SML = 0,6 mg/kg

Volledigheidshalve moet er ook vermeld worden dat de opgelegde waarden regelmatig terug in vraag wordengesteld. Het kan gebeuren dat nieuwe (en betere) toxico -logische gegevens aanleiding geven tot een aanpassingvan SML; dit kan een verscherping zijn van de norm maarook een versoepeling. Anderzijds is er de steeds aanhoudendebekommernis van het publiek en van de overheden omtrentnieuwe chemische stoffen die door de industrie wordengebruikt. Een uitdaging ook voor de wetenschappelijkewereld, die voldoende en juiste gegevens moet verwerven.

ResultatenHet BVI krijgt steeds meer aanvragen voor migratietestente verwerken. Meestal wordt er gevraagd een globalemigratiewaarde voor het verpakkingsmateriaal te bepalen.De onderzochte materialen zijn heel verschillend van aard.Bijna alle materialen die de afgelopen jaren getest werdenvoldoen aan de wettelijke eis omtrent de globale migratie.Sporadisch werd er vastgesteld dat er zich problemenvoordoen bij het gebruik van kleurpigmenten. Enkele simulanten vertoonden een duidelijke verkleuring na het migratie-experiment, wat uiteraard niet in overeen -stemming kan gebracht worden met de eisen van deEuropese verordening. Elke wijziging in uitzicht, kleur ofsmaak van de voedinsstoffen die door de verpakking isteweeg gebracht is uit den boze.

HET BELGISCH VERPAKKINGSINSTITUUT (BVI)

Het BVI beschikt over een goed uitgerust en geaccrediteerd laboratorium voor debepalingen van globale migratie waarden. Het werk verloopt in samenwerking metProfessor Leo Goeyens (Centrum voor Levensmiddelen- en Microbiële Technologie) en ook met andere laboratoria (o.a. voor de bepaling van sommige specifiekemigratiewaarden).

Naast de analyses op voedingsgeschiktheid staat het BVI labo ter beschikking van de industrie en overheid voor volgende analyses:• Fysische en mechanische proeven• Klimatologische simulaties (vocht, temperatuur, ...)• Transportsimulaties (vallen, schokken, trilingen, ...)• Permeabiliteitstesten (waterdamp, zuurstof, koolstof dioxide,...)• Kindveilige sluitingen• Testprogramma’s voor het bekomen van UN homologatie (Verpakkingen voor gevarengoed)• Testen van (flexible) intermediate bulk containers (FIBC’s)

Belgisch Verpakkingsinstituut, Z1 Research Park 280, B-1731 ZelllikVoor meer info: zie www.ibebvi.be

DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13 24/01/13 10:34 Pagina 12

Page 15: Bio-ingenieus januari 2013

13

Producenten van voedingsverpakkingen en voedings-producenten zijn zich meer en meer bewust van hetbelang van geurarme voedingsverpakkingen. Recenteterughaalacties van verpakte voedingsmiddelen als gevolgvan verpakkingsgerelateerde smaakwijkingen liggen nogvers in het geheugen. Migratie van componenten uitverpakkingen naar levensmiddelen stelt zowel verpakkings -producenten als toeleveranciers, drukkerijen en voedings -bedrijven voor grote uitdagingen. De convenience trendmet het gebruik van portieverpakkingen en het groeiendbelang van attractieve, bedrukte verpakkingen zorgenimmers voor een grotere impact van verpakkingsmaterialenop de kwaliteit van verpakte levensmiddelen.

MigratieproblematiekVandaag de dag is er vanuit de verpakkingswereld veelbelangstelling voor de migratieproblematiek. Hierbij dienteen onderscheid gemaakt te worden tussen de migratievan niet-vluchtige moleculen en vluchtige organischemoleculen, die verantwoordelijk kunnen zijn voor verpakkings -gerelateerde smaakafwijkingen in verpakte voedingsmiddelen.Globale en specifieke migratietesten geven enkel eenbeeld over de migratie van niet-vluchtige componenten.Maar de migratieproblematiek beperkt zich zeker nietalleen tot migratie van toxicologisch relevante componenten.Vluchtige verpakkingscomponenten kunnen vanuit deverpakking migreren naar het voedingsmiddel en al of nietsmaak- en/of geurafwijkingen (zogenaamde ‘taints’) veroorzaken.Vaak staan verpakkingsproducenten en voedingsbedrijvenenkel stil bij de voedselveiligheids aspecten van hun verpak -kingen en vergeten ze dat het geurarm produceren vanvoedingscontactmaterialen zeker even belangrijk is.

Wetgeving en normenDe Europese wetgeving is nochtans duidelijk. Verordening(EG) nr. 1935/2004 stelt dat materialen en voorwerpen,bestemd om met voeding in contact te komen, niet mogenleiden tot aantasting van de organoleptische eigenschappen

van voedingsmiddelen. Naast de kaderwetgeving moetenproducenten ook rekening houden met Verordening (EG)nr. 2023/2006, waar Good Manufacturing Practices (GMP)centraal staan.

Naast klassieke migratienormen bestaan er Europesenormen voor sensorisch onderzoek van papier- enkartonverpakkingen en nationale en ISO-normen voorallerlei types verpakkingsmaterialen.

Sensorische testenSensorisch onderzoek naar de impact van (bedrukte)verpakkingsmaterialen op de geur en de smaak vanverpakte voedingsmiddelen is primordiaal voor verpakkings -producenten en drukkers om kwaliteitsvolle verpakkingente kunnen afleveren aan de voedingsindustrie. Voedings -producenten zijn aangewezen om in het kader van GMP-wetgeving en autocontrole sensorische testen uit te voerenals ingangscontrole op voedingscontactmaterialen. Zowel verschiltesten als kwantitatieve beschrijvende testenkunnen uitgevoerd worden op de voedingscontact materialen.De testen worden bij voorkeur uitgevoerd in een geurvrijesensorische testruimte en met geselecteerde en getraindepanelleden.

Naast sensorische evaluatie van voedingscontactmaterialenkan ook het verpakt voedingsproduct sensorisch wordengeëvalueerd. ISO-norm 13302:2003 beschrijft een methode voorhet beoordelen van wijzigingen aan de smaak van verpaktevoedingsmiddelen ten gevolge van het verpakkingsmateriaal.

Specifiek voor papier- en kartonverpakkingen wordt in deEuropese normen zowel de geurbelasting van de verpakkings -materialen als dusdanig, als de overdracht van vluchtigeverpakkingscomponenten naar een simulant (bv. melk -chocolade) in kaart gebracht door een smaakpanel, de zogenaamde Robinson test.

Bij hoge sensorische scores kan een producent beslissenom een verpakkingsmateriaal niet te gebruiken omwille vanhet risico op verpakkingsgerelateerde smaakafwijkingen.Dit kan immers leiden tot claims en dure terughaalacties.

Geurkarakterisering van voedingsverpakkingenSenstech

Verpakking

DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13 24/01/13 10:34 Pagina 13

Page 16: Bio-ingenieus januari 2013

14

Objectieve geurkarakteriseringNaast sensorische testen kunnen tevens objectievechemisch-analytische technieken toegepast worden,waarbij de complexe vluchtige samenstelling van eenvoedingscontactmateriaal bepaald wordt.Gaschromatografie in combinatie met massaspectrometrie(GC-MS profilering) is hiervoor dé aangewezen analytischetechniek. Diverse isolatietechnieken kunnen aangewendworden om de geurcomponenten te isoleren uit deverpakkingsmatrix. Een totale vluchtige stoffenanalysem.b.v. stoomdestillatie-extractie als isolatietechniekresulteert in een objectief en volledig beeld van degeurbelasting van een voedingscontactmateriaal. Rekeninghoudend met de geurdrempelwaarde en de concentratievan de vluchtige verpakkingscomponenten kunnenzogenaamde ‘karakterimpact’ moleculen aangeduidworden, die in belangrijke mate de geur van het (bedrukte)verpakkingsmateriaal bepalen. Onze menselijke neus isimmers gevoeliger voor vluchtige componenten met eenlage geurdrempelwaarde. Zowel geurcomponenten uitgrondstoffen (o.a. gerecycleerd papier, masterbatch vanpolymeren), als geurcomponenten uit lijmen, drukinkten,lakken en geurmoleculen gevormd bij interacties tussenverpakkingscomponenten of tijdens het productieproceskunnen een aanzienlijke impact hebben op degeureigenschappen van het finaal verpakkingsproduct.

Door objectieve GC-MS profileringen tijdens de verschillendestappen van het productieproces uit te voeren, kan deinvloed van de verschillende verpakkingsonderdelen inkaart worden gebracht. Uit diverse wetenschappelijkestudies en confidentiële projecten blijkt dat de oorsprongvan geuractieve vluchtige verpakkingscomponenten zowelbij grondstoffen, samenstelling, hulpstoffen als proces para -meters kan liggen. Gezien de verscheidenheid aangrondstoffen, inkten, lijmen en andere hulpstoffen, die gebruikt worden bij de productie van voedingscontact -materialen, is het logisch dat geurkarakterisering vaneindverpakkingen vrij complexe geurprofielen oplevert. Het bepalen van geuractieve componenten en hunoorsprong in een complex geurprofiel is niet altijd evident.Dit blijft een belangrijke uitdaging voor aromachemici bijhet geuronderzoek van materialen.

Dankzij chemisch-analytische geurprofilering kan de invloedvan diverse procesparameters objectief in kaart wordengebracht. In combinatie met sensorische data kan eenverpakkingsproducent meer inzicht krijgen in de chemischeachtergrond van de geur van een voeding scontactmateriaal.Naast geuronderzoek van de voedingscontactmaterialenzelf kan GC-MS profilering ook toegepast worden om deverpakte levensmiddelen te analyseren en bijgevolg demigratie van vluchtige verpakkingscomponenten vanuit deverpakkingsmatrix naar het voedingsmiddel te monitoren.

Casestudies tonen aan datsensorisch onderzoek incombinatie met GC-MS profilering meer inzicht geeft in diverse aspecten van hetkwalitatief en geurarmproduceren van verpakkings -producten. Wat is de invloedvan het gebruik van maagdelijkversus gerecycleerd papier opde sensorische eigen schappenvan mijn verpakt levens middel?In welke mate verschillen de geureigen schappen van een polypropy leenmasterbatchvan verschillende leveranciers?Hoe constant is het geurprofielvan het gerecycleerd karton dat als grondstof voor mijnverpakkings product gebruiktwordt? Wat is de invloed vanhet gebruik van low odouren low migration inkten tenopzichte van conventio neleinkten? Kan het gebruik vanUV-inkten i.p.v. oxidatief -drogende inkten meer geurvrijeverpakkingen opleveren?

DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13 24/01/13 10:34 Pagina 14

Page 17: Bio-ingenieus januari 2013

15

Een neus voorvoedingsverpakkingenKlassieke GC-MS profilering is zonder twijfel dé chemisch-analytische techniek bij uitstek om inzicht te krijgen in de chemische achtergrond van de geureigenschappen van een voedingsverpakking, maar is vaak tijdrovend -afhankelijk van de gebruikte isolatietechniek. Verpakkings producenten zijn vaak geïnteresseerd in een snelle en objectieve kwaliteitscontrole van de geur van hun verpakkingen. Massaspectrometrie-gebaseerdeelektronische neustechnologie (MS-nose) is een snelle,laboratoriumtechniek, die kan aangewend worden omverpakkingsmaterialen te classificeren op basis van hungeurprofiel. MS-nosetechnologie maakt gebruik van deklassieke GC-MS instrumentatie, maar de geïsoleerdevluchtige verpakkingscomponenten worden niet gescheiden,maar rechtstreeks naar de massaspectrometer gestuurd.Het totaal massaspectrum van alle geïsoleerde geur -componenten wordt vervolgens omgezet tot eenzogenaamde mass fingerprint, als het ware een vingerafdrukvan het geurprofiel van het verpakkingsmateriaal.Dataverwerking van mass fingerprints van diversematerialen d.m.v. chemometrische algoritmes resulteert in classificaties van verpakkingsmaterialen op basis vanhun geurprofiel. De bekomen MS-nose classificaties zijndoorgaans in goede overeenstemming met sensorischedata en classificaties op basis van klassieke, vaak tijd -rovende GC-MS analyses. MS-nosetechnologie heeftbelangrijke troeven om als snelle laboratoriumtechniekgebruikt te worden voor objectieve kwaliteitscontrole vangrondstoffen, hulpstoffen en finale verpakkingsproductenvoor de verpakkingsindustrie en grafische sector. Evaluatievan andere offline elektronische neussystemen voor dekwaliteitsevaluatie van de geureigenschappen blijkt tevensveelbelovend, al is de implementatie van online elektronischeneuzen in productielijnen van drukkerijen en verpakkings -bedrijven nog niet voor vandaag.

