6081 – Gemeente Laarne Ruimtelijk Uitvoeringsplan “Dorpskern … · 2012. 1. 23. · 6081 /...

DE ONTWERPER GEZIEN EN VOORLOPIG VASTGESTELD DOOR DE GEMEENTERAAD IN ZITTING VAN …

GEZIEN EN GOEDGEKEURD DOOR DE DEPUTATIE IN

ZITTING VAN …

PATRICK MAES RUIMTELIJK PLANNER

BURGEMEESTER

SECRETARIS

GEMEENTEZEGEL

6081 / januari 2012

6081 – Gemeente Laarne Ruimtelijk Uitvoeringsplan “Dorpskern Kalken” Aangepaste nota mer-screening –Januari 2012

SumResearch / RUP “Dorpskern Kalken” – Gemeente Laarne” 1

SumInhoudstafel

6100/bx.wg

A. TOELICHTINGNOTA

1. INLEIDING / PROBLEEMSTELLING VANUIT DE GEMEENTE / PROCESVERLOOP 2 2. SITUERING EN BEGRENZING 4 3. BESTAANDE TOESTAND 6 3.1. Ruimtelijke context 6 3.2. Historische context 6 3.3. Beleidscontext 8 3.4. Juridische context 11 4. RELATIE MET DE RUIMTELIJKE STRUCTUURPLANNEN 24 4.1. Het Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Laarne – Situatie voor Kalken 24 5. GEWENSTE RUIMTELIJKE STRUCTUUR 32 5.2. Toetsing aan de planningscontext en het GRS 32 5.3. Concrete planopties 32 6. MILIEUEFFECTRAPPORTAGE – VERZOEK TOT RAADPLEGING 34 6.1. Nulalternatief 34 6.2. Bodem 35 6.3. Water 36 6.4. Fauna en flora 36 6.5. Landschap - Beschermd erfgoed 38 6.6. Mobiliteit 39 6.7. Mens – Landbouw 39 6.8. Grensoverschrijdende effecten 39 6.9. Motivatie tot niet-opmaak van een Plan-MER 40 7. WATERTOETS 41 8. RUIMTEBALANS T.O.V HET GEWESTPLAN – PLANSCHADE -PLANBATEN 43 8.1. Ruimtebalans 43 8.2. Planschade -Planbaten 43 9. OPGAVE VAN DE VOORSCHRIFTEN DIE STRIJDIG ZIJN MET HET RUP EN DIE OPGEHEVEN WORDEN 44


SumInhoudstafel

6100/bx.wg

Kaarten: kaart 1 Situering zone in ruimere context en ten opzichte van kern. 5 kaart 2 Situering zone in ruimere context ten opzichte van kern en Kalkense Meersen. 7 kaart 3 Situering RUP tov Gewestelijk RUP Kalkense Meersen. 11 kaart 4 Gewenste Ruimtelijke Structuur GRS Laarne – situatie Kern Kalken 29 kaart 5 Gewenste Ruimtelijke Structuur GRS Laarne – situatie Kern Kalken 31 kaart 6 Bodemkaart: 35 kaart 7 Biologische waarderingskaart: 36 kaart 8 Natura 2000: 37 kaart 9 Landschapsatlas – Onroerend Erfgoed 38 kaart 10 Watertoets 41

B. STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN


A. TOELICHTINGSNOTA


1. Inleiding / probleemstelling vanuit de gemeente / procesverloop

Het College van Burgemeester en Schepenen wordt de afgelopen jaren geconfronteerd met een fenomeen dat ook in verschillende andere kleine steden en dorpen ingang heeft gevonden. De dorpskernen worden op gebied van bebouwing geherwaardeerd waarbij oude bebouwing plaats maakt voor nieuwbouw die veelal de vorm van appartementen aanneemt. Op gebied van kernversterking en –verdichting is dit uiteraard een goede zaak in de mate dat de bebouwing die wordt vervangen geen waardevolle bebouwing is en in de mate dat het beeld dat dikwijls de eigenheid van een dorp uitmaakt niet verloren gaat door een radicale wijziging van bvb aantal bouwlagen, dakvorm, algemene architectuurvorm van de nieuwe bebouwing. Laarne is door zijn ligging bij Gent historisch “begunstigd” geweest met een groot aantal waardevolle “burgerswoningen “ en zelf kleine kasteelachtige bebouwing in zijn kern, zowel in de kern van Laarne als van Kalken. De omgeving rond het dorpsplein is in beide gevallen zeker een waardevol geheel op gebied van architectuur en stedenbouw. Desondanks begint het aangehaalde verschijnsel van “rendementsbouw” zich toch in Laarne maar ook in mindere mate in Kalken te tonen. Verschillende nieuwbouwen zijn gebouwd of in opbouw met een aantal bouwlagen en typologie die niet deze is van de “historische” kern. Het risico is niet ondenkbaar dat dit zich ook verder zet in het geheel van dorpskernen. Daarom wil het College van Burgemeester en Schepenen van Laarne een RUP opmaken met bijhorend studiewerk, om te bepalen welke bebouwing en/of gehelen van bebouwing voldoende waardevol zijn om in zijn globale vorm te behouden en aldus ook het dorpskarakter van Kalken te vrijwaren. In een eerste fase was dit onderzoek ruim opgevat en zijn meer woningen dan louter deze van de Inventaris Onroerend Erfgoed opgenomen op basis van eigen voorgestelde criteria. Bij de opmaak van RUP Laarne-Centrum was al gebleken dat hier een beperkt draagvlak binnen de gemeente aanwezig was. De reden hiervoor lag dat verplichtingen aan woningen zouden worden toegeschreven zonder dat hier rechten worden tegenover gezet bvb onder de vorm van recht op renovatiesubsidies voor het verplichte behoud van de woningen. Het College heeft daarom beslist om zich enkel te houden aan de vastgestelde lijst van de Inventaris Waardevol Erfgoed dd. 20/09/2010. Er is wel voorzien in andere maatregelen die de kleinschaligheid van het uitzicht van de dorpskern moeten garanderen voor zowel nieuwbouw als verbouwingen. Bijkomend zijn in de kern Kalken ook nog andere problematieken van toepassing:

1) Aan de zuidkant van de Vaartstraat en Kalkendorp, maar vooral in de Hooistraat zijn reeds in de bestaande toestand verschillende bebouwingen gelegen in Valleigebied. Het is de bedoeling van het RUP om enkel voor reeds bestaande landbouwzetels bijkomende bebouwingsmogelijkheden te voorzien in aansluting met de bestaande bebouwing. Ook wordt voorgesteld om de bestaande toestand om perceelsniveau (grenzen) conform te maken met het bouwgebied/woongebied. Het bepalen van deze bestemmingsgrens moet samen


gezien worden uiteraard met de bestaande ingenomen percelen maar ook met de grens van het Gewestelijk RUP Kalkense Meersen (zie planningscontext).

2) De gemeentelijke rooilijn van de Vaartweg, en Kalkendorp raakt veel van de bestaande aangrenzende bebouwing. In functie van de eerste doelstelling van het RUP, nl. het valoriseren van het waardevol erfgoed in de kern van Kalken, wordt hier gezocht en voorgesteld om de ingestelde rooilijn punctueel op te heffen en terug te komen tot de eerdere (en fysieke) rooilijn van de Vaartstraat, Kalkendorp, die overeenkomt met de inplanting van de historische bebouwing in deze straat, waarvoor behoud door de gemeente is gewenst (Inventaris Bouwkundig Erfgoed). Er zijn echter ook situaties waar de verkeersveiligheid primeert en waar na grondig onderzoek geoordeeld is om de rooilijn te behouden en zodoende een aantal ruimere kruispunten te verkrijgen.

3) Hetzelfde verschijnsel doet zich voor in een aantal gemeentewegen en gemeentelijke rooilijnen (Kwernstraat, Kleine Molenstraat, Koffiestraat, Boombosstraat, Uitbergsestraat). De rooilijn van de Uitbergsestraat komt voort uit het onteigeningsplan dat hiervoor destijds is opgemaakt.

4) Het RUP moet/kan oplossingen aanreiken voor een aantal zonevreemde bedrijven en ook een groter aantal zonevreemde woningen.

Zodoende is de opdracht uitgeschreven om deze waardevolle bebouwing in de kern van Kalken te onderzoeken in samenhang met de verkeersveiligheid en een kader te stellen met voorschriften om met deze waardevolle bebouwing om te gaan in de toekomst. Het huidig voorliggend document omvat derhalve: - toelichting met opname van de inventaris waardevol erfgoed + studiewerk voor waardevolle gehelen, - het verzoek tot raadpleging in het kader van de Milieueffectenrapportage


2. Situering en begrenzing

De hoofdgemeente Laarne wordt samengesteld door voornamelijk 2 kernen, nl Laarne en Kalken. Het voorwerp van dit RUP situeert zich in de kern Kalken. De zone van RUP “Dorpskern Kalken” is gelegen ten oosten van de hoofdgemeente Laarne. De zone heeft een oppervlakte van +/- 45 ha 65 are. De grens verloopt globaal als volgt:

− Aan de noordelijke zijde volgt de grens de historische bebouwing langsheen de Koffiestraat en de Vromondstraat. − In het middendeel is de bebouwing in de Kalkendorp, de Vaartstraat en Nerenweg haast volledig gevat in de

begrenzing. In een deel van de Bosboomstraat en de Uitbergsestraat is de zuidelijke bebouwing aan die straten in het RUP vervat.

− De zuidelijke grens wordt grotendeels bepaald door de afbakening Gewestelijk RUP Kalkense Meersen (BVR 26/03/2010).

De zone wordt gekenmerkt door een nog vrij lage densiteit van bebouwing (in oppervlakte en aantal bouwlagen). Dit geeft aan het centrum nog een echt dorpskarakter. Hierop wordt dieper in gegaan bij de ruimtelijke context.


kaart 1 Situering zone in ruimere context en ten opzichte van kern.


