Beroepstaak A, gev, huishouding, voeding

94
0 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011 Reader Gevorderd niveau A1 Plannen van werk A2 Huishoudelijk werk A3 Zorg voor de voeding Opleiding helpende

description

Huishouding, voeding

Transcript of Beroepstaak A, gev, huishouding, voeding

Page 1: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

0 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Reader

Gevorderd niveau

A1 Plannen van werk

A2 Huishoudelijk werk

A3 Zorg voor de voeding

Opleiding helpende

Page 2: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

1 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

A1 plannen van werk Uit het boek helpende zorg en welzijn niveau 2:

Thema 6.2 Thema 7.3

A1 Een werkplanning maken

Het is gemakkelijk als je van tevoren een werkplan maakt voor je werk. Je vergeet dan niet snel iets. Je overziet ook hoeveel tijd het kost. Je kunt werkplannen maken voor de huishoudelijke taken, voor de ondersteuning van cliënten bij de algemene dagelijkse activiteiten en voor recreatieve activiteiten met de cliënten. Het werkplan. Stel je voor dat je bij de dagopvang werkt van een verzorgingshuis. Je moet dan in de huiskamer waar de zorgvragers zitten, zorgen voor thee en koffie. Je moet ook zorgen dat de huiskamer opgeruimd, schoon en gezellig is. Sommige zorgvragers zijn in staat om mee te helpen, bijvoorbeeld met thee en koffie schenken, of met afwassen. Er is ook een activiteiten begeleider, maar die begint wat later. Er is een overzicht van jouw taken. Daarin staat wat er moet gebeuren. Maar er staat niet in wanneer je dat precies doet. Meestal staat er ook niet in in welke volgorde het moet gebeuren. Daarvoor maak je een werkplan. In het overzicht van jouw taken staat het volgende. Vóórdat de zorgvragers er zijn, moet je:

de huiskamer opruimen; tafels en stoelen klaarzetten; planten verzorgen; krant halen bij de receptie en alvast even doorkijken; materiaal klaarleggen om kerstversieringen te maken; thee en koffie zetten en in thermoskannen doen; kopjes klaarzetten, suiker en melk op de tafels zetten .

Als de zorgvragers er zijn:

Gesprekje voeren: hoe is het met iedereen? Zijn er bijzonderheden die zorgvragers willen vertellen aan de groep? Thee en koffie schenken - een zorgvrager helpt hierbij . Krant lezen: lees de koppen voor en vraag welk artikel de groep wil horen, lees dat artikel

voor en praat er met de groep over; doe hetzelfde met twee andere artikelen. Tweede kop thee of koffie schenken . De activiteitenbegeleider is er nu ook en hij begint het materiaal voor de kerstversieringen

te verdelen en instructies te geven. Als iedereen de thee of koffie op heeft, kun je gaan afruimen en afwassen. Je helpt zorgvragers bij het maken van de kerstversieringen volgens de instructies van de

activiteiten begeleider. Als iedereen een eigen kerstversiering heeft gemaakt, kun je het overgebleven materiaal

weer opruimen. De middag wordt afgesloten met samen Oudhollandse liedjes zingen .

Page 3: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

2 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

In dit overzicht staat alles al zo'n beetje in de juiste volgorde. Je moet er nu alleen nog maar tijden bij zetten. Dan heb je een werkplan met een goede planning. De middag duurt voor de zorgvragers van 14.00 uur tot 17.00 uur. Je begint zelf om 13.30 uur. Je werkplan met planning ziet er dan zo uit.

Werkplan

tijd taken

13.30-13.50

huiskamer opruimen en planten verzorgen .

tafels en stoelen klaarzetten

krant halen bij de receptie en alvast even doorkijken .

materiaal klaarleggen om kerstversieringen te maken

thee en koffie zetten en in thermoskannen doen .

kopjes klaarzetten, suiker en melk op de tafels zetten 13.50-14.00 zorgvragers ontvangen (begroeten, eventueel uit hun jas helpen)

14.00 thee en koffie schenken- een zorgvrager helpt hierbij.

ondertussen een gesprekje voeren: hoe is het met iedereen, zijn er bijzonderheden die zorgvragers willen vertellen aan de groep

14.15 krant lezen: koppen voorlezen en vragen welk artikel de groep wil horen, dat

artikel voorlezen en met de groep erover praten; hetzelfde met nog twee andere artikelen

15.00

tweede kop thee of koffie schenken

de activiteitenbegeleider is er nu ook en hij begint het materiaal voor de kerstversieringen te verdelen en instructies te geven. Als iedereen de thee of koffie op heeft: afruimen en afwassen

15.15 zorgvragers helpen bij het maken van de kerstversieringen volgens de instructies van de activiteitenbegeleider

16.00 als iedereen een eigen kerstversiering heeft gemaakt: overgebleven

materiaal weer opruimen .

de middag wordt afgesloten met samen oud-Hollandseliedjes zingen

Zo zijn er ook werkplannen voor je werk in de thuiszorg, of voor je werk op een afdeling in een verzorgings-of een verpleeghuis. Je krijgt bijvoorbeeld anderhalf uur de tijd om een kamer in een verzorgingshuis schoon te maken. In je werkplan zet je dan al het werk in een logische volgorde en je zet erbij hoe lang je over elke taak doet. Voordelen van een werkplan:

je hoeft niet iedere keer na te denken wat er moet gebeuren en in welke volgorde je kunt niets vergeten iemand anders kan je werk overnemen als jij er eens niet bent jij kunt het werk van een collega overnemen als die er niet is

Tijd indelen

Het is belangrijk dat je alles op de juiste tijd doet. Zo is je werk op tijd klaar en is iedereen tevreden. Je moet dus nadenken over de tijd die je nodig hebt voor iedere taak.

Page 4: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

3 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Tempo

Ieder mens werkt in een ander tempo. De één doet alles altijd heel vlug en handig. De ander is wat langzamer en niet zo erg handig. De één doet veel langer over dezelfde taak dan de ander. Vergelijk jezelf eens met anderen. Heb je de indruk dat je vlugger of juist langzamer bent? Om je tijd goed te kunnen indelen, is het belangrijk dat je van jezelf weet of je vlug of langzaam bent, of iets er tussenin. Als je van nature veel langzamer bent dan anderen, kun je proberen wat sneller te gaan werken. In de zorg ligt altijd veel werk en dan moet je tempo maken om alles af te krijgen

Normtijd

Behalve de tijd die jij zelf nodig hebt voor een taak, is er ook nog een vastgestelde tijd die voor die taak staat. In een verzorgingshuis moet je het appartement van een zorgvrager bijvoorbeeld in een kwartier een tussenbeurt kunnen geven. Dat kwartier is de vastgestelde tijd die voor een tussenbeurt staat. Vastgestelde tijd noemen we ook wel: normtijd. De tijd die je nodig hebt volgens de norm. Je hebt voor ieder appartement een kwartier. Als je er vier achter elkaar doet, heb je daar een uur voor. Maar bij de één ben je veel sneller klaar dan bij de ander. De één heeft veel meer spullen in de kamer staan dan de ander. En sommige mensen doen zelf nog het een en ander. Dat scheelt jou dan weer tijd. Toch moet je uitgaan van die vastgestelde tijd. Gemiddeld ga je uit van een kwartier per appartement. Ben je bij de één in tien minuten klaar, dan kun je aan iemand die een bewerkelijk appartement heeft, vijf minuten meer tijd besteden. Je kunt dus flexibel omgaan met de norm tijd, maar in totaal moet je in een uur tijd toch vier appartementen gedaan hebben. Ook in de thuiszorg zul je bij het ene gezin veel langer werk hebben dan bij het andere. Het is een groot verschil of iemand alleen woont of dat er kleine kinderen zijn. Als er kleine kinderen zijn, heb je veel meer werk. Bij het maken van een tijdsplanning moet je uitgaan van de normtijd. De taken die je moet doen, verdeel je zo, dat je binnen de normtijd blijft. In de tabellen lees je voorbeelden van normtijden voor boodschappen doen, licht huishoudelijk werk en was verzorging. http://mozaak.nl/portals/0/Downloads/Richtlijn%20indicatieadvisering%20Hulp%20bij%20het%20Huishoude

n%20jan2011.pdf

Er kunnen altijd onverwachte dingen gebeuren. Omdat je daar dan aandacht aan moet geven, klopt je planning niet meer. In overleg met de zorgvrager moet je dat oplossen.

Page 5: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

4 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

verwacht dat cliënt zelf de afwas kan voorspoelen.

Wanneer je geen tijdsplanning gemaakt hebt, dan weet je ook niet wat je moet doen, als er iets tussendoor gebeurt. In het begin doe je er goed aan steeds een planning te maken voor je werk. Je schrijft die ook op. Als je al wat langer werkt, weet je uit ervaring hoe lang je over de verschillende taken doet. Je hoeft het dan niet meer op te schrijven omdat de tijden goed in je hoofd zitten.

Stel je voor dat de zorgvrager in de kamer haar planten verzorgt. Jij verschoont op dat moment het bed. De zorgvrager stoot een grote vaas met bloemen om. Het tapijt is nu kletsnat en het is een ravage. Gebroken bloemstelen en blad liggen in het nat op de grond. De zorgvrager mag niet bukken en kan dit dus niet zelf opruimen. Ze haalt jou erbij. Je bent wel even bezig de rommel op te ruimen. Eerst alle bloemen en blad weghalen van de grond. Daarna moet je het tapijt met schone handdoeken droog zien te krijgen. Daarbij praat je ook nog geruststellend tegen de zorgvrager. Voordat je het in de gaten hebt, is het al vijf over half elf. Je hebt dan nog maar 25 minuten voor de badkamer en de schone was. Je moet nu overleggen met je zorgvrager wat je moet doen. Je kunt niet en de badkamer goed doen en de was uit de machine halen binnen die tijd. De zorgvrager moet een keuze maken. Je kunt ook een voorstel doen. Je stelt voor om alleen de wasbak en het toilet te doen. Je kunt dan ook de was uit de machine halen en in de droogtrommel doen. Of je doet de badkamer zo goed mogelijk en de zorgvrager vraagt iemand anders de was verder af te handelen. Die keuze moet de zorgvrager zelf maken.

Boodschappen voor het dagelijkse leven

Boodschappenlijst

Boodschappen

Boodschappen

60 minuten per Factoren meer Leefeenheid > 4

Kind(eren) < 12

Afstand tot dichtstbijzijnde winkel is > 2

60

60

30

Eigen keuzes, zoals de keuze voor speciaal voedsel dat maar beperkt te koop wordt aangeboden, waardoor

extra reizen nodig is of het doen boodschappen in een groot aantal winkels, resulteert niet in extra tijd boodschappen

Alleen wanneer bovenstaande medisch noodzakelijk is, kan men extra tijd

Licht huishoudelijk

Stof

Afwassen (indien er géén maaltijdbereiding is geadviseerd)

Bed

Eenpersoonshuishouden 60 Meerpersoonshuishouden 90 Factoren meer Kind(eren) < 12 jaar 30 Psychogeriatrische problematiek / gedragsproblematiek 30 Allergie of aandoening aan de luchtwegen in een 30 minuten gesaneerde

Indien licht huishoudelijke werk én maaltijdvoorziening wordt geïndiceerd. Dan tijd in mindering brengen (bij licht huishoudelijk werk) afwassen (handmatig of afwasmachine in/uitruimen) ook opgenomen is

Indien cliënt wel in staat is licht huishoudelijk werk te verrichten maar niet de maaltijdverzorging, dan

Page 6: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

5 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Mensen, middelen en organisatie

In een verzorgingshuis, een verpleeghuis, in een instelling voor mensen met een beperking maar ook in de thuiszorg werk je samen met collega's. Je moet samen de klus klaren.

Middelen organiseren

Als jij een huiskamer schoonmaakt, je zet koffie of je verzorgt de planten in de huiskamer, dan heb je bepaalde middelen nodig. Wanneer je een kamer of een appartement een dagelijkse of wekelijkse beurt geeft, heb je schoonmaakmiddelen en -materialen nodig: emmers, doeken, verschillende schoonmaakmiddelen, stofzuiger, enzovoorts. Als je koffie en thee maakt voor een groep mensen, kijk dan eerst of er nog genoeg koffie en thee is. Kijk ook of er nog voldoende suiker en melk is. Verzorg je de planten, dan heb je een gieter nodig. Waarom is het belangrijk om van tevoren aan de middelen te denken die je nodig hebt? Eerst bedenken welke middelen je nodig hebt, omdat:

o dit tijd scheelt o je voorkomt dat je twee of drie keer moet lopen o je zo ordelijk en efficiënt kan werken

Stel je voor dat je het appartement van een zorgvrager een wekelijkse beurt geeft. Op

het moment dat je al binnen bent, bedenk je dat je niets meegenomen hebt waarmee

je kunt afstoffen.

Dat ga je dan halen uit de werkkast aan het eind van de gang. Even later kom je

erachter dat je geen schoonmaakmiddel bij je hebt om het toilet schoon te maken. Nu

moet je weer extra lopen. Al met al doe je met al dat heen en weer lopen, veel langer

over dit appartement dan wanneer je alles direct bij je had gehad.

Als je een planning maakt, zet je bij iedere taak welke middelen je nodig hebt. Zo heb je alles direct bij de hand. Je hoeft niet extra te lopen en je kunt veel rustiger werken. Je ziet nu een schema waarin alle werkzaamheden staan die je moet doen als je een appartement van een zorgvrager in een verzorgingstehuis een grote beurt geeft.

Page 7: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

6 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Werkplanning Werkkar uit de kast halen. Controleer of alles aanwezig is:

doeken, spons en zeem

schoonmaakmiddelen

borsteltje, trekkertje voor de ramen

emmer met mop

stofzuiger met hulpmiddelen ( slang en mondstukken)

Kamer Dagelijkse beurt

Wat ga je doen Middelen en materialen Hoe

eventuele vaat op het aanrecht zetten

zo nodig opruimen

in de kamer alles afstoffen

raam lappen

stofzuigen

zachte doek/stofdoek

spons en zeem

trekkertje voor de ramen

stofzuiger

vaat afwassen en opruimen

vuile kleren in de was, andere kleren in de kast opbergen, kranten en andere papieren bij het oud papier of opgevouwen op een stapeltje leggen.

Met zachte schone doek met draaiende bewegingen alles wat tegen de wanden staat afstoffen, dan alles wat in het midden staat.

Raam eerst met spons dan met zeem en ten slotte vensterbank afnemen met schone sopdoek

Schoonmaakmaterialen schoonmaken of in de was doen

kitchenette

Wat ga je doen Middelen en materialen Methode

kookplaatje

aanrecht, tegels, kraan

keukenkastjes

vloer

schuursponsje of doek voor het kookplaatje

schoonmaakmiddel en sop doek

emmer met mop

schoonmaken met schone doeken

let op welke materialen je mag gebruiken voor de kookplaat en het aanrecht, schuursponsjes en bijtende middelen mogen bij sommige materialen zoals hardsteen en glasplaten niet gebruikt worden

aanrecht schoonmaken, tegels afnemen, kraan nat afnemen en goed droogwrijven

aan de buitenkant nat afnemen

moppen

materialen uitspoelen of in de was doen

Douche / toiletruimte

Wat ga je doen Middelen en materialen Methode

Tegels

Kranen, douchekop en andere verchroomde dingen

Toilet aan de binnenkant

Toilet aan de buitenkant

Fonteintje

Vloer van douche en toilet

Borstel

Schoonmaakmiddel voor tegels, vloer en fonteintje

Speciaal schoonmaakmiddel voor binnenkant toilet

Sopdoek en droge doek

Toiletborstel

Emmer met mop

Tegels nat afnemen en goed nadrogen met een droge doek

Toilet nat afboenen met borstel en speciaal schoonmaakmiddel, bril nat afnemen met schoonmaakmiddel

Vloer moppen met schoonmaakmiddel

Emmer leegmaken in toilet en toilet naspoelen

Mop en andere materialen uitspoelen of in de was doen

o Gebruikte doeken apart leggen. Die gaan later in de was.

Page 8: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

7 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

A2 huishoudelijk werk Boek : Thema 8 Thema 9 niet 9.4.3

Schoonmaak methode

Droog

Klamvochtig

Nat

Soorten vuil.

Losliggend vuil is stof, losse plantenblaadjes die op de grond gevallen zijn, snippers papieren dergelijke die je met de stofzuiger of met een stofdoek verwijdert. Licht aangehecht vuil is bijvoorbeeld een vetvlek op het tv-scherm, moddersporen op de vloerbedekking of vingerafdrukken op de deur. Je moet er even een schoonmaakmiddel bij nemen en het kost je wat meer energie om dit vuil weg te krijgen. Sterk aangehecht vuil Is bijvoorbeeld kalkaanslag op de douchetegels, een toffee die in de vloerbedekking getrapt is. Onzichtbaar vuil zie je niet. Maar bij sommige oppervlakken weet je dat je ze toch moet schoonmaken, ook al zie je geen vuil zitten. Er zitten bacteriën op die verwijderd moeten worden. Een wc-bril kan er best schoon uit zien. Toch moet je hem goed afnemen. Kranen in het toilet, deurkrukken en rafels moet je altijd schoonmaken, ook al zie je voor het oog niet dat ze vuil zijn. Alle oppervlakken die regelmatig aangeraakt worden, zijn vuil. Die moet je dus altijd afnemen.

Werkmateriaal

Je werkt met elektrische apparaten als een stofzuiger, een koffiezetapparaat, of een vaatwasser. Werk alleen met materialen die heel zijn. Vooral bij elektrische apparaten is dat van belang. Snoeren die blootliggen of apparaten die heel erg heet worden als je ze inschakelt,zijn onveilig. Je kunt er een schok door krijgen met ernstige brandblaren en er kan kortsluiting ontstaan. Water en elektriciteit gaan niet samen. Je kunt de grootste ongelukken krijgen als je daar niet op let. Let op dat je elektrische apparaten nooit in het water legt en voorkom dat er water in het apparaat komt. Niet-elektrische materialen gebruik je ook veel in je werk. Denk aan een trap, emmers, sopdoeken, ragebol en veger. Ga zorgvuldig met deze materialen om. Is er iets stuk, meld het dan, blijf er niet mee werken. Een trap waarvan een tree loszit, zorgt voor ongelukken. Een veger of bezem die zo versleten is dat de haren bijna verdwenen zijn, veegt niet goed. Je werkt ook met schoonmaakmiddelen. Schoonmaakmiddelen zijn chemische stoffen. Je mag ze nooit bij elkaar gebruiken. Als je bijvoorbeeld chloor mengt met een ander schoonmaakmiddel, ontstaan er giftige dampen, waardoor je bewusteloos kunt raken. Op de verpakking staar altijd hoe je het middel moet gebruiken. Houd je aan die voorschriften.

Page 9: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

8 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Keuken

Soorten vuil in de keuken Slechte hygiëne in keukens kan leiden tot ziekten en soms zelfs tot de dood. Micro-organismen en ongedierte vinden in keukens ideale omstandigheden (voedsel, warmte, vochtigheid) om zich te vermenigvuldigen. Deze omstandigheden dienen onder controle te worden gehouden door een goede reiniging, waar nodig gevolgd door desinfectie. Olie- en vetresten vormen een berucht schoonmaakprobleem in de keuken. Daarnaast komen er kalkvlekken, eiwit- en zetmeelresten voor die moeten worden verwijderd. Keukenreinigers, schuurmiddelen, ontkalkingmiddelen en speciale reinigers zorgen ervoor dat vloeren, wanden en fornuizen weer blinkend schoon worden. http://www.nvz.nl De ruimte waarin iemand leeft, moet schoon zijn. Je spreekt af hoe vaak er gestoft en gestofzuigd wordt en hoe vaak de ramen gezeemd worden. In iedere instelling zijn daar regels voor. Cliënten in de thuiszorg hebben hun eigen methode van huishouden en voor zover het mogelijk is, pas je je daarbij aan. Maar je moet ook zelf je ogen de kost geven. Als je ziet dat zorgvragers in de gezamenlijke eetruimte heel erg gekruimeld hebben bij het ontbijt, dan kun je niet zeggen: over twee dagen hoeft er pas gestofzuigd te worden. Dan zouden de zorgvragers nog ruim tweedagen tegen die kruimels aan moeten kijken. Dat is natuurlijk niet leuk. Bovendien is dat ook niet zo hygiënisch. Kruimels trekken ongedierte aan.

Schoonmaakmiddelen

De pH-waarde geeft aan hoe zuur of basisch een oplossing is. Wat zuur is weet je waarschijnlijk wel, proef maar eens wat sap van een citroen. Heb je wel eens zeep geproefd? De smaak van zeep is apart dat noemen we alkalisch. Tussen de zure en de alkalische middelen zitten de neutrale middelen. Producten met een pH-waarde onder de 7 zijn zuur (bijvoorbeeld azijn), producten met een pH-waarde boven de 7 zijn basisch (bijvoorbeeld soda). Een pH-waarde van 7 is neutraal: niet zuur, niet basisch (bijvoorbeeld water). Hele sterke basische oplossingen hebben een pH-waarde van boven de 13. Als deze oplossingen in aanraking komen met de huid of ogen, dan kan dit leiden tot ernstig huid- of oogletsel. Het is daarom van belang om goed beschermd met deze producten te werken.

De pH-waarde van was- en schoonmaakmiddelen

De samenstelling van een textielwasmiddel is zo, dat een oplossing hiervan licht basisch is (pH-waarde rond de 8). Voor de meeste textielsoorten is dit geen probleem. Sommige textielsoorten, zoals wol, moeten echter gewassen worden met een pH-neutraal textielwasmiddel. pH-neutrale textielwasmiddelen zijn bijvoorbeeld wolwasmiddelen. Voor het verwijderen van vuil worden vaak zure en alkalische reinigingsmiddelen gebruikt. Deze middelen gaan een reactie aan met de verontreiniging, waardoor deze oplost of verandert. Of een reinigingsmiddel zuur, neutraal of alkalisch wordt genoemd, is afhankelijk van de pH-waarde. Hoe en waar een reinigingsmiddel kan worden toegepast, hangt onder meer af van deze pH-waarde.