Verpakking met een geurtje aan …De voedingsindustrie wordt jammer genoeg regelmatiggeconfronteerd met verpakkingsgerelateerde smaak -afwijkingen. Naast problemen met voedselveiligheidvormen smaakafwijkingen dé belangrijkste redenen omvoedingsmiddelen van de markt te halen. In bepaaldegevallen liggen onzorgvuldig geproduceerde verpakkings -materialen aan de oorzaak van de off-flavours en zijn dureterughaalacties en imagoschade een pijnlijk gevolg voor devoedingsproducent. Sensorische testen in combinatie metGC-MS profilering kunnen de identiteit en de oorsprongvan de verantwoordelijke geurcomponent(en) aanduiden.

Voor voedingsbedrijven is het essentieel om te weten of heteen systematische of accidentele verpakkings gerelateerdesmaakafwijking betreft, zodat de nodige maatregelenkunnen getroffen worden. Sensorische ingangscontrolevan verpakkingen is primordiaal om dergelijke problemenin de toekomst te vermijden en in onze ogen een belangrijkestap binnen het kwaliteitscontrolesysteem van eenvoedingsbedrijf.

Good Manufacturing PracticesNiet alleen ‘food grade’ grondstoffen en hulpmiddelen zijn onontbeerlijk bij de productie van geurarme en veiligeverpakkingen. Ook Good Manufacturing Practices moetengerespecteerd worden, overeenkomstig de EuropeseVerordening (EG) nr. 2023/2006. Producenten van voedings -contactmaterialen worden steeds meer en meer beschouwdals een schakel in de complexe voedselketen. Grondstoffen,tussenproducten en eindproducten, die afgeleverd wordenaan de voedingsindustrie, moeten aan strenge criteriavoldoen. Het Federaal Voedselagentschap (FAVV) ijvert inhet kader van autocontrole voor het opstellen, naleven encontroleren van goede fabricagepraktijken bij producentenvan voedingsverpakkingen. Op die manier heeft iedereschakel in de voedselketen zijn verantwoordelijkheid. Een ‘verklaring van overeenstemming’ van een verpakkingmoet alle informatie bevatten om de veiligheid van hetverpakkingsproduct te kunnen schatten en een correctgebruik te garanderen. Implementatie van GMP-richtlijnenbinnen het productieproces van verpakkingen is eenbelangrijke troef voor de verpakkingsindustrie om veilige,geurarme en kwaliteitsvolle verpakkingen af te leveren.

SENSTECHHet Vlaams Adviescentrum voor Sensoriek van Voedings -middelen en Contactmaterialen (SENSTECH) geeft dankzijconfidentiële, bilaterale projecten voedings- enverpakkings bedrijven meer inzicht in de chemischeachtergrond van de geureigenschappen van verpakkingen.De invloed van verpakkingsconcepten (verpakkingsmethodenen -materialen) op de smaak en het aroma van voedings -middelen kan in kaart worden gebracht, waarbij o.a. interactieszoals migratie, permeatie en/of scalping een rol kunnenspelen. Verpakkingsproducenten kunnen eveneensaankloppen voor sensoriekgerelateerde consultancy en het optimaliseren van productieprocessen.

Dr. apr. Inge DirinckTechnologisch adviseur SENSTECH

[email protected]

DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13 24/01/13 10:34 Pagina 15

Page 18: Bio-ingenieus januari 2013

16

Belgian BioPackaging vzwSinds enkele jaren specialiseren diverse producenten overde ganse wereld zich in de aanmaak van bioplastics. Maarwat zijn bioplastics (*) nu eigenlijk want de term “as such”is niet wettelijk gereglementeerd.

Dient men bij het begrip bioplastics uit te gaan van hunoorsprong, namelijk het gehalte aan organisch materiaal(zetmeel, plantaardige oliën, suikers, enz.) of, dient mendaarbij uit te gaan van het al dan niet composteerbaar zijn(end-of-life) van deze producten? Plastics op basis vanbovengenoemde grondstoffen zijn doorgaans biologischafbreekbaar en dus composteerbaar. Maar niet altijd wantzo wordt er bio-ethanol gewonnen uit suikerriet voorproductie van bio-polyethyleen (bio-PE) welke dezelfdechemische en materiaaleigenschappen heeft als de PEgeproduceerd uit fossiele grondstoffen.

Bioplastics kunnen in grote lijnen ingedeeld worden in drie grote groepen:1. Kunststoffen op basis van cellulose of zetmeel2. Kunststoffen op basis van natuurlijke monomeren

zoals melkzuur (PLA – polylactic acid) of bio-ethyleen(bio-PE – biopolyethyleen)

3. Kunststoffen verkregen uit bacteriën via fermentatie (bv. PHB: polyhydroxybutyraat)

Certificatie en logo’sAangezien de meeste bioplastics (welke voor verpakkings -toepassingen geschikt zijn) zich visueel niet of slecht latenonderscheiden van conventionele plastics, was er noodaan een duidelijk erkenbaar logo dat tevens de garantiebiedt dat het desbetreffende product voldoet aan de doorCEN 13432 gestelde normering betreffende industriëlecompostering (gecontroleerde omstandigheden enmaximaal 90 dagen).

In Europa zijn er twee instanties welke een dergelijkkeurmerk kunnen afleveren: de firma Vinçotte in België (OK Compost/OK Compost HOME/OK BioBased) en hetDuitse DinCertco (Seedling/Biobased). Deze wordengeïllustreerd in figuur 1.

Naast de logo’s voor industriële compostering (OK Composten Seedling) heeft Vinçotte ook een norm ontwikkeld voordie bioplastics welke ook thuis composteerbaar zijn (meestalop basis van thermoplastisch maïszetmeel en cellofaan),OK Compost HOME. Aangezien thuiscompostering nietgecontroleerd verloopt (o.a. weersomstandigheden,onderhoud, enz.) wordt hier een langere termijn gehand -haafd (tot 6 maanden) maar moet het resultaat gelijk zijnen geen nadelige effecten hebben voor de tuin.

Belgian BioPackaging vzwOp 19 april 2006 werd de VZW Belgium BioPackaging (BBP)opgericht. BBP telde bij oprichting 32 leden die samen methaar Raad van Bestuur de voornaamste spelers vertegen -woordigen op gebied van biodegradeerbare en composteer -bare verpakkingen. BBP streeft drie fundamentele objectieven na.

Verpakkingen uit bioplastics,een tweede natuurlijke huidvoor uw (verse) producten

Verpakking

Figuur 1: OK biobased en OK compost logo van Vinçotte en Biobased logovan DinCerto.

DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13 24/01/13 10:35 Pagina 16

Page 19: Bio-ingenieus januari 2013

17

De vereniging heeft tot doel (1) een Belgisch netwerk tecreëren van bedrijven die actief zijn op het vlak van compos -teerbare en biologisch afbreekbare materialen (volgens denorm EN13432), waarbij de nadruk wordt gelegd op hunhernieuwbare oorsprong, (2) de composteerbare, biologischafbreekbare of hernieuwbare producten te promoten bij defederale en gewestelijke overheid, verdelers, gebruikers ofelke andere belangrijke speler op dit vlak, en ten slotte (3)het initiatief te nemen tot lokale, gewestelijke of nationalebewustmakingsprojecten betreffende het gebruik van compos -teerbare en biologisch afbreekbare producten, waarbij denadruk wordt gelegd op hun hernieuwbare oorsprong.

BBP heeft de intentie om de woordvoerder van de bioplastic -industrie (producenten, verwerkers, verdelers, gebruikers,certificatie instellingen, onderzoek en ontwikkeling centra, …)te zijn evenals een bevoorrechte partner in gespreken met deoverheden en afvalbeheersinstellingen om het gebruik van pro -ducten vervaardigd uit hernieuwbare grondstoffen te promoten.

Bioplastics in verpakkingenWanneer midden de jaren 90 de eerste bioplastics hun intredededen in het (voedings) verpakkingslandschap waren dathoofdzakelijk monomaterialen gemaakt uit Cellofaan, PLA(Poly Lactic Acid) of thermoplastisch zetmeel. Het spreektdan ook voor zich dat men uitermate beperkt was wattoepassingen betrof, aangezien bepaalde van deze materialenvochtgevoelig zijn; andere beschermen de inhoud van deverpakking te weinig tegen binnenkomende O2.

Voedselverpakkingen moeten vandaag hoofdzakelijk aanvier criteria voldoen:Behoud = inhoud ongeschonden verplaatsenBescherming = tegen zuurstof, water en lichtGebruiksgemak = portionering Marketing = productinformatie en aantrekkelijkheid

Naar bescherming toe dienen bovenstaande monomaterialengecombineerd te worden met elkaar of met andere, al danniet hernieuwbare, materialen zodat deze als volwaardigebarrièreverpakkingen kunnen ingezet worden (cfr. InfraOnderzoeksprojecten) om zowel vers fruit, groenten enkruiden, maar ook vlees, kaas, gevogelte en droge voedingte gaan verpakken met dezelfde shelflife als hun conven -tionele tegenhangers. Vele van deze levensmiddelen wordenverpakt onder een gemodificeerde atmosfeer (MAP: modifiedatmosphere packaging), wat veelal wil zeggen een combinatievan N2 en CO2 zonder aanwezigheid van O2. Dit brengtmet zich mee dat de gebruikte verpakkingen voldoendegasbarrière dienen te bezitten.

Naast deze “virgin” organische materialen werkt men volopaan de bioplastics van de tweede en de derde generatie.Bioplastics (zoals PHA, PHB(V)) welke opgewerkt wordenuit micro-organismen maar eveneens uit agrarischeafvalstromen of afvalstromen van de voedingsindustrie.

OnderzoeksprojectenVan september 2010 tot augustus 2012 liep het onderzoeks -project ‘toepasbaarheid van bioplastics voor het verpakkenvan levensmiddelen’. Dit project, met als aanvrager Pack4Food,werd uitgevoerd aan de vakgroep Voedselveiligheid enVoedselkwaliteit (UGent) in nauwe samenwerking metHoGent, het Verpakkingscentrum, het Belgisch Verpakkings -instituut (BVI), het Vlaams Kunststofcentrum (VKC) en 22 bedrijven. Verschillende levensmiddelen (kort, middellangen lang houdbaar) werden verpakt in zeven verschillendemultilaagsbioplastics en geanalyseerd (microbiologischen/of chemisch) op bepaalde tijdstippen gedurende hunhoudbaarheid. Algemeen kon uit dit project geconcludeerdworden dat bioplastics potentieel hebben als verpakkings -materiaal, ook voor MAP verpakking (geïllustreerd metenkele voorbeelden in figuur 2), in de voedingsindustrie endat enkele zelfs al vandaag gebruikt worden. Toch zijn nogenkele aanpassingen nodig vooraleer bioplastics echt kunnenconcurreren met conventionele plastics. In eerste instantieis dit de huidige kostprijs die hoger is dan bij conventioneleverpakkingsmaterialen. Daarnaast dient voor bepaaldeverpakkingstoepassingen de vochtbarrière nog te verbeteren.Verdere aandachtspunten zijn de sealeigenschappen en de broosheid van sommige bioplasticsverpakkingen.

In september 2012 startte een nieuw project rond bioplastics.Dit project zal lopen tot augustus 2015 en focust op detemperatuursresistentie van bioplastics.

Figuur 2: O2-concentratie gedurende de houdbaarheid van filet de saxe engemalen kaas verpakt in zakjes van de referentiefilm (◊), Natureflex™N913(cellulose/zetmeel) (∎) en N931 (gemetalliseerde cellulose/zetmeel)(Δ)

DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13 24/01/13 10:35 Pagina 17

Page 20: Bio-ingenieus januari 2013

18

Toekomst/verwachtingenWe stellen de laatste jaren meer en meer vast dat er zowelbij de fabrikanten/verpakkers als de distributie een brederdraagvlak ontstaat voor bioplasticsverpakkingen en datondanks de nog steeds duurdere kost ervan. Het aandeelaan conventionele kunststoffen op basis van hernieuwbaregrondstoffen (bv. bio-PE of bio-Pet) wordt steeds belangrijker(Coca Cola met Plant Bottle en Danone met bio-HDPE-flesjes voor Activia zijn 2 sprekende voorbeelden van dezeevolutie), en is een extra argument om ecologische footprinten duurzaamheid naar consumenten te communiceren. Er kan tevens verwacht worden dat een op termijn groterebeschikbaarheid van bioplastics een positieve invloed zalhebben op de prijs ervan.