3. Bestaande toestand

3.1. Ruimtelijke context

Het voorwerp van het RUP wordt bepaald door het centrum van de deelgemeente Kalken. De kern van Kalken heeft in grote mate haar eigenheid nog weten te behouden. Deze eigenheid wordt bepaald door:

- de aanwezigheid van de kerk aan het Dorpsplein en de omgevende “Burgers”woningen - een kleinschaligheid van bebouwing, - een typologie van veelal gekoppelde of gegroepeerde bebouwing met 1 à 2 bouwlagen en met voornamelijk een

hellend dak, - een voornamelijk baksteen architectuur - een grote hoeveelheid “burger”woningen en “kasteelachtige” bebouwing die de historische “rijkdom” van de

gemeente als randgemeente dicht bij Gent aangeven. Net zoals in Laarne hoofdgemeente zijn in een latere periode vanaf 1950 à 1960 zijn aan de randen aanvullingen gebeurd met verkavelingen die een andere typologie voorstonden nl, alleenstaande villabouw met grote tuinpercelen. Deze tuinpercelen zijn tot vandaag nog open en onbebouwd gebleven. Het Rup wordt ook bepaald door de overgangszone tussen de kern en de “Kalkense Meersen”. Hier zijn een vrij groot aantal percelen die strikt genomen niet bij de Kalkense Meersen horen maar die toch zeer open zijn en in gebruik zijn voor de landbouw. Zij maken zeker geen eenheid uit met de kern van Kalken. De bepaling van de begrenzing is gebeurd grotendeels na onderzoek van de historische groei van de kern, met als bedoeling de eigenlijke historische straten en meer waardevolle bebouwing in het RUP te vatten. In noordelijke richting verloopt de begrenzing daardoor via de Koffiestraat, Kerkakker, Bieststraat tot de Vaartstraat; In oostelijke richting verloopt de begrenzing via de Vromondestraat, achterzijde Kalkendorp, Uitbergsestraat. Het Gewestelijk RUP “Kalkense Meersen” bepaalt de zuidelijke grens van het RUP.

3.2. Historische context

Kalken is een straatdorp, ontstaan aan de (steil)rand van de Kalkense meersen en verbonden met de Schelde door de Kalkenvaart. De oudste bebouwde straten rond de kerk zijn de Vaartstraat, Kalkendorp, Koffiestraat en Vromondstraat (zie kaart Ferraris). De bebouwing langs de Uitbergstraat en Boombostraat is van recentere datum, naast vele verkavelingen (o.a.Mouterijstraat). De kerk van Kalken is een bouwdoos van verschillende stijlen (met romaanse, gotische, barokke,... stijlelementen). De Kalkense meersen zijn laagliggende hooi- en grasvelden, doorsneden door een wirwar van grachten en sloten, en nog steeds vrijwel onbebouwd. Er zijn sporen gevonden van zeer vroege bewoning aan de rand van de Kalkense meersen


(neolithicum, gallo-romeinse bewoning). Zoals reeds aangegeven was Kalken verbonden met de Schelde via de Kalkenvaart, eindigend op het Vaartplein langs de Vaartstraat (met zwaaikom). Gegraven tijdens het bewind van keizer Karel, was dit haventje tot aan de eerste wereldoorlog het handelscentrum van de streek. Sinds 1958 is het onmogelijk geworden de Kalkenvaart te bereiken vanuit de Schelde. De aanwezige handelsactiviteit heeft ertoe geleid dat in de dorpskern van Kalken verschillende 18de eeuwse herenhuizen aanwezig zijn (vb. in de Vromondstraat), naast De Mouterij in de Mouterijstraat.

kaart 2 Situering zone in ruimere context ten opzichte van kern en Kalkense Meersen.


3.3. Beleidscontext

3.3.1. Sigmaplan

Het plangebied grenst aan het gewestelijk RUP “gebieden van het geactualiseerde Sigmaplan “Cluster van de Kalkense meersen” (zie verder). Als gevolg van de overstromingen in 1976 besliste de ministerraad in 1977 het zogenaamde Sigmaplan om het Schelde-estuarium te beveiligen tegen overstromingen, uit te voeren. Dat Sigmaplan had tot doel een hoog veiligheidsniveau langsheen de Schelde en haar zijrivieren te realiseren door enerzijds dijkversterkingen en dijkverhogingen uit te voeren en anderzijds door het inrichten van gecontroleerde overstromingsgebieden. Door de gewijzigde fysische omstandigheden (verhoogde frequentie van stormvloeden,verhoogde peilen) en de daaraan gekoppelde evolutie in de veiligheid, nieuwe inzichten in waterbeheer en waterbeheersing en de nieuwe visie op het waterbeleid (integraal waterbeleid) werd duidelijk dat een actualisatie van het Sigmaplan van 1977 noodzakelijk was. Zo werden in september 2003 een aantal planalternatieven gedefinieerd, met de bedoeling de haalbaarheid en wenselijkheid ervan te bestuderen aan de hand van onder meer een planmilieueffectenrapport (plan-MER) en een maatschappelijke kostenbatenanalyse (MKBA). Op basis van de resultaten van de plan-MER en MKBA besliste de Vlaamse Regering op 17 december 2004 dat het optimale geactualiseerde Sigmaplan bestaat uit een combinatie van de aanleg van gecontroleerde overstromingsgebieden en lokale dijkverhogingen en dat het geoptimaliseerde planalternatief aangevuld moet worden met noodzakelijke natuurontwikkelingsprojecten om te voldoen aan de doelstellingen van de langetermijnvisie voor het Schelde-estuarium voor wat betreft de component ‘natuurlijkheid’. Op 22 juli 2005 keurde de Vlaamse regering het geactualiseerde SigmaPlan goed. De Vlaamse Regering bekrachtigde op 28 april 2006 het ‘Meest Wenselijke Alternatief’ - bestaande uit een optimale combinatie van dijkverhoging en de aanleg van gecontroleerde overstromingsgebieden (GOG’s3) en gecontroleerde overstromingsgebieden met gereduceerd tij (GGG’s4) – als uitgangspunt voor de concretisering en verdere uitwerking van het geactualiseerd Sigmaplan, de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen en als werkingsgebied voor de inzet van de flankerende maatregelen voor landbouw en plattelandsrecreatie. Voor wat de effectieve realisatie van het Meest Wenselijke Alternatief betreft, werd een eerste fase gedefinieerd. Deze eerste fase omvat naast de dijkverstevigingen op de Zeeschelde, de Durme, de Rupel, de Zenne, de Dijle en de Nete’s de aanleg van overstromings- en natuurgebieden langsheen de Zeeschelde en de Durme. Er werd beslist dat het gebied gebied “Cluster Kalkense Meersen” één van de prioritair op te starten overstromings- en natuurgebieden is, waarbij de werkzaamheden op terrein in 2010 gestart moeten zijn. Hierbij worden de eigenlijke Kalkense meersen beschouwd als een wetland : Wetlands zijn natte gebieden met belangrijke natuurwaarden. Het betreft zowel natte graslanden, moerasachtige gebieden en natte bossen. Wetlands vervullen als dusdanig geen hoofdfunctie inzake veiligheid. Waterberging vanuit de Schelde is niet voorzien. Wel is voor de ontwikkeling

Met opmaak: Kop3;ISO3;Subparagraaf;Sub-Paragraaf

Met opmaak: Inspringing: Links: 0cm, Eerste regel: 0 cm





Met opmaak: Onderstrepen


van natte natuur een hogere grondwaterstand gewenst. De afwatering van de bovenstroomse gebieden is wel een belangrijk veiligheidsaspect. Voor de Kalkense Meersen wordt een verhoging van de grondwaterstand nagestreefd door het verhogen van de waterpeilen in stuwbekkentjes. Doordat het deelgebied al van nature een kom is, waarbij de aangrenzende zones hoger liggen, creëert een opstuwing in het gebied geen problemen buiten het deelgebied. Het niveau van de Kalkense Vaart, die instaat voor de afwatering van een groot achterland, wordt daarbij afzonderlijk gehouden van de stuwbekkentjes. Concreet zouden er op de zijbeken en grachten die uitmonden in de Kalkense Vaart regelbare stuwen geplaatst worden, al dan niet ter hoogte van de instroom in de Kalkense Vaart. Een beperkte verhoging van de grondwatertafel heeft de meeste potenties voor het realiseren van de instandhoudingsdoelstellingen. Concreet kan door in de verschillende deelbekkentjes de grondwatertafel op een eigen niveau te brengen een groot areaal aan vochtige graslanden ontwikkeld worden, zoals Dotterbloemgraslanden, Zilverschoon- en Kamgrasland, Glanshaverhooiland en Grote Vossestaartgrasland. Ter hoogte van Scherenmeersen en noordelijk van Springels ontstaan riet- en vochtige ruigtevegetaties. Om de beoogde oppervlakte open water te benaderen is het opnieuw openmaken van de Oude Scheldearm aangewezen.


3.3.3.4. Juridische context

3.3.1.3.4.1. Gewestplan

Het gebied van het RUP bevindt zich volgens het gewestplan voornamelijk in Woongebied en Landelijk Woongebied. Het gedeelte in het zuiden is gelegen in Valleigebied. Het gewestplan is weergegeven op de kaart plan Bestaande Juridische Toestand.

3.3.2.3.4.2. Gewestelijk Ruimtelijk uitvoeringsplan Kalkense Meersen (BVR 26/03/2010)

Ten zuiden van het RUP-gebied is recent een ruim Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan Kalkense Meersen goedgekeurd. De zuidelijke grens van het RUP Dorpskern Kalken houden rekening en komen overeen met de afbakening van dit Gewestelijk RUP. De grens van het Gewestelijk RUP is in grote mate bepaald door het reliëfverschil dat zich voordoet tussen de percelen binnen het Gewestelijk RUP en deze ten noorden ervan (die dus deel uitmaken van het Gemeentelijk RUP).

kaart 3 Situering RUP tov Gewestelijk RUP Kalkense Meersen.


3.3.3.3.4.3. Vogelrichtlijngebied – Habitatgebied - Vengebied

Het vogelrichtlijngebied, Habitatgebied en Ven gebied komen grotendeels overeen met het Gewestelijk RUP “Kalkense Meersen”. Enkele percelen vallen buiten het gewestelijk RUP maar worden dus wel opgenomen in het voorliggend gemeentelijk RUP Dorpskern Kalken. De verschillende afbakeningen zijn aangeduid op de kaart juridische toestand.

3.3.4.3.4.4. BPA

Het gedeelte van het RUP Dorpskern Kalken ten noorden van de Nerenweg en het gedeelte ten westen van de Koffiestraat maakt deel uit van BPA 2 met MB 01/02/10974. Het BPA voorziet hierbij inname van (nog) open terreinen en tuinen met inrichting van een weg uitgevend het driehoekige plein aan Kalkendorp.

