Basisschakelingen (Www.automerk.be)

48
Basisschakelingen 1 Cursus/Handleiding/Naslagwerk Basisschakelingen

Transcript of Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Page 1: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

1

Cursus/Handleiding/Naslagwerk

Basisschakelingen

Page 2: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

2

Page 3: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

3

INHOUDSTAFEL

Inhoudstafel 3

Inleiding 5

Doelstellingen 6

1 Schakelaars, lampen, lamphouders, armaturen 7

1.1 Schakelmateriaal, schakelaars 7

1.1.1 Rechtstreeks bediende schakelaars 7

1.2 lampen 11

1.2.1 Gloeilampen 11

1.2.2 Gasontladingslampen 17

1.3 Lamphouders 21

1.4 Armaturen 23

2 Signalisatieschakeling 26

2.1 Bellen, zoemers 26

2.1.1 Bellen 26

2.1.2 Gongschellen 27

2.1.3 Zoemers 27

2.2 Drukknoppen 28

2.3 Beltransformator 29

2.3.1 Materialenkennis 29

2.3.2 Etiket 29

2.3.3 Gebruik en schema’s 30

3 Lichtschakelingen 31

3.1 Enkelpolige schakeling 31

3.2 Dubbelpolige schakeling 32

3.3 Serieschakeling of dubbele aansteking 33

3.4 Wisselschakeling 34

3.5 Tweepolige wisselschakeling 35

3.6 Kruisschakeling of drierichtingschakeling 36

4 Ontwerpen van schema’s; symbolen en codering 37

4.1 Situatieschema 37

4.2 Installatieschema 38

4.3 Eendraadschema of grondschema 39

5 Beveiligingen 42

5.1 Smeltzekering 42

5.1.1 Waarvoor dient een smeltveiligheid? 42

Page 4: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

4

5.1.2 De werking 42

5.1.3 Waarde van de zekering bij huishoudelijk gebruik 43

5.1.4 Veiligheid 43

5.1.5 Wat moeten we doen als een zekering doorsmelt? 44

5.2 Zekeringhouder 44

5.3 De automatische veiligheid of automaten 45

5.4 Differentieelschakelaar 45

6 Oplossingen ACO’s 48

Page 5: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

5

INLEIDING

In dit onderdeel maken we kennis met de meest gebruikte toestellen en onderdelen van een elektrische installatie, zoals schakelaars, stopcontacten, lampen, armaturen en beveiligings-toestellen. De basisschakelingen en de verschillende elektrische schema’s worden hier ook besproken.

Page 6: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

6

DOELSTELLINGEN

� Onderdelen begrijpen, benoemen en toepassen.

� De werking van de basisschakeling kunnen verklaren en toepassen.

� Een verantwoorde keuze kunnen maken uit het aanbod en oordeelkundig gebruiken.

Page 7: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

7

1 SCHAKELAARS, LAMPEN, LAMPHOUDERS, ARMATUREN

1.1 Schakelmateriaal, schakelaars

- Een schakelaar (fig. 1, fig. 2) opent of sluit een stroomkring. De bediening gebeurt met de hand, automatisch op afstand, elektromagnetisch … Lichtschakelaars worden vervaardigd van isolatiemateriaal, hoofdzakelijk kunststoffen. Ze vormen de behuizing en de basis waarop het mechanisme gemonteerd wordt en voorkomen dat onder spanning staande delen aangeraakt kunnen worden. De stroomvoerende delen, die uiteraard geleidend moeten zijn worden meestal van messing gemaakt.

- Bij de onderbreking van een stroomkring is er kans dat er een vonk ontstaat, die de onderbrekingscontacten kan beschadigen door inbranding. Om dat te vermijden, zal er bij de constructie op gelet moeten worden dat de contacten vlug onderbroken worden.

Fig. 1 Fig. 2 1.1.1 RECHTSTREEKS BEDIENDE SCHAKELAARS

Indeling a. Volgens de functie die ze te vervullen hebben

- Eenpolige schakelaar: referentie nr. 1: sluit of onderbreekt slechts één geleider in de stroomkring.

- Tweepolige schakelaar: referentie nr. 2: sluit of onderbreekt beide geleiders. - Serieschakelaar of schakelaar voor dubbele aansteking: referentie nr. 5: je kunt twee

kringen eenpolig onderbreken of sluiten. - Wisselschakelaar: referentie nr. 6: hier wordt of de ene of de andere kring gesloten. - Tweepolige wisselschakelaar: referentie nr. 6/2: Het is een wisselschakelaar die

tweepolig uitgevoerd is en gebruikt wordt in badkamers waar het licht op twee plaatsen bediend wordt. Voor de veiligheid worden beide toevoerdraden onderbroken.

- Dubbele wisselschakelaar: referentie nr. 6+6: twee wisselschakelaars in één uitvoering verwerkt.

- Kruisschakelaar: referentie nr. 7: hier worden twee geleiders in de ene stand gekruist en in de andere stand niet gekruist doorverbonden.

Page 8: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

8

b. Volgens de wijze van monteren

- Inbouwschakelaars worden gemonteerd door 2 bevestigingsklauwen aan te draaien met een schroevendraaier in een passende inbouwdoos.

Fig. 3

- Opbouwschakelaars worden dikwijls gemonteerd op montageplaten of rechtstreeks op de muur.

Fig. 4

- Modulaire schakelaars (Fig. 5) worden gebruikt voor het schakelen van verlichting vanuit het verdeelbord. Ze worden gemonteerd op een rail in de schakelkast.

Fig. 5

- Draaischakelaars (Fig. 6) kunnen gebruikt worden als hoofdschakelaar of als

motorschakelaar. De breedte bedraagt 4 modules. Ze hebben een stroomsterkte vanaf 32 A. Vergrendeling in nulstand is mogelijk.

Fig. 6

Page 9: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

9

c. Volgens de wijze van bediening

- Wipschakelaars (Fig. 1, 2) - Trekschakelaars (Fig. 7) - Drukknoppen ( Fig. 8)

Fig. 7 Fig. 8

d. Volgens de aard van het lokaal waar ze gemonteerd worden

- Schakelaars voor droge ruimten: bijvoorbeeld woonkamers, gangen, slaapkamers - Schakelaars voor vochtige ruimten: bijvoorbeeld wasplaatsen, badkamers,

doucheruimten - Schakelaars voor andere lokalen beschreven in AREI - artikel 29/02 en 84/2

Pictogrammen geven aan in welke mate schakelaars tegen vocht beveiligd zijn.

a. Eén druppel: bescherming tegen verticale waterval.

b. Eén druppel in een rechthoek: bescherming tegen water uit willekeurige richting.

c. Twee druppels: bescherming tegen onderdompeling.

