Acta Groeninge nr 10

24
acta GROENINGE NR 10 - D E C E M B E R 2 0 0 8 CT-ENTEROGRAFIE ABDOMINAAL COMPARTIMENT SYNDROOM BORSTPLASTIE NA AMPUTATIE INTENSITEITS GEMODULEERDE RADIOTHERAPIE TRIAGE OP DE SPOEDOPNAME MULTICOLOR FLOWCYTOMETRIE

Transcript of Acta Groeninge nr 10

Page 1: Acta Groeninge nr 10

acta G R O E N I N G EN R 1 0 - D E C E M B E R 2 0 0 8

CT-ENTEROGRAFIE

ABDOMINAAL COMPARTIMENT

SYNDROOM

BORSTPLASTIE NA AMPUTATIE

INTENSITEITS GEMODULEERDE

RADIOTHERAPIE

TRIAGE OP DE SPOEDOPNAME

MULTICOLOR FLOWCYTOMETRIE

Page 2: Acta Groeninge nr 10

DIT TIJDSCHRIFT VERSCHIJNT TWEEMAAL PER JAAR EN WIL EEN OVERZICHT GEVEN VAN DE MEDISCHE, ZORGVERSTREKKENDE EN ORGANISATORISCHE ACTIVITEITEN BINNEN a |z GROENINGE.

R E D A C T I E

Dhr. Ludwig [email protected]. Kathleen [email protected]. Marc [email protected]. Guido [email protected]. Veerle De [email protected]. Vincent [email protected]. Johan [email protected]. Dirk [email protected]. Guy [email protected]

RedactieadresDr. Johan MattelaerAlbijn van den Abeelelaan 12 8500 KortrijkT 056 21 17 92 - F 056 21 68 22 [email protected]

Uitgegeven in opdracht van het wetenschappelijk comité a |z GROENINGE door uitgeverij Groeninghe [email protected] 978-90-77723-68-5

Dit tijdschrift is ook te raadplegen via www.azgroeninge.be

WETENSCHAPPELIJK TIJDSCHRIFT Nr 10 - DECEMBER 2008

acta G R O E N I N G E

INHOUD

03 VOORWOORD: IMPOSSIBLE IS NOTHING Jan Taveirne

VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN a |z GROENINGE

NIEUWE TECHNIEKEN EN PROGRAMMA’S

04 CT-ENTEROGRAFIE – Opsporing en evaluatie van dundarmpathologieBart Mortelé,Vincent Herpels

06 Abdominaal Compartiment Syndroom (ACS)Mathieu D’Hondt

10 Oncoplastische borstchirurgie: van remodelling tot diep flap reconstructieEmmanuel Van Dorpe, Isabelle Nolens

12 De spoedopname begint bij de voordeur, niet na de wachtzaal Karel Decaluwé

15 IMRT: de nieuwe bestralingstechniek bij radiotherapieSylvie Spiessens, Antoon Lambrecht

18 Multicolor Flowcytometrie Serge Vanderschueren

GESCHIEDENIS VAN a |z GROENINGE

19 De lange weg naar de fusie van de Kortrijkse ziekenhuizenJohan Mattelaer

23 NIEUWE ARTSEN BINNEN a |z GROENINGE

23 RECENTE WETENSCHAPPELIJKE PUBLICATIES

24 WETENSCHAPPELIJKE ACTIVITEITEN EN KALENDER

Un résumé des articles en français est disponible sur simple demande

Page 3: Acta Groeninge nr 10

a |z GROENINGE 3

– IMPOSSIBLE IS NOTHING (1) –

Het heeft niet mogen zijn !

De laatste jaren hadden we met overtuiging gepland dat mijn voorwoord voor nr 10 van Acta Groeninge het laatste zou zijn geïnspireerd en uitgegeven vanuit de bestaande locatie en dat nr 11 het eerste zou zijn verspreid vanuit het nieuwe a|z Groeninge op Hoog Kortrijk.

Alhoewel het strategisch belangrijk is om binnen de vooropgestelde termijn de nieuwe campus te betrekken en snel op één locatie te functioneren, mag dit uitstel geen rem zijn in het streven naar kwaliteit, veiligheid, vernieuwing en openheid in de zorgverlening.

De doelstelling van ieder zorgproces is genezing of verbetering van de gezondheidstoestand (clinical outcome) gemeten op basis van subjectieve en objectieve wetenschappelijk verantwoorde gegevens en studies (evidence based medicine). Meten en evalueren kan enkel op voldoende en vergelijkbare aantallen.

Schaalvergroting en algemeen toegepaste praktijkprocedures (guidelines) zijn onvermijdelijk en noodzakelijk maar moeten blijvend gestuurd worden vanuit een geïndividualiseerde klinische benadering op basis van een perfecte patiënt-arts relatie.

Meten van kwaliteit, doelmatigheid en effi ciëntie door het verzamelen en ver-gelijken van gegevens (benchmarking) kan, en moet, en zal verder toenemen.

Uiterst belangrijk hierbij is het, om bij het bereiken van de begeerde ‘gemiddelde performantie’ vooral het beoogde ‘hogere kwaliteitsniveau’ niet uit het oog te verliezen.

Voorwaar een grote opdracht!Impossible is nothing.

DR. JAN TAVEIRNE

hoofdgeneesheer

(1) Impossible is nothing, internet meme – 2006 – Aleksey Vayner – The New Asian Hemisphere – 2008 – Kishore MahbubaniISBN 9781586484668

Afscheid van dr. Jan Taveirne, pediater en hoofdgeneesheer

Voor het laatst hebben we het voorrecht een voorwoord van dr. Jan Taveirne te mogen publiceren. Gedurende 10 nummers vergastte dr. Taveirne ons op zijn visie op de gezondheidszorg en op het ziekenhuis. Op 1 januari 2009 draagt hij de fakkel van hoofdgeneesheer over aan dr. Serge Vanderschueren en beëindigt hij zijn activiteiten als ziekenhuisarts.

Vanaf de start van zijn carrière als kinderarts binnen de Sint-Niklaaskliniek toonde dr. Jan Taveirne een kenmerkende gedrevenheid waarmee hij samen met zijn collega’s-pediaters de kinderafdeling van het ziekenhuis deed bloeien en groeien. Zijn streven naar perfectionisme en grenzeloze inzet koppelde hij aan een attente en warme houding tegenover patiëntjes en ouders, medewerkers en collega’s.

Zijn diplomatie en rustige maar vastberaden uitstraling waren ongetwijfeld de redenen die hem enkele jaren geleden, in de woelige tijden van de fusie van de Kortrijkse ziekenhuizen, tot ideale hoofdgeneesheer maakten. Hij overtuigde artsen van concurrerende ziekenhuizen ervan nieuwe teams te smeden en mee te evolueren in een nieuwe, uitdagende omgeving.

Hierbij willen wij dr. Jan Taveirne nogmaals bedanken voor zijn niet te schatten bijdrage aan wat a|z Groeninge vandaag geworden is.

De redactie.

Page 4: Acta Groeninge nr 10

TECHNIEK

Bij het standaard CT-onderzoek van het abdo-men wordt de gastro-intestinale tractus al dan niet gevuld met een positieve of dense orale contraststof, die het lumen van de darm denser (of witter) maakt ten opzichte van de omgeving. In tegenstelling daarmee wordt bij een CT-ente-rografi e gebruik gemaakt van een neutrale orale contraststof, die de densiteit van water benadert. Het voordeel van een neutrale orale contraststof is dat het in de eerste plaats minder beeldarte-facten veroorzaakt, meer bepaald op de multipla-naire 2D- en 3D-reconstructies. Daarnaast is de darmwand beter beoordeelbaar, wat belangrijk is bij infl ammatoir darmlijden. Onder de neutrale orale contraststoffen kunnen we - naargelang hun samenstelling - verschil-lende soorten onderscheiden. Sommige bevatten water en verdunde methylcellulose. Deze heb-ben als nadeel dat het water snel geabsorbeerd wordt in de proximale dundarmen, wat een min-der goede distentie van het lumen van het ileum met zich meebrengt waardoor dit ook minder goed te beoordelen is.De nieuwe generatie neutrale orale contrast-middelen, die ook wij in onze dienst gebruiken, zijn gemaakt op basis van hetzij lactulose hetzij een bijzonder lage concentratie bariumsulfaat

VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN a |z GROENINGE

CT-ENTEROGRAFIE: OPSPORING EN EVALUATIE VAN DUNDARMPATHOLOGIE

Het in beeld brengen van de dundarmen is altijd een uitdaging geweest. Omwille van hun ligging tussen de maag en het colonkader, die beide endoscopisch benaderd kunnen worden, zijn de meterslange dundarmen moeilijk bereikbaar. Zij vormen bovendien een belangrijk volume omwille van hun lengte en verloop en zijn constant in beweging zowel door intrinsieke peristaltieken als door ademhalingsbewegingen.Het ideale onderzoek zou het ganse dundarmvolume in beeld moeten brengen met gedetailleerde informatie over de wand en vooral dan de dundarmmucosa. Hiervoor is een goede dundarmdistentie noodzakelijk. Ook omliggende structuren, zoals het mesenterische vet, moeten zichtbaar zijn.Gedurende jaren is de dundarmtransit het standaard radiologisch onderzoek gebleken voor de beoordeling van de dundarmen, waarbij we de perorale inname van een belangrijke hoeveelheid barium onder fl uoroscopische controle volgen in de verschillende dundarmsegmenten. Op die manier krijgen we een beeld van de ligging, expansie en beweeglijkheid van de dundarmen en van het aspect van de dundarmmucosa. Tevens hebben we een idee van de transittijd doorheen de dundarmen.Bij een meer invasief onderzoek, de enteroclysis, plaatst men onder fl uoroscopisch zicht een nasogastrische sonde voorbij de hoek van Treitz, waarlangs men verdunde barium laat inlopen. Dit laatste onderzoek is uiteraard minder aangenaam voor de patiënt. Deze bariumonderzoeken kunnen enkel informatie verschaffen over wandpathologie al dan niet met intraluminele weerslag.De ontwikkeling van de multidetector-CT-techniek biedt ons de mogelijkheid op niet invasieve manier hoge resolutiebeelden vanuit verschillende invalshoeken te maken van het ganse abdomen tijdens een korte apnoe. Wanneer bovendien een goede vulling en tijdelijk stabiele distentie van de dundarmen bekomen wordt (= de CT-enterografi e), kan men de dundarmwand beoordelen ook in relatie tot omgevende structuren en eventuele extraluminele afwijkingen in het licht stellen. Dit is met de endoscopie en de capsule-endoscopie niet mogelijk.

(0,1%) in combinatie met sorbitol. Dit laatste zorgt ervoor dat het toegevoegde water niet snel geresorbeerd wordt met een betere distentie van de volledige dundarmen tot en met het terminale ileum als gevolg.Aan patiënten die een CT-enterografi e onder-gaan wordt gevraagd om minstens 4 uur nuchter te zijn voor het onderzoek. Zij komen 45 minuten vroeger dan voorzien voor het CT-onderzoek en krijgen achtereenvolgens 3 bekers van elk 400 ml, dus in totaal 1200 ml neutrale contraststof te drinken volgens een vast schema: 400 ml op 45 minuten, 400 ml op 30 minuten en 400 ml op 15 minuten vóór het begin van het CT-onderzoek.Dit onderzoek gebeurt in een 16 detector CT-toestel met intraveneuze toediening van 120 ml joodhoudende contraststof aan 4ml / sec met opnamen in de arteriële (40 sec) en veneuze fase (70 sec). Er worden overlappende beelden van 3 mm snededikte gereconstrueerd in een axiaal en coronaal vlak.

INDICATIES

Dundarmpathologie is eerder zeldzaam.CT-enterografi e is geïndiceerd bij elk vermoeden van dundarmpathologie. Er dient vooral gedacht aan infl ammatoir darmlijden (ziekte van Crohn),

obstructie (post-operatieve briden…), ischemie en tumorale pathologie (carcinoïd, gastrointes-tinale stromale tumoren, lymfomen…) (Fig. 1). Ook verwikkelingen na bariatrische chirurgie kunnen best in het licht gesteld worden met CT-enterografi e.

Vroeger werd een standaard CT-onderzoek van het abdomen uitgevoerd bij patiënten verdacht van of met een reeds gekende ziekte van Crohn om extra-intestinale complicaties zoals fi stels, abcessen en fl egmonen op te sporen. CT-enterografi e is heel goed in staat de door de actieve ziekte van Crohn aangetaste segmenten en tegelijkertijd eventuele complicaties in het licht te stellen (Fig. 2). CT-enterografi sche bevindingen zoals verdikte darmwand, murale hypercontrastcaptatie, murale stratifi catie, reticulatie van de omgevende weke delen en accentuatie van de vasa recta wijzen op actieve infl ammatie van deze darmsegmen-ten. Het klassieke spectrum van lineaire ulce-raties, skip lesions, stricturen en prestenotische dilataties, dat we kennen van de dundarmtransit, vinden we uiteraard ook terug op de CT-entero-grafi ebeelden. Vooral ook de visualisatie van extra-intestinale pathologie is een belangrijk voordeel van dit onderzoek. Zo kan het verloop van fi stels heel goed worden aangetoond, zelfs indien ze geen duidelijk lumen meer vertonen. Localisatie en uit-gebreidheid van abcessen en hun relatie tot de darmen alsook hun ligging ten opzichte van de huid voor eventuele punctie-aspiratie of drainage, worden in éénzelfde onderzoek zichtbaar.

Alhoewel dundarmtumoren niet frequent zijn (minder dan 25% van alle gastro-intestinale tumoren), behoren ze tot de differentiaal diag-nose van dundarmpathologie, omwille van hun aspecifi eke symptomen zoals vage pijn, gastro-intestinale bloeding, vermagering, anemie, ano-rexie, ... Het aspecifi eke karakter van deze symptomato-logie veroorzaakt vaak een belangrijke vertraging in de diagnosestelling. CT-onderzoek in het alge-meen en nu vooral de CT-enterografi e heeft in recente studies bewezen in het merendeel van deze gevallen de tumor met zijn begeleidende abnormaliteiten te kunnen aantonen. De meest voorkomende maligne dundarmtumo-ren zijn in dalende volgorde van frequentie van optreden het adenocarcinoom, het carcinoïd, het lymfoma en de gastro-intestinale stromale tumor (GIST). Bij de niet-maligne dundarmtumoren weerhouden we vooral de hyperplastische poliepen. Alhoewel al deze tumoren bij CT-enterografi e zichtbaar zijn als een focale intraluminele weke delenmassa, kan men soms een onderscheid maken.

4

Page 5: Acta Groeninge nr 10

Een meer gesteelde, hoofdzakelijk excentrisch gelegen massa is suggestief voor een GIST ter-wijl een excentrische massa met begeleidende adenopathieën eerder suggestief is voor een lymfoom. Het carcinoïd is hypervasculair en komt dus voor als een hypercapterende massa aan de darmmu-cosa (Fig. 3). Ook de mesenteriale metastasen van een carcinoid tumor hebben een specifi ek voorkomen met hun radiaire desmoplastische reactie die vaak inliggende verkalkingen bevat. Adenocarcinomen kunnen zich op verschillende manieren presenteren in een CT-enterografi e en zijn meestal gelegen in de proximale dundar-men.

Als laatste pluspunt van de CT-enterografi e ver-melden we nog de toevallige, extra-intestinale vondsten zoals een tumor van pancreas, lever of gynaecologische organen en zelfs een tumor in een longbasis (Fig. 4 . Dit alles in éénzelfde onderzoek, waar vroeger meerdere onderzoe-ken tot hetzelfde besluit kwamen ( RX abdomen overzicht + RX dundarmtransit + RX thorax + echografi e abdomen…).

