aard-volledig-af-2.docx
-
Upload
brecht-lieben -
Category
Documents
-
view
116 -
download
3
Transcript of aard-volledig-af-2.docx
Aardrijkskunde: opbouw en afbraak van fysische landschappen
H4: de kringloop van de gesteenten1) Verwering: gesteenten worden door weer en wind afgebroken tot los puin
2) Erosie en afzetting: het opnemen en verplaatsen van materiaalDoor: Zwaartekracht Stromend water, rivieren ijs, gletsjers wind
Naar: langs rivieren (bij overstromingen) bij de monding van de rivieren in de zee
het afbraakmateriaal wordt in lagen afgezet en vormt los sedimentair gesteente/ afzettingsgesteente: klei, zand, grind (grootste korrel)
3) Diagenese en begraving: de overgang van losse gesteente naar vast sedimentair gesteente Klei -> kleisteen Zand -> zandsteen Grind -> grindsteen
Indeling aan de hand van:- Gruisgesteente/ klastische: ontstaan door de afbraak van andere gesteenten
( ingedeeld naar hun korrelgrootte: vb. klei, zilt, zand, grind)
- Organische/ biogeen sediment: gevormd door overblijfselen van dieren of planten vb. kalksteen, steenkool schelpen, skeletten, koralen die op de zeebodem bezinken
- Chemische sediment: gevormd wanneer er in water opgeloste stoffen neerslaan ( vb. zout: wanneer een zee of meer uitdampt kalkterrassen: wanneer kalk neerslaat uit warm water
4) Metamorfose: gesteenten die door platentektoniek geplooid geraken of in contact komen met hete magma -> door verhoging van de druk/ temperatuur wordt het gesteente omgevormd tot een metamorf gesteente (= gesteente met dezelfde chemische elementen, maar de binding tussen de elementen verandert)
Kleisteen-> leisteen Zandsteen-> kwartsiet Kalksteen-> marmer
5) Smelten tot vloeibaar magma: door het te diep komen te liggen aan plaatranden in subductiezones: o.w.v. de hoge druk en temperatuur
1
6) Opstijgen van het magma
7) Stollen van het magma Vorming van stollingsgesteente:
- Dieptegesteente: stolling diep onder de grond Vb. graniet, dioriet
- Ganggesteente: stolling tijdens de weg naar boven Vb. porfier
8) Opstijgen van het magma tot aan de opp en stollen:- Uitvloeiingsgesteente: Vb. basalt(langs stromend water), obsidiaan puimsteen
Stollingsgesteente aan de opp van de aarde wordt weer blootgesteld verwering(1) en erosie(2) Kringloop is gesloten
9) Gesteenten komen aan de opp:
a) Regressie: het zeeniveau daalt of het land stijgt ( de zee trekt zich terug)
Oorzaak:- Daling zeeniveau: Afkoeling van het klimaat- Stijging van land: Opheffing door platentektoniek
b) Transgressie: het zeeniveau stijgt of het land daalt (de zee overspoelt het land)
Oorzaak:- Stijging zeeniveau: klimaatopwarming- Daling van het land: daling van platentektoniek
2
H5: De geologische tijdschaal1. Een zoektocht naar de geologische geschiedenis van de aarde
Hoe de geschiedenis reconstrueren? Door studie van gesteentelagen en fossielen
Fossiel: overblijfselen van plantaardige of dierlijke organismen (of een afdruk ervan) die lang geleden geleefd hebben en waaruit geologen veel kunnen afleiden vb. varens, haaitanden, ammoniet(schelp)
Verschillende verschijnselen in de geologische geschiedenis:
Klimaatschommelingen in het verleden:
Grotten van Lascaux: Z-FR: muurschilderijen -> was ooit kouder geweest Dover & Calais: de witte kliffen: krijgtgesteenste & algen -> klimaat was ooit warmer Z-België: kalksteen: koralen -> klimaat was ooit warmer
Gebergtevorming in het verleden:
Z-België: gebogen gesteentelagen -> lag België vroeger op een plaatgrens?
Wijziging van de ligging van de continenten
Er zijn overeenkomsten gevonden tussen de buideldieren van Latijns-Amerika en Australië… -> hebben landmassa’s 1 geheel gevormd?
