9004889 L41 Toelichting artikel - skowf.nl€¦ · Toelichting artikel Josje van der Linden Rebecca...
Transcript of 9004889 L41 Toelichting artikel - skowf.nl€¦ · Toelichting artikel Josje van der Linden Rebecca...
9004889 L41
Toelichting artikel Josje van der Linden
Rebecca Schoenmaker 9-5-2019
1
Inhoudsopgave Inleiding ................................................................................................................................................... 2
Toelichting ............................................................................................................................................... 3
Bibliografie ............................................................................................................................................ 11
2
Inleiding
Tijdens mijn 4de jaar op de iPabo heb ik mij voor mijn onderzoek verdiept in het opstarten van
onderzoekend leren op een school die hiervan nog in de kinderschoenen staat. Ik heb me hierbij
gefocust op hoe en wat van het opstellen van een onderzoeksvraag.
Dit onderzoek heb ik uitgevoerd in groep 6/7/8 van de Sint Lidwina in Zwaagdijk-West.
In deze toelichting vertel ik meer over mijn onderzoek. Dingen die ik kort of helemaal niet in mijn
artikel heb staan worden hier verder uitgediept. Zoals alle stappen die ik samen met mijn leerlingen
heb doorlopen op weg naar een goede onderzoeksvraag.
3
Toelichting
De student gaat op een creatieve manier om met vraagstukken die voortkomen uit de specifieke
onderwijscontext en die betrekking hebben op het gekozen uitstroomprofiel.
Op mijn stageschool willen ze het onderzoekend leren integreren met de zaakvakken en dus ook in
het schoolprogramma. Ze willen hiervoor een wereldoriëntatie methode aanschaffen die het
onderzoekend leren aanbiedt. Hiervoor hebben ze vorig en dit schooljaar al verschillende
voorlichtingen gehad. De keuze is uiteindelijk gevallen op Leskracht. Maar om het onderzoekend
leren ook echt te kunnen starten zal er meer gedaan moeten worden dan alleen een methode
aanschaffen. De kinderen hebben namelijk nog nooit op deze wijze gewerkt. Het begrip
onderzoeksvraag is hen dan ook vreemd. Daarom heb ik uitgezocht hoe je het beste kinderen kunt
begeleiden bij het opstellen van een onderzoeksvraag.
De onderzoeksvraag die ik, samen met de directrice en de leerkrachten van de iPabo, opgesteld heb
is:
Hoe kunnen de leerkrachten van de Sint Lidwina in Zwaagdijk-West de leerlingen
van groep 6/7/8 het beste begeleiden in het leren opstellen van een onderzoeksvraag
bij wereldoriëntatie?
Deze onderzoeksvraag heb ik opgesteld aan de hand van de formulering die beschreven staat in van
der Donk en van Lanen (2018). Ook heb ik de techniek vragende woorden gebruikt. (Cyrilla van der
Donk & Bas van Lanen, 2018, p. 117) Ik heb een lijstje gemaakt met daarop allemaal vragen met
verschillende vraagwoorden. Dit hielp erg goed. Ik heb dit lijstje vervolgens aan de directrice laten
zien en samen hebben we een onderzoeksvraag geformuleerd.
De student zoekt naar systematiek in het beantwoorden van een vraag en maakt daarbij flexibel
gebruik van een onderzoek cyclus.
+ De student beschrijft hoe de opzet en aanpak van het onderzoek zich ontwikkeld hebben tijdens
het onderzoek en waarom.
Ik vond het eerst lastig om te beginnen. Ik heb met de directrice van mijn stageschool een goed
gesprek gehad over waar ik mijn onderzoek op zou richten. Maar de stap om te beginnen was groot.
Ik heb bij dit begin erg veel gehad aan het boek Praktijkonderzoek in de school van van der Donk en
van Lanen (2018). Hierin hebben ze het over de cyclus voor praktijkonderzoek. Ik heb één voor één
de stappen doorlopen. De stappen waar ik het over heb zijn:
1. Oriënteren
2. Richten
3. Plannen
4. Verzamelen
5. Analyseren en concluderen
6. Ontwerpen
7. Analyseren en concluderen
8. Rapporteren en presenteren
(Cyrilla van der Donk & Bas van Lanen, 2018, pp. 34-36)
Deze stappen hebben we op school ook besproken maar ik vond de uitwerkingen uit het boek erg
fijn.
