Overleg software- ontwikkelaars kinderopvang 24 februari 2014.
Aanpak van technische en niet-technische barrières voor het … van technische … · moet worden...
Transcript of Aanpak van technische en niet-technische barrières voor het … van technische … · moet worden...
Aanpak van technische en niet-technische barrières voor het realiseren van een energie- neutraal gebied EOS LT 07051, taak 3.5
Datum September 2012 in opdracht van Agentschap NL (nu Rijksdienst voor
Ondernemend Nederland) www.rvo.nl
Rapportage Taak 3.5 van het EOS-LT project TRANSEP-DGO
Auteurs: Eric Willems en Mariëlle Nuchelmans,
Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs
september 2012
Taak 3.5 Bepaling van de benodigde ontwikkelingen op technisch en niet-
technisch gebied.
De vakgebieden van transitiestudies en van socio-technische innovatiestudies laten zien dat
duurzaamheidsuitdagingen geen eenduidige oplossingen kennen, maar vragen om inzet van
vele verstrengelde vakgebieden en belanghebbenden, en een fundamentele verandering in
de manier waarop we denken, organiseren en (samen)werken [Rotmans, J. (2003).
Transitiemanagement - Sleutel voor een duurzame samenleving ]. Dit wordt bevestigd door
ervaringen van koplopers die streven naar een energieneutrale gebouwde omgeving. De
barrieres die zij tegenkomen zijn diep geworteld in bijvoorbeeld de cultuur in de bouw, waar
wederzijds wantrouwen innovatieve samenwerkingen in de weg staan, of de organisatie van
financiering van bouwprojecten, gericht op korte termijn winst in plaats van lange termijn
waarde [Roorda et al (2011) Analyse koploperprojecten, praktijkervaringen en aanbevelingen
uit interviews en literatuur. DRIFT. Bovendien is er bij gebiedsontwikkeling nog een politieke
component in de besluitvorming.
Op basis van analyse van literatuur en praktijkervaringen is een handreiking opgesteld voor
een procesaanpak waarin we de verschillende barrières benoemen die een transitie in de
weg staan. Juist deze barrières zijn zinvol om te benoemen omdat daar zich het
vervolgonderzoek op kan richten hoe deze het beste kunnen worden aangepakt.
Zo moet met de nieuwe processen en technieken gewerkt worden aan oplossingen voor:
- gedrag (beslissers, bouwers en bewoners)
- technologische barrières (techniekontwikkeling), investeringen
- institutionele barrières (wat zijn we gewend?)
- ruimtelijke barrières ((stede)bouwkundige inpassing).
Per onderdeel is in de volgende paragrafen een beschouwing gegeven waarbij in het
bijzonder de verschillen tussen de huidige situatie en energieneutrale gebiedsontwikkeling
aan de orde komen.
3.5.1. Gedrag versus techniek
Vanuit energietransitie gedacht willen we dat energieneutraliteit, of dit in de vorm van een
concreet product, dienst of idee is, door de grote massa opgepakt gaat worden. Techniek
moet worden ontwikkeld in interactie met eindgebruikers zodat techniek ontwikkelaars leren
denken vanuit perspectief eindgebruiker en daardoor de innovatie aansluit bij hun wensen.
Het gaat om socio-technische innovatie waarbij de oplossing niet pasklaar uit het
laboratorium of testfaciliteit komt. .
De procesaanpak in 20 bouwstenen en de nieuwe energieconcepten zullen hun weg moeten
vinden vanaf de eerste pilotprojecten naar een meerderheid die dit als gemeengoed gaat
toepassen. Bij deze transitie kan gebruik gemaakt worden van modellen uit de marketing om
te begrijpen hoe groepen mensen zich een verandering eigen maken. Deze methode sluit in
zoverre aan bij de transitietheorie dat in eerste instantie niet iedereen zich met een
veranderingsproces kan bezig houden, maar dat dit wordt gestuurd door een kleinere groep
bijvoorbeeld in de transitiearena en door de persoonlijke ambities van een inspirerend
kopstuk [20 bouwstenen].