Schommelingen van het zeeniveau:
Klimaatwijzigingen (globale opwarming of ijstijden) Endogene processen ( continentendrift of gebergtevorming) Vlaanderen: haaientanden
Massaal afsterven van bepaalde levensvormen:
Bernissart: geraamten van iguanodons (dinosaurussen) -> massaal gestorven
2. De geologische tijdschaal
Hoofdtijdperk of era’s: precambrium, paleozoïcum, Mesozoïcum, cenozoïcum
Systemen: Archaicum, Cambrium, Ordovicum, Siluur, Carboon, Devoon, Perm,…
Series: Holeceen, Pleistoceen
Gebergtevormingsfasen:- Siluur: caledonische gebergtevorming- Carboon: hercunische gebergte- Paleogeen: alpiene gebergte
3
Biologische Big Bang (vanaf het Cambrium): tijdens het Cambrium is de biologische ontwikkeling zeer snel gegaan, als het ware een explosie van leven
In welke periode werden de meeste steenkoollagen gevormd? Meestal in het Carboon, ze zijn ontstaan uit reuzenvarens die leefden in tropische omstandigheden. W-Europa lag toen veel zuidelijker over de evenaar
een verklaring voor het voortdurend veranderen van het klimaat: een bepaalde gebied kan de platentektoniek voortdurend verplaatsen over de aardbol. Hierdoor zullen ook de klimaten veranderen
Systeem van de ijstijd: het Quartier: pleistoceenSysteem van warmer dan nu: het Krijt + paleogoonSupercontinent Pangea: het perm + het TriasEerste levensvormen: 545 miljoen jaar geledenEvolutie van de plantaardige: eencelligen, sporenplanten, naaktzadigen, bedektzadige6grote massa-extincties: Ordovicium, het Devoon, het Perm, het Trias, het Krijt en het Holoceen
Gebergtevorming Caledonisch Hercynisch AlpienOuderdom Siluur (4000milj) Carboon (300milj) Paleogeen (35milj)Vb. van gebergten
-Scandinavische massief-Labrador Plateau
-Jura -Atlas gebergte-Apennijnen-Kaukasus
3. De principes bij het opmaken van de geologische tijdschaal3.1 De relatieve ouderdomsbepaling
Geologen konden enkel relatieve ouderdomsbepalingen doen= bepalen of een gesteentelaag jonger of ouder is dan een ouder
4
De principes: - Het principe van de oorspronkelijke horizontaliteit: gesteente werd oorspronkelijk
horizontaal afgezet ( lavastromen of afzettingen op de zeebodem)
- Het principe van de superpositie: in ongestoorde formaties liggen de oudste lagen: onderaan en de jongste: bovenaan
Korrels zijn ouder dan het gesteente dat ze bevat Breuken en intrusies(=het binnendringen van vloeibaar gesteente in barsten en gangen
van een ouder gesteente) zijn jonger dan de lagen waar doorheen ze gaan
- De biologische evolutie: Lagen met fossielen van primitieve levensvormen: ouder Lagen met fossielen van ingewikkeld levensvormen: jonger Gidsfossielen= dier- en plantensoorten die wereldwijd verspreid voorkomen en in een
beperkte tijd geleefd hebben -> maken nauwkeurige vergelijkingen van de ouderdom van een groot aantal gebieden mogelijk
Stappen van het ontstaan van afzettingen
1) Afzettingen van de lagen A2) Plooiingen en erosie van de
lagen A3) Intrusie van de magmahaard
M4) Afzetting van de lagen 1-45) Ontstaan van de breuklijn F6) Erosie van de lagen 1-4 met
breuk7) Afzetting van de lagen X en Y
8) Doorbraak van het vulkanische gesteente V
Bepalen van de ouderdom:1) Er worden sedimenten afgezet in mooie horizontale lagen (=wet van superpositie)2) Door gebergtevorming worden de lagen geplooid en vervormd (synclines(=materiaal aarde
binnenkant jonger dan de buitenkant <-> anticlines, plooien, breuken)3) Na de gebergtevorming krijgen we erosie. Het gebergte wordt afgevlakt tot een schiervlakte4) Boven op de schiervlakte vormen zich nieuwe afzettingen. Zo ontstaan 2 verschillende
lagenpakketten met er tussen een discordantievlak
3.2 De absolute ouderdomsbepalingHoe oud een gesteente precies is, wordt gemeten via de verandering van chemische elementen door radioactief verval
5
Hoofdstuk 6: Reliëf en geologie van België
Hysometrie = hoogtemeting
hoogtelijnen = lijn op een kaart die plaatsen met dezelfde hoogte met elkaar verbinden
Geomorfologie = studie van de reliëfvormen van het aardoppervlakte
Equidistantie = het verschil in hoogte tussen twee opeenvolgende hoogtelijnen =hoogtelijneninterval
reliëf voorstellen
Bij de voorstelling moeten de vier elementen van het reliëf kunnen afgelezen of geïnterpreteerd worden: de hoogteligging, het hoogteverschil, de helling en de horizon.
3 methoden:
- Hoogtelijnen
Hoogtelijnen zijn lijnen op een kaart die plaatsen met dezelfde hoogte met elkaar verbinden
In ons land wordt het nulpeil vastgelegd als het gemiddelde van de laagste laagtijen. Dit niveau wordt weergegeven op de kaai in Oostende. Vandaar dat we in ons land spreken van O.P. (Oostends peil).
Het getal bij de hoogtelijn geeft aan hoeveel de hoogte bedraagt.Hoe dichter de lijnen bij elkaar liggen, hoe groter het hoogteverschil en hoe steiler de helling.
- Kleuren
De laagst gelegen zones worden groen gekleurd en naarmate de hoogteligging toeneemt, gaat de kleur over naar de roodbruine kleur.