Technische gegevens De maximale bedrijfsspanning en de nominale stroom worden vermeld. Hoe kunnen we een schakelaar herkennen? a. Volgens het referentienummer dat achteraan op het voetstuk gedrukt is. b. Volgens het aantal klemmen dat zichtbaar is.

- 2 klemmen: enkelpolige schakelaar. - 3 klemmen: wisselschakelaar of dubbele aansteking, ook serieschakelaar genoemd.

Page 10: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

10

- 4 klemmen: dubbelpolige of kruisschakelaar. De klemmen van de toevoerleiding hebben een andere kleur of zijn gemerkt met de letter P.

- 6 klemmen: dubbele wisselschakelaar. De gemeenschappelijke klem van elke wisselschakelaar is gemerkt met de letter P.

Tip: in geval van twijfel kun je de schakelaar uitmeten met een ohmmeter.

Een schakelaar kunnen we onmogelijk voorstellen met een tekening, wel aan de hand van symbolen.

Meerlijnige voorstelling Eénlijnige voorstelling

Enkelpolige schakelaar (schakelaar nr. 1)

Fig. 9 Fig. 10 Dubbelpolige schakelaar (schakelaar nr. 2)

Fig. 11 Fig. 12 Serieschakelaar (schakelaar nr. 5)

Fig. 13 Fig. 14 Wisselschakelaar (schakelaar nr. 6)

Fig. 15 Fig. 16 Dat zijn enkele symbolen. Een volledig overzicht vind je in het AREI. Verder in deze cursus zullen we die symbolen nog gebruiken.

Page 11: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

11

1.2 lampen

1.2.1 GLOEILAMPEN

Gloeilampen bestaan al meer dan honderd jaar. Ze worden nog altijd het meest gebruikt en tellen het grootste aantal lamptypes. Door de vooruitgang in de productie en techniek werd van deze lampen een technologisch geavanceerd product gemaakt.

A. Gewone gloeilamp Samenstelling

Fig. 17

De glazen ballon

De glazen ballon is luchtledig en dikwijls met een chemisch niet-reagerend gas gevuld, bijvoorbeeld stikstof of krypton, om het oxideren en verdampen van de gloeidraad bij hoge temperatuur te beletten. De ballon kan mat, wit, helder of gekleurd zijn. Technische gegevens: op de ballon zijn de spanning in volt, het vermogen in watt, soms ook de lichtstroom in lumen of decalumen en het fabrieksmerk vermeld. Bij kleine lampen staan de gegevens op de huls.

De glazen steun

Fig. 18

De glazen steun vormt één geheel met de ballon. Er is binnenin een buisje geplaatst waarin de toevoerdraden lopen. Het buisje dat je binnenin ziet, noemen we de pompstengel, die gebruikt

Page 12: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

12

wordt om de lucht uit de ballon te pompen en het neutrale gas in te laten. Na die bewerking wordt het uiteinde dichtgesmolten.

De gloeidraad

Fig. 19

De gloeidraad is vervaardigd van enkel of dubbel spiraalvormig gewikkelde wolframdraad. Er is gekozen voor wolfram omdat het een hoog smeltpunt heeft en heel geschikt is voor hoge temperaturen. Vloeit door de wolframdraad de juiste stroom, dan is hij witgloeiend, dus lichtgevend en ontstaat er een grote warmteontwikkeling. De weerstand van de gloeidraad is ongeveer zestienmaal groter dan in koude toestand. Er treedt oververhitting op als de stroom te groot wordt, waardoor de gloeidraad doorsmelt.

De steundraden voor de gloeidraad

Aangezien de gloeidraad heel dun is en bij verhitting de neiging heeft om door te hangen en te breken, moet hij ondersteund worden door enkele draden die ook in de glazen steun ingesmolten zijn.

De stroomtoevoerdraden Een van de toevoerdraden is gesoldeerd aan de zijkant van de huls, de andere toevoerdraad aan het centrale contactpunt. Tussen de huls en het centrale contactpunt is er een isolatiestof aangebracht. De toevoerdraden hebben ongeveer dezelfde uitzettingscoëfficiënt als het glas waarin ze verwerkt zijn.

De lampvoet of huls

De lampvoet is doorgaans vervaardigd van dunne messingplaat of van een aluminiumlege-ring. Het voordeel van aluminiumlegering is dat die beter bestand is tegen oxidatie en ook goed de warmte afvoert. De lampvoet wordt aan het uiteinde van de ballon geplakt. Lampvoeten worden meestal aangeduid door een letter gevolgd door een getal:

- E voor Edison of schroeflampvoet; - B voor bajonet of Swanlampvoet.

Het getal is een maat voor de diameter van de lampvoet. Soorten:

• De schroeflampvoet: ook Edison of E-huls genoemd.

Page 13: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

13

Fig. 20

- De E 27 of gewone schroeflampvoet wordt gebruikt bij lampen voor huisverlichting. (fig. 20 - links op ware grootte).

- De E 14 wordt o.a. gebruikt bij sommige luchters. (fig. 20 - midden op ware grootte). - De E 10 wordt gebruikt bij de zaklantaarnlampen. (fig. 20 - rechts op ware grootte).

• De bajonetlampvoet: ook Swanlampvoet genoemd.

Fig. 21

De bajonetlampvoet bestaat uit een cilindrisch gedeelte met 2 of 3 pennen aan de zijkant, die op een verschillende afstand bevestigd zijn. Zo kun je ze maar op één manier bevestigen. Swanlampvoeten worden gebruikt op plaatsen waar de lamp blootgesteld is aan mechanische trillingen, zoals in auto’s en werktuigmachines. Schroeflampvoeten zouden door het trillen kunnen loskomen en het contact verbreken.

Fig. 22

Meest voorkomende handelsmaten en vormen van lampvoeten

Lampvoeten worden doorgaans aangeduid door een letter gevolgd door een getal. • E voor Edison of schroeflampvoet. • B voor bajonet of Swanlampvoet.

Page 14: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

14

Het getal geeft de diameter van de lampvoet weer. De Edisonlampvoeten komen in verschillende grootten voor:

• E 10: o.a. gebruikt bij de zaklantaarnlampen (Edison mignonette, Edmgt.) • E 14: gebruikt bij sommige lusters en wandlampen (Edison mignon, Edm). • E 27: de gewone schroeflampvoet: gebruikt bij lampen voor huisverlichting (ook

Edison normaal, Edn). • E 40: ook Goliathlampvoet genoemd, gebruikt bij lampen met een vermogen groter

dan 200 W. De Swanlampvoeten komen hoofdzakelijk voor in 4 uitvoeringen: B 22, B 20, B 15 en B 9. Handelsmaten en vormen van lampen Lampvormen.