Vanuit de marketing is een methode ontwikkeld waardoor na te gaan is hoe een product in
de markt staat, met andere wordt hoe het geaccepteerd wordt [4]. Er wordt bijvoorbeeld
gebruikt gemaakt van de Bell Curve (zie onderstaande figuur) waarbij de markt wordt
verdeeld in vijf typologieën.
Figuur 3.5.1. Bell Curve met typologieën van groepen mensen.
De innovators zijn de mensen die een nieuwe technologie als eerste oppikken en zich
daarmee willen onderscheiden ook al is deze nog duur. De early adopters is de tweede
groep, de technologie die zij gebruiken is al wel een bewezen technologie, maar nog niet
door de grote massa geaccepteerd. Dezer groep wil de ergste kinderziektes en risico’s van
nieuwe producten vermijden maar accepteert nog een wat hoger prijsniveau.
De early majority is de eerste helft van de grote massa die alleen tegen een redelijke prijs en
met een hoge betrouwbaarheid een aanschaf doen. De late majority volgt als een grote
groep de technologie al heeft geaccepteerd en het uitgebreid getest is.
De laggards zijn de achterblijvers met zelfs een grote weerstand tegen verandering. Zij
blijven bij wat ze kennen en zullen niet snel een nieuwe technologie of toepassing
accepteren of er de voordelen van inzien.
In dat opzicht is deze curve de eerste afgeleide van de transitiecurve (figuur 5.3.2.). Daar
waar in de pilotprojecten de early adaptors de eerste transitie beginnen op te pakken blijkt
dat het verleiden van de early en late majority een belangrijke voorwaarden op het tempo
van de transitie te versnellen. De oppervlakte onder de Bell Curve is een maat voor de
aantallen personen dat binnen hun referentiekader, tot een verandering overgaan.
Figuur 3.5.2. De transitie naar duurzame gebiedsontwikkeling, Uit: - Roorda C. et al (2011). Systeemanalyse duurzame
gebiedsontwikkeling. DRIFT)
Typologieën bij energievoorziening
De energievoorziening en energievraag in de gebouwde omgeving kenmerkt zich door drie
energiedragers te weten warmte, koude en elektriciteit. Tussen de energieafgifte en de
energiebronnen kunnen er diverse energieomzettingen plaats vinden. Daarbij geven de
energieconcepten uit wp3 een aantal hoofdverschijningsvormen aan.
Voor de energievoorziening, uitgaande van de energieconcepten hebben we getracht een
beeld te schetsen in welke fase van transitie en acceptatie bepaalde technieken kunnen
worden ingedeeld. Hierbij komt dat een groot aantal technieken waar de gebruiker mee in
aanraking komt niet wezenlijk anders zijn voor de duurzame energieconcepten dan voor
fossiele varianten.
Tabel 3.5.1 Typologieën voor onderdelen van de energieconcepten
Warmtevoorziening Koudevoorziening Elektriciteitsvoorziening
Innovators Bidirectioneel warmtenet
(mijnwaterproject
Heerlen)
Collectief koudenet:
elektrisch gedreven
compressiekoeling of
zonthermisch gedreven
sorptiekoeling
Vehicle-to-grid
Organic Rankine Cycle
(bij warmtevraag als
warmtepomp in te zetten)
Early adopters Geothermische
doubletten (tuinders)
Early majority Warmtenet op biomassa Zonthermisch gedreven
sorptiekoeling
Vloerkoeling
Bio
warmtekrachtkoppeling
(elektriciteitscentrale op
biomassa/biogas)
Late majority Warmteopslag (WKO) Koudeopslag (WKO) PV-panelen, windturbines
grondwater/bodem
Zonnecollectoren
Vloerverwarming
grondwater/bodem
Laggards HR107 ketels
Radiatoren
Compressiekoeling Conventionele
elektriciteitscentrale
Een complicerende factor is dat gebruikers anders naar een radiator of vloerverwarming
kijken als ze weten dat er een ander type warmteopwekking en distributie aan gekoppeld zit
dan ze gewend zijn. Ook al beïnvloed die warmtevoorziening niet de specifieke werking en
het comfort van de warmteafgifte. Dit is een fenomeen waar nog bijzondere aandacht en
vervolgonderzoek aan moet worden besteed.
