803_SIR - Oefenvragen HRM

21
  1. Welk van de volgende antwoorden hoort niet bij het vroegere personeelsmanagement?  a. Volgzaamheid b. Delegeren c. Reactief d. Collectief 2. Welke stelling(en) is/zijn juist? I. De visie van Ford om de arbeidsefficiëntie te maximaliseren behoort tot de commitment strategy. II. Bij de control strategy hoort het betalen naar vaardigheden, de individuele bonus en de centralisatie. a. I. is juist, II. is onjuist b. I. is onjuist, II. is juist c. I. en II. zijn beiden juist d. I. en II. zijn beiden onjuist 3. Welk van de volgende antwoorden hoort niet bij Seven Practise van Pfeifer? www.sirverslagen.nl Oefenvragen Human Resource Management: In dit document zijn er meerkeuze vragen gemaakt om te oefenen ter voorbereiding van het tentamen Human Resource Management 2011-2012.

Transcript of 803_SIR - Oefenvragen HRM

Page 1: 803_SIR - Oefenvragen HRM

5/16/2018 803_SIR - Oefenvragen HRM - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/803sir-oefenvragen-hrm 1/21

 

1.  Welk van de volgende antwoorden hoort niet bij het vroegere personeelsmanagement? 

a.  Volgzaamheid

b.  Delegeren

c.  Reactief 

d.  Collectief 

2.  Welke stelling(en) is/zijn juist?

I.  De visie van Ford om de arbeidsefficiëntie te maximaliseren behoort tot de commitment

strategy.

II.  Bij de control strategy hoort het betalen naar vaardigheden, de individuele bonus en de

centralisatie.

a.  I. is juist, II. is onjuist

b.  I. is onjuist, II. is juist

c.  I. en II. zijn beiden juist

d.  I. en II. zijn beiden onjuist

3.  Welk van de volgende antwoorden hoort niet bij Seven Practise van Pfeifer?

www. s i r ve r s l a gen . n l

Oefenvragen Human Resource Management:

In dit document zijn er meerkeuze vragen gemaakt om te oefenen ter

voorbereiding van het tentamen Human Resource Management 2011-2012.

Page 2: 803_SIR - Oefenvragen HRM

5/16/2018 803_SIR - Oefenvragen HRM - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/803sir-oefenvragen-hrm 2/21

a.  Autonome teams

b.  Informatie specialiseren

c.  Zekerheid

d.  Trainingen

4.  Welke combinatie uit de HR Strategy Scan is juist?

I.  Veiligheid

II.  Technologische ontwikkelingen

a.  I. External general institutional, II. External population market

b.  I. External general institutional, II. External general market

c.  I. External population institutional, II. External population market

d.  I. Externet population institutional, II. External general market

5.  Wat is ‘normative’? 

a.  Het nadoen door onzekerheid

b.  De controle

c.  De flexibiliteit

d. 

De institutionele krachten

6.  Door welke partijen wordt een arbeidsovereenkomst gesloten om tegen loon arbeid te

verrichten?

a.  Vakbonden en natuurlijk persoon

b.  Rechtspersoon en natuurlijk persoon

c.  Vakbonden en ondernemingsraad

d.  Rechtspersoon en vakbonden

7.  Lees de case

Marloes werkt bij Bootkracht B.V. waar zij in 2009 is aangenomen als administratief medewerkster

boekhouding. Zij kreeg hier een tijdelijk contract van een jaar.

Toen het contract afliep, wilde Bootkracht B.V. Marloes graag houden en bood haar een nieuw

contract aan in 2010 voor dezelfde functie als in 2009. In dit jaar ontwikkelde Marloes zichzelf en

tegen de tijd dat haar contract in 2011 afliep, kreeg ze weer een tijdelijk contract voor een jaar.

Nu werd haar functie administratief medewerkster financiële zaken. Bootkracht B.V. wil Marloes

ook graag in dienst houden voor 2012.

Page 3: 803_SIR - Oefenvragen HRM

5/16/2018 803_SIR - Oefenvragen HRM - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/803sir-oefenvragen-hrm 3/21

 

Wat moet er gebeuren?

a.  Marloes moet een contract voor onbepaalde tijd krijgen, omdat ze al 3 keer een tijdelijk

contract heeft gekregen.

b.  Bootkracht B.V. kan Marloes niet meer in dienst houden omdat een werknemer na 3 keer

een tijdelijk contract te hebben gekregen, niet meer werkzaam mag zijn bij de organisatie.

c.  Marloes kan weer een tijdelijk contract krijgen omdat haar functie in 2011 veranderd was.

d.  Bootkracht B.V. mag weer een tijdelijk contract uitgeven, omdat zij dit zo vaak mag doen als

zij wil.