Standaardlampen E 27 15 W – 200W Bol- of kogelvormige lampen E 14 E 27 15 W – 60 W Kaars- of vlamvormige lampen E 14 E 27 15 W – 60 W Buisvormige lampen E 14 E 27 5 W – 40 W Paddestoelvormige lampen E 27 15 W – 200 W Signaallampen E 14 10 W – 25 W Buisvormige lampen 35 W – 120 W

Vermogen gloeilamp ( Watt )

Lichtstroom ( Lumen )

Lichtopbrengst ( Lumen/ Watt )

Lampvoet

15 25 40 60 75 100

120 230 430 730 960 1380

8,0 9,2 10,7 12,1 12,8 13,8

E 27 E 27 E 27 E 27 E 27 E 27

Fig. 23

Page 15: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

15

Gekleurde lampen

• Gewone gekleurde lampen bestaan in rood, oranje, geel, blauw en groen. • Lampen met gekleurd voorvlak

Gloeilampen met ingebouwde reflector

Bij deze lampen hoeft de armatuur niet voorzien te zijn van een reflector, behalve bij kopspiegellampen. De gloeilampen met ingebouwde reflector worden ook uitgevoerd met een gekleurd voorvlak. Ze kunnen van geblazen glas (dunwandig) of geperst glas (dikwandig) gemaakt zijn. De lichtbundel is afhankelijk van de constructie.

Gebruik

Gloeilampen worden gebruikt op plaatsen waar: • het licht onmiddellijk moet aangaan zodra de spanning aangesloten is • een gezellige verlichting gewenst is • de lichtsterkte plaatselijk verhoogd moet worden • de lichtbundel geconcentreerd moet zijn • de kosten beperkt worden

In een huisinstallatie kunnen op veel plaatsen gloeilampen worden gebruikt: woonkamers, trappen, gangen, kelders, toiletten enz. Gloeilampen kunnen ook gebruikt worden bij de wegbebakening of als verwarming.

Voordelen

• Goedkoopste soort • Eenvoudige installatie • Uitstekende kleurweergave

Nadelen

• Korte levensduur (1000 uur) • Laag lichtrendement (15 lm/W)

B. Halogeenlampen

Fig. 24 Fig. 25

Page 16: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

16

Halogeenlicht

Het sprankelend witte licht van halogeenlampen wordt steeds omschreven als schitterend, stralend, flatterend en van superieure kwaliteit. Ook eigenschappen als een uitstekende kleurweergave, een lange levensduur, een betere controle van de stralingshoek, een beter visueel comfort en een gemakkelijke installatie worden vaak in één adem met halogeenlicht genoemd. En er is meer. Inderdaad, halogeenlicht kan worden gedimd en gemakkelijk worden scherp gesteld. Bovendien zijn er lampen voor laag- en voor netspanning.

Werking van de halogeenlamp

Het licht wordt geproduceerd door een wolfraamfilament met een werkingstemperatuur van ongeveer 3000 K. De gloeidraad bevindt zich in een atmosfeer van inerte gassen (krypton, argon, stikstof), waaraan een halogeengas (jodium, broom of beide) werd toegevoegd. Als de lamp brandt, kan de druk in de ballon tot 25 atmosfeer en meer oplopen. Gezien de hoge temperatuur en druk moet de ballon van een halogeenlamp zo klein mogelijk zijn. Bovendien moet hij van hittebestendig glas zijn gemaakt. Aangezien de stevigheid ook een rol speelt, wordt meestal hard glas of kwarts gekozen. De hogere temperatuur van de gloeidraad (3000 K t.o.v. 2700 K bij een gewone gloeilamp) en het gebruik van de halogeentechniek verlenen aan halogeenlampen de volgende eigenschappen: � Wit licht: betere kleurweergave, vooral van het groen en het blauw. � Sprankelend licht: meer schittering. � Meer licht: een hogere lichtopbrengst tot 25 lm/W. � Betere scherpstelling: gezien de beperkte lampafmetingen kan de lichtbundel van

wolframhalogeenlampen gemakkelijk worden scherp gesteld. � Langere levensduur: dank zij de halogeencyclus en de hoge druk in de lamp. � Kleinere verlichtingsarmaturen: als gevolg van de geringe lampafmetingen.

Soorten

• Halogeenlampen die rechtstreeks aangesloten zijn op de netspanning met vermogens van 60 tot 2000 watt. De meest voorkomende uitvoeringen zijn de buisvormige met aan beide kanten aansluitingspunten, de halogeenlamp met schroeflampvoet E 27 of E 40 met een bijkomende glazen omhulling van hittebestendig glas en de halogeenlamp met bajonetlampvoet.

• Halogeenlampen die op lage spanning werken met vermogens van 10 tot 100 watt. De voordelen zijn: langere levensduur, meer gericht licht, hogere lichtopbrengst, witter licht door hogere gloeidraadtemperatuur, kleinere armaturen, minder warmteontwikkeling, lager verbruik voor gelijke lichtopbrengst en hogere veiligheid door gebruik van de lage spanning.

Gebruik

Halogeenlampen zijn bijzonder geschikt voor geconcentreerde lichtbundels en worden ook gebruikt voor een sfeervolle verlichting omdat ze voor decoratieve effecten zorgen. Ze worden steeds in aangepaste armaturen geplaatst. Let op: voor sommige lampen is de brandstand van de lampen van belang. De lamp afgebeeld in figuur 24 moet je bijvoorbeeld steeds horizontaal plaatsen.

Page 17: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

17

De veiligheidsafstand tussen de halogeenlampen en brandbare materialen is afhankelijk van het type lamp maar moet ten minste 0,5 m zijn. Lampen met koudlichtreflectoren stralen minder warmte uit naar voren maar meer naar achteren, wat problemen kan geven bij inbouw. Halogeenlampen worden toegepast in dia-, overhead- en dataprojectoren, autoverlichting enz. Halogeenlampen mag je nooit met de blote hand aanraken.

