Artikel 3

6
FLUIT 2006-4 21 Solofluitist Paul Verheij verlaat na 40 jaar het KCO “...nu pas durf ik te zeggen dat ik snap wat muziek doet...” Rien de Reede Vanaf het moment dat Paul Verheij in een bioscoopzaal in Ede het Gelders Orkest hoorde, wist hij wat hij wilde: orkestmusicus worden.“ Ik heb zelfs de moed gehad om, tijdens de pauze van een concert van het Gelders Orkest, op de fluitist Bertus Bakker af te stappen om te vragen of ik die fluit eens van dichtbij mocht zien. Dertien was ik. Stotterend zei ik dat ik blokfluit speelde, en mezelf ook vibrato had aangeleerd. ‘Zo,’ zei hij, ‘dat is knap.’” 1 Pauls eerste fluitlessen, op een konische 4-kleppenfluit, werden hem gegeven door zijn grootvader. Hij was toen 15 jaar. Het was duide- lijk dat er een Böhmfluit voor in de plaats diende te komen, want hij had alle grepen al uitgebreid bestu- deerd uit de fluitmethode van Prill. De harmonie in Ede verschafte hem een instrument van Übel, waar hij urenlang per dag op studeerde, o.a. melodieën uit het vioolconcert van Brahms, waarvan hij de partituur had aangeschaft. Het werd al snel tijd voor een leraar buiten de familiekring, en wie lag er meer voor de hand dan de hier- boven genoemde Bertus Bakker, solofluitist van het Gelders Orkest. In 1962, na een jaar of twee fluit- les, speelde Paul met zijn groot- moeder aan de piano het Mozart- concert in G, wat hem in de Ere-afdeling van de harmonie een schitterende oorkonde opleverde. Bakker stond bekend als een serieus musicus en legde in ongeveer anderhalf jaar de basis voor Pauls fluittechniek. “We speelden veel duetten, en altijd was ik bang dat hij me zou vragen: ‘Geef me je fluit even, dan speel ik het voor’, want dan zou hij zien dat in alle holtetjes van de kleppen water lag, zo zenuwachtig was ik.” Van Bakker kreeg hij het advies om zich op het conservatorium in Amsterdam verder te bekwamen. In 1962 werd Paul Verheij als acht- tienjarige aangenomen aan het Amsterdamsch Conservatorium in de klas van Hubert Barwahser. Het gebouw was toen nog gevestigd in de Bachstraat en had een uitstra- ling van intimiteit in vergelijking met de fabrieksmatige optrekken van tegenwoordig. Het was de tijd waarin leraren nog meneer heet- ten, jonge orkestleden soms in sportauto’s hun viriliteit onder- streepten (niet zelden door te cruisen in de Leidsestraat, die toen nog voor autoverkeer open was), fluiten nog niet getuned waren en de meeste leraren over ademtech- niek praatten met een schroom alsof ze hun net twaalfjarige kinderen voor het eerst de voort- planting moesten uitleggen. Hubert Barwahser, trots op zijn talentvolle leerling, die in een minimum aantal jaren zijn studie had afgerond en zich daarna voor- bereidde op de ‘Prix d’Excellence’, 2 moedigde hem aan om te gaan voorspelen voor het Concertge- bouworkest. In 1965 mondde dit – in Pauls woorden “tot zijn dood- schrik” – uit in een plaats in het (toen nog niet Koninklijke) orkest. Die doodschrik is ook wel enigszins voorstelbaar als we ons realiseren dat er slechts zes jaar tussen zijn eerste fluitlessen en zijn eerste orkestdienst lagen. Aanvankelijk fungeerde hij op verschillende posi- ties, zoals tweede of derde fluit, of, bijvoorbeeld in de Sacre du Prin- temps of Daphnis et Chloë, altfluit (op een instrument van Dik Kuiper). In 1971 werd hij officieel aangesteld als solofluitist. “Ik kijk liever niet te veel naar een diri- gent. Ik werk altijd op mijn oren. Naar de strijkstokken, naar de vingers en daar speel ik mee samen. Als een diri- gent duidelijk blij met me is, vind ik dat heerlijk. Als hij zegt het mooi te vinden, maar dan toch met zijn eigen ideeën aankomt, wordt het moeilijk. Het kan gebeuren dat hij iets vraagt waar ik het helemaal niet mee eens ben: dan wordt er verwacht dat je toch doet wat hij wil. Op de eerste repetitie doe ik dat ook, al is het met een gezicht van: mijn keuze is het niet. De volgende repetitie doe ik het iets Paul Verheij Ruim een jaar geleden nam Paul Verheij afscheid als solofluitist van het Koninklijk Concertgebouwor- kest. Rien de Reede blikt terug op Pauls lange en veelzijdige carrière, en op de talrijke interessante ontwikkelingen in het muziekleven waar hij bij betrokken was.

