AR113 Sluis Groote Markt 1a - Belfort D...Projectnaam Sluis belfort aanbouw museum Versie Concept...
Transcript of AR113 Sluis Groote Markt 1a - Belfort D...Projectnaam Sluis belfort aanbouw museum Versie Concept...
ARTEFACT! RAPPORT 113
Sluis, Groote Markt 1a, Belfort aanbouw museum
Gemeente Sluis
Archeologische Begeleiding
ARTEFACT! RAPPORT 113
Sluis, Groote Markt 1a, Belfort aanbouw museum
Gemeente Sluis
Archeologische Begeleiding
E. Coppens
Colofon
Titel Sluis, Groote Markt 1a, belfort aanbouw museum. Gemeente Sluis.
Archeologische Begeleiding.
Auteur(s) drs. E. Coppens
Status rapport Definitief
Datum 7 juni 2017
Projectcode 2013ART3
Projectleider drs. E. Coppens
Projectmedewerker(s) Metaaldetectie: R. Rijckaert
Aardewerk, grofkeramiek en natuursteen (quickscan en analyse): Y.J.W.R. de Rue
Archeozoölogisch onderzoek (quickscan): S. Diependaele
Metaal (quickscan en conservering): H. Bostelaar
Metaal (analyse): J. van der Klooster (De Lotus Kunst & Antiek)
Opdrachtgever College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Sluis
ISBN 2213‐7424
Autorisatie Naam F. Delporte (Senior KNA Archeoloog)
Datum 7 juni 2017
Paraaf
Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed! Riemensstraat 9 4543 BW Zaamslag T 0115 861514 E info@artefact‐info.nl W www.artefact‐info.nl
© Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed, 2017 Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van het hierin verwoorde advies.
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
3
Inhoud
Samenvatting ............................................................................................................................................. 5
Administratieve Gegevens .......................................................................................................................... 7
1 Inleiding ................................................................................................................................ 9
1.1 Aanleiding en doel tot het onderzoek .................................................................................... 9
1.2 Afbakening plangebied ....................................................................................................... 10
2 Resultaten Archeologische Begeleiding ............................................................................. 13
2.1 Geologie en Bodem ............................................................................................................. 16
2.2 Sporen en structuren ........................................................................................................... 18
2.2.1 Structuur 1 – Fundering middeleeuws gebouw .................................................... 18
2.2.2 Structuur 2 – De Nieuwe Tijdse kelder ................................................................. 23
2.3 Vondstmateriaal .................................................................................................................. 26
2.3.1 Aardewerk ........................................................................................................... 26
2.3.2 Grofkeramiek en natuursteen .............................................................................. 47
2.3.3 Archeozoölogisch Onderzoek .............................................................................. 50
2.3.4 Metaal ................................................................................................................. 52
2.3.5 Glas ..................................................................................................................... 61
2.3.6 Leer ..................................................................................................................... 61
3 Synthese ............................................................................................................................. 63
4 Onderzoeksvragen en doelstelling .................................................................................... 65
5 Conclusie en advies ............................................................................................................ 67
Bronnen ............................................................................................................................................ 69
Verklarende Woordenlijst .......................................................................................................................... 73
Tijdstabel Holoceen .................................................................................................................................. 79
Bijlage 1 Overzicht van de structuren
Bijlage 2 Determinatietabel keramiek
Bijlage 3 Determinatietabel grofkeramiek en natuursteen
Bijlage 4 Determinatietabel dierlijk bot
Bijlage 5 Determinatietabel metaal
Bijlage 6 Veldgegevens
Bijlage 7 Conserveringsrapporten metaal
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
5
Samenvatting
In opdracht van de gemeente Sluis is tussen 5 en 11 april 2013 een Archeologische Begeleiding
(beperkte verstoring) uitgevoerd binnen het plangebied Groote Markt 1a te Sluis, gemeente Sluis. De
bestaande infrastructuur, in de vorm van een helling en een trap, is verwijderd ten behoeve van
nieuwbouw. Door het verschil in maaiveldhoogte varieert de ontgravingsdiepte. De maximale
ontgravingsdiepte (1,34 meter +NAP) bedroeg hierdoor circa 0,80 meter beneden maaiveld in het
westelijke deel en circa 2,00 meter beneden maaiveld in het oostelijk deel.
Volgens het PvE zouden de graafwerkzaamheden tot circa 2,00 meter beneden maaiveld reiken. Door
de aanwezigheid van een verdiepte, schuine helling, werd verwacht dat de bodem onder deze helling
verstoord zou zijn tot op het niveau van de onderzijde van de helling. Dit zou dit in de praktijk
neerkomen op slechts een beperkte werkelijke ontgravingsdiepte, meer bepaald 0,30 meter beneden
maaiveld. Omdat daarbij slechts een beperkte verwachting bestond op het aantreffen van sporen
werd een AB‐beperkte verstoring geadviseerd. Tijdens het veldwerk is gebleken dat onder de
bestaande helling aanzienlijke (funderings)resten en intacte ophooglagen met vondstmateriaal waren
bewaard. Bovendien werd door de civiele aannemer binnen sommige delen van het plangebied dieper
ontgraven. Hierdoor, en mede door vertraging in de civiele uitvoering, hebben de werkzaamheden, en
de Archeologische Begeleiding, langer geduurd. Daarnaast werd in situ vondstmateriaal
aangetroffen, waarmee in het PVE geen rekening was gehouden.
Tijdens de archeologische begeleiding is een cultuurlaag aangetroffen. Deze cultuurlaag kon op basis
van het aardwerk gedateerd worden in de 14de eeuw. Doorheen deze 14de eeuwse cultuurlaag is een
fundering aangebracht bestaande uit grondbogen. Deze fundering is noordwest – zuidoost
georiënteerd en kent een verder verloop onder het huidige raadhuis en Belfort. Op basis van het
onderzoek kon worden vastgesteld dat de funderingen van na het midden van de 14de eeuw en vóór
de 15de eeuw dateren. Er kon echter geen uitsluitsel worden verkregen of deze funderingen kunnen
worden toegeschreven aan het Belfort van vóór de brand in 1393 en/of het herstelde schepenhuis ná
de brand van 1393. Zeker is wel dat deze funderingen in verband kunnen worden gebracht met de
middeleeuwse funderingen aangetroffen bij rioleringswerken aan de zuidzijde van het Belfort. Op
basis van de resultaten kan niet met zekerheid worden vastgesteld of de funderingen tot één groot
gebouw behoren of tot twee naast elkaar gelegen gebouwen.
De middeleeuwse funderingsresten binnen het onderzoeksgebied zijn deels vernietigd door de aanleg
van een kelder. Deze kelder kan op basis van het bouwmateriaal en historische bronnen in de 17de –
18de eeuw worden gedateerd. Onder de keldervloer is een holle ruimte aanwezig, bestaande uit gele
ijsselstenen. Deze holle ruimte is afgesloten door middel van een grote natuurstenen plaat. Deze
plaat en de holle ruimte zijn in situ bewaard gebleven. Het gebouw waartoe de kelder behoorde was
in de 19de eeuw in gebruik als herberg. Deze herberg is gesloopt voor de restauratie van het Belfort.
Hiervoor is de herberg tot circa 1,00 meter beneden maaiveld gesloopt. De kelder is hierdoor gevuld
met puin.
Binnen het onderzochte gebied zijn de aangetroffen sporen verwijderd tot op circa 2,00 meter
beneden maaiveld (1,34 meter +NAP). Enkel de holle ruimte onder de keldervloer en de natuurstenen
plaat die deze holle ruimte afsluit, zijn in situ bewaard vanaf deze diepte. Onder het huidige raadhuis
of naast het huidige Belfort kunnen nog resten worden aangetroffen van 14de eeuwse funderingen.
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
6
Aan de marktzijde kunnen sporen worden aangetroffen die kunnen worden toegeschreven aan het
middeleeuwse en Nieuwe Tijdse Sluis.
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
7
Administratieve Gegevens
Onderzoeksvorm Archeologische Begeleiding beperkte verstoring (ABbv)
Projectnaam Sluis belfort aanbouw museum
Versie Concept versie 1 18‐04‐2017
Locatie
Provincie Zeeland
Gemeente Sluis
Plaats Sluis
Adres / Locatie Groote Markt 1a
RD coördinaten NO 15.486 / 370.763 NW 15.478 / 370.760
ZO 14.888 / 370.759 ZW 15.479 / 370.755
Kaartblad 66 F
Kadastraal perceel Kadastrale Gemeente Sluis, sectie A, nummer 1459
Oppervlakte plangebied circa 80 m2,
Planologische aanleiding omgevingsvergunning
Vigerend bestemmingsplan dossier NL.IMRO.1714.ogbelf11 ‐ Omgevingsvergunning Uitbreiding Belfort, Groote Markt 1 te Sluis
Bekende waarden binnen plangebied
AMK status Terrein van hoge archeologische waarde (AMK‐nummer 13.459)
Archis waarnemingen n.v.t.
Archis vondstmeldingen n.v.t.
Zeeuws Archeologisch Archief geen aanvullende informatie
Opdrachtgever
Naam College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Terneuzen
Contactpersoon dhr. W. van Vliet
Adres Postbus 27, 4500 AA Oostburg
Contactgegevens
T 0117 457000
Bevoegde Overheid
Naam College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Sluis
Contactpersoon dhr. J. Gerrits
Adres Postbus 27, 4500 AA Oostburg
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
8
Contactgegevens T 0117 457250
Adviseur Bevoegde Overheid
Naam Edufact
Contactpersoon mevr. N.J.G. de Visser
Adres Postbus 331 4330 AH Middelburg
Contactgegevens T 06 23284662
Beheer en plaats van documentatie
Naam Zeeuws Archeologisch Archief (ZAA)
Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ)
Contactpersoon Dhr. J.J.B. Kuipers
Adres Postbus 49, 4330 AA Middelburg
Contactgegevens T 0118 670879 M ‐
Digitaal E‐depot: www.edna.nl
Beheer en plaats van de vondsten
Naam Zeeuws Archeologisch Depot (ZAD)
Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ)
Contactpersoon Dhr. J.J.H. van den Bergh
Adres Looierssingel 2 – 4331 NK Middelburg
Contactgegevens T 0118 670618 M ‐
Uitvoerder
Naam Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed.
Contactpersoon Dhr. J.E.M. Wattenberghe
Adres Postbus 8131, 4330 EC Middelburg
Contactgegevens T 06 13027900
E janwattenberghe@artefact‐info.nl
Onderzoeksgegevens
Uitvoeringsperiode tussen 5 en 11 april 2013
Archis onderzoekmelding 2402316100 (Archis2 nummer: 56.310)
Nieuw aangetroffen vindplaats Nederzetting met stedelijk karakter (Late Middeleeuwen – Nieuwe Tijd vroeg)
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
9
1 Inleiding
1.1 Aanleiding en doel tot het onderzoek
In opdracht van de gemeente Sluis is tussen 5 en 11 april 2013 een Archeologische Begeleiding
(beperkte verstoring) uitgevoerd binnen het plangebied Groote Markt 1a te Sluis, gemeente Sluis. De
bestaande infrastructuur, in de vorm van een helling en een trap, is verwijderd ten behoeve van
nieuwbouw. Door het verschil in maaiveldhoogte varieert de ontgravingsdiepte. De maximale
ontgravingsdiepte (1,34 meter +NAP) bedroeg hierdoor circa 0,80 meter beneden maaiveld in het
westelijke deel en circa 2,00 meter beneden maaiveld in het oostelijk deel.
Aangezien het plangebied is gelegen in het centrum
van een archeologisch monument, met name, de oude
stadskern van Sluis, is in het kader van de geplande
nieuwbouw (aanbouw van een VVV‐kantoor) de
huidige onderzoekslocatie aangeduid als
behoudenswaardige vindplaats. De bevoegde
overheid heeft in het kader van de planontwikkeling
gesteld dat een vervolgonderzoek door middel van
een Archeologische Begeleiding diende te worden
uitgevoerd om de archeologische waarden, die door
de toekomstige werkzaamheden werden bedreigd, te
inventariseren en ex situ veilig te stellen. De omvang
van het archeologisch onderzoek werd daarmee in
oppervlakte en diepte beperkt tot de door de
bouwwerkzaamheden te verstoren delen.
De Archeologische Begeleiding had als doel de
eventueel aanwezige archeologische waarden in het
onderzoeksgebied te inventariseren en indien
noodzakelijk te documenteren.1
De archeologische werkzaamheden werden uitgevoerd conform de eisen gesteld in de KNA Versie
3.2, in overeenstemming met protocol Opgraven specificatie AB01 (beperkte verstoring). Voor dit
onderzoek werd een Programma van Eisen (verder PvE) opgesteld dat door de bevoegde overheid, in
deze, de gemeente Sluis, en diens adviseur archeologie werd goedgekeurd en ondertekend.
1 Visser 2012, 3.
Afbeelding 1. Ligging van het plangebied in Nederland (rode ster).
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
10
Afbeelding 2. Overzicht van de locatie van het plangebied (rode polygoon) op een vergrote uitsnede van de Topografische Kaart van Nederland. Bron: Esri.
1.2 Afbakening plangebied
Het plangebied grenst aan de zuidzijde aan het bestaande belfort. Aan de west‐, noord‐ en oostzijde
is de Groote Markt gelegen (zie afbeelding 2). Het plangebied beslaat een oppervlakte van circa 80
m2. Binnen het plangebied was aan de westzijde een helling aanwezig en aan de oostzijde een trap.
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
11
Afbeelding 3 Foto van de voormalige helling. Links op de foto is de trap te zien. Foto genomen richting het westen.
Afbeelding 4 Foto van het nieuwe VVV kantoor aan het Belfort te Sluis. Bron: www.vvvzeeland.nl
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
13
2 Resultaten Archeologische Begeleiding
Het onderzoek is uitgevoerd conform de eisen van de KNA 3.2 Archeologische Begeleiding, protocol
Opgraven specificatie AB01 (beperkte verstoring) en conform de voorwaarden uit het door de
bevoegde overheid goedgekeurde en ondertekende PvE.2 In deze paragraaf worden de
veldwerkmethoden in grote lijnen beschreven. Indien daarbij is afgeweken van het PvE, wordt dit
expliciet vermeld met verantwoording.
Het veldteam bestond uit één KNA archeoloog: drs. E. Coppens (KNA Archeoloog MA – projectleider
en dagelijkse leiding). Het onderzoek is uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van drs. J.E.M.
Wattenberghe (Senior KNA Archeoloog).
Binnen het plangebied is één werkput aangelegd met een totale oppervlakte van circa 80 m2. De
ontgravingsdiepte varieert tussen 0,80 meter beneden maaiveld (westzijde plangebied) en 2,00 meter
beneden maaiveld (oostzijde plangebied) als gevolg van een hellend verloop van het maaiveld.
Hierdoor diende aan de oostzijde de bodem dieper ontgraven te worden dan aan de westzijde. Het
vlak is aangelegd op de maximale te verstoren diepte (1,34 meter +NAP). Een uitzondering vormde
het de kelder. Deze kelder is eerst volledig vrij gelegd en gedocumenteerd. Daarna is de kelder tot op
het vloerniveau afgegraven. In overleg met de aannemer is beslist om het vloerniveau zo intact
mogelijk te houden, omdat onder een deel van de vloer een holle ruimte aanwezig is. De ingang naar
deze onderliggende holle ruimte is afgedekt door een natuurstenen plaat. Deze natuurstenen plaat is
in situ bewaard. Volgens het PvE zouden de graafwerkzaamheden tot circa 2,00 meter beneden
maaiveld reiken. Door de aanwezigheid van een verdiepte, schuine helling, werd verwacht dat de
bodem onder deze helling verstoord zou zijn tot op het niveau van de onderzijde van de helling. Dit
zou dit in de praktijk neerkomen op slechts een beperkte werkelijke ontgravingsdiepte, meer bepaald
0,30 meter beneden maaiveld. Omdat daarbij slechts een beperkte verwachting bestond op het
aantreffen van sporen werd een AB‐beperkte verstoring geadviseerd. Tijdens het veldwerk is
gebleken dat onder de bestaande helling aanzienlijke (funderings)resten en intacte ophooglagen met
vondstmateriaal waren bewaard. Bovendien werd door de civiele aannemer binnen sommige delen
van het plangebied dieper ontgraven. Hierdoor, en mede door vertraging in de civiele uitvoering,
hebben de werkzaamheden, en de Archeologische Begeleiding, langer geduurd. Daarnaast werd in
situ vondstmateriaal aangetroffen, waarmee in het PVE geen rekening was gehouden.
Tijdens het veldwerk diende tevens rekening gehouden te worden met aanwezige kabels en leidingen
(zie afbeelding 5). In de werkput is één profiel gedocumenteerd aan de westzijde van de werkput. De
overige zijden bestonden uit funderingen en/of recente verstoringen. Het profiel bestaat grotendeels
uit recent muurwerk, maar de ontgraving reikte dieper dan de onderzijde van de muur. Hierdoor was
het mogelijk om aan deze zijde een profiel te plaatsen. Het was echter niet mogelijk om over de
volledige breedte een profiel te documenteren, omdat de muur tijdens de ontgraving scheurde en
bijgevolg een veiligheidsrisico vormde (zie afbeelding 6).
Het vlak is gefotografeerd, ingekrast en analoog getekend. De vaste punten zijn ingemeten met een
dGPS met een maximale afwijking van 2 cm. De documentatie (sporenlijst, tekeningenlijst, fotolijst,
vondstenlijst, monsterlijst) is bijgehouden op analoge formulieren. Deze formulieren zijn na het
2 Visser 2012.
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
14
veldwerk gedigitaliseerd (zie bijlage 6). Zowel tijdens als na afloop van het onderzoek is de bodem en
het stort door metaaldetectoramateur R. Rijckaert gecontroleerd op metaalvondsten, dit onder
voorwaarde dat alle voorwerpen zouden worden gemeld. Het vondstmateriaal is volledig verzameld
met uitzondering van bouwfragmenten. Deze zijn selectief verzameld. De ophooglagen zijn
bemonsterd middels grondmonsters.
Na het veldwerk is een evaluatierapport opgesteld. In het evaluatierapport is een overzicht gemaakt
van de aangetroffen sporen, structuren, vondsten en monsters. Deze zijn beoordeeld op hun potentie
voor het beantwoorden aan de in het PvE gestelde vragen. Op basis van deze beoordeling is besloten
welke vondsten, grondsporen en monsters worden uitgewerkt. Dit rapport is voorgelegd aan de
opdrachtgever, bevoegde overheid en het depot. Na instemming van de verschillende partijen is
gestart met de uitwerking van het project. Het eindresultaat is terug te vinden in deze
eindrapportage.
Afbeelding 5 Foto van de aanwezige kabels en leidingen aan de oostzijde van de werkput. Foto genomen richting het zuidwesten.
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
15
Afbeelding 6 Foto van de westzijde van de werkput. Rechts op de foto is de scheur te zien aan de onderzijde van de muur.
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
16
Afbeelding 7 Locatie van het profiel (groene lijn) binnen de werkput.
2.1 Geologie en Bodem
Zoals in de voorgaande paragraaf reeds beschreven is in de werkput één profiel gedocumenteerd (zie
afbeeldingen 7 en 8). Dit profiel is aan de westzijde van de werkput geplaatst. Aan de oostzijde was dit
niet mogelijk door de aanwezige funderingen en verstoringen aangebracht voor de aanleg van kabels
en leidingen.
Aan de westzijde van de werkput is in het profiel de top van het Hollandveen Laagpakket
(spoornummer 15) vastgesteld op een diepte van 0,34 meter beneden maaiveld (1,42 meter + NAP).
De top van het Hollandveen is veraard en intact. Centraal en aan de oostzijde van de werkput is het
Hollandveen niet aangetroffen. Hier is het veen verstoord door de aanleg van de Nieuwe Tijdse kelder
en de Laat middeleeuwse fundering van het oude belfort. Aan de oostzijde van de werkput, onder de
fundering van het belfort, is een cultuurlaag (spoornummer 14) aanwezig. Deze cultuurlaag heeft een
donkerbruin‐zwarte kleur en bestaat uit humeuze, matig siltige slappe klei (zie afbeelding 12). In deze
cultuurlaag zijn fragmenten aardewerk, dierlijk bot en leer aangetroffen. Deze vondsten dateren
tussen het midden van de 14de eeuw en de 2de helft van de 14de eeuw. Deze cultuurlaag kan worden
toegeschreven aan de eerste uitbreidingsfase van de stad na de bedijking in de 13de eeuw.
In de werkput zijn geen onverstoorde afzettingen van het Laagpakket van Walcheren aangetroffen.
De afzettingen van het Laagpakket van Walcheren zijn vergraven voor de aanleg van het laat
middeleeuwse gebouw, de Nieuwe Tijdse kelder en de recente helling en trap.
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
17
Afbeelding 8. Gedigitaliseerd profiel.
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
18
2.2 Sporen en structuren
Binnen het plangebied werden 16 sporen beschreven. Een overzicht van deze sporen is terug te
vinden in afbeelding9. De volledige sporenlijst wordt weergegeven in bijlage 6. In deze paragraaf
wordt een overzicht gegeven van de aangetroffen sporen per structuur. Een overzicht van de
structuren is opgenomen als bijlage 1. Waar mogelijk worden deze sporen en structuren gekoppeld
aan vindplaatsen in de directe omgeving en/of historische informatie.
Afbeelding 9 Overzicht van de aangetroffen sporen in het vlak.
2.2.1 Structuur 1 – Fundering middeleeuws gebouw
De eerste en oudste structuur binnen de werkput omvat spoornummers 1, 9, 10 en 11. Deze
spoornummers betreffen funderingen. Bovenop de fundering met spoornummer 1 is de aanzet van
een muur vastgesteld (zie afbeeldingen 9 en 10). Spoornummers 1, 9 en 10 zijn aangetroffen aan de
oostzijde van de werkput. Enkel spoornummers 1 en 11 zijn te zien in het vlak. Spoornummers 9 en 10
zijn onder de funderingen van het huidige Belfort gesitueerd (zie afbeelding 11). De fundering met
spoornummer 1 kent een verder verloop onder het huidige raadhuis. Aan de oostzijde van de werkput,
in lijn met spoornummer 1, is nog een fragment van een fundering aangetroffen die kan worden
toegeschreven aan dezelfde middeleeuwse structuur (spoornummer 11). Dit fragment lijkt onder de
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
19
recente muur onder het huidige straatniveau door te lopen. Tot op heden is nog geen onderzoek
uitgevoerd onder deze straat om deze hypothese te staven.
Afbeelding 10 Foto werkput met links onderaan en rechts bovenaan de funderingen van het oorspronkelijke belfort. Foto genomen richting het zuidwesten.
Afbeelding 11 Overzicht van de grondbogen met spoornummers 9 en 10, gelegen onder huidige funderingen van het belfort. Foto genomen richting het zuidwesten.
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
20
De funderingen bestaan uit grondbogen, opgebouwd uit beige/lichtgele bakstenen3 en lichtgrijze
kalkmortel. De bovenzijde is aan de westzijde van de werkput aangetroffen op een diepte van 0,30
meter beneden maaiveld (1,93 meter +NAP) en aan de oostzijde op een diepte van 0,50 meter
beneden maaiveld (2,67 meter +NAP). Aan de westzijde van de werkput is de fundering het meest
intact bewaard (zie afbeelding 12). De totale hoogte bedraagt 1,48 meter (gelijk aan 24 steenlagen).
De fundering is tweesteens breed (gelijk aan 75 cm). Aan de onderzijde van de fundering is een
gleilaag van één steen aangelegd voor de opbouw van de grondbogen (gele pijl op afbeelding 12).
Opvallend is dat spoornummers 9 en 10 niet uit een dubbele, maar uit een enkele grondboog bestaan
(zie afbeelding 11). Mogelijk is een deel van de fundering aangepast voor de bouw van het huidige
belfort. De funderingen zijn in wild verband aangelegd en gepakt met groen zwak lemig zand. Aan de
bovenzijde van spoornummer 1 zijn vier lagen gedocumenteerd die kunnen worden toegeschreven
aan de muur bovenop deze fundering. De muur is uit hetzelfde materiaal opgebouwd dan de
fundering. Deze muur is echter hersteld in een latere fase, waarbij gebruik is gemaakt van kalkmortel
voor het opnieuw aanbrengen van de bakstenen.
Afbeelding 12 Foto grondboog van de fundering van het oorspronkelijke belfort (spoornummer 1). Deze grondboog is gefundeerd in de middeleeuwse cultuurlaag (rode pijl – spoornummer 14) Foto genomen richting het zuidoosten.
Aan de westzijde zijn de resten verstoord door de aanleg van de recente helling en trap. Centraal in de
werkput zijn de funderingen verstoord door de aanleg van de Nieuwe Tijdse kelder. Daarbij zijn delen
van deze oude funderingen herbruikt voor het creëren van de keldermuur (hierover meer in de
volgende paragraaf). Aan de westzijde is de fundering deels uitgebroken om een recente buis aan te
3 Lengte x breedte x hoogte in cm: 22 x 10 x 6; 24 x ? x 5,8; 23,5 x ? x 6
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
21
leggen. Aan deze zijde van de werkput is enkel nog een deel van de aanzet van de boog aangetroffen
(zie afbeelding 13). De funderingen met spoornummers 1, 9, 10 en 11 kunnen op basis van de
gebruikte bouwmaterialen, ‐techniek en oriëntatie tot eenzelfde structuur worden toegeschreven.
Afbeelding 13 Aanzet van een grondboog aangetroffen aan de westzijde van de werkput (spoornummer 11). Foto genomen richting het zuidoosten.
De insteek van de funderingen snijdt doorheen een cultuurlaag (spoor 14). Deze cultuurlaag betreft
een donkerbuine tot zwarte, humeuze kleilaag. Onder de funderingen is een laag bruine tot
blauwgrijze klei aangebracht alvorens de funderingen aan te brengen. Uit de cultuurlaag zijn
verschillende fragmenten aardewerk, dierlijk bot en leer verzameld. De vondsten worden beschreven
in paragraaf 2.3 Vondstmateriaal. Deze vondsten dateren tussen het midden van de 14de eeuw en de
2de helft van de 14de eeuw.
Niet enkel ten noorden van het Belfort zijn funderingen aangetroffen, maar ook aan de zuidzijde van
het Belfort. Bij rioleringswerkzaamheden in 2000 zijn, aan de zuidzijde van het huidige belfort, in de
Zuiddijkstraat, eveneens resten aangetroffen van de fase vóór het huidige Belfort. Deze sporen zijn
gedocumenteerd als waarneming. 4 Aan deze zijde van het belfort loopt de fundering over een lengte
van circa 8 meter (zie afbeelding 14). Deze zouden parallel aan het huidige belfort lopen, maar omdat
ze slechts gedeeltelijk zijn vrij gelegd, is het mogelijk dat deze aangetroffen fundering licht afwijkt
van de oriëntatie van het huidige Belfort. Hierdoor is het mogelijk dat deze parallel aan de
aangetroffen funderingen van het huidige onderzoek lopen. De funderingen betreffen grondbogen
opgebouwd uit rode en gele bakstenen met als formaat 23 x 11 x 5,5 cm (lengte x breedte x dikte).
Net als bij de fundering vastgesteld in de huidige werkput zijn de grondbogen gefundeerd op een
4 Archisnr. 3047669100
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
22
gleilaag van één steen. De funderingstechniek en gebruikte bouwmateriaal stemt overeen met de
funderingstechniek en bouwmateriaal aangetroffen bij het huidige onderzoek. Mogelijk behoren
beide funderingen tot eenzelfde gebouw of betreffen het twee gebouwen die rond dezelfde periode
zijn gebouwd.
Afbeelding 14 Foto van de grondbogen waargenomen bij de rioleringswerkzaamheden in de Zuiddijkstraat. Bron: ZAA.
Op basis van de datering van de cultuurlaag dateren de funderingen met spoornummers 1, 9,10 en 11
ten vroegste uit het midden van de 14de eeuw. Aan de oostzijde van de werkput bevinden de
funderingen zich onder de funderingen van het huidige Belfort en onder de funderingen van het
raadhuis. Volgens een steen aangebracht in de wand van het raadhuis dateert deze uit 1761. Dit
maakt dat de funderingen dateren tussen het midden van de 14de eeuw en het midden van de 18de
eeuw. Deze datering kan ook worden toegeschreven aan de funderingen aangetroffen ten zuiden van
het huidige Belfort. Uit historische bronnen is bekend dat in 1329 een schepenhuis aanwezig is. In 1375
wordt een Belfort gebouwd. Kort na de bouw woedde in 1393 een brand die het schepenhuis en het
Belfort vernielden. Het schepenhuis werd kort na de brand hersteld, maar het poorthuis en ook het
Belfort werden pas in 1423 opnieuw opgericht.5 Volgens de historische bronnen wilden de schepenen
een fraaier en groter stadhuis laten bouwen tussen 1422 en 1427.6 Ervan uitgaande dat het huidige
Belfort, weliswaar hersteld na het bombardement in de Tweede Wereldoorlog, dit groter en fraaier
stadhuis is uit de 15de eeuw, dateren de funderingen van vóór deze werkzaamheden uit de 1ste helft
van de 15de eeuw. Daarnaast heeft de analyse van het aardewerk uit de cultuurlaag aangewezen dat
deze cultuurlaag wordt afgesloten in de 2de helft van de 14de eeuw. Dit betekent dat de funderingen
kunnen worden toegeschreven aan het Belfort uit 1375 en/of het herstelde schepenhuis na de brand
van 1393. Op basis van de huidige bevindingen kan hierover geen uitsluitsel worden verkregen.