Page 10: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

9 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Schaal van pH-waarden Een zuur reinigingsmiddel heeft een lage pH-waarde; een sterk alkalisch reinigingsmiddel heeft een hoge pH-waarde. De schaal van pH-waarden loopt van 0 tot 14. Zoals u in onderstaande tabel kunt zien, zijn niet alle zure en alkalische oplossingen gevaarlijk. Veel producten die wij dagelijks gebruiken, zijn ook zuur of alkalisch.

pH-waarde Betekenis Voorbeeld alledaagse producten

0-2 Zeer sterk zuur pH=1: citroenzuur

pH=2: appel; natuurazijn

2-4 Sterk zuur pH=2,5: cola

pH=3: sinaasappel; sherry

4-6 Zwak zuur pH=4: bier; tomaten

pH=5: kaas

pH=5-6: huid; handzeep; shampoo

pH=6: zalm; volle melk

7 Neutraal pH=7: drinkwater; eieren

8-10 Zwak alkalisch pH=8: jenever

pH=10: vloeibare zeep

10-11,5 Sterk alkalisch pH=10,5: textielwasmiddel

pH=11: ammonia

11,5-14 Zeer sterk

Voor het schoonmaken bestaan heel veel verschillende middelen. Allesreinigers of Multi reinigers Deze producten kunnen gebruikt worden om harde oppervlakken schoon te maken. Sanitair en badkamerproducten Speciale producten voor gebruik in het toilet of de badkamer, ze verwijderen vuil en vet. Deze zure reinigers zijn geschikt om kalkaanslag en urinesteen weg te krijgen uit de toiletpot. Ze zijn wat dikker, waardoor ze effectiever kunnen inwerken op de kalk en de urinesteen.

Let op: gebruik nooit een zure reiniger in combinatie met een chloorbleekmiddel, omdat er dan chloorgas kan ontstaan dat schadelijk is voor de gezondheid. Volg altijd de aanwijzingen op de verpakking, en lees ook goed op welke materialen u een bepaalde reiniger kunt gebruiken.

Algemene schoonmaaktips voor toilet en badkamer - verwijder kalkaanslag: dit maakt een oppervlak ruwer, waardoor vuil gemakkelijker

aan het oppervlak hecht - verwijder zichtbaar vuil: waar vuil is, kunnen bacteriën groeien - houd het toilet en de badkamer zo droog mogelijk: micro-organismen, zoals

bacteriën of schimmels groeien goed in vochtige omstandigheden - denk aan het schoonmaken (minimaal wekelijks) van deurklink en kraan; vervang

ook de handdoek regelmatig

Page 11: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

10 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Chloor Chloorbleekmiddel is erg slecht voor het milieu. In het riool of de rioolwater zuiverings installatie kan chloor chemische verbindingen vormen met andere stoffen. Deze verbindingen zijn soms erg moeilijk afbreekbaar en schadelijk voor het milieu. Bovendien kost de productie van chloor veel energie en kunnen er schadelijke stoffen bij vrijkomen, zoals asbest en kwik. Het transport van het giftige chloorgas brengt grote risico's met zich mee. Reden genoeg dus om geen chloor te gebruiken. In combinatie met andere schoonmaakmiddelen is chloor zelfs gevaarlijk, omdat het giftige chloorgas kan ontstaan. Een bijtend gas, dat onmiddellijk op de ademhaling kan slaan. Ook de combinatie chloor en urine geeft chloorgas; doe dus nooit zomaar bleekwater in de pot! Tegenwoordig is er ook bleekwater zonder chloor. Hierin is chloor vervangen door een veel minder schadelijk bleekmiddel, waterstofperoxide. Maar het bevat nog wel andere bestanddelen die het milieu onnodig belasten. Chloorlucht wordt ten onrechte als schoon ervaren. Chloor zelf heeft geen reinigende werking en verwijdert geen kalk, het bleekt alleen de vlekken. http://www.weetwatjedoorspoelt.nl/ Toiletblokjes Toiletblokjes worden in de toiletpot gehangen. Bij iedere spoeling komt dan een bepaalde hoeveelheid werkzame stof vrij. Toiletblokjes voorkomen dat kalk en urinesteen aanslag zich afzetten in de pot en zorgen voor een frisse geur in het toilet. Toiletblokjes zijn er tegenwoordig in veel verschillende vormen, bijvoorbeeld als steentje, vloeibaar of als gel. Tegenwoordig zijn er ook toiletblokjes met twee verschillende vloeistofruimten. De ene ruimte bevat de vloeistof met een reinigende eigenschap en de andere ruimte de parfumerende ingrediënten. Van de meeste toiletblokjes zijn navulverpakkingen beschikbaar die u zelf in de houder moet plaatsen. Het is belangrijk om daarna uw handen te wassen. Luchtverfrissers Luchtverfrisser is een product in vaste of vloeibare vorm dat gebruikt wordt om een aangename atmosfeer in een ruimte te creëren of om onaangename geuren te verdringen. Hierbij horen ook de luchtverfrissers op batterijen of in het stopcontact. Spiegel-/glasreinigers Spiegel-/glasreinigers worden gebruikt voor het verwijderen van vingerafdrukken en vervuilingen die vanuit de lucht neerslaan (bijvoorbeeld nicotine) van glas, spiegels en vitrines. Sanitair Sanitair is te onderscheiden in "schoon" (wastafel, tegels) en "vuil" sanitair (binnenkant toiletpot, lage tegels naast toilet). Gebruik voor schoon en vuil sanitair aparte emmers (bijvoorbeeld met aparte kleuren). Dagelijkse sanitairreinigers Dagelijkse sanitairreinigers worden gebruikt voor de dagelijkse reiniging van het gehele sanitair, wasbakken, toiletpotten, urinoirs, deuren, (tegel)wanden en vloeren. Met de middelen worden huidvetten, kalkaanslag en kalkzepen verwijderd. Alkalische sanitairreinigers verwijderen kalkaanslag doordat ze kalkbindende ingrediënten bevatten. Bij de (licht) zure sanitairreinigers lost kalk op. Let op: de zure producten dienen niet te worden gebruikt op kalkhoudende steensoorten zoals cementvoegwerk, marmer, email of granito vloeren. Wc-reinigers Wc-reinigers worden gebruikt om toiletpotten en urinoirs dagelijks te ontkalken en vlekken weg te bleken.

Page 12: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

11 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Vloeren Het schoonmaken van vloeren is een vak apart. De materiaalsoort, gewenste uitstraling en het gebruik van de ruimte bepalen welke reinigingsmethode het meest geschikt is. Er is keus tussen natte en droge reinigingsmethodes. Reiniging van harde vloeren (zoals plavuizen, linoleum of parket) vraagt om een andere aanpak dan tapijtreiniging. Harde vloeren: soorten vuil Bij droge reiniging van harde vloeren kunt u denken aan vegen, stofwissen (eventueel met een microvezel doekje) of stofzuigen. Dit is voldoende voor het verwijderen van stof en losliggend vuil. Als sprake is van hechtend vervuiling, kunt u gebruikmaken van natte methoden. Voor reiniging en onderhoud van harde vloeren zijn speciale vloerreinigingsmiddelen ontwikkeld. Harde vloeren: soorten materiaal Als u niet weet van welk materiaal een vloer is gemaakt, kunt u geen goede keuze maken voor een schoonmaak- en onderhoudssysteem. Zo kunnen linoleumvloeren bijvoorbeeld beschadigd worden als ze gemopt worden met een alkalisch schoonmaakmiddel, en kan een marmeren vloer niet worden gereinigd met een zuur schoonmaakmiddel. Vloerreinigingsmiddelen Vloerreinigingsmiddelen worden gebruikt voor het dagelijks en periodiek verwijderen van vettige en olieachtige verontreinigingen van allerlei soorten harde vloeren. Soms laten ze een beschermend laagje achter, waardoor vuil minder goed aan het oppervlak kan hechten. Het zijn vloeibare producten die over het algemeen op alle soorten vloeren kunnen worden gebruikt. Veel producten bevatten vetzure zeep. Door een harde vloer te dweilen met de zeepoplossing en niet na te spoelen, wordt een zeepfilm aangebracht op de vloer. Deze laag is echter niet slijtvast en moet regelmatig worden vernieuwd.

Omgeving en meubilair

Onveilige situaties zitten vaak in de omgeving. Veel ongelukken gebeuren in en om het huis. Ook bij jonge, gezonde mensen. Zorgvragers en cliënten zijn kwetsbaar. Ze kunnen soms niet zo goed lopen of ze begrijpen iets niet. Een klein kind weet nog niet wat veilig en onveilig is. Sommige ouderen hebben moeite met lopen. Bovendien hebben oudere mensen broze botten die snel breken. Je moet voorkomen dat ze vallen over losse kleedjes, natte vloeren of losliggende en rondslingerende spullen.

Page 13: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

12 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Je ziet dat er veel situaties onveilig kunnen zijn. Terwijl je aan het werk bent, moet je steeds goed opletten dat je vei lig werkt en dat de situatie voor de zorgvragers ook veilig is. Je doet dus twee dingen tegelijk: werken en opletten of er geen onveilige situaties ontstaan.

Losliggende spullen

Ouderen en gehandicapten zijn minder flexibel dan jonge gezonde mensen. Een jong en gezond persoon kan als hij struikelt, zichzelf corrigeren waardoor hij toch op de been blijft. Bij ouderen en gehandicapten is dat niet het geval. Struikelen die ergens over, dan vallen ze. Ouderen hebben broze botten en breken sneller wat dan jongeren. Laat dus geen spullen slingeren waar ze niet horen. Zet geen stofzuiger of emmer midden op de gang en zet in kamers geen spullen in het looppad. Zet zoveel mogelijk alles terug zoals het eerst stond. Dat is voor de zorgvrager het prettigst, dan hoeft die niet te zoeken naar iets. Bij slechtzienden en blinden is dat helemaal van groot belang. Zij kunnen immers niet rondkijken waar jij iets neergezet hebt. Laat dus alles staan zoals het stond.

kKaarsen: gezellig maar gevaarlijk

Voorbeelden van onveilige situaties

Op de eettafel ligt een tafellaken; de tafel is gedekt met borden, glazen, kopjes en bestek.

Er staat brood op de tafel, melk en een pot verse thee. Een kind van drie trekt aan het

tafellaken. Ze krijgt hete thee over zich heen en een mes in haar wang.

Je hebt de gang gedweild. Dan komt een mevrouw die met een stok loopt, de gang op.

De vloer is nog behoorlijk nat. De mevrouw glijdt uit en breekt een heup.

Je roostert in de broodrooster twee boterhammen voor je cliënt. Ondertussen doe je de

afwas met de hand. Je wilt even kijken of het brood niet te zwart wordt en met natte

handen pakje het broodrooster. Per ongeluk druppelt er ook wat water in het

broodrooster. Een knal, een brandlucht en kortsluiting is het gevolg. Het had nog veel

erger kunnen zijn, maar dit is ook erg.

Je hangt in de tuin de was op. In de tuin is ook een vijver. Marcel van twee scharrelt om

je heen. Dan hoor je ineens een plons en je ziet Marcel nergens meer.

In de tuin staat een oud, laag krukje van hout. Aan het krukje zitten uitsteeksels en

splinters. Als de cliënt het krukje oppakt, zit zijn hand vol met splinters.

Je hebt voor een cliënt in de thuiszorg de vitrage gewassen en die hang je nu op. Je hebt

geen zin de trap te pakken. Er staat een pianokrukje in de kamer, daar kun je ook wel op

staan. Terwijl je op dat krukje staat en de vitrage ophangt, verlies je je evenwicht en val je

van het krukje. Je breekt je enkel.

Een zorgvrager in het verzorgingshuis heeft net een eitje gebakken op het kookplaatje in

de kitchenette als je binnenkomt om het appartement schoon te maken. Omdat de

zorgvrager nog moet ontbijten, begin je in de douche met schoonmaken. Je legt de

doeken die je gaat gebruiken op het aanrecht. Een deel van de doeken komt op het nog

hete kookplaatje terecht. Terwijl je bezig bent in de douche, slaan ineens de vlammen uit

de stapel doeken.

Page 14: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

13 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Gezelligheid in huis

Gezelligheid zit in veel dingen. Het is een combinatie van al die dingen samen waardoor je het ergens gezellig vindt. Gezelligheid is belangrijk voor mensen. Ze voelen zich beter en gelukkiger als het gezellig is. Dat geldt ook voor zorgvragers. De inhoud van dit thema:

Opgeruimd en schoon Factoren die het gezellig maken Tips voor de praktijk

Opgeruimd en schoon Een ruimte waar overal kleren rondslingeren, waar opengeslagen klanten en tijdschriftendoor elkaar heen liggen en hier en daar nog een vuil kopje of glas staat, is niet gezellig. Als je lang in zo'n ruimte moet zitten, word je er een beetje somber of chagrijnig van. Sommige mensen hebben er heel erg veel moeite mee om hun leefruimte netjes en op orde te houd en. Het is er altijd een troep. Dat is niet omdat die mensen dat leuk vinden, maar omdat ze de ruimte gewoon niet opgeruimd kunnen houden.

Jaap is 55 jaar en woont alleen. Hij heeft geen vast werk. Soms heeft hij een poosje een baan, maar vroeg of laat wordt hij toch weer ontslagen. Jaap heeft er veel moeite mee altijd op tijd te zijn. Ook vergeet hij wel eens schone kleren aa n te doen of zijn haar te wassen. In de flat waar Jaap woont, is het een bende. Vuile en schone kleren liggen door elkaar in de kamer. In de slaapkamer staat een oude magnetron die het niet meer doet. Ook ligt er een enorme berg oude kranten. Eens in de maand wordt het oud papier opgehaald. Daarvoor moet Jaap het papier beneden in de hal van de flat zetten. Maar Jaap denkt daar steeds niet aan. In Jaaps hoofd is het altijd een chaos. Al vanaf dat hij kind was. Jaap weet niet beter en verbaast zich erover als vrienden of familie zeggen dat het zo'n troep is bij hem. Jaap is eraan gewend en ziet het niet meer.

Voor veel mensen is het onvoorstelbaar dat er mensen zijn zoals Jaap. Toch kunnen ze er zelf niet zoveel aan doen dat ze zo zijn. Als je in de thuiszorg werkt, kun je ook bij iemand terecht komen die op Jaap lijkt. Laat je cliënt in zijn waarde en probeer niet direct alles te veranderen. Betrek je cliënt bij wat je wilt doen en laat hem meehelpen met opruimen.

Factoren die het gezellig maken

Als de ruimte opgeruimd en schoon is, ziet het er al direct veel beter uit. Echt gezellig wordt het als je nog het een en ander toevoegt. Factoren die het gezellig maken:

bloemen en planten snuisterijen wandversiering verlichting kleur

Een bos bloemen op tafel en hier en daar een plant (zie de thema's over snijbloemen en kamerplanten maken een ruimte echt gezellig. Ze geven sfeer aan de ruimte. Sommige mensen houden van heel veel prullaria. Een beeldje hier, een schoteltje daar, nog een fotolijstje erbij en een kaarsje. Andere mensen houden het liever wat sober. Een enkel kunstwerk is voor hen voldoende. Ze houden niet van al die snuisterijen.

Page 15: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

14 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Over smaak valt niet te twisten. Ook gezelligheid heeft met smaak te maken. Als jij een ruimte gezellig maakt, dan doe je dat in de thuiszorg of in het verzorgingshuis met de spullen van de zorgvrager. Als je in een instelling een gemeenschappelijke ruimte gezellig moet maken, doe je dat met spullen van de instelling. Dat hoeft niet jouw smaak te zijn. Als de zorgvragers het maar gezellig vinden.

Tips voor de praktijk Tip 1

Eerst opruimen, dan schoonmaken, dan gezellig maken Een rommelige ruimte krijg je niet gezellig als je niet eerst gaat opruimen. Na het opruimen

schoonmaken. Daarna kun je het gezellig gaan maken. Een bos bloemen in een ruimte waar allerlei troep ligt, is als een vlag op een modderschuit.

Tip2 Ruim op per soort Als je eerst een krant wegbrengt, dan een schoen in de kast zet en dan weer

een krant, zit er geen structuur in je opruimen. Je loopt dan veel te veel heen en weer, wat veel tijd kost. Richt je eerst op het één en dan op het ander. Eerst alle papieren opruimen, dan het vuile vaatwerk, dan rondslingerende kleren. Zo gaat het opruimen sneller en houd je beter overzicht.

Tip3 Vind je veel kaarten (felicitatiekaarten, vakantiekaarten, kerstkaarten) die de zorgvrager wil

bewaren, dan kun je die op een stapel in een la leggen. Leuker is het om een ketting van paperclips te maken waar je de kaarten tussen kunt steken. Zo kan de zorgvrager er steeds naar kijken.

Kamerplanten

Planten en bloemen geven sfeer aan een huis. Mensen blijken zich prettiger te voelen en minder vaak ziek te worden als ze planten en bloemen om zich heen hebben. De Inhoud van dit thema:

De verzorging Ongedierte en ziekten Hydrocultuur Tips voor de praktijk

De verzorging Het geeft veel voldoening als je een klein plantje kunt opkweken tot een mooie volle plant. Planten kunnen het jaren goed doen door ze alleen regelmatig water te geven. Maar de meeste planten hebben wel af en toe wat plantenvoedsel nodig. Je kunt je voorstellen dat een zorgvrager die ooit zo'n klein plantje zelf heeft opgekweekt tot een grote sterke plant,daar best trots op is. Ga er daarom zorgvuldig mee om.

De heer van Rein is dol op zijn planten. Sommige planten heeft hij zelf nog gestekt en opgekweekt tot een forse plant. Andere planten zijn hem dierbaar omdat hij ze van zijn enige zoon heeft gekregen. De heer Van Rein woont in een verzorgingshuis en krijgt steeds meer last van zijn handen. Omdat hij artrose heeft, vergroeien zijn handen en heeft hij er veel pijn aan. De verzorging van zijn planten valt hem steeds moeilijker. Hij heeft die verzorging nu maar overgelaten aan de medewerkers op de afdeling.

Page 16: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

15 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Joyce weet hoe belangrijk die planten voor de heer Van Rein zijn. Ze verwijdert zorgvuldig de paar dode blaadjes, controleert of er geen plant is die te veel water heeft gekregen en geeft alle planten waarvan de aarde droog aan voelt, wat water. Meneer Van Rein is blij dat Joyce haar taak serieus neemt. Hij kan nu met een gerust hart zijn lunch gaan opeten. Niet iedere kamerplant heeft evenveel water nodig. Cactussen hebben heel weinig waternodig, bladplanten met dunne bladeren des te meer. Vetplanten hebben ook niet zoveel water nodig. Bij een hoge temperatuur, zoals zomers weleens het geval is, moet je veel water geven. Als het koud is, geef je minder water. Het gaat dan om de binnentemperatuur,niet om hoe koud het buiten is. Sommige planten kunnen in de volle zon staan, andere planten verdorren al na korte tijd in de zon. Als je kamerplanten goed verzorgt, houd je rekening met een paar factoren:

geef niet teveel water, dan 'verdrinkt' de plant geef af en toe plantenvoedsel, bijvoorbeeld eens in de twee of drie

weken spons het blad van grootbladige planten af met water besproei de planten eens in de week met de plantenspuit geef de planten één keer in de week water als ze in een normaal

verwarmde kamer staan geef cactussen weinig water en bladplanten meer water geef veel water bij hoge temperaturen geef weinig water bij lage temperaturen zet planten met luis of ander ongedierte apart van andere planten en

vraag wat er met de plant moet gebeuren Hydrocultuur In grote kantoren en bedrijven staan ook grote planten. In instellingen zie je ze wel in de grote ontvangsthal staan en in andere grote gemeenschappelijke ruimten. Omdat het lastig is die grote planten precies de juiste hoeveelheid water te geven en op de juiste momenten, is er hydrocultuur. Je herkent planten op hydrocultuur aan de roodbruine kleikorrels waar ze in staan. Je mag deze planten geen water geven! Er zit een waterstandmeter bij de planten. Als die beneden een bepaalde stand komt, moet er water bijgevuld worden. Hydrocultuur is er ook voor kamerplanten. De kans dat je die in je werk aantreft, is namelijk klein. Maar mocht dat toch het geval zijn, dan weet de zorgvrager wel hoe deze planten verzorgd moeten worden. Je volgt dan de aanwijzingen van de zorgvrager.

Page 17: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

16 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Werkvolgorde bij een tussen of dagelijkse beurt:

o ramen open zetten o bed afhalen o dekbed en kussens buiten leggen om te luchten, als dat niet kan voor het open raam

leggen o vuil wasgoed in de wasmand of direct in de wasmachine doen o ga iets anders doen zodat het beddengoed minimaal een half uur kan luchten o maak na een half uur (of langere tijd) het bed op met schoon linnengoed o stof alle oppervlakten in de kamer af o afhankelijk van de voerbedekking: stofzuigen of meteen vloerwisser doen

In de tijd dat het beddengoed buiten ligt te luchten, kun je een andere ruimte doen. Bijvoorbeeld de overloop of de trap. Je kunt ook de wasmachine inladen met het vuile wasgoed en aanzetten. Bij het afstoffen kijk je ook naar verticale oppervlakten. In de meeste slaapkamers staat een hoge linnenkast. Stof de deuren van deze kast ook af. Sommige linnenkasten hebben een passpiegel. Maak deze schoon als je klaar bent met afstoffen. Gebruik er een beetje glas reiniger of spiritus voor. Voordat je de slaapkamer weer verlaat, zet je het raam op een kier. Of je sluit het, afhankelijk van wat de cliënt wil.

Wettelijke richtlijnen

In Nederland zijn er heel veel wetten. Sommige wetten ken je al. Je weet vast wel dat je alleen auto mag rijden als je een rijbewijs hebt. En je weet ook wel dat je niet mag stelen. Dat zijn algemene wetten die voor alle mensen in Nederland gelden. Wet BIG Er zijn ook wetten die speciaal gelden voor mensen in een bepaald vakgebied. Zo heb je voor mensen die in de gezondheidszorg werken, de wet BIG. BIG staat voor de wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg. Volgens de wet BIG mogen bepaalde handelingen alleen door bepaalde beroepsgroepen gedaan worden. Voorbehouden handelingen zijn handelingen die een gezondheidsrisico inhouden. Als helpende doe jij geen voorbehouden handelingen. Je mag bijvoorbeeld geen medicijnen verstrekken, geen injecties geven, geen bloeddruk meten en geen katheters inbrengen. Zou je dat toch doen en de zorgvrager wordt erger ziek, dan ben jij strafbaar. Door de regels in de wet op te volgen, ontstaat een goede kwaliteit van zorgverlening doorberoepsbeoefenaren in de gezondheidszorg. Zo zijn patiënten beschermd tegen ondeskundigen onzorgvuldig handelen door zorgverleners.