3.3.5.3.4.5. Rooilijnplannen

De rooilijnen zijn aangeduid op de kaart bestaande juridische toestand van het RUP. Op de N407 Vaartstraat, Kalkendorp en Vromondstraat is een goedgekeurde rooilijn van toepassing dd 25/10/1974. In de Koffiestraat is een gemeentelijk rooilijn van toepassing, vastgesteld op 19/07/1922. In de Nerenweg, Kwernstraat en Kleine Molenstraat zijn eveneens gemeentelijke rooilijnen van toepassing, resp . MB 10/11/1959 en MB 16/07/1957. In de Uitbergsestraat is een rooilijn van toepassing als gevolg van onteigening dd 22/01/1980. Deze rooilijnen bezwaren op verschillende plaatsen langsheen het traject woningen. Dit geeft aanleiding tot een moeilijke vergunningsprocedure in geval van verbouwingen van verschillende van deze woningen. Dit staat soms in contrast met het feit dat behoud en verbouwing van sommige van deze woningen juist gewenst is.

3.3.6.3.4.6. Verkavelingen / Vergunningen

De niet-vervallen verkavelingen zijn weergeven op de kaart bestaande juridische toestand.

3.3.7.3.4.7. Zonevreemde bedrijven

Er bevinden zich ook vier (gedeeltelijk) zonevreemde bedrijven binnen het RUP: - Vaartstraat/Menneweg (kadastraal 23L)

o Bouwen van een atelier 14/11/72 o Bouwen van een atelier 10/09/73

- Kalkendorp 9 o Uitbreiden magazijn voor dranken 01/08/88

- Uitbergsestraat / Hooistraat (kadastraal 195m)


o Overdekken opslagplaats 13/01/86 - Vaartstraat 86A:

o bouwen opslagplaats voor landbouwmachines 25/04/85 o uitbreiding van een loods: weigering + vordering van meerwaarde 11/06/86

De vergunningstoestand van deze zonevreemde bedrijvigheid staat eveneens op de kaart bestaande juridische toestand. Het blijkt dat de eerste drie in orde zijn met de vergunningen. Het achterste gebouw in de Vaartstraat 86A werd wederrechtelijk opgericht, maar werd in 1988 gedoogd, mits het betalen van een meerwaarde.

3.3.8.3.4.8. Zonevreemde woningen

In drie straten van het RUP komen bij nazicht van het gewestplan, zonevreemde woningen voor: - Uitbergsestraat 15 / Asselweg: n° 15 194k vergunning voor het bouwen van een landelijke woning

30/09/1967 - Hooistraat 4 199C3 dateert van vóór 1962 - Hooistraat 6 199C3 dateert van vóór 1962 - Vaartstraat 24a: 66c Herssens Gilbert : vergunning door college op 31-08-2006

voor verbouwen van handelszaak. In 1987 is een PV opgemaakt voor oprichten van tuinhuis, serre, geitenstal zonder vergunning - gedoogd door bet van transactiesom.

Deze woningen zijn op de kaart juridische toestand ook als zonevreemd aangeduid.

3.3.9.3.4.9. Beschermde monumenten

Volgende tabellen geven voor het centrum van Kalken aan welke bebouwing reeds in de huidige bestaande toestand zijn beschermd. Op de kaart juridische toestand en in de beschrijving is ook aangegeven of de tuin mee beschermd is. De lijst wordt opgegeven per straat binnen het RUP-gebied.

Met opmaak: Inspringing: Links: 0cm, Verkeerd-om: 10,25 cm


geen straatnaam... SINT-DENIJSKERK monument

St-Denijskerk Kalken VAARTSTRAAT:

Vaartstraat 10

KASTEEL "TER WEIDEN" EN KASTEELPARK vml. kasteel "Ter Weiden", home Werner Tibbaut en kasteelpark met waardevol bomenbestand, koetshuis

monument

http://paola.erfgoed.net/engine/fiche.php?id=001923&pv=O




NERENWEG:

Nerenweg 1

vml. huis Luyckx en tuin met ijskelder en koetshuis, met uitsluiting van gebouw op perceel 579f monument

Nerenweg 1 KOFFIESTRAAT + MOUTERIJSTRAAT

Koffiestraat 2

vml. brouwershuis De Smet, Dauwe, Cremers met rest van bijhorende tuin en vml. dienstgebouw monument

Koffiestraat 2 Mouterijstraat




VROMONDSTRAAT:

Vromondstraat 4 huis met voormalige koetshuizen monument

Vromondstraat 4 Er zijn op dit ogenblik geen voorlopig beschermde monumenten of erfgoed. Door hun bescherming is voor dit erfgoed specifieke wetgeving van toepassing. Zij passen volledig in de doelstelling van het RUP maar hoeven geen speciale vermelding te krijgen in de voorschriften.


3.3.10.3.4.10. Inventaris waardevol erfgoed (dat geen monument is)

Door de doelstelling van de gemeente om de aanwezige architectuur en het stedenbouwkundig erfgoed beter te valoriseren en zodoende het dorpskarakter van Kalken te versterken, leek het aangewezen om ook een fotoreportage in te voegen met betrekking tot dit erfgoed. De weergave van het erfgoed houdt rekening met wat op vandaag al aan opnamewerk is gebeurd (inventaris) en werkt dus met verschillende categorieën, zoals hieronder omschreven: Eerst en vooral wordt de bebouwing opgenomen die reeds op vandaag is aangeduid in de inventaris van waardevol erfgoed. Dit waardevol erfgoed heeft een waarde min of meer “objectief” vaststaat. Hieronder volgt de lijst, opgedeeld per straat, zoals overgenomen van de Inventaris.


VROMONDESTRAAT

- Herberg en afspanning “Het Gulden Hoofd (voormalig) o Vromondestraat , 2

- Weverij “Tissage de Calcken (voormalige) o Vromondestraat , 6

- Herenhuis o Vromondestraat , 13

Vromondestraat , 2 Vromondestraat , 6 Vromondestraat , 13 KLEINE MOLENSTRAAT

- Dorpshuisje o Kleine Molenstraat, 13

Kleine Molenstraat, 13


KOFFIESTRAAT

- Buitenverblijf (voormalig) Villa Piens o Koffiestraat 18

- Burgershuis o Koffiestraat 24

- Ensemble van twee burgerhuizen o Koffiestraat 31-33

Koffiestraat 18 Koffiestraat 24 Koffiestraat 31-33 NERENWEG

- Burgerhuis o Nerenweg 5

- Villa o Nerenweg 9-11

- Huis “Den waterbak” o Nerenweg 13

Nerenweg 5 Nerenweg 7-9 Nerenweg 13


VAARTSTRAAT

- Ensemble van 2 gekoppelde burgerhuizen - (ID 58199) o Vaartstraat , 6, 8 o Woonhuizen uit 1933

- Twee arbeidershuisjes - (ID 58201) o Vaartstraat , 12-14 o Woonhuizen 1877-1877

- Burgerhuis - (ID 58203) o Vaartstraat, 34 o woonhuizen

- Rijhuis met winkelpui - (ID 58204) o Vaartstraat, 36 o woonhuizen; winkels

- Puin van rosmolen en van maalderij - (ID 58205) o Vaartstraat , 57

- Voormalige hoeve met molenaarshuis - (ID 58206) o Vaartstraat , 57 o Hoevenuit periodes 1851-1851; 1867-1867

- Burgerhuis - (ID 58209) o Vaartstraat , 76 o Woonhuizen 1882-1882

Vaartstraat , 6, 8 Vaartstraat , 12-14 Vaartstraat, 34

Vaartstraat 36 Vaartstraat , 57 Vaartstraat , 76


KALKENDORP

- Dorpsboom z.g. "vrijheidsboom" - (ID 58139) o Kalkendorp , zonder nummer o 1872-1872

- Gedenksteen oorlogsslachtoffers 1914-1918 - (ID 58140) o gedenktekens; oorlogsmonumenten1924-1924

- Bergplaats van de parochiekerk Sint-Denijs - (ID 58142) o Kalkendorp , zonder o 1851-1883

- Burgerhuis - (ID 58143) o Kalkendorp , 2-4 o Breedhuizen 1849-1849

- Pastorie - (ID 58144) o Kalkendorp , 6 o neoclassicistisch pastoriëen1844-1845 o ontwerp (1844) van Johan Beeckman, stadsarchitect van Dendermonde

- Burgerhuis, heden café "Vrijgeweide" - (ID 58145) o Kalkendorp , 7 o breedhuizen1800-1900

- Burgerhuis - (ID 58146) o Kalkendorp , 9 o Breedhuizen 1863-1863

- Burgerhuis - (ID 58147) o Kalkendorp , 26 o breedhuizen1888-1888

- Burgerhuis, heden café "Parochiehuis" - (ID 58148) o Kalkendorp , 28 o Breedhuizen 1913-1913

- Voormalig brouwershuis - (ID 58149) o Kalkendorp , 31 o Breedhuizen 1808-1808

- Burgerhuis - (ID 58150) o Kalkendorp , 43 o breedhuizen1873-1873

- Dorpshuis - (ID 58151) o Kalkendorp , 63 o Breedhuizen 1894-1894;

- Dorpshuis o Kalkendorp , 79


Kalkendorp , 2-4 Kalkendorp , 6 Kalkendorp , 7

Kalkendorp , 9 Kalkendorp , 26 – 28 Kalkendorp , 31

Kalkendorp , 43 Kalkendorp , 63 (links op foto) Kalkendorp , 79


BOOMBOSSTRAAT - Burgerhuis - (ID 58122)

o Boombosstraat , 5 o Woonhuizen

- Huis De Lausnay - (ID 58123) o Boombosstraat , 7: o Woonhuizen 1750-1800

Boombosstraat , 5 en 7 De bedoeling van de weergave van de inventaris ,is zeker niet om aan al deze bebouwing de waarde van monument te geven. Dit zou immers zeer beperkend werken wanneer voor deze bebouwing een comfortverbetering wordt nagestreefd of blijkt dat zij dienen uitgebreid te worden als gevolg van wijzigingen in gezinssituaties. In het kader van de probleemstelling, ligt de bedoeling eerder in het feit dat zij niet zomaar afgebroken kunnen worden en dat bij verbouwing rekening moet gehouden worden met de architecturale typologie, elementen, materialen… De voorschriften zullen hierop gericht worden.