5 Kempen en Schute 2001, 29.
6 Leloup 2013, 47.
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
23
Afbeelding 15 Foto kelder met vooraan in de foto de natuurstenen plaat die een holle ruimte afdekt. Achteraan in de foto is de haard te zien met links ervan de rechthoekige ruimte waar hout of kolen werden bewaard. Ter hoogte van deze ruimte is in de muur een uitsparing gemaakt voor het aanbrengen van het hout of de kolen. Foto genomen richting het oosten.
2.2.2 Structuur 2 – De Nieuwe Tijdse kelder
Structuur 1 wordt doorsneden door een kelder, de tweede structuur. Hiervan is een groot deel van de
vloer (spoornummer 4) nog intact, evenals een deel van de muren (spoornummers 3 en 7) met
luchtkoker en haard (spoornummer 8). In het zuidelijke deel van de kelder, net naast de ingang,
bevindt zich een groot rechthoekig blok natuursteen (spoornummer 12). Bij het optillen van deze
natuursteen is een holle ruimte vastgesteld, opgebouwd uit gele ijsselstenen. Deze ruimte en de
bijhorende natuurstenen plaat zijn in situ bewaard. De keldervloer (spoornummer 4) is opgebouwd uit
rode en zwarte aardewerken vierkante tegels7 en blauwe vierkante, hardsteen tegels8. Vanaf de
ingang van de kelder richting de haard zijn kleinere aardewerk tegels gebruikt. De grotere tegels
bevinden zich ter hoogte van de ingang van de kelder. De haard (spoornummer 8) is opgebouwd uit
gele ijsselstenen9. Sommige van deze ijsselstenen bevatten nog roetsporen. Ten westen van deze
haard bevindt zich een rechthoekige door ijsselstenen afgebakende ruimte (spoornummer 6), waar
zich mogelijk het hout of de kolen bevonden voor de haard. Ter hoogte van deze ruimte bevatte de
muur nog tegels versierd met groen en geel glazuur. De muur (spoornummers 7 en 3) bestaat uit
verschillende formaten bakstenen. Aan de westzijde is de muur circa 20 cm breed. De noord‐ en
7 Lengte x breedte x hoogte in cm: 24 x 23 x 3; 20 x 20 x 2 8 Lengte x breedte x hoogte in cm: 33 x 33 x 5
9 Lengte x breedte x hoogte in cm: 17 x 8 x 4,5
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
24
zuidzijde van de muur is 1 baksteen breed (circa 6 cm) en heeft een rommelige opbouw. Aan de
westzijde is een deel van de middeleeuwse fundering (spoornummer 1 – structuur 1) gebruikt als
onderdeel van de keldermuur. Voor de aanleg van de oostelijke zijde van de kelder is tussen de poeren
van het huidige Belfort een muur gemetseld, zodat een rechte wand werd verkregen. Hier is de muur
opvallend breder, met name 40 cm. Eén van deze tussenmuren is later verstoord voor de aanleg van
kabels en leidingen. De muren zijn opgebouwd uit verschillende formaten bakstenen. Daarbij zijn
bakstenen van de middeleeuwse fundering herbruikt voor de bouw van de kelder. De grootste
bakstenen hebben als formaat (lengte x breedte x hoogte) 26,5 x 12,5 x 6,7 cm (vondstnummer 30) en
de kleinere bakstenen 20,4 x 10 x 5,4 cm (vondstnummer 30). Als mortel is grijze kalkmortel gebruikt.
De westzijde van de muur bevat tevens de ingang tot de kelder. De onderste trede bestaat uit één
grote blok witte kalksteen. Ten noorden van de ingang is in de muur een uitsparing gemaakt, een gat
voor het aanbrengen van het hout of de kolen die in de rechthoekige ruimte naast deze muur
(spoornummer 6) werd bewaard. De binnenzijde van de muur is volledig bezet met kalk en (deels)
afgezet met groene en gele geglazuurde tegels.
De kelder behoorde mogelijk in eerste instantie bij een 18de eeuws huis afgebeeld op een tekening uit
de 18de eeuw (zie afbeelding 16). Dit wordt bevestigd op basis van de gebruikte bakstenen uit de
muren van de kelder. De grootste bakstenen dateren uit de Middeleeuwen. Deze zijn afkomstig uit de
middeleeuwse fundering, afgebroken voor de bouw van de kelder. De kleinere steenformaten dateren
tussen de 17de en het midden van de 18de eeuw. Deze huizen zijn later verbouwd tot een herberg (zie
afbeelding 17). Deze herberg raakte zwaar beschadigd bij de bombardementen tijdens de Tweede
Wereldoorlog (zie afbeelding 18). Bij de restauratie van het Belfort in de tweede helft van de 20ste
eeuw werd dit pand dan ook afgebroken tot op circa 1,00 meter beneden maaiveld (2,12 meter
+NAP). Hierbij zouden de middeleeuwse funderingen zijn aangetroffen en opgegraven. Van deze
opgraving zijn echter geen nadere gegevens bekend.10 Het overige deel van de kelder is opgevuld met
puin (spoornummer 13).
Afbeelding 16 Gezicht op de Grote Markt met links het raadhuis rechts de overdekte waterput. Tekening in inkt, potlood, gewassen door Th. Verrijk. Kopie uit ca. 1785, oorspronkelijke tekening 1739 (Zeeuws
10 E‐mailcorrespondentie met dhr. Jongepier op 27‐03‐2017.
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
25
Archief, Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, Zelandia Illustrata, cat.nr. ZI‐II‐2214). Bron: Dröge 2009, afb. 4.
Afbeelding 17 Gezicht op het raadhuis voor de restauratie van 1896. Foto van C.W. Bauer (1844‐?), fotograaf te Middelburg (ZA,KZGW, Zelandia Illustrata, cat.nr. ZI‐II‐2214). Bron: Dröge 2009, afb. 6.
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
26
2.3 Vondstmateriaal
In totaal werden tijdens de Archeologische Begeleiding 45 vondstnummers uitgedeeld. Deze
vondstnummers omvatten 222 vondsten en 13 monsters. Deze monsters bestaan uit twee botanische
monsters en 11 baksteenmonsters. De botanische monsters zijn niet uitgewerkt, omdat zij niet uit een
gesloten context zijn genomen. Tevens vormen zij geen bijdrage voor het beantwoorden van de
onderzoeksvragen. Voor een overzicht van de vondstenlijst wordt verwezen naar bijlage 6, de
determinatielijsten van het vondstmateriaal worden weergegeven in bijlagen 2 tot en met 5.
2.3.1 Aardewerk
Y.J.W.R. de Rue
Al het aardewerk dat tijdens dit project is verzameld (97 scherven van 65 individuen), is
geïnventariseerd en in tabelvorm toegevoegd in bijlage 2. Om te kunnen verwijzen naar individuele
vondsten werd achter het vondstnummer steeds een individueel volgnummer toegevoegd, dat van
het vondstnummer is gescheiden door een punt (bijv. 10.53: vondstnummer 10 met individueel
volgnummer 53).
De vondsten worden hieronder per spoor besproken en geïnterpreteerd. Deze analyse is van een
dergelijk kleine omvang dat een volledig hoofdstuk betreffende theorie, methode en terminologie
hier buiten proportie wordt geacht. Er is daarom getracht dergelijke aspecten eenvoudigweg te
vermelden op de plaats waar ze terzake zijn in de tekst. Toch zijn enkele korte methodologische
opmerkingen hier op hun plaats.
Ten eerste worden er in deze analyse naast elkaar twee tellingen gehanteerd. Enerzijds wordt het
aantal scherven geteld, anderzijds het aantal individuen. Het aantal scherven is vooral van belang
voor correcte depotgegevens, terwijl het noteren van het aantal individuen een minder vertekend
beeld oplevert van de baksel‐, vorm‐, functie‐ en volledigheidsverhoudingen.
Het is een bewuste keuze het aantal individuen te bepalen in EVE´s (Estimated Vessel Equivalents),
eerder dan de vaak gebruikte methode van minimum aantal individuen (MAE) op basis van rand en
bodemfragmenten11. De EVE´s‐methode biedt een correctere benadering van het aantal individuen
en heeft het voordeel de informatie van losse wandscherven te kunnen includeren. Dit werd
belangrijker geacht dan de beperkingen op het vlak van replicatie van de aantal‐bepaling.
In praktijk betekent dit dat er een zo nauwkeurig mogelijke schatting wordt gemaakt van het aantal
aanwezige individuen. Ook incomplete individuen waarvan geen oor, rand of bodem bewaard is,
worden geïncludeerd, omdat ook zij informatie leveren. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de
fragmentatiegraad die informatie levert over de tafonomie van het spoor, aan de verdeling van de
bakselgroepen en aan aandelen van verschillende productieregio’s of herkomstgebieden. Om de
individuen van elkaar te onderscheiden kan men bij gefragmenteerd materiaal niet volstaan met de
vorm. Daarom wordt ook gelet op kleurnuances, bakselkermerken, wanddikte, draairibbeldetails,
kenmerken van glazuur/ oppervlaktebehandeling, decoratiepatronen, gebruikssporen zoals slijtage
en verhitting, etc.
11 Orton e.a. 1993; Rice 1987, 291‐293.
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
27
Aardewerk is een belangrijk gidsfossiel voor het dateren van de sporen. Bij de analyse worden
verschillende types van dateringen onderscheiden: de datering van de aardewerkvondst, de datering
van de spoorvulling, de datering van de eindfase van de opvulling van het spoor en de datering van de
aanleg van het spoor. Deze dateringen zijn niet alleen in theorie, maar vaak ook in praktijk
verschillend. Hun onderlinge verband is voornamelijk afhankelijk van de formatiegeschiedenis van het
spoor.
Dit rapport maakt voor de vormtypologie
gebruik van het Nederlands
Classificatiesysteem voor (post‐)
middeleeuws aardewerk en glas12. In het
dagelijks gebruik wordt dit het Deventer‐
systeem genoemd. De codes waarvan het
Deventer‐systeem gebruik maakt, zijn
drieledig. Het eerste deel van de code is
een afkorting voor het baksel of de
materiaalsoort, het tweede deel is een
afkorting voor de vorm en het derde deel
is een voor die vorm uniek typenummer.
Indien er een vorm is aangetroffen die nog
niet bekend is in het Deventer‐systeem,
bestaat het derde deel van de code uit de
letters NT, wat staat voor Nieuw Type.
Hoewel sommige aardewerkspecialisten
het Deventer‐systeem ook gebruiken voor
de toekenning van bakselgroepen, is het
systeem hier niet echt voor bedoeld. De door het Deventer‐systeem gebruikte bakselonderverdeling
is enkel een middel om de vormen te groeperen. Aangezien vorm en baksel los van elkaar staande
variabelen zijn, wordt de Deventer‐code hier enkel gebruikt als vormbeschrijving. Bakselgroepen
worden los daarvan genoteerd (zie tabel 1).
2.3.1.1 Spoor 1 (vondstnr 2)
Naast spoor 1, een muur uit de Late Middeleeuwen, werd een scherf roodbakkend aardewerk van een
grape uit Bergen op Zoom aangetroffen (vondstnr 2). De grape kan worden gedateerd in de eerste
helft van de 17de eeuw13.Omdat het slechts één scherf betreft, die bovendien naast een spoor werd
gevonden laat dit fragment geen verdere analyse of spoorinterpretaties toe.
2.3.1.2 Insteek muur spoor 11 (vondstnr 40, laag 7 en vondstnr 37, laag 5)
Uit het profiel werd aardewerk ingezameld uit laag 5 en 7. De vondsten uit beide lagen kunnen
worden geïnterpreteerd als vondsten uit de insteek van de funderingsmuur met spoornummer 11, die
in het veld in de Late Middeleeuwen werd gedateerd. Er werden 9 scherven ingezameld van 6
individuen. Het gaat om wandfragmenten in grijsbakkend aardewerk, een bodemfragmentje in
12 Bitter e.a. 2011. Dit systeem bestaat sinds 1989.
13 Groeneweg 1992, 160.
bakselgroep afkorting bakselgroep
PME/ME (post‐)middeleeuws
BST bijna‐steengoed
DST Duits steengoed
GR grijsbakkend aardewerk
MAJ majolica
P/BST proto/bijna‐steengoed
PIJ pijpaarde
PST proto‐steengoed
RD roodbakkend aardewerk
WT witbakkend aardewerk
IWT industrieel wit
WW whiteware (subgroep van het IWT)
PRL pearlware (subgroep van het IWT)
Tabel 1 Gebruikte bakselafkortingen
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
28
roodbakkend aardewerk en een stukje geknepen standring van een kannetje in bijnasteengoed uit
Siegburg.
Het belang van dit aardewerk is vooral daterend. Door het ontbreken van duidelijke dateerbare
elementen zoals randen is het moeilijk dit aardewerk erg nauw te dateren. De dateringen van het
aardewerk worden weergegeven in afbeelding 18. Het karakter van aardewerk in de insteek van een
spoor kan soms bestaan uit primair afval. Veel vaker gaat het om opspit of afval dat rondslingerde op
het leefoppervlak op het moment van de aanleg van de muur. Aangezien het materiaal flink
gefragmenteerd is, valt het in dit geval in één van de laatste twee categorieën. Dit betekent dat de
scherven kunnen worden gebruikt als een terminus post quem voor het spoor, maar theoretisch is het
mogelijk dat de muur een stuk jonger is. Op basis van de dateringen in afbeelding 18 kan worden
gesteld dat de aanleg van de muur moet hebben plaatsgevonden in het tweede kwart van de 14de
eeuw of later. Hoeveel later is niet te bepalen.
Afbeelding 18 Overzicht van de datering van het aardewerk dat werd aangetroffen in de insteek van spoor 11. Ieder blauw balkje stelt de datering één individu voor. De weergegeven Deventer‐code geeft een indicatie om wat voor het voorwerp het gaat.
2.3.1.3 Spoor 13 (vondstnr 10 en 18)
Spoor 13 is een puinpakket waarmee de aangetroffen kelder uit de Nieuwe Tijd werd opgevuld. Dit
puinpakket bevatte ook aardewerk, dat werd ingezameld onder de vondstnummers 10 en 18. Omdat
er geen noemenswaardig verschil is tussen de vondstnummers, worden alle vondsten van spoor 13
samen besproken.
Afbeelding 19 Bakselverdeling van het aardewerk uit spoor 13. Aantallen in EVE’s.
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
29
Er werden 43 scherven ingezameld, die konden worden toegewezen aan 21 individuen. Afbeelding 19
toont de verhouding van de aanwezige bakselgroepen. Het roodbakkende aardewerk is met meer dan
de helft van het aantal individuen duidelijk de grootste groep. Daarnaast werden er kleine aantallen
witbakkend aardewerk, steengoed, faience, pijpaarde en industrieel wit aangetroffen. De
aangetroffen vondsten worden hieronder kort uiteengezet, geordend volgens bakselgroep.
Het roodbakkende aardewerk
Afbeelding 20 Het roodbakkende aardewerk van spoor 13. De weergegeven nummers zijn de individunummers, één per individu, ook indien dit individu uit meerdere scherven bestaat. Het eerste gedeelte van de code staat voor het vondstnummer. Het gedeelte achter de punt is een individueel volgnummer.
Het roodbakkende aardewerk werd vertegenwoordigd door 12 individuen (zie afbeelding 20). Hiervan
konden er zeven op basis van baksel‐, glazuur‐ en/of vormkenmerken worden toegeschreven aan het
productiecentrum van Bergen op Zoom. Hieronder bevinden zich 3 exemplaren van grote, 19de‐
eeuwse teilen (zie afbeelding 21). Deze worden door Groeneweg14 melkteilen genoemd en hebben in
het Deventer‐systeem de code r‐kom‐74. Dergelijke teilen komen in 19de‐eeuwse contexten in de
omgeving van Sluis zeer geregeld voor. Zo werd er een parallel aangetroffen op de site van Fort
Napoleon te Groede15.
Binnen het roodbakkende aardewerk vormt, na de producten uit Berg op Zoom, de importgroep uit
Friesland de op één na grootste groep, met zeker 3, mogelijk 4 individuen. De toewijzing aan dit
productiecentrum kon soms gebeuren door de aanwezigheid van een bolling centraal binnen de
standring van de bodem16. Soms bieden bakselkenmerken uitkomst, zoals de tint van het baksel en
het glazuur en de aanwezigheid van kleine ijzerconcreties en half door het glazuur heen stekende
kleine ijzerarme geelwitte kleilensjes17.
14 Groeneweg 1992, 182‐183
15 Rue 2017, 58.
16 Meulen & Smeele 2005, 248‐257.
17 Meulen & Smeele 2005, 248‐257; Rue 2016G, 194.
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
30
Onder de Friese producten bevindt zich een bodem met standring die aan een kom of tuitpot moet
hebben toebehoord (vondstnr 18.39, datering 1650‐1850, afbeelding 20). Daarnaast is er een beroet
en verhit bodemfragment van een bolle bodem met drie pootjes dat heeft toebehoord aan een 18de
eeuwse steelkom (vondstnr 18.40, afbeelding 20). Verder werd een fragment van een grape
teruggevonden dat mogelijk heeft toebehoord aan een r‐gra‐107 (vondstnr 18.41, afbeelding 20
datering 1625‐1725).
Verder werd er ook een klein kommetje aangetroffen (vondstnr 10 + 18.47), dat technisch gezien in
het Deventer‐systeem onder de koppen valt (r‐kop‐NT, datering 1775‐1925). Het lijkt op basis van het
baksel en het glazuur om een Fries product te gaan, maar dit is niet helemaal zeker. Het is een type
dat nog niet bekend is in het Deventer‐systeem. De kop heeft een standvlak met een wijd uitstaand
lichaam en een duidelijke wandknik naar een recht opstaande rand met een iets driehoekig verbrede
en afgeplatte top (zie afbeeldingen 20 en 22). Mogelijk heeft het een oortje gehad.
De standvoet met afgetrokken bodem wijst op een late datering onder invloed van Duitse producten
en plaatst de kom waarschijnlijk in de 19de eeuw. De kom is enkel aan de binnenzijde geglazuurd. Dit
glazuur vertoont extreem zware slijtage van gebruik of intensief schoonschuren. Het interessante aan
dit object is dat het nog resten vertoont van verf in allerlei kleuren, wat wijst op een gebruik als
verfbakje. Er zijn resten van zachtgele, lichtgroene, roodbruine, donkerbruine en zwarte verf (zie
afbeelding 23).
Afbeelding 21 Grote 19de‐eeuwse teil
in roodbakkend aardewerk afkomstig uit Bergen op Zoom (r‐kom‐74, vondstnr 18.33, schaal 1 op 4).
Afbeelding 22 Kleine kom in roodbakkend aardewerk, mogelijk afkomstig uit Friesland (r‐kop‐NT, vondstnr 10 + 18.47, datering 1775‐1925, schaal 1 op 2).
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
31
Afbeelding 23 Kleine kom in roodbakken aardewerk (r‐kop‐NT, vondstnr 10‐18.47). Detailopnames tonen aan buiten‐ en binnenzijde resten van verf in zachtgeel, lichtgroen, roodbruin, donkerbruin en zwart. De binnenzijde toont bovendien duidelijke sporen van zware slijtage door gebruik.
Het laatste fragment in roodbakkend aardewerk is een rand van grote kom (vondstnr 10.54,
afbeelding 20). Het is een regionaal product en lijkt ouder dan de rest van de context (15de eeuw). De
rand is driehoekig verdikt met daaronder nog een driehoekige doorn.
De overige bakselgroepen
Afbeelding 24 Een overzicht van alle de overige bakselgroepen uit spoor 13, buiten het reeds in afbeelding 3 getoonde roodbakkende aardewerk.
Het witbakkende aardewerk blijft beperkt tot drie individuen. Hieronder bevindt zich een klein 17de of
18de eeuws fragmentje van een onduidelijke vorm en herkomst (vondstnr 18.37, afbeelding 24). Het is
aan twee zijden geglazuurd en aan de buitenzijde voorzien van kopergroen. Het valt dus onder het
groengoed. De buitenzijde vertoont lichte verkleuring van verhitting. Ook in groengoed is een bodem
op standring van een Friese schenkkan (vondstnr 18.38, afbeelding 24) uit de 17de of 18de eeuw.
Tenslotte werd er nog een bodem van een Friese schenkkan (vondstnr 18.44, afbeelding 24) uit de
18de of 19de eeuw aangetroffen. Dit exemplaar is niet versierd met kopergroen, maar is een
zogenaamde ‘vlekkengoed’18. Het loodglazuur aan de buitenzijde is met behulp van mangaanoxide
versierd met paarsbruine vlekken.
18 Meulen & Smeele 2005: 257.
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
32
Ook de faience is vertegenwoordigd door drie
individuen. Zo is er een onversierde rand van een
ondiep bord uit de periode 1725‐1775 (vondstnr
10.51, afbeelding 24). Een fragment van een ouder
bord (1640‐1675, vondstnr 18.42, afbeelding 24)
vertoont op de vlag een kobaltblauwe
paneeldecoratie die waarschijnlijk heeft
toebehoord aan een Wan‐Li‐decor. Ook werd er
een randje van een kom aangetroffen met aan de
binnenzijde een kobaltlbauw decor dat
vermoedelijk een landschap voorstelde (1675‐1725,
vondstnr 10.52, afbeelding 24).
Het aangetroffen steengoed bleef beperkt tot een
oor van een mineraalwaterkruik in Duits steengoed,
waarschijnlijk uit het Westerwald (vondstnr 18.36,
afbeelding 24). Op basis van de vormtypologie (s2‐
fle‐9) in combinatie met de oppervlaktebehandeling
(oranjebruine engobe zonder duidelijk zoutglazuur) kan dit
individu gedateerd worden tussen 1790 en 181019.
Er werd slechts één pijpenkopje in pijpaarde aangetroffen
(vondstnr 10.50, afbeeldingen 24 en 25). Het is een pijp in fijne
kwaliteit met een ovale ketel (basistype 3) die dateert tusen 1735
en 178020. De hiel is gemerkt met de letters DORN. Het wapen
van Gouda is als bijmerk gebruikt.
Het jongste individu uit de assemblage is een iw‐kop‐5 in
industieel witbakkend aardewerk (vondstnr 10.49,
afbeeldingen 24 en 26). Het kopje is, met uitzondering van het
oor, archeologisch compleet. Het gaat waarschijnlijk om een
Maastrichts product (Regout / Société Ceramique), maar
helaas is er geen merk bewaard. De kop is malgegoten, een productietechniek die in Maastricht pas
voorkomt vanaf circa 190021, wat de productiedatering ergens tussen 1900 en circa 1950 plaatst.
Interpretatie
Afbeelding 27 toont verdeling van de volledigheid van al het aardewerk uit spoor 13. Aangezien het
een puinpakket betrof, is slechts een selectie van het aangetroffen aardewerk ingezameld. We
kunnen er vanuit gaan dat grote stukken in het veld meer opvielen tussen het puin en (lichtjes)
oververtegenwoordigd zijn. Het materiaal is nogal gefragmenteerd met voornamelijk objecten in de
categorie 0‐5%. Hieronder bevinden zich kleine fragmentjes, maar ook flinke scherven. Daarnaast zijn
enkele objecten aanwezig die vollediger zijn, in de categoriën 5‐20% en 20‐40%. Er is niet echt een
19 Bartels 1999, 72‐73.
20 Duco 2003, 200‐208.
21 Knotter 2016, 111.
Afbeelding 26 Kop in industrieel witbakkend aardewerk (iw‐kop‐5, vondstnr 10.49, datering 1900‐1950, schaal 1 op 2)
Afbeelding 25 Pijpenkop in pijpaarde uit spoor 13 met detailfoto’s van het hiel‐ en bijmerk (vondstnr 10.50)
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
33
begrenzing tussen de scherven uit de categorie 0‐5% en de categorieën 5‐20% en 20‐40%. De
formaten lijken in elkaar over te lopen en deel uit te maken van hetzelfde tafonomische proces.
Afbeelding 27 Volledigheidsverdeling van het aardewerk uit spoor 13. Aantallen in EVE’s.
Afbeelding 28 De dateringen van het in spoor 13 aangetroffen aardewerk. Ieder blauw balkje representeert de datering van één individu. De tekst (in de meeste gevallen de Deventer‐code) bij ieder balkje geeft in indicatie om wat voor een object het gaat.
Afbeelding 28 toont de dateringen van de aardewerkvondsten in dit spoor. Een uitschieter wordt
gevormd door een enkel klein fragmentje uit de 15de eeuw. Het meeste aardewerk dateert tussen de
17de t/m de 19de eeuw, waarbij de jongste eeuwen beter vertegenwoordigd lijken. Een jonge
uitschieter wordt gevormd door een fragment van een kop in industrieel wit aardewerk, dat uit de
eerste helft van de 20ste eeuw stamt.
Over het algemeen is er een verband tussen de fragmentatiegraad en de datering: hoe ouder het
fragment, hoe gefragmenteerder het is. Bovendien zijn er ook vrij veel scherven met sporen van
secundaire slijtage: slijtage die niet het gevolg is van gebruik, maar van rondslingeren. Dergelijke
slijtage komt meer voor op de incompletere stukken.
Er is zeker sprake van zwerfvuil dat lang, mogelijk enkele eeuwen heeft rondgeslingerd voor het in het
spoor terecht kwam. Een duidelijk voorbeeld hiervan vormt de 15de eeuwse scherf. De completere
stukken, met minder slijtage en een jongere datering kunnen ofwel zwerfvuil zijn dat minder lang
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
34
heeft rondgezworven ofwel secundair afval: een afvalcontext die verstoord is tijdens de
afbraakwerkzaamheden en samen met het puin in de kelder terecht is gekomen.
Wat betreft de afsluitende datering van het spoor valt op dat de grootste hoeveelheid materiaal 18de‐
en 19de‐eeuws is in datering. Er is zeker materiaal uit de eerste helft van de 19de eeuw. De afsluiting is
dus in de eerste helft van de 19de eeuw of later gebeurd. De 20ste eeuwse scherf vormt een zonderlinge
uitschieter. In principe vormt de jongste scherf een terminus post quem voor de afsluiting van de laag,
indien er geen sprake van verstoring is. Maar als puin werd gestort in de 20ste eeuw, zou men meer
dan 1 scherf uit die eeuw in de vulling verwachten.
Een bouwhistorisch onderzoek van het stadhuis22, waarin ook vluchtig het pand wordt beschreven
waartoe deze kelder heeft behoord, laat toe het aardewerkpatroon te verbinden aan de
bouwgeschiedenis. Het verdwenen pand dat bij de betreffende kelder hoorde, is afgebroken tijdens
de restauratiefase van het stadhuis tussen 1896 en 189923. Dit sluit goed aan bij de aangetroffen 18de
en 19de‐eeuwse scherven. In oktober 194424 werd het stadhuis echter door een bombardement tot
een ruïne gereduceerd, met een enorme ravage en hoeveelheid puin ter hoogte van het kelderperceel
tot gevolg. Mogelijk moeten we de scherf uit de eerste helft van de 20ste eeuw toeschrijven aan een
verstoring van het puinpakket tijdens het opruimen van het puin van het bombardement.
Aangezien het niet te achterhalen is waar het aangetroffen aardewerk precies vandaan kwam, is het
niet duidelijk wie de gebruikers waren, en wordt er hier afgezien van verdere socio‐economische
interpretatie.
2.3.1.4 Spoor 14 (vondstnr 5, 22, 32 en 34)
Spoor 14 is een donkere laag die stratigrafisch ouder is dan de aangetroffen fundering van de oude
fase van het belfort. Het in deze laag aangetroffen aardewerk biedt daarom een aanwijzing voor de
datering van de bouw van de oude fase van het belfort. Slechts een klein deel van deze laag werd
archeologisch onderzocht, waardoor het ingezamelde aardewerk ook slechts een klein deel is van de
oorspronkelijke vondsten uit dit spoor. Onder de vondstnummers 5, 22, 32 en 34 werden er 43
scherven ingezameld, afkomstig van 36 individuen. Omdat er geen noemenswaardig verschil is tussen
de vondstnummers, worden alle vondsten van spoor 14 samen besproken.
Zoals wordt getoond in afbeelding 29 bestaat bijna de helft van het aardewerk uit grijsbakkend
aardewerk. Daarna volgt met een eveneens aanzienlijk aandeel het steengoed. Hiervan zijn 13
individuen in ‘echt’ Duits steengoed. Twee individuen zijn uitgevoerd in de iets oudere voorloper van
het Duitse steengoed, het bijna‐steengoed. Tenslotte bevat de context ook 6 individuen in
roodbakkend aardewerk.
Het aangetroffen aardewerk is fragmentair van aard. Zoals blijkt uit afbeelding 30 valt veruit het
grootste deel van het aardewerk in de volledigheidscategorie 0‐5%. Er zijn enkele individuen die iets
vollediger zijn en in de categorie 5‐20% vallen. Dit zijn voornamelijk bodemfragmenten die vanwege
hun stevige vorm iets completer zijn gebleven. Een uitschieter vormt een vrijwel compleet
drinkkannetje in steengoed uit Siegburg.
22 Dröge 2009.
23 Dröge 2009, 8, afb. 22 op p 24 van deel II.
24 Dröge 2009, 8‐9, afb. 43 op p. 38 van deel II.
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
35
Afbeelding 29 De bakselverdeling van het aardewerk uit spoor 14.
Afbeelding 30 De volledigheidsverdeling van het aardewerk uit spoor 14 (aantallen in EVE’s).
Het grijsbakkende aardewerk
Al het aangetroffen grijsbakkende aardewerk (afbeelding 31) is uitgevoerd in harde, fijne grijze
baksels, soms zo hard gebakkend dat het neigt naar blauwgrijs. Meestal is de kern lichtgrijs of
middelgrijs. Het oppervlak is over het algemeen donkerder, soms tot grijszwart gesmookt25. Geregeld
komen exemplaren voor met op de breuk scherp afgelijnde donkergrijze marges. De baksels sluiten
aan bij de regionale productie in de Late Middeleeuwen. Er konden geen importstukken worden
herkend.