description

artikel

Transcript of Artikel 3

Page 1: Artikel 3

FLUIT 2006-4 21

Solofluitist Paul Verheij verlaat na 40 jaar het KCO

“...nu pas durf ik te zeggen dat ik snap watmuziek doet...”Rien de Reede

Vanaf het moment dat Paul Verheij ineen bioscoopzaal in Ede het GeldersOrkest hoorde, wist hij wat hij wilde:orkestmusicus worden.“ Ik heb zelfs demoed gehad om, tijdens de pauze vaneen concert van het Gelders Orkest, opde fluitist Bertus Bakker af te stappenom te vragen of ik die fluit eens vandichtbij mocht zien. Dertien was ik.Stotterend zei ik dat ik blokfluitspeelde, en mezelf ook vibrato hadaangeleerd. ‘Zo,’ zei hij, ‘dat isknap.’”1

Pauls eerste fluitlessen, op eenkonische 4-kleppenfluit, werdenhem gegeven door zijn grootvader.Hij was toen 15 jaar. Het was duide-lijk dat er een Böhmfluit voor in deplaats diende te komen, want hijhad alle grepen al uitgebreid bestu-deerd uit de fluitmethode van Prill.De harmonie in Ede verschaftehem een instrument van Übel,waar hij urenlang per dag opstudeerde, o.a. melodieën uit hetvioolconcert van Brahms, waarvan

hij de partituur had aangeschaft.Het werd al snel tijd voor een leraarbuiten de familiekring, en wie lager meer voor de hand dan de hier-boven genoemde Bertus Bakker,solofluitist van het Gelders Orkest.In 1962, na een jaar of twee fluit-les, speelde Paul met zijn groot-moeder aan de piano het Mozart-concert in G, wat hem in deEre-afdeling van de harmonie eenschitterende oorkonde opleverde.Bakker stond bekend als een serieusmusicus en legde in ongeveeranderhalf jaar de basis voor Paulsfluittechniek. “We speelden veel duetten, en altijdwas ik bang dat hij me zou vragen:‘Geef me je fluit even, dan speel ik hetvoor’, want dan zou hij zien dat inalle holtetjes van de kleppen waterlag, zo zenuwachtig was ik.” VanBakker kreeg hij het advies om zich ophet conservatorium in Amsterdamverder te bekwamen.

In 1962 werd Paul Verheij als acht-tienjarige aangenomen aan hetAmsterdamsch Conservatorium inde klas van Hubert Barwahser. Hetgebouw was toen nog gevestigd inde Bachstraat en had een uitstra-ling van intimiteit in vergelijkingmet de fabrieksmatige optrekkenvan tegenwoordig. Het was de tijdwaarin leraren nog meneer heet-ten, jonge orkestleden soms insportauto’s hun viriliteit onder-streepten (niet zelden door tecruisen in de Leidsestraat, die toennog voor autoverkeer open was),fluiten nog niet getuned waren ende meeste leraren over ademtech-

niek praatten met een schroomalsof ze hun net twaalfjarigekinderen voor het eerst de voort-planting moesten uitleggen.

Hubert Barwahser, trots op zijntalentvolle leerling, die in eenminimum aantal jaren zijn studiehad afgerond en zich daarna voor-bereidde op de ‘Prix d’Excellence’,2

moedigde hem aan om te gaanvoorspelen voor het Concertge-bouworkest. In 1965 mondde dit –in Pauls woorden “tot zijn dood-schrik” – uit in een plaats in het(toen nog niet Koninklijke) orkest.Die doodschrik is ook wel enigszinsvoorstelbaar als we ons realiserendat er slechts zes jaar tussen zijneerste fluitlessen en zijn eersteorkestdienst lagen. Aanvankelijkfungeerde hij op verschillende posi-ties, zoals tweede of derde fluit, of,bijvoorbeeld in de Sacre du Prin-temps of Daphnis et Chloë, altfluit(op een instrument van DikKuiper). In 1971 werd hij officieelaangesteld als solofluitist.“Ik kijk liever niet te veel naar een diri-gent. Ik werk altijd op mijn oren. Naarde strijkstokken, naar de vingers endaar speel ik mee samen. Als een diri-gent duidelijk blij met me is, vind ikdat heerlijk. Als hij zegt het mooi tevinden, maar dan toch met zijn eigenideeën aankomt, wordt het moeilijk.Het kan gebeuren dat hij iets vraagtwaar ik het helemaal niet mee eensben: dan wordt er verwacht dat je tochdoet wat hij wil. Op de eerste repetitiedoe ik dat ook, al is het met eengezicht van: mijn keuze is het niet. Devolgende repetitie doe ik het iets

Paul Verheij

Ruim een jaar geleden nam Paul Verheij afscheid als solofluitist van het Koninklijk Concertgebouwor-kest. Rien de Reede blikt terug op Pauls lange en veelzijdige carrière, en op de talrijke interessanteontwikkelingen in het muziekleven waar hij bij betrokken was.