4
Na het gesprek met de directrice ben ik gaan observeren in mijn klas. Ik heb voor mijn eerste
observatie een open observatie gedaan. Ik heb dingen op geschreven die ik zag en die mij opvielen.
Toen ik terugkeek op deze observatie merkte ik dat het een observatie was met een bepaalde bril op.
Ik zag alleen de dingen waarvan ik vooraf al had voorspeld dat ik ze zou zien. Daarom heb ik daarna
nog een gestructureerde observatie gedaan. Het schema heb ik uit van der Donk en van Lanen (2018)
gehaald. Ik heb in dit schema het gedrag van de leraar verandert in gedrag van de leerling. Ik heb met
dit schema drie kinderen geobserveerd. Eentje uit iedere jaargroep. Hieronder zijn die drie
observatieschema’s te zien.
Gedrag van de leerling: Sem Waarneembaar gedrag in tijdspanne van 10 minuten
Is afgeleid door een klasgenoot 5x
Is gefocust aan het werk 3x
Legt vragenblokje neer 0x
Overlegd met klasgenoot 7x
Roept vraag door de klas 5x
Gedrag van de leerling: Anouk Waarneembaar gedrag in tijdspanne van 10 minuten
Is afgeleid door een klasgenoot 2x
Is gefocust aan het werk 10x
Legt vragenblokje neer 2x
Overlegd met klasgenoot 10x
Roept vraag door de klas 0x
Gedrag van de leerling: Rens Waarneembaar gedrag in tijdspanne van 10 minuten
Is afgeleid door een klasgenoot 5x
Is gefocust aan het werk 5x
Legt vragenblokje neer 3x
Overlegd met klasgenoot 3x
Roept vraag door de klas 2x
(Cyrilla van der Donk & Bas van Lanen, 2018, pp. 190-191)
Ik heb in de bovenstaande observaties per minuut gekeken wat voor acties de leerlingen uitvoerde
en toen zitten turven.
Ik heb deze observaties gedaan omdat ik wilde bekijken of wat de directrice en ik vermoedden ook
echt klopte. Tijdens mijn observatie is mij opgevallen dat de kinderen weinig inhoudelijke vragen
stelden. Ze vroegen wel om hulp als ze iets niet begrepen, maar vragen over de inhoud van de stof
stelden ze eigenlijk niet. Ze toonden geen interesse en geen nieuwsgierige houding om meer te
weten over de stof dan wat er in de boeken stond. Verder vroegen ze wel heel vaak om hulp. Als ze
iets niet begrepen of als iets eventjes niet lukte ging meteen die vinger weer de lucht in. Er werd
weinig zelf uitgeprobeerd en weinig overlegd. Ze waren erg afhankelijk van mij en van mijn mentor.
En als ze elkaar dan om hulp vroegen dan resulteerde zich dat vaak in een discussie. Want dan waren
ze het niet met elkaar eens. En dat was dan heel erg moeilijk om zelf op te lossen. Wat mij heel erg
verbaasde was dat groep 8 de meeste moeite had met de bovenstaande voorbeelden. Zij stonden
Fig. 1 Observatietabellen
5
om de haverklap naast me voor vragen. En normaal overleggen was al helemaal geen optie voor ze.