Onder het grijsbakkende aardewerk werden vrij veel kannen aangetroffen. Ze kunnen grofweg
worden onderverdeeld in drie formaten: grote water‐/voorraadkannen, middelgrote kannen en kleine
drinkkannen. In de grootste categorie vallen drie exemplaren.
Afbeelding 31 Het grijsbakkende aardewerk van spoor 14.
25 Door het intentioneel blootstellen aan een reducerende ovenatmosfeer wordt het oppervlak van de keramiek
donkergrijs tot zwart van kleur.
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
36
Een halsfragment (vondstnr 22.23, afbeelding 31) wijst op een grote grijze kan uit de 13de of 14de eeuw
met een zeer dunwandige, cilindrische hals met intentionele horizontale ribbels26. Verder werd er een
ongedecoreerd worstoor (vondstnr 22.13, afbeelding 31) aangetroffen dat is aangezet net onder de
rand die iets naar binnen knikt en aan de binnenzijde is afgeschuind. Aan de binnenzijde van de
aanzet is een diepe duimindruk zichtbaar. Deze kan stamt uit de periode 1325‐1400. Dergelijke
kannen zijn in Zeeuws Vlaanderen gangbaar in deze periode. Er zijn onder andere parallellen bekend
elders uit Sluis27 en uit Aardenburg28.
Het derde exemplaar (vondstnr 22.14, afbeeldingen 31 en 32) heeft een gelijkaardige rand, maar heeft
een breed lintoor dat is versierd met vingerindrukken.
Ook dit oor is net onder de rand aangezet en heeft een
diepe duimindruk aan de binnenzijde van de aanzet.
Waarschijnlijk heeft dit oor toebehoord aan een g‐kan‐3.
Ook dergelijke kannen zijn gangbaar in de streek, met
wederom parallelen elders uit Sluis (afbeelding 32) en uit
Aardenburg. Ze hebben een gelijkaardige datering als de
hierboven kannen met ongedecoreerde worstoren. onder
andere uit Aardenburg, en dateren net als de grote grijze
kannen met onversierde worstoren uit de periode 1325‐
140029.
Er werd ook een bodem van een middelgrote grijze kan
(vondstnr 22.10, afbeeldingen 31 en 33) aangetroffen. Dit
exemplaar had een opvallend donker, bijna zwart
oppervlak. De kan staat op een standlobring30. Het
bewaarde gedeelte van de opgaande wanden doen een
vrij slanke vorm vermoeden. Dergelijke kannen zijn
eveneens zeer gangbaar in Zeeuws Vlaanderen en de
aansluitende Vlaamse regio en worden gedateerd tussen 1250 en 140031. Verder werd er nog een zeer
26 Groote 2008, 170‐180.
27 D'Hondt 2017, plaat 2: spoor 7: 2b, parallel aangetrofen op de site Sluis Lindehoeve/ Beestenmarkt.
28 Trimpe Burger 1964, 528 parallel D1.
29 Trimpe Burger 1964: 528 D2 parallel. D'Hondt 2017: parallel plaat 3: spoor 7: 1 en 2, parallelen aangetroffen op de site
Sluis Lindehoeve/Beestenmarkt. 30 Een serie van enkelvoudige vingerindrukken (lobben) die elkaar min of meer raken en zo een ring vormen. De Groote
noemt dit ‘enkelvoudige en aaneensluitende standvinnen’ (Groote 2008, 176) 31 Groote 2008, 170‐180; D’Hondt 2017: plaat 12: spoor 8: 4, parallel aangetroffen op de site Sluis
Lindehoeve/Beestenmarkt.
Afbeelding 33 Bodem op standlobring van een middelgrote kan in grijsbakkend aardewerk. schaal 1 op 2 vondstnr 22.10
Afbeelding 34 Bodem van een kleine drinkkan in grijsbakkend aardewerk . schaal 1 op 2 vondstnr 22.11
Afbeelding 32 Voorbeeld van een grote voorraadkan in grijsbakkend aardewerk met gedecoreerd oor dat werd aangetroffen op Sluis Beestemarkt van het zelfde type als het in spoor 14 aangetroffen individu (vondstnr 22.14, Schaal 1 op 6). Bron: D’Hondt 2017, catalogus plaat 3 afb. 1.
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
37
klein fragmentje aangetroffen (vondstnr 22.19, afbeelding 31) dat eveneens afkomstig is van een
bodem van een middelgrote kan op standlobring. De onvolledigheid laat niet toe dit individu nauwer
te dateren dan 1200‐1450.
In de kleinste categorie werd een bodem teruggevonden van een kleine grijze drinkkan (vondstnr
22.11, afbeeldingen 31 en 34). Dit kannetje heeft een standvlak met een lichte, intentioneel
aangebrachte ziel. Boven het standvlak is de onderkant ingesnoerd. Daarboven buigt de wand naar
buiten om over te gaan naar een bol lichaam. Dergelijk kannetjes kunnen in de streek in de 14de eeuw
of iets ruimer worden gedateerd32.
Ook het oorfragment van vondstnr 22.12 (afbeelding 31) kan worden toegeschreven aan een kleine
drinkkan. Het is een zeer smal gebogen worstoortje. De buikaanzet is bewaard. Aan de binnenzijde
van de aanzet is een duidelijke vingerindruk zichtbaar. Het bewaarde deel van de buik lijkt te wijzen
op een vrij bol kanlichaam. Deze kan dateert uit de periode 1275‐1400.
Naast kannen werden er ook enkele delen van grijze potten aangetroffen. Zo zijn er randfragmenten
van twee grote potten. Vondstnr 22.17 (afbeelding 31 en 35) is het oudste (1275‐1350) en heeft een
lichtjes ondersneden bandrand en een schouder met decoratieve draairillen. Uit Aardenburg is een
zeer gelijkaardige parallel bekend in roodbakkend aardewerk. Dat exemplaar heeft een bol lichaam
en een lensbodem33. Vondstnr 22.16 (afbeeldingen 31 en 36) is een gelijkaardige pot, maar dan een
iets jongere variant (1300‐1450) met een afgeronde bandrand en zonder draairibbels op de schouder.
Ook werd er een fragment van een lensbodem in grijsbakkend aardewerk (vondstnr 22.21, afbeelding
36) aangetroffen dat moet hebben toebehoord aan een pot. Op basis van het baksel kan dit stuk
worden gedateerd tussen 1200 en 1400.
Tenslotte resten in grijsbakkend aardewerk slechts nog enkele individuen die te incompleet waren om
de vorm te kunnen achterhalen. Zo zijn er twee individuen (vondstnr 22.18 en 22.22, afbeelding 31)
waarvan het onduidelijk is of ze aan grote kannen dan wel aan grote potten hebben toebehoord. Dan
32 Groote 2008, 170‐180.
33 Trimpe Burger 1964, 524‐525: B27 zelfde type, maar in roodbakkend aardewerk.
Afbeelding 35 Pot in grijsbakkend aardewerk (vondstnr 22.17, schaal 1 op 2)
Afbeelding 36 Pot in grijsbakkend aardewerk (vondstnr 22.16, schaal 1 op 2)
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
38
is er nog een fragment van een onduidelijke gesloten vorm (vondstnr 22.20, afbeelding 31), dat op
basis van de sporen van verhitting meest waarschijnlijk aan een kookpot moet worden
toegeschreven. Ook werd er een worstoortje (vondstnr 22.15, afbeelding 31) teruggevonden dat aan
een kan, een kookkan of een grape moet hebben toebehoord. Tenslotte was er nog een
wandfragment dat mogelijk aan een grijze kan heeft toebehoord (vondstnr 5.64, afbeelding 31).
Het roodbakkende aardewerk
Afbeelding 37 Het roodbakkende aardewerk van spoor 14.
Het roodbakkende aardewerk blijft in deze context beperkt tot zes kleine losse scherven van 6
individuen. Hieronder bevinden zich twee bakpannen. Vondstnr 22.29 (afbeelding 37) is een klein
scherfje van de lensbodem van een bakpan met sporen van verhitting. De binnenzijde is voorzien van
loodglazuur. Een nauwkeurigere datering dan 14de of 15de eeuw is op basis van dit kleine stukje niet
vast te stellen. Vondstnr 22.25 (afbeelding 37) is een omgeslagen randje van een bakpan met aan de
binnenzijde een dik loodglazuur en aan de buitenzijde zwarte aankoeksels van verbrande etensresten
van gebruik boven een kookvuur. Bakpannen met gelijkaardige omgeslagen randen zijn bekend uit
Aardenburg en worden daar gedateerd tussen 1325‐150034.
Verder zijn er 3 fragmenten van grapes. Zo is er een vrij vroeg randje (datering 1350‐1425) met
spaarzame strooiglazuur35spikkels dat misschien afkomstig is van een r‐gra‐75. Verder is er een
dunwandig schouderfragment (vondstnr 22.28, afbeelding 37) met een horizontale rib met driehoekig
profiel en een datering tussen 1325‐1400. Aan de buitenzijde is dit fragment bedekt met een
stooiglazuur. Vondstnr 22.24 is een bodemfragment van een kleine grape uit de periode 1350‐1425.
De binnenzijde van de bodem is bedekt met een dik strooiglazuur. De buitenzijde is ongeglazuurd en
vertoont zware verhittingssporen. Tenslotte is er nog een zeer klein rood fragment van de aanzet van
een oor met aan de buitenzijde strooiglazuur waarvan het niet duidelijk is of het heeft toebehoord aan
een kan, grape of kookkan.
34 Trimpe Burger 1964: 539‐540 D16.
35 Strooiglazuur is een loodglazuur dat wordt opgebracht door middel van loodschaafsel in plaats van door een
vloeibare glazuurpap. Het is herkenbaar aan de kleine ingebrande putjes.
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
39
Het bijna‐steengoed en steengoed
Afbeelding 38 Het bijna‐steengoed en steengoed van spoor 14
Het verschil tussen bijna‐steengoed en steengoed is voornamelijk chronologisch. Vanaf het einde van
de 12de eeuw ondergaat het het Pingsdorf‐type aardewerk36 dat in het Duitse Rijnland en in Limburg
wordt geproduceerd een reeks technologische veranderingen die uiteindelijk in de eerste helft van de
14de eeuw resulteren in de eerste volwaardige steengoedproducten. De producten uit de circa
anderhalve eeuw durende overgangsperiode worden aangeduid met de termen proto‐steengoed
(voor de oudste producten tot circa 1250/1275) en bijna‐steengoed (voor de iets jongere producten uit
de periode 1250/75‐1325/50). De ouderdom van dit spoor leidt er toe dat het proto‐steengoed
ontbreekt, het bijna‐steengoed als oudere component aanwezig is met twee individuen en er vrij veel
‘echt’ steengoed is.
In de categorie bijna‐steengoed valt een flinke wandscherf van een s4‐kan‐4 (vondstnr 34.32,
afbeelding 38). Het is een kleine, bolle, gedrongen drinkkan met een duidelijke ribbel op het breedste
deel van de buik. Boven de ribbel zijn het lichaam en de hals gedecoreerd met fijne draairillen. Het is
een vroeg product uit Siegburg, met een nog vrij grijs baksel met kleine zwarte ijzerspikkeltjes en een
beige geoxideerd oppervlak. De datering ligt ergens tussen 1290 en 134037.
Eveneens in bijna‐steengoed is een klein schouderfragmentje (vondstnr 22.05, afbeelding 38) met
aanzet van een oor dat heeft toebehoord aan een vrij zacht gebakken kan bedekt met roodpaarse
ijzerengobe. Het lijkt toe te kunnen worden toegeschreven van het productiecentrum Langerwehe.
Het baksel is in ieder geval te fijn voor de Brunssum‐Schinveld‐regio. Deze kan dateert uit de periode
1275‐1325.
Onder het ‘echte’ steengoed bevindt zich slechts één individu, dat afkomstig is uit Siegburg. Het is
een vrijwel complete S1‐bek‐6 (vondstnr 22.01, afbeeldingen 39 en 40), die waarschijnlijk in de bodem
compleet was, maar werd beschadigd tijdens de graafwerkzaamheden. Het bolle drinkkannetje staat
op een geknepen standring, heeft een klein lintoortje en is voorzien van een typisch 14de‐eeuws randje
om direct aan te drinken. De kwaliteit van het baksel is zeer fijn, hard en dunwandig, maar nog niet zo
36 Wordt in sommige literatuur ookwel roodbeschilderd aardewerk of Brunssum‐Schinveld aardewerk genoemd.
37 Gawronski 2012: parallel cat. nr. 70 gedateerd tussen 1290 en 1325.
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
40
wit als de latere Siegburg‐producten. De kan is ongeglazuurd maar hier en daar is een zeer lichte waas
van vliegasglazuur te herkennen, dat (in tegenstelling tot de latere intentionele rode blos) duidelijk
nog niet intentioneel is. Dit individu dateert tussen 1330 en 1375.
Afbeelding 39 kleine drinkkan uit steengoed uit Siegburg (vondstnr 22.01, S1‐bek‐6, schaal 1 op 2)
Afbeelding 40 kleine drinkkan uit steengoed uit Siegburg (vondstnr 22.01, S1‐bek‐6)
Het overige aangetroffen 9 individuen ‘echte steengoed’ lijken
allemaal afkomstig uit Langerwehe. Hieronder bevindt zich
twee drinkkannen. Hieronder bevindt zich een S2‐bek‐13, sluit
goed aan bij de hierboven besproken Siegburg‐drinkkan.
Wederom gaat het om een kleine, bolle kan met een lintoortje
en net als bij het aangetroffen exemplaar in bijna‐steengoed
(vondstnr 34.32, afbeelding 38) zien we op de bovenste helft
fijne, decoratieve draairillen. Het baksel is fijn, hard en
dunwandig. Het kannetje is gedeeltelijk bedekt met een bruinig
zoutglazuur.
Van de andere kan (vondstnr 5.62, afbeelding 38) is slechts de
rand en delen van de hals en een lintoortje bewaard. Hij heeft
een smal randje om direct aan te drinken en is voorzien van
smalle decoratieve draairillen op de schouder. De kan is
gedeeltelijk bedekt met een bruinig zoutglazuur.
De rest van het steengoed (8 individuen) bestaat uit delen van
veertiende‐eeuwse grote en middelgrote kannen uit
Langerwehe. Bij twee exemplaren (vondstnr 5.63 en 22.8,
afbeelding 38) is de rand bewaard, waardoor het mogelijk is het
Deventer‐type s2‐kan‐23 toe te kennen. Dit zijn middelgrote tot grote kannen met een dakpanrand
en radstempeldecor op de rand en op de schouder (zie het voorbeeld in afbeelding 41). Bij de andere
fragmenten lijkt het om gelijkaardige vormen te gaan. Het onbreken van hals en randdelen
verhinderd echter het toekennen van een specifiek type. Het kan gaan om kannen van het type s2‐
Afbeelding 41 Voorbeeld van een s2‐kan‐23, uit de collectie van de Mechelse Vereniging voor Stadsarcheologie.
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
41
kan‐23, maar het kunnen ook iets jongere kannen zijn die qua type ergens tussen de s2‐kan‐23 en de
jongere, typisch 15de‐eeuwse s2‐kan‐50 vallen. Dergelijke kannen worden door Hulst et al. en De
Groote type II genoemd38. Met enige voorzichtigheid kunnen de fragmenten echter wel van
dateringen worden voorzien op basis van de karakteristieken van de ijzerengobe, het zoutglazuur en
het baksel. De datering verschilt licht per individu, maar valt meestal in het 2de, 3de of 4de kwart van de
14de eeuw.
Interpretatie
Datering
Afbeelding 30 toont de volledigheidsverdeling van het aangetroffen aardewerk (in EVE’s) over de
verschillende procentuele volledigheidscategorieën. Eén individu is vrijwel compleet. De rest van het
materiaal is slechts fragmentair bewaard, met 25 individuen in de categorie 0‐5% en 6 individuen in
de categorie 5‐20%. Er moet in het achterhoofd gehouden worden dat er slechts een deel van de
spoorvulling kon worden ingezameld, wat betekent dat het aardewerk mogelijk nog iets completer
was, met een naar rechts verschoven grafiek.
Het vrijwel complete individu betreft een Siegburg‐kan met verse breuken die waarschijnlijk compleet
was, maar tijdens de begeleiding geraakt is door de kraan. Deze compleetheid wijkt duidelijke af van
die van de andere aardewerkvondsten en is het gevolg van een ander tafonomische proces. Dit
exemplaar moet worden geïnterpreteerd als primair afval: de kan is min of meer direct na het buiten
gebruik raken in het spoor terecht gekomen. Hij is ofwel afgedankt niet lang voor het afsluiten de laag
ofwel in het spoor terecht gekomen toen de laag werd verstoord tijdens de bouw van de fundering
van de oude fase van het Belfort.
De rest van het aardewerk is dusdanig incompleet dat het als secundair afval moet worden
aangemerkt. De scherven zijn echter niet zo klein en afgesleten dat ze kunnen worden aangemerkt
als lang rondslingerend afval op een leefoppervlak. Soms gaat het om flinke scherven. Het is wel
degelijk intentioneel weggeworpen afval. In hoeverre de verstoring van de laag voor de bouw van de
fundering van het Belfort een invloed heeft gehad is niet duidelijk. Als die veel verstoord heeft, was
het aardewerk mogelijk nog een stuk completer.
De datering van het aardewerk levert het beeld op van afbeelding 42. Dit zijn productiedateringen.
Men moet dus in het achterhoofd houden dat er tussen het moment van productie en het moment
van depositie nog een periode van gebruiksduur is, die soms wel enkele decennia kan beslaan. Ieder
individu wordt weergegeven als een blauw balkje. De lengte van het balkje geeft de maximale
datering van het object aan. Sommige individuen konden worden gedateerd met een nauwkeurigheid
van enkele decennia. De lange balkjes in de grafiek vertegenwoordigen aardewerk dat minder
nauwkeurig kon worden gedateerd. Meestal zijn dit objecten die erg onvolledig waren.
38 Groote 2008, 370; Hurst et al. 1986, 184‐186.
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
42
Afbeelding 42 De datering van het aardewerk uit spoor 14. Ieder balkje stelt de datering van een individu voor. Bij ieder individu is de betreffende Deventer‐code weergegeven, zodat men ziet om wat voor object het gaat.
Het zijn met name de korte balkjes die veel informatie bieden. Het oudste individu met een
nauwkeurige datering is een s4‐kan, die dateert tussen 1275 en 1325. Daarnaast is er een s4‐kan‐4 uit
de periode 1290‐1340. Het lijkt er dus op dat het oudste deel van de vulling uit het begin van de 14de
eeuw stamt. Aan de hand van andere goed‐dateerbare individuen zien we dat het meeste aardewerk
iets jonger is, rond het midden van de 14de eeuw of uit de tweede helft van de 14de eeuw. Sommige
individuen hebben een datering die eventueel nog kan doorlopen in de vroege 15de eeuw. De s2‐kan
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
43
helemaal bovenaan toont aan dat de afsluiting van de laag in ieder geval na 1360 moet hebben plaats
gevonden.
Deze dateringen worden aangevuld door het algemene aardewerkbeeld. Objecten die met zekerheid
uit de 15de eeuw stammen, ontbreken, evenals voorwerpen uit de 12de en 13de eeuw. Het aandeel
grijsbakkend aardewerk is nog hoog. Het hoogversierde aardewerk (typisch voor de 13de eeuw met
een uitloper in het begin van de 14e eeuw) ontbreekt totaal. De hoeveelheid roodbakkend aardewerk
is beperkt, wat aansluit bij een 14de‐eeuws beeld en niet bij de 15de eeuw. De fragmenten van grote
grijze waterkannen passen bij een beeld uit het midden van of de tweede helft 14de eeuw. Het
aanwezige roodbakkende aardewerk oogt vroeg. Het roodbakkende aardewerk is vooral gebruikt
voor vroege grapes (vanaf het midden van de 14de eeuw) en bakpannen. Eén kleine grape wijst eerder
in de richting van het einde van de 14de eeuw.
Al met al wijst dit op een assemblage een focus op materiaal uit de periode 1340‐1375/1400 met nog
wat oudere ruis die rond 1300 lijkt te beginnen. Oudere ruis is zeer gangbaar in middeleeuwse
bewoningskernen. Het vertelt niet noodzakelijk iets over het spoor zelf, maar meer over de periode
van bewoning op die plaats. Het feit dat er niets uit de 12de of 13de eeuw door rondslingeren, opspit,
etc. in dit spoor terecht is gekomen, zou er op kunnen wijzen dat er in die eeuwen nog niet veel
activiteiten plaatsgrepen die aanzienlijke hoeveelheden aardewerkafval opleverden. Natuurlijk zou
dit beeld met andere aardewerkcomplexen moeten worden vergeleken voor men tot een conclusie
kan komen, maar het lijkt er op dat de bewoningsactiviteit hier pas vrij laat op gang kwam.
De afsluiting van het spoor is waarschijnlijk gebeurd in het laatste kwart van de 14de eeuw, misschien
nog rond 1400. Als terminus post quem wijst dit erop dat de aanleg van de fundering van de oude fase
van het belfort niet voor circa 1365/75 kan hebben plaatsgegrepen en een datering rond het einde van
de 14de eeuw of begin van de 15de eeuw het meest waarschijnlijk is.
Een dergelijke datering (op basis van de het aardewerk uit spoor 14) van de vroegste fase van het
belfort sluit zeer goed aan bij de data die bekend zijn uit geschreven bronnen. Hierin spreekt men
over een bouwcampagne van 1390‐1393, met schade door een stadsbrand in 1393 en een uiteindelijke
afwerking in 139639.
Aardewerkgebruik
De verdeling van het vormspectrum binnen dit aardewerkcomplex is uitzonderlijk. Dit afwijkende
beeld verdient enige aandacht.
In de regio rond Sluis is de 14de eeuw op het vlak van aardewerkvormen nog overzichtelijk. In
vergelijking met de volle middeleeuwen (wanneer de opslagpotten en kookpotten de overhand
hebben met daarnaast in kleinere aantallen kannen, kommen, bekertjes en diepe bolle bakpannen) is
het vormspectrum aan het uitbreiden. De grape komt op, evenals de vlakkere bakpan met lensbodem
en grote kannen met een opslagfunctie, in kleine aantallen komen nu ook vroege bordjes, vetvangers,
deksels, vuurstolpen en kommetjes voor en af en toe specifieke vormen als vogelfluitjes en
spaarpotjes. Het is nog te vroeg voor de nieuwe vormen die aan het einde van de middeleeuwen en in
de vroege post‐middeleeuwen opkomen, zoals als pispotten, papkommen, vuurtestjes,
steelkommen, bloempotten, vergieten, etc.
39 Dröge 2009, 7.
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
44
Op het vlak van functie bestaat het aardewerk in die tijd voornamelijk uit kookwaar en andere vormen
voedselbereiding en verder uit opslagwaar, drinkgerei en af en toe wat uitzonderingen zoals
speelgoed. In het geval van spoor 14 is de verdeling zoals wordt getoond in afbeelding 43. Gezien het
kleine aantal vondsten is het niet verwonderlijk dat de meer uitzonderlijke functies niet
vertegenwoordigd zijn. Het aandeel koken & voedselbewerking is met 22% kleiner dan verwacht,
terwijl de categorieën drinken en opslag & vervoer bijna driekwart van het assemblage uitmaken. Dit
ligt aan het uitzonderlijk hoge aandeel kannen, dat bijna driekwart van geheel uit maakt (afbeelding
44).
Afbeelding 43 De functieverdeling van het aardewerk uit spoor 14.
Afbeelding 44 De vormverdeling van het aardewerk uit spoor 14.
Als dit beeld van de functieverdeling wordt aangevuld met de informatie over de vormen en de
bakselgroepen ontstaat tabel 2. Binnen de functiecategorie koken & voedselvoorbereiding komen
kookpotten, grapes, een kleine grape en bakpannen voor. De grapes zijn de jongere vervangers van
kookpotten zonder oren met een bolle of lensvormige bodem, zoals kogelpotten. In sommige streken
van de Nederlanden bestaat er in de 13de en 14de eeuw vaak ook nog de kookkan als een
overgangsvorm tussen deze twee. Hiervan werden in dit complex geen exemplaren aangetroffen.
Mogelijk is dit toevallig. Naast kookpotten komen ook enkele potten in grijsbakkend aardewerk voor.
Deze vallen onder de functionele categorie opslag & vervoer.
Een groot aandeel van het aardewerk uit spoor 14 betreft kannen. Hiervoor gebruikt men zonder
duidelijke voorkeur zowel grijsbakkend aardewerk als Duits steengoed. De kannen komen voor in
verschillende vormen die verband houden met hun functie. Het belangrijkste onderscheid is het
formaat. Van groot naar klein kunnen worden onderscheiden: grote kannen, middelgrote kannen en
drinkkannen. De grote kannen worden gebruikt hebben een opslagfunctie. Ze komen veelvuldig voor,
zowel in grijsbakkend aardewerk als in steengoed. Het zijn grote, buikige vormen met flinke oren en
soms een eenvoudige decoraties. Uit laatmiddeleeuwse en postmiddeleeuwse afbeeldingen blijkt dat
deze kannen onder andere werden gebruikt om dranken uit de voorraad te halen om ze uit te
schenken in kleinere vormen die worden gebruikt om uit te drinken (zie afbeelding 45).
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
45
Van middelgrote kannen is het meestal niet duidelijk of ze gebruikt werden zoals de grote
voorraadkannen of dat ze op tafel werden gebruikt. Zeker een deel werd gebruikt op tafel als
schenkkan om uit te schenken in drinkkannetjes, bekers of glazen. Ze zijn dus vergelijkbaar met
moderne waterkannen, pitchers en karaffen.
De kleinste categorie, de drinkkannen, onderscheidt zich niet alleen door het formaat, maar ook door
de typologie. Halzen zijn niet noodzakelijk aanwezig. De oortjes zijn vaak klein. Maar het opvallendste
zijn hun smalle randjes die erg lijken op die van bekers en ideaal zijn om aan te drinken (afbeeldingen
39 en 40). Deze kannen zijn geen schenkgerei, maar bedoeld om direct aan te drinken. Eigenlijk zijn
het grote drinkbekers. Ze werden vooral gebruikt voor dranken met een laag alcoholpercentage,
zoals het middeleeuwse bier. Hun vorm zal later doorontwikkelen tot grote bierpullen. Voor het
drinken van zwaardere dranken zoals wijn en mede zijn dergelijke kannetjes veel te groot. Daarvoor
gebruikte men in de 14de eeuw kleinere bekers. Dergelijke bekers ontbreken totaal in dit assemblage.
In het assemblage van spoor 14 zien we veel kannen in alle drie de categorieën. Ze maken een zeer
groot deel uit van het assemblage en verdringen de functiecategorie koken & voedselbereiding tot
een bijna marginale categorie. Dit is een duidelijke aanwijzing voor gedrag. De gebruikers van dit
aardewerk lijken hun aardewerk vooral te gebruiken voor drinken, niet voor koken. We kunnen ons
dan ook afvragen of het wel om normaal huishoudelijk afval gaat, want het keukenafval lijkt
ondervertegenwoordigd.
Hoewel er duidelijke aanwijzingen zijn voor het uitschenken van drank en het drinken van bier,
ontbreken concrete aanwijzingen voor het drinken van sterkere dranken zoals wijn. Ofwel dronken de
gebruikers voornamelijk bier, wat een indicatie voor normale of lage status kan zijn, ofwel dronk men
wijn uit bekers in andere materialen zoals glas. Het is echter nog wat vroeg voor veelvuldig gebruik
van glazen drinkgerei en in andere 14de‐eeuwse contexten zijn bekers in aardewerk heel normaal. Het
ligt dus meer voor de hand dat het de gebruikers een voorkeur hadden voor bier.
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
46
Tabel 2 Het verband tussen functie, vorm en baksel van het aardewerk uit spoor 14.
Drinkk
an
kan, m
iddelgroot
kan, (middel)groot
kan, g
root
kan/pot, groot
pot, groot
(kook)pot
grape
grape, klein
bak
pan
kan/grape/ kookk
an
Subtotal
Drinken 6 6
(bijna)steengoed 4 3
Grijs 2 2
Rood
drinken/ opslag & vervoer 7 1 8
(bijna)steengoed 5 1 6
Grijs 2 2
Rood
opslag & vervoer 8 2 2 12
(bijna)steengoed 5 5
Grijs 3 2 2 7
Rood
koken & voedselbereiding 2 2 1 2 7
(bijna)steengoed
Grijs 2 2
Rood 2 1 2 5
onduidelijke functie 3 3
(bijna)steengoed
Grijs 2 2
Rood 1 1
totaal per vormcategorie 5 5 1 8 2 2 2 2 1 2 3 36
2.3.1.5 Laag boven spoor 14 (vondstnr 28)
Uit de laag boven de zwarte laag (spoor 14) werd bij de aanleg van het vlak een grote scherf van
roodbakkende grape aangetroffen. Het is regionaal vervaardigd product met spaarzaam
glazuurgebruik een een driehoekig verdikte rand. Dergelijke graperanden zijn onder andere bekend
voor de Bergen op Zoomse productie en worden daar gedateerd tussen 1475 en 152540. De
aanwezigheid van dit fragment maakt aannemelijk dat de laag boven spoor 14 is afgesloten na 1475.