Page 18: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

17 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Veiligheid en veiligheidsvoorschriften. Veiligheid heeft met veel verschillende dingen te maken. Een donker steegje met losse stoeptegels is niet veilig. En houten tafel waar splinters aan zitten, is niet veilig. Speelgoed met scherpe randjes is voor jonge kinderen niet veilig. Voedsel dat in aanraking is geweest met ziektekiemen, is niet veilig. Zo zijn er veel dingen waar je op moet letten in verband met de veiligheid. Symbolen op schoonmaakmiddelen Als je de wc gaat schoonmaken en je gebruikt een fles chloor, zul je daar het pictogram met het andreaskruis op zien staan. Op andere flessen staan weer andere symbolen. Het is in jouw werk van belang dat je weet wat deze symbolen betekenen. Daarom geven we een overzicht. Maar eerst lichten we het gebruik van symbolen op producten toe. Er zijn namelijk nogal wat regels waaraan de etikettering van een product moet voldoen.

Symbolen in de zorg

Regels:

Een Nederlandstalig etiket is verplicht. Staat er alleen informatie in één of meer vreemde talen op het etiket, dan mag het product in Nederland niet worden verkocht.

In de gebruiksaanwijzing moet staan voor welke toepassingen het product is bedoeld. Dus bijvoorbeeld: ‘Voor het schoonmaken van tegels, spiegels en sanitair. Niet geschikt voor gelakt hout.’

En er moet in staan hoe het product gebruikt moet worden, dus bijvoorbeeld: ‘Verdunnen met water, of onverdund op een vochtige spons of doek aanbrengen.’

De doseerinformatie laat weten hoeveel je van een product moet gebruiken. Voor de veiligheid van jezelf en jouw omgeving is het heel belangrijk om de doseerinformatie strikt op te volgen. Te veel gebruiken kan schadelijk zijn.

Op het etiket kunt u oranje-zwarte waarschuwingssymbolen tegenkomen. Die zijn verplicht als bepaalde schadelijke stoffen in een bepaalde concentratie in een schoonmaakmiddel voorkomen. Er moet ook bij het symbool staan wat het risico precies is. De gevaarsymbolen slaan op de risico’s van het onverdunde product. Als het schoonmaakmiddel in water wordt opgelost, wordt het gevaar een stuk kleiner of verdwijnt zelfs helemaal.

Als er een gevarensymbool op het etiket staat, moet er ook een zogeheten ‘R-zin’ bij staan, die uitlegt op welk risico het waarschuwingssymbool duidt. Voorbeelden van R-zinnen zijn:

R 7: kan brand veroorzaken; R 23: giftig bij inademing.

De bekende oranje-zwarte gevaarsymbolen worden de komende jaren vervangen door nieuwe. En niet alleen de gevaarsymbolen veranderen. Het gehele systeem voor het etiketteren van chemische middelen, wordt zodanig aangepast dat het wereldwijd hetzelfde is. De komende jaren kunnen fabrikanten zelf kiezen of ze al etiketteren volgens het nieuwe systeem, maar in 2015 is het voor alle producten wereldwijd verplicht. Op de volgende pagina zie je de huidige pictogrammen en de nieuwe pictogrammen.

Page 19: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

18 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Huidige pictogrammen

Nieuwe pictogrammen

Page 20: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

19 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Symbolen voor veilig gebruik

Voor niet-gevaarlijke producten hebben de leveranciers van was- en schoonmaakmiddelen afgesproken gebruik te maken van acht standaardpictogrammen en negen standaardzinnen om gebruikers te informeren. Hierdoor kun je in één oogopslag en zonder taalbarrière zien, waar je rekening mee moet houden. De symbolen worden in heel Europa op dezelfde manier gebruikt. Denk aan het milieu In je werk moet je ook aan het milieu denken. Daarvoor zijn er milieuvoorschriften. Zo is bijvoorbeeld iedereen verplicht het afval gescheiden in te zamelen.

Zuinig met water en middelen

Dat je zuinig met alles om moet gaan, heeft niet alleen met geld te maken. Natuurlijk: hoezuiniger je bent, hoe goedkoper. Maar het gaat hier vooral om het milieu. Zuinig met water Je zou denken dar we in Nederland toch wel water genoeg hebben, met al die rivieren en meren. Maar voordat je dat water kunt drinken, moet het gezuiverd worden. In Nederland hebben we daarvoor waterzuiveringsinstallaties. Maar hoe vuiler het water, hoe meer energie het kost om her water drinkbaar re krijgen en hoe meer chemische middelen daarvoor nodig zijn. Dat is dus slecht voor het milieu.

Page 21: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

20 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Daarom moet je zuinig zijn met water. Maar hoe moet je dat doen? Je moet immers ook hygiënisch werken, en daarvoor heb je ook water nodig. Om je handen te wassen bijvoorbeeld.

Zuinig zijn met water doe je door de kraan niet te laten lopen als het niet nodig is. Niet eerst met heet water een kopje onder de lopende kraan afwassen en dan daarna de kraan heel lang laren lopen omdat je zin hebt in een glas koud water.

Douche niet langer dan nodig is. Na vijf minuten douchen ben je wel schoon. Veel mensen douchen langer omdat ze het zo prettig vinden onder de douche re staan. Maar dat kost dus veel extra drinkwater!

Vaatwassers gebruiken erg veel water. Afwassen met de hand kost minder water. Als je toch een vaarwasser gebruikt, zorg dan dar hij echt helemaal vol is voor je hem aan zet. Een vaatwasser met een A-label is iets duurder maar gebruikt minder water en stroom.

Wees vooral zuinig met warm water. Het kost energie om water warm te maken.

Zuinig met middelen Schoonmaakmiddelen zijn slecht voor het milieu. Natuurlijke schoonmaakmiddelen zoals soda, groene zeep en azijn zijn minder slecht. Het probleem is dat je vaak meer moeite moet doen om iets goed schoon te krijgen als je alleen met natuurlijke middelen werkt. Meestal heb jij het niet voor het kiezen met welke middelen je moet werken. In instellingen moet je werken met de voorgeschreven schoonmaakmiddelen. In de thuiszorg moet je het doen met wat de cliënt in huis heeft. Wees in ieder geval altijd zuinig met schoonmaakmiddelen. Meestal staat op de fles hoeveel je nodig hebt voor een emmer water. Een emmer water is gelijk aan 10 liter. Heb je een klein emmertje, dan gebruik je dus minder schoonmaakmiddel. Schoonmaakmiddelen zijn duur, zeker voor mensen met een laag inkomen. In de thuiszorgmoet je dus zorgvuldig met middelen omgaan. De meeste mensen die je in de thuiszorg tegen komt, hebben niet zo'n hoog inkomen. Door ouderdom, ziekte of handicap is hun inkomen toch al minder geworden. Ook daarom moet je zuinig met de middelen omgaan. In instellingen zijn er vaak grote flessen met schoonmaakmiddelen. Dan lijkt het net alsof het niet uitmaakt of je veel gebruikt. Er is immers zoveel van. Maar de instelling koopt in het groot in omdat dat goedkoper is. Als jij veel meer gebruikt dan nodig is, dan is de instelling nog duur uit. En bovendien is het slecht voor het milieu als er zoveel schoonmaakmiddel door de gootsteen verdwijnt. Wees ook zuinig met energie, met elektriciteit. Laat apparaten niet aanstaan als je ze niet gebruikt. Het is beter om de tv en de dvd-speler niet standbye te laten staan.

Afval scheiden

Waarom moet je afval gescheiden inzamelen en aanbieden? Veel afval kan hergebruikt worden. Als je glas bij het gewone afval doet, kan er niet opnieuw een glazen pot of fles van gemaakt worden. Dat kan wel als je glas in de speciale glasbakken doet. Er zijn bedrijven die uit het verzamelde glas weer nieuwe flessen en potten maken. Dat kost dus minder grondstoffen. Bovendien hebben we daardoor een minder grote afvalberg.

Page 22: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

21 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Ook papier moet je apart aanbieden. Er zijn organisaties die oud papier ophalen. Je moet het dan bijvoorbeeld eens in de maand op een afgesproken dag buiten zetten. Maar er zijn ook papierbakken waar je de oude kranten in kunt doen. Van al dat oud papier, wordt weer nieuw papier gemaakt. Kleding die je niet meer draagt, maar nog wel goed is, kun je naar de kringloopwinkel brengen. Er zijn ook organisaties die eens in het jaar kleding ophalen. In veel steden en dorpen zijn verzamelpunten op straat waar je kleding en schoenen in kwijt kunt. Groente, fruit- en tuinafval(GFT) moet je ook gescheiden verzamelen. Meestal gaat dat in groene afvalbakken. Let op dat je hier geen ander afval in doet. Bij mensen in de thuiszorg die een tuin hebben, kun je een composthoop aantreffen. GFT gaat op de composthoop. Vraag aan de cliënt wat je wel en wat je niet op de composthoop kunt gooien.

Tips voor de praktijk Tip 1

Gebruik niet meer water dan je nodig hebt. Zet een vaatwasser pas aan als je hem helemaal volgeladen hebt. Drinkt de cliënt graag vaak koud water? Zet dan een fles met water in de koelkast. Dan hoeft de kraan niet iedere keer lang te lopen. Douche niet langer dan vijf minuten.

Tip2 Ga zuinig om met schoonmaakmiddelen en toiletartikelen. Ze zijn slecht voor het milieu.

Gebruik niet meer dan de normale hoeveelheid; een dubbele hoeveelheid maakt het niet sneller schoon.

Tip3 Verzamel afval gescheiden in. Wijs cliënten in de thuiszorg erop hoe ze afval gescheiden in

kunnen zamelen. Gooi geen glas of papier in de gewone afvalbak, verzamel dat apart en breng het naar de glasbak of papierbak.

Tip4 Ga zuinig om met elektriciteit. Laat geen licht branden als je het niet nodig hebt. Laat een

vaatwasser of wasmachine niet draaien terwijl die maar half vol is.

Kleding

De etiketten in textiel: wat staat er eigenlijk? Veel mensen zullen voor de aanschaf van kleding het ingenaaide label bekijken. Al is het maar om het wasvoorschrift te lezen, om te zien of het kledingstuk bijvoorbeeld in de droger mag. Het materiaal (vezel) dat is gebruikt voor het kledingstuk staat dan ook vermeld, soms op een tweede etiket. Vaak gebruikt zijn katoen en regelmatig ook linnen; dit zijn beide natuurlijke, plantaardige vezels. Ze worden ook vaak gebruikt samen met andere vezels, die ook synthetisch (kunstmatig gemaakt) kunnen zijn. Het is dan meestal een kwestie van profiteren van de beste eigenschappen van de gebruikte soorten vezels.

Page 23: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

22 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Comfort, pasvorm, duurzaamheid, onderhoud, prijs ... Als je weet om wat voor materialen het gaat en wat de eigenschappen hiervan zijn weet je ietsje beter hoe bijvoorbeeld het draagcomfort zal zijn. Of de pasvorm goed blijft na het wassen, als het überhaupt gewassen mag worden. Want zoals uit de etiketten valt op te maken: ook het onderhoud van een stuk textiel hangt af van de samenstelling ervan. Om een goede keus te kunnen maken voor bijvoorbeeld een kledingstuk is het handig om iets meer te weten over veelgebruikte materialen ofwel vezels voor kleding en huishoudtextiel. Aandacht voor kledingbrand Geen enkel kledingstuk is onbrandbaar, behalve speciale kleding van bijvoorbeeld de brandweer. De snelheid waarmee een kledingstuk in brand vliegt en vuur en vlammen zich over de kleding verspreiden is vooral afhankelijk van:

de vorm: wijdvallend of nauwsluitend

de samenstelling van vezels van de stof : katoen, linnen, polyester, polyamide etc.

de structuur van de stof: open of dicht geweven, harig of glad oppervlak. Plantaardige vezels (bijvoorbeeld katoen) zijn gemakkelijker ontvlambaar dan dierlijke vezels (bijvoorbeeld wol). Bovendien kunnen de vlammen zich makkelijk verspreiden over het hele kledingstuk. Synthetische vezels (bijvoorbeeld polyester) zijn juist moeilijk ontvlambaar, maar smelten bij contact met vuur en de smeltdruppels kunnen op die plekken brandwonden veroorzaken. Een kledingstuk dat is samengesteld uit een combinatie van plantaardige en synthetische vezels heeft beide eigenschappen in zich.

Katoen & linnen: toepassing, eigenschappen, onderhoud

Herkomst, toepassing, eigenschappen en onderhoud van katoen Katoen is een plantaardige vezel die aan de zaden van de katoenplant groeit als witte pluizige bollen. Er bestaat ook katoen die milieuvriendelijk geproduceerd wordt: organisch geteelde katoen. Of je hiermee te maken hebt kun je zien aan een speciaal keurmerk, bijvoorbeeld het Eko-keurmerk. Katoen is de meest gebruikte vezel van plantaardige oorsprong en is relatief goedkoop. Toepassing en eigenschappen Katoen is als vezel sterk en daarmee heel lang bestand tegen slijtage; het is nat zelfs sterker dan droog. Textiel gemaakt van katoen is luchtdoorlatend en het heeft uitstekend vermogen om vocht op te nemen: het is sterk absorberend. Mensen die snel last hebben van zweten kunnen het beste katoenen kleding dragen. Daar staat tegenover dat het vrij snel vochtig wordt en daarbij droogt het niet zo snel. Het voelt prettig aan op de huid. Het wordt ook vaak gemengd met andere vezels.

Badstof is ook van katoenvezel gemaakt. Het wordt ook gebruikt om handdoeken, badlakens, washandjes en badjassen van te maken.

Het mengweefsel poly-katoen bestaat uit katoen en polyester, ook wel polyester-katoen genoemd. Hiermee worden de zachtheid en het vocht opnemend vermogen van katoen gecombineerd met de soepelheid van polyester, waardoor een strijkvrij mengweefsel ontstaat. Een veel gebruikte mix is 65% polyester en 35% katoen,bijvoorbeeld voor dekbedhoezen.

Page 24: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

23 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Onderhoud Kleding van katoen kan warm tot heet gewassen worden, afhankelijk van bijvoorbeeld de kleur. Nieuwe textiel van gekleurd katoen kan in het begin kleurstof afgeven waardoor het waswater gekleurd wordt. Vandaar dat op etiketten staat dat zo'n artikel de eerste (paar) keer apart gewassen moet worden, of met koud water. Het blijft een goed idee om donkere kleuren niet met lichte/wit samen te wassen. Katoen krimpt wel door wassen; in heet water is dit meer dan in koud water. Katoenen handdoeken worden hard als er teveel wasmiddel wordt gebruikt. Het gebruik van wasverzachter kan het vermogen om vocht op te nemen verminderen, niet teveel van gebruiken dus. In de droger en aan de waslijn worden ze zacht; drogen in de felle zon maakt handdoeken hard en stijf. Kleding en ander textiel gemaakt van alleen katoen zal vaak wel kreuken en daarom gestreken moeten worden. Dat kan dan vaak welweer op een (matig) hoge temperatuur (zie etiket). Herkomst, toepassing, eigenschappen en onderhoud van linnen Linnen is ook een plantaardige vezel en wordt uit vlas gemaakt. Toepassing en eigenschappen Linnen is sterk en duurzaam, het voelt zacht en comfortabel aan bij het dragen. Het wordt zachter en sterker naarmate het meer gebruikt wordt. Linnen is vochtabsorberend, het kan 20% van het eigen gewicht opnemen aanvocht, daarna gaat het pas vochtig aanvoelen. Vocht wordt door linnen makkelijk aan de lucht afgegeven, dus het blijft droog en fris aanvoelen. Gekleurd linnen is kleurvast, het is makkelijk te wassen en veroorzaakt geen allergische reacties. Het wordt gebruikt voor tafellakens en servetten, als glazendoek in de keuken (want het pluist niet) en natuurlijk voor kleding. Onderhoud Linnen is goed wasbaar, maar voor gekleurd linnen moet wel een wasmiddel zonder bleekmiddel gebruikt worden, anders kunnen er vlekken ontstaan of vervaagt de kleur. Wit en ongekleurd linnen kan wel met zulke wasmiddelen worden gewassen. Wassen bij 40 graden volstaat meestal, maar gekleurd linnen mag ook op 60 graden worden gewassen en witlinnen zelfs tot 95 graden. Lees wel eerst het etiket. Als het gestreken moet worden lukt dit het beste als het linnen nog vochtig is, strijk bij voorkeur met een stoomstrijkijzer. Omdat linnen goed tegen hitte bestand is kan het ook in de droger, maar Iaat het niet helemaal droog worden. Linnen mag nooit met chloor worden behandeld, dit tast de vezels aan.

Wol & zijde: toepassing,eigenschappen,onderhoud

Wol en zijde: al eeuwen in gebruik Wol wordt al heel lang door mensen gebruikt om kleding van te maken. Wol en zijde zijn beide natuurlijke, dierlijke vezels. Met name wol wordt ook vaak met andere vezels gecombineerd, die ook synthetisch kunnen zijn. Dit wordt gedaan om de beste eigenschappen van de gebruikte soorten vezels te verkrijgen. Ook in zijde zijn er nogal wat varianten, waarvan de prachtigste kleding en accessoires worden gemaakt. Comfort, pasvorm, duurzaamheid, onderhoud, prijs. Veel mensen weten nog wel hoe de zelf gebreide wollen trui van oma kriebelde, en hebben hierdoor misschien een negatieve kijk op wol gekregen. De ene wol is echter de andere niet, en met wat meer kennis van de eigenschappen van soorten wol is het best mogelijk een goed en comfortabel zittend kledingstuk aan te schaffen. Ook is het handig om te weten hoe het met het onderhoud zit.

Page 25: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

24 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Herkomst, toepassing, eigenschappen en onderhoud van wol Wol is een natuurlijke vezel van dierlijke afkomst, de meeste wol die gebruikt wordt is van schapen. De beste kwaliteit heeft scheerwol. Te herkennen aan het internationale wolmerk. Schapenwol is er in verschillende variëteiten, zoals wol van het Shetlandschaap (shetlandwol) De dikte van een wol vezel kan variëren. Hoe dikker de vezel, hoe meer huidirritatie. Ook andere dieren geven wol: een heel zachte lichte wol, angora, komt van het angorakonijn. Kasjmierwol (ook: cashmere) komt van de kasjmiergeit, de angorageit geeft wol die mohair wordt genoemd, net als de textiel die hiervan is gemaakt. Toepassing en eigenschappen. Wol wordt gebruikt voor kleding zoals sokken, truien en jassen, en bijvoorbeeld voor dekens en in dekbedden. Wol houdt de warmte heel goed vast doordat de tussen de vezels veellucht zit; bij harde wind is dit echter een nadeel. Wol kan uit de lucht veel vocht opnemen zonder dat het vochtig aanvoelt. Wol voelt zacht aan en is elastisch en goed ademend. Wol neemt niet snel vuil aan, door de lanoline (wolvet) die het bevat. Wol werkt brandvertragend: het brandt niet, maar schroeit. Een nadeel is dat het zwaar is en dat het vaak kriebelt. Nogal wat mensen zijn allergisch voor wol, die kunnen zelfs de fijne wol van het Merinosschaap niet verdragen. Onderhoud Wol kan gaan vervilten bij een verkeerde behandeling, zoals weken in water. Het kan meestal wel gewassen worden maar liefst niet te vaak; laat het liever buiten luchten als dat kan. Wassen met de hand is noodzakelijk; in lauw water, met gebruik van een beetje van een speciaal wolwasmiddel Vermijd snelle temperatuurwisseling in het water, dat is funester voor wol dan een wat hogere temperatuur op zich. Goed uitspoelen, niet uitwringen maar knijpen, liever niet centrifugeren. Liggend laten drogen, anders gaat het model eruit. Liever niet strijken, of bij een heel lage temperatuur. Wol is gevoelig voor motten, dus een middel hiertegen is aan te bevelen voor in de kledingkast.

Page 26: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

25 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Herkomst, toepassing, eigenschappen en onderhoud van zijde Zijde is een product dat door onder andere de zijderups wordt afgescheiden. Toepassing en eigenschappen Van de zijdedraad wordt textiel geweven. Zijde heeft van alle natuurlijke vezels de meeste glans. Het wordt gebruikt voor kleding, sjaals en meubelstoffen, maar ook voor tandflos zijde en hechtdraad voor bij operaties. Er zijn verschillende soorten zijde, omdat er diverse soorten zijderupsen bestaan. Ook verschillen in de wijze waarop de zijdedraad tot textiel wordt geweven geeft verschillen in het eindproduct. Het kan ook samen met andere vezels worden verwerkt. Een aantal voorbeelden:

organza,

satijn,

tafzijde, Zijde als textiel is een zachte, glanzende en soepele stof, die niet zo kwetsbaar is als vaak wordt gedacht. Droog is het sterker dan nat. Het kan goed vocht opnemen en isoleert warmte ook goed, is goed ademend. Bij warm weer voelt het koel aan en bij koud weer is het lekker warm om te dragen. Het is wel gevoelig voor zonlicht, de kleur kan erdoor aangetast worden. Zijde is kreukherstellend. Het kan snel vlekken. Onderhoud Hoewel zijde als weefsel vrij sterk is, is het kwetsbaar als het gaat om onderhoud, net als wol. Lees altijd het etiket. Zijde kan het beste met de hand gewassen worden, in koud/lauw water. Gebruik een speciaal wasmiddel, geschikt voor wol en zijde. In ieder geval nooit heet wassen en ook niet laten weken. Goed uitspoelen, niet wringen of wrijven, niet centrifugeren, niet in de droger. Druk met een handdoek het meeste water eruit alvorens het op een hanger te laten drogen (niet in de zon!). Strijken kan wel, maar niet te warm, aan de binnenkant van het kledingstuk en bij voorkeur als het nog vochtig is.

Half synthetische textielvezel: typen, informatie, onderhoud

Kunstvezels in kleding en ander textiel zijn niet meer weg te denken. Half synthetische kunstvezels hebben als basis een natuurlijke grondstof: cellulose. Deze vezels hebben veel goede eigenschappen, maar ook een aantal nadelen. Wat zijn kunstvezels? Kunstvezels zijn textielvezels die via een kunstmatig proces worden gemaakt, zodat een vezel ontstaat die in de natuur niet voorkomt. Er bestaan kunstvezels die een natuurlijke grondstof als basis hebben, dit worden half synthetische vezels genoemd.

Page 27: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

26 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Halfsynthetische textielvezels: De meest bekende soorten

Acetaat: eigenlijk cellulose-acetaat is licht, zacht, glad, maar toch stevig. Dit materiaal lijkt veel op natuurzijde en is heel soepel, krimpt en kreukt nauwelijks, en is snel droog. Het Iaat lucht en zweet door. Wassen met de hand of in de machine als fijne was tot 30 graden kan wel. Kleding van 100% acetaat kan beter naar de stomerij gebracht worden. Het mag maar heel licht gestreken worden. Lees het etiket. Het wordt vaak gebruikt als stof voor voering of om andere stoffen lichter temaken. Het wordt meestal gemengd met katoen, wol of nylon. Gebruik nooit aceton om vlekken te verwijderen uit acetaat, dit lost het weefsel op!