Voordelen

• Uiterst compact • Uitstekende kleurweergave • Erg geschikt voor kleine spots

Nadelen

• Duurste soort • Beperkte levensduur. ( 2000 uur) • Matig lichtrendement ( 25 lm/W)

1.2.2 GASONTLADINGSLAMPEN

A. TL-lampen Gassen zijn van nature slechte geleiders. Toch kunnen gassen de elektrische stroom geleiden, als de spanning maar hoog genoeg is. Het bekendste voorbeeld van een natuurlijke gasontlading is de bliksem, die ontstaat als er een groot spanningsverschil (miljoenen volt) is tussen een elektrisch geladen wolk en de aarde. Dat bij een gasontlading licht ontstaat, blijkt ook uit dit voorbeeld. Gasontladingslampen zijn gevuld met een edelgas, meestal neon, waaraan kwik, natrium of een andere stof toegevoegd kan worden. Als elektrische stroom door zo’n gasmengsel vloeit, ontstaat licht. Gasontladingslampen die je ongetwijfeld kent, zijn de fluorescentielampen, meestal TL-lampen genoemd. Op de afbeelding hieronder wordt zo een lamp schematisch weergegeven, compleet met voorschakelapparaat en starter.

Page 18: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

18

Fig. 26

De glazen buis is gevuld met een edelgas onder lage druk, waaraan kwik is toegevoegd. Om de buis te ontsteken, zou een heel hoge spanning nodig zijn. Om het ontsteken te vergemakkelijken, is aan beide kanten van de buis een gloeidraad aangebracht.

Hoe fluorescentielampen elektrische stroom in licht omzetten

Een fluorescentielamp is een elektrische ontladingsbron die gebruik maakt van ultraviolette energie. De energie, die ontstaat als een elektrische stroom door een atmosfeer van kwikdamp onder lage druk gestuurd wordt, activeert de fosforlaag die op de binnenwand van de glazen buis werd aangebracht. Fosfor heeft de eigenschap ultraviolette energie op te slorpen, om die vervolgens in bredere golflengten van het zichtbare spectrum opnieuw uit te stralen. De golflengte of kleur van het door een fluorescentielamp geproduceerde licht hangt af van de chemische samenstelling van het fosformengsel.

Licht en kleur

Wat in de volksmond “wit licht” wordt genoemd, weerspiegelt in feite de manier waarop wij verschillende lichtkleuren, gaande van blauw tot dieprood, gelijktijdig waarnemen. We vinden al die nuances touwens ook terug in daglicht, waarvan de lichtkleur varieert naar gelang van de plaats, het jaargetij, de weersomstandigheden en het tijdstip. Een elektrische lichtbron, zoals een fluorescentielamp, kan daarentegen zo worden ontworpen dat het geproduceerde witte licht aangepast wordt aan bepaalde eisen. In referentietabellen kun je een lampkleur kiezen voor industriële toepassingen, ziekenhuizen, supermarkten enz. Een speciaal type is de TL-D-lamp, waarvan de buis dunner is dan die van de vroegere typen. De lichtopbrengst is 43 tot 80 lumen/W voor lampen met een vermogen van 36 W. De werkelijke lichtopbrengst is afhankelijk van de gewenste lichtkleur. In elk geval is die 3 tot 6 keer zo hoog als die van een vergelijkbare gloeilamp.

Page 19: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

19

Voordelen • In vergelijking met gloeilampen hebben fluorescentielampen een hogere

lichtopbrengst. ( 90 lm/W) • Een TL-lamp geeft minder schaduwwerking. • De levensduur is opmerkelijk langer (10.000 uur).

Nadelen

• Er is altijd een voorschakelapparaat nodig, dat bovendien enig ernergieverlies veroorzaakt.

• De armaturen nemen meer plaats in beslag.

Handelsvormen TL-lampen zijn er voor vermogens van 4 tot 65 W en ze zijn in verschillende vormen verkrijgbaar (fig. 27).

Fig. 27

Aandachtspunten bij de keuze van een TL-lamp

De meeste standaard-TL-lampen hebben een diameter van 26 mm.

Het aanbod van fluorescentielampen is door het grote aantal toepassingen zo ruim geworden, dat het voor de leek heel moeilijk is om nog een keuze te maken. Bij Philips kunnen we drie grote groepen TL-lampen onderscheiden met enkele specifieke kenmerken:

Lamptype Kenmerk Toepassing TL-D Standaard Standaardkleurweergave Waar de kleurweergave van minder

belang is. TL-D Super 80 Goede kleurweergave, betere

lichtopbrengst Waar een betere kleurweergave en een hoog rendement vereist zijn..

TL-D de Luxe Uitstekende kleurweergave Alleen waar een hele goede kleurweergave vereist is.

Page 20: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

20

Van elk type bestaan lampen met verschillende kleuren en eigen toepassingen: (De vergelijking is opgesteld voor lampen van 58 W).

Lamptype Vermogen/kleur

Kleur omschrijving

Kleurindex (Ra)

Lichtstroom (lm)

Brutoprijs in euro

TL-D Standaard

58W/29 Warm wit 51 4700 3,75 58W/33 Neutraal wit 63 4600 3,75

TL-D Super 80

58W/827 Warm wit 85 5200 7,50 58W/830 Aangenaam wit 85 5200 7,50 58W/840 Neutraal wit 85 5200 7,50 58W/865 Koel wit 80 5000 7,50

TL-D de Luxe

58W/927 Warm wit 95 3350 9,66 58W/930 Aangenaam wit 95 3650 9,66 58W/940 Neutraal wit 95 3850 9,66 58W/965 Koel wit 98 3350 9,66

- De meest gebruikte lamp voor garage, berging, kelders enz. is de TL-D standaard met

kleur 33, vooral omdat de kleurweergave van minder belang is, de lichtstroom is goed en de kostprijs is laag.

- Voor in woonvertrekken, kantoorruimten, leslokalen enz. nemen we meestal de TL-D super 80 met kleur 830. Die zorgt voor een prettigere verlichting, een betere kleurweergave en een hoger rendement. De kostprijs van deze lamp is echter merkelijk hoger.

B. Spaarlampen

Fig. 28 Om de voordelen van TL-buizen en die van gloeilampen te verenigen, is de zogenaamde SL- lamp ontwikkeld (figuur 28). Eigenlijk is die lamp een TL-buis die opgevouwen is en die met een voorschakelapparaat in de glazen ballon is gezet. De lamp heeft een normale lamphouder en kan dan ook in een gewone lamphouder ingedraaid worden. De lamp is aanzienlijk zwaarder dan een gewone gloeilamp en heeft grotere afmetingen. Er zijn typen voor een vermogen van 9, 13, 18 en 25 W. Dat lijkt niet veel, maar de lichtopbrengst is vier keer zo hoog als die van een gloeilamp.

Page 21: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

21

Voordelen • Eenvoudige installatie • Hij gaat heel lang mee (10.000 uur) • Goed lichtrendement (60 lm/W)

Nadelen

• Hoge prijs.