De keuze van het aantal kleuren en klassen wordt bepaald door de grootte van de reliëfvorm.
- Reliëfprofiel of reliëfdoorsnede maken
Door verschillende doorsneden evenwijdig met elkaar en achter elkaar te plaatsen bekomen wij een relïefblok in vogelperspectief. We zien het reliëf nu zoals we het zouden zien indien we in het landschap zelf zouden staan.
6
Geologische kaart van België en West-Europa
Wat geeft een geologische kaart weer?
De aard (soort) en de ouderdom van de gesteenten die dagzomen (= aan de oppervlakte komen)
Wat geeft een stratigrafische kaart weer?
Het geeft de ouderdom weer van de gesteenten die dagzomen
Wat geeft een lithologische kaart weer?
Het geeft weer welke gesteenten aan het oppervlakte komt
Recentste lagen worden vaak weggelaten op de lithologische kaart: welke zijn dit?
Recente quartaire windafzettingen van zand, zandleem, löss.= Quartaire dekmantel
Met welk doel maakt men doorsnedes van de geologische kaart?
Om een driedimensionaal beeld te krijgen van de gesteentelagen in de ondergrond.
Men kan België onderverdelen in 3 gebieden met verschillende geografische kenmerken:
Laag en Midden-België Waar?
Ten noorden van de as Samber-Maas. Welk gesteente treffen we hier aan?
Vooral Cenozoïsche afzettingen komen voor aan de oppervlakte.
Naar welke windstreek worden de lagen jonger? Naar het Noorden
Naar waar hellen de gesteentelagen af in de ondergrond? Naar het Noorden
Deze hellende vlakken maken deel uit van een grotere structuur, welke? Van het bekken van Londen.
De bovenste lagen zijn niet geplooid. De afzettingen zijn jong en bestaan voornamelijk uit losse sedimentaire gesteenten. Zoals? Zand en klei.
Net ten noorden van Samber-Maas komen ook nog andere gesteenten voor dan van het Cenozoïcum. Van welke geologsche periode waren ze? In welk gebied precies tref je ze aan?Gesteenten (vooral krijtafzettingen) uit het Mesozoïcum in:
o Noord-Luik (Land van Herve)
7
o Zuid-Limburg (Haspengauw)
o Rond Bergen
Condroz, Fagne-Famenne en Ardennen Waar?
Streek tussen Samber-Maas en Belgisch Lotharingen. Welk gesteente treffen we hier aan?
Palezoïsche lagen: dit zijn de oudste gesteentelagen van ons land. Deze lagen zijn geplooid en gebroken wat erop wijst dat:
Ze één of meerdere gebergtevormingen hebben meegemaakt. Deze gesteenten maken deel uit van een grotere structuur. Welke?
Van het Rijnleisteenmasssief dat doorloopt tot in de Eifel in Duitsland.
Belgisch Lotharingen Waar?
In het uiterste Zuiden van ons land, onder de Semois. Welk gesteente treffen we hier aan?
Gesteenten uit het Mesozoïcum. Het zijn niet-geplooide lagen, waar kalksteen en zandsteen afwisselen met losse gesteenten.
Naar waar hellen deze gesteentelagen af in de ondergrond?Naar het Zuiden.
Deze gesteenten maken deel uit van een grotere structuur. Welke?Dit gebied hoort bij het Bekken van Parijs, een grote geologische eenheid in Parijs.
geologische doorsnede van België
Plooirug = anticline: Bestaat uit opwaarts gebogen lagen.
Plooidal = syncline: Bestaat uit neerwaarts gebogen lagen.
Anticlinale structuur: Oudere geologische lagen komen voor tussen jongere lagen aan beide zijden.
Synclinale structuur: Jongere lagen komen in het midden voor tussen oudere lagen.
Synclinorium: Dit is een opeenvolging van synclinale en anticlinale plooien die samen een syncline vormen.
8
Hoofdstuk 7: rivierwerking in het Maasbekken7.1 situering van de Ardennen
De Ardennen?
Gebied ten zuiden van de Fagne-Famenne en ten noorden van Lotharingen Hoogste toppen liggen in het noordoosten van de Ardennen:
o Signal de Botrange (694m)o Baraque Michel (674m)o Baraque de Fraiture (651m)
Hoogste toppen tot bijna 700m tot 400m naar het Zuidwesten.
ontstaan van de ardennenWat is een waterscheiding?
Het gebied dat het stroombekken van twee rivieren scheidt.
Waar komt zo’n waterscheiding voor?
De meeste Ardense rivieren stromen naar het noorden, naar de Maas. Ze behoren tot het stroombekken van de Maas.
De rivieren ten zuiden van de Kam van Bastogne stromen naar de Moezel. Ze behoren tot het Moezelbekken.