Op korte termijn zal vooral de combinatie hernieuwbaar/composteerbaar belangrijk blijven, maar op langere termijnen door nieuwe(re) technieken van compounding enblending van biogebaseerde grondstoffen zal enerzijds het toepassingsveld (enorm) verruimen en zal de focusmeer komen te liggen op het hernieuwbare eerder dan het composteerbare. Op korte/middellange termijn zullen

er meer bioplastics ontwikkeld worden op basis vanindustriële nevenstromen of afvalstromen. Naast deproductie van bijvoorbeeld PHB kan hier ook wei-eiwitvermeld worden, een nevenproduct bij de kaasproductie,dat in kunststofvorm goede gasbarrière-eigenschappen heeft.

Naar verwerking tenslotte van bioplastics toe kan er eentoename verwacht worden van recyclageprocessen, zoals ookhet geval is voor conventionele kunststoffen. Zo bestaat erhet LOOPLA-procédé die PLA-verpakkingen terug omzetnaar het melkzuur dat op zijn beurt kan gebruikt wordenvoor nieuwe PLA-toepassingen.

Dirk Wens, M.Comm., President Belgian BioPackgingIr. Nanou Peelman, Vakgroep Voedselveiligheid en

Voedselkwaliteit UGentProf. Dr. Ir. Peter Ragaert, Vakgroep Voedselveiligheid en

Voedselkwaliteit UGent

(*) opmerking: dit artikel heeft niets te maken met oxo-afbreekbare of foto-afbreekbaar waar afbraak wordt gestimuleerd door toevoegen van additieven

DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13 24/01/13 10:35 Pagina 18

Page 21: Bio-ingenieus januari 2013

19

Trends zijn duurzame verschuivingen in technologie, economie,cultuur en/of maatschappij. Dikwijls beïnvloeden zij het levenvan de mens en veroorzaken veranderingen en verschuivingenin productie-, distributie- en consumptiepatronen. Ook zijntrends duidelijk te onderscheiden in de verpakkingswereld.Zij kunnen betrekking hebben op de diverse functies dieeen verpakking heeft zoals transport en stapeling, bescher -ming, gebruiksgemak, proportionering, diversifiëring,informatieoverdrager, marketing, milieu- en veiligheidsfunctie, …

De trends in de verpakkingsindustrie kunnen geklasseerdworden als:- het onderscheidend vermogen van een innovatief

verpakkingsconcept t.o.v. andere verpakkingen vaneenzelfde producttype,

- het consumentgemak in herbruikbare, meteenbruikbareen/of herleidbare verpakkingen,

- het handelsgemak bv. multipacks ofdisplayverpakkingen,

- het meer en meer belangrijke designeffect; dit creëert de mogelijkheid om van een ‘low-interest’ product een‘high-interest’ product te maken,

- extra functionaliteiten in zichtbare ‘added value’ voorconsumenten bv. een ingebouwd ventiel in verpakkings -materialen voor bakkerijproducten voor een optimaleomgeving voor levende gisten,

- individualiteit in verpakkingsconcepten via de kleineportieverpakkingen,

- veiligheid bij geopende en te gebruiken verpakkingen bv. zichtbaar worden van tekst na doorbreken van sealen kleurindicaties bij overschrijden van houdbaarheidsdatum,

- aandacht voor specifieke targetgroepen in verpakkingenvoor senioren en als sprekend voorbeeld de ‘limitededitions’ van verpakkingsconcepten voor jongeren zoals de ‘gepimpte metalen colaflesjes’.

MAAR de meest actuele trends zijn op dit ogenblik tevinden op het vlak van:- nieuwe technologieën o.a. slimme-actieve

verpakkingen met sensoren en- bezorgdheid voor het milieu en duurzaamheid met o.a.

veel aandacht voor nieuwe biobased materialen en deCO2-footprint als een belangrijke meetsleutel.

Hieronder worden enkele sprekende voorbeelden toegelicht.

Nieuwe technologieënEen wash-etiketFruit draagt een etiket ter bevordering van demarketing (bv. naam, logo)en traceerbaarheid.

Het kan voorkomen dat hetzelfklevende etiket moeilijkverwijderd kan worden enkleefresten achterlaat op hetfruit. Daarvoor heeft de Amerikaanse designer ScottAmron iets ontwikkeld: de “Fruitwash labels”. Wanneermen het fruit wast, lost het etiket op (door de combinatievan wrijving en water) tot een organische zeep die de was,pesticiden, vuil en bacteriën verwijdert.

Geen afval in de vuilnisbak en geen moeilijk te verwijderenetiketten en kleefresten meer!

Slimme kurkLab-ID, een Italiaanse producentvan RFID-systemen, heeft eenkurk met RFID ontwikkeld voor wijn flessen om zo gedetailleerdeinformatie van elke fles wijn op teslaan. De druifsoort, de samen -stelling van de wijn, de herkomst,de productie datum, de opslag vande wijn, het alcoholpercentage, …zijn slechts enkele voorbeelden.Deze data zijn zo eenvoudig te delen met de distributeurs,handelaars en consumenten.RFID is de afkorting van Radio Frequency IDentification.Op radiogestuurde wijze worden producten en verpakkingengeïdentificeerd en gegevens worden opgeslagen op RFID-tags.Een dergelijke RFID-tag bestaat uit een chip en eenantenne die radiogestuurde signalen kan opvangen enbeantwoorden. Het is dus een mobiel gegevensbestanddat handig kan gebruikt worden van grondstofleveranciertot en met de consument.

VerpakkingstrendsVerpakkingscentrum

Verpakking

DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13 24/01/13 10:35 Pagina 19

Page 22: Bio-ingenieus januari 2013

20

Duurzaamheid en milieuBij duurzaamheid denken we niet alleen aan milieuvriendelijkematerialen, zoals verpakkingen op basis van hernieuwbaregrondstoffen, maar ook aan verpakkingen die er bijvoorbeeldvoor zorgen dat er geen productverlies is bij het ledigenvan de verpakking.

PaddenstoelverpakkingBuffermaterialen (die gebruikt worden om producten tebeschermen bij vallen of tijdens transport) uit gewoneverpakkingsmaterialen, zoals geëxpandeerd polystyreen(EPS), geëxpandeerdpolypropyleen (EPP)en geëxpandeerdpolyethyleen (EPE),zijn meestal niet zoduurzaam doordat zegewonnen worden uitniet-hernieuwbaregrondstoffen zoalsolie en gas. De “RestoreMushroomPackaging”, een verpakking vervaardigd uit paddenstoelen doorEcovative biedt een goed alternatief. Het wordt immersgemaakt met afvalproducten en bovendien kan hetmateriaal achteraf thuis gecomposteerd worden. De inspiratie kwam van 2 onderzoekers van hetRensselaer Instituut.

De verpakking uit paddenstoelen groeit met behulp vanhet mycelium, een netwerk van draadvormige schimmelcellen.Dit mycelium groeit rond bijproducten uit de landbouwzoals boekweitdoppen, kaf van graankorrels, katoenzaadtot elke gewenste vorm. In 5 à 7 dagen, in het donker,omgeeft het mycelium de bijproducten en bindt deze toteen sterke en mooie verpakkingscomponent. Ten slottewordt het proces beëindigd met een warmtebehandelingom de groei te stoppen zodat er geen sporen meeraanwezig zijn.

LiquiglideNog niet zo lang geleden was het behoorlijk moeilijk om de laatste restjes ketchup uit de fles te krijgen. Ondanksverwoede pogingen gaande van hard schudden met hetrisico een deel van de inhoud op de grond terug te vindentot met een lepel de laatste restjes er uit vissen, … bleef ernog product in de fles zitten. Uiteindelijk gaat jaarlijks eenaanzienlijke hoeveel heid aan ketchup, mayonaise, mosterd,enzovoort verloren.

Onderzoekers van het Massachusetts Institute ofTechnology (MIT) in de VS hebben hiervoor een nieuwe(eetbare) coating ontwikkeld die ervoor zorgt dat allerestjes ketchup gemakkelijk uit de fles glijden door eensuperglijdend oppervlak. Deze coating baseert zich op een perfecte structurering waarbij de capillaire druk in de nanostructuren zo hoog is dat devloeistof liever overhet oppervlak glijdtdan in de capillairente dringen. Het resultaat is eengemakkelijk volledigte ledigen verpakkingdie voedselverspillingtegengaat.

BioplasticsDeze verschijnen steeds meer tussen de traditioneleverpakkings materialen.

Polymeren kunnen verder bio-gebaseerd en bio-degradeerbaar zijn waarbij bio-gebaseerd verwijst naar de origine van het polymeer (fossiele grondstoffen vshernieuwbare grondstoffen) en waarbij bio-degradeerbaarverwijst naar het einde van de levenscyclus (composterenof verbranding en recycleren).

DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13 24/01/13 10:35 Pagina 20

Page 23: Bio-ingenieus januari 2013

21

Voorbeelden van bioplastics in de verpakkingssector zijn o.a. groenten- of fruitzakken op basis van zetmeel;groenten- en fruitschalen gemaakt van suikerriet en folies,bakjes of drinkbekers uit PLA (Polylactic acid ofpolymelkzuur).

Tot op heden vormen de bioplastics slechts enkelepercentages van de totale kunststofindustrie, maar ditaantal zal in de toekomst nog stijgen. Eveneens zullen deprijzen van dergelijke verpakkingen nog dalen. Ook zijnonderzoekers steeds bezig met het verbeteren van deeigenschappen van bioplastics door o.a. de ontwikkelingvan nanocomposieten, copolymeren, blends, …

VerpakkingsCentrumHet VerpakkingsCentrum (www.VerpakkingsCentrum.be)van de XIOS Hogeschool Limburg ondersteunt de bedrijvenbij het oplossen van verpakkingsproblematieken metfysische testen op (verpakkings)materialen en verpakkingen;anderzijds werkt zij eveneens mee aan de ontwikkeling vannieuwe materialen/verpakkingen.Deze onderzoekscel is complementair aan de uniekeopleiding “Master in de industriële wetenschappen(Industrieel Ingenieur) Verpakkingstechnologie”.

Contactgegevens:Dr Roos Peeters - Ing. Gudrun Nowicki,VerpakkingsCentrum - XIOS Universitaire Campus, Agoralaan, gebouw H, 3590 Diepenbeektel. + 32 11 37 07 89

Bronnen:www.amronexperimental.com/FRUIT_WASH_LABELS.htmlwww.liqui-glide.com/www.mushroompackaging.comwww.lab-id.comwww.moonennatural.comwww.vanderwindtpackaging.be

Presentatie bioplastics VerpakkingsCentrumPresentatie Trends VerpakkingsCentrumTechniline v3, 02-03-2012, SirrisTechniline v3, 19-10-2012, Sirris

Dr. Roos PeetersIng. Gudrun Nowicki

DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13 24/01/13 10:35 Pagina 21

Page 24: Bio-ingenieus januari 2013

2222

Setting the sceneJaarlijks produceert een gemiddelde Vlaming ongeveer een halve ton huishoudelijk afval. Na de organische fractieen bouw- en sloopafval maken allerhande verpakkingen de grootste fractie uit van dit afval. In Vlaanderen wordt er jaarlijks een kleine 600.000 ton (of ongeveer 90 kg perinwoner) verpakkingsafval op straat gezet. Dit afval bestaatvoor ongeveer 65% uit glazen, papieren en kartonnenverpakkingen. Kunststofverpakkingen vertegenwoordigenongeveer 30% van deze afvalstroom (170.000 ton opjaarbasis, waarvan 40% recycleerbare flessen en drank -kartons en 60% niet recycleerbare kunststof verpakkingen).Metalen verpakkingen vertegenwoordigen 7%1,2.

Ongeveer driekwart van ons verpakkingsafval bieden weselectief aan voor ophaling en wordt dus hergebruikt,gerecycleerd of gecomposteerd. Het resterende kwart(150.000 ton op jaarbasis) wordt via het huisvuil mee -gegeven. Van deze 150.000 ton hoort ongeveer 40%eigenlijk selectief aangeboden te worden omdat het omrecycleerbare materialen gaat die verkeerdelijk bij hethuisvuil terecht komen. Kortom, in Vlaanderen wordt er ongeveer 100.000 ton niet-recycleerbaar en nietbioafbreekbaar kunststofverpakkingsafval gecreëerd op jaarbasis.

In Vlaanderen wordt dit afval voornamelijk (91%) verwerktin verbrandingsinstallaties met energierecuperatie (3% wordtgestort)1,2. Europese gemiddelden tonen echter dat hetstorten van dit afval de dominante afdankroute is3.Aangezien het gros van deze verpakkingen bestaat uitpetrochemisch-gebaseerde materialen, zorgt verbrandingvoor extra vrijzetting van CO2 in de atmosfeer. Ook hetstorten van afval resulteert in de uitstoot van broeikas -gassen en houdt tevens een risico van bodem- en grond -watercontaminatie in.