1.3 Lamphouders

De lamphouder dient om op een eenvoudige en veilige manier een lamp met de spanningsbron te verbinden. Een lamphouder is vervaardigd van kunststof of een keramisch materiaal als er veel warmteontwikkeling verwacht wordt. De stroomvoerende onderdelen worden van metaal vervaardigd. De grootte en de verschillende vormen van de lampvoeten zijn bepalend voor de constructie van de lamphouder.

Algemeen

De keuze van de lamphouder wordt bepaald door: • de lampen en lampvoeten die gebruikt zullen worden; • het vermogen van de lamp; • de maximale stroomsterkte in de stroomvoerende onderdelen; • het aanrakingsgevaar van de onder spanning staande delen; • de bescherming tegen stof, vocht en mechanische beschadiging.

Beschrijving

Bij een degelijke lamphouder kun je onmogelijk een onder spanning staand onderdeel aanraken bij het indraaien of uitdraaien van de lamp. Dat kan verkregen worden door een niet-verbonden schroefring en een verlengde mantel. Er zijn 2 types lamphouders.

1. Schroeflamphouders of Edisonlamphouders

Delen • Ingang met schroefdraad • Blokkeerinrichting • Sokkel, vervaardigd van kunststoffen of keramische stoffen als porselein en

seatiet • Aansluitklemmen • Verende contacten • Kraag voor lampkapdrager • Niet-verbonden schroefring • Verlengde mantel • Sommige schroeflamphouders zijn uitgerust met een veertje dat belet dat de

verlengde mantel zou losdraaien als de lamp uitgedraaid wordt.

Page 22: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

22

Fig. 29

Verbinden van verlichtingspunten

- Geleideruiteinden die bestemd zijn voor de lamphouder, verbinden met de verbindingsklemmen (lusterklem).

- De lampfitting zelf wordt meestal nadien gemonteerd. - Laat een draadreserve van ongeveer 15 cm. - Bij montage van een lamphouder wordt de nulleider aan het rechtstaande contact

verbonden: de geleiderisolatie komt tot tegen de klem.

Fig. 30

- De beschermingsgeleider moet niet verbonden worden bij toestellen van isolatieklasse II ( dubbele isolatie, versterkte isolatie).

2. Bajonetlamphouders

Bajonetlamphouders worden hoofdzakelijk gebruikt bij auto’s, schepen, trams, treinen en op plaatsen waar trillingen de lampen met schroeflampvoet zouden kunnen losmaken.

Delen

• Een cilindrisch gedeelte van messing of kunststof waar de lampvoet in past. In dat gedeelte zijn diametraal tegenover elkaar 2 of 3 gleuven aangebracht waar pennen van de bajonetlampvoet in passen. Bij heel lage spanning en lamphouders met één centraal contact kan dit cilindrisch metalen gedeelte als stroomvoerende geleider voor de lamp gebruikt worden.

• Eén of twee verende contacten. Bij het plaatsen van de lamp worden die contacten eerst ingedrukt. Als de lamp op zijn definitieve plaats zit, veren ze terug om op die manier een goed contact met de lamp te verzekeren. Bij lampen op netspanning zullen de 2 contacten zorgen voor de stroomtoevoer. Bij lampen met 2 gloeidraden zal elk contact verbonden worden met het

Page 23: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

23

uiteinde van een gloeidraad, terwijl het andere uiteinde van beide gloeidraden gemeenschappelijk verbonden is met het cilindrisch metalen gedeelte van de lampvoet.

3. Speciale lamphouders

Naast de schroeflamphouders en de bajonetlamphouders bestaan er lamphouders die aangepast zijn aan de lampvoeten van speciale lampen: • lamphouders voor projectielampen • lamphouders voor halogeenlampen met twee pennen • lamphouders voor buisvormige halogeenlampen.

Handelsvormen en maten

Lamphouders zijn in de handel verkrijgbaar voor de verschillende types en grootten zoals aangegeven bij de lampen. Veel voorkomende lamphouders:

• De gewone lamphouder voor huishoudelijk gebruik om op te hangen of gemonteerd in een armatuur.

• Een lamphouder met één of twee spanringen. Bij die met één spanring wordt de armatuur geklemd tussen de spanring en de kraag op het einde van de schroefdraad. Bij twee spanringen wordt de armatuur tussen de 2 ringen geklemd.

• Een lamphouder met een schuine of rechte basis (figuur 31). • Lamphouders die rechtstreeks gemonteerd kunnen worden op een ronde

aftakdoos.

Fig. 31

1.4 Armaturen

Afhankelijk van het doel worden lamphouders in verschillende armaturen gemonteerd. Er bestaan armaturen in allerlei vormen. Er zijn armaturen met een rooster om het glas te beschermen. Enzovoort. De armatuur kan vervaardigd worden van kunststof, gietijzer, aluminiumlegeringen of keramisch materiaal.

Page 24: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

24

Gebruik

Het gebruik van een armatuur hangt af van de omstandigheden en wordt beïnvloed door verschillende factoren, zoals: de plaats waar de lamp opgesteld wordt, bijvoorbeeld een droge of een vochtige ruimte, binnen of buiten. Ook de warmteontwikkeling van de lamp speelt een rol.

Fig. 32

Page 25: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

25

A.C.O.

1. Uitspraak 1: een schakelaar opent of onderbreekt de stroomkring.

Uitspraak 2: een schakelaar is noodzakelijk om een stroomkring te hebben.

a. Uitspraak 1 én 2 zijn juist. b. Uitspraak 1 en 2 zijn fout. c. Uitspraak 1 is juist; uitspraak 2 is fout. d. Uitspraak 1 is fout; uitspraak 2 is juist.

2. Een schakelaar:

a. moet aangepast zijn aan de aard van het lokaal waar hij gemonteerd wordt. b. mag willekeurig gekozen worden. c. wordt alleen bepaald door de aard van het lokaal. d. hangt af van het aantal lampen in de stroomkring.

3. Gloeilampen:

a. geven allemaal evenveel licht. b. hebben een beter rendement dan gasontladingslampen. c. hebben een levensduur afhankelijk van het vermogen. d. geven een hoeveelheid licht afhankelijk van de aangelegde spanning.

4. Gloeilampen:

a. hebben altijd een schroeflampvoet. b. hebben verschillende handelsmaten en vormen. c. hebben dezelfde eigenschappen als gasontladingslampen. d. hebben altijd een grote glazen ballon om warmteontwikkeling te spreiden.

5. Uitspraak 1: de keuze van een lamphouder wordt bepaald door de lampen en lampvoeten die gebruikt worden. Uitspraak 2: de keuze van een lamphouder wordt bepaald door de schakeling die toegepast wordt: enkelpolig, dubbelpolig …

a. Uitspraak 1 én 2 zijn juist. b. Uitspraak 1 en 2 zijn fout. c. Uitspraak 1 is juist; uitspraak 2 is fout. d. Uitspraak 1 is fout; uitspraak 2 is juist.