BIBLIOGRAFIE

1. Bodily K. D., et al, “Crohn Disaese: Mural Attenuation and Thickness at Contrast-enhanced CT Enterography – Correlation with Endoscopic and Histologic Findings of Infl ammation”, Radiology, 2006, 238: 505-516

2. Young B., Fletcher J. et al, “Head-to-Head Comparison of Oral Contrast Agents for Cross-sectional Enterography: Small Bowel Distention, Timing, and Side Effects”, Journal of Computer Assisted Tomography, 2008, 32 (1): 32-38

3. Patak M., Mortelé K., Ros P., “Multidetector Row CT of the Small Bowel”, Radiologic Clinics of North America, 2005, 43: 1063-1077

4. Paulsen S., et al, “CT Enterography as a Diagnostic Tool in Evaluating Small Bowel Disorders: Review of Clinical Experience with over 700 Cases”, Radiographics, 2006, 26: 641-657

Fig. 1: Coeliakie: CT-enterografi e toont typische afwijkingen van dundarmdilatatie, separatie van de plooien, promi-nent voorkomen van de mucosa alsook hypercontrastcaptatie van bepaalde darmsegmenten.Fig. 2 (a en b): Ziekte van Crohn: CT-enterografi e toont een duidelijke wandverdikking met mucosale hypercontrast-captatie van het terminaal ileum wijzend op infl ammatie. Fig. 2 (c): Ziekte van Crohn: Infi ltratie van het omgevende mesenteriale vet en dilatatie van de vasa recta wijzen op acute opstoot van de ziekte. Fig. 2 (d): Ziekte van Crohn: De verhoudingen van een abces tot de geïnfl ammeerde lissen en de huid wordt bepaald op de axiale en coronale snedes.Fig. 3: Patiënt met vage buikpijnklachten: CT-enterografi e toont een hypervasculaire tumor (groene pijlen) in de wand van een dundarmlis met aanliggend pathologisch opgezet lymfeklierpakket (gele pijlen). De diagnose van een carcinoid tumor van de dunne darm en zijn exacte lokalisatie kon aan de hand van deze opnames gesteld worden. Fig. 4: Toevallige vondst bij deze patiënt met atypische buiklast: grillig afgelijnde massa in segment 6 van de lever, suggestief voor metastase.

Bij de ziekte van Crohn wordt verwacht dat de CT-enterografi e meer en meer de standaard dun-darmtransit zal vervangen, zoals reeds het geval is in ons ziekenhuis, vooral bij het opsporen van die darmsegmenten, die door actieve infl ammatie aangetast zijn.Daarnaast profi leert de CT-enterografi e zich door zijn hoge sensitiviteit, zijn goede tolerantie door de patiënt, zijn niet-invasieve karakter en de voorkeur voor dit cross-sectioneel onderzoek, als het onderzoek bij uitstek voor detectie van dun-darmpathologie in het algemeen.

BESLUIT

De CT-enterografi e is een waardevol hulpmiddel voor de vroegtijdige evaluatie van dundarmpa-thologie. Voldoende distentie van het dundarmlumen wordt bekomen door de orale toediening van een groot volume van een neutrale enterische con-traststof voor de evaluatie van pathologie van de darmwand. Het niet-invasieve karakter en het vermijden van een nasogastrische intubatie maken van de CT-enterografi e een nuttig en goed getolereerd onderzoek in deze setting. Dit type onderzoek wordt een eerstelijnsonder-zoek bij patiënten met vermoeden van infl amma-toir dundarmlijden omwille van de capaciteit om zeer accuraat de ernst en de uitgebreidheid van de ziekte van Crohn te bepalen.

DR. BART MORTELÉ

DR. VINCENT HERPELS

DIENST MEDISCHE BEELDVORMING a|z GROENINGE

VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN a |z GROENINGE 5

1 2a

2b 4

3

2d

2c

Page 6: Acta Groeninge nr 10

6

ABDOMINAAL COMPARTIMENT SYNDROOM (ACS)

De afgelopen jaren werden in a|z Groeninge verschillende patiënten succesvol behandeld met een open abdomen. Het betrof patiënten met ernstige intra-abdominale infectie, acute mesenteriële ischemie, necrotiserende infectie van de abdominale wand, damage control laparotomie en intra-abdominale hypertensie (IAH) met abdominaal compartiment syndroom (ACS). Dit zijn eveneens de indicaties die in de literatuur erkend zijn om een patiënt met een open abdomen te behandelen(1). Hoewel het uitvoeren van een laparotomie het leven van deze patiënten kan redden, is het de start van een vaak maandenlange intensieve multidisciplinaire behandeling waar intensivisten, chirurgen en verpleging zeer nauw samen dienen te werken. Vandaar dat ook twee bijscholingsavonden over het ACS werden georganiseerd voor de verpleging in juni 2007. In a|z Groeninge werd bovendien een nieuwe techniek ontwikkeld om het open abdomen met infectie te behandelen (2,3). Daarnaast werd op de dienst abdominale heelkunde een techniek op punt gezet om één van de belangrijkste complicaties van het open abdomen te behandelen, namelijk dundarmfi stulisatie (4). Beide technieken werden voorgesteld op nationale en internationale congressen. Het leek ons dan ook nuttig in dit nummer van Acta Groeninge dieper in te gaan op de minst gekende indicatie van open buikbehandeling, ‘het abdominaal compartiment syndroom’, een syndroom dat de laatste jaren meer en meer aandacht heeft gekregen in de literatuur.

PATHOFYSIOLOGIE EN DEFINIËRING

De buikholte is een gesloten ruimte deels omge-ven door rigide structuren zoals het bekken, de ruggenwervels, en de ribben, en deels door fl exi-bele weefsels zoals de spierige buikwand en het middenrif. De buikholte kan dus aanzien worden als een gesloten compartiment. De druk in de buikholte is in normale omstandigheden rond de 0 mm Hg (5). In bepaalde fysiologische omstan-digheden zoals morbide obesitas of zwanger-schap kan deze druk oplopen tot 10 à 15 mm Hg (6-9). De druk binnen het abdominaal com-partiment kan in pathologische omstandigheden echter toenemen door accumulatie van bloed of vocht, door toenemend oedeem van de organen of door ruimte-innemende processen. Overdruk in de buik veroorzaakt verminderde weefsel-doorbloeding en ischemie. Dit veroorzaakt direct en – door een infl ammatoire respons – indirect multipel orgaanfalen (MOF). Meer specifi ek zorgen verschillende scenario’s zoals sepsis, trauma, pancreatitis en ischemie-reperfusie voor een ongereguleerde immuunrespons die leidt tot een systemisch infl ammatoir repons syndroom (SIRS). Deze ongecontrolleerde infl ammatoire respons zorgt samen met de vochtresuscitatie die deze patiënten vaak krijgen in de acute situ-atie, voor een capillair lek met accumulatie van interstitieel -en intra-abdominaal vocht (10). Deze vochtaccumulatie in de buikholte zorgt voor een geleidelijke toename in intra-abdominale druk (IAP) (fi guur 1). Eens de druk een bepaalde drempel heeft overschreden zullen verschillende orgaansystemen eronder lijden zowel door recht-

streekse mechanische effecten van de overdruk als door de verder ontregelde immuunrespons te wijten aan de weefselischemie. Het eindresultaat is irreversiebel orgaanfalen.

Men spreekt van IAH bij drukken boven de 12 mm Hg (11). Verder is er door de World Society of Abdominal Compartment Syndrome ook een gradatie van IAH gemaakt (11):

IAH graad I : 12-15 mm HgIAH graad II : 16-20 mm HgIAH graad III : 21-25 mm HgIAH graad IV : >25 mm Hg

Het ACS wordt gedefi nieerd als een aangehou-den buikdruk boven de 20 mm Hg geassocieerd met nieuw orgaanfalen. De mortaliteit hiervan ligt rond de 80%.De druk-geïnduceerde pathofysiologie is in feite te vergelijken met de Monroe/Kelly doctrine uit de neurochirurgie waarbij een toename van de intracraniële druk (ICP) resulteert in een vermin-derde cerebrale perfusiedruk (CPP):CPP= mean arterial pressure (MAP) – ICP

Analoog werd een formule ontwikkeld betreffende de abdominale drukken:Abdominale perfusiedruk (APP)= MAP – IAP

Cheatham et al. toonden trouwens aan dat de APP een betere predictor is voor de outcome van de patiënt met IAH/ACS dan IAP op zich (12).Gebaseerd op de pathofysiologie is het tenslotte mogelijk om twee grote types van ACS te onder-scheiden. Men spreekt van een primair ACS wanneer het ACS geassocieerd is met een let-sel of ziekte binnen de abdominopelvische regio. Een secondair ACS is gekenmerkt doordat het ontstaat zonder een rechtstreeks intra-abdomi-naal letsel zoals bij sepsis, een massief capillair lek, majeure brandwonden of andere situaties die massieve vochtresuscitatie vereisen.

EPIDEMIOLOGIE

Vroeger werd gedacht dat ACS enkel voorkwam bij majeure traumata. Geleidelijk aan is men echter gaan inzien dat IAH en ACS vaker voor-kwamen dan oorspronkelijk gedacht werd en dat beide fenomenen niet alleen voorkomen bij traumapatiënten maar eveneens in de internis-tische en chirurgische patiëntenpopulatie. Twee prospectieve multi-centre studies toonden aan dat IAH voorkomt in ongeveer 30-50% van de patiënten op intensieve zorgen en dat ACS zich ontwikkelt in 4-8% van deze patiënten (13,14). Eveneens werd aangetoond dat de ontwikkeling van ACS op intensieve zorgen een signifi cante onafhankelijke risicofactor is voor verhoogde mortaliteit.

Trauma→

Hypovolemische shock→

Activatie orthosympatisch zenuwstelsel→

Hypoperfusie abdominale organen→

Intestinale hypoxia→

Celdood en gestoorde cellulaire membraanintegriteit→

Translocatie van bacterieën→

Infl ammatie→

Toename capillaire permeabileit→

Oedeem→

Intra-abdominale overdruk

Figuur 1. Pathofysiologie van intra-abdominale hypertensie en abdominaal compartiment syndroom

VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN a |z GROENINGE

Page 7: Acta Groeninge nr 10

7

Fig. 3b. / Effect van decompressieve laparotomie (tijdstip aangeduid met pijl) op het urinedebiet bij een patiënt die ACS ontwikkelde na plaatsing van een aortobifemorale greffe owv een abdominaal aneurysma. Op het tijdstip van decompressie was er anurie en een IAP van 30 mm Hg. Na decompressie nam het urinedebiet opnieuw toe parallell met het herstel in nierfunctie (cfr. fi guur 3a).

WEERSLAG OP VERSCHILLENDE ORGAAN-SYSTEMEN

Het abdominaal compartiment syndroom is uniek als ‘compartiment’ syndroom omdat het quasi alle orgaansystemen van het lichaam beïnvloedt.

CardiovasculairWanneer de druk in de buik oploopt wordt de vena cava inferior gecomprimeerd. Dit zorgt voor een vermindering in de preload met bij-gevolg een verminderde cardiac output en ver-minderde bloeddruk. Eveneens zorgt de druk op de abdominale aorta voor een toegenomen vasculaire weerstand die zorgt voor een verdere reductie in cardiac output. De toename van de IAP zorgt voor een opwaartse beweging van het diafragma met verhoging van de intrathoracale druk. Daardoor wordt de cardiac output verder verminderd omdat enerzijds de veneuze retour naar het hart belemmerd wordt en anderzijds de pulmonaire vasculaire weerstand toeneemt. Een belangrijk effect van de verhoogde intratho-racale druk is eveneens dat de centraal veneuze druk artifi cieel gaat toenemen wat deze para-meter onbetrouwbaar maakt voor vochtreanima-ties.

RespiratoirDoor toename van de IAP wordt het diafragma omhoog geduwd wat resulteert in een compres-sie van de basale longsegmenten. Dit veroor-zaakt alveolaire collaps en leidt tot een versto-ring in de ventilatie/perfusie verhouding in deze longgebieden, met als gevolg hypoxemie en hypercarbie. De toename in intrathoracale druk maakt bovendien de ventilatie van patiënten met IAH moeilijker. Om hypoventilatie en hyper-carbie van deze patiënten te voorkomen dienen de beademingsdrukken bij dergelijke patiënten vaak fors verhoogd te worden. Soms worden bij toenemende IAH soms zo’n hoge beade-mingsdrukken gehanteerd dat ventilator geïn-duceerde longschade ontstaat. Metingen van luchtwegdruk worden uiteraard ook beïnvloed

door verhoogde intra-thoracale drukken gezien een verhoogde IAP deels transdiafragmatisch worden doorgegeven. De effectieve luchtweg-druk bij patiënten met IAH dient bijgevolg ook te worden berekend door de helft van de IAP af te trekken van de luchtwegdruk gemeten op de ventilator (15).

Gastrointestinaal en hepatobiliairVerhoging van de IAP vermindert de splanchni-sche bloedfl ow en leidt tot de vicieuze cirkel van toenemende ischemie van de intra-abdominale organen met oedeem wat op zich de IAP verder doet toenemen (fi guur 2).

Ischemie van de darmen zorgt eveneens voor bacteriële translocatie met een toenemende sep-tische respons. In diermodellen werd aangetoond dat de hepa-tische bloedfl ow reeds vermindert bij relatief lage IAP stijgingen. De portale fl ow is eveneens gecompromitteerd, enerzijds door rechtstreekse compressie door toenemende IAP en anderzijds door verminderde cardiac output. Dit geeft uitein-delijk aanleiding tot leverfalen.

Renaal (fi guur 3a en 3b)Nierfalen in associatie met toenemende IAP is een fenomeen dat reeds meer dan 100 jaar

Fig. 2 / ACS bij patiënt die massief veel vocht kreeg toegediend omwille van hypovolemische shock door maagbloeding. Na drie dagen werd een verhoogde IAP vastgesteld. Op het tijdstip van de decompressieve laparotomie was door ischemie een necrose van het volledige colon opgetreden.

Fig. 3a / Effect van decompressieve laparotomie (tijdstip aangeduid met pijl) op de nierfunctie bij een patiënt die ACS ontwikkelde na plaatsing van een aortobifemorale greffe owv een abdominaal aneurysma. Op het tijdstip van decompressie was de IAP 30 mm Hg.

VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN a |z GROENINGE

Page 8: Acta Groeninge nr 10

8

Fig. 4 / Patiënt die postoperatief een ACS ontwikkelde. Toen de patiënt op de operatietafel kwam was hij hemodynamisch instabiel en bijna niet meer te ventileren (nood aan extreem hoge beademingsdrukken).

gekend is. Het heeft echter zeer lang geduurd vooraleer het effect van toenemende IAP op de nierfunctie is bestudeerd op grote reeksen patiënten. Het effect van toenemende IAP op de nieren is multifactorieel. Door de stress respons is er een toenemende secretie van anti-diuretisch hormoon. Er is een afgenomen antegrade fl ow naar de nieren door de verminderde cardiac out-put en een afgenomen efferente fl ow door com-pressie van de renale venes. Het eindresultaat is een verminderde renale perfusiegradiënt. Verder is er een directe compressie van de ureters door de toegenomen IAP. In fi guur 3 wordt het effect van een decompressieve laparotomie op de nier-functie aangetoond.

Neurologisch:Er bestaat een relatie tussen de intracerebrale druk en de IAP (16). In een groep van trauma patiënten zag men dat de toegenomen intrace-rebrale druk en de perfusiedruk verbeterden na abdominale decompressie (17). Een verhoogde intra-thoracale druk bij patiënten met IAH ver-oorzaakt immers cerebrale pooling door vermin-derde cerebrale veneuze outfl ow.

Abdominale wand - wondgenezing:Bij varkens werd aangetoond dat een toename van de IAP van 10 tot 40 mm Hg een vermin-dering in doorbloeding van de abdominale wand veroorzaakt tot zo’n 20% van de normale bloed-voorziening (18). Dit resulteert in een slechte wondgenezing en een toenemend aantal abdo-minale wondcomplicaties.

RISICOPATIËNTEN (tabel 1):

Alle patiënten die majeure abdominale chirurgie ondergaan en vooral traumapatiënten vormen een hoog risicogroep voor het ontwikkelen van IAH. Ook patiënten met ernstige ‘capillaire lek fenomenen’ of patiënten die grote hoeveelheden intraveneus vocht kregen zoals patiënten met ernstige pancreatitis of ernstige brandwonden vormen een risicogroep. Zo is in één studie aan-getoond dat bij patiënten met acute pancreatitis 78% van de patiënten IAH ontwikkelt (19). Vooral patiënten die supranormale hoeveelheden vocht ontvingen in het kader van een vochtresuscitatie zijn zeer vatbaar voor het ontwikkelen van een ACS (20,21).