0417799 Fluit nr 4 2006 14-09-2006 11:34 Pagina 21

Page 2: Artikel 3

22 FLUIT 2006-4

minder, en op het concert trek ik hettoch een beetje naar mijn eigen inter-pretatie.”

Orkest en ensemblesEen orkestbaan kost vooral deeerste jaren een enorme inzet enstudie. Als we echter zien welkeensembles er direct al naast deorkestbaan van Paul de revuepasseerden, lijkt het alsof dit allesmoeiteloos ging en rijst een beeldop van iemand die van dit allesenorm geniet en voor wie het nietgenoeg kan zijn. De enorme varie-teit aan ensembles en aan muzikalestijlen zouden zonder een grootenthousiasme ondenkbaar zijngeweest. En, in tegenstelling tothoe hij het zelf altijd zei te voelen:van wat een gemak en talent is hiersprake geweest! “Ik wist nooit of het zou lukken. Maaromdat het zo makkelijk klonk, kon jeeigenlijk niet horen hoe moeilijk ik hethad. Niemand heeft ooit begrepen hoeik worstelde en door mijn omgevingwerd die onzekerheid vaak als irritantervaren, ‘Belachelijk,’ zeiden ze, (...) ‘je speelt prachtig, wat zeur je toch!’.”

De Notenkrakerstijd, die culmi-neerde in het componistenoproertijdens het concert op 22 november1969 waarop Barwahser met hetConcertgebouworkest Quantz’ Ggroot-concert speelde, was ook deperiode van opkomst van hetNederlands Blazersensemble. Hetontleende zijn vorm aan het voor-beeld van de beroemde blazersen-sembles die Paul Taffanel en Aryvan Leeuwen in resp. Parijs enWenen hadden opgericht, maarwas ook duidelijk beïnvloed doorhet Danzi Kwintet, dat niet alleende nieuwste muziek speelde maartevens de achttiende- en vroegnegentiende-eeuwse muziek watbetreft de uitvoeringspraktijk rechtwilde doen. In dit wulpse blazers-collectief o.l.v. Edo de Waartspeelde Paul Verheij met collega’sals Werner Herbers, Han de Vries,George Pieterson en Joep Terweijeen belangrijke rol, in bijvoorbeeld

de Serenades voor blazers vanRichard Strauss en de Symphonies ofWinds van Stravinsky, werken dieook werden opgenomen. Laterlegde het ensemble zich erop toeom regelmatig zonder dirigent tespelen. Nachtconcerten, protest-concerten, concerten op alterna-tieve locaties en tournees volgden.Pauls eerste kennismaking metblazersbezettingen stamde overi-gens niet uit die tijd, maar uit1964. In dat jaar maakte hij, samenmet de fagottist Kees Olthuis, inAmerika een zomer lang deel uitvan Robert Boudreau’s 45-koppigeblaasorkest, dat o.a. werken alsHändels Water Music in de bewer-king van Toshio Mayuzumi enBadings’ Concert voor fluit enharmonie-orkest op het repertoirehad, met Jean-Pierre Rampal alssolist.3

repertoire zoals Danzi en Reicha,maar ook Hindemith, Ibert, Escher,Barber en Schönberg (ingestudeerdo.l.v. William York) waren voor ditensemble bekend terrein. De liefdevoor deze vorm van muziek makenen dit repertoire gingen echter nietzover dat het Danzi Kwintet hemertoe kon bewegen om – bij eenpoging voor een doorstart – daarinde plaats van Frans Vester in tenemen.

Naast dat alles nam de Amsterdam-sche Cantorij van Louis Mol ookeen bijzondere plaats in. Dit uitste-kende amateurkoor gaf met eenklein aantal gemotiveerde professi-onele musici in de Waalse Kerkregelmatig uitvoeringen van o.a.cantates en de Johannes Passion vanJ.S. Bach, en ook vele malen deHohe Messe. Een zijsprong daarbij

Drie fluitisten in het Concertgebouworkest, ca. 1972. V.r.n.l.: Paul Verheij, CeciliaOomes, Hans van de Weijer.