4. Relatie met de ruimtelijke structuurplannen

4.1. Het Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Laarne – Situatie voor Kalken

4.1.1. Bindend gedeelte

Er is geen specifieke bindende bepaling tot de opmaak van RUP Kalkendorp in het GRS van Laarne

4.1.2. Richtinggevend gedeelte

In het richtinggevend deel zijn wel verschillende passages opgenomen die een context aanduiden waarbinnen het wenselijk wordt om het voorliggende RUP ter betere bescherming van het dorpspatrimonium uit te werken. Zij worden hieronder weergegeven: Het RUP maakt deel uit van de Multifunctionele ruimte Laarne-Kalken: 4.1 Multifunctionele ruimte Laarne-Kalken Deze hoofdruimte beslaat het centrale gedeelte van Laarne en Kalken. Zij wordt noordelijk begrensd door de ‘groene buitens’ en de ‘zandakkers’ en zuidelijk door eveneens de ‘groene buitens’ en de ‘Scheldevallei’. Deze hoofdruimte moet zich profileren als een multifunctionele, hoogdynamische zone in een nieuw landschap. ‘Wonen in het groen’, ‘verwevenheid met lokale activiteiten’, ‘alternatieve land- en tuinbouw’ vormen er de belangrijkste thema’s. Ze komen voor een groot deel verweven voor. Het nieuwe landschap wordt ontwikkeld op basis van de bestaande bebouwing en het bestaande wegenpatroon. De bebouwing in deze deelruimte varieert van aaneengesloten dichtbebouwde zones naar halfopen versnipperde zones met open ruimtekamers. De bebouwing wordt doorspekt door groenelementen allerhande. Geïsoleerde of zonevreemde woningen krijgen alle kansen om volwaardige woongelegenheden te blijven. Geïsoleerde of zonevreemde bedrijven krijgen eveneens alle kansen op hun activiteiten op een volwaardige manier te kunnen verder zetten zolang zij een lokaal karakter blijven behouden, geen grote hinder veroorzaken voor het wonen en niet gelegen zijn in elementen van de natuurlijke structuur. Land- en tuinbouw komt in deze zone voor in de vorm van intensieve, weinig ruimtebehoevende teelten en/of niet hinderlijke specialismen (bv. glastuinbouw, biologische land- en tuinbouw). Bij het deel “5.1. Gewenste Nederzettingsstructuur, sub 5.1.2. Ruimtelijk beleid”, geeft Kaart 7 uit het GRS de gewenste ruimtelijke nederzettingsstructuur. Daarbij horend wordt uitgelegd: In deel “5.1 Gewenste Nederzettingsstructuur”, sub “5.1.2.Ruimtelijk beleid” wordt gesteld: (a) Beleidscategorieën Om een doelgericht woonbeleid te kunnen voeren is het noodzakelijk te beschikken over afgelijnde beleidscategorieën. Deze categorieën moeten gebiedsgericht zijn, dus gebaseerd zijn op het nederzettingspatroon van Laarne. In het informatief


gedeelte werd vanuit de bestaande toestand van het nederzettingspatroon een indeling gemaakt in verschillende bouwpatronen of -vormen. Deze worden nu vertaald naar beleidscategorieën. IN LAARNE ONDERSCHEIDEN WE DE VOLGENDE BELEIDSCATEGORIEËN EN ONTWIKKELINGSRICHTINGEN:

• Hoofddorpen: dit zijn de groeipolen van de nederzettingsstructuur van het buitengebied, waar de lokale groei inzake wonen,

voorzieningen en bedrijvigheid gebundeld wordt.

Het ruimtelijk beleid in de hoofddorpen is gericht op het verhogen van de leefbaarheid door het bieden van groeimogelijkheden in de vorm van bijkomende woongelegenheden (enkel ter opvang van de lokale behoefte) en door de verbetering van de kwaliteit van de woonfunctie (woonomgeving en woning). Functiewijzigingen en uitbreiding van het woningvolume zijn ten alle tijde mogelijk, tenzij lokale bepalingen anders vermelden. Volgende kernen worden als hoofddorp weerhouden (PRS Oost-Vlaanderen): - Laarne (incl. Zand)1 - Kalken

• Geïsoleerde woningen: dit zijn vrijstaande woningen die verspreid in het landelijk gebied voorkomen.

Het ruimtelijk beleid voor de geïsoleerde woningen is gericht op het vastleggen van de woonfunctie (juridisch bevestigen) en het toekennen van een basisrecht “wonen” als minimaal uitgangspunt. Dit basisrecht houdt in dat na de goedkeuring van het RUP de zonevreemde woningen een stedenbouwkundige vergunning kunnen krijgen voor het verbouwen, herbouwen en uitbreiden van hun woning, en eveneens een functiewijziging, afhankelijk van hun ligging in de deelruimten. De mate van uitbreiding en de geschikte woontypologie zal het resultaat zijn van een gericht onderzoek gekoppeld aan het RUP. De gemeente zal dit basisrecht voorgoed vastleggen door het in te bedden in haar gemeentelijk ruimtelijk beleid. Zij dient dit te doen door het opmaken van een gemeentelijk ruimtelijk structuurplan voor 1/5/2005 en een RUP “zonevreemde woningen” voor 1/5/2006 of de zonevreemde woningen in te bedden in een algemeen RUP. Het vastleggen van de woonfunctie is gebiedsgericht opgesteld. Afhankelijk van de desbetreffende deelruimte worden specifieke ontwikkelingsrichtingen vooropgesteld:

- in de Multifunctionele ruimte Laarne-Kalken: herbouw, uitbreiding, verbouwing en functiewijziging worden toegelaten zolang zij geen afbreuk doen aan het landelijk karakter van de omgeving.

- ... Om tegemoet te komen aan bovengenoemde ontwikkelingsrichtingen kunnen een aantal ruimtelijk beleidselementen naar voor worden geschoven: 1. Verbeteren van de kwaliteit van de woonfunctie De verschillende woongebieden in Laarne hebben een eigen positie binnen de gemeentelijke en de regionale woningmarkt op basis van hun kwaliteiten, hun troeven. De beleidskeuzes houden met deze realiteit rekening en zijn o.a. hierboven vertaald in een aantal beleidscategorieën. Een aspect dat daarbij een steeds grotere rol gaat spelen is de kwaliteit van de woonfunctie. Kenmerken van de woning en de woonomgeving bepalen deze woonkwaliteit.


Het dient een prioriteit te zijn in het beleid van de gemeente Laarne om de woonkwaliteit in de woongebieden te behouden en te verbeteren.

Er wordt verder ingegaan op de “Wenselijkheden omtrent de kwaliteit van de woonomgeving”, nl:

• … • Bij alle bouwen woningprojecten dienen de aanwezige architecturale en landschappelijke troeven, zo als

waardevolle gebouwen, boomgaarden en het monumentale karakter van straten en pleinen betrokken te worden. • …. • De landschappelijke kwaliteit van de rurale omgeving van de kernen moet behouden en versterkt worden. • ….

In deel 5.2.2. Het Ruimtelijk Beleid” wordt verspreide bedrijvigheid behandeld: 5. Ontwikkelings- en uitbreidingsmogelijkheden voor de ruimtelijk verspreide bedrijvigheid aanreiken Het belang dat gehecht wordt aan de landschappelijke, natuurlijke en milieutechnische kwaliteiten van het landelijke gebied – opgenomen in de ruimtelijke identiteitsstrategie – maakt dat een aantal niet aan de omgeving (afhankelijk van de desbetreffende deelruimte) gebonden activiteiten al of niet verder kunnen ontwikkeld worden. Deze bedrijven dienen ruimtelijk te worden afgewogen (het opgestelde afwegingskader werd opgenomen in de bijlage van dit document). Wanneer zij de draagkracht van de omgeving niet overschrijden kunnen zij in een gebiedsgericht ontwerp-concept, gebaseerd op de ruimtelijk identiteitsstrategie, worden opgenomen. Hiervoor wordt hoofdzakelijk uitgegaan van de intrinsieke waarden van het desbetreffende gebied. Iedere deelruimte zal zo zijn eigen randvoorwaarden opleggen aan de ruimtelijk verspreide bedrijven.

Het doel van dit beleidselement is dus een (gebieds-)gerichte oplossing te bieden voor de zonevreemde bedrijven. Hiervoor worden volgende

basisprincipes naar voor geschoven:

• Waar mogelijk dient bedrijvigheid geconcentreerd te worden; • wanneer de aard en het karakter van het bedrijf en de ruimtelijke draagkracht van de omgeving het toelaten moeten de

bedrijven voldoende ontwikkelings- en uitbreidingsmogelijkheden geboden worden; • de problematiek van de geïsoleerde bedrijven dient gebiedsgericht aangepakt te worden. Het concept ‘ruimtelijk verspreide bedrijven’ wordt voorgesteld uitgaande van de ruimtelijke confrontatie en op basis van de 5 hoofdruimten (ruimtelijke identiteitsstrategie) in Laarne: Voor de multifunctionele ruimte Laarne-Kalken betekent dit: Algemene regel: bestaande vestigingen krijgen alle kansen om hun activiteiten op een volwaardige manier te kunnen ontwikkelen; nieuwe vestigingen mogen zich enkel in de hoofddorpen en de rurale zone-eigen woongebieden TYPE A vestigen. Bij uitbreiding van bestaande bedrijven moet naast het vergroten van de economische vitaliteit ook de ruimtelijke kwaliteit een positieve impuls krijgen:

- De activiteiten van zowel bestaande als nieuwe bedrijven moeten uitdrukkelijk lokaal en kleinschalig van aard zijn (zwak dynamisch).


- De aard van de bedrijvigheid moet verweefbaar blijven met de andere functies binnen de deelruimte, d.w.z. dat er geen grote overlast mag veroorzaakt worden voor de omliggende functies.

- Uitbreidingen kunnen enkel gebeuren op schaal van de omgeving.

- Een vlotte en veilige verkeersafwikkeling moet gegarandeerd worden of blijven.

- Bedrijven welke niet verenigbaar zijn met de andere functies van de multifunctionele ruimte moeten zich in het lokaal bedrijventerrein vestigen.

- Iedere uitbreiding moet samengaan met ruimtelijke kwaliteitswinst, wat o.a inhoudt dat er aan landschaps- en natuurontwikkeling gedaan wordt, dat verwaarloosde en overtollige bebouwing gesaneerd of gesloopt wordt en dat er inspanningen gebeuren om de uitstraling van het erf te verbeteren.