9
1 2
3
45 6
7
8 9
1011
12
1314
15
16
1718
19
20
1 Kuststreek2 Polders3 Zandig Vlaanderen4 Zandlemig Vlaanderen5 West-Vlaamse heuvels6 Vlaamse Ardennen7 Henegouwse Leemstreek8 Brabantse Leemstreek9 Droog Haspengouw10 Vochtig Haspengoud11 Hageland12 Groentestreek13 Kempen14 Maasland15 Land van Herve16 Condroz17 Fagne-Famene18 Kalksteenzoom19 Ardennen20 Lotharingen
Figuur A
In het begin van het Devoon lag er een zee op de plaats waar nu de Ardennen zijn. In deze zee mondden rivieren uit die afkomstig waren van de nabijgelegen Caledonische
massieven. Deze rivieren erodeerden deze gebergten en transporteerden puin naar de zee. De zee vormt een sedimentatiebekken waar dikke pakketten zand en klei afgezet worden;
deze verhardden later tot zandsteen en kleisteen.
Figuur B
De Caledonische massieven zijn sterk afgesleten. In het sedimentatiebekken werden dikke lagen klei, zand en kalk afgezet. Aan de noordrand van het dalend bekken worden er in een tropisch kustmoeras dikke
veenlagen opgebouwd.
Figuur C
• Hercynische Bergvorming : door zware druk vanuit het zuiden worden de afzettingengeplooid tot een Hercynisch Bergmassief (door botsing van lithosfeerplaten)
• De sedimenten worden omgezet in harde gesteenten (gesteenten ondergaan een metamorfose)
10
Figuur D
Het Hercynisch Bergmassief is afgesleten tot een schiervlakte Tegen de zuidrand worden tijdens het Trias en Jura nieuwe lagen afgezet afhellend naar het
zuiden (het huidige Lotharingen). In de Krijtperiode overspoelt de zee de huidige Hoge Venen.
Figuur E
• Ten gevolge van de Alpiene plooiing wordt België stapsgewijze opgetild: de Hercynische schiervlakte wordt tot een hoogte van 700 m opgetild. Deze opheffing in nog steeds bezig.
• De erosie herneemt. In Hoog-België snijden de rivieren zich diep in in het plateaulandschap
• Op het nieuw landoppervlak ontwikkelt zich een rivierennet met een overheersende stroomrichting van Z naar N.
Wat is een stroombekken/rivierbekken/stroomgebied?
Een gebied waarvan al het water via een bepaalde stroom wordt afgevoerd.
7.3 het landschap wordt “versneden” door rivieren Stroomrichting = De rivier stroomt van hoog naar laag, van de bron naar de monding (in zee
of in de hoofdrivier) Rechter- en linkeroever = Wanneer je in de stroomrichting kijkt, ligt de linkeroever links van
je, de rechteroever rechts van je. Stromend water heeft een energie waardoor het arbeid kan verrichten = Kinetische energie De snelheid wordt bepaald door het hoogteverschil = verval. Een groot hoogteverschil
veroorzaakt een hoge potentiële energie die dan omgezet wordt in bewegingsenergie. De massa meten we door de hoeveelheid water te meten die per seconde een punt passeert
= debiet (m/s) Dit debiet varieert met het seizoen, de doorlaatbaarheid van de bodem, de grootte van het
rivierbekken, de plaats van de rivier, de begroeiing,… Deze variatie noemt men: het regime van de rivier.
11
Erosie Een rivier schuurt zijn bedding uit = verticale erosie
Aan de randen werken de hellingsprocessen. Afhankelijk van de hardheid van het gesteente ontstaat een dalvorm: Een speciale vorm van verticale erosie is de vorming van kolkgaten, achter een hindernis in de rivier:
Een rivier erodeert zijn oevers uit = laterale erosie
Er ontstaat een breedtewerking of laterale erosie. Deze erosie zorgt ervoor dat het dal verbreedt daar de rivier zijn eigen oevers ondermijnt. Er is tevens een component stroomafwaarts waardoor de meanders stroomafwaarts verschuiven.
Deze latere erosie kan leiden tot een meanderafsnijding = de rivier breekt door zijn meander en laat een hoefijzermeer en een kronkelberg achter.
Erosie of afzetting
C = buitenbocht, holle oever of stootoever EROSIE
D = binnenbocht, bolle oever of aanslibbingsoever AFZETTING
Transport
De rivier verzamelt puin door eigen verticale processen en hellingsprocessen:
o Vaste deeltjes worden al rollend (rolkeien) of al springend (zand) verplaatst.
o Kleine deeltjes (klei) worden als suspensie (vermenging) vervoerd.
o Opgeloste zouten
Afzetting
Rivieren met een groot verval voeren grote stukken puin mee. Als deze stortbeek in een vallei uitmondt vermindert plots de snelheid waardoor heel veel materiaal op deze pek achterblijft. Het vormt een puinkegel.Delta = (waaivormige afzetting aan de monding)
12
Gevolgen voor het landschap:Evenwichtsprofiel = regelmatig lengteprofiel van een rivier, nog tamelijk steil in de bovenloop en bijna geheel vlak in de benedenloop, waarbij de verticale erosie is stilgevallen.