Ook van het Ardito Kwintet, opge-richt door hoboïst Rob Visser enpsychologisch gestuurd doormoeder Visser, maakte Paul Verheijvele jaren deel uit, met de klarinet-tist Sjef Douwes, de hoornist PeterHoekmeijer en de fagottist JohnMostard. Niet alleen het klassieke

was het ‘Amsterdamsch BachEnsemble’, dat samengesteld wasuit musici die ook de AmsterdamseCantorij begeleidden. Het bestonduit fluit, hobo (Rob Visser) en bassocontinuo (Louis Mol, klavecimbel,en Wim Straesser, cello) en deedserieuze pogingen tot een stilistisch

0417799 Fluit nr 4 2006 14-09-2006 11:34 Pagina 22

Page 3: Artikel 3

FLUIT 2006-4 23

bewuste uitvoeringspraktijk. Laterzou de violist Jan Hulst Rob Visservervangen. Op initiatief van Paullegde het ensemble zich ook enigetijd toe op het bespelen van acht-tiende-eeuwse instrumenten.Duidelijk geïnspireerd door debijzondere uitvoeringen van deAmsterdamsche Cantorij en doorde nieuwe uitvoeringspraktijkwaarmee o.a. Nikolaus Harnon-court het Concertgebouworkestverraste, richtte – alweer – RobVisser in 1985 de AmsterdamseBachsolisten op, een ensemble metmusici uit zowel het Concert-gebouworkest als het ‘authentieke’circuit. Als belangrijke repertoire-stukken stonden Die Kunst der Fugeen het Musikalisches Opfer op hetprogramma. Van dit laatste werkwerden zelfs uitvoeringen in Chinagegeven. Het ensemble speeldeafwisselend met en zonder dirigent;in het laatste geval had de violistJohan Kracht de leiding. Op dezemanier werd bijvoorbeeld in 1988in de Geertekerk in Utrecht hetFluitconcert in G groot van C.P.E.Bach uitgevoerd.4 Ieder die PaulVerheij barokmuziek heeft horenspelen – op een Böhmfluit of opeen achttiende-eeuws instrument –weet dat hij dit deed met eenbuitengewoon groot stijlgevoel,met een grote fantasie zowel in de‘wesentliche’ als in de ‘willkürliche’versieringen en een zeer ‘spre-kende’ manier van spelen. Zijn spelzou menige ‘authentieke’ speler totvoorbeeld kunnen strekken.

“... ik heb ook nooit de behoefte gehadom solo te spelen. Ik heb wel aanbie-dingen gehad maar ik zie er zotegenop. Ik zal nooit zover komen datik denk: nu kan ik het. Het heeft ookmet mijn karakter te maken, ik wilniet ergens staan van: ‘luister naarmij, ik weet hoe het moet.’ Met kleineensembles, vier, vijf mensen om meheen ben ik op m’n gemak.”Deze uitspraak wordt enigszinsgerelativeerd door de vele solocon-certen die Paul met diverseorkesten speelde, variërend van

Blavet en Mozart tot Jolivet enLigeti.5

“Als ik nu Mozart moet spelen, kan iktot tranen geroerd worden door éénmaat onder de loep te nemen en dielangzaam te spelen of te zingen aan depiano. Hoe mooi is dat, hoe zeer eenuiting van puur gevoel, van emotie, alseen gedicht. Die muziek is voor mijgevoel geworden.”

Paul maakte tussen ca. 1971 en1981 deel uit van de groep musicidie o.l.v. Reinbert de Leeuw de‘Rondomconcerten’ speelden. Dezequa programmering en uitvoeringsmaakmakende concerten vondenplaats in de Kleine Zaal van hetConcertgebouw en ook in anderesteden in Nederland, o.a. Utrechten Groningen. Het waren concer-ten waar iedereen die enige inte-resse in nieuwe muziek had bijmoest zijn. Het ensemble maakteook tournees, o.a. naar Italië. Opdie reizen behoorden tot het reper-toire bijvoorbeeld SchönbergsPierrot Lunaire, Boulez’ Marteau sansMaître (in 1974-76), Ligeti’s Aven-tures en Nouvelles Aventures, Berio’sFolk Songs en werk van Dallapiccolaen Stravinsky.“Componisten die niet volgens debasiswetten schrijven, streven eenander effect na. Uit het complexegeheel tillen zij een paar componenten,waardoor er klanken ontstaan die wellijken op harmonieën maar die nietmeer dan samenklanken zijn. Op zichheel boeiend om te horen, maardaarmee is wel datgene verloochendwat emotioneel gemakkelijkaanspreekt, namelijk de harmonie.Daardoor blijkt die muziek voor veelmensen toch moeilijk te volgen.”

Daarnaast speelde Paul tussen 1976en 1987 ook nog regelmatig metRien de Reede, collega-fluitist in hetConcertgebouworkest, in de serieWaalse Kerkconcerten, met alscontinuospelers o.a. de klaveci-nisten Bob van Asperen en AnnekeUittenbosch, en de cellisten WimStraesser en Lucia Swarts. In dezeserie speelden zij o.a. duo’s van

Telemann en W.F. Bach, triosonatesvan Händel, Leclairs DeuxièmeRecréation de Musique en in 1976 zoongeveer het volledige werk vanBach en zonen voor twee fluitenmet en zonder b.c.