In deel 5.3 Gewenste Recreatieve Structuur, “5.3.2. Het ruimtelijk beleid”: wordt de algemene kwaliteitsverhoging in de gemeente behandeld (a) Beleidselementen 3. Behoud en kwaliteitsverhoging van attractiepunten in de gemeente De attractiepunten in de gemeente Laarne zijn de volgende:

- Kasteel van Laarne - Kasteeldreef en centrum Laarne - Centrum Kalken - De Kalkense Meersen - Damvallei

Het is de bedoeling om de ruimtelijke kwaliteit van deze attractiepunten te beschermen en te versterken zodat zij in hun eigenheid, in hun historische context, in hun toeristisch-recreatief nut en in hun samenhang met het gemeentelijk en regionaal toeristisch-recreatief netwerk versterkt worden. Het verdient aldus de aanbeveling om in BPA’s/RUP’s met deze attractiepunten rekening te houden en ze ook vanuit toeristisch-recreatief oogpunt te benaderen. Dit geldt eveneens voor de merkwaardige gebouwen, welke vandaag de dag geen wettelijke bescherming genieten. Een volledige inventaris van deze merkwaardige gebouwen is thans in opmaak door AROHM, afdeling Monumenten en Landschappen. Bij de opmaak van BPA’s/RUP’s dient aldus rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van deze merkwaardige gebouwen. Wat er op neer komt dat zij in hun (architecturaal-)historische context dienen gerespecteerd te worden. 5. Recreatief medegebruik van natuurgebieden Dit eist een systematische uitbouw van een netwerk van recreatief medegebruik en van natuur- en landschapsbeleving in de gebieden met een hoge belevingswaarde van de natuur: de Kalkense Meersen, de Damvallei en de omgeving Kasteelpark-Heusdensesloot. Deze uitbouw is echter steeds ondergeschikt aan de natuurfunctie en kan enkel toegestaan worden wanneer het inpasbaar is in het ontwikkelingsplan van het desbetreffende gebied. ......


Anderzijds zijn er de recreatieve assen, die belangrijk zijn als structurerende verbindingselementen tussen een aantal grote punten en/of landschappelijke eenheden. In dit kader geldt voor de fietsassen de verdere uitwerking van het eco-toeristisch lijnelement de Schelde. ..........

In deel 5.4 met de Gewenste verkeers- en vervoersstructuur, worden de ontwikkelingsopties uitgewerkt: 5.4.1. Ontwikkelingsopties Verbeteren van het bestaande wegennet: Het gebruik van bestaande verkeersinfrastructuur moet worden verbeterd zodat ongevallenconcentraties verminderen, knelpunten met een hoog onveiligheidsgevoel afgezwakt en de inrichting van de straatruimte zo aangepast wordt dat de kans op ongevallen vermindert en de gevolgen van een ongeval afnemen. Weren van doorgaand vrachtverkeer uit de verblijfsgebieden: Waar mogelijk en relevant dient het doorgaand verkeer uit de verblijfsgebieden te worden geweerd. De reden hiervoor is dat doorgaand verkeer gemengd met bestemmingsverkeer (in een verblijfsgebied) voor conflicten zorgt en de verkeersleefbaarheid vermindert. Daar waar het onmogelijk is om het doorgaand vrachtverkeer om te leiden dient de verkeersleefbaarheid afgedwongen te worden via een doortochtenbeleid. Bevorderen van de verkeersleefbaarheid en de verkeersveiligheid (voornamelijk voetgangers en fietsers): Het verhogen van de verkeersafwikkeling dient de verkeersleefbaarheid te respecteren. Het begrip verkeersleefbaarheid heeft zowel te maken met de verblijfskwaliteit en veiligheid als met de verkeersfunctie. In de relatie tussen beide moet de leefbaarheid benadrukt worden. Immers leefbaarheid is maar mogelijk indien de bereikbaarheid wordt gegarandeerd van zowel het stedelijk centrum, de landelijke kernen als de economische activiteiten. Voorzien van een comfortabele verblijfsomgeving voor de bewoners: Bewoners zijn kritische gebruikers van hun verkeersruimte. Een ongezellige straat, slecht wegdek, slecht verzorgde voetpaden zorgen voor klachten en een slechte beleving van de openbare ruimte in het algemeen en de verkeersruimte specifiek. Het komt er op aan door planning, inrichting en consequent beheer een degelijke, veilige en groene verblijfsruimte te voorzien voor de bewoners. Veilige en comfortabele fiets- en wandelroutes door Laarne: Het gebruik van de fiets en verplaatsingen te voet dient bevorderd te worden door aan fietsers en voetgangers veilige en comfortabele routes door Laarne aan te bieden, zowel voor toeristisch als voor dagdagelijks gebruik. Bijzondere aandacht zal hierbij gegeven worden aan het bovenlokaal fietsroutenetwerk, aan veilige fietsroutes tussen de verschillende woongebieden binnen de multifunctionele ruimte Laarne-Kalken en aan het in ere herstellen van kerk- en buurtwegels. De onderstaande kaart geeft deze opties grafisch weer:


kaart 4 Gewenste Ruimtelijke Structuur GRS Laarne – situatie Kern Kalken


In het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan wordt ook ruim aandacht besteed aan het belang van de Kalkense meersen. Hieronder worden kort de voornaamste principes voor de Kalkense Meersen in het GRS weer gegeven: 5.6. Gewenste natuurlijke structuur

5.6.2. Het ruimtelijk beleid voor de gewenste natuurlijke structuur

(a) Beleidscategorieën en hun ruimtelijk beleid Laarne heeft op haar grondgebied een aantal gebieden die belangrijke waarden en potenties hebben voor de natuurlijke structuur. Twee daarvan zijn zelfs structurerend op Vlaams niveau, nl. de Kalkense Meersen en de Damvallei die deel uitmaken van de vallei van de Zeeschelde. − P1: Kalkense Meersen: afbakening volgens habitat- en vogelrichtlijngebied)

5.7. Gewenste landschappelijke structuur

5.7.2. het ruimtelijk beleid voor de gewenste landschappelijke structuur

• Waardevol oud cultuurlandschap:

Gewenste ontwikkelingsrichting: Behouden en versterken van het oud cultuurland. Dit betekent een open (in de Kalkense Meersen) tot halfopen (Viergemete,...) landschap dat gekenmerkt wordt door een kleinschalige perceelsstructur bestaande uit voornamelijk gras- en weiland doorsneden door al dan niet sloten, beken, houtkanten en bomenrijen. Beleidselementen: − Bestaande inplantingen van allerlei gebouwen moeten geïntegreerd worden in het landschap. − De kleinschaligheid van gras- en weilanden wordt behouden en/of hersteld. − Scheuren van gras- en weiland is verboden.

Hierna volgende kaart geeft de gewenste ruimtelijke structuur weer zoals opgenomen in het GRS Laarne


kaart 5 Gewenste Ruimtelijke Structuur GRS Laarne – situatie Kern Kalken


5. Gewenste ruimtelijke structuur

5.1.1. Gewenste Toestand

Er wordt niet zozeer een nieuwe ontwikkeling gestimuleerd maar eerder een valorisatie van het bestaande erfgoed dat dreigt verloren te gaan door de opmars van rendementsbouw met appartement die een geheel andersoortige typologie heeft. De bestaande toestand waarin woningen ofwel via verkaveling ofwel reeds bestaand voor de opmaak van de gewestplannen, in valleigebied liggen, wordt voorgesteld tot bestendiging. Met uitzondering van kleinschalige tuinhuisjes, worden er geen nieuwe bouwmogelijkheden gecreëerd. De gewenste toestand gaat dus uit van:

- Valoriseren van het architecturaal erfgoed binnen de perimeter die het centrum van Laarne uitmaken en waar de grens van het RUP op gebaseerd is.

- Bestendiging van bestaande woningen en veelal tuinen in woongebied en + enkele in valleigebied (zonevreemdheid). - Verfijnen van de bestemming tussen woongebied en grenslijn met Kalkense Meersen

5.2. Toetsing aan de planningscontext en het GRS

Deze voorgestelde gewenste toestand is in zeer grote mate in overeenstemming met de hogere planniveaus en in het bijzonder met het GRS van Laarne. Er zijn weliswaar geen concrete bindende bepalingen omtrent het opstarten van het RUP, maar verschillende beleidselementen en –opties wijzen zeer sterk de geest aan waarin het centrum moet/kan evolueren.

5.3. Concrete planopties

De planopties tot de opmaak van het RUP Dorpskern Kalken zijn:

- de kleinschaligheid van aangeduide bebouwing omschrijven en vastleggen om zodoende ook het typische dorpsbeeld te respecteren.

- de typologie van aangeduide bebouwing waarbij een maximum van 2 bouwlagen met voornamelijk hellende daken wordt gehanteerd, maar met mogelijkheden voor uitbreidingen

- het vrijwaren bestaande grote tot zeer grote tuingehelen voor verkaveling en bebouwing. Deze tuingehelen geven vandaag immers invulling aan het typische beeld van sommige straten in Kalken.

- Het corrigeren van rooilijnen t.o.v de situaties ter plaatse waar deze rooilijnen waardevolle bebouwing bezwaart en waar de verkeersveiligheid niet in het gedrang komt door het aanpassen van die rooilijnen. Het is de bedoeling de waardevolle bebouwing te kunnen behouden en verbouwen zonder dat de rooilijn deze procedures onmogelijk maakt.

o Vromondstraat: hier wordt bvb de binnenhoek van de bocht met Kalkendorp versmalt maar wordt de buitenhoek (aansluiting Koffiestraat) ruimer gehouden dan de huidige bebouwing om een veiliger kruispunt te kunnen ontwerpen.


o Koffiestraat: wordt versmald volgens inplanting historische waardevolle gebouwen omdat hierdoor veiligheid nergens in gedrang komt.

o Kalkendorp van Vromondstraat tot kruising Boombosstraat: wordt versmald tot inplanting historische bebouwing omdat hierdoor veiligheid nergens in gedrang komt.

o Kalkendorp vanaf Boombosstraat + Vaartstraat: de goede doorstroming lijkt geen probleem. De rooilijn kan versmald worden volgens de inplanting van de historische en de waardevolle bebouwing in die straten.

o Kwernstraat + Kleine Molenstraat: straten met weinig circulatie; de rooilijn kan versmald worden volgens de inplanting van de historische bebouwing.

- kleine deeltjes agrarisch herbestemmen naar woongebied, omdat die al onder de vorm van tuinen op vandaag

bestaan en ingericht zijn (hetzij van voor de opmaak van het gewestplan, hetzij via verkaveling). Dit geldt ook voor de gedeeltelijk zonevreemde drankencentrale in het woonlint van Kalkendorp.