Tabel 1: Risicogroepen voor IAH/ACS

Hoog risicogroepen voor IAH/ACSMajeure abdominale chirurgieStomp/penetrerend abdominaal traumaIntra/retroperitoneale bloedingMassieve vocht resuscitatieErnstige ‘capilllaire lek syndromen’ - Sepsis - Pancreatitis - BrandwondenLeveraandoeningen met ernstige ascitesIleus en pseudo-obstructie

DIAGNOSTIEK

Hoewel het ACS een erkende entiteit geworden is in de medische wereld, is actieve detectie jammer genoeg nog geen dagdagelijkse rou-tine in vele centra. Hoewel zelfs in grote uni-versitaire centra nog steeds metingen van de buikomtrek worden uitgevoerd, is reeds enige tijd aangetoond dat klinische onderzoek een zeer lage sensitiviteit heeft (40-60%) vooral in de vroege stadia (22). In patiënten met een uitgesproken ACS ziet men uiteraard wel een fors gespannen abdomen (fi guur 4). Echter, de bedoeling moet zijn om dergelijke scenario’s te voorkomen.

De gouden standaard om IAP te meten is heden de meting via een blaascatheter. Het is een heel eenvoudige en goedkope techniek waarbij een Foleymanometer tussen de blaas-sonde en de urinezak wordt geplaatst (fi guur 5). Belangrijk is echter dat men enkele basisprinci-pes respecteert om geen verkeerde metingen te verkrijgen. De patiënt dient bij de meting vol-ledig plat te liggen, de abdominale spieren die-nen volledig ontspannen te zijn en de meting dient te gebeuren in eind-expiratoire toestand. De nullijn is de midaxillaire lijn en niet het niveau van de symphysis pubis. Het priming- volume dat men bij de eerste meting instilleert in de blaas om een goed geleidende vloeistof-kolom te krijgen tussen de de blaaswand en de transducer mag maximaal 25 ml NaCl 0.9% zijn. Dit omdat hogere hoeveelheden de blaasdruk doen toenemen en niet langer een weerspie-geling geven van de IAP (23). Hoe vaak men de blaasdruk dient te meten staat niet vast. Bij patiënten met IAH is het echter aan te raden meermaals per dag (om de 4 à 6 uur) de druk te meten en bij druk boven de 20 mm Hg met orgaanfalen over te gaan tot decompressieve laparotomie. Naast intermittente blaasdrukme-tingen zijn er tegenwoordig ook methoden om continu de IAP te meten onder andere via de maagsonde.

BEHANDELINGMedische behandelingsmogelijkheden

Decompressie van de darm Grote hoeveelheden lucht en/of vocht binnenin holle buikorganen zoals maag en darmen kunnen de IAP doen stijgen. Ileus en darmob-structie geven daarenboven aanleiding tot uitzet-ting van de darm met oedeem van de darmwand en bijgevolg toename van de IAP. Dit zorgt voor een vicieuze cirkel van verminderde orgaan-perfusie en bijgevolg nood aan vochtresusci-tatie met steeds verdere toename van de IAP door alsmaar toenemend oedeem. Maatregelen gericht op het stimuleren van de darmmotili-teit zoals correctie van electrolytafwijkingen, het vermijden van medicatie die de darmmotili-teit afremt en toedienen van gastroprokinetica

Fig. 5 / Meting van de IAP via de blaascatheter: de urine in de vertikaal gehouden manometercatheter keert terug naar de blaas wanneer de ventilatieklem geopend wordt. De nullijn van de catheter wordt gefi xeerd thv de midaxillaire lijn en de IAP kan rechtstreeks worden afgelezen thv het niveau van de urine. Verdere info van de in a|z Groeninge gebruikte Foleymanometer kan gevonden worden op www.holtech-medical.com.

VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN a |z GROENINGE

Page 9: Acta Groeninge nr 10

9

(metoclopramide, erythromycine) of coloproki-netica (neostigmine) zijn dan ook zeker aan te raden. Endoscopisch geleide darmdecompressie kan ook zorgen voor een afname in IAP. Tot op heden zijn er echter geen prospectieve studies uitgevoerd die het voordeel van deze therapieën hebben aangetoond.

Reductie van intra-abdominaal vocht en oedeemToename van darmoedeem en intra-abdomi-nale vochtcollecties kunnen IAH veroorzaken. Verschillende manieren om de hoeveelheid intra-abdominaal vocht te reduceren werden daarom onderzocht. Niervervangende therapie wordt meer en meer gebruikt om de vochtbalans van het lichaam strikt te kunnen controleren en kan gebruikt worden na massieve vochtreanimaties om een negatieve vochtbalans te verkrijgen.Furosemide en humaan albumineoplossing worden eveneens gebruikt om een negatieve vochtbalans te verkrijgen. Hierbij krijgt men een herverdeling van het vocht dat zich in de extra-vasculaire ruimtes stapelt als gevolg van capil-laire lekkage.Uiteraard is het interessanter om in eerste instan-tie de hoeveelheid toegediend vocht te beperken. Verschillende studies toonden aan dat bij kritisch zieke patiënten een restrictieve vochtbalans een positieve invloed heeft op de outcome (24,25). Vaak kunnen intra-abdominale collecties CT-grafi sch of echografi sch percutaan gedraineerd worden en dit kan al aanleiding geven tot een daling in IAP.

Toename van de compliantie van de abdomi-nale wandMaatregelen die erop gericht zijn om de compli-antie van de abdominale caviteit te doen toene-men kunnen gebruikt worden om de intra-abdo-minale druk te doen dalen. Hoewel neuromuscu-laire blokkade de negatieve effecten van milde IAH kan verminderen is het onwaarschijnlijk dat dit een effectieve therapie is voor patiënten die al een ACS ontwikkelden (26).

Decompressieve laparotomieChirurgische abdominale decompressie door midline laparotomie wordt aanzien als de stan-daardbehandeling voor patiënten die een ACS ontwikkelen (fi guur 6). Het is een levensredden-de interventie wanneer de IAH van een patiënt niet meer onder controle te krijgen is door medi-sche behandelingsmogelijkheden en wanneer er orgaanfalen aanwezig is (27-30). Uitstel van decompressie en het negeren van hoge IAP is geassocieerd met een signifi cante toename in mortaliteit (29). Het is eveneens aan-getoond dat het openlaten van het abdomen na chirurgie bij hoogrisicopatiënten op het ontwik-kelen van een ACS (cfr supra) de incidentie van ACS aanzienlijk vermindert en de overlevings-kansen van de patiënt hierbij verhogen (29). De grote moeilijkheid is echter de timing van de decompressie. Bovendien is er duidelijk een gebrek aan klare richtlijnen in de literatuur. De World Society for Abdominal Compartment Syndrome adviseert daarom dat chirurgische abdominale decompressie dient te gebeuren bij alle patiënten met een ACS refractair aan andere behandelingen. Ze adviseren eveneens om het abdomen open te laten bij elke patiënt die een laparotomie ondergaat indien verschillende risi-cofactoren aanwezig zijn voor het ontwikkelen van IAH/ACS

Belangrijk is zich niet blind te staren op de waarde van de IAP alleen maar ook de APP te berekenen. Een APP boven de 50-60 mm Hg bij patiënten met IAH/ACS wordt aangeraden. Bij lagere APP zijn de intra-abdominale organen in gevaar.Eenmaal de decompressieve laparotomie is uitgevoerd, dient het ‘open abdomen’ met een tijdelijke protectieve dressing beschermd te worden, ook wel ‘temporary abdominal closure’ of ‘TAC’ genoemd. Verschillende TAC-technieken kunnen gebruikt worden. Enkele voorbeelden zijn de Bogota-Bag waarbij een opengeknipte infuus-zak ingehecht wordt op de huidranden of op de fascia van de buikspieren of de VAC-pack tech-

niek waarbij men gebruik maakt van compressen en steriele afdekfolie. In a|z Groeninge wordt vooral gebruikt gemaakt van de abdominale VAC dressing (Kinetic Concepts, Inc, San Antonio, Tex) (fi guur 7).

CONCLUSIE

ACS is een potentieel dodelijke aandoening veroorzaakt door elk event dat IAH veroorzaakt. ACS leidt tot ischemie van de intra-abdominale organen. De effecten van IAH reiken echter ver buiten het abdomen en IAH veroorzaakt uitein-delijk multi-orgaan falen indien niet tijdig inge-grepen wordt. De sleutel tot succes ligt dan ook in de tijdelijke detectie van IAH door middel van blaasdrukmetingen. Dringende decompressieve laparotomie kan de morbiditeit en mortaliteit van het ACS verminderen. Artsen uit haast alle medi-sche disciplines en verpleegkundigen op inten-sieve zorgen spelen een cruciale rol in de vroege detectie van dit syndroom.

DR. MATHIEU D’HONDT

DIENST ALGEMENE & ABDOMINALE CHIRURGIE

CAMPUS SINT-NIKLAAS - a|z GROENINGE

Literatuur op aanvraag bij de auteur

Fig. 6 / Decompressieve laparotomie. Op tijdstip van decompressie was de patiënt hemodynamisch instabiel en moeilijk te ventileren door verhoogde beademingsdrukken. Onmiddellijk na decompressie normaliseerde de beademingsdruk en stabiliseerde de patiënt.

Fig. 7 / Patiënt met een open abdomen na decompressieve laparotomie waarbij gebruik werd gemaakt van de abdominale VAC dressing als TAC.

VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN a |z GROENINGE

Page 10: Acta Groeninge nr 10

ONCOPLASTISCHE BORSTCHIRURGIE:

Van remodelling tot DIEP fl ap reconstructie

Chirurgie blijft, naast chemotherapie, hormonotherapie en radiotherapie, een essentiële pijler in de behandeling van borstkanker. Oncoplastische chirurgie behelst het opnieuw vorm geven aan de borst nadat het gezwel is verwijderd. Het kan gaan om herschikken van het bestaande borstweefsel na verwijderen van het gezwel (remodelling), herstel door middel van een fl ap wanneer niet voldoende borstweefsel aanwezig is, of volledige reconstructie na mastectomie. Ook het aanpassen van de andere, gezonde borst maakt deel uit van de oncoplastische chirurgie.Oncoplastische chirurgie streeft een optimale vorm van de borst na met minimale littekens. Een goede, multidisciplinaire planning is nodig om tot een optimale kankerbehandeling te komen met een goed esthetisch resultaat.

ONCOPLASTISCHE TECHNIEKEN BIJ BORSTSPARENDE CHIRURGIE

De meeste borstgezwellen kunnen borstsparend worden behandeld. Een brede tumorectomie laat echter dikwijls een misvorming van de borst na, die meestal pas merkbaar wordt na de radio-therapie. Omdat modelleren van een bestraalde borst moeilijk is en aanleiding kan geven tot complicaties, wordt de correctie best tijdens de eerste operatie uitgevoerd.

Bij borstsparende chirurgie is het de bedoeling om het gezwel volledig te verwijderen met een marge gezond weefsel. Een brede resectie geeft minder kans op lokaal recidief, doch meer kans op postoperatieve misvorming. Door remodelle-ren of reconstrueren kan een bredere, veiligere resectie gebeuren zonder misvorming, of kan in sommige gevallen een mastectomie worden ver-meden.

De lokalisatie van de tumor is ook belangrijk. Een tumorresectie in de onderpool van de borst of mediaal geeft gemakkelijker aanleiding tot een minder gunstig esthetisch resultaat met een depressie, huidretractie, areolaverplaatsing en asymmetrie.

Oncoplastische technieken gebruikt om deze misvormingen te vermijden, kunnen in twee cate-gorieën worden ingedeeld:

- volumeverplaatsingstechnieken: wanneer er voldoende borstweefsel is, wordt het herschikt om een goede vorm te bekomen (remodelling).

- volumevervangingstechnieken: wanneer onvol-doende borstweefsel voorhanden is, wordt een fl ap ingebracht.

REMODELLING OF VOLUMEVERPLAATSINGS TECHNIEKEN

Na de tumorectomie wordt de holte gemarkeerd met radio-opaque clips, zodat de radiothera-peut weet waar hij de boost nabestraling moet geven. Indien nodig kan het borstweefsel lokaal

verschoven worden door ondermijning. Soms is dit niet voldoende en moet een echte remodel-ling gebeuren met technieken gelijkaardig aan borstreductie-operaties. Dit is frequent het geval wanneer de tumor mediaal of caudaal is gelegen, of indien door huidretractie een huidresectie nodig is. Dikwijls is er na remodelling een heraanpassing van de hetero-laterale borst nodig.

VOLUMEVERVANGINGSTECHNIEKEN

De verhouding tussen de grootte van het gezwel en het volume van de borst is kritiek. Bij een relatief kleine borst met een groot gezwel is na tumorectomie niet voldoende weefsel aanwezig om remodelling uit te voeren. Er moet weefsel ingebracht worden. Meestal gaat het om een latissimus dorsi fl ap of een transpositiefl ap van de thoraxwand.

Fig. 1 / Verwijderen van een mediaal gelegen gezwel met remodelling

Fig. 2 / Verwijderen van een groot retroareolair gezwel, met bovenliggende huid en tepel, reconstructie met een latissimus dorsi fl ap.

VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN a |z GROENINGE 10

Page 11: Acta Groeninge nr 10

De latissimus dorsi fl ap kan met wisselende hoe-veelheden huid, onderhuid en spier, volgens de nood, in het defect worden gebracht. De spier wordt zowel distaal en proximaal vrijgemaakt en op de thoraco-dorsale steel verplaatst. Een tepel-reconstructie en tatoeage van tepel en tepelhof worden in een tweede tijd ambulant gerealiseerd.

RECONSTRUCTIE BIJ MASTECTOMIE

Mastectomie is onder andere aangewezen bij verspreid ductulair cacinoma in situ (DCIS), bij multifocale tumoren, bij residueel gezwel na tumorectomie. Wanneer een mastectomie nood-zakelijk is, kan reconstructie ofwel onmiddellijk gebeuren, ofwel nadat alle adjuvante therapie achter de rug is.

Voor de borstreconstructie zijn meerdere tech-nieken beschikbaar. Er kan gewerkt worden met een borstimplantaat, al dan niet voorafgegaan door huidexpansie, of met eigen weefsel (auto-loge reconstructie), of een combinatie van beide. De keuze hangt af van verscheidene factoren: de nabehandeling (bestraling?), de kwaliteit van de huid, de beschikbaarheid van de donorplaats, de wensen van de patiënte.

RECONSTRUCTIE MET BORSTIMPLANTAAT

Indien er voldoende huid aanwezig is, kan soms een implantaat worden geplaatst. Meestal echter dient eerst een huidexpansie te gebeuren, of moet huid ingebracht worden door middel van een fl ap. Radiotherapie is een tegenindicatie voor het gebruik van een implantaat, aangezien het aanleiding geeft tot kapselretractie met ver-harding van de gereconstrueerde borst.

RECONSTRUCTIE DOOR FLAP

Voor een autologe borstreconstructie wordt meestal weefsel van de buikwand gebruikt. De TRAM (Transverse Rectus Abdominis Musculo-cutaneous) fl ap was hiervan het eerste voor-beeld. Hierbij worden huid en onderhuid van de infra-umbilicale streek naar de borst gebracht, gesteeld op de rectus spier. Een evolutie op die fl ap is de nu meer toegepaste DIEP (Deep Inferior Epigastric Perforator ) fl ap, waarbij de rectusspier gespaard wordt. De voedende vaten, perforanten van de epigastrische vaten, worden door de rectusspier gedisseceerd en microchirur-gisch gehecht aan de mammaria interna vaten.

Fig. 4 / Secundaire reconstructie met DIEP fl ap. Er is geen heterolaterale remodelling nodig. De littekens zijn nog recent en goed zichtbaar.

Onmiddellijke reconstructie heeft het voordeel dat meer huid kan gespaard worden (huidspa-rende mastectomie), wat een beter esthetisch resultaat geeft met minder littekens.

TEPEL EN TEPELHOF

De tepel en het tepelhof worden meestal in een tweede tijd gereconstrueerd, onder plaatselijke verdoving. De tepel wordt gemaakt uit een klaver-bladvormig fl apje, het tepelhof wordt getatoeëerd.