8.  Welk antwoord is niet waar?

a.  Een uitzendkracht is onder gezag van het uitzendbureau.

b.  Een oproepkracht heeft een 0-uren contract.

c.  Een ZZP’er kan een arbeidsovereenkomst hebben indien een gezagsrelatie duidelijk is.

d.  Een aannemer van opdracht of werk kan werken uitbesteden aan een ander.

9.  Welk antwoord is waar?

a.  Semi dwingende bepalingen staan geschreven in het CAO.

b. 

Het dwingend recht staat in het Burgerlijk Wetboek en kan van worden afgeweken, indien ditin het CAO is overeengekomen.

c.  Onder gewoonterecht behoort het goede werkgeverschap, zoals waarschuwen bij ziekte.

d.  Het driekwart dwingend recht is alleen vernietigbaar als de werknemer eerst bewaar maakt

10. Een beëindiging van een contract kan via wederzijdse toestemming worden gedaan. Welk

antwoord is hierbij waar?

a.  De partijen willen van elkaar af en de overeenkomst beëindigd voorgoed.

b.  De werknemer is verzekerd na zijn beëindiging een werkloosheidsuitkering te krijgen.

c.  De beëindiging kan herroepen worden als het schriftelijk is vastgelegd.

d.  De werknemer hoeft niet meer door te werken, maar krijgt in alle gevallen nog wel gewoon

loon uitgekeerd.

11. De Kantonrechterformule bestaat niet uit… 

a.  De leeftijd van de werknemer

Page 4: 803_SIR - Oefenvragen HRM

5/16/2018 803_SIR - Oefenvragen HRM - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/803sir-oefenvragen-hrm 4/21

b.  Het salaris per maand

c.  De lengte van de periode van werkzaamheid

d.  De vastgestelde kanton factor van 1

12. Lees de case

Jaap Boon werkt al 4 jaar bij Havenspor N.V. Deze organisatie is al vaker spullen kwijt geweest, dus

heeft het camera’s in de verschillende kantoren hangen, welke alles registreren.

De werknemers weten hiervan en hebben dit goedgekeurd. Jaap Boon moet thuis een klus doen. Hij

moet de badkamer opknappen voor zijn vrouw die zwanger is.

Hij heeft hiervoor een zaagmachine nodig om de tegels te zagen. Jaap steelt de zaagmachine van

Havenspor N.V. Dit blijft niet onopgemerkt. De directeur heeft de beelden gezien.

Wat gaat er nu gebeuren?

a.  Er gebeurt niks want de vrouw van Jaap is zwanger.

b.  Jaap wordt op staande voet ontslagen, maar hij mag nog wel zijn klus binnen 2 weken

afmaken.

c.  Jaap wordt op staande voet ontslagen omdat hij diefstal pleegt en dit op camera staat.

d.  Jaap wordt ontslagen door eenzijdige ontbinding en krijgt 1 maand opzegtermijn.

13. Welke stelling(en) is/zijn juist?

I.  Het CAO wordt tot stand gekomen door de vakbond en de werkgever.

II.  Het CAO zit, wat betreft het recht, onder het Burgerlijk Wetboek en is dwingend.

a.  I. is juist, II. is onjuist

b.  I. is onjuist, II. is juist

c.  I. en II. zijn beiden juist

d.  I. en II. zijn beiden onjuist

14. Wat houdt de term ‘Out of Balance’ in? 

Page 5: 803_SIR - Oefenvragen HRM

5/16/2018 803_SIR - Oefenvragen HRM - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/803sir-oefenvragen-hrm 5/21

a.  Dit is de term bij de 4Logic HRM Scorecard, waar de verwachtingen van de vier stakeholders

niet matchen.

b.  Dit is de term bij de Balanced HR scorecard, waar er niet evenveel rekening wordt gehouden

met de belangen van het personeel en het bedrijf.

c.  Dit is de term bij de Balanced Scorecard, waar de organisatorische ‘assets’ niet

overeenkomen met elkaar.

d.  Dit is de term bij de Workforce Card, waar de strategie te veel waarde heeft ten opzichte van

wat er op de werkvloer gebeurd.

15. Bij welk systeem hoort deze uitspraak: ‘Managing capital to execute strategy’ 

a.  Workforce Card

b.  Balanced Score Card

c.  4Logic HRM Scorecard

d.  Baland HR Score Card

16. Als je door betrokkenheid bij een bedrijf blijft werken, omdat een goede vriend van jou daar

ook werkt. Is er sprake van… 

a.  Continuation commitment

b. 