Erosiebasis = diepste punt tot waar een rivier kan eroderen, meer bepaald het punt van samenvloeiing met de hoofdrivier (= lokale erosiebasis) of de monding in de zee (= algemene erosiebasis)
Evolutie van de dalvorm:
V-dal: steile dalflanken, verticale erosieKloofdal: bijna verticale dalflanken, verticale erosieVlakbodendal: steile hellingen met een breed vlak, horizontale erosieVlakdal: horizontale dalflanken, sedimentatie
Hoofdstuk 8: studie van 2 geomorfologische streken in BelgiëA: droog HaspengouwB: vochtig Haspengouw
Situering van Vochtig Haspengouw:
Vochtig Haspengouw ligt ten noorden van: De lijn Tienen, Sint-Truiden, Borgloon, Tongeren
Vochtig Haspengouw ligt respectievelijk ten oosten en ten zuiden van (rivieren): De Gete en de Demer
Situering van Droog Haspengouw:
Droog Haspengouw ligt ten noorden van: De lijn Namen, Huy, Luik (ten noorden van de Maas)
Droog Haspengouw ligt ten zuiden van: De lijn Tienen, Sint-Truiden, Borgloon, Tongeren
13
AB
Vergelijking tussen Vochtig en Droog Haspengouw: RELIËF
Reliëf van Vochtig Haspengouw: Het gebied ligt tussen 40 en 100 m en stijgt langzaam van N naar Z. Ligt op de overgang van laagvlakten naar laagplateau.
Reliëf van Droog Haspengouw: Het gebied ligt tussen 100 en 200 m en is een laagplateau dat langzaam stijgt van N naar Z.
Vergelijking tussen Vochtig en Droog Haspengouw: HYDROGRAFIE
Hydrografie van Vochtig Haspengouw: Het landschap is ingesneden door talrijke riviertjes en beekjes.
Hydrografie van Droog Haspengouw: Het landschap is weinig ingesneden omdat er weinig rivieren voorkomen. Het regenwater sijpelt in de ondergrond of stroomt weg in “droge valleien”.
Vergelijking tussen Vochtig en Droog Haspengouw: BODEM
Bodem van Vochtig Haspengouw: Een matig vruchtbare en dunne zandleembodem afgezet door de noorderwind tijdens de pleistocene ijstijden.
Bodem van Droog Haspengouw: Een vruchtbare en kalkrijke leemgrond (=löss). Deze leemmantel is op sommige plaatsen 20 m dik.
Vergelijking tussen Vochtig en Droog Haspengouw: GEOLOGIE
Geologie van Vochtig Haspengouw: Zand -en kleilagen van tertiaire ouderdom.
Geologie van Droog Haspengouw: Krijtlagen van secundaire ouderdom en zandlagen van tertiaire ouderdom.
Geologie van Vochtig Haspengouw: De ondoordringbare kleilagen zorgen voor bronnen die talrijke beekjes en riviertjes van water voorzien.
Geologie van Droog Haspengouw: Daar krijt en zand goed water doorlaten is er een diep lopende watertafel zonder bronvorming. Vandaar ook het ontbreken van riviertjes en beekjes. In de krijtlagen komen grotten voor.
14
Vergelijking tussen Vochtig en Droog Haspengouw: BODEMGEBRUIK
Bodemgebruik van Vochtig Haspengouw: Gevarieerd bodemgebruik: akkerbouw, weidelandschappen en boomgaarden wisselen elkaar af. Laagfruitteelt is duidelijk vertegenwoordigd.
Bodemgebruik van Droog Haspengouw: Akkerbouw domineert hier. Tarwe, gerst en suikerbieten zijn de voornaamste akkerbouwgewassen. Weiland komt voor rond de dorpskernen.
Vergelijking tussen Vochtig en Droog Haspengouw: LANDSCHAPSBEELD
Landschapsbeeld van Vochtig Haspengouw: De omhaagde weilanden, de hoog-en laagstamboomgaarden en de populierenaanplantingen in de natte beekvalleien belemmeren een kijk op de horizon en verhinderen wijde uitzichten = gesloten landschap.
Bodemgebruik van Droog Haspengouw: Het ontbreken van hagen, boomgaarden, enz. geven weidse akkerlandschappen = open-field landschap
Droogdalen
Droge dalen zijn ontstaan tijdens periodes van permafrost tijdens de ijstijden. Permafrost betekent dat de bodem vanaf een kleine diepte het hele jaar door bevroren is. Smeltwater kon niet in de bodem sijpelen owv deze bevroren laag en werd via het dal weggevoerd. Hierbij nam het water grond mee waardoor het dal steeds meer erodeerde.Vandaag de dag trekt de neerslag gewoon de grond in en hebben de dalen geen waterafvoerende functie meer, vandaar de term droge dalen.