40 Groeneweg 1992, 16o.
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
47
2.3.2 Grofkeramiek en natuursteen
Y.J.W.R. de Rue
Tijdens de evaluatiefase werden 28 stuks grofkeramiek geteld. Tijdens de uitwerking bleken zich
echter onder de keramiek ook nog enkele grofkeramische vondsten te bevinden. Uiteindelijk ging het
om 31 fragmenten van 30 individuen. De grofkeramische vondsten bestaan voornamelijk uit
monsternames uit vloeren, muren en funderingen. Daarnaast was er nog een beperkte selectie
vondsten uit het puin van de keldervulling (spoor 13) en uit de zwarte laag (spoor 14). Conform het
evaluatierapport zijn alle grofkeramische vondsten geïnventariseerd, waarbij ook aandacht is besteed
aan parallellen uit andere projecten en aan de gegevens uit het bouwhistorisch rapport van het
Stadhuis van Sluis41.De inventarisatielijst kan worden teruggevonden in bijlage 3.
Aangezien het voornamelijk om baksteenmonsters gaat, leveren deze objecten een interessante
aanvulling op de beschrijving van sporen en structuren, maar zijn ze als los object minder van belang.
Daarom is er voor gekozen de gegevens baksteenmonster te integreren in het deel over
spoorbeschrijvingen, en niet hier. Een uitzondering wordt gemaakt voor een uitzonderlijk bakje uit
spoor 14, dat bij de evaluatiefase oorspronkelijk onder de keramiek werd gerekend en daar werd
geselecteerd voor verdere analyse. Het blijkt echter om een grofkeramische vondst te gaan en wordt
daarom hier besproken.
In de evaluatiefase werden twee natuurstenen kanonskogels uit de keldervulling geselecteerd voor
beschrijving. Zij komen in 2.3.2.2 aan bod.
2.3.2.1 Bakje in grofkeramiek (spoor 14, vnr 5.66)
Het bakje in grofkeramiek dat werd aangetroffen in spoor 14 is rechthoekig en meet 8,8x6,1x4,7 cm
(afbeelding 45). Het object is archeologisch compleet, maar er zijn delen van de randen afgebroken.
Het is uitgevoerd in een ruw, ongezuiverd baksel dat normaal is voor de bakstenen uit deze streek.
Het baksel is ijzerrijk en geoxideerd, wat resulteert in een bruinrood baksel. Het zit vol met kleine en
grotere kalkinclusies, waaronder schelpengruis. Er komen ook afdrukken van organische vezels
(gras?) voor. Door het onregelmatige krimpen tijdens het productieproces vertoont het object op veel
plaatsen scheuren.
Waar het oorspronkelijke oppervlak bewaard is gebleven, is het wit verkleurd. Dit is geen
aangebrachte sliblaag, maar een verkleuring ten gevolge van het bakproces. Dit fenomeen komt
vaker voor bij grofkeramische producten uit de streek. Zo werd het onder andere aangetroffen op een
baksteen uit dit project uit spoor 4 (14de of 15de‐eeuw), op dakpannen te Westdorpe‐Autrichepolder
en op bakstenen en een grofkeramisch rooster te Kapelle/Goes.42
De aanwezigheid van zowel ijzer als veel kalk in combinatie met de neiging om naar een witachtige
kleur om te slaan wijst op een appelbloesembaksel43, dat heel gangbaar is voor de lokale
41 Dröge 2009. 42; Rue 2016B, 120 en 127; Rue 2016F, 51.
43 baksel van klei die zowel veel ijzeroxide als kalk bevat (Fe2O3/CaO < 0,6). Dergelijke kleien komen o.a. voor in
Friesland, de Ijsselstreek en Zeeland. Bij baktemperaturen onder 1050 graden rode/roze tinten, rond 1050 gespikkeld met roze en zachtgeel, indien harder gebakken gele kleur, soms met donkere versinteringskleuren. (Stenvert, 2012: 25‐27, 39‐42; Bender, 2004.; Weijde., s.d; pers. com. G. Gazenbeek)
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
48
grofkeramische industrie van de (post)middeleeuwen44. Bij dit stuk is de baktemperatuur grotendeels
onder het kleuromslagpunt is gebleven. Het oppervlak met de witte waas is wel al omgeslagen,
mogelijk was de temperatuur daar hoger of heeft het directe contact met de ovengassen zijn invloed
gehad.
De vorm van het bakje is handmatig uitgesneden. Het is mogelijk dat men is vertrokken van een
ongebakken baksteen (vormeling), want de onderzijde is vlak en bezand zoals een normale baksteen.
De rechthoekige holte is vrij slordig met een mes of iets dergelijks uitgesneden. De zijden zijn vrij vlak,
maar de bodem vertoont krassen van het slordig lossnijden van de verwijderde kleimassa. De
verticale ribben zijn gefacetteerd. Zowel deze facetten als de randen aan de bovenzijde zijn voorzien
van decoratieve spatelindrukken. Op de smalle zijkanten zijn bovendien elkaar kruisende diagonalen
met spatelindrukken aangebracht.
Afbeelding 45 Het rechthoekige bakje in grofkeramiek dat werd aangetroffen in spoor 3 vulling 2 (hoort bij spoor 14). Schaal 1:2, datering 1340‐1375/1396.
Het is een gelukkig toeval dat dit bakje werd aangetroffen in spoor 14. Dit spoor bevat immers redelijk
wat aardewerk waardoor de looptijd van de vulling kon worden gedateerd (zie paragraaf 2.3.1.4).
Bovendien is dit een spoor met een vrij korte looptijd. Dit laat toe het bakje te dateren.
Hoogstwaarschijnlijk is het ongeveer even oud als de rest van de vulling. De volledigheid van het
44 Rue 2016A, 48‐49: baksel 2; Rue 2016B, 120‐127. Rue 2016C, 41‐43. Rue 2016D; Rue 2016; Rue 2016F, 49‐52: baksel
1; Rue 2017.
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
49
bakje lijkt uit te sluiten dat het behoord heeft tot de oudere ruis die in de laag werd aangetroffen.
Meest waarschijnlijk kan het bakje dus gedateerd worden tussen 1340 en 1375/1396.
2.3.2.2 Natuurstenen kanonskogels
In het puinpakket (spoor 13) waarmee de kelder werd gevuld werden, naast allerlei andere vondsten,
twee kanonskogels teruggevonden. Aangezien de kelder werd volgestort tussen 1896 en 189945 zijn
de kogels waarschijnlijk aanzienlijk ouder dan het moment waarop het puin werd gestort. Dit komt
overeen met het aardewerkbeeld uit dit pakket, dat eveneens een flink aandeel ouder materiaal bevat
(zie ook de resultaten van de aardewerkanalyse in paragraaf 2.3.1).
De twee kogels zijn duidelijk verschillend (zie afbeeldingen 46 en 47). De grootste (vnr 46.N) heeft een
kaliber van ruim 20 cm (oorspronkelijke diameter 20,3 cm). De kogel weegt 9 kg, maar aangezien hij
incompleet is, was hij oorspronkelijk zwaarder. Hij is uitgevoerd in een geelwitte kalkzandsteen, die
waarschijnlijk moet worden geïdentificeerd als Ledesteen46. De kogel is met de hand gekapt. Hier en
daar is het oorspronkelijke oppervlak met frijnslag nog herkenbaar. De vrij zachte steen is echter flink
beschadigd. Aan twee zijden is de kogel sterk afgeplat, alsof er stukken zijn afgebroken. Mogelijk is
dit het gevolg van een inslag. Het valt echter niet uit te sluiten dat een deel van de beschadigingen
aan het oppervlak secundair is, ten gevolge van hergebruik of blootstelling aan het weer. Gezien het
grote kaliber en de uitvoering in natuursteen dateert de kanonskogel waarschijnlijk uit de Nieuwe
Tijd, mogelijk uit de 17de eeuw.
De tweede is veel kleiner, met een kaliber van 10 cm (vnr 45.N). Deze kogel is eveneens handmatig
uitgekapt. In dit geval heeft men Belgische blauwe hardsteen (Petit Granit) gebruikt47. Dit is een veel
hardere, middelgrijze kalksteen met witte fossielen in calciet, waaronder veel stengeldelen van
zeelelies (crinoïden). Dit type natuursteen wordt niet vaak gebruikt voor kanonskogels. Ook deze
kogel is incompleet, mogelijk ten gevolge van de inslag. Gezien de uitvoering in natuursteen dateert
de kanonskogel waarschijnlijk uit de Nieuwe Tijd.
Afbeelding 46 Fotos van de kogel in kalkzandsteen (vondstnummer 46.N).
45 Dröge 2009, 8, afb. 22 op p 24 van deel II.
46 Dusar, M. Dreesen, R. & A. De Naeyer 2009, 371‐382.
47 Dusar, M. Dreesen, R. & A. De Naeyer. 2009, 201‐219.
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
50
Afbeelding 47 Foto van de kleinere kogel in blauwe hardsteen (vondstnummer 45.N).
2.3.3 Archeozoölogisch Onderzoek
S. Diependaele
Deze archeologische begeleiding bracht 56 dierlijke resten aan het licht die met de hand verzameld
werden. Tijdens de evaluatiefase zijn deze dierresten door middel van een quickscan onderzocht. Op
basis hiervan zijn 44 botfragmenten (vondstnummer 24) uit een 14de eeuwse cultuurlaag (spoor 14)
geselecteerd voor verdere analyse. Voor de determinatielijst wordt verwezen naar bijlage 4.
2.3.3.1 Materiaal en methode
De dierlijke resten zijn zoveel mogelijk tot op het soortelijk niveau gedetermineerd aan de hand van
een aantal archeozoölogische standaardwerken, determinatiegidsen48 en de vergelijkingscollectie
van Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed. Voor het determineren van een visbotje kon een
beroep gedaan worden op de medewerking en expertise van dr. W. Van Neer van het Koninklijk
Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN), waarvoor dank.
De niet‐determineerbare resten of indeterminata, d.i. alle ribben, wervels, craniale en postcraniale
skeletelementen waarvan niet met zekerheid bepaald kon worden tot welke diersoort ze behoorden,
werden in een grote (LM) en middelgrote (MM) klasse opgedeeld. Zo behoren rund en paard tot de
eerstgenoemde categorie, tot de middelgrote klasse rekent men schaap, geit, varken en hond.
Er zijn twee methoden toegepast om de aanwezige dierlijke resten te kwantificeren.49 De eerste
methode wordt de Number of Identified Specimens (NISP) methode genoemd, waarbij het aantal
fragmenten per diersoort wordt geteld. Deze methode bevoordeelt grotere diersoorten waarvan het
botmateriaal gefragmenteerd is en diersoorten met een stevige botstructuur die minder snel vergaat.
Daarnaast is de NISP ook afhankelijk van de opgravingsmethoden en manier van verzamelen. De
tweede methode betracht het minimum aantal individuen (Minimum Number of Individuals of MNI)
te achterhalen die in deze botcollectie vertegenwoordigd zijn. Voor deze methode wordt rekening
gehouden met parameters zoals lichaamszijde, leeftijd en geslacht, maar er bestaat geen
gestandaardiseerde procedure. Vele auteurs gebruiken andere criteria voor het bepalen van het
48 Zie literatuurlijst voor meer informatie.
49 Renfrew & Bahn 1996, 272‐273.
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
51
MNI.50 Daartegenover staat dat fragmentatiegraad en het aantal skeletelementen niet van belang
zijn.
Waar mogelijk is het skeletelement, het deel of de zone van het element en de lichaamszijde bepaald.
De ontwikkeling van het skelet, de epifysevergroeiing, de vorming van het definitieve gebit en de
tandslijtagepatronen werden gebruikt om de leeftijd van het dier te bepalen. Naast de
conserveringstoestand zijn ook bewerkingssporen, zoals hak‐, snij‐, vil‐, brand‐, of knaagsporen, en
mogelijke pathologische aandoeningen vastgelegd in de database. Slechts twee complete beenderen
kwamen in aanmerking voor osteometrisch onderzoek en het berekenen van schofthoogtes. Geen
botmateriaal leende zich voor het uitvoeren van een geslachtsbepaling.
Er dient benadrukt te worden dat deze kleine hoeveelheid botmateriaal geen verregaande
interpretaties toelaat en mogelijk niet representatief is voor de gehele vindplaats en voor deze
periode.
2.3.3.2 Resultaten
Over het algemeen is het botmateriaal is vrij goed geconserveerd en vertoont weinig of geen sporen
van verwering. Onder de 44 botfragmenten zijn er 10 niet‐determineerbare zoogdierresten (ca. 22,7
%) waarvan er 7 tot de grote (LM) en 3 tot de middelgrote (MM) klasse behoren. Daarnaast zijn er ook
3 visbotjes (ca. 6,9 %) verzameld waarvan er slechts 1 tot op soort gedetermineerd kon worden. Het
betreft een kieuwboog van een kabeljauw (Gadus morhua) met een standaardlengte (SL) tussen 50 en
70 cm.
Onder de zoogdierresten is het rund (20 stuks of ca. 45,5 %) het best vertegenwoordigd, gevolgd door
schaap‐geit (8 stuks of ca. 18 %) en varken (3 stuks of ca. 6,9 %). Hoewel de resten van schaap en geit
vaak moeilijk van elkaar te onderscheiden zijn, zijn de helft van deze skeletelementen (4 stuks of ca. 9
%) met zekerheid aan schaap toe te wijzen.
Bij de runderresten zijn naast een onderkaak‐ en schouderfragment en enkele bekkenfragmenten
vooral onderdelen van de voor‐ en achterpoten aanwezig. Gezien de vele kapsporen en de hoge
fragmentatiegraad levert de NISP‐methode een oververtegenwoordiging van het rund op. De
aanwezigheid van 3 linker middenvoetsbenen en 3 rechter scheenbenen levert een minimum aantal
individuen op van 3 runderen. Eén onvolgroeid bekkenfragment behoort toe aan een kalf dat geslacht
werd voordat het 8 maanden oud was. Vijf postcraniale elementen zijn van tenminste 2 runderen die
niet ouder dan 2 jaar werden. Eén botfragment is afkomstig van een dier dat tenminste 1,5 jaar oud is
geworden, een ander rund is in de loop van zijn derde levensjaar geslacht. Een teenkoot en
middenvoetsbeen, mogelijk van hetzelfde dier, vertonen osteofyten aan de rand van de
gewrichtsvlakken, een pathologische aandoening die hoofdzakelijk bij oud‐adulte dieren voorkomt.
De resten van schaap betreffen één bekken‐ en spaakbeenfragment en twee middenhandsbenen. Het
spaakbeen behoort toe aan een dier dat ouder dan 3,5 jaar is geworden. Aan de hand van de 2
middenhandsbeentjes levert de MNI‐telling twee individuen op die na hun tweede levensjaar werden
geslacht. Beide complete beenderen vertoonden snijsporen op de achterzijde van de diafyse,
veroorzaakt bij het doorsnijden van de pezen. Deze beenderen leveren een schofthoogte op van ca.
62,2 en 65,7 cm. Ter vergelijking, voor de schofthoogte van schaap zijn tijdens de archeologische
onderzoeken Sluis Nieuwstraat (ca. 59 cm), Axel Nassaustraat (ca. 57 en 62,3 cm) en Goes‐Kapelle
50 Clason 1972.
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
52
Drinkwaterleiding (ca. 59,5 en 62,6 cm) gelijkaardige of iets kleinere waarden bekomen.51 De overige
4 fragmenten van schaap‐geit betreffen losse tanden en te sterk gefragmenteerde pootonderdelen.
Tot de varkensresten behoren één schedelfragment, één deel van een rechter onderkaak en een
fragment van een spaakbeen. De aanwezige tanden en slijtagesporen in de onderkaak wijzen op een
slachtleeftijd van 1,5 tot 2 jaar. Het spaakbeenfragment behoort toe aan een jong varken dat op het
einde van zijn eerste levensjaar geslacht werd.
2.3.3.3 Interpretatie en conclusie
Deze archeozoölogische studie van 44 botfragmenten laat weinig ruimte voor een diepgaande
interpretatie, maar het schetst in ieder geval een beeld van de dierlijke resten die tijdens dit
onderzoek zijn verzameld. Tafonomisch wijzen de vele kap‐, snij‐ en vilsporen en de hoge
fragmentatiegraad erop dat het hier gaat om consumptieafval van ten minste drie runderen, twee
schapen en één varken. Over de aanwezigheid van geit bestaat in deze context geen zekerheid. Eén
van de drie visresten kan met zekerheid aan kabeljauw toegeschreven worden.
2.3.4 Metaal
J. van der Klooster
Bij de opgraving zijn in totaal 30 metalen voorwerpen en delen van voorwerpen gevonden. Dit rapport
betreft een basisdeterminatie met eventueel aanvullende informatie van de 11 geselecteerde
vondsten. Drie van deze vondsten zijn toegeschreven aan een middeleeuwse cultuurlaag met
spoornummer 14. Ze vormen een representatief beeld van het metaal in het middeleeuwse Sluis. De
overige 8 geselecteerde objecten betreffen vondsten uit de Nieuwe Tijd die op basis van hun
individuele waarde en mogelijkheid tot datering zijn geselecteerd.
Daarnaast is vondstnummer 9‐1 eveneens beschreven, omdat deze in de quickscan een andere
interpretatie had gekregen. Gezien hiervan een mooi voorbeeld van een complete vorm ter
beschikking was, is deze vondst in deze paragraaf eveneens beschreven.
Conclusies aan de hand van deze informatie met betrekking tot de vondstlocatie worden door
Artefact! gedaan. De voorwerpen in dit rapport zijn ingedeeld in functiegroep. In de bijlage 5 is een
schematische determinatie met afbeeldingen te vinden. De conserveringsrapporten van het metaal
zijn terug te vinden in bijlage 7.
2.3.4.1 Kledingaccessoires
Regelmatig worden tijdens opgravingen knopen, gespen, beslagstukken en andere
kledingaccessoires uit verschillende perioden gevonden. Deze objecten zijn doorgaans van metaal.
De keuze van dit materiaal heeft niet alleen met duurzaamheid en stevigheid te maken, maar ook
met het feit dat de metaalkleur als versiering kan dienen. De vorm van de accessoire kan niet alleen
iets vertellen over de functie, maar ook over het toenmalige modebeeld. Bij het onderzoek aan de
Groote Markt zijn in totaal vijf kledingaccessoires gevonden. Aangezien één accessoire een
uniformknoop betreft, zal deze in de functiegroep militaria worden behandeld. De overige vier
objecten behoren tot algemene typen die door gewone burgers werden gebruikt. De volgende
kledingaccessoires zijn gevonden:
51 Diependaele 2017; D’hondt et al. 2014; Coppens et al. 2016.
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
53
Gespen
Er is één gesp gevonden (vondstnummer 25‐2, zie afbeelding 48). Deze gesp, waarvan de angel
ontbreekt, valt te dateren in de periode van 1550‐1650 en heeft de vorm van een dubbele ovaal.52
Aangezien dit exemplaar relatief klein is, gaat het hier mogelijk om een schoen‐ of laarsgesp
(Afbeelding 50). Verder komen deze (kleinere) gespen ook op riemen en tassen voor. Op Afbeelding
49 is te zien hoe een gespenmaker bezig is met de bewerking van een dergelijk type.
Afbeelding 48 Foto van de dubbelovaal gesp (vondstnummer 25‐2)
Afbeelding 49 De gespenmaker uit ‘Hausbuch der Nürnberger Zwölfbrüderstiftung, Landauer I, 1535, bron: Willemsen / Ernst 2012, 9.
Afbeelding 50 Bevestigingen van schoengespen (links) en schoen met gesp (rechts), Late Middeleeuwen, bron: Goubitz e.a. 2001, 212, 214
Gordelsluitingen
Vondstnummer 25‐1 is een fragment van een gordelsluiting, enkel de twee ogen waar de haken van
de riemeinden in vallen, zijn bewaard gebleven (zie afbeelding 51). Dit systeem is een variant op de
gesp die de riemeinden verbindt. Het oog en de gordeleinden zijn vaak gedecoreerd. Aangezien het
52 Whitehead 2003, 61‐63.
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
54
oog niet compleet is en de rest van de sluiting ontbreekt, is het niet mogelijk tot een scherpere
datering te komen. Afbeelding 52 toont een compleet exemplaar, exclusief de lederen riem.
Afbeelding 51 Foto van de gordelsluiting (vondstnummer 25‐1). Afbeelding 52 Complete gordelsluiting uit de 15de eeuw, bron:
Baart, 1977 161.
Knopen
Uit dezelfde periode als de gesp stamt een bloemvormige massieve knoop van messing (9‐2,
afbeelding 53 ). Dit type kleine knoop kent vele varianten en past in het heersende modebeeld van de
periode van de tweede helft van de 16de tot en met het midden van de 17de eeuw (zie afbeelding 54).53
Dit type knoop wordt vaak in relatief grote getalen aangetroffen tijdens (stadskern)opgravingen. Een
verklaring hiervoor is dat deze knopen een dubbele functie hadden. Naast een middel om de wambuis
te sluiten waren het ook sierobjecten en werden ze in rijen op de kleding genaaid.54 Dit gebeurde bij
zowel dames‐ als herenkleding.
Afbeelding 53 Foto van de zijkant (foto boven) en bovenzijde (foto beneden) van de knoop
Afbeelding 54 Variatie in 16e‐17e eeuwse knoopdecoratie, bron: Baart 1977, 185.
53 Baart 1977, 182‐185.
54 Baart 1977, 182.
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
55
(vondstnummer 9‐2).
Riemgeleiders
Loodtin was een aantrekkelijke, goedkope vervanger van
kostbaarder messing en dure edelmetalen zoals zilver. De
riemgeleider van de Groote Markt is gemaakt van dit
goedkope metaal (31‐2, afbeelding 56). Deze accessoire
wordt ook wel passant genoemd en had als functie het
riemeinde op zijn plaats te houden. Er bestaan twee typen
riemgeleiders, vaste en verstelbare. De vaste riemgeleider
werd met een pin in het leer gefixeerd en bij de verstelbare
riemgeleider ging de riem door een sleuf.55 Dit is tevens het
oudste object binnen de groep accessoires en dateert uit de
periode van de 14de ‐15de eeuw. Passanten komen tot op de
dag van
vandaag voor.
2.3.4.2 Gewichten
Waarschijnlijk behoort vondstnummer 21‐5 (zie afbeelding 57)
tot de categorie gewichten. Het schijfje met enkele afgesneden
vlakken aan de rand weegt 3,07 gram. Dergelijke kleine loden
gewichten werden gebruikt om bijvoorbeeld poeders af te
wegen. Aangezien het “gewicht” niet gekeurd is, is het niet uit
te sluiten dat het ook om een kleine speelschijf kan gaan. De
datering is derhalve dan ook ruim gehouden en betreft de
periode tussen 1500 en 1900.
Afbeelding 57 Foto van het muntgewicht (vondstnummer 21‐5)
55 Bogaert e.a. 2016, 93.
Afbeelding 56 Foto van de riemgeleider (vondstnummer 31‐2)
Afbeelding 55 Detail uit “Het bruiloftsfeest”, toegeschreven aan Pieter Bruegel de Jongere 1564‐1637, man met metalen beslag op zijn riem, bron: Bogaerts e.a. 2016, 92.
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
56
2.3.4.3 Militaria
Knopen
Een vondst die onder de militaria te scharen valt, is een
messingen uniformknoop met daarop de afbeelding van een
vlammende granaat (21‐1, zie afbeelding 58). De achterzijde
van de knoop ontbreekt en de composietlijm is zichtbaar. Op
de achterzijde van de knoop heeft zeer waarschijnlijk een
makersmerk gestaan wat als exacter dateringsmechanisme
gebruikt had kunnen worden en meer over de herkomst had
kunnen vertellen. Het is niet met zekerheid te zeggen of deze
knoop op een (Nederlands) politie‐uniform heeft gezeten of
gedragen is door een Franse grenadier ten tijde van de
Tweede Wereldoorlog. De Vlammende granaat is door beiden
gebruikt en de aanwezigheid van Franse troepen in het
Zeeuwse is bekend.56
2.3.4.4 Munten en penningen
Het geld en pseudo‐geld uit Sluis, in totaal vier stuks, zijn ingedeeld in twee groepen: munten en
penningen.
Munten
Tijdens stadskernonderzoek worden regelmatig munten uit allerlei perioden aangetroffen, zo ook in
Sluis. Stortlagen, oude vloer‐ en straatniveaus zijn belangrijke bronnen voor deze kleinoden. De
oudste munt van de Groote Markt dateert uit de 14de eeuw of de 15de eeuw en is gemaakt van zilver of
biljoen (koperlegering) met een hoog zilvergehalte (vondstnummer 31‐1, zie afbeelding 59). Het gaat
waarschijnlijk om een ¼ groot of een dubbele mijt. Het gotische randschrift van de munt is slecht
leesbaar, waardoor de munt moeilijk determineerbaar is. Waarschijnlijk gaat het om een Vlaamse
emissie, mogelijk uit Gent.
56 V. van der Veen, mondelinge mededeling 2017.
Afbeelding 58 Foto van de voorzijde van de militaire knoop (vondstnummer 21‐1)
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
57
Afbeelding 59 Voor‐ en achterzijde van de laat middeleeuwse munt(vondstnummer 31‐1)
Duidelijk leesbaar en afkomstig uit Friesland, is de koperen duit met daarop het woord FRISIA. Op de
keerzijde is het wapen van de provincie afgebeeld (vondstnummer 9‐3, zie afbeelding 60). Deze munt
dateert uit de laatste vijfenzeventig jaar van de 17de eeuw (1625 – 1700).
Afbeelding 60 Voor‐ en achterzijde van de Friese munt uit de 17de eeuw (vondstnummer 9‐3)
Eveneens op een duit gelijkend is de koperen munt met vondstnummer 3 (zie afbeelding 61). Op de
munt is een gekroond schild te zien, geflankeerd door twee leeuwen. De munt lijkt op een laat 18de
eeuwse duit van de stad Utrecht. In het (sleetse) schild lijkt een kruisvorm afgebeeld met Fleur de Lis
einden, wat niet overeenkomt met het stadswapen van Utrecht. Ook de uitstekende bladertak aan de
linkerbovenzijde van het schild komt niet overeen met de genoemde duit. De keerzijde van de munt,
waarop zeer waarschijnlijk de munteenheid en de soevereiniteit heeft gestaan, is onleesbaar
geworden door slijtage. De munt is lang en of veel in omloop geweest. Mogelijk is de munt afkomstig
uit één van de Duitse deelstaten of uit een overzees gebiedsdeel. Aan de hand van de vorm van de
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
58
kroon en de strakke standaardvorm van de munt (zie afbeelding 62) is deze in de 19de eeuw
gedateerd.
Afbeelding 61 Foto van respectievelijk de voor‐ en achterzijde van de 19de eeuwse munt (vondstnummer 3).
Afbeelding 62 Gestandaardiseerd persen van munten, bron: www.isgeschiedenis.nl.
Penningen
Penningen kunnen verschillende functies hebben zoals betaal‐ of ruilmiddel, rekenmiddel of
gedenkstuk. Er is tijdens het onderzoek één penning van een loodtin legering gevonden
(vondstnummer 26, zie afbeelding 63). De penning is van het Tournooise type, waarbij de afbeelding
verwijst naar die van een zilveren Tourse groot (zie afbeelding 64). De functie van deze penningen is
niet geheel duidelijk.57 Mogelijk betreft het een armenpenning en is deze lokaal gegoten in Sluis.
Armenpenningen werden door de gemeenten en diaconieën uitgegeven ten behoeve van de
bedeling.58 Ze waren bedoeld om door minderbedeelden te worden ingewisseld tegen natura zoals
brood, graan en turf, zodat ze in hun meest noodzakelijke levensbehoeften konden voorzien.59 De
57 Bogaerts e.a. 2016, 77‐78.
58 Heeringen e.a. 1994, 41.
59 Baart e.a. 1977, 408.
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
59
datering van de penning ligt in de periode 1260‐1350 en is daarmee mogelijk (naast de riemgeleider
1300‐1500) de oudste metaalvondst van de opgraving.
Afbeelding 63 Voor‐ en achterzijde van de penning (vondstnummer 26)
Afbeelding 64 Zilveren Tourse groot van Philips IV (1285‐1314), bron: www.nederlandsemunten.nl
Afbeelding 65 De loodtinnen penning van het Tournooise type gevonden in Gent, bron: Bogaerts e.a. 2016, 78
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
60
2.3.4.5 Verlichting
Kandelaar
De kleine messing strip met vondstnummer 9‐1 (zie afbeelding 66) is onderdeel geweest van de voet
van een (schijf)kandelaar (zie afbeelding 67, links). Aan de binnenzijde van de strip zijn draairingen te
zien van het afdraaien van de voet op een draaibank. Verder zijn er aan de buitenzijde twee groeven in
de plintrand waarneembaar (zie afbeelding 67, rechts). Dit zijn typische kenmerken bij
schijfkandelaars uit de tweede helft van de 16de eeuw.
Afbeelding 66 Foto van het fragment van de voet van een kandelaar (vondstnummer 9‐1).
Afbeelding 67 Afbeelding 9: Schijfkandelaar, 1550‐1600 (links) en detail van de plint (rechts), foto: J. van der Klooster
2.3.4.6 Onbekend
Een vondst waarvan de functie niet direct bekend is, is de bronzen scherf met vondstnummer 8‐1 (zie
afbeelding 68). Het fragment is komvormig en heeft vermoedelijk aan een schijf‐ of plaatvormig
object toebehoort. Op de scherf staat een meegegoten geometrische afbeelding en de letter S. De
letter is onderdeel van een tekst of merknaam. Mogelijk gaat het om een deel van een plaquette met
daarop een productiemerk of gedenkboodschap. Afbeelding 69 is een voorbeeld van een dergelijke
plaquette. Dit soort plaquettes komen voor op gebouwen, machine‐onderdelen of maken deel uit van
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
61
een motorvoertuig. Dit stuk dateert, op basis van materiaalgebruik en stijl, uit de periode 1925‐1950.