- verfijnen van de bestemming tussen woongebied en grenslijn met Kalkense Meersen als valleigebied met de mogelijkheden voor bestaande landbouwzetels.

- Inbrengen van groenassen onder de vorm van fietsassen


6. Milieueffectrapportage – verzoek tot raadpleging

Ingevolge het plan-mer-decreet van 27 april 2007 dat vanaf 1 juni 2008 van toepassing is op alle ruimtelijke uitvoeringsplannen worden in dit hoofdstuk de milieueffecten van voorgenomen plan onderzocht.

Het RUP beslaat een oppervlakte van +/- 34ha 04h 84ca en vormt geen kader voor de toekenning van een vergunning voor een project uit de bijlage I of II van het project-m.e.r.-besluit van 17 februari 2005). Dit betekent dat het voorliggend RUP de procedure van de mer-screening kan volgen.

De opdracht van het RUP ligt in het beter valoriseren van het bestaande patrimonium en in het bestendigen van bestaande bebouwing en vooral tuinen in Valleigebied. Het is dus duidelijk dat het om een bestendiging van de bestaande situatie gaat. Concreet betekent dit dat op gebied van het thema “Mobiliteit” er geen enkele wijziging zal plaats vinden tov die bestaande toestand. Dit thema wordt dan ook niet meegenomen in onderstaande screening.

De volgende disciplines worden binnen dit RUP als relevant beschouwd:

- Bodem - Water - Fauna en flora - Landschap, Beschermd Erfgoed - Mobiliteit - Mens, landbouw

Voor elke discipline wordt de referentiesituatie weergegeven en vervolgens worden de verwachten effecten volgens de opties in het RUP weergegeven.

6.1. Nulalternatief

Het nulalternatief impliceert het behoud van de gewestplanvoorschriften voor de zone, m.a.w. het verder zetten van het huidig stedenbouwkundig beleid. - Inzake het waardevol patrimonium betekent dit een onvoldoende juridische bewaking van het niet-beschermd erfgoed in de dorpskern; zeker in functie van verbouwingen en uitbreidingen. Enkel in geval van slopingsaanvraag van een gebouw dat op de erfgoedlijst van het VIOE staat, is een advies van de bevoegde administratie onroerend erfgoed verplicht. - Bij behoud van de rooilijnen zoals op vandaag kennen de waardevolle bebouwing steeds een moeilijke procedure door hun bezwaring met de rooilijn. - De percelen in het zuiden van het RUP zijn op het gewestplan aangeduid als valleigebied. In het valleigebied geeft het gewestplan nog mogelijkheden tot bebouwing. In het nulalternatief blijft dit dus behouden. Het RUP verstrengt echter de situatie voornamelijk door enkel bouwmogelijkheden toe te laten voor bestaande landbouwzetels en in aansluiting ermee. Het nulalternatief scoort dus steeds slechter dan het RUP-plan.


6.2. Bodem

REFERENTIESITUATIE

kaart 6 Bodemkaart: De bodem is aangeduid als: – Antropogeen (grootste deel) - Vochtig Zand - Vochtige klei


EFFECTEN Het RUP-voorstel heeft als doelstellling het valoriseren van bestaand architecturaal en stedenbouwkundig erfgoed + het bestendigen van reeds bestaande bouwstructuren in Valleigebied met enkel kleinschalige tuinhuisjes. Deze afbakening zal dus slechts gering of geen effect hebben op de huidig aangeduide bodemstructuur.

6.3. Water

Zie watertoets

6.4. Fauna en flora

REFERENTIESITUATIE

kaart 7 Biologische waarderingskaart:


kaart 8 Natura 2000:

EFFECTEN Het RUP bevat 1 perceel met biologisch waardevolle gebied; maar bevat tevens een aantal deeltjes faunistisch belangrijke gebieden.

Op de kaart Natura 2000 is er een vrij ruime aanduiding als vogelrichtlijngebied en ook twee gebieden als Habitatgebied aangeduid.

De voorstellen van het RUP, nl het valoriseren van bestaand architecturaal en stedenbouwkundig erfgoed, zal echter slechts gering of geen effect hebben op de huidige biodiversiteit. Tevens de bestendiging van wat in de bestaande toestand al aanwezig is (nl enkele woningen en vooral percelen die vandaag reeds als tuin zijn ingericht), zal geen of slechts gering effect hebben op de huidige biodiversiteit.


Het RUP is gelegen in en rakend aan een vogelrichtlijn- of habitatgebied. Aangezien echter de doelstelling van het RUP is om reeds bestaande tuinen en woningen ook als dusdanig vast te leggen (zonder bijkomende bouwmogelijkheden), zullen ons inziens de voorgestelde bestemmingswijzigingen geen significante invloed of effect hebben op de huidige toestand. Er is ons inziens bijgevolg dan ook geen passende beoordeling nodig.

6.5. Landschap - Beschermd erfgoed

REFERENTIESITUATIE In het RUP-gebied is op gebied van Landschap en Beschermd Erfgoed, vooral het zuidelijke deel met de overgang naar het Valleigebied van belang door de aanduidingen van relictgebied, zowel als ankerplaats.

kaart 9 Landschapsatlas – Onroerend Erfgoed


EFFECTEN

De bestendiging van enkele woningen en vooral reeds bestaande tuinen, zal geen effect hebben op de huidige landschapsstructuur. Er wordt tevens een hogere bescherming geboden aan architecturaal en stedenbouwkundig erfgoed maar dat heeft geen invloed op de landschapsstructuur.

6.6. Mobiliteit

REFERENTIESITUATIE Het RUP wordt doorsneden door een hoofdcirculatie onder de vorm van de Vaartstraat, Kalkendorp, Vromondstraat Daarnaast zijn er nog een aantal typische woonstraten Nerenweg, Koffiestraat, Boombosstraat en Uitbergsestraat. EFFECTEN Het RUP is duidelijk niet gericht op een wijziging van ontsluiting binnen het studiegebied. De hoofdontsluiting blijft langs de Vaartstraat, Kalkendorp en Vromondstraat. Wat betreft aantal bewegingen is er weinig of geen extra druk op de mobiliteit. Het RUP heeft geen nadelige effecten op het aspect mobiliteit voor het centrum van Kalken.

6.7. Mens – Landbouw

REFERENTIESITUATIE De landbouw is nog sterk aanwezig op het zuidelijke deel van het RUP aan de grens met het Gewestelijk RUP Kalkense Meersen.Het gaat hier om afwisselend weiden, akkers en braakliggende gronden. Het gebied is niet aangeduid als herbevestigd agrarisch gebied. In het RUP blijven deze gronden ter beschikking van de landbouw.

EFFECTEN

Er is geen nadelig effect van het RUP op het bestaan of gebruik van de besproken landbouwgebieden.

6.8. Grensoverschrijdende effecten

Nihil, gezien de beperkte milieueffecten die te verwachten zijn door dit planinitiatief en de afstand tot de lands- en gewestgrens.


6.9. Motivatie tot niet-opmaak van een Plan-MER

Onderhavig RUP is niet van rechtswege plan-MER-plichtig. Er hoeft geen passende beoordeling worden opgemaakt en het RUP vormt niet het kader voor de toekenning van een vergunning voor een project opgesomd in bijlage I en II van het project-m.e.r.-besluit van 10/12/2004.

Aangezien via het RUP geen significante milieu-effecten zijn te verwachten (zie hierboven), is de opmaak van een plan-MER niet noodzakelijk.


7. Watertoets

Het decreet integraal waterbeleid van 18 juli 2003 bepaalt dat voor elk (ruimtelijk) plan de watertoets moet gebeuren, nl. nagaan of het plan geen schadelijk effect heeft op het natuurlijk watersysteem.

kaart 10 Watertoets

Vaststelling ligging: Een deel in het westen (met zowel mogelijk overstromingsgevoelig en effectief overstromingsgevoelig gebied), heeft aanduiding gekregen op de kaart van de watertoets. Ook verderop in de Vaartstraat is een deel van het RUP in effectief en mogelijk overstromingsgebied gelegen.


Deze kaart moet echter ook geïnterpreteerd worden in het kader van de uitvoering van het Sigmaplan (zie hierboven). Het gebied van de Kalkense meersen buiten het plangebied van dit gemeentelijk RUP zal op korte termijn worden ingericht als wetland. In juni 2010 werd hiervoor een project-MER goedgekeurd (“Sigmaplan Zone 1 : Cluster Kalkense Meersen”. Hierbij werd het effect op de waterkwantiteit onderzocht via het hydraulisch model van de Kalkenvaart van VMM, afdeling Water. Gebleken is dat tijdens overstromingsomstandigheden de afwatering van de bovenstroomse gebieden niet tot wateroverlast zal leiden. (p. 30 NTS, project-MER). Desondanks kan het niet uitgesloten worden dat de effectief en mogelijk overstromingsgevoelige gebieden binnen dit gemeentelijk RUP in de toekomst een hogere grondwaterstand zullen kennen. In het westelijk deel, gaat het om een bestaand agrarisch bedrijf, waarvan enkel het voorste perceeldeel als woongebied zou worden bestendigd. Dit gaat volledig uit van de bestaande toestand en heeft geen invloed op de waterhuishouding. Achteraan in het mogelijk overstroombaar gebied in de bestaande toestand een landbouwloods en een opslagplaats voor landbouwmachines ingericht. Bij voorschriften in valleigebied waar voor landbouwzetels in aansluiting van bestaande bebouwing, uitbreidingen worden toegestaan, zullen deze uitbreiding maatregelen moeten treffen om met de mogelijke hogere grondwaterstand dit mogelijk overstroombaar gebied om te gaan (funderingstype en hoogte, afvoer en opvang regenwater). In het midden aan de zuidelijke zijde is een atelier (zonevreemd) in effectief overstromingsgebied gelegen. Door de plaatsing van deze bebouwing in valleigebied (met enkel bouwmogelijkheden voor landbouwzetels), blijft dit atelier dus zonevreemd en bestemd om op termijn uit te doven. In het algemeen zullen met betrekking tot de watertoets, volgende voorschriften van toepassing zijn: - Maximaal herbruik van hemelwater en maximale infiltratie van water in tweede instantie al algemene regel - De riolering voor nieuwbouw moet gescheiden gebeuren voor hemelwater en huisvuilwater. Het hemelwater moet

voldoende opgevangen wordt in regenwaterputten in verhouding tot de dakoppervlakte en conform de gewestelijk hemelwaterverordening. Dit is gevat is gemeentelijke en gewestelijke verordeningen.