Hoewel veel afval wordt ingezameld, komt er ook afval als sluikstort en zwerfvuil in onze leefomgeving terecht.Doordat dit afval slecht of niet afbreekt, verontreinigt hethet milieu voor een lange tijd. Er is 5 tot 10 jaar nodig om

een PET frisdrankfles af te breken. Plastic zakken blijven10 tot 20 jaar aanwezig. Een polystyreen frietbakje 90 jaar.Opruimacties zijn daarom noodzakelijk. In 2011 werd ermeer dan 3.000 ton zwerfvuil opgeruimd langs de Vlaamsegewest- en snelwegen (kostprijs: 4 miljoen euro).

In het licht van het reduceren van afvalstormen en milieu -verontreiniging, van het cradle to cradle principe enuitstoot reductie, worden bioafbreekbare plastics tegenwoordiggepromoot als milieuvriendelijke alternatieven voor verpak -kingen, zeker als deze plastics geproduceerd worden uit hernieuwbare materialen die gerecupereerd kunnenworden door organische recyclage4. Er zijn echter ookeconomische stimuli. Zo zorgt biodegradeerbaarheid vooreen lagere afvalverwerkingskost, terwijl de hernieuwbarebasismaterialen een kostreductie kunnen opleveren tenopzichte van de stijgende kost van petrochemischgebaseerde basiscomponenten5.

Ontwikkelingen

Wereldwijd wordt er dan ook onderzoek gedaan naar hetontwikkelen van bioafbreekbare polymeren die de functiesvan de huidige petroleum gebaseerde plastics kunnenovernemen. Deze ontwikkeling richt zich niet alleen naarverpakkingen, maar ook naar andere toepassingen. Om biodegradeerbare plastics te vervaardigen kan mengebruik maken van natuurlijke, hernieuwbare bouwstenen,maar men kan ook petroleumgebaseerde bioafbreekbareplastics ontwikkelen. In sommige omstandigheden wordennatuurlijke en synthetische plastics gemengd om de nodigefunctionele vereisten te bekomen.

Bioplastics: evolutie, biodegradeerbaarheid en impact op het milieu

Een biodegradeerbaar plastic is een plastic datafbreekt door natuurlijk voorkomende micro-organismen zoals bacteriën, schimmels en algen(ASTM), of ook, een polymeer waarvan het primairedegradatie mechanisme metabolische activiteit van micro-organismen is.

Verpakking

DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13 24/01/13 10:35 Pagina 22

Page 25: Bio-ingenieus januari 2013

2323

Kale et al. delen bioaf breek bare polymeren op in 3 groepen:de natuurlijke polymeren, de koolstofketen polymeren ende heteroketenpolymeren4. Onder de natuurlijke polymerenkennen we onder meer de polysacchariden (bv. zetmeel,cellulose, lignine, etc.) en proteïnes (bv. gluten, gelatine,wol, etc.). Bij biodegradatie worden de ketens enzymatischopgebroken tot porties die klein genoeg zijn om verder afge -broken te worden. Hydrolyse kan het hele afbraakprocesversnellen. Onder de natuurlijke polymeren horen ook polyestersdie geproduceerd worden door planten of micro-organismen(de polyhydroxyalkanoaten (PHA)). De meest voorkomendezijn poly(β-hydroxybutyraat) (PHB) en poly(hydroxybutyraat-valeraat) (PHBV). Bij dezen start het degradatiemechanismemet enzymatische hydrolyse. Dit breekt de esterbindingen inde structuur.

Koolstofketenpolymeren zoals vinylpolymeren gemaakt uitderivaten van aardolie (polyethyleen, polypropyleen, polyvinyl -chloride) zijn niet onderhevig aan biodegradatie. Polyvinyl -alkohol (PVOH) is hier een uitzondering op door zijn hogehydrolyseerbaarheid. Enzymatische oxidatie van hydroxyl -groepen vormt carbonylgroepen in de polymeer keten.Hydrolyse van 2 carbonylgroepen zorgt voor het opbrekenvan de keten.

Net als de koolstofketenpolymeren, breken de meestesynthetische heteroketenpolymeren, zoals polyesters,nylons of polycarbonaten, niet af door biodegradatie. Maar door het inbrengen van zuurstof- of stikstofatomen in de keten kunnen deze polymeren wel vatbaar wordenvoor hydrolyse. Momenteel zijn PLA (polylactic acid) (bv. op basis van maïszetmeel of suikerriet), PGA (polyglycolicacid) (bv. uit suikergewassen) en PCL (poly(ε-caprolactone))(petrochemisch gebaseerd) de meest bekende heteroketenbioafbreekbare polymeren.

Specifiek voor verpakkingsmateriaal worden voornamelijkde aliphatische polyesters, zoals PLA, PCL en PHA, als veelbelovende bioafbreekbare polymeren gezien, omdat deze de materiaaleigenschappen van de momenteelgebruikte petroleum-gebaseerde verpakkingspolymerenhet meest benaderen. Aanvankelijk waren de PLA enzetmeelplastics de enige commercieel beschikbarebiodegradeerbare plastics maar met de groeiendeinteresse en markt (er wordt een productiestijginggeprojecteerd van 476.000 ton in 2011 tot 1,9 miljoen tonin 2017) diversifieert ook het aanbod6. Zo wordt er ookgewerkt aan de ontwikkeling van gemengde polymeren,bv. zetmeelmengingen met PLA, PCL, PHAs en PVOH.

Een algemeen probleem van biopolymeren is de hogewaterdamppermeabiliteit, wat hun gebruik als voedsel -verpakking minder interessant maakt. Daarom richt meerrecent onderzoek zich op het gebruik van polymeernanocomposieten als bioafbreekbaar alternatief voorverpakkingsmateriaal voor voedsel. Het aanbrengen van nanopartikels of -vezels in een bioafbreekbarepolymeermatrix heeft voornamelijk het doel deeigenschappen van het biopolymeer te verbeteren.Nanocomposieten kennen niet enkel een verlaagdewaterdamppermeabiliteit, maar ook een hogeremechanische sterkte en warmteweerstand. Mogelijkeversterkingen zijn nanokleien, cellulosenanovezels ofkoolstofnanobuisjes. In de voedselverpakkingsindustrietrekken voornamelijk de nanokleien (bv. montmorilloniet,kaoliniet) de aandacht, niet alleen omwille van hunmilieuvriendelijkheid, natuurlijke voorradigheid en lage kost, maar ook omwille van de gemakkelijke verwerking.Deze versterkingen kunnen in verschillende bioafbreekbarepolymeermatrixen gebruikt worden (bv. zetmeelnano -composieten, PLA nano -composieten, gelatinenano -composieten, enz.)8,9.

Een composteerbaar plastic is een plastic datdegradatie ondergaat door biologische processentijdens compostering waarbij het wordt omgezet totCO2, water, anorganische elementen en biomassaen dit aan een snelheid vergelijkbaar met gekendecomposteerbare materialen en zonder visueel teonderscheiden of toxische residu’s achter te laten(ASTM).

De basisvoorwaarden voor composteerbaarheid van verpakkings materialen omvatten samengevat (i)biodegradatie, (ii) desintegratie en (iii) compostkwaliteit.

De term composteerbaar impliceert dat het materiaalwordt afgebroken in een composteerbare omgevingwat inhoudt dat het product afgebroken wordt ineen industrieel proces en niet thuis in de tuin. Er zijnproducten welke ook thuis in de composthoop uiteen -vallen maar deze zijn relatief nieuw7.

Resultaten vancomposteerbaarheid vanbiodegradeerbare plastics

Zetmeelpolymeren:• 73-97% degradatie na

industriële compostering(±12 weken)3

PLA: • Zachte films (bv. voor zakjes): composteren

volledig in 21 dagen5

• Drankflessen: 78-84% gecomposteerd na 58 dagen4 (zie figuur aangepast van4)

• 55-95% degradatie na industriële compostering(±12 weken)3

PHAs • 65-90% degradatie na industriële compostering

(±12 weken)3

DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13 24/01/13 10:35 Pagina 23

Page 26: Bio-ingenieus januari 2013

24

Evaluatie, labels engeorganiseerde composteringOp basis van de definities van biodegradeerbare plasticsen composteerbare plastics is het belangrijk op te merkendat alle composteerbare plastics biodegradeerbaar zijn,maar niet alle biodegradeerbare plastics zijn composteer -baar. Naast compostering, of afbraak in de bodem, is ookanaerobe vergisting van biodegradeerbare plastics mogelijk.Voor de evaluatie van elk van deze bioafbraakprocessenzijn er standaardprotocols beschikbaar (bv. ISO, ASTM,DIN EN).

Naast gestandaardiseerde evaluatiemethoden, zijn er ookcertificeringen en labels die aan producten kunnen bedeeldworden op basis van dergelijke evaluatie. Deze certificeringenen labels dienen om de consumenten correct in te lichten.Een opvallend raster en een duidelijk logo zijn daarbijcruciale elementen. Momenteel bestaat er een ruimgamma aan dergelijke logo's. In verschillende lidstatenwordt gebruik gemaakt van het Duitse kiemplantlogo,meestal gebaseerd op de DIN-Certco-norm of op de EN 13432 norm. In België wordtreeds verschillende jaren vooralhet OK Compost-logo gebruikt,gebaseerd op de EN 13432norm. Het Belgische AIB Vinçottereikt zulke labels uit, bijvoorbeeldop de bekende composteerbareGFT keukenzakjes.

Wat betreft compostering zijn momenteel de Vlaamseinstallaties niet aangepast voor de behandeling vanbioafbreek bare verpakkingen. De meeste composterings-installaties gebruiken immers afzeving als voorbehandelingwat de composteerbare verpakkingen vooraf verwijderd.Hierdoor schiet men aan het doel van de organischerecyclage van bioafbreekbare plastics voorbij. Composterings -bedrijven zouden zich in de toekomst kunnen aanpassenaan deze nieuwe materialen. Hierbij is er extra aandachtnodig voor de effectieve composteerbaarheid van verpakkingen(dus voorzien van de nodige labels). Het toelaten vancomposteerbare verpakkingen zou er immers toe kunnenleiden dat ook meer niet-composteerbare verpakkingenworden meegegeven (onderscheidingsprobleem). Dit kanaanzienlijke gevolgen hebben voor de hoeveelheid residu,en de kwaliteit van het composteringsproces en de compost.Na jarenlange inspanningen is momenteel de visuele kwaliteit(zuiverheid) van het ingezamelde GFT-afval in Vlaanderenimmers heel goed. Een groter wordende fractie van nietafbreekbare verpakkingen zou dit kunnen teniet doen.

Een belangrijk alternatief voor het meegeven bij deinzameling van GFT-materiaal, is het thuiscomposteren.Echter, niet alle bioafbreekbare materialen zijn hiervoorgeschikt. Enkel materialen voorzien van een label voorthuiscompostering kunnen in een compostvat, -hoop of -bak10.

Composteer baarheid is namelijk sterk afhankelijk van decomposteringsomstandigheden. Een industriële composteringheeft verschillende temperaturen en micro-organismen invergelijking met thuiscompostering, met verschillendesnelheden van biologische afbraak tot gevolg. Bijvoorbeeldeen bioplastic die biologisch afbreekbaar is in een industriëlecomposteerinstallatie (meest agressieve omgeving) is daaromniet altijd biologisch afbreekbaar in een composteervatthuis (lagere temperaturen)11.

DuurzaamheidBiodegradatie van natuurlijke materialen veroorzaakt natuurlijkook emissies. Enerzijds wordt de in het materiaal vastgelegde(natuurlijke) koolstof terug als CO2 vrijgezet. Maar bijvoorbeeldvergisting of compostering zorgt ook voor meer agressievebroeikasgassen zoals methaan en lachgas. Hermann et al.becijferden op basis van levenscyclusanalyse dat anaerobevergisting met biogasafvang momenteel de afvalverwerking -methode van bioafbreekbare plastic is met de laagste

koolstof- en energievoetafdruk.3

Afvalverbranding met energie -recuperatie en composteringscoren beide minder goed, maarliggen dicht bij elkaar. Hermann et al. wijzen er ook op dat metverbeterde energieconversie -technieken de efficiëntie vanverbrandingsinstallaties in detoekomst zal toenemen en dusmogelijks de beste afvalverwerkings -methode zal worden op vlak van

koolstof- en energievoetafdruk. Deze resultaten wordenvoornamelijk beïnvloed door de credits die de systemenkrijgen voor de ‘bijproducten’ die de verwerking oplevert.Bijvoorbeeld, in anaerobe vergisting krijgt het systeem datelektriciteit opwekt met het afgevangen biogas credits voorde vermeden productie van die hoeveelheid elektriciteit opde conventionele manier (Europese mix). Verbranding metenergierecuperatie krijgt credits op een gelijkaardigemanier. Compostering krijgt credits door vervanging vanandere bodemverbeteraars als stro of turf. Recyclage werdniet becijferd, maar blijkt in een studie over PLA de meestinteressante route te zijn.12

De berekeningen van Hermann et al. gaan echter enkelover de afvalverwerkingsfase van een product en richtenzich enkel op koolstof- en energievoetafdrukken. Het isechter belangrijk de producten te evalueren over hunvolledige levenscyclus, van verzameling van de grond -stoffen over verwerking en gebruik tot en met de einde -levensfase, en dit voor een grotere variëteit aan impacten(bv. schade aan de ozonlaag, impact op gezond heid,verzuring en vermesting van land en water, etc.). Zo krijgtmen een breder zicht op het duurzaamheidspotentieel van het ontwikkelen, gebruiken en verwerken vanbiodegradeerbare plastics.

DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13 24/01/13 10:35 Pagina 24

Page 27: Bio-ingenieus januari 2013

25

References1 OVAM 2006. Sorteeranalyse-onderzoek huisvuil 2006 2 OVAM 2011 Inventarisatie huishoudelijke afvalstoffen 2011 3 Hermann et al., Polymer Degradation and Stability, 2011 4 Kale et al., Macromolecular Bioscience, 2007 5 Nampoothiri et al., Bioresource Technology, 2010 6 Shen et al., BioFPR, 2010

7 zaplog.nl http://goo.gl/8bTF5, geconsulteerd Dec 2012 8 Tang et al., Food Science and Nutrition, 2012 9 Arora & Padua, Journal of Food Science, 2009 10 OVAM, http://goo.gl/TE4C3, geconsulteerd Dec 2012 11 Vinçotte, http://goo.gl/8edJ1, geconsulteerd Dec2012 12 Gironi &Piemonte, Environmental Progress & Sustainable Energy, 2011

Zo’n aanpak toont aan dat voor maïs gebaseerde PLA-flessen(in vergelijking met PET-flessen) de afdankfase maar eenkleine impact heeft op het totaal, en dat het voordeel (voor fossiel energie gebruik en broeikasgasemissies) vanPLA-flessen voornamelijk ligt in het feit dat hernieuwbarebronnen worden gebruikt[12]. Verder toont deze studieook dat het produceren van PLA-flessen een grotereimpact heeft op menselijke gezondheid en ecosysteemkwaliteit dan het produceren van PET-flessen. Dit komtvoornamelijk door het gebruik van herbiciden, pesticidenen artificiële meststoffen bij de maïsproductie.

Het gebruiken van bijproducten van landbouwprocessen of niet-landbouw gebaseerde natuurlijke polymeren (bv. cellulose of PHAs) kan dit laatste mogelijks (ten dele)voorkomen. Dit moet echter nog via gedegen levens -cyclusonderzoek bevestigd worden.

Dr.ir.Wouter Achten (Dept. Aard- en Omgevingswetenschappen & Metaalkunde

en toegepaste materiaalkunde, KU Leuven), Dr.ir. Jaak Ryckeboer (Dept. Aard- en

Omgevingswetenschappen KU Leuven), Prof. Dirk Springael (Dept. Aard- en

Omgevingswetenschappen KU Leuven)

DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13 24/01/13 10:35 Pagina 25

Page 28: Bio-ingenieus januari 2013

26

ALUMNINIEUWS

VBI verandert de verpakking (en zeker ook de inhoud).

Ook hier veranderen? Waarom dan?“Ah, hier staat nog eens iets over de alumnivereniging”hoor ik u nu denken. En terecht, want de laatste tijd is het bijzonder rustig – althans naar de “buitenwereld” toe –rond VBI. “Intern” is het een heel ander verhaal, want sindshet voorjaar van 2012 wordt hard en grondig gewerkt aaneen grondig vernieuwde alumnivereniging. Actueel entoekomstgericht, dynamisch en draaiend op “wat dealumnus wil”.

Sommige - nogal fundamentele – aanpassingen aan devereniging waren meer dan aan de orde. Aanpassingen,zeg maar hervormingen, ten gevolge van zowel interne als externe factoren.

Het is een publiek geheim dat ook VBI, net als veel anderealumniverenigingen, te kampen heeft met een tanendledenaantal; jong afgestudeerden vinden geen aansluitingmeer bij de alumnivereniging en de vraag naar alumniwerkingis veranderd. De vraag is daarom niet afgenomen, maar hetgevraagde product is wel anders dan dit wat de alumni -vereniging pakweg tien of vijftien jaar geleden aanbood.

Tenslotte verandert ook de omgeving van de alumnivereniging:de faculteit vraag meer input van de vereniging over haaropleidingen en ook overkoepelende alumniorganisatieswijzigen hun beleid t.a.v. de alumnivereniging.

Binnen KVIV is er een hele reorganisatie bezig door de samen -werking met VIK (de Vlaamse Ingenieurskamer – een beroeps -vereniging voor industrieel ingenieurs) enerzijds en een(ingrijpende) verschuiving van accenten en werking naarIE-Net (het samengaan van het vroegere TechnologischInstituut van KVIV en een deel van VIK) anderzijds.Misschien betekent de evolutie binnen KVIV een herzieningvan het protocolakkoord. Dit is een afspraak uit de jaren ’70tussen de alumniverenigingen en KVIV, die de inning vangezamenlijke ledenbijdragen voor die alumniverenigingenen KVIV bij de KVIV legt. Van deze bijdrage wordt dan eenzeer klein aandeel doorgestort naar de alumnivereniging.Dit betekent concreet dat - in theorie - VBI geen eigenleden kan werven.

Ook bij Alumni Lovaniensis wordt er naarstig hervormd en,met steun van de KU Leuven, uitgebreid. De hervormingbinnen Alumni Lovaniensis betekent dat de ledenbijdragevanaf volgend jaar verhoogt. Voor elk VBI lid betaalt VBIjaarlijks immers een bedrag om ook lid te zijn van AlumniLovaniensis. Eén en ander is qua financiën hier ook aanherziening toe: IE-Net, die de ledenwerving voor KVIVdoet, maakt alle pas afgestudeerden “gratis” lid van KVIVen (conform het protocolakkoord) bijgevolg ook (gratis) lidvan VBI, waar VBI echter wel bijdrage voor moet betalen

voor Alumni Lovaniensis (blijkt niet correct en zal doorAlumni Lovaniensis gecorrigeerd worden). In theorie eenmooi voorbeeldje van solidariteit (betalende leden verzorgenmet hun lidgeld deels voor de opvang van pas afgestu -deerden), moest het niet zijn dat ondertussen het aantalgratis leden van KVIV bijna even groot is dan het aantalbetalende leden. Hoogste tijd voor een beetje interne audit.

Hoe en wat dan wel? De opstart van het project “VBI hervormen”.In 2007 werd Jong.VBI opgericht, aanvankelijk een groepjevan een aantal die samen wat organiseerden ‘voor en dooralumni’. Samen met de VBI-vriendenkring Vlaams-Brabant,de studentenkring LBK, de assistentengeleding (Fr)Actievan de faculteit en de faculteit zelf, organiseerden zij deeerste editie van de BIr.-Dag, de “Dag van de LeuvenseBio-ingenieur”. Binnen Jong.VBI groeide al snel de vraagom de alumnivereniging op te frissen en met de eerderbeschreven harde feiten (gevoelige ledenaantallen eninkomsten, wijzigende vraag van alumni en faculteit,wijzigingen bij partnerorganisaties) rekening te houden. In 2011 werd er, onder impuls van enkele Jong.VBI’ers,een online bevraging georganiseerd onder alumni. Deze zeersobere enquête polste naar wat afgestudeerden de belang -rijkste taken vonden van een alumnivereniging. Meer dan450 respondenten vulden deze enquête in en met deinterpretatie van die resultaten was de eerste belangrijkestap gezet naar een hervormd VBI. Zowel de toenmaligevoorzitter en secretaris van VBI, als ook het sindsseptember 2011 geïnstalleerde nieuwe faculteitsbestuurvroegen Jong.VBI nu “echt werk te maken van diehervormingen”.

Plannen smeden: een nieuwe raad van bestuur en de VBI whitepaper.Er werd besloten een klein actiecomité op te richten datde hervormingen voorbereidt, de mogelijke beleidspistesonderzoekt en ideeën ronselt; een ‘taskforce’, gestuurd en gesteund door een raad van bestuur, samengesteld uitvrijwilligers die de hervorming genegen zijn en vol engagementinput en feedback kunnen wen willen geven. Dit kleine teambestaat uit Jong.VBI-voorzitter prof. Christophe Courtin entwee Jong.VBI-collega’s Karolien Decamps en Steven Meeus.In de raad van bestuur zetelen Herman Herterijck, tevenslid van de facultaire senaat, Marleen Suckers, medewerkervan de facultaire Dienst Externe Relaties, prof. em. Robert Schoonheydt, Clem Verheyden en Dirk Fremout,bestuursleden uit de “oude” raad van bestuur (Clem istevens ook actief bestuurslid van VBI-Limburg), Sven Arnouts, Tom Goessens, Stefan Ruyters, Anne-MarieVangeenberghe, Eline Lebbe, Isabelle François en JokePutseys, allen bio-ingenieur alumnus en Anke Van denBergh en Lennart Hermans, studenten en respectievelijk

DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13 24/01/13 10:35 Pagina 26

Page 29: Bio-ingenieus januari 2013

27

oud- en huidig preses van De Landbouwkring. Op deeerste bijeenkomst van deze raad van bestuur werdenChristophe, Karolien en Steven aangesteld als respectievelijkvoorzitter en ondervoorzitters van VBI. De faculteit beslootook om de voorzitter van VBI lid te maken van defacultaire senaat.

De taskforce vergadert minstens wekelijks (soms meer) enschrijft naarstig aan een document dat de basisprincipesvan de alumnivereniging (wie zijn we, voor wie zijn we, wat doen we) moet samenvatten. Dit document (“whitepaper”) zal aan de basis liggen van alle hervormingen(inhoudelijk, praktisch, …) en de koers bepalen die VBI in de toekomst zal varen. Alle werkzaamheden van hetactiecomité worden op regelmatige basis voorgelegd aande raad van bestuur, die er tijdens en na grondige discussiesgegronde en zeer waardevolle feedback op geeft.

Tegen wanneer? Nieuw academiejaar = nieuwealumniorganisatie.De white paper zal klaar zijn in het voorjaar van 2013 om dan voor te stellen aan alle stakeholders (faculteit,studentenkring, zusterorganisaties, ...). Het is de bedoelingom voor de promotie van het academiejaar 2012-2013klaar te staan met een helder beeld van de vernieuwdeorganisatie – welke dan bij de start van het nieuweacademie jaar 2013-2014 operationeel moet zijn. Om dit te realiseren zijn, simultaan met het uitschrijven van dezewhite paper, alvast enkele hervormingen gestart onder het wakend oog van de raad van bestuur.

En hoe zou VBI er dan juist uit moeten zien? De paraplu en haar vier pijlers. HET DOEL VAN DE ALUMNIVERENIGINGGebaseerd op de resultaten van de bevraging in 2011 zalde white paper opsommen wat, volgens haar leden en raadvan bestuur, de doelstellingen zijn van de alumniorganisatie.

In het kort kunnen deze alvast worden samengevat als (1) informatie van, over en naar de bio-ingenieur van KU Leuven in al zijn aspecten en (2) het ondersteunen enstimuleren van communicatie tussen de bio-ingenieursvan KU Leuven onderling en de bio-ingenieurs van KU Leuven en hun omgeving in al zijn aspecten. Tenslotte zijn ook het (3) bewaken van de kritische blikvan de bio-ingenieur van KU Leuven door vorming, informatieen communicatie, het (4) blijvend profileren van de bio-ingenieur van KU Leuven in een steeds complexer en globalerwordend (onderwijs)landschap en het (5) organiseren enonderhouden van een sociaal en profes sioneel netwerkvan alumni belangrijke doelstellingen. Vanzelfsprekend overlappen de doelstellingen soms enzullen er prioriteiten gesteld moeten worden (voorlopig inde volgorde zoals hierboven vermeld), maar de raad vanbestuur is van mening dat deze vijf doelstellingen de lading“wat is het doel van de alumnivereniging?” goed dekt.