Vanaf de oprichting in 1990 doorWerner Herbers tot juni 2005maakte Paul deel uit van de EbonyBand. Composities met jazz-invloeden en ‘entartete Musik’ vancomponisten als Hanns Eisler enErwin Schulhoff, met soms zeerlastige en prominente fluitpartijen,vormden het hoofdbestanddeel vanhet repertoire.6 Naast concerten inde Kleine Zaal van het Concertge-bouw, Vredenburg in Utrecht enverschillende buitenlandse steden(o.a. Praag en Parijs) werden erdiverse cd-opnamen gemaakt.

In het voorjaar 1994 maakte Paulmet o.a. leden van het SchönbergKwartet en de pianiste Jet Rölingdeel uit van een groep musici dievoor het label Olympia het volle-dige kamermuziek-oeuvre vanRoussel op cd vastlegden (zie dediscografie hieronder). Zelfs hetkleine Pipeau voor piccolo en pianowerd opgenomen, evenals demuziek voor fluit en strijkkwartetvoor Elpenor.7

Ook op de concerten in de KleineZaal voor de Vrienden van hetConcertgebouw en Concertge-bouworkest speelde Paul tussen1989 en 2004 een belangrijke rol,in totaal 21 keer. Het repertoire wasook hier weer buitengewoon veel-zijdig en omvatte bijvoorbeeldkamermuziek van Bach-zonen,Bliss, De Falla, Walton, d’Indy,Röntgen en Magnard.8 Enkele vandeze werken, zoals de Serenade vanRöntgen en de Suite dans le styleancien van d’Indy, zijn vastgelegdop cd’s van het Viotta Ensemble.

LeraarNaast al deze uitvoerende takennam Paul een baan als conservato-riumleraar aan. Het moet gezegd:met grote aarzeling en reserve. Het

0417799 Fluit nr 4 2006 14-09-2006 11:34 Pagina 23

Page 4: Artikel 3

24 FLUIT 2006-4

Stedelijk Conservatorium Arnhemgaf hem zijn eerste aanstelling. Hierontstond een buitengewoon bloei-ende fluitklas, die de conservatoriain de randstad al snel sloeg metPaul Verheij, Lien van de Poel,Emile Biessen, Thies Roorda enRien de Reede als leraren. Het washet eerste conservatorium in Neder-land waar ook regelmatig buiten-landse gastdocenten kwamen, zoalsWilliam Bennett en Trevor Wye. Devijfdaagse cursus die WilliamBennett er eind jaren ’70 gaf, metals belangrijkste onderwerp dePetites Études mélodiques van Moyse,was voor tal van collega’s eenbelangrijke bron van technischeinformatie. Op de beroemde cursusin Boswil had Paul overigens al metMoyses eigen manier van lesgevenkennisgemaakt. Twee of drie jaarlater, ca. 1977, verliet hij Arnhemvoor een benoeming aan hetKoninklijk Conservatorium in DenHaag, die tot ongeveer 1990 zouduren. Hier had hij studenten alsCarla Meijers, Thies Roorda enDesirée Woudenberg in zijn klas,die al spoedig een orkestbaan vero-verden.9

“... het inzicht in de muziek, dat heeftzich bij mij pas veel later ontwikkeld.Nu pas durf ik te zeggen dat ik snapwat muziek doet, en wat ik met diemuziek wil. Wat ik ermee wil, hangtaf van wat de muziek van mij vraagten wat er emotioneel in de notenverborgen zit. Dat wil ik er zo goedmogelijk uit zien te krijgen. Wat nuprecies die emotie teweegbrengt, daarzijn dikke boeken over geschreven. Inde eerste plaats zijn het de harmo-nieën.”

Paul noemde zichzelf vaak eenonsystematische leraar. Het les-geven en het delen van kennis deedhij met enthousiasme, maar deverantwoordelijkheid om iemandeen volledige opleiding te gevenvond hij een onaangename last,o.a. omdat conservatoria naar zijnmening daar meer tijd voor terbeschikking moesten stellen. Een

leraar hoort “de fundamenten vande muziek over te kunnen brengenen niet ieder zinnetje voor tekauwen,” zei Frans Vester altijd. Indie traditie kunnen we Pauls les-geven dan ook zonder enig voor-behoud plaatsen.

De naam van Frans Vester brengtook de middagen in herinneringdie Lien van de Poel in de Amster-damse Buiten Bantammerstraatorganiseerde, waar Vester, Lien vande Poel, Paul Verheij en Rien deReede het repertoire voor vierfluiten exploreerden, over fluitspeldiscussieerden, opnamen van colle-ga’s (en van hen zelf) ongenadigkritisch beluisterden, dronken enaten. Het spelen liep via kwartettenvan Reicha, Kuhlau, Köhler, DeMichelis en Soussmann tot de lite-ratuur voor twee of drie fluiten dieVester in die tijd voor uitgave voor-bereidde. In Kuhlau’s kwartet gafFrans Vester de twee hoofdthema’sin het eerste deel op buitengewoonpersoonlijke manier vorm: gepro-nonceerde tongpuntaanzetten inhet eerste thema, en geen spoorvan vibrato in het tweede.