DE HETEROLATERALE BORST

Door remodelling of reconstructie van de borst is er dikwijls een asymmetrie. Dit is meestal het geval bij volumeverplaatsingstechnieken en bij reconstructie door implantaten. In dat geval wordt een correctie aan de heterolaterale zijde voorgesteld. Het kan gaan om een ptosecorrec-tie, een reductie of een augmentatie.

BESLUIT

De hedendaagse behandeling van borstkanker gebeurt in een multidisciplinaire context. Een goede behandeling vereist een coördinatie van alle betrok-ken specialismen. Het is immers noodzakelijk om tijdig de juiste beslissingen te nemen voor een optimale behandeling. De patiënt dient geïnfor-meerd te worden over alle bestaande opties. De oncoplas tische chirurgie draagt bij tot een effi ciënte behandeling met een optimaal esthetisch resultaat.

DR. EMMANUEL VAN DORPE, DR. ISABELLE NOLENS

DIENST PLASTISCHE CHIRURGIE a|z GROENINGE

Fig. 3 / Borstreconstructie met expander en implant. A: preoperatief. B: expander ter plaatse en overvuld. C: resultaat na vervangen van de expander en tepelreconstructie. Overvulling met de expander wordt nagestreefd om een lichte ptosis te bekomen.

Fig. 5 / Onmiddellijke reconstructie met DIEP fl ap: huidsparende mastectomie: de eigen huid is behouden, er is minder littekenvorming..

Fig. 6 / Tepelreconstructie met een fl ap met drie lobben. Drie weken later kunnen tepel en tepelhof getatoeëerd worden..

VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN a |z GROENINGE 11

A

C

B

Page 12: Acta Groeninge nr 10

12

“DE SPOEDOPNAME BEGINT BIJ DE VOORDEUR, NIET NA DE WACHTZAAL”

Net als alle spoedopnames heeft de spoedopname van a|z Groeninge te kampen met een steeds groeiende werkdruk. Iedereen die op een spoedopname werkt, weet dat er een steeds hogere stijging is van het aantal patiënten dat op een spoedopname wordt opgenomen. Steeds meer zelfverwijzers komen zich op de spoedopname aanmelden. Patiënten hebben niet steeds de refl ex om eerst bij hun huisarts aan te kloppen, hoewel die in vele gevallen de patiënt perfect kan helpen met zijn probleem. Voor de spoedopname van a|z Groeninge betekent dit voor het patiëntenaantal een stijging met 25% ten opzichte van het fusiejaar 2003. Concreet verzorgt de dienst spoedopname ± 39 000 patiënten per jaar. Dat betekent een gemiddelde van 103 patiënten per dag. Bij de fusie in 2003 was er sprake van een drukke dag, wanneer er zich 70 patiënten op 24 uur bij de dienst kwamen aanbieden. Nu, vier jaar later, spreekt het voor zich dat noch de aangepaste infrastructuur, noch de toen gehanteerde werkorganisatie volstonden om het hoofd te bieden aan de enorme patiëntenstroom die zich op de nieuwe spoedopname aanbiedt. Patiënten moesten vaak lang wachten vooraleer een verpleegkundige beschikbaar was. Ze werden naar de wachtzaal verwezen zonder dat ze hun verhaal konden doen. Dit alles leidde tot veel verbale en fysieke agressie. In bepaalde gevallen werden patiënten met ernstige pathologie ten onrechte naar de wachtzaal verwezen.

In het kwaliteitsproject “Triage op de spoed-opname van a|z Groeninge” werd in eerste instantie nagegaan wat er in de literatuur te vinden is over triage in de spoedopname.

Vervolgens wordt de theorie aan de werking in a|z Groeninge getoetst. Het hoofddoel van de spoedopname is de opvang van patiënten met een (acute) zorgvraag. Patiënten met een

acute zorgvraag vormen de kleine minderheid op de dienst. Het grootste deel van de patiën-ten die op de spoedopname worden behan-deld, hebben een minder acute zorgvraag. Hoe kan de eerste opvang van de patiënten worden verbeterd? Hoe kan sneller en evidence-based een onderscheid worden gemaakt tussen men-sen met acute medische noden en niet-acute patiënten? Hoe kan ervoor gezorgd worden dat de patiënten met de zwaarste pathologie in de best uitgeruste behandelkamer terecht komen? Hoe kan de werklast optimaal worden verdeeld onder de verpleegkundigen? Samenvattend moet men zich de vraag stellen: “Hoe krijg ik binnen een medisch aanvaardbare tijd, de juis-te patiënt in de juiste behandelkamer met de juiste middelen en de juiste mensen rondom hem?”Het project “Triage op de spoedopname van a|z Groeninge” geeft op al deze vragen een ant-woord. Dit antwoord moest daarenboven eviden-ce-based, juridisch aanvaardbaar en toepasbaar zijn binnen het team in a|z Groeninge. Bij het formuleren van de antwoorden mochten de basisdoelstellingen niet uit het oog worden verloren, namelijk: Het verhogen van de patiën-tentevredenheid samen met een verbetering van de werknemerstevredenheid.

WAT IS TRIAGE?

Zonder het zelf te beseffen worden alle patiën-ten die zich op een spoedopname aanmelden, getriëerd. Dit gebeurt in veel ziekenhuizen echter meestal niet op basis van een systeem, maar meer op basis van intuïtie en routine.- Men houdt rekening met levensbedreigende

storingen.- Men houdt rekening met niet-patiëntgebonden

factoren, zoals drukte op de afdeling, hoeveel personeel en ruimte beschikbaar is.

- Patiënten worden meestal in niet nader om -schreven categorieën onderverdeeld.

De eerste opvang van de patiënt is hierdoor afhankelijk van de kennis, kunde en ervaring van de dienstdoende verpleegkundige(n). Men maakt vaak geen gebruik van een gestructureerd systeem, waardoor patiënten met een urgente pathologie onterecht in de wachtzaal kunnen terecht komen. We mogen er van uit gaan dat nu al overal door verpleegkundigen aan triage wordt gedaan. Gezien de organisatorische en wettelijke grenzen is het logisch een triagesysteem uit te kiezen dat bij het verpleegkundig pakket aansluit.

Figuur 1: Triageprotocol a|z Groeninge

VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN a |z GROENINGE

Cat. 1Levensbedreigende

Medische enV¨PK bewaking

Cat. 2Hoog-risico patiënt

V¨PK bewaking

Cat. 3Niet-risico patiënt

Cat. 4Niet hospitalisatie

< 24 uur

Cat. 5Niet hospitalisatie

> 24 uur

Polsloos,apnee, geïnturbeerd,

Hemodynamisch, onstabiel, stridor, insult, GCS<7

Resp. insuff. Spo2<90%

Spo2<92%ongecontroleerde

bloeding,kind met koorts, GCS<12gestoorde vitale parameters

ernistige pijn

Matige pijn,hospitalisatie noodzakelijk,

koorts, braken

Geen hospitalisatie noodzakelijk

Ja

Ja

Ja

Ja

Ja

Nee

Nee

Nee

Page 13: Acta Groeninge nr 10

13

Wereldwijd kunnen we vier triagesystemen onderscheiden. Van deze vier zijn er lokaal heel wat verschillende varianten. Uit de literatuur-studie bleek vooral het ESI en MTS binnen a|z Groeninge bruikbaar.

Vergelijking tussen de vier triagemodellen.

ESI ATS CTAS MTS

De urgentie van de patiënt en niet de managementaspecten zijn het hoofddoel.

+/- + + +

Het gaat om symptomen en niet om medische diagnoses

+ +/- - +

Het model is valide en betrouwbaar

+ - - +

ESI: Emergency Severity Index; ATS: Australian Triage Scale; CTAS: Canadian Triage and Acuity Scale; MTS: Manchester Triage System

Binnen alle triagemodellen speelt de triagever-pleegkundige een centrale rol. Ook de wetgever is de noodzaak van triage gaan inzien. Zo ver-scheen op 18 juni 2007 een aanpassing betref-fende de verpleegkundige handelingen, waardoor “Onthaal, evaluatie, triage en oriëntatie van de patiënten” een B1-handeling werd voor ver-pleegkundigen die houder zijn van de bijzondere beroepstitel in de intensieve zorgen en spoedge-vallenzorg. Onder een B1-handeling verstaan we een verstrekking waarvoor geen voorschrift van een arts nodig is.Triage is veel meer dan elke patiënt een volg-nummer toekennen. Stellen dat de triagever-pleegkundige enkel de ernst van de pathologie bepaalt, zou verkeerd zijn. Het takenpakket van de triageverpleegkundige is veel uitgebreider en vraagt veel inzicht en ervaring. Hij/zij moet het hoofd koel kunnen houden en over een gezonde

dosis organisatorisch talent beschikken. Binnen het takenpakket van de triageverpleegkundige vinden we: klasseren naar ernst, toekennen van een behandelkamer en verantwoordelijke ver-pleegkundige, het toedienen van EHBO-zorg, pijnherkenning en -behandeling, het informeren van patiënt, familie, artsen… en (zorg)coördinatie op de dienst.

HET UITGEWERKTE TRIAGESYSTEEM VAN a|z GROENINGE

Om het triageproject uit te werken, gingen we uit van “Together we care”, de visie slogan van de afdeling. We wilden tot een professioneel, multidisciplinair triagesysteem komen, waarin de patiënt centraal staat. Na een lange voorberei-dingsfase, verschillende vergaderingen tussen de hoofdverpleegkundige Geert Gunst, het medisch diensthoofd dr. Philippe Struyve en projectleider Karel Decaluwé, werden 11 smart-doelstellingen bepaald. Zes doelstellingen kregen extra aan-dacht, waarbij de auteur met bijkomende onder-steuning van zorgcoördinator Magda Coture standaarddocumenten opstelde. Als eerste stelden we een functieprofi el op. Om te beantwoorden aan het profi el van de triage-verpleegkundige dient men o.m. minimum 1 jaar werkervaring te hebben op de spoedopname in a|z Groeninge, houder te zijn van een bijzondere beroepstitel in intensieve zorgen en spoedgeval-lenzorg en daarenboven een interne opleiding gevolgd te hebben.

Naast een functieprofi el stelden we ook een functiebeschrijving op. Op die manier is het voor de verpleegkundigen heel duidelijk, wat er van hen wordt verwacht. Zo spreekt het voor zich dat in een “patiëntvriendelijk ziekenhuis”, de tria-geverpleegkundige patiënten in en uit de wagen helpt, wanneer zij de garage van de spoedop-name binnen rijden.Het triage- en pijnprotocol moest eenvoudig en snel hanteerbaar zijn. Voor het triageprotocol opteerden we voor één stroomschema met de

parameters van het ESI en de kleurcodes van het MTS.

Het pijnprotocol is opgesplitst in een protocol voor kinderen en volwassenen. Om een objec-tieve pijnscore te verkrijgen, beslisten we om de pijnladder te gebruiken. Deze neemt niet enkel de subjectieve gewaarwording van de patiënt in rekening, maar ook de objectieve observaties van de verpleegkundige. Voor het bepalen van de pijnscore bij kinderen maken we gebruik van een Visueel Analoge Score. Door het pijnproto-col in het triagesysteem van a|z Groeninge te integreren bekomen we een 100%-pijnscreening van alle patiënten die zich op de dienst aan-melden.

Figuur 3: Visueel analoge score

Om tegemoet te komen aan het probleem van privacy bij de triage onderzochten we hoe we de bestaande infrastructuur konden aanpassen om de privacy te verhogen. We opteerden ervoor om schermen aan te brengen om op die manier de triageruimte op te delen in triagezones.

Wachttijden op spoedopname zijn altijd een bron van ergernis bij de steeds mondigere patiënt. Om de patiënt te informeren over wacht-tijden en waarom hij soms langer moet wach-ten dan een patiënt die na hem op de afdeling is aangekomen, ontwierpen we een affi che die we uithingen op alle plaatsen op de dienst waar patiënten moeten wachten.

Figuur 4: Triageruimte a|z GroeningeFiguur 2: Pijnladder

Geen pijn

Licht stekende pijn

Matig veelpijn

Ernstigepijn

Ondraaglijk,ergste pijn ooit gehad

Oncontroleerbaar

Belemmert alle dagelijkse activiteiten

Veroorzaakt beperkingen, belemmert activiteiten

Weinig klachten,kan bijna lalles doen

Normale activiteiten

VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN a |z GROENINGE

Page 14: Acta Groeninge nr 10

14

Het opstellen van een eigen triageprotocol samen met het medisch departement zorgt ervoor dat ook de artsen zich met het triagesysteem kun-nen akkoord stellen. Een duidelijk triagebord verzekert dat artsen steeds weten waar ze hun patiënt kunnen vinden en welke verpleegkundige voor deze patiënt ver-antwoordelijk is.De verpleegkundigen kregen een duidelijk en éénvoudig triageschema waardoor ze snel en correct de urgentiecode kunnen toekennen. Op zes maanden tijd zijn er al verschillende patiënten opgenomen geweest, die, wanneer ze zich op de dienst spoedopname zouden hebben aangemeld vóór de introductie van het triageprotocol, ten onrechte in de wachtzaal zouden zijn geplaatst. Het pijnprotocol bezorgt de verpleegkundigen een hogere graad van zelfstandigheid. Op het bestaande triagebord voegden we een nieuwe rubriek “triagecode” toe. De triageverpleegkun-dige gebruikt deze code om tot een evenwichtige werkdrukverdeling te komen. De opleiding voor de medewerkers van de spoedopname gaf vol-doende duidelijkheid en informatie om het tria-gesysteem correct te gebruiken. Deze opleiding werd als verplicht item aan de inscholing voor nieuwe medewerkers toegevoegd.De administratieve medewerkers op spoedop-name ondervonden vooral moeilijkheden omdat zij steeds onzorgvuldig of onvolledig ingevulde inschrijvingsformulieren kregen aangeboden. Door in de functiebeschrijving en tijdens de oplei-ding duidelijk te stellen wat en hoe het inschrij-vingsformulier moet worden ingevuld, is ook dit probleem voor een groot stuk weggewerkt.

Een eenduidige urgentiecodering en goede hantering van het pijnprotocol maakt het moge-lijk correcte statistieken op te stellen. Dit is van belang voor het verdere beleid en organisatie van de dienst en kan als werkinstrument voor leidinggevenden en directie dienen.

EXTERNE ERKENNING

Het project triage op spoedopname van a|z Groeninge leverde naast een onmiddellijk voel-bare kwaliteitsverbetering ook twee prijzen op.De dienst sleepte de Innovation Award 2007 bin-nen. Dit is een prijs die door het Innovatiecentrum West-Vlaanderen en het Ondernemerscentrum Kortrijk wordt uitgereikt aan projecten en bedrij-ven die zich inzetten voor vernieuwing.Daarnaast mocht Karel Decaluwé ook de Bachelor Afstudeerprijs in ontvangst nemen. Deze prijs bekroont eindwerken die de meerwaarde van Bachelors in het werkveld onderstrepen. Naast deze prijzen kon het ziekenhuis rekenen op interesse van WTV-Focus die een reportage van het triagesysteem op de spoedopname uit-zond op 04/12/2007.Heel wat Vlaamse ziekenhuizen tonen inte-resse in dit triagesysteem. Vertegenwoordigers van verschillende spoedopnames kwamen al op bezoek om de nieuwe organisatie te komen bekijken. Het AZ Sint-Jan in Brugge stuurde zelfs al een aantal verpleegkundigen om samen te werken met de triageverpleegkundige van a|z Groeninge.

Fig. 5 / Patiënteninformatie

Fig. 7 / Bachelor afstudeerprijs 2007

Fig. 6 / Innovation Award 2007

VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN a |z GROENINGE

VERBETERING VOOR a|z GROENINGE

Binnen de spoedopname organisatie staat de patiënt centraal en dit triageproject leverde voor de patiënt letterlijk een voelbaar verschil op. Naast de zekerheid dat hij naar urgentie op objectieve en wetenschappelijk verantwoorde basis gescreend wordt, kan de patiënt zeker zijn van een professioneel pijnbeleid. Als gevolg kun-nen we vaststellen dat het gebruik van geproto-

colleerde pijnstillers met 37% is gestegen. Het protocol bepaalt daarenboven dat de pijnstilling binnen de 10 minuten dient te worden toege-diend, waardoor we ook tot een snellere en effi -ciëntere pijnbehandeling komen.De informatieaffi ches die we uithingen op alle plaatsen waar patiënten op de dienst moeten wachten, geven duidelijke informatie en reduce-ren de ergernis bij de patiënt.