Viscose (rayon) is de vezel die oorspronkelijk kunstzijde werd genoemd, omdat het aanvoelt zoals zijde. Het is een zachte, soepele stof die toch net zo comfortabel draagt als katoen. Als het nat is wordt het veel minder sterk,daarom moet het heel voorzichtig gewassen worden, zonder wringen, wrijven of borstelen. Het kreukt nogal snel,om die reden wordt het vaak gemixt met andere, synthetische vezels zoals polyester.

Synthetische textielvezels:typen,eigenschappen,onderhoud

Vezels die gemaakt worden uit een kunstmatige grondstof worden synthetische vezels genoemd. Er worden steeds weernieuwe vezels ontwikkeld waar onder andere kleding van wordt gemaakt. Ze worden vaak samen gebruikt met andere, natuurlijke vezels om bijvoorbeeld een sterkere weefsel te verkrijgen. De oudste en bekendste is waarschijnlijk nylon, maar er zijn inmiddels nogal wat soorten synthetische vezels die voor textiel worden gebruikt. Een overzicht hiervan. Synthetische textielvezels: het ontstaan Volledig kunstmatige vezels zijn gemaakt van een stof die niet in de natuur voorkomt en worden synthetische vezels genoemd. Ze worden gemaakt uit aardgas en aardolie. De eerst stof die werd ontwikkeld is ook de bekendste: nylon. Nylon is in onze maatschappij niet meer weg te denken: er worden vele producten van vervaardigd in allerlei takken van industrie, zoals de textiel industrie. Het is het synthetische alternatiefvoor zijde. Het bekendste voorbeeld van synthetische kleding is natuurlijk de panty, de opvolger van de nylonkousen ofwel nylons. Nylon is een daarmee ook een voorbeeld van een merknaam die soortnaam is geworden. Sinds de uitvinding van nylon is er een groot aantal synthetische vezels ontwikkeld die toepassing vinden in woningtextiel, huishoudtextiel en kleding, zoals sportkleding. Voor- en nadelen van synthetische vezels Het grote voordeel van synthetische textielvezels is dat ze veel beter bestand zijn tegen slijtage en ook beter te reinigen zijn dan vezels van natuurlijke oorsprong, zoals katoen. Daardoor heeft textiel gemaakt van synthetische vezels een groot gebruiksgemak.

Page 28: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

27 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Synthetische textielvezels: een overzicht Er zijn tegenwoordig heel veel soorten synthetische vezels ontwikkeld en er komen nog steeds nieuwe bij. Het is onbegonnen werk om ze allemaal te noemen, maar hieronder volgt een aantal:

Acryl/ polyacryi/ Dralon is een sterke, zachte vezel die veel op wol lijkt, is bestand tegen slijtage. Het is warm bij het dragen. Hoewel het niet krimpt, kan acryl niet te heet gewassen worden, niet in de felle zon worden gedroogd en ook niet in de droger. Strijken moet voorzichtig gebeuren. Het wordt vaak als mengvezel gebruikt en voorkleding zoals mutsen, sjaals, truien en dekens. Dralon is een merknaam van acrylvezel van Bayer.

Fleece heeft als basis polyethyleen tereftalaat, dat sinds een jaar of vijftien bekend is. Het woord 'fleece' is Engels voor vacht, en verwijst naar het zachte uiterlijk van deze stof. Door de techniek waarmee het gemaakt wordt krijgt het de specifieke eigenschappen: het wordt los gebreid en vervolgens gewassen. Hierdoor krimpt het breisel en gaat het op een lams vacht lijken. Zo wordt textiel verkregen die warm is, ademend, licht van gewicht en die snel droogt. Fleece is niet winddicht. Er bestaan verschillende soorten fleece, en de truien en vesten van deze stof zijn algemeen bekend.

Lycra: een vezel gemaakt van polyurethaan, is een synthetisch rubber. Andere namen waar het onder bekend is zijn Elastan, Dorlastan, Spandex. Het heeft een rek vermogen van 500 tot 600%, het grootste van alle materialen in textiel. Veel gebruikt voor zwemkleding, sportkleding, elastische boorden, sokken. Ook wordt het gecombineerd met andere geweven of gebreide materialen zoals katoen, om kleding lichte rekbaarheid te geven en daarmee het draagcomfort te vergroten. Meestal is het doorzichtig, glanzend en stroef. Het mag niet te heet gewassen worden.

Microvezel is gemaakt van polyester en polyamide. Het voelt zacht aan, als een natuurlijke stof. Textiel hiervan gemaakt is licht van gewicht, sterk, rekbaar, waterafstotend, ademend, krimpvrij, vormvast, goed te reinigen en sneldrogend. Het wordt veel gebruikt voor functionele kleding, zoals sport- en regenkleding, en voor doekjes en dweilen voor nat en droog schoonmaken.

Polyamide/nylon is licht van gewicht, makkelijk te vouwen. Het is sterk, het scheelt niet, het kreukt niet, behoudt zijn vorm en droogt heel snel. Het is elastisch en waterafstotend. Het mag niet warmer dan 40 graden gewassen worden en niet in de droger.

Polyester is een gladde, lichte, duurzame stof, die zacht aanvoelt. Het is vormvast, behoudt zijn kleur goed en gaat lang mee. Deze stof neemt echter niet zo goed vocht op, het is dus weinig ademend, is niet echt warm en kan statisch zijn. Het mag op 40 graden gewassen worden, het droogt heel snel en strijken is niet nodig.

Huidirritatie Synthetisch kan voor sommigen nogal negatief klinken, maar dat is niet altijd terecht. Er worden voortdurend nieuwe materialen ontwikkeld en het draagcomfort van deze vezels is vaak heel goed. Toch kunnen sommige mensen last krijgen van bepaalde synthetische vezels. Dat komt dan omdat vocht dat vrijkomt door zweten niet altijd goed wordt opgenomen door deze vezels, waardoor huidirritatie kan ontstaan. Mensen die overmatig zweten kunnen ook beter natuurlijke vezels zoals katoen en linnen dragen. Kleding moet je onderhouden, net als alle andere dingen die je gebruikt. Alleen wassen in de wasmachine is niet voldoende voor het onderhoud. Je moet ook zorgen dat kleding heel blijft. Wat stuk is, moet je repareren.

Page 29: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

28 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Kleding moet heel zijn

De meeste mensen willen graag dat hun kleding heel is. Versleten kleding, met gaten erin,dragen ze niet. Toch zijn er ook mensen die dat niets interesseert. Ze trekken rustig een T-shirt aan met een gat onder de oksel, of een trui waar de rafels aan hangen. Als je voor je werk in contact bent met andere mensen, moet je zorgen dat jouw eigen kleding altijd schoon en heel is. Al vind je dat zelf misschien niet belangrijk, je moet er toch netjes uit zien in je werk. Met je kleding maak je een bepaalde indruk. Is die kleding kapot of vies, dan denken mensen dat je in je werk ook wel slordig zult zijn. Bovendien is het voor anderen niet zo prettig tegen iemand aan te kijken die er zo slordig uit ziet. Daar moet je dus rekening mee houden.

Kleding repareren

Met kapotte kleding kun je niet naar je werk toe. Ook bij de zorgvragers moet je erop letten dat kleding niet kapot is. Veel dingen die stuk zijn aan kleding, kun je makkelijkrepareren. Kleine reparaties:

knopen aanzetten losgeraakte zoom vastzetten torn (losgeraakte naad) vastzetten

Knopen Voor kledingreparaties heb je naald en draad nodig. Zet een nieuwe knoop aan met garen in dezelfde kleur als de knoop. Bij veel overhemden en blouses zit er een reserveknoop laag in de zijnaad op het behandeletiket genaaid. Zomen Sommige zomen raken makkelijk los. Bij een lange broek met wat wijde pijpen, kun je weleens met de hak van je schoen blijven haken achter de zoom. En hangt er een klein stukje van de zoom los, dan wordt dat vanzelf een groot stuk als je er niets aan doet. Repareer de zoom door zo te zomen dat je geen verschil ziet tussen het gerepareerde deel en het oorspronkelijke deel. Bij een gestikte zoom zie je het stiksel ook aan de goede kant van de zoom. Probeer de steekjes heel netjes te maken en neem een kleur garen die zoveel mogelijk lijkt op het oorspronkelijke garen. Een zoom waarbij je aan de goede kant niet ziet hoe de zoom vastzit, is het lastigste te repareren. Je moet dan proberen met de naald zo weinig stof op te nemen, dat het steekje aan de goede kant nauwelijks zichtbaar is. Voor dit soort zomen kun je ook speciaal zoomband gebruiken. Dat is band wat je in de zoom plakt met hulp van de strijkbout. Op het zoomband staat precies hoe je dit moet doen. Volg die voorschriften nauwkeurig.

Page 30: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

29 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Torn Een torn is een losgeraakte naad in een kledingstuk. De naad kan stukgegaan zijn omdat het kledingstuk te nauw is. De zijnaden gaan dan stuk. In dat geval heeft reparatie niet zoveel zin. Naden kunnen ook stuk gaan omdat er een slechte kwaliteit garen gebruikt is inde fabriek. Of omdat er een keer hard aan het kledingsstuk getrokken is. Repareer de naad met een stiksteekje. Bij een grotere torn speld je de naad eerst netjes op elkaar.

Kleding moet schoon zijn

Wassen op de hand Als je in de thuiszorg werkt, volg je de aanwijzingen van je cliënt over het wassen van kleding. Sommige mensen doen voorgevormde beugelbeha's gewoon in de wasmachine, in een waszakje. Andere mensen moeten daar niet aan denken en wassen die altijd op de hand. Als een cliënt niet in staat is die aanwijzingen te geven, moet je zelf je gezonde verstand en je kennis gebruiken. Neem in ieder geval geen risico's.

Let op het wasvoorschrift!

Gebreide kledingstukken die niet in de wasmachine mogen, moet je op de hand wassen. Gebruik een fijnwasmiddel of een wolwasmiddel en lauwwarm water. Kijk op de verpakking hoeveel wasmiddel je nodig hebt en gebruik niet meer dan dat. Laat de kledingstukken niet te lang in het water staan, een kwartier tot een half uur is voldoende. Spoel goed na. Meestal is drie keer spoelen genoeg. Druk het water zoveel mogelijk uit het kledingstuk tussen de spoelbeurten door. Het laatste spoelwater moet helder zijn en geen zeepsop meer bevatten. De meeste gebreide kledingstukken moet je liggend drogen. Dat komt omdat het breisel erg uitrekt als het nat is. Hang je het dan op een hangertje, dan wordt het kledingstuklanger en smaller. Leg een handdoek horizontaal op een wasrek en leg daar het kledingstuk bovenop. Leg het kledingstuk in vorm. Lingerie, kledingstukken van zijde en andere fijne en tere materialen worden vaak op de hand gewassen. Zet ze in ruim water om even te weken. Wees bijzonder voorzichtig met zijde. Kijk op het behandeletiket hoe je het moet wassen. Laat het niet weken, maar was het kledingstuk direct. Boen of wrijf niet hard over de stof en gebruik een speciaal fijnwasmiddel.

Page 31: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

30 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Vlekken Er zijn allerlei vlekkenmiddelen in de handel. Het ene middel is voor olie- en vetvlekken. Het andere middel voor viltstiften en weer een ander middel voor fruitvlekken. Als je een vlekkenmiddel nodig hebt, vraag dan aan je cliënt hoe je het middel moet gebruiken. Of lees zelf nauwkeurig de gebruiksaanwijzing. Probeer een vlekkenmiddel altijd eerst uit op een onopvallend stukje stof. Je moet vlekken zo snel mogelijk verwijderen. Het liefst direct nadat de vlek ontstaan is, en zeker voordat je het kledingstuk wast. Sommige vlekken bijten zich juist vast in de stof als het kledingstuk gewassen wordt.

Tips voor de praktijk Tip 1

Gebruik een goede kleur garen Een reparatie aan kleding valt veel meer op als de kleur garen afwijkt van de stof van het

kledingstuk. Probeer reparaties zo onopvallend mogelijk te houden. Repareer dus met een kleur die zo dicht

mogelijk aanligt tegen de kleur van de stof. Tlp2

Zoek naar reserveknopen Is er een knoop van het overhemd af en kun je die knoop niet vinden? Kijk dan eerst in de zij-

naad of er geen reserveknoop aan het behandeletiket zit. Geen reserveknoop te vinden? Als je helemaal geen bijpassende knoop kunt vinden, ook niet in

de handwerkwinkel, kun je de onderste knoop van het overhemd gebruiken om de weggeraakte knoop te vervangen. Als onderste knoop neem je dan een knoop van de goede grootte. Het onderste deel van een overhemd zit meestal in de broek. Dan ziet niemand het als je daar een knoop in afwijkende kleur hebt.

Tlp3 Let op de juiste temperatuur Als je met de hand wast, is het soms lastig de juiste temperatuur te bepalen. Als stelregel kun je

ervan uitgaan dat water dat lauwwarm aanvoelt, de goede temperatuur heeft om tere weefsels en wol met de hand te wassen.

Page 32: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

31 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Behandelingsetiketten

Kijk maar eens naar de symbolen. Een wastobbe met een handje geeft aan dat je het artikel alleen op de hand mag wassen. Een tobbe zonder handje betekent dat het in de wasmachine mag, op de temperatuur die aangegeven is. In sommige etiketten staat er een streep onder de wastobbe. Dit betekent dat het kledingstuk het beste gewassen kan worden met een kreukherstellend programma, op de temperatuur die aangegeven is. Een driehoek met de letters CL betekent dat je het artikel mag bleken met chloor.

http://www.nvz.nl Milieurichtlijnen geven aan dat wassen op lage temperatuur beter is voor het milieu. Dat is waar. Maar het is natuurlijk niet de bedoeling dat mensen ziek worden omdat de werkdoeken en handdoeken niet echt schoon zijn. Juist bij kwetsbare mensen zoals de zorgvragers waar jij mee werkt, moet je hygiënisch werken. Gebruiksaanwijzing wasmachine. Ieder merk en typewasmachine heeft een eigen gebruiksaanwijzing. Er zijn twee soorten wasmachines: een bovenlader en een voorlader. De naam zegt het al: hoe gaat de was in de wasmachine. Daarnaast bestaan er volautomaten en halfautomaten. Volautomaten hebben één trommel die ook centrifugeert. Halfautomaten centrifuge hebben een trommel die draait voor de was, met daarnaast een trommel voor het centrifugeren.

Page 33: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

32 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Tips voor de praktijk Tip 1

Houd witte en bonte was gescheiden Eén rood sokje in een witte was kan ervoor zorgen dat de hele was roze wordt.

Tip2

Gebruik een lingeriezakje Doe lingerie en panty's in een lingeriezakje in de wasmachine. Zo verknoopt de panty zich niet

met ander wasgoed, blijft lingerie mooier en beschadigen beugels uit bh's de wasmachine niet. Tip3

Stel de juiste temperatuur in In werkdoeken, keukendoeken en handdoeken kunnen veel bacteriën zitten. Was bonte doeken

daarom op 60°C. Witte doeken mogen heter gewassen worden. Tip4

Als je een wasmachine voor het eerst gebruikt bij een cliënt, lees dan de gebruiksaanwijzing goed door of vraag de cliënt naar de werking van de machine.

Na het wassen

Schone, natte was Als de was klaar is, moet hij opgehangen worden. Als er een droogtrommel is, dan kun je die gebruiken voor was die in de droogtrommel mag. Was ophangen Is de wasmachine klaar met het programma dan haal je hem leeg en kun je het wasgoed ophangen. Soms moet een trui, meestal van wol, liggend gedroogd worden. Leg dan eerst een katoenen doek over verschillende waslijnen met daarop de trui.

hang zoveel mogelijk soort bij soort op: -sokken bij elkaar -lingerie bij elkaar

sla het wasstuk eerst uit liggend drogen hangend drogen

hang het zo glad mogelijk op Je zou zeggen, wat maakt het nu uit of je eerst een sok ophangt, daarna een spijkerbroek, dan een onderbroek, weer een sok, enzovoort. Om te drogen maakt dat ook niet uit. Maar het scheelt wel enorm in het later opvouwen en opbergen. Je moet ieder stuk wasgoed eerst even uitslaan. Daarmee sla je de ergste kreukels eruit en dat scheelt later weer in het strijken.

Selma heeft een wasmand vol schone was. Er is geen droogtrommel, dus moet ze het allemaal aan het wasrek in de tuin hangen. Er ligt nog meer werk op haar te wachten, dus hangt ze alles zo snel mogelijk op. Gelukkig is het droog en zonnig weer. Ze hangt alles door elkaar op, in dezelfde volgorde zoals ze het uit de wasmand pakt. Later haalt ze de droge was weer binnen. Waslijn voor waslijn ontdoet ze van het wasgoed. Bij het opvouwen is ze heel erg lang bezig om uit de grote hoop wasgoed de bij elkaar horende sokken te vinden. Steeds heeft ze verschillende kleuren en maten in haar handen.

Page 34: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

33 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Droogtrommel

Een droogtrommel is erg handig, maar je moet wel even opletten. Werkwijze:

controleer het pluizenfilter

controleer bij een condens droger of de waterbak leeg is

stel de droogtrommel op de juiste temperatuur in

let op of het wasgoed in de droogtrommel mag

haal het droge wasgoed er zo snel mogelijk uit

maak het pluizenfilter schoon Als er alleen katoen in de droogtrommel zit, kun je op een hetere temperatuur drogen dan kunststoffen. Fijne stoffen als nylon en zijde kun je beter niet in de droogtrommel doen. Ze worden er niet mooier van. Wollen stoffen krimpen in de droogtrommel. Kijk bij twijfel op het etiket of het artikel in de droger mag. Haal de was zo snel mogelijk uit de droogtrommel als het programma afgelopen is. Anders kreukt het wasgoed weer. Veel droogtrommels hebben een keuzeknop 'kreukbeveiliging'. Als je daarvoor kiest, blijft de trommel draaien waardoor het wasgoed niet gaat kreuken. Als je deze keuzemogelijkheid hebt, laat de trommel dan niet langer draaien dan nodig is. Dat kost immers extra elektriciteit, wat weer slecht is voor het milieu.

Tips voor de praktijk Tip 1

Denk aan het pluizenfilter in de droogtrommel Controleer het pluizenfilter iedere keer voordat je de droogtrommel gaat gebruiken. Na het

drogen moet je altijd de pluizen uit het filter verwijderen. Tip2

Strijk de binnenkant Stoffen die gaan glimmen door het strijken, moet je aan de binnenkant strijken. Keer het

kledingstuk, strijk het en keer het daarna weer, zodat de goede kant buiten zit. Tip3

Berg wasgoed soort bij soort op Maak stapeltjes van dezelfde kledingstukken en leg de stapeltjes in de kast. Rol sokken per

paar in elkaar. Overhemden kun je het beste op een hangertje laten hangen.

Page 35: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

34 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

A3 Zorg voor de voeding Uit het boek helpende zorg en welzijn niveau 2:

Thema 10 Thema 17 ( niet 17.3 en 17.6 t/m 17.9) Thema 19.4.1 en 19.4.2

Voorraad- en budgetbeheer Waar je ook werkt, er zal altijd een voorraad van iets zijn. Wanneer het om groepen gaat, is de voorraad natuurlijk groter. Een grotere voorraad vereist dat je er zorgvuldig mee omgaat. Goed voorraadbeheer is dan van groot belang. Maar ook bij kleine voorraden is goed voorraadbeheer van groot belang. Denk maar eens aan cliënten in een begeleid wonen project. Als er op zondag ineens geen koffie meer is, of geen brood, zullen de bewoners van de woning boos, teleurgesteld of verdrietig zijn.

Algemeen voorraadbeheer

In instellingen zijn er altijd grote voorraden. Dat komt omdat er veel mensen wonen; veel mensen gebruiken samen veel levensmiddelen en andere dingen. Maar ook bij mensen thuis is er altijd een voorraad. Maar teveel van iets op voorraad hebben, is ook weer niet goed. Levensmiddelen kunnen bederven en van sommige artikelen heb je zo weinig nodig, dat je er geen voorraad van hoeft te hebben. Eén reserve-exemplaar is dan voldoende. Voorraadbeheer: • voorraden binnen minimum- en maximumgrenzen houden • werkvoorraad en buffervoorraad splitsen • levensmiddelen volgens fifo-methode opslaan • gebruiksartikelen: geen werkvoorraad • verbruiksartikelen: één reserve-exemplaar Minimum en maximum Voorraadbeheer in een instelling is dat je de voorraden van de instelling binnen de minimum en maximumgrenzen houdt. Die grenzen stelt het management van de instelling vast. Werkvoorraad en buffervoorraad De voorraad kun je opsplitsen in een werkvoorraad en in een buffervoorraad. Stel dat je in een instelling voor verstandelijk gehandicapten werkt. Op iedere afdeling is dan een kleine voorraad koekjes. Het is de voorraad die je gebruikt om de koffie- en theepauzes te verzorgen; de werkvoorraad. In het grote magazijn van de instelling ligt een grotere voorraad opgeslagen. Dit noemen we de buffervoorraad. Als de werkvoorraad op één van de afdelingen op raakt, dan kan die aangevuld worden vanuit de buffervoorraad. Het is belangrijk om levensmiddelen goed te beheren. Je kunt wel een voorraad aanschaffen, maar waar laat je die voorraad? Je moet er maar plaats voor hebben. En denk ook aan bederfelijke waren, zoals melk, vlees, kaas, beleg, brood en koek. Dergelijke artikelen hebben een uiterste houdbaarheidsdatum

Page 36: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

35 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Janneke is stagiaire op een kinderdagverblijf voor lichamelijk gehandicapte

kinderen. Ze heeft boodschappen gedaan. Omdat er in de koelkast nog twee pakken

melk lagen, heeft ze twee pakken minder gekocht dan op de standaard

boodschappenlijst stond aangegeven. Als Janneke een week later een glas melk in

schenkt, komt de stank haar al tegemoet: zuur! Twee pakken melk blijken bedorven

te zijn.