Page 26: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

26

2 SIGNALISATIESCHAKELING

2.1 Bellen, zoemers

2.1.1 BELLEN

Bellen werken veelal op een lage spanning, die bij gebruik van wisselspanning verkregen wordt door middel van een transformator. Bellen werken volgens het elektromagnetische principe en kunnen voor wisselspanning, voor gelijkspanning of voor beide geschikt zijn.

Constructie

Een bel bestaat uit: - twee zachtstalen kernen gemonteerd op een gemeenschappelijk magnetisch juk; - twee in serie verbonden spoelen gemonteerd op deze twee kernen; - een zachtstalen anker dat aan de bovenkant voorzien is van een veer; - een klepel die onderaan het anker bevestigd is; - een klok waarin het geluid ontstaat; - de normaal gesloten contactpunten.

Fig. 33

Werking

Fig. 34

Als je een spanning aansluit aan de klemmen, dan vloeit er een stroom van de ene klem door de in serie geschakelde spoelen over de contactpunten naar de andere klem. Hierdoor worden de kernen magnetisch en trekken ze het anker aan. Op dat moment slaat de klepel tegen de klok. Doordat het anker aangetrokken is, worden op hetzelfde moment de contactpunten onderbroken en hebben we een open kringloop, die het magnetisme onderbreekt.

Page 27: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

27

Het anker komt weer in ruststand en het contact keert terug in zijn oorspronkelijke stand. We krijgen opnieuw een gesloten kringloop; het anker wordt aangetrokken en die situatie blijft zich herhalen zolang er spanning is aan de aansluitklemmen. Bij een eenslagschel zijn geen contactpunten gemonteerd; de in serie geschakelde spoelen blijven bekrachtigd zolang er spanning is aan de aansluitklemmen.

Indeling

- Volgens de spanning: heel lage spanning en netspanning - Volgens de wijze van plaatsing: opbouw- of inbouwschellen - Volgens het materiaal en de vorm van de klok - Volgens de zichtbaarheid: zichtbare of ingebouwde

2.1.2 GONGSCHELLEN

Fig. 35

Een gongschel werkt ook volgens het elektromagnetisch principe, maar heeft een andere constructie. Hier stoot een beweegbare kern tegen ingebouwde klankplaten of tegen klankbuizen met een enkel, dubbel of herhalend signaal. Als bron kan een transformator of een batterij gebruikt worden.

2.1.3 ZOEMERS

Fig. 36

Zoemers geven doorgaans een zachter geluid dan schellen en zijn minder storend. Ze zijn doorgaans ook kleiner; het werkingsprincipe is hetzelfde als schellen. Het verschil is dat er geen klepel is en het anker zelf trilt en zo het zoemende geluid voortbrengt. Wisselstroomzoemers hebben geen onderbrekingscontacten, gelijkstroomzoemers wel.

Page 28: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

28

Zoemers bestaan in opbouw- en inbouwversie en ook in een modulaire uitvoering geschikt voor railmontage.

2.2 Drukknoppen

Drukknoppen worden meestal gebruikt om een signaal door te geven. Een drukknop is een normaal open contact. Dat wil zeggen dat het open is in ruststand en geloten als je erop drukt. Er zijn ook drukknoppen met een normaal geloten contact in de handel. Drukknoppen sluiten bij een belinstallatie de kring zolang erop gedrukt wordt.

Soorten

- Inbouw- en opbouwtypes - Geschikt voor heel lage spanning of voor netspanning. - Met of zonder plaats voor een naamplaatje - Met ingebouwde verlichting, wat verkregen wordt door een ingebouwd lampje in serie te

plaatsen met de spoel van de bel en parallel met het drukknopcontact. Het lampje dooft als er gedrukt wordt en dan krijgt de spoel de volledige spanning.

Fig. 37

- Verschillende constructies: peervormig, deurcontacten …

Fig. 38 Fig. 39 Fig. 40

Fig. 41 Fig. 42

Page 29: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

29

2.3 Beltransformator

2.3.1 MATERIALENKENNIS

• De transformatoren zijn geschikt voor het voeden van kringen op heel lage spanning, zoals belinstallaties. Ze kunnen ook gebruikt worden als stuurspanning voor impulsschakelaars, relais, contactoren als de bediening op een veilige spanning moet gebeuren. Beschikbare vermogens: 4 tot 40 VA.

• De primaire spanning is 230 / 240 VAC, de secundaire spanning is 8, 12, 12-24 of 8-12-24 V.

• De transformatoren beschikken over een dubbele isolatie (veiligheidstransformatoren) en zijn kortsluitvast.

• De transformatoren zijn geruisloos omdat ze omsloten werden met hars. Hun breedte bedraagt 2 of 3 modules.

Fig. 43

2.3.2 ETIKET

Fig. 44

Page 30: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

30

2.3.3 GEBRUIK EN SCHEMA’S

• Belinstallaties, deurtelefooninstallaties, stuurkringen van impulsschakelaars, relais en contactoren.

• Kortsluitvast: bij rechtstreekse kortsluiting op de secundaire wikkeling is beschadiging door oververhitting uitgesloten.

• Kortsluitvaste beltransformatoren dienen enkel primair beveiligd te worden tegen kortsluiting door een aangepaste lijnbeveiliging. De transformator kan daarvoor op de beveiliging van welke kring ook bijgeplaatst worden.

• Met een klemafdekkader is de transformator ook geschikt voor opbouwmontage en kan hij op de muur bevestigd worden.

Page 31: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

31

3 LICHTSCHAKELINGEN

3.1 Enkelpolige schakeling

Doel

Vanaf één plaats een lamp of lampengroep kunnen aansteken en doven.

De enkelpolige schakelaar

- wordt aangegeven door het referentienummer 1; - heeft twee aansluitklemmen; - onderbreekt of sluit slechts één draad van het net; de andere voedingsdraad (nulleider) is

rechtstreeks aan de lamp verbonden; het liefst aan de huls (figuur 10); - wordt gebruikt om vanaf één plaats één lamp of een lampengroep in of uit te schakelen.

Toepassing

In droge lokalen, kamers met één deur bijvoorbeeld toilet en zolder.

Schakeling

Fig. 45

Leidingschema:

Fig. 46

Page 32: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

32

3.2 Dubbelpolige schakeling

Doel

Vanaf één plaats een lamp kunnen aansteken en doven.