Interpretatie en technische vorm-geving maakten ook deel uit van dequiz die Lien van de Poel, enige tijdVesters assistent op het KC, op eengegeven moment had voorbereid.Wie speelde dit fragment nu wel zobelachelijk als daar op die opnamete horen was? Er sneuvelden re-putaties, en het werden levens-lessen met de hoop zoiets abjects inmuzikale of technische zin nooit tedoen.

“Een van de leukste aspecten van langin zo’n orkest zitten, is dat je veelmuziek vaak speelt en daardoor dekans krijgt er telkens weer wat nieuwsin te ontdekken. Symfonieën vanBeethoven bijvoorbeeld: vroeger vondik dat prettige muziek, mooi als eenkeurig gekamd hoofd met een schei-ding. ... Als je ontdekt wat er per maatgebeurt, revolutionair soms. Zo’nEerste, die begint met een dissonantakkoord! Dat was nog nooit gebeurd,het publiek moet echt met z’n orenhebben geklapperd. De Vijfde Sym-fonie, die nà de tel begint... Er iszoveel vernieuwing in die tijd dat hetals adembenemende avant-gardis-tische muziek moet zijn ervaren.”

In juni 2005 nam Paul Verheijafscheid van het KCO, na eenglansrijke orkestcarrière van veertigjaar.“Het is jammer om weg te gaan nu devoor mij ideale chef-dirigent voor hetorkest staat, maar na veertig jaar ishet mooi geweest. Als je ouder wordtleg je de lat steeds hoger, spanning enverantwoordelijkheid gaan zwaarderwegen. Wat ik zeker zal missen is hetsamenspelen met collega’s. Een stemtussen al die andere.”

Op zoek naar het idealeinstrument Op het gebied van instrumenten isPaul nooit erg monogaam ge-bleven. Hij heeft op dat gebiedgeen experiment geschuwd ensoms ook, zijns ondanks, half flui-tistisch Nederland op kostengejaagd. Wild-enthousiast verteldehij vaak over nieuw ontdekte

Amsterdamsch Bach Ensemble, v.l.n.r.:Paul Verheij, Rob Visser, Louis Mol,Wim Straesser.

0417799 Fluit nr 4 2006 14-09-2006 11:34 Pagina 24

Page 5: Artikel 3

FLUIT 2006-4 25

fluiten, hoe goed het stemde en hoegoed het aansprak, waarna vervol-gens hele volksstammen het desbe-treffende instrument aanschaften.Tegen de tijd dat deze bestellingendan binnen waren had Paul meestalweer een ander instrument op hetoog, dat eigenlijk toch nog bevre-digender was dan het vorige. Hetheeft, hoe dan ook, het instrumen-tenpanorama in Nederland verrijkten de handel in tweedehandsinstrumenten een sterke impulsgegeven!De Übel-fluit van de harmonie werdop aanraden van Bakker afgewisseldmet een fluit (met reformplaat) vanDik Kuiper, die op het conservato-rium weer werd ingeruild voor eenfluit van Müller (Bremen), modelBarwahser. Ubbo Dijkstra inspi-reerde hem echter al snel tot deaanschaf van een fluit vanJohannes Hammig, een bouwer uithet Zuid-Duitse plaatsje Lahr, opwiens instrumenten veel Duitsefluitisten speelden en ook iemandals Aurèle Nicolet. Het werd eenwitgouden instrument, want eenzilveren fluit van deze bouwer be-tekende een wachttijd van enkelejaren (dit instrument is nu nog inhet bezit van Jo Hagen, solofluitistvan het Rotterdams Philharmo-nisch orkest). Later volgden fluitenvan Muramatsu, Brannen-Cooper,Jack Moore (met Bennett-Cooperscale), Jonathon Landell, tweegouden instrumenten van Emma-nuel Arista, enz. De twee houtenfluiten die hij in de laatste jarenvan zijn orkestloopbaan bespeeldewaren instrumenten van resp.Rudall Carte en Mehnert. De enorme ontwikkeling die defluitbouw in Pauls loopbaan heeftdoorgemaakt is niet ongemerkt aanhem voorbij gegaan. Het betrof nietalleen de ontwikkeling in de bouwvan kopstukken, maar ook deakoestisch juiste plaatsing van detoongaten in het corpus en voet-stuk. Ook de filosofie dat kopstuken corpus gescheiden geselecteerdmoesten worden kwam op. AlbertCooper en William Bennett speel-

den in deze ontwikkelingen eenbelangrijke rol.“Ik heb nu (2001, red.) twee houten entwee gouden fluiten, waar ik heel te-vreden mee ben, al zijn ze niet gemak-kelijk. Maar een fluit die gemakkelijkaanspreekt is lang niet altijd interes-sant. Een moeilijke fluit geeft meermogelijkheden tot kleuren en verschil-lende klanken. Beethoven en Mozartspeelde ik op hout, ik ben erop doorge-gaan met Bruckner, Mahler en nu zelfsBrahms.”