Over de opslag van bederfelijke waren moet je goed nadenken. Je moet de spullen opslaan volgens een bepaald systeem. Dat opslagsysteem heet fifo, wat staat voor first in first out. Dat wat het eerste op voorraad gegaan is, moet er ook weer het eerste uit. Bij alle producten die bederfelijk zijn, moet je de fifo-methode hanteren. Janneke had de nieuwe pakken melk niet bovenop de twee overgebleven pakken moeten leggen, maar eronder. Materialen kun je grofweg verdelen in gebruiksartikelen en in verbruiksartikelen. Gebruik • het artikel of het materiaal gaat lang mee, maar verslijt wel • je moet het een enkele keer bijbestellen Verbruik • het artikel of het materiaal raakt op • je moet regelmatig bijbestellen Verbruiksartikelen zijn bijvoorbeeld afwasmiddel, allesreiniger, levensmiddelen enzovoort . Verbruiksartikelen maak je op. Je begrijpt dat je verbruiksartikelen vaak moet bestellen. Het zijn artikelen die je verbruikt,ze raken op en je moet ze steeds weer opnieuw aanvullen. Je hebt er een beperkte voorraad van. Gebruiksartikelen kun je meer keren gebruiken. Denk aan een stofzuiger, een trap, speelgoed,enzovoorts. Er bestaan verschillende registratiesystemen om een overzicht op de inventaris te houden. De simpelste is pen en papier. Tegenwoordig wordt veel gebruik gemaakt van geautomatiseerde registratiesystemen, de computer. Voorraden: • niet minder dan de minimumhoeveelheid • niet meer dan de maximumhoeveelheid • rekening houden met besteleenheden Op een voorraadlijst staan meestal alleen de verbruiksartikelen. Als je voorraden controleert, moet je kijken naar de minimumhoeveelheid en naar de maximumhoeveelheid. Je moet dan ook nog rekening houden met de bestelhoeveelheid in afgeronde eenheden. Voorraad Om efficiënt te kunnen werken, heb je een voorraad nodig. Stel je voor dat je voor ieder dingetje dat je nodig hebt, apart naar de winkel holt. De voorraad in huis Je kunt niet efficiënt werken als je geen voorraad hebt.

Page 37: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

36 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Arjan geeft de keuken van Meneer De Bruin een tussenbeurt. Voor de kookplaat gebruikt hij altijd een vet

oplossend middel. Daarmee heeft hij de kookplaat altijd in een mum van tijd schoon. Maar er zit nog een

heel klein beetje van dat middel in de fles. Niet genoeg om de kookplaat mee schoon te maken. “he bah”,

denkt Arjan. “nou moet ik eigenlijk eerst dat spul gaan kopen, of ik moet heel lang met die kookplaat

bezig zijn.

Merk je dat iets bijna op is, dan moet je dat opschrijven. Sommige mensen hebben een lijstje in de keuken hangen waar je de boodschappen op noteert. Soms is dat ook een klein whiteboard waar je met een speciale stift op schrijft. Waar het om gaat is dat je het direct opschrijft als er iets gekocht moet worden. Je moet zorgen dat er op tijd nieuwe voorraad in huis komt. In de thuiszorg weet je niet altijd wanneer iemand de boodschappen doet. Je moet er daarom rekening mee houden dat het misschien even duurt voordat de boodschappen in huis zijn. Overleg met je cliënten welke voorraadregels ze hanteren. Wanneer moet je aangeven dat er opnieuw iets gekocht moet worden? Als een cliënt het niet goed weet, kun je bij schoon-maakmiddelen als regel 1 fles aanhouden die altijd nog in huis moet zijn.

Levensmiddelen op voorraad

Levensmiddelen moeten ook op voorraad zijn. Daarvoor moet je weten hoeveel het gezin of de cliënt ongeveer gebruikt in een week. Sommige mensen drinken tien koppen koffie op een dag, andere mensen drinken er maar twee. De een eet acht boterhammen per dag, een ander maar drie. Hoe groot de voorraad moet zijn, ligt dus aan de hoeveelheid die je cliënt gebruikt. Meestal weet je cliënt wel welke boodschappen er in huis moeten komen. Maar bij een cliënt die begint te dementeren, kun je er niet zeker van zijn of het wel klopt wat ze zegt. Je moet dan toch zelf ook de voorraad controleren.

Mevr Broekema woont alleen en is in lichte mate dement. Als je even met haar praat, merk je er

niet zo veel van. Maar praat je wat langer met haar, dan valt het op dat ze erg veel in herhaling valt

en dat ze niet goed weet wat er gisteren gebeurd is. Ze kan niet meer goed voor zichzelf zorgen.

Daarom krijgt ze thuis zorg. Op vrijdag vraagt Hanneke, de helpende, of ze nog boodschappen

moet doen bij de buurt-supper. Ja, dat vindt mevr. Broekema een goed idee. Ze somt op: 1 bruin

brood, een pond jonge kaas, een ons rookvlees, een ons ham, een pot aardbeien jam, 2 sukade

lapjes, een bloemkool en aardappelen. Hanneke denkt bij zichzelf dat Mevr. Haar boodschappen

lijstje samenstelt alsof ze nog getrouwd is. Maar ze is al jaren weduwe. Hanneke bedenkt dat ze

beter zelf even kan kijken wat er nodig is

Page 38: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

37 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

De voorraad in een instelling In een instelling gaat het om grotere hoeveelheden dan in de thuiszorg. De verpakkingen zijn ook anders. Thuis heb je bijvoorbeeld een klein flesje koffiemelk. In een instelling vaak flessen van een liter. De afdeling die de spullen gebruikt, bestelt zelf wat er nodig is. Zo houdt in een verzorgingshuis de gemeenschappelijke koffieruimte zelf de voorraad koffie en thee en wat er verder nodig is, bij. Dat gaat heel makkelijk door de bestellijst te gebruiken. Op de bestellijst staat wat er op zijn minst nog aanwezig moet zijn: de minimumvoorraad. Op de lijst staat ook hoeveel er maximaal aanwezig mag zijn. Zo kun je zelf heel goed berekenen hoeveel je als bestelling op moet geven.

Artikel Minimum-

hoeveelheid

Maximum-

hoeveelheid

Bestel hoeveelheid

Koffie 4 pakken van 1000

gram

8 pakken van 1000

gram

Thee 1 doos van 60 zakjes 2 doos van 60 zakjes

Suiker 10 kilo 20 kilo

Zoetstof 10 dispensers 15 dispensers

Koffiemelk 10 flessen van 1 L. 15 flessen van 1 L.

Afwasmiddel,

vaatwasser

½ doos afwasblokjes 1 doos afwasblokjes

Glansmiddel ½ can van 10 L. 1 can van 10 L.

allesreiniger 2 flessen van 1 L. 4 flessen van 1 L.

Bij de minimumhoeveelheid staat dat er tien dispensers zoetstof moeten zijn. Stel nu dat er nog maar negen zijn. Dan kun je natuurlijk één dispenser bestellen, maar dat is niet zo handig. Dan moet je de dag erop misschien weer een dispenser bestellen. Je ziet op de lijst dat de maximumhoeveelheid vijftien dispensers is. Als je er nog negen hebt, mag je nu dus zes dispensers bijbestellen. Tips voor de praktijk:

Zorg voor voorraad Van alles wat je regelmatig gebruikt, moet je een voorraadje hebben. In de thuiszorg hoeft

die voorraad niet zo groot te zijn. Maar voorkom dat je ineens om iets verlegen zit. Geef aan als iets dreigt op te raken. Meestal zorgt de cliënt zelf of een familielid voor de boodschappen. Maar als jij het huis

schoonhoud, dan heeft de cliënt niet altijd in de gaten dat het schoonmaakmiddel op raakt of dat er bijna geen afwasmiddel meer is. Zeg daarom op tijd dat iets aangevuld moet worden.

Ga zorgvuldig om met bestellijsten In instellingen houd je de voorraad bij door de bestellijst te controleren. Kijk hoeveel er nog

van iets is. Wat is de minimum en wat mag de maximum voorraad zijn?

Page 39: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

38 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Levensmiddelen Je kunt levensmiddelen onderscheiden in de duur van de houdbaarheid. Op blikken, potten en dozen staat altijd een uiterste houdbaarheidsdatum. THT kan drie dingen betekenen

Ten minste houdbaar tot de datum die op de verpakking staat, op producten die korter dan drie maanden houdbaar zijn;

Ten minste houdbaar tot einde (maand en jaar) op levensmiddelen die 3 tot 18 maanden houdbaar zijn;

Ten minste houdbaar tot einde (jaar) op levensmiddelen die langer dan 18 maanden houdbaar zijn.

Op levensmiddelen die heel snel kunnen bederven staat “te gebruiken tot” (TGT). Het gaat dan om producten die in de koelkast of diepvries bewaard moeten worden. Als de producten in de koelkast bewaard kunnen worden, zijn ze doorgaans niet langer te gebruiken dan tot vijf dagen na aankoop. Er zijn producten die wel lang houdbaar zijn, maar alleen zo lang je ze niet openmaakt. Jam is daar een goed voorbeeld van. Je kunt jam wel een paar jaar gewoon in de huishoudkast bewaren. Maar heb je eenmaal een pot jam opengemaakt, dan moet je hem in de koelkast bewaren en binnen een paar weken opmaken, omdat de jam kan gaan schimmelen. Voorraad levensmiddelen:

houd je aan de maximumvoorraad; o omdat je anders ruimte te kort komt o omdat het anders zou kunnen bederven omdat het te oud wordt

hanteer het fifo-systeem De kastruimte of de magazijnruimte is bedoeld voor een bepaalde hoeveelheid. Bij het bestellen van levensmiddelen is het erg belangrijk dat je je aan de maximumhoeveelheden houdt. Levensmiddelen kunnen namelijk bederven als ze te oud worden. Je moet daarom de uiterste houdbaarheidsdatum goed in de gaten houden en je daar ook aan houden. Als je de voorraad aanvult, zet je het artikel dat het eerst op moet, vooraan. Het artikel met een uiterste houdbaarheidsdatum die het verst in het verschiet ligt, zet je helemaal achteraan. Wat het eerste in de kast of het magazijn gekomen is, moet je er ook het eerste uit halen om te gebruiken. Dit systeem noemt men met een Engelse term: fifo: first in, first out.

Page 40: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

39 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Voorbeeld van een bestelsysteem

Artikel Aanwezig Minimumhoeveelheid Maximumhoeveelh

eid Besteleenheid

Afwasmiddel ± ¼ fles 1 fles 4 flessen fles

Allesreiniger ± 1 fles 2 flessen 4 flessen fles

Appelstroop ± 1 pot 1 pot 5 potten pot

Belegen kaas stukje 2 stukken van

250 gr.

5 stukken van

250 gr. 250 gr.

Chloor ± ¼ fles 1 fles 2 flessen fles

Eieren 6 eieren 6 eieren 24 eieren doos van

12 stuks

Frisdrank ± 1 ½ liter 6 flessen 12 flessen 6 flessen

Honing ± ½ pot 1 pot 2 potten pot

Jam (aardbeien) ± ½ pot 1 pot 2 potten pot

Jam (soort naar

keuze) ± ¼ pot 1 pot 2 potten pot

Koekjes niets 250 gram 750 gram 250 gram

Koffie ± 200 gr. 1 pak van 250 gr 4 pakken van 250

gr. 250 gram

Koffieroom ± ½ flesje 2 flessen 5 flessen fles

Ontbijtkoek ± ¼ koek 1 koek 2 ontbijtkoeken per stuk

Pindakaas Restantje 1 pot 5 potten pot

Pinda's ± 200 gr. 2 zakjes van

250 gr.

4 zakjes van

250 gr. 250 gram

Rietsuiker ± 500 gr. 500 gram 4 kilo kilo

Roggebrood 4 sneetjes 1 doosje van 8

sneetjes 2 doosjes doosje

Tafelmargarine ± ½ kuipje 2 kuipjes 5 kuipjes kuipje

Thee ± ½ doosje 1 doosje van 8

sneetjes 5 doosjes doosje

WC-reiniger ± 1 fles 1 fles 2 flessen fles

Page 41: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

40 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Huishoudelijke artikelen Behalve levensmiddelen en werkmaterialen, heb je ook huishoudelijke artikelen nodig. Hiervan moet je dus ook een kleine voorraad hebben.

Patrick werkt bij de thuiszorg en is op weg naar mevrouw Hoefnagels. Mevrouw Hoefnagels is 72 jaar en staat op de wachtlijst voor een opname in een verzorgingshuis. Ze is slecht ter been en kan het huishouden niet meer aan in haar eentje. Zolang ze nog zelfstandig woont, krijgt ze hulp van de thuiszorg. Als Patrick bij mevrouw Hoefnagels binnenkomt, wast hij de ontbijtboel af en ruimt de spullen weer in de kast. Hij merkt dat het afwasmiddel bijna op is. In de keuken ligt een opschrijfboekje voor boodschappen. Patrick schrijft gelijk op: 1 fles afwasmiddel. Bij het afruimen ziet hij ook dat er nog maar weinig kaas is. Hij zegt tegen zijn cliënte: “De kaas is bijna op, zie ik. Zal ik weer twee ons gesneden belegen kaas op het boodschappenlijstje zetten?” Dat vindt mevrouw Hoefnagels prima. Als de boel beneden opgeruimd is, gaat Patrick naar boven om haar bed te verschonen en de was in de wasmachine te doen. Als hij de was in de machine heeft gedaan, doet Patrick waspoeder in de lade voor het wasmiddel. Er is nog ruim voldoende wasmiddel. Maar Patrick komt erachter dat het flesje wasverzachter zo goed als leeg is. Nog een heel klein beetje komt eruit, maar eigenlijk al te weinig voor deze was. ‘t Is wel geen ramp, maar Patrick vindt het toch vervelend. Als hij weer beneden is, zet hij direct wasverzachter op het boodschappenlijstje. Nu gaat hij koffie zetten. Terwijl ze samen een kopje koffie drinken, vraagt Patrick aan mevrouw Hoefnagels of ze nog dingen heeft voor het boodschappenlijstje. Ja, dat heeft ze. Er moeten stofzuigerzakken komen, want van het weekend heeft haar zoon de stofzuiger gebruikt en gelijk de laatste nieuwe zak erin gedaan. Patrick schrijft nauwkeurig het merk en serienummer op. Stofzuigerzakken heb je in zoveel soorten en maten. Het is vervelend als je met de verkeerde aan komt, want die passen dan niet in de stofzuiger. Patrick vraagt ook of er een nieuwe afwasborstel mag komen. Deze die ze nu heeft, is wel erg versleten, dat wast niet prettig af. Patrick neemt dan het hele boodschappenlijstje met haar door. Mevrouw Hoefnagels moet het zelf ook goed vinden wat Patrick allemaal heeft opgeschreven.

In de thuiszorg heb je geen grote voorraad aan levensmiddelen of huishoudelijke artikelen. Dat is ook niet nodig. Maar je moet wel zorgen dat iemand niet mis hoeft te grijpen. Tips voor de praktijk

1. Houd voorraden binnen minimum- en maximumgrenzen Als je teveel van iets op voorraad hebt, kun je het niet goed kwijt, het gaat bederven of je hebt het nooit nodig. Te weinig is ook niet goed, want dan grijp je mis. Het kan heel vervelend zijn als er iets niet is, wat je wel nodig hebt. Stel dat je al onder de douche staat, en de shampoo is op. Of je wilt koffie gaat zetten en de koffie is op.

2. Sla levensmiddelen volgens de fifo-methode op Wat je het eerst gekocht hebt, moet je ook het eerst gebruiken. De vla die je op maandag gekocht hebt, moet je eerder opeten dan de vla die je op woensdag gekocht hebt.

3. Houd voorraadlijsten zorgvuldig bij, volgens de regels van de instelling. Breek je iets van het serviesgoed, vermeld dat dan op de inventarislijst, of geef het door aan degene die daarvoor verantwoordelijk is. Zo kan op tijd de voorraad of de inventaris aangevuld worden.

4. Let op de houdbaarheidsdatums: THT en de TGT THT geeft aan tenminste houdbaar tot en TGT geeft aan tot welke datum je het product kunt gebruiken. Houd die data in de gaten en zet je cliënten geen producten voor waarvan de houdbaarheidsdatum verlopen is.

5. Voor opengemaakte producten geldt de houdbaarheidsdatum niet meer Als je iets openmaakt, geldt daarna de houdbaarheidsdatum niet meer. Er kan nu zuurstof bij het product komen waardoor het sneller kan bederven. Om diezelfde reden moet je ook geen voorverpakt vlees kopen waarvan de verpakking (het cellofaan) beschadigd is.

Page 42: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

41 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

HACCP. Hygiënecodes in instellingen

Inleiding Als je niet hygiënisch met voedsel omgaat, kunnen jij en anderen daar ziek van worden. Daarom is elke organisatie en elke werknemer verplicht hygiënisch te werken. Er zijn allerleirichtlijnen die je helpen om in je werk goed met eten en drinken om te gaan. Dit thema gaat over deze richtlijnen. Voedselveiligheid Levensmiddelen mogen de veiligheid of gezondheid niet in gevaar brengen. In voedsel zitten altijd bacteriën. Bacteriën kunnen ook overal op zitten, op je handen op stoelleuningen,op deurklinken. Bacteriën zijn niet alleen slecht, we hebben sommige ook nodig. Maar sommige bacteriën zijn niet goed voor onze gezondheid. Bekende voorbeelden van bacteriën die ziekten kunnen veroorzaken, zijn de salmonella bacteriën legionella. Met name ouderen, zieken en mensen met een slechte afweer zijn gevoelig voor deze bacteriën. In het ergste geval overlijden zij eraan. De salmonellabacterie komt bij vrijwel alle diersoorten voor. Mensen krijgen de infectie meestal via besmet vlees, eieren of producten die met eieren bereid zijn, zoals mayonaise. Zij hebben last van diarree, misselijkheid en koorts. Maar ook van andere bacteriën kun je ziek worden. Bacteriën ontstaan ook in voedsel dat oud is of lange tijd bij een te hoge temperatuur bewaard is. Bij toiletgebruik of bij het werken in de tuin komen er bacteriën aan je handen. Ook die kunnen je besmetten. Je moet daarom altijd hygiënisch werken. Hygiënecodes in instellingen In de Warenwet stelt de overheid eisen aan het hygiënisch omgaan met voedsel. Er is een systeem ontwikkeld dat bedrijven en instellingen helpt om de Wet uit te voeren: HACCP. Dat staat voor ‘Hazard Analysis and Critical Control Points’. Het betekent dat er een analyse gemaakt wordt van belangrijke punten waar extra goed op gelet moet worden. Bedrijven en instellingen maken met behulp van de HACCP een plan dat alle hygiënische werkprocessen in de keuken beschrijft. Denk maar aan bereiden en bewaren van voedsel opeen hygiënische manier.

Hygiënewijzer voedingsverzorging zorginstellingen

Hoe zorg je voor goede hygiëne? Hieronder worden de belangrijkste actiepunten genoemd. Voorkom (kruis)besmetting

let bij ontvangst op een schone en gave verpakking verpak grondstoffen en bereide gerechten goed, sluit geopende verpakkingen goed af houd rauwe levensmiddelen gescheiden van kant-en-klare producten en gaar voedsel voorkom kruisbesmetting: plaats geen rauw vlees boven bereide etenswaren en sluit

productengoed af gebruik niet dezelfde hulpmiddelen voor verschillende producten zonder ze tussendoor

tereinigen reinig werkoppervlakken regelmatig, in ieder geval na het bewerken van rauw vlees houd (huis)dieren uit de keuken ruim afval en gemorst eten direct op weer ongedierte

Page 43: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

42 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Maak regelmatig schoon en droog reinig vaat, werkoppervlakken en snijmiddelen (messen) met heet water en

reinigingsmiddel en droog ze daarna verschoon werkdoeken en theedoeken minimaal eens per dag of gebruik eenmalige

doeken Was je handen vaak en goed met water en zeep Doe dit na:

toiletbezoek, neus snuiten, niezen, hoesten het wisselen van werkzaamheden het bewerken van rauw eten contact met besmette oppervlakken

Doe dit voor: het bereiden van eten

Lees het etiket en de gebruiksaanwijzing

let op de tht- of tgt -aanduiding en bewaartemperatuur let op bewaarinstructies en gebruiksinstructies lees gebruiksaanwijzingen van apparatuur en reinigingsmiddelen

Houd levensmiddelen koud

sla gekoelde of bevroren producten direct op in koeling of vriezer zet nieuwe (verse) producten achter oudere producten stel de temperatuur van de koeling in op maximaal 7°C, maar bij voorkeur zo koud mogelijk controleer de temperatuur regelmatig bewaar de meest bederfelijke waren in het koudste deel van de koeling sluit de koeling steeds zo snel mogelijk twijfel je of producten nog goed zijn, gooi ze dan weg zet nooit warme, dampende producten in de koeling laat diepvriesproducten de dag voor consumptie of bereiding in de koeling ontdooien stel de temperatuur van de vriezer in op -18ºC

Het Voedingscentrum heeft de ‘Bewaarwijzer’ ontwikkeld. Deze geeft per soort product richtlijnen voor de bewaartijden van geopende producten bij een koelkasttemperatuur van maximaal 7 °C. Je vindt hem op de site van het Voedingscentrum. Verhit levensmiddelen door en door

verhit vlees, vis, gevogelte en eier-gerechten tot tenminste 75ºC in de kern. vlees en vis die van binnen nog rozerood mag zijn, mogen verhit tot 45 tot 50ºC verwarm gerechten die je regenereert binnen 1 uur op ten minste 60ºC,

houd levensmiddelen heet houd maaltijdcomponenten die warm moeten blijven op ten minste 60ºC

Tips voor de praktijk Hieronder vind je nog enkele belangrijke richtlijnen voor hygiënisch werken in de dagelijkse praktijk. Enkele belangrijke tips voor het veilig omgaan met voeding en drinken:

Om de salmonellabacterie te voorkomen is het belangrijk vlees en eieren hygiënisch klaar te maken en goed gaar op te dienen. Vlees- en ei-producten moeten altijd in de koelkast bewaard worden bij een temperatuur tussen 4 en 7˚C.

In de Bewaarwijzer van het Voedingscentrum staat hoe lang je etenswaren kunt bewaren. Hij geeft richtlijnen voor de bewaartijden van geopende producten bij een koeltemperatuur tussen de 4 en 7°C.

Met de koelkastthermometer is te controleren of de temperatuur van de koelkast juist is ingesteld.

Boodschappen:

Page 44: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

43 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

- check de houdbaarheidsdatum - let op de verpakking schoon en intact is; - let op dat het product bij de juiste temperatuur bewaard is.