Page 15: Acta Groeninge nr 10

BESLUIT

Met het triageproject speelt a|z Groeninge in op een nieuwe trend binnen de spoedgevallen-zorg. Daarenboven is het ziekenhuis trendsetter en gingen we binnen de bestaande structuur op een creatieve manier actief op zoek naar een vernieuwende oplossing. Het vroegere werk -systeem werd herbekeken, vernieuwd en effi -ciënter gemaakt met een voelbare kwaliteitsver-betering tot gevolg.Het triageproject kwam er door en voor het verpleegkundig spoedopnameteam van a|z Groeninge. De daad bij het woord stellen kan a|z Groeninge als patiëntvriendelijk ziekenhuis enkel ten goede komen en heeft zijn positieve invloed op het spoedopnameteam niet gemist. Dit mul-tidisciplinair team staat 24 uur op 24, 7 dagen op 7 klaar om iedereen die zich op de dienst aanmeldt, een professionele en kwalitatief hoog-staande zorg te garanderen.

KAREL DECALUWÉ

VERPLEEGKUNDIGE SPOEDOPNAME a|z GROENINGE

Voor meer informatie of een kopie van de verhandeling in pdf formaat:[email protected]

REFERENTIES

Richtlijn triage op de Spoedeisende Hulp, Nederlandse Vereniging Spoedeisende Hulp Verpleegkundigen, 2005, Boxtel, 116 pp.

Decaluwé K., “De spoedopname begint bij de voordeur, niet na de wachtzaal”, niet-gepubliceerde eindverhandeling tot het bekomen van het diploma Professionele Bachelor in het zorgmanagement, KATHO HIVV, Kortrijk, 2007.

IMRT: DE NIEUWE BESTRALINGSTECHNIEK BIJ RADIOTHERAPIE !

Radiotherapie wordt gebruikt als behandeling bij kwaadaardige ziekten. De radiotherapie boekte de laatste decennia op technisch vlak heel wat vooruitgang. Dat resulteert in kwaliteitsverbetering met minder toxiciteit en meer curatieve kans. Dankzij de vooruitgang van de moderne digitale beeldvormingstechnieken (CT-NMR-PET), kunnen het te bestralen doelvolume enerzijds en de te vermijden risico-organen anderzijds, beter omlijnd worden. Met deze nauwkeurige afl ijning stelt zich ook de vraag naar een dosisverdeling die het doelvolume nauw omsluit en gezond weefsel zoveel mogelijk spaart. De verdere ontwikkeling van krachtige, specifi eke software ter berekening van deze dosisverdelingen speelt dus eveneens een heel belangrijke rol in de evolutie van de radiotherapie. De techniek waarbij de vorm van de dosisverdeling aangepast is aan de vorm van het doelvolume, wordt conformele radiotherapie genoemd. Tegenwoordig gebeuren alle bestralingen geïndividualiseerd (conformeel), op basis van doelvolumes ingetekend op de CT-scan.

Een meer geavanceerde vorm van conforme-le radiotherapie is IntensiteitsgeModuleerde RadioThrapie (IMRT). IMRT heeft de moge-lijkheid om de intensiteit binnen een stralings-bundel te variëren door de stralingsopening continu van vorm te veranderen. Op deze manier wordt een dosisverdeling verkregen die nauwkeurig op de vorm en afmetingen van het doelvolume toegesneden is. Zo kan de dosis in het doelvolume opgedreven worden met als doel een betere tumorcontrole (dosisescalatie) en worden kritische organen en aangrenzend gezond weefsel (myelum, chiasma, blaas, rec-tum, enz.) beter gespaard. Met andere woor-den, IMRT kan beschouwd worden als het potlood in de hand van de radiotherapeuten om de dosisverdeling zo nauwkeurig mogelijk in te tekenen.

VOORKEURSINDICATIES VOOR IMRT

In principe kunnen alle tumorlocaties in aanmerking komen voor de IMRT-techniek. Daarom bieden ze nog geen bijkomend voor-deel ten opzichte van de conventionele con-formele techniek, gezien de relatief beperkte dosis en/of de afwezigheid van dosisbeper-kende omgevende kritische organen.Twee deelgebieden in de radiotherapie zijn uitermate geschikt voor het gebruik van IMRT: Hoofd-Halstumoren en Prostaatcarcinomen.

a) Hoofd-Hals tumorenBij dergelijke tumoren is het aangewezen om de primaire tumor alsook de drainerende klierstreken te behandelen. Daarbij is een limiterende factor de dosis op het myelum en de speekselklier(en). IMRT maakt het moge-lijk voldoende dosis te geven op de doel-

volumes en tegelijkertijd het myelum en de speekselklier(en) te sparen.

b) ProstaatcarcinomenMeerdere internationale studies hebben aan-getoond dat verhoging van de bestralingsdo-sis ter hoogte van de prostaat (dosisescalatie) een betere biochemische (PSA) controle kan bekomen. Tolerantie van blaas en rectum zijn hierbij limiterende factoren. IMRT maakt het mogelijk de dosis ter hoogte van de prostaat op te drijven zonder daarbij de dosis op blaas en rectum excessief te verhogen.

VEREISTEN BIJ DE PATIËNT

Niet elke patiënt is geschikt om een IMRT-behandeling te ondergaan. De patiënt moet aan twee voorwaarden voldoen om in aanmer-king te komen voor een IMRT-behandeling.

a) Goede algemene conditieEen IMRT-behandeling neemt ongeveer 20 minuten in beslag, door het gebruik van een groter aantal bestralingsvelden en een opge-dreven controle van de positionering van de patiënt. De patiënt moet in staat zijn om tij-dens de hele bestraling in dezelfde houding te blijven liggen, wat discipline vraagt.

b) TherapietrouwDeze voorwaarde verwijst vooral naar bestra-ling van prostaatcarcinomen. Gedurende de hele behandeling moet de patiënt een strikt dieet en een vaste drinkprocedure volgen vóór de bestraling. Zo is er dagelijks een zo goed als identieke darm- en blaasvulling, want beide hebben een invloed op de positionering van de prostaat.

VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN a |z GROENINGE 15

Page 16: Acta Groeninge nr 10

PROCEDURE IMRT-BEHANDELING

a) Voorbereiding

→ Simulatie van bestralingshouding op simulator

- Bij een radiotherapiebehandeling wordt de patiënt gepositioneerd op de bestralingstafel. Het bestralingstoestel kan 360° draaien rond de patiënt zodat vanuit verschillende hoeken straling afgegeven kan worden.

- De houding van de patiënt moet dagelijks gereproduceerd worden zodat de behandeling steeds op dezelfde manier gebeurt.ß Bij hoofd-en halsbestraling wordt een indivi-

dueel masker gevormd dat gefi xeerd wordt op de bestralingstafel.ß Bij prostaatbestraling wordt gebruik gemaakt

van positioneringsstukken die gefi xeerd worden op tafel.

- Op de simulator wordt een punt bepaald in de patiënt. Dit is meestal het centrum van de tumor waarrond alle berekeningen en bestra-lingsvelden zullen gebeuren. Dit wordt het iso-centrum genoemd. Het isocentrum projecteert zich in drie richtingen, dit wordt dan op de huid (of het masker) aangeduid.

→ CT-scan in bestralingshouding

Daarna gaat de patiënt naar de CT-scanner waar hij op identieke wijze als op de simulator gepositioneerd wordt. Het isocentrum wordt met behulp van loodbolletjes op de huid gemarkeerd zodat dit steeds zichtbaar is op de CT-scan. De patiënt wordt gescand naar boven en onder ten opzichte van het isocentrum. De CT-coupes wor-den dan onmiddellijk elektronisch doorgestuurd naar het planningssysteem op de afdeling radio-therapie.

→ Planning van IMRT-behandeling

- Intekenen van doelvolume en kritische orga-nen

De radiotherapeuten tekenen op de CT-scan heel nauwkeurig het doelvolume (tumor, klie-ren…) en de kritische organen (myelum, paro-tis, blaas, rectum, oogzenuw,…) in.

- Berekening dosisverdeling De fysici maken gebruik van een krachtig

software-programma om de dosisverdeling te berekenen. Dit programma wordt op die manier gestuurd zodat er een goed evenwicht is tussen de coverage van het doelvolume (idealiter 100% van de dosis aan het doel-volume) en het sparen van de kritische orga-nen. Om dit te verkrijgen wordt bij IMRT gebruik gemaakt van 7 tot 9 bundels vanuit verschillende bestralingshoeken. Dosis-Volume Histogrammen (DVH) laten toe te beoordelen of enerzijds het doelvolume vol-doende gecoverd is en anderzijds de toleran-tiegrens van de omgevende kritische structuren niet overschreden is. Uiteindelijk selecteren de radiotherapeut en de fysicus de planning met de meest gunstige verhouding.

→ Doorsturen van de planningsparameters naar het bestralingstoestel

Alle technische parameters worden vanuit het planningssysteem doorgestuurd naar het stuurprogramma van het bestralingstoestel. De fysici verifi ëren of alle bestralingsparame-ters correct in het stuurprogramma zitten.

b) Kwaliteitscontrole van de behandeling

Om zeker te zijn dat de intensiteitsmodulatie van de planning effectief uitgevoerd kan worden door het bestralingstoestel wordt iedere IMRT-behan-deling van elke patiënt volledig uitgemeten en geanalyseerd. Dit alles gebeurt vóór de patiënt start met zijn behandeling. Het is een extra con-trole naast de dagelijkse en wekelijkse dosimetri-sche controle van de bestralingstoestellen.

c) Eigenlijke IMRT- bestraling

Gewoonlijk neemt een curatieve bestralingsreeks een 7-tal weken in beslag, 5 dagen per week.

→ MRT bij Prostaatcarcinomen

In a|z Groeninge wordt steeds gebruik gemaakt van 7 stralingsbundels. Op die manier wordt de stralingsbelasting op blaas en rectum beperkt bij dosisescalatie (fi guur 1). De toxiciteit van deze organen is heel volume-afhankelijk, vandaar het grote belang van het volgen van een strikte dieet- en drinkprocedure (zie III b).

→ IMRT bij Hoofd- en Halstumoren

Bij dergelijke behandelingen wordt eveneens meestal gebruik gemaakt van 7 stralingsbundels (fi guur 2).

- Sparen van parotis en myelumZoals reeds aangegeven is de dosis op het myelum bij een hoofd- en halsbestraling een belangrijke limiterende factor. Dankzij IMRT kan de dosis op het myelum drastisch ver-laagd worden tot 2/3 van de totale toe te die-nen dosis.

Een tweede limiterende factor bij dergelijke bestraling is de uiterst onaangename bijwer-king: xerostomie (drogemondsyndroom). Dit met een uiterst nadelig effect op de levens-kwaliteit. Bij IMRT kunnen één of beide paroti-sklieren gespaard worden in meerdere indica-ties, wat met conventionele radiotherapie niet altijd mogelijk is.

- SinustumorenHet grootste probleem bij deze vorm van kan-ker is dat de tumor heel dicht bij vele risico-organen gelegen is. Zo hebben de oogbol, de ooglens, de retina, de oogzenuw, het chiasma en de hersenstam hun beperkingen. Dit vormt een heel complexe, secure behandeling. Met IMRT kan een aanvaardbare homogene dosisverdeling verkregen worden, wat met conformele radiotherapie onmogelijk is. Deze planning ziet er dan ook heel wat complexer uit dan bij prostaat- en andere hoofd-hals-bestralingen. Hierbij worden twee laterale vel-den en vijf supiene velden gebruikt. Dankzij de enorme kracht van het toestel en het program-ma kan door sterke intensiteitsmodulatie het doelvolume goed bestraald worden én worden de voorgenoemde risico-organen gespaard (fi guur 2).

GEVAREN

Om ervoor te zorgen dat de IMRT-techniek effec-tief toegepast kan worden, is een nauwkeurige afl ijning van het doelvolume alsook de dosisleve-ring zelf van essentieel belang. Onjuiste afl ijning van het doelvolume kan aanleiding geven tot een grote over- of onderschatting van het te bestra-len weefsel. Dit betekent in het eerste geval een overdosering voor het gezonde omliggende weefsel. In het tweede geval zou dit tot een onderdosering van de tumor leiden. In beide situ-aties zou het grote voordeel van IMRT volledig teniet gedaan worden. Voor de radiotherapeuten vergt het extra aandacht om de structuren op CT en MR beelden zo secuur mogelijk in te tekenen. Een goede dosislevering betekent voor de fysici

Fig. 1 / C.1: De dosisverdeling op een CT-coupe bij een prostaatbestraling met behulp van IMRT. De dosis-verdeling (gekleurd) volgt heel mooi de vorm van het ingetekende doelvolume (oranje) dat de prostaat (rode lijn) en de zaadblaasjes (rode lijnen) omvat. Daarbij wordt het rectum (lichtblauwe lijn) zoveel mogelijk gespaard door de dosis daar te beperken. C.2: De veldverdeling bij de IMRT-behandeling voor prostaatbestraling.

16 VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN a |z GROENINGE

Page 17: Acta Groeninge nr 10

een intensievere planning waarbij heel goed reke-ning moet gehouden worden met de beperkingen op de risico-organen zonder een onderdosering te veroorzaken op het doelvolume.

De IMRT-behandeling gebeurt in meerdere frac-ties, het is daarom heel belangrijk dat de patiën-ten iedere dag op dezelfde manier gepositioneerd zijn. Bij IMRT-behandeling is dit zeker van heel groot belang omdat mispositionering tot heel grote onderdosage van doelvolume of heel grote over-dosage van risico-organen kan leiden. Daarom wordt de positionering heel intensief gecontro-leerd door het nemen van MegaVolt-beelden van de patiënt in bestralingshouding. De eerste drie dagen wordt dit voorafgaand aan de bestra-ling gecontroleerd door een arts, daarna wordt dit wekelijks gecontroleerd. De toegelaten afwij-king op de positionering is 3 mm voor hoofd-en halsbestraling en 5 mm voor prostaat bestraling.

Door het gebruik van meer velden bij een IMRT-techniek wordt een groter patiëntvolume bestraald dan bij de conformele techniek. Hierbij spreken we over heel lage dosissen die geen acute toxiciteit veroorzaken. Langdurige fol-low-up is daarom aangewezen om uit te sluiten dat hierdoor secundaire tumoren geïnduceerd worden.

BESLUIT

De introductie van de IMRT-techniek zorgde voor een hele evolutie in de radiotherapie. Dankzij de mogelijkheid om de intensiteit binnen de stralings-bundel te variëren, kunnen kritische structuren en aangrenzend gezond weefsel nog beter gespaard worden. Zo is gecontroleerde dosisescalatie mo -gelijk met betere tumorcontrole tot gevolg. Twee deelgebieden namelijk het hoofd- en halsgebied en prostaatcarcinomen, halen veel voordeel uit IMRT. Enerzijds vergt dit voor de radiotherapeuten extra aandacht bij het intekenen van de structuren en voor de fysici extra aandacht voor de bereke-ning van de dosisverdeling. Anderzijds vraagt dit extra kwaliteitscontrole van het toestel alsook extra controle van de positionering van de patiënten.

In de toekomst zal het aantal IMRT-behandelin-gen op de dienst radiotherapie toenemen zodat dit een standaard techniek zal worden voor zowel hoofd- en halsbestralingen als prostaat-bestralingen. Voor andere deelgebieden, waar de IMRT-techniek geen voordeel biedt en met de conformele techniek een evenwaardige planning en curatiekans bekomen wordt, blijft de confor-mele radiotherapie de standaard.

SYLVIE SPIESSENS, DR. ANTOON LAMBRECHT

DIENST RADIOTHERAPIE a|z GROENINGE

REFERENTIES

• S. Webb, Intensity-modulated radiation therapy, Institute of Physics Publishing, Bristol and Philadelphia, 2001, 435p.

• T. Bortfeld, R. Schmidt-Ullrich, W. De Neve, D.E. Wazer, Image-Guided IMRT, Springer, Germany, 2006, 460p.

• F.G. Claus, Intensity modulated radiation therapy for ethmoid sinus cancer, Thesis, Division of Radiotherapy, Ghent University Hospital, 2002, 183p.