Affective commitmentc.  Related commitment

d.  Normative commitment

17. Wat verondersteld de dissencus orientation HRM niet?

a.  Onderdrukking van oudere werknemers

b.  Geen ethische debatten vinden plaats

c.  Vrouwen als minderheid

d.  Geen beïnvloeding door het verleden

18. Als er binnen de organisatorische gezondheidspsychologie hoge job demands en een hoge

decision lattitude is, dan is er sprake van een… 

a.  Active jobs

b.  High strain

c.  Low strain

d.  Passive job

19. Welke negatieve relatie behoort niet bij het job demands-resources model of burnout?

Page 6: 803_SIR - Oefenvragen HRM

5/16/2018 803_SIR - Oefenvragen HRM - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/803sir-oefenvragen-hrm 6/21

a.  Demands vs. in-role

b.  Uitputting vs. disengagement

c.  Extra role vs. disengagement

d.  Demands vs. resources

20. Welke stelling(en) is/zijn juist?

I.  Employee branding hoort bij de klassieke houding

II.  Structuur van de organisatie als organisme hoort bij de new professional houding

a.  I. is juist, II. is onjuist

b.  I. is onjuist, II. is juist

c.  I. en II. zijn beiden juist

d.  I. en II. zijn beiden onjuist

21. Prestatie management wordt in HRM ook wel als een brug gezien. Waartussen zou dat zijn?

a.  Tussen de corporate strategy en employee interventions

b.  Tussen performance appraisal en development

c.  Tussen procedural justice en distributive justice

d. 

Tussen HR instruments en evaluation

22. Jantje is niet blij met zijn salaries nu hij weet dat Ton met een vergelijkbare functie € 110,-

meer verdient per maand. Welke rechtvaardigheid zal voornamelijk in het geding komen bij

Jantje?

a.  Procedural justice

b.  Percieved justice

c.  Distributed justice

d.  Allocation justice

23. Wat houdt het Peter Principe in?

a.  Een werknemer zal na verloop van tijd een steeds lagere functie krijgen

b.  Een werknemer wordt bevorderd tot het niveau van zijn/haar competentie

c.  Het nut van een werknemer neemt steeds meer toe bij bevordering van zijn/haar niveau.

d.  Een werknemer krijgt promotie, zodat hij/zij een incentive heeft om nog meer te

bevorderen.

24. Welke doelen zorgen binnen de Goal Setting Theory voor het bereiken van commitment?

Page 7: 803_SIR - Oefenvragen HRM

5/16/2018 803_SIR - Oefenvragen HRM - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/803sir-oefenvragen-hrm 7/21

a.  Specifiek + moeilijk

b.  Haalbaar

c.  Belangrijk + haalbaar

d.  Belangrijk + specifiek

25.  Binnen het AMO model speelt ‘abilities’ een belangrijke rol. Wat is hierover niet waar?

a.  Het geeft aan in hoeverre er job enrichment kan plaatsvinden

b.  Dit gaat de kennis en vaardigheden van de werknemer aan

c.  Dit verbeterd door training en ontwikkeling

d.  Het geeft de mogelijkheid van de werknemers aan

26.  In Nederland is er voornamelijk een… 

a.  Market-bases pay system

b.  Traditional job-based pay system

c.  Competency based pay system

d.  Pay system based on seniority

27.  Welke theory bevat de term ‘instrumentality’? 

a. 

Tournament theoryb.  Expectancy theoy

c.  Agency theory

d.  Performance theory

28. Bij welke vorm van leiderschap speelt de visie van de leider een belangrijke rol?

a.  Transactioneel leiderschap

b.  Laissez-Faire

c.  Dynamisch leiderschap

d.  Transformationeel leiderschap

29. Welk voordeel heeft de ondernemingsraad ten opzichte van de vakbond niet?

a.  Staat dichter bij de onderneming

b.  Macht om slagkracht onderneming in te perken

c.  Macht om stakingen op te zetten waar werknemers doorbetaald krijgen

d.  Lidmaatschap is niet nodig

30. Wat is een zeer negatief bijkomend effect van Downsizing?

Page 8: 803_SIR - Oefenvragen HRM

5/16/2018 803_SIR - Oefenvragen HRM - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/803sir-oefenvragen-hrm 8/21

a.  Er moeten veel werknemers vertrekken

b.  De zwakke werknemers blijven uiteindelijk over

c.  De sterke werknemers blijven uiteindelijk over

d.  Iedereen zal uiteindelijk vertrekken uit de organisatie

31. Tot welke werknemersgroep behoren schoonmakers

a.  Stars

b.  Foot soldiers

c.  Guardiens

d.  Ambulancers

32. Welke werknemersgroep in het HR architecture model, heeft een hoge strategische waarde,

maar een lage uniekheid?