In Paul Verheij’s spel is de wil totuitdrukken altijd het belangrijksteaspect geweest, niet het slechtsmooi en esthetisch vormgeven.Iedere zin kreeg de vorm die er –o.a. op basis van de harmonie – inbesloten lag. Zijn solo’s zoals inDaphnis et Chloë, de Prélude àl’après-midi d’un faune, MahlersTiende en aria’s in de Matthäus- enJohannes-Passion werden normbepa-lend. Op een heel bijzonderemanier ook zijn solo’s in symfo-nieën van Bruckner, waar hij ineindeloze ketens van simpele acht-sten de toon soeverein wist temanipuleren als bevestiging van deharmonische wendingen. Effect-bejag of loze, onattente vormge-ving kwam in zijn manier vanspelen niet voor. De musicus wonhet bij hem altijd van de fluitist;talloze opnamen kunnen dat nogbevestigen.

“Nog altijd speel ik op de mooie, oudeSteinway die ik van mijn grootmoedergeërfd heb. Middagen lang soms...”

Discografie (selectie)Paul Verheij werkte mee aan vele opnamesvan het Koninklijk Concertgebouworkest.Een selectie: Ravel, Daphnis et Chloë (o.l.v.Bernard Haitink), Debussy, Prélude àl’Après-midi d’un faune (Haitink, Giulini),Bartók, Concert voor orkest (Dorati,Chailly), symfonieën van Bruckner,Brahms, Beethoven, Schubert en Sjostako-vitsj; Brahms, Serenade nr. 2 (Haitink),Mozart, Cosi fan tutte (Harnoncourt),Dvorák, De Woudduif (Harnoncourt) en

Tsjaikovsky, Zwanenmeer en Doornroosje(Dorati).

Opnames met de Amsterdamse BachSolisten:Telemann, Concert in E groot voor fluit,oboe d’amore en viola d’amore, strijkers

en b.c. Paul Verheij fluit, Rob Visser oboed’amore en Jürgen Kussmaul violad’amore. Fidelio 8829.

Kamermuziek:Roussel, Complete Chamber Music Vol. 1, 2en 3. Olympia OCD 458, 459, 460 (1994).Hindemith, Kleine Kammermusik op. 24no. 2. Decca 433 816-1 (1992). Escher, Sonata per due flauti. Paul Verheijen Rien de Reede fluit. Ottavo OTRC60177 (2003).Flothuis, Sonata per Flauto e Flauto in sol.Paul Verheij fluit en Rien de Reede altfluit.Cd Flothuis Stichting (niet in de handel).Röntgen, Serenade für Bläser. ViottaEnsemble. NM Classics 92035 (1994).Le Bal Masqué. O.a. d’Indy, Suite dans lestyle ancien. Viotta Ensemble. ChannelClassics CCS 8595.

Nederlands Blazersensemble:R. Strauss, Works for wind ensemble(complete)/Oboe concerto. NederlandsBlazers Ensemble o.l.v. Edo de Waart.Philips 2cd (oorspr. LP).Stravinsky, o.a. Oktett für Bläser, Konzertfür Klavier und Bläser. Theo Bruins piano,Nederlands Blazers Ensemble o.l.v. Edo deWaart. Philips LP 6500 841.

Ebony Band:S. Wolpe, o.a. Zeus und Elida. Ebony Band,Capella Amsterdam. Decca 460 001-2.City of Glass. Werken van P. Rugolo, F.Marks, R.F. Graettinger. Ebony Band o.l.v.Gunther Schuller. Channel Classics CCS6394.Kurt Weill, Concert for Violin and WindInstruments. Alexander Kerr, viool, EbonyBand o.l.v. Werner Herbers. Cd RadioNederland 9309 (niet in de handel).Erwin Schulhoff Vol. 1: Ensemble Works(o.a. Concerto for String quartet andWinds, Suite for Chamber Orchestra).Ebony Band o.l.v. Werner Herbers.Channel Classics CCS 9997.Erwin Schulhoff Vol. 2: Solo & EnsembleWorks. Ebony Band o.l.v. Werner Herbers.Channel Classics CCS 6994.Music from the Spanish Civil War. Werkenvan o.a. S. Revueltas, R. Halffter, F. GarciaLorca. Ebony Band o.l.v. Werner Herbers.BV Haast CD 9203.