Fig. 2 / A.1: De dosisverdeling op een CT-coupe bij een hoofd- en halsbestraling met behulp van IMRT. De licht-groene 95% isodose-lijn volgt heel mooi de vorm van het ingetekende doelvolume (rood) en vermijdt het myelum (blauw). A.2: De veldverdeling bij de IMRT-behandeling voor hoofd-halsgebied. A.3: Dosisverdeling (gekleurd) bij de IMRT-behandeling: het myelum (blauw) wordt gespaard van hoge dosissen (gekleurd). B.1: De dosisverdeling op een CT-coupe bij een sinusbestraling met behulp van IMRT. De vele kritische organen (oogzenuw, chiasme, oogbol, hersenen) worden door deze techniek gespaard en het doelvolume (rood) wordt voldoende gecoverd. B.2: De veldverdeling bij de IMRT-behandeling voor sinusbestraling.

VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN a |z GROENINGE 17

Page 18: Acta Groeninge nr 10

In de voorbije decennia is veel vooruitgang geboekt in de behandeling van leukemieën en lymfomen. Een mooi voorbeeld: bij acute lymfati-sche leukemie op kinderleeftijd, die onbehandeld op korte termijn tot de dood leidt, wordt tegen-woordig tot 90% genezing gehaald.

Dergelijke vooruitgang is hoofdzakelijk te danken aan steeds complexere behandelingsschema’s die aangepast worden aan het precieze type van de aandoening. Accurate diagnostische technie-ken zijn hierbij onontbeerlijk.

Bij de diagnose worden klinische en radiolo-gische bevindingen aangevuld met cytologie en histologie, moleculaire en cytogenetische diag-nostiek en immunofenotypering.

Bij deze laatste techniek worden vooraf mem-branaire, cytoplasmatische of de nucleaire antigenen van de maligne cellen gemarkeerd met behulp van antistoffen. Aan deze antistof-fen zijn dan weer fl uorescerende kleurstoffen gebonden (fl uorochromen). In de fl ow cytometer worden tienduizenden cellen na elkaar aan hoge snelheid voor één of meer lasers gestuurd, die de fl uorescerende kleurstoffen aan de gebon-den antistoffen exciteren (fi guur 2). Het uiterst zwakke fl uorescentielicht, dat door de verschil-lende gebonden antilichamen op en in de cellen wordt uitgestraald, wordt elektronisch versterkt en gemeten. De aan- of afwezigheid van de ver-schillende merkers laat dan toe de aard van de hematologische maligniteit te bepalen.

Op die manier kunnen niet alleen bloed en been-merg worden onderzocht, maar ook elk materiaal waarbij men losse cellen in suspensie kan krijgen (lymfeklieren, punctievochten, fi ne needle aspira-ten, biopten,…).

Bij sommige leukemieën of lymfomen vindt men abnormale co-expressie van merkers, waardoor heel lage aantallen pathologische cellen kun-nen aangetoond worden. Dit is vooral nuttig bij opvolging van de therapie (opsporing minimale residuele ziekte).

In een recent verleden is fl owcytometrie van-uit de research laboratoria doorgedrongen tot in de beter uitgeruste klinische laboratoria. De techniek is een stuk robuuster geworden en door het combineren van verschillende lasers en de uitbreiding van het aantal beschikbare fl uorochromen is simultane detectie van meer-dere merkers per cel mogelijk geworden. De FACS Canto II (BD) die in a|z Groeninge is geïnstalleerd, is voorzien van twee lasers en kan tot zes merkers detecteren. Optioneel kan later nog een derde laser geïnstalleerd worden, waardoor nog meer fl uorochromen geëxciteerd kunnen worden en tot acht verschillende anti-genische kenmerken per cel kunnen opge-meten worden. De combinatie van méér CD markers geeft meer informatie per cel en laat bovendien toe om zeer lage aantallen kwaad-aardige cellen op te sporen die gekenmerkt

zijn door ongewone combinaties van antigenen (zie hoger).

Andere toepassingenFlow cytometrie kent ook toepassingsgebieden buiten de diagnostiek en opvolging van hemato-logische maligniteiten - Bij de diagnostische benadering van immu-

nodefi ciënties is het typeren van de lymfocy-tensubsets onontbeerlijk

- Bij de differentiële diagnostiek van intersti-tiële longaandoeningen kan onderzoek van de lymfocyten in broncho-alveolair lavage-vocht aangewezen zijn.

- Bij de opvolging van HIV-seropositieve patiënten is regelmatige telling van het aan-tal CD4+ T-helpercellen belangrijk om transitie naar het AIDS stadium vast te stellen.

- Met het oog op een autologe stamceltrans-plantatie wordt het aantal gemobiliseerde stamcellen in het perifeer bloed fl ow cytome-trisch geteld.

- Analyse van de DNA-celcyclus kan bij een aantal kwaadaardige aandoeningen nuttige prognostische informatie opleveren.

DR. SERGE VANDERSCHUEREN

KLINISCH BIOLOOG

[email protected]

MULTICOLOR FLOWCYTOMETRIE

Flowcytometrie is een laboratoriumtechniek die hoofdzakelijk toegepast wordt voor de gedetailleerde karakterisering (immunofenotypering) van hematologische maligniteiten (leukemieën en lymfomen). Korte tijd geleden is de fl owcytometer in het laboratorium van a|z Groeninge vervangen door een nieuw toestel dat per cel simultaan zes tot acht merkers detecteert op de cellen. Dit is een primeur in West-Vlaamse klinische laboratoria.

VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN a |z GROENINGE 18

Page 19: Acta Groeninge nr 10

19

GENEESKUNDE EN ZIEKENVERPLEGING IN KORTRIJK

De lange weg naar de fusie van de Kortrijkse ziekenhuizen

Toen ik mij in 1969 als uroloog te Kortrijk vestigde, telde de stad 9 ziekenhuizen: het O.-L.-Vrouwehospitaal, de Heilig Hart kliniek, de Sint-Antoniuskliniek (de kliniek van Lauwers), de Sint-Vincentiuskliniek, de kliniek Maria’s Voorzienigheid, de Sint-Niklaaskliniek, de kliniek Heilige Familie, de kliniek Sint-Maarten en daarbij nog het kleine ORL-privaatkliniekje van dr. Degels in de Stationsstraat.Het ouderlingengesticht St-Jozef (O.C.M.W.) was vanuit de Voorstraat overgebracht naar het nieuwe gebouw in de Condédreef, verder bestonden nog de Pottelberg en Sint-Carolus als privé-instellingen, en in bijna alle randgemeenten was een ouderlingengesticht. In Zwevegem en ook in Wevelgem bestond toen nog een kleine kraamkliniek.

DE EERSTE FUSIEPLANNEN IN DE ZESTIGER JAREN

Reeds in 1958 bleek dat de Sint-Maartenskliniek, nauwelijks 3 jaar na de inwijding, zou moeten uitgebreid worden. Er werd een beroep gedaan op de Zweedse architect Gustaf Birsch-Lindgren, die in 1960 een basisstudie ‘Etude d’un agrandis-sement de la clinique Saint-Martin à Courtrai’ (1) maakte. Sommige artsen, daarin gevolgd door burgemeester Ivo-Jozef Lambrecht, durfden toen reeds verder denken dan aan de uitbreiding van het ziekenhuis Sint-Maarten. Als we enerzijds de som van de uitgaven durven beschouwen, die

nodig zullen zijn om die werken te realiseren, en we anderzijds eraan denken dat het ensem-ble steeds een tweeslachtige en onvolmaakte realisatie zal zijn, durven wij toch een ogenblik blijven stilstaan bij de objectie van burgemeester Lambrecht: “waarom geen totale nieuwbouw, bui-ten de stad, maar dan volmaakt?” staat te lezen in een nota van de geneesheren werkzaam in het ziekenhuis Sint-Maarten, ondertekend door dr. Walter Allegaert en dr. Etienne Comer (1).En met de opening van de KULAK als afdeling van de K.U.Leuven te Kortrijk in 1965 liep ook dr. Karel Goddeeris met de idee van één groot ziekenhuis te Kortrijk rond.

DE EERSTE AANZET TOT CENTRALISATIE VAN ZIEKENHUIZEN IN HET KORTRIJKSE (2)

Op 28 mei 1971 richtten een aantal prominen-ten uit het Kortrijkse een vzw “Groeninghe” op. Deze had als doel alle vrije klinieken van de stad Kortrijk in één grote semi-universitaire kliniek te verenigen, die op ’t Hooghe zou worden inge-plant in de omgeving van de KULAK.In de tijdelijke euforie rond het project werd zelfs door iemand van de beheerraad de idee geop-perd om in het Ring Shopping Center in Kuurne een polikliniek te openen! Een voorstel dat niet alleen door de leden van de vzw, maar ook door de Orde van Geneesheren werd afgeschoten!Na maanden, zelfs jaren discussie, kwam men op 25 juni 1975 tot een principieel akkoord over de organisatorische en ruimtelijke integratie van de Kortrijkse privé-ziekenhuizen. Een akkoord dat de zegen kreeg van minister van volksge-zondheid Jos De Saeger. Maar ondanks deze toestemming, en het uitwerken van een eerste plan, stierf het project een stille dood. Na decem-ber 1975 kwam de raad van beheer van de vzw Groeninghe niet meer samen.Met de verzuiling die er toen tussen de zieken-huizen heerste, was dat ook niet verwonderlijk.

Vertegenwoordigers in de vzw Groeninghe (1971-1975)

Beheerraad: Dequae André, Declercq Guido, Degadt J., E.H. Depuydt Paul, Derudder J., Glorieux A., Gillon Leopold, Goddeeris Karel, Prims André, E.H. Vereecke Jozef, Wollecamp Maurice

Vertegenwoordigers van de ziekenhuizen:H. Hart Klooster: Zr. Dejonckheere Simonne Kliniek: Zr. Brille Marie-Thérèse, H. Kennis Geneesheer: dr. Baekelandt GuidoMaria’s Voorzienigheid: Klooster: Zr. Sonneville Elisabeth Kliniek: Maertens Jan, De Coninck N. Geneesheer: dr. Van Lerberghe AndréKliniek Sint-Maarten: Dehullu Julien, Callens Jacques Geneesheer: Glorieux HermanH. Familie Zr. Verhelst Georgine Kliniek: Steverlynck Antoon, Devriendt Karel Geneesheer: dr. Lambrecht GabySt-Vincentius Klooster: Zr. Degezelle Rachel Kliniek: E.H. Vantieghem Jan, Ryckebosch F. Geneesheer: dr. Verhaege LucSt-Niklaas: Klooster: Zr. Dejaegher Julia Kliniek: De Jaegere Jozef, E.H. Vannecke A. Geneesheer: dr. Ooghe RogerPsychiatrisch Centrum O.L.V. van Vrede Klooster: Zr. Larmuseau Gabrielle Kliniek: Raveschot Antoine Geneesheer: dr. Van Elsacker - dr. Van Essche Margareta

Fig. 1 / Dr. Karel Goddeeris, bezieler van vzw Groeninghe (1971-1975), die de eerste fusieplannen voor één ziekenhuis te Kortrijk trachtte te realiseren.

GESCHIEDENIS VAN a |z GROENINGE

Page 20: Acta Groeninge nr 10

20

DE ORGANISATIE VAN DE DIENST SPOED-OPNAME

Op 30 november 1971 riep burgemeester Lambrecht een eerste vergadering met de Kortrijkse ziekenhuizen samen en na enige onderhandelingen namen vijf ziekenhuizen (H. Hart, Maria’s Voorzienigheid, O.L.V.Hospitaal, Sint-Maarten en Sint-Niklaas) om de beurt de wachtdienst waar van zaterdagmiddag 12 uur tot maandagmorgen 8 uur (alleen Sint-Vincentius en de kliniek van Lauwers werkten niet mee). Dit hield in dat er één dokter verplicht aanwezig moest zijn, hetgeen echter alleen in de Kliniek Sint-Maarten lukte omdat er meer geneesheer-assistenten aanwezig waren.

VAN AFSPRAKEN TOT FUSIE

Wellicht had men het Groeningheproject in 1971 té groots gezien en was de voorgestelde hervor-ming té ingrijpend. Daarom werd naar kleinscha-lige samenwerkingsakkoorden gezocht.Op 26 april 1978 werd een overeenkomst gete-kend tussen de ziekenhuizen Sint-Maarten en Maria’s Voorzienigheid om wederzijds patiënten door te sturen. Sint-Maarten zou zich toeleg-gen op de hart-, long- en vaatheelkunde, de plastische chirurgie en de fysiotherapie. Maria’s Voorzienigheid ging zich specialiseren in de radiotherapie, de neurochirurgie en de nierfunctie vervangende therapie. Eind maart 1987 werd een akkoord tot volledige fusie gesloten tussen het Heilig Hartziekenhuis en de kliniek Sint-Maarten. Deze fusie werd effectief vanaf 1 januari 1988. De nieuwe zie-kenhuisentiteit beschikte dan over 400 acute ziekenhuisbedden maar moest wegens maat-regelen van de toenmalige minister van sociale zaken vanaf 1 januari 1990 gereduceerd worden tot 290 bedden. Het bestuur en de congregatie van het Heilig Hart beslisten om zich volledig toe te leggen op de uitbouw van een rust- en verzor-gingsinstelling (R.V.T.).De fusie Heilig Hart – Sint-Maarten was pas rond toen begin 1988 al een nieuwe stap werd gezet met de Sint-Niklaaskliniek om een samenwer-kingsakkoord te sluiten en een ziekenhuisgroe-pering te vormen zoals voorzien in een Koninklijk Besluit van december 1986. Dit leidde tot één gemeenschappelijke exploitatie van de klinische biologie en de pathologische anatomie. Verder zou Sint-Maarten het accent leggen op de cardi-ologie en Sint-Niklaas op de gastro-enterologie. De operatie van fusie en ziekenhuisgroepering werd in die tijd door de K.U. Leuven zeer sterk gesteund, en er werden twee docenten (dr. W. Allegaert en dr. Carlos Ramboer) en drie lectoren extra-muros (dr. Bostoen, dr. Johan Mattelaer, dr. John Verbrugghe) benoemd.In 1990 werd de Mug-functie met twee Mug-wagens georganiseerd onder de leiding van een gezamenlijk Mug-college waarbij elk ziekenhuis in een beurtrol alle Mug-patiënten en 100-oproe-pen opving. De spoedopnames in de andere ziekenhuizen bleven wel open als eerste opvang voor de andere spoedgevallen.In 1991 ondertekenden de drie private ziekenhui-zen een beleidsprotocol gericht op eenheid van

beheer, beleid en handeling en een coördinatie-raad werd opgericht.In 1994 verwerkte één labo pathologische ana-tomie de onderzoeken van drie van de vier ziekenhuizen, twee private ziekenhuizen en het O.C.M.W.-ziekenhuis.De trend was gezet, maar de weg was nog lang…

In november 1996 werd de vzw Christelijk Algemeen Ziekenhuis Kortrijk Groeninghe (CAZK Groeninghe) opgericht: een plan voor de fusie van de private ziekenhuizen Sint-Maarten, Sint-Niklaas en Maria’s Voorzienigheid werd inge-diend, en op 1 januari 1998 ontstond in het Belgisch zorglandschap een nieuw ziekenhuis met één erkenningsnummer: CAZK Groeninghe. De nieuwe raad van bestuur was samengesteld uit een gelijk aantal vertegenwoordigers van elk fusionerend ziekenhuis.