De dubbelpolige schakelaar

- wordt aangegeven door het referentienummer 2; - heeft vier aansluitklemmen; - onderbreekt of sluit beide draden van het net; vanaf de schakelaar worden twee

verbindingsdraden aan de lamp verbonden; - kan tot kortsluiting leiden als niet gelet wordt op de markering van de overeenkomstige

klemmen van de tweepolige schakelaar; - wordt gebruikt om vanaf één plaats één lamp of een lampengroep in of uit te schakelen.

Toepassing

Verplicht in vochtige lokalen en voor alle buitenverlichting. Het is een heel veilige schakeling, omdat er geen stroomdraden aan de lamp komen als de schakeling in open stand staat. Voorbeelden: badkamers, kelders, buitenlicht.

Schakeling Fig. 47

Page 33: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

33

3.3 Serieschakeling of dubbele aansteking

Doel

Twee lampen of lampengroepen, eventueel behorend tot één lichtpunt, vanaf één plaats bedienen door middel van een serieschakeling.

De serieschakelaar

- De serieschakelaar wordt aangegeven met referentienummer 5. - De schakelaar heeft 3 aansluitklemmen. - Als de nulleider aanwezig is, moet hij rechtstreeks met de lamphouders worden verbonden. - De fasedraad voedt de gemeenschappelijke klem van de schakelaar. - De lampen zijn verbonden met de gescheiden klemmen van de schakelaar.

Fig. 49

Fig. 50

Page 34: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

34

3.4 Wisselschakeling

Doel

Vanaf twee plaatsen een lamp kunnen aansteken en doven.

De wisselschakelaar

- De wisselschakelaar wordt aangegeven met referentienummer 6. - De schakelaar heeft drie aansluitklemmen - Hij wordt gebruikt om vanaf twee plaatsen één lamp of een lampengroep in of uit te

schakelen.

Toepassing

In gangen en plaatsen met 2 deuren of doorgangen. Voorbeelden: woonkamer, trappen, slaapkamers (1 schakelaar aan de deur, één trekschakelaar boven het bed).

Schakeling

- Als de nulleider aanwezig is, moet hij rechtstreeks verbonden worden met de lamphouder. - De fasedraad wordt verbonden met de gemerkte klem van één wisselschakelaar. - De gemerkte klem van de andere wisselschakelaar wordt verbonden met de vrije klem van de

lamphouder. - De 2 vrije wisselklemmen van de eerste schakelaar worden verbonden met de vrije klemmen

van de tweede wisselschakelaar met 2 wisseldraden.

Fig. 51

Fig. 52

Page 35: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

35

3.5 Tweepolige wisselschakeling

Doel

Een lichtpunt tweepolig bedienen vanaf twee plaatsen met tweepolige wisselschakelaars.

De tweepolige wisselschakelaar

- De tweepolige wisselschakelaar wordt aangegeven met referentiegetal. - De schakelaar heeft aansluitklemmen. - De nulleider en de fasedraad worden verbonden met de twee gemerkte (overeenkomstige

klemmen) van één van de wisselschakelaars. - De lamphouder wordt verbonden met de twee gemerkte klemmen van de andere

wisselschakelaar. - De overeenkomstige wisselklemmen van de beide schakelaars worden met elkaar

verbonden met vier wisseldraden, liefst van verschillende kleuren om foutieve aansluiting te voorkomen.

Fig. 53

Fig. 54

Page 36: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

36

3.6 Kruisschakeling of drierichtingschakeling

Doel

Een lamp of lampengroep eenpolig bedienen vanaf 3 of meer plaatsen met twee wisselschakelaars of één of meer kruisschakelaars.

De kruisschakelaar

- De kruisschakelaar wordt aangegeven met referentienummer 7. - De schakelaar heeft aansluitklemmen. - Bij deze schakeling worden de wisseldraden van de wisselschakelaars onderbroken door

een kruisschakelaar. - De wisseldraden van dezelfde wisselschakelaar worden steeds verbonden met de

overeenkomstige gemerkte klemmen van de kruisschakelaar. - Een bedradingsfout veroorzaakt een verstoorde werking van de schakeling.

Fig. 55

Fig. 56

Page 37: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

37

4 ONTWERPEN VAN SCHEMA’S; SYMBOLEN EN CODERING

4.1 Situatieschema

Het situatieschema is een plan dat door middel van symbolen de plaats aangeeft van de borden, verbindingsdozen, wandcontactdozen, lichtpunten, schakelaars en gebruikstoestellen die op het ééndraadschema voorkomen (AREI art. 269). Het plan wordt getekend op het grondplan van het gebouw. Ook de stroomkring waartoe de verschillende toestellen behoren, wordt op dat plan aangegeven. De leidingen worden weggelaten.

Figuur 57

Page 38: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

38

4.2 Installatieschema

Het installatieschema is een situatieschema, vervolledigd met de bijbehorende leidingen. Het is een hulpschema voor de installateur die nog niet over de nodige ervaring beschikt. Om een overzichtelijk schema te verkrijgen, kan een afzonderlijk schema voor de verlichting en voor de wandcontactdozen getekend worden. Voor de volledigheid wordt het aantal geleiders in elke buis aangegeven met schuin geplaatste korte streepjes (zoveel als er geleiders zijn) of één schuin geplaatst streepje met daarboven het aantal geleiders aangegeven door een getal.

Figuur 58

Page 39: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

39

4.3 Eendraadschema of grondschema

Figuur 59

Page 40: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

40

Figuur 60 Een ééndraadschema is een schematische voorstelling van een vaste elektrische installatie die geen rekening houdt met de plaats van het elektrisch materiaal, maar die met behulp van symbolen de samenstelling van elke elementaire stroombaan geeft en hun onderlinge verbinding om een elektrische installatie te vormen.

Page 41: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

41

Op het schema worden aangebracht: - de leidingtypen; - de doorsnede en het aantal geleiders van deze leidingen; - de plaatsingswijze; - het type en de kenmerken van de automatische differentieelschakelaar (DS) en van de

beschermingsinrichtingen tegen overstroom; - de schakelaars; - de verbindingsdozen en contactdozen (wordt de schakeling uitgevoerd vanuit de

centraaldozen of van inbouwdozen achter de schakelaar?); - de lichtpunten en de vaste gebruikstoestellen (AREI art 269).

A.C.O.

6. Een enkelpolige schakeling:

a. kan maar één lamp bedienen. b. kan vanaf één plaats een lamp of lampengroep bedienen. c. is de enige schakeling die gebruikt kan worden om een lamp of lampengroep

van op één plaats te bedienen. d. mag gebruikt worden in droge of vochtige ruimten.