Het object is met kracht verwrongen en gebroken.
Afbeelding 68 Foto van het fragment van de bronzen scherf (vondstnummer 8‐1)
Afbeelding 69 Voorbeeld van een bronzen plaquette, bron: www.lunkentower.com
2.3.5 Glas
Tijdens het onderzoek zijn in totaal 5 fragmenten glas verzameld. Het betreffen bruine en groene
wandfragmenten van flessenglas en een flessenhals. Deze fragmenten zijn afkomstig uit de puinlaag
(spoornummer 13) aangetroffen bovenop de keldervloer. Deze puinlaag dateert tussen het einde van
de 19de eeuw en het midden van de 20ste eeuw.
2.3.6 Leer
Er werden 10 fragmenten leer geborgen uit laat‐Middeleeuwse cultuurlaag (spoornummer 14). Het
betreffen resten van schoeisel. Op basis van het aardewerk uit deze laag is het leer te dateren in de
14de eeuw. Het materiaal is echter zeer fragmentarisch bewaard en in slechte staat.De fragmenten
omvatten kleine restanten van oud schoeisel, waaronder zooldelen, niet nader te specifiëren kleine
stukjes leer en een stukje van een schoendeel met vetergat. Het betreft geenszins fragmenten van
dezelfde schoen(en), noch schoenmakersafval. Verdere analyse van deze fragmenten werd dan ook
niet zinvol geacht.
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
63
3 Synthese
Tijdens de archeologische begeleiding is een cultuurlaag aangetroffen. Deze cultuurlaag bevat
aardewerk daterend tussen het midden van de 14de eeuw en de 2de helft van de 14de eeuw. Het
aardewerk omvat regionaal grijsbakkend, roodbakkend en geïmporteerd (bijna‐) steengoed. De
vormen behoren voornamelijk tot de categorieën drinken en opslag. Het metaal uit deze laag omvat
enkele een munt, een penning en kledijaccessoires. De aangetroffen glasfragmenten behoren
eveneens tot de categorie drinkgerei. Tevens bevat deze cultuurlaag consumptieafval van rund,
schaap, varken en enkele botfragmenten van vis (oa kabeljauw). Deze aangetroffen vondsten passen
perfect in het 14de eeuwse beeld van Sluis waarbij dit deel van de stad was ingericht als marktplaats
waar drank en voedsel werd verkocht en genuttigd.
Doorheen deze 14de eeuwse cultuurlaag is een fundering aangebracht bestaande uit grondbogen.
Deze fundering is noordwest – zuidoost georiënteerd en kent een verder verloop onder het huidige
raadhuis en Belfort. Gezien het huidige Belfort opgericht is aan het begin van de 15de eeuw, dateren
deze funderingen van vóór deze periode. Uit historische bronnen is bekend dat Sluis aan het begin
van de 14de eeuw een schepenhuis bezat. Aan het einde van de 14de eeuw (in 1375) werd een Belfort
opgericht. Zowel het schepenhuis als het Belfort werden zwaar beschadigd bij een brand in 1393. Het
schepenhuis werd kort na de brand opnieuw hersteld. Het Belfort werd pas in 1423 opnieuw
opgericht. Op basis van het onderzoek kon worden vastgesteld dat de funderingen ten vroegste vanaf
het midden van de 14de eeuw dateren en van vóór de 15de eeuw dateren. Er kon echter geen uitsluitsel
worden verkregen of deze funderingen kunnen worden toegeschreven aan het Belfort van vóór de
brand in 1393 en/of het herstelde schepenhuis van ná de brand van 1393. Op basis van de gebruikte
bouwmaterialen en de funderingstechniek kunnen de aangetroffen funderingen tot dezelfde periode
worden toegeschreven dan de middeleeuwse funderingen aangetroffen bij rioleringswerken aan de
zuidzijde van het huidige Belfort. Op basis van de resultaten kan niet met zekerheid worden
vastgesteld of de funderingen tot één groot gebouw behoren of tot twee naast elkaar gelegen
gebouwen.
De middeleeuwse funderingsresten binnen het onderzoeksgebied zijn deels vernietigd voor de aanleg
van een kelder. Deze kelder kan op basis van het bouwmateriaal en historische bronnen in de 17de –
18de eeuw worden gedateerd. Onder de keldervloer is een holle ruimte aanwezig, bestaande uit gele
ijsselstenen. Deze holle ruimte is afgesloten door middel van een grote natuurstenen plaat. Deze
plaat en de holle ruimte zijn in situ bewaard gebleven. In de kelder zijn een hout‐ of kolenbak en een
haard vastgesteld. De onderste traptrede was ook nog bewaard. Het gebouw waartoe de kelder
behoorde was in de 19de eeuw in gebruik als herberg. Deze herberg is gesloopt voor de restauratie van
het Belfort. Hiervoor is de herberg tot circa 1,00 meter beneden maaiveld gesloopt. De kelder is bij de
sloopwerkzaamheden gevuld met puin.
.
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
65
4 Onderzoeksvragen en doelstelling
1. Zijn er binnen het plangebied archeologische vindplaatsen aanwezig zijn en zo ja, wat is de
aard, ligging (horizontaal en verticaal) en datering van de vindplaats(en)?
Binnen het onderzochte gebied zijn funderingen aangetroffen bestaande uit grondbogen. Deze
funderingen zijn aangebracht in een cultuurlaag met vondstmateriaal daterend tussen het midden
van de 14de eeuw en de 2de helft van de 14de eeuw. Op basis van de historische bronnen en het
vondstmateriaal uit de cultuurlaag kunnen deze funderingen worden toegeschreven aan het Belfort
opgericht vóór de brand in 1393 en/of het herstelde schepenhuis daterend tussen 1393 en 1423.
Deze middeleeuwse funderingen zijn verstoord voor de aanleg van een kelder in de Nieuwe Tijd. Deze
kelder behoorde bij één of twee huizen uit de 17de – 18de eeuw. In de 19de eeuw behoorde de kelder tot
een herberg. Deze herberg is afgebroken in verband met de restauratie van het Belfort.
De aangetroffen sporen zijn onmiddellijk onder het maaiveld vastgesteld. Met uitzondering van de
holle ruimte onder de keldervloer zijn de aangetroffen resten verwijderd voor het aanbrengen van de
funderingen van de nieuwbouw. De keldervloer en de holle ruimte onder de keldervloer zijn bewaard
op een diepte van circa 2,00 meter beneden maaiveld (1,34 meter +NAP).
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
67
5 Conclusie en advies
De resultaten van het huidige onderzoek hebben de hoge verwachting op het aantreffen van
archeologische sporen en of vondsten vanaf de Late Middeleeuwen volledig bevestigd.
Tijdens het onderzoek is een cultuurlaag aangetroffen met vondstmateriaal daterend uit de Late
Middeleeuwen, voornamelijk tussen het midden van de 14de eeuw en de 2de helft van de 14de eeuw.
Doorheen deze cultuurlaag zijn funderingen aangebracht voor de bouw van het Belfort en/of
herstelde Schepenhuis daterend vóór de 15de eeuw. Deze middeleeuwse funderingen zijn op hun
beurt deels vernietigd voor de bouw van een kelder daterend uit de Nieuwe Tijd. Deze kelder is voor
de restauratie van het Belfort tussen het einde van de 19de eeuw en vóór de Tweede Wereldoorlog
deels gesloopt en opgevuld met puin.
Afbeelding 70 Overzicht van de in situ bewaarde sporen op een diepte van 2,00 meter beneden maaiveld ((1,34 meter +NAP).
Binnen het onderzochte gebied zijn de aangetroffen sporen verwijderd tot op circa 2,00 meter
beneden maaiveld (1,34 meter +NAP). Enkel de holle ruimte onder de keldervloer en de natuurstenen
plaat die deze holle ruimte afsluit zijn in situ bewaard vanaf deze diepte (zie afbeelding 70). Rondom
het huidige Belfort en onder het huidige raadhuis kunnen nog resten worden aangetroffen van 14de
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
68
eeuwse funderingen. Aan de marktzijde kunnen sporen worden aangetroffen die kunnen worden
toegeschreven aan het middeleeuwse en Nieuwe Tijdse Sluis.
.
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
69
Bronnen
Literatuur
Baart, J., e.a., 1977. Opgravingen in Amsterdam. 20 jaar stadskernonderzoek, Amsterdam.
Bartels, M. ed., 1999. Steden in Scherven. Vondsten uit beerputten in Deventer, Dordrecht, Nijmegen
en Tiel (1250‐1900), Amersfoort.
Bender, W. 2004. Vom Ziegelgott zum Industrieeleelektroniker. Geschichte der Ziegelherstellung von
den Anfängen bis Heute. Bundesverband de Deutschen Ziegelindustrie e.V., Bonn.
Bitter, P., Ostkamp, S. & N.L. Jaspers, s.d. Dutch Classification System for (post‐)medieval ceramics
and glass. = Het Deventer Systeem (since 1989). Part 1: Ceramics. Digital identification tables
(Ongepubliceerde versie 2016).
Boessneck, J., A. von den Driesch, U. Lemppenau en E. Wechsler‐von Ohlen, 1971. Die
Tierknochenfunde aus dem Oppidum von Manching, Wiesbaden.
Bogaert, D., e.a., 2016. Gezocht en gevonden. Bodemvondsten uit Gent, Goudriaan.
Claeys, J. 2010. Een eeuwige rustplaats aan de Dokkershaven: kerken en begraafplaatsen. in J. Claeys,
N.L. Jaspers en S. Ostkamp (red.) 2010. Vier eeuwen leven en sterven aan de Dokkershaven. Een
archeologische opgraving van een postmiddeleeuwse stadswijk in het Scheldekwartier in Vlissingen.
ADC Monografie 9. p. 367‐396.
Clason, A.T., 1977. Jacht en veeteelt van prehistorie tot Middeleeuwen, Haarlem.
Coppens, E, et al., 2016. Tussen een motte en een kasteel. De Wranghe – Eikenlaan,
drinkwaterleiding. Gemeente Kapelle en Goes. Een Archeologische Begeleiding. Artefact‐Rapport
230, Zaamslag. (rapport in voorbereiding)
D’hondt, F.G.R., et al., 2014. Archeologisch onderzoek Nassaustraat 13, 15 en 17 te Axel.
Archeologische Begeleiding protocol Opgraven Axel Nassaustraat 13, 15 en 17 te Axel, gemeente
Terneuzen. Grontmij Archeologische Rapporten 1494, Eindhoven.
D’Hondt, F.G.R., 2017. Laatmiddeleeuws en vroegmodern aardewerk uit Sluis. Een analyse en
interpretatie aan de hand van zeven vondstcontexten. Masterscriptie ter behaling van de graad van
Master in de archeologie, Universiteit Gent.
Diependaele, S., 2017. Sluis Riolering Nieuwstraat, gemeente Sluis. Archeologische Begeleiding –
Protocol Opgraven. Artefact‐Rapport 221, Zaamslag.
Dijkstra, J., Ostkamp. S., & Williams. G. 2006. Archeologisch onderzoek op het terrein van de
voormalige Berghuijskazerne te Middelburg. ADC ArcheoProjecten Rapport 595, Amersfoort.
Duco D.H. 2003. Merken en merkenrecht van de pijpenmakers in Gouda, Gouda.
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
70
Dusar, M. Dreesen, R. & A. De Naeyer. 2009. Renovatie & Restauratie. Natuursteen in Vlaanderen,
versteend verleden. Mechelen.
Gawronski, J. ed., 2012. Amsterdam Ceramics. A city’s history and an archaeological ceramics
catalogue 1175‐2011, Amsterdam.
Goubitz, O., e.a., 2001. Stepping through Time: Archaeologicol Footwear from Prehistoric Times until
1800, Zwolle.
Groeneweg 1992: Bergen op Zooms aardewerk. Vormgeving en decoratie van gebruiksaardewerk
gedurende 600 jaar pottenbakkersnijverheid in Bergen op Zoom. Bijdragen tot de studie van het
Brabantse heem, deel 35, Waalre.
Groote, K. de, 2008. Middeleeuws aardewerk in Vlaanderen. Techniek, typologie, chronologie en
evolutie van het gebruiksgoed in de regio Oudenaarde in de volle en late middeleeuwen (10de‐16de
eeuw), Relicta Monografieën 1, Brussel.
Haslingshuis, E.J. & H. Janse. 2001 (vierde druk). Bouwkundige termen. Verklarend woordenboek van de westerse architectuur‐ en bouwhistorie. Leiden.
Heeringen, R.M. van/H. Hendrikse/J.J.B. Kuipers, 1994. Geld uit de belt. Archeologisch onderzoek in
de bouwput van de gemeentelijke parkeerkelder en het belastingkantoor aan de Kousteensedijk te
Middelburg, Vlissingen.
Hessing, W.M.A, M.M.M. Alkemade, R.M. van Heeringen et al, 2008. Archeologie naar Deltahoogte.
Een onderzoek naar de Zeeuwse archeologiebeoefening, Zierikzee.
Higham, C.F.W., 1967. Stock rearing as a cultural factor in prehistoric Europe. Proceedings of
Prehistoric Societies, 33, 84‐106.
Hurst, J.G. & D.S. Neal, H.J.E. van Beuningen, 1986. Pottery produced and traded in north‐west
Europe 1350‐1650, Rotterdam papers VI , Rotterdam.
Kempen, P.A.M.M. van en I.A. Schute, 2001. Binnenstad Sluis, gemeente Sluis‐Aardenburg; een
archeologische inventarisatie en verwachtingskaart, RAAP Rapport 718, Amsterdam.
Knotter, A. (ed.) 2016. Keramiekstad. Maastricht en de aardewerkindustrie in de negentiende en
twintigste eeuw, Zwolle.
Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), 2010: versie 3.2, Stichting Infrastructuur en
Kwaliteitsborging Bodembeheer, Gouda.
Meulen, A. van der & P. Smeele 2005. De pottenbakkers van Friesland 1750‐1950. Het ambacht. De
mensen. Het aardewerk. Fries Aardewerk VII, Leiden.
Mombers. H., 2010 (2de druk). Dakpannengids. Akersloot.
Orton, C., Tyers, P., and Vince A., 1993. Pottery in archaeology. Cambridge Manuals in Archaeology,
Cambridge.
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
71
Provinciaal Blad van Zeeland, nr 32, 2009 Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland van 12 mei
2009, houdende aanwijzingregeling aanvullende richtlijnen voor archeologisch onderzoek in de
provincie Zeeland.
Prummel, W. 1983. Early Medieval Dorestad: an archaeozoological study, ‘s Gravenhage &
Amersfoort (Nederlandse Oudheden 11; Excavations at Dorestad 2).
Renfrew, C. & P. Bahn, 1996. Archaeology. Theories, Methods and Practice, Second Edition, London.
Rice, P.M., 1987. Pottery Analysis. A sourcebook. Chicago, London.
Rue, Y.J.W.R. de, 2016A, Grofkeramiek: in: E. Coppens, Sporen van het Refugium van Baudeloo te
Hulst – aanleg archiefkelder. Gemeente Hulst. Archeologische begeleiding protocol Opgraven.
Artefact! –Rapport 120. Zaamslag. p. 44‐53.
Rue, Y.J.W.R. de, 2016B (concept) Grofkeramiek in: E. Coppens, Tussen een motte en een kasteel.
Kapelle – Goes, De Wranghe – Eikenlaan, drinkwaterleiding. Gemeente Kapelle Goes. Een
archeologische begeleiding. Artefact!‐Rapport 96. Zaamslag. p.120‐127.
Rue, Y.J.W.R. de, 2016C. Grofkeramiek en natuursteen in: E. Coppens, Groede Waterdunen zone 6,
slikkenburgseweg (gemeente Sluis). Archeologische begeleiding – [protocol Inventariserend
Veldonderzoek door middel van Proefsleuven. Artefact! Rapport 118. Zaamslag. p.39‐44.
Rue, Y.J.W.R. de, 2016D. Grofkeramiek. In: E. Coppens, Sas van Gent, Glacisstraat 1 (gemeente
Terneuzen). Archeologische Begeleiding – protocol Opgraven. Artefact! Rapport 188. Zaamslag. 22‐
24.
Rue, Y.J.W.R. de, 2016E. Bouwmateriaal. In: S. Depuydt, Oostdam te Sas van Gent (gemeente
Terneuzen). Archeologische Begeleiding – protocol Opgraven. Artefact! Rapport 214. Zaamslag. p.
24‐26.
Rue, Y.J.W.R. de, 2016F. Keramisch bouwmateriaal. In: S. Depuydt, Westdorpe Autrichepolder.
Glastuinbouw Kavel 3‐4. Gemeente Terneuzen. Inventariserend Veldonderzoek door middel van
Proefsleuven. Artefact! Rapport 91. Zaamslag. 48‐58.
Rue , Y.J.W.R.de, 2016G. Aardewerk. In: S. Depuydt, Plan Nieuwe Bierkaai (Deelgebieden 2 en 3):
Bierkaaistraat, Dubbele Poort, Vismarkt, Overdamstraat te Hulst, gemeente Hulst. Archeologische
Begeleiding, protocol Opgraven en Opgraving scheepsresten. 172‐270.
Rue, Y.J.W.R. de, 2017 (concept). Aardewerk. In: Coppens, E., Groede – Waterdunen, OHWeg Jong
Breskenspolder, Dijkversterking, Fort Napoleon. Gemeente Sluis. Archeologische Begeleiding.
Artefact Rapport 196, Zaamslag: 51‐66.
Rue, Y.J.W.R. de, 2017 (concept). Grofkeramiek en natuursteen. In: Coppens, E., Groede –
Waterdunen, OHWeg Jong Breskenspolder, Dijkversterking, Fort Napoleon. Gemeente Sluis.
Archeologische begeleiding. Artefact! Rapport 196. Zaamslag. 67‐84.
Schmid, E., 1972. Atlas of Animal Bones. Amsterdam/London/New York.
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
72
Silver, I.A., 1969. The ageing of domestic animals, in: D. Brothwel en E.H. Higgs (eds), Science in
Archaeology, london, 283‐302.
S.n. 2009. Stadhuis Grote Markt 1 Sluis. Bouwhistorische opname. Leiden. Rapport van Dröge Bureau
voor bouwhistorie.
Stenvert, R., 2012, Biografie van de baksteen. 1850 – 2000. Amersfoort.
Trimpe Burger, J.A. 1964. Ceramiek uit de bloeitijd van Aardenburg (13de en 14de eeuw). Berichten van
de rijksdienst voor het oudheidkundig bodemonderzoek. Jg. 12‐13, 495‐548.
Visser, N.J.G. de, 2012, Programma van Eisen Sluis Groote Markt 1 Belfort aanbouw, Kamperland.
Vries, D.J. de, 1990. Mittelalterliche Dachdeckungsmaterialien in den Niederlanden. In: Bouwstenen
voor oude woonhuizen in Nederland. Hausbaus in den Niederlanden. Jahrbuch für Hausforschung,
Band 39, Marburg, 79‐96.
Whitehead, R., 2003. Buckles 1250‐1800, Essex.
Weijde F., s.d. Van klei tot baksteen. Haarlem, Antwerpen & Djakarta.
Willemsen, A./M. Ernst, 2012. Middeleeuwse mode in metaal. Sierbeslag op riemen en tassen uit de
Nederlanden 1300‐1600, Leiden.
Wilson, B., Grigson, C. en S. Payne, 1982. Ageing and Sexing Animal Bones from archaeological Sites,
in: BAR British Series, 109, p. 268.
Websites
Archeologisch informatiesysteem Archis3, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), Amersfoort:
https://archis.cultureelerfgoed.nl/#/login.
Is Geschiedenis: http://www.isgeschiedenis.nl/
Lunken Tower: http://www.lunkentower.com/
Nederlandse munten: http://www.nederlandsemunten.nl/
VVV Zeeland: https://www.vvvzeeland.nl
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
73
Verklarende Woordenlijst
Afkortingen
AB Archeologische Begeleiding
AD Anno Domini; na Christus
AMK Archeologische Monumentenkaart
ARCHIS ARCHeologisch Informatie Systeem Archis 2
BP before present (voor heden); C14 jaren; het nulpunt ‘heden’ is hierbij volgens
internationale afspraak gesteld op 1950 (n.Chr.); de werkelijke kalender‐ of
zonnejaren (gekalibreerde C14‐jaren) zijn weergeven in jaren v.Chr. en n.Chr.
BC before Christ; voor Chr.
C14 koolstof 14, isotoop van het normale koolstof 12; radioactief element dat
voor dateringsmethoden gebruikt wordt.
IKAW Indicatieve Kaart Archeologische Waarden
IVOb Inventariserend Veldonderzoek door middel van boringen
IVOp Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven
KNA Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie
NAP Nieuw Amsterdams Peil
ROB Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek
RCE Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
RGD Rijks Geologische Dienst (tegenwoordig onderdeel van TNO‐NITG Bodem)
SCEZ Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland
StiBoKa Stichting Bodem Kartering (tegenwoordig onderdeel van Alterra
Wageningen)
Woordenlijst
antropogeen door menselijk handelen
appelbloesem baksel van klei die zowel veel ijzeroxide als kalk bevat (Fe2O3/CaO < 0,6).
Dergelijke kleien komen o.a. voor in Friesland, de Ijsselstreek en Zeeland.
Bij baktemperaturen onder 1050 graden rode/roze tinten, rond 1050
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
74
gespikkeld met roze en zachtgeel, indien harder gebakken gele kleur, soms
met donkere versinteringskleuren
Belgische blauwe hardsteen (Petit Granit) synoniem: Blauwe (hard)steen, arduin, encriniet. Niet
verwarren met Maaskalksteen. Compacte, middelmatig gekorrelde tot
grofkorrelige bioklatische kalksteen met opvallend veel homogeen
verdeelde ronde of cylindervormig doorsneden van stengelleden van
crinoïden (zeelelies) op millimeterschaal, die wit afsteken tegen een
donkergrijze tot mediumgrijze achtergrond. Lokaal honingraatvormige
koraalkolonies en grote brachiopodenschalen. Sporadisch witte,
centimetergrote calcietgeoden. Stengellidjes vande crinoïden omgezet in
een glinsterend monokristal van calciet. Afkomstig uit het bekken van
Henegouwen, van de Condroz, van de rivier de Molignée en van de rivier de
Bocq. In Henegouwen als ontgonnen in de 12de eeuw. Vanaf de 19de eeuw
enorme opmars met als grootste bloei op de overgang van de 19de naar de
20ste eeuw.
C14 datering bepaling van het gehalte aan radioactieve koolstof (C14) van organisch
materiaal (hout, houtskool, schelpen, etc.) waaruit de ouderdom kan
worden afgeleid. Deze ouderdom wordt opgegeven in jaren voor 1950 na
Chr.
differentiële klink verschijnsel waarbij relatief hoog of laag liggende gebieden door
geologische of fysische processen laag of hoog (andersom) komen te
liggen. Ook wel omgekeerde klink of reliëfinversie genoemd
erosie verzamelnaam voor processen die het aardoppervlak aantasten en los
materiaal afvoeren. Dit vindt voornamelijk plaats door wind, ijs en
stromend water
ex situ bewaard gebleven op een andere dan de oorspronkelijke plaats. Dit met name met betrekking tot verstoorde archeologische sporen en vondsten
fluviatiel onder invloed van een rivier
gekookt glazuur door een te hoge gladbrand* zijn in de glazuurlaag kraters ontstaan
geschift glazuur ongelijkmatig verdeelde bestanddelen in het blauw of paars van de
beschildering door een onjuiste afstemming van de smeltbaarheid van de
verf ten opzichte van het glazuur. Het treed vooral op bij paars.
geul rivier‐ of kreekbedding
gevloeid glazuur de tegel is bij de gladbrand* te heet gebakken, waardoor de beschildering
is gaan lopen en wazig is geworden; ook de glazuurlaag kan zakken
waardoor het decor is vervormd
gladbrand het tweede bakproces van ca. 990 graden Celsius, waarbij het glazuur en de
verven samensmelten en zich hechten aan de scherf
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
75
gracht gegraven doorlopende hindernis rond een vestingwerk; in laag
terrein doorgaans breed, ondiep en met water gevuld; in hoog
terrein als regel vrij smal, diep en droog
gyttja organische afzetting, bestaande uit fijn verdeelde afgestorven
plantenresten, in stilstaand water bezonken
handvorm vormtechniek voor bakstenen. te herkennen aan 5 bezande kanten en 1
afgesneden vlak. Onregelmatig oppervlak, gekenmerkt door een aantal
plooien en nerven
Hollandveen alle veenpakketten die gedurende het Holoceen zijn ontstaan met uitzondering van het basisveen. De definitie van ‘Hollandveen’ betreft dus in feite bijna alle veenpakketten die gedurende de afgelopen 8000 jaar zijn ontstaan
Holoceen jongste geologisch tijdvak (vanaf de laatste IJstijd: circa 9000 jaar voor Chr.
tot heden)
in situ bewaard gebleven op de oorspronkelijke plaats. Dit met name met betrekking tot onverstoorde archeologische sporen en vondsten
klink maaivelddaling van veen‐ en kleigronden door ontwatering, oxidatie van organisch materiaal en krimp
klinker versinterd hard gebakken baksteen. Geschikt voor kelder, tras, bestrating.
Ledesteen voor het herkomstgebied tussen Gent en Brussel wordt ook wel de term Balegemse steen gebruik. Kalkzandsteen. Fossielrijk kleine nummulieten en serpulabuisjes/kalkkokerwormen. Bimodale korrelgrootteverdeling, hoofdzakelijk met een fijn zandige component aangevuld met zeer grove (1‐3mm) heldere of melkachtige kwartskorrels. Stenen met kwartsgranule doorgaans iets groener en rijker aan glauconiet, voorkomen als zeer fijne donkere spikkels. Sommige Balegemse stenen worden gekenmerkt door subhorizontale laminaties en oplossingsholten. Verse breuk lichtgel tot groengeel, bij verwering wat verdonkerend van lichtgrijs tot bleekbeige, met okerbruin tot roestbruin patina. Drie verschillende banken, van onder naar boven en van hard naar zacht: blauwachtig bruine, groenachtig bruine en gele. Herkomst: Formatie van Lede: groot gebied tussen Gent, Mechelen, Leuven, Brussel en Oudenaarde.
normaal (bij grofkeramiek) hardheid voor grofkeramiek. Omvat de hardheden hardgrauw boerengrauw en rood.
Maaskalksteen synoniem: Naamse steen, kolenkalk, blauwe (hard)steen. Niet verwarren met Belgische blauwe hardsteen/Petit Granit. Donkergrijs op vers breukvlak tot wit patina. Afkomstig uit Maasvallei tussen Namen en Hoei. Historisch zeer veel gebruikt in in Maasbekken
marien het milieu waar sedimentatie plaatsvindt die direct wordt beïnvloed door
de zee
meanderen zich bochtig door het landschap slingeren (van waterlopen)
moernering veenafgraving, hoofdzakelijk ten behoeve van zoutwinning en de winning van brandstof (turf)
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
76
opgekrompen glazuur het samentrekken van delen van de glazuurlaag, waardoor kale plekken ontstaan; de oorzaak van het opkrimpen en een verontreinigde ondergrond zijn of een te fijn gemalen glazuur
oxidatie (traag) verbrandingsproces van organisch materiaal in reactie met zuurstof
perimarien het milieu, waarin de sedimentatie wordt beïnvloed door de zee (via het rivier‐ en kreekstelsel), maar waar mariene afzettingen van betekenis ontbreken
petgaatjes kleine, kogelronde putjes in het glazuuroppervlak als gevolg van een onregelmatigheid in de ondergrond
Pleistoceen geologisch tijdperk dat ongeveer 2 miljoen jaar geleden begon. De tijd van de IJstijden, maar ook van gematigd warme perioden. Het Pleistoceen eindigt met het begin van het Holoceen
pollenanalyse statistische studie van stuifmeelkwarts en sporen, die in sedimenten
gevonden worden. Doel is onder meer milieureconstructie
quader bouwsteen met vrij vlakke voorzijde. De overige zijden lopen piramidaal
toe in een punt. Werd gebruikt als facadesteen in muren met een kern van
puin of ander grof materiaal
ratel versinterd hard gebakken baksteen. In tegenstelling tot klinker nu ook
scheuren, barsten, breuken, etc. Niet meer geschikt voor normaal
metselwerk
regressiefase periode waarin de zee‐invloed afneemt (als gevolg van een daling van de zeespiegel of als gevolg van sluiting van strandwallencomplex) na een transgressiefase
schans algemene benaming voor een eenvoudig, als regel aarden
verdedigingswerk
sediment afzetting gevormd door bezinksel of neerslag
site een plaats waar in het verleden menselijke activiteiten hebben
plaatsgevonden.
snijplankje en snijmes methode voor het snijden van tegel. Het snijplankje is een vierkant
plankje, vaak met 2 tot 4 spijkertjes in de hoeken, met rondom een
ijzeren band, iets groter dan de maat van de gebakken tegel. Het
snijplankje wordt op de nog vochtige klei gedrukt, waarna de
overtollige klei rondom wordt afgestoken met een mes met een
rechthoekig metalen blad: het snijmes.
stempelpers vormtechniek voor bakstenen. De bakstenen worden machinaal in
stalen vormen geperst waardoor een strakke steen ontstaat. Te
herkennen aan ingedruk fabrieksstempel. Voor een zeer harde en
dichte (vuurvaste) steen kan een vormbaksteen of stengperssteen
ook
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
77
strengpers vormtechniek voor bakstenen. Baksteen kan aan drie kanten bezand
zijn, strakke vorm met snijvlakken. Alleen deze steen kan
geperforeerd zijn
Tertiair geologische periode van 65‐2 miljoen jaar geleden, waarin zich de
belangrijkste ontwikkelingen van de zoogdieren voordeden.
transgressiefase fase waarin de invloed van de zee zich in het binnenland uitbreidt (als
gevolg van stijging van de zeespiegel of als gevolg van erosie van het
strandwallencomplex)
verlandingsklei klei die aan het einde van een transgressiefase wordt afgezet
vesting versterkte stad; soms ook een groter verdedigingsgebied
vestingwerk permanent verdedigingswerk
vindplaats een ruimtelijk begrensd gebied waarbinnen zich archeologische
informatie bevindt (monument, type monument, aard
archeologische waarde, archeologische indicatie).