a.  Job-based employees

b.  Knowledge workers

c.  Alliance partners

d.  Contract workers

33. Welke relatie met betrekking tot de person-job fit en de person-organisation fit is niet waar?

a.  Bij een lagere p-j fit, is er een hogere tevredenheid

b.  Bij een hogere p-j fit, is er ook een hogere p-o fit

c.  Bij een lagere p-o fit, is er een lagere commitment en lagere citizin behavior

d.  Bij een hoge p-j fit, is er een hogere employee retention

34. Welk van onderstaande doelen is geen voorbeeld van doelen van HRM:

a.  Financieel

b.  Sociaal

c.  Organisatorisch

d.  Indiviudeel

35. Welk model hanteert de volgende gedachtegang: ‘er kan alleen succes worden bereikt indien

de financiële prestaties en sociale prestaties bovengemiddeld zijn’ 

Page 9: 803_SIR - Oefenvragen HRM

5/16/2018 803_SIR - Oefenvragen HRM - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/803sir-oefenvragen-hrm 9/21

a.  Anglo – Saxon model

b.  Rhineland model

c.  Strategisch gebalanceerd model

d.  Scientific Management

36. Welk van onderstaande stelling is/zijn juist?

Stelling I : Volgens de best fit school is HRM effectiever indien dit op één lijn is met de interne

en externe context van het bedrijf.

Stelling II: De zeven HR praktijken van Pfeffer zijn een voorbeeld van de best fit school

a.  Stelling I is juist, stelling II is onjuist

b.  Stelling I is onjuist, stelling II is juist

c.  Beide stellingen zijn juist

d.  Beide stellingen zijn onjuist

37. De HR Strategy Scan …. 

a.  Analyseert de strategie van de organisatie

b.  Kijkt of er overeenstemming is tussen de HR strategie en de overall strategie van een

onderneming

c. 

Analyseert de nieuwste trends binnen HR strategieënd.  Analyseert de context

38. Welk onderdeel behoort niet tot de HR Strategie uit de HR Strategy Scan

a.  Ontwikkeling en training

b.  Werkgeversparticipatie

c.  Beoordeling en prestatiebeloning

d.  Werving en selectie

39. Social complexity staat voor … 

a.  Unieke historische condities

b.  De link tussen de hulpmiddelen en het concurrentievoordeel is dubbelzinnig

c.  Moeilijk te begrijpen en sociaal complex

d.  Sociale relaties maken het lastig te communiceren binnen de organisatie

40. Welk van onderstaande stellingen is/zijn juist?

I.  In een individuele arbeidsovereenkomst kan loon alleen worden afgesproken in geld

Page 10: 803_SIR - Oefenvragen HRM

5/16/2018 803_SIR - Oefenvragen HRM - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/803sir-oefenvragen-hrm 10/21

II.  Een uitzondering op de regel ‘geen arbeid geen loon’ is vakantie 

a.  Stelling I is juist, stelling II is onjuist

b.  Stelling I is onjuist, stelling II is juist

c.  Beide stellingen zijn juist

d.  Beide stellingen zijn onjuist

41. Een boetebeding is een voorbeeld van:

a.  Dwingend recht

b.  Driekwart dwingend recht

c.  Semi dwingend recht

d.  Regelende of aanvullende bepalingen

42. Joke van Vliet werkt al ruim 17 jaar bij Jumbo Supermarkten. Zij heeft hier een contract voor

onbepaalde tijd. Sinds een paar maanden heeft Joke het meer zo naar haar zin. Daarom

besluit zij ontslag te nemen. Moet Joke hierbij rekening houden met een opzegtermijn?

a.  Nee

b.  Dit hangt af van wat er in haar contract is afgesproken

c. 

Ja, een opzegtermijn van 3 maandend.  Ja, een opzegtermijn van 4 maanden

43. De ijzeren proeftijd houdt in dat …. 

a.  Indien er een proeftijd van 3 maanden is afgesproken, wordt deze door de wet

geheel ongedaan gemaakt.

b.  Indien er een proeftijd van 3 maanden is afgesproken, wordt deze door de wet

geaccepteerd.

c.  De werkgever verplicht is tot het gebruiken van een proeftijd van 1 maand bij een

contract voor bepaalde tijd, en 2 maanden bij een contract voor onbepaald tijd.