7. Bij welke schakeling worden beide stroomdraden onderbroken?

a. wisselschakeling b. werieschakeling c. enkelpolige schakeling d. dubbelpolige schakeling

8. Een schakelaar wordt in alle schema’s voorgesteld:

a. door een zelfde symbool. b. door een verschillend symbool afhankelijk van het soort schema. c. door een referentienummer. d. door een letter.

9. Eén of meer lichtpunten die vanaf 2 plaatsen kunnen worden in- en uitgeschakeld noemt men een:

a. serieschakeling. b. kruisschakeling. c. wisselschakeling. d. enkelpolige schakeling.

Page 42: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

42

5 BEVEILIGINGEN

5.1 Smeltzekering

Fig. 61

5.1.1 WAARVOOR DIENT EEN SMELTVEILIGHEID?

* Om bij grotere stroom dan toegestaan de keten te onderbreken en zo brand of beschadiging te voorkomen.

* Een zekering moet de zwakste schakel zijn in een elektrische keten.

5.1.2 DE WERKING

Als de stroom groter wordt dan de aangegeven waarde, ontstaat er te veel warmte en het smeltdraadje smelt door.

Fig. 62

Die hoge stroom kan het gevolg zijn van kortsluiting, overbelasting of grote stroomstoten.

1. overbelasting: een hoge stroom omdat er te veel verbruikers aangeschakeld zijn. 2. kortsluiting: een plotseling heel hoge stroom door een fout in de leiding of in een

verbruiker. De hoge stroom ontstaat doordat de twee stroomdraden rechtstreeks met elkaar verbonden worden zonder dat er een verbruiker tussen staat.

Page 43: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

43

5.1.3 WAARDE VAN DE ZEKERING BIJ HUISHOUDELIJK GEBRUIK

Fig. 63

De waarde wordt aangegeven in ampère (A), de eenheid van stroomsterkte. De waarde van de zekering is gebonden aan de doorsnede van de draad.

Fig. 64

10 A draaddoorsnede 1,5 mm² verlichting 16 A draaddoorsnede 2,5 mm² stopcontacten

5.1.4 VEILIGHEID

We mogen nooit een smeltveiligheid herstellen met een draadje aan de buitenkant omdat we de smeltwaarde van de draad niet kennen en omdat tijdens het smelten de vonk niet geblust wordt (geen bluszand).

Fig. 65

Page 44: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

44

5.1.5 WAT MOETEN WE DOEN ALS EEN ZEKERING DOORSMELT?

• We mogen nooit een zekering vervangen voordat we de fout opgezocht hebben. • We moeten een zekering steeds vervangen door een zekering van dezelfde waarde. • We moeten bij problemen steeds een vakman raadplegen

5.2 Zekeringhouder

De zekeringhouder is van kunststof of porselein. Er zijn schroeven om de draden te verbinden en gekalibreerde bussen om geen zwaardere zekeringen te kunnen inbrengen. Ze komen meestal voor in schakelborden en staat op een rij per twee gerangschikt. We zien duidelijk dat ze per stroomkring staan. Een stroombaan is een kring van toestellen of lokalen die op dezelfde zekeringen staan.

Fig. 66

Een penautomaat kan zonder noemenswaardige wijziging aan de installatie een smeltveiligheid vervangen. Zo dienen bij oudere installaties de bestaande stiften en/of bussen vervangen te worden. Gebruik voor het vervangen van bussen/stiften het juiste gereedschap.

Fig. 67

Page 45: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

45

5.3 De automatische veiligheid of automaten

Fig. 68 Fig. 69

In tegenstelling tot een smeltveiligheid kun je een automaat meerdere keren gebruiken. Automaten worden dan ook veel toegepast omdat ze handig en gemakkelijk te bedienen zijn. Ze zijn wel duurder dan een smeltveiligheid.

Fig. 70

Fig. 71

5.4 Differentieelschakelaar

Een differentieelschakelaar wordt ook een aardlekschakelaar, verliesstroomschakelaar of foutstroomschakelaar genoemd. Het is een schakelaar die bij het begin van de installatie of kring geplaatst wordt en die de installatie afschakelt als er ontoelaatbaar grote foutstromen ontstaan. Afhankelijk van de installatie is de differentieelschakelaar twee- of vierpolig (fig. 72).

Page 46: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

46

Fig. 72

Een verliesstroom of foutstroom is een stroom die vloeit via de beschermingsgeleider tussen het net en de aarde. Die stromen kunnen plaatselijk oververhitting veroorzaken, waardoor brand kan ontstaan. De isolatiefout doet ook een contactspanning ontstaan die kan leiden tot elektrocutie als die spanning niet tijdig wordt afgeschakeld door de differentieelschakelaar. We spreken van indirecte aanraking van de spanning (aanraking van delen die via een isolatiefout onder spanning komen). We spreken van directe aanraking als een actieve geleider wordt aangeraakt. De uitschakeltijd mag maximaal 0,2 s bedragen. Differentieelschakelaars met grote (30 mA) en heel grote ( 10 mA) gevoeligheid bieden een bijkomende bescherming bij directe aanraking. Kenmerken van een differentieelschakelaar:

• Gevoeligheid in mA ( 30 mA of 300 mA) • Nominale stroomsterkte in A • Aantal polen: 2 of 4 • Weerstand tegen kortsluiting in A of kA

Fig. 73

Page 47: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

47

A.C.O.

10. Een smeltveiligheid heeft tot doel:

a. de installatie te beveiligen als er een aardingsfout optreedt. b. te voorkomen dat je een schok krijgt. c. de installatie te beveiligen tegen kortsluiting of overbelasting. d. de verdeling van een installatie in groepen mogelijk te maken.

11. Een fasedraad kun je van de andere draden onderscheiden door:

a. de kleur van de isolatie. b. de doorsnede van de draad. c. de kleur van de lasdoppen. d. de dikte van de isolatie.

12. Uitspraak 1: een differentieelschakelaar beveiligt de installatie tegen kortsluiting en overbelasting. Uitspraak 2: een differentieelschakelaar beveiligt de installatie tegen stromen naar de aarde als gevolg van een aardsluiting.

a. Uitspraak 1 én 2 zijn juist. b. Uitspraak 1 en 2 zijn fout. c. Uitspraak 1 is juist; uitspraak 2 is fout. d. Uitspraak 1 is fout; uitspraak 2 is juist.

13. Het symbool voor een wisselschakeling is:

a. b. c. d.

Page 48: Basisschakelingen (Www.automerk.be)

Basisschakelingen

48

6 OPLOSSINGEN ACO’S

1. c.

2. a.

3. c.

4. b.

5. c.

6. b.

7. d.

8. b.

9. c.

10. c.

11. a.

12. d.

13. a.