Bereiden van de maaltijd: - handen en materialen zijn goed schoon; - aparte snijplanken gebruiken voor vlees en groenten; - proeven met een schone lepel die je een keer gebruikt; - blikken voor opening eerst schoonmaken; - koude producten kort voor de bereiding pas uit de koelkast halen; - producten die bewaard blijven over kleine bakjes verdelen en invriezen; - ontdooien 24 uur vooraf in de koelkast of in de magnetron; - geen restjes van groenten met nitraat opwarmen: bijvoorbeeld groene groenten, rode

bieten, spitskool en venkel; - frituurvet eerst goed op temperatuur laten komen (180ºC) en vet na afkoeling zeven, het

vet maximaal 7 keer gebruiken; De belangrijkste tip is dat jij en de cliënt de handen moeten wassen na elke handeling

waarbij je handen vies kunnen worden, met name na toiletgebruik.

Voeding en gezondheid

Inleiding Gezonde voeding helpt om ons beter te voelen en gezond te blijven. Gezonde voeding en een gezonde leefstijl Het lichaam heeft eten nodig. Je hebt eten nodig om te bewegen en te denken. Eten is ook belangrijk voor het vervangen van cellen, de groei, het herstellen van verwondingen en het groeien van haar en nagels. Gezonde voeding en een gezonde leefstijl:

4 tot 12-jarigen tieners en jongeren volwassenen ouderen gezond bewegen voedingssupplementen

4 tot 12-jarigen Kinderen hebben per dag ongeveer 1½ liter vocht nodig. Dat is inclusief melk en melkproducten. Frisdrank is favoriet, maar bevat wel veel calorieën. Ook in vruchtensap zitten veel calorieën door de suikers die er van nature in zitten (fructose). Beperk vruchtensap daarom tot 1 glas per dag. Wen kinderen aan thee en aan (mineraal)-water. Dat zijn de beste dorstlessers. Kies daarnaast voor light frisdrank, light chocolademelk, light yoghurtdrank, bouillon, tomatensap of groentesap. Maak één eetmoment van eten en drinken. Dat is beter voor de tanden en kiezen. Tieners en jongeren Tieners en jongeren zitten in een groeispurt. Bovendien verandert de hormoonhuishouding. Daarom hebben tieners veel vitaminen en mineralen nodig. Omdat tieners en jongeren vaak onregelmatig eten en ongezond eten, kan het zijn dat zij te weinig vitaminen en mineralen binnenkrijgen. Tieners en jongeren die gezond, gevarieerd en voldoende eten,hebben geen voedingssupplementen nodig. Meisjes en jonge vrouwen gaan vaak op dieet omdat ze zichzelf te dik vinden. Als zij te lang een vermageringsdieet hebben en te eenzijdig eten kan dat echter tot een tekort aan vitaminen en mineralen leiden. Het is om die reden belangrijk dat vermageringsdiëten onder leiding van de huisarts of een diëtiste gevolgd worden.

Page 45: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

44 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Volwassenen Volwassenen hebben meestal een balans gevonden tussen voldoende eten, goed bewegen en hun gewicht. Doorgaans hebben zij ook een vast eetpatroon. Uiteraard houd je dit wel in de gaten. Als er wijzigingen optreden in het patroon van eten en bewegen, dan kan er iets aan de hand zijn. Signaleer dit dan aan je leidinggevende en overleg wat je kunt doen om het patroon te verbeteren. Ouderen Ouderen vanaf 50 jaar hebben extra vitamine D nodig. Dat zit voor hen Onvoldoende in de normale voeding. Vooral in de winter is extra vitamine D nodig omdat de zon dan minder kans heeft om de opname van vitamine D te bevorderen. Belangrijke bronnen van vitamine D zijn halvarine, margarine en bak- en braadproducten. Ook vlees, volle melkproducten en vette vis leveren vitamine D. Gezond bewegen Gezonde voeding alleen is niet voldoende om gezond te blijven. Het is belangrijk dat mensen op alle leeftijden bewust met eten en hun lichaam om leren gaan. Zij moeten hun eigen grenzen kennen en hanteren en gezonde gewoonten als hygiëne hebben. Voor een gezond lichaam is voor alle leeftijden veel bewegen erg belangrijk. Bewegen onderhoudt de motoriek (de spierbewegingen en de botten), zorgt voor een goede doorbloeding en een goede stoelgang. Mensen die te weinig bewegen hebben vaak ook problemen met de ontlasting. Te weinig bewegen kan tot overgewicht (obesitas) leiden. Overgewicht kan bijvoorbeeld tot hart- en vaatziekten, verminderde mobiliteit, suikerziekte en psychischeklachten leiden. Norm Gezond Bewegen per leeftijdsgroep

leeftijd norm gezond bewegen

jonger dan

18 jaar

dagelijks een uur matig intensieve lichamelijke activiteit, waarbij de

activiteiten minimaal twee maal per week gericht zijn op het verbeteren

of handhaven van lichamelijke fitheid (kracht, lenigheid en coördinatie)

18-55 jaar een half uur matig intensieve lichamelijke activiteit op tenminste vijf, bij

voorkeur alle dagen van de week; voorbeelden van matig intensieve

lichamelijke activiteit zijn wandelen met 5-6 km/u (dus flink

doorwandelen) en fietsen met 15 km/u

55-plus een half uur matig intensieve lichamelijke activiteit op tenminste vijf, bij

voorkeur alle dagen van de week; voor niet-actieven, zonder of met

beperkingen, is elke extra hoeveelheid lichaamsbeweging

meegenomen; voorbeelden van matig intensieve lichamelijke activiteit

zijn wandelen met 3-4 km/u en fietsen met 10 km/u

(Bron: Vitamine-info.nl) Voedingssupplementen Soms hebben mensen door ziekte of omdat ze onvoldoende vitaminen binnen krijgen voedingssupplementen nodig. Dat zijn extra vitaminen en mineralen. Deze voedingssupplementen kunnen echter nooit de normale voeding vervangen. Gevarieerde voeding bevat veel meer nuttige stoffen dan een pil. Een huisarts of diëtist adviseert over de juiste voeding en eventuele voedingssupplementen bij zieken en mensen met een dieet.

Page 46: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

45 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

De energiebalans Wat is nu een goed gewicht? Niet iedereen is immers hetzelfde gebouwd. Een goede balans tussen wat je lichaam nodig heeft en wat je eet is heel belangrijk. Het Voedingscentrum noemt dit de energiebalans. Je hebt het meeste kans dat je in balans bent als je gewoon gezond eet volgens de Schijf van Vijf en voldoende beweegt. De BMI-meter Als je altijd ongeveer even zwaar bent en het goede gewicht hebt, dan ben je in balans. Het Voedingscentrum heeft daar een BMI-meter voor: de Body Mass Index. Op de site kun je heel gemakkelijk zien of je een gezond gewicht hebt. Je kunt ook zelf berekenen welk gewicht goed bij jouw lengte past.

BMI berekenen http://www.voedingscentrum.nl/nl/bmi-meter.aspx Uit balans Op belangrijke momenten in het leven kan iemand wel eens uit balans raken. De volgende tips van het Voedingscentrum kunnen daarbij helpen. Tips voor als je uit balans bent

1. Eet regelmatig Eet in ieder geval ontbijt, lunch en avondeten. Neem zeker niet vaker dan vier keer iets tussendoor. Let op met extraatjes, die zorgen vaak voor veel extra calorieën. Eet liever gezonde en caloriearme producten, zoals snoeptomaatjes of fruit in plaats van koek of chocola.

2. Eet rustig Neem de tijd voor je eten en ga er rustig voor zitten. Door met aandacht te eten, ben je je meer bewust van wat en hoeveel je eet.

3. Schrijf je eetgedrag op Het is handig je eigen eetgedrag op te schrijven in een eetdagboek. Zo krijg je inzicht in wat je eet en drinkt. Zo herken je je eigen zwakke momenten en weet je waardoor jij je laat verleiden. Pak die momenten één voor één aan.

4. Gebruik de Calorie checker De Calorie checker is een online programma dat je calorieën per dag bijhoudt. Je kunt hier ook de calorieën van losse producten checken.

5. Blijf in beweging Neem actieve momenten op in je dagelijkse bezigheden. Ga bijvoorbeeld lopend of op de fiets in plaats van met de auto naar je werk of de supermarkt. Doe je ook meteen iets goeds voor het milieu. Of maak een vaste afspraak met een vriend of collega voor een lunchwandeling.

6. Eet gevarieerd Kook jij niet vaak voor jezelf omdat je geen inspiratie hebt? Op onze site staat elke dag een nieuw ‘Recept van de dag’. En op onze receptensite kun je zoeken op ingrediënten die je lekker vindt, op soort gerecht of op bereidingstijd. Voor iedere kok te maken…

7. Altijd iets gezonds bij je Zorg dat je altijd iets gezonds bij je hebt, voor als je plotseling trek krijgt. Dan hoef je niet naar een caloriebom te grijpen.

Page 47: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

46 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Voedselbereiding De manier waarop eten wordt klaargemaakt, heeft invloed op de hoeveelheid vitaminen, mineralen en vet. Om schadelijke stoffen te voorkomen, is het belangrijk dat eten goed wordt klaargemaakt. Bijvoorbeeld door het goed te verhitten en door en door te bakken. Daarnaast heeft de bereidingswijze invloed op de smaak. Eten dat goed smaakt, wordt door moeilijke eters beter tot zich genomen. Vet Soms denken mensen dat vet eten en gezond eten niet samen gaan. Vetten zijn echter heel belangrijk in een gezonde maaltijd. Althans de verzadigde vetten zijn gezond. Onverzadigde vetten zijn niet gezond. Vetten:

verzadigde vetten zijn verkeerd: roomboter, harde margarine en volvette kaas transvet is verkeerd: snacks, koek en gebak onverzadigde vetten zijn goed: zachte margarine, olie, vloeibaar bak- en braadvet

Transvet ontstaat doordat in de fabriek zacht vet en olie harder gemaakt wordt. Vet is een bron van energie (calorieën), vitamine A, D en E en essentiële vetzuren (linolzuur en alfa-linoleenzuur). Voor een gezond eetpatroon en een gemiddelde energiebehoefte heeft een vrouw maximaal 80 gram vet per dag nodig en een man 100 gram. Dat moeten dan het liefst wel onverzadigde vetten zijn. Gezond voedsel bereiden Het is van belang om zowel aan het ontbijt, als aan de lunch en de warme maaltijd goede aandacht te geven. Ontbijt Ontbijten is gezond. Het ontbijt is de eerste maaltijd op een dag. Je lichaam is er dan aan toe om nieuwe energie te krijgen. Zonder ontbijt krijg je in de loop van de ochtend een energiedip. Dan ga je meestal snoepen. Een ontbijt levert ook veel belangrijke vitaminen en mineralen. Een gemis aan deze voedingsstoffen haal je in de loop van de dag nauwelijks in. Neem daarom tijd voor een goed en gezond ontbijt. Een goed ontbijt bestaat uit (volkoren) brood besmeerd met halvarine en beleg naar keuze, zolang het niet te veel calorieën bevat. Jam, honing of stroop leveren bijvoorbeeld weinig calorieën. Je kunt daarbij thee, koffie, melk of sap drinken. Ben je geen broodeter? Muesli met (magere) yoghurt of pap van een volkoren graanproduct (Brinta, havermout) is ook gezond. Hieronder wat tips voor het ontbijt. Een goed en lekker ontbijt • muesli met sinaasappel en kiwi • abrikozencrème op brood • fruitsalade met honingyoghurt • yoghurt met aardbeien en tarwevlokken • karnemelk shake • kaneeltoastje • vruchtensap • kokos-bessenontbijt • stokbrood met vers fruit en roomkaas • fruitsoep • toast met aardbei en tuinkers

Page 48: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

47 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Lunch De lunch is in Nederland meestal een broodmaaltijd. Brood is gezond en daarom een belangrijk voedingsmiddel. Kies bij voorkeur volkorenbrood. Dat heeft de meeste vitaminen, mineralen en voedingsvezels. Door de voedingsvezels geeft het ook een meer gevuld gevoel. Het is een fabel dat hoe bruiner het brood is, hoe gezonder dat is. Vaak wordt het namelijk met hulpmiddelen donkerder gemaakt. Meergranen-brood hoeft bijvoorbeeld geen volkorenbrood te zijn. Neem ruimschoots brood en een kleine hoeveelheid broodbeleg. Besmeer het brood met halvarine. Suggesties voor niet al te vet broodbeleg zijn: 20+ of 30+-kaas, fricandeau, kipfilet, gebraden kalkoen, rosbief, ham, jam, appelstroop en natuurlijk groente en fruit. Fruit of groente bij de lunch zijn ook belangrijk: plakken appel, peer, banaan of aardbeien, komkommer, tomaat, geraspte wortel, plakjes rode biet, geraspte bleekselderij, reepjes paprika of een rauwkost salade. Gebruik ook eens vis (sardines, haring, zalm, tonijn, makreel) als broodbeleg. Dat kan ook vis uit blik zijn. Zoet beleg is ook een goede keuze. Wissel hartig broodbeleg daarom af met zoet beleg. Jam, vruchtenhagel, (appel)stroop, sandwichspread en honing zijn de caloriearme varianten. Calorierijker broodbeleg is pindakaas, notenpasta en chocoladepasta. Kies voor halfvolle of magere melk, karnemelk of koffie/thee zonder suiker bij de lunch. Lekkere en gezonde lunchgerechten zijn • toast met tonijn en tomaat • toast met gegrilde ham en asperges • toast met gegrilde groenten • kwarkbrood • broodje gezond • volkorenbrood met radijs en kwark • baguette met kaas • smeersel met ham • sandwich kerrie en tonijn • sandwich couscous De warme maaltijd De warme maaltijd wordt in Nederland meestal ’s avonds gegeten. Na het avondeten is de productie van het lichaam in het algemeen het laagst. Een gezonde maaltijd is hierdoor ook belangrijk. De manier waarop eten wordt klaargemaakt, heeft invloed op de hoeveelheid vitaminen, mineralen en vet die het bevat. Om schadelijke stoffen te voorkomen, is het belangrijk dat eten goed wordt klaargemaakt. Daarnaast heeft de bereidingswijze invloed op de smaak. Op de site van het Voedingscentrum vind je informatie over bakken, braden, koken, stomen, pocheren, braden, roerbakken, grillen, smoren, stoven, frituren, barcue, gourmet en fondue. En er zijn ook gezonde recepten te vinden. Een goede warme maaltijd bevat in elk geval een ruime portie groenten (tenminste 200 gram) en een ruim portie aardappelen, (zilvervlies)rijst, (volkoren)pasta of peulvruchten. Varieer in soorten vlees (varken, kip, rund) en kies bij voorkeur magere soorten. Eet ook vis en denk aan vleesvervangers en eieren. Voor de bereiding is het goed te kiezen voor vloeibare bak- en braadproducten of olie. Let bij toetjes op de calorieën. Goede keuzes zijn magere yoghurt met vers fruit, magere vruchtenyoghurt zonder toegevoegde suiker, vers fruit of een verse fruitsalade. Gezond en lekker avondeten • bleekselderij met zalm • visstapeltjes met courgette • roerbakgroente met tofoe • meelballetjes met een saus van kruiden en champignons

Page 49: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

48 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Tips voor de praktijk We geven nu nog enkele tips voor de praktijk.

Kies bewust voor gezonde voeding en geniet van het eten! Eet gezond, met groenten en fruit en varieer het eten.

Een goed dagmenu bestaat uit drie hoofdmaaltijden en niet meer dan drie à vier keer iets tussendoor. Sla geen ontbijt, lunch of warme maaltijd over. Neem er de rust en de tijd voor. Dat is belangrijk om op een gezond gewicht te blijven.

Laat mensen die slecht eten zoveel mogelijk zelf aangeven wanneer en wat zij willen eten. Maak de maaltijden aantrekkelijk en gevarieerd. Houd rekening met hun smaak. Praat over het eten: wat vinden zij lekker, hoe willen ze het eten graag klaargemaakt hebben, enzovoort.

Zorg dat het gezellig is aan tafel en dat het eten er verzorgd en lekker uitziet. Ga zorgvuldig met het eten om.

Stimuleer cliënten goed te bewegen: wandelen, sporten, meedoen aan ‘meer bewegen voor ouderen’, op de fiets naar de winkel in plaats van met de auto, enzovoort. Meer dan 30 minuten op vijf dagen per week bewegen is de norm.

Geef zelf het goede voorbeeld. Als jij er slechte leef- en eetgewoonten op nahoudt en een moeilijke eter bent, kun je dat overdragen op je cliënten.

Houd de energiebalans van jezelf en van de cliënten in de gaten.

Voedingsstoffen in ons lichaam

Energieleverende voedingsstoffen zijn voornamelijk vetten en koolhydraten. Eiwitten

leveren ook energie, maar zijn in de eerste plaats bouwstoffen. Energieleverende

stoffen geven ons de nodige energie en zorgen bijvoorbeeld dat onze

lichaamstemperatuur op peil blijft.

Bouwstoffen zijn eiwitten, water en bepaalde mineralen. Bouwstoffen zijn nodig voor de opbouw van het lichaam (groei en ontwikkeling) en voor de voortdurende hernieuwing van de weefsels.

Regulerende / beschermende stoffen zijn vitaminen, mineralen, water en

voedingsvezels. Zij helpen de weerstand tegen ziekte te verhogen en zorgen voor

de goede werking van ons lichaam. Voedingsvezels en water bijvoorbeeld

bevorderen de stoelgang of de darmtransit.

Etiketten lezen

http://koken.blog.nl/nieuws/nieuws-en-nieuwtjes/2008/10/06/etiketten-lezen

Page 50: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

49 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Opdrachten

en

Casuïstiek

Beroepstaak A1, A2, A3 gevorderd

Page 51: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

50 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

A1 Werkplanning. Opdrachten

Om de volgende vragen te kunnen beantwoorden, moet je thema 6 goed doorlezen.

Opdracht 1

Beantwoord de volgende vragen:

a. Waaraan denk jij bij het woord plan? b. Wie werken met plannen? c. Wanneer werk jij met een plan? d. Wat voor soorten plannen ken je? e. Welke plannen worden op jouw opleiding gebruikt? f. Staat een plan altijd op papier? Leg uit.

Opdracht 2

Geef de juiste betekenis van de volgende begrippen door:

het begrip in eigen woorden te formuleren;

een voorbeeld te geven waarbij je het begrip toepast.

a. een plan b. een werkplan c. een protocol d. een zorgplan

Opdracht 3

a. Wie werken met een werkplan? b. Voor wie kan een werkplan gemaakt worden? c. Op welke vragen krijg je een antwoord in een werkplan? d. Wat kun je in een protocol lezen? e. Waarvoor kun je een protocol hebben? Geef eens drievoorbeelden.

Om de volgende vragen te kunnen beantwoorden, moet je thema 7 goed doorlezen. Opdracht 4

Page 52: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

51 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

a. Kijk eens naar het dienstrooster in paragraaf 7.2. Op welke dagen heeft Murat minder tijd voor een extra praatje en hoe komt dat?

b. Kijk naar het eerste gekleurde tekstvlak in paragraaf 7.3. Welke werkzaamheden van Murat zullen in het werkschema staan en welke in de afdelingsagenda (zie paragraaf 7.4)?

Opdracht 5

Schrijf achter elk woord de betekenis.

Geef een voorbeeld bij elk woord.

a. het tempo b. de normtijd c. flexibel

Opdracht 6

a. Hoe is jouw tempo? Waar ben je snel in/ Waar ben je minder snel in? b. Op school wordt ook wel met normtijd gewerkt. Denk maar aan het maken van

een toets. Hoeveel tijd staat daar meestal voor bij jullie op school? c. Heb jij genoeg aan die tijd? d. Kijk in de reader bij Normtijd naar het normtijdschema Hier zie je normtijden.

Wat denk je, zou jij genoeg hebben aan die normtijden?

Opdracht 7

a. Kijk naar het blauwe tekstvlak in de reader bij “Mensen,middelen en organisatie” . Ga met zijn drieën bij elkaar zitten; jullie zijn de drie helpende uit het voorbeeld.

Verdeel het werk, zo dat ieder van jullie tevreden is.

b. Vergelijk jullie oplossing met die van andere groepjes. Geef elkaar feedback.

Op de volgende bladzijde staat een schema dat je kunt

gebruiken.

Page 53: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

52 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Taak Tijd Zorghulp 1

(tijd)

Zorghulp 2

(tijd)

Zorghulp 3

(tijd)

Overdracht en

overleg

15 min X 3= 45

min

20 bedden

20 X 5 min=100

min

8 appartementen

8 X 30 min= 240

min

Huiskamer, wc,

keukenblok

60 min

Gastvrouw (koffie,

thee, praatje)

40 min

Kantoor

50 min

Bewoners

begeleiden naar

huiskamer

8 x 7 min= 56 min

Bewoners

begeleiden

terug

8 x 5 min= 40 min

Page 54: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

53 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Koffiepauze

3 x 15 min= 45

min

11.30 centrale

keuken

?

Bewoners weer

ophalen

8 x 7 = 56 min

Maaltijden

brengen

?

Totale tijd

3 x 4,5 uur= 13,5

uur (= 870 min)

732 min en de

vraagtekens

Page 55: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

54 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Opdracht 8

Mevrouw de Bakker heeft een ongeluk met de auto gehad en heeft daardoor een

gebroken arm en been. Haar persoonlijke verzorging gaat goed met behulp van haar man,

maar zij kan geen huishoudelijk werk doen. Haar jongste dochter Rosalie van twee jaar, is

allergisch voorhuisstofmijt. Mevrouw de Bakker vindt het belangrijk dat de slaapkamer van

Rosalie vochtig afgestoft wordt. Verder geeft de verzorging van Rosalie moeilijkheden.

Mevrouw de Bakker meldt zich aan bij de thuiszorg. Er wordt een zorgpan gemaakt en er

wordt besloten dat er voor zes weken een zorghulp komt ’s ochtends vanaf 7.30 uur tot

9.00 uur. Voor mevrouw de Bakker moeten de volgende taken worden gedaan: Stofzuigen

van woonkamer, dagelijkse beurt badkamer, keuken opruimen, boodschappen doen en

afstoffen kamer van Rosalie.

Werkplan Mevrouw de Bakker

Tijd Taken

Page 56: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

55 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Page 57: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

56 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Opdracht 9

Je loopt nu al enige tijd stagen in een verzorgingstehuis. Je bent goed ingewerkt. Je kent

de collega’s. Ook de zorgvragers met hun wensen ken je inmiddels goed. Bijzonderheden

of veranderingen merk je nu makkelijker op. Al met al kun je redelijk zelfstandig aan de

slag.