Typologieën toe te passen technieken
Zoals eerder beschreven (paragraaf 3.2 van WP3 rapport [1]) vergt het ontwerpen van
energieneutrale gebieden een andere ontwerpfilosofie dan de Trias-Energetica. Deze drie-
stappen methode kan energieopslag, energie-uitwisseling en energieconversie niet
onderscheiden. Ook duurzame bronnen uit de omgeving worden niet onderkend. Voor de
energieneutrale gebouwde omgeving is daarom de behoefte aan een uitgebreidere
ontwerpsystematiek, die visueel is weergegeven in onderstaande figuur.
Energievraag gebied
Beperken energievraag
Maximale inzet duurzame
energiebronnen
Ene
rgie
uitw
isselin
gin
energ
y-h
ubs
Buffe
ring v
an
ene
rgie
Efficiënte inzet
fossiele brandstoffen
543
2
1
Energievraag gebied
Beperken energievraag
Maximale inzet duurzame
energiebronnen
Ene
rgie
uitw
isselin
gin
energ
y-h
ubs
Buffe
ring v
an
ene
rgie
Efficiënte inzet
fossiele brandstoffen
543
2
1
Figuur 3.5.2.: Visuele weergave van de vijf-stappen-visie voor energieneutrale gebiedsontwikkeling [5]
Om de vijf-stappen-visie te kunnen toepassen zullen alle vijf de stappen minimaal in het
stadium van early majority van de Bell Curve moeten zijn. Op dit moment kunnen we de
technieken behorende bij de vijf stappen als volgt indelen:
Tabel 3.5.2 Technieken uit de vijf-stappen visie in Bell Curve
Stap Categorie in Bell curve
Stap 1: Energievraag beperken Van innovator tot late majority (goed isoleren)
Stap 2: Duurzame bronnen inzetten Early adopter Geothermische doubletten
Early majority Warmtegedreven koeling;
Urban wind;
Biomassa.
Late majority Warmte- koude opslag;
Vlakkeplaat- en vacuümbuis-
zonnecollectoren;
Warmtepompen (WP);
PV (zonnepanelen)
Nog in ontwikkeling WP-booster
Stap3: Uitwisselen van energie Innovator Elektriciteitshub (Smart-grid)
Organic Rankine Cycle
Waterstof als energiedrager
Bidirectioneel warmtenet
Late majority Hoge-temperatuur-warmtenetten
Lage-temperatuur-warmtenetten
(inclusief lage-temperatuur
legionella verwijdering)
Nog in ontwikkeling Warmtehub:
Energiehub
Stap 4: Bufferen van warmte en koude Innovator Thermochemische warmteopslag
Compacte warmteopslag in
gebouwen (CHS)
Earley majority Waterbuffer
Late majority WKO
Thermische massa in gebouwen
Stap 5: Efficiënt toepassen van fossiele
brandstoffen
Late majority (daadwerkelijk stand van techniek)
Te zien is dat vooral stap 3, het uitwisselen van energie, nog veel technieken heeft die in de
innovator categorie zitten.
Voorwaarden acceptatie van gebruikers
Bij de communicatie over nieuw te introduceren zal meer aandacht dan nu moeten worden
besteed. Veel projecten met warmtepompen dragen een enorme last van nazorg met zich
mee doordat bewoners geheel andere verwachten hebben dan hoe een systeem zich
gedraagt. Daarbij zijn de ongemakken die het fossiele energieconcept met zich mee bracht
plotseling volstrekt irrelevant geworden. Naar voorlichten en gedrag is nog het nodige
onderzoek te doen zodat we bewoners snellen en tevredener op het duurzame spoor mee
krijgen.
Om tot een goede acceptatie te komen zijn belangrijk:
- Communicatie vooraf, het scheppen van de juiste verwachtingen
- Geen teleurstellingen in de markt over comfort en de financiën/energierekening
- Technische ontwikkelingen opzetten in samenspraak met de eindgebruiker waardoor
zaken goed, voorspelbaar en betrouwbaar werken (zie bijv. de werkwijze zoals beoogd
volgens Living Lab [6]).