HET DOELPUBLIEK VAN DE ALUMNIVERENIGING.Hier zijn we heel duidelijk. Het publiek van VBI zijn allealumni van de Faculteit Bio-ingenieurswetenschappenvan de KU Leuven en deze alumni omschrijft VBI als“iedereen die een opleiding volgde aan de Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen, Bachelor en/of Master. Dit zullen voor het grote deel mensen zijn met de (beroeps) -titel van bio-ingenieur (of alle vroegere varianten daarvan),maar het zijn ook mensen die (al) het bachelordiploma bio-ingenieurswetenschappen op zak hebben (dusbijvoorbeeld studenten in een masteropleiding) of mensenmet een ander diploma behaald aan deze faculteit datechter geen bio-ingenieurstitel inhoudt. Hier verschilt VBImet bijvoorbeeld KVIV dat op dit moment enkel Ir of Ingtitelhouders als leden heeft.

DE STRUCTUUR VAN DE ALUMNIVERENIGING: DE PARAPLU.Waar vroeger VBI functioneerde als een overkoepelendeorganisatie waaronder de provinciale vriendenkringenressorteerden, wil men dit principe nog verder uitbouwen.VBI moet een organisatie worden die zelf slechts een kleinaantal activiteiten organiseert, maar des te meer optreedtals voedingsbodem voor fora, geledingen, vriendenkringenen initiatieven. Willen bio-ingenieurs van KU Leuven zich“verenigen” rond een bepaald thema of een bepaaldegemeenschappelijke basis (bijvoorbeeld een beroep of een geografisch feit), dan zal VBI dit stimuleren en onder -steunen. Dit kan een langdurig of intensief project (bijvoor -beeld een vriendenkring) zijn, maar evengoed een ad hocen tijdelijk initiatief zijn. VBI vormt een koepel, een paraplu,waaronder alle bio-ingenieur-alumni zich verenigen, opwelke manier dan ook.

DE KERNACTIVITEITEN VAN DE ALUMNIVERENIGINGDeze “TO Do’s” kunnen als volgt worden samengevat.• Het uitbouwen en onderhouden van een goed

functionerend informatie- en communicatienetwerk: een degelijke en goed werkende website, een belangrijkebijdrage aan het tijdschrift Bio-ingenieus, een regel -matige elektronische nieuwsbrief en uitgebreide socialemedia zijn enkele voorbeelden (en prioriteiten) hiervan.

• Het organiseren van een beperkt aantal activiteiten vooral haar leden. Het gros van de actie zal georganiseerdworden door de werkgroepen, geledingen, fora die onderde paraplu actief zijn, maar een paar keer per jaar zalook de koepelorganisatie op de voorgrond treden meteen activiteit. Elke twee of drie jaar een BIr.-Dagbijvoorbeeld, maar ook nog andere activiteiten.

• Het deelnemen aan de organisatie van talrijke activiteitendie met (of voornamelijk door) zuster- of dochterorganisatiesgetrokken worden.

• Het vertegenwoordigen van alle alumni van de FaculteitBio-ingenieurswetenschappen van KU Leuven in andereorganisaties, raden en organen binnen de faculteit, hetberoepenveld en een ruimere maatschappelijke context.

DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13 24/01/13 10:35 Pagina 27

Page 30: Bio-ingenieus januari 2013

28

ALUMNINIEUWSEn wat moet daarvoor juist hervormd worden? De hervorming bestaat uit vier luiken. Sommige daarvanmoeten nog verder bediscussieerd en dan uitgevoerd worden,anderen zijn al in volle actie. In het kort komt het er opneer dat (1) de structuur van de organisatie zal wordenaangepast tot die “paraplu” en dat (2) er daardoor ook een herziening komt van de interne structuren en werking(bestuursorganen, lidmaatschap, samenwerkingsverbanden, ...).Verder zal ook (3) de verpakking (imago, logo, …) opgefristworden en (4) zal VBI steviger verankerd worden in deFaculteit Bio-ingenieurswetenschappen van KU Leuven en De Landbouwkring. De raad van bestuur heeft zich albezonnen over het eventueel aanpassen van de naam“VBI” (Vereniging van Bio-ingenieurs van de KU Leuven),maar wil deze naam voorlopig behouden. Met dezehervormingen hoopt de raad van bestuur van VBI de bio-ingenieurs van KU Leuven terug (of nog meer) op de kaartvan het alumnilandschap te plaatsen en de organisatie

voldoende verankering, draag- en veerkracht te geven zodatze als moderne en functionele organisatie weer ettelijke jarenmeekan. Tot zover! Als u tot hier bent geraakt in dit alvastlijvige verslag, bent u ongetwijfeld een geïnteresseerd engemotiveerd bio-ingenieur (al dan niet in wording). Zelf ietsaan toe te voegen? GRAAG! Aarzel niet om eventueleideeën, commentaren, vragen, “like’s”, “+1’s” (of het tegen -overgestelde daarvan) aan het actiecomité te bezorgen.Hoe meer input, hoe beter zij hun werk kunnen doen. E-mailadressen kan je hieronder vinden. Hou dit tijdschrift en deandere gebruikelijke informatiekanalen in het oog, want zeerspoedig hoort en leest u meer over VBI. En dan leest umisschien ook waarom die Korenbloem plots te pas en te onpas overal opduikt.

[email protected]@[email protected]

[email protected]

Zuurmoes, limburgse vlaai en veel fruitmanden:de jaarvergadering van VBI-limburg.Op 23 november vond in Kasteelbrouwerij Ter Dolen teHelchteren de jaarvergadering van VBI-Limburg plaats.Ook moederorganisatie VBI kreeg een warme uitnodigingom deze bij te wonen en de aan de gang zijnde vernieuwings -operatie voor te stellen. Met één van de VBI-Limburgbestuursleden als geëngageerd lid van de nieuwe raad vanbestuur van VBI (Clem), gingen we bij VBI hier graag op in.In het strategisch gezelschap van een veel esthetischer lidvan de raad van bestuur dan ondergetekende, Joke, werdde landkaart boven gehaald en trokken we naar deKempen in Midden-Limburg (tegenwoordig heet landkaarteigenlijk Google Maps, maar kom, als land- en bosser enkaartverzamelaar mag enige cartografische nostalgie wel).

“De gezelligste provincie van Bels”. Men zegt dat de West- en Oost-Vlamingen harde werkers zijn.Antwerpen en Vlaams-Brabant plaatsen zichzelf consequentvanboven op de evolutionaire ladder. Maar waar Maas, Demer,Dommel en Gete vloeien, zegt men gewoon “gezellig”. De uitspraak over de werklust op de westelijke oever vande Schelde kan kloppen, heb ik nog al horen zeggen. Dat zein Antwerpen nu eenmaal dé kathedraal hebben en in Leuvendé universiteit, daar mogen ze gerust fier op zijn (al hebbenze wel vals gespeeld met de afstand tussen de sporten vanhun ladders). En dat Limburg, steeds weer, de kroon spantqua gastvrijheid en gezelligheid, wel, dat is meer dan volledigterecht. Dè klop menne maan! VBI Limburg is één van de(op dit moment misschien de enige nog actieve) vrienden -kringen van VBI die net zoals KVIV ook een regionale werkingheeft. Iedere bio-ingenieur die werkt en/of woont tussen het“bronsgroen eikenhout”, mag lid van zijn van VBI-Limburg.Zoals elke vriendenkring onderhoudt deze dochterorganisatievia activiteiten (excursies, lezingen, … allemaal ook met een

sociale dimensie) zijn netwerk goed. Dat was te merken;de jaarvergadering telde meer dan veertig aanwezigen!

Rookworst en trippel van Ter Dolen.Ongetwijfeld heeft dat laatste ook te maken met het feit dateen dergelijke jaarvergadering ook de jaarlijkse “zuurmoes -avond” is. Zuurmoes - local slang voor zuurkool (choucroutevoor wie te veel naar Komen Eten kijkt), is heerlijk winters.Dit, in combinatie met een trippel van Ter Dolen, maaktelke vergadering fijn en gezellig. Tussen de zuurkoolschotelen de obligatoire Limburgse vlaai (je kan bij de bokken rijderstoch onmogelijk met mattentaarten als dessert komenaanzetten), was er tijd voor korte voordrachten. De penning -meester lichtte op efficiënte wijze de financiële situatie vande vereniging toe (“ik kan kort zijn, d’r zit genoeg in de kas”),de voorzitter vatte het jaar van VBI-Limburg samen en bliktenaar de toekomst en tenslotte mocht ondergetekende degeplande hervormingen binnen VBI toelichten en – op speci -fieke vraag van de vriendenkring – ook de ontwikkelingenrond de “inkanteling van de hogescholen” wat verduidelijken.De avond eindigde met, ook al traditioneel, een tombola.Dat er bij VBI-Limburg veel bio-ingenieurs met landbouw -kundige achtergrond zitten was duidelijk: maar liefst drie fruit -veilingen waren vertegenwoordigd tussen de tombolaprijzen.Hoofdprijs was eveneens een reusachtige fruitmand.

Sja: doa zakt noe men boks vanaaf! Ondergetekende kochtook een paar lotjes. En is tot op heden nog appels en perenvan die enorme fruitmand aan het eten. Heel fijne vriendenkringdaar waar het nachtegaaltje zingt.

Interesse in VBI Limburg: mail of surf naar www.vbi-limburg.be/

Ir. Steven Meeus

DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13 24/01/13 10:35 Pagina 28

Page 31: Bio-ingenieus januari 2013

Permanente Vorming is een iets kleiner en wat minderbekend, maar daarom niet minder belangrijk, onderdeelvan de onderwijskundige beleidsdoelstellingen van de KU Leuven. Deze doelstelling is gebaseerd op de stellingdat “vorming” (het vergaren van kennis, vaardigheden enattitudes) niet stopt bij het behalen van een diploma. Zo worden er aan verschillende faculteiten postgraduaat -opleidingen, bijscholingen of business courses aangeboden.Er bestaat echter nog een bijzonder aanbod aan ‘cursussen’voor afgestudeerden, al dan niet al of nog werkend, de zoge -naamde “Levenslang Leren” pakketten.

De Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen biedt een specifiekprogramma rond het duurzaam beheer van natuurlijkehulpbronnen aan, in het programma “Levenslang Lerenvoor het Leefmilieu”. Dit programma bestaat uit een lijstjevakken gebundeld rond dat specifieke thema, die afzonderlijkkunnen gevolgd worden als een “creditcontract” (de vroegere“vrij student”).

De vakken zijn ingedeeld in ‘algemene’ vakken (basisvakken,zoals Ecologie, Milieu en menselijke gezondheid, Inter -disciplinair college Duurzame Ontwikkeling,…) en ‘vakkenvoor specialisten’, waar enige bio-ingenieursachtergrondhandig voor is (Boskunde, Global Biogeochemical Cycles,Milieutoxicologie,…).

Het bijzondere aan dit programma is dat het bestaandecursussen zijn (die m.a.w. voorkomen in onze bachelor- ofmasterprogramma’s) en dus allemaal een zekere academischeachtergrond hebben. Zij worden in dit Levenslang Lerenprogramma gevolgd door actieve alumni die zich ofwel wat willen verdiepen of verbreden in een vakgebied dataanleunt bij hun werk of diploma, of door alumni die uitinteresse eens van een heel ander vakgebied eens watmeer diepgang wensen.

Voor alumni van deze faculteit (en de andere faculteiten diemee aan de basis van het programma staan), zijn er wat“extra’s” die aan het programma hangen. Ben je alumnusen wil je je inschrijven voor één (of meerdere) van dezevakken, dan voldoe je per definitie aan de begintermen van deze vakken (je voorkennis is OK). Bovendien kan je je inschrijving opstarten via de website van het programma(www.kuleuven.be/lerenvoorleefmilieu) en zal de faculteitvoor jou een deel van de inschrijvingsadministratiebegeleiden en vereenvoudigen. Dit gebeurt volledig per e-mail waardoor o.a. verlof nemen om naar Leuven te komen om je “live” in te schrijven niet meer nodig is.Inschrijven voor één of meerdere van deze vakken ismogelijk vanaf nu en dit tot 27 februari 2013.

Omdat het in dit programma gaat over bestaande vakken, worden voor deze vakken ook de in de ECTS-fiches(de syllabi, in de programmagids) aangegeven evaluatie -methoden gebruikt. Voor sommige vakken zijn er –specifiek voor deelnemers van het Levenslang Lerenprogramma – alternatieve evaluatiemethoden voorzien. Bij het slagen voor de evaluatie van dit vak, ontvang je een creditbewijs. Er wordt op dit moment ook gewerkt aan een bijkomend getuigschrift voor alumni die meerderevan deze vakken gevolgd hebben.