‘vloer’ tegels van ca. 190 x 190 mm
vondst alle soorten mobilia: roerende of roerend geraakte onderdelen van
onroerende goederen afkomstig van archeologisch veldwerk of uit
bestaande collecties.
vormbak vormtechniek voor bakstenen. Te herkennen aan 5 bezande kanten
en 1 afgesneden vlak. Regelmatig oppervlak
wal dijkvormige aarden ophoging rond een verdedigingswerk, voorzien
van een borstwering
Weichselien geologische periode (laatste ijstijd, waarin het landijs Nederland niet bereikte) ca. 120.000‐10.000 jaar geleden.
zacht hardheid voor grofkeramiek. poederig zacht, zoals Romeinse dakpannen.
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
79
Tijdstabel Holoceen
Bron: Deeben J., E. Drenth, MF. Van Oorsouw en L. Verhart; 2005.
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
Bijlage 1 Overzicht van de structuren
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
Bijlage 2 Determinatietabel keramiek
vondstnr
aantal scherven
aantal individuen
spoor
functiecategorie
vorm
bakselgroep
herkomst
publicatie
Deventer‐type
datering individu
begin
datering individu
eind
volledigheid
individu
delen vd pot
vorm
beschrijving
bodemtype
vorm
ingstechniek
oppervlakteb
ehan
deling
decoratiebeschrijv
ing
bakselbeschrijving
import
productieopmerki
ngen
gebruikssporen
post‐depositionele
sporen
gebruik opm
hergebruik opm
productiemerk
overige
opmerkingen
10.51 2 1 13 eten ondiep bord FAI Nederlanden
Gawronski 2012: 288
cat. nr. 1072 1725‐
1775 f‐bor 1725 1775 0‐5% (losse scherf) rand; vlag
verdikte top.
Duidelijke knik
tussen wand en
spiegel wielgedraaid dik; tinglazuur
zandig, zachtgeel baksel
met kleine roodbruine
ijzerrijke kleilensjes ja
verse breuk. Geraakt door
kraan?
10.52 1 1 13 eten/decoratie kom FAI Nederlanden
Gawronski 2012: 281
cat. nr. 1026
gelijkaardige vorm en
decor, maar in
majolica f‐kom 1675 1725 0‐5% (losse scherf) wand wielgedraaid tinglazuur
kobaltblauwe beschildering.
Landschap? ja
10.54 1 1 13 onduidelijk kom RD
Zeeuws Vl.
/Zeeland/regio
errond?
Dijkstra, Ostkamp &
Williams 2006: 314
cat. nr. 108 geen
exacte parallel maar
zeer gelijkaardig r‐kom 1400 1500 0‐5% (losse scherf) rand; wand
rand met dubbele
doorn. Mogelijk
kom met lusoren
of teil wielgedraaid loodglazuur aan binnenzijde
zandig, vrij hard baksel.
oranjerood met een vleug
bruin. Ijzerspikkels en
kleilensjes, oa ook
ijzerarme.
Loodglazuuroranjebruin. ja slijtage secundaire slijtage
zeer zware slijtage aan de
binnenzijde
lijkt een stuk ouder
dan de rest van de
context
18.34 1 1 13
koken &
voedselbereiding 'melk'teil RD
Bergen op
Zoom
Groeneweg 1992: 182‐
183. De Rue 2017: 58
parallel gevonden in
Fort Napoleon. r‐kom‐74 1800 1900 0‐5% (losse scherf) bodem gladde standring wielgedraaid dik; glanzend; loodglazuur
licht baksteenrood. Vrij fijn,
zanding, niet zo hard, met
(flinke) ijzerspikkels. ja slijtage bodem
18.35 1 1 13
koken &
voedselbereiding 'melk'teil RD
Bergen op
Zoom
Groeneweg 1992: 182‐
183. De Rue 2017: 58
parallel gevonden in
Fort Napoleon. r‐kom‐74 1800 1850 0‐5% (losse scherf) rand
lijkt iets ouder
randtype dan
18.33 gladde standring wielgedraaid dik; glanzend; loodglazuur
licht baksteenrood. Vrij fijn,
zanding, niet zo hard, met
(flinke) ijzerspikkels. ja secundaire slijtage
18.36 1 1 13 drinken/opslag mineraalwaterfles DST Rijnland Bartels 1999: 72‐73. s2‐fle‐9 1790 1810 0‐5% (losse scherf) hals; oor
geleidelijke
overgang tussen
hals en schouder.
Worstoor nog vrij
hoog geplaatst handgevormd
ijzer/mangaanengobe; schraal;
vliegasglazuur; half doorzichtige
bruine engobe en licht vliegasglazuur.
Enkel buitenzijde
baksel vrij fijn, gebroken
wit. Niet volledig verglaasd.
Opp. Binnenzijde
zalmkleurig. ja mortel; witte aanslag
witte aanslag aan de
binnenzijde met
glitterende kristallen
sporen van kalkmortel
ten gevolge van
hergebruikt als
bouwmateriaal?
18.37 1 1 13
koken &
voedselbereiding WT Nederlanden 1600 1800 0‐5% (losse scherf) wand wielgedraaid
dik; glanzend; kopergroen;
loodglazuur; binnen en buiten glazuur.
enkel buitenzijde kopergroen
buitenzijde kopergroen
(groengoed)
vuilwit met hier en daar
flinke kwartskorrels en
kleine ijzerrijke kleilenzen ja groengoed sporen van verhitting
18.38 1 1 13 drinken kan WT Friesland
van der Meulen &
Smeele 2005: 248‐
257, bolling binnen de
standring wijst op
Friese herkomst. w‐kan 1600 1800 0‐5% (losse scherf) bodem
gladde standring
met lichte centrale
bolling wielgedraaid
dik; glanzend; kopergroen;
loodglazuur; binnen en buiten glazuur.
enkel buitenzijde kopergroen
buitenzijde kopergroen
(groengoed)
vuilwit, zandig baksel.
Middelhard. Hier en daar
witte en ijzerrijke
kleilenzen. ja
18.39 1 1 13
koken &
voedselbereiding kom/tuitpot? RD Friesland
van der Meulen &
Smeele 2005: 248‐
257, bolling binnen de
standring wijst op
Friese herkomst. r‐kom/pot? 1650 1850 0‐5% (losse scherf) bodem
bolling op de
bodem een beetje
rommelig
bijgewerkt met
vingerindrukken
gladde standring
met lichte centrale
bolling wielgedraaid dik; glanzend; loodglazuur
typisch Fries baksel:
zalmachtig oranjerood,
zandig, glazuur wat gelig
met daaronder zichtbaar
kleine ijzerspikkels en
uitstekende geelwitte
kleilensjes ja slijtage bodem vrij zware slijtage bodem
18.40 1 1 13
koken &
voedselbereiding steelkom RD Friesland r‐stk 1700 1800 0‐5% (losse scherf)
bodem;
voeten/lobbenvin
nen
bodem
handgevormd
bolle bodem met
drie pootjes
handgevormd;
wielgedraaid
typisch Fries baksel:
zalmachtig oranjerood,
zandig, glazuur wat gelig
met daaronder zichtbaar
kleine ijzerspikkels en
uitstekende geelwitte
kleilensjes ja
kookaanslag; slijtage
bodem; sporen van
verhitting
18.41 1 1 13
koken &
voedselbereiding grape RD Friesland r‐gra‐107? 1625 1725 0‐5% (losse scherf) oor; rand; wand
brede grape.
Worstoortje aan
de bovenzijde
puntig
samengeknepen.
breed uitstaande
rand met verdikte
top. Op de
schouder decoratie
van decoratieve
draairillen. wielgedraaid dik; glanzend; loodglazuur
Op de schouder decoratie van
decoratieve draairillen.
typisch Fries baksel:
zalmachtig oranjerood,
zandig, glazuur wat gelig
met daaronder zichtbaar
kleine ijzerspikkels en
uitstekende geelwitte
kleilensjes ja secundaire slijtage
18.42 1 1 13 eten bord FAI Nederlanden f‐bor 1640 1675 0‐5% (losse scherf) rand; vlag wielgedraaid tinglazuur binnen en buiten
kobaltblauwe beschildering;
bovenzijde panelen met wanli‐
decor, onderzijde eenvoudig
floraalmotiefje op de wand
zachtgeel met hier en daar
ijzerrijke kleilensjes ja secundaire slijtage
18.43 1 1 13
koken &
voedselbereiding grape RD
Bergen op
Zoom
Groeneweg 1992:
160. r‐gra 1625 1650 0‐5% (losse scherf) oor; rand
Samengeknepen
oortje. driehoekige
ribbel op de
overgang tussen
rand en wand wielgedraaid dik; glanzend; loodglazuur licht oranjerood ja
18.44 1 1 13 drinken kan WT Friesland
van der Meulen &
Smeele 2005: 279.
Gawronski 2012: 279‐
280 cat. nr. 1012,
1013 en 1015 w‐kan 1700 1900 0‐5% (losse scherf) bodem standring wielgedraaid loodglazuur binnen‐ en buitenzijde
'vlekkenpot' met grote
mangaanpaarsbruine vlekken
tegen een witgele achtergrond ja
secundaire slijtage. Hier
en daar afgesprongen
glazuur.
18.45 1 1 13 opslag & vervoer grote voorraadpot RD
Bergen op
Zoom r‐pot 1700 1850 0‐5% (losse scherf) oor
groot
omhooggebogen
horizontaal
worstoor met
decoratieve
vingerindrukken
aan de aanzet wielgedraaid
dik; glanzend; loodglazuur; binnen‐ en
buitenzijde. gedeeltelijk reductiegroen
decoratieve vingerindrukken
aan de aanzet van het oor ja secundaire zware slijtage
vondstnr
aantal scherven
aantal individuen
spoor
functiecategorie
vorm
bakselgroep
herkomst
publicatie
Deventer‐type
datering individu
begin
datering individu
eind
volledigheid
individu
delen vd pot
vorm
beschrijving
bodemtype
vorm
ingstechniek
oppervlakteb
ehan
deling
decoratiebeschrijv
ing
bakselbeschrijving
import
productieopmerki
ngen
gebruikssporen
post‐depositionele
sporen
gebruik opm
hergebruik opm
productiemerk
overige
opmerkingen
18.46 5 1 13 opslag & vervoer grote voorraadpot? RD
Bergen op
Zoom r‐pot 1675 1900 0‐5% (losse scherf) wand
geschraapt;
wielgedraaid
loodglazuur binnen en buitenzijde;
binnenzijde reductiegroen ja
2.61 1 1 1
koken &
voedselbereiding grape RD
Bergen op
Zoom
Groeneweg 1992:
160. r‐gra 1600 1650 0‐5% (losse scherf) rand wielgedraaid dik; glanzend; loodglazuur ja
22.12 1 1 14 drinken drinkkan GR
Zeeuws Vl.
/Zeeland/regio
errond g‐kan 1275 1400 0‐5% (losse scherf) oor
smal worstoortje.
Vingerindruk in de
aanzet wielgedraaid
hard fijn zandig baksel,
middelgrijs, oppervlak
donkerder, kern handvat
scherpafgelijnd lichtgrijs nee
22.13 1 1 14 opslag & vervoer kan, groot GR
Zeeuws Vl.
/Zeeland/regio
errond
Trimpe Burger 1964:
528 D1 parallel.
D'Hondt 2017: parallel
plaat 2: spoor 7: 2b g‐kan 1325 1400 0‐5% (losse scherf) oor; rand
dik, ongedecoreerd
worstoor, met
diepe vingerindruk
bij aanzet. Rand
buigt wat naar wielgedraaid
hard fijn zandig baksel,
middelgrijs, oppervlak
donkerder, kern handvat
scherpafgelijnd lichtgrijs nee
22.14 1 1 14 opslag & vervoer kan, groot GR
Zeeuws Vl.
/Zeeland/regio
errond
Trimpe Burger 1964:
528 D2 parallel.
D'Hondt 2017: parallel
plaat 3: spoor 7: 1 en
2 g‐kan‐3 1325 1400 0‐5% (losse scherf) oor; rand
licht naar binnen
staande bandrand,
naar binnen
afgeschuind.
Gedecoreerd
breed oor met zeer wielgedraaid
oor gedecoreerd met
vingerindrukken: twee lange,
diepe parallelle indrukken
bovenop het oor. De zijkanten
gelobd door indrukken.
hard, fijn, zandig baksel, vrij
lichtgrijs. Afgelijnde grijze
kern. Oppervlak bijna zwart. nee
22.15 1 1 14 onduidelijk kan/grape/kookkan GR
Zeeuws Vl.
/Zeeland/regio
errond g‐kan/gra 1200 1400 0‐5% (losse scherf) oor
middeldik gebogen
worstoor
hard, fijn, zandig baksel,
middelgrijs met paarse
zweem, oppervlak wat
donkerder nee vlekkerige bodemaanslag
22.17 1 1 14 opslag & vervoer pot, groot GR
Zeeuws Vl.
/Zeeland/regio
errond
Trimpe Burger 1964:
524‐525: B27 zelfde
type, maar in rood. g‐pot 1275 1350 0‐5% (losse scherf) rand; schouder
lichtjes
ondersneden
bandrand, heel
korte hals, dan
schouder met
decoratieve wielgedraaid
schouder met decoratieve
draairillen
hard, fijn, zandig baksel.
Middelgrijs met
scherpafgelijnde lichtgrijze
kern met paarse vleug.
Oppervlak er donkergrijs nee
kalkaanslag met stukjes
houtskool en zwarte
vlakken. Bodem of
hergebruik als
bouwmateriaal?
kalkaanslag met
stukjes houtskool en
zwarte vlakken.
Bodem of hergebruik
als bouwmateriaal?
tekeningnummer:
vnr 22 tek2
22.18 1 1 14 opslag & vervoer pot/kan, groot GR
Zeeuws Vl.
/Zeeland/regio
errond g‐kan/pot 1200 1450 0‐5% (losse scherf) wand wielgedraaid
hard, fijn, zandig baksel met
duidelijke bruintint.
Oppervlak donkergrijs nee bruine bodemaanslag
22.19 1 1 14
drinken/opslag &
vervoer kan, middelgroot GR g‐kan 1200 1450 0‐5% (losse scherf)
voeten/lobbenvin
nen standlobring wielgedraaid
hard, fijn, zandig baksel.
Lichtgrijs zonder kern, zeer
lichte paarse schijn. Middel‐
tot donkergrijs oppervlak nee
22.2 1 1 14
drinken/opslag &
vervoer
kan,
middelgroot/groot DST Langerwehe s2‐kan 1340 1380 0‐5% (losse scherf) wand wielgedraaid ijzer/mangaanengobe; zoutglazuur ja
22.20 2 1 14
koken &
voedselbereiding
gesloten vorm.
Gezien
gebruikssporen
mogelijk kookpot GR
Zeeuws Vl.
/Zeeland/regio
errond g‐pot? 1200 1450 0‐5% (losse scherf) wand dunwandig wielgedraaid
hard, fijn, zandig baksel.
Lichtgrijs. Dunne, iets
donkerdere marges. Opp
binnenzijde lichtgrijs. Opp
bijna zwart en trekt door in
marge. Wrs door verhitting nee
beroet; sporen van
verhitting; zwarte
aanslag
buitenzijde sporen van
veelvuldige blootstelling
aan vuur. Binnenzijde
wittige waas
22.21 1 1 14
koken &
voedselbereiding pot GR
Zeeuws Vl.
/Zeeland/regio
errond
Trimpe Burger 1964:
lensbodems met
compact, laat grijs
baksel. g‐pot 1200 1400 0‐5% (losse scherf) bodem
bijgesneden
lensbodem wielgedraaid
hard, middelfijn met hier en
daar een onzuiverheid,
zandig. Middelgrijs met
lichte paarse schijn, aan de
marges iets donkerder, opp
zeer donker grijs nee
beroet; sporen van
verhitting
22.22 1 1 14 opslag & vervoer pot/kan, groot GR
Zeeuws Vl.
/Zeeland/regio
errond g‐pot/kan 1200 1500 0‐5% (losse scherf) wand dikwandig wielgedraaid
hard, zandig baksel met hier
en daar kleine holtes.
Middelgrijs met paarse
schijn. Opp donkergrijs nee
22.23 1 1 14 opslag & vervoer kan, groot GR
Zeeuws Vl.
/Zeeland/regio
errond
De Groote 2008: 170‐
180. g‐kan 1200 1400 0‐5% (losse scherf) hals
zeer dunwandig.
Cilindrische hals
met decoratieve
draairibbels wielgedraaid
decoratieve draairibbels op de
hals
zeer hard, zeer fijn, zandig
baksel. Zeer donkergrijs.
Opp donkergrijs met glans
zoals hard blauwgrijs nee
22.24 1 1 14
koken &
voedselbereiding grape, klein RD
Zeeuws Vl.
/Zeeland/regio
errond r‐gra 1350 1425 0‐5% (losse scherf) bodem
bolle bodem op
drie pootjes wielgedraaid
loodglazuur binnenzijde bodem;
strooiglazuur nee
beroet; sporen van
verhitting
22.25 1 1 14
koken &
voedselbereiding bakpan RD
Zeeuws Vl.
/Zeeland/regio
errond
Trimpe Burger 1964:
539‐540 D16 vanaf
midden 14de eeuw r‐bak 1340 1500 0‐5% (losse scherf) rand
bandvormig
verdikte randtop wielgedraaid
bestreken; dik; loodglazuur; enkel
binnenzijde
oranjerood met oker
ondertoon nee
beroet; kookaanslag;
slijtage; sporen van
verhitting sporen van rondslingeren
22.26 1 1 14
koken &
voedselbereiding grape RD
Zeeuws Vl.
/Zeeland/regio
errond r‐gra‐75? 1350 1425 0‐5% (losse scherf) rand wielgedraaid
loodglazuur; spaarzame spetters op de
binnenzijde van de rand; strooiglazuur okerachtig bruin nee
beroet; sporen van
verhitting
22.27 1 1 14
koken &
voedselbereiding grape/kan/kookkan RD
Zeeuws Vl.
/Zeeland/regio
errond r‐gra/kan 1200 1400 0‐5% (losse scherf) oor aanzet oor wielgedraaid loodglazuur; spaarzaam; strooiglazuur nee
22.28 1 1 14
koken &
voedselbereiding grape RD
Zeeuws Vl.
/Zeeland/regio
errond
Trimpe Burger 1964:
535‐536 D9 parallel.
Mogelijk vooral in
1350‐1375. r‐gra 1325 1400 0‐5% (losse scherf) schouder dunwandig wielgedraaid
loodglazuur; spaarzaam op buitenzijde
schouder; strooiglazuur
op de schouder horizontale rib
met driehoekig profiel
hard, dunwandig, fijn,
zandig baksel. Oranjerode
marges. Scherp afgelijnde
donkergrijze kern. Eén
kiezel nee
22.29 1 1 14
koken &
voedselbereiding bakpan RD
Zeeuws Vl.
/Zeeland/regio
errond r‐bak 1300 1500 0‐5% (losse scherf) bodem lensbodem wielgedraaid loodglazuur binnenzijde
hard, fijn, zandig. Door
verhitting verkleurd nee
kookaanslag; sporen
van verhitting
22.3 1 1 14
drinken/opslag &
vervoer kan, middelgroot DST Langerwehe s2‐kan 1325 1375 0‐5% (losse scherf) bodem wielgedraaid ijzer/mangaanengobe ja
22.4 1 1 14
drinken/opslag &
vervoer kan, middelgroot DST Langerwehe s2‐kan 1325 1400 0‐5% (losse scherf) wand wielgedraaid spaarzaam zoutglazuur
decoratieve draairibbels op de
wand ja
22.5 1 1 14
drinken/opslag &
vervoer kan, middelgroot BST Langerwehe s4‐kan 1275 1325 0‐5% (losse scherf) oor; wand wielgedraaid ijzer/mangaanengobe zacht gebakken ja
vondstnr
aantal scherven
aantal individuen
spoor
functiecategorie
vorm
bakselgroep
herkomst
publicatie
Deventer‐type
datering individu
begin
datering individu
eind
volledigheid
individu
delen vd pot
vorm
beschrijving
bodemtype
vorm
ingstechniek
oppervlakteb
ehan
deling
decoratiebeschrijv
ing
bakselbeschrijving
import
productieopmerki
ngen
gebruikssporen
post‐depositionele
sporen
gebruik opm
hergebruik opm
productiemerk
overige
opmerkingen
22.6 1 1 14 opslag & vervoer kan, groot DST Langerwehe s2‐kan 1350 1450 0‐5% (losse scherf) wand wielgedraaid ijzer/mangaanengobe; zoutglazuur ja
22.7 1 1 14 opslag & vervoer kan, groot DST Langerwehe s2‐kan 1360 1400 0‐5% (losse scherf) wand wielgedraaid ijzer/mangaanengobe; zoutglazuur
radstempel schouderribbel.
Radstempel veel te breed voor
de ribbel. Lijkt eerder bedoeld
voor op de dakpanrand. Decor
van arcering en contra‐
arcering. ja
22.8 1 1 14 opslag & vervoer kan, groot DST Langerwehe s2‐kan‐23 1325 1375 0‐5% (losse scherf) hals; rand dakpanrand wielgedraaid ijzer/mangaanengobe
radstempel op de
dakpanrand:arcering en
contra‐arcering ja
37.58 3 1 1 laag 5 opslag & vervoer
grote voorraadkan/‐
pot GR
Zeeuws Vl.
/Zeeland/regio
errond g‐kan/pot 1250 1500 0‐5% (losse scherf) wand wielgedraaid
hard, zandig, witgrijs baksel
met een donkergrijs
gesmookt oppervlak met
glitters (kwarts/mica) nee
37.59 1 1 1 laag 5 opslag & vervoer
grote voorraadkan/‐
pot GR
Zeeuws Vl.
/Zeeland/regio
errond 1250 1450 0‐5% (losse scherf) wand
geschraapt;
wielgedraaid
hard, zandig donkergrijs
baksel met grijszwarte
marges en oppervlak nee
37.60 1 1 1 laag 5 drinken kleine drinkkan BST Siegburg s4‐kan 1275 1350 0‐5% (losse scherf) bodem geknepen standring wielgedraaid rode vliegasglazuur
hard, deels verglaasd.
Lichtgrijs met vrij veel
zwarte ijzerspikkels. Ruw,
korrelig oppervlak, maar
niet zeer ruw zoals bij
protosteengoed uit
Siegburg ja
40.55 2 1 laag 7 opslag & vervoer grote voorraadkan GR
Zeeuws Vl.
/Zeeland/regio
errond 1340 1500 0‐5% (losse scherf) schouder wielgedraaid
decoratieve draairillen op de
schouder
opp donkergrijs. zandig,
hard baksel. Bruingrijze
marges. Strak afgelijnde
middelgrijze kern ja
40.56 1 1 laag 7
koken &
voedselbereiding grape RD
Zeeuws Vl.
/Zeeland/regio
errond r‐gra 1325 1400 0‐5% (losse scherf) bodem; wand vinnen? wielgedraaid
loodglazuur; gedeeltelijk
reductiegroen door secundaire
verhitting; spaarzaam; strooiglazuur
vroegrood, verkleurd door
verhitting. nee sporen van verhitting
40.57 1 1 laag 7 GR
Zeeuws Vl.
/Zeeland/regio
errond 1200 1400 0‐5% (losse scherf) wand zeer dunwandig
zeer dunwandig, fijn hard,
zandig, middelgrijs. nee
5.62 1 1 3 (vu2)
drinken / opslag &
vervoer kan DST Rijnland s2‐kan 1350 1450 0‐5% (losse scherf) hals; oor; rand
cilindrische hals,
onverdikte lip.
Smalle decoratieve
draairillen op de
hals, bandoor wielgedraaid
spaarzaam; zoutglazuur; voornamelijk
aan binnenzijde ja geraakt door de kraan?
5.63 1 1 3 (vu2) opslag & vervoer kan DST Langerwehe s2‐kan‐23 1325 1375 0‐5% (losse scherf) hals; oor; wand
tafelformaat,
dakpanrand,
smalle decoratieve
draairillen op de
hals, bandrand wielgedraaid
zowel buitenzijde als gedeelte van de
binnenzijde bedekt met bruinpaarse
engobe; vliegasglazuur ja
5.64 1 1 3 (vu2) onduidelijk kan? GR
Zeeuws Vl.
/Zeeland/regio
errond g‐kan? 1250 1500 0‐5% (losse scherf) wand wielgedraaid
hard, zandig, donkergrijs
baksel met hier en daar
ijzerrijke kleilenzen.
Oppervlak donkergrijs. nee
5.65 1 1 3 (vu2)
drinken / opslag &
vervoer kan DST Langerwehe s2‐kan 1325 1425 0‐5% (losse scherf) wand
decoratieve
draairillen wielgedraaid
vrij licht grijs, verglaasd,
hier en daar ijzerconcreties.
Marges en oppervlak door
oxidatie beige ja bruine aanslag
bruine aanslag aan de
binnenzijde
10.49 2 1 13 drinken kop IWT Nederlanden
Knotter 2016: 111.
Malgegoten vormen
in Maastricht vanaf
circa 1900. iw‐kop‐5 1900 1950 20‐40%
bodem; rand;
wand standring malgevormd ja
18.33 9 1 13
koken &
voedselbereiding 'melk'teil RD
Bergen op
Zoom
Groeneweg 1992: 182‐
183. De Rue 2017: 58
parallel gevonden in
Fort Napoleon. r‐kom‐74 1800 1900 20‐40%
bodem; rand;
schenklip; wand
lijkt iets jonger
randtype dan
18.35 gladde standring wielgedraaid dik; glanzend; loodglazuur
vrij fijn, zandig, niet zo
hard, (flinke) ijzerspikkels,
oranjerood. ja slijtage bodem
zware slijtage van gebruik,
zowel bodem als rand als
binnenzijde
tekeningnummer:
vnr 18
18+10.47 4 1 13 overig
kom (klein, zoals
papkom) RD Friesland? r‐kop‐NT 1775 1925 20‐40%
bodem; rand;
wand
fijnwandig,
rechtopstaand
randje met
driehoekig naar
buiten verdikkende
en afgeplatte top.
2 cm onder de
rand wandknik
naar binnen.
afgetrokken
standvoet wielgedraaid loodglazuur; enkel binnenzijde
Fries baksel?: donker
zalmachtig oranjerood,
zandig, wat gelig glazuur
met daaronder zichtbaar
kleine ijzerspikkels en
uitstekende geelwitte
kleilensjes ja slijtage; verf
gebruikt als verfbakje.
zware slijtage van schuren
of roeren aan binnenzijde.
Binnenzijde sporen van
groene verf(?), buitenzijde
sporen en uitgelopen
druppels van verf(?) in
groen, geel, roodbruin,
donkerbruin, zwart
Gebruikt als
verfbakje. 3
scherven in vnr 18,
1 in vnr 10
10.50 1 1 13 roken pijp PIJ Nederlanden Duco 2003, 200‐208.
ovale ketel
(basismodel
3) 1735 1780 5‐20% kop
fijne kwaliteit.
Ovale ketel
(basismodel 3) malgevormd geglad feltradering nee sporen van verhitting
hielmerk: letters
DO RN (in twee
regels boven
elkaar). Bijmerk
op de hiel: wapen
10.53 6 1 13 opslag & vervoer grote voorraadpot RD
Bergen op
Zoom r‐pot 1700 1850 5‐20% schouder; wand wielgedraaid
loodglazuur; hier en daar wat
reductiegroen. Glazuur hier en daar
afgesprongen.
decoratieve draairibbels op de
wand
roodbruin, zandig. Hier en
daar ijzerspikkels. Glazuur
hier en daar reductiegroen ja secundaire slijtage
22.10 1 1 14
drinken/opslag &
vervoer kan, middelgroot GR
De Groote 2008: 170‐
180; D'Hondt 2017:
parallel plaat 12: g‐kan 1250 1400 5‐20% bodem standlobring wielgedraaid
hard, fijn, zandig baksel,
middelgrijs. Oppervlak bijna
zwart. nee
vondstnr
aantal scherven
aantal individuen
spoor
functiecategorie
vorm
bakselgroep
herkomst
publicatie
Deventer‐type
datering individu
begin
datering individu
eind
volledigheid
individu
delen vd pot
vorm
beschrijving
bodemtype
vorm
ingstechniek
oppervlakteb
ehan
deling
decoratiebeschrijv
ing
bakselbeschrijving
import
productieopmerki
ngen
gebruikssporen
post‐depositionele
sporen
gebruik opm
hergebruik opm
productiemerk
overige
opmerkingen
22.11 1 1 14 drinken drinkkan GR
Zeeuws Vl.
/Zeeland/regio
errond
De Groote 2008: 170‐
180. g‐kan 1275 1425 5‐20% bodem; wand
boven de
standvoet
ingesnoerd, bolle
buik standvoet met ziel wielgedraaid
oppervlak donkerder dan breuk, bijna
metaalachtig (zoals bij blauwgrijs)
hard fijn zandig middelgrijs
baksel. oppervlak
donkerder dan breuk, bijna
metaalachtig (zoals bij
blauwgrijs). nee
tekeningnummer:
vnr 22 tek 1
22.16 1 1 14 opslag & vervoer pot, groot GR
Zeeuws Vl.