d.  De werkgever verplicht is tot het gebruik maken van een proeftijd

44. Wat is onjuist over een ondernemingsraad?

a.  Deze zijn verplicht indien een onderneming meer dan 50 werknemers heeft

Page 11: 803_SIR - Oefenvragen HRM

5/16/2018 803_SIR - Oefenvragen HRM - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/803sir-oefenvragen-hrm 11/21

b.  De leden worden gekozen voor 4 jaar

c.  De ondernemingsraad bestaat uit 3-25 leden

d.  De ondernemingsraad is een medezeggenschapsorgaan

45. Volgens het HR architecture model van Lepak en Snell, is het niet verstandig om:

a.  Contract workers en alliance partners te outsourcen

b.  Job-based employees en knowledge employees te outsourcen

c.  Contract workers, alliance partners, job-based employees en knowledge employees

te outsourcen

46. Welke van de volgende stellingen over de goal-setting theory van Locke is waar?

a.  Doelen die specifiek en moeilijk zijn, leiden tot de hoogste prestaties

b.  Doelen dienen niet te specifiek te zijn, omdat dit leidt tot een te concrete invulling

van het doel. Dit heeft een negatieve invloed op de creativiteit

c.  Doelen zijn niet geschikt om de inspanningen van een werknemer te beïnvloeden.

47. De term forced distribution refereert naar: 

a.  Het eerlijk verdelen van beloningen over de organisatie 

b. 

Een taakbeoordelingssysteem waarin personen in verschillende groepen wordenverdeeld op basis van prestatie 

c.  De wettelijke verplichting om scholing gelijkmatig te verdelen over de organisatie

48. De inputzijde van het dashboard van de Balance Score Card bestaat uit:

a.  HR uitkomsten, financiële uitkomsten en organisatie-uitkomsten

b.  Social capital, human capital en organizational capital

c.  Geen van bovenstaande antwoorden is juist

49. Welke van de onderstaande stellingen is juist?

Page 12: 803_SIR - Oefenvragen HRM

5/16/2018 803_SIR - Oefenvragen HRM - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/803sir-oefenvragen-hrm 12/21

a.  Bij een beoordelingsgesprek behoort de werkgever voornamelijk aan het woord te

zijn, bij een functioneringsgesprek behoort de werknemer voornamelijk aan het

woord te zijn.

b.  Bij een functioneringsgesprek behoort de werkgever voornamelijk aan het woord te

zijn, bij een beoordelingsgesprek behoort de werknemer voornamelijk aan het woord

te zijn.

c.  Bij een beoordelingsgesprek behoort de werkgever voornamelijk aan het woord te

zijn, bij een functioneringsgesprek behoort zijn zowel de werkgever als de

werknemer aan het woord.

50. Welke van de onderstaande stellingen is juist?

a.  Indien een werknemer op staande voet ontslagen wordt, mag deze werken tot het

einde van de dag, of, indien anders bepaald in de arbeidsovereenkomst, tot

maximaal 3 dagen.

b.  Jan is in dienst van Piet. Piet heeft nooit klachten gehad over Jan. Echter, Piet betrapt

Jan nu op alcoholmisbruik tijdens het werk. Piet staat in zijn recht om Jan op staande

voet te ontslaan.

c.  Wanneer een werknemer hardnekkig weigert te voldoen aan redelijke bevelen of 

opdrachten van zijn werkgever, is dit een gegronde reden voor ontslag op staandevoet.

51. Welke van de onderstaande beweringen omtrent de equity theorie is het meest passend?

a.  Volgens de equity theorie wordt de houding van werknemers ten opzichte van hun

beloning beïnvloedt door de verhouding van het door hun bijgedragen werk

enerzijds, en de verhouding van hun beloning in het totaal van beloningen

anderzijds.

b.  Volgens de equity theorie dienen werknemers op basis van functieomschrijving

beloond te worden

c.  De equity theorie geeft aan dat salarissen moeten worden gebaseerd op het salaris

dat een werknemer met dezelfde functie bij een andere organisatie verdient.

Page 13: 803_SIR - Oefenvragen HRM

5/16/2018 803_SIR - Oefenvragen HRM - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/803sir-oefenvragen-hrm 13/21

52. Wat is geen kenmerk van de Nieuwe Professional?

a.  De nieuwe professional wisselt vaker van baan dan de klassieke werknemer.

b.  Competentiemanagement speelt een belangrijke rol

c.  Employee branding speelt een belangrijke rol

53. Welke volgorde van de stadia in het prestatiebeoordelingssyteem is juist?

a.  Prestatie planning – Functieomschrijving - Uitvoeren en Monitoren – Formele

prestatiebeoordeling en beloning

b.  Functieomschrijving  – Prestatie planning – Uitvoeren en Monitoren – Formele

prestatiebeoordeling en beloning

c.  Functieomschrijving  – Prestatie planning – Formele prestatiebeoordeling en beloning