Noten1 De cursieve gedeelten zijn afkomstig uit

twee interviews van Henriëtte Post-huma de Boer met Paul Verheij in resp.Preludium (Mei, 2005, pp. 38, 39) en DeMuze van het Museumplein (Winter 2000-01, pp. 46-53, ook verschenen in FLUIT2001-3). Met dank aan Henriëtte Post-huma de Boer voor haar toestemmingvoor het gebruik van deze citaten.

2 Programma: o.a. Bach, Sonate in gklein, Prokofjev, Sonate (met RudolfJansen, piano), en Varèse, Density 21.5.

3 Andere werken die het AWSO speeldenwaren bijv. Stravinsky’s Concert voorpiano en blazers en Colin McPhee’sConcerto for wind orchestra.

4 Op hetzelfde concert speelde Paul metRob Visser en Jürgen Kussmaul ook hetConcert in E voor fluit, oboe d’amore,viola d’amore, strijkers en b.c. van Tele-mann. Een programma o.l.v. ThomasHengelbrock op 23 oktober 1990 in het

0417799 Fluit nr 4 2006 14-09-2006 11:34 Pagina 25

Page 6: Artikel 3

26 FLUIT 2006-4

Concertgebouw vermeldde o.a. hetFluitconcert in F van Vivaldi; op andereconcerten onder Hengelbrocks leidingwerd Bachs Suite in b klein uitgevoerd.

5 Met het KCO voerde Paul Verheij beideMozart-concerten uit (het G groot-concert o.l.v. Harnoncourt, het D groot-concert o.l.v. Eugen Jochum), GrandeAulodia van Maderna (met MauriceBourgue, hobo, o.a. in Londen (Proms)en op de Wereldtentoonstelling inSevilla, 1992), het Concert in a kleinvan Blavet, Alveare Vernat van Klaus

Huber, het Doppelkonzert van Ligeti (metWerner Herbers, hobo), For MoonlightNights van Otto Ketting, het Concert ine klein van Benda, Halil van Bernsteinen het Concert van Ibert (o.l.v. Reinbertde Leeuw). Met het Radio Kamerorkesto.l.v. Ernest Bour speelde hij hetConcert in D groot op. 24 van Wilms,met een ad hoc strijkorkest o.l.v. Joopvan Zon het Concert voor fluit en strij-kers van Jolivet; met de AmsterdamseBachsolisten het Concert in G groot Wq169 van C.P.E. Bach, het Concert in Fgroot van Vivaldi, de Suite in b kleinvan Bach, het Concert in E groot voorfluit, oboe d’amore, viola d’amore, strij-kers en b.c. (met Rob Visser en JürgenKussmaul) en (met Rien de Reede) deOuverture voor 2 fluiten, strijkers enb.c.van Telemann; en met het Neder-lands Kamerorkest o.l.v. David Zinmanhet Largo en Allegro voor twee fluitenen orkest van Tsjaikovsky (ook met Riende Reede).

6 In dit verband noemt Werner Herbersmet name Eislers 14 Arten den Regen zubeschreiben, het Nonett van Burian,Septuor van Rodolfo Holzmann, Dievertauschten Manuskripte van MatyasSeiber, Sechs Miniaturen van HansSchimmerling, Musik für Hamlet vanWolpe, Wiegenlied van Schulhoff en deTanzsuite van Ernst Toch.

7 Elpenor is een ‘Poème radiophonique’met tekst van Joseph Weterings.Uiteraard zijn ook Joueurs de Flûte,Andante et Scherzo, het Divertissement, deSérénade en het Trio opgenomen.

8 Naast kamermuziek van C.P.E. Bach enJ.C. Bach noemen we hier de Serenadevan Beethoven, Conversations van Bliss,The Bear van Walton, de Sonate vanDebussy, Psyche van De Falla, de Sere-nade van Röntgen, Suite dans le styleancien van d’Indy en het Kwintet vanMagnard.

9 Leerlingen van Paul Verheij aan hetStedelijk Conservatorium Arnhemwaren o.a. Trees Meijer, Maarten Pel, Elsvan der Meij, Annelies Twaalfhoven vanBoetzelaar, Godelieve Meijer-VanGroningen en Helen Metzelaar. Aan het Koninklijk Conservatorium inDen Haag studeerden bij hem CarlaMeijers, Evelien Hagen, DesiréeWoudenberg, Wendela van Swol, ThiesRoorda, Hans Tobel, Llorenc Caballero yPamies, Judy Haartsen, Wendy van Nes,Liesbeth Niesten, Marion Moonen, KateClark, Desirée Vergers, Alwin de Vries,Corinne van Veen, Frieda Jacobowitz,Felix Strategier, Jaime Martin en ClaireChabrier. Paul had daarnaast vele privé-leerlingen.

V.r.n.l.: Paul Verheij, Jean-Pierre Rampal,Kees Olthuis.

0417799 Fluit nr 4 2006 14-09-2006 11:34 Pagina 26