366 Oneerlijke Mededinging, Actie Apothekers Tegen Preferentiebeleid
-
Upload
truongdiep -
Category
Documents
-
view
213 -
download
0
Transcript of 366 Oneerlijke Mededinging, Actie Apothekers Tegen Preferentiebeleid
jurisprudentie
35zorg & financiering > 4-2008
nen worden gehanteerd in de periode vooraf-gaand aan de formele vaststelling als beleids-regel door de staatssecretaris. Uit jurisprudentievan de Centrale Raad van Beroep blijkt dat deze
protocollen naar het oordeel van de Raad ookvóór de formele vaststelling door het CIZ alsbeleid gehanteerd konden worden.Bron: RZA 2008, 18<
365 wachtlijst voor door bureau jeugdzorg en ciz geïndiceerdebehandelplek in orthopedagogisch behandelcentrum;zorgplicht van zorgkantoor
De Voorzieningenrechter van de RechtbankHaarlem wees op 7 december 2007, onder num-mer 140689 / KG ZA 07-614, vonnis in eengeschil tussen een verzekerde en de staat, deprovincie Noord-Holland, Bureau JeugdzorgNoord-Holland en het zorgkantoor.
Eiseres, een zestienjarig meisje, vordert vangedaagden plaatsing binnen twee weken op eenbehandelplek voor orthopedagogische zorg.Zowel het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ)als Bureau Jeugdzorg heeft een indicatiebesluitafgegeven voor zorg in verband met eenpsychiatrische aandoening met een verstande-lijke beperking. Bureau Jeugdzorg stelde dat hetingevolge de Wet op de jeugdzorg tot taak heeftjeugdigen aanspraak te verlenen op jeugdzorg,maar dat het geen zeggenschap en verantwoor-delijkheid heeft over de plaatsing van jeugdigenin AWBZ-voorzieningen (Algemene wet bijzon-dere ziektekosten). Dit verweer slaagde. De pro-vincie stelde dat eiseres geen aanspraak heeft opjeugdzorg maar op zorg jegens haar zorgverze-keraar (artikel 6, lid 3 AWBZ) en dat de provincie
dus geen zorgplicht had. Ook dit verweer slaag-de. Ook de Staat trof geen verwijt nu er begelei-ding en zorg was voor eiseres en zij eenbehandelprogramma volgt. Het zorgkantoorerkende dat op haar materieel de plicht rust omer zorg voor te dragen dat AWBZ-verzekerdenhun aanspraak op zorg geldend kunnen maken.Voor zover er twee indicaties van kracht zijn,volgt uit de rangorde van de Wet op de jeugd-zorg en de AWBZ dat de aanspraak ingevolge deWet op de jeugdzorg voorgaat. Het zorgkantooris gebonden aan de wettelijke beperkingen diede minister van VWS stelt aan de capaciteit vande instellingen die de voor eiseres geïndiceerdezorg bieden. Het zorgkantoor had in verbandmet de wachttijd voorts een overbruggingsplekgevonden waarvan eiseres geen gebruik hadgemaakt. Onder deze omstandigheden kon hetnaar opvatting van de president het zorgkantoorniet worden toegerekend dat eiseres niet onmid-dellijk in de door haar gewenste instelling konworden geplaatst. Het zorgkantoor had nietonrechtmatig jegens eiseres gehandeld.Bron: RZA 2008, 25<
366 oneerlijke mededinging, actie apothekers tegenpreferentiebeleid
De Voorzieningenrechter Rechtbank ’s-Graven-hage wees op 20 december 2007, onder num-mer KG 07/1490, vonnis in een geschil tusseneen Zorgverzekeraars Nederland en apothekers-organisatie KNMP over de vraag of de overkoe-pelende beroeps- en brancheorganisatie van
apothekers onrechtmatig had gehandeld bij hetvoeren van de campagne ‘Slikt u alles van uwzorgverzekeraar?’ en in het bijzonder of dereclame-uitingen van gedaagde kunnen wordenbeschouwd als misleidend in de zin van artikel6:194 BW.
ZenF-0408- cyaan.qxd 9-4-2008 13:16 Pagina 35
stelsel
36 4-2008 > zorg & financiering
Volgens de president geldt als uitgangspunt dathet ingevolge artikel 6:195 BW aan de beroeps-en brancheorganisatie van apothekers is om de
juistheid van de in die uitingen vervatte stellin-gen of suggesties aannemelijk te maken.Bron: RZA 2008, 27<
367 preferentiebeleid generieke geneesmiddelen; strijd met hettransitieakkoord
De Voorzieningenrechter Rechtbank Bredawees op 4 januari 2008, onder nummer 183442/KG ZA 07-712 vonnis in een geschil tussen eenaantal geneesmiddelenfabrikanten en zorg-verzekeraars ten aanzien van de vraag of hetPreferentiebeleid generieke geneesmiddelendat door de zorgverzekeraars wordt gevoerdonrechtmatig is.
De president constateerde geen strijd met deMededingingswet. Het sinds 2005 ingezette(collectieve) preferentiebeleid ten aanzien van
een drietal werkzame stoffen was toelaatbaar.Het door de zorgverzekeraars ten aanzien vaneen negental werkzame stoffen als ‘individueel’gekwalificeerde aanvullende preferentiebeleidwerkt in de praktijk uit als een ‘gezamenlijk’preferentiebeleid. Voor zover de zorgverzeke-raars dit hebben gecoördineerd en dezelfdegeneesmiddelen hebben aangewezen, werd hetbeleid echter in strijd met het Transitieakkoordgeacht.Bron: RZA 2008, 29<
ZenF-0408- cyaan.qxd 9-4-2008 13:16 Pagina 36