Na deze observaties ben ik in de literatuur gaan kijken. Ik heb hiervoor het boek Wetenschap en
techniek op de basisschool gebruikt. Hierbij heb ik me gericht op de eerste drie hoofdstukken. Verder
heb ik ontzettend veel gehad aan het archief van het vaktijdschrift JSW. In JSW is al ontzettend veel
geschreven over onderzoekend leren en over het opstellen van onderzoeksvragen. Ze hebben
geschreven over het opstellen van vragen met kinderen, maar ook hoe je zelf het beste een
onderzoeksvraag kunt opstellen. Ik ben in mijn literatuurstudie verder gegaan dan alleen het
opstellen van onderzoeksvragen. Ik heb ook gekeken naar literatuur over een onderzoek voeren met
kinderen. En het eigenaarschap bij kinderen. Op deze manier kreeg ik een compleet beeld van wat
onderzoekend leren nu precies inhoudt. Na deze literatuurstudie heb ik een planning met
onderzoeksactiviteiten gemaakt:
Datum Onderzoeksactiviteit
14 maart Enquête afnemen
20, 21 en 27 maart Verwonderen
28 en 29 maart Voorkennis activeren met een mindmap
3 en 4 april Concrete vragen stellen
10 en 11 april Criteria onderzoeksvragen opstellen
17 en 18 april Onderzoeksvragen opstellen
23 en 24 april Elkaars onderzoeksvragen controleren
25 en 26 april Enquête afnemen
Ik heb aan het begin van mijn onderzoek een enquête onder de kinderen afgenomen. Aan de hand
daarvan ben ik met ze in gesprek gegaan. Er kwam namelijk duidelijk uit de enquêtes dat ze
wereldoriëntatie niet leuk vonden. De opdrachten waren te makkelijk en soms is het antwoord niet
terug te vinden in de tekst. Na afloop heb ik opnieuw een enquête laten invullen. En opnieuw kwam
er uit die enquêtes naar voren dat ze wereldoriëntatie niet leuk vonden. En dit vond ik gek. Want,
zoals hieronder beschreven, zag ik erg veel enthousiasme bij de kinderen. En ze leken erg veel plezier
te hebben in het onderzoek. Dus ben ik opnieuw met verschillende kinderen gaan praten. En wat was
nou het geval, zij zagen dit niet als wereldoriëntatie. Geschiedenis en aardrijkskunde kwamen er niet
in voor, dus dat vonden ze nog hetzelfde als voor het onderzoek. En dit kon nooit natuur en techniek
zijn, want dit was leuk. Dit vonden ze erg leuk om te doen en ze hopen dat ze dit snel weer mogen
doen. Doordat de kinderen de tweede enquête verkeerd hadden opgevat heb ik ze niet bijgevoegd in
mijn artikel en toelichting.
Na de enquêtes ben ik aan de slag gegaan met de fase van het verwonderen en het aanwakkeren van
de nieuwsgierigheid. Dit heb ik gedaan doormiddel van een aantal boeken uit de bieb. Boeken als
Energie van Alexandra Fix, Energie van Steve Way, Energie van Chris Woodford en Energie van
Richard Spilsbury. Ook hebben we meerdere filmpjes bekeken. Filmpjes over de stroomkring, de zon,
maar ook over de energie in je lichaam. En we hebben nog wat opdrachten en proefjes gedaan over
energie. Bijvoorbeeld van energie doorgeven. Hoe harder je tegen de bal trapt hoe verder de bal op
het schoolplein terecht komt. Hoe harder je trapt hoe meer energie het jou kost. Die energie geef je
dan door aan de bal, zodat die bal heel ver op het schoolplein komt. We hebben dit op het
schoolplein bekeken. Kost een hardere schop tegen de bal echt meer energie? In eerste instantie
merkte de kinderen het niet zo. Een harde schop tegen de bal koste wel meer kracht. Maar na het
een aantal keer gedaan te hebben merkte ze wel dat een harde trap echt meer energie koste dan
Fig. 2 Onderzoeksactiviteiten planning
6
een zachte trap. En bij een zachte trap kwam de bal natuurlijk lang niet zo ver. Ook hebben we een
stroomkring gemaakt. De kinderen kregen de materialen, dus het lampje, de batterij en de snoertjes,
op tafel. Hier mochten ze even mee aanrommelen. Sommige kregen tijdens deze fase het lampje al
brandend. Die stroomkring maakte ze wel nieuwsgierig. Want hoe kan het dan het ene lampje wel
gaat branden en het andere lampje niet?