/Zeeland/regio
errond g‐pot 1300 1450 5‐20% rand; schouder
afgeronde
bandrand, geen
hals maar directe
overgang naar
schouder wielgedraaid
gladde schouder zonder
groeven
hard, fijn, zandig baksel,
middelgrijs met bruine
zweem, geen kern,
oppervlak zeer donker grijs. nee
tekeningnummer:
vnr 22 tek 3
22.9 2 1 14 drinken drinkkan DST Langerwehe s2‐bek‐13 1325 1375 5‐20% oor; wand smal lintoor wielgedraaid vliegasglazuur; zoutglazuur ja
28.48 1 1 13
koken &
voedselbereiding grape RD
Zeeuws Vl.
/Zeeland/regio
errond
De Groote 2008: 158
datering gelijkaardig
randtype 1450‐1550.
Groeneweg 1992: 160
randtype 1475‐1525. r‐gra 1475 1525 5‐20%
rand; schouder;
wand
korte, uitstaande
rand, driehoekig
verdikt wielgedraaid
loodglazuur; spaarzaam: vlek op de
schouder; strooiglazuur
baksteenoranje, fijn, zandig,
hard nee
32.30 2 1 14 opslag & vervoer kan, groot DST Langerwehe s2‐kan 1325 1380 5‐20% wand
bodem met grote
diameter. Ingezette
bodem, geknepen
standring met
flinke lobben wielgedraaid
ijzer/mangaanengobe; vliegasglazuur;
groot deel van de buitenzijde bedekt
met paarse engobe met druipsporen.
Onbedekte delen met vliegasglazuur paarse engobe
compact, fijn, hard baksel,
middelgrijs met beige kern.
Binnenzijde beigig
geoxideerd ja
verse breuken. Geraakt
door de kraan?
donkergrijs aankoeksel aan
binnenzijde bodem met
houtskoolresten?
foto maken?
Waarschijnlijk in
het veld veel
completer. Geen
zwerfvuil, zoals het
merendeel van de
context. Mss
samen met 22.01
34.31 2 1 14 opslag & vervoer kan, groot DST Langerwehe s2‐kan 1325 1400 5‐20% wand hard
bodem met grote
diameter. Ingezette
bodem, geknepen
standring met
flinke lobben wielgedraaid
ijzer/mangaanengobe; vliegasglazuur;
buitenzijde bedekt met bruinpaarse
engobe. Zowel binnen als buitenzijde
bedekt met vliegasglazuur bruinpaarse engobe
hard, compact, middelgrijs
baksel met hier en daar
zwarte spikkels. Op de
dikste stukken beige kern.
Opp binnenzijde beige
geoxideerd ja
geraakt door de kraan.
Mogelijk in het veld
completer
geraakt door de
kraan. Mogelijk in
het veld
completer.
Mogelijk geen
zwerfvuil
34.32 1 1 14 drinken drinkkan BST Siegburg?
Gawronski 2012:
parallel cat. nr. 70
gedateerd tussen
1290 en 1325. s4‐kan‐4 1275 1325 5‐20%
hals; schouder;
wand
cilindrische hals,
duidelijke knik bij
overgang tussen
hals en schouder.
bol lichaam met
ribbel op de wielgedraaid
decoratieve draairibbels op
schouder en hals
baksel hard en deels
verglaasd, maar korrelig
baksel. Lichtgrijs met vrij
veel zwarte spikkels en hier
en daar grotere
kwartskorrels. ja
bruine aanslag; zwarte
aanslag
binnenzijde bruine aanslag,
buitenzijde zwarte vlek
22.1 4 1 14 drinken drinkkan DST Siegburg s1‐bek‐6 1330 1375 80‐100%
bodem; hals; oor;
rand; schouder;
voeten/lobbenvin
nen; wand geknepen standring wielgedraaid ja geraakt door de kraan
waarschijnlijk in de
bodem nog heel.
Gebruikscontext of
primair afval,
mogelijk samen
met 32.30. Geen
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
Bijlage 3 Determinatietabel grofkeramiek en natuursteen
vondstnummer
spoor
aantal fragm
aantal ind
arch compl
gewicht in gr
materiaal
baksel/steensoort
vorm
lengte (strek)
breedte (kop)
hoogte
datering en
fasering
literatuurverwijzingen
overige opmerkingen
vorm
ingstechniek
oppervlaktebehandeling
opp beh
opmerkingen
baksel/steenbeschrijving
hardheid/kwaliteit
decoratie
herkomst
gebruikssporen, sec wijzigingen,
slijtage
1.V
1 (bovenin muur met grondboog,
deel van oude fase belfort) 1 1 ONWAAR 1928 grofkeramiek appelbloesembaksel baksteen 22,0 10,9 4,9
1600‐1750. Lijkt een jongere bouwfase
gefundeerd op de oudere muur met
grondboog, mogelijk gelijktijdig met de
bouwfase van het jongere deel van spoor 7.
Gaat mogelijk om de bouw van de herberg ipv
de 2/3 huizen die daar eerst stonden op basis
van dezelfd
Bouwfases kelder tegen zijkant belfort, zie
bouwhistorisch rapport stadhuis Dröge 2009. De
Rue 2016D; parallellen voor appelbloesembaksels
in Zeeland: De Rue 2016A: 48‐49: baksel 2: Hulst
Baudeloo; De Rue 2016B: 120‐127 Kapelle –Goes
De Wranghe ‐ Eikenlaa
Parallellen met gelijkaardige afmetingen: (
22,5 x 11,0 x 5,0 en … x 11,3 x 6,1 cm) maar
zonder ingedrukt kader bekend van de
baksteenoven onder de vestingwerken te
Sas van Gent, Glacisstraat. Die exemplaren
dateren waarschijnlijk uit de tweede helft
van
handvorm* (te incompleet om te kunnen
zien of er een ingedrukt kader is) vormzand
hier en daar donkerroze, de zachtgeel. Homogeen van
kleur maar niet van structuur: allerlei brokken 2,5‐7 moh (>vingernagel, <staal) kalkmortel
11.B
4 (vloer van de post‐middeleeuwse
kelder) 1 1 ONWAAR 578 grofkeramiek roodbakkend aardewerk vloertegel 2,9 1600‐1900 spijkergaatjes rechthoekig: gesmede spijkers snijplankje & ‐mes* (met spijkertjes)
ijzerrijk oranjebruin, zandig, vrij veel onzuiverheden:
kleilensjes, ijzerspikkels, organisch. Holtes van
uitgebrande kalk. Lijkt een iets schonere variant van de
klei van regionale bakstenen 2,5‐7 moh (>vingernagel, <staal) regionaal?
bovenoppervlak gesleten en oneffen. Onderzijde
dikke laag kalkmortel met witte klontjes en
houtskool
11.C
4 (vloer van de post‐middeleeuwse
kelder) 1 1 WAAR 3,122 grofkeramiek grijsbakkend aardewerk vloertegel 22,5 22,5 3,4
1750‐1875. Hoort waarschijnlijk bij de
herbergfase (van ergens tussen 1739 en 1832
tot de afbraak tussen 1896 en 1899) (Dröge
2009: afb. 3 en 4, 22 en p. 8)
Bouwfases kelder tegen zijkant belfort, zie
bouwhistorisch rapport stadhuis Dröge 2009. De
Rue 2017: 76.
minimaal 3 spijkertjes. Rechthoekige gaatjes
dus gesmede spijkers. Parallel van
gelijkaardige tegel aangetroffen te
Waterdunen Fort Napoleon. Dat exemplaar
heeft een strek van 22,0 cm en een dikte
van 3,0 cm en dateert daar 1800‐1825 (De
Rue 2017:76). snijplankje & ‐mes* (met spijkertjes) vormzand onderzijde
ijzerrijk, zandig, mt onzuiverheden oa kleilenzen en
ijzerconcreties 7‐10 moh (>staal)
slijtage door beloping. Sporen van kalkmortel op
de vier zijden. Veel kalkmortel op de onderzijde
12.Y
4 (vloer van de post‐middeleeuwse
kelder) 1 1 WAAR 966 grofkeramiek grijsbakkend aardewerk vloertegel 14,7 14,7 2,2 1600‐1800 snijplankje & ‐mes* geen; vormzand vrij grof, waarschijnlijk ongezuiverd. Zeer hard gebakken 7‐10 moh (>staal)
slijtage loopoppervlak. Sporen van kalkmortel op
zijkanten en onderzijde
13.Z
4 (vloer van de post‐middeleeuwse
kelder) (baksteen zijde haard) 1 1 WAAR 1783 grofkeramiek appelbloesembaksel baksteen 22,2 11,0 5,2
1600‐1750. Formaat komt overeen met dat
van spoor 1 en 7. Mogelijk min of meer uit
dezelfde periode? Gaat mogelijk om de bouw
van de herberg ipv de 2/3 huizen die daar
eerst stonden op basis van dezelfde kelder. De
herberg dateert van na 1739 en voor 1832
Bouwfases kelder tegen zijkant belfort, zie
bouwhistorisch rapport stadhuis Dröge 2009. De
Rue 2016D; parallellen met ingedrukt kader: De
Rue 2016C: 41 afbeelding 28 midden te
Waterdunen Slikkenburgseweg klein formaat (circa
14 x 8 x4) appelbloesembaksel
Parallellen met ingedrukt kader komen
geregeld voor in Zeeland vanaf de late
middeleeuwen tot in de 19de eeuw (zie
literatuurverwijzingen). Parallellen met
gelijkaardige afmetingen: ( 22,5 x 11,0 x 5,0
en … x 11,3 x 6,1 cm) maar zonder ingedrukt
kader bek
handvorm* met ingedrukt kader van
vormbak in de afgestreken zijde vormzand
donker paarsbruin met kleine gele appelbloesemspikkels
vrij hard en homogeen. Zandig 7‐10 moh (>staal) regionaal?
14.X
4 baksteen rondom de natuursteen
(vloer van de post‐middeleeuwse
kelder) 2 1 WAAR 4137 grofkeramiek appelbloesembaksel baksteen 29,6 14,0 6,0
1300‐1500. Het flinke, bijna kloostermop‐
achtige formaat wijst op een duidelijk oudere
datering dan de rest van de kelder. Ofwel
heeft men ouder bouwmateriaal herbruikt,
ofwel heeft deze steen deel uit gemaakt van
een ouder bouwelement (bijv. een beerput)
Bouwfases kelder tegen zijkant belfort, zie
bouwhistorisch rapport stadhuis Dröge 2009. De
Rue 2016A: 49‐50; parallellen met ingedrukt kader:
De Rue 2016C: 41 afbeelding 28 midden te
Waterdunen Slikkenburgseweg klein formaat (circa
14 x 8 x4) appelbloesem
Parallellen met ingedrukt kader komen
geregeld voor in Zeeland vanaf de late
middeleeuwen tot in de 19de eeuw (zie
literatuurverwijzingen). Parallellen uit Hulst:
twee bakstenen met overeenkomstige
afmetingen (29,5x14,0x8,0 cm en
…x14,0x6,0 cm) in een con
handvorm* met ingedrukt kader van
vormbak in de afgestreken zijde vormzand
oude rozerood met gele spikkels. Oppervlak vuilwit
verkeurd ten gevolgen van bakproces 2,5‐7 moh (>vingernagel, <staal) sporen van kalkmortel.
15.AA
3 (beerput, postmiddeleeuwse
kelder) 1 1 WAAR 2434 grofkeramiek appelbloesembaksel baksteen 23,1 11,3 6,0
1550‐1750. Meest waarschijnlijk 17de eeuw?
Zou ouder kunnen zijn dan de herbergfase en
kunnen hebben toebehoord aan de fase met
2/3 huizen (Dröge 2009: afb. 3 en 4)
Bouwfases kelder tegen zijkant belfort, zie
bouwhistorisch rapport stadhuis Dröge 2009.De
Rue 2016D; parallellen voor appelbloesembaksels
in Zeeland: De Rue 2016A: 48‐49: baksel 2: Hulst
Baudeloo; De Rue 2016B: 120‐127 Kapelle –Goes
De Wranghe ‐ Eikenlaan
Parallellen met gelijkaardige afmetingen: (
22,5 x 11,0 x 5,0 en … x 11,3 x 6,1 cm) maar
zonder ingedrukt kader bekend van de
baksteenoven onder de vestingwerken te
Sas van Gent, Glacisstraat. Die exemplaren
dateren waarschijnlijk uit de tweede helft
van handvorm* zonder ingedrukt kader vormzand geel en roze 2,5‐7 moh (>vingernagel, <staal) regionaal sporen van kalkmortel
16.AC
5 (vloer van de post‐middeleeuwse
kelder) 1 1 WAAR 1195 grofkeramiek appelbloesembaksel baksteen 18,1 8,4 5,1
1700‐1900. Lijkt een latere aanpassing te
vormen in deze oudere kelder. Dateert
waarschijnlijk uit de herbergfase (van ergens
tussen 1739 en 1832 tot de afbraak tussen
1896 en 1899) (Dröge 2009: afb. 3 en 4, 22 en
p. 8)
Bouwfases kelder tegen zijkant belfort, zie
bouwhistorisch rapport stadhuis Dröge 2009.
parallellen met ingedrukt kader: De Rue 2016C: 41
afbeelding 28 midden te Waterdunen
Slikkenburgseweg klein formaat (circa 14 x 8 x4)
appelbloesembaksel met ingedrukt
Parallellen met ingedrukt kader komen
geregeld voor in Zeeland vanaf de late
middeleeuwen tot in de 19de eeuw (zie
literatuurverwijzingen); Einddatering op
basis van het rond die tijd verdwijnen van
handvormstenen (Stenvert 2012: 73‐76)
handvorm* met ingedrukt kader van
vormbak in de afgestreken zijde vormzand vrij fel oranje rood met een roze zweem 2,5‐7 moh (>vingernagel, <staal) regionaal sporen van kalkmortel
17.AB
6 (hout‐ of kolenbak post‐
middeleeuwse kelder) 1 1 WAAR 889 grofkeramiek appelbloesembaksel baksteen 17,5 8,3 4,3
1700‐1900. Lijkt een latere aanpassing te
vormen in deze oudere kelder. Dateert
waarschijnlijk uit de herbergfase (van ergens
tussen 1739 en 1832 tot de afbraak tussen
1896 en 1899) (Dröge 2009: afb. 3 en 4, 22 en
p. 8)
Bouwfases kelder tegen zijkant belfort, zie
bouwhistorisch rapport stadhuis Dröge
2009.parallellen voor appelbloesembaksels in
Zeeland: De Rue 2016A: 48‐49: baksel 2: Hulst
Baudeloo; De Rue 2016B: 120‐127 Kapelle –Goes
De Wranghe ‐ Eikenlaan. De Rue 2016C
Einddatering op basis van het rond die tijd
verdwijnen van handvormstenen (Stenvert
2012: 73‐76) handvorm* zonder ingedrukt kader vormzand okerroze met gele spikkeltjes 2,5‐7 moh (>vingernagel, <staal) regionaal
secundaire verhitting en beroeting van het
oppervlak. Een hoek door gebruiksslijtage?
afgerond. Waarschijnlijk stond de steen op zijn
zij ingemetseld als vloer. Sporen van kalkmortel
20.D
boven vloerniveau (uit de puinlaag
(spoor 13) in de subrecent
afgesloten post‐middeleeuwse
kelder) 1 1 ONWAAR 239 grofkeramiek majolica wandtegel 2,3 1590‐1625 Pluis 2013: p. 527 B10.00.01 1590‐1625 tinglazuur opgekrompen* glazuur
kleur tussen zacht roze en zacht geel. Zandig, ijzerrijke
concentraties, soms als slierten door het baksel 2,5‐7 moh (>vingernagel, <staal)
polychroom. Kwadraatomlijsting in
kobaltblauw met aan de binnenzijde een
gele band: identiek aan Pluis 2013: p. 527
B10.00.01 1590‐1625. Binnen de kwadraat
een polychroom (blauw, oranje, groen):
stukje grond met een viervoeter (niet
compleet) geflankeerd Nederlanden
fijne krasjes in het glazuur van rondslingeren?
Onder‐ en zijkant kalkmortel. Aan de onderzijde
bijna 3 cm dik.
20.E
boven vloerniveau (uit de puinlaag
(spoor 13) in de subrecent
afgesloten post‐middeleeuwse
kelder) 1 1 ONWAAR 69 grofkeramiek faience wandtegel 0.8 1670‐1700 Pluis, 2013: 99‐100, 556 C.08.00.11. snijplankje & ‐mes* (met spijkertjes) tinglazuur; vormzand
de bewaarde hoek vertoont
petgaatjes* en gevloeid*
tinglazuur; bezande
onderzijde zachtgeel, kleine ijzerrijke spikkeltjes 2,5‐7 moh (>vingernagel, <staal)
kobaltblauw decor. Spinnen in de hoeken.
Centraal decor incompleet: herdertafereel:
achteraanzicht man bij struik. Nederlanden onderzijde en zijkanten sporen van kalkmortel
20.F
boven vloerniveau (uit de puinlaag
(spoor 13) in de subrecent
afgesloten post‐middeleeuwse
kelder) 1 1 ONWAAR 42 grofkeramiek faience wandtegel 8 1650‐1690
Pluis. 2013: 99‐100, 425 A.05.08.27, 437
A.08.04.05, 550. snijplankje & ‐mes* (met spijkertjes)
bezande onderzijde
(vormzand); tinglazuur zachtgeel 2,5‐7 moh (>vingernagel, <staal)
kobaltblauw. Hoekdecor ossekopje. Centraal
decor bloempot (incompleet) Nederlanden kalkmortelresten op zij‐ en onderkant
20.G
boven vloerniveau (uit de puinlaag
(spoor 13) in de subrecent
afgesloten post‐middeleeuwse
kelder) 1 1 ONWAAR 539 grofkeramiek roodbakkend aardewerk tegel 13,7 2,3 1600‐1800 Claeys 2010.
Parallellen bekend uit de grafkelders van de
Engelse (1585‐1809) en Waalse (1635‐1809)
kerk te Vlissingen Dokkershaven. Enkel in de
Waalse kerk ook exacte parallellen met het
formaat 14x14 cm. Dergelijke tegels komen
daar voor in combinatie met roodbakk snijplankje & ‐mes* (met spijkertjes)
bezande onderzijde
(vormzand); loodglazuur;
witte slib
witte slib eerder geel van
kleur. Dik loodglazuur van
goede kwaliteit
ijzerrijk, baksteenrood. Slechts gedeeltelijk gezuiverd.
Kleilenzen 2,5‐7 moh (>vingernagel, <staal) gehele tegel oranjegeel Nederlanden kalkmortel op zij‐ en onderkant
20.H
boven vloerniveau (uit de puinlaag
(spoor 13) in de subrecent
afgesloten post‐middeleeuwse
kelder) 1 1 WAAR 654 grofkeramiek roodbakkend aardewerk tegel 14,2 14,0 2,3 1600‐1800 Claeys 2010; De Rue 2016C: 44.
Parallellen bekend uit de grafkelders van de
Engelse (1585‐1809) en Waalse (1635‐1809)
kerk te Vlissingen Dokkershaven. Enkel in de
Waalse kerk ook exacte parallellen met het
formaat 14x14 cm. Dergelijke tegels komen
daar soms voor met enkel groene tegel snijplankje & ‐mes*
bezande onderzijde
(vormzand); kopergroen;
loodglazuur; witte slib vrij dik loodglazuur
ijzerrijk, baksteenrood. Slechts gedeeltelijk gezuiverd.
Kleilenzen 2,5‐7 moh (>vingernagel, <staal) gehele tegel kopergroen Nederlanden sporen van kalkmortel op zij‐ en onderkant
20.I
boven vloerniveau (uit de puinlaag
(spoor 13) in de subrecent
afgesloten post‐middeleeuwse
kelder) 1 1 WAAR 880 grofkeramiek roodbakkend aardewerk tegel 14,2 13,8 2,4 1600‐1800 Claeys 2010; De Rue 2016C: 44.
Parallellen bekend uit de grafkelders van de
Engelse (1585‐1809) en Waalse kerk (1635‐
1809) te Vlissingen Dokkershaven. Enkel in
de Waalse kerk ook exacte parallellen met
het formaat 14x14 cm. Dergelijke tegels
komen daar soms voor met enkel groene
tegels snijplankje & ‐mes* (met spijkertjes)
bezande onderzijde
(vormzand); kopergroen;
loodglazuur; witte slib vrij dik loodglazuur
ijzerrijk, baksteenrood. Slechts gedeeltelijk gezuiverd.
Kleilenzen 2,5‐7 moh (>vingernagel, <staal) gehele tegel kopergroen Nederlanden
sporen van kalkmortel op zij‐, onder‐ en
bovenkant. Mortel aan zij‐ en onderkant
waarschijnlijk afkomstig van gebruik, het aan de
bovenzijde getuigd van hergebruik, bijvoorbeeld
in een fundering. Afgebroken oppervlak aan
bovenzijde.
20.J
boven vloerniveau (uit de puinlaag
(spoor 13) in de subrecent
afgesloten post‐middeleeuwse
kelder) 1 1 ONWAAR 291 grofkeramiek roodbakkend aardewerk
dakpan, Oude Holle
dakpan 1500‐1900
Mombers 2010: 14‐15. De Vries 1990: 90‐91.
Haslingshuis‐Janse 2001 2001, 137. handvorm*
bezande onderzijde
(vormzand); geen
ijzerrijk, baksteenrood. Slechts gedeeltelijk gezuiverd.
Kleilenzen 2,5‐7 moh (>vingernagel, <staal) Nederlanden
20.K
boven vloerniveau (uit de puinlaag
(spoor 13) in de subrecent
afgesloten post‐middeleeuwse
kelder) 1 1 ONWAAR 87 grofkeramiek appelbloesembaksel
dakpan, Oude Holle
dakpan 1500‐1900
Mombers 2010: 14‐1; De Vries 1990: 90‐91;
Haslingshuis‐Janse 2001, 137; parallellen voor
appelbloesembaksels in Zeeland: De Rue 2016A: 48‐
49: baksel 2: Hulst Baudeloo; De Rue 2016B: 120‐
127 Kapelle –Goes De Wranghe ‐ Eikenlaan. De Rue
2016C: 41‐43: Groede handvorm*
bezande onderzijde
(vormzand)
ijzerrijk, rozerood. Slechts gedeeltelijk gezuiverd.
Kleilenzen. Zachtgebakken appelbloesem*? 2,5‐7 moh (>vingernagel, <staal) Nederlanden afgesprongen oppervlak
20.L
boven vloerniveau (uit de puinlaag
(spoor 13) in de subrecent
afgesloten post‐middeleeuwse
kelder) 1 1 ONWAAR 148 grofkeramiek roodbakkend aardewerk
dakpan, Oude Holle
Dakpan 1500‐1900
Mombers 2010: 14‐15. De Vries 1990: 90‐91.
Haslingshuis‐Janse 2001 2001, 137. grote rechthoekige nok bewaard handvorm*
bezande onderzijde
(vormzand) ijzerrijk, baksteenrood, holtes 2,5‐7 moh (>vingernagel, <staal)
23.P 14 zwarte laag tussen fundering 1 1 ONWAAR 245 grofkeramiek appelbloesembaksel baksteen
1150‐1400. (Ouder) zwerfvuil dat in de
leeflaag terecht is gekomen.
parallellen voor appelbloesembaksels in Zeeland:
De Rue 2016A: 48‐49: baksel 2: Hulst Baudeloo; De
Rue 2016B: 120‐127 Kapelle –Goes De Wranghe ‐
Eikenlaan. De Rue 2016C: 41‐43: Groede
Waterdunen Slikkenburgseweg . De Rue 2016D: Sas
van Gent, Glacisstraat;
einddatering op basis van keramiekanalyse
van dit spoor. Bouwmateriaal heeft
gemiddeld langere looptijden dan gewoon
aardewerk. Het kan dus ouder zijn. Maar de
keramiekdatering kan wel gebruikt worden
als terminus ante quem voor de
einddatering. handvorm* zonder ingedrukt kader vormzand oudroze tot donkerbruin met gele spikkels 2,5‐7 moh (>vingernagel, <staal)
23.Q 14 zwarte laag tussen fundering 1 1 ONWAAR 32 grofkeramiek appelbloesembaksel baksteen
1150‐1400. (Ouder) zwerfvuil dat in de
leeflaag terecht is gekomen.
parallellen voor appelbloesembaksels in Zeeland:
De Rue 2016A: 48‐49: baksel 2: Hulst Baudeloo; De
Rue 2016B: 120‐127 Kapelle –Goes De Wranghe ‐
Eikenlaan. De Rue 2016C: 41‐43: Groede
Waterdunen Slikkenburgseweg . De Rue 2016D: Sas
van Gent, Glacisstraat;
einddatering op basis van keramiekanalyse
van dit spoor. Bouwmateriaal heeft
gemiddeld langere looptijden dan gewoon
aardewerk. Het kan dus ouder zijn. Maar de
keramiekdatering kan wel gebruikt worden
als terminus ante quem voor de
einddatering. handvorm* zonder ingedrukt kader vormzand zachtgeel 2,5‐7 moh (>vingernagel, <staal)
23.R 14 zwarte laag tussen fundering 1 1 ONWAAR 132 grofkeramiek appelbloesembaksel baksteen
1150‐1400. (Ouder) zwerfvuil dat in de
leeflaag terecht is gekomen.
parallellen voor appelbloesembaksels in Zeeland:
De Rue 2016A: 48‐49: baksel 2: Hulst Baudeloo; De
Rue 2016B: 120‐127 Kapelle –Goes De Wranghe ‐
Eikenlaan. De Rue 2016C: 41‐43: Groede
Waterdunen Slikkenburgseweg . De Rue 2016D: Sas
van Gent, Glacisstraat;
einddatering op basis van keramiekanalyse
van dit spoor. Bouwmateriaal heeft
gemiddeld langere looptijden dan gewoon
aardewerk. Het kan dus ouder zijn. Maar de
keramiekdatering kan wel gebruikt worden
als terminus ante quem voor de
einddatering. handvorm* zonder ingedrukt kader vormzand donkerbruin tot grijs met kleine gele spikkels 2,5‐7 moh (>vingernagel, <staal)
23.S 14 zwarte laag tussen fundering 1 1 ONWAAR 241 grofkeramiek roodbakkend aardewerk daktegel 1,5 1150‐1400
einddatering op basis van keramiekanalyse
van dit spoor. Bouwmateriaal heeft
gemiddeld langere looptijden dan gewoon
aardewerk. Het kan dus ouder zijn. Maar de
keramiekdatering kan wel gebruikt worden
als terminus ante quem voor de
einddatering. handvorm* loodglazuur spaarzaam strooiglazuur matig gezuiverd 2,5‐7 moh (>vingernagel, <staal) regionaal
sporen van kalkmortel van bevestiging op het
dak
23.T 14 zwarte laag tussen fundering 1 1 ONWAAR 64 grofkeramiek roodbakkend aardewerk daktegel 1,5 1150‐1400
einddatering op basis van keramiekanalyse
van dit spoor. Bouwmateriaal heeft
gemiddeld langere looptijden dan gewoon
aardewerk. Het kan dus ouder zijn. Maar de
keramiekdatering kan wel gebruikt worden
als terminus ante quem voor de
einddatering. handvorm* loodglazuur; vormzand
spaarzaam strooiglazuur,
onderzijde bezand oranjerood, matig zuirver, zandig 2,5‐7 moh (>vingernagel, <staal) regionaal
23.U 14 zwarte laag tussen fundering 1 1 ONWAAR 170 grofkeramiek roodbakkend aardewerk daktegel 1,4 1150‐1400
einddatering op basis van keramiekanalyse
van dit spoor. Bouwmateriaal heeft
gemiddeld langere looptijden dan gewoon
aardewerk. Het kan dus ouder zijn. Maar de
keramiekdatering kan wel gebruikt worden
als terminus ante quem voor de
einddatering. handvorm* oker. Grijze kern 2,5‐7 moh (>vingernagel, <staal) regionaal
30.AD
7 bovenin (muur post‐
middeleeuwse kelder) 1 1 WAAR 1575 grofkeramiek appelbloesembaksel baksteen 20,4 10,0 5,4
1600‐1750 Jongere bouwfase van de
keldermuur, mogelijk gelijktijdig met de
jongere bouwfase bovenop de grondboog van
de belfortfundering (spoor 1). Gaat mogelijk
om de bouw van de herberg ipv de 2/3 huizen
die daar eerst stonden op basis van dezelfde
keld
Bouwfases kelder tegen zijkant belfort, zie
bouwhistorisch rapport stadhuis Dröge 2009.
parallellen voor appelbloesembaksels in Zeeland:
De Rue 2016A: 48‐49: baksel 2: Hulst Baudeloo; De
Rue 2016B: 120‐127 Kapelle –Goes De Wranghe ‐
Eikenlaan. De Rue 2016 handvorm* zonder ingedrukt kader vormzand zachtgeel 2,5‐7 moh (>vingernagel, <staal) sporen van kalkmortel
30.AE
7 onderin (muur post‐
middeleeuwse kelder) 1 1 WAAR 3491 grofkeramiek appelbloesembaksel baksteen 26,5 12,5 6,7
1400‐1600 Oudere bouwfase van de
keldermuur. Moet jonger zijn dan de eerste
bouwfase van het belfort (1390‐1396) en
ouder dan de herbergfase, mogelijk dus uit de
fase met de 2/3 huizen (Dröge 2009: p. 8, afb.