- Uitvoeren en Monitoren

54. Welke stelling omtrent personeelsmanagement en Human Resource Management is onjuist?

a.  Personeelsmanagement is reactief, HRM proactief 

b.  Personeelsmanagement is betrokken, HRM is volgzaam

c.  Personeelsmanagement is pluralistisch, HRM is individueel

55. Historische gebeurtenissen zijn van invloed geweest op de manier waarop wij nu naar HRMkijken. Welke van de volgende gebeurtenissen vond niet plaats na de Tweede Wereldoorlog?

a.  Het poldermodel

b.  Participatie van vrouwen

c.  Vakbonden

d.  Menselijke bureacratie

56. Het doel van HRM kan worden omschreven als het vinden van een balans tussen 3 factoren.

Welke factor hoort daar niet bij?

a.  Individuele doelen

b.  Maatschappelijke doelen

c.  Organisationele doelen

d.  Politieke doelen

Page 14: 803_SIR - Oefenvragen HRM

5/16/2018 803_SIR - Oefenvragen HRM - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/803sir-oefenvragen-hrm 14/21

57. Er wordt onderscheid gemaakt tussen het Rhineland model en het Anglo-Saxon model.

Welke omschrijving past het bestee bij het Anglo-Saxon model?

a.  Toegepast in Amerika en Australië, overlegcultuur gericht op collectivisme

b.  Toegepast in Europa, overlegcultuur gericht op collectivisme

c.  Toegepast in Amerika en Australië, gericht op individu

d.  Toegepast in Europa, gericht op individu

58. Waaruit bestaat de omgevingsfit?

a.  De fit tussen de externe algemene marktcontext en externe algemene institutionele

context enerzijds en de HR strategie anderzijds.

b.  De fit tussen de externe algemene institutionele context en de externe populatie

institutionele context enerzijds en de HR strategie anderzijds.

c.  De fit tussen de externe populatie institutionele context en de externe populatie

marktcontext enerzijds en de HR strategie anderzijds.

d.  De fit tussen de externe algemene marktcontext en de externe populatie

marktcontext enerzijds en de HR strategie anderzijds.

59. Wat is het gevolg van institutionele mechanismen?

a.  Bedrijven gaan op allerlei mogelijke manier proberen de regels te ontwijken

b.  Werknemers kunnen makkelijker van baan wisselen

c.  Bedrijven gaan steeds meer op elkaar lijken

d.  Werknemers hebben hierdoor minder zekerheid

60. Het is volgens de Resource Based View van belang om niet- substitutiebare, waardevolle,

niet-imiteerbare en schaarse middelen te bezitten. Welke factor kan zorgen voor een

duurzaam concurrentievoordeel?

a.  Schaarsheid

b.  Waardevolheid

c.  Niet-imiteerbaarheid

d.  Niet-substitiebaarheid

Page 15: 803_SIR - Oefenvragen HRM

5/16/2018 803_SIR - Oefenvragen HRM - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/803sir-oefenvragen-hrm 15/21

61. Welke organisatorische flexibiliteit bestaat niet?

a.  Arbeid flexibiliteit

b.  Functionele flexibiliteit

c.  Numerieke flexibliteit

d.  Mentale flexibiliteit

62. Welke stelling(en) is/zijn juist?

I.  De harde uitkomsten bevatten organisatorische en financiële uitkomsten

II.  De afkorting HRA, een meet instrument, staat voor Human Resource Accountability

a.  Stelling 1 is juist en stelling 2 is onjuist

b.  Beide stellingen zijn juist

c.  Stelling 1 is onjuist en stelling 2 is juist

d.  Beide stellingen zijn onjuist

63. De balanced scorecard is ‘gemaakt’ door: 

a.  Paauwe

b.  Kaplan & Norton

c.  Leepak & Snell

d.  Deephouse

64. Welke stelling(en) is/zijn juist?

I.  De balanced scorecard is een top-down benadering

II.  Het 4 logic model bestaat uit de volgende componenten (1) Professional, (2) Strategic,

(3) Delivery, (4) Societal

a.  Stelling 1 is juist en stelling 2 is onjuist

b. 