Na deze verkennende fase gingen we over tot het oproepen van de voorkennis. De kinderen hadden
namelijk al een hoop vragen, maar wat wisten ze al. Dit hebben we gedaan aan de hand van
mindmaps. De voorkennis activeren is erg belangrijk. Je wilt namelijk dat de les aansluit bij iets dat ze
al weten.
‘Wanneer de activiteiten
die de kinderen onder-
nemen tijdens de les
niet verbonden raken
met hun voorkennis,
dan gebeurt er weinig
in hun hersenen.” (Hanno van Keulen & Ida Oosterheert, 2016, p. 108)
Als het een onderwerp is dat ze al kennen dan interesseert het de kinderen niet omdat ze het al
kennen. En ligt het te ver van hun voorkennis af dan frustreert het omdat ze het dan niet begrijpen.
De foto op de vorige pagina is een van de mindmaps die de kinderen hebben gemaakt. Zoals ook in
mijn artikel beschreven staat zijn mindmaps een goede manier om de voorkennis te activeren. In een
mindmap zijn namelijk heel goed verbanden te leggen en dan wordt het onderwerp wat meer
afgebakend.
Na het maken van de mindmaps zijn we over gegaan op het stellen van gerichtere vragen. Ik heb dit
gedaan in de jaargroepen. De vragen die ze hadden heb ik soms, met de toestemming van de
kinderen, herformuleerd zodat het een betere onderzoeksvraag werd. Deze vragen kwamen terecht
op een post-it. Deze post-its hebben ze op de vragenmuur geprikt. Voor elke jaargroep een andere
kleur post-it. Een uitgebreidere beschrijving staat in mijn artikel.
Na het stellen van vragen heb ik met de
kinderen criteria opgesteld voor een
goede onderzoeksvraag. Ik heb dit pas na
het vragen stellen gedaan, omdat ik bang
was dat de kinderen dan helemaal geen
vragen meer wisten te stellen. Omdat ze
steeds met die criteria in hun achterhoofd
zaten. De criteria die we met de klas
hebben bedacht kwam in een
vragenmachientje terecht. De kinderen
mochten in groepjes, uit hun eigen
jaargroep, een vraag van de vragenmuur
kiezen. Die vraag lieten ze dan door het
vragenmachtientje gaan. Als de vraag er
aan de andere kant dan weer uitkwam,
was het een goede vraag. Zo niet, dan
moesten ze de vraag aanpassen. Bij die
Fig. 3 Mindmap
7
vragen heb ik de kinderen geholpen. Zo hebben we in overleg de vragen aangepast, totdat ze wel
door het machientje konden.
De kinderen zijn nu nog bezig met de rest van het onderzoekend leren proces, zoals de vraag
uitvoeren, het antwoord erop zoeken en het antwoord verwerken. Ik heb dit niet in mijn onderzoek
meegenomen omdat dit geen onderdeel was van mijn onderzoeksvraag. Als dat wel het geval was
geweest dan had mijn onderzoek te groot geworden.
Vooraf dacht ik dat ik echt dingen moest gaan testen in de klas. Maar met mijn onderzoek was dat
niet het geval. Ik heb vooral heel veel in de literatuur opgezocht. Daarvan heb ik verschillende dingen
uitgeprobeerd. Zoals de mindmap, vragenmuur en het vragenmachientje. En ik kwam eigenlijk tot de
conclusie dat dit allemaal hele goede activiteiten waren om te helpen bij het opstellen van een
onderzoeksvraag. De onderzoeksactiviteiten moesten alleen sneller achter elkaar dan ik in eerste
instantie gepland had. Dit kwam omdat mijn literatuurstudie langer duurde dan ik van tevoren had
bedacht. Ik ben er ook achter gekomen dat ik onderzoek doen erg leuk vindt. Zolang ik maar een
goede onderzoeksvraag heb. Dit helpt ontzettend bij het geven van onderzoekende lessen. Omdat ik
het zelf leuk vind om te doen zal ik dit ook uitstralen. En dan zullen de kinderen mijn enthousiasme
eerder overnemen.
De student beschouwt de eigen vraag mede vanuit de theorie.
Zie artikel en literatuurtips aan het einde van het artikel.