Deze droogdalen komen veel voor in: Droog Haspengouw
15
De ecologische voetafdruk EVAEVOLUTIE VAN PRODUCTIE EN CONSUMPTIE
Belasting voor het milieu door:
• Productie van auto’s, bussen, …
• Energieverbruik
• Uitlaatgassen
De fiets en de trein worden tegenwoordig meer gebruikt, terwijl de autopassagiers duidelijk verminderen.OORZAKEN?-Goedkoper openbaar vervoer-Steeds langer wordende files-Promoten door de overheid: veilig met de fiets naar school
ECOLOGISCHE VOETAFDRUK
E.V.A. = DE OPPERVLAKTE AARDE DIE NODIG IS OM DE LEVENSSTIJL VAN EEN PERSOON, STAD OF LAND IN STAND TE HOUDEN.
We belasten de aarde met alles wat we doen. Bv. Eten, drinken, wonen, zich opwarmen, zich verplaatsen, op vakantie gaan,…
Alles wat we doen of consumeren kan omgezet worden in de oppervlakte die ervoor nodig was. Dit noemen we de ecologische voetafdruk of E.V.A.
Alles wat we nodig hebben kunnen we omzetten naar een soort oppervlakte.
Voorbeelden:Voedselproductie akkerland, graasland, visland (= landbouwoppervlakte)
Wegen en gebouwen, woningen bouwland (= verstedelijkte oppervlakte)
Papier, hout, … bosland (= bossen en regenwouden)
Ontginning van olie, steenkool, gas, …, verwerking van CO2-uitstoot energieland
Niet alle oppervlakte die een persoon gebruikt, moet in eigen land liggen: Als we bijvoorbeeld olie, bananen, kledij,… of andere producten importeren, gebruiken we oppervlakte uit het importland.
De Belgische E.V.A. is de 6de grootste in de wereld en bedraagt 7,1 ha. Maar 5 landen hebben groter E.V.A dan België:-Qatar, Koeweit, Verenigde Arabische Emiraten Denenmarken en de Verenigde Staten
EVOLUTIE VAN DE E.V.A. TUSSEN 1961 EN 2008:
16
In 1961 bedroeg de globale E.V.A. Per persoon nog maar de helft van die van 2008. De E.V.A. per persoon overschreed vanaf ca. 1970 de biocapaciteit van de aarde. Van dan begon de fase van overconsumptie.
EVOLUTIE VAN DE E.V.A. PER GEOGRAFISCHE GROEP TUSSEN 1961 EN 2008:
• De globale E.V.A. per persoon is in alle regio’s gestegen.
• De bevolking is overal gestegen en daarom is de biocapaciteit per persoon gedaald.
• In 1961 wordt de biocapaciteit van de aarde beschikbaar per persoon alleen nog maar duidelijk door Amerika overschreden.
• In 2008 heeft alleen Zuid-Azië en Afrika de biocapaciteit van de aarde nog niet overschreden.
PROGNOSE VOOR EVOLUTIE VAN DE E.V.A. :
-Momenteel verbruiken we per jaar 1,5 aarde.
-De figuur geeft 2 mogelijkheden:1. De bovenste lijn zegt dat als de mensheid zo doorgaat, we in 2050 “3 aardes” nodig zullen hebben om aan onze behoeften te voldoen.
2. Als overheden kiezen voor drastische ingrepen, dan zou de E.V.A. van 1 aarde terug mogelijk zijn.
EARTH OVERSHOOT DAY= Dit is de dag waarop de mensheid alle economische hulpbronnen heeft opgebruikt die de aarde in één jaar kan produceren. Alles wat na die dag nog wordt gebruikt, betekent roofbouw plegen op onze natuurlijke reserves.
- Deze datum valt steeds vroeger op het jaar.- In 2014 viel dit op 19 augustus… - We consumeren ieder jaar dus sneller onze natuurlijke reserves, onze overconsumptie wordt
elk jaar groter.
WAT KUNNEN WE ZELF DOEN OM DEZE DAG TERUG LATER TE LATEN VALLEN:
-Minder vlees eten-Lokale bioproducten gebruiken-Minder met de auto verplaatsen-Minder energie verbruiken
Het voedselprobleemMen neemt aan dat de voedingsbehoeften van een individu zowat 10 000 kjoules/dag bedragen:-In Oost-Afrika en Zuid-Azië is er een tekort aan voedsel.-In West-Europa is overvoeding een probleem!
GROTE RUIMTELIJKE VERSCHILLEN IN DE SAMENSTELLING VAN VOEDSEL.
2 soorten ondervoeding:
Kwantitatieve ondervoeding:
17
De hoeveelheid is niet voldoende
Kwalitatieve ondervoeding:
De kwaliteit van de voeding is onvoldoende
Evenwichtige voeding is voeding met voldoende eiwitten, vitaminen en mineralen, dus stoffen die nodig zijn voor het goed functioneren van het menselijk lichaam.
Gevolgen overvoeding: -overgewicht, diabetes type 2Gevolgen ondervoeding: scheurbuik (tekort aan vitamine C), pellagra (tekort aan vitamine B3) door te veel graan te eten,beriberi (tekort aan vitamine B1)
BELGIË:
-Het totale verbruik is veel te groot-Vooral teveel suikers en vetten-Gemiddeld gebruik komt wel van uiteenlopende voedselgroepen-Toch is er nog een te klein verbruik van graan-wotel-en knolgewassen en een te klein verbruik van peulvruchten, noten en zaden.
SENEGAL:
-Het totale verbruik is ongeveer voldoende.-Het verbruik is heel eenzijdig, er is een tekort aan eiwitten, vetten, fruit en groenten.
Het probleem is dat deze voedingsmiddelen te duur zijn.
De industrielanden (IL) kennen een zeer laag percentage aan ondervoeden de ontwikkelingslanden (OL) een zeer hoog percentage aan ondervoeden
Het gemiddelde voedselgebruik is voldoende, het inkomen bepaald voor een groot stuk de graad van ondervoeding.
Absolute ondervoeding = het totaal aantal ondervoeden in een land (in miljoen)
grootst in Z-Azië
Relatieve ondervoeding = het percent ondervoeden in de totale bevolking van een land (%)
grootst in Afrika
Hoe kon de voedselproductie zo toenemen?De totale landbouwproductie nam met 150% toe tussen 1970 en 2010. Per inwoner met 33%.
18
Zelfvoorzieningsgraad = de graad waarin een land zichzelf kan voorzien van voeding
Landen met een grote zelfvoorzieningsgraad:
VS, Australië, Argentinië
Landen die bijna zelfvoorzienend zijn:
India, Afrika, EU
Landen die niet zelfvoorzienend zijn:
sommige Afrikaanse landen, China
Kan de aarde de toename van graanproductie aan? Zijn er grenzen aan areaaluitbreiding?De beteelde landbouwoppervlakte kan maar traag aangroeien.
REDEN:-De meeste landbouwgronden zijn al in gebruik-De overblijvende landbouwgrond is vaak van slechte kwaliteit en ligt vaak ver van bevolkingscentra-Landbouwgrond verdwijnt door bevolkingsgroei en verstedelijking-Landbouwgrond verdwijnt door bodemerosie en milieudegradatie deze gronden kunnen best omgezet worden in natuur-reservaten of bossen
19
3. Hoe kon de voedselproductie zo toenemen?
1) AREAALUITBREIDING (=de toename van landbouwoppervlakte)
In West-Europa is er al veel grond in gebruik. In Latijns-Amerika en Afrika zijn er nog uitbreidingsmogelijkheden, Maar vaak ten koste van bossen/regenwouden…2) INTENSIVERING (=de toename van
de opbrengst per oogst of toename van het aantal oogsten per jaar)
Door gebruik van meststoffen, pesticiden en herbiciden, Door toepassen van irrigatietechnieken (i.p.v. regenakkerbouw)Door zaadselectie Door gebruik van HRV=Hoog Renderende Variëteiten De Groene Revolutie:
Positieve gevolgen: de voedingssituatie verbeterde in veel landen en dus ook de hongersnood Negatieve gevolgen: vergroting van de sociale ongelijkheid en milieuproblemen
Gezien de bevolking blijft groeien, moet de landbouwproductie toenemen. Vermits in de IL nog maar weinig vruchtbaar land over blijft, moet men vooral gaan intensiveren
Zijn er grenzen aan intensivering?
Men kan de opbrengst per ha verhogen door:-Toepassen van bevloeiing of irrigatie veel water nodig uitputting van de grond + verzilting
-Gebruik van kunstmeststoffen en sproeimiddelen ook energie nodig om deze middelen te produceren
-Toepassen van technieken uit de biotechnologiebv. Planten kweken die insecten-en virusresistent zijn, die hogere opbrengsten geven, die een hogere voedingswaarde hebben, die gevoeliger zijn voor meststoffen
In de V.S. is het gebruik van genetisch gemodificeerde planten al zeer groot. In Europa is men voorzichtiger omdat men bang is voor langetermijneffecten op mens en natuur.
De vraag naar landbouwproductie zal op wereldvlak blijven toenemenBevolkingsaangroei
De wereldbevolking blijft groeien
De vraag naar voedsel blijft dus stijgen
Dus de landbouwproductie zal moeten stijgen!
Verandering in het eetpatroon
De ontwikkelingsgraad stijgt
Het inkomen stijgt samen met de levensstandaard
Dus er is meer vraag naar gevarieerde voeding
Men gaat duurdere producten gebruiken (groenten, zuivel en vlees)
Vraag naar biobrandstoffen.
De landbouw verbouwt naast voedingsproducten ook biobrandstoffen.
Deze kunnen gehaald worden uit graan (tarwe, maïs) en oliehoudende planten (koolzaad, soja, oliepalm, zonnebloemen, …)
Het gebruik van biobrandstoffen wordt sterk gestimuleerd door het klimaat-en energiebeleid van de overheid.