- De verhardingsmaterialen moeten maximaal waterdoorlatend zijn, tenzij andere wetgeving dit niet toelaat. Dit is gevat in de onderstaande voorschriften.

- Voor hemelwater afkomstig van verhardingen (die geen dakoppervlakte zijn) groter dan 200m², moeten (conform de gewestelijke stedenbouwkundige verordening) ook maatregelen getroffen worden in het project. Indien deze worden geoordeeld als zijnde waterdoorlatend, hoeft de verharding niet in rekening te worden gebracht. Indien de verharde oppervlakte groter is dan 200m² moet met een vertraagde afvoer of met buffering gewerkt worden, om te zorgen dat regenwater niet in grote hoeveelheden naar de riolering wordt verplaatst. Dit is gevat in de gewestelijke hemelwaterverordening.

Er is in de bestaande toestand voldoende openruimte voorhanden om waterbuffering te voorzien met opvangcapaciteit voor regenwater zodat dit als gevolg van vroegere en eventuele toekomstige verharding, niet direct de grond van het perceel kan indringen. De buffering van water mag evenwel niet worden afgewenteld op het naastliggend agrarisch gebied. Voor de berekening van deze buffercapaciteit is de courante gewestelijke hemelwaterverordening van toepassing.

Met opmaak: Onderstrepen


8. Ruimtebalans t.o.v het gewestplan – Planschade -Planbaten

8.1. Ruimtebalans

Er zijn enkele in het zuidelijke deel van het RUP enkele percelen die overgaan van agrarisch (vallei)gebied naar woongebied, agrarisch (vallei)gebied. De volgende tabel geeft de oppervlakten waar waarover het gaat. Voor de andere delen van het RUP blijft de bestemming van het gewestplan onverminderd van toepassing. Van: Naar: Woongebied Ag. Gebied (valleigebied) Openbaar Nut Woongebied 3a 43ca 4ha 12a 61ca Ag Gebied (valleigebied) 2ha 80a 42

8.2. Planschade -Planbaten

Voorgaande tabel geeft de bestemmingswijzigingen weer, die aanleiding kunnen geven tot een planbaten/planschadeheffing. Indien er echter een onteigeningsplan wordt toegevoegd is niet meer van toepassing. Op het grafisch plan is in kaart weergegeven op welke percelen de planbaten van toepassing kunnen zijn. (Register gewijzigde bestemmingen). Het grootste deel slaat op zones van gebiedscategorie Landbouw naar Wonen. Er is ook een klein deel van gebiedscategorie Landbouw naar Wonen


9. Opgave van de voorschriften die strijdig zijn met het RUP en die opgeheven worden

Gewestplan: De voorschriften en bepalingen van het gewestplan Gentse en Kanaalzone (KB 14-09-1977), voor de afbakening van het RUP worden opgeheven bij de inwerkingtreding van onderhavig gemeentelijk RUP. Het gaat om de voorschriften en bepalingen voor woongebied, en agrarisch gebied. Rooilijnen: De rooilijnen worden opgeheven volgens de aanduiding op het grafisch plan bestemmingen. Het gaat om rooilijnen op: - N407 Vaartstraat, Kalkendorp en Vromondstraat (KB 25/10/1974). - de Koffiestraat (gemeenteraad dd. 19/07/1922). - de Nerenweg (MB 10/11/1959) - Kwernstraat en Kleine Molenstraat (MB 16/071957), - Boombosstraat en Uitbergsestraat (rooilijn als gevolg van onteigening gemeenteraad 22/01/1980).


B. STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN


VERORDENENDE VOORSCHRIFTEN TOELICHTING

ARTIKEL 0: ALGEMENE VOORSCHRIFTEN

0.1. VERORDENENDE KRACHT VAN ONDERHAVIG GEMEENTELIJK RUP

De grafische plannen en de erbij horende stedenbouwkundige voorschriften hebben verordenende kracht.

De toelichting bij de voorschriften in de rechterkolom en schuin gedrukt dienen als richtinggevende interpretatie van de voorschriften gelezen te worden samen met de stedenbouwkundige voorschriften. Hierin zijn ook definities opgenomen. Deze bepalingen en definities zijn richtinggevend. Er kan dus, mits voldoende motivatie, van afgeweken worden

0.2. BEOORDELINGSCRITERIA TOT DUURZAME ONTWIKKELING

Elke aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning binnen onderhavig gemeentelijk RUP zal, naast de toetsing aan de bestemmings- en inrichtingsvoorschriften, onder meer beoordeeld worden aan de hand van volgende criteria:

- Zuinig en compact ruimtegebruik

- Kwalitatief kleur- en materiaalgebruik

- Landschappelijke en stedelijke integratie

- Waterbeheersing

De aanvrager van een stedenbouwkundige vergunning dient via de motiveringsnota aan te tonen dat aan deze criteria is voldaan.

De reeds voorziene beschrijvende nota in de procedure van aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning, dient de elementen aan te halen die aantonen dat aanvraag tot de stedenbouwkundige vergunning voldoet aan de beoordelingscriteria. Indien uit het dossier tot aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning blijkt dat niet voldaan is aan onder meer deze criteria, dan kan de stedenbouwkundige vergunning, niettegenstaande het voldoet aan de bestemmings- en inrichtingsvoorschriften, geweigerd worden omwille van het feit dat de aanvraag niet voldoet aan de beoordelingscriteria tot duurzame ontwikkeling

0.3. PUBLICITEIT

Het hoogste punt van de publiciteit mag maximaal 3.5m bedragen en moet geplaatst worden volgens de vigerende wetgeving van de wegbeheerder. Zij mag geen lichtopeningen of deuren en poorten bedekken. Voor publiciteit en media worden geen lichtbakken of neonverlichting toegestaan.



0.4. AANTAL BOUWLAGEN

Bebouwingen in het RUP kunnen maximaal 2 bouwlagen onder de kroonlijst hebben.. In geval van een hellend dak kan de ruimte in het dak als 1 extra bouwlaag worden ingericht.

Bestaande bebouwing met meer dat twee bouwlagen onder de kroonlijst kunnen ook bij verbouwing behouden blijven.

0.5. DAKKAPELLEN

Dakkapellen kunnen enkel in de achterzijde van de bebouwing. De totale breedte van nieuwe dakkapellen bedraagt maximaal 1/3 van de gevelbreedte.

Reden om deze eventuele kapellen naar achter te schuiven tov het voorgevelvlak is om te voorkomen dat visueel een sterk zichtbare bijkomende bouwlaag ontstaat.

0.6. GARAGES - POORTEN EN DOORGANGEN

Per wooneenheid in meergezinswoningen moet 1.5 garages of parkeerplaatsen worden voorzien. De tuinzone mag door deze garages of parkeerplaatsen niet in het gedrang worden gebracht.

In de voorgevels mag slechts één garagepoort of één parkeerplaats of één doorrit voor garages voorzien worden.

0.7. TERRASSEN

Terrassen kunnen enkel ingericht worden aan de achterzijde van bebouwing zonder de privacy van de omgeving te schenden.



ARTIKEL 1: WOONGEBIED. GEBIEDSCATEGORIE WONEN

1. BESTEMMING

Het gebied is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen.

De woongebieden zijn multifunctionele gebieden waar verweving van functies het uitgangspunt is.

De woongebieden zijn naast het wonen ook bestemd voor openbare ruimtes (groene en verharde) en voor aan het wonen verwante voorzieningen. Het gaat om handel, horeca, agrarische en ambachtelijke bedrijven, openbare en private nutsvoorzieningen, kantoren en diensten, en socioculturele inrichtingen en recreatieve voorzieningen.

2. INRICHTING

Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving.

Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan:

- de relatie met de in de omgeving aanwezige functies;

- de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers;

- de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;

- de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen;

- de bestaande of gewenste woondichtheid

- de inpassing in de omgeving

Wonen, openbare groene en verharde ruimten en aan wonen verwante activiteiten zijn evenwaardig of nevengeschikt. Activiteiten in het woongebied moeten beoordeeld worden op hun verenigbaarheid met hun omgeving wat schaal en ruimtelijke impact betreft (dit geldt dus voor alle toegelaten activiteiten, ook het wonen). De te beschouwen omgeving is afhankelijk van de voorgestelde ingreep. De beoordeling van de verenigbaarheid zal in de praktijk sterk verschillen. Voor werken met een beperkte ruimtelijke impact of een beperkte schaal zal de beoordeling beknopt blijven.

Met inpassing in de omgeving wordt bedoeld de inplanting, het reliëf en de bodemgesteldheid, het bouwvolume en het uiterlijk, ….van het project of gebouw.

De beoordeling gebeurt door de vergunningverlener. Het aanvraagdossier moet dus afhankelijk van de beoogde ingreep de nodige elementen bevatten om de beoordeling mogelijk te maken.

ARTIKEL 1A: SPECIFIEKE INRICHTINGSVOORSCHRIFT VOOR BEBOUWING

AANGEDUID ALS WAARDEVOLLE BEBOUWING (DIE GEEN MONUMENT IS)

BINNEN WOONGEBIED

1. De gebouwen kunnen enkel in geval van heirkracht (brand, Het gaat hier over bebouwing uit de inventaris waardevol


VERORDENENDE VOORSCHRIFTEN TOELICHTING bouwvallige bouwfysische toestand...) afgebroken worden. Zij zullen enkel het voorwerp van verbouwingen en uitbreidingen kunnen zijn. Bijgebouwen of vorige verbouwingen kunnen wel verwijderd worden nadat aangetoond is via historisch onderzoek (bvb. oorspronkelijke bouwplannen,...) en fotoreportage, dat deze geen deel uitmaken van het oorspronkelijke concept(en) van de bebouwing.

2. De typologie van als waardevol aangeduide bebouwing moet bewaard blijven. Wonen onder dak is toegestaan op voorwaarde dat de woonkwaliteit behouden blijft en alle andere voorwaarden gevolgd worden.

3. Elke verbouwing en/of uitbreiding gebeurt met respect voor:

- het bestaande volume en kroonlijsthoogte,

- de verhoudingen van oorspronkelijke geleding en structuur van het gebouw,

- de oorspronkelijke openingen van de gevels, de stijlelementen, oorspronkelijk kleur en materiaalgebruik

4. Voortuinen en de oorspronkelijke afsluitingen van voortuinen (hekkens) moeten als dusdanig bewaard blijven.

5. De overheid kan bijkomende informatie vragen omtrent de historiek en toestand van het gebouw alvorens uitspraak te doen omtrent de voorgestelde verbouwingen.

erfgoed die geen monument is.