De student verzamelt systematisch en met geëigende methoden data om de vraag te
beantwoorden.
In de onderstaande tabel staat wat voor onderzoeksactiviteit ik heb gebruikt voor de deelvragen. Aan
de hand van deze deelvragen heb ik mijn onderzoek verder uitgewerkt. Die uitwerking staat bij punt
twee en in mijn artikel. Mijn literatuuronderzoek bestond uit de eerste drie hoofdstukken van
Wetenschap en techniek op de basisschool. En uit 13 artikelen uit het JSW.
Deelvraag Onderzoeksactiviteit
Waar moet een goede onderzoeksvraag aan voldoen? Literatuuronderzoek
Wat zijn de stappen die je maakt om onderzoekend- en ontwerpend leren op te starten?
Literatuuronderzoek
Wat is het ideale plaatje van eigenaarschap/zelfregulering bij kinderen met onderzoekend- en ontwerpend leren?
Literatuuronderzoek
Wat zijn de knelpunten die de kinderen nu tegenkomen bij het opstellen van een onderzoeksvraag?
Observeren tijdens een onderzoekend- en ontwerpend leren activiteit
8
Hoe ziet de eigenaarschap/zelfregulering van de kinderen er nu uit?
Observeren
Waar staan de kinderen nu als het aankomt op onderzoekend- en ontwerpend leren?
Observeren tijdens een onderzoekend- en ontwerpend leren les
De student betrekt in zijn dataverzameling verschillende perspectieven.
Hiernaast staan twee enquêtes. Eentje als 0 meting en de ander als eindresultaat. En in de bijlage
vindt u er nog 2. Hierin is te zien dat de kinderen de wereldoriëntatie lessen op deze manier een stuk
leuker vonden dan voor dit onderzoek. Dit komt overeen met wat de meeste kinderen dachten.
Vanuit mijn perspectief waren de kinderen veel meer betrokken bij de lessen. Ze toonden heel veel
interesse in het onderwerp. Ze kwamen met goede vragen en ze wilden ook daadwerkelijk meer
weten dan dat het tekstboek ze vertelden. Ze waren erg enthousiast en wilden vaak na hun reken-,
taal-, en spellingwerk verder met wereldoriëntatie. Ik hield dit een beetje af omdat het
onderzoekend leren een nieuw gegeven is voor de kinderen. En ik dat proces graag intensief wilde
begeleiden. Zodat ze allemaal op dezelfde manier te werk gingen. Dit vonden de kinderen vaak niet
leuk, maar dat temperde hun enthousiasme niet. Want als het dan tijd was om aan de slag te gaan
met het thema energie wilden ze maar wat graag aan de slag.
Hun enthousiasme was te zien aan de irritaties als ze niet verder mochten met het onderwerp als ze
het vroegen. Maar ook aan de lachende gezichten als ze er wel mee aan de slag mochten. En als ze
het op het programma zagen staan vroegen ze de hele dag of ze er al mee aan de slag mochten.
En door dat enthousiasme kwamen ze ook echt tot goede vragen. Zo was er een kind dat wilde
weten wat meer energie kost rennen of skeeleren. De kinderen zijn nu in de pauzes steeds aan het
skeeleren en toen hij dat zag kwam hij met die vraag. Een ander kind wilde weten wat betere energie
is, zonne-energie, windenergie of waterenergie. Dit was uiteindelijk een te lastige vraag om uit te
zoeken, maar ik vond het wel een erg goed bedachte vraag.
Ik vond het ook erg leuk om op deze manier aan de slag te gaan met het onderwerp. Het was eens
iets anders dan samen de tekst bespreken en de kinderen vervolgens opdrachten te laten maken uit
hun werkboekje. Door het enthousiasme van de kinderen werd ik zelf ook enthousiast. En door mijn
enthousiasme werden de kinderen ook weer enthousiast. Ik vond het in eerste instantie wel
spannend om op deze manier te werk te gaan. Ik had het met deze klas al wel eens eerder gedaan
voor mijn lessenserie van mijn portfolio. Maar dat was aan het begin van het schooljaar, en dit was
een groter project. Maar met vallen en opstaan zijn we er toch gekomen. Zo besloot ik om het vragen
stellen klassikaal te doen. Maar dit bleek geen goed idee, omdat ze continu op elkaar reageerden.