Hoe goed dit ook wordt georganiseerd, elke marktintroductie kent zijn verassingen die niet
binnen vooraf op te stellen modellen zijn te voorspellen. Daar moet je dan bij de introductie
rekening mee houden en capaciteit en mensen voor reserveren om problemen op te vangen.
Naast dit scenario zal goed de publieke opinie en het gedrag moeten worden bekeken om op
tijd een strategie te kunnen aanpassen op de ontwikkelingen.
Vergelijkbare trajecten zijn de introductie van de warmtepomp die nog steeds niet echt
omarmd wordt door het brede publiek. In hoofdzaak heeft dit met verwachtingen te maken
die soms onrealistisch hoog zijn. Soms tegen beter weten in geschetst om bijvoorbeeld aan
de verwachtingen van overheid te voldoen en daarmee de techniek door te drukken met alle
nare gevolgen achteraf.
Techniekontwikkeling en de economische factoren zijn bepalend voor het tempo van het
transitieproces. Wat we wel kunnen doen is het proces zodanig faciliteren naar de gebruiker
dat deze het nieuwe product gaat omarmen. Vergelijkbaar zijn de introductie van ADSL,
compact disc, HD-TV, glasvezelkabel en de smartphone. Maar ook elektrisch vervoer kent
een goede communicatie en diverse ambassadeurs met een onafhankelijke status en
aanzien (bijv. Prins Maurits als ambassadeur van het elektrische rijden).
Als de energieprijzen niet harder stijgen dan nu het geval is dan zal ook dit soort aanpak in
de gebouwde omgeving noodzakelijk kunnen zijn om een stabiel tempo van de doorbraak
van toepassing van duurzame energie te realiseren.
Invloed energieconcept op gebruiker
In de onderstaande tabel staat beschreven op welke wijze een gebruiker direct te maken
krijgt met de eigenschappen van een energieconcept. Sommige onderdelen, zoals
vloerverwarming, mogen al breed geaccepteerd worden verondersteld. Andere, zoals
energieopslag, zullen zich nog volledig aan de gebruikers moeten bewijzen.
Tabel 3.5.3: Invloed energieconcept op gebruiker
Energieconcept* Invloed op gebruiker
Financieel Overig
Geo hub (1/2) De gebruiker kan met zijn gebruikersgedrag weinig
invloed uitoefenen op de energierekening doordat
een groot gedeelte bestaat uit vastrecht.
Geen onderhoudskosten
Het verwarmingssysteem is een laag temperatuur
en per vertrek is vraaggestuurd CO2-geregelde
ventilatievoorziening of gebalanceerde ventilatie
met warmteterugwinning aanwezig
Bio-hub (3/4)
Zonne-hub hoge
temperatuur
opslag(5/6)
Zonne-hub lage
temperatuur
opslag (7/8)
All-electric (9/10) De gebruiker kan met zijn gebruikersgedrag veel
invloed uitoefenen op de energierekening.
Onderhoudskosten voor warmtepomp
Conventioneel
met PV (11-13)
De gebruiker kan met zijn gebruikersgedrag veel
invloed uitoefenen op de energierekening.
Onderhoudskosten voor gasketel
Per vertrek is vraaggestuurd CO2-geregelde
ventilatievoorziening of gebalanceerde ventilatie
met warmteterugwinning aanwezig
* zie paragraaf 4.2 van WP3 rapport [1]
Nog nader onderzoek is van belang in hoeverre een bewoner zelf energiezuinig gedrag kan
en wil vertonen, en waar de apparaten volledig automatisch zo duurzaam mogelijk moeten
werken. En dit binnen de context dat we steeds een hoger comfortniveau willen nastreven.
(literatuur referenties??)
3.5.2 Technologische barrières
De energieconcepten zijn opgebouwd uit een combinatie van bestaande en innovatieve, nog
te ontwikkelen technologieën. Deze technologieën bevinden zich in verschillende stadia van
ontwikkeling. De techniekontwikkeling is als volgt gepresenteerd in wp3.
Figuur 3.5.3 Beschrijving van de stadia van techniekontwikkeling van energieconcepten
Hierbij zijn de in te zetten technieken nog in ontwikkeling volgens het onderstaande
verwachtingsschema:
Technologieën in ontwikkeling (naar verwachting voor 2020 op de markt)
- Organic Rankine Cycles (ORC);
- Warmtepompbooster (WP-booster (voor uitleg zie de Begrippenlijst in [1]));
- Electriciteitshub;
- Waterstof als energiedrager in technologische toepassingen.
Nog te ontwikkelen technologieën (naar verwachting na 2020 op de markt)
- Bi-directionele warmtenetten
- Warmtehub
- Energiehub
- Compacte warmteopslag in gebouwen (CHS)
3.5.3 Investeringen
Alle beschikbare financiën voor technologische ontwikkelingen hangt samen met de hoogte
van de energieprijzen, en met de verwachtingen over de stijging van de energieprijzen. Het
voorspellen van energieprijzen is een hachelijke zaak. Enerzijds worden steeds nieuwe
voorraden fossiele brandstoffen gevonden, anderzijds wordt de milieudruk steeds groter.
Welke van de twee de doorslag geeft, zal in de toekomst duidelijk worden. Zeker is dat het
duurder worden van fossiele brandstoffen de drijvende kracht is achter het gebruik van
duurzame energiebronnen. Zie ter illustratie de onderstaande tabel:
Tabel 3.5.4 Beschikbare financiën versus energieprijs
Beschikbaar budget
Toename van
onzekerheid
Besteedbaar t.b.v.
besparingen korte
termijn
Reserveren voor investeringen
middellange termijn
Besteden aan onderzoek
Energieprijs laag - - o
Energieprijs hoog + + o
Energieprijs stijgend ++ ++ +
Verwachtte stijging + + ++
De hoogte van de onzekerheid op de energiemarkt bepaalt de inspanning die door bedrijven
wordt gedaan in de technologie van de energietransitie. Het prijsmechanisme werkt hier als
een push in de markt. Anderzijds zijn de grote spelers op de fossiele energiemarkt machtig
genoeg om economisch voordeel te halen uit diverse situaties omdat zij de belangrijkste
schakel zijn in leveringszekerheid.
Het is de moeite waard om te bestuderen of er transitiemechanismen zijn die het prijsniveau
van de energie ondergeschikt kunnen maken in het tempo van de energietransitie.
3.5.4 Ruimtelijke barrières
Iedere uitvoering van een energieconcept neemt ruimte in, zowel in de woning als in het
gebied. In onderstaande tabel staat indicatief weergegeven aan welke ruimtebeslag gedacht
moet worden.
Tabel 3.5.5 Ruimtebeslag energieconcept in het gebouw en in het gebied
Energieconcept* Ruimtebeslag gebouw Ruimtebeslag gebied
Geo hub (1/2) Afleverset
PV-panelen
1 x 1 m2
20 m2
Technische
ruimte
Infrastructuur
Warmtehub (incl.
WKK en
absorptie/compressie
koelmachine)
Elektriciteitshub
Warmtenet
Koudenet
Bidirectioneel
elektriciteitsnet
15 m2 + 1 m
2 per
woning
Virtueel
Vergelijkbaar
stadsverwarming
Vergelijkbaar
elektriciteitsnet
Bio-hub (3/4) Afleverset
PV-panelen
1 x 1 m2
20 m2
Technische
ruimte
Infrastructuur
Warmtehub (incl.
WKK en
absorptie/compressie
koelmachine)
Electriciteitshub
Warmtenet
15 m2 + 1 m
2 per
woning
Virtueel
Vergelijkbaar
Koudenet
Bidirectioneel
elektriciteitsnet
stadsverwarming
Vergelijkbaar
elektriciteitsnet
Energieconcept* Ruimtebeslag gebouw Ruimtebeslag gebied
Zonne-hub hoge
temperatuur
opslag(5/6)
Afleverset
Zonnecollector
PV-panelen
1 x 1 m2
10 m2 dak
10 m2 dak
Technische
ruimte
Infrastructuur
Warmtehub (incl.
WKK en
absorptie/compressie
koelmachine)
Electriciteitshub
Bidirectioneel
warmtenet
Koudenet
Bidirectioneel
elektriciteitsnet
15 m2 + 1 m
2 per
woning
Virtueel
Vergelijkbaar
stadsverwarming
Vergelijkbaar
elektriciteitsnet
Zonne-hub lage
temperatuur
opslag (7/8)
Afleverset
Zonnecollector
PV-panelen
1 x 1 m2
8 m2 dak
12 m2 dak
Technische
ruimte
Infrastructuur
Warmtehub (incl.
WKK, ORC en
absorptie/compressie
koelmachine)
Electriciteitshub
Bidirectioneel
warmtenet
Koudenet
Bidirectioneel
elektriciteitsnet
15 m2 + 1 m
2 per
woning
Virtueel
Vergelijkbaar
stadsverwarming
Vergelijkbaar
elektriciteitsnet
All-electric (9/10) Warmtepomp
Zonnecollector
(optie)
PV-panelen
1 x 1 m2
1 x 1 m2 +
3 m2 dak
20 of 17 m2
dak
Technische
ruimte
Infrastructuur
Elektriciteitshub
Elektriciteitsnet
Virtueel
Conventioneel
met PV (11-13)
HR-ketel
Zonnecollector
(optie)
PV-panelen
0,5 x 1 m2
1 x 1 m2 +
3 m2 dak
20 of 17 m2
dak
Infrastructuur Gasnet
Elektriciteitsnet
Compressieko
eler/
sorptiekoeler
0,5 x 1 m2
*zie paragraaf 4.2 WP3 rapport [1]
Binnen deze ruimtelijke voorwaarden lijkt het dat er geen belemmeringen zijn voor het
realiseren en inpassen van de energieneutrale concepten uit wp3.
3.5.5 Institutionele barrières
Ter illustratie is een vergelijking gemaakt met de introductie van grootschalige windenergie in
West Europa. Bij windenergie zijn al jarenlange studies verricht naar de schaalgrootte,
locaties en economische haalbaarheid. Naarmate de economische haalbaarheid beter is
neemt ook de acceptatie toe.
Anderzijds zie je dat grote turbines worden ontwikkeld door investeerders en grote
energiebedrijven, en dat de locatiekeuze politiek is beïnvloed. De machtige partijen verdelen
de eerste delen van de duurzame buit. Leveringszekerheid is bepalend bij dit beeld.
Tevens zie je dat de kleine turbines nu minder financieel interessant zijn dan PV-panelen [2].
Daarmee lijken grote turbines meer accepteert te raken ondanks grote impact op ruimtelijke
ordening.
PV-panelen zijn robuust, geluidarm en hebben geen bewegend delen en hebben daarom
tevens technisch een voorsprong op kleinere windturbines.
Maar wanneer het de bewoners en bedrijven gaat lukken om daadwerkelijk vraagbeperking
door te voeren, en onze grenzen voor comfort enigszins bij te stellen (minder of geen
tuinverlichting, licht uit wanneer je een vertrek verlaat etc, stand-by verbruik omlaag brengen)
worden kleine opwekkers steeds interessanter omdat hun dekkingsgraad substantieel wordt.
Koppelen we dat aan een methode van energieopslag dan lijkt het er op alsof er ruimte gaat
ontstaan voor een gemengde of hybride situatie. Hierbij zou de basisbehoefte door de
gebruiker zelf kunnen worden voorzien, en bij pieken kan het net worden ingeschakeld.
Andersom zou een mechanisme ook kunnen werken. Basisbehoefte via het openbare net,
deze investeringen kunnen daarmee volledig tot hun recht komen. En de piekbelasting of de
‘luxe’ zou de bewoner zelf kunnen invullen met een opslag en lokaal opweksysteem. Zo kan
hij ook zelf sturen op deze voorzieningen en de daarmee gemoeide kosten. Bij andere
huishoudelijke voorzieningen zoals gereedschap e.d. werkt het al op deze wijze. Groot
gereedschap wordt gehuurd, maar kleine boormachines e.d. heeft iedereen zelf tot zijn
beschikking.
De energieconcepten van transep-dgo lijken het beste te passen bij het laatste model. Ook
vanuit ruimtelijke ordening is dit het beste te begrijpen. De ruimte is van iedereen, en
voorziet in een basisbehoefte. Onze markteconomie vult daarboven vanzelf een
welvaartsverdeling zoals met al onze goederen.
Op dit dilemma, gekoppeld aan de technieken en economische aspecten van
kostenimplicaties van grootschalige energie-infrastructuur (elektriciteit en
warmte/koudenetten) is nog nader onderzoek gewenst.
In algemeen geldt: zorgen dat duurzaamheid geen “fix” aan einde van plan en
realsatieproces wordt, maar van te voren al wordt meegenomen zodat (technische)
oplossingen geïntegreerd zijn in samenhangend totaalconcept en beperkte meerkosten
hebben.
3.5.6 Aanbevelingen voor nader onderzoek
Uit deze paragraaf volgt dat het beïnvloeden van de technische ontwikkeling nauw
samenhangt met ons gedrag. En juist dat gedrag blijft een grote onvoorspelbare factor. Het
is daarom goed om de ontwikkeling op de voet te volgen om te kunnen bepalen in welke fase
van het innovatietraject een ontwikkeling zich bevindt. Als dat goed in beeld is kan de
beïnvloeding door overheid en bedrijven in de gewenste richting zo goed mogelijk plaats
vinden.
Daarnaast hoeft een afwijkend ontwikkelingstraject niet meteen tot zorgen te baren. Niet
ongebruikelijk is dat er zich onverwachte gebeurtenissen voordoen die het proces sterk
kunnen versnellen of zelfs een andere richting op doen gaan. Schoksgewijze veranderingen
zijn veel aannemelijker dat een geleidelijk proces zoals wordt betoogd door N.Taleb in De
Zwarte Zwaan [3].
Op de volgende vlakken is het gewenst om nader onderzoek op te pakken:
• gebruikers ervaren anders gebruikelijke technieken kijken als ze weten dat er een
ander type onbekende aan gekoppeld zit dan ze gewend zijn, ook al is die invloed
objectief niet merkbaar.
• Onderzoek naar communicatie over nieuwe technieken die voor een gebruiker een
permanent karakter gaan dragen, en daarom beslissen er over lastig maakt.
• bestuderen of er transitiemechanismen zijn die het prijsniveau van de energie
ondergeschikt kunnen maken in het tempo van de energietransitie technieken en
economische aspecten van kostenimplicaties van grootschalige energie-
• infrastructuur (elektriciteit en warmte/koudenetten) bij duurzame lokale
energieopwekking en –opslag.
De inpassing in de ruimtelijke ordening en de bouwkundige inpassing op gebouwniveau is
niet wezenlijk anders dan bij de huidige energieconcepten. Uitzondering hierop zijn grote
windturbines en grote biomassa vergistingsinstallaties maar deze technieken zijn geen
essentieel onderdeel van de energieconcepten uit wp3. Deze uitwerking van grootschalige
technieken valt buiten de scope van Transep-dgo en verdient vervolgonderzoek in het kader
van de landsinrichting.
Literatuurlijst:
[1] B. Jablonska et al., Innovatieve energieconcepten en pilots voor de energieneutrale
gebiedsontwikkeling in 2050, ECN rapport E--10-071, februari 2011.
[2] Jadranka Cace, RenCom, i.o.m. NWEA-commissie Miniturbines, Visiedocument mini
windturbines, NWEA (Nederlandse Wind Energie Associatie.
[3] Nassim Nicolas Taleb, De zwarte zwaan- de impact van het hoogst onwaarschijnlijke,
2008, EAN: 9789057122675
[4] E.M. Rogers, Diffusion of innovations, 4th edition, ISBN:9780029266717
[5] E. Willems, Energieneutrale kantoren? Kijk eens om je heen!, TVVL Magazine augustus
2010.
[6] http://en.wikipedia.org/wiki/Living_lab