Raad van beheer O.L.V. van Groeninghe (1998)

DIRECTIECOMITE

Directeur algemene coördinatie: Roger Zwaenepoel

Directeur coördinatie fi nanciën en administra-tie: Jacques Callens

Directeur logistiek en informatica: Nico Dierickx

Directeur masterplan: Johan BouckaertDirecteur coördinator verpleging :

Geertrui De BlaereHoofdgeneesheer coördinator:

dr. Bernard GheysensDirecteur planning en communicatie: Jan SmetOrganisatieadviseur: Peter DegadtAdviseur medisch departement:

dr. Rob van den Oever

ZORGDEPARTEMENTALE RAAD:

Campus Maria’s Voorzienigheid: Geertrui De Blaere en dr. Bernard Gheysens

Campus Onze-Lieve-Vrouw: Marc Seynaeve en dr. Serge Vanderschueren

Campus Sint-Maarten: Ann Herpels en dr. Paul Goddeeris

Campus Sint-Niklaas: Luc Rosseel en dr. Jan Taveirne

Het nieuwe ziekenhuis werd bestuurd op basis van een “multi-unit” organisatiemodel. Een cen-trale directieraad was verantwoordelijk voor het management van het fusieziekenhuis. Binnen deze multi-unit structuur hadden de drie alge-mene directeurs van de vroegere ziekenhuizen, naast hun mandaat in de centrale directieraad, ook campusoverschrijdende verantwoordelijkhe-den. De campusrefl ex bleef echter overal nog sterk aanwezig en werd bevestigd door het beleid van de campusdirecties, met eigen verantwoorde-lijkheden voor verpleging, administratie en techni-sche dienst, maar anderzijds onder de coördine-rende hand van een vroegere campusdirecteur.Er was geen eenheid van leiding en het consen-susmodel was gestoeld op wantrouwen.Deze periode duurde echter niet lang. In mei 1998,

kort na de offi ciële erkenning van CAZK Groening-he, sloten het nieuwe ziekenhuis en het openbare Onze-Lieve-Vrouwehospitaal een samenwerkings-protocol af. Een wijziging van de O.C.M.W.-wet, waardoor het O.C.M.W. niet steeds de meerder-heid moest hebben in de beheersorganisatie, ruimde een belangrijke hinderpaal in de fusiebe-sprekingen uit de weg. De raad van bestuur werd samengesteld in overeenstemming met het aantal bedden van de fusionerende ziekenhuizen: 5 leden van het Onze-Lieve-Vrouwehospitaal, 5 leden van CAZK Groeninghe en telkens 2 vertegenwoordi-gers van de vzw Kliniek Maria’s Voorzienigheid, vzw Sint-Maarten en vzw Sint-Niklaaskliniek.

Een eerste bezegeling van de samenwerking tus-sen het O.C.M.W. en het CAZK Groeninghe was de oprichting en exploitatie van een dienst palliatie-ve zorgen vanaf oktober 1998. Deze omvatte tien bedden en werd ondergebracht op de Reepkaai, in het gebouw van het hospitaal waar de patiën-ten inwendige ziekten ondergebracht werden. Een derde partner was het Netwerk Palliatieve Zorg Zuid West-Vlaanderen. De dienst werd bemand met een hoofdverpleegkundige-coördinator met daarnaast nog 11,5 verpleegkundigen, waarvan acht het niveau gegradueerde moesten bezitten.

Het nieuwe fusiemodel ging van start onder de benaming a|z Groeninge (hier sneuvelde voor de eerste maal de letter h van het historische Groeninghe!). Toch resulteerde het gekozen orga-nisatiemodel ook hier niet in een vlot beleid. De nagestreefde consensus tussen de vier vroegere verantwoordelijken leidde immers tot confl icten en ineffi ciëntie in de besluitvorming. De “campusre-fl ex” was in het jaar 2000 nog steeds niet verdwe-nen. Toch slaagde men erin om in september 2000 de clusterstructuur voor het verpleegkundig-para-medisch departement in te voeren.

Vanaf begin 2001 bleek dat de algemene leiding op basis van coördinatorschap niet de meest effi ciënte vorm van goed bestuur was. Het bevor-derde de samenwerking niet en leidde tot immo-bilisme. Na een assessment door een externe organisatie, Dewitte & Morel, werd een nieuwe structuur voor het directiecomité uitgetekend met één algemeen directeur, één hoofdgeneesheer, één verpleegkundig directeur, één technisch directeur en één fi nancieel-administratief direc-teur. Roger Zwaenepoel had zich sterk ingezet voor de fusie, maar moest – volgens Dewitte & Morel - als één van de campusdirecteurs wijken voor iemand met meer fusie-ervaring.In oktober 2001 trad Jan Deleu in dienst als alge-meen directeur. Hij had al ruime ervaring opge-daan tijdens de fusie van de Sint-Augustinus kliniek met de Sint-Camillus, Sint-Bavo en de Heilige Familie klinieken te Antwerpen. Dokter Jan Taveirne werd hoofdgeneesheer en werd bijgestaan door een medische equipe be-staande uit vier leden met elk hun specifi eke exper-tise: dr. Paul Goddeeris, dr. Bernard Gheysens, dr. Serge Vanderschueren en dr. Rob van den Oever.In 2002 werd Koen Balcaen directeur patiënten-zorg en Marc Van Uytven verantwoordelijke voor de auditfunctie, gecombineerd met IT.Vanaf begin 2003 waren 5 clustergroepen (con-

GESCHIEDENIS VAN a |z GROENINGE

Page 21: Acta Groeninge nr 10

21

sultatie – dagziekenhuis – operatiekwartier – intensieve zorg – hospitalisatie) verantwoordelijk voor een homogene set van afdelingen en dien-sten, en konden zo maximaal de belangrijkste patiëntenstromen volgen.

Directiecomité a|z Groeninge eind 2002

Algemeen directeur: Jan DeleuHoofdgeneesheer: Jan TaveirneDirecteur fi nanciën en administratie:

Jacques CallensDirecteur zorgondersteunende diensten:

Niko DierickxDirecteur masterplan: Johan BouckaertDirecteur patiëntenzorg: Koen BalcaenDirecteur human resources: Marc VerpoortDirecteur audit en IT: Marc Van Uytven

SOCIALE ONRUST (3)

Op 1 januari 1998 bestond een fusie-cao binnen CAZK Groeninghe. Deze fusie-cao werd gedeel-telijk bijgestuurd op het ogenblik dat ook het O.C.M.W. ziekenhuis tot de fusie toetrad.Maar een medewerker wil meer dan enkel papieren garanties. In 2000 was er een sfeer van onzeker-heid, de veranderingen brachten spanningen met zich mee, geruchten deden de ronde, de directie kreeg het verwijt niet voldoende transparant te zijn in haar plannen en vooral bezig te zijn met zich-zelf, er was te weinig betrokkenheid van de direc-tie met de werkvloer. Men verloor zich in een hië-rarchie die voor sommigen niet duidelijk was. De zin van de fusie was soms ver te zoeken. Slogans als “fusie is ruzie” hingen overal in de lucht! Medewerkers hadden het moeilijk met de veran-derende organisatie en het verlies van vertrouwde bakens. Men vond dat men te weinig inspraak had. Er was te weinig informatie, die de achterban bovendien niet bereikte. De campusrefl ex leidde tot halsstarrig behoud van de vroegere gewoon-tes. Het personeel morde. “De enige zekerheid die vandaag overblijft is een totale onzekerheid” werd gezegd. Directeur Roger Zwanepoel, die als waarnemend algemeen directeur instond voor de algemene coördinatie binnen het ziekenhuis en de

nursing-directeurs Luc Rosseel, Marc Seynaeve, Ann Herpels en Geertrui Deblaere moesten uitzien naar een nieuwe functie.De sociale onrust lokte stakingen en betogingen uit waarbij 600 personeelsleden de Leiebrug bezetten en halt hielden aan de woning van Mevrouw De Jaegere, voorzitter van de raad van bestuur. Er waren aanvaringen tussen de vakbondsafvaardiging en de raad van bestuur. De onvrede bij een gedeelte van het personeel had te maken met de beslissing van de raad van bestuur over de functie van verpleegkundig-paramedisch directeur, waarbij twee kandidaten sneuvelden onder druk van de vakbonden.

NAAR ÉÉN GROOT ZIEKENHUIS: DE NIEUWBOUW a|z GROENINGE

De wil om te beschikken over één moderne, toe-komstgerichte nieuwbouw waarin alle diensten van hét fusieziekenhuis van Kortrijk verenigd waren, was en bleef ondertussen de motor achter de opeenvolgende fusie-inspanningen.In december 1998 maakten de ziekenhuizen CAZK Groeninghe en het Onze-Lieve-Vrouwehospitaal een gezamenlijk zorgstrategisch plan over aan de bevoegde instanties. Het plan voorzag in een nieuwbouw van 1000 bedden, met in een eerste fase (aanvankelijk voorzien voor 2006) 800 acute bedden, inclusief daghospitalisatie. Twee cam-pussen (O.L.V. en St.-Niklaas) bleven behouden. Daar werden de moeder- en kindzorg, en ook de chronische en subacute zorg (geriatrie, sp-dienst, psychiatrische dienst) ondergebracht. In een latere fase (2018) zouden dan ook deze twee campus-sen in de nieuwbouw geïntegreerd worden.Op 11 juni 1999 gaf minister Wivina Demeester een positief antwoord op het zorgstrategisch plan, op voorwaarde dat de fusie tussen CAZK Groeninghe en het Onze-Lieve-Vrouwehospitaal effectief plaatsvond. Eind 1999 werd door Leiedal een onderzoek naar de beste locatie voor het nieuwe ziekenhuis te Kortrijk verricht. De conclu-sie was dat de Kennedylaan – Cannaertstraat de meest geschikte inplantingplaats was.Begin 2000 werd een conceptnota opgesteld met projectdefi nitie voor het nieuw ziekenhuis: “Het gezondheidsdorp voor de regio Kortrijk”.

Hetzelfde jaar nog werd een architectenbureau aangeduid om een conceptnota over het nieuw ziekenhuis op te stellen en een organisatieschema of “masterplan” uit te tekenen.Het architectenbureau bestond uit een tijdelijke vereniging van de bureaus Baumschlager-Eberle/ Foqué-Denkens-Adriaenssens/ Itten Brechbühl en stond onder leiding van dhr. J. Denkens.

DE VERHUISOPERATIE BINNEN DE VERSCHILLENDE CAMPUSSEN

Op donderdag 31 mei 2001 ging de kraamafde-ling van de campus Maria’s Voorzienigheid, waar ruim 45.000 bevallingen gebeurden en na 64 jaar te hebben bestaan, defi nitief dicht.Wanneer in 2002 de blauwdruk van de nieuwe diensten en nieuwe locaties goedgekeurd was, kon de “menselijke”invulling gebeuren. De directie koos ervoor om de medewerkers een maximale inspraak te geven in de keuze van de afdeling. De intermediaire fase gaf de mogelijkheid tot aanpas-sing in de tewerkstelling van de medewerker: ver-andering van campus, van equipe, van discipline en eventueel van optie of regime. Een zestigtal functies van hoofdverpleegkundige moesten wor-den toegekend. Ruim 1000 verplegenden moesten aan een dienst/campus toegewezen worden. Elke verpleegkundige ontving een vragenlijst waarop hij of zij drie afdelingen in volgorde van voorkeur kon doorgeven. Dan begon de enorme puzzel van het samenstellen van de teams, rekening houdend met de inbreng van de medische diensthoofden en met de ervaring en motivatie van de werknemer.Ook de artsen van de vier ziekenhuizen werden per discipline samengevoegd. Er kwam ook een procedure voor de aanwijzing van medische diensthoofden, wat na jarenlang op een afzonder-lijke campus te hebben gewerkt, niet altijd evident was.Tussen 4 februari en 7 maart 2003 verhuisden alle verpleegeenheden. D-day was vrijdag 7 maart, de dag waarop alle operatiekwartieren en acute afde-lingen op hun nieuwe site ondergebracht werden en operationeel werden. Ook de revalidatie-een-heid De Nieuwe Lente verliet het gebouw te Heule en werd op de campus Onze-Lieve-Vrouw onder-gebracht. Elke campus had dan zijn eigen speci-

Fig. 3 / 28 november 1996: de ondertekenaars van de fusieovereenkomst tussen de drie Kortrijkse ziekenhuizen: zr. Thérèse Benoit, mevr. Marie-Dominique De Jaegere, dhr. Maurice Wollecamp, dhr. Gilbert Strackx, zr. Georgette Bombeke en dhr. Marc Dewitte (foto Patrick Holderbeke).

Fig. 4 / 28 mei 1998: de ondertekening van het protocol tot samenwerking tussen de vier Kortrijkse ziekenhuizen met dhr. Karel Saenen, zr. Thérèse Benoit, mevr. Marie-Dominique De Jaegere, dhr. Marc Dewitte, dhr. Noë Bonte, dhr. Frans Destoop, zr. Georgette Bombeke en dhr. Tony Vanheusden (foto Patrick Holderbeke).

GESCHIEDENIS VAN a |z GROENINGE

Page 22: Acta Groeninge nr 10

22

alisaties, met uitzondering van de kraamafdeling en de dienst pediatrie die op twee campussen (campus O.L.V. en campus S.N.) bleven bestaan.Deze verhuisoperatie was er een van zelden geziene omvang: niet alleen medewerkers, maar ook patiënten moesten verhuizen. Daarbij kwam nog het medisch materiaal, de dossiers, de aan-passingswerken…en dit alles zonder de zieken-huisactiviteit stil te leggen.Van vertrouwde werkstek veranderen verliep niet altijd even gemakkelijk. Naast de nieuwe collega’s en artsen speelde ook de infrastruc-tuur een belangrijke rol. Sommige medewerkers verlieten een net vernieuwde afdeling en vonden in hun nieuwe campus een afdeling die wel een tikje verf kon gebruiken. Het tandengeknars was soms ver hoorbaar!Doch uiteindelijk viel deze reuzenverhuis volledig in de plooien en leek iedereen tegen het einde van het jaar 2003 zijn weg gevonden te hebben.De meeste klachten van de patiënten waren in het begin dat er slechts één enkele spoedopname meer bestond en dat de patiënten teveel van de ene naar de andere campus “vervoerd” moesten worden. De enige troost voor deze noodzakelijke intermediaire periode was dat het om “kinderziek-ten” ging en dat het nieuwe ziekenhuis ondertus-sen met rasse schreden vorderde…Inderdaad, het ging steeds verder vooruit! Zo beschikte a|z Groeninge als een van de eerste ziekenhuizen in België over een PACS (Picture Archive Communications System) dat het mogelijk maakte om medische beelden digitaal op te slaan en op alle campussen beschikbaar te stellen. Het

systeem biedt een aantal handige opties zoals in- en uitzoomen, beelden naast elkaar zetten, kleur en lichtschakeringen aanpassen en uitgebreide selectiemogelijkheden. Gedaan met het zoeken naar een niet te vinden thoraxfoto! Niet alleen bin-nen maar ook buiten de muren van het ziekenhuis kunnen deze digitale beelden bekeken worden via een eenvoudige internetverbinding. Sinds begin 2008 kunnen ook de huisartsen de beelden opvra-gen van hun patiënten.In juni 2005 kwam de visitatiecommissie van de Vlaamse Gemeenschap en de Provinciale Gezondheidsinspectie op bezoek. Gedurende zes dagen gingen de leden van de commissie na in welke mate de medische, verpleegkundige en ondersteunende zorgverlening op een geïnte-greerde en kwaliteitsvolle manier uitgebouwd zijn binnen het ziekenhuis. De reorganisatie van de zie-kenhuisactiviteiten en het kwaliteitsbeleid werden als globaal sterke punten naar voor geschoven.Halfweg 2006 ondertekenen de directies van Agfa en a|z Groeninge het contract voor de aankoop van de software Orbis. Orbis is een gebruiksvrien-delijk volledig geïntegreerd informaticasysteem voor de creatie van een elektronisch patiëntendos-sier waarmee de communicatie en samenwerking tussen alle zorgenverstrekkers binnen het zieken-huis kan aangestuurd worden. Orbis is ondertus-sen gekoppeld aan het ziekenhuissysteem van Xtenso dat de administratieve gegevens van de patiënt bijhoudt. Op 4 juni 2005 zou de eerste steenlegging van het nieuwe ziekenhuis plaats vinden. De weergoden trokken echter een lelijke streep door de rekening.

Een kort maar hevig onweer met krachtige ruk-winden op vrijdagavond 3 juni vernielde in enkele seconden de feesttent. De ravage was zo groot dat er geen sprake was om het evenement te laten doorgaan. De verslagenheid was groot maar deed geen afbreuk aan het verder zetten van de bouw-activiteiten. Op de reeds aan gang zijnde bouw-werf werd dan toch de offi ciële eerste steenlegging gevierd op 10 september 2005. Meer dan 900 medewerkers en genodigden zagen hoe Vlaams minister-president Yves Leterme, burgemeester Stefaan De Clerck en voorzitter van de raad van bestuur Marcel Wagemans de gedenksteen ont-hulden. De opdrachtverklaring en de waarden die het uit-gangspunt van het nieuwe ziekenhuis uitmaken, werden symbolisch ingemetseld in de fundamen-ten van het nieuwe gebouw, samen met de verbin-tenissen die door alle medewerkers ondertekend waren:

Voor een kwaliteitsvolle, deskundige en integrale zorgverleningVoor een dynamische instelling waar de patiënt centraal staatVoor een klimaat waarin alle medewerkers zich goed voelen.