Het is 7.00 uur je hebt net gehoord dat je vandaag naar de aanleunwoningen gaat. Je

vindt het best spannend. Het vraagt toch een grotere zelfstandigheid van je.

Je maakt een werkplanning.

Tijd Taken

7.30 uur – 10.00

mevr. Jansen, periodiek onderhoud volgens planning, haar

naar de dagbehandeling brengen.

10.15 uur – 12.30 assisteren bij de dagopvang

12.30 uur – 13.00 pauze

13.00 uur – 14.45 helpen in de keuken met de afwas

15.00 uur – 16.00 werkoverleg

a. Wat is een juiste werkvolgorde, welke regels zijn daarvoor?

b. Noem knelpunten bij het uitvoeren van de werkplanning.

c. Hoe doe je dat en wat doe je er mee.

d. Met wie hou je rekening bij het maken van een werkplanning.

Page 58: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

57 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

A2 Huishoudelijk werk. Opdrachten

Om de volgende vragen te kunnen beantwoorden, moet je thema 8 en 9( 9.4.3 niet) goed

doorlezen.

Opdracht 10

Beantwoord de volgende vragen:

a. Wat betekent: de huishouding doen? b. Wat is opruimen en wat is schoonmaken? c. Wat vind je leuker: opruimen of schoonmaken en waarom? d. Welke ruimte maak je het liefste schoon en welke het liefst helemaal niet? Leg uit. e. Maakt het bij vraag 3 nog uit of het bij jou thuis of bij een cliënt is? Vertel waarom

wel of niet. f. Even een wedstrijdje: Vraag de docent de stopwatch op drie minuten te zetten.

Schrijf uit je hoofd zoveel mogelijk schoonmaakmiddelen en materialen op. g. Ga in een groepje van vier bij elkaar zitten. Wie heeft de meeste en zijn ze wel

allemaal goed? h. Zet achter elk schoonmaakmiddel en materiaal

waarvoor je denkt/weet dat je het gebruikt.

Opdracht 11

Geef de juiste betekenis van de volgende begrippen

door:

het begrip in eigen woorden te formuleren;

een voorbeeld te geven waarbij je het begrip toepast.

1 een huishouden 2 het materiaal 3 het schoonmaakmiddel 4 kostenbewust 5 de leefruimte 6 de dagelijkse beurt 7 de tussenbeurt 8 de eindbeurt 9 luchten 10 het sanitair 11 de overloop 12 het dressoir 13 de fauteuil

Page 59: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

58 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Opdracht 12

Materialen en middelen.

a. Iedereen in de groep kiest een apparaat/materiaal en een schoonmaakmiddel uit. Het kan ook zijn dat de docent een verdeling maakt, om te zorgen dat er geen dubbele keus is.

b. Het is de bedoeling dat je een korte beschrijving gaat maken bij het schoonmaakmiddel en het apparaat/materiaal. In je beschrijving geef je antwoord op de volgende vragen.

Over welk apparaat/materiaal of middel ga je iets vertellen?

Voor welk werk gebruik je dit materiaal/middel?

In welke ruimte gebruik je dit materiaal/middel?

Hoe gebruik je het?

Is het materiaal/middel gevaarlijk?

Is het materiaal/middel veilig? c. Zoek een afbeelding, plak hem op een A4-tje en zet de beschrijving eronder. d. De beschrijvingen met foto’s kunnen in het lokaal worden opgehangen. Iedereen

bekijkt ze, ze kunnen ook besproken worden. Opdracht 13

Lees in paragraaf 8.4 het verhaal van Milou. Vul het schema hieronder in.

Werkzaamheid Wat doet ze precies

Volgorde Welke materiaal gebruikt ze hierbij?

Welk schoonmaakmiddel gebruikt ze hierbij?

luchten schuifpui open zetten

Page 60: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

59 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Opdracht 14 Beantwoord de volgende vragen:

a. Wat ligt er voor beddengoed op jouw bed? b. Hoe vaak verschoon je je bed of hoe vaak wordt jouw bed verschoond? c. Gaat alles dan in de was? Zo nee, wat doe je met de rest? d. Waarom, denk je, wordt een matras wel eens omgedraaid? e. Waaraan denk jij bij bonte was? f. Is er weleens iets misgegaan toen je kleren ging wassen? Zo ja wat?

Opdracht 15

Geef de juiste betekenis van de volgende begrippen door:

het begrip in eigen woorden te formuleren;

een voorbeeld te geven waarbij je het begrip toepast. 1. een matrasbeschermer 2. lingerie 3. materiaal/stof 4. een samenstellingsetiket 5. een behandelingsetiket 6. bonte was 7. afgeven 8. een bovenlader 9. een voorlader 10. een volautomaat 11. een halfautomaat 12. een ventilatiedroger 13. een condensdroger 14. een wasboekje

Opdracht 16

Page 61: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

60 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

a. Bij vraag 28 heb je opgeschreven wat voor beddengoed er op jouw bed ligt. Kijk eens in paragraaf 9.3.1. Hier vind je een sheet waarin staat wat er op bed ligt. Klopt dit met jouw lijst? Wat is er anders? Maakt het uit dat het anders is? Waarom wel of niet?

b. Waarom moet je beddengoed laten luchten en wat doet de zon? c. Waarom ligt er een matrasbeschermer op de matras?

Opdracht 17

a. Van welke stof is een spijkerbroek gemaakt? b. Van welke stof kan een trui gemaakt zijn? c. Waarom mag je geen witte was bij bonte was doen? d. Waarom gebruik je wasverzachter? Denk je dat iedereen dat gebruikt? e. Wat voor wasmachine hebben jullie thuis: een bovenlader of een

voorlader, een volautomaat of een halfautomaat? Hoe weet je dat? f. Hebben jullie thuis een wasdroger? Welke? Zit er kreukbeveiliging op? g. Waarom strijken mensen was? Noem twee redenen. h. Vraag op je BPV of je eens een wasboekje mag zien. Hoe ziet dat

eruit? Wat staat erin? i. Noem drie situaties die voor ouderen in huis gevaarlijk zijn. j. Noem drie situaties in huis die voor kinderen gevaarlijk zijn k. Waar moet je op letten als je met schoonmaakmiddelen werkt l. Noem drie gevaren bij elektrische apparaten. m. Wat staat er in de wet BIG?

Opdracht 18

Lees onderstaand artikel over veiligheid in en om huis met betrekking tot kinderen. Er zijn

wat woorden weggelaten. Kun je zelf een woord invullen op de lege plaatsen?

Veiligheid in en om uw huis

Ongevallen in huis worden vaak onderschat. Per jaar moeten ongeveer 60.000 kinderen

naar de eerste hulp voor behandeling, omdat ze een 1……… in of om het huis hebben

gehad. Baby's, peuters en kleuters gaan vaak op onderzoek uit en doen niets liever dan

klimmen, alles vastpakken en in hun 2 ……….. stoppen. Daardoor ontstaan er soms

gevaarlijke situaties. Vaak worden deze ongevallen afgedaan als toeval

of noodlot, maar niets is minder waar. Vaak hadden deze ongevallen

voorkomen kunnen worden door simpele maatregelen die u kunt treffen

in uw eigen huis.

Ongelukjes voorkomen in en om huis Woonkamer Zorg er voor dat er zo min mogelijk 3…………….rondslingert op de grond. Klem tafelkleden vast aan tafel zodat je kind zich er niet aan kan optrekken zodat er koffie of thee over hem heen valt. Voorkom schuivende kleden en opkrullende tapijten. Let goed op kabels en elektriciteitdraden. Zorg dat ze goed geïsoleerd zijn en dat het koper niet te zien

Page 62: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

61 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

is. Gebruik kinderveilige 4 …………………. Houdt kleine spulletjes zoals knoopjes en spelden buiten bereik. Laden en deuren dichthouden.

Page 63: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

62 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Badkamer/douche en wc Ruim altijd uw scheerspullen, make-up op. Houdt shampoo en zeep buiten bereik van kleine kinderen. Doe de badkamerdeur nooit op 5…………. Voorkom uitglijden en gebruik een anti slip matje voor het bad. Laat onder geen omstandigheden kleine kinderen/baby’s alleen in bad ook niet met ouder broertje of zusje, voorkom verdrinking en brandwonden door te 6 …………water. Keuken Ruim altijd gebruikte spullen zoals vorken, lepels en messen op. Laat geen plastic zakken rondslingeren in de keuken. Zet schoonmaakmiddelen in 7…………..kastjes of berg deze hoog op. Als u aan het koken bent, laat uw kind dan zo ver mogelijk uit de buurt. Laat geen stelen van koekenpannen of steelpannetjes buiten het fornuis steken. Zet geen hete pannen op de grond. Gebruik geen lucifers in het bijzijn van kleine kinderen. Doe scherven en blikken deksels in een oude krant en gooi het gelijk in de vuilnisbak. Leer uw kind dat het niet in de 8 ……………..mag graaien. Tuin Ook in de tuin gebeuren vaak ongelukjes. Pas op met vijvers en giftige planten. Zorg voor een degelijk tuinstel en zorg dat de tafel en stoelen goed zijn uitgeklapt. Zorg er voor dat uw kind niet eet van paddenstoelen en 9…………….. Zorg er voor dat het gras vrij is van stenen, spijkers. U begrijpt dat dit een selectie is van maatregelen die u kunt treffen, om een veilige leefruimte te creëren voor uw kind. Schuur /garage Laat geen gereedschap en gevaarlijke stoffen rondslingeren, ruim deze direct op en het liefst achter slot en grendel. Je kunt ook een stevig wandrek gebruiken maar dat bevordert weer klimmen. Als je toch een wandrek gebruikt, bevestig deze dan aan de muur. Laat gevaarlijke stoffen altijd in de originele 10 ………………zitten, dus niet in bijvoorbeeld een limonadefles. Dit voorkomt vergissingen van uw kind. Als u bijvoorbeeld olie hebt geknoeid op de grond, ruim dit dan gelijk op en gooi er zand over.

Page 64: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

63 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Opdracht 19 a. Noem drie voorbeelden van hoe je zuinig kunt doen met water. b. Welke schoonmaakmiddelen kun je het beste nemen voor het milieu? c. Kun je op je werk altijd voor deze middelen kiezen? Waarom wel/niet? d. Welke deo kun je beter nemen, een roller of een spray? e. Wat mag je in een groene container stoppen? f. Wat kun je doen met oud papier?

Opdracht 20

Schrijf achter elk woord de betekenis.

Geef een voorbeeld bij elk woord.

1. leefruimte 2. opruimen 3. schoonmaken 4. dagelijkse beurt 5. tussenbeurt 6. eindbeurt 7. losliggend vuil 8. licht aangehecht vuil 9. sterk aangehecht vuil 10. onzichtbaar vuil

Page 65: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

64 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Opdracht 21 Geef drie voorbeelden van een leefruimte.

a. Wat wordt bedoeld met opruimen? b. Lees het gekleurde tekstvlak op bladzijde 10 hoe vaak zou jij een leefruimte

een tussenbeurt geven en hoe vaak een eindbeurt? c. Vul in: dagelijkse beurt, tussenbeurt of eindbeurt.

Losloggend vuil ruim je op bij een ………..

De vitrage wassen gebeurt bij een ………

De wc-bril schoonmaken hoort bij een…………

Vingerafdrukken op een deur maak je schoon bij een……. d. Noem drie manieren waarop je een leefruimte gezellig kunt maken.

Opdracht 22

Vul op de lege plekken een goed woord in.

Een slaapkamer wordt snel stoffig door het …………………

Passpiegels reinig je met…………………………

De overige ruimten worden in de thuiszorg vaak onderhouden door ………………….

Een voorbeeld van een overige ruimte is ……………………..

Slaapkamers liggen meestal op …………………………….

Een leuning maak je schoon met ……………………..

De leuning reinig je ……………………………….

De ……………………. is de plaats waar iedereen binnen komt.

De ……………… in de voordeur doe je met glasreiniger.

Stof op wijnflessen hoef je …………. te verwijderen.

Door beddengoed te luchten, gaan veel …… dood, vooral als je het beddengoed in de

…………legt.

Dekens moet je uit……………..

Onder een bed vind je vaak ………….. omdat mensen er van alles onder leggen.

Opdracht 23

Teken hieronder de symbolen die erbij horen:

nat ophangen niet in de droger

Page 66: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

65 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Handwas

gemaakt van wol

niet bleken

niet warmer dan 30 graden

lauw strijken

niet wassen

Opdracht 24

a. De was is klaar. Wat nu? Wat moet er na het wassen gebeuren om de was weer in de kast te krijgen

b. Wat doe je met was die niet in de droger kan? c. Welke was strijk jij voor jezelf? d. Schrijf achter elk woord de betekenis.

Geef een voorbeeld bij elk woord.

Kreukbeveiliging

Pluizenfilter

Waar of niet waar. Leg uit waarom.

1. Een gewassen, natte wollen trui hang je aan een hanger op om te drogen. 2. Wasgoed moet je uitslaan. 3. Was hang je soort bij soort op. 4. Nylon, zijde en wol kunnen in de droogtrommel. 5. Zet de wasdroger altijd zo lang mogelijk aan. Dan is de was tenminste goed

droog.

Page 67: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

66 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

6. Als je de was een beetje netjes uithangt, hoef je helemaal niet meer te strijken. De laatste kreukels gaan er wel uit als je de kleren even draagt.

7. Bij het strijken overhemden houd je een vaste werkvolgorde aan. 8. Het maakt niet uit of je stof aan de binnen- of buitenkant strijkt. 9. Spijkerbroeken en shirts kun je op dezelfde manier opvouwen. 10. Was leg je soort bij soort in de kast. 11. Lees in de reader op bladzijde 30 het gekleurde tekstvlak over

Jaap. Wat moet Jaap eerst gaan doen? 12. Hoe maak je ruimtes gezellig? Noem tien manieren.

Opdracht 25

Maak een foto van een kamer die jij gezellig vindt.

Print de foto, druk hem af of neem hem op een usb-stick mee naar school.

Vertel aan de groep waarom jij deze kamer gezellig vindt.

Opdracht 26

Waarom zijn de planten van mijnheer Van Rein (gekleurde tekstvlak bladzijde 32) zo

belangrijk voor hem?

Opdracht 27

Waar of niet waar:

een plant die onder de beestjes zit, kun je maar beter weggooien.

Ook een plant op hydrocultuur moet je water geven. Leg je antwoorden uit.

Page 68: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

67 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Oefen casuïstiek A2 Huishoudelijk werk.

Casus 1

John loopt stage in de thuiszorg. Hij heeft zijn eerste dag bij mevrouw Blok er op zitten. Hij

moest vooral huishoudelijk, verzorgende taken doen. Hij houdt een logboek bij, een soort

dagboek, waarin hij het volgende schrijft:

“ Mevrouw Blok vroeg of ik haar woonkamer een goede beurt wou geven, want het was

naar haar zeggen hard nodig. Ik zag er wel een beetje tegenop, want de kamer staat

erg vol: veel grote meubels, allerlei spulletjes, grote en kleine kamerplanten, veel

dingen aan de muur.

Terwijl ik bezig was, probeerde ik af en toe een praatje te beginnen. Het lukte niet goed:

ik kon geen onderwerp bedenken dat haar interesseerde. Ik voelde me hierdoor

onzeker worden. Toen gooide ik ook nog eens een vaas met bloemen om. Ze werd

niet boos, maar ik voelde me nog ongemakkelijker en zag er al tegenop om volgende

week weer bij haar te moeten werken.

En toen gebeurde dit: ik pakte een aantal fotolijstjes van de muur om af te stoffen.

Mijn oog viel op een lijstje met de foto van een jong stel in een grote Amerikaanse

auto. Ik zei tegen mevrouw Blok dat ik het net een plaatje uit een film vond, zo

mooi, zo romantisch.

Vanaf dat moment leek het ijs gebroken: ik had iets gezegd dat haar op een

prettige manier geraakt had. Ik heb thee gezet en met verschillende fotoboeken

erbij vertelde mevrouw Blok haar levensgeschiedenis.

Ook over hoe graag ze filmster had willen worden. Het was een leuke ochtend. Ik

moest nog hard doorwerken om de kamer af te krijgen, zo lang hebben we

gepraat. Ik zie nu wel zitten om er volgende week weer heen te gaan. Toen ik

wegging zei ze nog ‘Wat hebben we fijn gepraat...’ “

a. Wat vind je van de manier waarop John contact maakte met mevrouw Blok?

Leg uit waarom je dat vindt.

b. Wat vind je goed aan de beroepshouding van John? Leg uit waarom.

c. Heeft John voldoende rekening gehouden met de privacy? Leg uit waarom wel of

niet.

d. Bedenk met elkaar nog een aantal manieren om tijdens het uitvoeren van je

Page 69: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

68 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

werkzaamheden tot een praatje te komen met de zorgvrager.

e. Vind je dat een verzorgende kan weigeren om een kamer te doen die erg vol omdat het

teveel tijd kost? Leg uit waarom wel of niet.

CASUS 2 Meneer Pieterse (80 jaar) is bedlegerig. Zijn kamer krijgt vandaag een dagelijkse beurt. Op

de katoenen vloerbedekking van de huiskamer zitten olievlekken. Op de linoleumvloer van

zijn keuken liggen koekkruimels.

Anja, een helpende, gaat de leefruimte van meneer Pieterse schoonmaken.

a. Voor welke schoonmaakmethode moet Anja kiezen om de olievlekken van de

katoenen vloerbedekking te verwijderen?

b. Welke materialen zal Anja gebruiken?

c. Voor welke schoonmaakmethode moet Anja kiezen om de koekkruimels van de

linoleumvloer te verwijderen?

d. Welke materialen zal Anja gebruiken?

Casus 3

Mevrouw de Wit heeft pasgeleden haar man verloren. Ze kan niet alleen wonen. Vandaag

verhuist ze naar het verzorgingshuis. Ze ziet er als een berg tegenop. Ze is bang dat ze

moeilijk kan wennen in haar nieuwe bejaardenwoning.

Rikie is een van de eerste hulpverleners met wie ze te maken krijgt.

‘Hallo zuster’ zegt mevrouw de Wit, ‘mijn woning is zo klein. Ik weet niet wat ik moet doen.

Mijn spullen kunnen er niet allemaal in. Zal ik toch zoveel mogelijk met mijn oude spulle-

tjes mijn bejaardenwoning inrichten?’

’Dat moet u zelf weten mevrouw’ zegt Rikie. ‘U zal het zelf toch wel het beste weten...‘

a. Geef je mening over de reactie van Rikie. Wat had Rikie beter kunnen doen/ zeggen.

b. Noem twee redenen waarom het belangrijk kan zijn voor mevrouw de Wit met haar

oude spulletjes haar bejaardenwoning in te richten.

c. Er moeten ook wat nieuwe spulletjes aangeschaft worden. Kan Rikie naar de

financiële situatie van mevrouw de Wit vragen? Leg dit uit.

Page 70: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

69 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

CASUS 4

Mevrouw Fase (80 jaar) haar kamer krijgt vandaag een dagelijkse beurt. Op de

linoleumvloer van de huiskamer zitten modder- en limonadevlekken.

Op de vloer van ruwe natuursteen van de keuken ligt zand.

Pia, een helpende, gaat de leefruimte van mevrouw Fase schoonmaken.

a. Voor welke schoonmaakmethode moet Pia kiezen om de modder- en limonade

vlekken van de linoleumvloer te verwijderen?

b. Welke materialen zal Pia gebruiken?

c. Voor welke schoonmaakmethode moet Pia kiezen om het zand van de vloer van ruw

natuursteen te verwijderen?

d. Welke materialen zal Pia gebruiken?

CASUS 5

Piet is de kamer van mevrouw Berg aan het stofzuigen.

Voorovergebogen houdt hij de slang beet.

‘Als ik hiermee klaar ben, ga ik aan het eind van de middag de

gang moppen. De lichte werkzaamheden heb ik al gedaan. Ik

heb de hele dag doorgewerkt, zonder zelfs een pauze te nemen!

Het is alleen vervelend, dat ik straks de stofzuiger in de kast

moet tillen...’

a. Heeft Piet bij het stofzuigen een goede lichaamshouding?

b. Hoe moet je de stofzuigerslang houden?

c. Geef je mening over de werkplanning van Piet.

d. Geef vier regels hoe Piet de stofzuiger in de werkkast moet tillen.

Page 71: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

70 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

CASUS 6

Helma werkt in Huize Avondrood. Ze maakt de kamer schoon van mevrouw Landers. "Nog

even stofzuigen" denkt ze, "dan ben ik weer klaar."

Ineens begint de stofzuiger een ‘vreemd’ geluid te maken. Ook komt er wat rook uit de

motor van de stofzuiger.

"O jee" denkt Helma. "Als dat maar goed gaat. Ik zet onmiddellijk de stofzuiger uit. Ik zal

de storing morgen doorgeven aan de technische dienst. Dan kunnen zij ernaar kijken."

Helma zet de stofzuiger weer terug in de werkkast en gaat eerst koffie drinken.

"Dat heb ik wel verdiend..." denkt ze.

a. Helma heeft niet de gehele kamer van mevrouw Landers gestofzuigd. Geef je mening

hierover.

b. Helma is gestopt met stofzuigen, omdat de stofzuiger een ‘vreemd’ geluid maakte en

omdat er rook uit de motor van de stofzuiger kwam. Toch zoog de stofzuiger nog goed.

Heeft Helma goed gehandeld? Licht je antwoord toe.

c. Helma zal morgen de storing doorgeven aan de technische dienst. Handelt ze goed?

d. Helma zet de stofzuiger weer terug in de werkkast. Geef je mening hierover

CASUS 7

Els loopt stage in Huize ‘De Bonte Paal’. Ze moet de linoleum-

vloer van de recreatiezaal moppen. Er zitten een paar bewoners

in de zaal.

‘Ik vind het vervelend om die paar bewoners die in de recreatie-

zaal zitten weg te sturen’ denkt Els. ‘Ze mogen geen last van me

hebben. Ik zal de ene kant van de vloer dweilen. Als ik hier mee

klaar ben, zal ik ze aan de schoongemaakte kant van de zaal

laten zitten....’

a. Wat is van belang voor de veiligheid als Els de vloer heeft

gemopt?

b. Mogen de bewoners last hebben van het schoonmaakwerk van Els? Licht je antwoord

toe.

c. Els wil de bewoners aan de schoongemaakte kant van de recreatiezaal laten zitten.

Geef je mening hierover.

Page 72: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

71 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

CASUS 8

‘We hebben tijdens de werkbespreking gehoord, dat we zuiniger met ons budget(we

moeten minder geld uitgeven) moeten omgaan’ zegt Joyce tegen Irma.

‘Ze hebben makkelijk praten’ zegt Irma. ‘Ik moet straks de afdeling schoonmaken. Ik zou

echt niet weten hoe ik kostenbewust zou moeten werken...’

a. Hoe kan Irma kostenbesparend werken als ze met schoonmaakmiddelen werkt?

b. Hoe kan Irma kostenbesparend werken als ze met schoonmaakmateriaal werkt?

c. Hoe kan het verzorgingshuis waar Irma werkt, kostenbesparend werken bij schoon-

maakwerk?

Page 73: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

72 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

CASUS 9

Gerard is klaar met het schoonmaken van het sanitair.

‘Ik ben blij dat het erop zit’ denkt hij. Hij ‘Mijn handen zijn toch al

schoon’ denkt Gerard, ‘want het schoonmaakmiddel zit nog aan mijn

handen.’

Hij zet de schoonmaakmiddelen aan de kant van de gang.

‘Ik werk tenminste doelmatig’ denkt hij. ‘Morgen moet ik de gang schoonmaken en dan

hoef ik de schoonmaakmiddelen en -materialen niet uit de werkkast te halen.’

Hij gaat naar de personeelskamer en gaat eten.

a. Werkt Gerard hygiënisch? Licht je antwoord toe.

b. Wat is het gevaar als Gerard de schoonmaakmiddelen en -apparaten aan de kant in

de gang laat staan?

Noem twee gevaren.

c. Hoe moet Gerard de schoonmaakmiddelen en -materialen opbergen?

CASUS 10

Ans gaat de toiletten van de afdeling schoonmaken.

Ans ligt achter op haar schema. Ze trekt handschoenen aan en leest eerst het etiket. ‘Ik

heb weinig tijd’ denkt Ans. Ze pakt een fles chloor en een fles sanitairreiniger. Ze giet

beide schoonmaakmiddelen in de wc-pot. ‘Dit bespaart me tijd’ denkt Ans. ‘En wie niet

sterk is, moet slim zijn...’

a. Welke regels heeft Ans gebruikt om veilig te werken?

b. Noem twee andere regels om veilig te werken bij het schoonmaken.

c. Vind je het slim wat Ans doet? Licht je antwoord toe.

CASUS 11

Jane werkt als gezinshelpende bij mevrouw Echteld.

Mevrouw Echteld zegt tegen Jane: ‘Ik heb een hele mooie jurk gezien bij C&A. Hij staat in deze folder. Het is een zwarte jurk. Ik ben dol op zwart.’ ‘Ik zou geen zwarte jurk kopen, want zwart maakt oud!’ zegt Jane

Page 74: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

73 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

‘Maar jij bent zelf ook altijd in het zwart gekleed als jij je uniform niet aan hebt...‘

zegt mevrouw Echteld verbaasd.

a. Waarom is het niet goed dat Jane de zwarte jurk van mevrouw Echteld afkeurt? b. Wanneer kan Jane wel haar mening geven over de zwarte jurk? c. Zou Jane objectieve informatie over de kleur van een jurk

kunnen geven? Licht je antwoord toe.

Page 75: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

74 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

CASUS 12

‘Wat vind je van mijn zwarte jurk?’ vraagt mevrouw Echteld aan Jane.

‘Mmmm, niet zo leuk,’ zegt Jane. ‘Ik zou zoiets nooit gekocht hebben. Behalve de zwarte

kleur vind ik het model niet zo leuk. Maar ja, smaken verschillen.’

Ik ben erg tevreden met mijn nieuwe jurk. Ik ben blij dat ik mijn eigen zin heb gedaan en

niet naar jou heb geluisterd!’

a. Wat vind je van de reactie van Jane op de nieuwe jurk van mevrouw Echteld? b. Zou jij een jurk kopen die anderen niet mooi vinden? Licht je antwoord toe

CASUS 13

Meneer Groote is door een auto-ongeluk in een rolstoel terecht gekomen. Hij is halfzijdig

verlamd. Hij woont in een verpleeghuis.

Meneer Groote draagt meestal strak zittende synthetische kleren. Het valt jou op dat hij

erg veel zweet en dat hij vaak een beetje naar transpiratie ruikt, terwijl hij zich toch

regelmatig douchet en wast. Meneer geeft zelf ook aan dat hij bij de geringste inspanning

al een natte rug heeft. Jij vertelt meneer dat de oorzaak waarschijnlijk het materiaal 3

(textielvezel) en het model van zijn kleding is.

a. Welke eigenschappen moeten de textielvezels van de kleding van meneer Groote hebben?

b. Welke soorten textielvezels komen hiervoor in aanmerking? c. Welk model adviseer je?

CASUS 14 In verzorgingshuis ‘Herfst’ woont mevrouw Griethuizen. Ze ligt veel op bed. Ze is

incontinent en ze loopt moeilijk zonder hulpmiddelen. Ze kan haar rechterarm niet meer zo

goed bewegen, zodat ze niet kan eten zonder te morsen. Mevrouw Griethuizen vraagt aan

jou advies welke soort kleding ze het best kan kopen.

a. Aan welke eisen moet de kleding voldoen? b. Welke soorten textielvezels komen hiervoor in aanmerking? c. Welk model adviseer je haar?

CASUS 15

Marieke haalt bij dhr. De Groot de was uit de wasmachine. De droger staat op de

wasmachine dus dat is handig denkt Marieke.

Ze kijkt naar de droger en merkt op dat ze dit merk nog nooit gezien heeft.

Ze haalt de was uit de wasmachine en doet deze in de droger.

Ze zet de knop van de droger op start en de droger gaat draaien. Zo, daar kijk ik wel naar

als de droger klaar is denkt Marieke.

Page 76: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

75 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

a. Waar moet Marieke op letten als ze de droger vult. b. Wat moet Marieke doen voor dat ze de droger aanzet?

Page 77: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

76 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

CASUS 16

Je werkt in de thuiszorg en komt 3 maal per week in de ochtend bij het

echtpaar van Zanten.

De vorige keer dat je er was is de wasmachine stuk gegaan, deze was al

oud en hard aan vervanging toe.

Het echtpaar vraagt aan jou advies over het aanschaffen van een nieuwe

wasmachine.

a. Welke adviezen op het gebied van veiligheid, milieu en ergonomie kun je het

echtpaar geven bij het kopen van een nieuwe machine.

CASUS 17

Je gaan bij mevr. Vlaanderen helpen de was te sorteren. Als je de was uit de wasmand

haalt zie je op één van de witte badlakens kleine grijze plekjes.

a. Wat zijn deze vlekjes op de handdoek. b. Waardoor zijn deze ontstaan? c. Noem twee adviezen om te voorkomen dat het de volgende keer niet meer

gebeurt? d. Wat kan je doen om de vlekken er uit te halen?

CASUS 18 (A2)

Je sorteert de was in machine-en handwas. De machinewas gaat naar de wasserij

en de handwas wordt door jou gedaan. Je hebt voor de

handwas over:

2 paar steunkousen

1 bontgekleurde synthetische jurk

1 katoenen witte B.H.

1 lichtgrijs wollen vest

Je wilt maar één keer een sopje maken om alles te wassen.

a. Op welke volgorde was je de kledingstukken? b. Voor welk wasmiddel kies je? En waarom?

Page 78: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

77 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

c. Geef per kledingstuk aan op welke manier je deze laat drogen.

Page 79: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

78 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

CASUS 19

Meneer Dirks (80 jaar) is bedlegerig. Zijn kamer krijgt vandaag een dagelijkse beurt. Op

de wollen vloerbedekking van de huiskamer ligt los, droog vuil. Op de plavuizen van zijn

keuken ligt aangekoekt vuil.

Hendrik, een helpende, gaat de leefruimte van meneer Dirks schoonmaken.

a. Maak een planning voor welke schoonmaakmethode / materiaal en middel(len) moet

Hendrik kiezen om het stof van de wollen vloerbedekking te verwijderen?

b. Maar een planning voor welke schoonmaakmethode / materiaal en middel(len) moet

Hendrik kiezen om het aangekoekte vuil van de plavuizen vloer te verwijderen?

CASUS 20

Thea is helpende in het verzorgingshuis, ze heeft de opdracht gekregen om een kamer

een dagelijkse beurt te geven. Ze heeft een planning gemaakt en alles opgeschreven met

begin en eindtijden.

‘Ik ga eerst de kamer luchten door een raam open te zetten. Dan ruim ik de spullen op en

zet ze op de juiste plaats terug. Daarna ga ik stofzuigen, want in de kamer ligt

vloerbedekking. Vervolgens ga ik stoffen. Als ik daar mee klaar ben, verzorg ik de

bloemen en planten. En dan ben ik 'klaar’

a. Welke 3 fouten heeft Thea in de werkvolgorde gemaakt?

b. Leg uit waarom deze 3 fout zijn.

CASUS 21

Je komt bij meneer Bakker op de afdeling hij laat een mooie wollen trui zien en

vraagt hoe hij deze trui kan wassen.

a. Welk wasmiddel adviseer je? b. Waarom kies je voor dit wasmiddel? c. Zou je de trui na het wassen eerst

kunnen centrifugeren? d. Op welke manier droog je de trui? e. Waarom droog je op die manier?

Page 80: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

79 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Page 81: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

80 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

CASUS 22

Je werkt als helpende in de thuiszorg bij meneer de Wit. Hij zorgt op dit moment voor

zichzelf omdat zijn vrouw in het ziekenhuis ligt.

Hij vraagt of je hem wilt helpen bij de was.

Je gaat meneer advies geven over de was.

a. Waar ga je het wasgoed op sorteren? Schrijf 3 punten op. b. Teken 3 textiel- en behandelingssymbolen en geef de betekenis daarbij.

1 2 3

Betekenis 1………………………………………………………………………………………

Betekenis

2………………………………………………………………………………………

Betekenis

3 ………….……………………………………………………………………………

c. Waar let je nog meer op voordat je de was in de wasmachine doet? Noem 2 punten.

CASUS 23

Mevrouw Kroes heeft tijdens het koffie drinken flink geknoeid op haar jurk.

Page 82: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

81 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Mevrouw wil graag een andere jurk aan en vraagt of jij haar jurk even met de hand wilt

wassen.

De jurk is donkerblauw van kleur en heeft een wit kanten kraagje dat met drukknoopjes op

de jurk vastgemaakt is, de stof is van synthetische vezel.

Op het wasmerkje staat aangegeven dat de jurk apart gewassen moet worden.

a. Beschrijf 2 handelingen die je uitvoert voordat je de jurk gaat wassen. b. Welk soort wasmiddel gebruik je?

Page 83: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

82 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

CASUS 24

Je bent vandaag bij Dhr. Zwart, 60 jaar oud. Je geeft hem hulp bij huishoudelijke werkzaamheden en je verzorgt de was voor hem. Hij is erg netjes op zijn kleding. Meneer vraagt jou een trui te wassen die hij graag morgen weer aan wil.

Je ziet aan het kledingsetiket dat de trui bestaat uit 70% wol en 30% polyacryl. Welk wasmiddel zou je hiervoor gebruiken, als hij de volgende wasmiddelen in huis heeft. a.. Omcirkel het juiste antwoord:

- Fijnwasmiddel - Witwasmiddel - Biologisch inweek- / voorwasmiddel - Wasverzachter

b. Geef aan waarom je kiest voor dit wasmiddel.

Page 84: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

83 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

CASUS 25

a. Beoordeel 5 verschillende soorten wasmiddelen. (thuis, winkel of school) 1. Omschrijf de verschillende wasmiddelen en beantwoord de volgende vragen: 2. Welk soort wasmiddel is dit? 3. Waarvoor is dit wasmiddel geschikt? (Denk hierbij aan soort wasgoed,

handwas, machinewas) 4. Wat is de prijs van dit wasmiddel? 5. Is dit wasmiddel ‘milieuvriendelijk’? 6. Wat staat er verder nog op de verpakking? 7. Wat betekent dat?

b. Een zorgvrager staat voor de aanschaf van een nieuwe wasautomaat. De zorgvrager heeft ernstige rugklachten.

c. Welke van de onderstaande wasautomaten zou jij adviseren in deze zorgsituatie?Je hoeft niet op geld of op de beschikbare ruimte te letten:

a. wascombinatie - bovenlader; b. volautomaat (1400 toeren) - bovenlader; c. volautomaat (800 toeren) - voorlader.

Licht je advies toe.

Page 85: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

84 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Page 86: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

85 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

A3 Zorg voor de voeding. Opdrachten

Om de volgende vragen te kunnen beantwoorden, moet je thema 10 goed doorlezen.

Opdracht 1

a. In welke winkel doe jij boodschappen (voor eten en drinken) voor jezelf? b. Waarom ga je naar deze winkel? c. In welke andere winkels kom je ook wel? d. Zijn er prijs- of kwaliteitverschillen tussen de supermarkten? e. Kook jij zelf, je ouders of je huisgenoten? f. Vind je dat je gezond eet? Leg uit. g. Moet jij bij het kook rekening houden met afwijkende eetgewoontes? h. Waaraan denk jij bij een goede maaltijd?

Opdracht 2

Geef de juiste betekenis van de volgende

begrippen door:

het begrip in eigen woorden te formuleren;

een voorbeeld te geven waarbij je het begrip toepast.

a. peulvruchten b. transpireren c. biologische producten of EKO-producten d. ingrediënten e. keramisch koken f. inductie koken

Opdracht 3

a. Lees het voorbeeld over Rasha in het tint vlak van paragraaf 10.2. b. Bedenk met behulp van de groentekalender in paragraaf 10.3 ook een

zomergerecht, een herfstgerecht en een lentegerecht voor deze groep. c. Zoek van elke groente die je niet kent een afbeelding. Bewaar de afbeeldingen,

plak ze op een A4-tje met de namen eronder.

Opdracht 4

a. Houd voor jezelf een dag bij wat je eet. Doe dat op een dag dat je normaal eet.

Page 87: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

86 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

b. Lees de informatie in paragraaf 10.2 over de Schijf van Vijf en bestudeer de tabel met aanbevolen hoeveelheden voedingsmiddelen per dag.

c. Trek conclusies over jouw eetgedrag.

Page 88: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

87 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Opdracht 5

a. Wat ontbijt jij? b. Wat neem jij als lunch? c. Eet je veel tussendoortjes? d. Vind je dat jij gezond eet? Leg uit? e. Eet je ‘s avonds alleen of met anderen? f. Word er altijd gekookt? g. Haal je vaak kant-en-klaar-maaltijden? h. Wat drink jij zoal op een dag? i. Drink je 1 ½ liter? j. Heb je een dieet of andere aangepaste wensen voor wat betreft eten?

Opdracht 6

Lees thema 17.1, 17.2 en17.4 uit je boek.

Geef de juiste betekenis van de volgende begrippen door:

het begrip in eigen woorden te formuleren;

een voorbeeld te geven waarbij je het begrip toepast.

a. het voedingspatroon b. een snack c. eenzijdig voedsel d. nitraatrijke groenten e. verteerbare koolhydraten f. onverteerbare koolhydraten g. eetlustremmende producten

Opdracht 7

Lees paragraaf 17.2.

a. Kijk naar het eerste gekleurde tekstvak bladzijde 362. Waarom heeft Corinne ‘s avonds steeds trek?

b. Waar is het al fout gegaan? c. Reageer: Als je goed ontbijt, heb je daar de hele dag plezier van. d. Wat gebeurt er als je niet ontbijt en onregelmatig eet? e. Eten Nederlanders over het algemeen gezond? Leg uit. f. Kijk naar de tabel in paragraaf 17.2. Eet jij wat aanbevolen wordt? Licht toe. g. Waarom moet je groente en fruit eten? h. Waarvoor zorgen mineralen? Waarin zitten ze? i. Welke voedingsstoffen zorgen voor energie? j. Heeft iedereen evenveel koolhydraten nodig? k. Wat gebeurt er als je te weinig eiwitten binnen krijgt? l. Reageer: Als je vetten eet, word je dik. m. Noem drie functies van vocht.

Page 89: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

88 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

n. Lees het gekleurde tekstvak in paragraaf 17.2.2. Hoe weet Mary dat mevrouw Van Dinteren te weinig drinkt?

o. Reageer: In plaats van verse vitaminen, kun je ook vitaminepillen slikken. Opdracht 8

Het doel van deze opdracht is dat je de juiste betekenis van de begrippen uit dit thema

kent.

Schrijf achter elk woord de betekenis.

Geef een voorbeeld bij elk woord.

a. bestellijst b. minimumvoorraad c. dispenser

Opdracht 9

Beantwoord de vragen.

a. Van welke dingen heb je thuis een voorraad? b. Waarom moet je in de thuiszorg voorraad controleren? c. Waar moet je rekening mee houden bij het aanleggen van een voorraad

levensmiddelen? d. Wie bestelt in een instelling de voorraden? e. Kijk naar de bestellijst in de reader bladzijde …... Er zijn nog 4 flessen koffiemelk en

er is nog anderhalve doos theezakjes. Wat bestel je bij? f. Wat voor materialen bestel je in een welzijninstelling naast levensmiddelen en

schoonmaakmiddelen?

Opdracht 10

Lees thema 19.4.1

a. Hoe kom je aan voedselvergiftiging? b. Hoe kom je er vanaf?

Page 90: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

89 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Oefen casuïstiek A3 Zorg voor de voeding.

CASUS 1

Je werkt als helpende in de thuiszorg bij mevr. De Wit.

Mevrouw heeft een spierziekte en kan zeer slecht lopen.

Mevrouw kan geen boodschappen doen maar kookt wel zelf.

Bij het opruimen van de boodschappen die jij als helpende gedaan hebt is het belangrijk

alles op de juiste plek te zetten.

a. Waar let je op bij het opruimen. Noem 4 punten

Als je alles opgeruimd hebt moet je nog afrekenen met mw. De Wit

b. Hoe doe je dat?

Heb je zelf wel eens ontdekt dat een product na de houdbaar-

heidsdatum nog in de winkel ligt, of heb je wel eens een

verontreiniging in een voedingsmiddel aangetroffen?

c. Wat heb je gedaan of wat zou je moeten doen? Niets zeggen en iets anders nemen? Korting vragen? Melden aan de winkelier?

De Keuringsdienst van Waren bellen?

Andere mogelijkheden?

CASUS 2

Je werkt bij het gezin van de fam. Egberts, bestaande uit de heer 37 jaar, mevrouw 38 jaar

dochter Floortje 6 jaar en zoon Tom 4 jaar.

Mevrouw is in verwachting van het derde kind en moet vanwege problemen iedere dag

naar het ziekenhuis. Zij heeft last van zwangerschapsdiabetes.

Meneer Egberts gaat s’morgens om 8.00 uur al naar zijn werk en komt om 16.00 uur weer

thuis.

Mevrouw Egberts gaat om 9.00 uur met de taxi naar het ziekenhuis en komt om 12.00 uur

weer terug.

Floortje en Tom gaan naar school en komen tussen de middag thuis eten ze eten samen

met hun moeder.

Page 91: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

90 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

Mevrouw vraagt jou een verantwoorde lunch klaar te zetten voor de kinderen en haar zelf

die aan de eisen van de “de schijf van vijf” voldoet.

a. Wat zet je klaar. Floortje en Tom gaan s’middags weer naar school.

b. Wat geef je de kinderen te eten en te drinken als ze weer thuis komen?

Page 92: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

91 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

CASUS 3

De heer van Daalen woont sinds kort in het verzorgingshuis. Hij heeft daarvoor zelfstandig

gewoond in een rijtjes huis.

Doordat zijn vrouw twee jaar geleden overleden is en hij lichamelijk steeds minder kan

doen moest hij in het verzorgingshuis gaan wonen.

De voedingsgewoonte van de heer van Daalen is erg slecht.

Hij eet alleen maar vla en wit brood met suiker.

a. Maak voor de heer van Daalen een dagmenu (ontbijt, lunch,diner) volgens de richtlijnen van “de schijf van vijf”.

b. Geef de heer van Daalen 5 tips om zijn voedingsgewoonte te veranderen ( denk aan de regels van “de schijf van vijf”)

CASUS 4

Meneer Jansen, 75 jaar, woonde vroeger in een klein dorpje. Hij woont sinds één jaar in een verzorgingshuis en heeft weinig lichaamsbeweging. Hij is 1.65 m lang en weegt 80 kg. Hij is de laatste tijd erg aangekomen in gewicht. Meneer Jansen houdt van lekker eten en neemt van alle gerechten

dubbele porties.

a. Waarom is meneer Jansen aangekomen, denk je? Noem 3 oorzaken. b. Wat is een goede reactie van een helpende in deze situatie? Noem twee punten.

CASUS 5

Hans werkt als stagiaire bij meneer Zwart. Meneer Zwart is 80 jaar.

Hans gaat eerst boodschappen doen voordat hij de maaltijd gaat bereiden.

a. Wat is voor Hans belangrijk om te weten voordat hij boodschappen gaat doen? Noem vier punten.

b. Meneer Zwart let graag op zijn gezondheid. Schrijf 2 gezonde adviezen op die je vanuit “de schijf van vijf” aan meneer Zwart zou kunnen geven.

CASUS 6

In deze instelling is het de gewoonte dat als een zorgvrager jarig is, hij zelf mag kiezen wat

hij wil eten. Van de administratie krijg jij door wie er per week op je afdeling jarig is.

Tevens ben jij verantwoordelijk dat het allemaal geregeld wordt.

Page 93: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

92 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

a. Wat moet je met de zorgvrager bespreken? b. Wat moet je met de voedingsdienst bespreken? c. Wat moet je met de verpleging bespreken?

Page 94: Beroepstaak  A, gev, huishouding, voeding

93 Reader beroepstaak A gevorderd 10-2011

CASUS 6

Een zorgvrager is bedlegerig. Wegens een hernia moet hij twee weken plat op zijn rug

liggen. De zorgvrager kan op dit moment de gebitsprothese niet in.

Ook heeft hij op het moment last van zijn ogen waardoor hij niet goed kan lezen. De

helpende komt langs met de menukeuze formulieren.

a. Geef aan hoe je ervoor zorgt dat deze zorgvrager toch de benodigde informatie krijgt.

b. Wat zijn de beperkingen van de zorgvrager? c. Hoe kun je hiermee rekening houden?

CASUS 7 Als Joke, een helpende, bij mevrouw Ghandi komt staat de soep van de vorige dag nog op

het aanrecht. Mevrouw Ghandi vraagt of Joke de pan soep wil opwarmen, zodat ze er een

kopje van kan eten.

Mevrouw Ghandi zegt: “morgen kan ik de rest wel opeten”.

Noem 2 adviezen die Joke in deze situatie kan geven om hygiënisch om te gaan met voeding.