Meer informatie? www.kuleuven.be/lerenvoorleefmilieuof via [email protected]

ir. Steven Meeus

Levenslang leren voor het leefmilieu

Het nieuwe taaldecreet en de opleidingen aan de faculteit bio-ingenieurswetenschappen:een case study (of gevalstudie)Dat het hoger onderwijslandschap heel erg dynamisch ishoeft ondertussen geen betoog meer. De laatste tien jaarheeft het hoger onderwijs in Vlaanderen evenveel hervormingendoorgemaakt dan in de vijftig jaren voordien; van enkel examensin juni (en eventueel in september) naar een semester -systeem (met ook examens in januari), van een vijfjarigeopleiding tot bio-ingenieur (met daarvan twee kandidaats -jaren en drie ingenieursjaren) naar een driejarige bachelor -opleiding waar een tweejarige masteropleiding op aansluit,van een jaarsysteem (slagen voor het hele jaar om naar hetvolgende jaar te kunnen gaan), naar een creditsysteem ineen diplomaruimte, van een duidelijk afgelijnd hoger onderwijs -

landschap met universiteiten en hogescholen naar een ergcomplex systeem van associaties, clusters en ingekanteldeopleidingen. Deze soms erg ingrijpende en fundamentelehervormingen zijn het gevolg van belangrijke wijzigingen inhet beleid, zowel op het laagste niveau (opleiding, faculteit),op instellingsniveau (KU Leuven) als op het hoogste niveau(Vlaams Parlement).

De meest recente aanpassing op het hoogste beleidsniveauinzake hoger onderwijs kan ook voor onze faculteit veelbetekenen: de wetgever heeft namelijk de taalregels vooruniversitaire opleidingen aangepast.

29

DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13 24/01/13 10:35 Pagina 29

Page 32: Bio-ingenieus januari 2013

30

De belangrijkste regel in het decreet stelt dat in het (model) -traject dat een student in een Nederlandstalige masteropleidingkan volgen maximaal de helft van de opgenomen studie -punten in een andere taal mogen zijn. Met andere woorden,van de 120 studiepunten die een student aflegt om eenmasterdiploma te behalen, mogen er maximaal 60 in eenandere taal, bijvoorbeeld het Engels, zijn. Ongeacht of hethier om major-, minor- of keuzevakken gaat. De regels zijnniet van toepassing voor delen van een programma diebuiten Vlaanderen worden aangeboden (bijvoorbeeld devakken die in Chili of Zuid-Afrika worden aangeboden voorProduction Forestry of Aquacultuur). Ook de masterproef(30 studiepunten) in een Nederlandstalige opleiding wordtbeschouwd als een Nederlandstalig vak (ongeacht de taalvan het manuscript en van de verdediging).

Elke bio-ingenieursopleiding is op één of andere manierwel internationaal gericht. Dat is opgenomen in de leerdoelenvan de opleiding. De tijd dat bijvoorbeeld landbouwkundeenkel nog ging over de lokale primaire productie is al langvoorbij. De op dit moment (en op lange termijn) ernstigeuitdagingen rond het duurzaam beheer van natuurlijkehulpbronnen en voedsel voor negen of tien miljard mensen(om er twee op te noemen) zijn vraagstukken die men oplostdoor zijn kritische blik globaal te richten. Waar er vroeger aleens een buitenlandse gastdocent een college kwam geven,kan men nu meerdere buitenlandse professoren (die tot hetvaste docentencorps van de Faculteit Bio-ingenieurs -wetenschappen behoren) tegenkomen. De meeste bedrijvenen organisaties waar de bio-ingenieurs aan de slag gaandraaien goed mee in een steeds verder globaliserende eco -nomie. Het hoogstaand onderzoek van onze departementenwordt per definitie op een breed internationaal forum geplaatst,getoetst en gevaloriseerd. Masterproeven in het buitenland,uitwisselingsprogramma’s (bijvoorbeeld Erasmus), buitenlandsestages en internationale studentenmobiliteit (zowel “inkomend”als “uitgaand”) worden gepromoot en aan de faculteit wordtveel geïnvesteerd in internationalisering. Dat hierdoor veelvakken in (voornamelijk) het Engels gedoceerd worden isdan ook logisch.

Door dit decreet zal de faculteit zijn programma’s moetenaanpassen. Er zijn een reeks programma’s waar een grootaantal Engelstalige vakken worden aangeboden, dit omwillevan het internationaal karakter van de opleiding of rationali -satie-argumenten (als het vak al ergens in een andereEngelstalige opleiding bestaat, waarom het dan twee keeraanbieden?). Bovendien krijgt de student een relatief grotevrijheid in het samenstellen van zijn/haar programma: een kwartvan de opleiding, nl. de minor (ongeveer twintig studiepunten)en de keuzevakken (ongeveer tien studiepunten), kiest hij/zijzelf. Op dit moment kan het dat een student landbouw kundedie de major Bio-economie en Beleid volgt, een minorEarth Observation kiest en dit pakket aanvult met tweeEngelstalige keuzevakken. Dit is een traject met meer dan60 studiepunten in het Engels. En dat is niet helemaalconform het nieuwe decreet.

De meest pragmatische oplossing voor dit probleem zoukunnen zijn om alle masteropleidingen tout court in hetEngels aan te bieden en er dus volledig Engelstaligeopleidingen van te maken. Maar voor het oprichten vaneen exclusief anderstalige opleiding bestaan er ook weer(taal)regels: de belangrijkste daarvan zegt dat voor elkeniet-Nederlandstalige taalopleiding er een Nederlandstaligequivalent (een “taalvariant” heet dat dan) moet zijn. EenVlaamse student moet kunnen kiezen in welke taal hij/zijzijn/haar masterdiploma behaalt (een Waals student wordtdan weer als “buitenlander” beschouwd en moet via hetInternational Office een specifieke toelatingsprocedurevolgen).

Een taalvariant maken voor elke nieuwe Engelstaligeopleiding klinkt aantrekkelijk, ware het niet dat er ook hiernog andere regels en afspraken spelen die roet in het etenkunnen gooien. Het tijdelijk embargo op het oprichten vannieuwe opleidingen mag dan recent wel zijn opgeheven,men kijkt – in functie van wat de overheden “rationalisatie”noemen – nog steeds streng toe of het inrichten van eennieuwe opleiding (en een taalvariant is er zo één) wel zinvolis. Bovendien is het aantal taalvarianten die ingerichtmogen worden niet oneindig en moet dit min of meer billijkgespreid worden over alle groepen van de KU Leuven. Het is op dit moment nog niet duidelijk of de al bestaandetaalvarianten mee worden geteld bij dit rekensommetje,maar als dit wel het geval is, dan wordt het scenario dat ertoch geen taalvarianten mogen bijkomen aan deze faculteitwel waarschijnlijker.

Wat de rationalisatie betreft blijft het ook vreemd: waar inde laatste jaren veel programmahervormingen juist als doelhadden het reduceren van het aantal vakken, opleidingenen keuzemogelijkheden, lijkt het terecht onlogisch om plotseen reeks nieuwe opleidingen in te voeren.

De slotsom is duidelijk: door het nieuwe taaldecreet zal de Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen allicht in zijnprogramma’s bepaalde Engelstalige vakken moetenvervangen door Nederlandstalige, zullen er bepaalderationalisatie-acties niet kunnen plaatsvinden en zal er een extra controle moeten komen op het variabel gedeelte(minor, keuzevakken) van de opleiding van een student,met mogelijk een inperking van de keuzevrijheid als gevolg.Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat de reacties vandocenten, onderwijskundigen en studenten over dit nieuwedecreet niet unaniem positief zijn.

Ir. Steven MeeusStafmedewerker Onderwijs

DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13 24/01/13 10:35 Pagina 30

Page 33: Bio-ingenieus januari 2013

31

STUDENTENNIEUWS

Een semester uitgepakt

Een volledig semester is weer voorbij gegaan alsof hetniets is. Midden september stond het kersverse LBK-presidium te popelen om er aan te beginnen: óns jaar omhet Boerekot eens op zijn kop te zetten! Na een bruisendonthaal- en een geweldig presidiumweekend werdende deuren van de Gnorgl weer opengegooid. Tijdens deweken erna werden de nieuwe eerstejaars – de schachtjes– ontgroend door Onthaal, loodste Sport LBK naar eenknappe vierde plaats op de 24-urenloop en ging het dakvan de Lido, Albatros en Musicafé eraf op drie zeer succes -volle TD’s. Geregeld vonden er dan nog de gebruikelijkeactiviteiten in de Baarr en feestjes in de Gnorgl plaats. Het door LBK georganiseerde InterFacultair Songfestival(IFS) kreeg een kleine make-over en werd de InterFacultaireRockrally (IFR) gedoopt, met twee geslaagde voorrondesin de Baarr als startschot. Natuurlijk deden alle werkgroepenhun best om er fantastische dertien weken van te maken!En naar jaarlijkse gewoonte werd het eerste semesterafgesloten met de Krambamboulicantus en dekerstviering in de Sint-Kwintenskerk.

Toch zijn er enkele zaken waar we dit semester extra trots op waren, en die we dan ook graag even uitlichten.Zo ontstond er dit academiejaar, in samenwerking metprofessor De Proft, een nieuw concept dat studenten enproffen op een andere manier met elkaar in contact moetbrengen: het departement -praatcafé. Beginnend methet Departement Biosystemen werden de geassocieerdeprofessoren en docenten uitgenodigd in de Gnorgl, om daar met de geïnteresseerde studenten te praten over het thema voeding. Voorzien van een pintje en wat chipswerd er hartig gediscussieerd tussen de studenten en eentwaalftal professoren. Later op het semester werd eenzelfdepraatcafé georganiseerd voor het Departement Aard- enOmgevingswetenschappen en volgend semester volgt ook het Departement Microbiële en Moleculaire Systemen.Een originele en succesrijke traditie lijkt begonnen!

Niet alleen in hun nauwe band met de faculteit bewijst LBKdat het een unieke kring in Leuven en omstreken is. We latenook en vooral van ons horen met de sfeer die we uitdragen,zowel binnen de kring als naar buiten toe. LBK kan alsgeen ander zijn leden mobiliseren en dat wordt elk jaarweer duidelijk op de 24-urenloop. Een volledige nacht endag staan er boerekotters aan de hekken om hun lopersvooruit te schreeuwen. Tegen het einde van de wedstrijdaan komen we zelfs als één geluid van muur boven allesen iedereen uit. Dit jaar deed LBK er nog een schepjebovenop door zijn eigen orkestje mee te brengen naar de piste. Af en toe weggepest door LOKO kon hen echterniet stoppen te zorgen voor de geweldigste en meestunieke sfeer in vele jaren 24-urenloop!

Dat LBK’ers het ver kunnen schoppen, bewijst ook onzevorige preses. Anke Van den Bergh is in decemberimmers verkozen tot voorzitter van VVS, de VlaamseVereniging van Studenten, en is daarmee een van deinvloedrijkste studenten van Vlaanderen geworden.Desondanks staat ze nog geregeld achter de toog van deBaarr of Gnorgl en zet ze zich ook op facultair niveau nogin voor onderwijszaken. Proficiat, Anke!

Na deze geweldige eerste dertien weken, en een iets minderaangename blok en examenperiode, staat er ondertussenweer een nieuw semester voor de deur. Uiteraard zal dat weervan begin tot eind gevuld zijn met typische en verrassendeactiviteiten. En het is niet omdat u al die gezichten, denieuwe “verpakking” van het LBK-presidium, niet meerkent dat u niet welkom bent! Daarom geven we hier nogeen korte opsomming van de aankomende LBK-activiteiten waarop u van harte uitgenodigd bent. Hopelijkmogen we u op een van deze gelegenheden ontvangen!

Zondag 10 februari – Openingsavond GnorglDonderdag 21 februari – ProffentapWoensdag 27 februari – Meet me halfway TD (Musicafé)Dinsdag 19 maart – IFR finale (Het Depot)Vrijdag 22 maart – Galabal (Schuttersveste te Rillaar)Donderdag 28 maart – Champagne Showers TD met after work party (20u, Waaiberg)

Michiel Van Pee

DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13 24/01/13 10:35 Pagina 31

Page 34: Bio-ingenieus januari 2013

32

NIEUWS VAN DE FACULTEIT

In de prijzen

STUDENTENNIEUWS

Galabal

Naar jaarlijkse traditie organiseert LBK ook dit jaar eengalabal voor studenten, alumni en faculteitsmedewerkers.Dit zal plaatsvinden op vrijdag 22 maart 2013, in deSchuttersveste te Rillaar. Een gratis busdienst brengt u vanuit Leuven veilig naar en van het galabal. De muziek zal verzorgd worden door een bandje en een dj.