In 2009 wordt het nieuwe ziekenhuis a|z Groeninge geopend. De fusie op één enkele campus zal dan gerealiseerd en een feit gewor-den zijn.

DR. JOHAN MATTELAER

[email protected]

Fig. 7 / Advertentie in de Streekkrantin februari 2003.

REFERENTIES

1. Santy F.: Onder de mantel van Sint-Maarten, vzw Sint-Maarten, Kortrijk, 1995

2. AZ Groeninge: Managementaanpak bij een fusie van vier ziekenhuizen. Dossier Tyco Healthcare prijs voor excellentie in ziekenhuismanagement, 2006.

3. Verbrugge Brigitte: persoonlijk archief CCVD en LBC-NKV.

Fig. 5 / 20 maart 2001: Sociale onrust: de christelijke vakbond belegt in elk van de vier campussen druk bijgewoonde infovergaderingen voor het personeel. Hier de werknemers van campus Sint-Maarten.(foto Patrick Holderbeke)

Fig. 6 / 31 mei 2001: Laatste werkdag in de kraaminrichting van de campus Maria’s Voorzienigheid. De afdeling waar ruim 45.000 bevallingen plaats vonden, gaat defi nitief dicht (foto Patrick Holderbeke).

GESCHIEDENIS VAN a |z GROENINGE

Page 23: Acta Groeninge nr 10

NIEUWE ARTSEN BINNEN A|Z GROENINGE

Dr. Wouter De Corte, geboren op 23 december 1976 in Gent, beëindigde zijn opleiding geneeskunde aan de Universiteit Gent in 2002. Van 2002 tot 2007 specialiseerde hij zich in de anesthesie (3 jaar UZ Gent, 2 jaar Maria Middelares Gent). In 2008 verwierf hij de bijzondere beroepstitel van intensivist aan het UZ

Gent. Tijdens zijn opleiding in Maria Middelares deed dr. Wouter De Corte uitgebreide ervaring op in de cardio-anesthesie. Sinds 1 augustus 2008 versterkt dr. Wouter De Corte de dienst anesthesie/reanimatie als anesthesist-intensivist.

Dr. Carl Vandenbossche, geboren op 4 maart 1974, beëindigde zijn op-leiding geneeskunde aan de KU Leuven in 2001. Zijn specialisatie in de anesthe-sie volbracht hij in UZ Leu-ven (4 jaar) en de Clinique Sainte-Elisabeth Namur (1 jaar). Tijdens zijn assistent-schap in UZ Leuven werkte

hij in het pijncentrum o.l.v. dr. Bart Morlion.Dr. Carl Vandenbossche verwierf een bijzondere bekwaming in de pijntherapie aan het Heilig-Hartziekenhuis Roeselare-Menen, o.l.v. Steven Brabant (2007) en aan het ZOL Genk, o.l.v. dr. Jan Van Zundert (2008). Op 1 augustus 2008 begon hij zijn activiteiten binnen a|z Groeninge. Vanaf oktober 2000 startte hij met de uitbouw van pijntherapie in campus Sint-Maarten.

Dr. Lieven Vanfl eteren, geboren op 17 januari 1976 in Kortrijk, beëindigde zijn opleiding geneeskunde in 2001 aan de Katholieke Universiteit te Leuven. In 2006 behaalde hij zijn spe-cialisatie in de anesthesie, na 4 jaar assistentschap in UZ Leuven en 1 jaar in Maria Middelares Gent.

Gedurende één jaar (2006-2007) volgde hij een opleiding tot intensivist in UZ Leuven.Hij verwierf een bijzondere bekwaming cardio-thoracale anesthesie aan The Heart Hospital en The Harefi eld Hospital te Londen (2007-2008). In 2008 bekwam hij de erkenning voor Special competence in perioperative transesophageal echocardiography van de National Board of Echocardiography (USA). Op 8 september 2008 ging dr. Lieven Vanfl eteren aan de slag als anesthesist-intensivist op de dienst anesthesie.

Dr. Matthias Desmet werd geboren te Brugge op 21 december 1976. Hij studeerde geneeskunde aan de KU Leuven en specialiseerde zich van 2001 tot 2006 in de anesthesie en reanimatie (2 jaar a|z Groeninge en 3 jaar UZ Gasthuisberg). In 2003 behaalde hij zijn brevet acute geneeskunde. Daarnaast behaalde hij een bijzondere bekwaming

in de intensieve zorg in UZ Gasthuisberg Leuven (2006-2007).Gedurende één jaar (2007-2008) doorliep hij een Fel-lowship Cardiac Anesthesia aan het Saint Michaels Hos-pital (University of Toronto, Canada). In 2008 kreeg hij

de erkenning voor Special competence in peri-operative transoesophageal echocardiography van de National Board of Echography (USA). Op 1 oktober 2008 startte dr. Matthias Desmet zijn activiteiten in a|z Groeninge als anesthesist-in-tensivist.

Dr. Frederik Vanhee, geboren op 29 november 1978, beëindigde zijn oplei-ding geneeskunde in 2003. Hij sloot zijn specialisatie in de neurologie af in 2008. Hij heeft werkervaring als assistent in het UZ Gent en in a|z Groeninge. Hij werkte mee aan drie publicaties waarvan de meest recente

(Magnetic Resonance Imaging in patients with early- and late-onset seizures after an ishemic stroke) in Cerebrovascular Disease werd gepubli-ceerd. Hij heeft tevens een ruime congreservaring en gaf in 2005 de presentatie: Hersendood: kli-nische en paraklinische neurologische diagnosti-sche criteria tijdens een wetenschappelijke sessie binnen a|z Groeninge. Dr. Fredrik Vanhee is sinds 1 augustus 2008 als geneesheer-neuroloog aan de slag bij a|z Groeninge.

Dr. Herwig Alaerts, geboren op 25 oktober 1978 te Leuven, beëindigde zijn opleiding geneeskunde in 2003 aan de KU Leuven. Hij behaalde zijn erkenning als geneesheer-specialist in de pathologische anatomie in 2008.Hij heeft speciale belang-stelling in de pathologie van

het gastro-intestinale stelsel, de gynaecologische en senologische pathologie. Hij zal zich verder be-kwamen in de FISH-techniek en de hematologie.Daarnaast volgde hij in de periode 2006-2007 een deeltijdse opleiding ziekenhuisbeleid- en manage-ment aan de KU Leuven. Sinds 1 september 2008 versterkt hij de dienst pathologische anatomie.

Dr. Frederik Michels, werd geboren op 1 de-cember 1976 te Kortrijk. Hij behaalde zijn diploma ge-neeskunde in 2001 aan de KU Leuven. Hij beëindigde zijn specialisatie orthopedie in 2007 en behaalde daar-naast het diploma Master in de sport geneeskunde. Vervolgens verbleef hij één

jaar in de Clinique du Sport te Bordeaux Mérignac voor verdere volmaking in de kniearthroscopie, minimaal invasieve voetchirurgie en sportchirurgie in het algemeen. Tijdens deze periode behaalde

N IEUWE ARTSEN BINNEN a |z GROENINGE 23

hij het Diplôme Inter-Universitaire d’Arthroscopie te Parijs. Nadien verbleef hij in het UPMC te Pittsburgh voor verdere specialisatie in de kruis-bandchirurgie. Hij is auteur van meerdere publicaties over nieuwe arthroscopische technieken. Voorts is hij reeds meerdere jaren als ploegarts verbonden aan de Koninklijke Belgische Voetbalbond. Sinds 1 oktober versterkt dr. Frederick Michels de dienst orthopedie van a|z Groeninge. Hij zal zich toeleggen op de chirurgie van knie, voet en enkel, en op sportletsels.

Dr. Annemie Deconinck werd geboren op 23 juni 1978 in Brugge. Ze studeerde geneeskunde

aan de KU Leuven en behaalde haar specialisatie in de pediatrie na een assistentschap van 3 jaar in het UZ Gasthuisberg Leuven, 1 jaar in het AZ Sint-Jan Brugge en 1 jaar in het Stedelijk Ziekenhuis Roeselare. Ze

publiceerde het artikel Effect of levetiracetam in refractory childhood epilepsy syndromes in het European Journal of Paedriatic Neurology. Vanaf 3 november versterkt dr. Annemie Deconinck de dienst pediatrie / neonatologie.

RECENTE WETENSCHAPPELIJKE PUBLICATIES

Orlent Hans, Laukens Pierre, Vergauwe Philippe, Retrieval of a migrated esophagojejunal stent by using the double-balloon enteroscope, Gastrointestinal Endoscopy, 67, n°7,1198-1199, 2008

Köhne C. H., De Greve J., Hartmann J.T., Lang I., Vergauwe P.,e.a., Irinotecan combined with infusional 5-fl uoracil/folinic acid or capecitabine plus celecoxib or placebo in the fi rst-line treatment of patients with metastatic colorectal cancer. EORTC study 40015, Annals of Oncology,19: 920-926, 2008

Leys M., Vergauwe P., Suys E., Een 55-jarige man met een rood oor, Tijdschr. Voor Genees -kun de, 64, n°6, 308-309, 2008

D’Haens Geert, Baert Filip, van Assche Gert, Caenepeel Philip, Vergauwe Philippe, e.a., Early combined immonosuppression or conventional management in patients with newly diagnosed Crohn’s disease: an open randomised trial, The Lancet, 371, 660-667, 2008

Bossuyt P., Vergauwe Ph., Inderadjaja N., Vermeire S., Azathioprine induced colitis: a case report and review of the literature, Acta gastroenterologica belg-, 70: 302-305, 2007

Lesage K., Joniau S., Fransis K., Van Poppel H., Comparison between open partial and radical nephrectomy for renal tumors : preoperative outcome and health-related quality of life, European Urology, 51, 3: 614-620, 2007

Page 24: Acta Groeninge nr 10

Debucquoy A., Libbrecht L., Roobrouck V., Goethals L., e.a., Morphological features and molecular markers in rectal cancer from 95 patients included in the EORTC 22921 trial: prognoctic value and effects of preoperative radio (chemo) therapy, Eur J Cancer, 44, 6: 791-797, 2008

Pottel Hans, Vrydags Nicolas, Mahieu Boris, Vandewynckele Emmanuel, Croes Kathleen, Martens Frank, Establishing age/sex related serum creatinine reference intervals from hospital laboratory based on different statistical methods, Clinica Chimica Acta, 396: 49-55, 2008

Michels F, Guillo S, King A, Jambou S, de Lavigne C. Endoscopic calcaneoplasty combined with Achilles tendon repair. Knee Surg Sports Traumatol Arthrosc. 19 Aug 2008.

WETENSCHAPPELIJK KALENDER VOOR DE REGIO KORTRIJKDatum Onderwerp Locatie Organisator

15 januari Ethische beslissingen in het RVT KUL campus Kortrijk Huisartsen Zuid W.Vlaanderen dhr. Linius Vanlaere KUL

3 februari Kliniek van hand en pols KUL campus Kortrijk Huisartsen Zuid W.Vlaanderen prof. Filip Stockmans, AZG dr. Jeroen Van Haecke, AZG

6-7 februari Symposium BHPA KUL campus Kortrijk BHPA a|z Groeninge

19 februari Is er toekomst als huisarts Meeting Center Gruzenberg Huisartsen Zuid W.Vlaanderen

3 maart Topics kindergeneeskunde OLV Lourdes Waregem Huisartsen Zuid W.Vlaanderen Dienst pediatrie Waregem

19 maart Als de zon een probleem is Meeting Center Gruzenberg Huisartsen Zuid W.Vlaanderen prof. dr. Jo Lambert UG

27 maart Symposium rampenmanagement a|z Groeninge crisiscommunicatie en mediabeleid

16 april Bipolaire stoornis: een spectrum KUL campus Kortrijk Huisartsen Zuid W.Vlaanderen prof. dr. Kurt Audenaert UG

28 mei Vaatheelkunde vandaag Meeting Center Gruzenberg Huisartsen Zuid W.Vlaanderen prof. dr. Vermassen

18 juni Croissance contre santé Meeting Center Gruzenberg Huisartsen Zuid W.Vlaanderen Dr. Lea De Strooper

BIJ EEN AFSCHEID

Ongelofelijk, maar dit is reeds het tiende nummer van acta Groeninge!Toen we er vijf jaar geleden mee begonnen zijn, was er veel enthousiasme maar ook veel scepsis. ‘Ze zouden het nooit uithouden!’ De sceptici hebben ongelijk gekregen en ondertussen groeit en bloeit a|z Groeninge als nooit tevoren en wordt volgend jaar het nieuwe moderne ziekenhuis geopend. Dit tijdschrift groeide niet alleen uit tot een ideale promotie voor de we-

tenschappelijke activiteiten van het ziekenhuis naar buiten toe, het was ook nuttig om de geneesheren, verspreid over vier verschillende campussen, op de hoogte te houden van de innovaties en nieuwe technieken.

Dit nummer betekent voor mij ook een afscheid. Ik weet dat een jongere ploeg klaarstaat om dit initiatief verder te leiden en te verzekeren. Ik wens hen alle succes toe.Nu rest mij de opdracht alle bijdragen over de geschiedenis van de ziekenhuizen die in het tijdschrift verschenen, verder uit te werken en te verzamelen in een rijk geïllustreerd boek. Dit boek, onder de titel: van hospitaal tot a|z Groeninge – de geschiedenis van de ziekenzorg te Kortrijk zal eind 2009 verschijnen en wordt dan mijn defi nitieve afscheid van een ziekenhuis waar ik veertig jaar mee verbonden ben geweest.

Dr. Johan Mattelaer

WETENSCHAPPELIJKE PUBLICATIES BINNEN a |z GROENINGE

Bedankt dr. Johan Mattelaer

Dr. Johan Mattelaer was de gedreven eindredacteur van de eerste 10 nummers van Acta Groeninge. Als “rustende” uroloog bleef hij nog zeer actief binnen a|z Groeninge door zijn bezielde werk voor ons wetenschappelijk tijdschrift. Vijf jaar lang waakte hij over de variatie in de samenstelling van artikels en respecteerde hij nauwgezet de deadlines.

Tot vandaag blijft dr. Johan Mattelaer sterk geboeid door de nieuwe evoluties in de ziekenhuiswereld. En daarnaast kijkt hij ook terug in de tijd. Hij is auteur van de rubriek “De geschiedenis van a|z Groeninge” waarin hij telkens een andere kant van de ziekenhuizen in Kortrijk belicht. De bijdragen die hij op die manier verzamelde, werkt hij nu verder uit in zijn boek.

Hij was er bij vanaf het prille begin en was steeds de motor achter het redactiecomité. Dr. Dirk Peeters neemt de fakkel nu van hem over.

Vanuit de directie van a|z Groeninge wensen we hem een welverdiende “rust” en een succesvolle publicatie van zijn boek toe. Van harte bedankt dr. Johan Mattelaer!

EERVOLLE VERMELDINGEN

Dr. Mike Sathekge van de universiteit van Pretoria, doctoraatsstudent van prof.dr. Alex Maes (gastprofessor in de nucleaire geneeskunde in Pretoria), heeft de prijs gewonnen van de Best Scientifi c Presentation op het jaarlijks Zuid-Afrikaans congres voor nucleaire geneeskunde (SASNM, Windhoek, Namibië, 21-25 Augustus 2008) met het werk: Evaluation of FDG PEY/CT for detecting and monitoringsites of tuberculosis infection. (Authors: M. Sathekge, A. Maes e.a.)

CONGRES

In samenwerking met a|z Groeninge gaat op 6 en 7 februari 2009 op de KUL campus Kortrijk het 24th ANNUAL SYMPOSIUM of the BELGIAN HOSPITAL PHYSICISTS ASSOCIATION door voor de leden van deze organisatie. Meer informatie op www.azgroeninge.be/bhpa2009

24