Sloopaanvragen voor bebouwingen van de inventaris waardevol erfgoed zijn nu reeds onderhevig aan advies van de cel Onroerend Erfgoed.

ARTIKEL 1B: SPECIFIEK INRICHTINGSVOORSCHRIFT VOOR DE AANGEDUIDE

WAARDEVOLLE TUIN (DIE NIET BESCHERMD IS) BINNEN WOONGEBIED

1. De aangeduide tuinen moeten behouden blijven als tuin met zijn natuurkundige waarde en invulling en met zijn ruimtelijke samenhang.

2. Enkel werken, handelingen, inrichtingen, voorzieningen en wijzigingen in functie van het bovenstaande zijn toegelaten. Zij kunnen geen voorwerp uitmaken van een verkaveling of van bebouwing, tenzij de plaatsing van één kleinschalige tuinhuis per perceel. Opritten en terrassen zijn eveneens mogelijk.

Er zijn reeds een aantal beschermde tuinen. Deze vallen niet onder dit voorschrift omdat de inhoud van dit artikel er al op van toepassing is.


VERORDENENDE VOORSCHRIFTEN TOELICHTING ARTIKEL 1C: SPECIFIEK INRICHTINGSVOORSCHRIFT VOOR FIETS- EN

VOETGANGERSVERBINDING BINNEN WOONGEBIED

Ter hoogte van aanduiding dient een verbinding voor fietsers en voetgangers gerealiseerd te worden of behouden.

De aanduiding is indicatief: zowel de locatie als breedte kunnen afwijken van de plaats en breedte van de aanduiding op het bestemmingsplan; het symbool geeft enkel aan wat met wat verbonden wordt.

De minimale breedte bedraagt evenwel 1.5m

Het deel uitgevend op de Koffiestraat kan bij herinrichting van de bebouwing aan de straatzijde, ingericht worden samen met een gedeeltelijk open maken van de Steenbeek.

De aanleg van de verbinding voor fietsers en voetgangers moet in ontwerp reëel bijdragen tot de ontwikkeling van groene assen.

ARTIKEL 1D: SPECIFIEK INRICHTINGSVOORSCHRIFT VOOR BEBOUWING

AANGRENZEND AAN BEBOUWING AANGEDUID ALS WAARDEVOLLE BEBOUWING

(ART 1A), AAN WAARDEVOLLE STEDENBOUWKUNDIGE GEHELEN (ART 1C) EN

AAN MONUMENTEN BINNEN WOONGEBIED

Nieuwe aangrenzende bebouwing moet rekening houden met het naastgelegen aangrenzende volume van art 1 of art 2 en met monumenten voor wat betreft kroonlijsthoogte, dakvorm, nok, verhoudingen. De kroonlijst en de nok kunnen in de aangrenzende zone van 3m maximaal 1m verschillen van de kroonlijst en de nok van de bebouwing van artikel 1 en 2 en van de monumenten.

De monumenten zijn aangeduid op de kaart juridische toestand.



ARTIKEL 2: GEBIED VOOR OPENBAAR NUT GEBIEDSCATEGORIE GEMEENSCHAPS- EN NUTSVOORZIENINGEN

1. BESTEMMING

Het gebied is bestemd als gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.

Alle werken, handelingen, en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor het aanbieden van gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen zijn toegelaten.

De betrokken werken, handelingen en wijzigingen kunnen worden toegelaten ongeacht het publiek- of privaatrechtelijk statuut van de initiatiefnemer of het al dan niet aanwezig zijn van winstoogmerk.

ARTIKEL 2A: SPECIFIEKE INRICHTINGSVOORSCHRIFT VOOR BEBOUWING

AANGEDUID ALS WAARDEVOLLE BEBOUWING (DIE GEEN MONUMENT IS)

BINNEN WOONGEBIED

1. De gebouwen kunnen enkel in geval van heirkracht (brand, bouwvallige bouwfysische toestand...) afgebroken worden. Zij zullen enkel het voorwerp van verbouwingen en uitbreidingen kunnen zijn. Bijgebouwen of vorige verbouwingen kunnen wel verwijderd worden nadat aangetoond is via historisch onderzoek (bvb. oorspronkelijke bouwplannen,...) en fotoreportage, dat deze geen deel uitmaken van het oorspronkelijke concept(en) van de bebouwing.

2. De typologie van als waardevol aangeduide bebouwing moet bewaard blijven. De bestemming openbaar nut onder dak is toegestaan op voorwaarde dat de gebouwkwaliteit behouden blijft en alle andere voorwaarden gevolgd worden.

3. Elke verbouwing en/of uitbreiding gebeurt met respect voor:

- het bestaande volume en kroonlijsthoogte,

- de verhoudingen van oorspronkelijke geleding en structuur van het gebouw,

- de oorspronkelijke openingen van de gevels, de stijlelementen, oorspronkelijk kleur en materiaalgebruik

4. De overheid kan bijkomende informatie vragen omtrent de historiek en toestand van het gebouw alvorens uitspraak te doen omtrent de voorgestelde verbouwingen.

Het gaat hier over bebouwing uit de inventaris waardevol erfgoed die geen monument is; concreet over de pastorie

Sloopaanvragen voor bebouwingen van de inventaris waardevol erfgoed zijn nu reeds onderhevig aan advies van de cel Onroerend Erfgoed.

Er moet absoluut voorkomen worden dat gewijzigde vloerhoogte voor ramen passeren.



ARTIKEL 2B: SPECIFIEK INRICHTINGSVOORSCHRIFT VOOR FIETS- EN

VOETGANGERSVERBINDING BINNEN WOONGEBIED

Ter hoogte van de aanduiding dient een verbinding voor fietsers en voetgangers gerealiseerd te worden of behouden.


De minimale breedte bedraagt evenwel 1.5m.




ARTIKEL 3: VALLEIGEBIED GEBIEDSCATEGORIE AGRARISCH GEBIED

1. BESTEMMING

Het gebied is bestemd voor de beroepslandbouw in valleigebied.

Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven zijn toegelaten, voor zover zij het valleikarakter niet schaden.

Landbouw is de hoofdbestemming in dit gebied. Hierbij mag het valleikarakter behouden blijven. Dit betekent o.a. dat terreinophogingen en drainages niet zijn toegelaten.

2. INRICHTING

Nieuwe bebouwing is enkel toegelaten:

− aansluitend op een bestaande landbouwbedrijfszetel en in verhouding met de bestaande gebouwen;

− als schuilhok.

− Indien mogelijk voorkomende situaties van effectief of mogelijk overstromingsgebied ingecalculeerd worden bij de inplanting en de uitwerking van de bebouwing onder de vorm van funderingen, niveau, afvoer en opvang van regenwater.

Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, zijn de volgende werken, handelingen en wijzigingen eveneens toegelaten:

- het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur, gericht op het al dan niet toegankelijk maken van het gebied voor educatief of recreatief medegebruik, waaronder het aanleggen, inrichten of uitrusten van paden voor niet-gemotoriseerd verkeer;

- de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en de landschapswaarden;

De omzendbrief betreffende de inrichting van de gewestplannen bevat richtlijnen met betrekking tot de inrichting van deze schuilhokken.

In de bestaande toestand zijn er het valleigebied een aantal typerende bosjes. Ook komen veelvuldig weilanden voor. Het voorschrift slaat op de instandhouding en mogelijke versterking van deze bosjes en weilanden.

Het natuurlijk reliëf moet door dit voorschrift ook maximaal behouden blijven.



ARTIKEL 3A: SPECIFIEK INRICHTINGSVOORSCHRIFT VOOR FIETS- EN

VOETGANGERSVERBINDING BINNEN VALLEI GEBIED

Ter hoogte van de aanduiding dient een verbinding voor fietsers en voetgangers gerealiseerd te worden of behouden.


De minimale breedte bedraagt evenwel 1.5m.


ARTIKEL 4: WEGENIS GEBIEDSCATEGORIE LIJNINFRASTRUCTUUR

1. BESTEMMING

De weg is bestemd voor gezamenlijk gemengde lokale verkeer van zowel autoverkeer, als voetgangers en fietsers.

2. INRICHTING

De inrichting maakt gebruik van de noodzakelijke infrastructuur, parkeergelegenheid, voetpaden, nutsvoorzieningen, groenaanleg en straatmeubilair nodig om de bestemming te verwezenlijken.

Deze inrichting zal vooral als doel hebben om de snelheid van de voertuigen te verlagen ten einde een aangenaam woonklimaat te verwezenlijken. Speciale inrichtingen kunnen voorzien worden om de snelheid van de voertuigen te verlagen.



ARTIKEL 5: VOETGANGERS- EN FIETSWEG GEBIEDSCATEGORIE LIJNINFRASTRUCTUUR

1. BESTEMMING

De weg is bestemd voor voetgangers en fietsers. In voorkomend geval is verkeer voor nooddiensten en landbouwverkeer toegestaan.

2. INRICHTING

De inrichting maakt gebruik van de noodzakelijke infrastructuur, nutsvoorzieningen, groenaanleg en straatmeubilair nodig om de bestemming te verwezenlijken.

De minimale breedte bedraagt steeds 1.5m.



SumColofon

DATUM OPGESTELD TE BRUSSEL, JANUARI SEPTEMBER APRIL 20121 PROJECTLEIDER PATRICK MAES, GEOGRAAF – RUIMTELIJK PLANNER PROJECTMEDEWERKERS WIM GEEROMS, ARCHITECT – STEDENBOUWKUNDIGE PHILIPPE MARCHAND, GRAFICUS SUMCONTACT WATERLOOLAAN 90 COUPURE RECHTS 164B B-1000 BRUSSEL 9000 GENT T: +32 2 512 70 11 T: +32 9 225 54 88 F: +32 2 512 31 90 F: +32 9 223 98 92 [email protected] [email protected]

mailto:[email protected]

mailto:[email protected]

6081 – Gemeente Laarne Ruimtelijk Uitvoeringsplan “Dorpskern … · 2012. 1. 23. · 6081 /...

Documents

Transcript of 6081 – Gemeente Laarne Ruimtelijk Uitvoeringsplan “Dorpskern … · 2012. 1. 23. · 6081 /...