Beide stellingen zijn juistc.  Stelling 1 is onjuist en stelling 2 is juist

d.  Beide stellingen zijn onjuist

65. De input van metingen bestaat uit:

a.  Sociaal, Organisatorisch en kennis kapitaal

b.  Sociaal, Financieel en Menselijk kapitaal

c.  Sociaal, menselijk en organisatorisch kapitaal

d.  Sociaal, kennis en organisatorisch kapitaal

Page 16: 803_SIR - Oefenvragen HRM

5/16/2018 803_SIR - Oefenvragen HRM - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/803sir-oefenvragen-hrm 16/21

66. Kenmerken van de workforce card zijn:

a.  Het is volgens het Rhineland model want veel componenten en belangen worden

meegenomen

b.  Het is volgens het Anglo Saxon model want er wordt gekeken naar de

aandeelhouderswaarde

c.  Het meet het totaal van de HR afdeling

d.  Het ziet Human Resource als investering in plaats van kosten

67. Om stress te verminderen bij werknemers is het een goede oplossing om:

a.  Een lage mate van demand te creeren en een lage mate van latitude

b.  Een lage mate van de mand te creeren

c.  Een hoge mate van latitude te creeren

d.  Een hoge mate van demand te creeren en een hoge mate van latitude

68. Het begrip latitude waar bovenstaande vraag naar refereert houdt in:

a.  Dat de werknemer veel vaste tijden heeft

b.  Dat de werknemer op een vaste plek werkt

c.  Dat de werknemer een hoge mate van controle heeft

d.  Dat de werknemer zich makkelijk aanpast aan de omgeving

69. In het Job demands-resource model wordt onderscheid gemaakt tussen job demands en job

resources. Een voorbeeld van een job demand is:

a.  Werkdruk

b.  Agility

c.  Autonomie

d.  Engagement

70. Welke stelling(en) is/zijn juist?

I.  Het Scientific Management is een voorbeeld van menselijke bureaucratie

II.  Het revisionistic perspective combineert productie componenten een sociale

componenten

a.  Stelling 1 is juist en stelling 2 is onjuist

b.  Beide stellingen zijn juist

c.  Stelling 1 is onjuist en stelling 2 is juist

d.  Beide stellingen zijn onjuist

Page 17: 803_SIR - Oefenvragen HRM

5/16/2018 803_SIR - Oefenvragen HRM - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/803sir-oefenvragen-hrm 17/21

71. Welke stelling(en) is/zijn juist?

I.  Een high performance work system is verstandig om toe te passen in organisaties

waar slimmer werken een voordeel oplevert

II.  In de commitment strategie heeft het management voornamelijk een faciliterende

rol

a.  Stelling 1 is juist en stelling 2 is onjuist

b.  Beide stellingen zijn juist

c.  Stelling 1 is onjuist en stelling 2 is juist

d.  Beide stellingen zijn onjuist

72. Er zijn verschillende werknemersgroepen te onderscheiden. Welke groep hoort bij de

omschrijving: ‘deze werknemers voegen geen waarde toe maar zorgen ervoor dat er geen

grote verliezen worden geleden’ 

a.  Stars

b.  Foot soldiers

c.  Guardians

d.  Infantry

73. Door het HR Architecture model kan een matrix gevormd worden van werknemers met op de

x as (1)… en op de y as (2)… 

a.  Uniek en Strategisch

b.  Uniek en Duurzaam

c.  Strategisch en Competitief 

d.  Strategisch en Duurzaam

Page 18: 803_SIR - Oefenvragen HRM

5/16/2018 803_SIR - Oefenvragen HRM - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/803sir-oefenvragen-hrm 18/21

74. Welke stelling(en) is/zijn juist?

I.  Bij de in het HR Architecture model onderscheiden groep kennis werkers kan het

beste de commitment strategie worden toepast

II.  Recruitment en selectie wordt volgens dit model alleen toegepast op de kennis

werkers en de contract werkers

a.  Stelling 1 is juist en stelling 2 is onjuist

b.  Beide stellingen zijn juist

c.  Stelling 1 is onjuist en stelling 2 is juist

d.  Beide stellingen zijn onjuist

75. Wanneer werknemers worden aangenomen op basis van de value based recruitment (P-O

fit), dan zullen ze aangenomen worden op basis van de volgende kenmerken (1)… . en zal (2)

…. een gevolg zijn: 

a.  (1) Waarden en competenties (2) Goede baantevredenheid

b.  (1) Waarden en competenties (2) Commitment

c.  (1) Kennis en skills (2) Goede baantevredenheid

d.  (1) Kennis en skills (2) Commitment

76. Welke selectietechniek wordt geprefereerd op basis van de validiteit?

a.  GMA test

b.  Peer rating

c.  Work sample test

d.  Integrity test

77. In prestatiemanagement vindt een verschuiving plaats van competentie naar passie,

leidinggeven naar leiderschap en van werven naar … 

a.  Recruiten

b.  Selecteren

c.  Branding

d.  Equity

Page 19: 803_SIR - Oefenvragen HRM

5/16/2018 803_SIR - Oefenvragen HRM - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/803sir-oefenvragen-hrm 19/21