3 en 4)
Bouwfases kelder tegen zijkant belfort, zie
bouwhistorisch rapport stadhuis Dröge 2009.
parallellen met ingedrukt kader: De Rue 2016C: 41
afbeelding 28 midden te Waterdunen
Slikkenburgseweg klein formaat (circa 14 x 8 x4)
appelbloesembaksel met ingedrukt
Parallellen met ingedrukt kader komen
geregeld voor in Zeeland vanaf de late
middeleeuwen tot in de 19de eeuw (zie
literatuurverwijzingen)
handvorm* met ingedrukt kader van
vormbak in de afgestreken zijde vormzand oudroze met zwemen van geel, ongezuiverd 2,5‐7 moh (>vingernagel, <staal) regionaal sporen van kalkmortel
33.W
11 (onderin fundering oude fase
belfort) 1 1 WAAR 2269 grofkeramiek
appelbloesembaksel/roo
dbakkend aardewerk baksteen 23,8 11,0 5,0
1350‐1700. Oudste deel van de fundering met
grondboog van het belfort. Waarschijnlijk van
bouwfase 1 van het belfort tussen 1390 en
1396 (Dröge 2009: 8)
Bouwfases kelder tegen zijkant belfort, zie
bouwhistorisch rapport stadhuis Dröge 2009.Claeys
2010: 367‐396; De Rue 2016D; parallellen met
ingedrukt kader: De Rue 2016C: 41 afbeelding 28
midden te Waterdunen Slikkenburgseweg klein
formaat (circa 14 x 8 x4
Parallellen met ingedrukt kader komen
geregeld voor in Zeeland vanaf de late
middeleeuwen tot in de 19de eeuw (zie
literatuurverwijzingen); Parallel
appelbloesem met zelfde formaat (niet
duidelijk of er een ingedrukt kader was) in
grafkelder van de Engels
handvorm* met ingedrukt kader van
vormbak in de afgestreken zijde vormzand oranjeroze 2,5‐7 moh (>vingernagel, <staal) kalkmortel
38.O
laag 5 (zelfde laag als keramiek
met vnr 37) 1 1 ONWAAR 47 grofkeramiek roodbakkend aardewerk daktegel 1,0 na 1200 handvorm* loodglazuur dik, reductiegroen zandig, slechts matig gezuiverd. Kern grijs 2,5‐7 moh (>vingernagel, <staal)
43.A
laag 7 (zelfde laag als keramiek
met vnr 40) 1 1 ONWAAR 93 grofkeramiek faience wandtegel 1,5 1650‐1700 Pluis 2013: 21‐25, 99‐100.
De dikte van de tegel is dubbel de normale
dikte van die tijd. Dit is geen onbekend
fenomeen vanaf de 17de eeuw. snijplankje & ‐mes* tinglazuur petgaatjes*
zachtgeel van kleur, zandig, vrij veel onzuiverheden oa
(ijzerrijke)kleilenzen 2,5‐7 moh (>vingernagel, <staal)
kobaltblauw: centrale kleine menselijke
figuur: trommelaar. Geen hoekdecor Nederlanden
slijtage oppervlak en hoeken. Rondgeslingerd?;
Kalkmortel van bevestiging, ook op een
breukvlak: hergebruik?
45.M
boven vloerniveau (uit de puinlaag
(spoor 13) in de subrecent
afgesloten post‐middeleeuwse
kelder) 1 1 WAAR 1560 natuursteen
Belgische blauwe
hardsteen* (Petit Granit) kanonskogel 10,3 Nieuwe tijd
Dusar, M. Dreesen, R. & A. De Naeyer 2009, 201‐
219. incompleet gekapt
middelgrijs, fossielrijk (witte kalk en glinsterende
donkere kristallen), lichte patina 2,5‐7 moh (>vingernagel, <staal)
46.N
boven vloerniveau (uit de puinlaag
(spoor 13) in de subrecent
afgesloten post‐middeleeuwse
kelder) 1 1 ONWAAR 9005 natuursteen Ledesteen*? kanonskogel 20,3 Nieuwe tijd
Dusar, M. Dreesen, R. & A. De Naeyer 2009, 371‐
382. incompleet handmatig gefrijnd geelwitte kalkzandsteen, vrij zacht 2,5‐7 moh (>vingernagel, <staal)
beschadigd. Grootste beschadiging mogelijk van
inslag. Oorspronkelijk oppervlak op veel plaatsen
beschadigd.
5.66 3 vulling 2 (hoort bij spoor 14) 1 1 WAAR grofkeramiek roodbakkend aardewerk
rechthoekig, dikwandig
bakje met vlakke bodem 8,8 6,1 4,5 1300‐1450
handmatig uitgesneden, mogelijk
vertrekkend van een reeds gevormde
baksteen. Binnenzijde bakje slordig
uitgesneden vormzand
onderzijde bezand.
Oppervlak wit uitgeslagen,
waarschijnlijk door
bakproces
ruw, ongezuiverd baksteenbaksel. Afdrukken van
organische vezels (gras?) kalkinclusies. Redelijk hard.
Bruinrood, waarschijnlijk appelbloesembaksel.
Oppervlak witverkleurd 2,5‐7 moh (>vingernagel, <staal)
een rij van puntige spatelindrukken op de
bovenranden en op de verticale ribben. Op
de korte zijden met dezelfde techniek
kruisende diagonalen. lichte slijtage rondom
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
Bijlage 4 Determinatietabel dierlijk bot Vo
ndstnr
Context/
Spoo
r
Datering
Diersoo
rt
Skeletele
men
t
Aantal
Zone
Zijde
Leeftijd
Sex
Conserve
ring
Bewerkin
gssporen
Bijzon
der
hede
n
Metingen
Pathologi
eën
24 14 Varken Mandibula 1 grotendeels R > 16 maand
goed kapspoor TWS: 29
24 14 Schaap Radius 1 distale helft L > 3,5 jaar
goed
24 14 Varken Cranium 1 fragment L matig kapspoor
24 14 Schaap Metacarpus 1 compleet L > 2 jaar goed vilspoor 134,4 mm
24 14 Schaap Metacarpus 1 compleet R > 2 jaar goed vilspoor 127,2 mm
24 14 Schaap‐geit
Femur 1distale epifyse
L > 4 maand
goed kapsporen
24 14 Schaap Pelvis 1 fragment L goed kapsporen
24 14 Varken Radius 1proximaal deel
L >= 1 jaar
matig knaagsporen
24 14 Schaap‐geit
Dentes maxilla 1 fragment R ca. 2 jaar
matig dp4, P4^, M1
24 14 LM Costa 6 fragment goed vil/kapsporen
24 14 LM Vertebra cervicale
1 fragment < 7 jaar goed kapspoor doormidden gekapt
24 14 Rund Scapula 1 fragment L adult goed kapspoor
24 14 Rund Metacarpus 1 distaal deel R < 2 jaar goed kapspoor
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
Vond
stnr
Context/
Spoo
r
Datering
Diersoo
rt
Skeletele
men
t
Aantal
Zone
Zijde
Leeftijd
Sex
Conserve
ring
Bewerkin
gssporen
Bijzon
der
hede
n
Metingen
Pathologi
eën
24 14 Rund Metatarsus 1distale epifyse
L > 2 jaar goed oud‐adult osteofytose
24 14 Rund Humerus 1distale epifyse
R > 1,5 jaar
goed kapsporen
24 14 Rund Pelvis 2 fragment goed kapsporen
24 14 Rund Metatarsus 1 distaal deel L < 2 jaar goed zelfde dier?
24 14 Rund Tibia 1proximaal fragment
R 3‐4 jaar goed kapspoor
24 14 Rund Tibia 1 distaal deel R < 2 jaar goed kapspoor
24 14 Rund Pelvis 1 fragment < 8 maand
goed
24 14 Rund Metacarpus 1proximaal deel
L < 2 jaar goed kapspoor
24 14 Rund Femur 1 fragment goed vraatsporen
24 14 Rund Metatarsus 1proximaal deel
L juveniel goed kapspoor klein individu
24 14 Rund Tibia 1 diafyse R adult goed kapspoor
24 14 Rund Pelvis 1 fragment L adult goed kapspoor
24 14 Rund Phalanges III 1 compleet L oud‐adult
goed osteofytose
24 14 Rund Phalanges II 1 compleet L adult goed
24 14 Rund Atlas 1 fragment adult goed kapsporen
24 14 Rund Pelvis 1 fragment goed vraatsporen
24 14 Rund Mandibula 1 fragment L adult goed kapspoor
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
Vond
stnr
Context/
Spoo
r
Datering
Diersoo
rt
Skeletele
men
t
Aantal
Zone
Zijde
Leeftijd
Sex
Conserve
ring
Bewerkin
gssporen
Bijzon
der
hede
n
Metingen
Pathologi
eën
24 14 Schaap‐geit
Dentes 1 I2? adult goed
24 14 Schaap‐geit
Metacarpus 1 fragment adult goed in lengte doormidden gekapt
24 14 MM 1 diafyse adult goed
24 14 MM Costa 1 fragment goed kapsporen
24 14 MM Vertebra lumbale
1 fragment 4‐5 jaar goed doormidden gekapt
24 14 Kabeljauw Hyomandibulare 1 grotendeels matig
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
Bijlage 5 Determinatietabel metaal
Objectcatalogus
Vondstnummer 3
Object munt
Projectcode Sluis-Groote Markt 1
Vlak 1
Spoor
Subnummer
Aantal 1
Metaalsoort koper
Deelmaterialen
Objectdeel
Arch compleet
Begindatering 1800
Einddatering 1900
Gr lengte (mm) 23
Gr breedte (mm) 23
Gr hoogte (mm) 0,75
Diameter (mm) 23
Gewicht (gram) 2,13
Opschrift Onleesbaar
Decoratie figuratief
Productiemerk
Productiewijze geslagen
Opmerkingen Onbekende munt gelijkend op een duit van de stad Utrecht.
Geconserveerd
Fotonummer
Put: 1
Literatuur:
Pagina 1 van 12
Vondstnummer 8
Object indeterminabel
Projectcode Sluis-Groote Markt 1
Vlak 1
Spoor
Subnummer 1
Aantal 1
Metaalsoort brons
Deelmaterialen
Objectdeel
Arch compleet
Begindatering 1900
Einddatering 2000
Gr lengte (mm) 49
Gr breedte (mm) 31
Gr hoogte (mm) 12
Diameter (mm)
Gewicht (gram) 19,15
Opschrift Opschrift: S (incompleet)
Decoratie
Productiemerk
Productiewijze gegoten
Opmerkingen Het opschrift betreft vermoedelijk een productiemerk van een stuk bouwmateriaal of een machine-onderdeel.
Geconserveerd
Fotonummer
Put: 1
Literatuur:
Pagina 2 van 12
Vondstnummer 9
Object kandelaar
Projectcode Sluis-Groote Markt 1
Vlak 1
Spoor
Subnummer 1
Aantal 1
Metaalsoort messing
Deelmaterialen
Objectdeel
Arch compleet
Begindatering 1550
Einddatering 1600
Gr lengte (mm) 42
Gr breedte (mm) 8
Gr hoogte (mm) 3
Diameter (mm)
Gewicht (gram) 5,41
Opschrift
Decoratie
Productiemerk
Productiewijze gegoten, afgedraaid
Opmerkingen Deel van de voet (plint) van een schijfkandelaar.
Geconserveerd
Fotonummer
Put: 1
Literatuur:
Pagina 3 van 12
Vondstnummer 9
Object knoop
Projectcode Sluis-Groote Markt 1
Vlak 1
Spoor
Subnummer 2
Aantal 1
Metaalsoort messing
Deelmaterialen
Objectdeel
Arch compleet
Begindatering 1550
Einddatering 1650
Gr lengte (mm) 17
Gr breedte (mm) 16
Gr hoogte (mm) 16
Diameter (mm)
Gewicht (gram) 3,34
Opschrift
Decoratie floraal
Productiemerk
Productiewijze gegoten
Opmerkingen
Geconserveerd
Fotonummer
Put: 1
Literatuur: Baart, 1977 p.185
Pagina 4 van 12
Vondstnummer 9
Object munt
Projectcode Sluis-Groote Markt 1
Vlak 1
Spoor
Subnummer 3
Aantal 1
Metaalsoort koper
Deelmaterialen
Objectdeel
Arch compleet
Begindatering 1625
Einddatering 1700
Gr lengte (mm) 20
Gr breedte (mm) 18
Gr hoogte (mm) 1
Diameter (mm) 20
Gewicht (gram) 0,96
Opschrift FRISIA
Decoratie
Productiemerk
Productiewijze geslagen
Opmerkingen
Geconserveerd
Fotonummer
Put: 1
Literatuur: www.duiten.nl
Pagina 5 van 12
Vondstnummer 21
Object knoop, militairuniform
Projectcode Sluis-Groote Markt 1
Vlak 1
Spoor
Subnummer 1
Aantal 1
Metaalsoort messing
Deelmaterialen
Objectdeel
Arch compleet
Begindatering 1850
Einddatering 1945
Gr lengte (mm) 20
Gr breedte (mm) 20
Gr hoogte (mm) 8
Diameter (mm) 20
Gewicht (gram) 2,28
Opschrift Vlammende granaat
Decoratie figuratief
Productiemerk
Productiewijze gestanst
Opmerkingen Vermoedelijk een Franse knoop van een militairuniform, of van een Nederlands politie-uniform.
Geconserveerd
Fotonummer
Put: 1
Literatuur: Mondelinge mededeling: V. van der Veen, uniformknopenspecialist.
Pagina 6 van 12
Vondstnummer 21
Object gewicht
Projectcode Sluis-Groote Markt 1
Vlak 1
Spoor
Subnummer 2
Aantal 1
Metaalsoort lood
Deelmaterialen
Objectdeel
Arch compleet
Begindatering 1500
Einddatering 1900
Gr lengte (mm) 13
Gr breedte (mm) 12
Gr hoogte (mm) 3
Diameter (mm) 13
Gewicht (gram) 3,07
Opschrift
Decoratie
Productiemerk
Productiewijze gegoten, gesneden
Opmerkingen Waarchijnlijk en gewicht, maar verdere functie onbekend.
Geconserveerd
Fotonummer
Put: 1
Literatuur:
Pagina 7 van 12
Vondstnummer 25
Object gesp
Projectcode Sluis-Groote Markt 1
Vlak 1
Spoor
Subnummer 1
Aantal 1
Metaalsoort messing
Deelmaterialen
Objectdeel
Arch compleet
Begindatering 1550
Einddatering 1650
Gr lengte (mm) 26,5
Gr breedte (mm) 18
Gr hoogte (mm) 2
Diameter (mm)
Gewicht (gram) 2,56
Opschrift
Decoratie
Productiemerk
Productiewijze gegoten
Opmerkingen
Geconserveerd
Fotonummer
Put: 1
Literatuur: Whitehead, 2003 p.61-63
Pagina 8 van 12
Vondstnummer 25
Object bandeliersluiting
Projectcode Sluis-Groote Markt 1
Vlak 1
Spoor
Subnummer 1
Aantal 1
Metaalsoort koper
Deelmaterialen
Objectdeel
Arch compleet
Begindatering 1550
Einddatering 1650
Gr lengte (mm) 18
Gr breedte (mm) 13,5
Gr hoogte (mm) 2
Diameter (mm)
Gewicht (gram) 1,55
Opschrift
Decoratie
Productiemerk
Productiewijze gegoten
Opmerkingen Deel van het verbindingsoog.
Geconserveerd
Fotonummer
Put: 1
Literatuur: Baart, 1977 p.163
Pagina 9 van 12
Vondstnummer 26
Object penning
Projectcode Sluis-Groote Markt 1
Vlak 1
Spoor
Subnummer
Aantal 1
Metaalsoort lood/tin legering
Deelmaterialen
Objectdeel
Arch compleet
Begindatering 1260
Einddatering 1350
Gr lengte (mm) 26
Gr breedte (mm) 24
Gr hoogte (mm) 1
Diameter (mm) 26
Gewicht (gram) 1,78
Opschrift
Decoratie geometrisch
Productiemerk
Productiewijze gegoten
Opmerkingen Penning met onbekende functie, mogelijk armenpenning naar voorbeeld van een Tourse groot.
Geconserveerd
Fotonummer
Put: 1
Literatuur: Bogaert e.a., 2016 p.77-78
Pagina 10 van 12
Vondstnummer 31
Object munt
Projectcode Sluis-Groote Markt 1
Vlak 1
Spoor
Subnummer 1
Aantal 1
Metaalsoort zilver
Deelmaterialen
Objectdeel
Arch compleet
Begindatering 1300
Einddatering 1500
Gr lengte (mm) 17
Gr breedte (mm) 17
Gr hoogte (mm) 0,5
Diameter (mm) 17
Gewicht (gram) 0,5
Opschrift Onleesbare gotische tekst
Decoratie
Productiemerk
Productiewijze geslagen
Opmerkingen Mijt of kwart groot van zilver of een zilver legering (biljoen), vermoedelijk Vlaams (Gent?).
Geconserveerd
Fotonummer
Put: 1
Literatuur:
Pagina 11 van 12
Vondstnummer 31
Object riemgeleider
Projectcode Sluis-Groote Markt 1
Vlak 1
Spoor
Subnummer 2
Aantal 1
Metaalsoort lood/tin legering
Deelmaterialen
Objectdeel
Arch compleet
Begindatering 1300
Einddatering 1500
Gr lengte (mm) 19
Gr breedte (mm) 18
Gr hoogte (mm) 3
Diameter (mm)
Gewicht (gram) 2,54
Opschrift
Decoratie
Productiemerk
Productiewijze gegoten
Opmerkingen
Geconserveerd
Fotonummer
Put: 1
Literatuur:
Pagina 12 van 12
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
Bijlage 6 Veldgegevens
Sporenlijst
Spoor Put Vlak Profiel Hoofdtype Structuur Datering
1 1 1 fundering 1 LME
2 1 1 muur 2 NTC
3 1 1 muur 3 NTB
4 1 1 vloer 3 NTB
5 1 1 vloer 3 NTB
6 1 1 hout‐ of kolenbak 3 NTB
7 1 1 muur 3 NTB
8 1 1 haard 3 NTB
9 1 1 fundering 1 LME
10 1 1 fundering 1 LME
11 1 1 fundering 1 LME
12 1 1 natuurstenen plaat 3 NTB
13 1 1 puinlaag 2 NTB
14 1 1 cultuurlaag 4 LME
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
Vondstenlijst
Gebruikte afkortingen in onderstaande lijst
KER Aardewerk MAL Botanisch Monster
BKR Bouwkeramiek MXX Metaal
GLS Glas MBAK Baksteenmonster
ODB Bot, dierlijk SXX Steen
ODS Schelp ODL Leer
Vondst Put Vlak Vak Profiel Spoor Vulling Materiaal Vondstomstandigheden
1 1 1 1 MBAK AFWERKEN
2 1 1 1 KER AANVANG VLAK
3 1 1 MXX DETECTOR
4 1 1 3 2 MAL BEMONSTERING
5 1 1 3 2 KER SCHAVEN
6 1 1 3 2 ODB SCHAVEN
7 1 1 3 2 ODS SCHAVEN
8 1 1 MXX DETECTOR
9 1 1 MXX DETECTOR
10 1 1 KER AANVANG VLAK
11 1 1 4 MBAK BEMONSTEREN
12 1 1 4 MBAK BEMONSTEREN
13 1 1 4 MBAK BEMONSTEREN
14 1 1 4 MBAK BEMONSTEREN
15 1 1 3 MBAK BEMONSTEREN
16 1 1 5 MBAK BEMONSTEREN
17 1 1 6 MBAK BEMONSTEREN
18 1 1 KER AANVANG VLAK
19 1 1 MXX DETECTOR
20 1 1 BKR AANVANG VLAK
21 1 1 MXX DETECTOR
22 1 1 KER AANVANG VLAK
23 1 1 BKR AANVANG VLAK
24 1 1 ODB AANVANG VLAK
25 1 1 MXX DETECTOR
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
Vondst Put Vlak Vak Profiel Spoor Vulling Materiaal Vondstomstandigheden
26 1 1 MXX DETECTOR
27 1 1 MAL AANVANG PROFIEL
28 1 1 KER AANVANG VLAK
29 1 1 ODL AANVANG VLAK
30 1 1 7 MBAK AFWERKEN
31 1 1 MXX DETECTOR
32 1 1 KER AANVANG VLAK
33 1 1 11 MBAK AFWERKEN
34 1 1 KER AANVANG VLAK
35 1 1 ODB AANVANG VLAK
36 1 1 ODL AANVANG VLAK
37 1 1 1 KER AFWERKEN
38 1 1 1 BKR AFWERKEN
39 1 1 1 ODB AFWERKEN
40 1 1 1 KER AFWERKEN
41 1 1 1 ODB AFWERKEN
42 1 1 1 MAL BEMONSTEREN
43 1 1 BKR AANVANG VLAK
44 1 1 GLS AANVANG VLAK
45 1 1 SXX AANVANG VLAK
46 1 1 SXX AANVANG VLAK
FOTOLIJST
Foto Datum Put Vlak Spoor Profiel Richting Fotograaf Toelichting 1 5‐4‐
2013 1 1 1 N E.
Coppens
2 5‐4‐2013
1 1 3 divers E. Coppens
3 8‐4‐2013
1 1 4 divers E. Coppens
vloer westzijde
4 8‐4‐2013
1 1 4 divers E. Coppens
natuurstenen plaat in vloer met ingang kelder
5 8‐4‐2013
1 1 6 divers E. Coppens
stort(lucht)koker, kolenbak/houtstapel, haardvuur
6 9‐4‐2013
1 1 7 divers E. Coppens
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
Foto Datum Put Vlak Spoor Profiel Richting Fotograaf Toelichting 7 10‐4‐
2013 1 1 9 divers E.
Coppens
8 11‐4‐2013
1 1 11 divers E. Coppens
zuidelijke hoek werkput
9 11‐4‐2013
1 1 Z E. Coppens
10 11‐4‐2013
1 1 11 divers E. Coppens
ARTEFACT! RAPPORT 113 SLUIS GROOTE MARKT 1a
Bijlage 7 Conserveringsrapporten metaal
Jaar 2015 Artefact Kamperland
Project: Sluis Locatie: Gr Markt
Object: Munt Materiaal: Koper
Om-nummer 56.310 Vondstnr: 3
Ontvangen van: Datum:
Artefact 15-03-2015
Uitgegaan naar: Datum:
Artefact 20-04-2016
Beschrijving/toestand object: Het object is bedekt met vuilkorsten en is licht gecorrodeerd daaronder.
Foto voor behandeling:
Onderzoek / behandeling / restauratie: Het object is handmatig, mechanisch en chemisch gereinigd, behandeld met Reno-was, afgehandeld met Cosmoloid H80.
Foto na behandeling:
Bekeken en behandeld door: S Bostelaar Werknr: 001
Jaar 2015 Artefact Kamperland
Project: Sluis Locatie: Gr Markt
Object: Fr Schaaltje Materiaal: Composiet
Om-nummer 56.310 Vondstnr: 8
Ontvangen van: Datum:
Artefact 15-03-2015
Uitgegaan naar: Datum:
Artefact 20-04-2016
Beschrijving/toestand object: Het object is bedekt met vuilkorsten en is zwaar gecorrodeerd daaronder.
Foto voor behandeling:
Onderzoek / behandeling / restauratie: Het object is handmatig, mechanisch en chemisch gereinigd, behandeld met Reno-was, afgehandeld met Cosmoloid H80.
Foto na behandeling:
Bekeken en behandeld door: S Bostelaar Werknr: 011
Jaar 2015 Artefact Kamperland
Project: Sluis Locatie: Gr Markt
Object: Knoop Materiaal: Koper
Om-nummer 56.310 Vondstnr: 9
Ontvangen van: Datum:
Artefact 15-03-2015
Uitgegaan naar: Datum:
Artefact 20-04-2016
Beschrijving/toestand object: Het object is bedekt met vuilkorsten en is zwaar gecorrodeerd daaronder.
Foto voor behandeling:
Onderzoek / behandeling / restauratie: Het object is handmatig, mechanisch en chemisch gereinigd, behandeld met Reno-was, afgehandeld met Cosmoloid H80.
Foto na behandeling:
Bekeken en behandeld door: S Bostelaar Werknr: 002
Jaar 2015 Artefact Kamperland
Project: Sluis Locatie: Gr Markt
Object: Munt Materiaal: Koper
Om-nummer 56.310 Vondstnr: 9
Ontvangen van: Datum:
Artefact 15-03-2015
Uitgegaan naar: Datum:
Artefact 20-04-2016
Beschrijving/toestand object: Het object is bedekt met vuilkorsten en is zwaar gecorrodeerd daaronder.
Foto voor behandeling:
Onderzoek / behandeling / restauratie: Het object is handmatig, mechanisch en chemisch gereinigd, behandeld met Reno-was, afgehandeld met Cosmoloid H80.
Foto na behandeling:
Bekeken en behandeld door: S Bostelaar Werknr: 003
Jaar 2015 Artefact Kamperland
Project: Sluis Locatie: Gr Markt
Object: Knoop Materiaal: Koper
Om-nummer 56.310 Vondstnr: 21
Ontvangen van: Datum:
Artefact 15-03-2015
Uitgegaan naar: Datum:
Artefact 20-04-2016
Beschrijving/toestand object: Het object is bedekt met vuilkorsten en is zwaar gecorrodeerd daaronder.
Foto voor behandeling:
Onderzoek / behandeling / restauratie: Het object is handmatig, mechanisch en chemisch gereinigd, behandeld met Reno-was, afgehandeld met Cosmoloid H80.
Foto na behandeling:
Bekeken en behandeld door: S Bostelaar Werknr: 009
Jaar 2015 Artefact Kamperland
Project: Sluis Locatie: Gr Markt
Object: Gewicht Materiaal: Lood
Om-nummer 56.310 Vondstnr: 21
Ontvangen van: Datum:
Artefact 15-03-2015
Uitgegaan naar: Datum:
Artefact 20-04-2016
Beschrijving/toestand object: Het object is bedekt met vuilkorsten en is zwaar gecorrodeerd daaronder.
Foto voor behandeling:
Onderzoek / behandeling / restauratie: Het object is handmatig, mechanisch en chemisch gereinigd, behandeld met Reno-was, afgehandeld met Cosmoloid H80.
Foto na behandeling:
Bekeken en behandeld door: S Bostelaar Werknr: 010
Jaar 2015 Artefact Kamperland
Project: Sluis Locatie: Gr Markt
Object: Gesp Materiaal: Koper
Om-nummer 56.310 Vondstnr: 25
Ontvangen van: Datum:
Artefact 15-03-2015
Uitgegaan naar: Datum:
Artefact 20-04-2016
Beschrijving/toestand object: Het object is bedekt met vuilkorsten en is zwaar gecorrodeerd daaronder.
Foto voor behandeling:
Onderzoek / behandeling / restauratie: Het object is handmatig, mechanisch en chemisch gereinigd, behandeld met Reno-was, afgehandeld met Cosmoloid H80.
Foto na behandeling:
Bekeken en behandeld door: S Bostelaar Werknr: 007
Jaar 2015 Artefact Kamperland
Project: Sluis Locatie: Gr Markt
Object: Koppelstuk Materiaal: Koper
Om-nummer 56.310 Vondstnr: 25
Ontvangen van: Datum:
Artefact 15-03-2015
Uitgegaan naar: Datum:
Artefact 20-04-2016
Beschrijving/toestand object: Het object is bedekt met vuilkorsten en is zwaar gecorrodeerd daaronder.
Foto voor behandeling:
Onderzoek / behandeling / restauratie: Het object is handmatig, mechanisch en chemisch gereinigd, behandeld met Reno-was, afgehandeld met Cosmoloid H80.
Foto na behandeling:
Bekeken en behandeld door: S Bostelaar Werknr: 008
Jaar 2015 Artefact Kamperland
Project: Sluis Locatie: Gr Markt
Object: Pseudo-Munt Materiaal: Tin
Om-nummer 56.310 Vondstnr: 26
Ontvangen van: Datum:
Artefact 15-03-2015
Uitgegaan naar: Datum:
Artefact 20-04-2016
Beschrijving/toestand object: Het object is bedekt met vuilkorsten en is licht gecorrodeerd daaronder.
Foto voor behandeling:
Onderzoek / behandeling / restauratie: Het object is handmatig, mechanisch en chemisch gereinigd, behandeld met Reno-was, afgehandeld met Cosmoloid H80.
Foto na behandeling:
Bekeken en behandeld door: S Bostelaar Werknr: 004
Jaar 2015 Artefact Kamperland
Project: Sluis Locatie: Gr Markt
Object: Munt Materiaal: Koper
Om-nummer 56.310 Vondstnr: 31
Ontvangen van: Datum:
Artefact 15-03-2015
Uitgegaan naar: Datum:
Artefact 20-04-2016
Beschrijving/toestand object: Het object is bedekt met vuilkorsten en is licht gecorrodeerd daaronder.
Foto voor behandeling:
Onderzoek / behandeling / restauratie: Het object is handmatig, mechanisch en chemisch gereinigd, behandeld met Reno-was, afgehandeld met Cosmoloid H80.
Foto na behandeling:
Bekeken en behandeld door: S Bostelaar Werknr: 005
Jaar 2015 Artefact Kamperland
Project: Sluis Locatie: Gr Markt
Object: Gesp Materiaal: Tin
Om-nummer 56.310 Vondstnr: 31
Ontvangen van: Datum:
Artefact 15-03-2015
Uitgegaan naar: Datum:
Artefact 20-04-2016
Beschrijving/toestand object: Het object is bedekt met vuilkorsten en is licht gecorrodeerd daaronder.
Foto voor behandeling:
Onderzoek / behandeling / restauratie: Het object is handmatig, mechanisch en chemisch gereinigd, behandeld met Reno-was, afgehandeld met Cosmoloid H80.
Foto na behandeling:
Bekeken en behandeld door: S Bostelaar Werknr: 006