Hierdoor zal de landbouwproductie op wereldvlak blijven toenemen!
20
Landroof= Voedselindustrie koopt/huurt landbouwgrond in OL Lokale boeren worden beroofd van hun landbouwgrond
Gevolg voor de plaatselijke bevolking? Geen eigen voedselvoorziening, voedseltekort en honger
Wie wordt er beter van? Agro-industrie, banken, overheden
Dubbele rol België? -Enerzijds: Steunen zij duurzame, kleinschalige landbouw. -Anderzijds: Investeren zij in omstreden landbouwprojecten
Rol banken? -Investeren in agrobedrijven, schuldig aan landroof
Mogelijke oplossingen voor het voedselprobleem in de ontwikkelingslanden 1. Gewasverbetering
Meer en meer gebruik maken van ggo’s = Genetisch Gemodificeerd Organisme = veranderen van de erfelijke eigenschappen van een plant, dier of micro-organisme
één of meer genen veranderen met bedoeling plant immuun maken tegen ziekten
Mislukking van de oogst wordt tegengegaan + voedselproductie verzekerd
Voor ggo’s (Greenpeace)-Voedsel gezonder maken -Efficiënter telen van gewassen -Resistenties tegen ziektes, leidend tot verminderd verbruik van pesticides…-Erfelijke afwijkingen zouden kunnen genezen worden
Tegen ggo’s (Greenpeace)-Onnatuurlijke inbreng van vreemde genen, tegen de natuur in --Geen duidelijke voordelen voor de consument (gezondheid, bedrag,…)-Mensen met allergieën worden misschien beperkt in hun mogelijkheden-Keuzevrijheid van consument wordt aangetast op den duur zou voedsel bestempeld worden met “ggo”
2. Kennisoverdracht
In Westerse landen heeft men reeds geleerd efficiënt produceren deze kennis overbrengen naar O.L. productie in O.L. verhogen
Wie zorgt voor kennisoverdracht? -Universiteiten en NGO's (= niet-gouvernementele organisaties)-De FAO (= Food and Agriculture Organisation / Voedsel-en Landbouworganisatie) ziet boeren opleiden als belangrijke stap naar betere productie
21
3. Verbetering in infrastructuur Als men landbouwproductie wil opdrijven rest van productieketen moet mee verbeterenDUS: Lokale overheden investeren in verbetering van infrastructuurVb. Wegen, communicatiemogelijkheden, energie-en watervoorziening-Westerse landen helpen door mee te investeren
Ontwikkelingslanden kampen met problemen 1. De natuur is niet altijd gunstig
Er treedt bodemdegradatie op dit is het verminderen van de kwaliteit van de bodem
Voornaamste vorm: bodemerosie = het losmaken, optillen en wegvoeren van bodemdeeltjes oorzaak: weerselementen zoals regen en windVegetatie beschermt tegen bodemerosie:
• Bladeren en takken remmen de snelheid van het water• Wortels stabiliseren de grond
Gevolg van omvorming grasland en bos naar landbouwgrond: de bodem verliest humus (beschermlaag) de bodem gaat verarmen (landbouwgewassen gebruiken voedingsstoffen) de akkerbodem ligt een periode onbegroeid na de oogst
2. Bevolkingsgroei veroorzaakt extra druk op het milieu
-Het verkorten van de braak probleem? Weinig landbouwgrond + grote bevolkingsgroeioplossing? Braakperiode inkorten en landbouwproductie opdrijven Tijdelijke oplossing!
snel hergebruiken van grond zorgt voor:- snellere uitputting van de grond + minder opbrengst- minder begroeiing, kale plekken bodemerosie
-Uitbreiding van veeteelt heeft bodemdegradatie tot gevolgIn gebieden met veeteelt leidt bevolkingsgroei tot houden van grotere kudden vee. gevolgen: - overbegrazing- gras wordt uitgerukt of vertrappeld, kale plekken- men wijkt uit naar drogere gebieden
3. Vrijhandel maakt O.L. kwetsbaarDoor internationale akkoorden binnen de wereldhandelsorganisatie wordt vrijhandel steeds meer de regel. Dit betekent dat:
• landen geen invoerbelastingen mogen heffen op landbouwproducten die worden geïmporteerd
22
• landen geen subsidies mogen geven aan binnenlandse producten
Zowel I.L. als O.L. willen hun product op de wereldmarkt brengen:
Wie het goedkoopst is, kan het makkelijkst verkopen.
Westerse bedrijven: grote productiviteit massaal en goedkoop produceren
O.L. kunnen: lage productiviteit kunnen daar niet tegen concurreren
Op ogenblikken van schaarste stijgen graanprijzen sterk
Speculanten spelen een grote rol: ze kopen grote hoeveelheden graan + houden die in voorraad tot de prijzen stijgen O.L. zijn dan verplicht (bij tekorten) om graan tegen hoge prijzen te kopen Internationale organisaties leggen grote graanstocks aan om de prijzen binnen de perken te houden.
23