Programma:18u30: Aperitief19u30: Diner22u30: Dansfeest

Kaarten: (leden/niet-leden)Diner en dansfeest: 48/58€Dansfeest enkel: 14/16€

Menu:AperitiefTongrolletjes in een zachte currysausTomatenroomsoepGebraden kalkoenfilet met champignonroomsaus en kroketjesCrème brûlée

Een vegetarisch alternatief zal tevens voorzien worden.Meer informatie over het galabal en de inschrijvingen zullenvanaf februari op www.landbouwkring.be verschijnen,vanaf dan zal u zich ook kunnen inschrijven. Het aantalplaatsen is beperkt, dus wees er snel bij!

IE-PRIJZEN 2012 VOOR MASTERPROEVEN:BIO-INGENIEURS VAN KU LEUVEN VALLENSTEVIG IN DE PRIJZEN!

IE-Net (het vroegere Technologisch Instituut TI) is een vzw dievoor KVIV en VIK de “beroepsorganisatie” vormt. Zeg maareen beetje de sales- en marketingafdeling van de ingenieurs -vereniging, welke instaat voor werving, promotie, events, …Sinds enkele jaren organiseren zij voor KVIV en VIK ook de“thesisprijzen”: pas afgestudeerden met de 20% hoogstequoteringen mogen een poster van hun eindwerk insturen.Deze wordt door een jury van alumni beoordeeld – eerstschriftelijk (telt voor 70% mee) en tenslotte krijgen de jongealumni ook de gelegenheid tijdens een event hun postermondeling toe te lichten aan groepjes juryleden.

De posters over de masterproeven worden ingedeeld inzes thematische categorieën en beoordeeld volgens vier criteria: marktwaarde, maatschappelijke meerwaarde,kwaliteit van het werk en kwaliteit van de communicatie.De eerste twee criteria tellen het meest mee (wat, gezieneen masterproef een wetenschappelijk werk is enerzijds en de student niet altijd impact heeft op de “sexyness” van het onderwerp, soms wat wenkbrauwen doet fronsen).

De prijsuitreiking is elk jaar een groot evenement. Zo ook ditjaar, met als locatie het Autoworld-museum aan het Jubelpark,een half uurtje stand-up comedy van Nigel Williams en een

licht verteerbare lezing over het werk van de KMO “Go Mobile”en organisatie BE-mobile over de meetsystemen en softwaredie zij gebruiken om verkeersinformatie te verzamelen.

Het belangrijkst van al zijn echter de deelnemers en hunposters. Dit jaar stuurden zeven bio-ingenieurs van Leuveneen poster in. Vier van hen vielen in de prijzen! Eline Lebbe(“Ontrafeling van het werkingsmechanisme van een suiker -bindend bacteriotoxine”), Joost Van Aelst (“Ontwikkeling vanhiërarchische Ru-zeolieten voor de productie van geconju -geerde oliën”), Deborah Decrop (“Optimization of gold adhesionon optical fibers for reusable biosensors”) en Sami Hemdane(“Tarwefructanen in brood”) bewezen wederom dat demasterproeven aan deze faculteit niet te onderschatten zijn.

Proficiat allemaal!

Er zaten maar drie VBI bestuursleden in de jury, die caveertig personen telde, dus daar zal het niet aan gelegenhebben. Leuk detail: één van de laureaten, Eline, is sindskort de jongste alumnus in de Raad van Bestuur van VBI.

De andere drie kandidaten, Julie Vancauwenbergh,Nathalie Mariën en Tijs Ennaert, verdienen trouwens ookzeker een vermelding in dit tijdschrift voor hun puike inzendingen!Weldra wordt er ook weer een VBI-studentenprijs georga -niseerd, waar we deze young potentials misschien ookterug tegenkomen.

Ir. Steven Meeus

DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13 24/01/13 10:35 Pagina 32

Page 35: Bio-ingenieus januari 2013

33

Voor het vijfde jaar op rij werd de TNAV-watertechnologieprijs uitgereikt tijdenshet Academia Meets Industry event op 5 december 2012. De prijs ging dit jaar naar Ir. Stefaan Reyniers (promotie 2012) voor zijn eindwerk over de“Combinatie van polymeergebaseerde membranen met natuurlijke eiwittenvoor waterfiltratie” (promotor Prof. Dr. Ir. I. Vankelecom, copromotor Prof. Dr. Ir. J. Vanderleyden en onder begeleiding van Ir. Sanne Hermans).TNAV, het Thematisch Netwerk voor Afvalwatertechnologie Vlaanderen, reikt jaarlijks een prijs uit voor het beste eindwerk binnen de water- enslibtechnologie.

Hanne Van Gaelen (promotie 2012, PhD-student aspirant FWO,Departement aard- en omgevingswetenschappen) heeft de ‘PrijsErnest du Bois - eindverhandeling’ van de Koning Boudewijnstichting’(5000 EUR) gekregen voor haar masterproef die ze vorig academiejaar(2011-2012) maakte in het kader van haar Master in Water ResourcesEngineering met als titel: Het effect van veldbeheer op gewasopbrengsten waterproductiviteit (The effect of field management on yield andwater productivity).

In de eindverhandeling wordt onderzocht in welke mate aangepastveldbeheer kan bijdragen tot een hogere gewasopbrengst en water -productiviteit voor landbouw in droge gebieden. Het onderzoek werd

uitgevoerd door middel van simulaties met het AquaCrop model, een gewasmodel ontwikkeld door de Voedsel- enLandbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO).

Meer specifiek werd als onderzoeksdoel gesteld om (i) een AquaCrop simulatieprocedure te ontwikkelen die hetmogelijk maakt om het effect van veldbeheer te bestuderen voor een verscheidenheid aan landbouwsystemen:verschillende klimatologische omstandigheden, bodemsoorten, gewassen, bodemvruchtbaarheid, enz. (ii) dezeprocedure uit te voeren en te evalueren (iii) met behulp van de simulatieresultaten het effect van verschillendeveldbeheersmaatregelen op oogst en waterproductiviteit te bestuderen en (iv) het effect van verschillendemaatregelen te vergelijken om (v) ten slotte te komen tot een samenvattend schema dat weergeeft welkveldbeheer optimaal is in een bepaalde omgeving. Promotor: Prof. Dirk Raes

Lennert Vissers and Bram Cerulus won the MSc thesis prize of the RoyalAssociation of Belgian Brewing SchoolsIr. Lennert Vissers (graduation 2012, on the right, promoter Guy Derdelinckx) and ir. Bram Cerulus (graduation 2012, promoter Kevin Verstrepen) won this year’s MSc thesisprize of the Royal Association of Belgian Brewing Schools. The association awards yearlyprizes to the best MSc theses with relevance to the broad field of beer brewing. Lennert was praised for his work on gushing, a phenomenon where beer shows excessivefoaming. With the help from his promoter and supervisors, Lennert was able to unravelthe physics and biochemistry behind gushing, and show a connection between gushingand a fungal infection of the barley. Bram’s work on the other hand focused on the lagphase during wort fermentation. This lag phase is a period of low yeast activity duringwhich the yeast cells witch from glucose to maltose utilization. Because yeast cells are

no longer fermenting during the lag phase, the phenomenon can cause economic losses. Bram developed amethod that allows obtaining natural yeast mutants that show reduce lag phases, which may lead the way tofaster fermentations.

DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13 24/01/13 10:35 Pagina 33

Page 36: Bio-ingenieus januari 2013

34

NIEUWS VAN DE FACULTEIT

Nieuwe publicatie

DE MYTHE VAN DE GROENE ECONOMIE - VALSTRIK, VERZET, ALTERNATIEVENAuteurs: Anneleen Kenis & Matthias Lievens

Sinds de Rio+20 top in juni 2012 lijkt een nieuweconsensus in de maak: de ‘groene economie’.Van de Europese Commissie tot de Wereldbank,van WWF tot Goldman Sachs: ze lijken allemaalovertuigd dat het de weg vooruit is. Op het eerste zicht klinkt het natuurlijk goed. De ‘groeneeconomie’ zou in één beweging niet enkel deecologische, maar ook de economische crisisaanpakken. De cruciale vraag is natuurlijk of hetdeze belofte ook waar kan maken. Als we hetproject van de ‘groene economie’ – zoals hetvandaag vorm krijgt – wat nauwer onder de loepnemen, ontstaan er snel barsten in dit veelbelovendeverhaal. De inzet lijkt misschien zelfs niet zozeerhet vergroenen van de economie, als heteconomiseren van het groene gedachtegoed.

‘De mythe van de groene economie’ biedt eenkritische analyse van dit nieuwe consensus verhaal.Het beschrijft uitgebreid de verschillendeingrediënten van het project: van het installerenvan nieuwe markten (o.a. emissiehandel), de privatisering van de natuur door nieuwe vormenvan enclosures (bv. het Clean DevelopmentMechanism), tot het inzetten op nieuwe engecontesteerde technologieën (bv. geo-engineering),het discours over duurzame consumptie en maat -schappelijk verantwoord ondernemen, en de huidigefocus op bevolkingscontrole. Maar vooral laat hetzien dat door in te zetten op marktconforme entechnocratische maatregelen meer fundamenteelpolitiek debat over de grondoorzaken van de klimaat -crisis, over uiteenlopende toekomst alternatieven,en mogelijke strategieën om daar te geraken naarde achtergrond verdwijnt.

Het boek pleit voor een herpolitisering van de klimaatkwestie. De transitie naar een duurzame samenleving zal niet lukkenzonder een diepgaande maatschappijverandering, zo stellen de auteurs, en daarvoor moeten we inzetten op meer socialerechtvaardigheid en meer democratie.

Het boek is normaalgezien in de meeste boekenwinkels te kopen, of te bestellen (alleszins in de Standaardboekhandels,Paard van Troje, FNAC, …). Of ook via www.epo.be/uitgeverij/boekinfo_boek.php?isbn=9789491297366

DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13 24/01/13 10:35 Pagina 34

Page 37: Bio-ingenieus januari 2013

Heverlee, januari 2013

Beste lezer

Ondertussen zijn we toe aan het 2e nummer van onze 15e jaargang van Bio-ingenieus, het tijdschrift

van de faculteit en haar vereniging voor afgestudeerden. We zijn dankbaar voor de vele positieve

reacties die we wederom mochten ontvangen. We zijn trouwens nog steeds heel blij met uw

spontane inbreng voor de rubriek “Personalia”. Door uw medewerking beschikken we over een

bijna volledig correct adressenbestand waar veel faculteiten jaloers op zijn. Met behulp van dit

adressenbestand, kunnen we jullie trouwens uitnodigen voor interessante evenementen en kan

u zelf de medestudenten van uw promotie uitnodigen voor een interessante reünie!

Zoals u in dit nummer kan lezen, zijn er intussen flink wat nieuwe trekkers aan de VBI-kar.

Op pagina 18 kan u lezen hoe de taskforce en de raad van bestuur aan de slag zijn gegaan.

De structuur, de doelstellingen en de kernactiviteiten worden geformuleerd en vastgelegd in

een white paper. Bij de start van het volgende academiejaar willen we hiermee klaar zijn. Zelf iets

aan toe te voegen? GRAAG! Aarzel niet om eventuele ideeën, commentaren, vragen, “like’s”,

“+1’s” (of het tegenovergestelde daarvan) aan het actiecomité te bezorgen. Hoe meer input,

hoe beter wij dit werk kunnen doen.

Tot op heden zijn we er in geslaagd om het tijdschrift gratis te verspreiden onder alle afgestudeerden

van de faculteit, haar personeel en haar studenten. Een traditie die de faculteit en VBI in eer

wensen te houden. Via deze nieuwsbrief leest u meer over de faculteit, het onderzoek, de VBI,

uw medestudiegenoten enz.

Zoals vorige jaren hopen we terug beroep te kunnen doen op uw vrijgevigheid. Het drukken

en het versturen van het tijdschrift kost ons jaarlijks ongeveer 10 euro per lezer. U kan geheel

vrijblijvend een bedrag overschrijven via bijgevoegd overschrijvingsformulier. Wie minstens

25 euro overschrijft (naam en promotiejaar vermelden op overschrijving), is automatisch ook

lid van Alumni Lovanienses, de overkoepelende vereniging van alle afgestudeerden van onze

KU Leuven. De voordelen van een dergelijk lidmaatschap kan u terugvinden op de website

van Alumni Lovanienses (http://alum.kuleuven.be).

In de hoop binnenkort van u een vrijwillige financiële bijdrage te mogen ontvangen, verblijven

we met collegiale groeten.

Christophe Courtin Marleen Suckers

Voorzitter VBI Hoofdredacteur Bio-ingenieus

Secretaris VBI

DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13 24/01/13 10:35 Pagina 37

Page 38: Bio-ingenieus januari 2013

DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_JAN13 24/01/13 10:35 Pagina 38