78. Belonen kan gedaan worden op basis van verschillende criteria. Wanneer er beoordeeld

wordt op hoe lang men bij de organisatie betrokken is, hoe noemt men dit dan?

a.  Op basis van job description

b.  Op basis van leeftijd

c.  Op basis van individuele kennis

d.  Op basis van senioriteit

79. Welke stelling(en) is/zijn juist?

I.  Het cafetaria plan is gebaseerd op collectieve afspraken

II.  Het upward en downward effect bij trainingen wordt reversed causality genoemd.

Dit komt omdat de kosten en de effecten op korte termijn zijn

a.  Stelling 1 is juist en stelling 2 is onjuist

b.  Beide stellingen zijn juist

c.  Stelling 1 is onjuist en stelling 2 is juist

d.  Beide stellingen zijn onjuist

80. Wanneer zelfsturende teams zijn ingevoerd is er vaak sprake van een …. vorm van

leiderschapa.  Participative

b.  Transformationele

c.  Laissez-Faire

d.  Transactionele

81. Bij een georganiseerde staking mag een onderneming een werknemer 1. … ontslaan en moet

een onderneming de werknemer 2. … doorbetalen 

a.  1. Wel, 2. Niet

b.  1. Wel, 2. Wel

c.  1. Niet, 2. Niet

d.  1. Niet, 2. Wel

Page 20: 803_SIR - Oefenvragen HRM

5/16/2018 803_SIR - Oefenvragen HRM - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/803sir-oefenvragen-hrm 20/21

82. Het verschil tussen uitzenden en detacheren is:

a.  Een uitzendbureau leent werknemers uit met als doel ze in de organisatie zelf te

plaatsen en een detachering houdt het contract met de werknemers

b.  Een detachering leent werknemers uit met als doel ze in de organisatie zelf te

plaatsen en een uitzendbureau houdt het contract met de werknemers

c.  Een uitzendbureau is een vorm van flexibele arbeid en een detachering is dat niet

d.  Een uitzendbureau neemt werk of een opdracht aan in plaats van in dienst zijn en

een detachering doet dat niet

83. Wanneer iemand op staande voet ontslagen wordt is dit een vorm:

a.  Een van rechtswege ontslag

b.  Ontslag door de rechter

c.  Ontslag door wederzijdse opzegging

d.  Een eenzijdig ontslag

84. Welke stelling(en) is/zijn juist?

I.  De proeftijd mag 2 maanden bedragen bij een contract voor onbepaalde tijd

II.  In het plan met als titel ‘de vraag naar arbeid’ van het Sociaal cultureel planbureau’ is

onder andere te lezen dat veel bedrijven de mogelijkheid instellen om thuis te werken,maar hierin niet in even grote mate in wordt geparticipeerd door de werknemers.

a.  Stelling 1 is juist en stelling 2 is onjuist

b.  Beide stellingen zijn juist

c.  Stelling 1 is onjuist en stelling 2 is juist

d.  Beide stellingen zijn onjuist

85. Welke stelling(en) is/zijn juist?

I.  De vergoeding door de kantonrechter bevat een formule met de onderdelen: werkduur,

leeftijd en de betrokkenheid

II.  Bij een collectief ontslag is er sprake van het ontslag van >20 mensen binnen 3 maanden.

Hiervoor is een ontbindingsprocedure verplicht.

a.  Stelling 1 is juist en stelling 2 is onjuist

b.  Beide stellingen zijn juist

c.  Stelling 1 is onjuist en stelling 2 is juist

d.  Beide stellingen zijn onjuist

Page 21: 803_SIR - Oefenvragen HRM

5/16/2018 803_SIR - Oefenvragen HRM - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/803sir-oefenvragen-hrm 21/21

 

ANTWOORDEN:

1. B

2. D

3. B

4. A

5. B

6. B

7. C

8. A

9. D

10. C

11. D

12. C

13. A

14. B

15. A

16. D

17. D18. A

19. A

20. B

21. A

22. C

23. B

24. C

25. A

26. B

27. B

28. D

29. C

30. B

31. B

32. A

33. A

34. A

35. C

36. A

37. D

38. B

39. C

40. C

41. C

42. D

43. A44. B

45. B

46. A

47. B

48. B

49. C

50. C

51. A

52. B

53. B

54. B

55. D56. D57. C58. B59. C60. D61. A62. A63. B64. C65. C66. B67. C68. C69. A70. A71. B72.

 C

73. A74. A75. B76. C77. C78. D79. D80. C81. C82. B83. D84. B85. C