Dus heb ik groep 7 en 8 aan het werk gezet en ben ik met groep 6 rondom de instructietafel gaan
zitten. Dit werkte een stuk beter. Het was rustiger en kleinschaliger. Dit is dus iets wat ik de volgende
keer weer zo ga doen. Tijdens het vragen stellen was het ook best moeilijk om de kinderen vragen te
laten stellen. Ze bleven namelijk maar stil. Toen herinnerde ik me iets uit mijn literatuurstudie. Ik
moest ze laten zien dat het niet erg is om vragen te stellen. Ik moest een nieuwsgierige houding
aannemen. En dit werkte, ze kwamen daarna echt tot goede vragen.
Fig. 4 Deelvragen + onderzoeksactiviteiten
9
De student hanteert passende methodes van analyse
Ik heb een kwalitatief onderzoek uitgevoerd. Bij een kwalitatief onderzoek maak je gebruik van
dataverzameling met een open karakter. Terwijl met een kwantitatief onderzoek je resultaten weer
worden gegeven in cijfertjes (Cyrilla van der Donk & Bas van Lanen, 2018, p. 139). En bij mijn
onderzoek zijn er geen resultaten met cijfertjes. Mijn onderzoek bevat vooral observaties, dingen die
uitgeprobeerd zijn en citaten uit literatuur. Dit valt te lezen in mijn artikel en mijn toelichting.
De student verbindt conclusies aan de uitgevoerde analyse van de data.
De conclusie is te lezen in mijn artikel.
De student beschouwt zijn eigen denken en het denken van anderen op kritische wijze.
Na dit onderzoek ben ik ook erg nieuwsgierig geworden in het verdere proces van het onderzoekend
leren. Hoe begeleid ik de kinderen daar het beste bij? Ik heb hier wel wat over gelezen tijdens mijn
literatuurstudie, maar ik heb hier toen niet zo heel veel aandacht aan besteed omdat het niet
relevant was voor mijn onderzoek. Dus hier wil ik me verder nog in verdiepen.
Ook is mijn interesse naar eigenaarschap binnen het onderzoekend leren gewekt. Ik kwam hier een
artikel van tegen en, ook al lag het buiten mijn onderzoek, ik heb dat artikel gelezen. Ik vond dit
ontzettend interessant. Ik wil me hier dan ook meer in gaan verdiepen. Ook eigenaarschap in het
algemeen vind ik erg fascinerend. Er waren hier verschillende onderzoeken naar binnen onze groep
op de iPabo. Ik heb dan ook met plezier naar deze mensen geluisterd.
10
De student presenteert de onderzoeksgegevens op een passende wijze aan medestudenten en
collega’s.
7 mei 2019 heb ik mijn
poster presentatie
gehouden. Hiernaast is
mijn poster te zien.
Hieronder is ook het
feedbackformulier te
zien dat medestudenten
van mij hebben ingevuld.
Het formulier is ingevuld
door Paul Veeman,
Samantha Bos, Kayleigh
van Emst en Nina
Beumer.
24 juni zal ik mijn
onderzoek ook aan mijn
collega’s op stage
presenteren. Wij hebben
dan een studiedag en
dan er is er tijd en ruimte
voor deze presentatie.
Aansluitend daaraan zal ik mijn onderzoek
ook nog presenteren op het
bestuurskantoor. Dit zal ik gaan doen samen
met de andere LIO studenten doe stagelopen
binnen SKO West-Friesland. Deze presentatie
zal dan zijn voor de directeuren van de
scholen binnen de stichting. En voor andere
belangstellende.
Fig. 5 Posterpresentatie
11
Bibliografie Cyrilla van der Donk & Bas van Lanen. (2018). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Uitgeverij
Coutinho.
Hanno van Keulen & Ida Oosterheert. (2016). Wetenschap en techniek op de basisschool.
Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers.